VLAAMS MINISTERIE VAN ONDERWIJS EN VORMING Onderwijsinspectie - Secundair Onderwijs
Inspectieverslag over de schooldoorlichting van Vrije Handelsschool Sint-Joris te GENT Inrichtende macht
vzw Katholiek Onderwijs Gent-Agglomeratie (KOGA) Adres
Zilverberg 1, 9000 GENT
E-mail
[email protected]
Website
http://www.slc-gent.be
Instelling
Vrije Handelsschool Sint-Joris Adres
Steendam 27, 9000 GENT
Telefoon
09 225 89 07
Fax
09 233 49 07
E-mail
[email protected]
Website
www.vhsj.be
Instellingsnummer
36913
Werkstation
19
Datum doorlichting Mevr. J. Coeman
10 maart 2008 – 14 maart 2008
Samenstelling inspectieteam Dhr. G. Malfait
Mevr. R. Coenen
Dhr. J. Vermijl
Dhr. J.L. Leroy
Dhr. R. Tanghe
Deskundige, behorend tot de nihil administratie Andere deskundigen die niet tot de nihil inspectie behoren Coördinatie en verslaggeving
Dhr. J. Vermijl
Intern nummer van de school Datum van bespreking met de directie
V35 / 02 15 mei 2008
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 1
VOORAF 1 •
Leeswijzer
Voor u ligt een verslag van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap over de doorlichting van een school voor secundair onderwijs. Deze doorlichting vindt haar rechtsgrond in het decreet van 1991 m.b.t. de onderwijsinspectie, de pedagogische begeleidingsdiensten en de dienst voor onderwijsontwikkeling. Daarin wordt de inspectie o.a. belast met de controle op - de kwaliteit van het studiepeil en - de naleving van de regelgeving. De inspectie is niet bevoegd voor de evaluatie van individuele leraren, individuele directieleden en andere individuele personeelsleden. De lezer vindt dus ook geen lerarenbeoordelingen terug in dit verslag. Voor de controle van de kwaliteit van het studiepeil dient de inspectie na te gaan of de school goedgekeurde leerplannen volgt en realiseert bij haar leerlingen. De inspectie doet een directe controle op de naleving van de onderwijsregelgeving. Wat de controle op de naleving van andere regelgeving betreft, i.c. de controle op de naleving van de wet op de veiligheid, het welzijn en de hygiëne, is de inspectie belast met een marginale toetsingscontrole. Wanneer de school een goed studiepeil realiseert en ze in orde is met de naleving van de regelgeving krijgt ze een gunstig advies. Dergelijk advies is noodzakelijk wil de school verder wettige getuigschriften en diploma's kunnen uitreiken aan haar leerlingen en wil ze (indien gewenst) verder opgenomen worden in de financierings- en subsidiëringsregeling. De wijze waarop een school haar wettelijke verplichtingen nakomt, is echter vrij en behoort tot de autonomie van de school. De pedagogische werking van een school kan echter in grote mate mede bepalend zijn voor de kwaliteit van het studiepeil. Ook de schoolpopulatie zelf, de infrastructuur en de wijze waarop de werkingsmiddelen worden besteed kunnen daarin een rol spelen. Daarom wil de onderwijsinspectie bij de beoordeling van het schoolrendement rekening houden met deze pedagogische aspecten zonder er sanctionerend op in te grijpen. Om haar dubbele opdracht op een transparante wijze uit te voeren, met name controleren van het studiepeil en naleving van de regelgeving enerzijds en anderzijds bij de beoordeling ervan rekening houden met de specificiteit van de school, beschikt de onderwijsinspectie over een doorlichtingsconcept met bijbehorend instrumentarium, aangepaste procedures en verslaggeving. Voor meer informatie kan de lezer de website van de inspectie secundair onderwijs raadplegen: www.onderwijsinspectie.be Een correcte lezing van het verslag vraagt echter een goed inzicht in het achterliggende concept en de structuur van het verslag. Daarom wordt dit hieronder kort toegelicht. Wat de conceptueel-inhoudelijke benadering betreft, wordt uitgegaan van volgende drie principes: - het verslag wil 'concluderend' zijn; - het verslag wil 'confronterend' zijn; - het verslag maakt gebruik van 2 verschillende schalen. Er werd geopteerd voor een 'concluderend' verslag en niet voor een 'beschrijvend' verslag. Dit impliceert dat de lezer geen volledige beschrijvingen zal vinden van alles wat onder een bepaalde rubriek over de betrokken school te vertellen valt. De inspectie zal na haar onderzoek tot een 'conclusie' komen. Deze conclusie is de (cursieve) openingszin onder de titel van een rubriek. In de tekst daaronder wordt de conclusie verder onderbouwd aan de hand van een aantal vaststellingen. 1
Ingevoegd vanaf september 2006.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 2
Omwille van de gelijke behandeling van scholen en van een transparante beoordeling werd ervoor geopteerd om de concluderende zinnen te standaardiseren. In deze zinnen wordt steeds één van 2 mogelijke schalen gebruikt, afhankelijk van de rubriek. - een 2-puntenschaal: voldoet / voldoet niet of in voldoende mate/ niet in voldoende mate, waarmee de inspectie haar controle-opdracht duidelijk stelt; - een 4-puntenschaal waarmee de inspectie haar evaluatie uitdrukt.: goed /veeleer goed / veeleer zwak / zwak of veel /voldoende/ (erg) weinig/ onvoldoende of duidelijk/ overwegend duidelijk/ veeleer duidelijk/ onduidelijk Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die onder de controlebevoegdheid van de inspectie vallen (i.c. studiepeil en regelgeving), kan de inspectie sanctionerend optreden. Uit de onderbouwing zal dan verder blijken welke schakeringen de inspectie binnen deze schalen heeft aangetroffen (bijvoorbeeld tussen nipt voldoende en excellent). Indien de rubriek betrekking heeft op aspecten die tot de pedagogische vrijheid van de school behoren, onthoudt de inspectie zich van een uitspraak m.b.t. het al dan niet voldoende zijn van bijvoorbeeld 'het algemeen beleid' van de school, maar wenst zij wel uit te drukken in welke mate 'het algemeen beleid', zoals het in de school wordt gevoerd, een bijdrage levert of ondersteunend werkt m.b.t. het realiseren van een voldoende studiepeil en / of de zorg voor de naleving van de regelgeving. De rode draad doorheen het verslag is de onderlinge confrontatie van de verschillende rubrieken. Deze confronterende benadering krijgt expliciet vorm in de rubriek 'kernproces'. Hier wil de inspectie duidelijk weergeven of en in welke mate het algemeen beleid effectief wordt gerealiseerd in de dagdagelijkse schoolpraktijk (m.a.w. doet de school wat ze zegt dat ze doet?). In deze rubriek wil zij tevens aangeven waar de sterktes en de zwaktes van de school liggen. In het verslag worden een aantal rubrieken afgesloten met 'voorbeelden van goede praktijk' en met 'werkpunten'. Met de voorbeelden van goede praktijk wil de inspectie de scholen wijzen op de knowhow en de expertise die ze reeds in huis hebben. De werkpunten, voor zover ze niet zijn opgenomen in de rubriek 'dringende actiepunten' zijn bedoeld als vrijblijvende aanbevelingen voor de school. De ‘dringende actiepunten’ betreffen enkel tekorten die onder de controle vallen van de inspectie en die een impact hebben op de erkenning en / of de financiering en / of subsidiëring van de school. Zij worden geconcretiseerd in het advies. In de formulering van het advies kan de inspectie gebruik maken van drie mogelijkheden of combinaties ervan: - Gunstig: de school voldoet aan de minimaal opgelegde voorwaarden. - Gunstig, beperkt in de tijd: de school of één of meer onderdelen van de school voldoet/voldoen niet aan een aantal wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn echter van die aard dat de inspectie van mening is dat de school deze binnen een redelijke termijn kan wegwerken. In dat geval wordt in het advies duidelijk geformuleerd welke tekorten moeten worden weggewerkt in welk structuuronderdeel. De termijn wordt tevens aangegeven. - Ongunstig: de school of één of meer onderdelen voldoet/voldoen niet aan de wettelijk opgelegde voorwaarden. De tekorten zijn zo ernstig dat de inspectie van mening is dat geen bijsturing meer 2 3 mogelijk is. In dat geval treedt automatisch art. 13 van het Besluit van de Vlaamse regering i.v.m. de uitvoering van sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie in werking.
2
Een negatief advies zal voor wat de scholen en onderwijsinstellingen betreft aanleiding geven tot uitvoering van het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 1999 betreffende de werking en de organisatie van het paritair college van onderwijsinspecteurs.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 3
Ten slotte willen wij de lezer attent maken op de tijdgebondenheid van de vaststellingen in dit verslag. Immers, n.a.v. een schooldoorlichting kan/moet een school effectief bepaalde werkpunten opnemen zodat deze na enige jaren tot het verleden kunnen behoren. De directeur van de school is verplicht dit verslag binnen een termijn van 30 kalenderdagen na ontvangst op de agenda te plaatsen van een personeelsvergadering. Zij/hij is verplicht dit verslag integraal met het personeel te bespreken. Het personeel heeft inzagerecht en kan desgewenst van de school een kopie van het verslag krijgen. Tenzij de termijnen anders gesteld werden vindt in principe in het derde jaar na de schooldoorlichting de opvolging plaats. Het advies over de school wordt dan bijgesteld en toegevoegd aan het schooldoorlichtingsverslag. •
Openbaarheid
Het verslag is openbaar en kan, ongeveer drie maanden na de doorlichting, geraadpleegd worden op de website van het departement onderwijs op het adres: www.ond.vlaanderen.be/doorlichtingsverslagen of op www.schooldoorlichting.be. •
Opmerking
Het verslag mag niet gebruikt worden voor commerciële doeleinden (bijv. met het oog op leerlingenwerving). Het is niet toegelaten een vergelijking van scholen uit te werken op basis van een vergelijking van gegevens uit doorlichtingsverslagen. Dit zou een negatie betekenen van de schooldoorlichting waarin de inspectie de eigenheid van de school maximaal wil respecteren.
Dit verslag werd door de inspecteur-generaal voor het Secundair Onderwijs naar de inrichtende macht en naar de directie van de school verzonden op vrijdag 23 mei 2008.
3
Besluit van de Vlaamse regering betreffende de wijze waarop sommige bevoegdheden van de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap worden uitgevoerd van 2 februari 1999.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 4
INHOUDSOPGAVE 1
Over welke school gaat het?..........................................................................................................6
1.1
Identificatie ....................................................................................................................................6
1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod.......................................................................................6
1.3
Vorige doorlichting ........................................................................................................................8
1.4
Huidige doorlichting ......................................................................................................................8
2
Hoe goed is het beleid van de school? ..........................................................................................9
2.1
Algemeen beleid ............................................................................................................................9
2.2
Onderwijskundig beleid ...............................................................................................................10
2.3
Personeelsbeleid...........................................................................................................................16
2.4
Logistiek beleid............................................................................................................................18
3
Hoe goed werkt de school?..........................................................................................................21
3.1 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.1.5 3.1.6
Vakverslagen................................................................................................................................21 Frans.............................................................................................................................................21 Geschiedenis ................................................................................................................................24 Handel en (toegepaste) economie ................................................................................................27 Muzikale opvoeding.....................................................................................................................30 Toegepaste informatica en dactylografie/toegepaste informatica, derde graad ...........................32 Wiskunde .....................................................................................................................................35
3.2 Studierichtingsverslagen ..............................................................................................................38 3.2.1 Informaticabeheer ........................................................................................................................38 3.2.2 Secretariaat-talen..........................................................................................................................41 3.3
Vakoverschrijdende eindtermen...................................................................................................45
3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid....................................................................................47
4
Welke resultaten boekt de school?..............................................................................................50
4.1
Schoolrendement..........................................................................................................................50
4.2
Welbevinden ................................................................................................................................51
5
Conclusies....................................................................................................................................54
5.1
Wat zijn de sterke punten van de school? ....................................................................................54
5.2 Wat zijn de zwakke punten van de school? .................................................................................54 5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar ..................................................................................................54 5.2.2 Dringende actiepunten .................................................................................................................54 6
Advies...........................................................................................................................................55
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 5
1
OVER WELKE SCHOOL GAAT HET?
1.1
Identificatie
De Vrije Handelsschool Sint-Joris is een zesjarige handelsschool die met de humaniora op de Zilverenberg de secundaire afdelingen vormt van het Sint-Lievenscollege-Gent. Het is een centrumschool, gelegen aan de rand van de Gentse binnenstad, midden een woon- en handelskern en met een multiculturele samenleving in de omgeving. De school ligt op wandelafstand van het centrum van de stad maar is desondanks zeer vlot bereikbaar zowel met persoonlijk als met openbaar vervoer. Tot 1999 had de school één vestigingsplaats in Steendam. Vanaf dan wordt het streven naar meer ruimte een gevecht van Sint-Joris tegen de zevenkoppige draak4. Omwille van infrastructurele problemen werd een deel van Steendam opgeheven en vervangen door een vestiging in de Koningsstraat (1999-2007). Vanaf 2007 werd de vestigingsplaats in de Koningstraat verlaten en vervangen door een vestigingsplaats in de Gildestraat. De school beschikt vandaag over twee vestigingsplaatsen: de vestigingsplaats Steendam en de vestigingsplaats Gildestraat. Het gebouwencomplex van de school in Steendam bestaat uit twee grote delen. Het hoofdgebouw dateert uit het einde van de achttiende eeuw en is het vroegere bisschoppelijke paleis. Gedeelten hiervan zijn geklasseerd. Een tweede gedeelte dateert uit 1963 en werd als een geheel van klaslokalen ontworpen. Op deze vestigingsplaats beschikt de school niet over verdere uitbreidingsmogelijkheden en is de infrastructuur ontoereikend. In deze vestigingsplaats zitten de drie hoogste leerjaren van de school. In het gebouwencomplex van de Gildestraat (de vroegere Brouwerijschool) worden sinds 1 september 2007 de eerste drie leerjaren van de zesjarige cyclus gehuisvest. Op termijn wil de school alle leerjaren onderbrengen in deze vestigingsplaats om de schoolwerking en –organisatie te optimaliseren. De school heeft reeds verschillende stappen ondernomen om nieuwe bouwdossiers te kunnen realiseren. De Vrije Handelsschool Sint-Joris behoort tot de scholengemeenschap Edith Stein5. Binnen deze scholengemeenschap zijn er, met uitzondering van de A-stroom, geen overlappingen wat het studieaanbod betreft. Er is overleg over de ordening van een rationeel onderwijsaanbod dat uitmondt in een jaarlijks goedgekeurd globaal structuurplan. 1.2
Leerlingenaantallen en onderwijsaanbod
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de leerlingenaantallen en van het onderwijsaanbod in relatie tot het aanbod in de scholengemeenschap. Vrije Handelsschool Sint-Joris Basisoptie/beroepenveld/ studierichting 1e lj A 2e lj 1e gr Handel Boekhouden-informatica Handel Handel Handel-talen Informaticabeheer Secretariaat-talen
STUDIEGEBIED/ STRUCTUURONDERDEEL 1ste graad Studiegebied Handel TSO
Graad
lj
lln
1 1 3 2 3 2 3 3
1 2 12 12 12 12 12 12
26 52 35 128 87 29 41 53
totaal SGB 78
373
scholengemeenschap aantotaal lln percentage tal SGB 7 836 3,1% 1 52 100,0% 888 1 35 100,0% 1 128 100,0% 1 87 100,0% 1 29 100,0% 1 41 100,0% 1 53 100,0% 373
De school is een typische handelsschool met in de eerste graad uitsluitend een A-stroom. In de tweede en de derde graad biedt de school enkel de TSO-component van het studiegebied Handel aan. Na de vorige doorlichting werd de studierichting Informaticabeheer toegevoegd (1999) en het specialisatiejaar Internationaal Transport en Goederenverzending afgebouwd (2005). Uit de tabel kan 4 5
Citaat van de voorzitter van vzw Katholiek Onderwijs Gent-Agglomeratie (KOGA). Edith Stein is een scholengemeenschap zonder beheersoverdracht. Zij telt tien scholen – gelegen in de driehoek Gent, Mariakerke en Sint-Amandsberg – die behoren tot zeven verschillende inrichtende machten.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 6
worden afgeleid dat de schoolstructuur gezond is. Binnen de scholengemeenschap heeft de school in de tweede en de derde graad een uniek aanbod. In tegenstelling tot een stijgende leerlingenpopulatie binnen de scholengemeenschap (van 65362003 naar 67862008) vertoont het leerlingenaantal op deze school de voorbije vijf schooljaren een dalende trend. Deze leerlingenevolutie volgt de dalende trend in het handelsonderwijs in het TSO. Het huidige leerlingenaantal zit, na een piek van 518 leerlingen in 2003, terug op het niveau van het Totalen per graad en de percentages t.o.v. het totaal aantal lln. op school.
540
f ebruari-03 f ebruari-04 feb ruari-05 f ebruari-06 f ebruari-07 doorlicht .
520
1°gr-A %schoolb ev. t ot aal 1st e gr.
TSO , II %schoolb ev.
TSO , III %schoolb ev.
totaal TSO
122 23,6% 23,6% 188 36,3% 208 40,2% 76,4%
114 22,7% 22,7% 163 32,4% 226 44,9% 77,3%
85 17,5% 17,5% 184 37,9% 217 44,7% 82,5%
102 21,3% 21,3% 162 33,8% 215 44,9% 78,7%
101 20,9% 20,9% 157 32,4% 226 46,7% 79,1%
83 18,4% 18,4% 156 34,7% 211 46,9% 81,6%
Evolutie 1999-2008
500 480 460 440 420 400 1999 2000 2001
2002
2003 2004
2005
2006
2007
2008
leerlingenaantal in 1999. De verdeling van de schoolbevolking heeft de afgelopen vijf schooljaren een relatief stabiel beeld: de leerlingen van de derde graad vertegenwoordigen de meerderheid op school (45 %), gevolgd door de tweede graad (35 %) en de eerste graad (21 %). De tabellen op deze pagina illustreren de jaarlijkse instroom in TSO, II en TSO, III. De school doet inspanningen om geïnteresseerde leerlingen tijdig en op een positieve wijze te laten kiezen (instromen) voor het handelsonderwijs om zo de spiraal van negatieve selectie te doorbreken. Volgens de school leveren deze inspanningen niet de gewenste resultaten. De school schuift enkele redenen naar voor: - de moeilijkheid om het ‘watervalsysteem’ binnen de onderwijsvormen te doorbreken; - de school biedt enkel het studiegebied Handel aan en daarbinnen enkel de TSO-studierichtingen; - een dalende interesse voor het handelsonderwijs in het algemeen. Om het watervalsysteem een halt toe te roepen werd in november 2007 binnen de scholengemeenschap de proeftuin ‘Gemotiveerd6’ opgestart. De voorbije vijf schooljaren kent de school over alle leerjaren heen 25,8 % nieuwkomers (17,7 % instromers7, 8,1 % neveninstromers8) en 12,9 % 2002-2007 ove rzitters 9 overzitters (4,8 % bissers en 8,1 % neveninstromers). leerjaar bissers neveninstromers instromers I, 1 I, 2 II, 1 II, 2 III, 1 III, 2 gemiddelde
0,4% 1,3% 3,3% 5,2% 5,9% 6,5% 4,8%
10,3% 89,3% 11,0% 19,7% 9,6% 30,4% 12,0% 16,3% 9,1% 24,0% 0,8% 0,6% 8,1% 17,7% nieuw kom e rs
De grootste instroom situeert zich in II, 1 (30,4 %) en in III, 1 (24,0 %). De neveninstromers situeren zich vooral in de eerste en de tweede graad, waarbij de voorbij jaren vooral het aantal in de tweede graad meer dan verdubbeld is (van 7,3 % naar 16,5 %). Het aantal bissers neemt lichtjes toe per leerjaar.
De school wordt geconfronteerd met een toenemend aantal doelgroepleerlingen of kansarme10 leerlingen: 23,3 % leerlingen met thuistaal anders dan Nederlands en 19,8 % leerlingen met een
6 7 8 9 10
Gemotiveerd!” is een proeftuin die rond het thema studiekeuze en correcte leerlingenorïentering draait. Instromers: leerlingen uit een andere school die naar het volgende jaar gaan. Neveninstromers: leerlingen uit een andere school die het jaar overdoen. Bissers: leerlingen uit de eigen school die het jaar overdoen. In het kader van gelijke kansenbeleid ontving de school in de eerste periode van drie jaar een beperkt aantal GOK-uren. In de tweede ronde ontving de school geen extra-uren ondersteuning (onder de norm om in aanmerking te komen).
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 7
allochtone moeder. Drie leerlingen genieten een GON11-begeleiding. De school neemt deel aan het plaatselijk overleg inzake non-discriminatie. Aan de school is ook een internaat verbonden dat een toename kent van leerlingen met extra zorg. 1.3
Vorige doorlichting
De vorige doorlichting vond plaats van 31 mei tot 4 juni 1999. Volgende vakken waren toen het uitgangspunt: Nederlands, Duits, Engels, handel, toegepaste economie, kantoortechnieken, informatica en toegepaste informatica en wiskunde. Het advies was gunstig onder voorbehoud12. De inspectie bracht na opvolging (13 oktober 2000) een positief advies uit. 1.4
Huidige doorlichting
Bij de huidige doorlichting werd uitgegaan van volgende vakken van de decretale basisvorming en van het specifiek gedeelte: •
Frans;
•
handel;
•
geschiedenis;
•
muziek;
•
toegepaste economie;
•
toegepaste informatica;
•
wiskunde.
De volgende studierichtingen werden via een aantal vakken van het specifiek gedeelte doorgelicht: •
Informaticabeheer;
•
Secretariaat-talen.
11 12
Geïntegreerd onderwijs. Voor infrastructurele problemen.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 8
2
2.1
HOE GOED IS HET BELEID VAN DE SCHOOL?
