VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING Onderwijsinspectie - Secundair Onderwijs
Inspectieverslag over de schooldoorlichting van De Wijnpers – Provinciaal onderwijs Leuven
Inrichtende macht
Provinciebestuur Vlaams-Brabant Provincieplein 1 3010 Leuven De Wijnpers – Provinciaal onderwijs Leuven
Instelling Adres Telefoon Fax E-mail Website Instellingsnummer Werkstation Datum doorlichting Dirk Diepers
Mechelsevest 72 3000 Leuven 016/23 69 51 016/23 21 62
[email protected] [email protected] http://www.dewijnpers.be 32938 28 Van 13 oktober tot en met 17 oktober 2008
Samenstelling inspectieteam Marjan Meulewaeter
Els Gallin
Marie-Rose Van Nooten
Coördinatie en verslaggeving
Marjan Meulewaeter
Intern nummer van de school Datum van bespreking met de directie
G03/01 27 november 2008
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 1
VOORAF 1 •
Leeswijzer
Voor u ligt een verslag van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap over de doorlichting van een school voor secundair onderwijs. Deze doorlichting vindt haar rechtsgrond in het decreet van 1991 m.b.t. de onderwijsinspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten en de dienst voor onderwijsontwikkeling. Daarin wordt de inspectie o.a. belast met de controle op - de kwaliteit van het studiepeil en - de naleving van de regelgeving. De inspectie is niet bevoegd voor de evaluatie van individuele leraren, individuele directieleden en andere individuele personeelsleden. De lezer vindt dus ook geen lerarenbeoordelingen terug in dit verslag. Voor de controle van de kwaliteit van het studiepeil dient de inspectie na te gaan of de school goedgekeurde leerplannen volgt en realiseert bij haar leerlingen. De inspectie doet een directe controle op de naleving van de onderwijsregelgeving. Wat de controle op de naleving van andere regelgeving betreft, i.c. de controle op de naleving van de wet op de veiligheid, het welzijn en de hygiëne, is de inspectie belast met een marginale toetsingscontrole. Wanneer de school een goed studiepeil realiseert en ze in orde is met de naleving van de regelgeving krijgt ze een gunstig advies. Dergelijk advies is noodzakelijk wil de school verder wettige getuigschriften en diploma's kunnen uitreiken aan haar leerlingen en wil ze (indien gewenst) verder opgenomen worden in de financierings- en subsidiëringsregeling. De wijze waarop een school haar wettelijke verplichtingen nakomt, is echter vrij en behoort tot de autonomie van de school. De pedagogische werking van een school kan echter in grote mate mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het studiepeil. Ook de schoolpopulatie zelf, de infrastructuur en de wijze waarop de werkingsmiddelen worden besteed kunnen daarin een rol spelen. Daarom wil de onderwijsinspectie bij de beoordeling van het schoolrendement rekening houden met deze pedagogische aspecten zonder er sanctionerend op in te grijpen. Om haar dubbele opdracht op een transparante wijze uit te voeren, met name controleren van het studiepeil en naleving van de regelgeving enerzijds en anderzijds bij de beoordeling ervan rekening houden met de specificiteit van de school, beschikt de onderwijsinspectie over een doorlichtingsconcept met bijbehorend instrumentarium, aangepaste procedures en verslaggeving. Voor meer informatie kan de lezer de website van de inspectie secundair onderwijs raadplegen: www.onderwijsinspectie.be Een correcte lezing van het verslag vraagt echter een goed inzicht in het achterliggende concept en de structuur van het verslag. Daarom wordt dit hieronder kort toegelicht. Wat de conceptueel-inhoudelijke benadering betreft, wordt uitgegaan van volgende drie principes: - het verslag wil 'concluderend' zijn; - het verslag wil 'confronterend' zijn; - het verslag maakt gebruik van 2 verschillende schalen. Er werd geopteerd voor een 'concluderend' verslag en niet voor een 'beschrijvend' verslag. Dit impliceert dat de lezer geen volledige beschrijvingen zal vinden van alles wat onder een bepaalde rubriek over de betrokken school te vertellen valt. De inspectie zal na haar onderzoek tot een 'conclusie' komen. Deze conclusie is de (cursieve) openingszin onder de titel van een rubriek. In de tekst daaronder wordt de conclusie verder onderbouwd aan de hand van een aantal vaststellingen. 1
Ingevoegd vanaf september 2006.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 2
Omwille van de gelijke behandeling van scholen en van een transparante beoordeling werd ervoor geopteerd om de concluderende zinnen te standaardiseren. In deze zinnen wordt steeds één van 2 mogelijke schalen gebruikt, afhankelijk van de rubriek. - een 2-puntenschaal: voldoet / voldoet niet of in voldoende mate/ niet in voldoende mate, waarmee de inspectie haar controle-opdracht duidelijk stelt; - een 4-puntenschaal waarmee de inspectie haar evaluatie uitdrukt.: goed /veeleer goed / veeleer zwak / zwak of veel /voldoende/ (erg) weinig/ onvoldoende of duidelijk/ overwegend duidelijk/ veeleer duidelijk/ onduidelijk Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die onder de controlebevoegdheid van de inspectie vallen (i.c. studiepeil en regelgeving), kan de inspectie sanctionerend optreden. Uit de onderbouwing zal dan verder blijken welke schakeringen de inspectie binnen deze schalen heeft aangetroffen (bijvoorbeeld tussen nipt voldoende en excellent). Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die tot de pedagogische vrijheid van de school behoren, onthoudt de inspectie zich van een uitspraak m.b.t. het al dan niet voldoende zijn van bijvoorbeeld 'het algemeen beleid' van de school, maar wenst zij wel uit te drukken in welke mate 'het algemeen beleid', zoals het in de school wordt gevoerd, een bijdrage levert of ondersteunend werkt m.b.t. het realiseren van een voldoende studiepeil en / of de zorg voor de naleving van de regelgeving. De rode draad doorheen het verslag is de onderlinge confrontatie van de verschillende rubrieken. Deze confronterende benadering krijgt expliciet vorm in de rubriek 'kernproces'. Hier wil de inspectie duidelijk weergeven of en in welke mate het algemeen beleid effectief wordt gerealiseerd in de dagdagelijkse schoolpraktijk (m.a.w. doet de school wat ze zegt dat ze doet?). In deze rubriek wil zij tevens aangeven waar de sterktes en de zwaktes van de school liggen. In het verslag worden een aantal rubrieken afgesloten met 'voorbeelden van goede praktijk' en met 'werkpunten'. Met de voorbeelden van goede praktijk wil de inspectie de scholen wijzen op de knowhow en de expertise die ze reeds in huis hebben. De werkpunten, voor zover ze niet zijn opgenomen in de rubriek 'dringende actiepunten' zijn bedoeld als vrijblijvende aanbevelingen voor de school. De ‘dringende actiepunten’ betreffen enkel tekorten die onder de controle vallen van de inspectie en die een impact hebben op de erkenning en / of de financiering en / of subsidiëring van de school. Zij worden geconcretiseerd in het advies. In de formulering van het advies kan de inspectie gebruik maken van drie mogelijkheden of combinaties ervan: - Gunstig: de school voldoet aan de minimaal opgelegde voorwaarden. - Gunstig, beperkt in de tijd: de school of één of meer onderdelen van de school voldoet/voldoen niet aan een aantal wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn echter van die aard dat de inspectie van mening is dat de school deze binnen een redelijke termijn kan wegwerken. In dat geval wordt in het advies duidelijk geformuleerd welke tekorten moeten worden weggewerkt in welk structuuronderdeel. De termijn wordt tevens aangegeven. - Ongunstig: de school of één of meer onderdelen voldoet/voldoen niet aan de wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn zo ernstig dat de inspectie van mening is dat geen bijsturing meer mogelijk is. In dat geval treedt automatisch art. 132 van het Besluit van de Vlaamse regering3 i.v.m. de uitvoering van sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie in werking.
2
Een negatief advies zal voor wat de scholen en onderwijsinstellingen betreft aanleiding geven tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de werking en de organisatie van het paritair college van onderwijsinspecteurs.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 3
Ten slotte willen wij de lezer attent maken op de tijdgebondenheid van de vaststellingen in dit verslag. Immers, n.a.v. een schooldoorlichting kan/moet een school effectief bepaalde werkpunten opnemen zodat deze na enige jaren tot het verleden kunnen behoren. De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda te plaatsen van een personeelsvergadering. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van het verslag krijgen. Tenzij de termijnen anders gesteld werden vindt in principe in het derde jaar na de schooldoorlichting de opvolging plaats. Het advies over de school wordt dan bijgesteld en toegevoegd aan het schooldoorlichtingsverslag. •
Openbaarheid
Het verslag is openbaar en kan, ongeveer drie maanden na de doorlichting, geraadpleegd worden op de website van het departement onderwijs op het adres: www.ond.vlaanderen.be/doorlichtingsverslagen of op www.schooldoorlichting.be. •
Opmerking
Het verslag mag niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden (bijv. met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegelaten een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingsverslagen. Dit zou een negatie betekenen van de schooldoorlichting waarin de inspectie de eigenheid van de school maximaal wil respecteren.
Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het Secundair Onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op 5 januari 2009.
3
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd van 2 februari 1999.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 4
INHOUDSOPGAVE 1
Over welke school gaat het?..........................................................................................................6
1.1
Identificatie ....................................................................................................................................6
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod.......................................................................................6
1.3
Vorige doorlichting ........................................................................................................................7
1.4
Huidige doorlichting ......................................................................................................................7
2
Hoe goed is het beleid van de school? ..........................................................................................8
2.1
Algemeen beleid ............................................................................................................................8
2.2
Onderwijskundig beleid .................................................................................................................9
2.3
Personeelsbeleid...........................................................................................................................13
2.4
Logistiek beleid............................................................................................................................15
3
Hoe goed werkt de school?..........................................................................................................19
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3
Vakverslagen................................................................................................................................19 Engels...........................................................................................................................................19 Fysica, natuurwetenschappen, toegepaste fysica en wetenschappelijk werk...............................21 Nederlands ...................................................................................................................................23
3.2 Studierichtingsverslagen ..............................................................................................................26 3.2.1 Basisoptie Agro- en biotechniek, beroepenveld Land- en tuinbouw, studierichtingen Tuinbouw en Tuinbouwtechnieken en specialisatiejaar Groenbeheer en verfraaiing. ..................................26 3.2.2 Beeldende en architecturale kunsten en Toegepaste beeldende kunst .........................................29 3.2.3 Biotechnische wetenschappen......................................................................................................32 3.3
Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen ................................................................34
3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid....................................................................................35
4
Welke resultaten boekt de school?..............................................................................................37
4.1
Schoolrendement..........................................................................................................................37
4.2
Welbevinden ................................................................................................................................38
5
Conclusies....................................................................................................................................41
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school? ....................................................................................41
5.2 Wat zijn de zwakke punten van de school? .................................................................................41 5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar ..................................................................................................41 5.2.2 Dringende actiepunten .................................................................................................................41 6
Advies...........................................................................................................................................42
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 5
1
1.1
OVER WELKE SCHOOL GAAT HET?
Identificatie
Dit verslag handelt over de provinciale secundaire school de Wijnpers in Leuven. De school is gelegen in een rustige, veilige en groene omgeving aan de stadsrand omringd door een grote tuin. De site bevat vier schoolgebouwen4. De nieuwbouw voor de studierichting Centrale verwarming en sanitaire installaties zal vanaf dit schooljaar ook gebruikt worden door een centrum voor volwassenenonderwijs. Het schoolgebouw voor de eerste graad is een villa met kleine leslokalen en onvoldoende aangepast als schoolgebouw. De ruime campus kan vlot bereikt worden met het openbaar vervoer. De school beschikt tevens over eigen busvervoer; de vier vaste ophaalroutes en een buslijn van het station naar de school verzekeren de bereikbaarheid van de school voor de leerlingen. De school maakt deel uit van de scholengemeenschap van het gemeenschapsonderwijs van Leuven. 1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de leerlingenaantallen en van het onderwijsaanbod in relatie tot het aanbod in de scholengemeenschap. De Wijnpers - Provinciaal onderwijs Leuven STUDIEGEBIED/ STRUCTUURONDERDEEL 1ste graad
Studiegebied Beeldende kunsten KSO Studiegebied Koeling en warmte BSO Studiegebied Land- en tuinbouw TSO
Studiegebied Land- en tuinbouw BSO
Studiegebied Mechanicaelektriciteit BSO
Basisoptie/beroepenveld/ studierichting
scholengemeenschap totaal Graad lj lln SGB
aantal
lln
percentage totaal SGB
1e lj A
1
1 35
4
235
14,9%
2e lj 1e gr Agro- en biotechnieken
1
2 20
1
20
100,0% 100,0%
2e lj 1e gr Artistieke vorming
1
2 21
1
21
1e gr bvlj Land- en tuinbouw
1
2 21
1
21
100,0%
1e gr bvlj Nijverheid
1
2
5
1
5
100,0%
1e lj B
1
27
3
58
46,6%
Beeldende en architecturale kunsten
2
1
63
100,0%
Toegepaste beeldende kunst Centrale verwarming en sanitaire installaties
3
Biotechnische wetenschappen
2
Biotechnische wetenschappen
3
Tuinbouwtechnieken
2
Tuinbouwtechnieken
3
1 1 2 1 2 1 2 1 2 1 2 1 2 1 2
Bloemsierkunst
3
3
1
Groenbeheer en -verfraaiing
3
13
Tuinbouw
2
36
Tuinbouw
3
Basismechanica
2
3 1 2 1 2 1 2
3
129
63
360
46
109
1
46
100,0%
107
11
11
1
11
100,0%
11
38
1
38
100,0%
24
1
24
100,0%
26
1
26
100,0%
1
31
100,0%
1
1
100,0%
1
13
100,0%
1
36
100,0%
90
1
40
100,0%
22
2
39
38,5%
31
40 22
119
480
119
90 39 726
4
Het hoofdgebouw, de nieuwbouw, het centrale gebouw (studiegebied Beeldende Kunst) en Walraevens (het schoolgebouw voor de eerste graad).
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 6
In de eerste graad kende de school in het schooljaar 2005-2006 een dieptepunt qua leerlingenaantal. De laatste drie schooljaren neemt het leerlingenaantal terug toe in de eerste graad. In de tweede en de derde graad blijft het leerlingenaantal, op schommelingen na, zowel voor de BSO-, KSO- als TSO studierichtingen stabiel. De school rekruteert haar leerlingen, mede dankzij het eigen busvervoer, uit een ruime omgeving rond de school. Leraren geven extra infosessies in de verschillende basisscholen van de regio om de instroom in de eerste graad aan te trekken. In de tweede en derde graad is er in verschillende leerjaren van het KSO en het TSO nog heel wat instroom vanuit andere scholen in de regio. 1.3
Vorige doorlichting
De vorige doorlichting vond plaats van 12 tot en met 15 oktober 1992. Volgende vakken en studierichtingen waren toen het uitgangspunt: aardrijkskunde, bemestingsleer, bodemkunde, ecologie, informatica, milieubeheer, technologische opvoeding, Biotechniek en Sanitaire installaties. Het advies was gunstig beperkt in de tijd. De school werd opgevolgd in het schooljaar 1994-1995. 1.4
Huidige doorlichting
Tijdens de doorlichtingsweek waren de leerlingen één dag niet in de school aanwezig door de organisatie van klassenraden. Bij de huidige doorlichting werd uitgegaan van volgende vakken van de decretale basisvorming en van het specifiek gedeelte: •
Engels;
•
fysica;
•
natuurwetenschappen;
•
Nederlands;
•
toegepaste fysica;
•
wetenschappelijk werk.
De volgende studierichtingen werden via een aantal vakken van het specifiek gedeelte doorgelicht: •
basisoptie Agro- en biotechniek;
•
Beeldende en architecturale kunsten (KSO II);
•
beroepenveld Land- en tuinbouw;
•
Biotechnische wetenschappen (TSO III);
•
Tuinbouw (BSO III);
•
Tuinbouwtechnieken (TSO III);
•
specialisatiejaar Groenbeheer en verfraaiing;
•
Toegepaste beeldende kunst (KSO III).
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 7
2
2.1
HOE GOED IS HET BELEID VAN DE SCHOOL?
