Verslag van de vergadering van de Statencommissie Landschap, Water en Milieu (commissie I), gehouden op dinsdag 21 september 2004 van 19.00 uur tot 22.45 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr A. Maarsingh (voorzitter, CDA), dhr L.A. Meijndert (CDA), dhr A.A. van Dam (CDA), dhr J.W. Veluwenkamp (PvdA), dhr D. Bultje (PvdA), dhr W. Haasken (VVD), dhr E.J. Luitjens (VVD), mw I.S. Bulk (SP), dhr H. Hemmes (SP), mw D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), dhr P.G. de Vey Mestdagh (D66), mw A.F. Bos (GroenLinks), dhr J. Hilverts (ChristenUnie). Afwezig: dhr K.J. Havinga (PvdA), dhr J. Roggema (ChristenUnie), mw J.M. Drees (PvdA), dhr T.J. Zanen (PvhN), dhr H.C. Moll (GroenLinks). Voorts aanwezig: dhr T.A. Musschenga (gedeputeerde), dhr H. Bleker (gedeputeerde); dhr D.P. Sennema (secretaris), mw N. Gerritsen (secretaris), dhr H.G. Schuurman (ambtelijke ondersteuning), dhr F. Keurentjes (NLTO), dhr Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen, verslag dhr E.J.R. ter Veldhuis). 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen hartelijk welkom, ook de mensen van de ondersteuning, de belangstellenden en overige aanwezigen. De vergadering vindt om twee redenen plaats op een bijzondere dag. Allereerst is de commissie niet gewend om ’s avonds te vergaderen, maar dit is vanwege het feit dat de Staten van mening waren dat zij vorige week woensdag aanwezig moesten zijn bij de behandeling van de middelen voor de regio’s. Iedereen was zo bereidwillig akkoord te gaan met verplaatsing van de vergadering. Daarnaast is het een bijzondere dag omdat het vandaag Prinsjesdag is. Dhr Hilverts is officieel toegevoegd aan de commissie. De voorzitter heet dhr Hilverts dan ook hartelijk welkom en hoopt dat hij zich in de commissie thuis zal voelen. Ook hoopt hij dat dhr Hilverts een goede bijdrage kan leveren aan de behandeling van de onderwerpen die de commissie in portefeuille heeft. Mw Drees en dhr Moll, dhr Roggema en dhr Havinga zijn met kennisgeving verhinderd. Voorts meldt de voorzitter dat er vóór de volgende vergadering op 13 oktober van 8.30 tot 9.00 uur een presentatie wordt gegeven van het Meerjarenprogramma Wet Bodembescherming 2005-2009. Zo krijgt de commissie goed inzicht in datgene wat er allemaal staat te gebeuren in de komende jaren en goed inzicht in de materie. De voorzitter wijst de commissie er op dat een lange agenda voorligt. Hij acht het goed wanneer de commissie probeert om de vergadering op een redelijk tijdstip te beëindigen en zo efficiënt mogelijk te vergaderen. 2.
Regeling van werkzaamheden -
voorstellen vreemd aan de orde van de dag;
Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag. -
vaststelling van de agenda.
Dhr Bultje heeft verzocht om agendapunt 14 naar voren te halen, of te wel agendapunt 9 naar achteren te schuiven. De commissie komt graag aan deze wens tegemoet. De voorzitter stelt voor om agendapunt als eerste bespreekpunt aan de orde te stellen en agendapunt 9 op de plaats van agendapunt 14 te zetten. Aldus wordt besloten.
1
De agenda is hiermee vastgesteld. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
Dhr Keurentjes, voorzitter van de NLTO Groningen, heeft zich aangemeld om in te spreken, maar in tweede termijn. Hij heeft voorts gevraagd mee te delen dat hij er mogelijk geen gebruik van zal maken. 4.
Vaststelling verslag van de Commissie Landschap, Water en Milieu van 1 juni 2004 (Dag van de Verantwoording) en 16 juni 2004
Dhr Veluwenkamp (PvdA) merkt op dat halverwege bladzijde 26 “biografische gegevens” staat. Dit dient te worden veranderd in “bibliografische gegevens”. Mw Bos (GroenLinks) vraagt of “maarschappelijk effect” kan worden veranderd in “maatschappelijk effect”. Niemand heeft opmerkingen naar aanleiding van het verslag. Met genoemde wijzigingen wordt het verslag vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
Toezegging 1 Deze toezegging is in aantocht, zo deelt de gedeputeerde de commissie mede. Toezegging 2 Dhr Van Dam (CDA) verzoekt dit onderwerp te agenderen voor een volgende vergadering, op een zodanig moment dat de Staten een inbreng kunnen leveren voordat het College een definitief besluit neemt over het jaarplan van de Milieufederatie. Dhr Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat deze mogelijkheid bestaat. De afspraak is dat de Milieufederatie het plan voor 1 oktober toezendt. Er zijn afspraken gemaakt hoe het verder gaat. In de tijd bezien zou het mogelijk moeten zijn. De voorzitter stelt, dat dit betekent dat het in de volgende vergadering aan de orde zal komen. Het werk dient uiteraard wel door te gaan. Er dienen geen mensen in hun werk te worden belemmerd. Toezegging 3 Dhr Veluwenkamp (PvdA) geeft aan dat onder de toezegging een noot met een sterretje staat vermeld. Naar zijn inzicht zweeft het sterretje en kan worden geschrapt. De voorzitter vraagt of iedereen de EHS-kaart heeft gekregen. Het sterretje kan worden geschrapt. Vervolgens legt de voorzitter het conceptverslag van de Dag van de Verantwoording voor. Het verslag wordt zonder wijzigingen voorgesteld.
6.
Medede lingen gedeputeerde(n)
Dhr Bleker (gedeputeerde) roept in herinnering dat de Staten op 2 juni een brief op de agenda hebben gehad van de Stichting Jachthavens Waddeneilanden. De brief betrof de capaciteit van de ligplaatsen in het Waddenzeegebied. Op 2 juni hebben de Staten besloten dit in handen van het College te stellen. Dit is allemaal gecommuniceerd met de Stichting Jachthavens Waddeneilanden. Inmiddels heeft het College ook contact gehad met de stichting en is de afspraak gemaakt dat de stichting regulier zal
2
worden gehoord door de stuurgroep Waddenprovincies. De stichting heeft kenbaar gemaakt dat ze met deze vervolgacties tevreden is. Daarmee is de zaak van 2 juni afgehandeld.
7.
Rondvraag
Mw Bos (GroenLinks) merkt op dat de Staten op 14 september een besluitenlijst van GS ontvingen. Zij heeft enkele vragen over het eerste stuk waar van goedkeuring bestemmingsplan buitengebied gemeente Eemsmond sprake is. Er zijn in de commissie reeds intensieve discussies geweest over de bouw van een rioolwaterzuiveringsinstallatie bij Doodstil. Toen is dat ook door de Raad van State teruggegeven. De Staten hebben er echter nooit meer iets over gehoord. Nu ineens blijkt het goed te zijn. Mw Bos wenst hier meer over te vernemen. Ook de exploratieboringen onder de Waddenzee werden goedgekeurd. Dit verbaast de fractie van GroenLinks eveneens, want volgens mw Bos zijn ze in De Marne eens afgekeurd door GS. Hierop zou zij derhalve ook een toelichting willen. Dhr Bleker (gedeputeerde) stelt dat mw Bos zich op de besluitenlijst baseert. De onderliggende stukken zijn echter openbaar. De vragen die men heeft kan men derhalve trachten eerst te beantwoorden op basis van de openbaar onderliggende stukken. Dan lijkt de gedeputeerde de commissie Omgevingsbeleid en Wonen de aangewezen plek om de vragen te stellen, want het betreft een kwestie van RO-goedkeuring van het bestemmingsplan. Hij kan hier verder geen mededelingen over doen. Mw Bos (GroenLinks) antwoordt dat de gedeputeerde er zo gemakkelijk niet van afkomt. Dhr Bleker (gedeputeerde) (microfoon staat uit) geeft aan dat mw Bos er ook niet zo gemakkelijk van afkomt na het lezen van de besluitenlijst. Mw Bos (GroenLinks) concludeert dat gedeputeerde Bleker stelt dat mw Bos zich moet vervoegen bij gedeputeerde Calon, omdat deze wellicht meer inzage in de stukken heeft en er zo op zou kunnen antwoorden. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat hij over het algemeen een hoge achting heeft voor alle collega’s. Hij weet niet of dhr Calon dit zo kan beantwoorden. Er zijn echter onderliggende stukken. Wanneer mw Bos de vraag wil stellen in de commissie Omgevingsbeleid en Wonen, zal de gedeputeerde zijn collega er op attenderen. Dhr Calon zal het dossier dan meenemen, zodat hij de vraag van mw Bos kan beantwoorden. Mw Bos (GroenLinks) betreurt het dat de gedeputeerde niet in staat is antwoord te geven op de vraag. Het zal worden vervolgd. 8. a.
Ingekomen stukken (ter kennisneming): Brief van GS van 22 juni 2004, nr. 2004-16861, betreffende landbouwstructuur onderzoek, informatie ten behoeve van commissieleden
Mw Bulk (SP) merkt op dat het een mooi onderzoek is. De gevolgen zijn duidelijk in beeld gebracht. Het onderzoek is echter zeer bedrijfsmatig gericht naar opvatting van mw Bulk. Het is algemeen bekend dat schaalvergroting problemen oplevert in de natuur. Dit is niet als knelpunt en ontwikkeling benoemd en ook niet in de aanbevelingen opgenomen. Het College gaat met de uitkomsten van het rapport en de avonden aan de slag. De SP-fractie zou graag willen dat dit probleempunt er ook in wordt opgenomen. De voorzitter vraagt of de SP-fractie wenst dat de inhoud van het onderzoek wordt aangepast, of het bij de voorlichting moet worden aangegeven of dat de SP -fractie het behandeld wil hebben. Is het wellicht simpelweg een opmerking?
3
Mw Bulk (SP) bevestigt dat het om een opmerking gaat. Het College zal er nog verder mee aan de slag gaan, derhalve neemt mw Bulk aan dat het in de commissie terug zal komen. Dan wenst de SP fractie dat genoemd punt als aandachtpunt wordt toegevoegd. De voorzitter constateert dat de gedeputeerde hier niets over wenst mee te delen. Mw Bos heeft een overzicht van de correspondentie met het parlement voor zich liggen. Het betreft het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de plannen van de EU dienaangaande. Het gaat over cross compliance en ruimte voor natuur en landschap, inkomenstoeslagen, et cetera. Wanneer dat stuk er ook wordt bijgenomen, kan daar alvast rekening mee worden gehouden. Wanneer dit namelijk ooit nog doorgang moet vinden, ziet het er misschie n wat natuur en landschap betreft iets beter uit dan wanneer het onderzoek alleen wordt uigevoerd. De voorzitter stelt dat de opmerking van mw Bos ook zal worden meegenomen. Hij legt uit dat cross compliance inhoudt dat aan negentien Europese richtlijnen moet worden voldaan. Er is een brief uitgegaan – de voorzitter weet niet of het al in deze brief staat – dat de boeren straks worden gecontroleerd door de provincie, de gemeentes, de AID en de politie, dat 1 tot 5 procent van de boeren moeten worden gecontroleerd. Er zijn straks meer controleurs dan boeren. Die richtlijnen zijn niet eenvoudig. De inkomenstoeslagen worden vanaf volgend jaar – dat weet de commissie – afgerond met drie procent, daarna vier procent en daarna vijf procent. Dat komt in een plattelandsontwikkelingsprogramma. De voorzitter denkt dat het goed is dat de Staten er een overzicht van en inzicht in hebben. Overigens is het zo, merkt de voorzitter in de richting van de gedeputeerde op, dat het College heeft aangegeven dat het geld dat in de regio wordt afgeroomd ook in de regio zou moeten worden besteed. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat dit de inzet is van de Colleges van de drie noordelijke provincies. Het is misschien op dat punt aardig om te vermelden dat in verband met het gemeenschappelijk landbouwbeleid door de provincies Groningen, Drenthe, Friesland, Flevoland en Zeeland gezamenlijk een brief zal worden gestuurd aan de Tweede Kamer en de minister van LNV om meer aandacht en ook geld vanuit zijn departement voor met name de moderne grondgebonden landbouwgebieden zoals deze in de genoemde vijf provincies voorkomen, omdat de minister tot nu toe vooral over het veenweidegebied in de Randstad heeft en de reconstructiegebieden in Gelderland, Utrecht en Brabant/Limburg. Dit landbouwstructuuronderzoek en ook het punt dat de voorzitter zo-even noemde dienen ertoe om dat te onderbouwen. De commissie zal nog worden geïnformeerd over de gemeenschappelijke actie van de vijf grote landbouwprovincies. De voorzitter constateert dat mw Bos he t lampje nog aan heeft staan. Hij vraagt of mw Bos nog een vraag wenst te stellen. Hij begrijpt dat zij het wel eens is met de gedeputeerde dat het niet allemaal naar de veenweidegebieden behoort te gaan. b. c. d. e.
Afschrift brief aan ministerie van LNV van 25 juni 2004, nr. 2004-16446, betreffende ganzenfoerageergebieden Nb. abusievelijk is de geadresseerde veranderd van "Minister van LNV" in "Leden van Provinciale Staten Brief van GS nr. 2004-17179, betreffende waterberging polder De Dijken Brief van GS van 2 juli 2004, nr. 2004-16941, betreffende wijziging "Beleidslijn inzake bijdragen uitvoeringskosten sanering industrielawaai provincie Groningen" Brief van GS van 12 juli 2004, nr. 2004-15696, betreffende Karakterisering Deelstroomgebieden Nedereems en Rijn-Noord, Rapportage 2004, Kaderrichtlijn Water hoofdlijnennotities concept rapportages Nedereems en Rijn-Noord Nb. De stukken worden thans ter informatie aangeboden en na de consultatieronde ter bespreking.
Dhr Luitjens (VVD) wenst in aanvulling op de brief een tijdpad te zien wanneer welke besluiten moeten worden genomen, evenals het kader waarin dit past.
4
Dhr Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat het College het tijdpad en de besluitvormingsmomenten binnenkort in beeld zullen brengen. De commissie zal hierover worden geïnformeerd, ook over het moment waarop de Staten daar een rol in hebben. f.
Brief van GS van 25 juni 2004, nr. 2004-14478, betreffende jaarverslag bodemsanering over 2003
De voorzitter legt uit dat deze brief ook iets te maken heeft met de presentatie die de volgende vergadering wordt gegeven, zodat de commissie volledig inzicht heeft. g.
Brief van GS van augustus 2004, nr. 2004-18763, betreffende bestuursovereenkomst milieuhandhaving Groningen
Bespreekpunten 9.
Brief van GS van 19 april 2004, nr. 2004-11572, betreffende Nota actualisatie natuur en landschapsbeleid. Nb. Het verslag van de hoorzitting van 1 september jl. wordt zo snel mogelijk nagezonden.
De voorzitter merkt op dat de commissie een verslag heeft gekregen van de hoorzitting. Hij complimenteert de griffie met de snelheid van deze levering. Iedereen heeft bij de hoorzitting een redelijk tot goed tot uitstekend gevoel volgens de voorzitter. Dit brengt hem tot de conclusie dat het een goed initiatief is geweest om partijen die belanghebbend zijn de gelegenheid te hebben gegeven om hierover in te spreken, na de contacten die er overigens zoals bekend zijn geweest met GS. Overigens moet de commissie er natuurlijk ook niet aan denken dat de behandeling van dit punt via insprekers zou hebben plaatsgevonden. De voorzitter wenst op basis van het initiatief van de PvdA eerst het woord geven aan de PvdA voor de inbreng. Dhr Veluwenkamp (PvdA) sluit zich aan bij de lovende woorden van de voorzitter ten aanzien van de organisatie van de hoorzitting, de inbreng en het verslag. Daarnaast gewaagt hij van zijn uitgestelde waardering voor de schriftelijke beantwoording van de vragen in de vorige vergadering van de kant van de gedeputeerde. Deze beantwoording is gedateerd op 2 juli en heeft de commissie al twee maanden binnen. De PvdA-fractie is van mening dat in de nota Actualisatie Natuur- en Landschapsbeleid veel goede aspecten zitten. De goede aspecten zijn te benoemen onder drie punten. De EHS wordt volgens plan in 2018 gerealiseerd, iets wat zeer belangrijk is. Begrenzing blijft in principe – dhr Veluwenkamp begrijpt wat de gedeputeerde daarmee bedoelt – onverkort staan. Bij aankopen voorrang en afronding van percelen in verband met inrichting – en dan met name met het oog op verdroging – voorfinanciering. Dit zijn goede punten. Het tweede punt betreft meer aandacht voor het agrarisch gebied. Bevordering natuurbeheer door boeren. Dhr Veluwenkamp meent zelfs dat het in het verkiezingsprogramma van de PvdA staat vermeld. Natuurvr iendelijk beheer door overheden. Dit is allemaal waardevol. Het derde positieve aandachtspunt is het structurele probleem dat voor de natuur wordt gevormd, zowel binnen als buiten het agrarisch gebied, door verdroging, vermesting en verzuring. Dhr Veluwenkamp geeft aan dat dit probleem door het huidige beleid niet wordt opgelost ten aanzien van het agrarisch gebied. Hij zou willen suggereren om daar spoedig gezamenlijk over te spreken, teneinde dat beleid vorm te geven. Een negatief aspect van de nota acht de PvdA-fractie dat de nota geen of weinig werkelijk meetbare doelstellingen bevat en de Staten op basis van de nota niet kunnen bepalen wanneer het beleid nu is geslaagd. Is het geslaagd als de natuur is bevorderd of is het geslaagd als de natuur op een bepaald punt is aangeland? De PvdA wenst op vier punten nadere aandacht te vragen. Die nadere aandacht bestaat eruit dat de PvdA-fractie vier concrete verzoeken heeft aan het College. Op vier punten zou de PvdA afspraken willen maken die afwijken van de voorliggende nota. Het eerste punt betreft de verwerving van EHS-gronden die volgens de nota specifiek is gericht op de afronding van natuurgebieden met het oog op inrichting en beheer. Het College wil
5
gebruik maken van voorfinanciering. Dit acht de PvdA een goede zaak. De motie Bakker uit de vorige periode vroeg en kreeg instemming voor een extra inspanning om aaneengesloten natuurgebieden te realiseren. De PvdA vindt dat dit niet betekent dat de provincie alleen ter afronding natuurgebieden grond moet verwerven, maar ook elders strategische grondaankopen zou moeten doen ter realisatie van de EHS. Wanneer het budget van LNV daartoe niet toereikend is, dient te worden geput uit het voorfinancie ringsbudget. Er moet geen geld ongebruikt blijven liggen. Dit lijkt een wat overbodige opmerking, omdat in de vergadering van PS op 7 juli de Staten het eigenlijk al met gedeputeerde Bleker eens zijn geworden, maar omdat het niet in deze nota staat – die toch een paar maanden na 7 juli is uitgekomen – zou de PvdA-fractie het College willen verzoeken om deze afspraak te bevestigen. Het tweede punt. Ecologische verbindingszones. Deze worden volgens de nota voorlopig getemporiseerd. Dhr Veluwenkamp interpreteert dit zo dat het College dit tijdelijk niet doet. Nochtans maken verbindingszones integraal deel uit van de EHS. Zo nu en dan lijkt het wel eens of er wordt gesproken over EHS en de verbindingszones, maar ze maken integraal deel uit van de EHS. De beoogde verbindingszones zijn beschreven in het uitvoeringsprogramma Ecologische Verbindingszones van januari 2002. Er is, zo vindt de PvdA-fractie, geen enkele reden om de realisatie van die zones uit te stellen. Onderbouwing van de temporisering betreft de prioriteit ter afronding van de natuurgebieden. De PvdA is echter de opvatting toegedaan dat prioritering ook hier niet moet betekenen dat men de rest van het werk aan de EHS uit handen laat vallen, ook al is het slechts tijdelijk. De PvdA heeft wel eens van gedeputeerde Bleker begrepen dat hij geen behoefte heeft aan het maken van gedetailleerde plannen op papier, om elke vierkante meter in kaart te brengen en dan ‘een ons’ te wachten op realisatie, die nu nog helemaal niet in zicht is. Dat kost een hoop geld en in de praktijk zou men dan van de gemaakte plannen moeten kunnen afwijken, zodat het geld eigenlijk niet goed is besteed. De PvdA-fractie is het hier mee eens. De PvdA is het echter niet eens met de opvatting dat de verbindingszones op dit moment heel traag worden gerealiseerd. Wel trager dan noodzakelijk. Mw Drees heeft het eens uitgerekend: het tempo ligt nu op ongeveer acht kilometer per jaar. De provincie zou naar twaalf kilometer per jaar moeten om de tweehonderd kilometer die is beoogd in 2018 te realiseren. De PvdA zou graag van het College willen vernemen hoe dat zal worden aangepakt. De PvdA-fractie zou graag met de gedeputeerde willen afspreken dat hij niet wacht tot zich een kans voordoet – want dat is naar inzicht van dhr Veluwenkamp het bestaande beleid – en er ‘zich grondbeweging voordoet’ zoals de gedeputeerde het omschrijft. De PvdA wenst dat er actief wordt gezocht naar mogelijkheden. De boer moet worden opgegaan, mensen dienen te worden aangesproken. Het voorstel is derhalve om niet te temporiseren, maar actief ambitie te tonen. Het derde punt. GS willen de rol van boeren bij natuur- en landschapsbeheer bevorderen en daartoe de agrarische natuurverenigingen extra steunen. De PvdA-fractie kan hiermee instemmen. GS geven in de nota aan dat aan de ondersteuning prestatieafspraken worden verbonden, bijvoorbeeld het aantal hectares met weidevogelbeheer. De PvdA acht dit te vrijblijvend en zou willen pleiten voor effectindicatoren. Het zou zo gemakkelijk zijn: zoveel hectares weidevogelbeheer gerealiseerd en “klaar is Kees”. Zijn er meer weidevogels? Neen. Maar het doel is gehaald, namelijk een bepaalde hoeveelheid hectares beheer. Dit vindt de PvdA-fractie te makkelijk. Het doel is… Dhr Bleker (gedeputeerde) interrumpeert en vraagt of dhr Veluwenkamp de opmerking over effectindicatoren uitsluitend maakt voor de agrarische natuurverenigingen of ook voor de drie grote particuliere organisaties die inmiddels een vermogen van een paar honderd miljoen overheidsgeld hebben verworven waar het gaat om het inrichten en beheer van gronden. Daar heeft het College tot nu toe namelijk niet op het niveau dat dhr Veluwenkamp aangeeft effectafspraken mee. De gedeputeerde vraagt naar de breedte van de toepassing van het principe dat de PvdA wenst te hanteren. Dhr Veluwenkamp (PvdA) legt uit dat hij het vraagt voor de subsidiëring van agrarische natuurverenigingen. Hij wenst niet onmiddellijk te pleiten voor het stellen van deze eisen aan de grote beheerders. Hierover zou eens kunnen worden gediscussieerd. Dhr Veluwenkamp geeft aan het expliciet voor genoemde groep te vragen, omdat natuurlijk de grote beheerders veel meer ervaring hebben, al veel langer structureel met de provincie samenwerken en dat er derhalve een praktijk is gegroeid waar alle partijen goed met elkaar samenwerken en vrede mee hebben. Agrarische natuurverenigingen zijn toch een iets andere zaak, omdat de werkzaamheden van deze verenigingen nog veel korter bezig zijn en de agrarische natuurverenigingen ook een minder langdurige zekerheid
6
bieden voor actief beheer. Het zijn verenigingen, de leden kunnen toenemen of afnemen en van samenstelling veranderen. De organisaties zijn derhalve minder stabiel. Dhr Veluwenkamp zou derhalve, in elk geval in de beginperiode, daar goede afspraken mee willen maken. De gedeputeerde dient de zaak ook niet zwaarder op te vatten dan deze is. Als de effecten die dan zouden zijn afgesproken niet worden gehaald, kunnen natuurlijk consequenties worden getrokken. Die kunnen verschillend uitpakken. Men kan dan aangeven dat het niet goed is gebeurd en dat daarom de steun wordt ingetrokken. Interessanter en waardevoller zou dhr Veluwenkamp het echter vinden om het beheer dat de verenigingen steunen te veranderen, bij te stellen, opdat de doelen wel worden gehaald. Daarvoor kunnen ook nog derde partijen worden ingeschakeld, misschien al vooraf trouwens. Natuurbeherende verenigingen, soortenbeschermende verenigingen. Er zijn al allerlei vormen van samenwerking. Daar is dhr Veluwenkamp om te doen. Niet als prelude op “afschieten die zaak” of er tijdelijk mee te experimenteren. De PvdA ziet er wel heil in, mits een duidelijke afspraak wordt gemaakt. Het vierde punt. Het soortenbeleid. Dhr Veluwenkamp geeft aan min of meer letterlijk te citeren: “Waar mogelijk en zinvol wordt het [in huidige vorm verlaten soortenbeleid] geïmplementeerd in de algemene gebiedsspecifieke maatregelen op bijvoorbeeld het akkerrandenbeheer.” De PvdA-fractie begrijpt dat er dus soortenbeleid komt in een nieuwe vorm. In de vorige statenvergadering heeft de gedeputeerde al gezegd dat het College eigenlijk geen soortenbele id, maar biotopenbeleid wil. Op de hoorzitting gaf dhr Koks van de kiekendieven echter aan dat goed soortenbeleid hetzelfde is als biotopenbeleid. Het gaat niet over het ophangen van hokjes, maar over natuurbeheer met het oog op soorten. De PvdA-fractie kan met soortenbeleid in een nieuwe vorm best instemmen, alleen is zij van mening dat de nota onvoldoende duidelijk is over de inhoud van het nieuwe soortenbeleid. De PvdA zou de gedeputeerde willen voorstellen om een nieuw soortenbeleid te formuleren en dit voor te leggen aan PS, het nieuwe voorstel te laten aansluiten bij het landelijke meerjarenprogramma soortenbeleid – want dit bestaat – en aan te geven welke soorten worden beschermd en welke niet meer. De PvdA-fractie kan zich namelijk ook voorstellen dat er soorten zijn waarvoor het geen zin heeft of geen zin meer heeft. Daarnaast dienen per soort kwantitatieve doelen te worden gesteld. Dhr Koks sprak hier ook over. Voorts dienen organisaties te worden ingeschakeld die zich hiermee bezighouden, want deze worden nu enigszins in de marge gedrukt, zo is het gevoel van de PvdA. Landschapsbeheer, terreinbeherende organisaties, maar ook de soortenbeschermende organisaties en de agrarische natuurverenigingen. De PvdA-fractie zou over deze vier punten graag afspraken willen maken met de gedeputeerde. Het zijn derhalve geen informatieve vragen. Dhr Veluwenkamp informeert of de gedeputeerde met voornoemde voorzetten kan leven. Dhr Haasken (VVD) spreekt zijn waardering uit voor de moeite die organisaties hebben genomen om opnieuw te komen opdraven om de politiek te informeren en het nodige bij te brengen over het natuurbeleid en de wijze waarop zij daar tegenaan kijken. En dat slechts enkele jaren nadat zij uitgebreid de beleidsonderzoekscommissie Natuur en Landschap van informatie hebben voorzien. Opvallend was voor de VVD-fractie de zorg die verschillende organisaties uitspraken over het soortenbeleid. In het verleden zijn hiermee goede resultaten geboekt. Dhr Haasken kan zich de zorg die de organisaties daarover hadden wel enigszins voorstellen. Hier ligt naar opvatting van dhr Haasken ook een communicatieve opdracht naar de organisaties. In dat opzicht geeft hij te kennen de neiging te hebben zich aan te sluiten bij dhr Veluwenkamp. Meer concrete doelen zijn gewenst. De nota. Al met al maakt deze door de verschillende schakelingen in abstractieniveaus een enigszins ‘rommelige’ indruk, waardoor niet geheel duidelijk wordt wat het College wil en welke beslissings bevoegdheden het College heeft of gebruikt. Duidelijk is wel dat er meer aandacht en extra aandacht komt voor boeren met natuur. De VVD is hier gelukkig mee. Dhr Haasken mist de concreet vertaalde doelen naar te behalen resultaten. Waar kunnen de Staten het College over een aantal jaren op afrekenen en aanspreken? Op de overzichtskaart van de ingerichte nieuwe natuur op basis van het gebiedsplan uit maart 2002 staan robuuste verbindingszones. Wat is daarvan nu de juridisch-bestuurlijke status? GS willen in overleg met waterschappen en gemeentes over natuurvriendelijker beheer van sloten, oevers en bermen. Het is echter veelal zo dat een wat ander beheer niet toereikend is. Vaak hoort daar ook een ‘inrichtingsplaatje’ bij, inrichtingsmaatregelen die dat beheer kunnen ondersteunen.
