Verslag van de vergadering van de statencommissie Bestuur en Financiën gehouden op woensdag 15 juni 2005 van 18.30 uur tot 21.20 uur in de statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. T.J. Zanen (PvhN; voorzitter), dhr. W.J. Moorlag (PvdA), dhr. F.C.A. Jaspers (PvdA), dhr. F.F.H. Lenselink (PvdA), dhr. D.A. Hollenga (CDA), dhr. R.A.C. Slager (ChristenUnie), dhr. H. Hoiting (plv. lid, PvhN). mw. F.Q. Gräper-Van Koolwijk (D66), mw. T. Deinum-Bakker (D66), dhr. C. Swagerman (SP), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), dhr. M. Boumans (VVD). Afwezig: mw. W.J. Mansveld (PvdA), dhr. P.H.R. Brouns (CDA), dhr. J.R.A. Boertjens (VVD), mw. D.J. Hoekzema-Buist (PvhN), dhr. E.A. van Zuijlen (GroenLinks). Voorts aanwezig: dhr. J.G.M. Alders (CdK, voorzitter GS), dhr. M.A.E. Calon (gedeputeerde), dhr. J.M.C.A. Berkhout (griffier), dhr. J.C.F. Broekhuizen (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen, verslag) en ambtelijke bijstand. 1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen van harte welkom. Hij deelt mee dat dhr. Brouns afwezig is vanwege zijn huwelijk dat in Italië wordt gesloten en stelt voor om hem een felicitatie toe te sturen, waarmee iedereen instemt. Ook mevrouw Mansveld is verhinderd. Een tweede mededeling is dat de commissieleden van zijn hand een brief hebben ontvangen over o.a. het werkbezoek inzake de rampenbestrijding op 6 oktober 2005. Het voorstel is tweeledig. Op de eerste plaats dient men zich daarop o.a. voor te bereiden door middel van de commissievergadering in september en door het lezen van de informatie die door de betrokkenen wordt toegezonden. Bij de presentielijst is een kolom vrijgemaakt waarin aangegeven kan worden of men meegaat. De voorzitter hoopt dat iedereen meegaat. Hij vraagt of iedereen zich in de gevolgde procedure kan vinden en dat blijkt het geval te zijn. 2.
Regeling van werkzaamheden:
-
voorstellen vreemd aan de orde van de dag;
De voorzitter meldt dat dhr. Van der Ploeg een agendapunt inzake Noorderlink voorstelt. Gedeputeerde Mulder is daarvan op de hoogte gesteld. De vraag is of men akkoord gaat met dit agendapunt als eerste bespreekpunt. Aldus wordt besloten. -
vaststelling van de agenda.
De voorzitter refereert aan een brief van GS die deze commissie in overweging geeft om het agendapunt over de huisvesting van de agenda af te voeren tot GS een nader voorstel hebben geformuleerd. Mw. Mulder (gedeputeerde) licht toe dat de commissie daarover een brief heeft ontvangen. De aanleiding daarover was de uitkomst van het advies van de O.R. De laatste heeft een aantal aandachtspunten en zaken bij het advies vermeld hetgeen erop neer kwam dat de O.R. wel betrokken is geweest bij het traject rond de nieuwbouw, maar dat men vindt dat de medewerkers te weinig zicht hebben op de concrete uitwerking rondom deze plannen. Zij vinden ook dat een en ander onder hoge druk is ko-
1
men te staan, mede door het aanbod van het O.M., en zij hebben een aantal zaken geformuleerd om verder uit te werken. GS hebben een voorlopig besluit genomen en dat willen zij handhaven, maar GS willen de tijd nemen tot 1 december 2005 om verder onderzoek te doen naar de inpasbaarheid van de plannen en ook om die zodanig uit te werken dat het voor de medewerkers inzichtelijk wordt wat een en ander concreet voor hen betekent. Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) begrijpt de argumentatie van het College om dit naar december te tillen. Zij vraagt zich af wat dit voor consequenties heeft voor de zaken die hierover in de Voorjaarsnota staan en het besluit daarover. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat daarover in het College is gesproken en dat het College de reservering in de Voorjaarsnota wil handhaven. Er zal in december een aparte voordracht worden opgesteld en intussen zal geen gebruik gemaakt kunnen worden van die reservering indien men niet akkoord gaat met het betreffende besluit. Dhr. Hollenga (CDA) is het op zich eens met het College om deze zaak uit te stellen. Hij heeft wel een vraag. Er staat in de brief dat men deze periode wil gebruiken om bij de medewerkers de uitgangspunten te vertalen naar de verschillende varianten van inrichting van de werkplekken en de zogenaamde algemene ruimte. Als dit zodanig wordt vertaald dat daarmee de andere brief in stand blijft, denkt dhr. Hollenga dat dit te kort door de bocht is. De CDA-fractie heeft kennis genomen van die andere brief en hij kan zich voorstelen dat bij de nadere uitwerking een geheel nieuw voorstel zal worden geformuleerd. Hij wil daarvoor aan het College meegeven om ook het kostenaspect nadrukkelijk in de beschouwing te betrekken, want de CDA-fractie was zeer verbaasd over de geweldig hoge kosten die gemoeid waren met een andere werkwijze van het ambtelijk apparaat. Dit betekent voor de CDA-fractie dat de brief van 19 mei op dit moment van tafel is en dat een nieuwe brief wordt afgewacht die op zijn beurt op zijn merites zal worden beoordeeld, voor zover dat de Staten regardeert. Uiteindelijk gaat het ook om een uitvoeringskwestie en ook die afweging dienen de Staten mee te nemen. Dhr. Jaspers (PvdA) vraagt of dit punt nu wordt behandeld of dat het bij de Voorjaarsnota aan de orde komt in het kader van de reservering van de lasten van het flexibel budget. De voorzitter antwoordt dat het voorstel is om het punt van de agenda af te halen en dat hij de leden van de commissie de gelegenheid geeft om daarop te reageren. Dhr. Jaspers (PvdA) verklaart het eens te zijn met het voorstel en dat hij erop terug zal komen bij de Voorjaarsnota. De voorzitter concludeert dat het punt als zodanig van de agenda is afgevoerd. Dhr. Boumans (VVD) is het opgevallen dat er een groot aantal brieven zal worden besproken. Dat vindt hij op zich prachtig, maar de meeste brieven zijn ter kennisgeving toegestuurd zonder dat een uitspraak wordt verwacht. Dhr. Boumans meent dat vrijblijvende bespreking van die brieven nergens toe leidt en vraagt bij de volgende vaststelling van de agenda te bekijken of een uitspraak van de Staten nodig is en welke uitspraak of in welke richting die zou moeten gaan, want met uitzondering van brief 10 inzake de Noordelijke Rekenkamer, blijft dat volstrekt duister. Tenzij fracties van tevoren aangeven dat zij van gedachten willen wisselen met de overige fracties over een bepaalde brief, lijkt het dhr. Boumans een zinloze exercitie om deze brieven op de agenda te hebben. De voorzitter antwoordt dat er een paar momenten zijn dat zo’n agenda wordt ontwikkeld, namelijk in het Presidium, de Staten en hier. Inderdaad zal kritisch moeten worden bekeken of er zaken behandeld moeten worden en waar dat toe kan leiden.
2
Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) merkt op dat het voor kennisgeving aannemen van brieven ook een besluit impliceert. De voorzitter is het daarmee eens, maar stelt dat dit de opmerking van dhr. Boumans onverlet laat. Dhr. Boumans (VVD) verduidelijkt zijn bezwaar: er zit vaak geen voordracht bij. De voorzitter stelt dat elk besluit ergens toe leidt en concludeert dat de agenda nu is vastgesteld. 3. Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. de geagendeerde onderwerpen) Er hebben zich geen gegadigden aangemeld. 4.
Vaststelling verslagen van de Commissie Bestuur en Financiën.