Algemeen beleid
De school kende een aantal jaren een machtsvacuüm in het beleid. Begin vorig schooljaar werd op vraag van de vernieuwde inrichtende macht een tijdelijk directiecomité (bestaande uit een aantal personeelsleden van de school en van de Provincie) samengesteld om deze kloof op te vangen. In de loop van vorig schooljaar werd een nieuwe directeur aangesteld. Sindsdien probeert men de gezamenlijke doelgerichtheid terug op te bouwen. Hierbij wil ze de missie van de school namelijk “de leerling staat centraal” opnieuw op de voorgrond plaatsen. Via een breed overleg wil de schoolleiding een voldoende draagvlak opbouwen omtrent de schoolvisie. De blauwdruk van het schoolwerkplan, als basis voor de nieuwe schoolcultuur, ligt momenteel ter discussie bij de verschillende participatieorganen. De schoolleiding werkt momenteel aan de uitbouw van een duidelijk afgelijnd en transparant beleid. De directeur heeft bij haar aanstelling een aantal actiepunten vooropgesteld: het terug op elkaar afstemmen van losse initiatieven, het opnieuw verdelen en aflijnen van de verantwoordelijkheden en het centraliseren van alle informatie. Hiermee hoopt ze de schoolwerking op korte termijn terug efficiënt te laten verlopen. Onder impuls van de inrichtende macht is er recentelijk ook gewerkt aan een sterkere uitstraling van de school. Een overkoepelende werkgroep communicatie voor de provinciale scholen ontwikkelde reeds een aantal initiatieven in die richting. Het dagelijks bestuur berust bij de directeur. In het kader van de optimalisering van de coördinerende taken, heeft de directie deze taken in handen gelegd van drie afdelingsverantwoordelijken. De technisch adviseur-coördinator heeft sinds vorig schooljaar een aantal afgebakende taken gekregen zoals de organisatie van de busdienst, het aankoopbeleid en het veiligheid- en welzijnsbeleid. Daarnaast wordt de directeur deels bijgestaan door een coördinator eerste graad en een algemeen pedagogisch coördinator. De directie voert een opendeurpolitiek en bevordert hierdoor de informele, mondelinge communicatie met het personeel. De formele communicatie verloopt langs de dienstmededelingen, de intradesk voor leraren op het elektronische leerplatform, de valven, e-mail en de schoolwebsite. De laatste jaren werden veel inspanningen gedaan om de communicatie en informatiedoorstroming elektronisch te laten verlopen. De contraproductieve effecten, voortvloeiend uit de beleidsarme periode, zijn onder de personeelsleden duidelijk voelbaar. Vele personeelsleden hebben gedurende jaren, elk op zijn of haar manier, de eigen taken naar eigen inzicht vervuld. Komende vanuit die periode van individuele gerichtheid ligt het voor sommigen moeilijk om te werken aan een collectieve gerichtheid en schoolbetrokkenheid (zie 4.2 Welbevinden). Vaak belemmeren individuele gevoeligheden of verworvenheden uit het verleden een optimale vakgroepwerking (zie 3.1 Vakverslagen). Tijdens de moeilijk werkbare periode heeft de schoolraad tijdelijk een aantal leidinggevende taken en verantwoordelijkheden op zich genomen. Daarnaast zorgde ze ook voor een duidelijke doorstroming van informatie tussen de school en de lokale gemeenschap. In de toekomst wil zij eerder naar een meer inhoudelijk ondersteunende rol evolueren voor de schoolleiding. Ook de andere wettelijke participatieorganen leveren een positieve bijdrage. De ouderraad wil naast een belangrijk informatieplatform ook een katalyserende rol tussen ouders en school opnemen. (zie 4.2 Welbevinden). Door de herinvoering van het systeem van klasverantwoordelijken, werd de structuur van de leerlingenraad dit schooljaar meer geformaliseerd. Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de suggesties van de leerlingenraad. Het basiscomité levert zijn bijdrage conform de regelgeving. De communicatie met de ouders verloopt langs de geëigende kanalen, zoals oudercontacten en schoolagenda’s. Het uitgebreide schoolreglement is dankzij de bijlage “Het ABC van de Wijnpers” een handig informatief instrument voor ouders en de leerlingen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 8
In de school zijn een aantal werkgroepen actief zoals de cel leerlingenbegeleiding, de werkgroep zorgbeleid en de werkgroep groene school. Daarnaast zetten vele leraren zich in om jaarlijks een aantal initiatieven zoals de doedagen, het switch project en de Wijnpersrock te organiseren. De voorbije jaren zijn er enquêtes afgenomen rond het welbevinden bij leerlingen en ouders. Projecten en initiatieven worden na afloop telkens geëvalueerd. De gegevensverzameling gebeurt echter niet systematisch en niet met gestandaardiseerde instrumenten. Het blijft vaak bij het verzamelen van de gegevens zonder verdere analyse. Kwaliteitsbijsturing gebeurt eerder ad hoc, naar aanleiding van een probleem of de evaluatie van concrete initiatieven. Ze is veeleer gericht op organisatorische aspecten en zelden op onderwijskundige aspecten. 2.2
Onderwijskundig beleid
Schoolcurriculum In haar onderwijskundig beleid besteedt de school weinig aandacht aan de realisatie van de basisvorming, de specifieke vorming en de vakoverschrijdende vorming. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor weinig initiatieven genomen. Voor het realiseren van de basisvorming, de specifieke en de vakoverschrijdende vorming baseert de school zich op de lessentabellen en de leerplannen van het Provinciaal onderwijs en van OVSG5. In de eerste graad kunnen de leerlingen uit de A-stroom kiezen uit twee basisopties, de leerlingen uit de B-stroom uit twee beroepenvelden. Die sluiten volledig aan bij de studierichtingen van de bovenbouw. Het huidige schoolbeleid wil de permanente aandacht voor aangepast onderwijs en evaluatie in de B-stroom stimuleren. Positief is dat zowel ouders, leerlingen als leraren een harmonieus samengaan ervaren op de school van de drie verschillende onderwijsvormen en de uiteenlopende studierichtingen. Concrete initiatieven zoals het switch project en het schoolconcert dragen daar zeker toe bij. De huidige schoolleiding heeft noodgedwongen een aantal prioriteiten moeten stellen en heeft er voor gekozen om eerst de organisatie en invulling van het specifiek gedeelte aan te pakken. Het voorbije jaar werd reeds een aanzet gegeven tot de omvorming van de studierichtingen Tuinbouw en Tuinbouwtechnieken in de tweede graad naar de geplande brede tweede graad ‘Plant, dier en milieu’. De leerplandoelstellingen werden geclusterd tot een beperkter aantal vakken en de vakgroepwerking werd verbreed. De studierichting Centrale verwarming en sanitaire installaties werd in het verleden stiefmoederlijk behandeld op het vlak van materiële ondersteuing, opvolging en uitstraling. Bovendien kampte ze met een relatief gering leerlingenaantal. Onder impuls van de vernieuwde inrichtende macht en de directie is er sinds vorig schooljaar een kentering gekomen. De Provincie heeft veel inspanningen gedaan om te voldoen aan de minimale materiële vereisten die de leerplannen voorschrijven. De school heeft enkele leraren uit de bedrijfswereld aangetrokken, waardoor de leraren elk met hun specifieke expertise volledig complementair kunnen werken. Vanaf dit schooljaar is een centrum voor volwassenonderwijs gevestigd in het schoolgebouw voor Centrale verwarming en sanitaire installaties. Dit betekent een extra impuls naar materiële ondersteuning (computers en software), financiële ondersteuning en bijkomende expertise. Samenwerking met het RTC Vlaams-Brabant wordt gepland 6 in de nabije toekomst, niet alleen in het kader van het VCA-certificaat maar ook voor bijscholingen om de leerplandoelstellingen voor Basismechanica in de tweede graad beter te realiseren. Er zijn plannen om een 7de specialisatiejaar binnen het studiegebied Koeling en warmte in te richten. Hiermee hoopt men de leerlingen een sterkere positie op de arbeidsmarkt te geven. De school hecht in de BSO- en TSO-studierichtingen belang aan de integratie in het beroepsleven via de organisatie van stages en de geïntegreerde proef (GIP). Elk stagedossier bevat een stageactiviteitenlijst (als bijlage van de stageovereenkomst) die de geplande activiteiten beschrijft en 5 6
Onderwijssecretariaat van de steden en gemeenten van de Vlaamse gemeenschap. VCA-certificaat of Veiligheid Checklist Aannemers –certificaat.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 9
die gezamenlijk wordt opgesteld door de stagebegeleider en de stagementor. Onder impuls van de nieuwe schoolleiding werd alle stageadministratie in de verschillende studierichtingen gelijkvormig gemaakt. Het aantal effectieve halve lesdagen ligt op het gemiddelde van de doorgelichte scholen. Positief is dat de school erover waakt evenveel extramurosactiviteiten voor de drie onderwijsvormen BSO, KSO en TSO te organiseren. Heel wat activiteiten en projecten7 worden opgezet met het oog op een brede en harmonische vorming. Maar van een beleidsmatige coördinatie en bewuste koppeling aan de 8 VOET/VOOD is zelden sprake (zie 3.3 Vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen). De school ontwikkelde nog geen gestructureerd talenbeleid. Initiatieven en afspraken uit het verleden zijn bij gebrek aan ondersteuning doodgebloed. Dit schooljaar werd de draad weer opgepakt en is de school ingestapt in een vormings- en begeleidingsproject. Een werkgroep taalbeleid staat op stapel. Momenteel is er duidelijk gebrek aan aandacht voor een correct taalgebruik, wat zich vertaalt in slordigheden in interne en externe communicatie, in les- en leerlingenmateriaal. Ondanks de aanzienlijke instroom van taalzwakke leerlingen neemt de school weinig initiatieven om het onderwijs van het Nederlands te ondersteunen. Een duidelijk beleid rond een aangepaste infrastructuur die taalverwerving ondersteunt, is er niet. De troosteloze aankleding van de meeste leslokalen creëert geen krachtige leeromgeving, die het verwerven en inoefenen van taal ondersteunt. Een uitzondering is het ruime multimedialokaal, uitgerust met computers en beamer. Positief is de vermelding in het schoolreglement dat de leerlingen tijdens de lessen tegen het personeel en de directie enkel Algemeen 9 Nederlands horen te spreken . Het beleid t.a.v. ICT-integratie is groeiende. Er is vooral geïnvesteerd op technisch, infrastructureel en organisatorisch vlak. Op die manier is werk gemaakt van gunstige randvoorwaarden. Met de verdere ontwikkeling van het elektronisch leerplatform, de installatie van digitale leerborden en het verruimen van de beschikbaarheid van computers en internetaansluitingen in vak- en klaslokalen wil het beleid de ICT-integratie in de vakken ondersteunen en stimuleren. Voorbeelden van goede praktijk •
De gelijkwaardige behandeling van de onderwijsvormen.
•
De organisatie van de stages en de GIP.
•
De hernieuwde aandacht voor de specifieke vorming.
Werkpunten •
De ontwikkeling van het gestructureerde talenbeleid.
•
Een krachtige leeromgeving ontwikkelen in alle leslokalen.
Leerlingenbegeleiding Het beleid met betrekking tot leerlingenbegeleiding functioneert goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor weinig initiatieven genomen. De school voert bewust een niet-repressief beleid. Leraren worden aangespoord om problemen met leerlingen uit te praten alvorens te sanctioneren. Sancties worden pas gegeven na overleg met de leerlingenbegeleiders of bespreking op de klassenraad. Bij problematische klassituaties tracht men eerder naar constructieve oplossingen te zoeken dan repressief of beschuldigend op te treden.
7 8 9
Week van het bos, GIP, projecten tuinbouw i.s.m. publieke sector, geïntegreerde activiteiten, tentoonstellingsbezoeken, … VOET/VOOD: vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen.
“We vinden het zeer belangrijk dat je op een voorbeeldige manier je eigen mening leert verwoorden en dat je daarbij dus beleefd en rustig jouw visie weergeeft. Schelden past dus niet op onze school.”
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 10
De school heeft extra aandacht voor leerlingen met leerstoornissen10. Hiertoe werkt de school met leerstoorniscontracten en remediëringsplannen. De cel leerlingenbegeleiding overlegt hierover met GON- en ION-begeleiders11 en het CLB om te komen tot de meest adequate aanpak. Tijdens de examenperiode organiseert de school een aparte klas voor de leerlingen met concentratieproblemen. Sommige leerlingen gebruiken tijdens de lessen een laptop als extra ondersteuning. Vorig schooljaar werd de werkgroep zorgbeleid opgericht om de verschillende zorginitiatieven beter op elkaar af te stemmen, te coördineren en een visie rond zorg op school uit te werken. De school kiest met haar open cultuur voor een leerlinggerichte aanpak. Bij de eerstelijnszorg staan de opvoeders centraal. Door hun permanente aanwezigheid tijdens pauzes op de speelplaats en/of in de refter zijn zij vaak het eerste aanspreekpunt voor leerlingen en leraren. Hun kantoor, dat centraal gelegen is in de school, fungeert als leerlingensecretariaat. Bij problemen verwijzen ze door naar de cel leerlingenbegeleiding en/of het CLB. Daarnaast verzorgen zij alle leerlingenadministratie en worden ze regelmatig ingeschakeld bij extramurosactiviteiten. De cel leerlingenbegeleiding bestaat uit vier personen, die elk een specifieke leerlingengroep begeleiden12. Voor de ondersteuning van de begeleidende taak krijgt elke leerlingenbegeleider een aantal BPT-uren13. De werking werd de afgelopen jaren bemoeilijkt door de opdrachtenwissels binnen de cel leerlingenbegeleiding. De huidige schoolleiding heeft een duidelijke taakomschrijving opgesteld en spoort leerlingenbegeleiders, opvoeders en leraren aan om nascholing te volgen rond algemene pedagogische thema’s zoals pesten, conflicthantering en agressie of drugproblematiek. Via de wekelijkse teamvergadering van opvoeders, leerlingenbegeleiders, coördinatoren en CLB-medewerkers tracht het beleid te werken aan een betere communicatie en een gestructureerde opvolging van leerlingenproblemen. In de eerste graad tracht men studieproblemen op te vangen door het implementeren van een studiemethode. Leren leren komt via de les sociale activiteiten uitdrukkelijk aan bod in de eerste 14 graad. Daarnaast zorgt het Buddy-project voor huiswerkbegeleiding. Leerlingenbegeleiders, leraren en opvoeders bepalen met het akkoord van de ouders wie in aanmerking komt voor dit Buddy-project. Door het organiseren van kleine praktijkgroepen voor Tuinbouw en Centrale verwarming en sanitaire installaties wil de schoolleiding ruimte creëren voor individuele begeleidng. Een gedifferentieerde aanpak behoort echter nog niet tot de schoolcultuur. De schoolleiding is volop bezig een schoolvisie hieromtrent uit te bouwen en te concretiseren naar infrastructuur en leermiddelen toe. Tekorten bij dagelijkse werken worden via remediëringsplannen opgevangen. De klassenleraar is verantwoordelijk voor het beheer en de administratie van deze remediëringsplannen. De opvolging ervan gebeurt door de vakleraar, de leerlingenbegeleider en de ouders. Remediëringsplannen worden toegevoegd aan de rapporten. Het studieondersteunend aspect van de remediëringsplannen is vaak gering wegens de sterk uiteenlopende kwaliteit. Over deze remediëringsplannen wordt ook in de begeleidingsdossiers duidelijk gerapporteerd. Leerlingen en ouders krijgen op die manier gedurende het schooljaar extra informatie over de evolutie van de resultaten, waardoor attesteringen zelden als een verrassing overkomen. Globaal genomen zijn de begeleidingsdossiers goed uitgewerkt en voldoende gestoffeerd. De school wil het psychosociaal functioneren van de leerlingen bevorderen door een open, rustgevend en vertrouwengevend schoolklimaat te creëren. De lage drempel tussen leerlingen, leraren, leerlingenbegeleiders en opvoeders draagt daar zeker toe bij. Verschillende activiteiten15 worden ingericht rond het psychosociaal functioneren van de leerlingen.
10 11 12 13 14 15
Dyslexie, dyspraxie, dyscalculie, ASS en ADHD. Geïntegreerd Onderwijs en Integraal Onderwijs. De eerste graad, het BSO, het KSO en het TSO. BPT : Bijzonder Pedagogische Taken. Buddy project: project rond huiswerkbegeleiding door hogeschoolstudenten in samenwerking met de stad Leuven.
Leefsleutels, onthaaldagen, thema relatie en seksualiteit in de lessen godsdienst/zedenleer, spel rond druggebruik, JACwagen op de speelplaats,…
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 11
De CLB-medewerkers zijn één dag per week aanwezig op de school. Door de kleinschaligheid van de school zijn er veel informele contacten tussen de CLB-medewerkers en de personeelsleden. Het CLB wordt snel ingeschakeld voor probleemanalyse en remediëring. De begeleiding van de leerlingenstages verloopt sedert een aantal jaren in de studiegebieden Land- en tuinbouw en Koeling en warmte gelijklopend. Leerlingen zoeken zelf hun stageplaats en worden daartoe voorbereid tijdens de lessen PAV. Met behulp van stageactiviteitenlijsten, afgestemd op het realiseren van de leerplandoelstellingen, probeert men de stagebegeleiding doelgericht te organiseren. Elke leraar die stages begeleidt, krijgt voor deze begeleidingstaak drie uur in zijn lesopdracht. Voor de schoolloopbaanbegeleiding worden op een aantal scharniermomenten waardevolle initiatieven opgezet. De school organiseert doedagen voor leerlingen van geïnteresseerde basisscholen. Daarnaast zijn er ook gesprekken en het CLB-werkboekje om de overgang naar de tweede graad grondig voor te bereiden. Het is de bedoeling om vanuit de gebruikte studiemethode verder te werken aan de oriëntering op het einde van de tweede graad. De laatstejaarsleerlingen kunnen de mediatheek raadplegen over de studierichtingen in het vervolgonderwijs. Ze krijgen informatiesessies van het CLB en bezoeken onder begeleiding de SID-in beurs. Ook de leerlingenbegeleiders en klassenleraren bespreken met de laatstejaarsstudenten de mogelijkheden tot hogere studies of de arbeidsmarkt. Diverse activiteiten brengen de leerlingen in contact met de samenleving en het latere beroepsleven. Zo zijn er onder andere de didactische uitstappen, de GIP, de stages en de vele projecten16. De school verzamelt heel wat leerlingengegevens maar analyseert deze niet op systematische wijze. Het beleid plant initiatieven om de studiebegeleiding meer procesmatig uit te bouwen met het oog op optimalisering van de leervorderingen en –resultaten. Voorbeelden van goede praktijk •
De sterk uitgebouwde eerstelijnszorg van de opvoeders en de cel leerlingenbegeleiding.
•
De goed uitgebouwde begeleiding van stages en GIP.
Werkpunten •
De gedifferentieerde aanpak.
•
De kwaliteit van de remediëringsplannen.
