VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING Onderwijsinspectie - Secundair Onderwijs
Inspectieverslag over de schooldoorlichting van het Hoger Instituut voor Verpleegkunde Turnhout
Inrichtende macht
Vzw Instituut Sint-Elisabeth
Instelling
Hoger Instituut voor Verpleegkunde Adres Telefoon Fax E-mail Website Instellingsnummer Werkstation Datum doorlichting
Vera Timmers
Herentalsstraat 70 2300 Turnhout 014/47 13 00 014/42 54 12
[email protected] http://www.hivset.be 31468 26 maandag 26 t.e.m. vrijdag 30 november 2007
Samenstelling inspectieteam Jos Van de Velden
Marie-Rose Van Nooten
Hubert Van Tendeloo
Andere deskundigen die niet tot de Frank Dylst inspectie behoren Coördinatie en verslaggeving
Marie-Rose Van Nooten
Intern nummer van de school Datum van bespreking met de directie
V09/04 28 januari 2008
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 1
VOORAF •
1
Leeswijzer
Voor u ligt een verslag van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap over de doorlichting van een school voor secundair onderwijs. Deze doorlichting vindt haar rechtsgrond in het decreet van 1991 m.b.t. de onderwijsinspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten en de dienst voor onderwijsontwikkeling. Daarin wordt de inspectie o.a. belast met de controle op - de kwaliteit van het studiepeil en - de naleving van de regelgeving. De inspectie is niet bevoegd voor de evaluatie van individuele leraren. De lezer vindt dus ook geen lerarenbeoordelingen terug in dit verslag. Voor de controle van de kwaliteit van het studiepeil dient de inspectie na te gaan of de school goedgekeurde leerplannen volgt en realiseert bij haar leerlingen. De inspectie doet een directe controle op de naleving van de onderwijsregelgeving. Wat de controle op de naleving van andere regelgeving betreft, i.c. de controle op de naleving van de wet op de veiligheid, het welzijn en de hygiëne, is de inspectie belast met een marginale toetsingscontrole. Wanneer de school een goed studiepeil realiseert en ze in orde is met de naleving van de regelgeving krijgt ze een gunstig advies. Dergelijk advies is noodzakelijk wil de school verder wettige getuigschriften en diploma's kunnen uitreiken aan haar leerlingen en wil ze (indien gewenst) verder opgenomen worden in de financierings- en subsidiëringsregeling. De wijze waarop een school haar wettelijke verplichtingen nakomt, is echter vrij en behoort tot de autonomie van de school. De pedagogische werking van een school kan echter in grote mate mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het studiepeil. Ook de schoolpopulatie zelf, de infrastructuur en de wijze waarop de werkingsmiddelen worden besteed kunnen daarin een rol spelen. Daarom wil de onderwijsinspectie bij de beoordeling van het schoolrendement rekening houden met deze pedagogische aspecten zonder er sanctionerend op in te grijpen. Om haar dubbele opdracht op een transparante wijze uit te voeren, met name controleren van het studiepeil en naleving van de regelgeving enerzijds en anderzijds bij de beoordeling ervan rekening houden met de specificiteit van de school, beschikt de onderwijsinspectie over een doorlichtingsconcept met bijbehorend instrumentarium, aangepaste procedures en verslaggeving. Voor meer informatie kan de lezer de website van de inspectie secundair onderwijs raadplegen: http://www.onderwijsinspectie.be/so Een correcte lezing van het verslag vraagt echter een goed inzicht in het achterliggende concept en de structuur van het verslag. Daarom wordt dit hieronder kort toegelicht. Wat de conceptueel-inhoudelijke benadering betreft, wordt uitgegaan van volgende drie principes: - het verslag wil 'concluderend' zijn; - het verslag wil 'confronterend' zijn; - het verslag maakt gebruik van 2 verschillende schalen. Er werd geopteerd voor een 'concluderend' verslag en niet voor een 'beschrijvend' verslag. Dit impliceert dat de lezer geen volledige beschrijvingen zal vinden van alles wat onder een bepaalde rubriek over de betrokken school te vertellen valt. De inspectie zal na haar onderzoek tot een 'conclusie' komen. Deze conclusie is de (cursieve) openingszin onder de titel van een rubriek. In de tekst daaronder wordt de conclusie verder onderbouwd aan de hand van een aantal vaststellingen. Omwille van de gelijke behandeling van scholen en van een transparante beoordeling werd ervoor geopteerd om de concluderende zinnen te standaardiseren.
1
Ingevoegd vanaf september 2006.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 2
In deze zinnen wordt steeds één van 2 mogelijke schalen gebruikt, afhankelijk van de rubriek. - een 2-puntenschaal: voldoende / onvoldoende, waarmee de inspectie haar controle-opdracht duidelijk stelt; - een 4-puntenschaal waarmee de inspectie haar evaluatie uitdrukt.: goed /veeleer goed / veeleer zwak / zwak of veel /voldoende/ (erg) weinig/ onvoldoende of duidelijk/ overwegend duidelijk/ veeleer duidelijk/ onduidelijk Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die onder de controlebevoegdheid van de inspectie vallen (i.c. studiepeil en regelgeving), kan de inspectie sanctionerend optreden. Uit de onderbouwing zal dan verder blijken welke schakeringen de inspectie binnen deze schalen heeft aangetroffen (bijvoorbeeld tussen nipt voldoende en excellent). Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die tot de pedagogische vrijheid van de school behoren, onthoudt de inspectie zich van een uitspraak m.b.t. het al dan niet voldoende zijn van bijvoorbeeld 'het algemeen beleid' van de school, maar wenst zij wel uit te drukken in welke mate 'het algemeen beleid', zoals het in de school wordt gevoerd, een bijdrage levert of ondersteunend werkt m.b.t. het realiseren van een voldoende studiepeil en / of de zorg voor de naleving van de regelgeving. De rode draad doorheen het verslag is de onderlinge confrontatie van de verschillende rubrieken. Deze confronterende benadering krijgt expliciet vorm in de rubriek 'kernproces'. Hier wil de inspectie duidelijk weergeven of en in welke mate het algemeen beleid effectief wordt gerealiseerd in de dagdagelijkse schoolpraktijk (m.a.w. doet de school wat ze zegt dat ze doet?). In deze rubriek wil zij tevens aangeven waar de sterktes en de zwaktes van de school liggen. In het verslag worden een aantal rubrieken afgesloten met 'voorbeelden van goede praktijk' en met 'werkpunten'. Met de voorbeelden van goede praktijk wil de inspectie de scholen wijzen op de knowhow en de expertise die ze reeds in huis hebben. De werkpunten, voor zover ze niet zijn opgenomen in de rubriek 'dringende actiepunten' zijn bedoeld als vrijblijvende aanbevelingen voor de school. De ‘dringende actiepunten’ betreffen enkel tekorten die onder de controle vallen van de inspectie en die een impact hebben op de erkenning en / of de financiering en / of subsidiëring van de school. Zij worden geconcretiseerd in het advies. In de formulering van het advies kan de inspectie gebruik maken van drie mogelijkheden of combinaties ervan: - Gunstig: de school voldoet aan de minimaal opgelegde voorwaarden. - Gunstig, beperkt in de tijd: de school of één of meer onderdelen van de school voldoet/voldoen niet aan een aantal wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn echter van die aard dat de inspectie van mening is dat de school deze binnen een redelijke termijn kan wegwerken. In dat geval wordt in het advies duidelijk geformuleerd welke tekorten moeten worden weggewerkt in welk structuuronderdeel. De termijn wordt tevens aangegeven. - Ongunstig: de school of één of meer onderdelen voldoet/voldoen niet aan de wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn zo ernstig dat de inspectie van mening is dat geen bijsturing meer 2 3 mogelijk is. In dat geval treedt automatisch art. 13 van het Besluit van de Vlaamse regering i.v.m. de uitvoering van sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie in werking. Ten slotte willen wij de lezer attent maken op de tijdgebondenheid van de vaststellingen in dit verslag. Immers, n.a.v. een schooldoorlichting kan/moet een school effectief bepaalde werkpunten opnemen zodat deze na enige jaren tot het verleden kunnen behoren. 2
Een negatief advies zal voor wat de scholen en onderwijsinstellingen betreft aanleiding geven tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de werking en de organisatie van het paritair college van onderwijsinspecteurs. 3
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd van 2 februari 1999.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 3
De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda te plaatsen van een personeelsvergadering. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van het verslag krijgen. Tenzij de termijnen anders gesteld werden vindt in principe in het derde jaar na de schooldoorlichting de opvolging plaats. Het advies over de school wordt dan bijgesteld en toegevoegd aan het schooldoorlichtingsverslag. •
Openbaarheid
Het verslag is openbaar en kan, ongeveer drie maanden na de doorlichting, geraadpleegd worden op de website van het departement onderwijs op het adres http://www.ond.vlaanderen.be/doorlichtingsverslagen of op http://www.schooldoorlichting.be. •
Opmerking
Het verslag mag niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden (bijv. met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegelaten een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingsverslagen. Dit zou een negatie betekenen van de schooldoorlichting waarin de inspectie de eigenheid van de school maximaal wil respecteren.
Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het Secundair Onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op dinsdag 19 februari 2008.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 4
INHOUDSOPGAVE 1
Over welke school gaat het?..........................................................................................................6
1.1
Identificatie ....................................................................................................................................6
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod.......................................................................................6
1.3
Vorige doorlichting ........................................................................................................................7
1.4
Huidige doorlichting ......................................................................................................................7
2
Hoe goed is het beleid van de school? ..........................................................................................8
2.1
Algemeen beleid ............................................................................................................................8
2.2
Onderwijskundig beleid .................................................................................................................9
2.3
Personeelsbeleid...........................................................................................................................13
2.4
Logistiek beleid............................................................................................................................14
3
Hoe goed werkt de school?..........................................................................................................17
3.1 Vakverslagen................................................................................................................................17 3.1.1 Nederlands ...................................................................................................................................17 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4
Studierichtingsverslagen ..............................................................................................................19 Gezondheids- en welzijnswetenschappen ....................................................................................19 Onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers (OKAN) ................................................................21 Studiegebied Personenzorg tweede en derde graad BSO en TSO ...............................................24 Studiegebied Personenzorg vierde graad BSO (modulair) ..........................................................27
3.3
Vakoverschrijdende eindtermen...................................................................................................31
3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid....................................................................................31
4
Welke resultaten boekt de school?..............................................................................................33
4.1
Schoolrendement..........................................................................................................................33
4.2
Welbevinden ................................................................................................................................34
5
Conclusies....................................................................................................................................37
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school? ....................................................................................37
5.2 Wat zijn de zwakke punten van de school? .................................................................................37 5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar ..................................................................................................37 5.2.2 Dringende actiepunten .................................................................................................................37 6
Advies...........................................................................................................................................38
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 5
1
OVER WELKE SCHOOL GAAT HET?
1.1
Identificatie
Deze school maakt deel uit van het Hoger Instituut voor Verpleegkunde Sint-Elisabeth Turnhout (HIVSET). Dit vormings- en opleidingscentrum bevat een breed studieaanbod binnen de 4 gezondheidszorg. Uniek is de rol die het tertiair onderwijs speelt door het aanbod van de zevende 5 jaren TSO , de vierde graad verpleegkunde BSO en het volwassenenonderwijs. Het secundair onderwijs zit vervat in de HIVSET-campus waar ongeveer 1.500 studenten, leerlingen en cursisten een opleiding in de zorgsector volgen. Een 600-tal leerlingen volgt het secundair onderwijs in het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers, het modulair beroepsonderwijs of een verzorgende of verplegende opleiding. Dit verslag slaat uitsluitend op de leerlingen ingeschreven in het secundair onderwijs. De meeste leerlingen komen uit de regio. In de school zitten 8,5 % leerlingen met een thuistaal anders dan het Nederlands en 7% van de leerlingen hebben een allochtone moeder. De anderstalige nieuwkomers (6,5%) zijn een nieuwe doelgroep ten opzichte van de vorige doorlichting. De moderne campus ligt in het centrum van de stad en is goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Sinds 2006 wordt de nieuwbouw aan de Apostoliekenstraat in gebruik genomen. Het secundair onderwijs beschikt nu over een moderne sporthal, een nieuwe cafetaria en een open leercentrum. 1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de leerlingenaantallen en van het onderwijsaanbod in relatie tot het aanbod in de scholengemeenschap. H.Inst.voor Verpleegkunde Sint-Elisabeth STUDIEGEBIED/ STRUCTUURONDERDEEL 1ste graad Studiegebied Personenzorg TSO Studiegebied Personenzorg BSO
Basisoptie/beroepenveld/ studierichting Onthaalklas vr anderstalige nieuwkomers Gezondheids- en welzijnswetenschappen Leefgroepenwerking Modulair stelsel Verpleegkunde 4e graad (modulair)
Graad
lj
lln
1 3 3 M 4
0 12 3 123 0
55 81 23 423 229
totaal SGB 55 104 652
De school biedt één studiegebied Personenzorg in TSO en BSO6 aan, modulair enig in de scholengemeenschap. Sinds de vorige doorlichting (november 1996) is het onderwijsaanbod uitgebreid met een onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers zonder evenwel een A- of B-stroom. Het BSO wordt uitsluitend modulair aangeboden, zowel de tweede, de derde graad als de vierde graad Verpleegkunde. Het technisch onderwijs omvat in de derde graad uitsluitend Gezondheids- en welzijnswetenschappen III,1 en 2 en Leefgroepenwerking in III,3. De school is voor haar leerlingeninstroom nagenoeg volledig afhankelijk van interesse vanuit de omringende secundaire scholen. Dit heeft verstrekkende gevolgen. Bijvoorbeeld stroomden gemiddeld over de voorbije drie schooljaren 46,1 % leerlingen in TSO III,3 in7, 31,9 % van de leerlingen bleven zitten en slechts 10 % van de leerlingen stroomden door binnen de eigen school (zie 4.1 Schoolrendement). Het ontbreken van een onderbouw in de tweede graad in het TSO is hier de oorzaak van en verklaart de buitengewone instroom van leerlingen vanuit verschillende scholen. De leerlingenpopulatie bestaat de laatste vijf schooljaren uit meer meisjes (57,8% tijdens het schooljaar 2004-2005) dan jongens. 4 5 6 7
Onderwijs tussen secundair en hoger onderwijs in Technisch secundair onderwijs Beroepssecundair onderwijs Instromers: leerlingen uit een andere school die naar het volgende jaar gaan.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 6
De onderstaande tabel ‘Evolutie van het leerlingenaantal’ toont aan dat het leerlingenaantal vrij stabiel is ondanks de afhankelijkheid van de instroom van leerlingen uit de omringende scholen. Onthaalklas Subtotaal BSO II BSO II BSO III BSO III BSO III BSO IV BSO IV BSO IV BSO IV Subtotaal TSO III TSO III TSO III Subtotaal
februari-03
februari-04
februari-05
februari-06
februari-07
Doorlichting
42 42 41 62 86 80 92 0 0
58 58 53 80 72 85 98 0 0 308 696 42 38 52 132
65 65 63 65 99 71 113 129 76 72
55 55 52 73 83 90 123 127 75 73
55 55 27 55 92 87 101 105 68 61
305 666 46 32 0 78
49 49 57 49 87 76 81 0 0 0 294 644 50 32 42 124
688 52 31 47 130
696 39 42 23 104
596 47 33 31 111
786
817
886
883
855
762
1 2 1 2 3 1 2 3 M 1 2 3
Alg. totaal
Opvallend is de algemene terugval van het leerlingenaantal dit schooljaar in BSO, II 1 (52 naar 27) en 2 (73 naar 55). Ten opzichte van het schooljaar 2006-2007 daalde het totaal aantal leerlingen in TSO van 130 naar 104 leerlingen. Tijdens de doorlichtingsweek waren er 111 TSO-leerlingen. Als mogelijke oorzaken worden de verminderde instroom en locatieproblemen bij de start van het nieuwe schooljaar aangehaald. Daarenboven is er geen afstemming binnen de scholengemeenschap over de oprichting van aanverwante studierichtingen binnen het rekruteringsgebied van de school. 1.3
Vorige doorlichting
De vorige doorlichting vond plaats in de week van 5 november 1996. Volgende vakken / studierichtingen waren toen het uitgangspunt: geschiedenis, natuurwetenschappelijke vakken, Nederlands, omgangskunde, opvoedkunde, project algemene vakken, toegepaste informatica, wiskunde, Verpleegaspiranten TSO, Personenzorg BSO, Verzorging BSO, Personenzorg III,3 BSO, de vierde graad Verpleegkunde 1.4
Huidige doorlichting
Bij de huidige doorlichting werd uitgegaan van volgende vakken van de decretale basisvorming en van het specifiek gedeelte: •
biologie, chemie, fysica
•
(toegepaste) natuurwetenschappen
•
Nederlands
De volgende structuuronderdelen werden doorgelicht: • onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers •
de studierichting Gezondheids- en welzijnswetenschappen
Het studiepeil in het modulaire project werd eveneens onderzocht in het kader van een globale evaluatie van het project. Aan dit onderzoek wordt geen schooladvies met betrekking tot erkenning /financiering/ subsidiëring gekoppeld. •
het studiegebied Personenzorg tweede en derde graad BSO (modulair) en TSO
•
het studiegebied Personenzorg vierde graad BSO (modulair)
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 7
2
HOE GOED IS HET BELEID VAN DE SCHOOL?