7
Dhr Haasken denkt hierbij aan andere slootprofielen die ook het beleid met betrekking tot waterberging zouden kunnen ondersteunen. Dit vereist echter een brede en integrale aanpak. Staat het College dat ook voor ogen? Als er iets duidelijk is geworden, ook op de bijeenkomst die er is geweest met de organisaties, dan is het wel de predatie van de vos en de noodzaak om daar iets aan te gaan doen. De VVD-fractie roept het College op dit dan ook te doen. Dhr Haasken is zeer te spreken over de inzet van de gedeputeerde om met anderen de natuurdoelen nog eens tegen het licht te houden. Natuurdoelen hebben een politiek-bestuurlijke basis, maar zijn nooit onderwerp geweest van een politieke discussie. De vraag is of dat nodig is. Mag men van een politicus verwachten dat hij die kennis bezit? Dhr Haasken is tevreden dat er op gebiedsniveau wordt gepraat. Welke natuurdoelen bij welk kerngebied dan ook horen, acht hij minder interessant. Mw Bos (GroenLinks) legt uit dat de nota natuurlijk al eerder is besproken. Derhalve zal zij allerlei zaken niet herhalen. De hoorzitting is zeer belangrijk geweest. Het initiatief kwam overigens niet van de PvdA: het echte initiatief was afkomstig van de Milieufederatie Groningen. Dit mag niet onvermeld blijven. Opvallend en buitengewoon plezierig was, dat iedereen zeer content was over het initiatief. Mw Bos is de overtuiging toegedaan dat dit navolging verdient. Breed naar voren kwam de grote bezorgdheid over de achteruitgang van de kwaliteit van natuur, landschap en milieu. Een tweede punt dat zeer expliciet op de hoorzitting duidelijk werd, was het gemis aan toetsbare doelen in de nota. Veel werd er gezegd over soortenbeleid. Er werd gepleit voor het instandhouden van dit soortenbeleid. Mw Bos wenst de vos buiten beschouwing te laten, want zo lang alle andere zaken - waar het eigenlijk echt om gaat: biotoopherstel voor flora en fauna - niet op orde zijn, is het niet terecht de vos de schuld te geven van het feit dat hij wel eens wat snoept van de bodembroeders en steeds het geweer ter hand wordt genomen om dit te corrigeren. Kort gezegd komt de mening daar op neer. Allereerst wenst mw Bos de EHS aan te snijden. In 2018 dient deze voltooid te zijn. In de nota staan weer veel mooie uitspraken – iets wat de fractie van GroenLinks altijd al tegen de borst stuit – in de trant van: “we willen dat, we wensen dat, we zijn van plan om…”. Niemand weet echter wanneer, hoe en waar de statenleden deze uitspraken kunnen toetsen. Dit werd natuurlijk ook op de hoorzitting bedoeld. Het blijft een groot gebrek. GroenLinks heeft er al zeer vaak voor gepleit om over te gaan tot doelstellingen die beter toetsbaar zijn. Mw Bos is van mening dat de statenleden gezamenlijk moeten besluiten wat zij zelf willen van de gedeputeerde. Bijvoorbeeld ten aanzien van de EHS, die in 2018 klaar die nt te zijn. Zijn de Staten dan van mening dat dit zal lukken op de wijze waarop het College nu te werk gaat? Mw Bos denkt dat het antwoord op deze vraag ontkennend moet zijn. Wat willen de statenleden dan? Een steviger inzet. Hoe willen de statenleden deze bereiken? Schieten de Staten er iets mee op wanneer het soortenbeleid wordt afgeschaft? GroenLinks was altijd kritisch over het soortenbeleid, omdat het uiteindelijke doel biotoopherstel moet zijn. Het College stelt dat hier aan wordt gedaan. Dit is echter niet duidelijk genoeg. Op de hoorzitting werd ook gezegd dat het een druppel op een… Dhr Van Dam (CDA) interrumpeert en vraagt mw Bos bij de EHS te blijven, aangezien zij er meteen weer van afstapt. Mw Bos (GroenLinks) geeft dhr Van Dam hierin gelijk. Dhr Van Dam (CDA) vraagt mw Bos hoe het plan van GroenLinks er uitziet. Heeft GroenLinks een timetable tot 2018 wat er - wellicht met geld - dient te gebeuren in de provincie Groningen? Mw Bos (GroenLinks) antwoordt dat, indien de Staten werkelijk iets willen met de EHS en als de Staten voornemens zijn om beloofde omvang en de inrichting van de EHS in 2018 te realiseren, er nog heel wat dient te gebeuren. Mw Bos maakt zich grote zorgen over de kwaliteit. De voorzitter vraagt mw Bos of hij een suggestie mag doen. Hij geeft aan de memorie van toelichting op de Begroting van LNV te hebben gelezen. In deze memorie van toelichting beweert de minister bij hoog en bij laag over zeven bladzijden wat hij allemaal gaat doen in de EHS. Het jaar 2018 staat hierbij als een paal boven water. Het lijkt dhr Maarsingh goed dat de statenleden kunnen beschikken
8
over die informatie, dan is ook bekend wat de minister van Landbouw en het kabinet daar over zeggen. Hij vraagt of deze mogelijkheid aanwezig is. Dhr Luitjens (VVD) (microfoon staat uit) stelt dat iedereen over deze informatie kan beschikken via de website van het ministerie. De voorzitter concludeert dat iedereen toegang heeft tot deze informatie. Mw Bos (GroenLinks) stelt dat het er om gaat hoe de provincie het uitvoert. De voorzitter geeft mw Bos hierin gelijk. De commissie zal de gedeputeerde laten beantwoorden of het College goed strak in het tijdpad zit. Mw Bos (GroenLinks) herneemt haar betoog en stelt dat zij sprak over de EHS, met name over het aankopen van gronden en de voorfinanciering als instrument daarbij, de ecologische verbindingszones. Hier is al meerdere keren over gesproken. De provinciale ecologische verbindingszones worden tijdelijk getemporiseerd. Mw Bos geeft te kennen zich dit nog te kunnen voorstellen wanneer het is ten behoeve van de kwaliteitsverhoging van de kerngebieden van de EHS. Daar moet namelijk nog zeer veel aan gebeuren. Mw Bos denkt niet dat de statenleden enig idee hebben hoe belangrijk en moeilijk dat is. Dhr Bleker (gedeputeerde) interrumpeert en werpt tegen dat dit toch precies het verhaal is. Mw Bos lijkt op te treden als de bovenste beste verdediger van de benadering van het College. Mw Bos (GroenLinks) reageert, stellende dat de commissie net twee stukken hebben ontvangen over de Europese kaderrichtlijn water en over deelstroomgebieden. Zij informeert of de moed van de gedeputeerde niet enigszins in de schoenen zakt wanneer hij deze documenten tot zich neemt. Dhr Bleker (gedeputeerde) ontkent dit ten stelligste. Mw Bos (GroenLinks) geeft aan dat zij veel rode gebieden waarnam, hetgeen betekent dat de provincie aan veel zaken niet voldoet. Dit baart mw Bos in elk geval wel zorgen, al weet zij niet hoe de gedeputeerde daarover denkt. Voorts wenst zij te vernemen hoe andere statenleden deze situatie beleven. Dhr Luitjens (VVD) merkt op bereid te zijn dit de volgende keer aan te geven, wanneer het ter discussie op de agenda staat. Mw Bos (GroenLinks) legt uit dat het nu op de agenda is geweest. Het stond bij de ingekomen stukken. Mw Bos keert terug naar haar betoog over de EHS en het verschuiven van het beheer van terreinbeheerders naar particulier en agrarisch beheer. Daar zijn ook veel opmerkingen over gemaakt. Het ging met name over toetsbare doelen. De gedeputeerde zei dat de drie grote terreinbeheerders niet zo effectief gericht zijn. Mw Bos informeert bij de gedeputeerde of hij dit zo heeft verwoord. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat de natuurdoelen zijn geformuleerd. Op dit moment wordt er niet gemeten in termen van effecten. Het is zelfs zo – de voorzitter verwees naar de Begroting van het ministerie van LNV – dat de doelstelling voor 2018 niet is dat de natuurdoelen in de EHS zijn gerealiseerd, maar dat de doelstelling eruit bestaat dat het beheer de basiscondities vervult voor het op de lange termijn bereiken van die natuurdoelstellingen. Sommige natuurdoelstellingen zijn vermoedelijk pas in 2050 te realiseren. Daarom maakt de gedeputeerde ook de opmerking dat moet worden opgepast om bijvoorbeeld voor het agrarisch cultuurlandschap korte termijn natuureffecten te verwachten en op te leggen, terwijl de provincie voor natuurdoelen binnen de ecologische hoofdstructuur in termijnen van tien, twintig, dertig jaar denkt.
9
Mw Bos (GroenLinks) stelt dat de terreinbeheerders moeten voldoen aan natuurdoelen. Wanneer er agrarisch natuurbeheer binnen de EHS is, dient dit dan te voldoen aan de natuurdoelen? Dhr Bleker (gedeputeerde) bevestigt dit. Men ontvangt als particulier of als agrariër voor het beheer van zaken binnen de EHS wanneer het beheer niet is afgestemd op de natuurdoelen, bijvoorbeeld schrale hooilanden. Er zal geen particulier zijn die moeras gaat beheren. Schrale hooilanden en dergelijke vormen echter beheersbare pakketten. Of het nu gaat om Staatsbosbeheer of mw Bos met een landgoed, de natuurdoelen en de voorwaarden waaraan men moet voldoen zijn dezelfde. Mw Bos (GroenLinks) vraagt wie dit controleert. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat hiervoor veel mensen zijn. LASER doet dit, een Dienst Landelijk Gebied. Er wordt gecheckt en er wordt gekeken of er bijvoorbeeld wel 21 kruidsoorten of 21 grassoorten in het weiland aanwezig zijn en dergelijke, voor zover het doelen betreft die op redelijk korte termijn zijn te realiseren. Op dat punt bestaat er echter geen onderscheid tussen landgoedeigenaresse mw Bos en Staatsbosbeheer. Mw Bos (GroenLinks) is van mening dat datgene wat de gedeputeerde aangeeft niet geheel klopt. Waarom zijn de resultaten in reservaatgebieden dan zo verbeterd ten opzichte van beheergebieden? Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat dit komt omdat in sommige reservaatgebieden de maximale condities zijn vervuld. Mw Bos (GroenLinks) stelt dat agrariërs natuur niet als doelstelling hebben. Het blijven agrariërs. Wanneer men echt natuurdoele n wil nastreven en realiseren, zou men organisaties moeten laten beheren die dat als prioriteit hebben. Dit is een groot verschil. De voorzitter legt in zijn hoedanigheid als boer uit dat wanneer natuur meer oplevert dan aardappels, een agrariër net zo goed natuur kan produceren. Natuur is ook een product. Zo moet het ook ongeveer worden beschouwd. Mw Bos (GroenLinks) kwalificeert de voorzitter als een ‘mooie proatjesmoaker’. Dhr Bleker (gedeputeerde) wenst hierover een vraag te stellen. Mw Bos richt zic h tot het College, maar feitelijk zou zij mw Halsema dienen aan te spreken om te trachten het beleid van het kabinet en mijnheer Veerman bij te stellen, want de minister stelt simpelweg als eis 100.000 hectare, wat de komende jaren via particulier natuurbeheer moet gaan worden beheerd. Daar ligt eenvoudigweg een taakstelling. Het College probeert daar op een verstandige manier invulling aan te geven. Als het College dit niet zou doen, dan zou de provincie het geld niet krijgen en evenmin de hectares realiseren. Wanneer de provincie er niet aan meedoet, staat het bij voortzetting van het beleid van dhr Veerman vast dat de provincie in 2018 de hectares niet heeft gerealiseerd. Mw Bos (GroenLinks) beseft dit terdege. In dat opzicht zou men in de Tweede Kamer zitting moeten hebben. Mw Bos kent echter ook een quickscan, uitgevoerd door Alterra, naar het effect van het kabinetsbeleid op de EHS. Het beleid komt er hierbij niet goed uit. Vandaar de bezorgdheid van mw Bos. Dhr Bleker (gedeputeerde) (microfoon staat uit) geeft te kennen deze bezorgdheid te kunnen begrijpen. Mw Bos (GroenLinks) merkt op dat het misschien iets zou zijn voor de provincie om daar nog iets de goede kant op te draaien. Zij vraagt hoe dit gezamenlijk gestalte zou kunnen krijgen. Het soortenbeleid. Hiervoor krijgt de provincie geld van het Rijk. Het is gebaseerd op het meerjarenprogramma Soortenbeleid, dat eind 2004 afloopt. Mw Bos heeft echter ook gelezen dat het soortenbeleid aan het eind van 2004 zal worden geëvalueerd. Zij vraagt of alles wat nu te berde wordt
10
gebracht bij deze evaluatie weer aan de orde zal komen. Daarnaast wenst zij te vernemen of er dan nog voorstellen ten aanzien van de financiën gedaan kunnen worden, of dat dit straks in het kader van de Begroting plaats zal moeten vinden. Straks krijgt de provincie een nieuw meerjarenprogramma Soortenbeleid van het Rijk voorgeschoteld. Daar staan allemaal soorten in. De provincie moet hier ook mee aan de slag. Hoe kan het College dan zeggen het soortenbeleid af te willen schaffen? In 2004 ging het om slechts 45.000 euro van de provincie. Is dit nu te veel gevraagd? Voorts krijgt de provincie nog gelabeld geld van LNV. Dit is wel minder dan het voorgaande jaar, dat is een feit. Betreft het middelen die de provincie alleen maar krijgt als de provincie er zelf geld in steekt? Of is de provincie van deze middelen verzekerd? Het geldt dat de provincie van LNV voor soortenbeleid krijgt, blijft dat ook overeind staan? Mw Bos wenst aan de andere statenleden te vragen of het niet nodig is dat er een amendement wordt ingediend in het kader van de begrotingsvergadering om het bedrag van 45.000 euro die de provincie nu over heeft voor soortenbeleid, te laten staan voor volgend jaar. Volgens mw Bos staat er nu namelijk niets voor volgend jaar, omdat het uit de reguliere middelen betaald zal worden. Dhr Meijndert (CDA) merkt op dat het ook niet over is. Mw Bos (GroenLinks) erkent dit, maar wenst het bedrag voor soortenbeleid te handhaven. Het heet misschien anders, waarom zou de provincie het dan niet labelen? De statenleden zijn bezorgd over de achteruitgang van de kwaliteit van de natuur, flora en fauna. Wanneer de statenleden hier echt iets aan willen doen, dan zou ook moeten worden gekeken naar de ruimtelijke ordening en de mogelijkheden die daar liggen. Wanneer de provincie binnenkort weer met het POP aan de gang moet, dienen de Staten ook daar expliciet naar te kijken. Daarnaast dient naar inzicht van mw Bos de biologische landbouw blijvend te worden gestimuleerd, want dit helpt in dat opzicht ook altijd. Dhr De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat ook D66 in een eerdere instantie reeds een aantal zaken over de nota heeft gezegd, te weten in een andere vergadering. Dhr De Vey Mestdagh spreekt de hoop uit niet te veel in herhaling te zullen vervalle n. Het gaat over de achteruitgang van de natuur en het feit dat er iets moet veranderen in het beleid met betrekking tot natuur en landschap. Het College heeft een aantal beleidswijzigingen voorgesteld en ook een aantal beleidszaken gehandhaafd. De hoorzitting zoals deze heeft plaatsgevonden was aan de ene kant zeer verhelderend, ook voor dhr De Vey Mestdagh, om met name de verschillende groepen aan het woord te horen. De beheerders zijn natuurlijk enigszins teleurgesteld over het feit dat ze de exclusiviteit gaan verliezen. Verenigingen zijn natuurlijk enigszins teleurgesteld door de onzekere positie waarin ze nu terechtkomen met in het bijzonder de veranderingen in het soortenbeleid. Waar gaat het dan naar toe? Een van de nieuwe zaken die het College voorstelt is meer inzet van particulier en agrarisch natuurbeheer. D66 pleit hier al jaren voor, omdat wanneer men met die mensen te maken heeft – dat zijn mensen die aan het land gebonden zitten, die er in beginsel dagelijks zijn – en bij deze mensen een knop om kan om met een betere wijze met natuur om te gaan, er zeer veel is gewonnen. Als dit beleid daar in slaagt, om bij een groot gedeelte van de mensen die daar echt dagelijks met die grond verbonden zijn de knop om te krijgen, dan maakt het College een zeer grote stap. De knop is natuurlijk al gedeeltelijk om, maar dhr De Vey Mestdagh wenst de knop nog verder omgedraaid te zien. Ook D66 heeft in de vorige sessie haar zorg geuit met betrekking tot de realisering van de EHS in 2018. Wanneer wordt gekeken wat er in de nota staat, blijkt dat het College eigenlijk een beleidswijziging voorstelt met voorfinanciering, zoals de Staten ook hadden verzocht, om juist ervoor te zorgen dat een en ander eventueel nog in 2018 kan worden gerealiseerd. Dhr De Vey Mestdagh bekent ook direct geen alternatief te weten om het nog verder te bevorderen, maar wellicht hebben andere partijen daar wel suggesties voor. In dat geval zou dhr De Vey Mestdagh daar graag over meedenken, en hij neemt aan het College ook. Er bestaat waarschijnlijk eenstemmigheid over het feit dat iedereen de ecologische hoofdstructuur gerealiseerd wil hebben. In beginsel kan D66 zich vinden in de prioriteiten zoals het College deze in de beleidsnotitie heeft verwoord. Mw Hoekzema-Buist (PvhN) geeft aan dat de PvhN zich in grote lijnen wel kan vinden in de nota. Er blijft natuurlijk zorg over de EHS bestaan. Wanneer mw Hoekzema de cijfers van dhr Bleker hoort, zakt haar de moed bijkans in de schoenen over het feit dat de provincie nog zoveel jaren bezig moet
11
zijn om de natuurdoelen zelfs worden gehaald, cijfers die een halve eeuw beslaan! Er dient echter simpelweg te worden doorgewerkt. De PvhN heeft ook zorgen over het loslaten van het soortenbeleid, omdat de partij nog niet duidelijk is wat hiervoor in de plaats komt. Mw Hoekzema zou derhalve het bedrag van 45.000 euro toch nog graag gereserveerd zien, totdat precies bekend is wat de provincie zal gaan doen. Tot die tijd zou de provincie moeten vasthouden aan het oude soortenbeleid, want zo verschrikkelijk slecht was het beleid niet. Mw Bulk (SP) geeft de nota gelezen te hebben met de vraag of het College alles inzet wat mogelijk is om de EHS te realiseren en de middelen ook te gebruiken voor voorfinanciering – dit idee had mw Bulk wel, want er is op dit moment niet meer geld. De PvdA stelt dat er wellicht nog verder moet worden gekeken. Dan zal er ook nog meer geld beschikbaar moeten worden gesteld. Of bedoelde dhr Veluwenkamp dit niet zo? Dhr Veluwenkamp (PvdA) bevestigt dat hij het zo niet heeft bedoeld en ook niet zo heeft verwoord. De PvdA-fractie beoogt voorfinanciering niet alleen in te zetten voor afronding van natuurgebieden, maar als in de loop van het jaar blijkt dat er geld zou blijven, ook uit voorfinanciering, dit ook voor andere strategische grondaankopen ten behoeve van de EHS in te zetten. Mw Bulk (SP) gaat er van uit dat het College ook al het geld uitgeeft wat er voor is gereserveerd en dat er geen cent ‘in de knip’ blijft. De PvdA zegt ook “actief erop uit”. Vorige week in Grootegast heeft mw Bulk gemerkt dat dit ook gebeurt. Er worden mensen opgezocht en gevraagd of ze toch niet willen verkopen. Vorige week heeft mw Bulk echter ook in Grootegast gehoord dat het de afgelopen tijd ook wel eens is misgegaan, dat een boer die grond wilde verkopen deze grond aanbood en dat daar niet direct op werd ingegaan. De aanbeveling van mw Bulk is om ervoor te zorgen dat dit in elk geval goed verloopt. Toen zij de nota voor het eerst las, vooral ten aanzien van de EHS, was zij redelijk tevreden. Er waren echter ook een aantal zaken onduidelijk. De antwoorden van de gedeputeerde op de vragen die in de commissie waren gesteld, waar dit al eerder aan de orde is geweest, maakten toch veel duidelijk, maar nog niet duidelijk genoeg. Anderen hebben er ook genoeg over gezegd: er is onduidelijkheid over het soortenbeleid. Wat wordt nu nog wel doorgezet? De grauwe kiekendief blijft de provincie doorzetten, maar andere zaken zullen in andere projecten worden opgenomen. Aan het eind van 2004 zal een evaluatie plaatsvinden. Het LNV zal met voorstellen komen. Het ligt daarom het meest voor de hand om even te wachten met het stoppen of er een beslissing over te nemen totdat die beide documenten aan het eind van het jaar zijn gearriveerd. Dan kan een besluit worden genomen om ermee te stoppen of ermee door te gaan. Tot aan dat moment zou men het geld ook moeten laten staan, naar opvatting van de SP-fractie. Onduidelijk in het verhaal was ook dat er van alles budgetneutraal gaat gebeuren, maar er gaat wel iets verschoven worden. Ook dat werd pas duidelijk na beantwoording van de vragen door de gedeputeerde. Mw Bulk is van mening dat dit sowieso in de nota opgenomen had moeten worden. De prestatieafspraken of de toetsbare doelen. Ergens staat dat de doelen bij de deelnemers bekend zijn. Het had, zo vindt mw Bulk, op papier moeten staan. Na de inspraak blijkt ook wel dat daar zeer veel onduidelijkheid over is. Het is nodig om de toetsbare doelen op te nemen, ook zeker na een verhaal van het RIVM, Natuurbalans 2004, waarin wordt gesteld dat de successen van particulier natuurbeheer beperkt zijn en het tempo van agrarisch natuurbeheer afneemt. Mw Bulk bekent niet te weten of het alleen over de hectares gaat of ook over de doelen. Hier zou zij gaarne een antwoord op willen vernemen. Het dient goed in het oog te worden gehouden. Bij agrarisch natuurbeheer zou niets aan de waterstand worden veranderd, zo had mw Bulk begrepen. Zij vraagt of het dan ook zo is dat, zolang agrarisch natuurbeheer wordt gepleegd, er niet kan worden ingericht? Of gaat de provincie er nu toe over om juist die stukken er uit te knippen waar het wel mogelijk is? Een verhaal over de vos. Mw Bulk geeft toe dat het enigszins vragen naar de bekende weg is, maar degene die vergunningen aanvragen dienen eerst eens te komen met informatie hoe het nu eigenlijk zit met de vossenpopulatie, maar het wordt wel gevraagd aan de organisaties die de vos met een geweer wensen te bejegenen. Men kan er toch van uitgaan dat men gekleurde informatie krijgt wanneer men dergelijke organisaties om informatie vraagt. Derhalve acht mw Bulk het overbodig om dergelijke organisaties te bevragen omtrent de vossenpopulatie.