Leerlingenevaluatie Het beleid met betrekking tot leerlingenevaluatie is veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor een aantal initiatieven genomen. De school heeft een aanzet gegeven tot gegevensverzameling, gegevensanalyse en kwaliteitsbijsturing. Rond evaluatie heeft de schoolleiding al enkele initiatieven genomen. Na een screening van de examenvragen door de directie hebben bepaalde leraren richtlijnen gekregen rond het maken van examenvragen via nascholing en persoonlijke opvolging. Daarnaast volgden onder impuls van de schoolleiding een deel van de personeelsleden nascholing rond alternatieve evaluatievormen en het opstellen van vragen bij toetsen en examens. Hieruit zijn experimenten gegroeid rond zelfevaluatie, peerevaluatie en portfolio. In de eerste graad wordt permanent geëvalueerd voor lichamelijke opvoeding, plastische opvoeding en technologische opvoeding. De richtlijnen voor evaluatie in de A- en B-stroom zijn dezelfde. In de bovenbouw wordt de discussie rond permanente evaluatie en het gebruik van portfolio binnen bepaalde vakgroepen momenteel volop gevoerd. Binnen het korps zijn de meningen verdeeld rond het invoeren van permanente evaluatie voor het BSO.
16
Projecten i.s.m. de groendienst van de stad Leuven, deelname aan het wereldfeest, schoolwedstrijden, tuinonderhoud, interviews met kunstenaars, ...
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 12
Wat de evaluatiefrequentie betreft zijn er vijf periodes dagelijks werk en twee proefwerkperiodes. In de eerste graad is er een puntenverhouding van 2/1 voor dagelijks werk/proefwerken.Voor het BSO, KSO en TSO is er een verhouding van 1/1 in de tweede graad en van 1/2 in de derde graad voor dagelijks werk/proefwerken. Het toenemend belang van de proefwerken kan een verklaring zijn voor de kloof in de resultaten tussen de tweede en de derde graad. Op de deliberatie wordt rekening gehouden met de evolutie van de studieresultaten, de verwerking van de remediëringsplannen, de attitude en het profiel van de leerling. In BSO maken de leerlingen nog voor alle vakken proefwerken. De attitudes van de leerling worden verrekend in een opvoedingscijfer op het rapport. Hierbij vertrekt elke leerling van een maximum te halen score van 16 op 20. Voor een aantal gedragingen (roken op school, eten tijdens de lessen, …) liggen minscores vast. Het systeem bouwt geen plusscores in en is voor de leerlingen en de ouders weinig transparant (zie 4.2 Welbevinden). Onder de personeelsleden ligt momenteel dit opvoedingspunt ter discussie en er wordt bekeken hoe het evalueren van attitudes beter kan afgestemd worden op het niet repressief beleid dat de school wil voeren. Het aantal A-, B- en C-attesten en uitgestelde beslissingen sporen over het algemeen met de Vlaamse attesteringsgemiddelden. Het aantal C-attesten in de eerste graad en de derde graad TSO liggen iets hoger. Opvallend is het lage aantal B-attesten in deze graden. Een B-attest wordt vanuit het beleid weinig als oriënteringsinstrument aangewend. Het schoolbeleid wil het aantal clausuleringen tot een minimum beperken en enkel toepassen na een gesprek met de leerling op basis van zijn of haar motivatie. De B- en C-attesten worden gemotiveerd in het individueel begeleidingsdossier van de leerlingen. De verslaggeving van de deliberende klassenraden is kwaliteitsvol. In de school is er een nieuw geïnformatiseerd rapport in gebruik. De rapporten bieden de mogelijkheid om de cijfers toe te lichten. De commentaren zijn hoofdzakelijk vaststellend, weinig diagnostiserend of remediërend. De school besteedt zorg aan de mondelinge communicatie over de studieresultaten door op regelmatige basis oudercontacten te organiseren. Ook buiten de formeel geregelde contacten, kunnen ouders steeds bij leraren terecht met vragen en bekommernissen. De evaluatie van de stages omvat het beoordelen van de attitudes op de werkvloer, zelfevaluatie door de leerlingen en het tussentijds beoordelen van de stageactiviteiten door de stagementor en de stagebegeleider. Binnen de school zijn er afspraken gemaakt rond stage- en GIP-evaluatie. Voorbeelden van goede praktijk •
Aanzetten tot kwaliteitsverbetering van de evaluatie.
•
De verslaggeving van de delibererende klassenraden.
Werkpunten •
Positief gedrag een plaats geven in de evaluatie van attitudes.
•
Procesevaluatie.
•
De visie op evaluatie uitwerken.
2.3
Personeelsbeleid Het personeelsbeleid functioneert veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor een aantal initiatieven genomen. De school heeft een aanzet gegeven tot gegevensverzameling, gegevensanalyse en kwaliteitsbijsturing.
Een aantal studierichtingen kent wegens de recente uitstroom van ervaren leraren een grote instroom van nieuwe leraren. Bij de aanwerving peilt het beleid naar de deskundigheid (voldoende wetenschappelijke onderbouw) en de motivatie. Bij dit laatste spelen vooral de bereidheid tot vernieuwing en tot het werken met BSO- en TSO-leerlingen een belangrijke rol. Nieuwe leraren en stagiairs worden opgevangen door de mentor. Hiervoor zijn vier uren mentoraat beschikbaar. Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 13
Daarnaast krijgt elke nieuwe leraar een collega als coach toegewezen. De onthaalbrochure voor nieuwe leraren wordt in de loop van dit schooljaar geactualiseerd. De invulling van de uren die geen lesuren zijn, is gericht op de ondersteuning van een aantal beleidsaccenten. De stijgende nood, gezien de instroom, aan psycho-sociale begeleiding vertaalt zich in extra uren leerlingen- en stagebegeleiding, ICT-ondersteuning, het mentoraat en de pedagogische coördinatie. Deze taken zijn verdeeld over heel wat personeelsleden. Door deze grote versnippering in taken en wegens gebrek aan coördinatie functioneert het middenkader niet altijd even efficiënt en ondersteunend. De opvoeders en het ondersteunend personeel dragen bij tot een goede schoolwerking, maar ook hier belemmert het gebrek aan coördinatie en afstemming een efficiënte werking. De inrichtende macht heeft een aantal extra personeelsleden toegevoegd aan de school ter ondersteuning van de administratie, het onderhoud en het busvervoer. Het ondersteunend personeel ervaart soms de combinatie van school- en provincieadministratie met extra taken voor beide instanties als een moeilijkheid in hun functioneren. De schoolleiding geeft aan dat er in de toekomst nog meer zal gewerkt worden aan transparante functiebeschrijvingen en de opvolging ervan om deze problematiek op te vangen. Het aantal personeelsleden dat instaat voor het onderhoud en het busvervoer is de laatste jaren sterk afgenomen, waardoor werkdruk en taaklast toenemen. De beschikbare actieve werkkrachten binnen de onderhoudsdienst is te beperkt. De nascholingsgelden zijn jarenlang niet aangewend geweest. Onder impuls van de nieuwe schoolleiding is er veel meer aandacht voor nascholing en worden de nascholingsgelden op effectieve wijze aangewend. Het nascholingsplan is opgenomen in het schoolwerkplan. De bereidwilligheid tot verdere professionalisering leeft niet unaniem binnen het korps. De registratie van de nascholingen is groeiende. Vanuit het beleid worden personeelsleden aangespoord zich ook na te scholen op algemeen pedagogisch vlak. De opvolging van de nascholingsresultaten gebeurt zelden. Niet elk personeelslid voelt zich even sterk betrokken bij het schoolleven. Het gebrekkige personeelsbeleid van de afgelopen jaren heeft er voor gezorgd dat verantwoordelijkheden en taken in het verleden niet of niet altijd nauwgezet werden opgenomen. Sommige leraren halen aan dat bij de opdrachtenverdeling te weinig vertrokken wordt van de competenties en de vakdeskundigheid van de leraren. De school heeft twee ICT-coördinatoren die via een aantal ICT-uren instaan voor tal van taken. De technisch-logistieke ondersteuning, het technisch en softwarematig beheer van de gehele ICTinfrastructuur, het onderhoud van de schoolwebsite en het elektronisch leerplatform behoren tot het takenpakket. Daarnaast organiseren de ICT-coördinatoren pedagogisch-didactische bijscholingen op het vlak van ICT17 voor leraren. Slechts enkele vakgroepen maken hier gebruik van. In de loop van vorig schooljaar zijn de functiebeschrijvingen, evaluatiedocumenten en handleidingen voor functioneringsgesprekken goedgekeurd in de verschillende beleidsorganen. Door de recente aanstelling van de schoolleiding is er nog geen systematische evaluatie van het personeel. De schoolleiding heeft wel aandacht voor het functioneren van het personeel, maar wegens tijdsgebrek hebben nog maar enkele functioneringsgesprekken plaatsgevonden. Tijdens functioneringsgesprekken peilt de directie naar het welbevinden van de leraren en wordt gereflecteerd over het didactisch handelen. Het beleid wil de gesprekken aanwenden als instrument om de taakinvulling en de opdrachtenverdeling in de toekomst te optimaliseren. De opvolging en coaching door de directie wordt vooral door de nieuwe leraren als een steun ervaren. Voorbeelden van goede praktijk •
De hernieuwde aandacht voor nascholing.
•
De recente aanzet tot het voeren van een personeelsbeleid.
17
Het gebruik van het elektronisch platform, het opstellen van leerpaden ter bevordering van integratie van begeleid zelfstandig leren, ICT-integratie in de lessen,…
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 14
Werkpunten •
Herdenken van de invulling van de coördinerende taken.
•
Voorzien in voldoende onderhoudspersoneel.
•
De schoolbetrokkenheid verhogen.
2.4
Logistiek beleid
Aspecten van financieel beleid Het financieel beleid is overwegend duidelijk. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor een aantal initiatieven genomen. Het financieel beleid en het beheer van middelen gebeuren op een dubbel niveau: het provinciebestuur en de school. Momenteel is de opmaak van een masterplan vanuit het provinciebestuur in een laatste fase gekomen. Hierin zullen onder andere de prioriteiten worden vastgelegd rond verbouwingen en infrastructuuraanpassingen. Er zullen extra middelen worden vrijgemaakt voor de volledige integratie van het bestaande Centrum voor volwassenenonderwijs. De school doet een inspanning om via het schoolvervoer, het boekenfonds en de mogelijkheid tot gespreide betaling van de schoolfactuur tegemoet te komen aan de financiële noden van sociaal zwakkere leerlingen. De initiatieven van de VZW De Vriendenkring betekenen een belangrijke ondersteuning voor de school op dat vlak. De interne communicatie rond de beschikbare werkingsmiddelen is niet transparant. De gelden van PC/KD18 werden conform de regelgeving besteed. In de school zal de samenwerking met het CVO niet alleen een verhoging van de financiële middelen betekenen, maar ook een verdere uitbreiding van de ICT-infrastructuur. Uit gegevens van de boekhouding blijkt dat grote bedragen van de toegekende nascholingsgelden tot vorig schooljaar werden overgedragen naar het volgende jaar (zie 2.3 Personeelsbeleid – nascholing). Voorbeeld van goede praktijk •
De aanzet tot een inhaalbeweging op het vlak van ICT-infrastructuur.
Werkpunt •
De tekortkomingen in de infrastructuur wegwerken.
•
De communicatie rond de beschikbare werkingsmiddelen transparant maken.
Materieel beleid Het materieel beleid is zwak. Het schoolgebouw voor de eerste graad is een omgebouwde villa en vertoont heel wat beperkingen. De klaslokalen zijn klein en de lokalen op de tweede verdieping kunnen amper als leslokalen dienst doen. Bovendien belemmeren in elkaar lopende lokalen een vlotte evacuatie (zie Veiligheid en welzijn). Naast de gebrekkige infrastructuur voor de eerste graad bevat de site ook een té beperkte sportinfrastructuur. De polyvalente zaal in het hoofdgebouw wordt gebruikt als turnzaal. Daarnaast is er nog een kleine turnzaal in het centrale gebouw. De lokalen, toiletten en gangen zijn vuil. 18
Het PC/KD-project liep van 1998 tot 2002 en had als doel een basisinfrastructuur in alle onderwijsinstellingen te voorzien.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 15
Door het ontbreken van aangepaste infrastructuur en gebruiksklare leermiddelen halen de leraren vaak de leerplandoelstellingen niet (zie 3.1 Vakverslagen en 3.2 Studierichtingsverslagen) en wegen op het didactisch handelen. De gebrekkige beleidskracht en vakgroepwerking van de afgelopen jaren heeft zijn invloed gehad op het leermiddelenbeleid. De school en de inrichtende macht hebben onlangs een inhaalbeweging gerealiseerd op het vlak van didactische apparatuur en infrastructuur voor de studierichting Centrale verwarming en sanitaire installaties. Vakgroepen kunnen eenmaal per jaar hun wensen rond leermiddelen kenbaar maken. Maar wegens gebrek aan coördinatie en opvolging én de tijdsrovende aankoopprocedure is er in het verleden heel wat misgegaan. De huidige schoolleiding wil de aanwending van de werkingsmiddelen vooral linken aan een optimale leerplanrealisatie. Daarnaast is er een planning op langere termijn rond ICT-infrastructuur. Extra aandacht ging naar de energiekosten van de school. Hierbij krijgt de school ondersteuning van de energiecoördinator van de provincie. De laatste vier jaren zijn de verwarmingsuitgaven gedaald. Recentelijk hebben een aantal werken19 gezorgd voor de verfraaiing van de site. Er zijn op korte termijn nog renovatiewerken gepland. Voorbeeld van goede praktijk •
De inhaalbeweging op het vlak van didactische apparatuur en infrastructuur voor de studierichting en Centrale verwarming en sanitaire installaties.
Werkpunten •
Alle leslokalen voorzien van een degelijke infrastructuur en voldoende leermiddelen.
•
De infrastructuur van de eerste graad aanpassen.
•
Voorzien in voldoende onderhoud.
Veiligheid en welzijn Veiligheid en welzijn voldoet niet. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor een beperkt aantal initiatieven genomen. De school werkt niet systematisch, integraal en cyclisch aan gegevensverzameling, gegevensanalyse en kwaliteitsbijsturing. Organisatie van het welzijnsbeleid Er is een globaal preventieplan en er zijn jaarlijkse actieplannen. Enkel de jaaractieplannen worden opgesteld aan de hand van een risicoanalyse. Er is onvoldoende afstemming van het globaal preventieplan en de jaarlijkse actieplannen. Het globaal preventieplan wordt gehanteerd als een louter administratieve verplichting en niet als een planningsdocument. Het beleid schenkt veel aandacht aan de communicatie over veiligheid en welzijn zowel naar het personeel, de leerlingen als naar de ouders. Veiligheid en welzijn komen aan bod in de onthaalbrochure voor leraren, het schoolwerkplan en uitgebreid in het schoolreglement. Elk praktijklokaal heeft een lokaalverantwoordelijke. De lokaalverantwoordelijke melden via een meldingsfiche de knelpunten van de lokalen aan de lokale preventieadviseur. De knelpunten worden echter niet systematisch geregistreerd en opgevolgd. Leerlingen worden duidelijk geïnformeerd over de regels binnen de praktijklokalen via de reglementen. In de vergaderingen van het Bijzonder Onderhandelingscomité is veiligheid steeds een agendapunt. Het welzijn van de personeelsleden wordt behandeld in het Basisoverlegcomité. Beide organen nemen, zoals de wet voorziet, de taken op zich.
19
Schilderwerken, vernieuwen van het sanitair in het gebouw van de eerste graad en het hoofdgebouw, vernieuwen van de ramen in het hoofdgebouw,…
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 16
De provinciale school krijgt extra ondersteuning van de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het werk (IDPB) van de provincie Vlaams-Brabant. Binnen dit kader is het dan ook de preventieadviseur (niveau 2) van deze dienst, die de verantwoordelijkheden toegekend door de wetgever, draagt voor deze school. De lokale contactpersoon (volgt momenteel de opleiding voor de basisvorming) voert in de praktijk de meeste taken van de interne dienst uit onder toezicht en met ondersteuning van de preventieadviseur van de IDPB van de provincie Vlaams-Brabant. De externe dienst P.B.W. verzorgt het verplicht medische onderzoek van het personeel. De arbeidsgeneesheer van de externe dienst maakt jaarlijks een rondgang en rapporteert hierover. Niet alle personeelsleden en leerlingen leven de veiligheidsinstructies even nauwgezet na. Arbeids- en leermiddelen De school gebruikt de procedure van indienststellingsverslagen vanuit de IDPB van de provincie Vlaams-Brabant . In 2004 is er een keuring geweest van alle gereedschappen door een externe firma. De tekortkomingen werden bijgewerkt. De nieuwe toestellen worden via de interne diensten gekeurd, maar de procedure verloopt soms stroef. Bij de verschillende machines zijn instructiekaarten opgehangen. Vele kaarten hangen echter niet altijd even zichtbaar (sommige ontbreken) en fungeren te weinig als didactisch hulpmiddel. In het wetenschapslokaal en de werkplaatsen zijn de meeste persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM's) aanwezig. In het etslokaal in het kunstgebouw ontbreekt een oogdouche. Leer- en werkomgeving Op de speelplaats liggen verschillende tegels los. De voetbaldoelen zijn niet vast verankerd. Bij regenweer zijn er in het hoofdgebouw verschillende natte plekken en is er slipgevaar. De te smalle toegangstrap aan het gebouw van de eerste graad bevindt zich in een slechte staat. Bij bepaalde trappen ontbreken veiligheidstrips. De opvolging van het brandpreventieverslag in verband met de compartimentering, de veiligheidsverlichting en de signalisatie kan nog verder geoptimaliseerd worden. In sommige gangen belet de aanwezigheid van bepaalde voorwerpen (kasten, lesmateriaal lichamelijke opvoeding) een vlotte evacuatie. Er is geen evacuatiescenario en de taakomschrijvingen bij evacuaties ontbreken. Er wordt slechts één evacuatieoefening per schooljaar georganiseerd. Sommige evacuatieplannen zijn niet goed bevestigd of zijn aan vernieuwing toe. De resultaten van de evacuatieoefeningen zijn behoorlijk. Op de zolderverdieping in het gebouw van de eerste graad wordt de evacuatie bemoeilijkt door de drie in elkaar lopende leslokalen. De evacuatie vanuit de turnzaal wordt bemoeilijkt door de opstelling van turntoestellen voor de nooduitgang. Bepaalde leslokalen van het gebouw van de eerste graad kunnen amper functioneren als volwaardig leslokaal. Sommige leslokalen ogen oubollig en zijn slecht onderhouden. In sommige leslokalen laat de ergonomie van de stoelen en tafels te wensen over. In heel wat lokalen zijn de borden slecht leesbaar. Lokalen zijn vaak onvoldoende verlicht. De turnzaal in het centrale gebouw heeft geen kleedkamers en wasmogelijkheden. De school beschikt over gunstige keuringsverslagen voor de hoogspanning en de laagspanning. In het preparatielokaal voor chemie zijn de producten met gevaarlijke eigenschappen opgeslagen in de daarvoor geschikte kasten. Er bevinden zich te veel producten; een grondige opruimbeurt dringt zich op. De zuur-basekast met afzuiging bevindt zich in een afzonderlijk lokaal. Lijsten met de aanwezige producten zijn opgemaakt maar niet opgehangen. De lokale preventieadviseur beschikt niet over alle inventarissen van de producten met gevaarlijke eigenschappen. De producten in het gebouw van de eerste graad zijn niet mee opgenomen in de inventaris. De school beschikt over een geïllustreerde asbestinventaris van vijf jaar geleden, een geactualiseerde asbestinventaris ontbreekt. De brandstof voor de machines van PV tuinbouw is niet conform de regelgeving opgeslagen. Hygiëne en gezondheid Er zijn voor jongens en meisjes voldoende sanitaire installaties. Zij worden onvoldoende onderhouden en de nodige toebehoren zijn niet overal aanwezig. Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 17
De school bereidt geen warme maaltijden of broodjes. Het E.H.B.O.- lokaal is uitgerust zoals voorzien in artikel 175 van het ARAB. Er is er een rooster uitgewerkt met de personen, die elk lesuur ter beschikking staan voor E.H.B.O. De school beschikt over voldoende bevoegde personen. Werkpunten •
De tekortkomingen met betrekking tot leer- en werkomgeving wegwerken.
