MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP DEPARTEMENT ONDERWIJS Inspectie Secundair Onderwijs
Inspectieverslag over de schooldoorlichting van Het Sint-Norbertusinstituut te Antwerpen
Inrichtende macht
KORAC Noorderlaan 108 – 2030 Antwerpen
Instelling
Sint-Norbertusinstituut Adres
Amerikalei 47 – 2000 Antwerpen
Telefoon
03 237 71 95
Fax
03 260 66 29
E-mail
[email protected]
Website
http://sint-norbertus.be
Instellingsnummer
028845-311-2-11002-1
Werkstation Datum doorlichting
De heer W. Mortelmans
22 26 – 30 november 2001
Samenstelling inspectieteam Mevrouw E. Van Ceulen
Mevrouw M. Van der Straeten
Mevrouw M. Van Steenvoort
Deskundige, behorend tot de administratie Andere deskundigen die niet tot de inspectie behoren
De heer I. Pieters
Coördinatie en verslaggeving
M. Van Steenvoort
Intern nummer van de school Datum van bespreking met de directie
V04/14 7 februari 2002
De heer W. Balliauw, deskundige voor verpleegkunde
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 1
INHOUDSOPGAVE 1
Over welke school gaat het?..........................................................................................................3
1.1
Identificatie ....................................................................................................................................3
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod.......................................................................................4
1.3
Vorige doorlichting ........................................................................................................................4
1.4
Huidige doorlichting ......................................................................................................................4
2
Hoe goed is het beleid? .................................................................................................................5
2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4
Hoe goed is het concreet beleid op het niveau van de school? ......................................................5 Personeelsbeleid.............................................................................................................................5 Onderwijskundig beleid .................................................................................................................6 Logistiek beleid............................................................................................................................10 Veiligheid en welzijn ...................................................................................................................12
2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4
Hoe goed wordt het schoolbeleid geconcretiseerd op het niveau van de klas?............................14 Curriculum ...................................................................................................................................14 Leerlingenbegeleiding..................................................................................................................14 Leerlingenevaluatie......................................................................................................................14 Kwaliteitszorgsysteem .................................................................................................................15
3
Hoe goed werkt de school?..........................................................................................................16
3.1
Resultaten.....................................................................................................................................16
3.2
Realisatie van de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen ................................19
3.3 a
Rendement van vakken (decretale basisvorming en specifiek gedeelte) .....................................20 Biologie en Chemie (AV- en TV- vakken) 20
b
Huishoudkunde in STW
23
c
Germaanse talen: Nederlands, Engels
26
3.4 a
Rendement van basisopties, studierichtingen ..............................................................................29 Studiegebied Personenzorg tweede en derde graad 29
b
Studiegebied Personenzorg – Vierde graad verpleegkunde
3.5
Welbevinden ................................................................................................................................36
4
Waarin is de school goed? ..........................................................................................................37
5
Waarin scoort de school minder goed? ......................................................................................38
6
Waaraan moet de school dringend werken? ..............................................................................39
7
Advies aan de overheid met betrekking tot het Sint-Norbertusinstituut....................................40
8
Bijlage..........................................................................................................................................42
Inspectie Secundair Onderwijs
33
blz. 2
1
OVER WELKE SCHOOL GAAT HET?
Vooraf De vierdegraadsopleiding verpleegkunde die aangehecht is aan het Sint-Norbertusinstituut is voor wat het dagelijks bestuur en voor wat de pedagogisch-didactische organisatie betreft dermate specifiek dat onderstaand verslag hierop nauwelijks van toepassing is. Waar dit wel zo is wordt dit expliciet vermeld. 1.1
Identificatie
Dit verslag handelt over het Sint-Norbertusinstituut te Antwerpen. De laatste jaren is de onderwijscontext aanzienlijk gewijzigd. Een aantal veranderingen hebben een manifeste invloed op het functioneren van de school: •
de opstarting van de scholengemeenschap (16 scholen) verloopt niet zonder moeilijkheden en vergt veel tijdsinvestering van het schoolbeleid;
•
de verscheidene fusies en een overname die sinds 1982 hebben plaatsgevonden (de school evolueerde van 1 naar 8 en terug naar 3 vestigingsplaatsen) vergen nog steeds aanpassingen en inspanningen van alle betrokkenen. Met de fusies deden ook de onderwijsvormen TSO en BSO hun intrede;
•
de school verloor haar identiteit als ‘humaniora voor het volkskind’ en werkt aan en worstelt met een nieuw imago van multiculturele school. De school wil ten volle beantwoorden aan de noden van alle leerlingen die zich aanbieden maar wil er niet door bepaald worden.
Momenteel bestaat de school uit de vestiging Amerikalei (hoofdgebouw), de vestiging Lange Winkelstraat en de vestiging Lokkaardstraat. De hoofdvestiging Amerikalei en de vestiging Lange Winkelstraat hebben voor een groot gedeelte hun eigen karakter behouden. Dit wordt in de hand gewerkt en benadrukt doordat in de Lange Winkelstraat hoofdzakelijk het studiegebied Personenzorg wordt georganiseerd. De vierde graad BSO, gehuisvest in de Lokkaardstraat, fungeert vrijwel autonoom. De omvorming van de richtingen verpleegkunde van het aanvullend secundair beroepsonderwijs naar een vierde graad secundair onderwijs leidde tot een noodgedwongen en onvoorbereide opname van de opleiding verpleegkunde in het Sint-Norbertusinstituut. Ook dat verliep aanvankelijk niet van een leien dakje, vooral wat de personeelsformatie en de locatie betreft. Voor deze afdeling deed de school met succes een extra investering voor de infrastructuur. De vierde graad verpleegkunde neemt deel aan het experiment modulair onderwijs. De school is enkele jaren geleden gestart met onderwijsvoorrangsbeleid en stapte eveneens in het project School met Bijzondere Noden. Vanaf het huidige schooljaar wordt de studierichting Organisatiehulp georganiseerd.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 3
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod Sint-Norbertusinstituut
Graad Lj. I 1 I 2 I 2 I 2 I 2 Subtotaal Graad Lj. II 1-2 II 1-2 II 1-2 II 1-2 III 1-2 III 1-2 III 1-2 III 1-2 III 1-2 III 1-2 Subtotaal Graad Lj. II 1-2 III 1-2 III 3 Subtotaal Graad Lj. II 1-2 III 1-2 III 1 III 3 III 3 IV 1 IV 2 IV 2 IV 3 IV 3 Subtotaal
1.3
881 lln.
1ste graad 225 lln. 1A/Optie SG Lln. 1B/Beroepenveld SG Lln. 1A 10 88 1B 3 22 2de lj. Latijn 6 Bvlj. Kantoor en verkoop - Verzorging-voeding 29 2de lj. Handel 31 2de lj. Moderne wetenschappen 35 2de lj. Sociale en technische vorming 14 174 Subtotaal 51 Studiegebied ASO 123 lln. Studierichting SG Lln. SG Lln. Economie-moderne talen 7 27 Economie-wiskunde 12 Latijn-wiskunde 14 Moderne talen-wiskunde 19 Economie-moderne talen 9 Economie-wiskunde 11 Latijn-moderne talen 4 Latijn-wetenschappen 3 Latijn-wiskunde 3 Wetenschappen-wiskunde 21 123 Studiegebied Handel 181 lln. Studierichting TSO SG Lln. Studierichting BSO SG Lln. Handel 6 39 Kantoor 3 30 Handel 32 Kantoor 47 Kantooradministratie en gegevensbeheer 33 71 Subtotaal 110 Studiegebied Personenzorg 352 lln. Studierichting TSO SG Lln. Studierichting BSO SG Lln. Sociale en technische wetenschappen 2 36 Verzorging-voeding 0 54 Verpleegaspiranten 33 Verzorging 65 Organisatiehulp 4 Kinderzorg 0 32 Thuis- en bejaardenzorg 16 Ziekenhuisverpleegkunde 1 44 Ziekenhuisverpleegkunde 1 38 Psychiatrische verpleegkunde 1 6 Ziekenhuisverpleegkunde 1 19 Psychiatrische verpleegkunde 1 5 69 Subtotaal 283
Vorige doorlichting
De vorige doorlichting vond plaats op 27, 28 en 29 september 1993. Vakken, basisopties, beroepenvelden en studierichtingen die toen het uitgangspunt waren: Nederlands, Engels, Duits, wiskunde, aardrijkskunde, maatschappelijke vorming en project algemene vakken, economie, psychologie, opvoedkunde en maatschappelijke en sociale vorming. Het advies was gunstig. Uit het opvolgingsverslag d.d. 24/11/1994 blijkt dat de school actief en op een positieve wijze inspeelde op de aanbevelingen uit het doorlichtingsverslag. 1.4
Huidige doorlichting
Bij de huidige doorlichting werd uitgegaan van volgende vakken van de decretale basisvorming en van het specifiek gedeelte: biologie, Engels, chemie, huishoudkunde en Nederlands. De volgende studierichtingen werden doorgelicht: Verzorging-voeding, Verzorging, Verpleegaspiranten, Kinderzorg, Thuis- en bejaardenzorg, Ziekenhuisverpleegkunde en Psychiatrische verpleegkunde.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 4
2
HOE GOED IS HET BELEID?
De inrichtende macht neemt enkel contact met de school via haar gemandateerde, de directeur. Het inspectieteam kon een aantal aspecten niet of minder goed bekijken daar de directeur weigerde bepaalde gegevens in de gevraagde vorm te leveren, dit in het kader van de aandacht voor de ‘vermindering van planlast’. De gegevens waren soms tegenstrijdig. De directeur is noodgedwongen vaak afwezig voor besprekingen rond een aantal schooloverstijgende materies. Mogelijk is dit er de oorzaak van dat de implementatie van de uitgeschreven visie van de school en een effectief participatief beleid nog in een aanvangsfase zijn. De participatieraad is niet reglementair samengesteld. De school is er nog niet in geslaagd om voldoende leden van de lokale gemeenschap op te nemen in de participatieraad. 2.1
Hoe goed is het concreet beleid op het niveau van de school?
2.1.1 Personeelsbeleid
Het personeelsmanagement functioneert veeleer zwak. Op het vlak van kwaliteitszorg heeft de school binnen dit domein enkele acties ondernomen.
Uit steekproeven blijkt dat een aantal leraren niet op de hoogte is van de wijze waarop de verdeling van sommige uren-leraar en de opstelling van de lessenroosters gebeuren. Ook verklaren sommige leraren hierin geen inspraak te hebben. Het procesverbaal m.b.t. de verdeling van het lesurenpakket is wettelijk in orde maar weinig informatief. Het aantal uren dat wordt uitgetrokken voor stagebegeleiding verschilt naargelang van de informatiebron. De stagebegeleiders zeggen zelf niet precies te weten hoe groot hun opdracht is. De leraren belast met de uren onderwijsvoorrangsbeleid kennen de verdeling van deze uren niet. De schooldocumenten geven soms tegenstrijdige gegevens over opdrachtverdeling (bv. “AL3”, informatiedossier, “AL3” met gegevens OVB). De taakomschrijving voor het middenkader is niet steeds duidelijk, de verantwoordelijkheden zijn soms groter dan de toegewezen bevoegdheid toelaat. T.o.v. van de leerlingenaantallen is er een onevenwicht in de opdrachten m.b.t. de vestigingsplaatsen; voor de Lange Winkelstraat zijn er in verhouding minder uren uitgetrokken, als gevolg daarvan voelt men zich enigszins misdeeld. De meeste leden van het middenkader volgden nascholing die gericht is op de hen toegewezen opdrachten. Volgens het informatiedossier zijn er in het totaal 17 leraars bij het middenkader betrokken, samen 1 2 goed voor 141,5 uren waaronder BPT-uren , uren-OVB en uren ‘school met bijzondere noden’. Al de OVB-uren worden correct aangewend. Momenteel verloopt de nascholing nog niet zoals voorzien in de regelgeving. Er is wel aandacht voor professionalisering maar er bestaat geen nascholingsplan dat uitgaat van nascholingsbehoeften. Er worden zeer beperkt prioriteiten gesteld, de nascholing is hoofdzakelijk vraaggestuurd. De mate van verspreiding en toepassing van de gevolgde nascholing hangt af van het initiatief van de nageschoolde. De vierdegraadsopleiding telt momenteel 129 studenten, 32 leerkrachten en een deeltijdse secretariaatsbediende die twee halve dagen per week ter beschikking is. Het grote aantal leraars t.o.v. het aantal studenten leidt tot versnippering van opdrachten en is het gevolg van de nog steeds dubbele tewerkstelling van leraars in het hoger onderwijs én in de vierde graad.
1 2
BPT-uren: uren die geen lesuren zijn maar toegekend worden als bijzondere pedagogische taken. OVB: onderwijsvoorrangsbeleid.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 5
De school streeft ernaar om in de vierde graad verpleegkunde zo weinig mogelijk docenten aan te stellen die ook een opdracht hebben in het hoger onderwijs. Hierin slaagt zij stilaan zodat in de toekomst de organisatie van de vierde graad steeds vlotter en specifieker kan verlopen. De personeelsplanning gebeurt goed binnen de beperkte mogelijkheden die de school op dat vlak heeft. Nieuwe leraren kunnen op collegiale ondersteuning rekenen. De reacties van stagedoende toekomstige leraars zijn ook zeer positief voor wat hun opvang betreft. De schoolleiding houdt op een informele wijze voeling met het personeel, ook m.b.t. het functioneren van personeelsleden. Gestructureerde en door criteria geschraagde functionerings- en evaluatiegesprekken zijn er niet. Zonder dat er een concreet beleid is rond teambuilding en –ondersteuning is de meerderheid van het personeel bereid tot samenwerking, actief binnen de organisatie-eenheden en betrokken bij alle activiteiten. Het ondersteunend personeel heeft duidelijk afgebakende taken. Voorbeelden van goede praktijk •
Het initiatief om op woensdagnamiddagen nascholing te organiseren. De leraren krijgen een broodjesmaaltijd en er wordt voorzien in kinderopvang.