Algemeen beleid
Binnen het pedagogisch project van de bisschoppelijke colleges en instituten van het bisdom Gent wil de school ‘alle jongeren op school vormen tot mensen die wijs en creatief hun plaats innemen in de maatschappij van morgen’. Er wordt verwacht dat ‘het opvoedingsproject wordt gedragen en uitgedragen door het lerarenkorps, voorgegaan door de directie en door geëngageerde opvoeders’. De huidige doorlichting is uitgegaan van een ontwikkelingsperspectief en toetst in dit verslag het huidige beleid af aan de vaststellingen en de aanbevelingen van het vorige doorlichtingsverslag. Ondanks de aanbevelingen in het vorige doorlichtingsverslag ontbreekt nog steeds een globale beleidsvisie die door het hele schoolteam wordt gedragen. Het uitblijven van een duidelijk uitgeschreven schoolwerkplan (o.a. beleidslijnen, bevoegdheidsafspraken, procedures) heeft tot op heden een rem gezet op de ontwikkeling, de implementatie, de controle en de eventuele bijsturingen van het onderwijsbeleid en onderwijsproces. Er zijn wel enkele aanzetten (draaiboeken) die een schoolwerkplan kunnen voeden. Het zou echter onrechtvaardig zijn te stellen dat het beleid geen stappen ondernam om, op basis van de aanbevelingen van de vorige doorlichting, verandering te brengen. De directie heeft stappen ondernomen om participatieorganen (leerlingenraad, ouderraad, schoolraad, pedagogische raad) conform het decreet betreffende participatie op school op te starten. Daarnaast is er input vanuit het medezeggenschapscollege, de ondernemingsraad en het intern comité PBW13. De verschillende participatieorganen functioneren zoals voorzien, maar de inbreng van een aantal overlegorganen in het beleid wordt onvoldoende vertaald in concrete acties. Pogingen om formeler te werk te gaan, botsen op weerstanden binnen het korps. Oorzaken zijn o.a. de van oudsher informeel ingestelde schoolcultuur en het ontbreken van een functioneel schoolwerkplan. Bovendien stelt het beleid zich te verzoenend op bij gebrek aan daadkracht om genomen beslissingen te implementeren en op te volgen. Dat ondermijnt de goede werking van de school, blokkeert de interne samenhang en veroorzaakt bovendien een spanningsveld binnen het korps. De werking van de leerlingenraad vertoont momenteel weinig diepgang. Het algemeen beleid heeft zich vanaf 1999, deels noodgedwongen, verengd tot een infrastructuurbeleid (problematiek van de vestigingsplaatsen, zie 1.1 Identificatie) dat zeer veel energie heeft opgeslorpt en nog steeds opslorpt. Men geeft aan dat het werken met twee vestigingsplaatsen remmend werkt op een vlotte schoolorganisatie en –werking (o.a. de inzetbaarheid van het ondersteunend personeel, de organisatie van het lessenrooster (cf. verlopen van leerlingen en leerkrachten), de logistiek (inrichten van secretariaat, PC-labo’s, klaslokalen, …), het beleven van groepsen schoolgevoel, de ICT-organisatie en de communicatie). Maar de rem moet ten dele worden gezocht in het ontbreken van een duidelijke beleidsvisie, geconcretiseerd in een ondersteunend schoolwerkplan. Voor deze school met twee vestigingsplaatsen is het realiseren van een efficiënt communicatiesysteem, met de bedoeling zoveel mogelijk mensen te bereiken, een grote uitdaging. Sinds de vorige doorlichting werden er inspanningen geleverd om de communicatie te verbeteren. Er werd gewerkt aan communicatiemedia (o.a. vademecum leerkrachten, map dienstmededelingen) en informatieverspreiding (e-mail, mededelingen ad valvas en mededelingen op het communicatieplatform). Een blijvend probleem is echter dat vele voorstellen niet worden omgezet in concrete acties. Hierdoor leeft het gevoel van het bestaan van verborgen agenda’s en dit voedt de perceptie van een ontoereikende informatieverstrekking. Bovendien trapt men in de valkuil om zoveel als mogelijk water en vuur te verzoenen waardoor de dynamiek in het schoolbeleid wordt gehypothekeerd en het wederzijds vertrouwen in bepaalde gevallen wordt aangetast. Hier botst men
13
Comité Preventie en Bescherming op het Werk.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 9
met het opvoedingsproject: “Een klimaat van openheid en wederzijds vertrouwen is belangrijk voor wie wil opvoeden tot humane waarde”. De school heeft een eigen website die overzichtelijk en gestructureerd is opgebouwd en die als communicatiemiddel goed wordt benut. Op het ogenblik van de doorlichting werkte men aan een nieuwe versie van de website. De school beschrijft op de site voor elke studierichting het profiel van de studierichting, de instapvereisten en de vervolgmogelijkheden, als info voor de doorstromers en de vele instromers. Deze info blijkt evenwel niet voldoende om het profiel van de instromers beter af te stemmen op het profiel van de gekozen studierichting. Het elektronisch platform is in volle ontwikkeling en in een aantal vakken is dit medium reeds goed 14 geïntegreerd. Recent is de school als pionier gestart met een servervirtualisatie -project waarbij men samenwerkt met externen. Deze ICT-initiatieven tonen aan dat het lokale beleid, samen met de vakgroep informatica, het venster op de digitale toekomst voor alle leerlingen wil openzetten en dat de betrokken initiatiefnemers voldoende zuurstof en vertrouwen krijgen om hun doelen te implementeren. Deze vernieuwende en constructieve houding is alleen maar toe te juichen. Op het vlak van externe communicatie engageert de directie zich in talrijke werkgroepen en overlegorganen binnen de socio-economische wereld. De school draagt verder zorg voor haar netwerk van stagebedrijven en ze verzorgt haar (interne) public relations via een schoolkrant, onthaalbrochures en de schoolwebsite. De briefwisseling naar de ouders is zeer verzorgd. Er zijn geen maatstaven om een beleid rond kwaliteitszorg in te vullen. Tijdens de doorlichting is meermaals gebleken dat gesprekspartners, op basis van het cijferdossier van de school (o.a. afwezigheden, C-attesten), hun schoolindrukken moesten herzien. 2.2
Onderwijskundig beleid
Schoolcurriculum In haar onderwijskundig beleid besteedt de school weinig aandacht aan de realisatie van de basisvorming / de specifieke vorming / de vakoverschrijdende vorming. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor nog geen initiatieven genomen. De school baseert zich op de lessentabellen en de leerplannen van het VVKSO en op het opvoedingsproject van de bisschoppelijke colleges en instituten van het bisdom Gent voor het realiseren van de basisvorming, de specifieke en de vakoverschrijdende vorming. De keuze van de vakken in het keuzegedeelte wordt echter niet altijd ingevuld in functie van het profiel van de studierichting, maar in een aantal gevallen veeleer in functie van invulling van ambten. Structuren om de horizontale samenhang tussen verschillende vakgroepen te ondersteunen en om vakdoorbrekend te werken, ontbreken. De vakgroepen werken daardoor vaak te autonoom en dragen onvoldoende bij tot de profilering van de studierichtingen. De school wordt meer en meer geconfronteerd met een storende instroomproblematiek. Maar tot op heden zijn nog geen duidelijke krijtlijnen uitgewerkt om deze storing constructief aan te pakken. De recent opgestarte proeftuin ‘Gemotiveerd’ is een initiatief van de drie Gentse vrije scholengemeenschappen om hun leerlingenoriëntering te optimaliseren en de schoolloopbaanbegeleiding verticaal te stroomlijnen. Het project is erop gericht de leerlingen gemotiveerde overgangen te laten maken. Toch heeft de school al die tijd, met het pedagogisch project in het achterhoofd, ook die instromers met ontgoochelende studieresultaten maximale kansen en aandacht willen geven. De 25,8 % nieuwkomers (17,7 % instromers, 8,1 % neveninstromers) en het stijgend aantal zorgleerlingen plaatsen de school voor heel wat uitdagingen. Het toenemend aantal (late) instromers dwingt de school om extra inspanningen te leveren voor bepaalde vakken uit het specifiek gedeelte. De school kiest daarom bewust niet voor samenzettingen van leerlingen en ze opteert bij de aanwending van het urenpakket om met zo klein mogelijke klasgroepen te werken. 14
Virtualisatie is een techniek die het mogelijk maakt om verschillende besturingssystemen op één computer simultaan naast elkaar te gebruiken.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 10
Het watervalsysteem, waarbij leerlingen niet geschikte studiekeuzes maken, wordt vaak genoemd als oorzaak van leervertraging (zie 4.1 Schoolrendement) en demotivatie. De school besteedt sedert vorig jaar aandacht aan taalondersteuning voor taalzwakke leerlingen. Ze heeft daarover echter nog geen uitgeschreven visietekst. Nieuwe leerlingen worden aan een taaltoets onderworpen (TAS) en worden daarna volgens de behaalde resultaten in remediëringsgroepen onderverdeeld. Tijdens speciaal daartoe georganiseerde inhaallessen worden taalvaardigheids- en remediëringsoefeningen gegeven. De aangeboden taalondersteuning is afhankelijk van de vrijwillige leerlingenparticipatie. Dit schooljaar hebben een aantal leraren rond taalondersteuning een nascholing gevolgd. Er is zorg voor leerlingen met leerstoornissen, maar deze is niet structureel georganiseerd. Er bestaat binnen de school wel een gerichte aanpak, maar ook daar rekent het schoolbeleid op de verantwoordelijkheid van de individuele leraar. De school geeft aan dat de problematiek van dyslexie en dysorthografie zich in toenemende mate uit. Afspraken rond gelijkgerichte evaluatienormen voor de taalvakken ontbreekt, evenals de afspraken rond evaluatie van de correcte schrijfstijl in niet-taalvakken. Ondanks de verdiepingsmogelijkheden voor de taalrichtingen via het aanwenden van uren uit het keuzegedeelte, is het taalactieplan binnen de school veeleer beperkt tot de inspanningen geleverd door de taalleraren. Men kan voorlopig nog niet spreken van stappen in een actieplan. De leerlingen, die tijdens de lessen voldoende spreekkansen krijgen, gebruiken frequent een tussentaal en worden daar niet steeds door de leraren op aangesproken. Nochtans is een correct taalgebruik een sterk middel tot sociale en maatschappelijke erkenning en een item binnen het schoolreglement. Ook leraren zijn niet steeds een voorbeeld in hun taalgebruik. Wat de schriftelijke taalontwikkeling betreft laten heel wat leraren kansen liggen door het niet regelmatig nakijken van de leerlingennotities en agenda’s. Ook de schriftelijke instructietaal is soms dubbelzinnig of verwarrend. De heldere externe communicatie van het schoolbeleid naar ouders is een sterke troef van de school. Met de stad Gent werd een convenant afgesloten waarbij de school een beroep kan doen op tolken die in geval van problemen de nederlandsonkundige ouders kunnen bijstaan. Deelname aan de gedichtendag door alle graden en een aantal culturele activiteiten getuigen van aandacht voor taalvaardigheid. Het ontbreken van een degelijke multimediale ruimte, het onvoldoende permanent beschikbaar zijn van aangepaste documentatie en/of software en onvoldoende functioneel ingerichte vaklokalen zorgen voor een weinig leerkrachtige omgeving. De pc-labo’s voor de computervakken zijn goed ingericht. Tijdens de middagpauze kunnen de leerlingen deelnemen aan verschillende georganiseerde activiteiten. Aanvullend biedt de school een cultureel pakket aan: o.a. zangkoren, poëzie, toneel en film. Het schoolbeleid ondersteunt en stimuleert de organisatie van en/of de deelname aan een gediversifieerd extracurriculair aanbod van vormende activiteiten. Een visie en een breed draagvlak voor het nastreven van de vakoverschrijdende eindtermen ontbreken waardoor ook een gestructureerde implementatie ervan uitblijft. Voor de brede harmonische vorming neemt de school een aantal initiatieven: in alle graden contactdagen, themadagen, extra-murosactiviteiten. Hierover wordt overzichtelijk gecommuniceerd op de website van de school. De school hecht belang aan de integratie in het beroepsleven via bedrijfsbezoeken, didactische uitstappen en/of het uitnodigen van gastsprekers en de geïntegreerde proef (GIP). Stage wordt enkel georganiseerd in de studierichting Informaticabeheer en wordt goed ondersteund door een gedetailleerd draaiboek. De algemene organisatie (algemeen stagedossier), de specifieke organisatie (o.a. individueel stagedossier, stageovereenkomst, stagebegeleiding) als pedagogisch/didactische aspecten (curriculum, leerlingenbegeleiding, leerlingenevaluatie) voldoen. De school ontwikkelde nog geen degelijke algemene visie op het inhoudelijk concept van de GIP in functie van het eindprofiel van de handelsstudierichtingen Handel, Boekhouden-informatica en Secretariaat-talen. Er werd een GIP-verantwoordelijke aangesteld, maar een degelijke informatiebundel, met een duidelijk afsprakenkader en een stappenplan als uitgangsbasis van een profielgerichte en geïntegreerde eindproef, ontbreekt. De organisatie van de geïntegreerd proeven
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 11
vertoont in sommige studierichtingen nog pijnpunten m.b.t. de planning, het geïntegreerd karakter en het respecteren van deadlines (zowel door leerlingen als door leraren). De school heeft nog geen uitgeschreven ICT-beleidsplan met voldoende aandacht voor elk van de vier pijlers die ICT-integratie succesvol kunnen laten verlopen: het ontwikkelen van een ICT-visie (o.a. pedagogisch/didactisch), de uitbouw van (bereikbare) hardware met recente legale software en het organiseren van (vooral aanvullende didactische) nascholing. Het gevolg is dat de ICT-integratie een leerkrachtgebonden activiteit blijft en dat gelijkgerichtheid ontbreekt. Voor persoonlijke en administratieve documenten zijn vooral tekstverwerking, maar ook het elektronisch rekenblad goed ingeburgerd. Voorbeelden van goede praktijk •
De communicatie van het schoolbeleid naar ouders.
•
De implementatie van het servervirtualisatieproject.
Werkpunten •
Een schoolwerkplan uitschrijven en implementeren.
•
De studierichtingen duidelijker profileren.
•
De GIP vorm en inhoud geven in functie van het profiel van de betrokken studierichting.
•
Een ICT-visie ontwikkelen om de ICT-integratie gelijkgericht te realiseren.
Leerlingenbegeleiding Het beleid met betrekking tot leerlingenbegeleiding functioneert veeleer zwak . Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor enkele initiatieven genomen. De school streeft de integratie van alle leerlingen na en wil daarbij niemand uitsluiten. Positief is de openheid naar alle leerlingen toe. De eerstelijnszorg is voor de klassenraden, de klastitularis, het ondersteunend personeel en de leraren. Ze worden hierin bijgestaan door de graadcoördinatoren op basis van BPT-uren. Omdat het leerlingvolgsysteem niet optimaal is, verloopt de informatiedoorstroming niet optimaal omdat de personeelsleden soms niet weten welke acties reeds ondernomen zijn. In de tweede lijn werkt de cel leerlingenbegeleiding (directeur, graadcoördinatoren, CLB-medewerker, studiemeester-opvoeder) als coördinatie- en overlegorgaan voor de bespreking van problematische afwezigheden en socioemotionele problemen. Maar door het uitblijven van een concreet beleidsplan, met de opname van een dynamisch leerlingenvolgsysteem, kunnen er geen concrete acties worden ondernomen op school- en klasniveau om de leerlingenbegeleiding op een gestructureerde wijze vorm en inhoud te geven. Hierdoor is er ook onvoldoende transparantie m.b.t. de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de cel, het overige personeel en de leerlingen. Sommige leraren willen problemen snel oplossen door de betrokken leerling door te schuiven naar strafstudies of nablijfmomenten, waar de opvang dan overwegend wordt verzorgd door secretariaatsmedewerkers en enkele vrijwillige leraren. Dit ondergraaft de collegialiteit en stelt het klasmanagement in vraag. Er is daarom enerzijds nood aan het inpassen van een gestructureerde leerlingenbegeleiding in een beleidsplan, maar anderzijds is er een even grote nood aan vertrouwen van het korps in de werking van de cel leerlingenbegeleiding. Er is voldoende aandacht voor psycho-sociale ondersteuning. Leerlingen met een bepaalde problematiek (leerlingen met CVS, leerlingen in psychiatrische behandeling, GON-leerlingen) worden goed opgevangen. Er is een integratieplan opgesteld, dat o.a. op basis van communicatie tussen de ouders, de GON-begeleiding, het CLB en de school tot stand komt. De school organiseert voor alle leerlingen avondstudie (maandag, dinsdag, donderdag) en begeleide avondstudie (werkplanning, studiemethode) voor de leerlingen van de eerste graad.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 12
De wijze waarop de internaatsmedewerkers de studiebegeleiding vorm en inhoud geven is lovenswaardig. Dit uit zich in de zorg van deze leerlingen voor hun persoonlijk studiemateriaal (o.a. agenda, cursus). Een aantal leraren implementeren een soortgelijke studiebegeleiding in hun onderwijsproces. De implementatie van het schoolreglement gebeurt enerzijds niet altijd even gelijkgericht, maar anderzijds is het voor de uitvoerders niet altijd even duidelijk op welke wijze overtredingen eenduidig moeten worden aangepakt. Omdat het schoolreglement niet verankerd is in een globaal beleidsplan biedt dit reglement onvoldoende houvast voor alle participanten en heerst de perceptie van willekeur bij de toepassing ervan. Om het pesten structureel aan te pakken werd enkele jaren geleden gestart met het systeem van ‘groene leerkracht/vertrouwensleerkracht’. Maar door gebrek aan controle (opvolging) en bijsturing staat dit aanspreekorgaan op non-actief. Door het ontbreken van een dynamisch schoolwerkplan, kan dit aanspreekorgaan onvoldoende in de totale schoolwerking worden gekaderd en krijgt de implementatie veeleer een vrijblijvend karakter gebaseerd op toevalligheden. Recent werd, als opvolging van de tevredenheidsenquête, de actie ‘Zonder haat-straat’ gelanceerd. De schoolloopbaanbegeleiding wordt ingevuld in samenwerking met het CLB en de scholengemeenschap. In de scharnierjaren (tweede leerjaar van de tweede graad en tweede leerjaar van de derde graad) worden acties ondernomen om leerlingen en ouders te begeleiden naar een weloverwogen studiekeuze. De successen in het hoger onderwijs zijn voor vele leerlingen veeleer matig (zie 4.1). De leerlingenoriëntering verloopt vooral via adviezen van de klassenraden op basis van studieresultaten en studiehouding. Uit de deliberatienotulen blijkt dat er zelden gerichte adviezen worden gegeven. Dit resulteert in veel C-attesten in III, 2. Het secretariaat volgt de afwezigheden administratief op. Bij onaangekondigde afwezigheid wordt er zo snel mogelijk contact opgenomen. Toch blijft de school kampen met een groot aantal afwezigheden, waarbij nooit het kritieke aantal van dertig halve dagen wordt bereikt of overschreden. De meeste participanten op school blijken niet op de hoogte te zijn van deze hoge afwezigheidsgraad. Het aantal afwezigheden op doktersvoorschrift en de grote bereidheid van de leerlingen om weg te blijven na een stakingsaanzegging wijzen op min of meer latent spijbelgedrag. In elk leerjaar (Fig. a) kent de school in 2006-2007 een opvallend hogere afwezigheidsgraad dan gemiddeld in Vlaanderen. In I, 2 en in TSO, II, 1 tellen we zelfs meer dan dubbel zoveel afwezigheden. Dit is een trend die zich Fig. a Percentage halve dagen afwezigheid per leerling, b innen eenzelfde leerjaar leerjaar 1°gr-A I 1°gr-A I TSO II TSO II TSO III TSO III
1 2 1 2 1 2
School 11,68 % 17,00 % 20,43 % 17,05 % 17,91 % 18,03 %
Vlaams gem. 6,46 % 6,17 % 9,72 % 10,74 % 12,12 % 14,15 %
leerjaar 1°gr-A I 1°gr-A I TSO II TSO II TSO III TSO III
Fig. b Percentage halve dagen afw ezigheid per leerjaar t.o.v. alle afw ezigheden op school 1 2 1 2 1 2
5,60 % 12,00 % 19,40 % 15,20 % 24,80 % 22,90 %
Fig. c Percentage prob lematische afwezigheden (code B) b innen eenzelfde leerjaar leerjaar 1°gr-A I 1°gr-A I TSO II TSO II TSO III TSO III
1 2 1 2 1 2
School Vlaams gem. 17,70 % 6,60 % 20,50 % 7,20 % 13,50 % 11,90 % 14,40 % 11,20 % 13,30 % 10,50 % 11,00 % 10,60 %
jaarlijks herhaalt. Over alle leerjaren heen (Fig. b) concentreren zich de meeste afwezigheden vooral in TSO, III. In de derde graad is het vooral de studierichting Secretariaat-talen die met de meeste afwezigheden wordt geconfronteerd. Het percentage problematische afwezigheden (Fig. c) ligt in alle leerjaren hoger dan het Vlaamse gemiddelde, waarbij de eerste graad meer dan dubbel zoveel problematisch afwezigheden telt dan gemiddeld in Vlaanderen. Uit de deliberatieverslagen en de attesteringscijfers blijkt bovendien dat er een samenhang is tussen deze afwezigheidsgraad en de slaagkansen. Nochtans speelt de school zeer kort op de bal, wat blijkt uit het hoge aantal B-codes. Voor de registratie van de afwezige leerlingen worden de voorgeschreven codes gebruikt zoals voorzien in de betreffende omzendbrief.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 13
De school somt een aantal redenen op voor de hoge afwezigheidsgraad: - de school wijst probleemleerlingen niet af, maar wil hen een kans geven; - sommige leerlingen moeten inspringen bij gezinssituaties (vooral bij allochtonen); - een stijgende trend van afwezigheid van leerlingen op extramurosactiviteiten; - zwakke resultaten zetten aan tot afwezigheid en omgekeerd; - de school is een centrumschool, met meer verleidingen om te spijbelen. De huidige vangnetten m.b.t. afwezigheden (o.a. cel leerlingenbegeleiding, inhaallessen, sommige examens in de namiddag) voldoen blijkbaar niet. Deze situatie is binnen de Gentse context niet vreemd. De samenwerking met het Vrij CLB Gent verloopt vlot. In de overeenkomst zijn er naast de minimumafspraken een aantal bepalingen m.b.t. de schoolloopbaanbegeleiding. Daarnaast biedt het CLB ondersteuning bij het gezondheidsbeleid en participeert het aan de proeftuin “Gemotiveerd”. De school werkt ook samen met andere ondersteunende instanties (o.a. centra voor begeleiding van de GON.-leerlingen, comité Bijzondere Jeugdzorg). Leerlingen met waarschuwingen (op eindrapport) worden opgevolgd door de begeleidende klassenraden. Een van de klassenraden wordt georganiseerd om preventieve maatregelen te nemen voor de dreigende C-attesten (leerlingen die zonder bijsturing afstevenen op een C-attest). Voor een beperkt aantal vakken organiseert de school inhaallessen (Frans, wiskunde (in I), Frans, boekhouden, informatica (in II), boekhouden, Duits, Frans (in III)). Tijdens de middagpauze kunnen leerlingen taken afwerken in de computerlokalen. Om de studiekeuzebegeleiding in te vullen doet de school een beroep op het CLB, STAP (studie- en adviespunt stad Gent), het beroepenhuis en de SID-IN-beurs. Op sociaal vlak houdt de school rekening met de financiële draagkracht van de ouders. Zij worden geïnformeerd over de mogelijke kosten zoals bij decreet bepaald. Om o.a. het probleem van de zware boekentassen aan te pakken kunnen de leerlingen een opbergkastje huren. Maar de school stelt vast dat nogal wat kastjes vol leerboeken zitten die de leerlingen thuis nodig hebben om te studeren. Dit is enerzijds een feit, maar anderzijds een signaal dat de studiebegeleiding niet optimaal is. Er is nood aan de verankering van de leerlingenbegeleiding in een algemeen beleidsplan. Voorbeeld van goede praktijk •
De wijze waarom de internaatsmedewerkers de studiebegeleiding vorm en inhoud geven.