12
De SP-fractie was in eerste instantie, zeker ten aanzien van de EHS, redelijk positief. Na de inspraakavond bleek dat er nog genoeg kritiek te uiten was. Heel veel fracties hebben dit reeds verwoord. Er is sprake van onduidelijkheden met betrekking tot het soortenbeleid, over het budget, over tastbare doelen. Laatstgenoemden zouden er zeker in opgenomen moeten worden. Een aantal organisaties heeft gevraagd om continuïteit. De gedeputeerde zou hier ook nog op in kunnen gaan. Een reactie op de inspraakavond en de reacties die schriftelijk nog nageleverd zijn. Avifauna zegt bijvoorbeeld dat het ambitieniveau te laag is. Mw Bulk is van mening dat het ambitieniveau duidelijker omschreven zou kunnen worden, dat er ook doelen aan dit ambitieniveau gesteld kunnen worden. De voorzitter geeft aan dat er nog een brief van T.J. Verstrael van de PSO d.d. 20-09-2004 is binnengekomen via de e-mail van de provincie. Deze brief kan bij de discussie worden betrokken. Dhr Meijndert (CDA) uit zijn grote waardering voor de inbreng van de mensen op de hoorzitting. De hoorzitting was zeer verhelderend en dhr Meijndert proefde een grote betrokkenheid van de aanwezigen. Dit geeft steun aan de gedachte dat het in de toekomst op een aantal punten toch goed kan gaan. De provincie heeft immers niet alles zelf in de hand, zoals in de nota ook een aantal keren wordt opgemerkt. De CDA-fractie kwalificeert de nota als tamelijk helder, al zijn er wel enkele kanttekeningen te plaatsen. Met name wenst dhr Meijndert een compliment te geven voor de brief die voor de nota arriveerde met de indeling van datgene wat blijft en datgene wat wordt voortgezet, tot en met financiën. In de nota gaat het meer om de uitwerking. De kanttekeningen. In de nota wordt onder 1.4 opgemerkt dat het doel wel duidelijk is, maar de weg er naartoe nog niet. Dhr Meijndert was de opvatting toegedaan dat de nota de weg erheen voor de komende drie jaar wilde aangeven. Zo heeft hij de nota ondanks deze opmerking toch maar gelezen. De CDA-fractie is het eens met de selectieve aankopen gericht op de snelle afronding en een snelle inrichting. Deze beide zaken horen bij elkaar. Het resultaat moet ook zichtbaar worden gemaakt. In de vorige vergadering heeft de CDA-fractie al aangegeven dat de voorfinanciering breder ingezet zou mogen worden, mits het primaire doel voorop blijft staan. Het primaire doel is afronding. De provincie hoeft geen middelen op de plank te laten liggen, ook niet uit de voorfinanciering. Bezinning per gebied op haalbaarheid natuurdoeltype: dit aspect werd niet altijd uitgewerkt. Niet duidelijk is waar het College precies uit zou willen komen. Bevordering van agrarisch geclusterd natuurgebied heeft de volle steun van de CDA-fractie. Op de hoorzitting was er nog wel kritiek op dat beleid, vooral van de andere instellingen, want er zou onvoldoende duidelijk zijn welke natuurdoelen werden beoogd. Van de zijde van BoerenNatuur werd aan het einde nog eens gezegd: “Stel ze maar, wij maken ze waar”. Dhr Meijndert roept het College op om op deze uitnodiging in te gaan. Hij denkt dat ook het rapport dat de Staten er prompt op kregen een goede verantwoording biedt van datgene wat wordt behaald. Daarin worden ook effecten aangegeven. Dat effecten altijd van meer zaken afhankelijk zijn is helder. Het kwantificeren van doelen is vanzelfsprekend ook nodig om te kunnen monitoren en conclusies te kunnen trekken. Wanneer dan wordt gesteld dat de weg er naartoe nog niet duidelijk is, dan is juist monitoren heel goed om elkaar daar eens op aan te spreken, niet af te rekenen, maar aan te spreken over de vraag hoe het anders zou kunnen. Dit is volgens dhr Meijndert wat dhr Veluwenkamp ook al aangaf: het gaat er niet om elkaar de les te lezen, maar om de te kijken of het College op de goede weg zit of dat er toch zaken moeten worden veranderd. Van de zijde van de koepelorganisatie BoerenNatuur werd gevraagd of herschikking van middelen mogelijk is. Het CDA wenst slechts dat het College er nog eens naar kijkt en het met de organisaties bespreekt. Dhr Meijndert acht het meer een uitvoeringsvraag, maar hij wenst er wel aandacht voor te vragen. Het soortenbeleid is niet verder uitgewerkt, maar dit is al eerder in dit jaar behandeld. Toen is gesteld dat er aan het begin van 2005 een evaluatie zou komen. De CDA-fractie is van mening dat de evaluatie dan ook gepaard dient te gaan met een afweging hoe de provincie het beleid continueert en hoe het moet worden geïntegreerd. Het moet helder zijn wat men doet, het mag niet vaag blijven in de trant van “we doen er wel iets voor, maar we weten nog niet wat”. Ook daarvoor geldt dat de weg erheen wel helder dient te worden.
13
Opvallend was ook de grote betrokkenheid van mensen die zich bezighouden met vleermuizen, libellen of kiekendieven. Dit zijn weliswaar kleine gebieden, maar er is wel sprake van grote betrokkenheid. Alleen daarom al is het van belang om het soortenbeleid helder te maken. Het betekent ook het erbij betrekken van een stukje van de maatschappij. Dan gaat het niet over de breedte van de doelen, het agrarisch natuurbeheer, de grote landschappen, maar juist op dat kleine niveau moeten mensen enthousiast worden gemaakt en enthousiast worden gehouden, want daar zit veel waarde in. Dit acht het CDA bijzonder belangrijk. Dhr Veluwenkamp (PvdA) stelt dat het van belang is dat men zich goed uitdrukt wanneer wordt gesproken over het soortenbeleid. Het gaat vaak wel over ‘kleine beestjes’ en een niet zo grote schaal, maar het doel is natuurlijk helder. Het gaat over leven van soorten in de provincie. Dit moet niet worden geïsoleerd van wat in het agrarisch natuurbeheer gebeurt en wat gebeurt in de grote natuurgebieden. Die zaken kunnen ook met elkaar worden geïntegreerd, waarbij BoerenNatuurverenigingen samenwerken met soortenbeschermende organisaties. Dan betreft het misschien twee betrekkelijk kleinschalige zaken maar door ze te integreren krijgt de provincie de doelen weer iets dichterbij. Dhr Meijndert (CDA) reageert, stellende dat hij zich dan kennelijk niet goed heeft uitgedrukt, want dit is precies wat hij voorstaat. Er zijn verenigingen die specifiek zijn gericht op kiekendief of een soort vleermuis of libellen. Die moeten zichtbaar blijven en bediend blijven. Er is een grote betrokkenheid van mensen, iets wat dhr Meijndert zeer waardevol acht, naast alle grote doelen die de provincie zich stelt. Kleine stapjes zijn er onderdelen van. Dat beoogde dhr Meijndert uit te leggen. Mw Bos (GroenLinks) wenst een fout recht te zetten. Het ging zo-even over soortenbeleid en hoe belangrijk GroenLinks dit vindt. Mw Bos repte van 45.000 euro om dit beleid in stand te houden. Het gaat echter om een luttel bedrag van 37.000 euro wat de provincie voor 2004 heeft gereserveerd. Dit maakt het misschien iets gemakkelijker om de anderen… De voorzitter merkt op vandaag in de memorie van toelichting te hebben gelezen dat er 36.000 soorten zijn, waarvan 3 procent een speciale bescherming nodig heeft. Dit zijn toch nog 1080 soorten in Nederla nd die een speciale bescherming nodig hebben. Wellicht is de gedeputeerde in staat om kort en krachtig antwoord te geven op de vragen die zijn gesteld. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat de aanleiding tot de notitie Actualisatie Natuur en Landschapsbeleid het rapport ‘De toestand van natuur en landschap’ zoals deze in maart 2003 is uitgebracht. De hoofdlijn in die notitie was dat het redelijk met de voortgang gaat, waar het gaat om verwerving van de ecologische hoofdstructuur, het gaat in sommige delen van de EHS behoorlijk waar het gaat om natuurdoelen, het gaat in andere delen matig, maar de bezorgdheid geldt vooral de natuurkwaliteiten in het agrarisch cultuurlandschap. Dan betreft het niet de 10.000 hectare EHS, maar 169.000 hectare agrarisch cultuurlandschap. Daar was het rapport ‘De toestand van natuur en landschap’ heel zorgelijk over. Dat is ook de reden voor het College om tot een verhoogde inzet in dat agrarisch cultuurlandschap te komen. De gedeputeerde is het geheel met dhr De Vey Mestdagh eens dat men zich gelukkig kan prijzen dat in de provincie Groningen in diverse regio’s door agrariërs in het kader van agrarische natuurverenigingen al zeer actief aan verbetering van natuurwaarden wordt gewerkt, maar er is op dat punt nog heel veel resultaat meer te behalen wanneer de deelname en de inzet verder wordt vergroot. Wanneer men in een provincie als Groningen over de unieke situatie beschikt dat er acht agrarische natuurverenigingen zijn die het hele gebied bestrijken, dan is ook de gedachte van het College daar maximaal gebruik van te maken en op dat initiatief wat gaande is aan te sluiten. Dat is een van de grote punten die voortvloeit uit ‘De toestand van natuur en landschap’. De gedeputeerde is van mening dat de provincie er goed aan zou doen om net als ten aanzien van de EHS ook ten aanzien van het agrarische cultuurlandschap het lef te hebben om een doelstelling voor 2018 te formuleren. De gedeputeerde moet er namelijk niet aan denken dat honderden miljoenen in Nederland alleen maar worden ingezet voor wat de provincie Groningen betreft 10.000 hectare EHS en op een aantal eilanden mooie natuurwaarden te hebben met wat verbindingen en dat de provincie de natuurwaarden op de overige 169.000 hectare op zijn beloop laat. Er wordt het College op het terrein
14
van natuur en landschap wel eens pragmatisme verweten, maar de gedeputeerde vindt het een groot ideaal om en in een modern landbouwgebied als de provincie Groningen ruimte voor de landbouw te geven en tegelijkertijd met de landbouw en andere organisaties natuurwaarden in het gebied, in het agrarisch productielandschap op te krikken. Dhr Bleker stelt zowaar ook nog de overtuiging te hebben dat wanneer er gezamenlijk consciëntieus en langdurig aan wordt gewerkt, het zoden aan de dijk gaat zetten. De gedeputeerde wenst zo het beeld weg te nemen dat het beleid louter zakelijk en pragmatisch is. Wellicht had men dit beeld het College niet toegeschreven, maar wenst de gedeputeerde het voor anderen te corrigeren. De knop moet op dat punt verder worden omgezet. Dhr Bleker is de mening toegedaan dat met de agrarische natuurverenigingen prestatieafspraken moeten worden gemaakt. Ook met de grote terreinbeherende organisaties wenst het College scherpere afspraken te maken. Inderdaad, zoals in het debatje tussen dhr Meijndert en dhr Veluwenkamp naar voren kwam, niet om de ‘afrekenmachine’ er op los te laten, maar om elkaar erop aan te spreken. Waar kan het beter, waar kunnen de condities beter worden vervuld, waar kan het beheer beter, waar kan de overheid beter, enzovoorts. Dat is de filosofie. Refererend aan de opmerking die mw Bos maakte of er iets met de planologie moet worden gedaan stelt dhr Bleker dat in het platform Landelijk Gebied de Milieufederatie aangaf dat in het POP en in bestemmingsplannen in het agrarisch cultuurlandschap planologische regels zouden moeten worden opgenomen om natuurwaarden te ontwikkelen. Alleen al als de overheid deze suggestie zou doen, zou dit voor de komende jaren desastreuze gevolgen hebben voor de deelname aan agrarisch natuurbeheer, aan vrijwillige weidevogelbeheer, enzovoorts, want er is geen angst groter dan dat wat men vrijwillig doet, uiteindelijk zal worden afgestraft door planologische beperkingen. Dat is op alle fronten in alle gebieden van de provincie Groningen en ook daarbuiten te horen. Die suggestie zal er van dit provinciaal bestuur derhalve niet komen. Het College zal niet in het POP via de omweg van planologie beperkingen in het agrarisch cultuurlandschap opleggen om deze natuurdoelen te realiseren. Dat is – zeker in dit geval – het paard achter de wagen spannen, dan wordt het draagvlak dat bezig is te ontstaan weggegooid. Dhr Veluwenkamp (PvdA) stelt dat, wanneer het College stelt prestatieafspraken met de agrarische natuurverenigingen te willen maken, dit niet helder genoeg is voor de PvdA-fractie. Dhr Veluwenkamp sprak over effectindicatoren. Is dit hetzelfde als prestatieafspraken, met andere woorden, gaat het over aantallen vogels van een bepaalde soort? Dhr Koks was daar tijdens de hoorzitting vrij duidelijk over. Hij zei dat met beheer puur kwantitatieve doelen kunnen worden gesteld op soorten. Misschien worden deze doelen dan niet gehaald, maar het is wel een goed middel om duidelijk te krijgen wat men aan het doen is en of men daar wel of niet in slaagt. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat het College zal proberen op drie niveaus prestatieafspraken te maken. In de eerste plaats prestatieafspraken die op de organisaties betrekking hebben: uitbreiding van het ledental, of, beter gezegd, uitbreiding van het aantal hectares dat bij de gezamenlijke leden van de agrarische natuurverenigingen in eigendom is. In de tweede plaats prestaties waar het gaat om de benutting binnen de gebieden van de agrarische natuurverenigingen van diverse natuurregelingen, zoals weidevogelbeheer, akkerrandenbeheer. Het gaat hierbij om het aantal hectares dat wordt benut en de condities die worden geschapen. In de derde plaats afspraken die betrekking hebben op de zaken die dhr Veluwenkamp noemt, te bereiken reële natuureffecten. Dhr Veluwenkamp (PvdA) dankt de gedeputeerde voor de heldere beantwoording. Dhr Bleker (gedeputeerde) wenst het onderwerp voorfinanciering aan te snijden. Dhr Luitjens (VVD) constateert dat het College dit zal ontwerpen. Hij vraagt de gedeputeerde wanneer het College dit ontworpen zal hebben. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat het werk doorgaat. Hij geeft aan dat voor hem een interne notitie ligt tussen de afdeling Landelijk Gebied en het provinciaal bestuur. In deze notitie staat heel concreet op welk moment het College welke afspraken met de diverse verenigingen wenst te maken. Net als met het Groninger Landschap, waarmee ook nog budgetafspraken moeten worden gemaakt, zal het College dit ook doen, en wel nog in 2004. Het College is reeds een eind op weg, zoals ook uit de
15
beantwoording van de gedeputeerde opgemaakt zou kunnen worden. De gedeputeerde ontvangt bij de koepelorganisatie BoerenNatuur bepaald enthousiasme om eenvoudigweg zakelijk met elkaar afspraken te maken. De voorfinanciering. Het Colle ge houdt zich aan de afspraak die in het debat op 7 juli is gemaakt. In de eerste plaats heeft het College nu al de beschikking over een zogenaamde prioriteitenkaart. Binnen de EHS heeft de provincie percelen aangewezen die het College – ook al worden ze niet actief aangeboden – toch tracht te verwerven dan wel in particulier natuurbeheer te krijgen, omdat ze essentieel zijn voor de afronding van gebieden, zodat ook het waterpeil en het hele beheer erop kan worden afgestemd. Deze prioriteitenkaart is leidinggevend voor de Dienst Landelijk Gebied richting de eigenaren. Als het reguliere budget op is, zet het College het instrument voorfinanciering in. Het College wenst het instrument voorfinanciering wel scherp te houden, niet ‘voor alles en nog wat’. Om deze reden geeft het College aan dat de voorfinanciering in beginsel moet worden ingezet voor aankopen die binnen dat prioritaire gebied vallen. Dat betekent dat het College ook aangeeft dat het met de voorfinanciering niet gehouden wil worden aan de koopplicht. Dat is essentieel. De gedeputeerde heeft dit destijds ook in het debat aangegeven. Wanneer namelijk op enig moment toevallig een agrariër 30 à 40 hectare aanbiedt, misschien wel relatief dure grond, op een terrein dat voor het College op dat moment totaal geen prioriteit heeft, dan zou het in één klap een groot deel van het budget kunnen weghalen wanneer het College verplicht zou zijn om te kopen, wanneer de koopplicht van toepassing zou zijn, ook waar het gaat om het voorfinancieringsbudget. Dat wil het College niet. De provincie laat geen geld op de plank liggen. Het College laat hectares buiten de prioritaire gebieden niet lopen als er nog voldoende ruimte in het voorfinancieringsbudget is, maar het College wenst het voorfinancieringsbudget niet gekoppeld hebben aan de koopplicht. Dat is de afspraak die in de Staten is gemaakt. Het is niet alleen maar belangrijk wat men doet als er iets wordt aangeboden. Het is zeer belangrijk om een actieve aankoop en verwervingsstrategie te hebben. Daar heeft het College de prioriteitenkaart voor nodig. Dat is de afspraak van 7 juli waar dhr Veluwenkamp aan refereert. Dhr Veluwenkamp (PvdA) stelt dat dit correct is. Zo is het besproken. Hij stelt het op prijs dat de gedeputeerde dit nu bevestigt. Dhr Veluwenkamp zou willen bepleiten – dat is op enig moment ook aan de orde geweest – dat naarmate het jaar vordert en de provincie de geprioriteerde gronden niet heeft kunnen aankopen - want het gaat allemaal op basis van vrijwilligheid - en de provincie kan in bijvoorbeeld november toch elders grond aankopen, dit dan ook te doen. Dhr Bleker (gedeputeerde) merkt op dat wanneer de provincie dit zou kunnen doen en het de prioritaire aankopen niet in de weg staat en het is wel een aankoop die de provincie echt wil zonder dat de provincie wordt gehouden aan de koopplicht dit gedaan zou kunnen worden. Dat is namelijk het riskante: als wordt gesteld dat op voorfinanciering ook de koopplicht van toepassing is, dan is het College verplicht om te kopen. Om deze reden communiceert het College ook dat het zich aan de koopplicht waar het gaat om het budget dat de provincie van LNV ontvangt, terwijl er strategisch en slim wordt omgesprongen met het voorfinancieringsbudget. Dhr Haasken (VVD) merkt op dat de eigenaar te maken heeft met één overheid, weliswaar in verschillende lagen. Er is een overheidsafspraak met betrekking tot die koopplicht. Is het dan mogelijk om, op het moment dat de provincie wel geld beschikbaar heeft, in welke vorm dan ook, maar in dit geval in de vorm van voorfinanciering, zich zomaar te onttrekken aan die koopplicht? Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat het College dit heeft afgesproken met het ministerie van LNV en dat het schriftelijk is vastgelegd. In een brief van de provincie Groningen is aangegeven dat het College bereid is voor te financieren met die uitsluiting. Dat is voor kennisgeving aangenomen en daar houdt het College zich aan. De gedeputeerde vervolgt zijn betoog en snijd het onderwerp ecologische verbindingszones aan. Het College heeft een gigantische taakstelling waar het gaat om het realiseren van robuuste zones. De robuuste zones behelzen in de provincie Groningen een oppervlakte van 1180 hectare. Daar zit ook een groot deel van de provinciale zones in, voor grofweg de helft. Van de 1180 hectare is tot en met 2004 20 hectare gerealiseerd. Het College is volop bezig om ten aanzien van Meerstad, Midden-
16