2.1
Algemeen beleid
Het HIVSET werd meer dan veertig jaar geleden gesticht door de Gasthuiszusters van Turnhout. De christelijke en sociale levenshouding van deze kloosterorde vormt nog altijd een belangrijke leidraad voor het beleid en onderwijs op de campus. 8
De aansturing van de secundaire school zit verstrengeld in het beleid van de campus . In de HIVSETcampus wordt bewust een onderscheid gemaakt tussen het secundair onderwijs, het postsecundair onderwijs (zevende jaren en vierde graad Verpleegkunde), het vormingscentrum en het departement Gezondheidszorg van de Katholieke Hogeschool van de Kempen. De afgevaardigde bestuurder van de raad van bestuur van de campus leidt, samen met de directeur secundair onderwijs en twee adjunctdirecteurs, de campus. Hij is evenwel geen personeelslid van de secundaire school. De directeur secundair onderwijs (aangesteld november 2007) zal instaan voor de financiële en administratieve aspecten alsook voor de kwaliteitszorg in de campus. Een adjunct-directeur waarborgt de leerlingenbegeleiding, de ondersteuning van de leraren, de maatschappelijke dienstverlening en het milieubeleid. De tweede adjunct-directeur (aangesteld september 2007) is verantwoordelijk voor de 7de leerjaren BSO en TSO en de vierde graad. De recent aangestelde directieleden zijn nog zoekende in de uitoefening van hun functie. De aansturing van de secundaire school binnen de campusstructuur is weinig transparant. Uit de diverse gesprekken blijkt dat in de praktijk de eerst vernoemde adjunctdirecteur als schoolleider wordt gepercipieerd door het schoolteam ‘secundair onderwijs”, door ouders, leerlingen en externen. De open communicatie en de ondersteuning van de personeelsleden worden gewaardeerd. De laatste twee jaren werkt het HIVSET aan de uitbouw van een overkoepelend beleidsplan vanuit een bestaande visietekst en een opdrachtverklaring. Ondersteund door strategische en operationele doelstellingen is een gelijkgerichte, gedragen visie rond het kwalitatief hoogstaand opleiden van competente beroepsbeoefenaars, de uitdaging. De verstrengeling met het hoger onderwijs, de aandacht voor de betrokkenheid van het eigen personeel en het opkomen voor schooleigen speerpunten bemoeilijken dit proces. De uitgangspunten van de visie van de vierde graad (respect, trouw, zelfstandigheid en verantwoordelijkheidszin) sluiten niet naadloos aan bij de overkoepelende visie. De opvoeders en de administratieve medewerkers verzorgen de administratie. De school kent een traditie van informele participatieve beleids- en besluitvorming. Met de school groeide het middenkader door de aanstelling van graad-, opleiding- en stagecoördinatoren. Hun rol is sterk afgelijnd en eerder beperkt. De participatieve organen (LOC, comité voor veiligheid en preventie, schoolraad, pedagogische raad, leerlingenraad en ouderraad) worden betrokken en hebben inspraak in de voorbereiding van de besluitvorming bij belangrijke beslissingen. Daarnaast dragen verschillende werkgroepen op een zinvolle manier bij tot de schoolwerking. De verkozen leerlingenraad doet concrete suggesties, die waar mogelijk in het beleid worden ingepast. De schooldirectie stimuleert en ondersteunt de verschillende invalshoeken. Verder heeft de school in haar onderwijskundig beleid aandacht voor de implementatie van ICT door de investering in een tweede openleercentrum en in een elektronisch leerplatform. Naast de officiële participatieorganen werden overlegmomenten en overlegkanalen ingebouwd om de communicatie te structureren. Het vast directieoverleg over de graden en de afdelingen, het overleg tussen de coördinatoren en respectievelijke directies, het overleg met de stuurgroepen, het teamoverleg per module of per graad, ad hoc werkgroepen en personeelsvergaderingen vormen de draden van het communicatienet. Daarnaast zorgen een aantal communicatiekanalen zoals een maandelijks personeelstijdschrift, de HIVSET-mail met personeelsmededelingen, een leerplatform, een
8
HIVSET-campus omvat het secundair onderwijs, het postsecundair onderwijs (7de jaren en vierde graad Verpleegkunde), het vormingscentrum en het departement Gezondheidszorg van de Katholieke Hogeschool van de Kempen.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 8
leerkrachtenvademecum en andere graadgebonden initiatieven, voor een vlotte communicatiestroom binnen de school. Samen met het Heilig Grafinstituut en het Sint-Jozefcollege vormt de secundaire school van het HIVSET een scholengemeenschap. Een comité van afgevaardigden van de inrichtende machten (CAIM) bepaalt er het beleid. Vanuit de scholengemeenschap wordt een gering aantal coördinerende initiatieven (o.a. een gemeenschappelijke veiligheidscoördinator) gestuurd. Wat betreft een rationeel onderwijsaanbod zijn er geen plannen, hoewel het aanbod van HIVSET en het Heilig Grafinstituut erg overlappend is. Inzake interne kwaliteitszorg worden waar mogelijk eerst gegevens verzameld alvorens beleidsbeslissingen te treffen. De school staat open voor externen van een onderzoeksopzet. Heel wat zelfevaluerende momenten kwamen in de loop der jaren aan bod: zelfevaluatierapporten, opiniebevragingen, themadag, DISO-rapport. Sterk zijn de bijsturingen van de acties na evaluatie. Indien nodig wordt een project bevroren. 2.2
Onderwijskundig beleid
Schoolcurriculum In haar onderwijskundig beleid besteedt de school voldoende aandacht aan de realisatie van de basisvorming, de specifieke vorming en de vakoverschrijdende vorming. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor enkele initiatieven genomen. Naast de exclusieve keuze voor het studiegebied Personenzorg is het invullen van het complementaire gedeelte in de 7de leerjaren BSO met een gedifferentieerde leeractiviteit (GLA i.p.v. GOA9) via remediëring, uitdieping, voorbereiding op stage en nazorg stages, typisch aan deze school. Bijzondere aandacht verdient ook de visie op praktijkimplementatie om specifieke vaardigheden aan te leren in skillslabs. Een buitenbeentje is het onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers. Naast taalbeheersing is het curriculum in de loop der jaren geëvolueerd naar een meer gestructureerde benadering van het Nederlands en naar een zorg voor een doeltreffende integratie van de jongere in het Vlaamse onderwijssysteem. Vanaf 2000 werd voor Voeding, Verzorging, en de vierde graad gekozen voor een gedifferenteerde aanpak door de keuze voor het experiment modularisering in tweede, derde en vierde graad BSO. Kerncompetenties vormen de basis van deze accentverschuiving. Om aan te sluiten bij de behoeften van de leerlingen werden geïndividualiseerde leerlingtrajecten opgezet. Het schoolbeleid is zich bewust van de risico’s die de keuze voor dit tijdelijk project op termijn met zich meebrengen. In de tweede graad worden de leerinhouden thematisch ingevuld. Daartoe werden cursussen vernieuwd en leerinhouden ontwikkeld. Een vakoverschrijdende aanpak werd geprobeerd, maar werkte niet en dus werd opnieuw overgeschakeld naar vakken en een beroepsgerichte invulling door vakleraren in de modules Huishouding, Gezondheid en Communicatie. De derde graad daarentegen kent geen thematische invulling. De modules Logistiek Werk, Initiatie Zorg, Zorg in Kinderopvang en Zorg in residentiële en thuissituaties, worden aangeboden. Tegen alle verwachtingen in zijn hier de vakken, in combinatie met een beroepsgerichte invulling met basiscompetenties en cursusmateriaal in functie van kerncompetenties, de leidraad. Specifiek is de aanwezigheid van een heterogene instroom met o.a. werkenden in de vierde graad. Zij volgen een opleiding met behoud van stempelgeld, met de steun van de VDAB en het sociaal fonds voor privéziekenhuizen. Het studiegebied TSO omvat in de derde graad uitsluitend Gezondheids- en welzijnswetenschappen III,1 en Leefgroepenwerking in III,3. Onmiddellijk valt hier het ontbreken van een onderbouw in de tweede graad op, wat de uitermate hoge instroom van leerlingen vanuit verschillende scholen verklaart. Hier is een taak weggelegd voor de scholengemeenschap om een vlottere doorstroming, een betere oriëntering en een leerlingvriendelijk leertraject te garanderen. 9
Gedifferentieerd onderwijsactiviteiten
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 9
In 2005 werd overgestapt in de studierichting Leefgroepenwerking van het klassieke vakkencurriculum naar een integrale aanpak vanuit competenties, om beter aan te sluiten bij het werkveld. Leerplandoelstellingen werden geclusterd en ondergebracht in een competentieprofiel, dat de basis vormt van het evaluatiesysteem. De school is pas gestart met een visieontwikkeling op taalbeleid. Ze heeft hiertoe één lesuur structureel ingezet. Een aangepaste visie op het optimaliseren van het mondelinge en schriftelijke taalgebruik van leraren en leerlingen is dringend noodzakelijk. Hoewel in het onthaalonderwijs heel wat expertise aanwezig is rond testing en het aanbrengen van het Nederlands als instructietaal, zit het taal(talen)beleid in een embryonaal stadium. De transfer van de expertise naar andere lesgroepen en het nastreven van realistische doelen via concrete actiepunten heeft nog niet plaatsgevonden. Er is aandacht voor leerstoornissen zoals dyslexie en disorthografie. In haar externe en interne communicatie vervult de school een voorbeeldfunctie (briefwisseling, elektronisch platform). 10
Ook voor het ICT-beleid heeft de school nog geen beleidsplan om de ICT-integratie te bevorderen uitgaande van een ICT-visie, de uitbouw van recente hard- en software en het organiseren van nascholing. De gevolgen hiervan zijn een leraarafhankelijke ICT-aanpak en een gebrek aan gelijkgerichtheid. De school heeft aandacht voor de brede en harmonieuze vorming van haar leerlingen door de organisatie van een ruime waaier van activiteiten doorheen het totale onderwijsaanbod zowel in lessen als in aparte activiteiten zoals studiebezoeken, projectdagen, onthaaldagen en pastorale activiteiten. Deze activiteiten worden op degelijke wijze uitgebouwd. Via deze school- en vakgebonden activiteiten werkt de school ook bewust aan het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen. Voorbeeld van goede praktijk •
De integrale aanpak binnen Leefgroepenwerking.
Werkpunten •
In samenwerking met de scholengemeenschap het schoolcurriculum uitbouwen.
•
Beleidsmatig een visie en structuur uitwerken voor het (niet)-modulaire BSO.
•
Het talenbeleid concreet uitwerken.
•
De ICT-implementatie in het onderwijs- en leerproces op een gelijkgerichte wijze mogelijk maken.
Leerlingenbegeleiding Het beleid met betrekking tot leerlingenbegeleiding functioneert goed. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor enkele initiatieven genomen. Sinds de vorige doorlichting heeft de school de leerlingenbegeleiding binnen het leerplichtonderwijs stevig verankerd in een zorgteam via BPT-uren. De werking wordt duidelijk gecommuniceerd aan leerlingen en ouders (zie 4.2 Welbevinden). Medewerkers van het ondersteunend personeel, leerlingenbegeleiders, directie en een delegatie van het CLB staan in voor een globaal psycho-sociaal beleid. Dat gebeurt zowel structureel in verschillende visieteksten (’Zorg op maat’, ‘Sanctiebeleid’, ‘Drugsbeleid’) als in de professionalisering van personeelsleden op de verschillende domeinen van leerlingenbegeleiding, o.a. inzake diverse leerstoornissen. 11
De werking van de remediërende zorgbreedte verschilt tussen het secundair en het postsecundair onderwijs. In het secundair onderwijs staan de B-cellen met de leerlingenbegeleiders centraal. De leerlingen worden sterk begeleid, er wordt kort op de bal gespeeld. Het postsecundair onderwijs werkt 10 11
Zie ook http://www.ond.vlaanderen.be/ict/ Hier bedoelt de school de zevende leerjaren en de vierde graad mee.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 10
met studentenbegeleiders, die het aanspreekpunt zijn voor de individuele problematiek. Men verwacht hier dat de leerlingen het initiatief nemen. M.b.t. volwaardige integratie in de school is er aandacht voor kostenbeheersing, toegankelijkheid van de school voor rolstoelgebruikers en begeleidende maatregelen, o.a. STICORDI-maatregelen12 voor leerlingen met een leerstoornis en voor langdurig zieke leerlingen. Voor anderstalige nieuwkomers wordt een bijzondere aanpak uitgewerkt (instapprocedure, vereenvoudigd schoolreglement en adaptief onderwijs). Diverse activiteiten worden binnen OKAN door de leraren op touw gezet om de groepsontwikkeling en integratie te bevorderen. (zie 3.2. studierichtingsverslag). Ook in het TSO tracht men de jongeren, die vanuit verschillende scholen instappen, zo snel mogelijk te screenen en te ondersteunen in het leerproces. (zie 4.2 Welbevinden ouders) M.b.t. schoolloopbaanbegeleiding werkt de school met infosessies, stimulansen, lessen seminarie, een studiekeuzewijzer om de leerlingen te ondersteunen en een diploma secundair onderwijs te laten halen. De ouders worden op infoavonden en oudercontacten geïnformeerd. Voor advies over studiekeuze naar het hoger onderwijs is er interne deskundigheid ontwikkeld of doet men een beroep op het CLB. Op het niveau van de scholengemeenschap wordt een informatieavond georganiseerd. Voorbeelden van goede praktijk •
De aandacht voor socio-emotionele ondersteuning van de leerlingen.