•
De praktische opvolging van de knelpunten in de schoolgebouwen.
•
Zorgen voor ergonomisch schoolmeubilair.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 18
3
3.1
HOE GOED WERKT DE SCHOOL?
Vakverslagen
3.1.1 Engels De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd in de derde graad KSO en TSO voor Engels. Leerplanrealisatie De leraren realiseren de leerplandoelstellingen vanuit het leerboek. Om de horizontale samenhang te verhogen, worden in parallelle groepen dezelfde leerinhouden aangeboden en gelijkaardige toetsen en proefwerken opgesteld. Uit de lespraktijk, de toetsen, de taken en de evaluatie blijkt dat de vaardigheidsgerichtheid nog onvoldoende aangepast is aan het gedifferentieerde leerlingenprofiel. Uit de agenda’s en de notities van de leerlingen blijkt dat de lees- en luistervaardigheid doorgaans voldoende worden ingeoefend. De kansen om spreek- en schrijfvaardigheid te oefenen, zijn minder talrijk. De algemene leerstrategieën (opzoeken, lees- en luistertechnieken, voorkennis activeren, ...) worden te weinig ingezet om de taaltaken efficiënt uit te voeren. Ook compenserende strategieën zoals vragen om iets te herhalen, intonatie e.d. komen onvoldoende aan bod. In de derde graad KSO voldoet het studiepeil voor de receptieve vaardigheden. Er wordt stilgestaan bij literatuur in samenhang met de studierichting. Verwerkingsopdrachten bij leesvaardigheid zijn soms uitdagend en creatief. De schrijfopdrachten zijn in het algemeen sterk reproductief. De leerplandoelen 'bij het uitvoeren van een schrijftaak strategieën kunnen toepassen’ en 'informatie kritisch benaderen’ worden weinig ingezet. De communicatiestrategieën ‘zelfstandig traditionele en elektronische hulpbronnen raadplegen’, ‘gebruik maken van de mogelijkheden van ICT’ en ’gebruik maken van een model’ worden nauwelijks geoefend. Het studiepeil voor spreekvaardigheid varieert, afhankelijk van de leerling, van goed tot zeer zwak. In de derde graad TSO komen alle leerplancomponenten voldoende en redelijk gespreid in het leerproces aan bod. Dit gebeurt doorgaans op een geïntegreerde manier. Spreek- en gespreksvaardigheid komen geregeld aan bod in het leerproces. Voor de inkleuring van de leerstof wordt in het laatste leerjaar Biotechnieken een specifiek leerboek gebruikt waarin aangepaste thema’s worden aangeboden. Engels wordt in de geïntegreerde proef niet geïntegreerd in het proces. De leraren spreken verzorgd en vloeiend de doeltaal. Hun individueel engagement en hun inzet zijn groot. Toch gebruiken niet alle leerlingen consequent de doeltaal Engels. In sommige lesgroepen wordt te snel naar het Nederlands teruggegrepen, wanneer de leerling zijn gedachten niet kan uitdrukken in de doeltaal. Volgende elementen hinderen de leerplanrealisatie: het gebrek aan een taalkrachtige leeromgeving, het ontbreken van woordenboeken in de lokalen die niet in het hoofdgebouw gelegen zijn, de gebrekkige beschikbaarheid van ICT-lokalen, het lesgeven in lokalen zoals ateliers en labo’s, die niet geschikt zijn voor taallessen, het ontbreken van training voor het digitale schoolbord. Daarnaast speelt de specificiteit van het leerlingenprofiel een belangrijke rol. In de heterogene lesgroepen varieert het niveau per vaardigheid. Leraren geven aan dat leerlingen vaak slordig omgaan met de voorbereiding van de lessen: leerlingen zijn vaak niet in orde, ze vergeten (werk)boeken, taken en voorbereidingen. Ook de inzet van leerlingen bij zelfstandig leren (o.a. thuis ) ligt vaak laag.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 19
Leerlingenbegeleiding De zorg voor de leerlingen is groot. Door duidelijke richtlijnen en afbakening van de examenleerstof worden leerlingen voorbereid op de evaluatie. Toetsen met lage scores worden herhaald, afwezige leerlingen halen toetsen in. De klassfeer is ontspannen. Elke leerling kan steeds extra uitleg vragen na de les. Voor dyslectische leerlingen gelden de compenserende maatregelen en dispenserende (mondelinge evaluatie, langere werktijd bij toetsen, geen onaangekondigd lezen e.d.) van het schoolcontract. Bij een tekort wordt een remediëringsplan opgesteld. De opvolging ervan gebeurt door de vakleraar, de leerlingenbegeleider en de ouders. De leerstof wordt doorgaans door de leraar zelf aangebracht vanuit een onderwijsleergesprek. De interactie wordt niet altijd voldoende gespreid over de lesgroep, waardoor niet alle leerlingen voldoende kansen krijgen om hun spreekvaardigheid te verhogen tijdens de lessen. Groepswerk en/of pairwork is nog niet voldoende ingeburgerd en wordt gehinderd door de niet-communicatieve klasopstelling. Een aantal gebruikte lokalen zijn niet geschikt voor een vlotte toepassing van interactieve werkvormen. Lawaaihinder komt vaker voor (geluidsoverlast buiten, slechte isolatie van de lokalen binnen, lessen storen voor administratieve doeleinden….) en stoort het lesverloop. ICT wordt zelden ingezet voor zelfstandig werk, waardoor men kansen laat liggen om de zelfsturende inbreng van de leerlingen in het leerproces te vergroten. Leerlingenevaluatie De evaluatie heeft eerder een productgericht dan een procesgericht karakter. De leerkrachten volgen het leerproces van de leerlingen door remediëring maar de bijsturing of differentiëring wordt niet weerspiegeld in de evaluatie. Een reëel beeld van de vorderingen is moeilijk uit de evaluatie af te leiden. Bij spreekvaardigheid komen zelf- en peerevaluatie, nodig om leerlingen te confronteren met hun eigen communicatief taalgedrag en dat van hun medeleerlingen, nog te weinig voor. Bijsturing van het leerproces op basis van evaluatie en feedback is nog zeldzaam. Duidelijke afspraken over de criteria die bij de evaluatie van de leerplan- en eindtermgebonden attitudes worden gebruikt, zijn er niet. Het is dan ook niet duidelijk hoe vakattitudes als toepassen van strategieën, de doeltaal inzetten, planning uitvoeren, taakaanvaarding e.d. worden opgenomen in de evaluatie. Voorbeelden van goede praktijk •
De zorg voor de leerling.
•
Het overwegend positieve leerklimaat.
Werkpunten •
Voorzien in een taalkrachtige uitrusting van alle lokalen waar taalonderwijs gegeven wordt en de frontale klasorganisatie doorbreken om door activerende werkvormen de leerplandoelstellingen beter te realiseren.
•
De doeltaal consequent gebruiken.
•
Met de vakgroep duidelijke evaluatiecriteria opstellen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 20
3.1.2 Fysica, natuurwetenschappen, toegepaste fysica en wetenschappelijk werk De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd voor wetenschappelijk werk en fysica in de eerste graad A-stroom. De ontwikkelingsdoelen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd voor natuurwetenschappen in de eerste graad B-stroom. De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd voor fysica in de tweede graad TSO. De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd voor toegepaste fysica in de tweede graad TSO. Leerplanrealisatie In de eerste graad worden tijdens de lessen fysica en wetenschappelijk werk de meeste leerinhouden uit het leerplan behandeld. In het eerste leerjaar van de eerste graad richt de school wetenschappelijk werk als keuzevak in. Voor de invulling gebruikt men praktische toepassingen van leerinhouden uit het leerplan O/2/1997/008. Enerzijds leren leerlingen tijdens wetenschappelijk werk cijfergegevens vlot verwerken en oefenen ze zich in het determineren. Anderzijds echter blijven overlappingen met het vak biologie onvermijdelijk. Een kritische reflectie over de invulling van het keuzevak wetenschappelijk werk dringt zich hierdoor op. Tijdens de lessen fysica is er te weinig leerlingenactiviteit en worden er te weinig leerlingenproeven georganiseerd. Het deel optica wordt te weinig experimenteel benaderd. Hierdoor worden de algemene doelstellingen uit het leerplan rond de experimentele vaardigheden slechts beperkt gerealiseerd. Voor natuurwetenschappen in de eerste graad B-stroom worden de leerplandoelstellingen voldoende gerealiseerd. De leerplandoelstellingen worden evenwichtig over de twee leerjaren verdeeld en op een aangepast niveau aangeboden. Leerlingen worden sterk betrokken bij het lesgebeuren. Leraren brengen veel demonstratiemateriaal en leermiddelen mee van thuis, waardoor een leerkrachtige leeromgeving wordt gecreëerd. Ondanks de gebrekkige infrastructuur voeren leerlingen microscopische observaties en dissecties uit. Er wordt regelmatig ingespeeld op de voorkennis uit de basisschool en frequent worden er studietips tijdens de lessen meegegeven. Voor fysica in de tweede graad TSO worden de meeste leerinhouden uit het leerplan behandeld. In het eerste leerjaar is dit echter op een theoretische manier en met weinig leerlingenactiviteit. Bovendien worden er te weinig leerlingenproeven in het eerste leerjaar georganiseerd. In het tweede leerjaar worden er echter voldoende leerlingenproeven georganiseerd. Hierdoor kan de evolutie, zoals het leerplan beschrijft, naar meer zelfstandig werk in de tweede graad pas in het tweede leerjaar starten. Voor de invulling van toegepaste fysica in de tweede graad TSO gebruikt men de leerplannen O/2/2003/124 en 2004/18/20/21/(19)//4/I/SG/1/II//D/(V/06). Door een grondige studie en integratie van beide leerplannen is men erin geslaagd om het theoretische en het toegepaste luik van het vak fysica beter op elkaar af te stemmen en geïntegreerd als één vak toegepaste fysica aan te bieden. Vakoverschrijdende thema’s zoals milieu- en gezondheidseducatie en sociale vaardigheden komen in het kader van de leerplannen en tijdens een aantal leerlingenproeven aan bod. Positief is de sensibilisering rond afvalverwerking in de wetenschapslokalen. De aandacht voor leren leren is weinig doorgedrongen in de vakken van de tweede en de derde graad. De leerplanrealisatie wordt gunstig beïnvloed door de inzet en de theoretische vakdeskundigheid van de leraren. Tekortkomingen in de realisatie van eindtermen, ontwikkelingsdoelstellingen en leerplandoelstellingen worden onder meer veroorzaakt door de gebrekkige infrastructuur voor de eerste graad en de minder ICT- krachtige leeromgeving in de hogere graden. Daarnaast hebben leraren het soms moeilijk om de traditionele centrale kennisoverdracht te ruilen voor de zelfwerkzaamheid van leerlingen uit vrees voor een daling van het lesrendement.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 21
De meeste leraren volgen nascholing. De nascholingservaringen worden zoveel mogelijk geïmplementeerd tijdens de lessen, bijvoorbeeld de nascholing rond eenvoudige proefjes in de fysicales en over alternatieve evaluatievormen. Leraargebonden worden in de planningsdocumenten linken gelegd naar vakoverschrijdende eindtermen en naar eindtermen over vaardigheden en attitudes. Naast het vele informele overleg verloopt het formeel overleg via drie vakvergaderingen per vak per schooljaar. Deze vakvergaderingen verlopen met een te gering aantal mensen om echt rendabel te zijn. Leraren geven zelf aan om de structuur van de vakvergaderingen wetenschappen te herbekijken. Bovendien richten de vakvergaderingen zich vooral op organisatorische aspecten en te weinig op onderwijskundige en leerplaninhoudelijke thema’s. De verticale samenhang kan geoptimaliseerd worden met betrekking tot het introduceren van activerende werkvormen én zoals het leerplan aangeeft een leerlijn van zelfstandig werken (in de tweede graad) naar zelfstandig leren (in de derde graad) te ontwikkelen. Het gebrekkige en te kleine wetenschapslokaal in het gebouw van de eerste graad belemmert niet alleen de optimale leerplanrealisatie maar ook de verdere professionalisering van de leraren. De leraarstafel voldoet niet aan de minimale materiële vereisten uit het leerplan. Achteraan het lokaal is stromend water voorzien, maar tijdens de doorlichting was de kraan defect. Een recente levering van extra leermiddelen voor de eerste graad zal het heen en weer verhuizen van leermiddelen over de verschillende gebouwen doen verminderen. In het fysicalokaal zitten de leerlingen op oncomfortabele krukjes, sommige daarvan zijn veel te laag. Door een tekort aan ICT-infrastructuur in het fysicalokaal en het wetenschapslokaal van de eerste graad blijft de ICT-integratie in de lessen (toegepaste) fysica, natuurwetenschappen en wetenschappelijk werk achterwege. Uitwijkmogelijkheden naar andere multimedialokalen zijn moeilijk wegens overbezetting van deze lokalen. Mogelijkheden tot het uitvoeren van computergestuurde meetproeven zijn er niet. Leerlingenbegeleiding De lessen vinden plaats in een rustig en leergericht klimaat. De bijgewoonde lessen vertonen een overwegend leraargestuurde aanpak, waardoor kansen worden gemist om alle leerlingen actief aan de lesopbouw te laten participeren. Het implementeren van meer leerlingactieve werkvormen kan de motivatie en de inzet van een aantal leerlingen ongetwijfeld verhogen. Tijdens practica en oefeningen gaan leerlingen zelfstandig aan de slag. Het cursusmateriaal ondersteunt de leerlingen voldoende bij hun studie. Sommige eigen gemaakte cursussen ogen oubollig en zijn weinig leerlinggericht. Leerlingen met leerstoornissen worden extra begeleid met behulp van handelingsplannen. Indien nodig mogen leerlingen hun toetsen en proefwerken met de laptop maken. In het kader van leerstoornissen hebben leraren een goede samenwerking met de leerlingenbegeleiders en de GON-begeleiders. Positief is het aanbieden van herhalingslessen onder de vorm van een quiz of door leerlingen zelf eenvoudige experimenten te laten uitvoeren voor de klas. De extra begeleiding in de hogere graden bij het leren oplossen van meerkeuzevragen en moeilijkere vraagstukken zorgt onder meer voor het hoge niveau van toegepaste fysica in Biotechnische wetenschappen. De leerlingen krijgen inzage in de verbeterde toetsen en proefwerken en krijgen hierover de nodige feedback. Op de verbeterde toetsen komen verbetertips voor om leerlingen te helpen de leerstof beter te doorgronden. De remediëringsplannen zijn leraargebonden ondersteunend bij het leerproces van de leerlingen. Het mondelinge taalgebruik van leraren en leerlingen is in het algemeen goed. Het schriftelijke taalgebruik van leraren en leerlingen laat vaak te wensen over. Leerlingenevaluatie Voor de evaluatiepraktijk volgt de vakgroep de richtlijnen op schoolniveau. De verhouding dagelijks werk/proefwerk is voor de eerste graad vastgelegd op 2/1, voor de tweede graad 2/2 en voor de derde graad 1/2. Het toenemend belang van het proefwerk over de graden heen laat zich voelen in een groter aantal tekorten in het eerste leerjaar van de derde graad. De schoolafspraak om de proefwerken te voorzien van een puntenverdeling wordt door de vakgroep gevolgd. Evaluatiegegevens worden verzameld op basis van huistaken, toetsen en leerlingenproeven. Voor wetenschappelijk werk gebeurt de evaluatie via klassieke toetsen en proefwerken waarbij enkel reproductie van kennis centraal staat. Hierdoor wordt onvoldoende nagegaan of de leerlingen de verschillende fasen van het
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 22
wetenschappelijk onderzoek hebben doorlopen. Enkel in de hogere graden is er een aanzet om vaardigheden en attitudes tijdens leerlingenproeven te beoordelen met behulp van transparante beoordelingscriteria. De kwaliteit van de vragen op toetsen en proefwerken is zeer uiteenlopend. Niet alle proefwerken vertonen een verzorgde lay-out en bevatten voldoende visuele ondersteuning met figuren en grafieken. Sommige leraren geven elk schooljaar dezelfde proefwerkvragen. Positief is de aanzet om de vragen meer te laten vertrekken vanuit een concrete leerlingencontext. Bij elk onvoldoend cijfer dagelijks werk wordt er commentaar geleverd door de leraar op het rapport. Professionaliseren in het eerder formuleren van diagnostische en remediërende commentaren is wenselijk. Na overleg op de klassenraad wordt bij een onvoldoende een remediëringsplan opgesteld. Voorbeelden van goede praktijk •
De leerlinggerichte aanpak in de lessen natuurwetenschappen.