Werkpunten • Werk maken van een nascholingsbeleid zoals voorzien in de regelgeving. •
De taken en bevoegdheden van het middenkader duidelijker afbakenen. Vermijden dat de taken te administratief zijn.
•
Zorgen voor een evenwichtige taakbelasting, zowel voor het middenkader als voor de leraars.
•
De transparantie en de inspraak bij het beleid vergroten (bv. de opdrachtverdeling).
2.1.2 Onderwijskundig beleid Schoolcurriculum
In haar onderwijskundig beleid besteedt de school voldoende aandacht aan de realisatie van de decretale basisvorming/de specifieke vorming/de vakoverschrijdende vorming. Op het vlak van kwaliteitszorg heeft de school binnen dit domein acties ondernomen. Deze acties leidden tot een bijsturing van een aantal punten.
Het opvoedingsproject zoals uitgeschreven in de schoolbrochure past in de reële schoolwerking. De informatiebrochures geven duidelijke en correcte informatie. De directeur die vooral instaat voor de externe contacten, steunt voor de pedagogische organisatie enerzijds op de adjunct-directeur en doet anderzijds ook sterk een beroep op het middenkader. Dit middenkader is uitgebreid en zorgt voor een degelijke technische en inhoudelijke ondersteuning. Het rendement van alle inspanningen is niet optimaal omdat er een sterk, steeds aanwezig beleid ontbreekt dat het geheel stuurt vanuit de schoolvisie.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 6
De grootte van de klasgroepen voor praktijk is redelijk behalve voor Verpleegaspiranten, Gezondheids- en welzijnswetenschappen en Thuis- en bejaardenzorg. Het curriculum wordt grotendeels bepaald door de leerplannen. De school gebruikt de leerplannen van 3 het VSKO . De school heeft via de invulling van het complementair gedeelte een smalle marge om eigen accenten te leggen. Ze maakt hiervan gebruik om de opties en het fundamenteel gedeelte te versterken en om sociale vaardigheden en Leren leren te stimuleren in de eerste graad. Hiermee tracht de school haar curriculum af te stemmen op haar populatie. In het derde leerjaar van de derde graad, studiegebied Personenzorg, krijgen de leerlingen de kans om het getuigschrift bedrijfsbeheer te behalen. Dit vormt een verrijking voor hun loopbaan. De realisatie van het leerplan moet echter streng worden bewaakt daar de school hiervoor maar twee lesuren uittrekt waar hier normaliter drie lesuren voor nodig zijn, gespreid over minimum twee leerjaren4. De materiële en infrastructurele middelen zijn meestal te ontoereikend om bij te dragen tot een vlotte realisatie van de leerplannen. In de ‘Lange Winkelstraat’ kunnen de leerlingen tijdens de middagpauze gebruikmaken van de computers in de computerklas maar in andere lokalen zijn weinig pc’s ter beschikking. De mate waarin de vakgroepen hun werking expliciet richten op de optimalisatie van de basis- en specifieke vorming is sterk afhankelijk van de discipline. Er zijn grote onderlinge verschillen wat de effectiviteit van de vakgroepwerking niet ten goede komt. De realisatie van de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen gebeurt vooral op vakniveau. De school heeft een taalbeleid. Een aanzienlijk percentage van de schoolpopulatie is van allochtone oorsprong. De school beschouwt de kennis van het Nederlands en de schoolse taalvaardigheid van de leerlingen als problematisch en heeft structurele en systematische maatregelen genomen om de leerlingen te helpen hun taalbeheersingsniveau te versterken (OVB-werking, splitsing van klasgroepen, individuele ondersteuning). De werkgroep OVB leverde al goed werk. Bijzonder kenmerkend voor de schooltraditie zijn het ‘Norbertijnertheater’ en de ‘zomerkampen’. Ze vormen een meerwaarde voor de deelnemers. Voorbeelden van goede praktijk •
De school stelt zichzelf in vraag en start met een systematisch onderzoek naar aspecten die uitgeschreven zijn in het pedagogisch project van de school. In eerste instantie onderzoekt ze hoe leerlinggericht ze is. Eénmaal per maand is er overleg met de directeur en de CLB5-medewerker m.b.t. de schooloptie om leerlinggericht te zijn.
•
De gedreven inzet van het middenkader.
•
Het niet aflatend enthousiasme voor naschoolse activiteiten zoals toneel en zomerkampen.
3
VSKO: Vlaams Secretariaat voor het Katholiek Onderwijs.
4
SO 44 (8-5-1996): leerstof bedrijfsbeheer in het secundair onderwijs punt 2.3 “De Vlor beveelt aan dat het leerprogramma bedrijfsbeheer over minimum twee leerjaren wordt gespreid.” Leerplan VKSO Bedrijfsbeheer (D/1996/02/279/067) punt 5 blz. 7: het VKSO stelt een minimum van 3 lestijden per week op jaarbasis voor en meent dat deze drie uren het best als volgt worden verdeeld: BSO: 1 uur in III,2 en 2 uur in III,3. 5 CLB: centrum voor leerlingenbegeleiding.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 7
Werkpunten • Overwegen om de cursus bedrijfsbeheer reeds op te starten in het tweede leerjaar van de derde graad zodat er meer garanties zijn voor de volledige afwerking van het leerplan. •
De vakgroepwerking optimaliseren.
•
In het kader van het schoolcurriculum de materiële mogelijkheden vergroten en de leeractiviteiten ondersteunen door lesoverstijgende en schooloverstijgende activiteiten.
•
Opdat de energie en de middelen die in de werking m.b.t. taal geïnvesteerd werden ten volle zouden renderen, kan de school werken aan volgende aspecten: -
-
-
-
de school hanteert bij haar externe en interne communicatie een verzorgde taal; ze biedt de leerlingen maximale kansen om taal te verwerven en te oefenen in een aangepaste infrastructuur en leeromgeving; alle leraren besteden zorg aan hun eigen taalgebruik én aan dat van de leerlingen; de leerlingen krijgen maximale kansen om mondeling te participeren in de lessen; er is samenwerking tussen de leraars Nederlands en de leraars van de zaakvakken (niettaalvakken) en van TV/PV. Deze collega’s steunen actief de werking van de leraars Nederlands; praktische deskundigheid m.b.t. taalverwerving wordt doorgegeven; het nascholingsbeleid is gericht op professionalisering m.b.t. NT2 van leraars taal zowel als van leraars zaakvakken en eventueel TV/PV; er is een werkgroep die de initiatieven m.b.t. taalbeleid coördineert en die zorgt voor informatiedoorstroming naar de collega’s (op de klassenraden, bijv.). Er is continuïteit in de werking van de werkgroep; het taalbeleid en de resultaten ervan worden geregeld geëvalueerd en bijgestuurd.
Leerlingenbegeleiding
De leerlingenbegeleiding van de school functioneert overwegend goed. Op het vlak van kwaliteitszorg heeft de school binnen dit domein acties ondernomen. Deze acties leidden tot een evaluatie en tot een bijsturing van een aantal punten.
Verschillende actoren zijn betrokken bij de begeleiding van leerlingen: directie, graadcoördinatoren, 2 prefecten (tucht), CLB, OVB-mentoren, welzijnsteam en opdrachthouders project bijzondere noden. Al hun initiatieven staan er borg voor dat problemen met of van leerlingen opgemerkt en zo goed mogelijk verholpen worden. Toch verliezen ze enigszins aan kracht doordat ze te veel zijn versnipperd. De 2 leerlingenbegeleiders, aangesteld in het kader van het project ‘school met bijzondere noden’, trachten nu alle acties rond socio-emotionele leerlingenbegeleiding te coördineren en een aantal problemen structureel aan te pakken. De klassenraadverslagen bevatten summiere gegevens over de resultaten en de studiehouding van alle leerlingen; soms worden gegevens over de sociale situatie vermeld. Voorstellen i.v.m. remediëring komen niet voor. Daarentegen maken de klassenleraars wel een inventaris op van de leerlingen: - die taalondersteuning nodig hebben; - die in aanmerking komen voor studiebegeleiding; - waarvan de ouders moeten uitgenodigd worden op het oudercontact. In een beperkt aantal gevallen wordt het ‘hulpaanbodblad’ aangewend voor notities i.v.m. specifieke vakbegeleiding. In de eerste graad worden inhaallessen georganiseerd voor Nederlands, Frans en wiskunde. Nieuw zijn de inhaallessen in de tweede graad. Deze zijn er gekomen doordat een kloof werd ervaren tussen II,1 6 en II,2 . 6
II,1 II,2: respectievelijke het derde en het vierde jaar van het secundair onderwijs.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 8
In de ‘Lange Winkelstraat’ heeft een leraar de specifieke opdracht om leerlingen op het vlak van verzorgend handelen bij of in te scholen. Het gaat meestal om instromers, voornamelijk in de specialisatiejaren. Er is avondstudie voorzien voor wie dit wenst. Volgens de verificateur verloopt de leerlingenadministratie op uitstekende en reglementaire wijze. De problematische afwezigheden situeren zich vooral in BSO II 1,2 wat voorspelbaar is. Minder voor de hand liggend zijn de problematische afwezigheden in 2A. De samenwerking met het CLB verloopt over het algemeen uitstekend maar de signalering van de problematisch afwezigheden gebeurt nog niet optimaal. De leerlingen van het eerste leerjaar van de derde graad Verzorging zitten voor de basisvorming samen met de leerlingen van het eerste leerjaar van de derde graad Organisatiehulp. Alhoewel dit wettelijk is toegestaan maakt deze situatie het adaptief onderwijs, dat kenmerkend is voor Organisatiehulp, onmogelijk. De school opteert voor een rigoureus systeem van loopbaanbegeleiding door het systematisch en op grote schaal toekennen van B-attesten. Bijna alle leerlingen uit een technisch gerichte basisoptie (2A) worden met een B-attest gesanctioneerd7 (ook diegenen die de slaagnorm van 50% behaalden). Voorbeelden van goede praktijk • • • • • •
Het scheppen van een open en vertrouwenwekkend schoolklimaat, het foldertje dat de mogelijkheden voorstelt voor socio-emotionele hulp is fijn en informatief. De organisatie van activiteiten rond psychosociaal functioneren. De afspraken rond signalering, probleemanalyse en remediëring van problemen bij leerlingen. Het betrekken van geëngageerde juryleden bij de geïntegreerde proef. Het doordacht uitbouwen van stagemogelijkheden. Het systeem van bij- en inscholing van leerlingen die instromen in de verzorgende sector zonder een optimale vooropleiding.
Werkpunten •
De rol en de betekenis van de B- en C-attesten evalueren.
•
Blijven werken aan de opvolging en stroomlijning van alle begeleidingsinitiatieven.
Leerlingenevaluatie
De leerlingenevaluatie is overwegend goed. Op het vlak van kwaliteitszorg heeft de school binnen dit domein acties ondernomen. Deze acties leidden tot een evaluatie en tot een bijsturing van een aantal punten.
De deliberatieprocedure houdt rekening met alle facetten die van invloed kunnen zijn op de prestaties van de leerlingen. Het gewicht van de prestaties en het dagelijks werk bij de eindbeoordeling is verschillend naar gelang van de graad en de onderwijsvorm. De geïntegreerde proef is ruim opgevat, omvat zowel opleidingseigen als algemene aspecten en voorziet in een proces- en productgedeelte.
7
De term ‘sanctioneren’ wordt door de wetgeving gebruikt om de ‘bekrachtiging van de studies’ aan te geven (SO 64 25-061999 en niet in de betekenis van bestraffen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 9
Het schoolbeleid heeft aandacht voor interne en externe nascholing inzake evaluatie. Ook m.b.t. de rapportage is er een sterk beleid vooral m.b.t.: • remediëringsvoorstellen en oriënteringsadviezen; • overzichtelijkheid van het rapport; • duidelijkheid van de taal. De school trekt voor de evaluatie meer halve dagen uit dan het gemiddelde in Vlaanderen. Het schoolbeleid besteedt nog te weinig aandacht aan de stimulering van goed opgestelde proefwerken. Hierop is nauwelijks controle, ook niet door vakgroepleden onderling. Voorbeelden van goede praktijk •
De duidelijke, geïnformatiseerde evaluatielijsten en rapporten.
Werkpunten •
Ook kwaliteitszorg opstarten voor de inhoudelijke aspecten van de evaluatie.
2.1.3 Logistiek beleid Financieel beleid
Het financieel beleid is veeleer onduidelijk. M.b.t. dit beleid heeft de school op het vlak van kwaliteitszorg nog geen acties ondernomen.
De leraren verklaren absoluut geen zicht te hebben op de inkomsten en uitgaven. De begroting zoals gepresenteerd aan de verificateur is in evenwicht. De nascholingsgelden worden besteed op correcte wijze. De registratie van de besteding van de 8 PC/KD-gelden gebeurde niet correct. Ook stond een gedeelte van de met deze gelden aangekochte uitrusting tijdens de doorlichting niet ter beschikking van de leerlingen maar werd gebruikt voor ondersteuning van de schooladministratie. Dit werd tijdens de doorlichting rechtgezet. Voor het overige werden nauwelijks gegevens over deze materie verstrekt. Werkpunten • Een open financieel beleid nastreven.
8
PC/KD-gelden: toelage aan de scholen van de Vlaamse regering met de bedoeling het gebruik van computers op school te stimuleren.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 10
Materieel beleid
Het materieel beleid is veeleer zwak. M.b.t. dit beleid heeft de school op het vlak van kwaliteitszorg acties ondernomen die echter ontoereikend zijn. De tekorten leiden tot een gunstig advies beperkt in de tijd.