-
Vaststelling verslag van de Commissie Bestuur en Financiën van 13 april 2005
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft een opmerking naar aanleiding van Essent, niet over het structuurregime, maar over de salarissen van de toekomstige bestuurders en de discussie die heeft plaatsgevonden op de AVA ten aanzien van het reglement. De gedeputeerde heeft een vorige keer aangegeven dat er twee aspecten zijn op grond waarvan daarop kan worden ingegrepen. Dat zijn de peergroup en de criteria voor de bonussen. Graag hoort dhr. Van der Ploeg van dhr. Calon het vervolg van de discussie en hoe een en ander tot besluitvorming komt. Dhr. Calon (gedeputeerde) merkt op dat hij een aantal zaken nog niet in de openbaarheid kan brengen. Op de aandeelhoudersvergadering is samen met anderen ingebracht dat inzicht moet bestaan in de peergroup om te bezien of de bedrijven waarmee wordt vergeleken in dezelfde range werken als Essent. Het tweede is dat inzicht is gewenst in de targets en dat de aandeelhouders daarop ook invloed willen hebben. Zo’n target moet dusdanig hoog gesteld worden dat een bonus ook een bonus is voor overmatig presteren. Op de aandeelhoudersvergadering heeft de Raad van Commissarissen gesteld dat zij met een nieuw beloningsvoorstel zal komen. Gisteravond heeft de aandeelhouderscommissie vergaderd, maar dat is vertrouwelijk. Dhr. Calon kan in de openbaarheid niet meer zeggen dan dat die vergadering heeft plaatsgevonden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) constateert dat de vorige keer in de statenkast de agenda van de AVA voorlag met het voorstel. Hij neemt aan dat dit op een gegeven moment aan de orde komt. Dhr. Calon (gedeputeerde) bevestigt dat er een nieuwe AVA komt waarop de statutenwijziging wordt besproken. Waarschijnlijk zal het daar ook gaan over de beloningsstructuur. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) concludeert dat er een nieuw voorstel ligt en dat dit voorstel t.z.t. ook hier wordt voorgelegd. De voorzitter concludeert dat het verslag is behandeld en vastgesteld. -
Vaststelling verslag van de Commissie Bestuur en Financiën van 25 mei 2005
Daar niemand het woord wenst te voeren over dit verslag, concludeert de voorzitter dat het is vastgesteld.
3
5.
Toezeggingenlijst
Toezegging 1 Deze toezegging kan worden geschrapt daar het punt op de agenda staat. Toezegging 2. Deze toezegging blijft staan. Toezegging 3 Deze toezegging kan worden geschrapt daar het punt op de agenda staat. Toezegging 4 Deze toezegging kan worden geschrapt. Toezegging 5 Deze toezegging zal aan de orde komen op de volgende vergadering. Toezegging 6 Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) zal bekijken of dit de volgende keer kan worden besproken. Voorts merkt hij op dat hij op 13 april heeft toegezegd om het Jaarverslag van het regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing Groningen toe te sturen en dat heeft de commissie inmiddels ontvangen. 6.
Mededelingen gedeputeerde(n)
Dhr. Calon (gedeputeerde) deelt mee dat afgelopen maandag 13 juni de juni-circulaire per mail is ontvangen met een totaal nadeel over 2005 van € 500.000. Dat betekent dat de begrotingsruimte die bij de Voorjaarsnota nog werd verondersteld van € 1,3 miljoen, wordt gereduceerd tot € 800.000. Voor het volgend jaar zal er een voordeel zijn van ongeveer € 93.000. Over 2007 zal dit voordeel € 20.000 bedragen en over 2008 zal er een nadeel zijn van € 60.000. Dat wordt door twee zaken veroorzaakt. Herverdeeleffecten uitname apparaatskosten bodemsanering. Dat is één jaar eerder verrekend dan verondersteld. Het gaat om een bedrag van - € 242.000. Voorts zijn de fysieke gegevens 2005-2006 gewijzigd, hetgeen uitkomt op een nadeel van - €260.000. In 2005 is er dus een substantieel nadeel. Dit zal nog schriftelijk worden bevestigd. 7.
Rondvraag