•
De leerlingenbegeleiding binnen OKAN.
•
De screening en studiebegeleiding van de leerlingen in de derde graad TSO.
•
De aandacht voor de schoolloopbaanbegeleiding.
Leerlingenevaluatie Het beleid met betrekking tot leerlingenevaluatie is veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor enkele initiatieven genomen. Aspecten als proces- en productevaluatie komen occasioneel voor. Hoewel de innovaties binnen OKAN en het competentiegerichte curriculum van Leefgroepwerking deze aanpassingen in het evaluatiebeleid hebben veroorzaakt, verloopt de evaluatiepraktijk sterk leerkrachtgebonden. Voor de stagebeoordeling en voor een aantal vakken gebeurt de evaluatie gespreid over verschillende momenten in de loop van het schooljaar en wordt geen proefwerk of eindtoets afgelegd. In de modulaire onderwijsstructuur (tweede graad Verzorging-voeding en derde graad Verzorging) wordt gespreide evaluatie gecombineerd met eindtoetsen. Indien een leerling minder dan 75% van de lestijd aanwezig is, kan de klassenraad beslissen tot extra eindtoetsen voor algemene vorming. Voor wat de beroepsgerichte vorming betreft, kan de klassenraad in zo'n geval tot het besluit komen dat er te weinig gegevens zijn om een beslissing te nemen en dat de leerling op dat moment geen attest of deelcertificaat voor die eenheid kan behalen. Op het einde van elke eenheid van een module (II Verzorging-voeding) of op het einde van een module (III Verzorging) worden via de eindtoetsen de vooropgestelde competenties en doelstellingen gecontroleerd. Aangezien in de tweede graad elke eenheid van de drie modules zes weken in beslag neemt, wordt er zesmaal in een eindtoetsenweek voorzien. In de derde graad is er een eindtoetsenweek eind januari en een tweede eind juni. Het rapport dagelijks werk (drie per schooljaar) vermeldt per vak een cijfer met vakcommentaar, een attitudeletter voor gedrag, een algemeen totaal en een commentaar van de klassenraad. Het minimum 13 aantal cijfer- en attitudegegevens over het geheel van een trimester/semester is afhankelijk van het wekelijks aantal lestijden. Doorgaans omvat de evaluatie van dagelijks werk de beoordeling van 12
Stimulerende, Compenserende, Remediërende en Dispenserende maatregelen die een school treft t.a.v. leerlingen met een leerstoornis. 13 De attitudebeoordeling omvat stiptheid, omgang en inzet.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 11
klasoefeningen, persoonlijk werk, de resultaten van overhoringen en de stagebeoordeling. De vakcommentaren, naast aanmoedigende en remediërende opmerkingen, bevatten doorgaans objectieve informatie, gericht naar de individuele leerling. In de zevende jaren en in de vierde graad wordt niet met een rapport gewerkt. In de 3de graad Gezondheids- en welzijnswetenschappen zijn er twee examenperiodes. In III,2 Gezondheids- en welzijnswetenschappen wordt op basis van een jaarproef een globale beoordeling gegeven over de verworven inzichten, vaardigheden en attitudes. Voor de Onthaalklas anderstalige nieuwkomers worden drie examenperiodes ingericht. Op de trimester-, semester- en jaarrapporten (proefwerken) worden naast cijfers per vak, percentages dagelijks werk en proefwerken, een mediaan en een algemeen totaal vermeld. De stages worden afzonderlijk opgenomen en omstandig becommentarieerd. Ook de bevindingen van de klasseraad worden verpersoonlijkt. Daarnaast wordt een afzonderlijk GIP-rapport met geïndividualiseerde commentaar toegevoegd. Voor de delibererende klassenraad wordt gewerkt zonder vooraf bepaalde criteria. Elke leerling wordt individueel behandeld. De betrokken vakleraren en de leerlingenbegeleiders lichten de tekorten toe. De voorzitter (directielid) leidt de vergadering en streeft naar een consensus. In uitzonderlijke gevallen wordt conform de regelgeving een bijkomende proef toegekend. De notulen van de delibererende klassenraad worden correct ingevuld. De motiveringen en de adviezen bij B- en C-attesten zijn zwak. De motiveringen gebeuren op basis van behaalde studieresultaten en verwijzen onvoldoende naar ondernomen remediëringsacties. De adviezen zijn weinig richtinggevend. Voorbeelden van goede praktijk •
De verpersoonlijking van het rapport in TSO.
•
Het GIP-rapport.
Werkpunten •
De evaluatie transparanter maken.
•
De motiveringen en de adviezen bij B- en C-attesten verfijnen.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 12
2.3
Personeelsbeleid Het personeelsbeleid functioneert goed.
De zorg om het personeelsbeleid, samen met de hoge betrokkenheid van directie en coördinatoren bij het onderwijsleerproces, verhogen het welzijnsgevoel. De adjunct-directeur voert een open beleid, staat de leraren bij, stuurt het middenmanagement kwalitatief bij door het ondersteunen van de coördinatorenopleiding binnen de scholengemeenschap. Vorig schooljaar volgden vijf medewerkers een opleiding. In alle afdelingen worden jaarlijks functioneringsgesprekken gehouden, waaraan eventueel werkpunten worden gekoppeld. Voor beginnende leraren zijn de gesprekken verplicht, voor de overige personeelsleden vrijblijvend. Functieprofielen worden geïndividualiseerd om het begleidings- en evaluatieproces te verdiepen en te verfijnen. In samenspraak met het LOC werd een bevraging georganiseerd, om verbeterpunten naar het personeelsbeleid te realiseren. De school heeft problemen met rekrutering van bepaalde vaktechnische specialiteiten (verpleegkundigen, huishoudkundigen…) bij vervangingen. De krapte op de arbeidsmarkt van verpleegkundigen wordt daarbij nog elk jaar groter. Het systeem van korte vervangingen functioneert nauwelijks bij gebrek aan kandidaten. Het gezamenlijk uittekenen van een personeelsbeleid over de verschillende instellingen (secundair onderwijs, hoger onderwijs, volwassenenonderwijs, vormingscentrum) schept enerzijds kansen naar gevarieerde ambtsopdrachten, maar anderzijds is de verwarring rond de eigenlijke opdracht binnen de campus des te groter. Het nascholingsbeleid wordt gestuurd vanuit de behoeften die gecreëerd worden door innovatie. Vooral het modulariseringsproject heeft een nascholingsbehoefte teweeggebracht. Het nascholingproces dat daarop volgde, resulteerde in een grensoverstijgende (Nederlandse school) studiedag en de bevindingen werden gedissemineerd naar het volledig korps. Ondanks de deelname aan nascholing en de ondersteuning door de schoolleiding, houdt de school hierover geen gegevens bij. De school 14 beschikt enkel over een ontwerptekst en niet over een nascholingsplan . Dit is in strijd met de regelgeving ter zake. Voorbeeld van goede praktijk •
De ondersteuning van het personeel door de directie in de onthaalklas, de tweede en de derde graad.
Werkpunten •
Een nascholingsplan opstellen.
•
Een personeelsevaluatiebeleid uitwerken.
•
De multiplicatie van verworven expertise over de vakgroepen heen verder stimuleren.
14
Decreet nascholing en lerarenopleiding (16-04-1996), art. 47.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 13
2.4
Logistiek beleid
Aspecten van financieel beleid Het financieel beleid is weinig transparant. De financiële situatie van de school is gezond. De financiële situatie van de school is gezond, maar door de verwevenheid binnen de HIVSETcampus weinig doorzichtig. Sinds de vernieuwde wet op de vzw’s is er heel wat veranderd in de werking. In samenwerking met de directie, de budget- en aankoopverantwoordelijken werd voor het boekjaar 2007, voor het eerst in de geschiedenis van de school, een volwaardige begroting uitgewerkt en voorgelegd aan de raad van bestuur. Vanaf 2007 wordt een aankoopprocedure gehanteerd en met een bedrijfsrevisor gewerkt. 15 Boekhoudkundig werden de ICT-middelen tot op heden volgens de vigerende regelgeving besteed (zie 2.4. Materieel beleid). Volgens een pas aangesteld personeelslid voor de boekhouding wordt met budgetten gewerkt per afdeling. Een raming van de schoolkosten wordt via het schoolreglement meegedeeld. De ouders en de leerlingen worden voldoende geïnformeerd over de verplichte en de facultatieve uitgaven. Materieel beleid Het materieel beleid is overwegend goed. De school omvat sinds 2006 de A-blok, een tweede vestiging voor het secundair onderwijs. Het Ablok beschikt over voldoende leslokalen, specifieke vaklokalen, skillslabs verzorging en verpleegkunde, muzieklokaal en huishoudkundige lokalen. Beide sites beschikken over een eigen secretariaat met onthaalbalie, lerarenwerkruimtes en ontspanningsruimtes, waardoor een zeer aangename werksfeer wordt gecreëerd. De infrastructuur en de leermiddelen worden gemeenschappelijk gebruikt door het vormingscentrum en het hoger onderwijs, waardoor de beschikbaarheid voor de 4de graad in het gedrang komt. Hoewel de middelen voor het ICT-infrastructuurprogramma worden gebruikt waarvoor ze bestemd zijn, blijkt de recent aangekochte ICT-infrastructuur in het openleercentrum onvoldoende sterk om het gebruik van didactische leerpakketten toe te laten. Extra aandacht wordt besteed aan de uitbreiding van skillslabs in het kader van het vaardigheidsonderwijs waarbij een lokaal ter beschikking staat van de leerlingen. Dataprojectoren worden via een uitleensysteem in gebruik genomen. De school heeft in de oudere gebouwen aandacht voor rationeel energieverbruik en het milieu door o.a. gebruik van aardgas, vervangen van ramen, isolatie van plafond, het voeren van een energieboekhouding. De eigen technische ploeg heeft diverse lokalen omgebouwd tot multifunctionele lokalen. Voorbeelden van goede praktijk •
De nieuwbouw in de Apostoliekenstraat.
•
Het openleercentrum.
•
De aandacht voor kostenbesparing.
Werkpunten •
De transparantie binnen het financiële beheer.
•
De ICT-infrastructuur binnen het openleercentrum aan de noden aanpassen.
•
Voorzien in voldoende skillslabs voor de vierde graad.
15
Zie ook omzendbrief ICT-Infrastructuurprogramma.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 14
Veiligheid en welzijn Veiligheid en welzijn voldoet niet. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor enkele initiatieven genomen. Organisatie van het welzijnsbeleid De preventieadviseur is recent in dienst waardoor het dynamisch risicobeheersingssysteem verder dient te worden uitgewerkt. Hoewel diverse structuren binnen het welzijnsbeleid zijn opgericht, functioneren en er reeds een risicoanalyse werd opgemaakt, blijven het globaal- en jaarlijks actieplan nog wat te summier. Interne en externe dienst voldoen aan de regelgeving en personeel en leerlingen leven de instructies grotendeels na. Arbeids- en leermiddelen Het aankoop- en indienststellingsbeleid dient nog te worden opgestart. Momenteel is er geen betrokkenheid van de preventieadviseur bij de aankoop van machines, installaties en apparaten en er zijn geen indienststellingsverslagen. Op een beperkt aantal apparaten en machines na, zijn er al wel geschreven veiligheidsinstructies aangebracht. Leer- en werkomgeving Momenteel is er - door de nog uit te voeren grondwerken – een probleem bij de ingangen van het Ablok. In een aantal computerlokalen zijn er losliggende draden die het valgevaar kunnen verhogen. Structureel zijn er problemen met de hoogte van de leuningen in de trapzalen van het G-Blok. Ook de doorgang met niveauverschil tussen E- en H-blok is niet altijd slipvrij. De blokken A, E zijn nieuwbouw, het H-blok werd recent gerenoveerd. De brandweer formuleert in haar brandpreventieverslag (dd 17-09-2007) voor deze blokken enkele aanmerkingen m.b.t. compartimentering. Voor het G-blok (een gebouw daterend uit 1953) formuleert de brandweer opmerkingen m.b.t. compartimentering en evacuatie. Op regelmatige tijdstippen worden evacuatieoefeningen gehouden. De verslagen ervan bevatten enkele aanmerkingen. Op een enkele plaats ontbreekt een pictogram. Voor de blokken A, E en H voldoet de bewoonbaarheid. In het G-blok daarentegen is er een probleem met de bewoonbaarheid, zeker wat de kelderlokalen betreft. Deze zijn door de geringe plafondhoogte en de beperkte lichtinval niet geschikt voor onderwijs. Bovendien zijn tal van lichtarmaturen niet beveiligd, wat het veiligheidsrisico nogmaals verhoogt. Volgens de keuringsverslagen van een erkend controleorganisme voldoen de elektrische installaties in alle gebouwen, ook de hoogspanning voldoet aan de voorschriften. De school beschikt over een asbestinventaris, ondertekend door de arbeidsgeneesheer. Het labo is niet uitgerust met een centrale noodstop. De beschermingsmiddelen zijn in het lab aanwezig. De chemicaliën zijn ondergebracht in een andere ruimte, die kan worden afgesloten. De opslag van corrosieve producten gebeurt niet volgens de geldende voorschriften. De school heeft een afvalbeheersplan en een raamakkoord met een gespecialiseerde firma voor de afvoer van chemicaliën. Hygiëne en gezondheid Omdat de school frequent leerlingen / cursisten op stage heeft, voldoen de sanitaire installaties en toebehoren en het onderhoud ervan. In alle sanitairblokken zijn er faciliteiten voor handhygiëne. De school besteed aandacht aan EHBO, zo zijn er op diverse plaatsen EHBO-lokalen. Tevens zijn er procedures uitgewerkt voor het verstrekken van geneesmiddelen en het opvolgen ervan. Het in acht nemen van de vervaldatum wordt niet altijd opgevolgd. Op de campus is er meestal medisch gevormd personeel aanwezig, maar door de uitgebreidheid van de campus is de beschikbaarheid ervan zeker voor wat betreft het A- en het G-blok ondermaats. Op die locaties is geen personeel met een attest van nijverheidshelper beschikbaar.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 15
Voorbeelden van goede praktijk •
De werking van interne dienst.