Op de verschillende vestigingsplaatsen zijn renovatiewerken bezig of gepland. Ondanks het feit dat de school op dit vlak de laatste jaren heel wat presteerde, moet de inrichtende macht beseffen dat de infrastructuur en vooral het onderhoud ervan in zijn totaliteit nog steeds ondermaats is. Ook het klein onderhoud liet op het ogenblik van de doorlichting vooral in de ‘Amerikalei’ te wensen over. De school beschikt over onderhoudspersoneel voor de schoonmaak, maar niet over een personeelslid dat de overige onderhoudsklussen kan klaren. Vaklokalen (met uitzondering van de computerlokalen) zijn ofwel minimaal, ofwel onvoldoende ingericht en uitgerust zoals verder gespecifieerd wordt onder 3.3. De eetzaal die door de oudste leerlingen aan de ‘Amerikalei’ wordt gebruikt, is ongeschikt en moet buiten gebruik worden gesteld. De meisjestoiletten zijn onfris en onhygiënisch. Uitzondering op dit alles vormt de locatie voor de vierde graad. Door de recente investering die hier werd gedaan kan de studierichting verpleegkunde beschikken over een bijzonder aangename leeromgeving met goed ingerichte en uitgeruste lokalen. Ook de personeelslokalen in de ‘Amerikalei’ zijn aangenaam, dit in tegenstelling met deze in de ‘Lange Winkelstraat’. Voorbeelden van goede praktijk •
De toegankelijkheid van mediatheek, informatie- en documentatiecentrum, internet en ICTmiddelen.
•
De materiële omstandigheden voor de vierde graad.
•
De perspectieven die de mediatheek biedt.
Werkpunten •
Zeker m.b.t. de vaststellingen inzake de eetzaal en de meisjestoiletten moet men de geplande verbouwing onmiddellijk aanvatten. Ondertussen moet men de eetzaal sluiten en trachten een tijdelijke verbetering te bewerkstelligen voor de toiletten.
•
Ervoor zorgen dat alle lokalen fris, verzorgd en goed onderhouden zijn.
•
Zorgen dat de minimale materiële voorzieningen ter beschikking zijn zoals deze in alle leerplannen worden vermeld.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 11
2.1.4 Veiligheid en welzijn
Het beleid m.b.t. veiligheid en welzijn is onvoldoende. M.b.t. dit beleid heeft de school op het vlak van kwaliteitszorg enkele acties ondernomen.
Organisatie van het welzijnsbeleid Het schoolbestuur beschikt over een dynamisch risicobeheersingssysteem op het niveau van de scholengemeenschap. Dit systeem wordt echter in onvoldoende mate uitgevoerd door de hiërarchische lijn in de school. De minimumtijd die toegekend is aan de lokale preventieadviseur is ontoereikend zodat de aan de interne dienst toegewezen opdrachten niet volledig en niet doeltreffend kunnen worden vervuld. De externe dienst PBW kan meer betrokken worden bij de uitvoering van het preventiebeleid op school. In de meeste lokalen bevinden zich instructies inzake evacuatie. Andere veiligheidsinstructies en preventieve veiligheidsvoorzieningen (praktijklokalen, labs) ontbreken. Arbeids- en leermiddelen De vigerende reglementering m.b.t. de aankoop en indienststelling van apparaten, installaties en machines wordt niet nageleefd. Er zijn geen geschreven essentiële veiligheidsinstructies voorhanden (bv. lokaal technologische activiteiten, labs, onderhoudswerkplaats). Leer- en werkomgeving Er werd in de diverse vestigingsplaatsen geen onmiddellijk val- of struikelgevaar opgemerkt. Er bestaat geen recent brandveiligheidsverslag. Uit de verslagen van de evacuatieoefeningen blijken nog enkele tekorten. Op het ogenblik van de controle beschikte de preventieadviseur niet over de evacuatiescenario’s van alle vestigingsplaatsen. De eetzaal voor de oudste leerlingen voldoet niet aan de normen van bewoonbaarheid. Er is geen overdekte ruimte voor recreatie. De school beschikt niet over een recent keuringsverslag m.b.t. de elektrische installatie. Vermits er aanpassingswerken bezig zijn werd de keuring uitgesteld. Niet alle gevaarlijke producten zijn geïnventariseerd en geëtiketteerd. Er is geen asbestinventaris. Hygiëne en gezondheid Het aantal toiletten benadert het vereiste aantal maar de toiletten aan de ‘Amerikalei’ zijn onvoldoende functioneel en hygiënisch. In de ‘Amerikalei’ is niet steeds een bevoegd persoon aanwezig om eerste hulp te verlenen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 12
Voorbeelden van goede praktijk •
De hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid van de vestiging ‘Lokkaardstraat’.
Werkpunten •
De uitvoering van het welzijnsbeleid ten volle realiseren bij het personeel en de leerlingen. De lokale preventieadviseur meer ruimte geven om zijn opdracht naar behoren te kunnen vervullen. De externe dienst meer betrekken bij de uitvoering van het preventiebeleid. Waar nodig veiligheidsinstructies en preventieve voorzieningen aanbrengen en zorgen dat ze gekend zijn door personeel en leerlingen. Gevolg geven aan de betreffende opmerkingen in de vakspecifieke verslagen.
•
Inzake de arbeids- en leermiddelen zorgen voor een correct aankoop- en indienststellingsbeleid. Op machines, installaties en apparaten veiligheidsinstructies aanbrengen.
•
M.b.t. de leer- en werkomgeving zorgen voor een recent brandveiligheidsverslag, de evacuatieoefeningen in alle vestigingsplaatsen opvolgen en zorgen dat de preventieadviseur over de scenario’s en verslagen beschikt. De eetzaal voor de oudste leerlingen (gebouw vroegere discotheek) buiten gebruik stellen. Zo spoedig mogelijk de aanpassingen aan de elektrische installatie voltooien en een keuring aanvragen. Gevaarlijke producten inventariseren en etiketteren.
•
In verband met hygiëne en gezondheid een oplossing op korte termijn zoeken voor de hygiëne van de toiletten aan de Amerikalei. Zorgen dat er steeds een bevoegd persoon aanwezig is om eerste hulp te verlenen en CPR-technieken9 toe te passen.
9
CPR: cardio pulmonaire resuscitatie (reanimatietechnieken).
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 13
2.2
Hoe goed wordt het schoolbeleid geconcretiseerd op het niveau van de klas?
2.2.1 Curriculum In alle gevallen zijn de eindtermen, de ontwikkelingsdoelen en de leerplannen het uitgangspunt voor de keuze van de leerinhouden en leerdoelen. Deze leerdoelen worden soms in de cursussen en bij het begin van de les expliciet vooropgesteld, maar niet altijd. De lessen eindigen veelal met het belsignaal i.p.v. met een lessynthese en een evaluatiemoment over de nieuw aangebrachte leerstof. De weinige leermiddelen die er zijn worden niet altijd aangewend. De goedgekeurde leerplannen vormen een garantie voor een brede en harmonische vorming op voorwaarde dat ze in hun totaliteit worden behandeld. Het gebeurt dat leerinhouden en leerboeken primeren op leerplandoelstellingen. De planningsdocumenten per opleiding, per leerplan en per vak vormen zelden een geheel qua structuur. In een aantal vakgroepen wordt gezocht naar gemeenschappelijke aanknopingspunten en naar een progressieve opbouw die garanties biedt dat de leerstof aansluit bij wat leerlingen vroeger geleerd hebben. Vooral in de derde graad TSO en BSO, in het kader van de geïntegreerde proef, is er aandacht voor vakoverschrijdende samenhang. In sommige lessen kunnen leerlingen afwisselend en uitdagend bezig zijn, maar de meerderheid verloopt in de traditionele doceerstijl. 2.2.2 Leerlingenbegeleiding In de klassen heerst een veilig en gunstig groepsklimaat waarin alle leerlingen zich goed voelen. Er heerste een positieve interactie in de klassen gesteund op wederzijds respect, openheid en waardering. Het zelfwaardegevoel wordt gestimuleerd, o.a. door positieve notities in de schoolagenda’s. De meeste leraren trachten het lesmateriaal en het lestempo aan te passen om tegemoet te komen aan verschillen in graden en onderwijsvormen. Vooral waar er sprake is van een beroepsopleiding wordt rekening gehouden met de individuele noden van de leerlingen, soms worden stageplaatsen naar maat gekozen. Buiten het lesgebeuren worden leerlingen aangemoedigd hun grenzen te verleggen via o.a. de leerlingenraad en allerlei naschoolse activiteiten. In de lessen wordt zelfstandigheid veel minder gecultiveerd. De effectiviteit van de leerlingenbegeleiding wordt gehypothekeerd door het gebrek aan een eenduidige aanpak op klasniveau. Soms is de leraar te tegemoetkomend, te begrijpend, te vlug tevreden waardoor de leerkansen verminderen. De verwachtingen zijn soms laag vooral tegenover de ASO-leerlingen. In andere gevallen wordt erg sturend opgetreden. Meestal is het leergesprek de enige gehanteerde werkvorm, dynamische en zelfsturende werkvormen worden zelden gehanteerd. De leraars gaan in op de vraag om mogelijke problemen te signaleren, ze noteren deze op de voorziene bladen. 2.2.3 Leerlingenevaluatie De leraars handelen meestal erg individualistisch zeker waar het de evaluatie betreft. Soms is deze erg eenzijdig, soms is er een goed evenwicht in de mate waarin gepeild wordt naar kennis, vaardigheden, inzicht en attituden. Zelfs voor de vakken die expliciet praktische en theoretische aspecten omvatten, wordt niet steeds gepeild naar de samenhang tussen theorie, toepassing en praktijk. De leerlingen krijgen tijdens de leeractiviteiten regelmatig onmiddellijke positieve terugkoppeling over hun vorderingen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 14
2.2.4 Kwaliteitszorgsysteem In de klassenraden wordt regelmatig gereflecteerd met het oog op bijsturing van het leerproces. Uit de beschikbare gegevens kon niet afgeleid worden of ook het onderwijsproces op een dergelijke systematische wijze wordt bekeken.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 15
3
HOE GOED WERKT DE SCHOOL?
Rekening houdend met de eigenheid van de school voldoet het algemeen rendement. Dit blijkt uit: de gemiddelde resultaten (m.b.t. de attestering, doorstroming naar het hoger onderwijs, tewerkstelling, zittenblijvers en de schoolverlaters), uit de mate waarin gemiddeld de eindtermen, de leerplandoelstellingen en de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen worden gerealiseerd en uit het algemeen welbevinden.
3.1
Resultaten
De school wil door middel van de B-attesten alles in het werk stellen om de leerlingen zo goed mogelijk te oriënteren na de eerste graad. De attestering wijkt op verschillende punten sterk af van het Vlaams gemiddelde10. Hier dient wel vermeld dat het Vlaams gemiddelde A-attesten B-attesten C-attesten Uitgesteld 1ste lj. A berekend werd op basis van scholen van School 52% 45,8% 2,5% 0,0% dooreenlopende aard. De afwijkende 2,2% Referentie 88% 8,5% 3,5% attestering kan verklaard worden door de A-attesten B-attesten C-attesten Uitgesteld 2de lj. A specifieke context en input: drie School 42,40% 52,30% 5,30% 2,5% onderwijsvormen, multiculturele school 3,3% Referentie 84% 14,1% 2,2% in een stadskern. 1st lj. B
A-attesten
B-attesten
C-attesten
Uitgesteld
School
95,80%
0,0%
4,20%
0,0%
Referentie BVL School Referentie BSO II, 1
88%
1,8%
10,6%
1,6%
A-attesten
B-attesten
C-attesten
Uitgesteld
80,00%
13,60%
6,40%
0,00%
82%
6,6%
11,8%
2,9%
A-attesten
B-attesten
C-attesten
Uitgesteld 11,20%
School
80%
5,1%
15,2%
Referentie
86%
3,7%
10,6%
6,7%
A-attesten
B-attesten
C-attesten
Uitgesteld
81,9%
12,5%
5,6%
9,1%
BSO II,2 School Referentie BSO III,1
91%
3,3%
5,8%
5,7%
A-attesten
B-attesten
C-attesten
Uitgesteld
School
85,3%
0,7%
14,0%
9,7%
Referentie
90%
0,0%
10,5%
7,0% Uitgesteld
A-attesten
B-attesten
C-attesten
School
91,2%
0,0%
8,8%
7,6%
Referentie
95%
0,0%
5,0%
6,2% Uitgesteld
BSO III,2
A-attesten
B-attesten
C-attesten
School
90,3%
0,0%
9,7%
5,2%
Referentie
97%
0,1%
2,9%
4,5%
BSO III,3
10
Behalve in 2A blijven de C-attesten in de eerste graad beperkt. Dit sluit aan bij de oriënteringspolitiek. De school ziet zich in een moeilijke situatie geplaatst en vindt dat een aantal leerlingen zichzelf niet kan inschatten en in zekere zin tegen te hoog gegrepen ambities moet beschermd worden. Tegelijkertijd wil de school haar ASO-niveau beveiligen. In het BSO zijn naast meer B-attesten ook meer C-attesten. Een ander fenomeen dat hier opduikt zijn de vele uitgestelde beslissingen.