•
De invulling van het vak toegepaste fysica in de tweede graad.
Werkpunten •
Een leerlijn uitwerken van onderzoekend leren naar leren onderzoeken.
•
De invulling van het keuzevak wetenschappelijk werk verbeteren.
•
De leerlingenactiviteit in de eerste graad voor het vak fysica verhogen.
3.1.3 Nederlands De eindtermen, de leerplandoelstellingen en de ontwikkelingsdoelen worden niet in voldoende mate gerealiseerd in de eerste graad voor Nederlands. De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden niet in voldoende mate gerealiseerd in de tweede en derde graad KSO en TSO voor Nederlands. Leerplanrealisatie Ondanks het jarenlange gebrek aan pedagogische comfort zijn de leraren zowel formeel als informeel blijven overleggen over leerinhouden, evaluatie, extra-muros activiteiten, nascholing en lectuurlijsten. Door de jaarlijks wisselende lesopdrachten, die laattijdig werden meegedeeld, hebben de leraren het moeilijk om zich tijdig en voldoende voor te bereiden op het komende werkjaar. Mede door het ontbreken van de aangepaste infrastructuur en gebruiksklare leermiddelen haalt men de hoofddoelstellingen van de lessen Nederlands niet om zowel productief als receptief in mondelinge en schriftelijke vorm het Nederlands efficiënt en effectief te gebruiken. Daarnaast wordt de zelfredzaamheid van de leerling onvoldoende aangescherpt. Schrijnend is de opvang van het specifieke leerlingenprofiel in de B-stroom, dat organisatorisch en pedagogisch onvoldoende wordt ondersteund om realistisch, interessant en functioneel taalonderwijs aan te bieden. De noodzakelijke visuele ondersteuning van het leerproces ontbreekt. Om de horizontale samenhang te bevorderen, gebruiken de leraren per graad hetzelfde leerboek met werkboek aangevuld met eigen lesmateriaal. De planningsdocumenten zijn opsommingen van leerinhouden en vermelden eindterm- en ontwikkelingsdoelcodes. Er wordt zelden gerefereerd naar de vakspecifieke vaardigheden of vakattitudes zodat onvoldoende kan worden afgeleid welke inspanningen de leerlingen leveren om de eindtermen en vakoverschrijdende eindtermen te bereiken. De link naar de actualiteit ontbreekt doorgaans. Algemeen loopt het mis bij het leren toepassen van inzichten en strategieën die bij communicatie van belang zijn.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 23
In de eerste graad realiseren de leerlingen slechts de helft van de geplande leerinhouden. Het werktempo ligt er laag en de efficiënte lestijd wordt verstoord door lesonderbrekingen allerhande (leerlingendisputen, administratieve mededelingen, de niet leerlinggerichte extra-muros activiteiten). Het hoofdaccent ligt op de traditionele deductieve aanbreng van spraakkunst en spelling. Positief in de eerste graad zijn de planning van de spreekbeurtvoorbereiding en de boekbespreking maar eveneens de keuzemogelijkheden om een leesmap samen te stellen. In de tweede en derde graad is de reflectie over de planning en de uitvoering van taken in communicatieve situaties eerder beperkt. Aan het argumenteren en debatteren komt men zelden toe. Het plannen van een spreekoefening door het spreek- en gespreksdoel te bepalen, een spreekplannetje op te stellen20, de route, situaties, het publiek te beschrijven21 en de voorkennis in te zetten22, wordt zelden geoefend. De stappenplannen, observatie- en evaluatieformulieren waarover de leerlingen beschikken, worden in de drie graden zelden gebruikt. De reflecteervaardigheid waardoor leerlingen inzicht krijgen in het eigen taalgebruik en dat van anderen, zoals voorgeschreven door de leerplannen wordt onvoldoende geoefend. 23 Het kijkvaardigheidsonderwijs als middel om de leerlingen te vormen tot kritische consumenten van de beeldcultuur door het toepassen van kijkstrategieën kan bij gebrek aan materiaal slechts zeer beperkt worden ingezet. Opvallend zijn de hiaten in de leerplanrealisatie gelinkt aan de beperkte visuele ondersteuning (videofragment, luisterfragment, flip-over, presentatie programma).
De minimale materiële vereisten van de leerplannen worden niet ingevuld. De meerwaarde die ICT aan het onderwijs van het Nederlands biedt, kan niet voor instructie ingezet worden bij gebrek aan beschikbare infrastructuur. Occasioneel kan de aanwezige infrastructuur in één multifunctioneel ingericht leslokaal worden ingezet om de integratie van ICT in het vak te bewerkstellingen. Daar is ook voldoende didactisch materiaal en referentiemateriaal ter beschikking. Maar algemeen hapert het aan het leren ‘gericht informatie selecteren’ waardoor leerlingen niet begeleid worden in het efficiënt zoeken op het internet. Het gebruik van ICT-hulpmiddelen zoals spellingscheckers en taaladviesdiensten24 is doorgaans onmogelijk bij gebrek aan beschikbaar materiaal. De taalbasis van de leerlingen nodig om de leesvaardigheid van de leerlingen te verhogen, wordt onvoldoende versterkt vanuit ervaringen met vormconventies (BIN-normen), strategieën bij het gebruiken van spelconventies en inhoudsconventies (woordgebruik). In de derde graad zijn de schrijfopdrachten rond sollicitatiebrieven en curriculum vitae achterhaald. Actuele achtergrondinformatie over solliciteren, vergaderen, non-verbale communicatie ontbreekt25. De spreekvaardigheid van de leerlingen wordt tijdens de lessen onvoldoende individueel bijgestuurd (vermijden van stopwoorden euh, enzo,..) zodat er onvoldoende kijk is op de vorderingen die worden geboekt tijdens het spreekproces. De leerlingennotities zijn doorgaans ongestructureerde verzamelingen van werkboekbladen, eigen notities, oefeningen en instructie. In de B-stroom zijn de notities beter gestructureerd. Heel wat leerlingen kunnen de spelling duidelijk nog niet verzorgen in een onbewaakt moment (ET 17). Het werken met invuldidactiek veronderstelt bij de leraren misschien een te grote verantwoordelijkheid van de leerling en wordt te weinig opgevat als een oefening in correct schrijven. De leerlingennotities worden zelden door de leraren gecontroleerd, waardoor leerlingen algemeen weinig feedback krijgen over hun schriftelijk werk rond zinsbouw, spelling of schrijfstijl. De schrijfopdrachten zijn soms creatief van aard. Sterk is de voorbereiding van de leerlingen op het structureren en presenteren van de geïntegreerde proef. Hier wordt sterk procesmatig gewerkt.
20 21 22 23 24 25
Leerplan 0/2/1997/009 eerste graad leerplandoelstelling 35 t.e.m 45. Leerplan O/2/2002/117 tweede graad eindterm 10; leerplandoelstellingen 10 t.e.m.15. Leerplan 0/2/2006/276 derde graad eindterm 10; leerplandoelstelling 10 t.e.m. 15. Eigen doelstellingen voor het vak in de drie leerplannen. Leerplan 0/2/2006/276 derde graad eindterm 21, leerplandoelstellingen 28 t.e.m 31. www.vacature.com
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 24
De leraren volgen weinig vakgerichte nascholing. Er is expliciet vraag naar nascholing rond het digitale schoolbord. De leraren van de eerste graad melden onvoldoende inspraak in de inhoud van de buitenschoolse activiteiten aangepast aan het leerjaar, maar werken wel actief mee aan de integratie van de voorgestelde excursies tijdens de lessen. Leerlingenbegeleiding De vriendelijke omgang met de leerlingen uit zich in een bijzondere zorg voor het welbevinden. Leraren geven aan dat de taalvaardigheid, de motivatie van de leerlingen en de sociale en culturele bagage vaak zeer beperkt zijn. Het niveauverschil in taalbasis binnen de heterogene klasgroepen is zeer gevarieerd. Heel wat leerlingen kampen met leer- of ontwikkelingsstoornissen. Tijdens de lessen wordt ingespeeld op de vragen van de leerlingen. Doorgaans wordt het onderwijsleergesprek als werkvorm gebruikt. Het begeleid zelfstandig werken waarbij zelfstandig strategieën (schrijf- of spreekplan) worden ingezet, komt te weinig aan bod, hulpmiddelen om de spelling te controleren of informatie op te zoeken evenmin. De remediëring speelt een belangrijke rol bij de eindbeoordeling of bij een heroriëntering. Bij moeilijkheden worden de leerlingen bijgestuurd door middel van remediëringsplannen. De leraren geven aan dat dit systeem werkt om de werkzaamheid van leerlingen te verhogen maar niet als remediëring van taalzwakke leerlingen. Sinds dit schooljaar loopt in de eerste graad een project naschoolse opvang met studenten van een naburige hogeschool om leerlingen met leerachterstanden te helpen bij het maken van het huiswerk. Volgens de leraren met succes. Leerlingenevaluatie Taken en toetsen worden in voldoende aantal aangeboden en voldoen. Proefwerkvragen worden voor parallelle lesgroepen gezamenlijk opgesteld. De resultaten van taken en toetsen worden gebundeld in een overzichtsblad. Er ontbreekt een duidelijk remediëringsadvies voor het vak als deel van het leerproces waarmee de leerling aan de slag kan. Maar ook vakattitudes nodig om eindtermen te bereiken zoals de spreekbereidheid, de kritische houding ten opzichte van het eigen spreek- en gespreksgedrag, de meningsuiting met als doel het spontaan en geëngageerd voor te lezen, te vertellen, voor te dragen en te spelen, worden zelden geëvalueerd. De tekeningen en teksten in de proefwerkopdrachten in de eerste graad zijn soms vaag en moeilijk leesbaar. De vragen evalueren een voldoende kennispakket gericht op productieve vaardigheden. Een aantal vragen worden in een context aangeboden maar andere zijn reproductief van aard en slecht gesteld (Wat is een lead, een tekstkader, een bezittelijk voornaamwoord, het Middelnederlands?…). Jammer genoeg beogen weinig gestelde vragen toepassingen van strategieën (Zoek op in het woordenboek, stel een spreekplan op…). De evaluatie weerspiegelt niet de opmerking van de vakgroep over de zwakke leerlingeninstroom en gevarieerde leerhindernissen. De vakcommentaren op de rapporten zijn weinigzeggend. Rond objectief evalueren van de vaardigheden heeft de vakgroep Nederlands nog heel wat te leren. De inhoudelijke bespreking van eindtermen, vakattitudes, vakvaardigheden, permanente evaluatie, procesen productevaluatie en ook remediëring is dan ook noodzakelijk. Voorbeelden van goede praktijk •
De grote bereidheid om alle leerlingen individueel bij te staan en te begeleiden.
•
De zorg voor de leerlingen.
Werkpunten •
De realisatie van de eindtermen, leerplandoelstellingen en ontwikkelingsdoelen voor Nederlands.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 25
•
Binnen de vakgroepwerking vanuit de leerplanstudie streven naar een eenvormig jaarplan per graad, waarin naast leerinhouden ook het tijdsgebruik, de eindtermen en de werkvormen verwerkt zitten.
•
Vanuit vakgerichte nascholing de vakgroep verder professionaliseren.
•
Meer aandacht schenken aan strategieën ter ondersteuning van het leerproces.
•
Een visie op evaluatie ontwikkelen.
•
Leerlingen leren omgaan met de actualiteit in functie van begeleid zelfstandig werken.
3.2
Studierichtingsverslagen
3.2.1 Basisoptie Agro- en biotechniek, beroepenveld Land- en tuinbouw, studierichtingen Tuinbouw en Tuinbouwtechnieken en specialisatiejaar Groenbeheer en verfraaiing. De leerplandoelstellingen worden niet in voldoende mate gerealiseerd voor de basisoptie Agroen biotechniek in de eerste graad. De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd voor het beroepenveld Landen tuinbouw in de eerste graad. De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd voor de studierichting Tuinbouw (BSO) in de derde graad en het specialisatiejaar Groenbeheer en verfraaiing. De leerplandoelstellingen worden niet in voldoende mate gerealiseerd voor de studierichting Tuinbouwtechnieken (TSO) in de derde graad. Leerplanrealisatie In de eerste graad werkt de school momenteel nog niet met de definitief goedgekeurde leerplannen. Daardoor wordt er binnen de basisoptie Agro- en biotechniek niet leerplangericht gewerkt en worden onder andere de doelstellingen in verband met dieren en de doelstellingen in verband met oogsten, verwerken en verkopen van plantaardige en dierlijke producten in onvoldoende mate gerealiseerd. De leerlingen bezoeken wel een landbouwbedrijf maar dat is onvoldoende om de leerplandoelstellingen met betrekking tot dieren met de nodige diepgang te realiseren. Er wordt voor de basisoptie agro- en biotechniek een duidelijke keuze gemaakt om de leerlingen in grote mate te laten kennismaken met het vakgebied biotechniek. De school heeft daarvoor drie extra lesuren uitgetrokken. De noodzakelijke infrastructuur is echter niet voorhanden om die uren ook op een kwaliteitsvolle wijze in te vullen. De lessen labo biotechniek gaan niet door in een daartoe uitgerust vaklokaal. Daardoor kunnen de leerlingen de basisdoelstelling ‘via laboratoriumoefeningen interesse verwerven voor het wetenschappelijk onderzoek’ en de leerplandoelstelling ‘de veiligheidsvoorschriften van het labo kennen en kunnen toepassen’ niet bereiken. Het uitvoeren van experimenten wordt bovendien belemmerd door het ontbreken van het nodige materiaal en er wordt gewerkt in onveilige omstandigheden. De situatie voor het beroepenveld land- en tuinbouw is gelijkaardig: ook hier wordt nog niet met de definitief goedgekeurde leerplannen gewerkt. De doelen in verband met dieren komen hier echter wel al aan bod waardoor de tekorten beperkt blijven. In de studierichtingen van de tweede en derde graad Tuinbouw en Tuinbouwtechnieken zorgen de frequente aanpassingen binnen de leerplannen voor veel extra werk. Recent werden interessante
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 26
aanzetten gegeven om de leerplandoelen te hergroeperen tot brede vakdomeinen en de vakgroepwerking werd organisatorisch en inhoudelijk ook aangepast aan de nieuwe situatie. Globaal is het zo dat de differentiatie tussen TSO en BSO te beperkt is. In Tuinbouwtechnieken (TSO) treden bovendien een aantal ernstige hiaten op in de leerplanrealisatie. De doelstellingen voor toegepaste biologie in verband met celdeling, erfelijkheid, eiwitsynthese en evolutieleer kwamen vorig schooljaar niet aan bod. Binnen toegepaste chemie werd de leerstof in verband met kwantitatieve chemie niet aangebracht waardoor de leerlingen niet oefenden met het rekenen met concentraties en stofhoeveelheden; nochtans een essentieel onderdeel van de chemie. Binnen het luik gewasbescherming kwam regelgeving, opslag van gewasbeschermingsmiddelen en toxicologie niet aan bod. De doelen rond klimatisatie en serreconstructies worden opgesplitst en komen respectievelijk aan bod binnen de vakken toegepaste informatica en uitrusting. In Tuinbouw (BSO) voldoet de leerplanrealisatie globaal wel. De leerlingen geven blijk van een degelijke vakkennis en ze zijn geïnteresseerd in de leerstof. In het specialisatiejaar Groenbeheer en verfraaiing wordt het leerplan voldoende gerealiseerd en er is aandacht voor een leerlijn vanuit de tweede en derde graad. Het specialisatiejaar biedt daardoor een meerwaarde. In het specialisatiejaar Bloemsierkunst was de enige leerling in de opleiding afwezig tijdens de doorlichtingsweek. Uit het beschikbare cursusmateriaal kon echter niet worden afgeleid dat de opleiding een gespecialiseerd niveau bereikt. De inhoud van het cursusmateriaal blijft steken op het niveau van de derde graad Tuinbouw. Doorheen de opleidingen is er een vernieuwde aandacht voor nomenclatuur. Die aandacht is onder andere noodzakelijk omdat er momenteel zowel in cursusmateriaal als in de geïntegreerde proef fouten worden gemaakt tegen de nomenclatuurregels. Er zijn per deelvak plantenlijsten opgesteld die ook een leerlijn bevatten over de graden en leerjaren heen. De schooltuin biedt een goede basis voor het inoefenen van plantenkennis aangezien een schat aan plantensoorten voorzien zijn van een plaatje met de wetenschappelijke naam. De infrastructuur ondersteunt niet altijd het leerproces. Voor de twee specialisatiejaren zijn er vaklokalen beschikbaar maar ze zijn nog aan afwerking of aan opruiming toe. Daarnaast zijn er geen vaklokalen die standaard zijn uitgerust met projectiemogelijken, ICT-infrastructuur en opbergruimten voor didactisch materiaal. Vanuit het schoolbeleid worden inspanningen gedaan om, via het toekennen van de lesopdrachten, theorie en praktijk zoveel mogelijk geïntegreerd aan te bieden. De infrastructuur ondersteunt deze visie op dit ogenblik echter niet. In de serres is nog niet in mogelijkheid voorzien om theorie en praktijk te integreren; er is geen ruimte beschikbaar om instructiemomenten in te bouwen. De tuinbouwinfrastructuur is verouderd maar een opruimbeurt en opfrisbeurt zouden wonderen kunnen doen. De extra investeringsmogelijkheden waarin de overheid heeft voorzien, hebben nog niet geleid tot het installeren van nieuwe belichting en een nieuw watergeefsysteem. De school beschikt over een gevarieerd aanbod aan teelten en teelttechnieken en globaal gezien is de invulling van het praktijkluik van de opleiding voldoende gevarieerd. De mogelijkheden die het in-vitro-labo van de studierichting Biotechnische wetenschappen biedt, worden momenteel echter nog niet benut. Personeelsleden van de Provincie worden ingezet voor het helpen opzetten en onderhouden van de teelten. Dat betekent dat er voor de teeltleiders extra tijd vrijkomt voor het opnemen van coördinerende taken. Er is voor de praktijklessen nog geen systeem opgesteld om op het niveau van de leerlingen te registreren welke praktijkdoelstellingen op welk niveau werden gerealiseerd. Ook voor praktijkverslagen zijn er nog geen overkoepelende afspraken gemaakt al werd recent wel gestart met het aanleggen van een fichebank voor praktijkopdrachten. De integratie van ICT binnen de opleiding is heel beperkt. In de B-stroom wordt wel vaak gewerkt met een powerpointpresentatie als ondersteuning van het lesgebeuren. Maar van het integreren van ICT in het leerproces van de leerlingen is nog maar weinig sprake. De vakgroep heeft er voor geopteerd om een apart vak toegepaste informatica te organiseren. Cursusmateriaal heeft aan dat enkel klimatisatie daar als directe tuinbouwtoepassing aan bod komt. Verder wordt het vak ingevuld met algemene kennis over hardware en basissoftwarepakketten.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 27