•
De procedures m.b.t. het verstrekken en opvolgen van geneesmiddelen.
Werkpunten •
De actieplannen concretiseren.
•
Het beleid m.b.t. arbeids- en leermiddelen opstarten.
•
De leer- en werkomgeving m.b.t. de compartimentering verbeteren.
•
De kelderverdiepingen in het G-blok voor onderwijs niet meer gebruiken.
•
De regelgeving m.b.t. EHBO en CPR-technieken naleven.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 16
3
HOE GOED WERKT DE SCHOOL?
3.1
Vakverslagen
3.1.1 Nederlands De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd in de derde graad TSO Gezondheids- en welzijnswetenschappen. Leerplanrealisatie De controle van de leerplanrealisatie is gebaseerd op gesprekken, de studie van documenten van het vorige schooljaar en slechts enkele lesobservaties. In het eerste en tweede leerjaar werden tijdens de doorlichtingsweek luistervaardigheidsproeven (die deel uitmaken van kerstproefwerken) afgenomen en een aantal klassen waren wegens studiereis niet in de school aanwezig. Bovendien liepen de leerlingen van de studierichting Leefgroepenwerking III,3 de hele week stage. De eindtermen en leerplandoelstellingen worden gerealiseerd. De drie componenten taalvaardigheid, taalbeschouwing en literatuur worden voldoende geïntegreerd aangeboden. Recent werd een nieuw leerboek ingevoerd vanuit een streven naar meer eenvormigheid in het aangeboden lesmateriaal. Vorig schooljaar werd gewerkt met eigen thematisch lesmateriaal, gecombineerd met een beperkt aantal leerinhouden van het werkboek. Om tegemoet te komen aan het competentieleren van het leerplan D/2006/0279/008 van de derde graad is men zoekende naar een geïntegreerde invulling van het leerplan. Leerinhouden die leiden naar leerlingen informatievaardig maken door selectie- en interpretatievaardigheid, argumenteervaardigheid en reflecteervaardigheid komen momenteel nog onvoldoende aan bod. In de studierichting Leefgroepenwerking III,3 worden de twee lesuren Nederlands geïntegreerd aangeboden binnen het blok professionele zelfontplooiing. Naast effectief solliciteren, vakjargon, schriftelijk rapporteren, vergaderen, argumenteren, kritisch debatteren en reflecteren, komen waarden en normen zoals kritisch denken over sociale netwerken en actualiteit aan bod. Aansluitend werken de leerlingen doorheen het leerjaar via duidelijke criteria aan een portfolio verbonden aan het opleidingsjaar. De nadruk ligt hier op het reflectieverslag van de leerling met betrekking tot de persoonlijke ontwikkeling binnen bepaalde competenties. Motiverend werken de gestructureerde aanpak, de duidelijke evaluatiecriteria en de veelvuldige feedback. De schrijfopdrachten worden taalkundig nogal tolerant beoordeeld. Wat de vakoverschrijdende eindtermen betreft, is er expliciete aandacht voor sociale vaardigheden, opvoeden tot burgerzin en muzisch-creatieve vorming. De aandacht voor leren leren is aanwezig. Vakoverschrijdende eindtermen worden opgenomen in de planningsdocumenten. Er is geen vakgroepoverleg, noch intern, noch extern met andere scholen van de scholengemeenschap. De afgelopen schooljaren werd weinig nascholing voor het vak gevolgd. Voor het onderwijs Nederlands staan passende accommodatie en leermiddelen ter beschikking. ICT kan voldoende worden ingezet en wordt ook geregeld gebruikt voor de uitvoering van (project)opdrachten en zelfstandig werk. Randvoorwaarden (Cd-speler, een video- of dvd-recorder, overhead en een televisietoestel) zijn voldoende in de lokalen aanwezig. Vanuit het vak wordt ondersteuning geboden bij de geïntegreerde proef. De leerkracht Nederlands bewaakt in het schriftelijke gedeelte de inleiding en slotwoord en is aanwezig op de mondelinge presentatie voor de jury. Voor het aanleren van bronvermelding, schematiseren, zakelijke brief gebeurt de koppeling nog te weinig aan de eindtermen, aan de leerplandoelstellingen van de leerplannen en aan beschikbaar lesmateriaal (bijv. Cd in werkboek).
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 17
Leerlingenbegeleiding Specifiek voor deze school is de instroom van de leerlingen uit verschillende vooropleidingen. Om hieraan tegemoet te komen wordt belangrijke leerlingeninformatie verzameld. Door middel van een instaptoets en het doorgeven van geïndividualiseerde informatie tracht men zo snel mogelijk de leerlingen gepast te begeleiden. Leerlingen met dyslexie krijgen meer tijd bij het afleggen van een proefwerk, spellingfouten worden minder zwaar gesanctioneerd. Doorgaans bestaat de bijsturing uit individuele gesprekken na de les, het bespreken van de verbeterde toetsen of proefwerken in de klas, het opleggen van bijkomende oefeningen of een inhaalles tijdens de middagpauze. Indien nodig, wordt doorgestuurd naar de coördinatoren of het CLB. Om efficiënt te werken, is de remediëring te weinig gekoppeld aan kennis, vaardigheden en attitudes. De feedback is duidelijk aanwezig. Ook in geval van taalachterstand worden leerlingen individueel begeleid. Leerlingenevaluatie De begeleidende maatregelen voor dyslectische leerlingen uiten zich binnen de quotering bijvoorbeeld door de mogelijkheid te creëren om de leerling het proefwerk mondeling te laten toelichten. Proefwerkopdrachten, taken en toetsen worden verzorgd aangeboden en evalueren zowel kennis als vaardigheden. Doorgaans wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de evaluatie. Er is een overzicht van de vragen voor het mondelinge examen. De school heeft nog geen duidelijk zicht op de evaluatie van vaardigheden. Over het rapporteren over verworven kennis, vaardigheden en attituden bestaan geen concrete afspraken. Voorbeelden van goede praktijk •
De geïntegreerde aanpak in Leefgroepenwerking III,3.
•
De aandacht voor het leerproces van de leerlingen door middel van feedback.
•
De individuele aandacht voor de instroom van elke leerling.
Werkpunten •
Het ICT-gebruik in de taallessen efficiënt inzetten.
•
De koppeling van de voorbereiding voor de GIP aan de eindtermen en leerplandoelstellingen.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 18
3.2
Studierichtingsverslagen
3.2.1 Gezondheids- en welzijnswetenschappen De leerplandoelstellingen van toegepaste biologie, toegepaste chemie en toegepaste fysica worden in voldoende mate gerealiseerd. De leerplandoelstellingen stages verzorging worden in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie De vakgroep wetenschappen werkt leerplangericht. De samenwerking binnen de vakgroep is goed. Er wordt tijdens de lessen niet enkel aandacht besteed aan kennisoverdracht maar ook aan het verwerven van inzicht en aan veiligheidseducatie. Het bereikte niveau is goed. De vakgroep is zich bewust van de verschillende subpopulaties in de instroom en houdt hier vooral in de eerste maanden van het eerste leerjaar van de derde graad expliciet rekening mee. Ze hecht veel belang aan de juiste positie van de vakken in de opleiding, wat bijv. leidt tot een correcte, niet overdreven wiskundige invulling van toegepaste fysica. Er is ook overleg met de andere vakken van het specifieke deel van de opleiding om overlappingen of tegenstrijdigheden te vermijden Het schoolbeleid heeft zowel positieve als negatieve impact op het wetenschappenonderwijs. Enerzijds grijpen de lessen niet steeds plaats in een wetenschapsklas. Het laboratorium is dringend aan een renovatie toe. Het wordt trouwens ook als leslokaal gebruikt voor allerlei vakken, waardoor er een hoop meubilair in de weg staat voor een behoorlijk gebruik als wetenschapslokaal. Anderzijds zijn de lesgroepen gesplitst voor lessen met het oog op laboratoriumwerk. Tijdens deze lessen voert de andere helft van de lesgroep opdrachten uit in het open leercentrum. Het ICT-gebruik is veeleer beperkt tot opzoekwerk; vakspecifieke wetenschappelijke toepassingen zoals digitale metingen of simulaties worden niet uitgevoerd (de school beschikt niet over het materiaal). Op vakoverschrijdend gebied zijn de VOET nadrukkelijk in de planning van de wetenschappen opgenomen. Wat betreft het taalbeleid is de vakgroep bereid tot inspanningen, maar is ze niet echt bijgeschoold om er efficiënte acties in te ondernemen in samenspraak met de andere vakken. Binnen deze studierichting hebben leraren een duidelijke visie op de stages ontwikkeld. Beleidsmatig wordt de organisatie van de stages ondersteund door een coördinator. De stages worden op een correcte wijze georganiseerd en de stageplaatsen zijn goed gekozen. De stagedocumenten daarentegen zijn niet in overeenstemming met de regelgeving ter zake. De schoolleiding voorziet in een ruim urenpakket voor stagebegeleiding, toevertrouwd aan leraren die ook diverse vakken onderwijzen in deze studierichting. Dit team zorgt voor een goede stagebegeleiding met voldoende ruimte voor effectieve, al dan niet individuele, begeleidingsactiviteiten. De gehanteerde werkwijze biedt kansen voor verdieping en remediëring. Met gerichte, goed uitgewerkte opdrachten en begeleidingsactiviteiten wordt het niveau van de stages bewaakt. Leerlingenbegeleiding De lessen verlopen in een rustige atmosfeer waarin de leerlingen behoorlijk meewerken. De vakgroep wetenschappen heeft voor alle vakken eigen cursusmateriaal ontwikkeld, aangepast aan de doelgroep, met een degelijk niveau, voldoende actueel en geïllustreerd. De begripsvorming wordt ondersteund door het regelmatig gebruik van aanschouwelijk materiaal, waaronder ook dierlijke organen. Verder worden er doelgericht studiebezoeken georganiseerd en nemen de leerlingen deel aan wetenschappelijke wedstrijden. De stagedocumenten verantwoorden de activiteiten en tonen het lerend karakter van de stage. De uitwerking ervan kan nog geoptimaliseerd worden om het geheel beheersbaar te houden en de planlast voor de leraar te beperken. Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 19
Er is een begeleidingsfunctie gecreëerd voor deze studierichting, wat concreet leidde tot waardevolle initiatieven zoals een starttoets voor wetenschappen en individuele en groepsbegeleiding op het vlak van studiemethodiek. Ook de studiekeuzebegeleiding is goed uitgebouwd, zodat leerlingen eventueel geheroriënteerd worden en een geïnformeerde keuze maken voor het vervolgonderwijs (zevende specialisatiejaar, vierde graad of bachelor). Leerlingenevaluatie De leraren wetenschappen besteden voldoende tijd en zorg aan de evaluatie. De vragen zijn voldoende gevarieerd in vorm. Er wordt stelselmatig gewerkt met modelantwoorden. De geïntegreerde proef wordt ondersteund door een bundel waarin het opzet en het verloop worden toegelicht. Er wordt ook uitgelegd hoe de leerlingen tijdens het schooljaar een logboek moeten schrijven met aandacht voor cognitieve doelen, sociale, organisatorische en affectieve vaardigheden. Een belangrijk moment is de GIP-week waarin de leerlingen bezoeken brengen en hun project presenteren. De puntenverdeling is gedetailleerd uitgewerkt. Er ontbreekt wel een beoordeling door externe juryleden. De beoordeling van vaardigheden en attitudes in de loop van het schooljaar staat in de vakken niet op punt. Er wordt over nagedacht, maar dit leidde nog niet tot een systeem waar de vormende waarde van de evaluatie van deze belangrijke elementen een plaats heeft, zonder te leiden tot een administratieve belasting van de leraren. Op geregelde tijdstippen worden de stage-ervaringen van de leerlingen besproken en geëvalueerd. Momenteel is dit te informeel en niet gestructureerd. Zo hebben de leraren in hun rooster geen overlegmoment voor feedback over de stages. Voorbeelden van goede praktijk •
De betrokkenheid van de vakgroep wetenschappen bij het specifieke karakter van de opleiding.
•
De verwerking van de vakoverschrijdende eindtermen in de lessen wetenschappen en in de aansluitende studiebezoeken.
•
De organisatie van de stages.
•
De goed uitgewerkte stageopdrachten.
•
De aandacht voor het proces van de geïntegreerde proef.
Werkpunten •
Een volwaardig wetenschapslokaal inrichten.
•
De stagedocumenten conform de vigerende regelgeving opstellen.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 20
3.2.2 Onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers (OKAN) De doelstellingen van SO 7516 en het Besluit van de Vlaamse regering inzake de organisatie van onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon voltijds secundair onderwijs worden in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie Deze OKAN-school is uniek in de scholengemeenschap. Momenteel worden de 22-extra uren-leraar begeleiding, ondersteuning en opvolging van ex-onthaalleerlingen in het regulier onderwijs, ingevuld door lesuren begeleiding ex-OKAN in de eigen school en in lesuren voor vervolgcoaches. De school streeft de doelstellingen van de omzendbrief SO 75 m.b.t. het onthaalonderwijs voor anderstaligen voldoende na. Een doelmatige opvolging van de anderstalige nieuwkomer is af te leiden uit de voorgelegde documenten van het leertraject. De gelijkgerichtheid van de aanpak wordt gestuurd vanuit de coördinator in samenwerking met de vakgroep, evenwel zonder uitgeschreven jaarplan. De vakgroep ontwikkelt de visie, de leerlijnen en het lesmateriaal. Het enthousiasme, de flexibiliteit, het multidisciplinaire team en de informele contacten maken dit mogelijk. Het leerprogramma ondersteunt het leerproces vanuit een niveaugebonden aanpak binnen 29 lesuren, waaronder twee lesuren godsdienst, twee lesuren lichamelijke opvoeding en twee lesuren sociale vaardigheden. Naargelang van het niveau worden acht of negen lesuren schooltaal of PAV17 en vier of twee lesuren schooltaal wiskunde naast spelling, schrijven, grammatica en spreekvaardigheden wekelijks aangeboden. Een individuele, gedifferentieerde benadering van de leerlingen is mogelijk. Het vak Nederlands wordt gesplitst in begrijpend en technisch lezen. De school gaat uit van een eigen visie, van de basis voor de B-stroom, van het ROTANreferentiekader18, van het cursusplan NT2 van het Vlaams Ondersteuningscentrum voor Basiseducatie en van het vak PAV in het BSO, om relevante ontwikkelingsdoelen taalvaardigheid voor haar anderstalige nieuwkomers te selecteren. De school heeft de ontwikkelingsdoelen vertaald naar reële contexten per niveaugroep om de schoolse en maatschappelijke redzaamheid van haar leerlingen te verhogen. Voor elke anderstalige nieuwkomer/niveaugroep (zorgklas, instappers, centrumklas, doorstroomklas) wordt een leertraject uitgewerkt, dat voldoet aan de doelstellingen van het onthaalonderwijs. De leraren doen inspanningen om zelf materiaal te ontwikkelen. Het vak PAV wordt opgesplitst in zes deelvakken: begrijpend lezen, PAV-vaardigheden (gebruik woordenboek, atlas, tijdslijn, tijdsmaten en telefoonboek, zelfstandig zoeken en verwerken van informatie), schooltaal natuurkennis, thema, uitdagende projecten, instructietaal. Tijdens de doorlichtingsweek werd het grootste gedeelte van het vak Nederlands aangebracht volgens een traditionele taalleermethode. De taal wordt onderverdeeld in technische elementen van het taalsysteem (woorden, grammaticale structuren) die op een expliciete manier worden aangebracht en naast het vaardigheidsgerichte taalgebruik worden ingeoefend. De leerlingen bereiken een behoorlijke woordenschatkennis en kennis van het taalsysteem. Er zijn mogelijkheden uitgewerkt voor de begeleiding van zowel leerlingen met weinig wiskundige vaardigheden als van leerlingen met een sterkere wiskundige vooropleiding. Dit is positief voor zwakke leerlingen die de kans krijgen naast hun alfabetisering elementaire rekenvaardigheden te verwerven. Voor leerlingen die enkel op basis van hun taal nog niet terecht kunnen in een studierichting gericht op doorstroming, betekent deze differentiatie een ondersteuning van hun keuzemogelijkheden in het vervolgonderwijs. Voor de evaluatie wordt o.m. gewerkt met een overzichtsblad waarop de leerling zelf aangeeft welke doelen bereikt zijn.