Onderwijsspiegel: jaarverslag van de inspectie 1999-2000.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 16
In het ASO lijkt II, 2 het ultieme selectiejaar, het aantal B- en C-attesten en uitgestelde beslissingen ligt wel uitzonderlijk hoog. A-attesten
B-attesten
School
76%
Referentie
88% A-attesten
ASO II, 1
ASO II,2
C-attesten
Uitgesteld
17,9%
5,8%
4,90%
8,3%
3,6%
7,1%
B-attesten
C-attesten
Uitgesteld 11,7%
School
57,8%
27,7%
14,6%
Referentie
82%
13,2%
5,2%
9,4%
A-attesten
B-attesten
C-attesten
Uitgesteld 17,1%
ASO III,1 School
84,2%
0,0%
15,8%
Referentie
91%
0,0%
9,0%
14,5%
A-attesten
B-attesten
C-attesten
Uitgesteld
ASO III,2 School
93,8%
0,0%
6,2%
9,0%
Referentie
97%
0,0%
3,0%
9,7%
A-attesten
B-attesten
C-attesten
Uitgesteld 15,0%
TSO II,1 School
81,1%
27,6%
8,4%
Referentie
80%
14,9%
5,4%
9,9%
A-attesten
B-attesten
C-attesten
Uitgesteld
TSO II,2 School
70,6%
22,5%
7,0%
16,0%
Referentie
77%
16,5%
7,0%
11,6% Uitgesteld
A-attesten
B-attesten
C-attesten
School
77,7%
12,1%
10,2%
13,1%
Referentie
82%
6,4%
11,4%
15,9% Uitgesteld
TSO III,1
A-attesten
B-attesten
C-attesten
School
91,3%
0,0%
12,5%
8,8%
Referentie
93%
0,0%
6,6%
12,1%
TSO III,2
Dit neemt niet weg dat ook III,1 ASO nog een flink struikelblok wordt. Hierin kunnen vele factoren een rol spelen. Eén facet is hier wellicht een veeleer niet ASO-publiek. Voor een andere facet nl. een behoorlijk studiepeil zijn een aantal aanwijzingen maar deze zijn onvoldoende gestaafd kunnen worden doordat resultaten van oud-leerlingen niet systematisch worden bijgehouden.
In II TSO ligt het aantal A-attesten hoger dan in het ASO maar het blijft in het tweede leerjaar ver onder het Vlaams gemiddelde.
In de derde graad liggen de resultaten lager dan voor het ASO en voor het Vlaams gemiddelde.
11 De cijfers m.b.t. de retentiviteit volgen deze van de attestering. Voor wat het ‘zuiver’ rendement betreft scoort de school dus laag. Het rendement gezien als de meerwaarde die bekomen wordt t.o.v. de input is veel moeilijker te meten, de school zou hier zelf systematisch gegevens moeten verzamelen. Van de leerlingen die starten in 1B behaalt - weliswaar met vertraging - 8.1% het getuigschrift van de eerste graad in 2A. Dit percentage ligt hoger dan het Vlaams gemiddelde (3.2%). Het gaat hier wel om een klein aantal leerlingen.
Het aantal leerlingen neemt toe per graad, maar de populatie wisselt en verschuift sterk door flink wat schoolverlaters enerzijds en door neveninstromers anderzijds. Leerlingen blijven nadat ze een B- of Cattest behaalden veeleer niet dan wel in de school. De jongste jaren wordt de school ook geconfronteerd met het fenomeen “school-shopping”. Naar verluidt liggen de volgende oorzaken ervan aan de basis: - slechte opvolging van adviezen (in deze school en elders); - negeren van B-attesten (voorkeur voor overzitten, hier of elders); - toenemend verloop tijdens het schooljaar; de minste onenigheid kan aanleiding vormen om van school te veranderen (komen en gaan!). De school houdt gegevens bij m.b.t. doorstroming van oud-leerlingen in het hoger onderwijs maar niet gesystematiseerd en bruikbaar voor conclusies m.b.t. het studiepeil.
11
Retentiviteit: het aantal leerlingen dat op de school, al dan niet met vertraging, het beoogde studiebewijs behaalt.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 17
Werkpunten •
Systematisch gegevens verzamelen m.b.t. de aard van de instroom van leerlingen, de attestering, de prestaties van afgestudeerden in het hoger onderwijs en op de arbeidsmarkt.
•
De relatie onderzoeken tussen de wijze van evalueren (bv. eenzelfde aanpak voor een vakkengroep, een leerlingengroep) en de resultaten. Welke vakken scoren lager en hoe komt dat?
•
De relatie onderzoeken tussen leerstrategieën en onderwijsresultaten.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 18
3.2
Realisatie van de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen
In de voorbije jaren werden waardevolle initiatieven genomen op dit terrein: een ruime inventarisering werd georganiseerd, en dit resulteerde o.m. in een gerichte werking rond de specifieke eindtermen die minder of onvoldoende aan de orde bleken te zijn in de vakken. De projectwerking betekende een meerwaarde voor de leraars dankzij het vakoverschrijdend werken, en voor de leerlingen, omdat ze een beroep deden op brede vaardigheden en creatieve inbreng. Het effect van de projecten op de dagelijkse praktijk van het schoolleven is nog beperkt; zo kregen sommige klasgroepen “een groene kaart” voor milieu, maar de klaslokalen waar deze kaart hangt, zijn slordig en soms vuil. De implementatie in de praktijk en in de schoolcultuur is nog beperkt. Ze kan maar slagen indien het gehele schoolteam doelgericht daaraan werkt. De werkgroepen evalueerden de eigen werking; evaluatie van leerlingen werd nog niet overwogen. De school heeft voorlopig nog geen cultuur van zelfevaluatie, niet op het niveau van de school, en evenmin op het niveau van de leraars of van de leerlingen. Voorbeelden van goede praktijk •
de werking van de werkgroep Milieu.
Werkpunten •
In brede samenspraak een visie ontwikkelen op de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen in de specifieke context van deze school. In deze visie dient ook aandacht besteed te worden aan de extramurale activiteiten en aan de lesondersteunende activiteiten.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 19
3.3
Rendement van vakken (decretale basisvorming en specifiek gedeelte)
a
Biologie en Chemie (AV- en TV- vakken)
Op basis van de gedane vaststellingen wordt geoordeeld dat de leerplandoelstellingen en de eindtermen in de eerste graad voldoende gerealiseerd worden. De doelstellingen geformuleerd in de leerplannen met betrekking tot de wetenschappelijke methode, het experimenteel onderzoek, deducties uit demonstraties, leerlingenexperimenten en microscopie worden voldoende gerealiseerd, maar dienen zeker nog geoptimaliseerd te worden.
Op basis van de gedane vaststellingen wordt geoordeeld dat de leerplandoelstellingen in de tweede en de derde graad ASO en TSO in voldoende mate gerealiseerd worden. De infrastructuur en uitrusting op beide vestigingsplaatsen voldoen niet aan de minimale materiële leerplaneisen, de veiligheids- en milieuvoorschriften. Dit geeft aanleiding tot een in de tijd beperkt gunstig advies.
Leerplangerichtheid De attributies zijn bij enkele leraren nieuw en bij andere erg beperkt. Het merendeel van de leraren onderwijst ook nog andere vakdisciplines. De gemiddelde professionaliteit in termen van werkinzet en engagement binnen de groep voor het wetenschappelijk onderwijs is beperkt te noemen. Deze toestanden remmen de continuïteit en de kwaliteit. De documentenstudie, de klasbezoeken en de gesprekken tonen aan dat de leraren op de hoogte zijn van de leerplandoelstellingen. Daarbij tonen ze een initiële taakbekommernis voor het afwerken van het leerplan. Evenwel wordt deze taakbekommernis doorkruist door tal van factoren zoals de studiehouding en motivatie van sommige klasgroepen, de lesuitval, de kwaliteit van de didactische infrastructuur en hulpmiddelen en het gemis aan externe ondersteuning. De leerlinggerichtheid, de omgang en de interacties met de leerlingen zijn meestal goed. De bereidheid tot didactisch experimenteren en tot exploreren van strategieën gerelateerd aan de concrete leerlingeninput is te beperkt. Het innoverend vermogen is gering. Niet alle leerlingen (o.a. van TSO-III Handel) gedragen zich correct en gemotiveerd. In I en II en IIIVA is de omgangsstijl tussen leraren en leerlingen positief, aanmoedigend en prettig. De leerlingenagenda’s zijn niet steeds leerplanconform ingevuld en de geformuleerde lesinhouden en lesopdrachten zijn vaak te beknopt.. De agenda's weerspiegelen de inhoud en de doelstellingen van de leerplannen onvoldoende. Binnen het curriculumaanbod overweegt de overdracht van kennis. De meeste leraren maken niet altijd voldoende gebruik van de aanwezige onderwijsleermiddelen en de mogelijkheden om diverse onderwerpen te linken aan toepassingen. De visualisatie en het inkleuren naar de realiteit en techniek worden te weinig ingeschakeld. In de onderwijsvisie van enkele leraren staat het onderwijzen door de leraar centraal, en niet het leren van de leerling; leren is dikwijls en vooral (thuis) studeren. Enkele cursussen worden nog gedicteerd. De jaarplannen worden meestal individueel opgesteld en bevatten enkel een opsomming van de leerinhouden geprojecteerd op een tijdschaal in maanden of zelfs trimesters! Deze jaarplannen hebben dan ook veeleer de kenmerken van een 'one-shot' document (opgesteld voor de directie of de inspectie) maar zeker niet als een werkinstrument, waarbij geregeld wordt ingegrepen om de vooropgestelde leerplandoelstellingen toch binnen de beschikbare tijd te verwerken. De mate van nascholing tijdens de laatste 2 jaren is sterk leraargebonden.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 20
Leerlingenbegeleiding De leerlingbegeleiding is sterk leraargebonden maar voldoet. Er is geen gezamenlijke aanpak. Leerlingenevaluatie Algemeen kan gesteld worden dat de evaluatie voldoet maar zeker niet optimaal is. Er wordt soms onvoldoende gepeild naar inzicht, naar zelfstandige en kritische verwerking, naar vaardigheid in het toepassen en verbanden leggen. De vraagstelling is soms eenzijdig (bespreek, geef, vul in,…). Goede meerkeuzevragen worden beperkt gebruikt. Meerdere jaren (bijna) identieke vragen gebruiken is geen teken van creativiteit. Sommige proefwerkvragen zijn nog in handschrift! Alleen bij paralleluren zijn er onderlinge afspraken. De toetsen bij kleine en grote overhoringen zijn representatief voor de behandelde leerstof. De gemiddelde scores voldoen. Het aantal onvoldoendes in enkele klassen is relatief hoog. Deze resultaten weerspiegelen de mogelijkheden, de inzet en de beperkingen van de leerlingen (en leraren). Infrastructuur en leermiddelen Het veilig en zorgzaam leren omgaan met materialen, stoffen en labbenodigdheden is een wezenlijk onderdeel van de wetenschappelijke vorming. Dit betekent dat de investeringen daartoe nodig en verantwoord zijn, niet enkel vanuit veiligheidsoverwegingen, maar evenzeer vanuit opvoedkundig oogpunt. Mogelijkheden tot recuperatie van chemicaliën en tot milieubewuste verwerking en/of verwijdering van chemisch afval zijn noodzakelijk. Dit aspect van de omgang met chemicaliën is een belangrijk onderdeel van de milieubewuste opvoeding. Vestiging Amerikalei De vaklokalen biologie en chemie zijn oud en verwaarloosd. Heel wat oud en ongebruikt materiaal ligt in de kasten onder het stof en is in jaren niet meer aangeroerd. Een opfrisbeurt en opruiming zijn noodzakelijk. De borden zijn eveneens aan een updating toe. In het vaklokaal biologie zijn geen leerlingenwerktafels. De noodzakelijke leermiddelen en voldoende visualisatiemogelijkheden zijn aanwezig. Het aantal microscopen is beperkt (één microscoop per twee leerlingen is wenselijk). Het vaklokaal chemie is voorzien van een afzuig/zuurkast. Veiligheidsbrillen en pipetvullers zijn aanwezig. Het lokaal heeft geen twee efficiënte vluchtuitgangen voor snelle ontruiming. Er zijn geen veilige stockeerruimten en kasten voor het bewaren van stoffen, voorzien van de nodige ventilatie, brandbeveiliging en vergrendeling, in functie van de aard en hoeveelheid van de aanwezige stoffen. De aanwezige stoffen moeten voorzien zijn van de wettige etiketten (pictogram, naam en formule, R- en S-codes). De giftige producten moeten opgeborgen zijn in een gifkast. Er moet een inventaris van de chemicaliën beschikbaar zijn. Er zijn geen preventiebeveiligingen (blustoestellen, brandbestrijdingsdeken, emmer zand. een goede EHBO-kist, oogspoelfles, douche...). Het klein gevaarlijk afval, restafval en de gevaarlijke stoffen en preparaten (GSP) worden niet op de voorgeschreven manier opgeslagen en op een legale manier verwijderd. Het gebruik van de pc is nog niet ingeburgerd. Vestiging Lange Winkelstraat Het vaklokaal wetenschappen voldoet niet aan de veiligheidseisen. Er is slechts één uitgang. Er zijn geen leerlingenwerktafels. Voor de lessen chemie is het vaklokaal niet aangepast, het is niet voorzien van een afzuigsysteem (trekkast).
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 21
Er zijn geen veilige stockeerruimten en kasten voor het bewaren van stoffen, voorzien van de nodige ventilatie, brandbeveiliging en vergrendeling, in functie van de aard en hoeveelheid van de aanwezige stoffen. De aanwezige stoffen moeten voorzien zijn van de wettige etiketten (pictogram, naam en formule, R- en S-codes). De giftige producten moeten opgeborgen zijn in een gifkast. Er moet een inventaris van de chemicaliën beschikbaar zijn. Er zijn geen preventiebeveiligingen (blustoestellen, brandbestrijdingsdeken, emmer zand, een goede EHBO-set, oogspoelfles, douche...). Het klein gevaarlijk afval, restafval en de gevaarlijke stoffen en preparaten (GSP) worden niet op de voorgeschreven manier opgeslagen en op een legale manier verwijderd. Het gebruik van de pc is nog niet ingeburgerd. Voorbeelden van goede praktijk •
De projectdag “milieu”.
•
De studie rond “zelfstandig zijn” (toegepast op de wetenschappen).
Werkpunten •
De lesaanpak, het cursusmateriaal en het evaluatiesysteem (beter) aanpassen aan de leerlingeninput.
•
Alle lessen wetenschappen dienen gegeven te worden in een aangepast vaklokaal dat voldoet aan de normen van veiligheid (o.a. afzuigsysteem, opslag chemicaliën…).