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) vraagt naar aanleiding van het ongeluk bij Warffum of het klopt dat de ontplofte installatie niet op de risicokaart stond en zo ja, waarom dat het geval is. Voorts is de vraag of de installatie voldoet aan de eisen van het Besluit Externe Veiligheid en Inrichting (BEVI). Wat zal de relatie zijn van de provincie, i.c. het rampenbeleid van de CdK, met de evaluatie en het vervolg daarop? Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) antwoordt dat de installatie niet op de risicokaart staat, omdat de contouren van de installatie naar de kennis van toen binnen de hekken van het bedrijfsterrein ligt. Er is dus geen extern effect. Er wordt nu onderzoek gedaan, maar het is een incident op de locatie en wel zodanig dat alleen degenen die op de betreffende ketel aan het werk waren daarbij zijn betrokken en de negentien anderen die op het terrein waren niet. Er wordt nu veel onderzoek gedaan tot en met dat van de Nationale Ongevallen Raad. Dat kan mogelijk materiaal opleveren dat leerzaam kan zijn. Deze situatie is heel vreemd daar de installatie niet eens in bedrijf was. Desalniettemin vindt er een ernstig ongeluk plaats. Onderzocht wordt of er overeenkomsten zijn met de
4
situatie in Roodeschool. Er is nu nog geen afgeronde beoordeling. Als die er is zal de vraag onder ogen worden gezien of er reden is om te kijken naar de normstelling voor de risicokaart. De vraag of de installatie aan de eisen voldeed, wordt momenteel onderzocht. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het hier kennelijk dus om interne veiligheid gaat. Hij heeft begrepen dat, als het om gaswinningslocaties gaat, deze per definitie op de risicokaart dienen te staan. Hij begrijpt dat dit dus een verkeerde perceptie is en is benieuwd naar het vervolg. Dhr. Swagerman (SP) refereert aan de discussie over de investering van ruim € 1 miljoen met betrekking tot de overkapping van de binnenplaats. Er vond daarbij een stevige discussie met dhr. Jaspers plaats die vond dat ook nog een bijdrage geleverd zou moeten worden – € 4 miljoen of een 10% zal hij gezegd hebben – aan de ontwikkeling van de oostwand van de Grote Markt in de stad Groningen. Dhr. Jaspers (PvdA) meent dat niet te hebben gezegd. Dhr. Swagerman (SP) antwoordt dat dit dan zo is na te lezen. Het gaat hem er om dat volgens een krantenbericht het betreffende bedrag van € 4 miljoen als vrijwillige bijdrage is aangeboden door de provincie aan wethouder Smink. Als dat klopt is, is dhr. Swagerman heel nieuwsgierig wanneer de voordracht tegemoet gezien kan worden en waar de financiering vandaan zal komen. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat dergelijke bijdragen altijd vrijwillig zijn en dat hij altijd goed naar dhr. Jaspers luistert. Tegen een journalist heeft hij gezegd dat overleg wordt gevoerd met de gemeente Groningen over een bijdrage in de investering van de oostwand met betrekking tot het culturele gedeelte dat regionaal is. Een bestendige gedragslijn is dat zo’n bijdrage ongeveer 10% is. Het zou dan maximaal om een bedrag van € 4 miljoen gaan. GS hebben nog geen besluit genomen. Er wordt slechts overleg gevoerd. Dhr. Swagerman (SP) begrijpt dat dhr. Smink dan glimlachend constateert dat de provincie wel vaker richting gemeente glimlacht. Dhr. Calon (gedeputeerde) verzekert dat dhr. Smink zelden tegen hem glimlacht. Dhr. Swagerman (SP) antwoordt dat dhr. Smink juist aangaf dat dhr. Calon tegen hem glimlachte, hetgeen dhr. Swagerman op zijn beurt een glimp van verbazing ontlokte. Volgens hem zijn dergelijke berichten signalen die niet los gezien kunnen worden van het aanstaande referendum op 29 juni in de Stad. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat er dan twee redeneringen mogelijk zijn. Het is maar € 4 miljoen, terwijl er nog een gat is van € 10 miljoen. Ook kan het positief gezien worden in de zin van dat dit een begin is. Overigens stemt dhr. Calon vóór. Dhr. Moorlag (PvdA) stelt dat dhr. Swagerman opnieuw een argument aandraagt tegen het houden van referenda. Als het denken en het overleg gestaakt zouden moeten worden, is het beter dat nooit meer referenda worden uitgeschreven. De voorzitter rond de rondvraag af. 8. a.
Ingekomen stukken (ter kennisneming): Brief van GS van 31 maart 2005, nr. 2005-00.283/13/A.31, CK, betreffende Financiële bijdrage zeebeving Azië;
5
b. c.
Brief van GS van 12 mei 2005, nr. 2005-08.888/19/A.21, CK, betreffende Productengids website; Brief van GS van 12 mei 2005, nr. 2005-07.297/19/A.33, CK, betreffende stand van zaken distributie- en vaccinatiedraaiboeken van de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen.
De voorzitter constateert dat deze brieven voor kennisgeving zijn aangenomen. Bespreekpunten: 0.