16
SO 75: Omzendbrief betreffende onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers in het gewoon voltijds secundair onderwijs. 17 Project algemene vakken 18
SO 75 2. Doelstelling van het onthaalonderwijs
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 21
Het aspect waaraan de school in de toekomst meer aandacht moet besteden, is de ICT-ondersteuning. Dit kan toelaten het werk nog beter op te volgen en te ordenen, een individuele portfolio uit te werken en het lesmateriaal nog meer te differentiëren. Van de maatschappelijke zelfredzaamheid wordt door de school werk gemaakt via acties bedoeld om de integratie in de buitenschoolse context te bevorderen, zowel op sociaal vlak (bijv. kooklessen, MOS-activiteiten) als op cultureel vlak (bijv. bezoek mini-Europa). Bij de organisatie van de activiteiten zowel binnen als buiten de school worden een aantal vakoverschrijdende eindtermen beoogd. Er gaat o.a. aandacht naar milieu, hygiëne en een goed voedingspatroon. De schoolresultaten van de ex-onthaalleerlingen worden opgevolgd. Er is aandacht voor en zicht op het individuele overgangstraject naar het regulier onderwijs. De samenwerking met scholen binnen (en buiten) de scholengemeenschap is duidelijk wat het opvolgen en begeleiden van leerlingen betreft (in het bijzonder de oriëntatie van de leerling naar een bepaalde onderwijsvorm en studierichting bij de overstap naar het regulier onderwijs). Pedagogisch verantwoorde stappen met het oog op een latere doorstroming naar het regulier onderwijs zoals snuffelstage of kennismakingslessen binnen of buiten het studieaanbod van de school komen aan bod. De school slaagt er blijkbaar in met de best presterende leerlingen het einddoel van het onthaalonderwijs te bereiken. De doorstroming van een aantal OKAN-leerlingen in het regulier onderwijs is daarvan het bewijs. De school neemt deel aan nascholing over taalvaardigheidsonderwijs Nederlands en (intercultureel onderwijs). De leraren van het onthaalonderwijs worden gecoacht. Aan het begrip en de expertise van reguliere leerkrachten in de onthaalschool wordt gewerkt. De school ondersteunt de onthaalklas materieel. De leraren kunnen beschikken over leermiddelen die noodzakelijk zijn voor taalonderwijs en zij maken daar geregeld gebruik van. Leerlingenbegeleiding Er is een uitgebreid zorgbeleid, de doorstroming van leerlingeninformatie wordt in kaart gebracht. De beginsituatie van de leerlingen wordt vastgesteld op basis van een intakegesprek waarbij de schoolse achtergrond en een inschatting van de capaciteiten een rol spelen. De doorslaggevende factor bij de indeling in homogene niveaugroepen is de taalvaardigheid van de leerling. Een objectief leerlingvolgsysteem en trajectbegeleiding worden bij de intake gestart om alle informatie over de leerling correct in kaart te brengen. De leerling doorloopt een getrapt traject afhankelijk van zijn/haar vorderingen. De leerlingen – die vanuit hun specifieke achtergrond niet altijd vertrouwd zijn met het schoolse leven – worden in hun leerproces ondersteund door het aanbieden van een duidelijke structuur. Enerzijds worden met hen afspraken gemaakt in een aangepast schoolreglement en anderzijds zorgen de leraren voor orde en systematiek in het lesverloop, de notities, een duidelijke omschrijving van het lesonderwerp in de agenda’s. Uit de verslaggeving van klassenraden en overlegmomenten kan worden afgeleid dat er kort op de bal wordt gespeeld bij gedrags- of psychosociale problemen. De snelle communicatie met de ouders en het engagement van het ganse team bevorderen het welbevinden van de leerlingen. De school kan rekenen op de hulp van vrijwilligers bij de individuele begeleiding van leerlingen in het geval van een inloopcursus of binnen GLA rond een aantal hiaten. De doorstroming van de leerlingen naar het voltijds of deeltijds onderwijs in de eigen school of een andere school wordt begeleid. Zo worden er individuele suggesties meegegeven (waaronder STICORDI-maatregelen voor verschillende vakken) en wordt er nazorg aan de leerlingen aangeboden (o.a. extra taallessen op woensdagnamiddag). De studiekeuzebegeleiding verloopt transparant. Pijlers zoals informatie over de doorstromingsmogelijkheden, trajectbegeleiding en omstandig gemotiveerde doorstromingsadviezen worden eerder informeel afgewikkeld. Volgens de coördinator is er een relatief goede doorstroming in het reguliere onderwijs. De leerlingen die hun studies vervolgen in het ASO (10 leerlingen op een uitstroom van 19 leerlingen) worden in hun studies verder gevolgd en ondersteund door een vervolgcoach. Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 22
Leerlingenevaluatie De leerlingen krijgen vijf rapporten per schooljaar. Rapporten worden mondeling toegelicht met de leerling, de ouders of de begeleiders. De evaluatie is voldoende afgestemd op de ontwikkelingsdoelen die worden nagestreefd. De nadruk ligt zowel voor de proefwerken als voor dagelijks werk vooral op het toetsen van woordenschat, grammatica en spelling en de evaluatie peilt naar het beheersingsniveau van de vaardigheidsdoelstellingen, die volgens de ontwikkelingsdoelen worden nagestreefd. De vakresultaten en de gegevens van het leerlingvolgsysteem hebben invloed op de oriëntatie van de leerling en de keuze van de vervolgschool. De behaalde resultaten worden uitvoerig besproken met de 19 vervolgschool. Op het einde van het schooljaar wordt de TASAN -test afgenomen voor de vaardigheden luisteren, lezen en schrijven. Het CLB helpt bij de interpretatie van de test. De resultaten van deze test zijn bevredigend en worden ook doorgestuurd naar de vervolgschool. Voorbeelden van goede praktijk •
De inzet en het engagement van de leraren.
•
De socio-emotionele leerlingenbegeleiding.
•
De actieve integratie van de leerlingen in het school- en maatschappelijk leven.
•
Het begrip en de expertise van reguliere leerkrachten in de onthaalschool.
•
De doorstroming van leerlingeninformatie naar de vervolgscholen.
•
De rapportering.
Werkpunt •
19
De instructie en de evaluatie beter afstemmen op de omzendbrief.
TASAN: Taalvaardigheidstoets aanvang secundair onderwijs.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 23
3.2.3 Studiegebied Personenzorg tweede en derde graad BSO en TSO BSO Kinderzorg, BSO Thuis- en bejaardenzorg, BSO Verzorging-voeding BSO Verzorging, TSO Leefgroepwerking. De school organiseert in de onderwijsvorm BSO de modulaire opleidingen Kinderzorg, Thuis- en bejaardenzorg, Verzorging-voeding en Verzorging. Het studiepeil voldoet. Omwille van het experimenteel kader wordt hieraan geen advies gekoppeld i.v.m erkenning/subsidiëring. De leerplandoelstellingen van TV en stages verzorging worden in de studierichting TSO Leefgroepwerking in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie Modulair in tweede en derde graad BSO De diverse modules zijn door de vakgroep uitgewerkt. Voor alle modules zijn leerlingencursussen opgesteld. Dit leerlingenmateriaal oogt erg verzorgd. Tijdens de doorlichting werd vastgesteld dat deze cursussen nog te veel gericht zijn op de traditionele pijlers (onder meer omgangskunde, huishoudkunde en verzorging), waardoor niet altijd een optimale integratie wordt beoogd. Dit kan deels worden toegeschreven aan het wat onzekere statuut van de modulaire opleidingen. In de leerlingencursussen komen de diverse thema’s, die tot het curriculum behoren, aan bod. Soms gaat veel aandacht naar nevenaspecten, zoals haarverzorging. Nochtans resulteert dit item onder de federale materie m.b.t. de gereglementeerde beroepen. Een enkele keer wordt een loopje genomen met de realiteit. De cursussen worden meestal op een gepaste wijze aangewend. In een enkel vak wordt door de leerlingen nog veel genoteerd. Ook werden in sommige passages van de leerlingencursussen weinig tot geen sporen van verwerking teruggevonden. De toelevering van verwerkingsproducten voor de kooklessen verloopt goed. De bestellingen worden vlot geleverd waardoor de organisatie van het praktijkonderricht 'voeding' in de meeste lessen goed kan verlopen. Dit beperkt de planlast van de leraren. De bewaring van verse voedingswaren wordt centraal beheerd. De infrastructuur is erg verscheiden. Enerzijds waren er de recente renovaties waardoor de didactische keukens op een uitzondering na (kelderlokalen) goed uitgerust zijn. In de meeste lokalen huishoudkunde / voeding voldoen de faciliteiten voor handhygiëne. Anderzijds weegt het succes van de opleiding op de infrastructuur. • Ondanks de druk op de schoolaccommodatie is de bezettingsgraad van de praktijklokalen niet altijd evenwichtig gespreid. Zo werd tijdens de doorlichting vastgesteld dat op bepaalde dagen de bezettingsgraad vrij hoog is terwijl op andere dagen diverse vaklokalen onbenut blijven. • Zo is de uitrusting van de praktijklokalen verzorging voor de huidige leerlingenpopulatie te beperkt, waardoor niet alle vooropgestelde doelen optimaal kunnen worden ingeoefend / gerealiseerd. Bovendien is oefenmateriaal stuk waardoor de oefenmomenten nogmaals worden beperkt. Ook is er geen specifiek lokaal voor het vak omgangskunde, waardoor bepaalde leerplandoelstellingen niet en/of onvoldoende kunnen worden ingeoefend. Eveneens ontbreekt in de school een uitgerust lokaal voor zorg voor woon- en leefmilieu waardoor de moduledoelen, die ook tijdens de stages verder worden ingeoefend, diepgang missen. • Één didactische keuken (de kelderkeuken) en de ‘wasklas’ (beide in de kelder van het G-blok) voldoen niet aan de eisen van bewoonbaarheid en zijn niet geschikt voor onderwijs (zie 2.4. Veiligheid en welzijn). Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 24
•
Door het ontbreken van specifieke vaklokalen en/of de beperkte beschikbaarheid van klaslokalen worden theorielessen georganiseerd in kale klaslokalen. Dit heeft als gevolg dat sommige module-inhouden erg theoretisch worden behandeld, wat de integratie van theorie en praktijk beperkt. De moduledoelen beogen nochtans een verdieping en verbreding. Dit doel wordt - ondanks de inzet van de individuele leraar - door materiële tekorten niet bereikt. Media zijn in de meeste klassen niet aanwezig. De bijgewoonde lessen waren om die reden niet boeiend.