•
Oefenen in het oplossen van goede meerkeuzevragen is eveneens noodzakelijk (een strategie om deze vragen op te lossen dient vooraf getraind te worden).
•
De beeldcultuur van de jongeren, ICT en de actualiteit dienen eveneens meer aangewend te worden en zullen stimulerend werken; computerondersteuning in de wetenschappen is een must.
•
Er wordt bijzondere aandacht gevraagd om de wetenschappen vanuit een duidelijk positieve invalshoek te benaderen zonder daarbij de minder positieve aspecten te verbergen.
•
De attributies kunnen - in samenspraak met de betrokkenen - zeker verbeterd worden met het oog op continuïteit en professionaliteit.
•
Er dient in de vakwerkgroep een concreet overlegplatform te ontstaan waar naast de praktische aspecten ook gesproken wordt over de visie op het vak en de continuïteit doorheen het curriculum. De gemeenschappelijke aanpak en nascholing vragen extra aandacht.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 22
b
Huishoudkunde in STW
De leerplandoelstellingen worden behandeld maar in onvoldoende mate gerealiseerd voor TV Huishoudkunde. Dit geeft aanleiding tot een in de tijd beperkt gunstig advies. Leerplangerichtheid Voor de verschillende leerplanonderdelen worden planningsdocumenten opgemaakt maar een vaste format wordt niet gebruikt. Een enkele keer betreft het een echt werkdocument maar meestal gaat het om een louter administratieve plichtpleging. De jaarplannen voor de technische vakken houden onvoldoende rekening met de aanbevelingen uit de leerplannen o.m. in verband met de tijd die wordt besteed aan de verschillende leerstofcomponenten. Meestal worden er te veel lestijden voorzien voor de leerinhouden en leerplandoelen die vooraan in het leerplan voorkomen; de leerinhouden en -doelen achteraan worden daarentegen stiefmoederlijk behandeld. Omdat in de loop van het schooljaar heel wat lestijden wegvallen o.m. wegens extramurosactiviteiten en het niet optimaal benutten van de onderwijstijd, worden bovendien de geplande lestijden (28 weken) zelden bereikt. Eén van de voorbeelden daarvan is toegepaste wetenschappen (TW) in II,2. Daar beveelt het leerplan enerzijds voor “toepassing van vormvaste materialen” 12 lesweken aan, terwijl de planning in 15 lesweken en de leerlingenagenda in 14 lesweken voorziet; anderzijds beveelt het leerplan voor het thema “toepassing van faseovergangen” 16 lesweken aan, terwijl de leerstofplanning in 13 lesweken en de leerlingenagenda slechts in 6 lesweken voorziet. Met als gevolg dat de leerplandoelstellingen voor het laatst genoemd thema zeer oppervlakkig werden afgewerkt. Daarenboven verloopt de implementatie van de leerinhouden hoofdzakelijk leerboekgericht waardoor heel wat leerplaninhouden erg breed worden behandeld terwijl de nodige diepgang voor een beklijvend leren ontbreekt. Er komt een te grote discrepantie voor tussen de theoretische leerstof en de in het verlengde liggende praktische opdracht; meer zinvolle opdrachten zijn noodzakelijk. Voor praktijk worden veel inspanningen geleverd om de verschillende leerstofcomponenten op een goed gespreide en evenwichtige wijze aan bod te laten komen, hoewel dit in mindere mate geldt voor de component “menuleer”. De realisatie van de geplande lessen sluit vrij goed aan bij de planning; basisattitudes, principes en technieken, verwerking van grondstoffen tot bereidingen komen voldoende aan bod. De keuze van de praktijkopdrachten gebeurt met de nodige zorg en met aandacht voor de belangstellingswereld van de leerlingen. De lessen verlopen vlot en goed gestructureerd. Er heerst een overwegend positief leerklimaat. Globaal beantwoordt de leerplanrealisatie voor TV huishoudkunde niet volledig aan de gestelde eisen m.b.t. een voldoende studiepeil terwijl voor PV huishoudkunde het studiepeil veeleer goed is. Uit de beperkte verslagleggingen van de vakgroep blijkt dat de werking veeleer gericht is op organisatorisch overleg. Er is weinig of geen gestructureerd overleg over de implementatie van de leerplandoelstellingen en leerinhouden, over het gebruik van leermiddelen, over het uitstippelen van leerlijnen of over de aard en de inhoud van de evaluatie. Er is ook weinig of geen vakoverschrijdende samenhang o.m. tussen toegepaste wetenschappen en de wetenschapsvakken vastgesteld. Op het vlak van professionalisering worden weinig inspanningen geleverd: noch uit de tabel m.b.t. vakgerichte en de algemeen pedagogische nascholing, noch uit gesprekken met leraren blijkt dat zij op de hoogte zijn van onderwijskundige evoluties die betrekking hebben op de studierichting STW. Daarenboven blijkt dat voor sommige leerplanonderdelen de initiële de vakkenkennis veeleer beperkt is. Onderwijskundige publicaties, zoals bijvoorbeeld het jaarverslag van de inspectie waarin o.m. het resultaat van een onderzoek over het profiel en rendement van de studierichting STW werd 12 opgenomen , worden zelden geraadpleegd; specifieke artikels in pedagogische tijdschriften worden onvoldoende opgevolgd.
12
Onderwijsspiegel – Verslag over de toestand van het onderwijs, schooljaar 1999-2000, deel B
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 23
Wat de leerlingendocumenten betreft, wordt zoals eerder vermeld, gebruik gemaakt van handboeken die in sommige gevallen met notities (al dan niet handgeschreven) worden aangevuld. De kwaliteit van de notities vormt niet altijd een meerwaarde voor het onderwijs- en leerproces. Leerlingenbegeleiding De relaties tussen de leraren en de leerlingen zijn globaal genomen vrij positief. De omgang is correct maar veeleer afstandelijk. In de klassen heerst een nogal strak leer- en leefklimaat, daardoor zijn er meestal geen problemen in verband met orde of tucht, maar evenmin worden kansen tot (zelfstandig) leren gecreëerd. Het onderwijsproces is bijna uitsluitend op het leergesprek als werkvorm gebaseerd. Daarbij treden de leraars erg sturend op. Sommige leerlingen worden aangesproken en gestimuleerd terwijl een meerderheid slechts in geringe mate bij de lessen worden betrokken. Ook wordt in onvoldoende mate ingegaan op de antwoorden van de leerlingen; onvolledige en onnauwkeurige antwoorden worden onvoldoende gecorrigeerd. Aan de leerlingen worden weinig mogelijkheden geboden om ervaringen uit te wisselen of eigen inzichten aan het theoretisch kader te toetsen. Aan de individuele ontplooiing van de leerlingen wordt geen bijzondere aandacht besteed: het verwerven van technische kennis lijkt een doel op zich, veeleer dan een middel om inzichten in wetenschap en maatschappij te verwerven. Nochtans biedt de aard van de leerinhouden en van de leerplandoelstellingen in het bijzonder voor maatschappelijke en sociale vorming (MSV) voldoende mogelijkheden om de leerlingen een maatschappijkritische houding bij te brengen die bijdraagt tot hun algemene en brede vorming. Dynamische en zelfsturende werkvormen worden zelden gehanteerd. De agenda’s van de leerlingen zijn niet steeds even nauwkeurig ingevuld. De eerder schaarse handtekeningen van de (klassen)leraars wijzen op een vrij oppervlakkige controle. Fouten tegen de taal, onvolledige en foutieve onderwerpen, enz. komen geregeld voor. Leerlingenevaluatie De kwaliteit van de leerlingenevaluatie is veeleer zwak. Taken en toetsen zijn voldoende over het leerjaar gespreid maar de inhoud en de opbouw sluiten onvoldoende aan bij de doelstellingen en leerinhouden van het leerplan. In die gevallen waar de leerlingen directe feedback op hun toetsresultaten krijgen, gebeurt dit op een weinig efficiënte en onvoldoende relevante manier. Overigens worden te veel volledige lesuren aan de evaluatiepraktijk besteed. Bijna alle behandelde leerplanonderdelen worden geëvalueerd maar de klemtoon ligt sterk op reproductie van cognitieve aspecten van de leerstof. De kwaliteit van de proefwerken is zwak; vage of onduidelijke en weinig communicatieve vragen (geef, omschrijf, bespreek, leg uit, verklaar, ....) en weinig afwisseling in de vraagvormen, .... liggen mede aan de basis van de zwakke resultaten van de leerlingen. Resultaten die overigens getuigen van lage gemiddelde scores (soms minder dan 50%) en veel onvoldoendes. Toch zou in deze doorstromingsgerichte TSO-studierichting op een meer diepgaande wijze naar inzicht moeten gepeild worden o.m. met een meer uitdagende vraagstelling. Voor praktijk wordt een scheef getrokken puntenverhouding gehanteerd nl. 60% voor de theoretische kennis en slechts 40 % voor de praktische proef. Bovendien zijn de vragen voor het theoretisch gedeelte bijna louter kennisgericht. Ondersteunende en praktisch gerichte kennis wordt zelden bevraagd.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 24
Infrastructuur en leermiddelen Voor de infrastructuur voor praktijk wordt verwezen naar het verslag van het rendement van het studiegebied personenzorg. De technische vakken vinden plaats in het vast klaslokaal van de leerlingen. Deze lokalen zijn niet 13 uitgerust met ICT -middelen en de aankleding van deze klassen oogt vrij sober en is weinig inspirerend of enthousiasmerend voor de vakken MSV en TW. Ondersteunend materiaal zoals gevallenstudies, beeldmateriaal, .... werden niet ingezet. Een hoekje of prikbord met informatie en documentatie over specifieke leerplaninhouden zou alleszins bijdragen tot een betere ondersteuning van het leerproces. Voorbeelden van goede praktijk •
Het evenwichtig integreren van de verschillende leerstofcomponenten in de praktijklessen.
Werkpunten •
Leerplannen in meer realistische en operationele planningsdocumenten omzetten.
•
Leerplandoelstellingen centraal plaatsen in het onderwijs- en leerproces.
•
Meer aandacht aan professionalisering schenken.
•
De kwaliteit van de leerlingenevaluatie verbeteren.
13
ICT: informatie- en communicatietechnologie.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 25
c
Germaanse talen: Nederlands, Engels
De eindtermen en de ontwikkelingsdoelen Nederlands in de eerste graad worden op een nipt voldoende niveau verwezenlijkt.
De leerplandoelstellingen Nederlands worden niet in voldoende mate verwezenlijkt in de tweede en derde graad ASO en TSO. Dit geeft aanleiding tot een in de tijd beperkt gunstig advies.
De eindtermen en leerplandoelstellingen Engels worden in voldoende mate verwezenlijkt.