De organisatie en invulling van de stages en de geïntegreerde proef verloopt kwaliteitsvol. De administratief noodzakelijke documenten worden zorgvuldig bijgehouden. De stageactiviteitenlijsten zijn vaak nog van algemene aard maar er zijn ook voorbeelden van specifiekere competentielijsten en voor het specialisatiejaar Groenaanleg en verfraaiing kan de activiteitenlijst ook gepersonaliseerd worden. De geïntegreerde proef is gekoppeld aan de stage en bevat daarnaast ook nog verschillende andere geïntegreerde opdrachten. Het geheel is van een goed niveau. Leerlingenbegeleiding Over het algemeen heerst er in de klassen een aangename sfeer; er is een goede verstandhouding tussen leraren en leerlingen. Vooral de leerlingen van de BSO-studierichtingen tonen veel interesse voor de leerstof en een duidelijke wil om te leren. Voor het TSO kunnen de opdrachten veel uitdagender worden uitgewerkt. Het cursusmateriaal ondersteunt het leerproces niet altijd ten volle. Voor het beroepenveld Land- en tuinbouw kon geen leerlingencursusmateriaal worden voorgelegd, het leerproces wordt wel soms ondersteund met powerpointpresentaties. In veel gevallen is het cursusmateriaal sterk verouderd en bestaat het uit een samenraapsel van losse teksten uit leerboeken en verouderde artikels uit de vakliteratuur. Nochtans is recente vakliteratuur op de school aanwezig. Recent is wel gestart met een inhaalbeweging en er wordt op verschillende domeinen gewerkt aan leerlingvriendelijk, leerplangericht en ondersteunend cursusmateriaal. Differentiatie tussen TSO en BSO is ook op dit niveau noodzakelijk. De agenda’s worden over het algemeen niet gebruikt als middel om het leerproces voor de leerlingen in kaart te brengen. Vaak worden er nietszeggende en vage verwijzingen opgenomen (‘leerstof overlopen’, ‘taak’, …). De leerlingen schrijven ook veel taalfouten in hun agenda. Leerlingenevaluatie Er werd binnen de vakgroep nog geen duidelijke visie ontwikkeld op evaluatie (vormen van evaluatie, evaluatie van praktijkvaardigheden en attitudes, differentiatie tussen TSO en BSO,…). Dat resulteert in een evaluatiepraktijk die nu vooral focust op kennis en bovendien zeer gelijklopend is voor TSO en BSO. In zoverre zelfs dat proefwerkvragen in veel gevallen identiek zijn. Ook hieruit blijkt het gebrek aan duidelijke differentiatie tussen beide onderwijsvormen. De kwaliteit van de proefwerkvragen laat te wensen over. Er wordt vooral gepeild naar reproductie via open kennisgerichte vragen (bespreek de werking van…, beschrijf de bouw van…, geef vijf soorten…). De leerplandoelen worden bijgevolg niet als uitgangspunt genomen voor de evaluatie. Er wordt ook gebruik gemaakt van invulteksten die de leerlingen moet aanvullen. In veel gevallen is deze evaluatievorm onvoldoende valide omdat niet duidelijk is naar welke kennis wordt gepeild. Er zijn ook aanwijzingen dat leerlingen de proefwerkvragen en antwoorden soms vooraf krijgen. In die gevallen worden de leerlingen vooral getest op de mate waarin ze kunnen memoriseren en reproduceren en niet op hun kennis en inzicht in de leerstof. Voor het specialisatiejaar Bloemschikken worden vragen en antwoorden vooraf letterlijk opgenomen in het cursusmateriaal. De evaluatie voor het beroepenveld Land- en tuinbouw gebeurt op permanente basis. Er werden echter geen evaluatiedocumenten voorgelegd. Voor de evaluatie van praktijkvaardigheden werden nog geen algemene afspraken gemaakt binnen de vakgroep en er is geen algemeen systeem voor het bepalen en registreren van het niveau dat de leerlingen hebben bereikt. Daardoor hebben de leerlingen onvoldoende zicht op hun eigen vorderingen binnen het leerproces. Voor de evaluatie van de stages en de geïntegreerde proef zijn wel gezamenlijke afspraken gemaakt en worden de deelvaardigheden op permanente basis geëvalueerd aan de hand van duidelijke afspraken. Voorbeelden van goede praktijk •
De plantenverzameling met nomenclatuurbordjes.
•
De organisatie en de invulling van de stages en de geïntegreerde proef. Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 28
•
Het hernieuwde elan binnen de vakgroep.
Werkpunten •
In de basisoptie Agro- en biotechniek en het beroepenveld Land- en tuinbouw werken met de goedgekeurde leerplannen.
•
Alle leerplandoelstellingen van de basisoptie Agro- en biotechniek realiseren en voorzien in veilige infrastructuur.
•
Alle leerplandoelstellingen van de derde graad van de studierichting Tuinbouwtechnieken realiseren.
•
Een systeem ontwerpen voor het opvolgen van de leerplanrealisatie voor praktijk.
•
Een visie ontwikkelen op evaluatie en de kwaliteit van de evaluatie van theorie en praktijk verbeteren en baseren op de leerplandoelstellingen.
3.2.2 Beeldende en architecturale kunsten en Toegepaste beeldende kunst De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd voor het vak KV architecturale vorming/beeldende vorming/waarnemingstekenen van de studierichting Beeldende en architecturale kunsten (KSO II). De leerplandoelstellingen worden niet in voldoende mate gerealiseerd voor het vak KV toegepaste beeldende vorming van de studierichting Toegepaste beeldende kunst (KSO III). De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd voor het vak KV waarnemingstekenen van de studierichting Toegepaste beeldende kunst (KSO III). Leerplanrealisatie Uit de gevoerde gesprekken en lesobservaties blijkt dat de betrokkenheid en inzet van de meeste leraren groot zijn. Hun vakgebonden professionaliteit is een meerwaarde voor de leerlingen, maar een gebrek aan visie, gelijkgerichtheid en samenwerking remt het leerrendement af. Voor de invulling van het leerlingencurriculum hanteert de school de leerplannen van het OVSG, die veel ruimte laten voor de individuele interpretatie door de leraren (leerplannummers: 0/2/2000/123 en 0/2/2002/372). Het studiepeil voldoet niet voor toegepaste beeldende vorming in de derde graad. De vastgestelde tekorten betrekken zich niet uitsluitend op de leerplanrealisatie binnen het vak zelf maar moeten in de ruimere context van alle kunstvakken in beide graden worden gezien. Knelpunten van zowel structurele als pedagogisch-didactische origine wegen op het studierendement. Het graadoverstijgende curriculum is niet uitgebalanceerd. In de tweede graad wordt in het kunstvak architecturale vorming/beeldende vorming/waarnemingstekenen nauwelijks rekening gehouden met de toegepaste opleidingscomponent. De leerlingen werken er - op enkele uren architectuurtekenen na vrijwel uitsluitend rond vrije beeldende kunstdisciplines en bereiden zich zodoende onvoldoende voor op de richting Toegepaste beeldende kunst van de derde graad. De horizontale vakkensamenhang staat niet op punt. Ondanks intensief vakgroepoverleg slagen sommige leraren er niet in de beslotenheid van het eigen atelier te overstijgen. Zij zien de kunstvakken als losstaande entiteiten, veeleer dan als gezamenlijke hefboom voor de maximale ontplooiing van de artistieke mogelijkheden van de leerling. Dat de complementariteit tussen de leraren en vakken onvoldoende primeert bij de verdeling van de ambtsbevoegdheden weegt extra op de cohesie. De indeling van de lestijden toegepaste beeldende vorming in subvakken is niet altijd in balans met de leerstofgehelen die er volgens de leerplannen aan bod moeten komen. Dat bovendien nogal wat Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 29
vakken in relatief korte blokken van twee à drie lesuren worden geroosterd, komt de continuïteit niet ten goede. Ook de infrastructurele situatie beïnvloedt de leerplanrealisatie. Enkel voor fotografie en media voldoen zowel de ateliers als de beschikbare leermiddelen. Waarnemingstekenen wordt in een polyvalente ruimte gegeven die zich daar absoluut niet toe schikt. De lichtinval is er niet stabiel en de ruimte kan niet worden verduisterd. Andere kunstvakken worden in te kleine, gebrekkig uitgeruste ateliers onderwezen. Hoewel alle knelpunten genoegzaam bekend zijn, werden nog geen acties ondernomen om er definitief mee af te rekenen. Over het algemeen scoren de kunstvakken zeer behoorlijk m.b.t. de vorming van de creatieve denkmethode, zeker in de tweede graad. De meeste opdrachten worden door documentatiestudie, brainstorming, experimenteel onderzoek en schetsmatig voorontwerp voorafgegaan. Het aanleren van het plastisch vocabularium is echter nog voor verbetering vatbaar. De studie van de beeldende middelen, technieken en materies verloopt immers overwegend intuïtief en daardoor onvoldoende expliciet. Globaal kan worden gesteld dat de beeldtaal en de vakterminologie niet de aandacht krijgen die zij verdienen. Vakafhankelijk werden de volgende sterke en minder sterke punten vastgesteld. - In beeldende vorming (II) verloopt de leerplanimplementatie doorgaans vlot. Een herziening van het curriculum - met meer oog voor toegepaste beeldende disciplines - is er echter aangebracht (lees ook hoger). - Architectuurtekenen (II) focust wat te eenzijdig op de technische component. De vorming van de creatieve reflex krijgt er veeleer zelden een kans. - In waarnemingstekenen (II en III) ligt de klemtoon op de beheersing van het metier, daar is op zich niets mis mee. In het tweede leerjaar van de derde graad staat het menselijk figuur centraal. Aangezien nooit naar naaktmodel wordt getekend, kan die studie echter niet grondig gebeuren. Ook hier wordt hooguit sporadisch in functie van de toegepaste kunsten gewerkt, waardoor de samenhang met de overige vakken vervaagt. In waarnemingstekenen verloopt de leerstofopbouw consecutief van II, 1 naar III, 2. De leerlingen starten met eenvoudige geometrische en organische vormen en evolueren geleidelijk naar complexere toepassingen. - Voor fotografie en multimedia (toegepaste beeldende vorming in III) staat het curriculum bijna op punt. Het aantal lestijden gespendeerd aan multimediatoepassingen is evenwel groot. - In manuele en digitale grafische vorming (toegepaste beeldende vorming in III) wordt onvoldoende op het typografische aspect ingegaan (zie leerplandoelstellingen 33 tot 40). De digitale grafische toepassingen evolueren er te vlug van oppervlakkige initiaties m.b.t. diverse grafische software naar pseudocomplexe toepassingen. Bij gebrek aan technische kennis en vaardigheid verwerven de leerlingen in die vakken een onvoldoende brede basis om uitdagende opdrachten te realiseren. Een gebrek aan interesse en motivatie zijn het gevolg. De meeste teamleden hanteren de leerplannen als uitgangspunt voor het opstellen van hun jaarplannen. De documenten worden op basis van een gemeenschappelijke format opgemaakt, maar bevatten soms te weinig relevante informatie om de leerplanrealisatie maximaal te ondersteunen. Verwijzingen naar de leerplandoelstellingen en de beeldtaal worden er niet systematisch in opgenomen. De horizontale vakoverstijgende samenhang en de verticale leerlijnen over de leerjaren en graden heen, kunnen er bijgevolg niet in worden gedetecteerd. De cohesie tussen alle kunstvakken kan daardoor bovendien niet worden bewaakt en het gevaar bestaat dat leerstofgedeelten aan de aandacht ontsnappen. In de tweede graad verdelen de leraren het subvak beeldende vorming onder elkaar. Daarvoor gebruiken zij overzichtstabellen waarin expliciet naar de leerplandoelen en -inhouden wordt verwezen, een voorbeeld van goede praktijk. De vakoverschrijdende eindtermen worden niet in de jaarplanning opgenomen. Mede daardoor komen veel leraren niet tot het doelbewust nastreven van die eindtermen in hun lessen. Op strategische plaatsen in de schoolgebouwen worden nauwelijks leerlingenwerken tentoongesteld, waardoor de kunstrichtingen er amper in slagen zich te profileren. Zo worden ook kansen gemist om respect en waardering voor de realisaties van de eigen leerlingen te tonen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 30
Leerlingenbegeleiding In een aantal vakken zitten te grote leerlingengroepen in onaangepaste ateliers, het werkcomfort is er minimaal. Toch is de sfeer in de meeste lessen aangenaam. De leraren begeleiden hun leerlingen overwegend individueel tijdens de uitvoering van praktische opdrachten. Zij slagen er veelal in de leerstof te vertalen naar boeiende opgaven. Uit hun documenten blijkt dat de leerlingen onvoldoende intellectueel worden uitgedaagd en met groeiende zelfstandigheid met de leerstof leren omgaan. Sommige werkmappen ogen rommelig en ondersteunen het leerproces nauwelijks. Voor heel wat vakken ontvangen de leerlingen niet de minimaal noodzakelijke basisinformatie. De theoretische leerinhouden (o.a. terminologie, kleurenleer, digitale grafische software, beeldstudie …) worden te zelden ondersteund met notities, basiscursussen en/of relevant illustratief materiaal. Slechts voor enkele subvakken worden de leerlingen aangespoord tot zelfstudie en onderzoekend studeren. De ondersteuning van de creatieve component contrasteert sterk met de vorige vaststelling. De artistieke realisaties worden in de meeste kunstvakken voorafgegaan door uitvoerig vooronderzoek, waardoor de denk- en werkprocessen op elk ogenblik kunnen worden herbeleefd. 26
De modaliteiten van de geïntegreerde proef worden in een GIP-bundel toegelicht. De opgenomen informatie biedt voldoende houvast. Naast een aantal kunstvakken participeren ook vakken van de basisvorming actief aan de proef (Nederlands). De leerlingen bepalen zelf welke toegepaste beeldende discipline zij gebruiken om hun GIP te realiseren. Dit zou zeker een zinvolle aanpak m.b.t. de oriëntatie naar het hoger kunstonderwijs zijn, zij het niet dat een te groot aantal kunstvakken hierdoor nauwelijks nog aan bod komen. Het grootste nadeel is wellicht dat het vakoverschrijdend en geïntegreerd karakter van het eindwerk hierdoor niet ten volle wordt gerespecteerd. De vakgroep is zich hiervan bewust en zoekt naar wegen om de validiteit van de GIP te vergroten. Dat nauwelijks leerlingen voor de realisatie van hun GIP voor digitale grafische uitvoeringstechnieken kiezen, versterkt het vermoeden dat het lerarenteam er niet in slaagt om bepaalde toegepaste kunstvormen op inspirerende wijze aan te reiken. Leerlingenevaluatie De evaluatie verloopt leraargebonden te eenzijdig productgericht en omvat enkel een beoordeling van het gepresenteerde eindresultaat. Nogal wat leraren komen niet aantoonbaar tot een appreciatie van de opeenvolgende uitvoeringsfasen en gaan niet uit van een vooraf vastgelegd referentiekader. Elke evaluatie, gebaseerd op een onvoldoende ruime gegevensverzameling, maakt het moeilijk om de leerlingen van individueel ingekleurde feedback over hun functioneren te voorzien. Laat staan dat dan zinvolle remediëringen kunnen worden voorgesteld. Velen laten na om vanuit de evaluatie concreet naar de leerplandoelstellingen en -inhouden terug te koppelen, waardoor de toegekende scores aan validiteit inboeten. Het is een taak voor de vakgroep om een procesgericht evaluatiesysteem uit te werken. Goede praktijkvoorbeelden - die er ook zijn - kunnen daarvoor richtinggevend zijn. In tegenstelling met de evaluatie van het jaarwerk worden de beoordelingscriteria en -procedures voor de GIP helder voorgesteld. In hun documentatiemappen schetsen de leerlingen de gevolgde artistieke denk- en werkprocessen. Op tussentijdse jurybesprekingen formuleren de vakleraren commentaren en bijsturingen, het is evenwel jammer dat daarvan niet altijd sporen overblijven. Tijdens een eindjury verdedigen de leerlingen hun werk en komt de eindbeoordeling tot stand. Artistiek werk is een subjectief gegeven dat vatbaar is voor individuele interpretatie. Het is derhalve belangrijk dat de gehanteerde evaluatieprocedures duidelijk naar de leerlingen en hun ouders worden gecommuniceerd. Voorbeelden van goede praktijk •
De overzichtstabellen waarin naar de leerplandoelen en -inhouden wordt teruggekoppeld.