Stages De verscheidene vakgroepen hebben een eigen visie op de stages ontwikkeld. Beleidsmatig wordt de organisatie van de stages ondersteund door diverse coördinatoren. De schoolleiding voorziet in een ruime omkadering van uren voor stagebegeleiding. De pedagogische vrijheid van de regelgeving m.b.t. het aanwenden van stageuren (van PV naar TV (20ste)) wordt aangewend. Nochtans wordt aan leraren gevraagd om de effectieve stagebegeleiding te presteren onder de noemer PV (29ste). Dit heeft als gevolg dat een aantal leraren prestaties vervullen in de plage. De stagebegeleiding wordt toevertrouwd aan diverse leraren die betrokken zijn bij de opleiding. Dit biedt garanties voor een goede stagebegeleiding. Zo worden de stages goed opgevolgd en is er voldoende ruimte voor individuele en/of effectieve begeleidingsactiviteiten. De meeste stages worden op een correcte wijze georganiseerd, hoewel stages in het weekend niet expliciet worden vermeld, maar toch door de leerlingen worden gepresteerd. Dit is een overtreding van de regelgeving ter zake. De stageplaatsen zijn goed gekozen, hoewel ook hier het succes van de opleidingen weegt op de beschikbaarheid van stageplaatsen. De leraren trachten optimaal in te spelen op het specifieke tewerkstellingsaanbod van de regio. De stageactiviteiten sluiten meestal aan bij de opleiding. Per opleiding wordt een administratief stageregister opgemaakt. De gegevens van dit stageregister bevatten alle noodzakelijke stagedocumenten. De algemene informatie (onder meer verzekering en het gezondheidstoezicht met inbegrip van het vaccinatieprogramma) van de stages zit verspreid over de schooladministratie, wat de transparantie en de opvolging niet bevordert. De stageovereenkomst is niet conform de regelgeving opgemaakt, wat bij een juridisch dispuut aanleiding kan geven tot discussie. Buiten enkele administratieve onvolkomenheden (m.b.t. ondernemingsnummer en paritair comité) is de overeenkomst vaak maar opgemaakt voor twee partijen, ontbreken effectieve handtekeningen, begin- en einddata en uren. Hierdoor is de school in overtreding met de regelgeving ter zake. De gehanteerde werkwijze van blokstages biedt kansen voor verdieping en remediëring. De integrale aanpak en het thematisch werken in het specialisatiejaar TSO Leefgroepwerking wordt ondanks grote diversiteit van leerlingeninstroom gerealiseerd door de inzet van de vakleraren. Ook in de opleiding ‘Verzorging’ is er permanente aandacht voor de neveninstromers. Met gerichte opdrachten en effectieve begeleidingsactiviteiten wordt het niveau van de stages bewaakt. De leraren-stagebegeleiders waken erover dat de stageactiviteiten in hoofde van elke leerling zoveel mogelijk worden ingeoefend tijdens de module / het leerjaar. Het inventariseren van de stageactiviteiten en de stageplaatsen van de leerlingen gedurende hun schoolloopbaan is nog wat omslachtig, waardoor overlap mogelijk is. Over het algemeen wordt er gedifferentieerd volgens de stageplaats en volgens de vordering van de individuele leerling. Voor de meeste opleidingen is een concrete lijst met stagedoelen en/of specifieke competenties uitgewerkt. De stagedocumenten verantwoorden de activiteiten en tonen het lerend karakter van de stage aan, hoewel de uitwerking ervan wat geoptimaliseerd kan worden om het geheel beheersbaar te houden en de planlast voor de leraar te beperken. Op geregelde tijdstippen worden de stage-ervaringen van de leerlingen besproken en geëvalueerd. Momenteel is dit in een enkele opleiding nog te informeel en niet gestructureerd. De meeste leraren hebben in hun opdracht nog geen geroosterd overlegmoment voor feedback over de stages. Studierichtingoverschrijdend overleg m.b.t. stages moet nog worden opgestart.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 25
Leerlingenbegeleiding Uit een steekproef van lesbezoeken blijkt het volgende: de lessen verlopen in een rustige sfeer; algemeen zijn leerlingen en ook de leraren erg passief tijdens de meeste lessen; in een enkele les werken de leerlingen met voldoende aandacht mee en worden ze gestimuleerd, het gebruik van actieve werkvormen bleef dan ook veeleer beperkt. Zo blijkt verder uit de klasbezoeken dat nog traditioneel wordt lesgegeven en dat de bord- en krijtdidactiek primeert. Hierdoor worden een groot aantal lessen beperkt tot een leesoefening met invulmomenten. De schrijffouten die hierbij ontstaan, worden maar zelden gecorrigeerd. Op een uitzondering na werd in de bijgewoonde lessen geen gebruikgemaakt van multimedia. Het inspelen op de leefwereld en de beeldcultuur met uitdagingen voor de jongeren, komt als onderwijsstrategie te weinig aan bod. Over het algemeen is de standaardtaal streekgekleurd. De instructietaal en de begripsvorming worden met behulp van specifieke woordenschatlijsten (lijsten met moeilijke woorden uit het vakjargon) ondersteund. De stagedocumenten worden regelmatig gecorrigeerd, de leerlingennotities daarentegen niet. Leerlingenevaluatie De vakgroep is zich bewust van het spanningsveld tussen de nieuwe visie op leren in de recente leerplannen versus de actuele evaluatiepraktijk en de rapportage ervan. De school opteert voor een klassieke evaluatie gebaseerd op dagelijks werk (DW) en proefwerken ook voor de praktische vakken. Enkel voor de component huishoudkunde is er een vorm van permanente evaluatie. Momenteel is de evaluatie nog erg traditioneel. Het meten van het beheersingniveau van inzichten, competenties en vaardigheden is niet altijd gebaseerd op een doelgericht en doordacht evaluatiebeleid. Inhoudelijk zijn de proefwerken / toetsen erg verscheiden. - In het BSO zijn de proefwerken / toetsen erg theoretisch. Ze peilen louter naar reproductie van een aantal leerstofgehelen m.b.t. de verscheidene vakken van een module. -
In enkele proefwerken wordt gewerkt met meerkeuzevragen, wat de kans ‘gokken’ op het proefwerk verhoogt.
-
Voor een groot aantal vakken is het hergebruik van toetsvragen en /of proefwerkvragen een traditie.
-
De quotatie van toetsen en proefwerken is erg leerlingvriendelijk.
Het gevolg van dit alles is dat de kans verhoogt, dat een aantal leerlingen wordt meegenomen naar een hoger leerjaar /graad waar hij/zij niet beschikt over de noodzakelijke competenties. Dit blijkt eveneens uit de evaluatie van de stages, waarvoor een relatief groot aantal leerlingen niet slaagt. Voorbeelden van goede praktijk •
De teamgeest onder de leraren.
•
De organisatie van de stages.
•
De aandacht voor de verscheidenheid van de (neven-) instroom in de specialisatiejaren.
•
De geïntegreerde aanpak in III,3 TSO Leefgroepwerking.
Werkpunten •
Infrastructuur voor de afdeling verzorging uitbouwen.
•
Media en ICT integreren in de lessen.
•
De verscheidene componenten binnen een module nog meer integreren.
•
De evaluatiepraktijk kritisch onderzoeken en optimaliseren.
•
De stagedocumenten conform de vigerende regelgeving opstellen.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 26
3.2.4 Studiegebied Personenzorg vierde graad BSO (modulair) De school organiseert in de vierde graad van de onderwijsvorm BSO de modulaire opleiding Personenzorg. Het studiepeil voldoet niet. Omwille van het experimenteel kader wordt hieraan geen advies gekoppeld i.v.m erkenning/subsidiëring. De leerplandoelstellingen van de modules: initiatie verpleegkunde, verpleegkundige basiszorg, oriëntatie algemene gezondheidszorg, oriëntatie ouderenzorg en geestelijke gezondheidszorg, en toegepaste verpleegkunde worden niet in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie De organisatie van het experimenteel secundair onderwijs volgens een modulair stelsel wordt geconcretiseerd in de omzendbrief (SO 76). Deze legt o.a. de verhoudingen in het wekelijks lessenrooster op, nl. 24 lesuren module-inhouden (met inbegrip van stage), acht lesuren gedifferentieerde onderwijsactiviteiten (GOA) en vier lesuren complementaire inhouden. De school respecteert deze bepalingen onvoldoende. De voorgeschreven indeling van de lesuren wordt niet gerespecteerd. De lesuren geïntegreerde onderwijsactiviteiten (GLA is de schooleigen maar foutieve benaming voor GOA) worden niet systematisch ingeroosterd en onvoldoende kwaliteitsvol ingevuld. Naast de organisatie van trajecten voor voltijdse studenten, biedt de school ook trajecten aan voor werkende studenten. Deze studenten volgen slechts achttien lesuren per week in de school terwijl de omzendbrief er zesendertig voorschrijft. Tijdens de stageperiodes, die per modules voorzien zijn, lopen de lessen door maar in totaal worden er te weinig lesuren aangeboden. De studenten behalen hetzelfde diploma na het succesvol doorlopen van dit ingekorte traject. De school biedt voor de module toegepaste verpleegkunde drie afstudeeropties aan nl. psychiatrische-, geriatrische- of ziekenhuisverpleegkundige. Het leerplan en de omzendbrief omschrijven echter maar één module toegepaste verpleegkunde. Deze afstudeeropties, die elk afzonderlijk ingevuld worden met specifieke vakken en leerinhouden, leiden echter allen tot hetzelfde "diploma in de verpleegkunde" dat erkend is door het werkveld. Dit draagt zeker niet bij tot een belangrijk doel van het experiment modulair onderwijs nl. het streven naar een doorzichtig onderwijsaanbod en is bovendien in tegenspraak met de vastgelegde modulaire trajecten. De school heeft het experiment modulair onderwijs vooral aangegrepen om de eigen opleidingsdoelstellingen kritisch af te toetsen op het profiel van de verpleegkundige. Dit leidde tot het herbepalen van de doelstellingen en het herschrijven van de cursussen. De invoering van het leerplan (D/2004/0279/050) heeft niet geleid tot de afstemming van eigen doelen op de leerplandoelstellingen, enkel voor de stages vormen zij het uitgangspunt van de procesevaluatie. De school heeft ervoor geopteerd om de leerinhouden in vakken te blijven aanbieden. Door het gebrek aan een overzicht van de doelstellingen per module kan de school echter de realisatie van de leerplandoelstellingen onvoldoende bewijzen. Uit de lespraktijk blijkt bovendien duidelijk, dat de leraren zich onvoldoende bewust zijn van de inhoud van de volledige module en de inhouden van hun vak doorheen de opleiding. De aangeboden vakken en leerinhouden worden daardoor onvoldoende gekoppeld aan de leerplandoelstellingen per module. Daardoor worden een aantal leerplandoelstellingen te laat in het leertraject gerealiseerd. Bijv. de verantwoordelijkheid, de aansprakelijkheid en de bescherming van de verpleegkundige wordt pas aangeboden in het vak gezondheidsrecht, dat geroosterd is in de derde/vierde module oriëntatie algemene gezondheidszorg en de laatste module toegepaste verpleegkunde, terwijl het leerplan deze leerinhouden voorschrijft doorheen de hele opleiding van in de startmodule initiatie verpleegkunde. De realisatie van de kerncompetentie "De beginnend gediplomeerd verpleegkundige is competent om te helpen bij de uitvoering van (wetenschappelijk) onderzoek naar meer effectieve en efficiënte wijzen van verpleegkundige zorg" kan niet aangetoond worden. De inhoud van de verpleegkundige vakken met aandacht voor de geëigende terminologie en een eigentijdse inhoud is over het algemeen van een gemiddeld niveau. De summiere cursussen worden aangevuld met veel bijkomende uitleg tijdens de les. In het leerstofaanbod is er onvoldoende aandacht voor het multidisciplinair en interdisciplinair handelen van de verpleegkundige. Zo werden er bijv. Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 27
tekorten vastgesteld in onderdelen zoals fixatie, medicatie, communicatie arts/zorgteam, omschrijven van wonden, de kruisproef, nevenwerkingen, … Onderwerpen zoals bijv. de visie op verpleegkunde, classificatiesystemen, preventieve aspecten en het hanteren van observatie- en beoordelingsschalen worden met te weinig diepgang behandeld. Ongeveer de helft van de opleiding vindt plaats op het werkveld onder de vorm van stages. De stages worden in een bloksysteem georganiseerd waarbij lesweken afgewisseld worden met vier tot acht stageweken. De algemene stagedoelstellingen worden inhoudelijk in voldoende mate gerealiseerd. De stages zijn in hoofde van de studenten evenwichtig gekozen en voldoende gedifferentieerd, conform de richtlijnen ter zake en aangepast aan het profiel van de vierdegraadsverpleegkundige. De stages zijn goed georganiseerd en voorbereid: de algemene informatie over de stage, de stageplaats, praktische afspraken en de stageactiviteiten worden door de stagecoördinator voorgesteld en een stagemap wordt ter beschikking gesteld. Via de stages krijgen de studenten kansen om hun eigen leerproces in handen te nemen. Ze zijn doelgericht: vóór de start van elke stageperiode formuleert de student een aantal doelstellingen die gericht zijn op de arbeidsattitude, de relationele vaardigheden en het oefenen en toepassen van beroeps- en verpleegkundige vaardigheden. Een gesprek met de stagedocent sluit de voorbereiding op de stage af. De studenten mogen actief deelnemen aan de briefings en vullen ook de verpleegdossiers in. Stagiairs van het laatste leerjaar krijgen, onder supervisie van de mentoren, een aantal patiënten toegewezen. De taakverdeling en -invulling, de patiëntenbespreking, de rapportering en het overleg zijn goed georganiseerd. De school heeft voldoende ruimte om stages optimaal te organiseren, rekening houdend met het aantal stageplaatsen, het aantal studenten en de stagebegeleiding. Uit gesprekken met de leraren blijkt dat er nood is aan meer afstemming en overleg over de organisatie van de opleiding. Een interne stuurgroep tracht via gezamenlijke afspraken, over de modules en de vakken heen, te komen tot een gelijkgerichte visie over de opleiding. Verschillende vakgroepen per vak of per module vergaderen maandelijks. Toch komen items zoals bijv. leerplanstudie en -realisatie, verticale en horizontale (vakoverschrijdende) samenhang, de ontwikkeling van leerlijnen, integratie van theorie en praktijk en de evaluatie van vaardigheden en attitudes nog onvoldoende aan bod. Er wordt ook weinig vakdeskundige en organisatorische nascholing gevolgd. In verhouding tot het aantal studenten is de school technisch onvoldoende uitgerust. Er zijn slechts twee skillslabs met drie tot vier ziekenhuisbedden om vaardigheden in te oefenen. In de meeste leslokalen staat slechts een bed. De eigentijdse oefensets en de nodige basismaterialen worden in een centraal gelegen lokaal ordelijk en thematisch gerangschikt. Op eenvoudige vraag wordt het nodige materiaal ter beschikking gesteld. Leerlingenbegeleiding De studenten worden begeleid in een aangename en open klassfeer. De contacten tussen de leraar en de studenten verlopen vlot. De leraren maken gebruik van stage-ervaringen, praktijktoepassingen en casussen. De cursussen bevatten doorgaans de leerdoelen en een inhoudstafel. Bronnen of bibliografieën worden weinig of niet vermeld. De school is onvoldoende alert voor de vernieuwingen op het werkveld. Zo wordt er nog verwezen naar verouderde wetgeving en worden werkmethodes uit het werkveld onvoldoende geïntegreerd. De afspraak om in de minimaal opgestelde cursussen de te verwerven kennis en vaardigheden en de achtergrondinformatie te markeren wordt niet consequent in alle vakken toegepast. In de bijgewoonde lessen namen de studenten veel notities om de cursus verder aan te vullen met voldoende leerinhouden. De studenten worden daardoor te weinig actief betrokken bij de lessen. De meeste lessen verlopen vrij theoretisch en de concrete, praktische aspecten krijgen weinig aandacht. De beschikbare leermiddelen en oefenmaterialen zijn schaars en worden bovendien niet optimaal benut om het leerproces te ondersteunen. Ook het gebruik van actieve werkvormen, moderne leermiddelen, realistische afbeeldingen en foto's is nog veeleer zeldzaam. De goed uitgebouwde bibliotheek betekent een meerwaarde voor de studenten en leraren, ze kunnen beschikken over actuele vaktijdschriften, boeken, video's en dvd's. Elke student krijgt een tutor toegewezen die hem/haar gedurende de module begeleidt. Alle documenten en verslagen worden bewaard in een map. De aangetroffen documenten en de inhoud Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 28
ervan getuigen nog onvoldoende van een kwaliteitsvolle begeleiding van de student doorheen het traject. Ongeveer één derde van de studenten start in de opleiding na een toelatingsproef. Tijdens een gesprek wordt er hoofdzakelijk gepeild naar motivatie, werk of vooropleiding in de sector en de verklaring van enkele begrippen. Er zijn geen duidelijke criteria bepaald zodat slechts bij uitzondering een student niet slaagt voor deze proef. De gegevens uit het intakegesprek worden niet aangewend om individuele leertrajecten op te zetten. Een talentenpas tracht de elders verworven competenties in kaart te brengen. Het vrijstellingenbeleid wordt momenteel herdacht. De school heeft nog onvoldoende zicht op het profiel van haar studenten. De stages worden voldoende frequent en deskundig begeleid. Voor elke stage worden er een zestal lesuren besteed aan de voorbereiding. Een stagemap verzamelt een interventielijst met een omschrijving van de activiteiten per module, de persoonlijke doelen en het functioneringsniveau per competentie. Daarnaast worden de globale en de weekopdrachten omschreven. Elke student krijgt een stagedocent toegewezen, die instaat voor de wekelijkse werkbegeleiding en de opvolging op de werkvloer. In de feedbackgesprekken worden de evoluties besproken en opgenomen in een gehandtekend verslag. Het bijsturen en het opvolgen van het leerproces op basis van de vastgestelde aandachtspunten en werkpunten gebeurt nog weinig. Ook de stageopdrachten en de begeleiding klinisch onderwijs (BKO) bieden de studenten mogelijkheden om hun leerproces in eigen handen te nemen. Het eerder beschreven tekort aan diepgang weerspiegelt zich echter ook in de resultaten van deze opdrachten. Belangrijke vaststellingen en beschrijvingen van cruciale handelingen en interventies zijn vaak niet correct of onvolledig uitgewerkt. De school organiseert inhaallessen en oefenmomenten indien nodig. De beperkte beschikbaarheid van de skillslabs (enkel op woensdagnamiddag) hypothekeert een flexibele planning in functie van de oefennoden. Omdat de wekelijkse lesuren GOA onvoldoende gestructureerd worden aangeboden, krijgen individuele studenten weinig ondersteuning in het wegwerken van hiaten of het verdiepen en verruimen van de leerinhouden. Zelfreflectie en zelfevaluatie worden nog onvoldoende gestimuleerd en ingeoefend. Jaarlijks organiseert de school een overlegvergadering met de stagementoren. Hier worden eventuele opleidingsnoden opgespoord, die dan door de school of het vormingscentrum worden vertaald in opleidingen. De school speelt soepel in op vragen en noden van de stagegevers en dit wordt erg gewaardeerd. Leerlingenevaluatie De vorderingen van de studenten worden op een gevarieerde wijze geëvalueerd. Vakafhankelijk gebeurt de beoordeling permanent, schriftelijk, mondeling of via opdrachten. De moduleleidraad informeert de student over de puntenverdeling en de evaluatiewijze van de verschillende vakken. De vragen zijn niet steeds representatief voor de inhouden, die in de cursus terug te vinden zijn. De gewichten die aan de vakken worden toegekend in de eindbeoordeling zijn niet steeds in verhouding met de verantwoordelijkheden van een verpleegkundige. De stagebeoordeling is onvoldoende transparant en de criteria zijn niet duidelijk. De uitgevoerde interventies worden niet echt geëvalueerd, er wordt enkel aangeduid of deze met of zonder begeleiding werden uitgevoerd. De stagiairs vragen dagelijks feedback aan de stagementor over de persoonlijke leerdoelen. Het functioneringsniveau wordt beoordeeld met voldoende of onvoldoende. Na bespreking tussen de stagementor, de stagebegeleider en de stagiair wordt er een cijfer toegekend. Voor BKO leveren de studenten, in de module 'toegepaste verpleegkunde', drie bundels in bij de juryleden: de stagementor, de stagebegeleider en de begeleider van BKO. De studenten stellen een patiëntendossier voor aan de jury en krijgen feedback over hun zelfstandig werk. Tijdens de doorlichting kon de school geen evaluatiedocumenten ter beschikking stellen. De resultaten van de beoordeling van de stages, het klinisch onderwijs, de supervisie, de verslagen en de voorstelling worden herleid tot één cijfer waarmee de helft van de modulepunten kunnen verdiend worden. De besprekingen en de verslaggeving in de klassenraden beperken zich vaak tot het vaststellen van tekorten. In de verslaggeving zijn weinig sporen merkbaar over aangeboden remediëring, inhaallessen, andere acties en de opvolging ervan. Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 29
Voorbeelden van goede praktijk •
De goed uitgebouwde bibliotheek.