Groningen en de bij de Blauwe Stad en het gebied Meerstad-Zuidlaardermeer ontwerpplannen en inrichtingsplannen te maken en daar ook verwerving en particulier natuurbeheer binnen afzienbare tijd in gang te zetten. Dan gaat het over de grote robuuste zones die grote gebieden met elkaar verbinden. Daar wil het College – en dat geeft het ook aan – de prioriteit, zowel qua menskracht als qua geld op zetten, waarbij moet worden aangetekend, dat het College voor de overige verbindingszones die niet onder de categorie ‘robuust’ vallen op dit moment geen mogelijkheid heeft tot financiering. De minister van LNV heeft in de agenda Vitaal platteland in mei van 2004 aangegeven dat, tenzij er harde juridische verplichtingen zijn, er niet meer kan worden aangekocht buiten de robuuste zones. Dat is de situatie. Dan is vervolgens de vraag van dhr Veluwenkamp en anderen of het College de overige zones dan laat vallen. Het antwoord is ontkennend. Het College heeft namelijk aangegeven dat ze globaal zijn begrensd en dat tracés zijn aangegeven. Daar laat het College het voorlopig bij. Het College geeft de Dienst Landelijk Gebied de opdracht – dat staat ook in het koersverhaal – om indien er sprake is van grondmobiliteit het College daarop te attenderen, want dan wil het College bezien of er toch verwerving mogelijk is met het oog op die ecologische verbindingszone, niet zijnde een robuuste verbindingszone. Vervolgens dient een financiering te worden gezocht. Dat kan niet uit het natuurbudget, maar zal uit het budget voor de ontwikkeling van het platteland, PLOP/POP-subsidies moeten komen, of in combinatie met water. Het College kijkt derhalve op twee manieren naar die overige verbindingszones: a) is er grondmobiliteit, dan gaat er een lichtje branden; b) gaat er uit anderen hoofde een spa in de grond, bijvoorbeeld het verbreden van watergangen of de aanleg van een recreatief fietspad, dan gaat er eveneens een lichtje branden. In beide gevallen wil het College, hoewel het beleid van LNV is dat er geen geld meer aan deze zones kan worden uitgegeven, zo goed en zo kwaad als het gaat proberen om toch die zones boven de robuuste zones te realiseren. Werk met werk, andere geldbronnen in geval van grondmobiliteit. Dat is de situatie. Dat is eigenlijk welbeschouwd een heel actieve houding in vergelijking tot de financiële mogelijkheden die het College nu worden geboden. De financiële mogelijkheden die het College nu geboden worden zijn kort samen te vatten: nihil. Het College dient daarom sowieso andere financieringsbronnen te vinden. Dat is de lijn die het College daarin kiest. De gedeputeerde bevroedt dat hij daarbij zeer dicht in de buurt van wat ook dhr Veluwenkamp heeft gezegd zit. Dhr Veluwenkamp (PvdA) legt uit dat er een klein, maar toch betekenisvol verschil is. De gedeputeerde geeft aan dat het College wacht tot een ander iets doet. De PvdA-fractie zou graag willen dat het College daar niet op wacht maar zelf het initiatief neemt, want voordat men het weet zit iedereen op elkaar te wachten en concluderen de waterschappen, die in dit geheel een belangrijke partij zijn, dat de provincie het op een laag pitje zet en zij derhalve ook wel kunnen wachten en ook wel hun budgetten kunnen gaan beknibbelen op dit punt, omdat er genoeg kosten zijn. Derhalve zou dhr Veluwenkamp wensen dat de gedeputeerde actief blijft kijken, en dit betekent – dhr Veluwenkamp zal zich niet met uitvoering bemoeien, want dit is totaal zinloos – dat men zo nu en dan eens iemand bij een kansrijke of belangrijke verbindingszone de mensen kan laten afbellen om aan te geven dat de provincie dit op een bepaalde termijn graag zou willen en te vragen of er mogelijkheden zijn. Op deze wijze wordt het vuurtje aangestoken. Spontaan zullen zich niet zoveel gegadigden melden, dan is de provincie inderdaad afhankelijk van toevallige transacties, toevallige werkzaamheden van deze of gene. Dhr Veluwenkamp roept het College op om proactief te werven. Is dat veel gevraagd? Dhr Bleker (gedeputeerde) dacht, toen hij het beeld zo-even schetste, dat het College behoorlijk proactief was. Het betekent bijvoorbeeld dat allereerst al binnen de afdelingen van de provincie de contacten zodanig moeten zijn dat bij elke verandering van het een of het ander in bijvoorbeeld de infrastructuur er wordt gekeken of er mogelijkheden zijn. Dhr Veluwenkamp (PvdA) prijst en steunt een dergelijk bestuur. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat tot nu toe het tekenen van lijnen op de kaart waar het gaat om ecologische verbindingszones eerder tot hakken in het zand dan tot bereidwilligheid tot samenwerking geleid. Het zou derhalve best kunnen zijn dat een gedoseerde proactieve houding uiteindelijk meer resultaat oplevert dan al te driest het land in om dit te doen. Dat zijn ook de praktijkervaringen, stelt de gedeputeerde nadrukkelijk in de richting van dhr Veluwenkamp. Het zou wel eens zo kunnen zijn dat
17
de buurman ineens geïnteresseerd raakt in buurmans grond op het moment dat hij weet dat er anders een ecologische verbindingszone zou komen. Dat kan ook het geval zijn, legt de gedeputeerde uit, wederom in de richting van dhr Veluwenkamp. Dhr Veluwenkamp (PvdA) stelt dat de gedeputeerde wat hem betreft zijn tekenpotlood mag neerleggen en gedoseerd proactie f mag optreden. De PvdA-fractie zou met de Griekse wijsgeer willen zeggen: “Alles met mate” (Grieks opschrift op de tempel van Apollo te Delphi). Maar wel actie. Dhr Bleker (gedeputeerde) oppert “O.k.”. Dhr Veluwenkamp (PvdA) vraagt de gedeputeerde of dit een toezegging is. Dhr Bleker (gedeputeerde) antwoordt dat het College gedoseerd proactief zal optreden. De gedeputeerde herneemt zijn betoog en snijdt het vierde punt uit het relaas van dhr Veluwenkamp aan. In de Begroting van het ministerie van LNV wordt aangekondigd dat op landelijk niveau evaluatie gaat plaatsvinden van het soortenbeleid. Op ambtelijk niveau is tussen de provincies inmiddels het gesprek gaande over de vraag of er op deze manier wel voortzetting van het soortenbeleid moet worden betracht na 2004. Het College heeft niet opgeschreven wat in de discussie tussen dhr Meijndert en dhr Veluwenkamp zo-even naar boven kwam. Dit had het College wel moeten doen, dan was het helderder voor elkaar geweest, namelijk: bij de vraag of het College soortenbeleid zoals nu uitgevoerd de komende jaren op dezelfde wijze moet voortzetten plaatst het College – ook gelet op de rapportage die nu voorligt – de nodige vraagtekens, omdat het ook elementen in zich draagt van datgene wat dhr Veluwenkamp omschreef als ‘een te geïsoleerde benadering van specifieke soorten’. Het College wenst het soortenbeleid te integreren in gebieden, waarbij afspraken tussen enthousiaste groepen die zich voor die soort inzetten, agrarische natuurverenigingen, terreinbeheerders worden gemaakt en waarbij ook wordt gekeken hoe mogelijkerwijs meerdere soorten dan alleen die ene soort waarvoor een groep enthousiastelingen belangstelling heeft, kunnen worden ondersteund door systematische verbeteringen van de biotoop. Dat is de richting waarin het College denkt. Ten aanzien van de grauwe kiekendief is dat in feite al enigszins zo gebeurd, want het is in een gebied neergelegd, er worden spreekbeurten over gehouden door kinderen van agrarische ondernemers, het is voor een deel gekoppeld aan agrarische natuurverenigingen. Recent heeft het College ook een brief ontvangen van de agrarische natuurvereniging Oost-Groningen, waarin het College wordt opgeroepen om het beschermingswerk voor de grauwe kiekendief te continueren, want de vereniging wil zic h hier ook graag voor inzetten – dat is als het ware al een voorbeeld van hoe de provincie dit zou kunnen doen. Dat is de redenering die het College wenst te hanteren. Dan is eigenlijk het bedrag van 35.000 euro niet het punt. Het punt dat wordt geprobeerd om het op een manier te doen die wat minder geïsoleerd, soms misschien voor meer dan één soort en met inschakeling van meerdere partners, zowel in de terreinbeherende organisaties als in het agrarisch cultuurlandschap, ondersteuning verdient. Daar wenst het College derhalve afspraken met de mensen in die gebieden over maken. Dhr Veluwenkamp (PvdA) vraagt of ook de soortenbeschermende instanties hieronder vallen. Dhr Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. Dhr Veluwenkamp (PvdA) concludeert dat er sprake is van een nieuw, geïntegreerd soortenbeleid. Dhr Bleker (gedeputeerde) bevestigt dit. Het is een nieuw, geïntegreerd, gebiedsgericht soortenbeleid. De gedeputeerde stelt in de richting van de mw Bos, die op het punt staat te interrumperen, dat dit toch helemaal niet zo slecht klinkt. Mw Bos (GroenLinks) reageert, aangevende dat dit een soortenbeleid is waar GroenLinks altijd voor heeft gepleit. Het is goed dat de gedeputeerde dat heeft overgenomen. Mw Bos wenst de gedeputeerde hier een compliment voor geven. De gedeputeerde geeft aan dat het soortenbeleid zoals het nu wordt gevoerd zal worden verruild voor een beter soortenbeleid.
18
Dhr Bleker (gedeputeerde) erkent dit en voegt eraan toe dat het nieuwe soortenbeleid minder geïsoleerd dient te zijn. Mw Bos (GroenLinks) concludeert dat het College een geïntegreerd beleid voorstaat, met agrarische natuurverenigingen, terreinbeheerders. Zo had het natuurlijk altijd al gemoeten. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt verder uit dat het zelfs kan betekenen dat in bepaalde gebieden èn de soortenbeschermers èn de agrarische natuurverenigingen èn de terreinbeheerders aangeven dat ze behalve biotoopverbetering ook nog enig actief beheer van de vos nodig achten. Dat kan een conclusie zijn. Mw Bos (GroenLinks) denkt niet dat dit onder soortenbeheer geschaard zou moeten worden. Dhr Bleker (gedeputeerde) herhaalt dat het de conclusie kan zijn. Dat soort verzoeken om beheer van de mensen in het gebied rekent de gedeputeerde tot een verstandig beleid. Mw Bos (GroenLinks) wenst zich niet door de gedeputeerde te laten afleiden. Zij wenst het over de financiële middelen te hebben. De gedeputeerde heeft nog niet geantwoord op de vraag hoe het College de financiële kwestie denkt op te lossen. Dhr Bleker heeft aangegeven dat het integraal zal worden gedaan en zal worden gefinancierd vanuit het budget Natuurbeheer. De fractie van GroenLinks acht dit tamelijk ‘los’ en ontbeert inzicht in waar het geld van tevoren aan wordt besteed. Mw Bos wenst hier enkele concrete toezeggingen over. Dhr Bleker (gedeputeerde) stelt dat wanneer GroenLinks de kwaliteit van het provinciale soortenbeleid nieuwe stijl af wil meten aan een bedrag, dit nogal haaks staat op waar GroenLinks voor het overige natuurbeleid aan afmeet, namelijk aan inzet en effecten. Mw Bos (GroenLinks) is van mening dat de gedeputeerde ‘bliksems goed’ weet dat geld zeer belangrijk is wanneer het om dergelijke zaken, natuurkwaliteit, enzovoorts gaat. De Staten klagen immers niet voor niets dat het ministerie minder geld geeft, enzovoorts? Het overzicht dat er is besteed aan soortenbeleid 2003-2004 geeft aan dat het ministerie de provincie Groningern al veel minder middelen heeft toegezegd. Hier waren de Staten ook niet tevreden over. Mw Bos bestempelt het derhalve als enigszins ‘flauwekul’ om te doen alsof geld er niet toe doet. Zij wenst te weten hoe de Staten inzicht kunnen hebben in de bestedingswijze van de middelen aan de verschillende clubs. Dan kan alsnog worden geïntegreerd, iets wat overigens goed is, maar er zijn ook clubs die met angst en beven zitten te wachten of datgene wat de Staten vier jaar hebben ondersteund nog gecontinueerd zal worden. Mw Bos wenst hierover nadere informatie: het bedrag dat zijn ontvangen en de wijze waarop het met de clubs wordt overlegd. De voorzitter herformuleert de vraag van mw Bos en vraagt de gedeputeerde of hij reeds inzicht kan bieden in de ruim 1 miljoen euro die de minister in zijn Begroting heeft geschreven voor een nieuwe impuls voor het soortenbeleid voor 2005 en wat het aandeel van de provincie Groningen daar in is. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat het College in de loop van 2004 met de gebieden en met wat mw Bos ‘de clubs’ noemt, kijkend naar de resultaten en kijkend naar de landelijke evaluatie, bepalen welke gemeenschappelijke inzet beperkt gebied voor bepaalde soorten zal realiseren. Het College zal de Staten hier separaat over informeren. Dit zal de gedeputeerde doen nadat hij met de clubs, agrarische natuurverenigingen en andere partners in het gebied heeft gesproken. Er wordt één uitzondering gemaakt: ten aanzien van het beschermingswerk voor de grauwe kiekendief geeft het College aan geen breuk te willen. Dit zal op een gepaste wijze worden gecontinueerd in de gebieden waar het nu van toepassing is. Er dient echter ook te worden afgewacht wat de meest recente Rode Lijst-gegevens zullen betekenen. Daar komt wellicht de boerenzwaluw wel op, zoals de gedeputeerde in de statenvergadering reeds aangaf. Mogelijk zullen ook andere soorten op deze lijst terechtkomen die een soortgelijke biotoop vereisen. Het College onderzoekt daarop de wijze waarop dit in bepaalde gebieden het beste kan worden gefaciliteerd.
19
Mw Bos (GroenLinks) vraagt of dit van het meerjarenprogramma van het Rijk afhangt. Dhr Bleker (gedeputeerde) repliceert in bevestigende vorm. Mw Bos (GroenLinks) informeert of de provincie dit meerjarenprogramma eind 2004 zal ontvangen. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat de Staten eind 2004, begin 2005 per brief nader inzicht zullen krijgen in welke afspraken het College heeft kunnen maken met de diverse partners en de wijze waarop dit wordt vertaald in het beleid zoals nu voorligt. De voorzitter vraagt dhr Keurentjes van het NLTO of hij het nog nodig acht gebruik te maken van zijn recht als inspreker. Dhr Maarsingh geeft aan dat hij hiervoor maximaal 2 minuten de tijd heeft. Dhr Keurentjes (NLTO) geeft aan dat hij eigenlijk geen gebruik wenst te maken van zijn inspraakrecht, maar het viel hem tijdens de behandeling op dat het woord ‘doorzetten’ enkele malen aan de orde kwam. Dhr Keurentjes dacht op die momenten bij zichzelf of men zich wel realiseert wat ‘doorzetten’ in het Gronings betekent. Er zijn een aantal echte Groningers die deze term vast wel juist kunnen duiden. ‘Doorzetten’ betekent afscheid nemen en er een eind aan maken. Dhr Keurentjes zou willen opmerken dat hij sterke de zorg en het pleidooi hoort voor, daar waar agrarisch natuurbeheer aan de orde is – en dat betreft het overgrote deel van het gebied van Groningen –, men de betrokkenen aanspreekt op professionalisering, continuïteit en samenwerking. Dit is nu precies waar de NLTO zich voor inzet en waar de organisatie zich ook verantwoordelijk voor voelt en zich ook op wil laten afrekenen. Dhr Keurentjes vat het in die zin ook meer op als een uitnodiging en een ondersteuning dan dat hij het als een kritiekpunt ervaar. Dhr Keurentjes besluit met een oproep om ‘door te zetten’ in de Nederlandse zin van het woord, te weten een ondersteuning van het voorstel. Hij dankt de voorzitter voor de gelegenheid tot spreken. De voorzitter informeert bij de commissie of er behoefte bestaat aan een tweede termijn en of de commissie het stuk in de statenvergadering op de agenda wensen te plaatsen. Dhr Haasken (VVD) merkt op dat hij in eerste termijn een aantal zaken naar voren heeft gebracht waar de gedeputeerde niet op in is gegaan. Het betreft de integraliteit van… Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat de status van de robuuste verbindingszones inhoudt dat zij een opdracht inhouden voor de provinciale overheid om tot begrenzin g en tot inrichting, enzovoorts, over te gaan. Het IPO heeft het ministerie van LNV duidelijk gemaakt dat de robuuste verbindingszones geen planologische typering krijgen dan nadat ze zijn gerealiseerd. Ze komen in het gebiedsplan als een mogelijkheid om particulier natuurbeheer enzovoorts te realiseren. Het beheer van sloten, bermen, enzovoorts. Het College is in - dit is ook in het budget aangegeven - voor kleinschalige inrichtingsmaatregelen, bijvoorbeeld in combinatie met waterberging. Het College kan dus middels het PLOP, het POP en het investeringsbudget Landelijk Gebied proberen om bijvoorbeeld waar het gaat om sloten, enzovoorts, deze aan de ene kant geschikter te maken om water vast te houden en water te bergen en aan de andere kant geschikter te maken voor natuurfuncties. Dit betekent inrichtingsmaatregelen die men gezamenlijk moet trachten gestalte te geven. De gedeputeerde ziet persoonlijk bijvoorbeeld grote mogelijkheden in de Veenkoloniën. Wanneer men kijkt hoeveel wijken daar nog liggen – en de gedeputeerde geeft aan zeer vaak over de N33 te rijden, van waaruit men de Wildervankster dallen inkijkt en constateert dat er sprake is van zeer veel wijken in de buurt van Alteveer die te gebruiken zijn voor zowel waterberging als natuurfuncties wanneer de provincie de mogelijkheid krijgt om nog enkele stroken aan te kopen en afspraken te maken met de eigenaren, gelegenheden waar het College nog een win/win-situatie kan realiseren – dan dient de provincie er actief naar op zoek te gaan.
20
Het College heeft aangegeven dat natuurdoelen tegen het licht worden gehouden. De gedeputeerde stelt dhr Haasken te kunnen begrijpen wanneer hij zegt dat hij dat als volksvertegenwoordiger niet allemaal tot op de kruiden, grassoorten en plantensoorten hoeft te weten. Dhr Haasken (VVD) vraagt of er een planning bij hoort. Hij wenst te vernemen welke actie op het doorlichten van de natuurdoelen wordt gezet. Dhr Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat het College dit rond de zomer van 2005 rond wenst te hebben. Dhr Haasken (VVD) informeert of de gedeputeerde ‘afronden’ bedoelt. Dhr Bleker (gedeputeerde) beaamt dit. De voorzitter vraag de commissie of het agendapunt in de Staten moet worden behandeld of dat alle fracties tevreden zijn. Dhr Veluwenkamp (PvdA) wenst er niet voor te pleiten om de zaak in PS aan de orde te stellen. Een ogenblik heeft hij overwogen dit wel te doen om dan met felle moties de gedeputeerde tot de orde te roepen, maar dhr Veluwenkamp heeft de indruk dat men het op deze avond eens is geworden. Wat de PvdA-fractie betreft is behandeling in de Staten niet nodig. De voorzitter merkt op dat de toezegging door de gedeputeerde is gedaan dat de commissie geregeld zal worden geïnformeerd over de actuele stand van zaken en de stappen die worden gezet in de vragen. Daar dient de commissie de gedeputeerde aan te houden. De voorzitter bekent met één punt te zitten. Dhr Roggema heeft hem gebeld en hij ging ervan uit dat het punt ook nog in de Staten aan de orde zou komen. Dhr Maarsingh ging er vanuit dat het punt in de Staten zou komen. Nu blijkt hij zich te hebben vergaloppeerd. Hij geeft aan er liever niet wakker van te willen liggen. Naar inzicht van de voorzitter zou de ChristenUnie moeten kunnen leven met de beantwoording van de gedeputeerde. Hij vraagt dhr Hilverts of dit het geval is. Dhr Hilverts (ChristenUnie) geeft ruimhartig aan dat de ChristenUnie hiertoe in staat is. De voorzitter is dhr Hilverts zeer erkentelijk voor dit gegeven. Hij is daardoor verschoond van zijn oorspronkelijke toezegging aan dhr Roggema. Het punt is daarmee voldoende besproken… Mw Bos (GroenLinks) wenst er nog iets over te zeggen. Er komen ook nog Algemene Beschouwingen, tweede deel. Daar zijn ook altijd nog mogelijkheden om wel heftige moties en amendementen in te dienen. De voorzitter stelt vast dat het punt voldoende is besproken. Het heeft veel tijd in beslaggenomen, maar er is wel een zeer belangrijk punt besproken. De commissie zal met spanning afwachten hoe alles zal verlopen, want de commissie wenst het wel te weten. Dhr Veluwenkamp (PvdA) wenst de voorzitter een technische vraag te stellen. Hij heeft het gevoel dat de commissie tot enkele afspraken met de gedeputeerde is gekomen. Hij vraagt of het zo is dat deze afspraken vanaf dit moment geacht worden deel uit te maken de nota of een interpretatievorm van de nota. Dhr Veluwenkamp heeft zo-even aangegeven dat de PvdA-fractie geen behoefte meer heeft aan het indienen van moties, maar hij gaat er vanuit dat de afspraken geldig zijn. Dhr Bleker (gedeputeerde) geeft te kennen dit graag te willen bevestigen. Misschien is het mogelijk dat degene die verantwoordelijk is voor het verslag voordat het verslag rondgaat even contact met de gedeputeerde opneemt of hij zich kan vinden in de vastlegging van die afspraken, zodat hierover later geen misverstanden zullen ontstaan. Indien de gedeputeerde zich niet in de tekst kan vinden, dan zal er een nadere discussie volgen. Dit lijkt de gedeputeerde de beste weg.