Noorderlink
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) deelt mee dat de fractie van GroenLinks een aantal vragen heeft gesteld en dat binnen de fractie discussie heeft plaatsgevonden over een onderdeel van de activiteiten van Noorderlink, met name het al dan niet als interne kandidaat meenemen van andere sollicitanten van Noorderlinkpartners. Naar aanleiding van die principiële discussie zijn schriftelijke vragen gesteld waarop antwoorden zijn gekomen. Bij lezing van die antwoorden kreeg dhr. Van der Ploeg de indruk dat het in de praktijk wel meevalt, maar dat er ook een aantal redenaties zijn gegeven die hij niet kan volgen of kon wegen. Er is ook met organisaties contact opgenomen om na te gaan hoe een en ander bij die organisaties werkt, waaruit een divers beeld naar voren kwam. In grote lijnen zijn de organisaties er niet actief mee bezig, terwijl anderen er grote verwachtingen van hebben. Ongeveer 10% van de vacatures wordt ingevuld door sollicitanten afkomstig van Noorderlinkpartners. Er zijn twee conclusies mogelijk: het valt dus mee, of: als dit niet veel voorstelt, waarom gebeurt dit dan? Waarom wordt dit dan afgesproken? Het principiële punt is dat er veel werkzoekenden in deze regio zijn. Als het Noorderlink-netwerk uitdijt – dat is het geval: namelijk van vier naar zestien organisaties, en er zijn meer organisaties die mee willen doen – en het beweegt zich op een bepaald deel van de arbeidsmarkt, dan wordt een groot segment van de Groningse arbeidsmarkt door de betreffende organisaties bestierd. Die arbeidsmarkt wordt dan afgeschermd van een deel van de werklozen die het begin van de procedures niet mee kunnen doen. GroenLinks is daar een principieel tegenstander van en wel vanuit het belang van de werklozen, maar ook vanuit het belang van een goed werkende arbeidsmarkt. Dhr. Van der Ploeg bekent niet op alle terreinen liberaal te zijn, maar op dit terrein denkt hij dat het verstandig is voor organisaties dat alle sollicitanten gelijke kansen hebben. Met het internet zijn ook de kosten – dure advertentietrajecten zijn niet meer nodig – gering. De fractie van GroenLinks wil af van sollicitatieprocedures waarin staat: “Alleen voor Noorderlinkpartners.” en overweegt, mede afhankelijk van dit overleg, een uitspraak van de Staten over dit punt te vragen. Met name wil zij dat omdat dhr. Van der Ploeg merkt in contacten met werkzoekenden dat degenen die hiermee worden geconfronteerd, daarmee grote problemen hebben. Hij kan een aantal brieven laten zien van mensen die hem daarover hebben benaderd, omdat de gestelde vragen heel kort in het nieuws zijn geweest. Een tweede punt is het volgende. Noorderlink is nog een netwerk. Er was sprake van een stichting welk idee aan de kant is geschoven. Dhr. Van der Ploeg kan zich voorstellen dat via een stichting juist meer structuur gegeven kan worden aan de activiteiten van Noorderlink in het algemeen. Hij zou die discussie met het College willen voeren aan de hand van meer informatie over hoe dat vorm zou kunnen krijgen. Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) stelt dat Noorderlink bedoeld is voor stimulering van de interne mobiliteit van werknemers en het mogelijk maken van persoonlijke ontwikkeling. De uitvoering en de effecten zijn het gevolg van de verantwoordelijkheden van de provincie als werkgever. Die verantwoordelijkheden liggen volledig bij GS. PS hebben er geen bemoeienis mee, omdat een en ander uitvloeisel is van hoe je als werkgever je positie invult.
6
Mw. Mulder (gedeputeerde) acht het jammer dat dhr. Van der Ploeg één element haalt uit het verhaal van Noorderlink. GS zijn Noorderlink ooit begonnen met een breed scala van mogelijkheden. Met name als gekeken wordt naar de veranderagenda, de kennisuitwisseling, expertise op het gebied van het human resource management, de inzetbaarheid, mobiliteit en de verplichtingen ten aanzien van de WAO, waarbij altijd gekeken moet worden of mensen weer inzetbaar zijn en geplaatst kunnen worden. Het College heeft gekeken of met name mobiliteit te vergroten is. Dat is de insteek geweest. Uiteindelijk is het zo dat als een vacature wordt ingevuld, er ook weer een vacature ontstaat. Al met al blijft die vacature naar buiten toe open. Binnen Noorderlink wordt 10% ingevuld en GS willen, gelet op de uitbreiding, intern bekijken in