•
De contacten tussen leraren en studenten.
•
De werkbegeleiding tijdens de stage.
•
De communicatie tussen de school en het werkveld.
Werkpunten •
De vigerende regelgeving (SO 76 en SO 64) naleven.
•
Alle leerplandoelstellingen realiseren in de modules.
•
De GOA systematisch inroosteren en kwaliteitsvol invullen.
•
De cursussen vervolledigen en actualiseren.
•
Voorzien in voldoende uitgeruste skillslabs en de beschikbare middelen optimaal gebruiken.
•
De vakgroepwerking optimaliseren onder andere met het oog op de verticale en horizontale samenhang, het opbouwen van leerlijnen, de integratie van theorie/praktijk en de evaluatie.
•
De individuele leertrajecten uitbouwen.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 30
3.3
Vakoverschrijdende eindtermen De vakoverschrijdende eindtermen worden voldoende nagestreefd. Er zijn veel sterke punten. Er zijn ook een aantal minpunten. De sterke punten wegen echter duidelijk zwaarder door dan de minder sterke punten.
De visie en de planning van de VOET zijn gegroeid vanuit een inventaris, apart voor TSO en BSO. Op basis hiervan zijn studiebezoeken en projecten bijgestuurd zodat een deel van de ontbrekende aspecten ook een plaats kregen. Ondertussen behoort het tot de schoolcultuur om bij de organisatie van activiteiten aandacht te hebben voor hun vakoverschrijdende bijdrage. Een aantal vakgroepen heeft ook in zijn planning ruime aandacht voor de VOET. Dit alles leidt ertoe dat bij de grote meerderheid van de leerlingen het grootste deel van de VOET wordt nagestreefd. Er gebeurde nog geen formele evaluatie om na te gaan in welke mate er resultaten worden bereikt op het niveau van de leerlingen. De verantwoordelijken volgen het beleid wel voldoende op en kunnen het schoolbeleid voorstellen voor bijsturing geven. 3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid
Curriculum De reflectie binnen de school over modularisering heeft in de studierichting Gezins- en welzijnswetenschappen III,3 geleid tot een geïntegreerde aanpak, die aan te bevelen is. Verder heeft het modulariseringsproject, zowel op organisatorisch als op onderwijskundig vlak, niet de verwachte evolutie teweeggebracht. Het werken met modulaire leertrajecten, het competentiegericht onderricht, de sterkere vakkenintegratie, de uitbouw van gedifferentieerde leeractiviteiten (remediëring, verdieping, de uitbouw van nieuwe didactische methodieken (hoeken- en contractwerk, simulatieoefeningen…), de professionalisering van het in-, door- en uitstroombeleid komen op schoolniveau onvoldoende uit de verf. Als knelpunten voor het modulaire onderwijs worden de organisatie van de modules (instap in januari, de instromers uit niet modulair secundair onderwijs) en de verhoogde werkdruk bij vervanging van zieke collega’s en de organisatie van de lessen vòòr de stage, vernoemd. Het onzekere statuut maakt het toekomstbeeld van het modulaire experiment troebel en heeft invloed op de ambities van de school. Ondanks deze moeilijkheden is men overtuigd van de inhoudelijke en didactische meerwaarde (intensiever bezig met de leerlingen) van de modulaire benadering. Er is voorzien in budgettaire en infrastructurele ondersteuning. Het elektronisch leer- en communicatieplatform en het open leercentrum bieden waardevolle perspectieven. Nieuwe door ICTgeïnduceerde didactische werkvormen worden beleidsmatig aangemoedigd. Vreemd is echter dat de implementatie van ICT wordt gehinderd door een gebrek aan volwaardig en voldoende materiaal. Leerlingenbegeleiding Een aantal personeelsleden vervullen een voorbeeldfunctie. Afhankelijk van de leraar wordt de vaktaal in de klas verduidelijkt, maar dit proces maakt een onvoldoende structureel deel uit van het lesgebeuren. De leraren hanteren doorgaans frontale en leraargestuurde werkvormen zodat zelfwerkzaamheid, zelfontdekkend leren en zelfsturing (te) weinig kansen krijgen. In het kader van studiebegeleiding worden vakgebonden studietips aangereikt, maar de leraren beschikken niet over een gelijkgerichte, gestructureerde en progressieve aanpak voor leren leren. De leerlingenagenda’s worden doorgaans vluchtig ingevuld zodat ze het leerproces onvoldoende ondersteunen. In de meeste vakken krijgen leerlingen feedback over hun taken, toetsen en proefwerken. Er bestaat een grote bereidheid om leerlingen te remediëren. Dit gaat van aanbieden van extra uitleg, en/of remediëringsoefeningen tot het bijwerken van leerlingen die uit een andere studierichting of school komen. Leerlingen met leerstoornissen krijgen extra begeleiding. Voor sterke leerlingen bieden enkel in OKAN en de deelname aan projecten in GWW specifieke kansen.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 31
Toetsen, proefwerken en cursussen zijn doorgaans in een correcte en duidelijke taal opgesteld. Algemeen gaat er aandacht uit naar een beleefde omgang. In beide onderwijsvormen zijn er behoorlijk wat leerlingen die blijk geven van spreekdurf en spreekvaardigheid. Wat betreft de evaluatie zijn er hieromtrent nog te weinig afspraken. Agenda’s worden nagekeken op volledigheid en zelden op taalcorrectheid. Leerlingenevaluatie De proefwerken bevatten globaal op een evenwichtige wijze de verschillende leerplancomponenten. Er is, zoals de school het vraagt, een verzorgde lay-out en puntenverdeling. Er is ook een zorgvuldige registratie van de mondelinge proefwerken. De door de school beoogde permanente evaluatie resulteert in gespreide evaluatie. Voor de beoordeling van de eindwerken bestaan voor de meeste vakken duidelijke criteria, waarin ook het verwerkingsproces is opgenomen. Voor een aantal praktische oefeningen en voor de GIP zijn er voorbeelden van peerevaluatie en zelfevaluatie door de leerlingen. De GIP wordt ook als proces geëvalueerd en men rapporteert hierover voldoende in de loop van het schooljaar. Jammer genoeg gebruikt men de meerwaarde van een externe jury niet. Interne kwaliteitszorg kernproces. De aandacht voor interne kwaliteitszorg vindt, o.a. door de traditie van zelfevaluatie op het niveau van het schoolbeleid en de verschillende schoolactiviteiten, ook ingang op vakniveau. Er zijn aanzetten voor zelfevaluatie van leerlingen t.a.v. hun eigen leerproces en resultaten, maar nog niet alle zelfevaluatiedocumenten getuigen van deskundigheid ter zake. Op het niveau van de leraren bestaat nog onvoldoende de traditie om het eigen didactisch handelen en de eigen lespraktijk te evalueren. Op dit terrein liggen er veel kansen voor een intensievere vakgroepwerking.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 32
4 4.1
WELKE RESULTATEN BOEKT DE SCHOOL? Schoolrendement
Rekening houdend met de eigenheid van de school is het algemeen rendement goed. Dit blijkt uit de gemiddelde resultaten, de zittenblijvers en schoolverlaters, de doorstroming naar het hoger onderwijs en de tewerkstelling.
BSO-III,2 BSO-III,3 BSO TSO-III,1 TSO-III,2 TSO-III,3 TSO Totaal
A-attesten Gem. School 90,3% 96,3% 93,7% 95,6% 89,1% 95,9% 82,5% 74,8% 92,9% 93,0% 90,5% 65,8% 83,4% 78,4% 86,6% 84,5%
B-attesten Gem. School 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 1,5% 0,0% 6,1% 14,4% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 9,0% 6,3% 7,8% 4,1%
C-attesten Gem. School 9,6% 3,8% 6,3% 4,4% 9,4% 4,1% 11,5% 10,8% 7,1% 7,0% 9,5% 34,2% 7,7% 15,2% 5,5% 11,3%
Uitgesteld Gem. School 3,7% 0,0% 2,1% 0,0% 3,0% 0,0% 6,1% 2,2% 3,3% 2,0% 1,9% 1,3% 3,9% 1,9% 2,7% 1,2%
Het percentage A-attesten ligt in beide graden hoger in het BSO dan het Vlaamse gemiddelde terwijl het aantal C-attesten lager ligt. Hier kunnen geen B-attesten worden toegekend. In het TSO liggen zowel het aantal A-attesten als het aantal B-attesten beduidend onder het Vlaamse gemiddelde in III, 1 en III,3. Het aantal C-attesten ligt in III,3 driemaal zo hoog als gemiddeld in Vlaanderen. In III,2 maken leerlingen evenveel kans op slagen als gemiddeld in Vlaanderen. Instromers, bissers en neveninstromers
TSO
Doorstromers
2001-2002 2002-2003 2003-2004 2004-2005 2005-2006
Instromers
51,6% 41,0% 27,4% 29,5% 32,3%
Bissers
35,2% 47,4% 45,2% 44,7% 49,2%
Neveninstromers
7,7% 5,1% 21,0% 16,7% 10,0%
5,5% 6,4% 6,5% 9,1% 8,5%
Het valt op dat de helft van de leerlingen voor TSO instroomt vanuit andere scholen. Voor het BSO kunnen geen cijfers meer gegeven worden vanaf het schooljaar 2004-2005. Doorstroming naar het hoger onderwijs en tewerkstelling Om op de hoogte te blijven van de loopbaan van de afgestudeerden heeft de school haar leerlingen systematisch opgevolgd. Uit de gegevens van de afgestudeerde Verpleegaspiranten TSO die hoger onderwijs volgen (82,5%), stroomt iedereen (100%) door naar hoger onderwijs met 1 cyclus en daarvan slaagt iets minder dan de helft (45,9 % ten opzichte van 41,8% gemiddeld). Studiegebied Personenzorg
Aantal lln 146 gem.