21
De voorzitter gaat hiermee akkoord. Dan is dat in elk geval duidelijk. 10.
Brief van GS van 2 juli 2004, nr. 2004-15310, betreffende muskusrattenbestrijding jaarverslag 2003 Nb. Het Provinciale en Landelijke Jaarverslag 2003 zijn separaat toegezonden.
Dhr Van Dam (CDA) stelt dat inmiddels moet worden gesproken over muskusratten en beverratten in de provincie Groningen. De ontvangen informatie levert een zorgelijk beeld op. Er worden in de provincie veel ratten gevangen. Men blijft veel ratten vangen, wanneer men dit over een aantal jaren bekijkt. Dit betekent dat de populatie niet daalt. De kwalificatie ‘vangsten per uur’ is volstrekt onvoldoende. Allereerst wenst dhr Van Dam enkele punten van zorg noemen, die ook in de jaarverslagen zijn vermeld. De vangmiddelenschade, ook door vandalisme. Sabotage van vangmiddelen. De sluiting van de opslag Veendam. De vraag over de toekomst van verdrinkvallen. De vraag blijft namelijk of deze vallen in de toekomst gebruikt mogen blijven worden. De coördinatie die verbetering behoeft en de voldoende afstemming met andere beleidsterreinen, te weten natuurinrichting en -beheer. Dhr Van Dam geeft het volgende voorbeeld. Onlangs ontving de commissie van de Agrarische natuurvereniging Dijk en Wierde een rapport over slootkantenbeheer in een ecologisch netwerk in Noord-Groningen. Het betreft het rapport van Altenburg & Wymenga. Er woord met geen woord gerept over de vraag wat dit betekent voor de muskusrat en de bestrijding ervan. Op deze wijze blijft men volstrekt langs elkaar heen werken, aldus dhr Van Dam. Hij is van mening dat op dit terrein in dit huis in de provincie all together moet worden gewerkt met dat ene doel. De CDA-fractie heeft bij de Algemene Beschouwingen werk in uitvoering centraal gesteld. Ook bij dit onderwerp wenst zij dit te doen. De vraag van de CDA-fractie is dan ook op welke manier de provincie de populatie muskusratten in een beperkt aantal jaren kan terugbrengen, zodat er gesproken kan worden van een kleine populatie. Het CDA verwacht op dit punt van het College een aansprekend en effectief beleid en inzet. Hierbij bestaat natuurlijk ook een relatie met de waterschappen. Het CDA wil dit, omdat een kleine populatie leidt tot het minder doden van ratten. Er is sprake van een toenemende maatschappelijke weerstand tegen het doden van dieren. Het leidt tot minder vangmiddelen in het veld, minder bijvangsten en uiteindelijk minder kosten en een grotere veiligheid. Op 8 september was er een symposium over de muskusrattenbestrijding bestuurlijk bekeken. De CDA-fractie zou graag de uitkomsten willen betrekken bij de vraag op welke manier de populatie echt fors kan worden teruggebracht. Mw Bulk (SP) roept eveneens het symposium in herinnering. Uit het symposium en uit een ander verhaal blijkt dat er ten aanzien van de muskusrat veel wordt gediscussieerd over de vraag of vangen wel de beste methode is. Mw Bulk zou willen voorstellen om de jaarverslagen op dit moment ter kennisgeving aan te nemen en in de commissie eens uitgebreid over de muskusrat te discussiëren. Opvallend is namelijk bijvoorbeeld dat er nog zoveel niet bekend is. Er is bijvoorbeeld ook nimmer in beeld gebracht hoeveel de schade is die de muskusrat toe zou brengen aan de dijken, oeverbescherming of landbouwgewassen, hoe groot de populatie in het Noorden feitelijk is, wat de leeftijd is van de gevangen dieren, wat het effect is van de bijvangsten – er zitten namelijk ook predatoren bij – op de populatie, wat de oorzaak is van het vandalisme en de schade van de vangsten in natuurgebieden. Is de beste bestrijding om steeds meer vangers aan te stellen en heeft dit het meeste effect? Al dat soort vragen zou de SP-fractie in de discussie aan de orde willen hebben. Nu wordt er over het algemeen met verdrinkingsvallen gewerkt. Er bestaat nu een Europese norm dat de dieren binnen 300 seconden dood moeten zijn. Mw Bulk wenst te vernemen of dit bij de vallen ook het geval is. Wanneer de norm aangescherpt zou worden tot 180 seconden, wat gaat de provincie dan doen met alle ingebouwde vallen? De SP neemt het nu voor kennisgeving aan, maar wenst hierover in de commissie een goede discussie ten aanzien van de vraag of de provincie op de goede weg is en de vraag of de provincie zaken niet eerst zou moeten onderzoeken voordat er nog meer vangers worden aangesteld. Mw Hoekzema-Buist (PvhN) sluit zich volledig aan bij de SP. Het lijkt haar zeer verstandig dit een keer te doen.
22
Dhr De Vey Mestdagh (D66) bevreemdt het dat de provincie circa 8 procent extra veldwerk inzet, terwijl er circa 2 procent minder muskusratten worden gevangen. Kan de gedeputeerde hier een verklaring voor geven? De suggestie die wordt gewekt is dat de populatie flink toeneemt. Dit kan dhr De Vey Mestdagh echter niet geheel rijmen. Er worden meer mensen ingezet, maar er worden minder ratten gevangen. Dan lijkt het zo te zijn dat meer uren niet effectief is en contraproductief werkt of dat de populatie met circa 10 procent is verminderd in het afgelopen jaar. De vraag van D66 is des te relevanter omdat er wordt gezegd dat het College op dit gebied nieuw beleid gaat maken. Een tweede vraag in dit kader. Wanneer de achterliggende stukken worden bestudeerd, is te zien dat in Duitsland zogenaamde premievangers werken die 3 à 4 euro per gevangen beest ontvangen. 48.000 maal 4 = 184.000 euro. In de Begroting staat echter een bedrag van 1,7 miljoen euro vermeld. Dhr De Vey Mestdagh vraagt de gedeputeerde hier een toelichting op te geven, aangezien dit een aanzienlijk verschil is. Gaat de provincie wellicht niet effectief met de middelen om of zitten er andere negatieve aspecten aan de wijze waarop Duitsland het organiseert? Mw Bos (GroenLinks) merkt op dat Nederland al circa 50 jaar bezig is om de muskusratten te bestrijden. De populatie neemt echter alleen maar toe. Dat lezende, denkt mw Bos dat de Staten zich af dienen te vragen of het beleid wel deugt. Dhr Van Dam (CDA) interrumpeert en stelt dat de populatie muskusratten niet overal toeneemt. Mw Bos (GroenLinks) werpt tegen dat de populatie landelijk toeneemt. Mw Bos las dat het landelijk gaat om een bedrag van 25 miljoen euro. Alleen al in de provincie Groningen gaat het om 35 muskusrattenvangers plus twee rayonbeheerders die jaarlijks ongeveer 50.000 muskusratten doodmaken. De fractie van GroenLinks sluit zich volledig aan bij de SP – beide fracties waren op een andere gelegenheid aanwezig waar over de problematiek werd gesproken en waar vele vragen aan de orde kwamen over datgene wat feitelijk onbekend is. De vraag wordt zo langzamerhand urgent of de provincie wel op de goede weg is. Wat is de werkelijke schade die muskusratten in de provincie Groningen hebben aangericht? Mw Bos las dat de dieren het afgelopen jaar geen schade hadden aangericht, waar zij meer informatie over wenst. Is het niet zo dat hoe meer muskusratten er worden weggenomen, des te hoger de reproductiecapaciteit worden en des te meer jonge muskusratten er derhalve het levenslicht zien? Dit zijn vragen die rijzen. Wat zijn de bijeffecten van dergelijke vangsten? Wat gebeurt er bijvoorbeeld als men in een bepaald gebied geen muskusratten gaat bestrijden? Neemt de populatie dan toe of stabiliseert zij zich? Waarom wordt er niet meer gegeken naar alternatieven? Men zou bijvoorbeeld ook met gaas kunnen werken. Men zou ook kunnen opperen dat, wanneer de provincie zoveel miljoenen hier aan besteden, dit geld misschien ook wel kan worden gebruikt voor schadevergoedingen. De SP-fractie stelde al voor om dit voor kennisgeving aan te nemen en er op een later tijdstip uitgebreid over te discussiëren. Mw Bos voelt daar ook wel voor, maar zij denkt ook dat het goed is wanneer het College deze problematiek eens in IPO-verband aan de orde zou stellen, met de waterschappen, met de landelijke coördinatiecommissies muskusrattenbestrijding. Mw Bos wenst te vernemen hoe de gedeputeerde hierover denkt, want zij is de opvatting toegedaan dat het huidige beleid ontoereikend is. Zij betwijfelt ten zeerste of dit de goede methode is. Dhr Luitjens (VVD) gewaagt van het blad ‘De Boerderij’, waarin een artikel staat met de kop: “Muskusratten vangen is dweilen met de kraan open”. Allemaal eigen koninkrijkjes. In de openhartige brief van het College aan de commissie staat dat in vier provincies, waaronder Groningen, de situatie volstrekt onvoldoende is. Men kan natuurlijk discussiëren over de vraag wat schade is en hoe schade optreedt, et cetera. In elk geval staat als een paal boven water dat de kans op onveilige situaties voor werken langs slootkanten en dergelijke enorm toeneemt. Het predikaat ‘volstrekt onvoldoende’ voor de situatie Groningen zou anders moeten. De VVD-fractie is geïnteresseerd in het komende meerjarenbeleidsplan waaruit, zo neemt dhr Luitjens aan, spreekt hoe de provincie de situatie binnen de perken zal gaan houden. Dhr Luitjens gaat ervan uit dat wat misschien wordt bedoeld met eigen koninkrijkjes daarin ook nog een keer weer onder de loep wordt genomen.
23
Dhr Bultje (PvdA) constateert dat het gras reeds goeddeels voor zijn voeten is weggemaaid. De PvdAfractie deelt de zorg die algemeen wordt geuit. Zij wenst te vernemen hoe het staat met de veiligheid in het licht van de schade die muskusratten aanrichten aan dijken en andere waterkeringen. In de rapportage wordt gesteld dat er in feite niets is geconstateerd, maar de PvdA-fractie wenst te vernemen in hoeverre het toezicht op schade voldoende is geregeld. Wellicht kan de Wetenschapswinkel het hiaat in de kennis dat in de commissie wordt benoemd enigszins opvullen. De discussie die wordt gevraagd kan dan wellicht worden opgehangen aan het meerjarenbeleidsplan dat in de Begroting wordt genoemd. De PvdA-fractie was lichtelijk verrast door de toename van de lengte van de watergangen met 61 procent. Zij vraagt de gedeputeerde waar deze vandaan komen en of dit gegeven consequenties heeft voor de begroting van de dienst Water en Kanalen. Er bestond ook onduidelijkheid over welke plaats de muskusrat nu precies inneemt, want in de Begroting staat onder ‘koers’ dat muskusratten vallen onder het milieu, terwijl ze in het programmaplan staan aangegeven onder ‘water’. Dhr Bultje vraagt zich af hoe dit mogelijk is. Tot slot heeft dhr Bultje nog een opmerking over de vernieling van fuiken en vangkooien door baldadige jeugd in Veendam. Misschien is het aardig hier het model Hamelen toe te passen, namelijk dat de op baldadigheid betrapte jongeren worden meegenomen tijdens de ronde langs de vangkooien, zodat ze de handen uit de mouwen kunnen steken om de schade weer enigszins te herstellen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dat hij het laatste voorstel gisteren had moeten krijgen, dan zou hij dat vanmiddag met de rattenvangers kunnen bespreken. Af en toe zit men namelijk gezamenlijk om de tafel om zaken ten aanzien van de praktijk door te spreken en ook na te gaan wat de vorderingen zijn, wat men zoals tegenkomt, waar zich de problemen voordoen, bij wie zich de problemen voordoen en welke instanties dit betreft. Op die manier tracht het College nu zicht te krijgen op de problematiek. Zoals reeds is aangegeven is er de laatste jaren steeds sprake van dezelfde aantallen. Dit jaar zal er een afname zijn van circa 9000, zo is de gedeputeerde medegedeeld. Dit betekent feitelijk dat er minder populatie is en dat men daarop kan stellen dat het de goede kant opgaat. Het is niet te voorspellen of dit het volgend jaar weer aan de orde zal zijn. Bovendien dient men daar voorzichtig mee te zijn, want als er een MKZ-crisis tussendoor plaats zou vinden, zou de provincie weer vijf jaar achter op liggen. Dit neemt niet weg dat het College – zoals ook is aangegeven – de aantallen die zich wel voordoen zorgelijk vindt. De gedeputeerde heeft het hierbij louter over de muskusrat. Het betekent feitelijk dat het College nu aan het inventariseren is waar de provincie nu staat. Ook het landelijk symposium heeft daartoe gediend. Ook de landelijk notities die het College steeds meer op tafel krijgt, worden nu ook geanalyseerd om te kunnen bepalen welke richting moet worden ingeslagen. Daarin komt men, zo deelt de gedeputeerde eerlijk mede, nogal wat uitspraken tegen die niet met elkaar in één lijn verkeren en elkaar ook tegenspreken. Of de Wetenschapswinkel nu de wetenschap op tafel kan brengen en de gelegenheid zou bieden om er wel een goede lijn uit te destilleren zou de gedeputeerde eens moeten bezien. Dat is te hopen. Op dit moment is er echter niet één lijn te trekken. De vragen die door diverse statenleden worden gesteld spelen nu juist. De gedeputeerde noemde zo-even het ene artikel, want dat is een buitengewoon informatief artikel waar al deze zaken in feite ook worden benoemd, maar waar ook al deze vraagtekens worden geplaatst. Het College is er op dit moment niet uit. Het College tracht nu in een beleidsnotitie voor de jaren 20042008 aan te geven wat de situatie is, welke situatie uiteindelijk het doel is en wat de oplossingen zouden kunnen zijn. Dat is niet alleen maar meer vangers. Het is veel breder. Dat zou ook te simpel geredeneerd zijn. Zo-even heeft dhr Ble ker een nota verdedigd, die de commissie heeft omarmd. Een paar keer dacht de gedeputeerde echter: “Prachtig, maar het is ook prachtig voor de muskusratten, om zich daarin te begeven”. Al die mooie oevers – waar de gedeputeerde overigens niet op tegen is – geven feitelijk een tegenstrijdigheid aan waar verschillend mee om moet worden gegaan, maar wel op een verstandige manier. Hier stuit het College nu op. Dat is één aspect. Mw Bos (GroenLinks) interrumpeert en vraagt wat is de schade aan de oevers dan precies is, als het over natuur gaat. Dhr Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat dit zeer verschillend is. Mw Bos (GroenLinks) vraagt andermaal wat de schade is.
24
Dhr Musschenga (gedeputeerde) repliceert dat dit zeer verschillend is. In sommige gevallen zijn de gangen zichtbaar. Wanneer het waterschap daar met een machine langsrijdt, kan het voorkomen dat een wiel in zo’n gang blijft steken en bestaat het risico dat voornoemde machine inclusief bestuurder de sloot in duikelt. Dat is dus een kwestie van veiligheid. Wanneer men daar stalen oevers zou hebben, dan zou men er geen last van hebben. De gedeputeerde geeft dit aan als extreem voorbeeld, niet om te pleiten voor stalen oevers. Men heeft hier derhalve te maken met spanningsvelden waar niet gemakkelijk een oplossing voor kan worden gevonden. Dat betreft bijvoorbeeld ook bestemmingsplannen van gemeentes. Daar waar waterpartijen worden gecreëerd. De gedeputeerde noemt als voorbeelden de Blauwe Stad en Meerstad. Het College krijgt er dan direct mee te maken dat te verwachten is dat daar een populatie muskusratten te verwachten is. Twee jaar geleden is een brief gestuurd naar de gemeentes, waarin werd opgeroepen dat in geval van dergelijke plannen deze aan de provincie gemeld zouden moeten worden. Daarop krijgt de provincie amper respons. De gedeputeerde heeft onlangs afgesproken dat de problematiek van de bestrijding dit najaar ook op de agenda komt in de bespreking met de portefeuillehouders, om ervoor te zorgen dat ook ten aanzien van ruimtelijke ordening – dit geeft aan hoe integraal dit dient te worden benaderd – wanneer het gaat om oevers en waterpartijen, de muskusrattenbestrijding er bij is om er direct maatregelen tegen te kunnen nemen. Het is dus uiterst complex. De gedeputeerde acht het voorstel van mw Bulk voor een uitgebreide discussie hierover een goede zaak, teneinde te proberen ook antwoorden te geven op die vragen die nu nog steeds leven. Anderen hebben daar ook aan gerefereerd. De gedeputeerde zou graag willen dat er gezamenlijk goed wordt nagedacht over datgene wat men tegenkomt. In dat geval zou de gedeputeerde wel een zeer integrale notitie moeten maken, hetgeen enige tijd vereist, want daar zijn ook de waterschappen – waar de gedeputeerde eerdaags wederom mee om de tafel zit over dit onderwerp – voor nodig. Daar zal de gedeputeerde de vraag ook neerleggen. De gedeputeerde stelt voor om de vragen die in de commissie worden gesteld in de discussie te betrekken en dan te kijken hoe ver men gezamenlijk kan komen. Op deze manier komt de provincie namelijk niet veel verder dan af en toe per jaar een klein deel van de populatie terug te dringen om dan te constateren dat het een volgend jaar opnieuw aan de orde is. Dan zou meer geanalyseerd moeten worden, ook datgene wat uit het landelijk symposium naar voren kwam. Vastgesteld dient te worden wat waar is, waar men aan moet denken. Er worden namelijk vraagtekens gesteld bij meer vangers. In de andere notities staat ook dat er gebieden zijn waar tijdelijk niet wordt gevangen. Dit leidt tot verschillende uitkomsten. Dit komt op het ogenblik zeer prominent met losse artikelen naar het College toe. Dit zou eens iets gecoördineerd moeten worden. Dit komt nu naar de provincie toe, omdat het nu prominent in de discussie is, omdat die populatie niet voldoende wordt teruggedrongen. Op zich zou de gedeputeerde er een voorstander van zijn, al moet hij een slag om de arm houden wanneer dit zou kunnen. De voorzitter constateert dat de gedeputeerde stelt dat alle gestelde vragen in de discussie zullen worden betrokken. Het betekent niet dat de rattenvangers nu “achterover gaan liggen en niets doen”. Het vangen moet natuurlijk doorgang vinden. De vraag van dhr De Vey Merstdagh met betrekking tot de premievangers moet ook worden beantwoord. De gedeputeerde dient eigenlijk ook aan te geven op welke termijn hij dit aan de commissie zal presenteren. Het moet natuurlijk niet al te lang duren. De gedeputeerde hoeft geen onderzoeksinstituten in te schakelen. De voorzitter wenst de commissie op één zaak te wijzen. Er is een werkbezoek geweest bij het waterschap. Toen daar het woord muskusrat viel “vlogen ze daar bijna door het plafond”, aldus de voorzitter. De voorzitter acht het een goede zaak wanneer het College in goed overleg met de waterschappen de notitie zal maken. Dat is de toezegging van de gedeputeerde. Het wordt verpakt in een plan van aanpak, dat in de commissie terug zal komen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) bevestigt dit. Het lijkt hem goed om aan het verslag toe te voegen wanneer de commissie deze notitie kan verwachten. Hij dient ruggespraak te houden met deze of gene wanneer de commissie het op een goede manier kan doen, want het kan beter een vergadering later dan een vergadering te vroeg. De gedeputeerde hoopt dat de waterschappen er in mee willen doen. Dhr De Vey Mestdagh (D66) interrumpeert en geeft toe het niet helemaal meer te begrijpen. Dit onderwerp zou het College op deze manier uitwerken zoals in de brief wordt aangekondigd in het
25
meerjarenbeleidsplan. Met precies deze vragen. Dat zou dit najaar ook plaatsvinden met de waterschappen. Gaat het College er nu een andere actie doorheen voeren? Dhr Musschenga (gedeputeerde) ontkent dit. Hij legt uit dat de meerjarenvisie die het College op tafel dient te leggen alleen nog maar in de commissie is geweest. Dat moet ook nog allemaal worden besproken met de waterschappen, want die betalen er aan mee. Het betreft een gezamenlijke actie. Die discussie moet daar nog plaatsvinden. In die discussie met de waterschappen zijn ook de nieuwe vragen aan de orde die ook uit het landelijk symposium zijn gekomen, waar tamelijk veel artikelen uit naar voren komen die ook nieuw zijn en misschien nieuw licht kunnen werpen op de bestrijding. Dat betekent dat de notitie die er ligt waarschijnlijk moet worden aangevuld om ervoor te zorgen dat daar ook een goede discussie over kan worden gevoerd. Wanneer de commissie deze discussie wenst, kan de commissie deze discussie krijgen. Graag zelfs, maar dan ook in alle toonaarden en het liefst gezamenlijk met de waterschappen. De commissie er op werkbezoek geweest. De gedeputeerde heeft dat gelezen en heeft daar niet veel aan toe te voegen, al acht hij alle uitlatingen niet allemaal even goed, juist en terecht. De gedeputeerde heeft het met de dijkgraaf die dit heeft verteld nog eens doorgesproken. Dhr Musschenga geeft eerlijk toe niet vrolijk te worden van dat soort gegevens die niet juist zijn. De gedeputeerde denkt daarom dat het College eerst met de waterschappen een discussie hebben over de vraag wat er nu werkelijk aan de hand is. Vervolgens dient de slag te worden gemaakt naar een betere bestrijding. Op zich zou de gedeputeerde het willen doen. De premiejagers in Duitsland, waar dhr De Vey Mestdagh aan refereerde. Dhr Musschenga is de mening toegedaan dat premiejagers de populatie in stand houden om de premies te kunnen opstrijken. Dhr De Vey Mestdagh (D66) vraagt of dit betekent dat er in Duitsland veel meer ratten zijn dan in Nederland. Dhr Musschenga (gedeputeerde) legt uit dat het daar op een andere manier gaat. Het betekent dat het niet te vergelijken is met de organisatie die hier zit. Het betekent dat wanneer men daar de populatie heeft… Dhr De Vey Mestdagh (D66) interrumpeert en stelt dat hij een open vraag stelde en dat het niet zijn bedoeling was om stelling te nemen. De vraag komt voor uit het grote prijsverschil. Wanneer de provincie naar uitwerkingsscenario’s toegaat – de gedeputeerde geeft immers zelf al aan dat meer inzet van velduren niet per definitie de oplossing is – dan moeten alle scenario’s onder de loep worden genomen en nagegaan worden hoe de euro zo effectief mogelijk kan worden ingezet. Dhr Musschenga (gedeputeerde) bevestigt dit. Een van de scenario’s die het College ook met de waterschappen zal bespreken is onder andere dit aspect. Een ander aspect is om agrariërs in te schakelen. Dat is ook elke keer een terugkerend item. Dan relateert men dat voornamelijk aan de wijze waarop het vroeger ging, want dat is ooit gebeurd, waarbij de boer vijf à zes mensen had die daar bij de waterkant veel meer konden doen dan de ene boer die nu op de trekker zit en zijn grote areaal vliegensvlug moet bewerken. Het is derhalve een volledig andere situatie dan vroeger. Dit moet goed worden beseft. Dat soort aspecten worden nu met de waterschappen besproken: wat wil men wel, wat wil men niet. Er zijn zelfs nog andere zaken, bijvoorbeeld de chemische aspecten. De gedeputeerde geeft aan absoluut geen voorstander te zijn van dergelijke methoden. Het is echter wel een aspect dat moet worden meegewogen. Dat zijn zaken die bij de commissie terug zullen komen en die sowieso bij de commissie terug zouden komen vanwege het gesprek met de waterschappen. Naar aanleiding daarvan zou in de commissie een goede discussie kunnen worden gevoerd. Daar komt het derhalve in naar voren. Dat betekent eigenlijk dat men zich afvraagt – want daar gaan alle vragen feitelijk over – hoe er in de naaste toekomst op een goede wijze greep op kan worden verkregen. Op dit moment is daar onvoldoende een eenduidig antwoord op te geven. Er wordt zeer hard aan gewerkt door de rattenvangers. De populatie wordt teruggedrongen. Dit relaterend aan de beverrat… Mw Bos (GroenLinks) interrumpeert en stelt dat dit juist het punt is. Dat weet men niet, want er wordt alleen maar gekeken naar hoeveel ratten er per uur worden gevangen, het geen vervolgens wordt