Werkpunten •
Een beleid m.b.t. de leerlingenbegeleiding inpassen in een globaal beleidsplan.
•
De hoge afwezigheidgraad bij de leerlingen terugdringen.
•
Een leerlingenvolgsysteem implementeren.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 14
Leerlingenevaluatie Het beleid met betrekking tot leerlingenevaluatie is zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor nog geen initiatieven genomen. Formeel bestaan in de school regels over de organisatie van de evaluatie. Ze zijn vastgelegd in het schoolreglement, zoals de reeksen dagelijks werk en proefwerk en de puntenverdeling. Enerzijds wijst een aantal elementen zoals een doorgedreven productevaluatie en kennisreproductie, lage klasgemiddelden voor een aantal vakken, een aantal klasonvoldoendes (o.a. aardrijkskunde), normgerichte evaluatie en beperkte rapportcommentaar op een testcultuur eerder dan op een evaluatiecultuur. Dit is een van de factoren die het grote aantal C-attesten in de derde graad verklaart. Anderzijds bestaan er enkele aanzetten tot een evaluatiecultuur met aandacht voor procesevaluatie en het toetsen van vaardigheden. De school houdt de studieresultaten (A-, B- en C-attesten) van haar leerlingen nauwkeurig bij, maar de talrijke C-attesten in TSO, III hebben nog niet geleid tot bijsturing van de evaluatiepraktijk. De verantwoordelijkheid voor de vele tekorten wordt hoofdzakelijk gelegd bij de leerling (o.a. tanende studiehouding, schoolmoeheid), waarbij men de gedeelde verantwoordelijkheid onvoldoende onder ogen ziet. Om de deliberatie vorm en inhoud te geven heeft de school een numeriek model ontwikkeld waarbij rekening wordt gehouden met een aantal elementen (o.a. gewichten van de vakken, het aantal tekorten, de grootte van de tekorten, waarschuwingen). De school streeft ernaar om het aantal bijkomende proeven te beperken; in sommige gevallen zijn de uitgestelde proeven veeleer een tweede kans. In de visietekst m.b.t. deliberatie heeft de school o.a. opgenomen dat een nieuw tekort, voor een vak waarvoor een waarschuwing was gegeven op het einde van het vorige schooljaar, kan resulteren in een bijkomende proef. Dit is niet conform de geest van de regelgeving. De sanctionering van het vakantiewerk van het vorige schooljaar in de resultaten van het volgende schooljaar is bovendien ook niet conform de regelgeving. De school werkt met een vakrapport dat leerlingen en ouders informeert over het leerproduct, maar weinig informatie aanreikt over het leerproces en de leerwinst. Het rapportmodel laat niet toe om een evaluatiecultuur te implementeren. Op de eindrapporten worden de mogelijkheden om advies te geven aan de ouders en leerlingen naar een volgend leerjaar nauwelijks benut. De evaluaties van de stages geschieden op een ernstige manier waardoor er een vrij goed beeld wordt bekomen van de procesontwikkeling inzake attitudes en vaardigheden en de prestaties van de leerlingen. Over de GIP wordt in de loop van het schooljaar gerapporteerd, maar de evaluatie is veeleer product- dan procesgericht. Voorbeeld van goede praktijk •
De evaluatie van de stages.
Werkpunten •
Een schoolbreed en coherent evaluatiebeleid uitwerken dat het product en het proces op een evenwichtige manier waardeert. Dit evaluatiebeleid inpassen in een globaal beleidsplan.
•
De motiveringen en de adviezen bij B- en C-attesten bijsturen.
•
Meer commentaar en/of remediëringsmogelijkheden vermelden bij de rapportering.
•
Evaluatieresultaten en attesteringen gebruiken om het onderwijsleerproces bij te sturen.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 15
2.3
Personeelsbeleid Het personeelsbeleid functioneert veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor enkele initiatieven genomen.
Op personeelsvlak is er een intense samenwerking binnen de scholengemeenschap Edith Stein. Er worden gezamenlijke afspraken gemaakt rond functiebeschrijvingen, evaluatie van personeelsleden, aanvangsbegeleiding en mentorschap en een aantal andere aspecten van personeelsbeleid. De school neemt deel aan de gemeenschappelijke studiedagen en de opgezette netwerken, waarbij o.m. preventieadviseurs, ICT-coördinatoren, mentoren en secretariaatsmedewerkers worden samengebracht om expertise uit te wisselen. Het beleid houdt in de mate van het mogelijke rekening met de competenties van de personeelsleden bij het verdelen van de ambten. De school verwacht dat de geplande implementatie van het nieuwe geïntegreerde leerplan bedrijfseconomie in de derde graad verschuivingen zal veroorzaken m.b.t. tewerkstelling en invulling van de lesoprachten. De directie heeft simulaties uitgevoerd en de betrokken instanties aangesproken om de huidige tewerkstelling op school te verzoenen met de geest van het nieuwe leerplan. De school wordt geconfronteerd met een relatief hoge afwezigheidsgraad van het personeel om privéredenen, gezondheidsredenen of in geïsoleerde gevallen omwille van een tanend welbevinden op professioneel vlak. Vorig schooljaar was 60,3 % van het personeel 1,6 keer een dag afwezig; 30,8 % was 1,4 keer een periode van twee tot zeven dagen afwezig; 19,2 % was 1,1 keer lange tijd afwezig. In een aantal gevallen zet dit de leerplanrealisatie en het onderwijs- en leerproces onder druk. De organisatie van het schoolsecretariaat en het leeringensecretariaat is uitgeschreven in een draaiboek. Voor elke medewerker wordt de taakomschrijving gedetailleerd weergegeven. Ondanks de problematiek van de twee vestigingsplaatsen en de relatief beperkte bezetting slagen de twee secretariaten er goed in om functioneel en ondersteunend te werken. Dit uit zich ook in de unanieme tevredenheid en waardering bij de leerlingen. In het schooljaar 2005-2006 heeft de school een tevredenheidsenquête In samenwerking met de vzw Perspectief georganiseerd bij alle participanten. Het geheel leidde tot een aantal gegroepeerde werkpunten en dito werkgroepen. Slechts enkele werkpunten zijn omgezet in concrete acties (o.a. pesten): enerzijds omwille van enkele organisatorische redenen (problematiek twee vestigingsplaatsen, verhuisperikelen nieuwe vestiging, betrokkenheid werkgroepleden bij andere opdrachten), maar anderzijds wegens het uitblijven van een gestructureerde en gefaseerde aanpak op schoolniveau. Er heerst bovendien onvoldoende unanimiteit m.b.t. de opvolging van de ondertussen drie jaar oude tevredenheidsenquête: de ene groep verkiest een deductieve aanpak, de andere groep zweert bij een inductieve aanpak. De school investeert BPT-uren in graadcoördinatoren, maar hun coördinatiefunctie is niet uitgeschreven in een beleidsplan. De perceptie leeft dat hun opdracht wordt hoofdzakelijk herleid tot de opvang van gestrafte leerlingen. Er is nauwelijks inhoudelijk overleg tussen de graadcoördinatoren. De twee vestigingsplaatsen nu en in het verleden worden impliciet als oorzaak aangevoerd. Voor de ondersteuning van ICT heeft de school twee coördinatoren aangesteld op basis van de toegekende puntenenveloppe voor ICT-personeelsomkadering en BPT-uren. Op ICT-vlak is er, naast technische nascholing (tekstverwerking, rekenblad, diapresentatie en vaksoftware), vooral nood aan pedagogisch-didactische professionalisering.De school volgt dat beleid en moedigt nascholing aan, maar zij beschikt evenwel niet over een formeel nascholingsplan15 dat nascholingsprioriteiten, implementatiemodaliteiten en verwachte effecten bepaalt. Vanaf 2006-2007 is men gestart met de mentor-coachwerking (begeleiding stagiairs, nieuwe en beginnende leraren) volgens de regelgeving. 15
Decreet nascholing en lerarenopleiding (16-04-1996), art. 47.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 16
Het invullen van opdrachten m.b.t. activiteiten en/of werkgroepen die noodzakelijk zijn voor de algemene schoolwerking gebeurt veeleer op basis van vrijblijvende bereidwilligheid, dan op basis van overleg om tot een verantwoorde taakverdeling te komen. Het gevolg is dat een deel van het korps aan de zijlijn staat, terwijl een kleine groep de processen op school onvoorwaardelijk ondersteunt. Het gevaar is dat zelfs de pioniers gedemotiveerd raken. De school streeft naar een pedagogisch verantwoord lessenrooster voor de leerlingen en naar een verantwoorde belasting qua lesopdracht voor de leerkrachten. Men slaagt daar in voldoende mate in. Voorbeeld van goede praktijk •
De werking van het schoolsecretariaat en het leeringensecretariaat.
Werkpunten •
Een personeelsbeleid integreren in een globaal beleidsplan.
•
De opvolging van de tevredenheidenquête vertalen in concrete acties.
•
Een nascholingsplan uitwerken.
•
Een systeem opzetten om extra taken objectief te verdelen.
•
Op het vlak van ICT aandacht besteden aan pedagogische en didactische nascholing.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 17
2.4
Logistiek beleid
Aspecten van financieel beleid Het financieel beleid is duidelijk. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen. De financiële situatie van de school is gezond. De school geeft aan dat de ingebruikname van de nieuwe locatie (de Gildestraat) en de energiekosten in Steendam zwaar wegen op het budget en een weerslag hebben op de uitbouw van de leermiddelen. Ook het ruimtegebrek in de school en als gevolg daarvan het ontbreken van vaklokalen bemoeilijken de opslag van leermiddelen en remmen indirect hun aankoop af. Nauwelijks 10 %, na aftrek van de pc-investeringen, van de werkingsmiddelen wordt besteed aan didactische leermiddelen. Hoewel er een tekort aan didactische leermiddelen is, maken leraren dit onvoldoende bekend. De school werkt niet met vakbudgetten zodat het personeel niet alleen onvoldoende zicht heeft op de financiële mogelijkheden, maar ook te weinig geresponsabiliseerd wordt. De ICT-middelen werden tot op heden volgens de vigerende regelgeving besteed. De toegankelijkheid van de computerlokalen door de niet-informaticavakken is echter niet optimaal. In het schoolreglement is een algemene kostenlijst met vermelding van concrete bedragen opgenomen. Indien ouders betalingsmoeilijkheden ondervinden, wordt er discreet naar een oplossing gezocht. Voorbeeld van goede praktijk •
De transparantie van de schoolkosten voor de ouders.
Werkpunt •
Binnen het financieel beleid middelen vrijmaken voor de minimale vereisten.
Materieel beleid Het materieel beleid is veeleer zwak. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen. Op beide campussen missen de klaslokalen elke vorm van onderwijskundige uitstraling. De school heeft niet alleen af te rekenen met onvoldoende infrastructuur, maar ook met onvoldoende vaklokalen. Vele klaslokalen worden weinig stimulerend aangekleed. De minimale materiële middelen zijn voor een aantal vakken ontoereikend. Dit tekort is enerzijds toe te schrijven aan de financiële inspanning op infrastructureel vlak, maar anderzijds ook aan het onvoldoende invullen van de gedeelde verantwoordelijkheid van beleid en leraren. Met het oog op het onderbrengen van alle leerjaren in de vestigingsplaats in de Gildestraat wil de school deze gebouwen verder renoveren. Dit schooljaar werden met Agion-subsidiëring een secretariaat met balie en drie PC-labo’s gecreëerd. De school gebruikt de sportzaal en de keuken van het Sint-Lievenscollege-Humaniora. Er is overleg met de ICT-coördinatoren. De wijze waarop de coördinatoren het computerpark hebben geconfigureerd en up-to-date houden, is goed. Een bron van ergernis zijn echter de softwareproblemen die ieder jaar weerkeren bij de start van het schooljaar en die soms maanden aanslepen (zie 3.2). Het aantal overheadprojectoren is ontoereikend, temeer omdat nogal wat overheadprojectoren tijdens de doorlichting defect waren.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 18
In sommige vakken is er onvoldoende materieel, maar dit is een gedeelde verantwoordelijkheid van leraren en beleid. Werkpunten •
Voorzien in voldoende vaklokalen en in de minimale materiële vereisten voor de realisatie van de leerplannen.
•
Zorgen voor een stimulerende aankleding van de kale klaslokalen.
Veiligheid en welzijn Veiligheid en welzijn voldoet. Op het vlak van interne kwaliteitszorg heeft de school hiervoor initiatieven genomen. Organisatie van het welzijnsbeleid Een geactualiseerde beleidsverklaring werd op 1 september 2007 onderschreven. Het globaal preventieplan en de jaaractieplannen zijn voorbeeldig uitgewerkt voor de vestigingsplaats Steendam, voor de vestigingsplaats Gildestraat (in gebruik sinds 1 september 2007) dienen deze plannen nog verder te worden opgesteld. Via diverse kanalen, ondermeer het schoolreglement en het vademecum voor het personeel, worden de richtlijnen van de interne dienst PBW gecommuniceerd. Uit diverse verslagen blijkt dat het merendeel van de personeelsleden de richtlijnen kent en opvolgt. Het comité vergadert maandelijks en aspecten met betrekking tot veiligheid en welzijn komen uitvoerig aan bod. Uit de verslagen blijkt dat het informatierecht, het adviesrecht en het recht van toezicht gegarandeerd is; eveneens zijn formuleringen van beleidsvoorstellen terug te vinden. De richtlijn PreBes voorziet voor deze school 40 % van een fulltime equivalent. De lokale preventieadviseur beschikt over een basisopleiding. Hij wordt ondersteund door een preventieadviseur met niveau I die in opdracht van de inrichtende macht het welzijnsbeleid coördineert voor haar diverse scholen. De interne dienst is intensief betrokken bij het beleid en draagt bij tot het opzetten van leerprocessen. Nog niet alle risicoanalyses werden gemaakt en wegens tijdsgebrek komt men niet tot het analyseren van alle ongevallen en incidenten. De externe dienst is complementair aan de interne dienst. Het verslag van de rondgang met de arbeidsgeneesheer in de vestigingsplaats Steendam (5 juni 2006) bevat slechts enkele opmerkingen, namelijk de plaats van de kopieermachine en de opstelling van een aantal beeldschermwerkposten. Personeel en leerlingen leven de instructies grotendeels na. Arbeids- en leermiddelen Bij de aankoop- en indienststelling van arbeids- en leermiddelen werd de wettelijke procedure van de drie groene lichten (Codex: Titel VI - Arbeidsmiddelen, Hoofdstuk 1 - Artikel 8) tot heden niet gevolgd. Er zijn ondertussen wel systemen opgezet om dit hiaat weg te werken. Veiligheidsinstructies zijn nog niet in alle computerlokalen voorhanden; in andere zijn ze aan actualisering toe. Deze bijsturing is opgenomen in het jaaractieplan. Leer- en werkomgeving Er wordt voortdurend actie gevoerd om het valgevaar te vermijden. In de locatie Steendam bevinden zich nog een aantal niet afgeschermde kapstokken en in de Gildestraat zijn voor een aantal lokalen (lage ramen) gepaste maatregelen in de geplande verbouwingswerken opgenomen. Er rest nog het structurele probleem voor de toegang tot de fietsenstalling in de Steendam. Voor de vestigingsplaats Steendam is er een gunstig brandpreventieverslag en is gevolg gegeven aan de vermelde opmerkingen. Voor de Gildestraat beschikt de school recent over een brandpreventieverslag. Er moet echter nog gevolg gegeven worden aan een aantal tekortkomingen. Het verslag van de laatste evacuatieoefening (15 november 2007) vermeldt geen noemenswaardige tekorten en de evacuatietijd lag voor beide vestigingplaatsen onder de drie minuten.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 19
De meeste lokalen zijn sober aangekleed. De akoestiek in de grote hall (Gildestraat) is slecht en wordt als belastend ervaren. Voor de Gildestraat beschikt de school momenteel niet over een keuringsverslag voor de elektrische installaties. Ook voor de vestigingsplaats Steendam dient een nieuwe keuring te gebeuren. De school beperkt het volume aan gevaarlijke producten. Zo is in het chemielokaal (Steendam) het aantal en de hoeveelheid aan chemische producten zeer gering. Basen en zuren worden afzonderlijk bewaard, de metalen kast is echter niet - zoals voorgeschreven - voorzien van een ventilatiesysteem. De school beschikt voor de vestigingsplaats Steendam over een asbestinventaris, deze werd door de arbeidsgeneesheer goed bevonden, doch niet gesigneerd. Voor beide sites ontbreekt een asbestbeheersplan. Hygiëne en gezondheid De sanitaire installaties en toebehoren en het onderhoud voldoen. De school beschikt voor beide vestigingsplaatsen slechts over één nijverheidshelper met brevet; permanentie kan dus niet worden verzekerd. Voorbeeld van goede praktijk •
De inzet van de preventiedienst en de betrokkenheid bij het beleid.
Werkpunt •
De tekorten, opgenomen in het verslag, wegwerken.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 20
3
HOE GOED WERKT DE SCHOOL?
3.1
Vakverslagen
3.1.1 Frans De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in alle graden niet in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie In de eerste graad is het tekort in de leerplanrealisatie te wijten aan een overwegend kennisgerichte benadering tijdens de lessen en aan een onvoldoende leerplangerichte evaluatie. In de tweede en de derde graad kunnen de leerplandoelstellingen niet gerealiseerd worden bij gebrek aan leermiddelen. Daarnaast is er in beide graden onvoldoende aandacht voor de tekstsoorten, de taaltaken en de bijhorende strategieën van de schrijfvaardigheid, zowel tijdens de lessen als bij de evaluatie. Voor de tweede graad leidt een gebrek aan profilering tussen de studierichtingen Handel en Handel-talen tot het niet realiseren van de bijkomende leerplandoelen schrijven voor Handel-talen. Ook de evaluatie van de spreek- en gespreksvaardigheid voldoet niet in beide graden. Voor de derde graad TSO Secretariaat-talen en Handel is er ook het niet geïntegreerd aanbieden van Frans en Franse handelscorrespondentie hoewel het leerplan dit uitdrukkelijk voorschrijft. De vakgroep Frans heeft de doorlichting in 1999 van de overige moderne vreemde talen (Engels en Duits) niet aangegrepen om het eigen presteren te onderzoeken. Nochtans zijn de vaststellingen van toen sterk van toepassing op het Frans: • communicatieve werkvormen worden nog niet consequent gebruikt. Er wordt immers vaak frontaal les gegeven en het individueel werken van de leerling primeert nog steeds; • zowel uit de jaarplanning als uit de evaluatie blijkt dat elementen van een vrij traditionele aanpak, gebaseerd op grammatica en woordenschat, nog sterk aanwezig zijn; • het handboek vormt meestal de leidraad voor het leerproces, waardoor de verschillende vaardigheden niet altijd op een evenwichtige manier aan bod komen; • het vakoverleg is zeer beperkt en niet geformaliseerd; • het gebruik van didactische hulpmiddelen is zeer beperkt. De opdeling in twee vestigingsplaatsen heeft negatieve gevolgen voor de tweede graad. Met twee erg verschillende visies en een minimaal overleg is het realiseren van een graadplan niet evident. Maar ook in de derde graad levert overleg weinig op. Er zijn alleen verplicht te behandelen grammaticale items per jaar, hoewel het leerplan functionele grammatica vraagt en de dienende rol ervan onderstreept. Voor het overige is vooral profilering tussen leraren en niet tussen studierichtingen merkbaar. Secretariaat-talen en Handel bijvoorbeeld en Handel en Informaticabeheer, worden samengenomen in één jaarplan omdat ze van de zelfde leraar les krijgen. Het is zonder meer duidelijk dat de collega’s onderling sterk van visie verschillen. De ene wil liever leerboek- en kennisgericht verder werken, de ander wil meer communicatieve impulsen geven. Slechts weinigen doen aan leerplanstudie. Positieve evoluties om zich aan op te trekken zijn: • het overleg binnen de eerste graad en de recente, meer leerplangerichte impulsen die om bevestiging vragen; • het gebruik van ict in het leerproces in de eerste graad; • de aandacht voor een aantal vakoverschrijdende eindtermen in de eerste graad; • het consequent gebruik van de doeltaal tijdens de lessen in de tweede en de derde graad; • de aandacht voor de opleidingsgebonden component in de derde graad, zij het zonder echte profilering tussen de respectieve studierichtingen; • de erg verfrissende, communicatieve impulsen in een aantal klassen, met aandacht voor tekstsoorten, taaltaken en strategieën, die om veralgemening vragen.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 21
De minimale materiële uitrusting is niet optimaal. Dit is een gedeelde verantwoordelijkheid van vakgroep en school. Hier is absoluut een inhaalbeweging nodig om voor elke moderne-vreemdetaalles het minimale materiaal te kunnen bieden: projectiemateriaal, woordenboeken (voldoende in aantal en aangepast aan het niveau), grammaticale compendia, leesmateriaal, aanvullend luistermateriaal, naslagwerken, vlotte toegang tot pc-klassen en algemene software en software bij leermiddelen. Leerlingenbegeleiding In de eerste graad krijgt de school een vrij zwakke instroom. Daarna komt er jaarlijks een grote groep neveninstromers bij. Mogelijke problemen pakt men veeleer leraargebonden en remediërend aan. In weerwil van de soms erg heterogene klasgroepen past men zo goed als geen differentiatie toe. Er wordt veeleer naar de gemiddelde leerling gewerkt. Dat verklaart wellicht de jaarlijks hernomen lessen in II,2 en daarna in de derde graad over het werkwoordsysteem en de vervoegingen. Het gebrek aan profilering tussen de studierichtingen in de tweede en de derde graad zorgt ervoor dat niet alle leerlingen krijgen waar ze recht op hebben. In de tweede graad krijgt Handel-talen nagenoeg hetzelfde als Handel. In de derde graad is er de neiging om Informaticabeheer en Boekhoudeninformatica met dezelfde eisen te confronteren als Handel en Secretariaat-talen. Hier is nood aan een visie op het handelsonderwijs in het algemeen en op de finaliteit van de verschillende studierichtingen in het bijzonder Leerlingenevaluatie De evaluatie is overwegend zwak. Er is om te beginnen veel te weinig aandacht voor verantwoording; tijdens de doorlichting bleek slechts een deel van de evaluatie beschikbaar te zijn. Verder is de evaluatie nog vrij sterk op kennis gericht, waardoor vooral cognitieve aspecten in verband met woordenschat en grammatica worden beklemtoond. Dit is zelfs het geval bij het mondeling gedeelte van het eerste jaar van de tweede graad. Tenslotte is jaarlijks hergebruik van dezelfde vragen sterk ingeburgerd. In de eerste graad en in het eerste jaar van de tweede graad komt het leeuwendeel van de evaluatie recht uit het leerboek. Het kennisgedeelte is vaak van een erg laag taxonomisch peil. Hogerop komt de evaluatie veeleer neer op het jaarlijks aanbieden van “steeds meer van hetzelfde”. Stereotiepe vraagvormen maken de dienst uit. Daarin komt de specificiteit van de studierichtingen onvoldoende duidelijk tot uiting. De schrijfvaardigheid komt bijna steeds neer op vertalen. Ook het aanbieden van niet geëigende tekstsoorten komt voor, zoals het schrijven van een tekst voor een telefoonbeantwoorder of van een dialoog en het beantwoorden van vragen over behandelde teksten zonder dat de tekst voorligt. Het gebeurt ook dat leerlingen veeleer hun kennis over in teksten behandelde onderwerpen (bijvoorbeeld marketingtechnieken) dan wel van het Frans moeten bewijzen. De spreekvaardigheid toetst men overwegend schriftelijk en dat is helemaal niet conform de leerplandoelen. Gespreksvaardigheid komt in zulke context helemaal niet aan bod. Evaluatiecriteria ontbreken. In de derde graad Handel en Secretariaat-talen toetst men Frans en Franse handelscorrespondentie volledig apart en dat leidt ook tot twee aparte resultaten en vakken op de deliberatie. Het leerplan vraagt nochtans expliciet een geïntegreerde aanpak. Frans is een vak waarop het risico op mislukken toeneemt naarmate men opklimt naar een hoger jaar. De instroom van leerlingen die niet aan het (gewenste) profiel beantwoorden kan men wel inroepen, maar er moet meer aan de hand zijn. Het hoge aantal tekorten (12 leerlingen op 22 mislukt in III,1 en 6 op 23 en 13 op 19 mislukt in III,2) in Boekhouden-informatica en Informaticabeheer roept vragen op. Het ontbreken van een Studierichtinggebonden profilering kan een oorzaak zijn. In het algemeen vragen de vele lage klasgemiddelden voor Frans om actie.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 22
Voorbeelden van goede praktijk •
De communicatieve impulsen in sommige klassen.