Leerplangerichtheid Voor Nederlands worden vooral de componenten spraakkunst, spelling en woordenschat/ lezen en literatuur/ omgaan met teksten behandeld. De vaardigheden, en vooral de vaardigheden luisteren en spreken, worden in de tweede en derde graad in onvoldoende mate behandeld en geëvalueerd. Uit de documenten blijkt, dat men onvoldoende werkt aan de opbouw van de verschillende strategieën; dat slechts een beperkt aantal deelvaardigheden aangebracht en ingeoefend worden, en dat bijgevolg vele deelvaardigheden van de componenten schrijven, spreken, luisteren die in het leerplan vermeld zijn, niet of onvoldoende behandeld worden. Ook is duidelijk, dat er maar een beperkte gezamenlijke doelgerichtheid is: uit de onderwijsstijl en uit de evaluatie blijkt, dat leraars in opeenvolgende leerjaren niet dezelfde doelstellingen nastreven, en dat hun verwachtingen t.a.v. de leerlingen niet op één lijn liggen (zo blijkt uit de examens van het 3de trim. 2001 bijv. dat de verwachtingen t.a.v. inzicht in teksten veel hoger zijn in de eerste graad en in de derde graad dan in de tweede graad). Uit de jaarplannen en uit de lesobservaties blijkt, dat de meeste leraars zich bij de behandeling van hun leerstof vooral of uitsluitend laten leiden door het leerboek; men gebruikt weinig authentiek materiaal dat de leerlingen eventueel zelf aandragen en dat aanzet tot functionele opdrachten waarbij kennis, maar ook vaardigheden en attitudes bijgebracht, verworven en ingeoefend worden. De component omgaan met teksten wordt zeer grondig behandeld in de eerste graad, evenals de component literatuur in de derde graad. Ook bij de behandeling van deze componenten wordt echter onvoldoende een beroep gedaan op de actieve participatie van de leerlingen; de verwachtingen t.a.v. inzicht, toepassing, transfer, kritisch ontleden, probleemoplossend werken, blijven nog te laag. De leraars spreken doorgaans verzorgd en correct, maar niet alle leraars vervullen steeds een voorbeeldfunctie. De taal van de leerlingen is slordig en nonchalant; hun antwoorden zijn vaak oppervlakkig en onnauwkeurig. De leerlingen hebben niet de attitude om zorg te besteden aan hun taal, formulering en houding; ze worden ook zelden daartoe aangespoord. In hun contacten met elkaar en met de leraars schakelen ze geregeld over naar nauwelijks verholen dialect. De leraars Engels gebruiken de doeltaal correct en vlot. De leerlingen tonen een zekere spreekbereidheid, maar schakelen zeer vlug over naar het Nederlands of het Antwerps. Sommige, maar niet alle, leraars vragen van de leerlingen systematisch antwoorden in het Engels. De leerlingen die actief meewerken, halen een aanvaardbaar niveau van spreekvaardigheid. In het BSO, studierichting Kantoor, is de praktische taalbeheersing zwak (derde graad). Uit de agenda’s van de leerlingen en uit de activiteitenkalenders blijkt dat de leeractiviteiten te zelden ondersteund worden door lesoverstijgende en schooloverstijgende activiteiten. Men erkent onvoldoende het belang ervan voor de brede algemene vorming van de leerlingen in het algemeen, en meer specifiek van leerlingen die afkomstig zijn uit een thuismilieu dat doorgaans minder aandacht besteedt aan deze vormingscomponenten. Uit de vakgroepverslagen blijkt, dat het geformaliseerd vakoverleg beperkt is, maar dat er occasioneel inhoudelijk gewerkt wordt; dat pogingen gedaan worden om tot meer eenheid te komen; dat er belangstelling is voor integratie van ICT. Dit zijn positieve tendensen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 26
Het is echter duidelijk gebleken, dat de individuele verschillen voorlopig sterker zijn dan de gelijkenissen. Er is nood aan een gelijkgerichte visie. Er is eveneens nood aan professionalisering op het terrein van leerlinggericht onderwijs en evaluatie van vaardigheden. De belangstelling voor nascholing is beperkt en evenmin zijn er vormen van interne nascholing via schooloverstijgende vakgroepwerking of intensieve samenwerking met de begeleiding. Dit tekort aan wisselwerking met externe deskundigen verklaart waarschijnlijk ten dele het feit, dat het onderwijs nog overwegend traditioneel is. Het gebrek aan continuïteit in de lesopdrachten schaadt de kwaliteit van het onderwijs en kan, samen met het gebrek aan transparantie in het personeelsbeleid en in het financieel/logistiek beleid, het engagement van de leraars op de duur hypothekeren. Leerlingbegeleiding Het klasklimaat is heel vaak vertrouwenwekkend; leerlingen zijn vaak ongeremd zichzelf. Tijdens leswisselingen, en soms ook tijdens de lessen zelf, zijn ze echter dikwijls ongedisciplineerd. In enkele lessen waren de leerkansen voor de leerlingen talrijk, nl. wanneer er inductief, probleemoplossend werd gewerkt en het onderwijs duidelijk gestructureerd was; wanneer er authentiek en realistisch materiaal gebruikt werd; wanneer de leraar werkte met de inbreng van de leerlingen; wanneer de leerlingen het gevoel hadden iets nuttigs te leren. Bijna steeds ging het hier om lessen Engels. De leerkansen zijn heel wat beperkter wanneer de leraar te tegemoetkomend, te begrijpend, te vlug tevreden is, wanneer onvoldoende eisen gesteld worden i.v.m. resultaten, tempo, medewerking, attitude, taal; deze situatie deed zich te vaak voor. Opvallend was, dat leerlingen veel beter meewerkten in de lessen waar de leraar begrijpend maar evenzeer ook sturend en eisend optrad. De verwachtingen t.a.v. de leerlingen zijn eerder laag in het algemeen, maar zeker is dat het geval tegenover de ASO-leerlingen: het leerstofpeil is laag, het tempo traag; er zijn weinig uitdagingen tegenover de leerlingen, t.a.v. cognitieve vaardigheden. In de eerste graad heeft de school extra middelen ingezet om de leerlingen met taalachterstand van meer nabij te kunnen begeleiden en opvolgen: uren gegenereerd door het OVB-beleid worden o.m. gebruikt voor splitsingen en individuele begeleiding van leerlingen. Het rendement van deze uren en van de inspanningen kan versterkt worden door de transparantie en de consistentie van het beleid terzake te verhogen. Leerlingenvaluatie Voor zover kon worden nagegaan, worden voldoende taken en toetsen gegeven. Uit de inhoud ervan blijkt, dat deze evaluatie vooral tot doel heeft na te gaan of de leerlingen hun lessen leren, fragmenten van de leerstof kennen; er wordt vooral reproductie van kennis verwacht. Andere niveaus worden soms geëvalueerd; een enkele keer wordt ook naar vaardigheden gepeild, maar dit behoort zeker niet tot de algemene doelstellingen van de evaluatie. De taken en toetsen geven dus in hun geheel genomen niet echt een beeld van de algemene vorderingen van de leerlingen voor de verschillende vakcomponenten. De examens tonen aan, dat er in de vakgroep onvoldoende eensgezindheid is over het doel ervan, over de inhoud en de vorm ervan; over de verhouding tussen kennis en vaardigheden, tussen reproductie en inzicht, toepassing en transfer. Uit de verstrekte gegevens blijkt niet, dat de component vaardigheden systematisch en in overeenstemming met het leerplan en met de richtlijnen van de koepel geëvalueerd wordt. De quotering is vaak ondoorzichtig; correctiemodellen zijn nooit toegevoegd; criteria worden zelden vermeld. In overeenstemming met de lesobservaties wijzen ook de examens erop dat men doorgaans wel grondig peilt naar de vaardigheid omgaan met teksten; hier liggen de verwachtingen meestal op een degelijk niveau. De vraagstelling is doorgaans weinig gevarieerd en nog zeer traditioneel; communicatieve oefeningen en functionele opdrachten die peilen naar het gebruik van de kennis van en over taal, komen onvoldoende voor. Authentiek materiaal wordt te zelden gebruikt; men sluit ook onvoldoende aan bij de studierichting van de leerlingen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 27
In vele klassen wordt een mondeling examen georganiseerd; dit is positief. Zelden echter worden de vragen en evaluatiecriteria toegevoegd. Bovendien is duidelijk, dat bij deze gelegenheid opnieuw vooral naar kennis van leerstof wordt gevraagd; of en in welke mate ook de spreekvaardigheid wordt getoetst, is meestal onduidelijk. De resultaten zijn zwak tot matig, en dit hoewel de eisen niet hoog liggen. Uit de agenda’s blijkt niet, dat de examens systematisch met de leerlingen besproken worden. Hoewel de lessen Engels doorgaans actieve lessen zijn, waar communicaieve werkvormen, authentiek en realistisch materiaal, moderne hulpmiddelen al veel meer ingeburgerd blijken, zijn de examens nog zeer traditioneel. Ze zijn te sterk gericht op evaluatie van de lexicologische en grammaticale componenten; er zijn onvoldoende oefeningen die peilen naar de vaardigheid in het gebruik van de taal; er is weinig of onvoldoende differentiëring volgens de studierichting; ( Handel en A-klas zelfde examen, bijv.); er zijn te weinig functionele opdrachten; de taxonomische opbouw wordt onvoldoende bewaakt. Occasioneel komen wel goede oefeningen of opdrachten voor (5A: een verslag van het mondeling examen; de culturele component; tenses in context; 6H: handelsbrief; 4Ka: enkele communicatieve oefeningen, gebruik van context;…), en ook examens die representatief zijn voor het leerplan (eerste graad, 1999-2000 bijv.). Infrastructuur De materiële ondersteuning van het taalonderwijs voldoet niet. Er zijn geen vaklokalen; er is geen enkel lokaal specifiek uitgerust voor modern taalonderwijs. De klaslokalen zijn kaal en onesthetisch; ze ondersteunen het leerklimaat op geen enkele wijze; soms wordt zelfs lesgegeven in kelderlokalen. De mediatheek is een zeer geschikte ruimte, die ook vlot toegankeljk is en waar nogal wat ICTmogelijkheden aanwezig zijn. Het boekenbestand is echter niet functioneel: verouderde fictie, waarvan weinig gebruik gemaakt wordt, en geen non-fictie. De leerlingen beschikken dan ook niet over voldoende mogelijkheden om zich te bekwamen in de informatievaardigheden. De leraars beschikken niet over een degelijke vakbibliotheek, wat niet bevorderlijk is voor de interne professionalisering. Voorbeelden van goede praktijk •
de integratie van ICT, vooral in lessen Engels.
Werkpunten Vakgroepniveau • de leerplandoelstellingen Nederlands realiseren: het onderwijs in en de evaluatie van de vaardigheden in overeenstemming brengen met het leerplan; •
een visie op doel en invulling van het taalonderwijs in de specifieke context van de eigen school ontwikkelen;
•
de verwachtingen t.a.v. de leerlingen opdrijven;
•
de aanzet geven tot het ontwikkelen van een taalbeleid op schoolniveau;
•
een beleid ontwikkelen, bij voorrang m.b.t. nascholing, materiële ondersteuning van het taalonderwijs, lesopdrachten,…
Schoolniveau • een taalbeleid ontwikkelen; •
de materiële ondersteuning van het taalonderwijs dringend aanvatten;
•
een consistent en transparant personeelsbeleid voeren.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 28
3.4
Rendement van basisopties, studierichtingen
a
Studiegebied Personenzorg tweede en derde graad
De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd in de tweede graad BSO Verzorging-voeding, in de derde graad Verzorging, in de specialisatiejaren Kinderzorg en Thuis- en bejaardenzorg en in de derde graad Verpleegaspiranten. Over de studierichtingen Organisatiehulp en Gezondheid- en welzijnswetenschappen wordt nog geen uitspraak gedaan vermits deze het eerste jaar worden georganiseerd en de leerplanrealisatie pas moet gebeurd zijn op het einde van de graad, dus na twee schooljaren.
Leerplangerichtheid De doorlichting besteedde op basis van de eerste observaties een bijzondere aandacht aan de leerlijn van de component ‘zorg voor woon- en leefmilieu’ over graden en studierichtingen heen. Conclusie: dit opleidingsonderdeel scoort vrij zwak over de gehele lijn. Een tweede zwakkere factor is de onderlinge samenhang, er gebeurt op dit vlak wel wat maar er bestaat geen eenheid van handelen: • voor verzorging wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘stagemonitricen’ en ‘theorieleerkrachten’; •
vakoverschrijdend werken is zeer zwak in de tweede graad, in de derde graad is dit beter dankzij de geïntegreerde proef;
•
m.b.t. jaarplannen zijn er enkel afspraken voor parallelle opdrachten. Voor het overige bestaat er geen eenheid in structuur en opvatting;
•
geen coördinatie tussen de verschillende leraars die facetten van expressie behandelen onderling en tussen deze groep en de overige disciplines;
•
TV en PV verzorging zijn gescheiden doordat er gesplitst wordt voor praktijk en niet voor theorie.