26
gecorreleerd aan de populatiegrootte. Geen mens weet echter hoe groot die populatie is. Dat is juist een van de problemen. Dhr Musschenga (gedeputeerde) erkent dit. Wanneer de provincie dat wel hadden geweten, zouden de ratten zijn geteld en had men ze ook gelijk kunnen pakken. Het is een probleem. Men kan indicaties geven en deze worden gerelateerd aan de vangsten. Als de vangsten beduidend naar beneden gaan, kan men zeggen dat de provincie de populatie meer onder controle krijgt. Dat is algemeen landelijk de teneur die leeft en die ook door het LCCM (Landelijke Coördinatie Commissie Muskusratbestrijding) wordt onderschreven. Daar kan men derhalve alleen maar goed aan relateren. In dit jaar zijn er circa 9000 minder. Dit geeft geen garantie dat dit volgend jaar eveneens het geval zal zijn. De commissie weet waarschijnlijk net zo goed als de gedeputeerde dat als er een populatie is, die op trektocht gaat, dezelfde jongen in hetzelfde jaar ook weer jongen kunnen krijgen. Geen gemakkelijke klus. De voorzitter constateert dat alle fracties hun zorg hebben uitgesproken. De afgelopen periode is de commissie overstelpt door rapporten en verslagen en de zorg die daar landelijk in wordt uitgesproken. In de Staten zijn fracties die verschillend denken over de aanpak. De gedeputeerde biedt aan om met een plan van aanpak te komen, waar de vragen die in de commissie zijn gesteld in worden meegenomen, omdat de commissie ook haar zorgen heeft. Nu gaat het om de vraag op welke termijn de commissie dit plan van aanpak kan verwachten. In de tussentijd blijven de rattenvangers wel doorvangen, want de ratten zitten natuurlijk ook niet stil. Wanneer kan de commissie een plan van aanpak tegemoet zien? Dhr Musschenga (gedeputeerde) denkt dat getracht moet worden om voor het eind van het jaar het plan van aanpak te hebben. De rattenvangers gaan morgen weer volop de wei in om te kijken. Ze moeten er nu snel bij zijn, want de trek begint weer. De uitgesproken zorg deelt het College. De vragen zijn genoteerd. In het plan van aanpak om te bespreken met de waterschappen is een aantal zaken van de laatste tijd niet opgenomen. Dit zou de gedeputeerde ook met de waterschappen willen bespreken zodat in de commissie een integrale discussie kan plaatsvinden, hopelijk met de waterschappen. Het is veel breder dan de muskusrattenvangers sec. De voorzitter informeert of dit voorstel de goedkeuring van de commissie kan wegdragen. Dhr Van Dam (CDA) acht het voorstel goed en hij denkt ook dat de commissie weinig andere mogelijkheden rest. Toch geeft dhr Van Dam aan er moeite mee te hebben een soort academische discussie te voeren hoe het met de muskusrat en de beverrat zou moeten. De problematiek zou ook bedrijfsmatig bekeken kunnen worden. Dan is te zien dat de muskusrat ook in andere delen van het land voorkomt. In andere delen van het land worden wel resultaten bereikt. Voorbeelden zijn Friesland, Utrecht, Flevoland, Zeeuws-Vlaanderen, Limburg. Het betekent dat men in andere delen van het land op effectieve wijze de populatie weet te verkleinen en daardoor ook minder dieren vangt. Groningen moet echt naar een kleine populatie toe, omdat er minder van die beesten gevangen dienen te worden. Dhr Van Dam heeft al aangegeven waarom de CDA-fractie dit als doelstelling ziet. Dhr Van Dam is voorts van mening dat de problematiek niet te geïsoleerd Gronings moet worden bekeken. Er zijn landelijke afspraken en er is een landelijke muskusrattenwet die de provincie opdraagt de beesten te bestrijden, met name uit het oogpunt van veiligheid en enkele andere doelen. Dhr Van Dam acht een Groningse Alleingang niet op zijn plaats. Dhr Musschenga (gedeputeerde) stelt dat wanneer wordt gesproken over ‘integraal’, dit ook landelijk impliceert. Wanneer wordt gesproken over bepaalde provincie s, moeten natuurlijk wel de goede provincies worden genoemd. Daar is ook nog wel het een en ander bij op te merken. Het College zal de opmerkingen meenemen, ook datgene wat LCCM nu voorstaat en de vraag of men uiteindelijk toe zou moeten naar een landelijke aanpak met een landelijke organisatie. De gedeputeerde geeft eerlijk toe nog lang niet zo ver te zijn, want dat geeft volgens hem geen enkele zekerheid dat de provincie Groningen haar populatie muskusratten terug kan dringen. Kijkend naar de grafieken waar de meeste ratten zitten of worden gevangen, is aan te geven in welke delen van de provincie dat ook gebeurt. Daar is ook een gevolgtrekking uit te maken. De gedeputeerde zal daar in de notitie op terugkomen.
27
De voorzitter constateert dat de vraag wordt meegenomen. Dhr Bultje (PvdA) stelt dat hij nog één vraag heeft staan, namelijk over de watergangen. Hij wil er nog een vraag aan toevoegen. In de Begroting staat dat er in het komende jaar 125.000 euro minder wordt uitgetrokken voor muskusrattenvangst. Dhr Musschenga (gedeputeerde) geeft aan dit te moeten opzoeken. Hij betwijfelt dit echter. Aanvulling verslag: zie voor antwoord slot agendapunt 14 De voorzitter sluit het agendapunt af. 11.
Voordracht van augustus 2004, nr. 2004-20167/30,LG, betreffende wijziging Verordening Schadebestrijding dieren provincie Groningen i.v.m. aanwijzing foerageergebieden
Dhr Bultje (PvdA) merkt op een persbericht onder ogen te hebben gehad van het ministerie van LNV van 9 september, waarin minister Veerman aangeeft een besluit te hebben genomen over de jacht op ander wild binnen de foerageergebieden. Het regime is als volgt. Tot 12.00 uur zijn jacht, beheer en schadebestrijding in foerageergebieden niet toegestaan. Na 12.00 uur zijn jacht, beheer en schadebestrijding toegestaan, zolang er een afstand van ten minste 500 meter van foeragerende ganzen in acht wordt genomen. Dhr Bultje informeert hoe zich dat verhoudt tot de voordracht. Dhr Haasken (VVD) geeft te kennen een en ander lastig te vinden. Er is sprake van binnen en buiten foerageergebieden, verschil in beleid met betrekking tot… De voorzitter interrumpeert, constaterende dat de gedeputeerde is verdwenen. Hij stelt voor dat dhr Haasken zijn betoog vervolgt, er van uitgaande dat het gezegde aan de gedeputeerde zal worden doorgegeven. Dhr Haasken (VVD) constateert dat het er op neerkomt dat PS het College vraagt gebieden aan te wijzen op basis van de voorgestelde wijzigingen. Dhr Haasken wenst te vernemen hoe de kaart tot stand komt, welke procedures het College daarbij voor ogen heeft en welke rechten terreineigenaren of gebruikers in dezen hebben. De VVD-fractie heeft er moeite mee dat er zomaar in de bedrijfsvoering van individuele ondernemers kan worden ingegrepen, met name van hen die geen gebruik maken van de SAN-opvangpakketten of ganzengedoogovereenkomsten. Straks zijn zij verplicht dat wel te doen, omdat zij niet meer mogen verjagen. Daarbij bepaald ook nog de overheid wat de hoogte is van de bijdrage en is de betreffende ondernemer aan handen en voeten gebonden. De vraag hierbij is of er ook sprake is van planologische schadeverwerking bij. Dhr Haasken vreest van wel. Helemaal is het merkwaardig dat de ondernemer wel mag weren in foerageergebieden, maar niet mag verjagen. Dhr Haasken vraagt zich zo langzamerhand bij de aantallen ganzen waar het hier om gaat af of men niet toe moet naar een gereguleerde vorm van jacht. Is dat nu schadelijk in het voortbestaan van de soort zelf? Mw Bos (GroenLinks) vraagt of de provincie het streven 1 januari 2005 haalt. Eerst was 1 oktober de streefdatum, nu 1 januari 2005. Eigenlijk wordt er voorgesteld om de verordening schadebestrijding te wijzigen. Eigenlijk gaat het er in beide wijzigingen om dat er geen verstorende handelingen mogen worden verricht in de foerageergebie den en dat er ook geen ontheffing voor afschot wordt verleend. Daarbij gaat het om verschillende soorten. Mw Bos heeft evenals dhr Bultje het persbericht van minister Veerman van 9 september geprint. Daarin wordt weer andere maatregelen in aangekondigd, die deze maatregelen weer tenietdoen. Hoe dient de commissie dit te zien en hoe dient de commissie dit te behandelen? Dhr De Vey Mestdagh (D66) heeft slechts één aanvullende vraag, eveneens naar aanleiding van het beleid minister Veerman die jacht, beheer en schadebestrijding wil toestaan in deze gebieden. Hij
28
vraagt of dit betekent dat wanneer de Staten hun fiat geven aan deze voordracht, de provincie zelf schade zal moeten gaan betalen. Dit zou namelijk een van de consequenties kunnen zijn. Het Faunafonds betaalt niet, en het Rijk ook niet. Dhr Bleker (gedeputeerde) excuseert zich voor de afwezigheid bij de eerste vraagstelling. De minister heeft aan de Kamer laten weten welke bepalingen hij vaststelt – dat is ook zijn uitsluitende bevoegdheid – waar het gaat om jacht binnen foerageergebieden. Daarbij geldt het tijdstip van 12.00 uur en een heleboel aanvullende regels. Dat is de bevoegdheid van de minister om op dat punt regels te stellen ten aanzien van jacht binnen de foerageergebieden. Dit betreft geen jacht met het oog op het verjagen van ganzen, maar jacht in verband met de rechten die particulieren hebben op jacht in die gebieden die ganzenfoerageergebied worden op de ree, de haas, enzovoorts. De provincie heeft hier geen enkele zeggenschap over. De voordracht die de provincie doet, is dat het College nu voor de hele provincie – zoals bekend – eerder de mogelijkheid heeft geboden tot verjaging met ondersteunend afschot voor een aantal ganzensoorten. Het College dient simpelweg formeel de mogelijkheid te hebben om uitzonderingen te maken voor de ganzenfoerageergebieden, daarom ligt deze voordracht er. Daar zit verder, ten aanzien van de jacht, niets bijzonders bij. Het College is nu zover, dat het voor de graslandgebieden of de gebieden die voornamelijk uit grasland bestaan waar zich grote hoeveelheden ganzen bevinden met de NLTO en de terreinbeherende organisaties de afspraak heeft gemaakt dat per gebied – dan gaat het over Midden-Groningen, het Zuidlaardermeergebied en het Leekstermeergebied – er twee personen vanuit de agrarische sector en een persoon vanuit de terreinbeherende organisaties gezamenlijk in dat gebied tot begrenzing van een foerageergebied gaan komen, in goed overleg met de mensen in het gebied. Het College krijgt hierbij de medewerking van de NLTO en de terreinbeherende organisaties. Die mensen van de streekcommissies worden ook door het College ondersteund om tot de begrenzing te komen. Het College verwacht aan het eind van 2004 daar een heel eind mee op streek te zijn. De vrijwilligheid. Dhr Haasken heeft daar op zichzelf een sterk punt, want het College begrenst foerageergebieden en hier vloeit een recht uit voort, namelijk het recht om SANovereenkomsten te sluiten. Overeenkomst getuigt van wederzijdse wilsovereenstemming. De particulier kiest er dus voor om een dergelijke overeenkomst te sluiten. Dat zou inhouden dat de particulier ook zou kunnen besluiten om er niet voor te kiezen. In dit geval heeft het toch consequenties wanneer men geen keuze maakt, want de particulier wordt dan beperkt in de mogelijkheid van het verjagen met ondersteunend afschot, wat zijn collega’s buiten het foerageergebied wel hebben. Hij moet derhalve terug naar de normale schadevergoedingssystematiek zonder dat de particulier actief kan verjagen. Men zou daarmee kunnen stellen dat er geen sprake meer is van echte vrijwilligheid. Het College probeert dat per gebied op te lossen door, als er – en dat moet dan om een beperkt aantal eigenaren gaan, met bijvoorbeeld akkerbouwgewassen – mensen zijn die er uitdrukkelijk voor kiezen om niet mee te doen, die hectares, die percelen buiten de begrenzing te houden. Dat kan betekenen dat men derhalve straks een gebied heeft met enkele eilandjes. Dat kan de consequentie zijn. Het College wenst wel te beoor delen of dat in strijd is met het ontstaan van een redelijk functionerend foerageergebied. Wanneer daardoor geen redelijk functionerend foerageergebied meer bestaat, dan dient men toch tot andere maatregelen te komen. Het College kiest voor deze aanpak van onderop met optima le inzet om de vrijwilligheid gestalte te geven, omdat de ervaringen in andere provincies leert dat men wel vanuit het Provinciehuis enkele gebieden kan begrenzen, maar dat het eerste effect hierop bestaat uit 600 bezwaarschriften. De provincie ZuidHolland heeft iets van 600 tot 700 bezwaarschriften binnen. Die moeten allemaal individueel worden afgehandeld. Vervolgens, wanneer men 600 bezwaarschriften heeft, kan men er bijna gif op innemen dat er paar honderd van de 600 zeggen “aan mijn lijf geen polonaise” en niet bereid zijn om een overeenkomst te sluiten. Dan kan men passief weren, zoals men dat noemt. Dat leidt uiteindelijk ook tot niets. Het College kiest derhalve voor deze manier, zodat draagvlak wordt gecreëerd, waardoor de provincie uiteindelijk èn een gebied krijgt, èn medewerking èn actief beheer ten behoeve van de ganzen. Dat is de tactiek die het College met de NLTO en met de gebieden volgt. De gedeputeerde erkent zich hogelijk te verwonderen over dit dossier, hoe tot op werkelijk het uur, de dag nauwkeurig in kantoren van het ministerie van LNV wordt bepaald hoe het precies moet. De gedeputeerde geeft het volgende voorbeeld. Het vee moet er op 22 oktober uit. De boeren zeggen tegen de gedeputeerde: “Bleker, dat is ons eigenlijk net twee weken te vroeg”. In Groningen geldt St. Maarten als ‘de dag’ dat
29
de koeien thuis zijn. Wat maakt het nu uit of de dieren op 22 oktober of 11 november thuis zijn als de periode van opvang maar intact blijft. Er zijn eisen ten aanzien van de voedingswaarde van het gras. Dat is ook moeilijk precies te bepalen, want als er sprake is van enige doorgroei in de herfst, zit men zomaar boven of onder deze eisen. Er komt een inspecteur langs die een en ander gaat controleren. In de regels van de SAN staat dat, wanneer men niet aan de eisen voldoet, men wel mee kan doen, maar krijgt men niet uitbetaald. Men krijgt sowieso pas een jaar na dato uitbetaald. Wanneer het in de provincie Groningen lukt, is het eerder ondanks LNV, dan dankzij LNV. Het verstand in Den Haag ontbreekt kennelijk om de provincies enkele ruimte te bieden en aan te geven dat het gezamenlijke streven is om 5500 hectare te realiseren en dat er enkele globale voorwaarden voor zijn, waarop de Colleges het zelf met de mensen eens kunnen proberen te worden. Dit kan kennelijk niet, want het moet allemaal Brussel-proof zijn, omdat het om vergoedingen voor beheer gaat. Daar zit het College in te worstelen. Als ganzen zouden weten wat het College allemaal voor hen doet, dan zouden ze ons eeuwig dankbaar zijn. Zo hangt de vlag er nu bij. Mw Bos (GroenLinks) stelt dat de gedeputeerde terecht moppert, want de nieuwste regeling is eigenlijk in strijd met de intentie van datgene wat de Staten besluiten. In het document staat duidelijk: “wij achten het noodzakelijk verstorende handelingen die het functioneren van het foerageergebied aantasten worden uitgesloten”. Men kan dan wel zeggen dat er niet op wordt gejaagd en dat men op 500 meter afstand moet staan, maar dat is eigenlijk ook allemaal… Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat de mensen er in de praktijk zo mij omgaan, bijvoorbeeld ten aanzien van een meervogel: die ganzen rusten op een andere plaats dan waar ze vreten. Dit is vaak een feit. Dan zitten ze een kilometer verderop, waar ze rusten – de gedeputeerde geeft aan dat het College meer weet van ganzen dan van muskusratten –, en op een gegeven moment komen ze aanvliegen. Na het middaguur dat ze er niet meer zijn, is het dus geen enkel bezwaar om te jagen op een paar haasjes. Geen probleem, want de ganzen zitten in andere rustgebieden. Het was op enig moment zelf zo, dat de ganzen in Duitsland, vlak over de grens bij Lopik, rusten en precies wisten wanneer Nederlandse jagers niet meer mochten schieten en eenvoudigweg op de minuut nauwkeurig de Duitse grens over vlogen. Dhr De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat LNV toch gelijk heeft dat ze dit kan uitrekenen. Dhr Bleker (gedeputeerde) stelt in de richting van dhr Haasken dat het College een internationale verplichting heeft – en de gedeputeerde is van mening dat het Colle ge deze verplichting gestand moet doen – dat voor de ganzensoorten de delta het foerageergebied, overwinteringgebied, is. Daar moet de provincie aan voldoen. Dit acht dhr Bleker heel reëel. Er wordt ook sinds decennia aan voldaan, alleen neemt het nu wel zo toe dat daar beheersafspraken over moeten worden gemaakt. Het moet echter wel met de intentie worden gedaan om aan de verplichting tegemoet te komen om op een redelijke wijze voor de overwintering plek te bieden voor deze ganzen. Daar zet het College zic h voor in. Er zijn drie provincies die een eigen koers varen: Friesland, Groningen en Flevoland. Die doen het op de wijze zoals hier aangegeven, van onderop. De Limburgse collega van de gedeputeerde zei: “Henk, ik heb het allemaal voor elkaar”. De gedeputeerde vroeg: “Hoeveel hectare?” “250.” Dit acht de gedeputeerde een koud kunstje. In Friesland gaat het echter om 10.000 à 15.000 hectare en in Groningen om 5600 of 5500 hectare. Zo pakt het College het aan, maar wel op een manier dat er ook mensen willen meewerken, anders leidt het tot helemaal niets. Dhr Haasken (VVD) noemt het probleem van het aanvliegen in de richting van de foerageergebieden en vervolgens net niet landen in de foerageergebieden. Het is dan toch van belang dat de betreffende ondernemer ook daarin verzekerd moet zijn dat hij de schade kan blijven verhalen. Voorts wenst dhr Haasken dat de gedeputeerde iets zegt over de planologische doorwerking van deze regelgeving. Met betrekking tot de vrijwilligheid stelt dhr Haasken dat het zo maar moet worden geprobeerd. Na een jaar kan worden gekeken hoe een en ander functioneert. Mw Bos (GroenLinks) roept haar vraag in herinnering of 1 januari 2005 wordt gehaald.
30
Dhr Bleker (gedeputeerde) deelt mee dat het provinciaal bestuur van Groningen geen enkel initiatief zal nemen tot het koppelen van enige planologisch regime aan de ganzenfoerageergebieden. Het College heeft in de richting van de minister van LNV al in juni aangegeven dat het College de opvatting is toegedaan dat hij volstrekte duidelijkheid dient te geven dat dit ook niet het voornemen van het kabinet is. Wanneer er ook maar enige onzekerheid of suggestie in die richting bestaat, dan is men verder van huis, want dan bereikt men in het geheel niets. Dat is de lijn van het College. 1 januari 2005. Het College komt een heel eind. De gedeputeerde kan niet zeggen of het College helemaal rond zal komen. Het College zal zich concentreren op de drie graslandgebieden en probeert nog op kleine schaal her en der – met name in de buurt van de Dollardkust – mogelijkerwijs met agrariërs iets in de akkerbouwgebieden te doen. Waar schade optreedt buiten de foerageergebieden, geldt de bestaande regeling. Men mag ze verjagen, men mag ze met ondersteunend afschot verjagen. Is er desalniettemin toch nog schade, dan kan bij het Faunafonds een schadeclaim worden ingediend. De eerlijkheid gebiedt de gedeputeerde te zeggen dat men heel goed moet hebben aangetoond dat men alle maatregelen heeft getroffen ter beperking van de schade. Dat is de opgave. Voor de mensen die “dik onder de ganzen zitten” zou het wel eens interessanter kunnen zijn om in een ganzenfoerageergebied te zitten, want dan heeft men een basisvergoeding, enzovoorts, dan wanneer men er buiten zit. Wanneer men er buiten zit, is er een hele bewijslast nodig om de schade aan te geven. De gedeputeerde denkt dat dat het ook is wat uiteindelijk zal leiden tot behoorlijk draagvlak voor medewerking. De voorzitter geeft aan dat de commissie dit zal moeten volgen, ook omdat dit een enigszins eigen lijn is binnen het landelijke en Europese beleid. Hij concludeert dat het stuk als hamerstuk naar de Staten kan. 12.