hoeverre de doelen die hen voor ogen stonden, overeind blijven en in hoeverre dat aanpassingen nodig zijn. Voorts denken GS dat de andere elementen zeer belangrijk zijn om met name de roulatie van het personeel en de mogelijkheden binnen Noorderlink te behouden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat hij heel bewust één element heeft benadrukt, terwijl hij zijn betoog heeft afgesloten met de opmerking dat er juist veel interessante mogelijkheden binnen Noorderlink aanwezig zijn en dat GroenLinks die ook vanuit een breder perspectief zou willen stimuleren. Eén van de doelstellingen is de bevordering van de mobiliteit. Dat staat los van het principiële punt, want er zijn ook op andere manieren afspraken te maken over het uitwisselen van personeel. Dan hoef je op het moment dat er vacatures zijn niet een deel van de Groninger arbeidsmarkt af te scheiden. Ten aanzien van de opmerking van mw. Gräper stelt dhr. Van der Ploeg dat de GroenLinksfractie niet slechts kiest voor de invalshoek van de werkgever. Juist de verantwoordelijkheid voor een goed arbeidsmarktbeleid speelt een belangrijke rol. Het gaat om de afscherming van een groot deel van de arbeidsmarkt van de stad Groningen. Dan gaat het om ongeveer 70% à 80% van een bepaald deel van de arbeidsmarkt. Stel dat je secretaresse bij het UMCG wilt worden, maar je mag niet solliciteren omdat je geen werknemer bent bij een Noorderlink partner of werkloos bent. Dhr. Van der Ploeg vindt dat de Staten dit principieel zouden moet afwijzen. Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) kan veel voorbeelden noemen van mensen die op de site www.noorderlink.nl kijken en solliciteren op vacatures, ook al staat er dat alleen ‘noorderlinkers’ kunnen solliciteren. Daarvan is een groot deel aangenomen, omdat zij simpelweg de beste kandidaten waren. Als dat ene regeltje voor sommigen een belemmering zou zijn, zouden zij assertiever moeten zijn. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat het hier om een principiële kwestie gaat en niet om een praktische gang van zaken. Voorts nodigt hij de andere fracties uit om te reageren. De fractie van GroenLinks heeft dit punt per e-mail naar voren gebracht voor agendering met het verzoek aan de andere fracties daarop te reageren, mede vanwege de plannen om er eventueel een motie over in te dienen. Het lijkt erop dat de andere fracties zich er niet op hebben voorbereid. Dhr. Boumans (VVD) stelt dat deze opmerking veel op uitlokking lijkt. Hij heeft dhr. Van der Ploeg aan het begin van de vergadering meegedeeld dat het hem zinloos lijkt om over zinloze zaken te spreken. Namens de VVD-fractie stelt dhr. Boumans dat de gedeputeerde precies heeft uitgelegd waarom de provincie hier indertijd aan is begonnen en dat is de invalshoek. De invalshoek van dhr. Van der Ploeg, door hemzelf principieel en liberaal genoemd, wordt niet door dhr. Boumans gedeeld en een eventuele motie over dit punt zal zeker niet door de VVD worden gesteund en hoeft, wat de VVD-fractie betreft, dus ook niet aan de orde te komen in de statenvergadering. Dhr. Moorlag (PvdA) legt uit dat het zwijgen van de PvdA-fractie voortkomt uit een gebrek aan gretigheid om dit punt te gaan problematiseren of te politiseren. Mw. Gräper heeft terecht gezegd dat het een uitvoeringskwestie is. Het principiële dat dhr. Van der Ploeg er in ziet, wordt door hem niet gedeeld. Volgens dhr. Moorlag is het einde zoek als dit type uitvoeringszaken in discussie wordt gebracht. Straks gaat dhr. Van der Ploeg ook
7
nog ter discussie stellen dat in het kader van de wet Poortwachter de provincie faciliteiten aan ambtenaren die langdurig arbeidsongeschikt zijn beschikbaar gaat stellen om een betere positie op de arbeidsmarkt te krijgen, want daardoor neemt de relatieve positie van anderen op de arbeidsmarkt ook af. Dhr. Hollenga (CDA) deelt mee dat, om te voorkomen dat er op de volgende statenvergadering opnieuw zestig A4-tjes in de prullenbak verdwijnen, een motie op dit punt door de CDA-fractie niet zal worden gesteund. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) kondigt aan dat hij de gemaakte opmerkingen dhr. Werkman, dhr. Timmer en mw. Struik zal toesturen, burgers die hebben gereageerd; dat is het belang dat door hem wordt vertegenwoordigd. De voorzitter acht het punt voldoende behandeld. 1.