•
Het gebruik van de computer in de eerste graad.
Werkpunten •
De leerplandoelstellingen volledig realiseren en daartoe • • • • • • • •
een grondige leerplanstudie doorvoeren; de jaarplannen beter laten aansluiten bij het leerplan; nascholing stimuleren; met de specificiteit van de studierichtingen beter rekening houden; het vakoverleg formaliseren en integreren in het overleg voor moderne vreemde talen. de toepassing van communicatieve werkvormen veralgemenen en ze op een consequente manier in het leerproces integreren; voorzien in de minimale materiële middelen; het gebruik van didactische hulpmiddelen en in het bijzonder ICT verhogen.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 23
3.1.2 Geschiedenis De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in de eerste graad niet in voldoende mate gerealiseerd. De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in de tweede en de derde graad TSO in alle studierichtingen in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie In de eerste graad wordt de leerplanstudie onvoldoende zorgvuldig gemaakt. Dit brengt met zich mee dat men er niet in slaagt voldoende aandacht te geven aan een evenwichtige behandeling van de drie componenten in het leerplan. Er is voldoende aandacht voor initiatie in de historische methode en het doorgeven van een historisch referentiekader, maar de geïntegreerde benadering van de beschavingsgeschiedenis van de mediterrane wereld wordt niet gezien, waardoor een aantal eindtermen16 niet gerealiseerd worden. De aanvangssituatie in de tweede graad wordt zo in belangrijke mate gehypothekeerd. De ordening, selectie en behandeling van de leerinhouden in de eerste graad beantwoorden, ondanks de verwijzing in de jaarplannen naar leerplandoelstellingen en eindtermen, onvoldoende aan de decretaal bepaalde realisatieverplichting. In het eerste jaar wordt voldoende aandacht besteed aan het referentiekader, de verschillende domeinen van de socialiteit en de historische methode. Het leerproces volgt de planning van het leerboek en de leerlingen krijgen via het werkboek voldoende kansen om de historische vaardigheden in te oefenen en met het historisch begrippenkader vertrouwd te worden. Uit leerlingendocumenten blijkt evenwel dat men er in het tweede jaar van de eerste graad niet in slaagt de planning af te werken. Lesuitval en weinig succesvol klasmanagement (beperking van de effectieve lestijden) zorgen voor een tekort aan lestijden in vergelijking met het minimum aantal lesuren vooropgesteld om het leerplan te realiseren. Ook in dit leerjaar bepalen het leerboek en het werkboek het leerproces en de beoefening van historische vaardigheden. Leerlingendocumenten tonen dat hier grote delen van de leerinhoud niet bestudeerd werden. Zo werden de grote veranderingen van de voornaamste kenmerken binnen de bestudeerde samenlevingen niet allemaal behandeld. Ook een synthese ontbreekt waardoor de integratie en het belang van de beschavingsgeschiedenis van de mediterrane wereld voor leerlingen onduidelijk blijft. Notities en agenda’s van dit jaar tonen dat men, wegens gebrekkige planning, weer dezelfde weg opgaat. De studie van de samenlevingen situeert zich in de eerste plaats op het beschrijvende en verklarende niveau: bespreking van historische feiten, verklaringen en relaties binnen de respectieve thema’s. Hoofdstuk- of domeinoverstijgende relaties komen veeleer minimaal aan bod. Wel werd tijdens de bijgewoonde lessen naar de herkenbaarheid in de actualiteit gerefereerd, maar dit leidt niet steeds tot doeltreffende actieve participatie van de leerlingen. De vergelijkende schema’s en syntheses in de leer- en werkboeken die het historisch inzicht helpen ontwikkelen, worden weinig geduid. Het doorgeven van de in het leerboek geplande leerstof per hoofdstuk en het invullen van het werkboek wordt zo veeleer doel dan middel. Het realiseren van de vaardigheidsgerichte eindtermen (het historische speur- en denkwerk) evenals de aandacht voor het begrippenkader worden ook hier beperkt tot de opdrachten uit voorzien in het werkboek. In de tweede en de derde graad gebeurt de leerplanrealisatie meer vanuit de leerplandoelstellingen en de eindtermen. Er is meer samenhang tussen de diverse leerplancomponenten waardoor de leerplandoelstellingen en de eindtermen in voldoende mate bereikt worden. De bestudeerde historische periodes en samenlevingen worden inleidend steeds in het globale historische referentiekader gesitueerd. Bij de ordening van de leerstof wordt de chronologisch-progressieve orde gerespecteerd. Continuïteit en discontinuïteit worden sterk benadrukt. In de tweede graad volgt men de opdeling van het Ancien Régime in twee grote periodes. In de derde graad ordent men de leerinhouden, conform het leerplan, volgens de kenmerkende probleemvelden en ontwikkelingslijnen van enerzijds de ‘lange negentiende eeuw’ en anderzijds de eigen tijd. In de studie van de samenlevingen is er voldoende aandacht voor de verschillende domeinen van de socialiteit. Het onderwijsproces is meer en meer 16
ET 8,10,11,13,15
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 24
gericht op de ontwikkeling van historisch besef (inzicht). Dit gebeurt o.a. via de inzichtelijke integratie van het historische referentiekader in de vorm van enkele diachrone en synchrone gevallenstudies, diachrone, synchrone en ruimtelijke situering van de behandelde onderwerpen en actualisering of historische duiding van probleemvelden uit de actualiteit. De verkenning van de Eigen Tijd (de periode na 1945) krijgt voldoende aandacht. Opvallend is dat de geschiedenis in de tweede graad tot nu nog vooral eurocentrisch wordt benaderd. Het bestaan van andere tijdrekeningen of de invloed van niet-westerse samenlevingen op de westerse geschiedenis worden veeleer marginaal behandeld. De historische inhouden worden in de verschillende leerjaren en studierichtingen evenwichtig geselecteerd en beperkt, en aan de hand van tekst- en beeldbronnen uit het leerboek of de eigen cursus besproken en gesitueerd. Dit geheel wordt voldoende aangevuld met audiovisuele documentatie. De zelfsamengestelde leerlingencursussen (II en III,1) zorgen voor de integratie van de vaardigheidsgerichte eindtermen in het leerproces. Een aantal historische deelvaardigheden zoals de vergelijkende studie van historische kaarten en bronnen kunnen beter ingevuld worden. Ook de integratie van ICT kan in beide graden intenser gebeuren. De toepassing van actief en onderzoekend leren verloopt wegens het ontbreken van weldoordachte en in de vakgroep onderhandelde leerlijnen weinig leerdoelgericht. De niet permanente beschikbaarheid van de nodige infrastructuur en leermiddelen evenals het ontbreken van een vaklokaal vormen een belemmerende factor voor het geïntegreerd gebruik van audiovisueel bronnenmateriaal, naslagwerken, multimedia of ICT. De beschikbaarheid, de capaciteit en/of het gebruik van de informaticalokalen zijn evenmin optimaal. De minimale materiële vereisten zoals aangegeven in het leerplan ontbreken. De historische vorming wordt in alle graden ervaringsgericht verruimd met initiatieven op vak- en op schoolniveau: excursies en vakoverschrijdende opdrachten. Inhoudelijk sluiten deze activiteiten bij de leerplanrealisatie en/of bij vakoverschrijdende thema’s aan en draagt de historische vorming bij tot de algemene vorming en tolerantie. In de vakgroepwerking is men dringend aan leerplangerichte samenwerking toe. Versnipperde lesopdrachten, twee vestigingsplaatsen en een groot verloop van leraren en interimarissen was tot dit jaar zeker niet bevorderend voor hechte en degelijke samenwerking. Sterke individuele profilering zorgt voor geringe horizontale en verticale samenwerking. De jaarplannen zijn niet op mekaar afgestemd en verschillen sterk naar vorm en grondigheid. Verslagen van vakvergaderingen tonen dat er geen planning of agenda is. Men overweegt wel steeds een aantal initiatieven maar een concrete opvolging of evaluatie blijft achterwege. Bij de lage gemiddelde eindresultaten voor het studievak in bepaalde studierichtingen zou een vorm van grotere zelfevaluatie niet misplaatst zijn. Toch worden enkele initiatieven in onderlinge samenhang genomen (bijv. organisatie van excursies) en vaart de nieuwe ploeg dit jaar een andere koers. Professionalisering gebeurt weinig en vooral op individueel initiatief. Leerlingenbegeleiding De relatie tussen leerlingen en leraren is overwegend constructief. Het klasmanagement is meestal gericht op een gedisciplineerd en efficiënt lesverloop. De leraren blijven nog overwegend vasthangen aan het veilige houvast dat frontaal onderwijs biedt. Een gebrek aan motivatie bij leerlingen in sommige klasgroepen werkt dit volgens bepaalde leraren in de hand. Het onderwijsleergesprek en centraal begeleide (klassikale) oefeningen zijn de meest voorkomende werkvormen. Begeleid zelfstandig leren in de lessen komt zelden voor, ook binnenklasdifferentiatie is ongebruikelijk. Het leerproces is mede daardoor niet altijd even systematisch gericht op een geleidelijke ontwikkeling naar emancipatorisch, probleemoplossend denken en handelen. Het frequenter gebruik van andere werkvormen met het oog op een meer actieve participatie van de leerlingen is in elke graad zeker aan te bevelen. De realisering van de vakoverschrijdende eindterm rond sociale vaardigheden worden in dit verband veeleer impliciet dan wel doelbewust nagestreefd. In het onderwijsproces van de drie graden besteedt men nadrukkelijk aandacht aan leren leren en studiebegeleiding. Dit gebeurt in de vorm van studietips, overzichten van wat leerlingen moeten kennen en kunnen (aansluitend bij de methodiek van het leer- en werkboek of de leerlingencursus) en remediëring. Er is weinig aandacht voor het ontwikkelen van eigen leerstrategieën. De leerlingen Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 25
worden in alle leerjaren verwittigd van de evaluatiemomenten en schriftelijke individuele feedback aan de leerlingen bij toetsen of taken ontbreekt. In geval van zwakke studieresultaten wordt men met extra schriftelijke voorbereidingen belast. Bij andere specifieke problemen (leerstoornissen, gedragsproblemen, …) sluit men aan bij de leerlingenbegeleiding op schoolniveau. Leerlingenevaluatie De overwegend toereikende leerplanrealisatie (uitgezonderd eerste graad) vindt haar verlengde in de leerlingenevaluatie, die in voldoende mate aansluit bij de leerplannen. De evaluatie is vooral productgericht. De leerlingen worden nooit bij hun evaluatie (vormen van zelf- en peerevaluatie ontbreken ) betrokken waardoor ze hun eigen leerproces niet kunnen corrigeren. Voor de organisatie en de rapportering van de leerlingenevaluatie volgt men de afspraken en de puntenverhoudingen zoals die op schoolniveau bepaald zijn. De vraagstelling en de puntenverdeling bij de proefwerken is niet steeds weloverwogen want niet alle leerplancomponenten komen evenwaardig aan bod. Vaak overweegt kennis op vaardigheden en inzicht. Bij mondelinge examens ontbreken voldoende transparante evaluatiecriteria voor leerlingen. Van procesgericht evalueren is er geen sprake vermits er te weinig toetsen zijn die bovendien weinig begeleidende commentaar bevatten. De examenvraagstelling is evenwel voldoende gevarieerd en peilt evenwichtig in de vorm van vooral gesloten vragen naar de beheersing van de verschillende categorieën doelstellingen/eindtermen (kennis, inzicht, vaardigheden en toepassingen). De puntenverhoudingen in de tweede en derde graad verraden een toenemende aandacht voor productgerichte evaluatie. In de derde graad zijn er eveneens te weinig punten beschikbaar voor het meten van de voortgang in het individuele leerproces. De examenvragen liggen in het verlengde van het sterk leraargestuurde leerproces. Er worden voldoende vragen gesteld betreffende ruimtelijke en chronologische kennis, situering, actualisering en inhoudelijke interpretatie van ondersteunende documentatie, maar het niveau van het probleemoplossend denken wordt weinig bereikt. Mondelinge toetsing kan duidelijk objectiever georganiseerd worden. Voorbeelden van goede praktijk •
De aandacht voor leren leren in alle graden.
•
Het gestructureerd aanbrengen van het historisch referentiekader in I,1.
•
De aandacht voor synchrone gevallenstudies in de tweede en derde graad.
•
De organisatie van vakdoorbrekende activiteiten, excursies.
Werkpunten •
De leerplannen in de eerste graad realiseren.
•
De leerplanrealisering optimaliseren.
•
Een leerlijn ontwikkelen voor actief en onderzoekend leren binnen de vakgroep.
•
Motiverende en actieve werkvormen (bijv. begeleid zelfstandig leren) in het leerproces integreren.
•
De integratie van audiovisuele leermiddelen, multimedia en ICT in het leerproces verruimen en daartoe voorzien in de nodige infrastructuur en leermiddelen.
•
Zelfevaluatie toepassen op het eigen didactisch handelen en de leerlingenevaluatie.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 26
3.1.3 Handel en (toegepaste) economie De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd voor Handel in de eerste graad. De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd voor economie in de derde graad Boekhouden-informatica en Handel. De leerplandoelstellingen worden niet in voldoende mate gerealiseerd voor toegepaste economie (bedrijfshuishoudkunde en recht) in de derde graad Boekhouden-informatica en Handel. Leerplanrealisatie De leerplanrealisatie voor handel in de eerste graad is goed: het verstrekte onderwijs beantwoordt aan de leerplanvisie, met name een initiërende verkenning in de economische huishoudingen. De taakbekommernis bij de leraren concretiseert zich in een duidelijke structuur met aandacht voor de juiste economische begrippen. ICT komt veeleer sporadisch aan bod tijdens de lessen. De leerlingen kunnen ook meer gestimuleerd worden tot het zelf opzoeken van leerstofrelevant documentatiemateriaal. Ondanks de leerplandruk zorgt een behoorlijk lestempo en een evenwichtige tijdsbesteding voor een voldoende leerplanrealisatie voor economie in alle studierichtingen. Het gebruik van actueel tekst- en cijfermateriaal is veeleer beperkt. Via bedrijfshuishoudkunde verwerven de leerlingen een degelijk inzicht in het verloop van het manueel boekhouden, ingepast in de financiële organisatie van de ondernemingen en in de onderliggende bedrijfseconomische context met een verlengstuk naar de eenvoudige kostprijscalculatie. Voor het verwerven van inzicht en voor de toepassingen worden echter quasi uitsluitend traditionele leermiddelen aangewend, terwijl het leerplan duidelijk het gebruik van de computer en een professioneel boekhoudpakket gedurende het hele schooljaar voorschrijft. Gezien het profiel van de school kunnen de ICT-infrastructuur en de technisch moeizame afstemming en integratie van het boekhoudpakket niet aanvaard worden als verontschuldiging voor het niet realiseren van deze belangrijke leerplandoelstellingen. Gebrek aan leerplanstudie, onevenwichtige planning, trage leerplanvoortgang en/of lesuitval zorgden 17 vorig schooljaar in het deelvak recht voor het niet behandelen van verbintenissenrecht en contracten in III,1. In III,2 werd te veel aandacht besteed aan bepaalde onderdelen van sociale wetgeving ten nadele van het handelsrecht, terwijl het onderdeel fiscale recht18 niet werd behandeld. Vastgestelde hiaten zijn niet terug te vinden in de betrokken jaar(vorderings)plannen. Voor een optimale leerplanrealisatie wordt onvoldoende uitgegaan van voorbereidende taken, opdrachten voor zelfstandig (opzoek)werk, cases of actualiteitsgegevens. Ook de aanpak van dit schooljaar wijst niet op een in de tijd goed gepaste leerplanvordering. In opvolging van de aandachtpunten van de vorige doorlichting, worden rudimentaire afspraken gemaakt met het oog op een zorgvuldige leerplanrealisatie maar deze zijn weinig formeel en worden onvoldoende opgevolgd. Het totaalconcept van de geïntegreerde proef (GIP) is onvoldoende gelinieerd met de opleidingsprofielen van de verschillende handelsstudierichtingen (o.a. inhoud en verhouding van de vakopdrachten, het aandeel van moderne talen…). De vakken van de basisvorming en het specifiek gedeelte komen bovendien onvoldoende geïntegreerd aan bod. Een degelijke informatiebundel met opdrachten, deadlines en een duidelijk afsprakenkader voor begeleiding en opvolging door de vakleraren ontbreekt. Het is immers niet de bedoeling om gewoon alle mogelijke en meest diverse vakopdrachten in het eindjaar te bundelen in de GIP. Los van de kwaliteit van de verschillende opdrachten en de ongetwijfeld grote inzet van leerlingen en sommige leraren, is het resultaat een onvoldoende profielgericht, geïntegreerd en vakoverschrijdend eindwerk. Het gebrek aan diepgaand
17 18
Leerplan D/1992/0279/055 recht: punten 4.2.3 en 4.2.4. Leerplan D/1992/0279/055 recht: punt 4.5.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 27
studierichtingsoverleg en de professionele autonomie van de leraren zijn niet vreemd aan deze minder positieve vaststellingen m.b.t. de GIP. De leerplannen worden niet in horizontale en verticale samenhang bestudeerd; dit blijkt dan ook uit de jaarplannen en uit de onderwijspraktijk die elk afzonderlijk een eigen leven leiden en met elkaar weinig of geen relatie leggen. Ze bevatten weinig of geen gegevens over de inpassing van extra activiteiten, opdrachten, taken en toetsen, niet of onvoldoende behandelde leerstofitems. Hun gebruiks- en informatiewaarde zijn dus beperkt. De leraren beschouwen de voorgelegde jaarplannen zeker niet als werkdocumenten en verantwoordingsstukken die aangeven hoe en in hoeverre de leerstof werd gerealiseerd. Naast de collegiale samenwerking en de spontane informele contacten tussen bepaalde collega’s, is de formele vakgroepwerking beperkt in frequentie en diepgang. Dit oppervlakkig en vrijblijvend proces leidt tot individualisme, wat trouwens overduidelijk blijkt uit de documentanalyse en de lesobservaties. Er is weinig gestructureerd en geïnventariseerd overleg over bv. leerplanrealisatie en onderwijspraktijk, studietips en remediëring, het uitzetten van verticale leerlijnen op gebied van integratie van ICT, actualiteit en het zelfstandig werk van de leerlingen, evaluatie en alternatieve evaluatievormen, geïntegreerde vakopdrachten voor de GIP, de evaluatie en de validatie van (vakgebonden) vaardigheden en attitudes. Hoewel er veel economie en handelsvakken worden onderwezen, straalt de school dit onvoldoende uit. Ondanks de aanwijzingen in het vorige doorlichtingsverslag, vinden de meeste lessen plaats in gewone klaslokalen, die veeleer desolaat ogen. Een krachtige en uitnodigende leeromgeving ontbreekt. De prikborden worden zelden gebruikt voor het aanbrengen van vakdidactische informatie en documentatie. Het lesbord wordt benut voor een overzichtelijke voorstelling van de leerstof en een correcte schrijfwijze van de vakterminologie. Het telkens naar de klas moeten meenemen van een overheadprojector, is ontegensprekelijk een rem op het oordeelkundig en tijdbesparend gebruik ervan. De beschikbaarheid van, de goed uitgeruste, computerlokalen voor economie en handelsvakken is te beperkt. Leerlingenbegeleiding Tijdens de bijgewoonde lessen werd het leerproces van de leerlingen in belangrijke mate gestuurd door de leraar. Het leergesprek en in wat mindere mate het doceren zijn de meest gebruikte werkvormen, waarbij nog regelmatig wordt gedicteerd. Inspanningen om de lessen voor de leerlingen boeiend en actueel te maken, zijn leraargebonden. Hoewel men doorgaans alle leerlingen actief bij het gebeuren tracht te betrekken, volgen deze doorgaans passief de lessen en is het lesrendement veeleer beperkt. Activering door middel van het zelfgestuurd werken aan opdrachten is veeleer uitzonderlijk. Positief zijn de bijwerklessen en inhaalcursussen voor de talrijke instromers. Sporen hiervan worden momenteel nog te weinig teruggevonden in de agenda’s van de leerlingen. Aangezien de leerplanvoortgang voor de meeste deelvakken in de derde graad beter moet bewaakt worden, dient de school en de vakgroep een oplossing te zoeken voor het spanningsveld tussen zorgbreedte voor alle leerlingen en een volledige leerplanrealisatie. Het actualiseringsprincipe d.i. de economische theorie toetsen aan de socio-economische realiteit wordt gestimuleerd door de verwijzing in de lessen naar het socio-economische gebeuren. De initiatieven om aanvullend, tijdens de lessen, socio-economische en juridische artikels aan te bieden zijn veeleer uitzonderlijk. Nog even zelden als tijdens de vorige doorlichting wordt een beroep gedaan op de actieve participatie van de leerlingen door bijv. het laten opzoeken van artikels en het zelfstandig verwerken ervan en/of het bespreken van actuele problemen gekoppeld aan niettraditionele werkvormen. Het inpassen van extra activiteiten zoals gastsprekers, didactische uitstappen, bedrijfseconomische managementspelen, bedrijfssimulaties en projecten gericht op praktische toepassing of verdieping van de leerplanrealisatie is positief. Meer aandacht kan echter besteed worden aan een degelijke voorbereiding en naverwerking in functie van het (zelfgestuurd) realiseren van leerplandoelstellingen. Algemeen zijn vakoverschrijdend of geïntegreerd werken, de aanknopingspunten met de economische realiteit, actualiteitsopdrachten en de integratie van ICT in de handelsvakken nog veeleer schaars. Slechts bij een beperkt aantal leraren is het gebruik van het elektronisch leerplatform ingeburgerd.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 28
In de gecontroleerde leerlingenagenda’s zijn de lesinhouden niet altijd leerplanconform ingevuld. Vaak gebruikt men de titels van de opgaven uit het leerboek of andere vage vermeldingen met weinig relatie tot de leerplandoelstellingen, waardoor de leerplanrealisatie onvoldoende of niet traceerbaar is. Leerlingenevaluatie Toetsen en overhoringen over grotere leerstofgehelen zijn een correcte weerspiegeling van de aangereikte leerinhouden. De vakgroep en de school hebben nog onvoldoende nagedacht over de verhouding tussen de cijfers voor dagelijks werk en voor proefwerken in de derde graad, in functie van het aanzetten van leerlingen tot regelmatiger werken en studeren. Ook het opnemen van andere evaluatiegegevens in de rapportcijfers zou stimulerend en motiverend kunnen werken. De vakgroep heeft nog geen werk gemaakt van de evaluatie en de validatie van vakgebonden vaardigheden en attitudes. De school en de vakgroepleden maken weinig werk van nascholing. De gecontroleerde proefwerkvragen sluiten aan bij de leerstof die in de loop van het schooljaar werd behandeld. Vakafhankelijk peilen de bevragingen over het algemeen zowel naar begripsmatige als naar inhoudelijke en toepassingsgerichte kennis. Een aantal deelvakken in de derde graad zoals economie en recht worden nog sterk kennisgericht bevraagd; het overgrote deel van de vragen valt onder de noemer 'reproductie'. Nog veeleer uitzonderlijk komt een beperkte bevraging naar de socioeconomische of juridische actualiteit de kwaliteit van de vraagstelling ten goede. Net zoals tijdens de vorige doorlichting geeft de productevaluatie van de geïntegreerde proeven in de vorm van vakresultaten een beeld van de prestaties van de leerlingen. De procesevaluatie komt evenwel nog steeds onvoldoende expliciet tot uiting. Ook de evaluatie van vaardigheden en attitudes is ondermaats. Voorbeeld van goede praktijk •
De enthousiasmerende aanpak van enkele vakleraren.