Brief van GS van 28 juni 2004, nr. 2004-14443, betreffende stand van zaken bij de uitwerking van het gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR) en de brief van GS van 19 juli 2004, nr. 2004-17731, betreffende overzichtacties verdrogings bestrijding
Dhr De Vey Mestdagh (D66) acht de koppeling van grondwater en oppervlaktewater een goede actie. Het was natuurlijk al bekend dat een en ander samenhing en dat het eigenlijk samen moet worden bekeken. Dhr De Vey Mestdagh beschouwt het derhalve bijzonder dat dit een nieuwigheid is. In de tweede brief ten aanzien van de verdrogingsbestrijding kwalificeert de D66-fractie het verdrogingsinformatiesysteem als een goede actie zoals dit in de brief beschreven staat. In de toekomst is hierdoor na te gaan welke acties welke invloed hebben. Zo ontstaat een totaalbeeld, waardoor veel gerichter op lange termijn worden gekeken wat er nog nodig is. Dhr De Vey Mestdagh vindt het een probleem dat de cumulerende projecten en maatregelen op dit moment niet goed zijn te voorspellen. Daarom is het naar inzicht van D66 uitstekend. De voorzitter maakt uit instemmende gebaren van respectievelijk PvhN, ChristenUnie, SP en CDA op dat deze fracties akkoord gaan met de brieven. Dhr Bultje (PvdA) deelt mee dhr Havinga op dit punt te vervangen. Hij heeft een heel lijstje van dhr Havinga meegekregen. Derhalve ziet hij zich genoodzaakt uitgebreider op dit onderwerp in te gaan. Op bladzijde 2 van de bijlage staan de hoofdlijnen van de aanpak. De provincie geeft uiterlijk 2005 de kaders voor GGOR aan. In de brief van GS staat dat in het POP is aangegeven dat de waterschappen het gewenste grondwaterregime zullen vaststellen en dat het huidige grondgebruik daarbij richtinggevend is. De PvdA-fractie wenst te vernemen of dit de randvoorwaarden zijn of dat er nog meer zullen komen. Zullen de randvoorwaarden nog aan de commissie worden voorgelegd? Het NLTO Groningen heeft aangegeven dat er andere instrumenten en middelen nodig zijn en dat het GGOR in hun ogen een theoretische toetsing is in plaats van daadwerkelijke uitvoering van werken. Dhr Bultje zou hierover gaarne een reactie van de gedeputeerde horen. De verdrogingsbestrijding. In de brie f word aangegeven dat het belangrijk is om gehele gebieden tot gehele gebieden te komen. Dat is nogmaals een argument om actief gronden aan te kopen
31
voor de EHS. Wat betreft agrarisch natuurbeheer heeft de gedeputeerde al aangegeven dat natuurdoelen vooropstaan, dus ook de verdrogingsproblematiek. Hoe verhoudt de voortgang van de verdrogingsdoelstellingen van de provincie zich tot de landelijke doelstellingen? Daar is duidelijke informatie over beschikbaar. Dhr Luitjens (VVD) merkt op dat bij het GGOR voor de VVD-fractie van groot belang is dat het huidige grondgebruik richtinggevend is. Dhr Luitjens vraagt zich af waarom Friesland niet bij de werkgroep is betrokken. Voorts neemt hij aan dat het volgende moment in het traject dat de commissie weer met GGOR te maken krijgt is als het plan van aanpak met evaluatiemomenten, opgesteld door de waterschappen, gereed is. Ten aanzien van de verdrogingsbestrijding sluit de VVD zich aan bij dhr De Vey Mestdagh met betrekking tot het informatiesysteem. Voor het overige geeft dhr Luitjens aan voldoende te zijn geïnformeerd. Mw Bos (GroenLinks) denkt dat iedereen voor het voorstel is, alleen wordt er gesteld dat er vanaf 2005 weer echt verder wordt gegaan met verdrogingsbestrijding. Er is reeds vaker gesproken over de verdroging van natuurgebieden en het feit dat de Staten daar feitelijk weinig inzicht in hebben. Mw Bos heeft wel eens voorgesteld om daar met een kleine werkgroep statenleden beter naar te kijken. Wat zijn nu precies de landelijke doelstellingen? Wat zijn de provinciale doelstellingen? Zullen de provinciale doelstellingen worden gehaald? Hoe worden die doelstellingen gemonitord? Wat wordt er eigenlijk gemeten? Wie verrichten deze meting? Welke organisaties zijn er bij betrokken? Hoe communiceren deze organisaties? De provincie is coördinator voor wat betreft de bestrijding van de verdroging van natuurgebieden. Mw Bos vraagt of dit gestructureerd is of niet. De provincie Drenthe heeft bijvoorbeeld al jaren geleden een convenant Bestrijding Verdroging Natuurgebieden gesloten met 21 organisaties. Dat is wel heel anders dan af en toe een dergelijk voorstel voor ogen te krijgen. Dhr Bleker (gedeputeerde) vraagt of een dergelijk convenant helpt en of de prestaties hoger zijn dan in Groningen. Mw Bos (GroenLinks) antwoordt dat zij denkt dat ze in Drenthe meer bereiken dan in Groningen. De provincie kan daar nog iets van leren. Mw Bos vraagt aan haar medestatenleden of men er voor voelt om een werkgroep op te richten om de problematiek nader onder te loep te nemen teneinde te kunnen aangeven hoe de provincie er verder mee zou moeten gaan. Of wensen de overige statenleden dat de gedeputeerde eerst eens precies de vragen dient te beantwoorden die in de commissie worden gesteld? Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat de randvoorwaarden zoals deze in het POP staan zijn voor het College ook de randvoorwaarden die richting de waterschappen gaan. Het POP is in dat opzicht een basisstuk. De NLTO heeft geen commentaar op de opvattingen van de NLTO Groningen. Men geeft aan dat een GGOR geen garantie is voor realisatie en uitvoering. Dat klopt. Vervolgens zullen er stapsgewijs in concrete maatregelen – beheersmaatregelen, inrichtingsmaatregelen, enzovoorts – zaken worden aangepakt. Hoe de verdrogingsbestrijding zich verhoudt tot de landelijke doelstellingen erkent de gedeputeerde niet te weten. Het College van bestuur heeft een taakstelling geformuleerd ten aanzien van het aantal hectares – dat zijn er 300 per jaar – welke de provincie van maatregelen willen voorzien die de verdroging van het betreffende natuurgebied bestrijden. Wanneer de commissie wenst te weten wat deze 300 hectare betekent in het totaal van verdroogd areaal natuurgebied, kan dit bij het verslag worden gevoegd. Mw Bos (GroenLinks) stelt dat de gedeputeerde wel eens eerder heeft aangegeven dat bij de evaluatie het aspect van de verdroging wordt meegenomen. Daar heeft GroenLinks steeds op gewacht. Eigenlijk is er nooit iets gekomen.
32
Dhr Bleker (gedeputeerde) werpt tegen dat er een duidelijke taakstelling is: 300 hectare per jaar realiseren. Mw Bos (GroenLinks) acht dit geen duidelijke taakstelling. Er zijn landelijk heel andere criteria afgesproken. Mw Bos kan zich herinneren dat het referentiejaar 1985 was. Voor 2000-zoveel moest er dan zoveel procent worden gerealiseerd, et cetera. Dhr Bleker (gedeputeerde) geeft zich gewonnen en stelt dat mw Bos hem nu alle hoeken van de zaal laat zien. Derhalve richt de gedeputeerde zich deemoedig tot de ambtelijke ondersteuning. Dhr Schuurman (ambtelijke ondersteuning) legt uit dat er landelijk een verdrogingsdoelstelling is van 40 procent in 2010. De provincie zit op 50 procent geheel of gedeeltelijk hersteld. In 2018 honderd procent. Dit zal landelijk hetzelfde zijn. In 2010 heeft de provincie derhalve een hogere doelstelling dan landelijk. In het kader GGOR worden de hoofdlijnen die de provincie nu op papier heeft gezet verder uitgewerkt en worden er enkele procesmatige afspraken gemaakt. er wordt ook verder gewerkt aan bepaalde technische randvoorwaarden om de waterschappen voldoende munitie mee te geven om de zaak uit te werken. De NLTO wilde geen uitrol van het hele systeem zonder meer over de hele provincie zonder te weten of alles wel effectief is, of er niet heel veel moeite wordt gedaan terwijl men misschien ook in bepaalde gebieden wat met de kortere klap thuis kunt komen. In het kader voor het GGOR wordt dan ook voorzien in een evaluatie rond 2008, zodat met elkaar kan worden gekeken of men op de goede weg zitten of dat er moet worden bijgestuurd. GGOR is geen doel, maar een middel. Vroeger werd er simpelweg met droogleggingsnormen gewerkt tegen de achtergrond van grondwaterstanden. Nu wordt er echter specifiek gekeken naar de grondwaterstand. Met het GGOR zijn dan mooi de effecten die dat op de landbouw en de natuur duidelijk te maken. De reden dat Friesland niet bij de werkgroep is betrokken, is dat Friesland een eigen GGOR-traject heeft. De provincie heeft ze echter zover gekregen dat ze mee zullen gaan doen. De voorzitter geeft aan het niet meer te begrijpen. Is de doelstelling van de provincie Groningen 10 procent hoger dan de landelijke doelstelling? Dhr Schuurman (ambtelijke ondersteuning) beaamt dit. De verdrogingsdoelstelling ligt in 2010 landelijk – er is een keer een motie in de Kamer over aangenomen – op 40 procent. De provincie Groningen heeft met haar partners geconstateerd dat in de provincie iets betere resultaten kunnen worden geboekt. De voorzitter constateert dat het voor de provincie 300 hectare is. Dhr Schuurman (ambtelijke ondersteuning) preciseert dat de 300 hectare een stap daar naartoe is. De voorzitter vraagt of het in de provincie dus heel goed gaat. De provincie ligt niet achter maar voor. Mw Bos (GroenLinks) stelt dat dit beslist niet het geval is. Dhr Schuurman (ambtelijke ondersteuning) geeft mw Bos hierin gelijk. Hij geeft echter aan wat in 2010 de taakstelling is. Dit is in het POP van 2000 bepaald op 50 procent. Daarheen is echter nog een lange weg te gaan. De brief getuigt van alles wat de provincie hiervoor moet doen. In dat kader heeft het College gesteld 300 hectare per jaar te gaan doen. Mw Bos (GroenLinks) wenst te vernemen wat de huidige stand van zaken is. Al eerder is er een ijkpunt geweest, dat de provincie niet heeft gehaald. Mw Bos ook iedere keer benieuwd naar de vraag hoe de provincie het beter kan doen en hoe de provincie de doelstelling kan halen. Op deze wijze zal de doelstelling natuurlijk niet worden gehaald. Voormalig gedeputeerde Rita Jansen zei destijds ook al dat de provincie de doelstelling niet zou halen. Mw Bos stelt het beleid overigens niet te willen ontmoedigen.
33
Dhr Schuurman (ambtelijke ondersteuning) gewaagt van het feit dat er in 2002 een doelstelling was van 25 procent van het areaal wat in 1995 bekend was. Het hele verdrogingsvraagstuk is ook enigszins op de schop. Het wordt nu meer gekoppeld aan kwelafhankelijke vegetatie. Het hele areaal dat toen als verdroogd gebied is bestempeld, wordt iets anders. Bij het verslag kan worden gevoegd hoe ver de provincie is. Natuurlijk zijn er een hoop gebieden die enigszins technisch zijn verdroogd, in die zin dat het natuurgebied betreft dat nog niet is aangekocht. Daar kan de provincie niets mee totdat het is aangekocht. Dat kan soms tot bijvoorbeeld 2015 duren. Dhr Luitjens (VVD) is tevreden naar de beantwoording. Hij had nog een vraag gesteld naar het moment dat de Staten weer in aanraking zullen komen met het GGOR. Dhr Schuurman (ambtelijke ondersteuning) legt uit dat het een tamelijk technisch verhaal is. In 2005 wil de provincie in het kader van het GGOR de stappen preciezer omschrijven, zodat de waterschappen worden geprikkeld om aan de slag te gaan. In 2005 wordt er een knelpuntenkaart opgesteld van de plaatsen waar de actuele grondwaterstand niet overeenkomt met datgene wat de provincie wenst. Vervolgens wordt dit teruggekoppeld aan de doelgroepen. In 2007 worden dan de eerste GGOR’s opgesteld in de knelpuntgebieden. Tot 2010 is er een eerste slag met die knelpuntgebieden. Daarna wordt het tussen 2010-2015 netjes afgemaakt in gebieden waarvan de provincie nu denkt dat ze ongeveer zullen kloppen. Het GGOR wordt de basis voor het peilbesluit. Uiteindelijk komt er een oppervlaktewaterstand uitrollen waarmee de provincie het grondwater wil gaan sturen. Dhr Luitjens (VVD) vraagt andermaal wanneer in deze trajecten de PS er weer mee in aanraking zal komen. Wat dhr Schuurman nu noemt zijn technische zaken. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat dit ook bij het verslag zal worden gevoegd. Nb. zie voor antwoord bijlage bij het verslag. Dhr De Vey Mestdagh (D66) merkt op dat uit een van de onderzoeken is gebleken dat de samenhang op de klei minder is dan elders. Hij vraagt of daar minder prioriteit op deze systematiek komt te liggen dan op zand en veen. Dhr Schuurman (ambtelijke ondersteuning) legt uit dat het GGOR een mooi middel is, maar dat het niet moet worden toegepast waar het weinig zin heeft. In kleigebieden kan men proberen met het oppervlaktewater het grondwater te sturen, daar is het vaak andersom. Dan kan wel met die methodiek worden gezocht naar een optimaal peil, maar voor het overige kan de provincie zich daar waarschijnlijk redden met de oude systematiek. Mw Bos (GroenLinks) stelt dat dit zo belangrijk is omdat het om de kwaliteit van natuurgebieden gaat en verdroging een van de grootste problemen is. Mw Bos vraagt of alle vragen die zijn gesteld – ook die over de organisatie en monitoring, waar zijn nog geen antwoord op heeft gehoord – straks aan het verslag zullen worden toegevoegd. Dhr Bleker (gedeputeerde) deelt mede dat de commissie bij het verslag vermeld krijgt – of als het nog niet exact beschikbaar is zo snel mogelijk daarna – over welk totaal areaal het College spreekt als het gaat om verdroogd natuurgebied. Voorts wordt de commissie aangegeven wat de taakstelling is die het College voor 2010 op zich heeft genomen en daarnaast wordt aangegeven wat het College jaarlijks als taakstelling op zich neemt. Jaarlijks zal het College bij de Dag van de Verantwoording kunnen rapporteren hoeveel verdroogd areaal in het daaraan voorafgaande jaar met afdoende maatregelen is voorzien. Dan kan de commissie het College beoordelen op de vraag of er voldoende is gebeurd, of de taakstelling nog zal worden gehaald of dat het een tandje meer moet. Nb. zie voor antwoord bijlage bij het verslag. De voorzitter sluit het agendapunt af.
34
13.
Brief van GS van augustus 2004, nr. 2004-19236, betreffende aanwijzing van bergingsgebieden en noodbergingsgebieden in het waterschap Hunze en Aa; conceptplanuitwerking
De voorzitter constateert dat alle fracties zich kunnen vinden in de brief. 14.
Voordracht van 06 juli 2004, nr. 2004-17.579,FC, betreffende de Programmabegroting 2005 Behandelvoorstel: deel 1: Koers 2005-2008, pagina's 19, 22 t/m 23 (tot risicobeleid/veiligheid) deel 2: Programmaplan 2005-2008, pagina's 51 t/m 55 (excl. landbouw), 73 t/m 79 en 93 t/m 112
Mw Bulk (SP) wil alleen het punt van de biologische landbouw aansnijden. Een doelstelling was om in 2010 tot tien procent biologische landbouw te komen. Nu blijkt dhr Bleker niet zo enthousiast meer, omdat de inspanningen van de provincie geen effect lijken te sorteren. De SP heeft een rapport gemaakt met de titel ‘Tienpuntenplan voor 10 procent biologisch in 2010’. Mw Bulk heeft dit laten vermenigvuldigen en wenst dit rapport aan elke fractie en de gedeputeerde aan te bieden en verzoekt het voor de Begroting te lezen, opdat hier mogelijk iets mee kan worden gedaan. Er zijn veel stappen gericht op het ministerie van LNV, daar kunnen de Staten weinig mee, maar misschien toch ook wel iets. De voorzitter geeft aan dat de minister in zijn memorie van toelichting toch iets over biologische landbouw zegt. Dhr Maarsingh stelt dat het rapport van de SP welkom is en zegt toe dat de commissie het zal lezen. Dhr Van Dam (CDA) complimenteert het College met de inzichtelijkheid en helderheid van de Begroting. De aanduiding ‘programmabegroting’ is terecht. Bij de Algemene Beschouwingen is werk in uitvoering centraal gesteld. De CDA-fractie is van mening dat dit ook zichtbaar wordt op die terreinen waar in de commissie over wordt gesproken. Vorige week is de Natuurbalans verschenen. Uit de tekst begrijpt dhr Van Dam dat daarin wordt gepleit voor een krachtige regie door de provincies. In Groningen wordt dit vormgegeven door een gebiedsgerichte aanpak om concrete doelen te realiseren. De CDA-fractie pleit ervoor om de resultaatgerichte aanpak samen met andere partners ook concreet inhoud te geven. Op bladzijde 19, paragraaf 5.1.2. wordt gesproken over natuurlijkvriendelijker berm-, sloot- en dijkbeheer. Het CDA wenst van het College te vernemen hoe dit er precies uitziet. Het gaat er met name om dat er ook sprake is van ongewenste planten en kruiden – iets wat deze zomer ook heeft gespeeld. Dhr Van Dam denkt hierbij aan de distel en het St. Jacobskruiskruid (Senecio jacobaea). Er is vanavond eerder gerefereerd aan de muskusrat en de beverrat. Daarnaast denkt dhr Van Dam aan de verkeersveiligheid, want hierbij speelt het beheer van bermen ook een belangrijke rol. Er zijn door de CDA-fractie technisch-informatieve vragen gesteld over een aantal onderwerpen. Dhr Van Dam dankt het College voor de beantwoording van deze vragen. Het betrof geluidshinder, waterbodems en de gasfabriekterreinen. Op bladzijde 22 wordt gesproken over de luchtkwaliteit. Terecht wordt daar genoemd dat het een complex probleem is. Het CDA wenst op te merken dat veel mensen zich zorgen maken over de luchtkwaliteit. In het Verdrag van Aarhus uit 1998 – op dit moment wordt in IPO-verband gewerkt aan de implementatie daarvan – is een actieve verspreiding van milieu-informatie opgenomen, waaronder monitoring-gegevens. De provincie dient deze ook te maken voor het ministerie van VROM. Dhr Van Dam vraagt of het College ten aanzien van luchtkwaliteit actief informatie wil verstrekken aan de burgers in de provincie Groningen, opdat de mensen goed weten hoe het met de luchtkwaliteit in hun woon- en leefomgeving is gesteld. Dhr Veluwenkamp (PvdA) stelt dat bij een vorig agendapunt is gesproken over de Nota Actualisatie Natuur- en Landschapsbeleid. De nota die zo-even werd besproken ligt ten grondslag aan het programma. Er is een aantal afspraken gemaakt, derhalve neemt dhr Veluwenkamp aan dat die
35
afspraken doorwerken in de programmabegroting. Hij hoopt van de gedeputeerde een bevestiging te krijgen van dit vermoeden. De gedeputeerde knikt en bevestigt dit. Dhr Veluwenkamp verzoekt deze non-verbale taaluiting van het College van GS ook een plek te laten krijgen in het verslag. Water. Op 16 juni heeft de commissie gesproken over de opzet van het programma. Zichtbaar is dat veel suggesties die toen in de commissie zijn gedaan, zijn overgenomen en dat er ook een aantal meetbare indicatoren is overgenomen. Dit is voor de PvdA-fractie goed nieuws. De PvdA zou het goed vinden en ervoor pleiten om te trachten om op den duur ook meer kwalitatieve prestatie indicatoren op te nemen. Dat geldt feitelijk voor de hele programmabegroting, niet speciaal voor dit programma, inclusief monitoring, meetsystemen. Dhr Veluwenkamp begrijpt dat dit niet eenvoudig is. Het gaat over lastig meetbare zaken als de ‘beleving van burgers’. Er is een programmapunt 6 bij water dat verder niet meer terugkomt. Dit betreft de wijze waarop burgers aankijken tegen het waterbeheer. “Het versterken van de betrokkenheid, draagvlak van burgers, gemeenten en organisaties bij het nieuwe waterbeleid”. Dat is een voorbeeld van het feit dat hier de komende tijd nog eens goed naar moet worden gekeken. Dat het lastig is om kwalitatieve indicatoren te ontwikkelen is ook waarneembaar onder het kopje ‘kaderrichtlijn’, waar de prioriteiten voor 2005 worden aangegeven. Voor de kwalitatieve informatie wordt namelijk dezelfde tekst gebruikt als voor de kwantitatieve informatie. Het is een indicatie van het probleem dat bestaat. Dhr Veluwenkamp vraagt hier aandacht voor. Het budget waterschapsaangelegenheden op bladzijde 100, onder 41.0.1. Dit budget is bijna gehalveerd, van 800.000 euro naar 415.000 euro, terwijl de Staten toch zeer breed hebben aangedrongen op meer en beter toezicht op de waterschappen: betere rapportages, veiligheid, provinciale verantwoordelijkheid. Het zou ook in IPO-verband worden opgepakt. Dhr Veluwenkamp vraagt het College of het IPO dit van de provincie gaat overnemen en of het budget om deze reden omlaag gaat. Het is vreemd dat de provincie meer gaat doen met de helft minder middelen. Landbouw. Op bladzijde 16 wordt gezegd dat GS uitvoering willen geven aan de actiepunten uit het landbouwstructuuronderzoek. Het landbouwstructuuronderzoek is in de commissie zo-even als ingekomen stuk behandeld. De PvdA-fractie acht dit enigszins kort door de bocht, omdat de actiepunten van het rapport toch vooral de belangen betreffen zoals de landbouwsector deze zelf naar voren heeft gebracht. De vraag is nu of op grond daarvan landinrichtingsbeleid zal worden gevoerd. De PvdA-fractie zou het goed vinden om ook de andere belangen daar in mee te wegen: natuur, landschap, water. Mw Bulk (SP) geeft aan dat zij deze opmerking bij het zojuist besproken agendapunt 8a heeft gemaakt. Zij vraagt of dhr Veluwenkamp zich hierbij aansluit. Dhr Veluwenkamp (PvdA) bevestigt dit. Het voorstel zou dan misschien zijn om het rapport in de commissie nog eens te agenderen, te bespreken en af te spreken hoe GS verder gaan. Dhr Veluwenkamp beseft dat het als ingekomen stuk al is behandeld. Hij weet voorts niet of het in de huidige commissie of in de commissie Economie en Mobiliteit aan de orde dient te komen. Nb. de brief over het landbouwstructuuronderzoek zal worden behandeld in de (functionele) commissie Economie en Mobiliteit van 27 oktobe r a.s. Dhr Luitjens (VVD) concludeert dat er al enkele behartigenswaardige zaken zijn opgemerkt. In eerste instantie is de VVD-fractie de mening toegedaan dat het College toch een slag gemaakt heeft met de voorliggende programmabegroting. Vlak voor de zomer is er in de commissie over gesproken. Aan de wensen van de commissie is behoorlijk gevolg gegeven. De onderdelen die nu aan de orde zijn, zijn redelijk afrekenbaar. Het ene onderwerp leent zich daar natuurlijk ook beter voor dan het andere. Zoals bijvoorbeeld vergunningen en dergelijke bij het onderdeel milieu. Dit is allemaal in getallen uit te drukken en is natuurlijk iets anders dan landinrichting en EHS, die meer kwalitatief afrekenbaar zijn, alleen ligt dat daar nog zo. De activiteiten die daar pla atsvinden zijn op zich goede activiteiten die
36
ook uitgevoerd moeten worden. Men moet niet vergeten dat de landbouw nog altijd een economische sector is die, rekening houdend met zijn omgeving, goede productieomstandigheden moet hebben. Dhr Luitjens wenst verder niet in te gaan op het hoofdstuk Natuur. Er is een uitgebreide discussie geweest over de nieuwe nota, hetgeen zich vertaalt. Mw Bos (GroenLinks) maakt de commissie opmerkzaam op bladzijde 19. Alle onderwerpen waar uitroeptekens bij staan zijn vandaag zo ongeveer de revue gepasseerd. De landschapsontwikkelingsplannen waren altijd al een stokpaardje van GroenLinks. Dit lezende acht mw Bos het zeer verheugend dat hier nu aan wordt gewerkt. Nu is het wachten op resultaten. Extra rayonmedewerkers voor de bestrijding van de muskusrat. Iemand merkte op dat hier minder geld aan uitgegeven wordt, maar dit lijkt mw Bos onwaarschijnlijk. Op bladzijde 51 staan alle omschrijvingen. GroenLinks keurt de ontwikkeling glastuinbouw Eemsmond niet goed. Omschakeling biologische landbouw is ook tijdens de Algemene Beschouwingen over gesproken. In de krant valt te lezen: “Miljoenen voor biologische landbouw van het Rijk”. Mw Bos is daarom de mening toegedaan dat de provincie er bijna niet onderuit kan om wederom met biologische landbouw aan de slag te gaan. Dhr Veluwenkamp (PvdA) wenst mw Bos aan te vullen. De muskusrattenbestrijding op bladzijde 100 gaat in de Begroting van 1.711.000 euro naar 1.586.000 euro. De voorzitter geeft aan dat de gedeputeerde dit ongetwijfeld zal verklaren. Dhr De Vey Mestdagh (D66) deelt mee dat D66 op hoofdlijnen bijzonder tevreden is over milieu, met name ook omdat de energiebesparing als hoofdelement, naast de duurzame energie als hoofdthema waar de provincie een bijdrage aan zal leveren, prominent boven aan de bladzijde staat. Bekend is in dit kader dat bij energiebesparing veel te halen is wanneer de provinciale overheid dit zou stimuleren. Landschap. D66 is zeer geïnteresseerd naar de uitwerking van het een en ander. Desalniettemin fronsten de wenkbrauwen van de D66-leden enigszins bij het lezen van hoever men kan gaan met het opruimen van allemaal bestaand landschap. Het betreft landschapherstel. Het opruimen van landschapontsierende bospartijen en dergelijke. Staatsbosbeheerbosjes. Wat het precies in moge houden zal D66 in de gaten houden. Inzake landschap is D66 ook niet conservatief. Het moet natuurlijk op enigerlei manier wel in beweging blijven. Gemakkelijk veranderen hoeft voor de D66-fractie niet hetzelfde te zijn als terug naar het jaar 1844 of 1900. Het hangt er vanaf wat men wil. Mw Hoekzema-Buist (PvhN) merkt ten aanzien van de biologische landbouw op dat de PvhN graag uitbreiding en desnoods subsidiëring van de biologische landbouw voorstaat. Mw Hoekzema-Buist zou er geen bezwaar tegen hebben wanneer het begrote geld voor de glastuinbouw Eemsmond hiervoor worden gebruikt. Dhr Bleker (gedeputeerde) dankt de commissie voor de complimenten waar het gaat om de poging om prestatie -indicatoren te formuleren. Dit lukt op het ene deelterrein meer dan het andere. Het College heeft echter de indruk dat hier wel een stap is gezet en dat ook het debat in de statencommissie in mei/juni het College hierbij heeft geholpen. Er zal bij het verslag worden gevoegd hoe het precies zit met het aflopende bedrag waar het gaat om waterschapsaangelegenheden op bladzijde 100. Aanvulling verslag: Tot en met 2004 bestond het budget voor het product Waterschapsaangelegenheden uit een bijdrage aan de waterschappen in de kosten van het vaarweg- en nautisch beheer van de waterschappen (B-AKWA) en een bijdrage aan de waterschappen in de kosten van het beheer en onderhoud van de primaire waterkeringen. Door een nieuwe landelijke financieringsstructuur voor de waterkeringszorg komt de bijdrage aan de waterschappen in de kosten van beheer en onderhoud van de primaire waterkeringen per 1 januari 2005 te vervallen. In 2005 wordt nog slechts eenmalig een bedrag van 102.000 euro aan de waterschappen uitgekeerd voor het beheer en onderhoud van de primaire waterkeringen.