Voor verzorging worden de vakvergaderingen wel aangewend om in overleg leerinhouden te verdelen, en voor opvoedkunde om afspraken te maken rond evaluatie. De leraren voor het specifieke gedeelte van de studierichtingen in het studiegebied Personenzorg scholen zich weinig na m.b.t. algemene pedagogische materies; vakspecifieke nascholing wordt vooral gevolgd voor verpleegkunde en recentelijk ook in het kader van de nieuwe studierichting Gezondheiden welzijnswetenschappen. Verzorging-voeding tweede graad BSO De verschillende componenten, voeding, woon- en leefmilieu, gezondheidsopvoeding en omgangskunde, komen conform het leerplan aan bod. De component voeding wordt kwaliteitsvol en met zin voor verantwoordelijkheid onderwezen. De leerlingen hebben reeds heel wat vaardigheden verworven tijdens de ordelijke, goed geleide lessen. Toch gebeurt de leerplanrealisatie nog niet optimaal. De leidraad is een nieuw werkboek dat naar maat van het leerplan werd ontworpen. De leraars moeten nog met deze cursus (en met het leerplan) efficiënt leren omgaan. Een logische, consequente leerstrategie ontbreekt soms. De opstelling van een plan blijft nogal eens achterwege en de evaluatie door de leerlingen is wat beperkt. De leraar van het eerste leerjaar werkt op een totaal verschillende wijze dan deze van het tweede leerjaar. Ook de schikking van de lesuren is verschillend: de 6 lesuren zorg voor voeding die het leerplan voorziet, komen in II,1 op het lessenrooster als 2 x 3 blokuren, in II,2 als 2 en 4 uren waardoor de aanpak m.b.t. de integratie van theorie en praktijk totaal verschillend benaderd wordt.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 29
Tijdens de lessen ‘zorg voor woon- en leefmilieu’ wordt aandacht geschonken aan de verschillende zorgprocessen. De cursussen zijn echter wat chaotisch en bovendien worden in het eerste en in het tweede leerjaar een aantal identieke leerinhouden aangeboden. De decoratieve technieken zijn meestal weinig eigentijds en veeleer niet gericht naar opsmuk en sfeerschepping van het interieur. Meer nog dan in de voedingscomponent ontbreekt een goed inzicht in de na te streven doelstellingen en een doorgedreven integratie doorheen heel het schooljaar van de kerndoelen (planmatig, klantgericht, ergonomisch, milieubewust en hygiënisch handelen). Mede op basis van de gegevens van vorig schooljaar scoort deze component zwak. Mogelijk brengt de nieuwe cursus soelaas. Het gebruik ervan vraagt wel inzicht en analyse om te voorkomen dat er 97 pagina’s voorbijgaan zonder doe-activiteiten. De component ‘gezondheidsopvoeding’ wordt leerplangetrouw aangeboden aan de hand van een leerlingvriendelijke cursus. De component ‘omgangskunde’ wordt vrij strak benaderd, de cursus is altijd dichtbij. Op die wijze dreigt de transfer naar de leefwereld van de leerlingen verloren te gaan. Verzorging derde graad BSO Het is duidelijk dat voor de component ‘zorg voor woon- en leefmilieu nog gezocht wordt naar een goede invulling. De werkfiches in de cursussen worden nauwelijks gebruikt. De cursus bestaat uit een aaneenschakeling van thema’s die zelden of nooit vertrekken vanuit zorgsituaties. De leerlingennotites worden niet nagekeken. Er wordt geen rekening gehouden met de vooropleiding van de leerlingen (bv. textieletikettering wordt als nieuw behandeld). De inhoud van de cursus ‘verzorging’ wordt doordacht gespreid over de twee leerjaren. De verschillende zorgbehoeften komen systematisch aan bod. De leerlingen krijgen de kans om in kleinere groepen de praktijk in te oefenen. Het nadeel is wel dat er minder garantie is dat theorie en praktijk worden geïntegreerd. Alhoewel het technisch handelen zeer belangrijk is mogen de principes van totaalzorg niet uit het oog worden verloren. De goed opgebouwde cursus voor de ‘participatie aan de arbeidswereld’ werd vorig schooljaar volledig behandeld en is conform het leerplan. Het is positief dat de cursus voor elk hoofdstuk de doelstellingen aangeeft en dat er regelmatig actuele teksten worden ingelast. Om de actualiteitswaarde veilig te stellen is het belangrijk telkens de bron te vermelden. Kritisch om te gaan met informatie is immers een vaardigheid die de leerlingen al van in de tweede graad moeten nastreven. De component ‘omgangskunde’ draagt goed bij tot de opleiding. Alle leerinhouden komen aan bod. De goed gestructureerde cursus wordt geregeld aangevuld met relevante artikels. De school opteert voor 2 lesuren creatieve expressie in het curriculum. Dit kan een bijzondere meerwaarde vormen voor de ontplooiing van de persoonlijkheid en als aanvulling voor de expressieve vaardigheden gericht naar de verschillende doelgroepen zoals die besloten liggen in het vak omgangskunde (opvoedkunde). Wanneer het aanbod echter niet doelgericht, ongepland en onsamenhangend is, zijn de lessen tijdverlies. Thuis- en bejaardenzorg - Kinderzorg De cursus ‘zorg voor leef- en woonsituatie’ staat absoluut nog niet op punt. Inhoudelijk is hij een mengelmoes van allerlei notities, soms met een foutieve verwijzing naar pagina’s en andere onjuistheden. Er is geen enkel spoor van een systematische inoefening van werkplannen. Vooral voor ‘Kinderzorg’ wordt niet conform het leerplan gewerkt. De cursussen ‘verzorging’ kennen voldoende verdieping t.o.v. de opleiding tot Verzorgende maar de verbreding in Kinderzorg kan nog beter.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 30
Verpleegaspiranten – Gezondheid- en welzijnswetenschappen De kwaliteit van het studierichtingsgedeelte werd vooral nagegaan via de stages. Daaruit mag worden geconcludeerd dat het doorstromingskarakter van de nu in afbouw zijnde studierichting Verpleegaspiranten veeleer zwak was. De stages waren immers op dezelfde leest geschoeid als deze voor Verzorging wat uiteraard niet de bedoeling was. Het is nog te vroeg om effecten te zien van de nieuwe richting Gezondheid- en welzijnswetenschappen. De eerste vaststellingen ook m.b.t. wetenschappen (zie betreffende verslag) zijn in ieder geval bemoedigend. Stages De stages worden georganiseerd volgens de reglementaire voorschriften. De leraren, gecoördineerd door de technisch adviseur coördinator, ontwierpen zeer degelijke stagedocumenten als eerste voorwaarde voor een geslaagd stageconcept. De stageschriften zijn representatief als verantwoordingsdocument voor de uitgevoerde activiteiten en getuigen van de lerende waarde van de stages. Leerlingenbegeleiding Voor de lessen omgangskunde worden de leerlingen ondersteund bij het leren door schema’s per hoofdstuk. Het aantal uren voorzien voor stagebegeleiding is erg krap. Het nazicht van de stageschriften wordt soms aangewend als begeleidingsmiddel, soms goede commentaar, soms bijna niets. De leraars opteren voor uitgeschreven verslagen m.b.t. de stageactiviteiten om de geschreven taalvaardigheid te oefenen. Dit heeft minder zin als niet alle begeleiders consequent letten op het taalgebruik. Soms gebeurt het wel. Soms evalueren de leerlingen zichzelf, bv. nadat zij activiteiten in het kader van omgangskunde vervulden, voor zorgtaken werd dit niet opgemerkt. De leerlingen schrijven soms hun dagverslag volgens de vier componenten. Dit heeft ongetwijfeld voordelen maar druist toch enigszins in tegen de integratiegedachte. Veel leerlingen schrijven zich in voor het specialisatiejaar Kinderzorg nadat zij eerst een jaar hogeschool hebben gevolgd. Op het vlak van technische en sociale vaardigheden moeten deze kandidaten een inhaalmanoeuvre doen. De school investeert hierin op een efficiënte wijze, de leerlingen zijn erg tevreden over dit initiatief. De schoolagenda’s worden meestal gecontroleerd door de klastitularis, soms worden taalfouten aangeduid, een controle door de vakleraars gebeurt zelden. Leerlingenevaluatie De geïntegreerde proef wordt volgens voorschrift georganiseerd. De leerlingen worden regelmatig getoetst op hun theoretische kennis; deze toetsing wordt weinig aangewend om verbanden te leggen tussen theorie en praktijk. Ook de proefwerken scoren zwak op dit vlak. De leerlingen behalen in sommige klassen vrij lage resultaten. De wijze van evalueren kan hiervan de oorzaak zijn. De leraars hanteren diverse systemen voor de beoordeling van vaardigheden en attituden. Deze zijn meestal zeer algemeen en zelden is het verband met de leerplan- en lesdoelstellingen expliciet aangegeven.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 31
Infrastructuur en leermiddelen De nieuwste didactische keuken en de vaklokalen voor verzorging voldoen aan de minimale eisen uit het leerplan. De overige vaklokalen huishoudkunde voldoen niet. De lokalen zijn aan een grondige opfrisbeurt toe, het meubilair van de didactische keukens is versleten. Niet alle onderdelen zijn uit hard materiaal of nog bedekt met hard en gemakkelijk afwasbaar materiaal. Sommige plinten zijn stuk of verdwenen. Het onderhoud laat te wensen over, spinrag in een didactische keuken kan niet! Een gedeelte van lokaal W01 is gereserveerd voor ‘zorg voor woon- en leefmilieu’. In deze zone is de afvoer defect waardoor een bijzonder onaangename geur ontstaat. Voorbeelden van goede praktijk •
De stagebundel opgesteld om de leerlingen via een projectweek voor te bereiden op hun eerste stage is bijzonder informatief en uitstekend op het vlak van doelstellingen. Er wordt bv. inzicht bijgebracht op het vlak van integratie en wisselwerking tussen lessen en stages. Ook de integratie van het project algemene vakken is goed geslaagd.
•
De inhaallessen m.b.t. stagevaardigheden voor instromers en voor zwak presterende leerlingen.
Werkpunten •
De kwaliteit van de leerlijn van de component zorg voor woon- en leefsituatie over de leerjaren en studierichtingen heen moet bewaakt worden. Een nauwkeurige studie van de leerplandoelen is noodzakelijk. Best neemt de volledige vakgroep in coördinatie met de overige vakkengroepen van het fundamenteel gedeelte hiervoor de verantwoordelijkheid.
•
Het is belangrijk dat de school zelf de leerlijnen nagaat van alle opleidingscomponenten.
•
In de tweede graad Verzorging-voeding zijn coördinatie en een gezamenlijke aanpak van wezenlijk belang. Consequent in elke component de leerstrategie uit het leerplan volgen is de belangrijkste stap: een basisthema vooropstellen, informatie verwerven, een plan opstellen, uitvoeren, proces en product evalueren. Zorgen dat er een evenwicht is in de onderdelen en dat theorie en praktijk soepel aansluiten en afwisselen.
•
In de derde graad Verzorging ervoor zorgen dat de component ‘zorg voor woon- en leefmilieu’ goed aansluit bij de opleiding tot verzorgende. Niet enkel de GIP-opdrachten maar het hele curriculum moet hierop gericht zijn.
•
Voor Kinderzorg dienen naast de basismodule nog minimum twee specifieke modules te worden uitgewerkt.
•
Ook stage- en GIP-opdrachten opgeven waarin de opleidingscomponenten geïntegreerd zijn.
•
Het aanbod van creatieve expressie evalueren. Indien het behouden blijft zorgen voor een doelgerichte planning, degelijke afspraken die onderlinge samenhang en samenwerking garanderen waar dit relevant is.
•
Werken aan een goed systeem voor de evaluatie van vaardigheden.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 32
b
Studiegebied Personenzorg – Vierde graad verpleegkunde
Leerplangerichtheid - curriculum De directie heeft geen globale doelstellingen geformuleerd. Er is evenmin een uitgeschreven toekomstvisie of beleidsplan. Men werkt via drie grote pijlers, nl. Kunnen-Kennen-Zijn. Die krachtlijnen komen over de drie opleidingsjaren telkens terug, vooral voor wat stage en klinisch onderwijs betreft. We hebben de indruk dat de opleiding, vooral in het tweede en derde jaar, wordt gegeven in een realistische context, gericht naar het werkveld. Sinds het academiejaar 2001-2002 is men actief binnen het nieuwe, modulaire systeem. Uit gesprekken met leerkrachten blijkt dat de invoering van deze nieuwe formule niet probleemloos verloopt. Er is op dit vlak duidelijk een verschil in visie tussen jongere en oudere leerkrachten. Het lijkt erop dat de school nog niet klaar is voor de toepassing van het modulaire systeem. Sinds het academiejaar 2000-2001 is het voor studenten ook mogelijk in te schrijven binnen een formule "deeltijds werken, voltijds studeren" (DWL). De school heeft hiervoor bij de start een eigen opleidingsschema uitgetekend. Tijdens het huidige academiejaar volgen de recent ingeschreven DWL-studenten het reguliere opleidingsschema. De school biedt in het tweede en derde jaar nog een opleiding voor ziekenhuisverpleegkundigen en psychiatrische verpleegkundigen aan, vanaf het huidig schooljaar wordt dit één polyvalente opleiding tot verpleegkundige. Het is de intentie om vooral basisverpleegkundigen te vormen zonder daarom de opleiding rond acute zorgverlening uit het oog te verliezen. Het is trouwens vanuit die optie dat men onder meer de lessen rond verpleegkunde in de operatiezaal behouden heeft. De inhoud van de lessen is over het algemeen van hoog niveau. De leerstof is voor vrijwel alle vakken aangepast aan de moderne methodieken en theorieën. Alle cursussen zijn degelijk uitgewerkt, goed gestoffeerd en meestal door de leerkracht zelf opgemaakt. De meeste cursussen worden om de vier jaar herwerkt. Er zijn een zestal recente leerboeken in gebruik met een uitgave daterend van 1997 tot 2001. Voor bepaalde vakken, o.a. Verpleegkundige Methodieken, werd een leerplan opgemaakt. In die gevallen zijn de leerplannen tekstueel gebaseerd op de voorbeelden afgeleverd door het Vlaams Verbond voor het Katholiek Secundair Onderwijs. Na elke les ondertekenen alle leerkrachten een lijst als bewijs dat de les gegeven werd. De lessen worden meestal op de klassieke manier gegeven. De studenten worden bij de lesinhoud betrokken en praktijklessen worden optimaal met eigentijds didactisch materiaal ondersteund. Uit gesprekken met de studenten onthouden we dat de leraars grote inspanningen doen om de leerstof zo helder mogelijk te brengen. De studenten ervaren het als positief dat soms lessen worden herhaald of voor bepaalde vakken de leerstof elkaar overlapt. De school werkt samen met een achttal stageplaatsen. Binnen elke stagevestiging is er minstens één stagebegeleider (leraar) en zijn er meerdere mentoren (personeel stageplaats). Voor elke stageplaats en zelfs per verpleegeenheid, bestaat er een uitgeschreven profiel. Aan de hand van die dienstenprofielen bepaalt de student zelf, in overleg met de leerkracht, de te behalen stagedoelen. De stagedoelen worden door de student geformuleerd. De student wordt tijdens de stage meermaals geëvalueerd, zowel door de mentor, de stagebegeleider als de hoofdverpleegkundige. De student maakt per stagedag een verslag, noteert de uitgevoerde handelingen en gaat na in hoeverre de vooropgestelde stagedoelen al dan niet werden behaald. In het tweede en derde leerjaar volgen de studenten het klinisch verloop van een aantal patiënten en staat rapportage en patiëntgerichte verslaggeving centraal. Alhoewel men daarin niet altijd slaagt tracht de school elke student zoveel mogelijk verschillende stageplaatsen aan te reiken. Een en ander moet de student polyvalentie bieden.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 33
Studentenbegeleiding De vestiging heeft geen studentenraad, wel een studentenclub. De coördinatoren zijn permanent bereikbaar en fungeren als klankbord voor de studenten. Daarnaast krijgt elke student een procesbegeleider die per studiejaar wordt aangeduid. De procesbegeleider treedt op als "advocaat" voor de student en heeft als opdracht de student te helpen bij het leren leren. De student kan bij de procesbegeleider ook terecht voor het bespreken van persoonlijke problemen of het verwerken van emoties na stage-ervaringen. Per student wordt door de procesbegeleider een dossier opgemaakt waarmee ook tijdens de deliberatie, zo nodig, rekening wordt gehouden. In het derde jaar worden de studenten onderworpen aan een geïntegreerde proef. Het is de bedoeling rond een bepaald thema een uitgebreid werk te maken en te toetsen aan de praktijk. De proef omvat twee patiëntenstudies, een financieel luik waarbij de student zicht krijgt op RSZ , remgeld en terugbetalingsfaciliteiten binnen het RIZIV en een praktijkstudie. Ook hierbij krijgt de student een promotor aangeduid en ervaart men een persoonlijke begeleiding. Studentenevaluatie Via regelmatige toetsen, praktische opdrachten en ondervragingen worden de studenten voorbereid op de examens. De meeste examens zijn zowel mondeling als schriftelijk en kunnen ook tussendoor afgenomen worden, bijvoorbeeld bij het beëindigen van een hoofdstuk of een groter lesonderdeel. De examenvragen zijn afgestemd op de ingestudeerde leerstof en de leerkracht maakt per vraag vooraf een puntenverdeling op. Infrastructuur en leermiddelen De vestiging voor de vierde graad is gelegen aan de Lokkaardstraat te Antwerpen. De klaslokalen situeren zich op de tweede en derde verdieping van een vleugel van het poliklinisch gedeelte van de vroegere Sint-Camilluskliniek. Er zijn 9 klaslokalen, verschillende bergingsruimten, een drietal burelen, twee met elkaar verbonden pauzekamers voor de studenten en een afzonderlijke pauzekamer voor de leerkrachten. De vestiging beschikt over ruime gangen, een lift, een trappenhal en per verdieping een toiletruimte. Er is geen refter en de accomodatie om maaltijden te gebruiken is erg beperkt, maar de meeste studenten verlaten het gebouw de tijdens de middagpauze. De leslokalen zijn eerder klein maar dit is niet direct storend aangezien er vaak lesgegeven en gewerkt wordt in kleine groepjes van 8 tot 12 studenten. De vestiging beschikt over een mooie infrastructuur met een ziekenhuissfeer wat het lesgeven en het oefenen ten goede komt. De praktijklokalen situeren zich vooral op de derde verdieping. Er zijn vier techniekpoppen aanwezig, één anatomische pop, een oefenarm en een viertal endoscopen. Indien een bepaalde techniekles bijkomende of moderne materialen vergt brengt de leerkracht vanuit het ziekenhuis de nodige materialen mee. Er blijkt trouwens een zeer goede verstandhouding tussen de vestiging en bepaalde stageplaatsen, o.a. het AZ St.-Augustinus en het Jan Palfijnziekenhuis. In de didactische berging treffen we een rijk gamma didactisch materiaal aan, mooi geschikt en gerangschikt in grote plastic dozen met deksel. Elke doos is voorzien van een etiket en bevat alle bruikbare en noodzakelijke attributen voor het aanleren van een specifieke techniek, bv. een blaassondage, wondzorg, puncties, enz. In de techniekklassen wordt een ziekenhuissfeer of een klinisch werkveld nagebootst. We vinden er een patiëntenkamer, een werkvoorbereiding met stockageruimte en een utility. Een en ander past perfect in het kader van het opgelegde klinisch onderwijs. De vestiging beschikt niet over een eigen bibliotheek. Er bestaat een huurovereenkomst met de nabij gelegen Karel de Grote Hogeschool, departement gezondheidszorg, waarvoor de school 450 BEF per student betaalt met daarbij een vast bedrag van 100.000 BEF per academiejaar. Voor die bedragen kunnen de studenten onbeperkt gebruik maken van de bibliotheek en mediatheek en hebben zij toegang tot het internet. De vestiging beschikt momenteel over één computertoestel met internetaansluiting.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 34
Dit toestel is grotendeels bedoeld als werkapparaat en wordt gebruikt zowel door de leerkrachten als de studenten. De aankoop vanbijkomende toestellen wordt momenteel overwogen. De vestiging beschikt ook over een tweetal fotokopieertoestellen. Voorbeelden van goede praktijk •
Opvallend zijn vooral de structuur, de orde en de netheid die er heersen. De vestiging geeft een frisse indruk en men voelt een sfeer van gemoedelijkheid en gastvrijheid. Zowel studenten als leerkrachten voelen zich goed in de vestiging.