Werkpunten •
Maatregelen nemen voor een adequate en evenwichtige realisatie van alle leerplandoelstellingen en -inhouden voor de vakken bedrijfshuishoudkunde en recht.
•
Een gezamenlijke leerplanstudie van alle deelvakken om de samenhang en de coherentie te optimaliseren en de opportuniteiten door de samenwerking met andere vakdisciplines te benutten.
•
Formeel en diepgaand studierichtingsoverleg opstarten.
•
Het begeleid gebruik van ICT in functie van het actief en zelfontdekkend leren integreren in de lessen.
•
Alle GIP-opdrachten evalueren in functie van het eindprofiel van de studierichtingen en werken aan een betere integratie van de vakken.
•
Vaardigheden en attitudes bij de leerlingen aanbrengen en procesgericht evalueren.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 29
3.1.4 Muzikale opvoeding De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd in de eerste graad. Leerplanrealisatie Het geboden muziekonderwijs is vastgelegd in stevige planningsdocumenten die het resultaat zijn van degelijke reflectie over het vigerend leerplan. Dit geldt ook voor het vakdossier n.a.v. de schooldoorlichting dat op een goede manier is aangegrepen als bezinning over het geheel van het muziekonderwijs op school. De leerplandoelen inzake muziekpraxis worden het sterkst uitgewerkt m.b.t. het zingen. Er is met succes werk gemaakt van een geleidelijke opbouw van een liedrepertorium. Binnen de muziekles slaagt men erin om de stem ‘wakker’ te maken, wat vanuit de beginsituatie voor muziek in het eerste jaar secundair onderwijs geen sinecure is. Bovenal wordt gewerkt aan het ‘zingplezier’ wat bij het merendeel van de leerlingen resultaat oplevert. Het vocaal werk wordt via stemopwarming en een aantal inleidende stemoefeningen opgestart. Het is een pluspunt dat de liedlijst wordt levendig gehouden door de hele rits van liederen geregeld als een totaal repertorium uit te voeren. De pianobegeleiding is kwalitatief en ondersteunend. Men dient er wel over te waken dat een te krachtig volume de zangstemmen niet laat wegdeemsteren. Het is ook aan te bevelen om iets meer aandacht te besteden aan het a cappella-zingen alsook het proeven van heel eenvoudige meerstemmigheid. Het voorzingen is kwaliteitsvol met aandacht voor goed ademen, juiste intonatie en artistieke interpretatie. De instrumentale muziekpraxis beperkt zich nu overwegend tot het ritmisch begeleiden van liederen met beperkte percussie. Deze beperking is het resultaat van het gebrek aan de middelen die nodig zijn voor een krachtige invulling van dit leerdoel. Een en ander heeft te maken met de recente verhuis. Er is een plan voorgelegd waarin de aankoop van de nodige leermiddelen terzake is opgenomen. De ideeën en de expertise om het instrumentaal werk uit te bouwen tot een gezamenlijk musiceren in gemengde en flexibele bezetting is uitdrukkelijk aanwezig. Op deze manier kunnen de leerlingen eenvoudige melodische en ritmische patronen spelen waaruit vervolgens de te kennen muziekschriftuur gefilterd wordt. Uiteraard gaat het hier over een boeiend samengaan van een aantal elektronische instrumenten gekoppeld aan midi, drumstel en klein toebehoren uit het percussiearsenaal alsook een aantal akoestische instrumenten – aan te vullen met de instrumenten die een beperkt aantal leerlingen spelen vanuit het volgen van deeltijds kunstonderwijs. Op deze manier zal ook het ontwerpen van muziek alsook het improviseren sterker kunnen uitgewerkt worden. Het muziekbeluisteren krijgt de nodige aandacht. Het is belangrijk dat de luisteropdrachten duidelijk worden geformuleerd alvorens het eigenlijke beluisteren start. Het geven van toelichting tijdens de beluistering dient vermeden te worden. De les wordt met gevarieerde bouwstenen samengesteld waarbij gefocust wordt op de behandeling van de verschillende muzikale omgangsvormen. Het enthousiasme voor muziek is binnen de muziekles expliciet aanwezig. Deze begeestering vitaliseert het muziekonderwijs. De aula waar de lessen muziek plaatsvinden, staat nog veraf van een volwaardig vaklokaal. De aulaopstelling is vooral onpraktisch en remt het instrumentaal musiceren. Tijdens de schooldoorlichting is de planning tot oplossing van dit probleem voorgelegd. Er is wel al via overleg leraar - schoolleiding geïnvesteerd in de aankoop van een aantal leermiddelen en apparatuur die de muziekpraxis kan aanzwengelen. De verwarming in het huidig lokaal is gebrekkig. Er is een behoorlijke lijst van gevolgde specifieke nascholing voorgelegd. Voorts wordt ook verder vorming gevolgd binnen het deeltijds kunstonderwijs. Al deze initiatieven getuigen van de inzet om het vakonderwijs alsmaar verder gestalte te geven en uit te werken tot kwaliteitsvol en eigentijds muziekonderwijs. De lesopdrachten in een aantal andere scholen resulteren in collegiale uitwisseling en participatie aan vakgroepwerking.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 30
Leerlingenbegeleiding De leerlingenbegeleiding is positief, onder meer vanuit de degelijke interactie die de muziekles kenmerkt. Er wordt ook goed ingespeeld op de leefwereld van deze jongeren en de actualiteit binnen de muziekwereld. Zowel uit lesobservaties als gesprekken blijkt dat de leerlingen graag naar de muziekles komen. Een en ander heeft te zien met het feit dat de mogelijkheden van de verschillende lesgroepen heel goed en realistisch worden ingeschat. Taken en opdrachten worden duidelijk geformuleerd en sluiten goed aan bij de leerinhouden. De vitale didactiek vertrekt vanuit doordachte leerlijnen, maar het ingezette leerboek belemmert soms de opbouw van een interessante leerlijn en biedt ook weinig of geen ondersteuning aan leren leren. De koppeling van de muziekles aan een concert of ander muziekevenement is waardevol en de voorbereiding van dit initiatief gebeurt met zorg. Leerlingenevaluatie In samenspraak met de schoolleiding is de keuze gemaakt om muzikale opvoeding permanent te evalueren. Deze keuze sluit goed aan bij het vigerend leerplan. De taken en opdrachten worden keurig nagezien en er is ook voldoende feedback. De evaluatie sluit behoorlijk aan bij de behandelde leerplanitems en is ook duidelijk afgebakend in beheersbare leerstofonderdelen. Verder kan het evalueren nog uitdrukkelijker vertrekken van ‘klinkende muziek’. Dit betekent dat het merendeel van de vragen enkel en alleen op te lossen is via het beluisteren van muziek. Uit nazicht van de voorgelegde evaluatiedocumenten blijkt dat de correcties behoorlijk zijn. Het verdient aanbeveling om het remediëren explicieter aan de evaluatie te koppelen. De volledige uitwerking van het leerdoel ‘instrumentaal musiceren’ zal nog heel wat mogelijkheden aanreiken om zowel de permanente evaluatie als het remediëren te verstevigen. Voorbeelden van goede praktijk •
De vitaliteit en het enthousiasme als rode draad binnen het geboden muziekonderwijs.
•
De degelijke afstemming van het muziekonderwijs op de doelgroep.
•
De kwalitatieve uitwerking van de leerdoelen m.b.t. het vocaal musiceren.
•
De kwaliteitsvolle voorzang en dito klavierbegeleiding.
•
Het welbevinden van de leerlingen.
•
De ruim gevolgde nascholing.
Werkpunten •
Een volwaardig muzieklokaal inrichten zoals voorgelegd in het planningsdocument.
•
Via verdere uitbouw van de leermiddelen het instrumentaal musiceren, ontwerpen en improviseren explicieter uitwerken.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 31
3.1.5 Toegepaste informatica en dactylografie/toegepaste informatica, derde graad De leerplandoelstellingen worden in de derde graad in voldoende mate gerealiseerd. Leerplanrealisatie In alle studierichtingen worden de leerplandoelstellingen toegepaste informatica in voldoende mate gerealiseerd. Er wordt voldoende klemtoon gelegd op een taakgerichte benadering (versus pakketgerichte benadering). In Handel staat de leerplanrealisatie onder druk omdat de leerboekgerichtheid overheerst op de leerplangerichtheid en omdat de planningsdocumenten niet geactualiseerd zijn. Het rekenblad krijgt daardoor veel meer aandacht dan het leerplan vereist, waardoor de behandeling van enkele andere inhouden veeleer oppervlakkig gebeurt (o.a. systeemprogrammatuur, elektronisch publiceren). In Boekhouden-informatica legt men op een evenwichtige wijze de klemtoon op het analyseren van informatiebehoeften en het zelf ontwikkelen van informaticatoepassingen, gebruik makend van verschillende softwarecomponenten. Voor de studierichtingen Informaticabeheer en Secretariaat-talen werd een studierichtingsverslag gemaakt (§3.2). Om de coherentie te bewaken worden er in sommige studierichtingen afspraken gemaakt over de verdeling van de leerplandoelstellingen en leerinhouden. De leerplandoelstellingen dactylografie/toegepaste informatica worden vlot gerealiseerd, mede door functionele planningsdocumenten. De afgewerkte producten, het beheersingsniveau bij de leerlingen en de evaluatieresultaten tonen aan dat de algemene doelstellingen en de specifieke leerplandoelstellingen voldoende aandacht krijgen. Tienvingerblind typen, optimaal toetsenbordgebruik, toepassing van de BIN-normen, snelheid en correctheid worden in voldoende mate gerealiseerd. Vanuit dactylografie/toegepaste informatica is er voldoende ondersteuning voor de tekstuele afwerking van de geïntegreerde proef. Er is een groep instromers die een aantal technische computervaardigheden mist op het vlak van dactylografie en/of tekstverwerking. De vakgroep doet inspanningen om dit aansluitingsprobleem op te lossen door de organisatie van inhaallessen. In de derde graad wordt de vakgroep geconfronteerd met een grote instroom van leerlingen die niet de gewenste vooropleiding hebben. Maar de vakgroep wordt ook geconfronteerd met leerplannen die aandringen op een consecutiviteit met de vorige graad, waarbij er moet worden rekening gehouden met de aangegeven beginsituatie in het leerplan. Tot op een zekere hoogte slaagt de vakgroep erin om de instromers mee te krijgen. Maar uiteindelijk moet een aantal leerlingen toch vroegtijdig afhaken, overschakelen of behaalt men een C-attest in III, 2 (zie ook §4.1 Schoolrendement). Kenmerkend voor de meerderheid van deze vakgroep is dat men streeft naar een evenwicht tussen een leerplangerichte aanpak en het benutten van de mogelijkheden van de leerlingen. De vakgroep merkt op dat ze confronteerd wordt met een dalende motivatie en inzet van leerlingen uit sommige studierichtingen. Uit controle blijkt dat de vakgroep wel put uit haar mogelijkheden om oplossingen te vinden, maar de resultaten blijven uit omwille van één zwak punt: een overwegend onvoldoende renderend evaluatiebeleid (zie Leerlingenevaluatie). Om de coherentie te bewaken worden er, zeker in de studierichtingen Informaticabeheer en Boekhouden-informatica, afspraken gemaakt over de verdeling van de leerplandoelstellingen en leerinhouden. Men gebruikt in Boekhouden-informatica en Informaticabeheer het cursusmateriaal van het VSKO, dat zowel elektronisch (op het leerplatform van de school) als in boekvorm aan de leerlingen wordt aangereikt. De geïntegreerde proeven, met uitzondering van deze voor Informaticabeheer, hebben te weinig de kenmerken van een geïntegreerd vakoverschrijdend project waarin het geheel aan kennis en vaardigheden, eigen aan de opleiding, verweven zit. De uitwerking van de planningsdocumenten gebeurt binnen de vakgroep erg verschillend. Sommige planningsdocumenten zijn uitgewerkt tot werkinstrumenten. Andere documenten zijn veeleer een opsomming van leerplanitems op een tijdpad, waarbij enkele planningsdocumenten niet geactualiseerd
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 32
zijn of niet stroken met de realiteit. Men verliest daardoor het zicht op de timing en een eventueel vervangende collega heeft onvoldoende referentiegegevens om het onderwijsproces te continueren. Sommigen integreren in hun jaarplan een vorderingsplan om de voortgang van de leerplanrealisatie te inventariseren en vullen aan met op- en aanmerkingen om het jaarplan een extra informerend karakter te geven. De vakkennis op het terrein van de informatica is goed en evolutief. Vakgerichte nascholing wordt aangevuld met zelfstudie. Een rijkdom voor de school is de aanwezige knowhow en de technische polyvalentie. De aandacht voor de instructietaal is leerkrachtgebonden en bij sommigen uitstekend. De computerlokalen waar de lessen toegepaste informatica worden gegeven zijn goed geconfigureerd. Alle computers staan in servergestuurd netwerk. De leerlingen hebben in alle klassen voldoende ruimte om schrijf- en studiesessies te organiseren. De opbouw van het computerpark is zo samengesteld dat steeds één leerling achter een computer zit. Aan de minimale materiële vereisten, zoals opgenomen in de verschillende leerplannen, wordt voldaan op uitzondering van de aanwezigheid van een up-to-date scanner. De aankleding van de computerklassen is minimaal. Leerlingenbegeleiding De wijze waarop de leerlingen bij de les worden betrokken is erg leraargebonden: sommige lessen verlopen veeleer passief omdat men de leerlingen onvoldoende uitdaagt op onderwijskundig vlak; andere lessen worden gekenmerkt door een stevige dynamiek via een variërende vraagstelling, klasgesprek en individuele bijsturingen. Alternatieve werkvormen zoals groepswerk en peer-teaching, waarbij in de leerlingengroep een beroep wordt gedaan op de aanwezige expertise en het zelfevaluerend vermogen van de leerlingen, worden bij uitzondering toegepast. Men neemt overwegend de houding aan van coach en steeds minder de houding van kennisoverdrager: dit is een positieve aanpak. Leerlingen die bij inschrijving niet over de verwachte voorkennis beschikken voor de vakken dactylografie en tekstverwerking worden verwacht in speciaal daarvoor ingerichte instaplessen al dan niet aangevuld met zelfstudiepakketten. Leerlingen met leerachterstanden kunnen inhaallessen volgen. De ouders worden hierover duidelijk geïnformeerd. Sommige leerlingen geven blijk van een leergierige houding, anderen nemen veeleer een passieve houding aan. De zorg die de leerlingen dragen voor het computerpark is goed. De agenda's en schriften van de leerlingen weerspiegelen de inhoud en de doelstellingen van de goedgekeurde leerplannen. In sommige klassen is de zorg voor de leerlingenagenda’s echter ondermaats. De school kan in alle lessen garanderen dat elke leerling voor een computer zit waardoor men op een aanvaardbare wijze de leerlingen effectief kan begeleiden, permanent evalueren en een goede veiligheidssituatie kan garanderen. Hierbij wordt duidelijk voldaan aan de eis om de meeste leerplandoelstellingen te realiseren via praktijkervaring met software. Leerlingenevaluatie Men werkt bijna uitsluitend met aangekondigde toetsen. Het is enerzijds positief dat de school de leerlingen de kans geeft om te werken aan een grotere zelfredzaamheid en zelfstandigheid, maar anderzijds creëert dit systeem voor de leerlingen ook valkuilen m.b.t. het bijhouden van de leerstof. De resultaten van de leerlingen variëren van matig tot goed. In sommige studierichtingen liggen de cijfers in de derde graad soms laag. Volgens de leraren is de studieërnst is de grote handicap. Maar een te eng draagvlak van de evaluatievormen beïnvloedt ook de resultaten: de cijfers geven niet altijd weer wat de leerling echt kent, kan en beheerst.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 33
Voorbeelden van goede praktijk •
De aanwezige knowhow binnen de vakgroep.
•
Het klasmanagement van sommige leerkrachten, met aandacht voor succeservaring.
•
De overwegend leerlingvriendelijke aanpak.
Werkpunten •
De leerplanrealisatie in de studierichting handel optimaliseren.
•
Het evaluatiebeleid hertekenen; niet enkel focussen op enkele schriftelijke toetsen; meer aandacht besteden aan permanente evaluatie (is niet gelijk aan gespreide evaluatie) en/of andere evaluatievormen.