37
M.u.v. de 102.000 euro, is het in de programmabegroting 2005 opgenomen bedrag voor Waterschapsaangelegenheden uitsluitend bedoeld voor de bijdrage aan de waterschappen in de kosten van het vaarweg- en nautisch beheer. De gedeputeerde deelt mee dat het College met de drie waterschappen die regionale waterkeringen in de provincie Groningen beheren op bestuurlijk niveau overeenstemming heeft over de te hanteren inspectiemethoden door de waterschappen, over de rapportage aan het College als uitvloeisel van de inspectiemethoden en de acties die daar op kunnen volgen. Aan het eind van het jaar zal het College de commissie over de precieze ins en outs daarvan mededelingen kunnen doen. Dit was een van de punten die eerder ook in de commissie is aangegeven, onder meer door dhr Havinga. Waar het gaat om het punt van het natuurvriendelijke berm-, sloot- en dijkbeheer is de gedachte natuurlijk zeer plausibel dat men niet in productie zijnde hectares, vaak in publiek eigendom, zodanig probeert te beheren dat maximaal wordt bijgedragen aan de natuurwaarden in het landschap. Daar is nog heel veel winst te boeken door soms heel eenvoudige zaken anders te doen of niet meer te doen. Door oud riet te laten staan als het gaat om sloten. Of slechts aan één kant het oud rie t te laten staan en omgekeerd. Het is meer een kwestie van nu echt maximaal met elkaar praktische afspraken op dat punt zien te maken en deze ook uitvoeren. Daar wil de provincie per gebied aan werken. Dan hoeft het niet altijd allemaal een ‘ruige bende’ te zijn. De gedeputeerde legt uit dat natuurvriendelijk beheer wel beheer is. Het is niet simpelweg laten verruigen van landschap. Het is actief beheer, gelet op bepaalde doelen die men wil bereiken. Dan dient misschien het St. Jacobskruiskruid toch te worden aangepakt. Dhr Van Dam (CDA) interrumpeert en geeft aan dat de gedeputeerde dit idealistisch stelt, maar het betreft een onderwerp waar de burgers dhr Van Dam het meest op aanspreken. Op heel veel plaatsen is het simpelweg een grote bende en ervaren mensen het als een grote bende. Wanneer de gedeputeerde aangeeft natuurdoelen te willen creëren, dan acht dhr Van Dam dit prima, maar dat andere dient wel goed in beeld te blijven. Dhr Bleker (gedeputeerde) verklaart dat het soms een bende is en dat het soms geen bende is, maar mensen het desalniettemin als een bende ervaren. Soms denken mensen dat iets onveilig is, terwijl het als het er iets ruiger uitziet eerder veilig is, omdat dit mensen alert en voorzichtiger maakt. Dit is ook precisiewerk. Het is geen kwestie van simpelweg laten groeien. Hier dient echt met verstand aan te worden gewerkt. Dhr Bleker meent dat een van de personen die op de hoorzitting is geweest, van het waterschap, de heer Bergsma van het waterschap Noorderzijlvest hierover wijze woorden heeft gesproken. Het betekent soms ook simpelweg aanpassen van het machinepark, om maar iets te noemen. Dit kan ook niet van de ene dag op de andere worden gedaan. Als de gedeputeerde echter met zijn zoon door Westerwolde loopt, zegt zijn zoon vaak tegen hem: “Pap, wat jammer dat het waterschap deze watergang helemaal als een tapijt weer de winter in laat gaan. Waarom niet een methode waarbij de eerste meter vlak boven het wateroppervlak keurig wordt gemaaid en de rest niet? Het is simpelweg een kwestie van precisiebeheer. Dan is het voor heel veel dieren een stuk beter.” De zoon van de gedeputeerde heeft er ook verstand van, terwijl dit toch ook een gewone burger is, aldus de gedeputeerde. Het College wenst hier concrete afspraken over te maken. Landinrichting gaat natuurlijk over veel meer dan landbouw. Het College heeft echter wel aangegeven dat, met name waar het gaat om kleinschalige kavelruiloperaties, met kleine verbeteringen vooral ten aanzien van de waterhuishouding ook uit landbouwkundig oogpunt enkele zaken weer op gang moeten worden gebracht. Het College bespeurt daar in de gebieden veel medewerking voor. Recent heeft er een overleg in het Westerkwartier plaatsgevonden, waar ook vanuit de boerenorganisaties zelf wordt gezegd dat het ze verder helpt. Er zijn geen grote sommen geld mee gemoeid, maar het betekent wel optimalisatie van de bedrijfsvoering. Het komt niet in de plaats van de grote landinrichtings projecten waar natuur-, landbouw en recreatiedoeleinden met elkaar worden gecombineerd. Dat zal de komende jaren altijd ook in financiële zin nog wel de hoofdstroom blijven. Dhr Veluwenkamp (PvdA) merkt op dat er twee zaken in de programmabegroting staan, waaronder uitvoering geven aan actiepunten. Hij wenst van de gedeputeerde te vernemen of dit concrete geval daarmee wordt bedoeld.
38
Dhr Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat nog wel andere punten worden genoemd. Op bladzijde 19 staat dat het College nieuwe regels zal gaan voorbereiden inzake agrarische bouwblokken. Dat is een concreet actiepunt dat voortvloeit uit het landbouwstructuuronderzoek. Het punt van de kleinschalige landinrichtingsprojecten, verkavelingsprojecten, vloeit daar ook uit voort. In de programmabegroting heeft het College al punten opgenomen die als actiepunt zijn vermeld in het landbouwstructuuronderzoek. Dhr Veluwenkamp (PvdA) vraagt of dit uitputtend is of dat er nog andere punten zijn die niet staan vermeld. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat er nog enkele andere punten zijn, waar het College separaat op terug zal komen. Dhr Luitjens (VVD) is van mening dat het College er goed aan heeft gedaan om de actiepunten alvast op te nemen. Dat is waar de provincie – het kan weliswaar geen landbouwbeleid worden genoemd – iets kan ter versterking van de economisch gerichte sector. Als het gaat over grote landinrichtingsprojecten, waar de gedeputeerde ook even aan refereerde: daar zit naar opvatting van dhr Luitjens een zeer moeilijke sleutel op om deze nog gerealiseerd te krijgen, omdat de minister heeft gesteld dat tweederde van de oppervlakte die meedoet in zo’n ‘blok’ EHS-natuur dient te zijn. Daar heeft de provincie weliswaar een beetje van, maar daar is men gauw in uitgeteld. Het zal dan derhalve beslist niet vlot komen. Dhr Bleker (gedeputeerde) is het met dhr Luitjens eens dat het een gruwelijk onverstandig uitgangspunt van de minister is, omdat het heel vaak zo is dat het bereiken van landbouwdoeleinden in een bepaald gebied grondmobiliteit met zich meebrengt die men vervolgens keihard nodig heeft om de natuurdoelstellingen te realiseren. De minister spant daar het paard achter de wagen. Vanuit het IPO is de minister recent ook ingepeperd dat het geen verstandige benadering is. Het lijkt heel natuurvriendelijk, maar is het niet. Het is ook niet zozeer dat minister Veerman dat wil, maar minister Zalm. Waarom? Dhr Zalm heeft de 750 miljoen euro aangegeven. Hij geeft aan dat het voor natuur bestemd is, zoals het in het regeerakkoord staat. Dhr Zalm hoopt dat het niet nodig is, dan valt het bedrag terug in de algemene middelen. Gesteld wordt dat het alleen voor natuurdoelen bestemd was. Derhalve mag het alleen worden besteed aan driekwart natuurhectares, niet omdat minister Zalm zoveel met natuur heeft, maar omdat hij hoopt dat het geld niet wordt besteed. De provincie mag ze ook niet voorfinancieren als het om landinrichtingsprojecten gaat die anders gericht zijn dan alleen EHS. De voorzitter merkt, om de politiek enigszins te vermijden, op dat het misschien zo zou kunnen zijn dat dhr Zalm niet wil en dat dhr Veerman ontzettend eigenwijs is. Dhr Bleker (gedeputeerde) acht de karakterisering door de voorzitter buitengewoon goed. De gedeputeerde geeft aan dat het College als ‘kleine krabbelaars in Groningen’ voortworstelt. De vraag van dhr Veluwenkamp was of er meer actiepunten zijn dan die actiepunten die reeds in de Begroting zijn opgenomen. De gedeputeerde stelt dat het merendeel is verwerkt. Dhr Veluwenkamp (PvdA) legt uit dat hem het er om te doen is dat het landbouwstructuuronderzoek niet plotseling als basis wordt overgenomen voor nieuw landinrichtingsbeleid. Dat er enkele punten worden uitgenomen… Dhr Bleker (gedeputeerde) oppert dat het landbouwstructuuronderzoek een toegevoegde input is voor het landinrichtingsbeleid, als een ‘spoortje’ dat er aan wordt toegevoegd. Nie t in de plaats van, maar in aanvulling op. Mw Bos (GroenLinks) merkt op dat om de haverklap staat aangegeven dat een en ander zal leiden tot meer onderlinge hinder tussen agrarisch en overig verkeer. Nieuwe of bredere ontsluitingswegen kunnen dan nodig zijn. Gelukkig noemt de gedeputeerde het niet, maar zover is het gelukkig ook nog niet.
39
Dhr Bleker (gedeputeerde) stelt dat dit nog niet in de programmabegroting staat. Dhr Luitjens (VVD) geeft in de richting van mw Bos aan dat sectoren zich ontwikkelen, waarbij dit soort behoeftes daar uit voortkomen. De provincie dient dan af te wegen hoe daar het beste mee om moet worden gegaan. Misschien moet wel een grote verplaatsingsoperatie worden aangegaan, of misschien moet besloten worden tot agroproductieparken waar een grote weg naar toe wordt aangelegd. Dit soort zaken dient natuurlijk wel eerst te worden geconstateerd voordat verder plannen gemaakt kunnen worden. Dhr Veluwenkamp (PvdA) is dit met dhr Luitjens eens. Hij maakt zich echter zorgen wanneer het besluit om die wegen aan te leggen hier al is genomen. Dhr Bleker (gedeputeerde) merkt op dat dit niet het geval is. Dhr Luitjens (VVD) merkt op dat de Begroting er dan ook heel anders uit zou zien. Dhr Bleker (gedeputeerde) legt uit dat het College in de contacten met de agrarische ondernemers in de gebieden heeft aangegeven dat het College letterlijk en figuurlijk ruimte wenst te creëren voor verdere ontwikkeling van de sector, maar dat wel grenzen bestaan en het College niet onbeperkt ruim baan kan geven. Dit betreft landschappelijke grenzen, maar ook maatschappelijke grenzen. De heer Musschenga (gedeputeerde) constateert dat hem weinig vragen zijn gesteld. Dit betekent dat onderdelen die zijn portefeuille betreffen goed in de Begroting staan vermeld en goed afrekenbaar zijn. Dat is terecht. Dergelijke zaken mogen naar opvatting van de gedeputeerde ook worden geïncasseerd. Ten aanzien van de vraag over het Verdrag van Aarhus merkt de gedeputeerde op dat dit inderdaad nieuw is. Per 1 februari 2005 dient dit verdrag geïmplementeerd te worden. Dan is het een kwestie van voorbereiding. Daarover zal het College ook voorlichting geven, zoals wordt gevraagd. Ten aanzien van de problematiek van de middelen voor muskusrattenbestrijding. In de productbegroting is te zien dat met name toerekening apparaatskosten debet is aan het feit dat het bedrag is veranderd. Dat is een systematiek waar in lengte van jaren nog over gesproken zal worden. De voorzitter legt uit dat de fracties uiteraard allemaal nog een herkansing zullen krijgen. 15.
Sluiting
De voorzitter bedankt iedereen voor de inzet. Er is uitgebreid gediscussieerd, met name over het punt waar al zoveel tijd aan besteed was. Er zijn goede afspraken over gemaakt. Er is een bevestiging van datgene wat er in de statenvergadering is gezegd. Een dergelijk onderwerp verdient ook dat de commissie er goede aandacht aan besteed, zoals trouwens alle onderwerpen. Dhr Maarsingh stelt dat de commissie zeer veel werk heeft verricht om te voorkomen dat de statenvergadering lang zal duren, al komen de punten natuurlijk wel in de Staten terug. De voorzitter sluit de vergadering om 22.45 uur.
40
Bijlage: aanvullende informatie bij het agendapunt GGOR/verdrogingbestrijding: Mw. Bos vraagt naar de huidige stand van zaken bij de verdrogingbestrijding. De doelstellingen m.b.t. de verdrogingbestrijding zijn opgenomen in het POP: - volledig of gedeeltelijk herstel van 50% van het verdroogde areaal natuurgebied in 2010 en - volledig herstel van het verdroogde areaal natuurgebied in 2020 (ca. 12000 ha.) Daarnaast is opgenomen dat de doelstellingen alleen kunnen worden behaald wanneer: - de lopende landinrichtingsprojecten vóór 2010 worden afgerond; - de EHS vóór 2020 is ingericht en - de grondmobiliteit voldoende is (en voldoende middelen hiervoor beschikbaar). De verdrogingsituatie wordt periodiek gemonitord op basis van een enquête onder de terreinbeheerders. Uit de meest recente enquête - over het jaar 2002 - bleek dat: - 7.7% van het verdroogde areaal volledig hersteld was (923 ha), - 12.3% van het verdroogde areaal gedeeltelijk hersteld was (1.483 ha) en - 80% van de gebieden nog ernstig verdroogd is (9.637 ha). Voor realisering van de doelstelling voor 2010 vormt grondaankoop het grootste knelpunt. Alleen wanneer grotere (hydrologische) eenheden verworven zijn of onder particulier natuurbeheer vallen, kunnen anti-verdrogingmaatregelen genomen worden. De afgelopen jaren is de grondaankoop traag verlopen. Dit kwam mede door de aankoopstop. Inmiddels neemt het tempo van grondaankoop toe. Daarnaast zijn de eigendommen van de NB-organisaties nog vaak té versnipperd om effectieve maatregelen te kunnen nemen. Om de doestelling van 2010 te realiseren, moet voor gemiddeld zo'n 500 ha natuurgebied per jaar worden maatregelen genomen worden. De 300 hectare per jaar die in de beleidsbegroting is opgenomen is een aanloop naar realisering van de doestelling in 2010. Wanneer landinrichtingsprojecten in de afrondingsfase komen, kan de verdrogingbestrijding in de loop van de jaren verder versnellen. Ook kan de inrichting van noodbergingsgebieden - voor zover het natuurgebieden betreft - een versnelling betekenen voor de verdrogingbestrijding (versnelde aankoop en inrichting van deze gebieden). Maatregelen die in de afzonderlijke gebieden genomen worden leiden veela l tot gedeeltelijk herstel. Volledig herstel van alle gebieden is alleen te verwachten wanneer de EHS volledig is ingericht. GS zullen PS jaarlijks informeren over de voortgang van de verdrogingbestrijding en over de eventuele bijstelling van de doelstelling voor 2010. Dhr. Luitjens informeert wanneer de staten weer in aanraking komen met GGOR. De provincie werkt de hoofdlijnen van de aanpak van het GGOR, die in de brief aan de staten zijn genoemd, verder uit in een kader voor het GGOR. Nadat GS dit kader hebben vastgesteld (naar verwachting in 2005) zullen zij de staten hierover informeren.
41
Toezeggingen commissie I: Landschap, Water en Milieu (21 september 2004) 1.
Het college zal een voorstel aan de staten voorleggen hoe na de voortzetting van de interim periode intensieve veehouderij in het provinciale omgevingsplan het ruimtelijk beleid kan worden geregeld t.a.v de landbouw vergadering (gedeputeerde Jansen, cie. RWG 15 januari 2003)
2.
Het college is bereid om - als de staten dit onderwerp agenderen- inbreng te leveren bij de discussie over de voorgenomen activiteiten (jaarplan) van de Milieufederatie . (gedeputeerde Musschenga, 4 februari 2004) . Noot secretaris: Dit onderwerp zal waarschijnlijk worden geagendeerd voor de oktobervergadering van de commissie.
3.
Het college zal binnen afzienbare tijd - voor het einde van 2004 - een voorstel doen voor het vaststellen van de normen voor de waterberging; het voorstel zal het hanteren van de norm van 1 op 100 betreffen voor de periode tot en met 2015 (gedeputeerde Bleker, 12 mei 2004)
4.
De commissie wordt geïnformeerd over de gemeenschappelijke actie van de vijf grote landbouwprovincies, te weten het versturen van een gezamenlijke brief aan de Tweede Kamer en de minister van LNV om meer aandacht en ook geld te vragen voor met name de moderne grondgebonden landbouwgebieden zoals deze in de vijf provincies voorkomen. (gedeputeerde Bleker, 21 september 2004)
5.
De commissie wordt geïnformeerd over het tijdpad en de besluitvormingsmomenten inzake Karakterisering Deelstroomgebieden Nedereems en Rijn-Noord. (gedeputeerde Bleker, 21 september 2004)
6.
De Staten zullen eind 2004, begin 2005 per brief nader inzicht krijgen in welke afspraken het College heeft kunnen maken met de diverse partners en de wijze waarop dit wordt vertaald in het natuur- en landschapsbeleid zoals nu voorligt. (gedeputeerde Bleker, 21 september 2004)
7.
De commissie zal geregeld worden geïnformeerd over de actuele stand van zaken en de stappen die worden gezet in de vragen. (gedeputeerde Bleker, 21 september 2004)
8.
Begin 2005 zal in de commissie het plan van aanpak muskusrattenbestrijding worden besproken, waarin ook zullen worden meegenomen de vragen die in de commissie zijn gesteld en de uitkomsten van het landelijk symposium. Het plan van aanpak zal vooraf met de waterschappen worden besproken. (gedeputeerde Musschenga, 21 september 2004)
42