Brief van GS van 31 maart 2005, nr. 2005-05.971/13/A.19, ICT, betreffende Tussenrapportage 2005 Strategisch ICT Beleid;
Dhr. Lenselink (PvdA) merkt op dat de tussenrapportage laat zien dat de inhoudelijke bijsturing van 2004 inderdaad is gehaald. Het tijdpad ligt op schema en de doelen worden gehaald. De PvdA-fractie heeft vertrouwen in de verdere uitvoering van dit programma. Dhr. Slager (ChristenUnie) acht de tussenrapportage keurig verzorgd. Voor automatiseringsmensen is het niet zo’n kunst om er zo’n mooi boekwerkje van te maken, aangezien zij alle hulpmiddelen ter beschikking hebben, maar het is zo dat niet alleen de uitvoering goed is, ook de inhoud is helder, goed geschreven en een groot aantal projecten blijkt voortvarend ter hand te zijn genomen dan wel afgerond. Dat laatste is in de automatisering geen vanzelfsprekendheid. Eerder ligt uitstel en vertraging voor de hand. De conclusie is dan ook dat complimenten gepast zijn. Dhr. Boumans (VVD) erkent het niet beter te kunnen formuleren dan dhr. Slager. Dhr. Hoiting (PvhN) sluit zich daarbij aan. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) constateert dat de activiteiten binnen de kaders worden uitgevoerd en dat dit ook geldt voor aanpassingen. Dat lijkt hem uitstekend. Dhr. Hollenga (CDA) is blij dat dit project binnen het budget verloopt, terwijl daarover aanvankelijk zorgen bij de CDA-fractie bestonden. Er hebben aanpassingen op basis van ontwikkelingen plaatsgevonden. Daar bijlage III eerder voor specialisten is te volgen, neemt hij aan dat alles met alles goed zal gaan samenwerken Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) complimenteert GS voor de tussenrapportage en heeft voorts een vraag. Ten aanzien van het programma ‘Andere overheid’ (pag. 5) is er vanuit de landelijke overheid een taakstelling opgelegd om te proberen om minimaal 65% van alle transacties tussen overheid en burgers op elektronische wijze af te handelen. Het IPO heeft een aantal projecten aangegeven. De fractie van D66 zou graag wat meer informatie over die projecten ontvangen, maar is vooral benieuwd naar de stand van zaken van de eigen provinciale situatie en in hoeverre de eigen systematiek zodanig is ingericht dat de mogelijk bestaat dat de normen worden gehaald. Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) neemt de complimenten in ontvangst en zal deze doorgeven aan de mensen die daarvoor in aanmerking komen en een goede invulling aan de plannen hebben gegeven. Indertijd is een driftige discussie gevoerd over het gehele programma. Past het? Kunnen we het aan? Hoe moeten de ambities luiden? Dit zijn
8
vragen die daarbij aan de orde waren. Iedereen weet zich door die discussie geprikkeld en ook speelt hier de opgeheven vinger dat, als men te veel hooi op de vork neemt, dit gevolgen zou hebben. Het is goed om vast te stellen dat de hoeveelheid hooi passend was. Het project ‘Andere overheid’. Of de provincie in 2006, of welke andere overheid dan ook, de 65% halen is de vraag. Er wordt één pilot uitgevoerd en dat is bij milieu. Zodra daarmee ervaring is opgedaan, kan worden bekeken of uitbreiding daarvan mogelijk is. In de brief bij de ingekomen brieven wordt de standaardproductenlijst gegeven. Die zal spoedig worden gevolgd door een brief met het specifiek Groningse. Met een koppeling aan de pilot over de interactiviteit zal dan worden getracht om op die manier ervaring op te doen om zo snel mogelijk nieuwe mogelijkheden aan te bieden. De voorzitter concludeert dat dit stuk als C-stuk naar de Staten kan worden doorgeleid. 2.
Brief van GS van 24 februari 2005, nr. 2005-03.314/8/A.11, FC, (bijlage) betreffende Afschrijvingsbeleid Provincie Groningen (op verzoek van de heer Hoiting, Partij voor het Noorden, commissievergadering 13 april 2005);
Dhr. Hoiting (PvhN) licht toe dat de reden waarom hij verzocht heeft dit punt te agenderen als bespreekpunt, op de eerste plaats een formele grond heeft. Hij heeft bezwaren tegen de manier waarop hier in feite een voordracht is voorgelegd. Eén van de leden van deze commissie heeft ooit verzocht om geïnformeerd te worden over het afschrijvingsbeleid. Dat verzoek is keurig beantwoord, maar aan het eind van dat overzicht wordt bijna als voetnoot voorgesteld om het bestaande beleid te wijzigen en een grenswaarde in te stellen van € 100.000. De gedeputeerde zei indertijd, toen dit werd aangekaart, niet zo goed op de hoogte te zijn van procedures. Dhr. Hoiting bekent dat dit laatste ook voor hem geldt. Hij heeft inmiddels begrepen dat het procedureel wel op deze manier kan, maar