•
Leerlingendocumenten (schoolagenda's, schriften) ook voor het onderdeel informatica steekproefsgewijs nakijken.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 34
3.1.6 Wiskunde De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd in de derde graad.. Leerplanrealisatie De vakgroep neemt de goedgekeurde leerplannen van het VVKSO als leidraad voor de organisatie van het curriculum. De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd (zie ook wiskunde in §3.2.1 en §3.2.2) door een overwegend gestructureerd klasmanagement. Een aandachtspunt is echter de uitwerking van het onderdeel ‘mathematiseren en problemen oplossen’. Het gekozen oefenmateriaal vormt alvast de basis om de doelstellingen m.b.t. dit leerplanonderdeel te realiseren. Maar de vakgroep is nog zoekende naar een functionele werkwijze om bij de leerlingen een onderzoeksgerichte houding te ontwikkelen en het methodisch en planmatig werken te implementeren zoals verwacht in het leerplan. Er zijn hieromtrent contacten geweest met de pedagogische begeleiding. De aanwezige knowhow binnen de vakgroep geeft de inspectie voldoende garantie dat de realisatie van de doelstellingen m.b.t. het onderdeel ‘mathematiseren en problemen oplossen’ wordt geoptimaliseerd. Een bewuste inkleuring van het leerplan met toepassingen gericht op de profilering van de studierichtingen gebeurt veeleer leraargebonden. Aanzetten tot meer toepassingsgerichte wiskunde en de daartoe noodzakelijke samenwerking met collega’s van andere vakken zijn aanwezig. Bij het opstellen van de jaarplannen is er een groeiend overleg en worden de inhouden van de graadsleerplannen verdeeld over de twee leerjaren. Maar de jaarplannen hebben veeleer de kenmerken van one-shot documenten (voor directie, begeleiding, inspectie). Het zijn niet echt werkinstrumenten, waarbij geregeld wordt ingegrepen om de vooropgestelde leerplandoelstellingen binnen de beschikbare tijd te verwerken of waarbij op- en aanmerkingen het jaarplan een extra informerend karakter geven. Zeker voor interimarissen fungeren de documenten in de huidige vorm onvoldoende als referentiekaders om de leerplanrealisatie te ondersteunen en te bewaken. De door instromers veroorzaakte heterogeniteit in wiskundige voorkennis, en soms zelfs wiskunde-aversie van uit het ASO afkomstige leerlingen, vragen in het eerste trimester behoorlijk wat energie van de leraren en remmen het studierendement af. Dit probleem stelde zich ook tijdens de vorige doorlichting in 1999. Het probleem blijft onopgelost omwille van het ontbreken van een beleidsvisie op schoolniveau waarin acties kunnen worden verankerd. Anderzijds biedt het ontbreken van een duidelijke profilering op klasniveau onvoldoende transparantie voor de leerlingen m.b.t. de voorkennis/verwachtingen en mogelijkheden/hindernissen. Maar, ook de reglementering m.b.t. Gelijke Onderwijskansen en de toelatingsvoorwaarden hebben hier hun effecten. De expliciete aandacht voor de ICT-eisen en -verwachtingen van de eindtermen en de leerplannen heeft, weliswaar leraargebonden, al een goede integratiegraad bereikt. Het gebruik van het grafisch rekentoestel is goed ingeburgerd en de leerlingen kunnen er functioneel mee werken. Het gebruik van het internet (applets) wordt weinig of niet benut om het probleemoplossend en explorerend vermogen bij de leerlingen te ontwikkelen. De expliciete ICT-eisen en -verwachtingen van sommige minimumdoelstellingen in eindtermen en leerplannen ten aanzien van de leerlingen worden door de leraren consequent toegepast op het eigen handelen (planningsdocumenten, verslagen vakgroepen, evaluatiedocumenten). Het gebruik van het elektronisch leerplatform is evolutief en wordt vooral voor drilloefeningen ingeschakeld. Tijdens de twee schooljaren voorafgaand aan de doorlichting werden geen vakgerichte of algemeen pedagogische nascholingen gevolgd. Er is wel overleg geweest met de pedagogische begeleiding waarna de vakgroep een aantal prioriteiten heeft verzameld: aanleggen van bibliotheek wiskunde, implementatie van een contextgebonden wiskundeonderwijs en aandacht voor de vaardigheden uit de leerplannen. Enkele prioriteiten werden reeds vertaald in concrete acties. Ondanks de aanwijzingen in het vorige doorlichtingsverslag, vinden de meeste lessen plaats in klaslokalen die erg desolaat ogen. Een krachtige en uitnodigende leeromgeving ontbreekt. Ook voor
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 35
de leerlingen zou het prettig en bovendien leerzaam en stimulerend zijn als er elementen (posters, figuren, …) worden aangeboden die kernbegrippen, stellingen, formules, … uit de leerstof visualiseren en het leerklimaat stimuleren. Er zijn een aantal overheadprojectoren in het gebouw, maar die zijn meestal stuk. Leerlingenbegeleiding De algemene sfeer in de klassen is rustig en er heerst een ordelijke werksfeer. De leerlingen vertonen over het algemeen een behoorlijke studiebereidheid, maar de intrinsieke motivatie voor het vak wiskunde is verschillend van richting tot richting. De ontbrekende aankleding van de lokalen en de veeleer onduidelijke profilering van de verschillende studierichtingen zetten mede een rem op de noodzakelijke motivatie. De grootte van de klasgroepen wordt door de directie bewaakt en de aandacht voor succeservaring bij de leerlingen is overwegend goed: deze elementen stroken met het opvoedingsproject van de school. De communicatie is overwegend stimulerend (versus sturend) en gericht op inzet (versus prestatie). De leerlingen worden veeleer als persoon benaderd en zeker niet als een neutraal element uit een verzameling. Dit is alleszins een kwaliteitskenmerk voor deze vakgroep. Alle leraren zijn steeds bereid leerlingen voor, tijdens en na de les te begeleiden bij het wegwerken van problemen. Wanneer leerlingen uit Informaticabeheer verder willen studeren, worden ze vaak geconfronteerd met opleidingen waar voor wiskunde een goede voorkennis wordt vereist. Daarom biedt de school aan deze leerlingen in III, 2 op vrijwillige basis een extra uur wiskunde aan. De leerlingen die niet voor het extra uur wiskunde opteren, krijgen een uur Duits. De aandacht voor het Nederlands als instructietaal, is leraargebonden. Te vaak worden de leerlingen uitgedaagd tot ‘één- of tweewoorden-antwoorden’. Sporadisch worden er inspanningen gedaan om de wiskundige taalvaardigheid te ontwikkelen of te evalueren. Het taalgebruik van de leraren is persoonsgebonden en varieert van zeer verzorgd Nederlands tot een dialectisch getint Nederlands. De aandacht voor ‘leren leren’ is veeleer impliciet dan expliciet aanwezig. Dit blijkt ook uit de schoolagenda’s die zelden goed worden ingevuld door de leerlingen. De in de agenda beschikbare instrumenten voor werk- en studieplanning worden weinig of niet benut. Leerlingenevaluatie De kleine evaluatiebeurten worden voldoende gespreid. De correcties gebeuren correct en de puntenverdeling is billijk. De vragen op toetsen en proefwerken zijn van een aangepaste moeilijkheidsgraad en vertonen een evenredige spreiding van alle leerstofonderdelen. De resultaten op toetsen en proefwerken zijn echter veeleer matig. Oorzaken moeten worden gezocht bij de leerlingenmotivatie, maar ook bij de wijze waarop de evaluatie wordt ingevuld. De vakgroep hanteert veeleer een testcultuur en integreert weinig of geen elementen van een evaluatiecultuur; de studiemotivatie en doorzettingsvermogen worden hierdoor onvoldoende geprikkeld, wat een hinderpaal is voor een dynamisch lesverloop en een negatieve invloed heeft op de resultaten. Een uitdaging voor de vakgroep in de nabije toekomst is het geven van een bredere 19 invulling aan evaluatie (evaluatiecultuur naast testcultuur), rekening houdend met een nog te ontwikkelen schoolvisie betreffende evaluatie, de eindtermen en de aanbevelingen in de leerplannen. In alle studierichtingen werkt men bijna uitsluitend met aangekondigde toetsen. Het is enerzijds positief dat de school de leerlingen de kans geeft om te werken aan een grotere zelfredzaamheid en zelfstandigheid, maar anderzijds creëert dit systeem voor de leerlingen ook valkuilen m.b.t. het bijhouden van de leerstof.
19
In een testcultuur staat vooral het beoordelen van kennis centraal; in een evaluatiecultuur ligt de klemtoon meer op de begeleidende functie van de evaluatie en gaat meer aandacht naar vaardigheden en attitudes.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 36
Voorbeelden van goede praktijk •
De gelijkgerichtheid.
•
De bereidheid om alle leerlingen individueel bij te staan en te begeleiden.
•
Het goede klasmanagement, de vaktechnische bekwaamheid en de enthousiasmerende aanpak van de meeste leraren.
Werkpunten •
De realisatie van de doelstellingen m.b.t. het onderdeel ‘mathematiseren en problemen oplossen’ optimaliseren.
•
De evaluatie een bredere invulling geven zodat naast de traditionele toetsen ook assessment een kans krijgt.
•
Een stimulerende leeromgeving uitwerken.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 37
3.2
Studierichtingsverslagen
3.2.1 Informaticabeheer De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden niet in voldoende mate gerealiseerd voor het vak Frans in de basisvorming. De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd voor de vakken geschiedenis en wiskunde in de basisvorming. De leerplandoelstellingen van het specifiek gedeelte worden niet in voldoende mate gerealiseerd voor het vak toegepaste economie (bedrijfseconomie). De leerplandoelstellingen van het specifiek gedeelte worden in voldoende mate gerealiseerd voor het vak toegepaste informatica. Leerplanrealisatie De doorlichting heeft betrekking op de vakken AV geschiedenis, AV wiskunde en AV Frans van de basisvorming en op de vakken TV toegepaste economie (bedrijfseconomie) en TV toegepaste informatica van het specifiek gedeelte. Voor bedrijfseconomie wordt een optimale leerplanrealisatie verhinderd door een gebrek aan leerplanstudie, onevenwichtige planning en een veeleer beperkt rendement van de meeste lessen. De onderdelen manueel boekhouden, kosten en kostprijsberekening, het commercieel beleid en sociale wetgeving werknemers worden uitgebreid behandeld. Andere leerplanonderdelen zoals contracten, het financieel beleid met inbegrip van de steunmaatregelen, de zelfstandige zaak en het zelfstandig statuut, het fiscaal statuut en de specifiek wetgeving (D/2002/0279/001 punten 3.3, 3.5, 3.7, 3.8.2, 3.8, 3.9 en 3.10) komen slechts oppervlakkig of helemaal niet aan bod. Zowel voor het verwerven van inzicht als voor toepassingen worden enkel traditionele leermiddelen aangewend terwijl het leerplan, in functie van het profiel van de studierichting, het gebruik van de computer en de implementatie van een professioneel boekhoudpakket voorschrijft. In de lessen toegepaste informatica worden alle leerplandoelstellingen met voldoende omvang en diepgang gerealiseerd. De leerlingen worden goed voorbereid op het beheren van computerapparatuur en programmatuur, op het efficiënt oplossen van probleemsituaties, op het begeleiden van pcgebruikers en op het optimaliseren van de informatieverwerking. Er wordt gewerkt aan kennis en vaardigheden en in mindere mate aan attitudes. De planningsdocumenten geven een goed beeld m.b.t. realisatie van de doelstellingen: de leerinhouden zijn verwerkt in een matrix (inhouden, lesuren, doelstellingen, lesuren, …), een maandoverzicht om een idee te vormen over de gewichtsverdeling per onderdeel en een overzicht per leerjaar om de realisatie van het graadsleerplan te bewaken. De leerlingen gebruiken eigen notities, cursusmateriaal (aangeboden door het VSKO) en daar waar mogelijk online ondersteuning. In sommige vakonderdelen krijgen de leerlingen supplementair aan het cursusmateriaal extra oefeningen om de zelfredzaamheid te ontwikkelen. De leerlingen hebben voldoende ruimte om schrijf- en studiesessies te organiseren. Alle computers staan in netwerk, waarbij de implementatie van het project servervirtualisatie prima werkt. De school kan in alle lessen garanderen dat elke leerling voor een computer zit waardoor men op een aanvaardbare wijze de leerlingen effectief kan begeleiden, permanent evalueren en een goede veiligheidssituatie kan garanderen. Hierbij wordt duidelijk voldaan aan de eis om de meeste leerplandoelstellingen te realiseren via praktijkervaring met software en hardware. De zorg die de leerlingen dragen voor het computerpark is goed. De vakgroep informatica neemt initiatieven om de grenzen tussen de informaticavakken en de vakken uit de basisvorming of specifiek gedeelte te doorbreken.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 38
Voor Frans kan het leerplan niet worden gerealiseerd bij gebrek aan voldoende leermiddelen. Bovendien is er weinig aandacht voor leerplanstudie. Er is onvoldoende aandacht voor de tekstsoorten, de taaltaken en de bijhorende strategieën van de schrijfvaardigheid, zowel tijdens de lessen als bij de evaluatie. Voor het overige wordt er onvoldoende gewerkt aan de profilering van de studierichting. Dit uit zich ook in de wijze waarop de planningsdocumenten worden geconfigureerd: Handel en Informaticabeheer, worden samengenomen in één jaarplan omdat ze van de zelfde leraar les krijgen. De leerplandoelstellingen voor het vak wiskunde worden in voldoende mate gerealiseerd. De realisatiegraad stoelt vooral op ervaring. De planningsdocumenten bieden echter onvoldoende ondersteuning voor de realisatie; het zijn geen werkdocumenten om de timing te bewaken en de continuïteit van het onderwijsproces bij eventuele vervangingen te verzekeren. Vanuit de wiskunde wordt de studierichting geprofileerd door vooral de klemtoon te leggen op het kunnen toepassen van de theorie en het gestructureerd leren oplossen van wiskundig gerelateerde problemen uit de wetenschappen, economie en esthetica. Indien mogelijk worden wiskundige algoritmen uit het curriculum aangeboden om via een programmeertal te automatiseren. Het gebruik van het grafisch rekentoestel is goed ingeburgerd. Contacten met de bedrijfswereld krijgen vorm en inhoud via de stages en bedrijfsbezoeken. De laatstejaars hebben tien lesdagen stage die georganiseerd wordt als blokstage. Om de weggevallen lessen te recupereren heeft de school een inhaalrooster, gespreid over het schooljaar, opgesteld. Hierover wordt duidelijk gecommuniceerd met de ouders. Op de wekelijkse lessentabel is twee uur ‘TV stage toegepaste informatica’ opgenomen. De organisatie van de stage gebeurt conform de inhoud van de omzendbrief SO/2002/09. De stages worden op een kwaliteitsvolle wijze aangepakt. Het geheel wordt ondersteund door een gedetailleerd draaiboek. Tijdens de stage vervullen de leerlingen opdrachten in functie van systeembeheer en/of softwareontwikkeling in de informatica-afdeling van een bedrijf. De geïntegreerde proef (GIP) krijgt vorm en inhoud met goed afgelijnde en regelmatig opgevolgde opdrachten vanuit de basisvorming en het fundamentele gedeelte. Het is een goed voorbeeld van een vakoverstijgend project, gebaseerd op de stage, waarin het geheel aan kennis en vaardigheden eigen aan de opleiding verweven zit. De GIP bestaat uit drie delen: een vragenlijst over het stagebedrijf, een bedrijfsopdracht en de ontwikkeling van een website. Kenmerkend voor de bedrijfsopdrachten is het overwegend vooruitstrevend karakter, waarbij vaak de interesse wordt opgewekt van bedrijven. Om de vakoverschrijdende eindtermen na te streven werkt men binnen de vakken veeleer individueel; een gemeenschappelijk kader of leerlijnen ontbreken. Leerlingenbegeleiding De leerlingen in Informaticabeer hebben een uitgesproken interesse voor vooral de technische aspecten van de informatica. Maar een aantal leerlingen verengen hardware tot het monteren en demonteren van computers, daar waar het praktisch onderdeel slechts een fractie is van de module hardware (beheer van computersystemen en netwerken). Het begrip hardware op de lessentabel, op de website en in de briefwisseling is blijkbaar onvoldoende duidelijk omschreven. De vooropleiding van de leerlingen in de tweede graad situeert zich met een kleine meerderheid in het TSO en dan overwegend in de studierichting Handel. De leerlingen met een ASO-voorgeschiedenis komen vooral uit de polen Humane wetenschappen en Wetenschappen. De school stelt echter ieder jaar opnieuw vast dat een relatief grote groep leerlingen in Informaticabeheer het wiskundepakket moeizaam verteert. Anderzijds verwacht men in aansluitende richtingen in het hoger onderwijs een goede voorkennis wiskunde. Daarom biedt de school aan de leerlingen in III, 2 op vrijwillige basis een extra uur wiskunde aan. De leerlingen die niet voor het extra uur wiskunde opteren, krijgen een uur Duits. In de onthaalbrochure wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de mogelijke verplichte en nietverplichte kosten. Omdat veel cursusmateriaal op de website van het VVKSO kan worden geraadpleegd, ligt de totaalprijs voor het cursusmateriaal in deze studierichting relatief laag.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 39
De leerlingen krijgen een GIP-informatiebundel waarin de doelstellingen en de concrete aanpak en evaluatie worden toegelicht. De evaluatie wordt gedetailleerd uitgewerkt, met aandacht voor vaardigheden, attitudes en kennis. Leerlingenevaluatie De evaluatie heeft bijna uitsluitend de kenmerken van een testcultuur. Er zijn enkel sporen van een evaluatiecultuur. Men werkt bijna uitsluitend met aangekondigde toetsen. Het is enerzijds positief dat de school de leerlingen de kans geeft om te werken aan een grotere zelfredzaamheid en zelfstandigheid, maar anderzijds creëert dit systeem voor de leerlingen ook valkuilen m.b.t. het bijhouden van de leerstof. De proefwerkvragen sluiten aan bij de leerstof die in de loop van het schooljaar werd behandeld. In de proefwerken ligt de klemtoon op kennisgerichte vragen; inzichtelijke of toepassingsgerichte vragen komen weinig voor. De evaluatie van de stage bestaat uit twee delen: een evaluatie door de stagementor en de stagebegeleider en een evaluatie van het stagedossier (o.a. stageverslagen, stageactiviteiten). De eindresultaten over alle vakken heen variëren van voldoende tot matig. Tekorten zijn meestal tekorten voor verschillende vakken bij dezelfde leerlingen. Sommige onvoldoendes zijn een weerspiegeling van het onvoldoende parallel lopen van het profiel van de studierichting en de mogelijkheden van de betrokken leerlingen; sommige leerlingen onderschatten het niveau van deze studierichting. De school beschikt over een beperkt aantal resultaten in het vervolgonderwijs. Voorbeelden van goede praktijk •
De implementatie van de stage.
•
Het niveau van de labo-opdrachten binnen toegepaste informatica en het beheersingsniveau dat de leerlingen bereiken.
•
Het niveau van het wiskundeonderwijs.
Werkpunten •
De leerplandoelstellingen voor het vak Frans realiseren.
•
De leerplandoelstellingen voor het vak toegepaste economie (bedrijfseconomie) realiseren.
•
Het evaluatieconcept meer procesgericht en de rapportage meer competentiegericht (portfolio) opvatten.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 40
3.2.2 Secretariaat-talen De eindtermen en de leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd voor de vakken geschiedenis en wiskunde in de basisvorming. De leerplandoelstellingen van het specifiek gedeelte worden niet in voldoende mate gerealiseerd voor de vakken Frans, toegepaste economie (deelvakken secretariaat en recht) en Nederlandse handelscorrespondentie. De leerplandoelstellingen van het specifiek gedeelte worden in voldoende mate gerealiseerd voor het vak toegepaste informatica. Leerplanrealisatie De doorlichting heeft betrekking op de vakken AV geschiedenis en AV wiskunde van de basisvorming en op de vakken AV Frans, TV toegepaste economie (deelvakken secretariaat en recht), TV handelscorrespondentie Nederlands en TV toegepaste informatica van het specifiek gedeelte. Naast installatieproblemen (hardware, software), wegen het gebrek aan gestructureerd vakoverleg en aan degelijke leerplanstudie op de leerplanrealisatie van de verschillende deelvakken van het geïntegreerd leerplan20 in de derde graad Secretariaat-talen. Er worden onvoldoende coherente afspraken gemaakt voor de realisatie, de praktische invulling en de samenhang tussen de verschillende vakonderdelen. De leraren staan voor een niet te onderschatten uitdaging om de leerstof profielgericht in te vullen en om zodoende klemtonen te leggen op het geïntegreerd verwerven van secretariële en communicatieve vaardigheden. Enigszins los van de leerplanvisie wordt voor het vak secretariaat een opsplitsing gemaakt tussen leerinhouden voor dactylografie, toegepaste informatica en secretariaat (kantoortechnieken). Ondanks het feit dat dit reeds een aandachtspunt was in het vorige doorlichtingsverslag, is er nog steeds geen gezamenlijke jaarplanning die ervoor zorgt dat de leerinhouden over de twee leerjaren en over de verschillende vakonderdelen voldoende worden uitgekristalliseerd. Informeel zijn er wel afspraken tussen bepaalde leraren, maar doorgaans zijn ze zich onvoldoende bewust van de veeleisendheid van het leerplan inzake het geïntegreerd en vaardigheidsgericht aanbrengen van de leerplandoelstellingen. Het project solliciteren is alvast een eerste stap om vakoverstijgend (informatica/taalvakken) de studierichting te kleuren. De leerplandoelstellingen dactylografie/toegepaste informatica worden gerealiseerd, mede door functionele planningsdocumenten. De afgewerkte producten, het beheersingsniveau bij de leerlingen en de evaluatieresultaten tonen aan dat de algemene doelstellingen en de specifieke leerplandoelstellingen voldoende aandacht krijgen. Er is een samenwerking met toegepaste informatica binnen het vak secretariaat. De leerplandoelstellingen toegepaste informatica worden in voldoende mate gerealiseerd. Toch moet meer aandacht worden geschonken aan een evenwichtige realisatie van de leerplandoelen. De realisatie van sommige inhouden staat onder druk (o.a. systeemprogrammatuur, elektronisch publiceren). De leerboekgerichtheid versus leerplangerichtheid ligt hier aan de basis. Bovendien beschikt niet iedereen over een geactualiseerd en realiteitsgebonden planningsdocument. Men verliest daardoor het zicht op de timing en een eventueel vervangende collega heeft onvoldoende referentiegegevens om het onderwijsproces te continueren. Door het ontbreken van een scanner kan doelstelling 5.1.3.21 niet worden gerealiseerd. Een bijsturing van dit technisch euvel en een optimalisatie van de leerplanrealisatie zijn nodig. Om het geïntegreerd karakter van het leerplan Secretariaat vorm en inhoud te geven heeft de school in deze studierichting in III, 2 gekozen voor de werkvorm ‘virtueel kantoor of oefenfirma’, met een frequentie van vier wekelijkse lestijden (verhouding: 1u toegepaste informatica, 2u secretariaat, 1u Nederlandse handelscorrespondentie). Deze uren zijn verdeeld over twee leraren per lesgroep. De vakgroep wil(de) binnen het virtueel kantoor de nadruk leggen op de verwerking van documenten met behulp van kantoortoepassingen (o.a. e-mail, databank, rekenblad, banksoftware). Maar het virtueel 20
Leerplan D/1998/0279/035.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 41
kantoor was vorig schooljaar slechts enkele maanden actief. Dit schooljaar is de situatie echter nog problematischer: de opstart van het virtueel kantoor bleef uit tot begin maart, een tijdstip waarop oefenfirma’s zich normaal in volle werking bevinden. Het beoogde doel – een geïntegreerd leerplan implementeren – komt hierdoor niet aan de orde. De geschetste problemen dwarsbomen ook de samenwerking met andere Vlaamse en Franstalige oefenfirma’s. Een van de hoogtepunten voor de deelnemende oefenfirma’s is een jaarlijkse beurs21, waar dit keer omwille van de gestelde problemen, de leerlingen van Sint-Joris enkel maar als toeschouwer konden fungeren. De problemen situeren zich op drie vlakken: software (installatieproblemen), hardware (integratie in netwerkomgeving) en humanware (constructief overleg tussen de ICT-coördinatoren en de betrokken vakgroep). Omwille van het sputterende virtueel kantoor zijn een meerderheid van leerplandoelen niet gerealiseerd binnen de verschillende domeinen: basisbegrippen van communicatie (4.1.1.8, 4.1.1.9), telecommunicatie (4.1.2.1-4.2.1.6), communicatie via een netwerk (4.1.3.4), postbehandeling (4.1.4.34.1.4.11), informatiebeheer (4.1.10.3-4.1.10.6), agendabeheer (4.1.11), werkplanning en organisatie (4.1.12.1, 4.1.12.6). Bovendien wordt het onderdeel ‘De belangrijkste secretariaatsfuncties’ overwegend theoretisch behandeld en wordt er onvoldoende aandacht besteed aan praktijkoefeningen. Er is enerzijds het ontbreken van voldoende aandacht voor het praktisch onderdeel, maar anderzijds is er voor de betrokken leerlingen geen secretariaatsomgeving beschikbaar. Het gevolg is dat ook de algemene doelstelling (1.2) van het leerplan onvoldoende wordt gerealiseerd. Terwijl er via de projecten tijdens de lessen Nederlandse correspondentie in III,1 een schuchtere poging ondernomen wordt om meer praktijk- en leerplangericht te werken, blijven de inspanningen voor een geïntegreerde toepassing achterwege en ontbreekt het noodzakelijke studierichtingsoverleg om hiaten in de leerplanrealisatie op te lossen en/of overlappingen met het vak secretariaat en/of het virtueel kantoor te voorkomen. De school kan momenteel onvoldoende aantonen dat alle leerplandoelstellingen, over de richtinggebonden vakken heen, worden gerealiseerd. Vaardigheden rond secretariaatsfuncties, taakgericht werken, nieuwe tendensen en ontwikkelingen worden onvoldoende ingepast in reële arbeidssituaties in of buiten de school. Gebrek aan leerplanstudie, onevenwichtige planning, trage leerplanvoortgang en/of lesuitval zorgden vorig schooljaar in het deelvak recht voor het niet behandelen van verbintenissenrecht en contracten (leerplan D/1998/0279/035 punten 4.4.3 en 4.4.4) in III,1. In III,2 werd te veel aandacht besteed aan bepaalde onderdelen van sociale wetgeving ten nadele van het handelsrecht, terwijl het onderdeel fiscale recht (leerplan D/1998/0279/035 punt 4.8) niet werd behandeld. Bovendien werd er ook onvoldoende rekening gehouden met de specifieke leerplanonderdelen voor de studierichting Secretariaat-talen zoals bijv. specifieke wetgeving (leerplan D/1998/0279/035 punt 4.7). Voor een meer optimale leerplanrealisatie wordt onvoldoende uitgegaan van opdrachten voor zelfstandig (opzoek)werk, cases of actualiteitsgegevens. Veeleer sporadisch worden er door de leraren initiatieven genomen om aanvullend, tijdens de lessen, actuele socio-economische en juridische artikels aan te bieden. Via de jaarplanningen worden geen invalshoeken gezocht met andere vakken om de leerplanzwaarte in te dijken. Vastgestelde hiaten zijn trouwens ook niet terug te vinden in de betrokken jaar(vorderings)plannen. De aanpak van dit schooljaar wijst niet op een betere leerplanvordering en formele afspraken met het oog op een zorgvuldige leerplangerichtheid ontbreken of worden alvast onvoldoende opgevolgd. Voor Frans kan het leerplan niet worden gerealiseerd bij gebrek aan voldoende leermiddelen. Bovendien is er weinig aandacht voor leerplanstudie. Franse handelscorrespondentie wordt niet geïntegreerd aangeboden, hoewel het leerplan zulks uitdrukkelijk voorschrijft. Bovendien is er onvoldoende aandacht voor de tekstsoorten, de taaltaken en de bijhorende strategieën van de schrijfvaardigheid, zowel tijdens de lessen als bij de evaluatie. Voor het overige wordt er onvoldoende gewerkt aan de profilering van de studierichting. Dit uit zich ook in de wijze waarop de planningsdocumenten worden geconfigureerd: Handel en Secretariaat-talen worden samengenomen in één jaarplan omdat ze van de zelfde leraar les krijgen.