UNIV 0,0% 1,6%
Deelnemingsgraad HO2C HO1C TOT 0,0% 100,0% 100,0% 1,7% 96,7% 100,0% 20
UNIV 7,5%
Slaagpercentage HO2C HO1C 45,9% 28,2% 41,7%
TOT 45,9% 40,9%
Gemiddeld over de 5 voorbije schooljaren telde de school slechts 2,0% neveninstromers (leerlingen uit een andere school die het jaar overdoen). Heel wat leerlingen uit de eigen school doen het jaar over (38,8%). Een derde van de leerlingen stromen in uit een andere school naar het volgende jaar (30,8%) en slecht 28,5% van de leerlingen stromen door uit de eigen school naar het volgende jaar. Door het groot tekort aan opgeleiden in de sector zijn de tewerkstellingskansen bijzonder hoog. Algemeen past de school de regelgeving betreffende de uitgestelde beslissing strikt toe en is het aantal beperkt tot “uitzonderlijke en individuele gevallen”21. 20 De hele school behalve de eerste leerjaren omdat deze leerlingen alle nieuwkomers zijn. 21 SO 64, 25-06-1999 Structuur en organisatie van het schooljaar.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 33
4.2
Welbevinden
Leerlingen Onderstaande vaststellingen steunen op de resultaten van de gesprekken die gevoerd zijn bij een representatief staal van de schoolbevolking. Er werden gesprekken gevoerd met leerlingen in groepen van 12 per lesgroep. Hun meningen zijn gerangschikt onder 4 schalen die op hun beurt onderverdeeld zijn in verschillende subschalen. De resultaten kunnen niet worden vergeleken met het gemiddelde van de resultaten van de bevragingen tijdens de schooldoorlichtingen van 2002-2003 en 2003-2004, omdat de lesgroepen (BSO II, III en IV, TSO III) atypisch zijn en niet kunnen vergeleken worden met Vlaamse gemiddelden. De anderstalige nieuwkomers werden niet bevraagd. Het algemeen welbevinden ligt hoog. Over enkele punten verschilt de mening naargelang van de graad. Het gaat dan om actieplannen op schoolniveau, het leerprogramma/de leerinhouden, de contacten met ondersteunend personeel, het puntensysteem en het gedrag van de medeleerlingen. Beleving en tevredenheid op klas- en schoolniveau De leerlingen/studenten zijn bijzonder tevreden over de infrastructuur/voorzieningen, de inspraak op klas- en schoolniveau, de contacten met de leraren tijdens de lessen, het leerproces, het schoolklimaat, de regelgeving en de opvang bij problemen. De leerlingen waarderen de inspraak in het examenrooster. Maar ook de ondersteuning tijdens de lessen, het zelf opzoeken, het gebruik van het woordenboek, de verschillende werkmethodes, de bereidheid van de leraren om hulp te bieden en vragen te beantwoorden gekoppeld aan het gebruik van overhead en internet, worden geapprecieerd. Toch hebben de leerlingen verzuchtingen: er is vraag naar een verwarmde speelplaats, hygiënische toiletten in de tweede graad, nette tafels in de refter, aangepast leerlingenmeubilair en een parking voor leerlingen/studenten. Het gevoel met respect behandeld te worden, de aanmoedigende houding van lesgevers en de mogelijkheid om in gesprek te treden of vragen te stellen, geven de leerlingen/studenten een goed gevoel. De meeste leerlingen waarderen de duidelijkheid van de regels op school en de consequente toepassing ervan. Over een aantal punten verschillen de graden onderling van mening. Over de omgang met een deel van het ondersteunend personeel in TSO en de stagecoördinatoren in de vierde graad is men evenwel minder tevreden. Ook over de efficiënte werking van de leerlingenraad zijn de meningen verdeeld. De actieplannen op schoolniveau scoren minder in de tweede en derde graad BSO. Meer activiteiten tijdens de middagpauze, een interessantere invulling van de sportdag en meer ontspannende activiteiten zijn de verzuchtingen van de meeste leerlingen. Beleving en tevredenheid m.b.t. studiedruk en leerprogramma' Opvallend is de discrepantie tussen de ontevredenheid over het aangeboden leerprogramma in de tweede graad en de bijval in derde en vierde graad hierover. Meer praktijklessen en minder saaie theorielessen staan op het verlanglijstje. De positieve beoordeling van de studiedruk wordt vertroebeld door piekmomenten voor een rapportperiode en werkopdrachten tijdens de stageopdrachten. Over het puntensysteem is men in de tweede graad BSO weinig positief. Maar ook in de vierde graad weet men niet altijd hoe een cijfer tot stand komt. Het gedrag Ondanks de tevredenheid over het schoolklimaat klinkt een minder gunstige noot als het om verdraagzaamheid gaat. In de tweede en derde graad meldt men pestgedrag, respectloos gedrag, schelden en spijbelen. De beleving en tevredenheid m.b.t. vrienden Vrienden hebben op het HIVSET is belangrijk. Vooral de vriendschap en de leuke sfeer binnen de klasgroep zorgt voor welbehagen.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 34
Personeel Er werden gesprekken gevoerd met coördinatoren, stageverantwoordelijken, stagementoren, leerlingenbegeleiders, leraren, een verantwoordelijke van respectievelijk de school-, leerlingen-, en studentenraad en de pedagogische raad en met de verantwoordelijke vervolgcoaching OKAN. Het welbevinden van het personeel ligt hoog. De personeelsleden voelen zich sterk verbonden met de school. Er zijn veel informele contacten en er heerst een collegiale sfeer. Vooral de open communicatie tussen de leraren en de adjunct-directeur en de bereidheid tot samenwerking worden erg gewaardeerd. Zo worden de mogelijkheden tot het indienen van desiderata voor lesroosters en het participeren aan nascholing erg geapprecieerd. Als een sterk punt wordt de goede relatie tussen leraren en leerlingen vermeld en de mogelijkheden die aan de leerlingen worden geboden inzake zelfredzaamheid, wat voor sommigen zelfs tot zelfontplooiing leidt. Het gebrek aan voldoende en geschikte lokalen is van oudsher een heikel punt. Oorzaken hiervoor zijn de onregelmatige en hoge instroom van leerlingen en de noodzakelijke flexibiliteit in de modulaire opleidingen. De coördinatoren modularisering steunen de aanpak binnen de school om via het opzetten van externe nascholing met directie en middenkader veranderingprocessen te ondersteunen. Door de betrokkenheid van de hele school, een eigen visieontwikkeling (welbevinden, betekenis, zelfwerkzaamheid, structuur en variatie), een ruime modularisering ondersteund vanuit de werkgroepen (communicatie, lesmateriaal, leerlingvolgsysteem, infrastructuur), wil men een eigen invulling realiseren. De inbreng van externen waardeert men zeer: de school is betrokken in een Interreg-project met een school in Vucht. Deze zienswijze heeft de invoering van het modulair onderwijs ondersteund De stageverantwoordelijken verzorgen het gezamenlijk stagedossier (SO en 4de graad met specifieke aanvulling voor de 4de graad). Zij overleggen met de stageplaatsen, bereiden de stage voor d.m.v. stagegids/afdeling/module en infobrochures, bekommeren zich om de stageopdrachten, module en globale opdrachten, de stageschriften per afdeling en de mentorenwerking. In de 4de graad resulteert dat in een jaarlijkse vergadering, in nascholing of in een bijscholingssessie in de school of in het vormingscentrum. In het secundair onderwijs wordt om de drie jaar een mentorenavond georganiseerd. Thema’s waren in het verleden: communicatie, veranderingen leerinhouden, evaluatie, … Vreemd genoeg is er geen overkoepelende stagecoördinatie. Algemeen zijn de stagementoren erg tevreden over alle afdelingen omwille van de duidelijke afspraken en de goede voorbereiding. Ook het intense contact, de feilloze communicatie en de doorstroming van de informatie worden als sterke punten aangehaald. Knelpunten worden onmiddellijk aangepakt en constructief opgelost. Er worden inspanningen geleverd en er wordt rekening gehouden met de knelpunten die de stagegevers formuleren. Ook hier worden de mentorenavonden en de nascholing, de centrale stageplanning, de flexibiliteit en de overlegcultuur als sterke punten aangehaald. Als zwakke punten worden, de hoge concentratie van stagiairs in bepaalde periodes, de verminderde begeleiding en werkbegeleiding ten koste van de stagegevers en het gebrek aan jaarplanning waardoor het overzicht over de modules en het aantal leerlingen vervaagt, duidelijk aangegeven. Ook de oud-leerlingen hebben een goed gevoel over de school. Vooral de persoonlijke contacten met de leraren, de speciale dynamiek in de school en de goede omgang met beperkte regels, maken dat er weinig regels nodig zijn. Strafstudies zijn uitzonderlijk, eerder wordt gekozen voor praten met leraar. De verantwoordelijkheid ligt bij de leerlingen. Als sterke punten van de school werden het volledige aanbod binnen de zachte sector, de leerinhouden en activiteiten, de aanvaarding van jongens in vooral meisjesgroepen, de goede naam van de school, de inzet van de leraren en de kleinschaligheid van de school, vermeld. Er dient nog worden gewerkt aan de organisatie van studiereizen en stages (tot een week voor stage is de stageplaats nog niet bekend), de opvolging van de leerling en het lokalenrooster (bijv. 's avonds thuis telefoon krijgen om de leslokalen van de volgende dag te vernemen). Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 35
Externe partners Er werden gesprekken gevoerd met CLB-medewerkers, een verantwoordelijke van respectievelijk VDAB, LOP, Cel onderwijs Stad Turnhout, Pricma22. De gesprekspartners zijn het er roerend over eens dat de samenwerking met het HIVSET voorbeeldig loopt. De interne en externe communicatie verloopt altijd accuraat en vlekkeloos. De leerlingen krijgen maximale kansen om te ontplooien. De school ondersteunt de individuele leerlingen in het leerproces, ook al ligt dat buiten de school. De school werd geprezen voor inzet, haar enthousiasme en haar constructief aandeel bij de deelname aan verschillende (netoverschrijdende) projecten. Het HIVSET wordt erkend als een zorgzame school die enerzijds heel wat expertise heeft opgebouwd (bijv. OKAN), maar anderzijds steeds op zoek is naar kansen op kwaliteitsverhoging. Bovendien stelt de school haar expertise ter beschikking van iedereen. Ook de sociale instelling van de school, die o.a. resulteert in haar aandacht voor het drukken van de schoolkosten, wordt gewaardeerd. Ook met het onthaalbureau voor anderstalige nieuwkomers, de vzw Pricma, verloopt de communicatie prima. Van bij de start heeft de school fundamentele keuzes gemaakt voor de integratie van de OKAN-leerlingen in de school. In het bijzonder werd de driedaagse zomerschool vernoemd, waar tijdens de vakantie, ouders, leerlingen en leraren elkaar ontmoeten. De samenwerking met het CLB gebeurt intensief. Hier wordt de flexibiliteit en de bereikbaarheid van de leraren en de doeltreffende oriëntering van de leerlingen vanuit de modularisering naar voor geschoven als sterk punten. De ouders appreciëren de kleine klasgroepen, de voorstelling van de leraren bij de start van het schooljaar, de opvang van de leerlingen via instapcursussen en de aandacht voor de individuele begeleiding van elke leerling, zonder daarom betuttelend te worden. Het schaarse contact met de individuele leraar wordt betreurd, hoewel men ervan overtuigd is, dat de school bij problemen actie onderneemt. De stagebegeleiding beperkt zich soms tot een momentopname en is onvoldoende procesgericht opgevat, waardoor de leerling zich tijdens de stage niet steeds ondersteund voelt. De evaluatie van de stage is vaak onduidelijk.
22
Provinciaal Integratiecentrum Minderheden Antwerpen
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 36
5
5.1
CONCLUSIES
Wat zijn de sterke punten van de school?
•
De profilering van de school.
•
De flexibiliteit en inzet van de leraren.
•
Het zorgbeleid.
•
De open overleg- en communicatiecultuur in de tweede en de derde graad.
•
De aangename infrastructuur in de nieuwbouw.
5.2
Wat zijn de zwakke punten van de school?
5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar •
De aansturing van de secundaire school binnen de campus.
•
De overleg- en communicatiecultuur in de vierde graad.
•
Het locatieprobleem bij de start van het schooljaar of bij de start van modules.
•
De evaluatie.
•
De begeleiding van de stages in de vierde graad.
•
De veiligheid m.b.t. de aangehaalde punten binnen de leer- en werkomgeving.
•
Voorzien in voldoende uitgeruste skillslabs
5.2.2 Dringende actiepunten •
De vigerende regelgeving i.v.m. de omzendbrieven SO 76 en SO 64 vierde graad Verpleegkunde en het Decreet nascholing en lerarenopleiding (16-04-1996), art. 47 naleven.
•
De realisatie van de leerplandoelstellingen in de vierde graad Verpleegkunde.
•
De stageovereenkomsten opstellen conform de modaliteiten van de omzendbrief SO/2002/09 leerlingenstages in het voltijds secundair onderwijs.
•
Het beleid m.b.t. arbeids- en leermiddelen.
•
Het gebruik van de kelderverdiepingen in het G-blok.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 37
6
ADVIES
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van Hoger Instituut voor Verpleegkunde te Turnhout komt tot volgende besluiten: Studiepeil Het studiepeil voldoet voor de onderzochte structuuronderdelen m.n. - de onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers, - de tweede graad BSO (modulair).; - de derde graad BSO (modulair). ; - de derde graad TSO. Het studiepeil in het modulaire project voldoet niet voor het structuuronderdeel - de vierde graad BSO. Vakoverschrijdende eindtermen De school levert voldoende inspanningen om de vakoverschrijdende eindtermen bij haar leerlingen na te streven. De school werkt via een eigen planning aan de vakoverschrijdende eindtermen. Veiligheid en welzijn De veiligheid en welzijn voldoet voor de onderdelen organisatie van het welzijnsbeleid, en hygiëne en gezondheid maar voldoet niet voor de onderdelen arbeids- en leermiddelen en leer- en werkomgeving. Regelgeving De toepassing van de regelgeving voldoet met uitzondering van -
de omzendbrief SO/2002/09 leerlingenstages in het voltijds secundair onderwijs in TSO Gezondheids- en welzijnswetenschappen, TSO III,3 Leefgroepwerking, BSO Verzorging BSO III,3 Kinderzorg en BSO III,3 Thuis- en bejaardenzorg;
-
de omzendbrieven SO 76 en SO 64 in de vierde graad Verpleegkunde;
-
het Decreet nascholing en lerarenopleiding (16-04-1996), art. 47.
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 38
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van het Hoger Instituut voor Verpleegkunde te Turnhout brengt op basis van hoger vermelde besluiten, bij consensus volgend advies uit m.b.t. erkenning en subsidiëring: ADVIES GUNSTIG voor alle structuuronderdelen met uitzondering van de structuuronderdelen die in dit advies vermeld staan onder '‘gunstig beperkt in de tijd". GUNSTIG beperkt tot de schooljaren 2007-2008, 2008-2009 en 2009-2010: • Voor de hele school Omwille van veiligheid en welzijn, voor de onderdelen arbeids- en leermiddelen en leer- en werkomgeving. Het aankoop- en indienststellingsbeleid concreet opstarten en implementeren. Omwille van de nascholing. Het nascholingsplan concreet opstarten en implementeren. •
De tweede en derde graad BSO Verzorging Omwille van veiligheid en welzijn specifiek leer en werkomgeving in het G-Blok. De kelderlokalen niet meer gebruiken voor onderwijs
•
De structuuronderdelen TSO Gezondheids en welzijnswetenschappen, TSO III,3 Leefgroepwerking, BSO Verzorging BSO III,3 Kinderzorg, BSO III,3 Thuis- en bejaardenzorg en de vierde graad Verpleegkunde. Omwille van de regelgeving, de stageovereenkomsten opstellen conform de modaliteiten van de SO /2002/09 leerlingenstages in het voltijds secundair onderwijs en de omzendbrieven SO 76 en SO 64. De stageovereenkomsten opstellen conform de modaliteiten van de omzendbrief SO/2002/09. De doelstellingen van de omzendbrieven SO 76 en SO 64 realiseren.
Vanaf 1 september 2010 zal de school moeten aantonen dat de vermelde tekorten weggewerkt zijn. Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening Directie
Marie-Rose Van Nooten
Bob Van de Putte Erik Hellinck
Hoger Instituut voor Verpleegkunde – Turnhout
Inspectie S.O.
november 2007
blz. 39