•
De aandacht voor de ideeontwikkeling.
26
SO 64 (25-06-1999) 8.1.1
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 31
Werkpunten •
De leerplandoelstellingen KV toegepaste beeldende kunst met voldoende diepgang realiseren.
•
De horizontale samenhang tussen de vakken versterken en graadoverstijgende leerlijnen opstellen.
•
De verdeling van de vaklokalen herzien met aandacht voor o.a. de optimale benutting van de leermiddelen en het werkcomfort.
•
De ondersteuning van de theoretische leerstof verruimen en de leerlingen intellectueel uitdagen.
•
Het geïntegreerd en vakoverschrijdend karakter van de GIP respecteren.
•
Een procesmatige evaluatieprocedure, inclusief referentiekader, uitwerken.
3.2.3 Biotechnische wetenschappen De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd voor de wetenschapsvakken binnen de studierichting Biotechnische wetenschappen in de derde graad. Leerplanrealisatie De school heeft er voor gekozen om de leerplanrealisatie voor de toegepaste wetenschappen te ondersteunen door het toekennen van extra lesuren via het keuzegedeelte. Globaal worden de leerplandoelstellingen van de studierichting Biotechnische wetenschappen in voldoende mate gerealiseerd. Er doen zich wel kwaliteitsverschillen voor binnen de deelvakken van de opleiding. Voor toegepaste biologie is de leerplanrealisatie volledig en de leerlingen bereiken een degelijk niveau. Er is zowel aandacht voor kennis en vaardigheden als voor attitudes zoals een kritische ingesteldheid. Binnen het vak toegepaste chemie wordt veel aandacht besteed aan de uitbreidingsdoelstellingen in verband met het berekenen van reactiewarmte en enthalpie. De basisleerplandoelstellingen rond kwantitatieve aspecten van de chemische reactie komen echter niet expliciet aan bod. Dat betekent dat de leerlijn na de tweede graad onderbroken wordt en dat leerlingen in de derde graad reactiestoechiometrie meteen moeten kunnen toepassen in complexe experimentele situaties. Voor toegepaste fysica is de leerplanrealisatie voldoende. De leerlingen bereiken onder andere door de hoge moeilijkheidsgraad van vraagstukken en toepassingen op het theoretische vlak een degelijk niveau. Het onderzoekend leren komt iets minder aan bod tijdens de lespraktijk. Het vak biotechniek wordt onderverdeeld in analyse, milieu en voeding. De luiken voeding en milieu worden degelijk ingevuld; nagenoeg alle leerplandoelstellingen worden gerealiseerd. Er is ook nog ruimte voor uitbreidingsleerstof in verband met radioactiviteit. Het luik analyse focust vooral op chemische analyses. De meer tuinbouwgerichte doelstellingen in verband met hydrocultuur en substraatteelt komen, ondanks de beschikbare infrastructuur, niet aan bod. Het onderwerp gravimetrische analyse, dat niet opgenomen is in het leerplan, wordt dan weer wel zeer uitgebreid behandeld. Op die manier ontstaat er een onevenwichtige invulling van het luik analyse. Het experimentele luik van de opleiding is goed uitgewerkt. De didactische uitstappen, de projecten en het feit dat de leerlingen actief kunnen oefenen met de technieken van de in vitrocultuur bieden een meerwaarde voor de opleiding. In het tweede leerjaar van de derde graad gaan de leerlingen twee weken op stage. De stages worden wetenschappelijk hoogstaand ingevuld en binnen de geïntegreerde proef verder theoretische en praktisch uitgewerkt. Tijdens de opleiding is er echter geen duidelijke leerlijn uitgewerkt om van onderzoekend leren te evolueren naar leren onderzoeken. De practica zijn beperkt tot gestuurde ‘recept-practica’; open opdrachten waarbij leerlingen zelf een experiment ontwerpen en uitvoeren, komen niet voor. Daardoor kan de stap naar de stage voor de leerlingen als bijzonder groot worden ervaren.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 32
Doordat de onderdelen analyse, milieu en voeding niet als één geheel zijn opgevat, worden er kansen gemist om de leerstof te integreren en worden sommige analyses verschillende malen, weliswaar binnen andere contexten, uitgevoerd. De leerlingen oefenen geregeld in het opmaken van een wetenschappelijk verslag. Het gebruik van correcte wetenschappelijke taal verdient daarbij een volgehouden aandacht want uit verslagen en de geïntegreerde proef blijkt dat het geen verworven vaardigheid is. Binnen het luik analyse laat de aandacht voor veilig werken te wensen over. Jassen en boekentassen staan in het klaslokaal tijdens de proeven. De leerlingen lezen niet spontaan de R- en S-zinnen en de gevaarsymbolen van de producten waar ze mee werken en komen daardoor in onveilige en risicovolle situaties terecht. De trekkasten zijn niet beschikbaar omdat ze dienst doen als opslagplaats voor materiaal. ICT wordt geïntegreerd in sommige lessen maar verder vooral opgenomen binnen het aparte vak toegepaste informatica. Dat zorgt voor een soms kunstmatige opsplitsing. Leerlingenbegeleiding De leerlingen hebben in belangrijke mate nood aan een duidelijke structurering van de abstracte wetenschappelijke leerstof. Die structuur ontbreekt soms, vooral in het cursusmateriaal dat in sommige gevallen verouderd is en/of bestaat uit afzonderlijke teksten uit verschillende bronnen die samen geen overzichtelijk geheel vormen. Recent zijn er wel inspanningen gedaan voor de luiken milieu en voeding om de leerlingen meer ondersteuning te bieden via het cursusmateriaal. Voor toegepaste biologie wordt het leerproces ondersteund met een leerboek. Tijdens de voorbereiding en de uitvoering van de stage en de geïntegreerde proef worden de leerlingen degelijk begeleid. Een overzichtelijke checklist helpt hen bij de voorbereiding van de stage. Leerlingenevaluatie De kwaliteit van de proefwerken is vakgebonden. Voor toegepaste chemie worden de leerlingen bijna uitsluitend geëvalueerd op hun kennis. Voor de andere vakken wordt er naast kennis ook gepeild naar vaardigheden en inzicht. Voor toegepaste biologie worden de leerlingen ook aangespoord om hun eigen mening te geven over maatschappelijke thema’s. Voor het evalueren van de experimentele vaardigheden tijdens het schooljaar wordt voor de meeste labolessen gebruik gemaakt van een gelijkgericht systeem voor de evaluatie van vaardigheden en attitudes. Voor de evaluatie van de stage en de geïntegreerde proef is een overzichtelijk systeem uitgewerkt met duidelijke evaluatiecriteria. De evaluatiecijfers voor de proefwerken houden nog geen rekening met de experimentele vaardigheden van de leerlingen. Voorbeelden van goede praktijk •
De organisatie en invulling van de stages en de geïntegreerde proef.
•
De werking van het in-vitro-labo.
Werkpunten •
De leerplanrealisatie voor het vak toegepaste chemie verbeteren.
•
De leerplanrealisatie voor het vak biotechniek – deel analyse verbeteren.
•
Veilig en verantwoord werken binnen de praktische lessen.
•
Een leerlijn uitwerken van onderzoekend leren naar leren onderzoeken.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 33
3.3
Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen De vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen worden onvoldoende nagestreefd. Er zijn enkele sterke punten maar de minpunten wegen zwaarder door.
Visieontwikkeling en planning De school ontwikkelde geen eigen visie m.b.t. haar inspanningsverplichting aangaande het nastreven van de vakoverschrijdende eindtemen en ontwikkelingsdoelen (VOET/VOOD). Bij gebrek aan een planning is de aanpak, zowel op school- als op vakniveau, bovendien weinig coherent. Er zijn nauwelijks tekenen van beleidsmatige sturing of opvolging, waardoor het initiatief grotendeels aan de goodwill van de individuele leraren wordt overgelaten. Uitvoering Er is geen taakgroep die de werking rond de VOET/VOOD coördineert en de kwaliteit ervan bewaakt. De VOET/VOOD die in de vakken aan bod komen worden wel al geïnventariseerd. De school heeft echter geen zicht op de spreiding van de zes domeinen eindtermen over de graden, studierichtingen en vakken heen omdat zij de verzamelde gegevens niet analyseert. Het is bijgevolg niet duidelijk met welke frequentie en diepgang de verschillende leerlingengroepen worden bereikt. De VOET/VOOD, die via intra- en extra-muros projecten worden behandeld, zijn niet in de inventaris opgenomen. De directie verwacht dat de eindtermen - nagestreefd tijdens activiteiten buiten het reguliere curriculum - op speciaal daartoe ontwikkelde aanvraagformulieren worden vermeld. Leraaren vakgebonden gebeurt dat echter niet of te formalistisch. Enkele gemotiveerde teamleden organiseren pedagogisch-didactisch waardevolle projecten op klas-, leerjaar- of schoolniveau. Organisatorisch en inhoudelijk staan die projecten op punt en zij worden aantoonbaar aan de VOET/VOOD gekoppeld. Dergelijke goede praktijkvoorbeelden zijn echter veeleer uitzondering dan regel. Evaluatie De jaarprojecten worden m.b.t. het nastreven van de VOET/VOOD geëvalueerd, noch bijgestuurd. Daardoor en bij gebrek aan een doelbewuste aanpak op vakniveau blijft het gissen naar welke vorderingen de verschillende leerlingengroepen maken. Voorbeeld van goede praktijk •
De voorbeeldig uitgewerkte projecten die een aantal leraren organiseren.
Werkpunten •
Een visie ontwikkelen.
•
De werking, zowel op schoolniveau als in het vakkenonderwijs, structureren en opvolgen.
•
De inventaris van de VOET/VOOD aanvullen met alle extra activiteiten buiten het curriculum.
•
De geïnventariseerde gegevens analyseren en de gewonnen inzichten naar beleidsprioriteiten vertalen.
•
Het nastreven van de VOET/VOOD evalueren en bijsturen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 34
3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid
Curriculum De huidige beleidskeuze om het leerlinggericht werken terug centraal te plaatsen binnen het curriculum heeft in een aantal studierichtingen positieve effecten gehad. Zo zijn aanpassingen binnen het curriculum van de tweede graad Tuinbouw en de studierichting Centrale verwarming en sanitaire installaties waardevolle aanzetten. Maar de jarenlange gebrekkige coördinatie en opvolging van de verschillende studierichtingen is nog steeds duidelijk voelbaar. De weinig doordachte invulling van het keuzegedeelte in het verleden resulteert nog steeds in een laag leerrendement. De hoofdbekommernis van veel personeelsleden was tot vorig schooljaar vooral het praktisch functioneren van de school. Elkeen tekende hiervoor een eigen strategie uit. Hierdoor primeert nu nog te vaak een individuele invulling van de leerplanrealisatie boven een doordachte en geïntegreerde aanpak van leerplandoelstellingen vanuit de vakgroepen. Het gebrek aan horizontale en verticale samenhang is uit veel van de doorgelichte vakken gebleken en wordt grotendeels veroorzaakt door een gebrek aan coördinatie en communicatie. De coördinatie gebeurt vooral formalistisch en te weinig vanuit pedagogische en didactische uitgangspunten. Een herdenken van de invulling van de coördinerende taken dringt zich op. De waardevolle didactische aanpak en expertise waarmee bepaalde leraren hun taak vervullen, wordt onvoldoende verspreid binnen de vakgroep en over de vakgroepen heen. De soms ondoordachte opdrachtensplitsingen en opdrachtenwissels belemmeren de uitbouw van expertise in het eigen vakdomein. Ook de jarenlange afwezigheid van een nascholingsbeleid heeft de school belemmerd in de groei naar een sterke onderwijskundige visie. De specifieke instroom van (zorg)leerlingen vraagt in het kader van een optimale leerplanrealisatie een aangepaste didactiek op maat van de leerling. Maar wegens een gebrekkige communicatie en coördinatie is de nodige zorgondersteuning niet algemeen doorgedrongen tot in het curriculum en de lespraktijk. Zo staan de vele centraal aangestuurde zorgmaatregelen soms haaks op de traditionele en weinig leerlingactieve lespraktijk. Het onderwijs is nog onvoldoende aangepast aan het gedifferentieerd leerlingenprofiel. De differentiatie in het studiegebied Tuinbouw tussen de onderwijsvormen BSO en TSO is beperkt. De reeds beschreven infrastructuurproblematiek van de eerste graad heeft uiteraard een negatieve invloed op de leerplanrealisatie. Daarnaast weegt de uiteenlopende leeromgeving eveneens op de leerplanrealisatie. Voor sommige vakken en studierichtingen staan er heel wat leermiddelen ter beschikking en wordt het curriculum op een vaardigheidsgerichte en effectieve manier ingevuld. Beleidsbeslissingen en het responsabiliseren van de vakgroepen rond minimale materiële vereisten dringen zich op. Ook op het vlak van ICT-integratie stelt men uiteenlopende snelheden vast. Enerzijds heeft dit met leraargebonden verschillen te maken. Anderzijds stelt men, ondanks de grote inspanningen van de laatste jaren, ook verschillen vast op het vlak van ICT-infrastructuur in de vaklokalen. De recentelijk opgestelde ICT-visietekst kan een hulp zijn om de leerlinggerichte aanpak ook concreet via ICTondersteuning te realiseren. De vele initiatieven en projecten dragen ongetwijfeld bij tot de brede en harmonische vorming. Sterk leraargebonden wordt een koppeling gemaakt van de activiteiten aan de vakoverschrijdende eindtermen. Maar van een globaal beleid en coördinatie rond vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen is nog geen sprake. De bewustwording van deze decretale verplichting is groeiende. Het talenbeleid maakt geen deel uit van de schoolcultuur. De meeste leraren Nederlands proberen een voorbeeldfunctie te vervullen. Toch is het taalgebruik van heel wat collega’s en zeker de omgangstaal van de leerlingen sterk regionaal getekend. Het schriftelijke taalgebruik van heel wat leerlingen wordt niet altijd voldoende opgevolgd; agenda’s en notities worden onvoldoende op taal gecontroleerd. Ook leraren schrijven vaak slordig en maken veel spellingfouten.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 35
Leerlingenbegeleiding Op beleidsniveau worden nog onvoldoende duidelijke afspraken gemaakt over geldende interne procedures rond leerlingenbegeleiding. De meeste leraren vertonen een grote bereidheid om alle leerlingen individueel bij te staan en te begeleiden. De zorg voor de leerlingen staat vaak centraal maar heeft zich nog niet algemeen vertaald in het aanpassen van de onderwijsstijl aan het profiel van de leerlingen. De opvoeders en de coördinatoren zorgen samen met de cel leerlingenbegeleiding voor een sterk uitgebouwde eerstelijnszorg op het vlak van socio-emotionele begeleiding en van studiebegeleiding. Maar wegens gebrek aan centralisatie van leerlingeninformatie en afstemming op elkaar van begeleidende initiatieven wordt er vaak dubbel werk geleverd en is de taaklast groot. De remediërende begeleidingsplannen (RP’s) voor elk tekort van dagelijks werk zorgen voor een zeer directe opvolging van de leerlingen. Maar de gebrekkige coördinatie en inhoudelijke opvolging van deze RP’s zorgen voor een sterk uiteenlopende kwaliteit van studiebegeleiding. Recent werd in de eerste graad een leermethode complementair als vak ingevoerd terwijl anderzijds een andere leermethode geïntegreerd wordt aangeboden in de vakken. Leren leren is doorgedrongen in sommige vakken van de eerste graad. In de hogere graden is daar weinig van te merken. Beleidslijnen rond de ondersteuning van actieve werkvormen zijn er nog niet. Troosteloze leslokalen, een nietcommunicatieve klasopstelling, het gebrek aan didactische ondersteuning van de leraren en aan visualisering vooral in de B-stroom verhinderen de leerlingen te participeren en te discussiëren in de lessen. Lovenswaardig is de kwalitatieve begeleiding van de leerlingen bij stages. Leerlingenevaluatie De evaluatie wordt onvoldoende afgestemd op het profiel van de studierichting. Leerplandoelen of eindtermen vormen te weinig het uitgangspunt van de evaluatie. De gebrekkige aandacht vanuit het vroegere beleid en vanuit de vakgroepen, de geringe nascholing en de ontbrekende diepgaande leerplanstudie liggen mee aan de oorzaak van de onvoldoende kwaliteit van de evaluatiepraktijk. Het overleg binnen de vakgroepen rond evaluatie gekoppeld aan het onderwijsniveau wordt nauwelijks gevoerd. De proefwerkopgaven zijn vooral kennisgericht waardoor men niet het kunnen maar het weten meet. De aandacht voor het correct evalueren van verschillende beheersingsniveaus is gering. Terecht heeft het huidig beleid de evaluatiepraktijk als één van de prioriteiten op korte termijn vastgelegd. De nascholing rond evaluatievormen, door heel wat leraren recentelijk gevolgd, kan in de toekomst inspirerend werken. Maar het besef dat bepaalde evaluatievormen het reflecterende vermogen van de leerlingen aanscherpen en hen leren het eigen leerproces bij te sturen, is nog onvoldoende verspreid binnen het korps. De leerlingenattitude wordt op het rapport meegenomen onder de vorm van een opvoedingscijfer. De gebrekkige transparantie van dit cijfer en de onduidelijkheid in hoeverre vakattitudes hierin worden mee verrekend, dringen een herziening van deze manier van attitudebeoordeling op. De evaluatiecriteria en –procedures voor de GIP en de stages zijn helder en eenduidig voor de verschillende studierichtingen vastgelegd. Bovendien zijn er zowel bij de GIP als de stages waardevolle aanzetten tot procesevaluatie. De taal van toetsen en proefwerken is leraargebonden voor verbetering vatbaar. Teksten en tekeningen van sommige proefwerkvragen zijn onleesbaar. Interne kwaliteitszorg kernproces. Er is een aanzet om gegevens te verzamelen. Maar een systematische analyse met bijsturing op basis van de gegevens is er nog niet.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 36
4
WELKE RESULTATEN BOEKT DE SCHOOL?