21
http://p-milow.be/beurs
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 42
De leerplandoelstellingen voor het vak wiskunde worden in voldoende mate gerealiseerd. Lovenswaardig zijn het dynamisch klasmanagement, de aandacht voor het leerproces, de attitudevorming en de drive om het leerplan te realiseren op basis van actuele inzichten m.b.t. onderwijs. Er is een ruime variatie aan werkvormen. De oefeningen worden gekozen in functie van de studierichting. De planningsdocumenten bieden echter onvoldoende ondersteuning voor de realisatie; het zijn geen werkdocumenten om de timing te bewaken en de continuïteit van het onderwijsproces bij eventuele vervangingen te verzekeren. Het gebruik van het grafisch rekentoestel is goed ingeburgerd. De eerste stappen naar een invulling van ‘mathematiseren en oplossen conform de doelen van het leerplan zijn gezet (zie §3.1.6 Wiskunde). In de geïntegreerde proef (GIP) komen de verschillende vakken van de basisvorming en het fundamenteel gedeelte onvoldoende geïntegreerd aan bod. Los van de kwaliteit van de verschillende opdrachten en de ongetwijfeld grote inzet van leerlingen en sommige leraren, is het eindresultaat een onvoldoende profielgericht, geïntegreerd en vakoverschrijdend eindwerk. Niet alle mogelijke en meest diverse vakopdrachten in het eindjaar moeten immers gebundeld worden in de GIP. Het gebrek aan diepgaand studierichtingsoverleg en de professionele autonomie van de leraren zijn niet vreemd aan deze minder positieve vaststellingen m.b.t. de GIP. Leerlingenbegeleiding De vooropleiding van de leerlingen in de tweede graad situeert zich met een grote meerderheid in het TSO en dan overwegend in de studierichting Handel-talen. De leerlingen met een ASOvoorgeschiedenis komen overwegend uit de pool Economie. Tijdens de meeste lessen wordt het leerproces van de leerlingen in belangrijke mate gestuurd door de leraar. De omgang tussen leerlingen en leraren is doorgaans vlot en spontaan. Inspanningen om de lessen voor de leerlingen boeiend en actueel te maken, zijn leraargebonden. De inpassing van extra-activiteiten zoals gastsprekers, bedrijfsbezoeken, didactische uitstappen of projecten is positief, maar wordt nog te weinig gekoppeld aan leerplandoelstellingen. In de leerlingenagenda’s zijn de lesinhouden niet altijd leerplanconform ingevuld zodat een duidelijk en transparant beeld van de leerplanvorderingen en -realisaties nogal eens ontbreekt. Bovendien beantwoordt de zorg van sommige leerlingen voor de agenda’s onvoldoende aan het profiel van deze studierichting. In de onthaalbrochure wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van de mogelijke verplichte en nietverplichte kosten. Leerlingenevaluatie De evaluatie heeft bijna uitsluitend de kenmerken van een testcultuur. Er zijn enkele sporen van een evaluatiecultuur. Toetsen en overhoringen over grotere leerstofgehelen zijn een correcte weerspiegeling van de aangereikte leerinhouden. De huidige verhouding tussen de cijfers voor dagelijks werk en voor proefwerken in de derde graad, werkt niet stimulerend om de leerlingen aan te zetten tot regelmatiger studeren. De evaluatie wordt vooral gekenmerkt door productevaluatie. Andere evaluatiegegevens worden niet in het rapportcijfer opgenomen, wat niet stimulerend en motiverend werkt. Men werkt bijna uitsluitend met aangekondigde toetsen. Het is enerzijds positief dat de school de leerlingen de kans geeft om te werken aan een grotere zelfredzaamheid en zelfstandigheid, maar anderzijds creëert dit systeem voor de leerlingen ook valkuilen m.b.t. het bijhouden van de leerstof. De gecontroleerde proefwerkvragen sluiten aan bij de leerstof die in de loop van het schooljaar werd behandeld. Een aantal deelvakken in de derde graad zoals economie, recht en kantoortechnieken, worden echter nog sterk kennisgericht bevraagd; het overgrote deel van de vragen kan gecatalogiseerd worden onder de noemer 'reproductie'. Nog veeleer uitzonderlijk komt een beperkte bevraging naar de socio-economische of juridische actualiteit de kwaliteit van de vraagstelling ten goede. De vakgroep heeft nog onvoldoende aandacht voor de evaluatie van vaardigheden en attitudes. In strijd met de leerplandoelstellingen worden bijv. vaardigheden en attitudes in de proefwerken voor secretariaat (kantoortechnieken) cognitief en quasi uitsluitend productgericht bevraagd en beoordeeld. Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 43
De school en de vakgroepleden moeten zich dringend bezinnen en nascholen over de mogelijkheden voor permanente en procesgerichte evaluatie voor bepaalde praktijkgerichte vakken of vakonderdelen. De eindresultaten over alle vakken heen variëren van voldoende tot goed. Vakgebonden zijn er soms veel tekorten en soms klasonvoldoendes. De school beschikt over een beperkt aantal resultaten in het vervolgonderwijs. Voorbeelden van goede praktijk •
Het project ‘solliciteren’.
•
De implementatie van het wiskundeonderwijs.
Werkpunten •
De leerplandoelstellingen voor het vak Frans realiseren.
•
Maatregelen nemen voor een adequate, evenwichtige en geïntegreerde realisatie van alle leerplandoelstellingen en -inhouden voor de vakken recht, secretariaat en Nederlandse handelscorrespondentie in de derde graad Secretariaat-talen.
•
Formeel en diepgaand studierichtingsoverleg activeren.
•
De kennisgerichte en sterk cognitieve evaluatiepraktijk evalueren. Onderzoeken hoe men vaardigheden en attitudes bij de leerlingen kan aanbrengen en procesgericht kan evalueren.
•
De verschillende GIP-opdrachten evalueren in functie van het profiel van de studierichting en werken aan een integratie van de vakken.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 44
3.3
Vakoverschrijdende eindtermen De vakoverschrijdende eindtermen worden onvoldoende nagestreefd. Er komen enkele geïsoleerde gevallen van goede praktijk voor.
Visieontwikkeling en planning In het vorige doorlichtingsverslag (1999) krijgt de school een duidelijke waarschuwing: “In de eerste graad dienen decretaal vastgelegde criteria (vakoverschrijdende eindtermen) gerespecteerd te worden. De aanzet om dit te doen is duidelijk aanwezig maar niet alle leden van het schoolteam hebben reeds een duidelijk beeld van de implementatie van deze vakoverschrijdende eindtermen.” Negen jaar later blijft de aangehaalde passage brandend actueel en is hij nu ook van toepassing op de tweede en de derde graad. De school gaf een nieuwe belangrijke aanzet op de pedagogische studiedag van 2006 die een vervolg kreeg in 2007. De hoofdlijn van de communicatie was dat de vakoverschrijdende eindtermen niet echt nieuw zijn en de aandacht trekken op dingen “die men al doet”. Die aanzetten hebben niet geleid tot een visietekst, een gecoördineerde aanpak of een concrete planning. Elke leraar wordt geacht de vakoverschrijdende eindtermen na te streven tijdens zijn lessen. Verder verwijst de school naar bepalingen uit het schoolreglement en naar een aantal projecten. Hoe dat alles zich tot elkaar verhoudt en op welke wijze het tot een samenhangende (zowel horizontaal als verticaal) inspanning leidt, wordt nergens verduidelijkt. Deze werkwijze is typisch voor de school. De overwegend informele cultuur levert in het beste geval een impliciete onderbouw op waarmee ieder op zijn eigen manier en naar eigen inzicht aan het werk gaat of niet. Recentelijk vroeg de school om per graad en per vak een inventaris op te maken van de inspanningen. Opvallend is dat vooral de vakken die opgenomen waren in de doorlichting de eigen inspanningen proberen te verantwoorden. Voor veel andere vakken vindt men in het beste geval kruisjes naast een aantal vakoverschrijdende eindtermen. Hiermee blijven het bereik, maar ook de samenhang van de inspanningen en mogelijke hiaten onduidelijk. De school verwijst ook naar bepalingen uit het schoolreglement, maar nergens blijkt dat die geconcretiseerd worden in acties met enige draagwijdte. Bepalen staat blijkbaar gelijk met bereiken. Ook de projecten waarop de school zinspeelt, leggen veeleer achteraf verbanden met de vakoverschrijdende eindtermen terwijl hun verhouding tot wat in de klas gebeurt, niet duidelijk is. Uitvoering De school rekent op de inzet van de individuele leraar, deels ook op overleg in de vakgroepen. Daarnaast wil ze bestaande projecten in verband brengen met de vakoverschrijdende eindtermern. Het ontbreken van een duidelijk concept en van de nodige knowhow bemoeilijken een succesvolle uitvoering. Sommige leraren, met een duidelijk overwicht in de eerste graad, proberen te beantwoorden aan de verwachtingen en verwerken een aantal vakoverschrijdende eindtermen in hun planningsdocumenten. Het grootste probleem is wellicht dat de overwegend kennisgerichte cultuur veeleer gericht is op het leren over de vakoverschrijdende eindtermen dan op het laten verwerven ervan. Probleemoplossend denken, gebruik van informatiebronnen, de eigen werkwijze vergelijken, controleren en bijsturen bijvoorbeeld, benadert men niet of louter theoretisch. Het project Gent bijv. dat in de opzet heel wat mogelijkheden vermeldde om voeten te implementeren, bleef beperkt tot passieve participatie. De leerlingen kregen in een aantal vakken opdrachten, maar de coördinatie ontbrak. Een eerste inventaris is pas vrij recentelijk uitgevoerd. De kwaliteit ervan is erg uiteenlopend. Soms vindt men concrete voorbeelden van acties, maar er zijn ook veel blanco ruimtes, vakken die hun vakoverschrijdende eindtermen aan één enkele activiteit ophangen of een hele cluster met zeer algemene bewoordingen dekken. Deze eerste worp is toe aan grondige analyse om de kwaliteit van de inspanningen en de overgebleven hiaten vast te stellen.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 45
Evaluatie en bijsturing De school was nog niet toe aan een evaluatie. Ze heeft geen zicht op de draagwijdte van de reeds bestaande inspanningen en kan ze ook niet aantonen. Wellicht daarom geeft ze aan dat veel vakoverschrijdende eindtermen impliciet worden nagestreefd. Werkpunten •
De vakoverschrijdende eindtermen expliciet nastreven en daartoe: •
duidelijkheid scheppen over de visie van de school op de vakoverschrijdende eindtermen;
•
zorgen voor de broodnodige nascholing;
•
werk maken van een degelijke planning, coördinatie en opvolging;
•
de leerlingen betrekken in het proces van de vakoverschrijdende eindtermen.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 46
3.4
Kernproces in relatie tot het schoolbeleid
Curriculum De schoolleiding legt de verantwoordelijkheid voor de realisatie van de leerplandoelstellingen bij de vakgroepen en de individuele leraren. Omdat de werking van de vakgroepen onvoldoende wordt opgevolgd en de leerplanrealisatie onvoldoende wordt gecontroleerd en bijgestuurd, ontstaan er een aantal tekorten. Bij de implementatie van de leerplannen van zowel de basisvorming als de specifieke vorming gaat men vaak uit van leer- en werkboeken of zelf samengestelde cursussen. Hierdoor vormen de leerplandoelstellingen, de eindtermen of de ontwikkelingsdoelen niet steeds het referentiekader. De jaarplannen zijn vaak niet het product van grondige leerplanstudie en worden niet opgevat als instrument om de leerplanrealisatie te bewaken. De profilering van de studierichtingen verloopt veeleer leraarafhankelijk en onvoldoende op basis van kleuring van leerinhouden of op basis van een schoolvisie. Het beleid motiveert elk personeelslid om deel uit te maken van minstens één werkgroep en er zich daadwerkelijk voor in te zetten, maar door het ontbreken van een goede structuur verloopt de invulling te vrijblijvend en zijn het vaak dezelfde personeelsleden die extra taken waarnemen. Ondanks het (nog steeds) ontbreken van duidelijk uitgeschreven beleidslijnen en bevoegdheidsafspraken spant de meerderheid van het schoolteam zich in om degelijk onderwijs te verstrekken. In de beschrijving van het opvoedingsproject drukt men de wens uit dat ‘de school geenszins kan en mag gereduceerd worden tot het geven en volgen van lessen’. Maar door het ontbreken van een schoolwerkplan waarin alle participanten hun plaats kennen en door het overwicht van het solohandelen op het handelen in groep, slaagt men er onvoldoende in om dit aspect van het opvoedingsproject waar te maken. Hoewel het opvoedingsproject en ook de verschillende leerplannen naast kennis ook aandacht opeisen voor vaardigheden en attitudes focust het onderwijsproces zich hoofdzakelijk op kennisverwerving. In sommige vakken is er een beter evenwicht tussen kennis, vaardigheden en attitudes. Vele leraren zijn nog onvoldoende vertrouwd met het concept van de vakoverschrijdende eindtermen en zijn zich nog niet voldoende bewust van hun verantwoordelijkheid terzake. Ze laten veel kansen onbenut om de VOET procesmatig te integreren in de vakken. Bij de concretisering van het taalactieplan laat men op dit vlak kansen onbenut. Leerlingen krijgen in het algemeen weinig kansen om mondeling te participeren en te discussiëren. Ze worden afhankelijk van de leraar aangespoord om hun mondeling en schriftelijk taalgebruik te verzorgen. Op klasniveau is de omgangstaal van de leerlingen regionaal gekleurd, maar doorgaans correct. Het schriftelijke taalgebruik van leerlingen wordt onvoldoende gecorrigeerd. De agenda van de leerlingen wordt te weinig gebruikt om de schriftelijke taalvaardigheid te verbeteren. Het wordt ook onvoldoende ingezet als planningsdocument in het verlengde van ‘leren leren’. Het stimuleren van mondelinge participatie aan de lessen is leraargebonden, maar veeleer matig. Zelden kan men spreken van een krachtige leeromgeving en de talige aankleding van de klassen, gangen en de inkomhal laat te wensen over. In het schoolreglement staat gedetailleerd beschreven welke verantwoordelijkheden leerlingen, leraren en ouders hebben m.b.t. het werken met de schoolagenda. De praktijk staat echter haaks op de afspraken in het schoolreglement. Hetzelfde geldt voor de gevraagde zorg voor het cursusmateriaal. De school wordt hoe langer hoe meer geconfronteerd met een spanningsveld tussen enerzijds de invulling van adaptief onderwijs en anderzijds het behoud van een bepaald studiepeil met voldoende resultaten. De attesteringscijfers (§4.1) tonen aan dat de school hierop nog niet het juiste antwoord heeft gevonden. Bij bepaalde leerkrachten treedt bovendien een zekere vermoeidheid op ten gevolge van de remediëringsnood. Het systeem van taakleerkrachten is voor een aantal mensen dan ook een uitvlucht om de remediëring naar de betrokken taakleerkrachten door te schuiven. Omdat de school nog geen degelijke schoolbrede visie ontwikkelde op het inhoudelijke concept van de geïntegreerde proeven is het totaalconcept onvoldoende gelinieerd met het eindprofiel van de studierichtingen (o.a. GIP-onderwerp, verhouding, aantal en inhoud van de vakopdrachten versus de Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 47
doelstellingen). Desondanks is de wijze waarop in Informaticabeheer de geïntegreerde proef wordt ingevuld vanuit een aantal vakken en de stages een voorbeeld van een vakoverstijgende aanpak (Zie ook §3.2.1). In de andere studierichtingen is de GIP dan ook veeleer een collage van vakopdrachten, die elk afzonderlijk zeker niet altijd van die aard zijn dat ze het geheel van kennen en kunnen dat verworven werd tijdens de opleiding, voldoende geïntegreerd aan bod laten komen. Het overwicht van de aandacht voor het infrastructuurbeleid was de afgelopen jaren ten nadele van het onderwijskundig beleid. De zorg voor de minimale materiële middelen in een aantal vakken werd daarbij uit het oog verloren, waardoor de leerplanrealisatie in sommige vakken onder druk komt te staan. Maar de aandacht voor de minimale materiële middelen is een ook gedeelde verantwoordelijkheid van beleid en leraren. De school heeft aandacht voor de uitbouw van de ICT-infrastructuur voor de informaticavakken. Maar de inrichting van computerlokalen versus computerhoeken en de problematiek van de twee vestigingsplaatsen lossen de toenemende wens naar bereikbare ICT-infrastructuur (ICT-doelstellingen in leerplannen en de vakoverschrijdende ICT-eindtermen) onvoldoende in. Het beleid en de meeste vakgroepen hebben nog geen vakvisie ontwikkeld en zeker nog geen visie om ICT op onderwijskundig vlak maximaal in te schakelen. Het gevolg is dat ICT, op enkele uitzonderingen na, weinig of niet in de vakken wordt geïntegreerd. Drempelvrees, het ontbreken van de pedagogische knowhow en gebrek aan overleg om ICT-integratie vorm en inhoud te geven, zijn remmende factoren. Er zijn de ICT-eindtermen en in een aantal leerplannen is het gebruik van ICT als een verplichting opgenomen, maar het gebruik van dit medium in de lessen is vak- en leraargebonden. De school geeft aan dat de hoge afwezigheidsgraad bij de leerlingen o.a. wordt beïnvloed door een stijgende trend van afwezigheid van leerlingen op extramurosactiviteiten. Maar het onderwijsproces, leerlingenbegeleiding en leerlingenevaluatie zijn onvoldoende op elkaar afgestemd om deze trend te kunnen doorbreken. De directie wijst geregeld via de mededelingen op het optimaal gebruik van de lestijden. Toch blijven een aantal lessen te laat starten en is er relatief veel lesuitval. Leerlingenbegeleiding Algemeen gezien zorgen de meeste leraren voor een aangename en constructieve sfeer in de lessen, hebben ze waardering voor alle leerlingen, zijn ze alert voor signalen in verband met mogelijke psychosociale, leer- en/of gedragsproblemen en gaat men respectvol om met elkaar. Verscheidene leraren hebben aandacht voor aanmoediging en positieve bevestiging van de leerlingen. De school richt haar gestructureerde leerlingenbegeleiding hoofdzakelijk op de psychosociale begeleiding, veeleer dan op de studiebegeleiding. De leraren hanteren doorgaans frontale en leraargestuurde werkvormen zodat zelfwerkzaamheid, zelfontdekkend leren en zelfsturing (te) weinig kansen krijgen. Zodoende krijgen de leerlingen te weinig kansen om hun leerproces zelf in handen te nemen. In het kader van studiebegeleiding worden vakgebonden studietips aangereikt, maar de leraren beschikken niet over een gelijkgerichte, gestructureerde en progressieve aanpak voor leren leren. In alle vakken krijgen leerlingen feedback over hun taken, toetsen en proefwerken. De school wil open staan voor alle leerlingen en wordt leerlingen met leer- of gedragsstoornissen of leerlingen die De leraren staan continue voor het dilemma tussen het waarborgen van het studiepeil enerzijds en de zorg voor energie.
zo geconfronteerd met de instroom van niet het gewenste instroomprofiel hebben. realiseren van de leerplandoelen en het alle leerlingen anderzijds. Dit vergt veel
De school stelt dat ordelijk en nauwgezet werken basisattitudes zijn die moeten worden ingeoefend in het handelsonderwijs. Maar orde en netheid bij het invullen en verzorgen van schoolagenda’s is vaak ver te zoeken, zonder dat er gelijkgericht wordt ingegrepen door vak- en of klasleraren. Bovendien wordt via de mededelingen gevraagd om aandacht te besteden aan het invullen van de agenda’s, maar niet iedereen zet deze wens om in werkelijkheid (de inhouden bij de vakken worden vaak te algemeen of nietszeggend geformuleerd).