•
De studenten voelen zich gewaardeerd en optimaal geholpen in hun leerproces.
•
De leraars doen inspanningen om de moderne methodieken en verpleegkundige evoluties te volgen en mee te geven aan de studenten.
•
Het didactisch materiaal is behoorlijk en de stockage ervan is indrukwekkend.
Werkpunten •
Misschien kan er in de toekomst gezocht worden naar ruimere pauzelokalen.
•
Binnen de regelgeving de studenten in alle aspecten benaderen als volwassenen.
•
De opbouw van het modulair systeem bewaken en eensgezind uitbouwen zijn de voorwaarden opdat deze werkvorm in Sint-Norbertus zou slagen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 35
3.5
Welbevinden
Uit gesprekken met leraren blijkt dat er een grote collegialiteit heerst. Het is aangenaam werken in deze school. Nieuwe leraars en stagiairs worden goed opgevangen. Een leraar, toegevoegd aan de school via de reaffectatiecommissie, getuigt over een warm onthaal in een school met veel credibiliteit. De werkomgeving voor de leraars is prettig en stimulerend. De directie heeft aandacht voor het wel en wee van haar personeelsleden. De afstand is klein. Toch vindt een aantal collega’s dat niet alle beleidsbeslissingen voldoende zijn gemotiveerd. Men mist soms de openheid om alles ten gronde uit te praten. Het zijn, volgens sommigen, vooral de leerlingen waarmee rekening wordt gehouden. Het ondersteunend personeel merkt op dat een aantal taken niet zinvol lijken, bv. de invulling van pensioendossiers van personeelsleden van fusiescholen (zij vinden dat Brussel dit evengoed kan). De leerlingenadministratie staat in het begin van het schooljaar erg onder druk, de leerlingendatabank die vroeger op het departement moest zijn in februari moet nu klaar zijn per 10 oktober. In dit kader wordt het shoppinggedrag van leerlingen bij het begin van het schooljaar een steeds groter probleem. Volgens de medewerker vinden de leerlingen de Lange Winkelstraat strenger dan de Amerikalei. Wellicht is het verplicht uniform in de Lange Winkelstraat hieraan mede debet. De afvaardiging van de leerlingen ‘Amerikalei’ en ‘Lange Winkelstraat’ spreekt vrijmoedig en genuanceerd over de school. Zo vinden ze dat er ruim aandacht is voor inspraak, dat er een gemoedelijke sfeer heerst, dat alle leerlingen gewaardeerd worden en er altijd een hulpaanbod is voor wie het op een of andere wijze moeilijk heeft. De cijfertoekenning is duidelijk. Ook de buitenschoolse activiteiten (m.n. een tweedaagse) liggen hoog in de waarderingsschaal. Maar even onverbloemd worden het gebrek aan leermiddelen en de tekorten van de infrastructuur gehekeld. De vestiging voor de vierde graad beschikt over een eigen schoolreglement. Het reglement is vrij volledig maar geeft een schoolse indruk. Het valt op dat de sfeer en de geest gericht is naar jonge leerlingen die opgeleid worden binnen een beroepscontext maar waarbij men soms te weinig rekening houdt met de oudere studenten. Vooral de administratie (en de regelgeving) laat het soms wat afweten wat een volwassen aanpak betreft. Een en ander horen we ook uit gesprekken met studenten. Zij worden, ondanks hun leeftijd (18-20 jaar of ouder) eerder "kinderlijk" benaderd en ervaren het secundair niveau als discriminerend. Zo mogen zij, indien er een les voor het normale tijdstip eindigt, de school niet verlaten. Er is wel degelijk nood aan een volwassen benadering van de studenten. Er werd een gesprek gevoerd met een tiental ouders waaronder leden van het oudercomité. De school wordt door de ouders over het algemeen erg gewaardeerd, de door hen gestelde verwachtingen worden ingelost. Als belangrijkste pluspunten worden genoemd: • de leerlingenbegeleiding met voorbeelden van goede praktijk bij specifieke problemen; •
vele zinvolle activiteiten die betaalbaar zijn;
•
de tucht en de duidelijke afspraken;
•
de nauwe relatie leerling-leraar. Volgens deze ouders zijn de leerlingen niet schoolmoe;
•
de vlotte communicatie tussen de ouders en de school, met inbegrip van een duidelijk informatief rapport;
•
de ruimte voor de werking van het oudercomité.
Er zijn ook enkele minpunten: •
de toestand van de toiletten ‘Amerikalei’;
•
twijfels over het ‘niveau’;
•
de schoolomgeving waar af en toe opstootjes het sommige leerlingen moeilijk maken.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 36
4
WAARIN IS DE SCHOOL GOED?
•
De school tracht te beantwoorden aan de gedifferentieerde aard van de instroom. Ze investeert op diverse fronten in leerlingenbegeleiding en biedt studierichtingen aan die in hun diversiteit kansen bieden aan alle leerlingen.
•
De informatie naar externen – ook het schoolreglement – is in begrijpelijke taal gesteld. De schoolbrochures geven een duidelijk beeld van de studiemogelijkheden in een aangename lay-out. Ook de website is op dit vlak representatief.
•
Het middenkader neemt ten volle zijn verantwoordelijkheid op.
•
De school tracht de goede tradities uit haar lange bestaan te bewaren, zowel van de hoofd- als van de fusievestigingen. Dit biedt kansen aan en betekent een meerwaarde voor de leerlingen. In dit verband zijn zeker de naschoolse activiteiten te noemen (theater – zomerkampen) en de attitudevorming, vooral in de zorgsector.
•
Velen zijn bereid zich op meer dan één terrein in te zetten voor jonge mensen.
•
De school en de betrokken personeelsleden hebben zich ingespannen om de vierde graad verpleegkunde, de beste kansen op voortbestaan te geven.
•
Het studiepeil in de vierde graad.
•
De infrastructuur voor de vierde graad is verzorgd en functioneel.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 37
5
WAARIN SCOORT DE SCHOOL MINDER GOED?
•
Een pedagogisch-didactisch beleid dat ingrijpt op het klasgebeuren.
•
De stimulering van leerlingen om hun leerproces zelf in handen te nemen.
•
De interne kwaliteitszorg.
•
De eigentijdsheid van de leeromgeving in de Lange Winkelstraat en de Amerikalei
•
De beschikking over eigentijdse leermiddelen.
•
Het personeelsmanagement.
•
Een eenduidige aanpak m.b.t. het taalgebruik.
•
Het attesteringsbeleid.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 38
6
WAARAAN MOET DE SCHOOL DRINGEND WERKEN?
•
Het vaardigheidsonderwijs voor Nederlands en het studiepeil voor TV huishoudkunde in Sociale en technische wetenschappen.
•
De infrastructuur en leermiddelen m.n. de vaklokalen huishoudkunde, de laboratoria, de eetzaal en de toiletten.
•
De school moet werk maken van een reglementair samengestelde participatieraad.
•
De school dient te zorgen voor een nascholingsbeleid conform de voorschriften.
•
De school moet zich in orde stellen met alle voorschriften rond veiligheid en welzijn.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 39
7
ADVIES AAN DE OVERHEID MET BETREKKING TOT HET SINTNORBERTUSINSTITUUT
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van het Sint-Norbertusinstituut te Antwerpen brengt bij consensus volgend advies uit:
GUNSTIG beperkt tot het schooljaar 2001-2002, tot de schooljaren 2002-2003 en 2003-2004 voor de hele school.
Vóór 30 juni 2002 moet de school aan de inspecteur-generaal een stappenplan voorleggen dat de aard en de termijnen aangeeft van de remediëring van de tekorten.
Studiepeil Vanaf 1 september 2002 moet de school bewijzen dat ze in de tweede graad TSO Sociale en technische wetenschappen het leerplan voor TV huishoudkunde realiseert. Vanaf 1 september 2002 moet de school bewijzen dat ze in het ASO en het TSO de leerplannen voor Nederlands realiseert, meer specifiek moeten alle deelvaardigheden van de componenten schrijven, spreken, luisteren die in het leerplan vermeld zijn, in voldoende mate behandeld worden.
Veiligheid en hygiëne Tegen 1 september 2002 moet de school: • De uitvoering van het welzijnsbeleid ten volle realiseren bij het personeel en de leerlingen. De lokale preventieadviseur meer ruimte geven om zijn opdracht naar behoren te kunnen vervullen. De externe dienst meer betrekken bij de uitvoering van het preventiebeleid. Waar nodig veiligheidsinstructies en preventieve voorzieningen aanbrengen en zorgen dat ze gekend zijn door personeel en leerlingen. Gevolg geven aan de betreffende opmerkingen in de vakspecifieke verslagen. •
Inzake de arbeids- en leermiddelen zorgen voor een correct aankoop- en indiensstellingsbeleid. Op installaties en apparaten veiligheidsinstructies aanbrengen.
•
M.b.t. de leer- en werkomgeving zorgen voor een recent brandveiligheidsverslag, de evacuatieoefeningen in alle vestigingsplaatsen opvolgen en zorgen dat de preventieadviseur over de scenario’s en verslagen beschikt. De eetzaal voor de oudste leerlingen (gebouw vroegere discotheek) buiten gebruik stellen. Zo spoedig mogelijk de aanpassingen aan de elektrische installatie voltooien en een keuring aanvragen. Gevaarlijke producten inventariseren en etiketteren.
•
In verband met hygiëne en gezondheid een oplossing op korte termijn zoeken voor de hygiëne van de toiletten aan de Amerikalei. Zorgen dat er steeds een bevoegd persoon aanwezig is om eerste hulp te verlenen en CPR-technieken toe te passen.
Infrastructuur en leermiddelen Tegen 1 september 2003 moet de school alle nodige maatregelen getroffen hebben om voor de realisatie van de leerplannen wetenschappen te beschikken over goed ingerichte en uitgeruste labs en voor huishoudkunde over voldoende vaklokalen die beantwoorden aan de normen van veiligheid en hygiëne. Zowel de labs als de vaklokalen huishoudkunde moeten ingericht en uitgerust zijn conform de leerplaneisen.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 40
Regelgeving Tegen 1 september 2002 moet de school alle nodige maatregelen getroffen hebben om • de participatieraad reglementair samen te stellen; •
een nascholingsbeleid te voeren conform de voorschriften.
Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening inrichtende macht / directie
Maria van Steenvoort
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 41
8
BIJLAGE
Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het Secundair Onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op .......…………………………..…….. .
De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda te plaatsen van een personeelsvergadering. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van het verslag krijgen.
Alle andere belangstellenden hebben eveneens inzagerecht en kunnen een kopie van dit verslag krijgen door een aanvraag te richten aan Aanvragen bij Mevr. Christine Van Parijs Hendrik Consciencegebouw, lokaal 2A09 Koning Albertl II-laan 15 1210 BRUSSEL
[email protected] Het verslag mag niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden (bijv. met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegelaten een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingsverslagen. Dit zou een negatie betekenen van het eigene van een schooldoorlichting waarbij getracht wordt de eigenheid van de school maximaal te respecteren.
Inspectie Secundair Onderwijs
blz. 42