4.1
Schoolrendement Rekening houdend met de eigenheid van de school is het algemeen rendement goed. Dit blijkt uit de gemiddelde resultaten, de zittenblijvers en schoolverlaters, de doorstroming naar het hoger onderwijs en de tewerkstelling.
Onderstaande tabel bevat een overzicht van de attesteringsgemiddelden van de school over de laatste vijf schooljaren in vergelijking met de gemiddelde resultaten van alle doorgelichte scholen. A-attesten Gem.
B-attesten
School
Gem.
C-attesten
School
Gem.
Uitgesteld
School
Gem.
School
1A
87,8%
98,5%
9,6%
0,8%
2,7%
0,8%
0,9%
0,0%
2A
81,5%
88,5%
16,3%
5,7%
2,1%
5,7%
1,3%
1,6%
1B
93,0%
88,1%
0,0%
0,0%
7,0%
11,9%
0,4%
3,0%
BVL
84,1%
73,8%
5,3%
3,1%
10,6%
23,1%
1,2%
5,4%
1ste graad
85,2%
87,3%
11,4%
2,9%
3,4%
9,8%
1,1%
2,4%
BSO-II,1
85,2%
92,9%
3,3%
0,8%
11,5%
6,3%
2,8%
3,1%
BSO-II,2
88,8%
91,9%
3,4%
1,5%
7,8%
6,7%
2,7%
1,5%
BSO-III,1
88,8%
91,5%
0,1%
0,0%
11,1%
8,5%
3,8%
2,8%
BSO-III,2
90,3%
87,0%
0,0%
0,0%
9,6%
13,0%
3,7%
1,4%
BSO-III,3
93,7%
88,4%
0,0%
0,0%
6,3%
11,6%
2,1%
2,9%
BSO
89,1%
90,5%
1,5%
0,5%
9,4%
9,0%
3,0%
2,3%
TSO-II,1
80,3%
84,2%
13,8%
8,6%
5,9%
7,2%
2,8%
2,6%
TSO-II,2
78,7%
77,9%
15,5%
12,2%
5,8%
9,9%
3,5%
2,3%
TSO-III,1
82,5%
73,1%
6,1%
3,1%
11,5%
23,8%
6,1%
6,2%
TSO-III,2
92,9%
88,4%
0,0%
0,0%
7,1%
11,6%
3,3%
0,9%
TSO
83,4%
80,8%
9,0%
6,3%
7,7%
13,0%
3,9%
3,0%
KSO-II,1
72,4%
71,9%
13,5%
11,0%
14,1%
17,1%
4,7%
6,2%
KSO-II,2
75,8%
88,8%
13,4%
6,4%
10,8%
4,8%
7,0%
0,8%
KSO-III,1
80,9%
78,2%
0,0%
0,0%
19,1%
21,8%
7,0%
3,2%
KSO-III,2
92,9%
94,0%
0,0%
0,0%
7,1%
6,0%
5,1%
2,6%
KSO
80,5%
82,4%
6,5%
4,4%
13,0%
13,2%
6,0%
3,3%
Totaal
86,6%
85,4%
7,8%
3,4%
5,5%
11,2%
2,7%
2,7%
In de eerste graad ligt het aantal B-attesten lager en het aantal C-attesten hoger dan gemiddeld in andere Vlaamse scholen. De B-attesten worden in de eerste graad te zelden als een middel tot oriëntering aangewend. In het TSO ligt het aantal C-attesten beduidend hoger dan doorsnee in de Vlaamse scholen. Vooral in het eerste leerjaar van de derde graad is dat verschil zeer groot. De soms kennisgerichte aanpak en het stijgend belang van de proefwerken in de derde graad kunnen hiervoor een verklaring zijn. Ook hier worden B-attesten minder aangewend als oriënteringsmiddel. Vaak adviseert men bij een A-attest een heroriëntering maar wordt deze niet opgevolgd door de leerlingen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 37
Doorstroming KSO: Keuze Hoger Onderw ijs
100,0%
100,0%
75,0%
75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
Slaagpercentage Hoger Onderw ijs
50,0% 25,0%
UNIV
HO2C
HO1C
Vl. gem.
6,6%
54,0%
39,4%
School
1,7%
50,8%
35,6%
0,0%
UNIV
HO2C
HO1C
TOT
Vl. gem.
14,7%
52,5%
41,6%
45,7%
School
0,0%
50,0%
57,1%
51,9%
Doorstroming TSO: Keuze Hoger Onderw ijs
100,0%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
Slaagpercentage Hoger Onderw ijs
75,0% 50,0% 25,0%
UNIV
HO2C
HO1C
0,0%
UNIV
HO2C
HO1C
TOT
Vl. gem.
2,9%
7,6%
89,5%
Vl. gem.
12,9%
38,2%
41,8%
40,7%
School
6,9%
1,4%
70,8%
School
0,0%
0,0%
49,0%
43,9%
Zowel in het KSO als het TSO is de deelnemingsgraad aan het hoger onderwijs overwegend lager dan het Vlaams gemiddelde. Het slaagpercentage ligt voor het hoger onderwijs van één cyclus hoger dan het Vlaams gemiddelde. De helft van de leerlingen van het KSO slaagt in het hoger onderwijs van twee cycli. 4.2
Welbevinden
Leerlingen Onderstaande vaststellingen steunen op de resultaten van de gesprekken die gevoerd zijn bij een representatief staal van de schoolbevolking. Er werden gesprekken gevoerd met leerlingen in groepen van 12 per graad. Hun meningen zijn gerangschikt onder 4 schalen die op hun beurt onderverdeeld zijn in verschillende subschalen. De resultaten worden vergeleken met het gemiddelde van de resultaten van de bevragingen tijdens de schooldoorlichtingen van 2002-2003 en 2003-2004. Het algemeen welbevinden van de leerlingen is goed en scoort voor alle graden boven het gemiddelde van de reeds doorgelichte scholen. Vooral de studiedruk en het leerprogramma zorgen voor een hoog welbevinden bij de leerlingen. De leerlingen zijn minder tevreden op het vlak van actieplannen op schoolniveau en contacten met andere personeelsleden. De beleving en tevredenheid op klas- en schoolniveau De leerlingen kunnen tijdens de lessen voldoende vragen stellen en hun mening naar voor brengen. Voor de leerlingen van de tweede en derde graad is dit soms leraargebonden. De meeste leerlingen ervaren een overwegend vlot contact met de leraren. Dit vlotte contact wordt volgens de leerlingen versterkt door het kleinschalig karakter van de school, door het positief contact met de leraren tijdens de praktijklessen en het motiverende gedrag van veel leraren. Het welbevinden met betrekking tot het leerproces ligt voor alle leerlingen boven het Vlaams gemiddelde. De leerlingen van de eerste graad appreciëren de aanzet tot zelfstandig werk en groepswerk in een aantal lessen. In sommige lessen is er sprake van te weinig afwisseling tijdens het lesgebeuren. Vooral de praktijklessen worden door de leerlingen van de tweede en derde graad als zeer positief ervaren. Over de infrastructuur en voorzieningen zijn de leerlingen van de tweede graad iets minder tevreden. De leerlingen klagen over de oneffenheden op de speelplaats, het minder goed ingerichte gebouw van de eerste graad en de Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 38
koude klaslokalen. Voorts zijn er bij alle graden opmerkingen over het onderhoud van de toiletten en de gebouwen. Zowel de leerlingen van de eerste en de tweede graad vinden de refter te klein. In verband met de actieplannen op schoolniveau zijn de leerlingen niet tevreden. Vanuit de drie graden is er een grote vraag naar meer (sport)activiteiten tijdens de middag. Leerlingen vinden het positief dat het aantal activiteiten onder impuls van de nieuwe schoolleiding is toegenomen. Het schoolklimaat scoort bij de leerlingen van de eerste en tweede graad goed, voor de derde graad iets minder. Toch spreken de leerlingen over het algemeen van een rustige, aangename en open schoolsfeer. Ook de regelgeving scoort bij de leerlingen van de derde graad iets minder goed dan de andere graden. Als voornaamste reden halen zij het verbod aan op het wandelen in de tuin. Bovendien vinden ze dat het rookverbod iets strenger moet opgevolgd worden. In alle graden ervaart men voldoende inspraak op schoolniveau. De inspraak verloopt vooral via de leraren, de opvoeders en de leerlingenraad. Sommige leerlingen beklagen zich erover dat niet alle beslissingen van de leerlingenraad gedragen worden door alle leerlingen. De leerlingen hebben een minder positief contact met de poetsvrouwen en de werkmannen. Over de opvang bij problemen zijn alle leerlingen tevreden. Zij zijn zeer tevreden over de hoge bereikbaarheid van de leerlingenbegeleiders en opvoeders. De beleving en tevredenheid m.b.t. studiedruk en leerprogramma Het welbevinden m.b.t. de studiedruk scoort zeer goed. Over het algemeen is het aantal taken en toetsen goed verdeeld. Bovendien vinden de leerlingen van de eerste graad de taken leuk en uitdagend. Het leerprogramma scoort zeer goed. De meeste leerlingen vinden dat de leerinhouden aansluiten bij hun talenten. Vooral de praktijkvakken worden sterk geapprecieerd. Wat het puntensysteem betreft, vinden de leerlingen dat hun cijfers overeenstemmen met de inspanningen die ze ervoor geleverd hebben. De leerlingen vinden de beoordeling voor opvoeding op het rapport minder transparant. Het gedrag Het gedrag van de medeleerlingen wordt vooral in de derde graad minder positief beoordeeld. Onbeleefd gedrag wordt hierbij als voornaamste reden aangehaald. Wel ervaren leerlingen het positief dat er bij gedragsproblemen vlug wordt ingegrepen. De beleving en tevredenheid m.b.t. vrienden De meeste leerlingen zijn tevreden over de contacten met hun medeleerlingen en hebben voldoende vrienden op school. De kleine klasgroepen maken het mogelijk om hechte vriendschapsbanden te smeden. Personeel Er werden gesprekken gevoerd met de leraren van doorgelichte en niet-doorgelichte vakken, met het ondersteunend personeel, de leerlingenbegeleiders, de opvoeders, vertegenwoordigers van de pedagogische raad, het basiscomité en het onderhoudspersoneel. De statuten van de pedagogische raad zijn recentelijk vernieuwd. In de statuten wordt expliciet benadrukt dat er een vertegenwoordiging per graad, per studierichting en per geleding moet zijn. Sommige leraren beklagen zich over de gebrekkige materiële ondersteuning. Dit belemmert niet alleen hun dagelijkse lespraktijk maar ook de zin voor initiatief en de verdere professionalisering. Sommige leraren geven aan dat er een kloof is tussen de eerste graad en de hogere graden, vooral op het infrastructurele vlak maar ook op vlak van extra muros activiteiten. Zo vinden zij het jammer dat de eerste graad niet betrokken wordt bij het switch project. Hierdoor laat men kansen liggen om leerlingen nog gerichter te laten kennismaken met de studierichtingen in de hogere graden. Niet alle personeelsleden voelen zich even sterk betrokken bij de aanpak rond de specifieke leerlingeninstroom. Sommige leraren ervaren een te beperkte expertise om te kunnen omgaan met de problematiek rond leerstoornissen. Bovendien voelen ze zich niet altijd geroepen om in te gaan op de aangeboden nascholingen op dat vlak. Tijdens de beleidsarme periode hebben zich vele informele en alternatieve beslissingskanalen geïnstalleerd. Met de nieuwe directie zijn terug een aantal zaken op het spoor gezet. Maar het spreekt voor zich dat een deel van de personeelsleden onzekerheden en frustraties uit deze periode
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 39
overhouden. De sterke nood aan initiatieven tot een hernieuwde samenhorigheid was een veel gehoorde uitdaging waar de school voor staat. Externe partners Er werden gesprekken gevoerd met de CLB-medewerkers, voorzitter en leden van het ouderraad. De ouders zijn tevreden over de school. Ze loven het directe contact tussen de leraren en hun kinderen, én de persoonlijke begeleiding van de leerlingen met problemen. Zij ervaren de familiale, open schoolsfeer en de groene rustgevende omgeving als troeven van de school. Hun kinderen komen graag naar deze school. De ouderraad is samengesteld met ouders van leerlingen uit de verschillende studierichtingen. Uitgaande van een bevraging bij de ouders heeft de ouderraad haar prioriteiten vooropgesteld. Recentelijk heeft de ouderraad een nieuwsbrief per trimester gelanceerd om iedereen op de hoogte te brengen van het reilen en zeilen in de Wijnpers. Zij verleenden ook hun medewerking aan de infobrochure “ABC van de Wijnpers” dat door de pedagogische raad werd ontwikkeld. Daarnaast ondersteunen zij verschillende schoolse activiteiten27.
27
Warme truiendag, groene school, dag van de leerkracht, restaurantacties,…
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 40
5
CONCLUSIES
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school?
•
De eerstelijnszorg bij opvang van leerlingenproblemen.
•
Het welbevinden van leerlingen en ouders.
•
De aandacht voor leerstoornissen.
•
Het harmonisch samengaan van de drie onderwijsvormen.
•
De goed uitgebouwde begeleiding van stages.
5.2
Wat zijn de zwakke punten van de school?
5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar •
De leerplanrealisatie.
•
De communicatie en coördinatie.
•
De evaluatiepraktijk.
•
De vakgroepwerking.
•
De didactische ondersteuning door de minimale materiële vereisten van sommige leerplannen.
•
Het onderhoud van de schoolgebouwen.
5.2.2 Dringende actiepunten •
Alle eindtermen, leerplandoelstellingen en ontwikkelingsdoelen voor Nederlands in de basisvorming in de eerste graad, tweede en derde graad KSO en TSO in voldoende mate realiseren.
•
De leerplandoelstellingen voor de basisoptie Agro- en biotechniek in de eerste graad in voldoende mate realiseren.
•
De leerplandoelstellingen van het specifiek gedeelte voor de studierichting Tuinbouwtechnieken (TSO) in de derde graad in voldoende mate realiseren.
•
De leerplandoelstellingen voor het vak KV toegepaste beeldende vorming van de studierichting Toegepaste beeldende kunst in voldoende mate realiseren.
•
De vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen in de eerste graad en de vakoverschrijdende eindtermen in de tweede en de derde graad voldoende nastreven.
•
De tekortkomingen met betrekking tot leer- en werkomgeving wegwerken.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 41
6
ADVIES
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van De Wijnpers te Leuven komt tot volgende besluiten: Studiepeil Het studiepeil voldoet voor de onderzochte structuuronderdelen m.n.: - Basismechanica, BSO II; - Tuinbouw, BSO II; - Centrale verwarming en sanitaire installaties, BSO III; - Tuinbouw, BSO III; - Groenbeheer en -verfraaiing, BSO III. Het studiepeil voldoet niet voor de onderzochte structuuronderdelen m.n.: - het eerste leerjaar A; - het eerste leerjaar B; - de basisoptie Agro- en biotechnieken; - de basisoptie Artistieke vorming; - het beroepsvoorbereidend leerjaar Land- en tuinbouw; - het beroepsvoorbereidend leerjaar Nijverheid; - Beeldende en architecturale kunsten, KSO II; - Tuinbouwtechnieken, TSO II; - Toegepaste beeldende kunst, KSO III; - Biotechnische wetenschappen, TSO III; - Tuinbouwtechnieken, TSO III. Vakoverschrijdende eindtermen/ontwikkelingsdoelen De school levert onvoldoende inspanningen om de vakoverschrijdende eindtermen / ontwikkelingsdoelen bij haar leerlingen na te streven. De school werkt niet via een eigen planning aan de vakoverschrijdende eindtermen / ontwikkelingsdoelen. Veiligheid en welzijn Veiligheid en welzijn voldoet voor de onderdelen organisatie van het welzijnsbeleid, arbeids- en leermiddelen, hygiëne en gezondheid maar voldoet niet voor het onderdeel leer- en werkomgeving. Regelgeving De toepassing van de regelgeving voldoet.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 42
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van De Wijnpers te Leuven brengt, op basis van hoger vermelde besluiten, bij consensus volgend advies uit m.b.t. erkenning en subsidiëring: ADVIES GUNSTIG beperkt tot de schooljaren 2008-2009, 2009-2010 en 2010-2011 voor:
Hele school Omwille van de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen: •
de school moet haar inspanningsverplichting inzake de vakoverschrijdende eindtermen nakomen.
Omwille van veiligheid en welzijn: •
de school moet de leer- en werkomgeving verbeteren.
Eerste graad Omwille van studiepeil: •
voor het vak Nederlands moeten alle eindtermen en leerplandoelstellingen worden gerealiseerd.
Eerste graad, basisoptie Agro- en biotechniek Omwille van studiepeil: •
voor de vakken van de basisoptie moeten alle leerplandoelstellingen worden gerealiseerd.
Tweede en derde graad KSO en TSO Omwille van studiepeil: •
voor het vak Nederlands moeten alle eindtermen en leerplandoelstellingen worden gerealiseerd.
Derde graad TSO, Tuinbouwtechnieken Omwille van studiepeil: •
voor de vakken van het specifiek gedeelte moeten alle leerplandoelstellingen worden gerealiseerd.
Derde graad KSO, Toegepaste beeldende vorming Omwille van studiepeil: •
voor het vak KV toegepaste beeldende vorming moeten alle leerplandoelstellingen worden gerealiseerd.
Vanaf 1 september 2011 zal de school moeten aantonen dat de vermelde tekorten weggewerkt zijn. Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening Inrichtende Macht / Directie
Marjan Meulewaeter
Lut Lambert
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 43