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 48
Leerlingenevaluatie Het ontbreken van een evaluatiebeleid, zowel op schoolniveau als op klasniveau remt de gelijkgerichte benadering van evaluatie af. Bij de meeste leraren overheerst de aandacht voor productgerichte evaluatie. Velen zien de evaluatie nog als een afsluiten van een instructieperiode, veeleer dan een meten van de vorderingen van de leerling. In combinatie met het overwegend solodenken binnen het korps en de soms zeer zwakke resultaten op toetsen en proefwerken voelen leraren zich onvoldoende geruggesteund om een passende oplossing uit te werken. Sommigen dreigen in de valkuil te trappen van normverlaging. Weinigen nemen de evaluatieresulaten als bron voor een gedegen zelfevalautie van het onderwijsproces. Voor sommige vakken zijn er klasonvoldoendes. Dit betekent enerzijds dat voor de meerderheid van de leerlingen de leerplandoelstellingen onvoldoende bereikt werden, maar anderzijds neemt men onvoldoende maatregelen om zowel het leer- als het onderwijsproces kritisch in vraag te stellen en bij te sturen. Hoewel de school rapporteert over de GIP in de loop van het schooljaar wordt het geheel nog onvoldoende als proces geëvalueerd en worden hoofdzakelijk kenniselementen opgenomen in de evaluatie. Interne kwaliteitszorg kernproces. Interne kwaliteitszorg m.b.t. de controle van de leerplanrealisatie is er nog niet. Vakgerichte zelfevaluatie is afhankelijk van het initiatief van de betrokken leraren en komt daarom ook veeleer zelden voor. Toch zijn er voorbeelden van leraren die bij slechte leerlingenresultaten onderzoeken wat mogelijke oorzaken van het falen kunnen zijn. De school heeft een tevredenheidenquête uitgevoerd en daaruit enkele prioriteiten gedestilleerd. Op enkele geïsoleerde acties na, werden de resultaten van deze enquête nog niet vertaald in actieplannen op school- en klasniveau.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 49
4
4.1
WELKE RESULTATEN BOEKT DE SCHOOL?
Schoolrendement Rekening houdend met de eigenheid van de school is het algemeen rendement veeleer zwak. Dit blijkt uit de gemiddelde resultaten, de zittenblijvers en schoolverlaters, de doorstroming naar het hoger onderwijs en de tewerkstelling.
Attestering Het attesteringsbeleid is conform de vigerende regelgeving. Over de voorbije vijf schooljaren werden 84,7 % A-attesten, 9,1 % B-attesten en 6,3 % C-attesten uitgereikt. Het aantal uitgestelde beslissingen is over deze periode verwaarloosbaar en ligt in elk jaar onder het Vlaams gemiddelde: in de eerste graad werden in deze periode geen beslissingen uitgesteld. In de tweede en de derde graad stelt de school soms beslissingen uit met enkele opstoten: 5,0 % in III, 22005-2006 en 8,0 % in III, 12006-2007 . Een meer genuanceerd beeld van de attestering per leerjaar en onderwijsvorm wordt schematisch weergegeven in de tabel die de resultaten plaatst naast de meest recente gegevens van het inspectieonderzoek in diezelfde periode (kolom "Gem."). De cijfers gelden enkel als referentie en niet als na te streven norm. Periode 2002-2007 1A 2A 1ste graad TSO-II,1 TSO-II,2 TSO-III,1 TSO-III,2 TSO Totaal
A-attesten Gem. School 87,8% 92,9% 81,5% 83,3% 85,2% 87,5% 80,3% 81,3% 78,7% 78,4% 82,5% 87,5% 92,9% 86,8% 83,4% 83,9% 86,6% 84,7%
B-attesten Gem. School 9,6% 6,6% 16,3% 14,0% 11,4% 10,8% 13,8% 13,9% 15,5% 17,2% 6,1% 5,7% 0,0% 0,0% 9,0% 8,6% 7,8% 9,1%
C-attesten Gem. School 2,7% 0,4% 2,1% 2,7% 3,4% 1,7% 5,9% 4,8% 5,8% 4,4% 11,5% 6,8% 7,1% 13,2% 7,7% 7,5% 5,5% 6,3%
Uitgesteld Gem. School 0,9% 0,0% 1,3% 0,0% 1,1% 0,0% 2,8% 0,5% 3,5% 0,4% 6,1% 2,1% 3,3% 1,4% 3,9% 1,2% 2,7% 0,9%
Het attesteringsbeeld in de eerst graad spoort met de gemiddelde situatie in Vlaanderen. Voor een aantal leerlingen in I, 1 wil de school blijkbaar de heroriëntering uitstellen tot in het tweede jaar (minder B-attesten in I, 1 en meer B-attesten in I, 2). In de tweede graad worden er meer B-attesten en C-attesten gegeven dan in de eerste graad. De grote instroom en neveninstroom (§1.2) is hier niet vreemd aan. Opvallend is het hoge percentage C-attesten (13,2 %) in III, 2. Dit kan in verband worden gebracht met het aantal B-attesten in III, 1 en de grote instroom in II, 2 en III, 1. Een relatief groot aantal C-attesten in TSO, III is gerelateerd aan de instromers/neveninstromers die een achterstand hebben opgelopen voor de vakken uit het fundamenteel gedeelte (watervaleffect binnen de onderwijsvormen). Doorstroming naar het hoger onderwijs en tewerkstelling Het behoort niet tot de traditie op deze school om de resultaten van de afgestudeerden op een gestructureerde wijze te verzamelen en te analyseren. Vanuit de tertiaire databank zijn er slechts 68,9 % gegevens gekend. Dit betekent dat 31 % van de leerlingen wellicht niet verder studeert in het hoger onderwijs. Een aantal studeert verder in het hoger onderwijs met één cylus, maar de slaagcijfers ogen niet zo best. Op basis van de beperkte gegevens hebben de leerlingen uit Informaticabeheer en Boekhouden-informatica de beste slaagcijfers in het hoger onderwijs.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 50
Retentiviteit in de eerste graad 22
De retentiviteit in de eerste graad werd berekend op basis van drie opeenvolgende instapjaren (’03, ‘04 en ’05). Gemiddeld behalen 78,0 % van de leerlingen op tijd het getuigschrift eerste graad en 3,9 % behaalt het getuigschrift met enige vertraging. De overige leerlingen (18,1 %) hebben deze school verlaten zonder studiegetuigschrift. Retentiviteit in de tweede en de derde graad 23
De retentiviteit in de tweede en derde graad werd ook berekend op basis van de drie opeenvolgende instapjaren ('01, ’02 en ‘03). Gemiddeld behalen 42,0 % van de leerlingen op tijd een einddiploma en 16,0 % behaalt het diploma met vertraging. De overige leerlingen (42,0 %) hebben deze school verlaten zonder diploma secundair onderwijs. Er is veel ongekwalificeerde uitstroom. 4.2
Welbevinden
Leerlingen Onderstaande vaststellingen steunen op de resultaten van de gesprekken die gevoerd zijn bij een representatief staal van de schoolbevolking. Er werden gesprekken gevoerd met leerlingen in groepen van 12 per graad. Hun meningen zijn gerangschikt onder 4 schalen die op hun beurt onderverdeeld zijn in verschillende subschalen. De resultaten worden vergeleken met het gemiddelde van de resultaten van de bevragingen tijdens de schooldoorlichtingen van 2002-2003 en 2003-2004. Het algemeen welbevinden van de leerlingen scoort in de drie graden samen iets lager dan het gemiddelde van de Vlaamse scholen (VG). Het zijn vooral de parameters ‘infrastructuur en voorzieningen’, ‘inspraak op schoolniveau’ en het ‘leerlingengedrag’ die de algemene score naar beneden trekken. Beleving en tevredenheid op klas- en schoolniveau De beleving en tevredenheid op klas- en schoolniveau scoort in het algemeen goed. De leerlingen van de tweede en derde graad vinden duidelijk dat ze voldoende inspraak hebben op klasniveau. Ze vinden dat ze voldoende hun mening mogen uiten, een minderheid is van mening dat sommige leraren prikkelbaar zijn als ze veel vragen stellen. De mening van de eerstegraadsleerlingen schommelt onder het VG hoewel de meningen zeer uiteenlopen. Over de inspraak op schoolniveau zijn de eerstegraadsleerlingen unaniem wel tevreden. Uit de commentaren van deze leerlingen blijkt dat zij het gevoel hebben dat er voldoende rekening wordt gehouden met het realiseren van voorstellen van de leerlingenraad, terwijl de andere leerlingen dit wel liever uitgebreid zouden zien. Wat de contacten met de leraren betreft, is men alleen in de eerste graad wat minder tevreden. Vooral in de tweede en derde graad is er relatief grote unanimiteit; men ervaart de kloof tussen leerling en leraar als relatief klein. Het welbevinden m.b.t. het leerproces spoort met het Vlaams gemiddelde (VG), maar toch zijn in alle graden de meningen hieromtrent verschillend. Vooral in de derde graad vindt men dat lessen boeiender kunnen. In de tweede en de derde graad ervaart men dat het leerproces sterk leerkrachtgebonden is, en algemeen vinden de leerlingen dat er te weinig moderne leermiddelen ter ondersteuning van de lessen worden ingezet. Voor de infrastructuur en voorzieningen geven alle leerlingen de school een opvallend lage score. De te kleine speelplaats wordt in nagenoeg elke bevraging aangehaald, de hygiënische voorzieningen zijn niet optimaal, evenals de kale aankleding van de lesruimtes. 22
Retentiviteit eerste graad: het percentage leerlingen, gestart in het eerste leerjaar van de eerste graad dat in dezelfde school al dan niet met vertraging het getuigschrift eerste graad behaalt. 23 Retentiviteit tweede en derde graad: het percentage leerlingen, gestart in het eerste leerjaar van de tweede graad BSO, TSO, dat in dezelfde school al dan niet met vertraging een einddiploma secundair onderwijs behaalt.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 51
Het item actieplannen op schoolniveau scoort voor de hele school onder het VG, hoewel in elke graad niet alle leerlingen dezelfde mening delen. De reacties zijn zeer uiteenlopend. Sommige willen meer activiteiten in het kader van de praktijkgerichte vakken, andere meer sportactiviteiten en enkelen willen meer uitstappen. Alleen in de derde graad is er een zeer grote mate van tevredenheid en unanimiteit desbetreffend. Over het schoolklimaat zijn dan weer alleen de leerlingen van de tweede graad zeer tevreden. De andere leerlingen hebben een niet uitgesproken mening over de school, vinden dat het nu eenmaal om een noodzakelijk kwaad gaat en dat het schoolse leven best wat aangenamer zou kunnen georganiseerd worden. In verband met de regelgeving scoort het welbevinden in de derde graad duidelijk lager dan het gemiddelde in Vlaanderen. Men vindt over het algemeen dat er teveel regels zijn en dat die niet steeds door iedereen op dezelfde manier worden toegepast. De jongere leerlingen kunnen zich daarentegen zeer goed vinden bij het geldend schoolreglement en de naleving ervan. Wat de contacten met de andere personeelsleden van de school betreft, zijn alle leerlingen uiterst tevreden. De leerlingen ervaren het optreden van de directie overwegend als betrokken. Het optreden van het administratief personeel beschrijft men als erg behulpzaam, zeer leerlingvriendelijk en indien nodig streng maar rechtvaardig. De opvang bij problemen scoort zoals gemiddeld in Vlaanderen. De leerlingen weten dat ze terecht kunnen bij de leerlingbegeleider, leraren, directie en het CLB. Beleving en tevredenheid m.b.t. studiedruk en leerprogramma De studiedruk wordt zeker niet als te zwaar ervaren en daar zijn leerlingen zeer verheugd om. De meeste leerlingen vinden dat de taken en de toetsen voldoende over het schooljaar gespreid zijn ondanks de piekmomenten voor een rapportperiode. Storend vinden ze wel dat enkele leerkrachten zich niet altijd aan de afspraken m.b.t. spreiding van toetsen houden en de organisatie van de remediëringslessen is volgens bepaalde leerlingen rampzalig. Wat de inhoud van de leerstof betreft, ligt de tevredenheid dan weer in elke graad onder de gemiddelde Vlaamse score. Het puntensysteem scoort in de derde graad goed, terwijl uit de bevraging van leerlingen van de eerste en tweede graad blijkt dat de transparantie van de beoordelingscriteria soms vaag is. Maar nagenoeg iedereen vindt dat de resultaten een weerspiegeling zijn van de geleverde inspanningen. Het leerprogramma en de leerinhouden vinden de meeste leerlingen er nu eenmaal bij horen. Hun uitspraken daarover zijn over het algemeen zeer neutraal in de zin van ‘we zouden best wat meer maatschappelijk relevantere zaken willen maar al bij al is het ok. Hun uitspraken sluiten in die zin dan ook aan bij het VG. Het gedrag De meeste leerlingen vinden dat hun eigen gedrag en dat van hun medeleerlingen best wat meer respectvol mag zijn. De lage schoolscore hier is vooral toe te schrijven aan het ongenoegen van de leerlingen van de eerste graad. Een aantal leerlingen geeft aan dat in sommige vakken het zwakke klasmanagement van de leraar soms een slechte klassfeer in de hand werkt. De beleving en tevredenheid m.b.t. vrienden De school scoort hier in de tweede en derde graad hoger dan het Vlaams gemiddelde. Er is weinig pestgedrag op school en er worden geen leerlingen uitgesloten. Men voelt zich op deze school snel thuis.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 52
Personeel Er werden gesprekken gevoerd met het ondersteunend personeel, leden van de pedagogische raad, leraren van niet doorgelichte vakken, leraren van doorgelichte vakken, beginnende leraren en de directie. Algemeen benadrukt men de problemen die gerelateerd zijn aan de infrastructuur en oppert men de nood aan een gestructureerd beleid, waarbij alle participanten hun verantwoordelijkheden opnemen. Men typeert de school als een school van individuen, waarbij het solodenken en solohandelen overheersen op het groepsdenken en groepshandelen. Dit zet voor sommigen een rem op een open communicatie en wederzijds respect. Door de problematiek van het ruimtegebrek en de wisselende vestigingsplaatsen (§1.1 Identificatie) en het onvoldoende omzetten van voorstellen in concrete acties hebben sommigen het gevoel dat de school is vastgeroest en de school de noodzakelijke dynamiek mist. Men is enerzijds tevreden over de creativiteit binnen het korps, maar anderzijds betreurt men dat nogal wat ideeën in de creatiefase blijven zitten en de implementatiefase niet halen. Men apprecieert langs de ene kant de persoonsvriendelijke opstelling van het beleid, maar langs de andere kant uit men kritiek op het uitblijven van duidelijke beslissingen. Externe partners Er werden gesprekken gevoerd met een oudervertegenwoordiging en met het CLB. De ouders vatten hun tevredenheid samen in een aantal schoolkenmerken: openheid; persoonlijke aanpak; discipline; persoonlijke relatie met het kind; het kort op de bal spelen en de correcte toepassing van het schoolreglement. De wijze waarop men in de eerste graad werkt aan het zelfvertrouwen bij de leerlingen wordt erg geapprecieerd. Men is tevreden over de wijze waarop de leerlingenbegeleiding over alle graden heen is georganiseerd. Er zijn voldoende en goed georganiseerde oudercontacten om de studieresultaten en de studieloopbaan te bespreken. Het CLB is enerzijds tevreden over de samenwerking met de school, maar anderzijds betreurt men dat het officieel toegemeten tijdpakket de voorbije drie schooljaren herleid is van vier halve dagen tot twee halve dagen. De samenwerking tussen de cel leerlingenbegeleiding en het CLB verloopt gemoedelijk, gestructureerd en constructief.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 53
5 5.1
CONCLUSIES Wat zijn de sterke punten van de school?
•
De toewijding van de secretariaatsmedewerkers en hun contacten met de leerlingen.
•
De toewijding van een aantal personeelsleden.
•
De leerlingenbegeleiding in de eerste graad.
5.2
Wat zijn de zwakke punten van de school?
5.2.1 Punten voor verbetering vatbaar •
De visie en de duidelijkheid van het schoolprofiel.
•
De profilering van de studierichtingen.
•
De diepgang van de leerplanstudie en de aandacht voor leerlijnen over de graden heen.
•
Het onderwijskundig beleid.
•
De minimale materiële vereisten.
•
De opvolging van de resultaten in het vervolgonderwijs en de acties tot bijsturing.
•
De identificatie van een aantal personeelsleden met hun school en de collegialiteit, openheid en wil tot samenwerking tussen de leraren.
5.2.2 Dringende actiepunten •
Alle leerplandoelstellingen voor Frans in de eerste, tweede en de derde graad in voldoende mate realiseren.
•
Alle leerplandoelstellingen voor geschiedenis in de eerste graad in voldoende mate realiseren.
•
Alle leerplandoelstellingen voor toegepaste economie (deelvakken secretariaat en recht) en Nederlandse handelscorrespondentie in de derde graad TSO Secretariaat-talen in voldoende mate realiseren.
•
Alle leerplandoelstellingen voor toegepaste economie (bedrijfseconomie) in de derde graad Informaticabeheer in voldoende mate realiseren.
•
Alle leerplandoelstellingen voor toegepaste economie (bedrijfshuishoudkunde en recht) in de derde graad Handel en in de derde graad Boekhouden-informatica in voldoende mate realiseren.
•
De vakoverschrijdende eindtermen in alle graden in voldoende mate nastreven.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 54
6
ADVIES
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van de Vrije Handelsschool Sint-Joris te Gent komt tot volgende besluiten: Studiepeil Het studiepeil voldoet niet voor de volgende onderzochte structuuronderdelen: Onderwijsvorm
Graad
Leerjaar
Structuuronderdeel
Omwille van het studiepeil voor het vak of de vakoverschrijdende eindtermen
A-stroom
I
1+2
TSO
II
1+2
Handel Handel-talen
- Frans - vakoverschrijdende eindtermen
III
1+2
Boekhouden-informatica
Frans
Handel
Frans
Informaticabeheer
Frans
Secretariaat-talen
Frans
- Frans - geschiedenis - vakoverschrijdende eindtermen
− toegepaste economie (bedrijfshuishoudkunde en recht) − vakoverschrijdende eindtermen − toegepaste economie (bedrijfshuishoudkunde en recht) − vakoverschrijdende eindtermen − toegepaste economie (bedrijfseconomie) − vakoverschrijdende eindtermen − toegepaste economie (secretariaat, recht en Nederlandse handelscorrespondentie) − vakoverschrijdende eindtermen
Vakoverschrijdende eindtermen De school levert onvoldoende inspanningen om de vakoverschrijdende eindtermen bij haar leerlingen na te streven. De school werkt niet via een eigen planning aan de vakoverschrijdende eindtermen. Veiligheid en hygiëne De veiligheid en hygiëne voldoen voor alle onderdelen24 (leer- en werkomgeving, hygiëne en gezondheid, organisatie van het welzijnsbeleid, arbeids- en leermiddelen). Regelgeving De toepassing van de regelgeving voldoet.
24
Zie dynamisch inspectieindex "Veiligheid en welzijn op school".
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 55
Het inspectieteam dat belast werd met de doorlichting van de Handelsschool Sint-Joris te Gent brengt, op basis van hoger vermelde besluiten, bij consensus volgend advies uit m.b.t. erkenning en subsidiëring: ADVIES GUNSTIG beperkt in de tijd tot het huidige schooljaar 2007-2008 en de schooljaren 2008-2009 en 2009-2010 voor: •
Eerste graad omwille van het studiepeil: -
voor het vak Frans moeten alle eindtermen en leerplandoelstellingen worden gerealiseerd;
-
voor het vak geschiedenis moeten alle eindtermen en leerplandoelstellingen worden gerealiseerd;
omwille van de vakoverschrijdende eindtermen: -
de school moet haar inspanningsverplichting inzake de vakoverschrijdende eindtermen nakomen.
•
Tweede graad TSO, alle studierichtingen omwille van het studiepeil: -
voor het vak Frans moeten alle eindtermen en leerplandoelstellingen worden gerealiseerd;
omwille van de vakoverschrijdende eindtermen : -
de school moet haar inspanningsverplichting inzake de vakoverschrijdende eindtermen nakomen.
•
Derde graad TSO Boekhouden-informatica omwille van het studiepeil: -
voor het vak Frans moeten alle eindtermen en leerplandoelstellingen worden gerealiseerd;
-
voor het vak toegepaste economie (bedrijfshuishoudkunde en recht) moeten alle leerplandoelstellingen worden gerealiseerd;
omwille van de vakoverschrijdende eindtermen : -
de school moet haar inspanningsverplichting inzake de vakoverschrijdende eindtermen nakomen.
•
Derde graad TSO Handel omwille van het studiepeil: -
voor het vak Frans moeten alle eindtermen en leerplandoelstellingen worden gerealiseerd;
-
voor het vak toegepaste economie (bedrijfshuishoudkunde en recht) moeten alle leerplandoelstellingen worden gerealiseerd;
omwille van de vakoverschrijdende eindtermen : -
de school moet haar inspanningsverplichting inzake de vakoverschrijdende eindtermen nakomen.
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 56
•
Derde graad TSO Informaticabeheer omwille van het studiepeil: -
voor het vak Frans moeten alle eindtermen en leerplandoelstellingen worden gerealiseerd;
-
voor het vak toegepaste economie (bedrijfseconomie) moeten alle leerplandoelstellingen worden gerealiseerd;
omwille van de vakoverschrijdende eindtermen : -
de school moet haar inspanningsverplichting inzake de vakoverschrijdende eindtermen nakomen.
•
Derde graad TSO Secretariaat-talen omwille van het studiepeil: -
voor het vak Frans moeten alle eindtermen en leerplandoelstellingen worden gerealiseerd;
-
voor het vak toegepaste economie (deelvakken secretariaat en recht) en Nederlandse handelscorrespondentie moeten alle leerplandoelstellingen worden gerealiseerd;
omwille van de vakoverschrijdende eindtermen : -
de school moet haar inspanningsverplichting inzake de vakoverschrijdende eindtermen nakomen.
Vanaf25 één september 2010 zal de school moeten aantonen dat de vermelde tekorten zijn weggewerkt.
25
Handtekening inspecteur-verslaggever
Handtekening Inrichtende Macht / Directie
Dhr. J. Vermijl
Dhr. M. Verfaillie
Informatie m.b.t. de opvolging vindt U op het web: http://www.onderwijsinspectie.be/SO/opvolging.htm
Vrije handelsschool St-Joris – Gent
Inspectie Secundair Onderwijs
maart 2008
blz. 57