hij stelt dat dit niet wegneemt dat hij toch moeite mee heeft met de wijze waarop dit gebeurt. Graag hoort hij van de andere fracties hoe zij deze handelwijze beoordelen. Het gaat er om dat er in feite een voordracht volgt aan het einde van een informatief stuk dat ter kennisgeving aan de commissie wordt gestuurd en waar men bijna overheen leest met het mogelijke gevolg dat beleid onopgemerkt wordt gewijzigd. Het tweede punt is dat hij ook moeite heeft met het bedrag van € 100.000. In de Voorjaarsnota is ook enige aandacht voor afschrijvingen en hoe belangrijk die kunnen zijn voor begrotingen. Mede gelet op de waarde van € 50.000 die ook in de provincie Drenthe wordt gehanteerd, zou als bestendig beleid ingevoerd kunnen worden dat eerst ook gekeken wordt naar hoe het bij de buren is geregeld. Dhr. Hoiting meent dat € 50.000 een beter bedrag is om te hanteren als grenswaarde voor de afschrijving en hij ziet dan ook niet in waarom dit bestaande beleid gewijzigd zou moeten worden. Het belangrijkste punt is echter dat hij graag hoort hoe de andere fracties denken over hoe hier met een voordracht wordt omgegaan. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) merkt op dat het hem ook is opgevallen dat de brief eindigt met een voorstel alsof het een voordracht was. Hij kan zich voorstellen dat het een intern voorstel was of anderszins. Hij kan zich voorstellen dat dit onbevredigend is, omdat dit slechts een verzoek van dhr. Jaspers was om het afschrijvingsbeleid met elkaar te bespreken. Dhr. Van der Ploeg heeft er niet direct uitgehaald dat er wijzigingen worden voorgesteld. Graag hoort hij of dat hier het geval is of niet. Ten aanzien van het bedrag van € 50.000 dan wel € 100.000 merkt hij op dat dit bijna arbitrair is. Hij meent dat wel gezocht moet worden naar uniformiteit, te meer daar de provincie veel te maken heeft met de beide partners Friesland en Drenthe. In die zin kan hij zich voorstellen dat de Drentse lijn wordt gevolgd, maar waarom eigenlijk niet de Friese?
9
Dhr. Swagerman (SP) stelt dat als dit stuk slechts informatieverschaffing betreft, hij heel goed kan leven met deze vorm van verslaglegging. Als er sprake is van een voorstel dat moet worden voorgelegd aan de Staten, neemt hij aan dat het dan ook wel als zodanig zou zijn ontvangen. Misschien is hier sprake van een misser, maar dhr. Swagerman gaat ervan uit dat slechts een toelichting betreft op de bestaande situatie naar aanleiding van een vraag van dhr. Jaspers. De discussie over € 50.000 of € 100.000 is eerder al enigszins gevoerd. De SP wil die grenswaarde liever op € 50.000 houden. Hij is het eens met het extra argument dat het goed is als die bedragen gelijk zijn in een samenwerkingsverband. Mw. Deinum-Bakker (D66) beschouwt het stuk als informatieverschaffing aan de Staten. Dhr. Jaspers (PvdA) stelt dat het punt niet was waar de betreffende grens precies wordt gelegd. Hij acht dat arbitrair en laat dat graag over aan het College. Hij kan zich voorstellen dat die grens wordt geharmoniseerd met de andere provincies waar veel zaken mee worden gedaan. Indertijd is gevraagd naar informatie over het afschrijvingsbeleid omdat dit nadrukkelijk invloed heeft op het flexibel budget. Het voorbeeld dat toen aan de orde was, was de verbouwing van MK12. Daar werd toen niet meer gespreken van afschrijving op vaste activa van zeven jaar en veertien jaar, maar er werden voorstellen gedaan van afschrijvingen van twintig jaar op bouwkundige investeringen. Er werden andere voorstellen gedaan voor technische installaties die niet helemaal sporen met wat er in dit stuk staat. Dat waren andere afschrijvingsvoorstellen. De PvdA-fractie had daar op zich geen problemen mee, maar het thema is aan de orde gesteld om te weten wat de bestendige gedragslijn is in het afschrijvingsbeleid en ook om te weten in welke mate dit bij majeure investeringen beslagen legt op het flexibel budget. Op het moment dat het perspectief wat minder gunstig werd, was dat relatief een fors bedrag. Dat was de reden dat dit opnieuw op de agenda is gekomen. Als het perspectief ongunstig was gebleven zou het voorstel zijn geweest om de termijn van afschrijving te stellen op veertig jaar of vijftig jaar om de jaarlijkse afschrijvingslasten te drukken, aldus dhr. Jaspers. Voor bouwkundige investeringen, nieuwbouw en bedrijfsgebouwen, wordt ook nu, zoals uit de stukken blijkt, veertig jaar gehanteerd en dat geldt ook voor andere vaste activa. Ook is toen voorgesteld om wat genuanceerder te kijken en een algemene gedragslijn met elkaar af te spreken. Bijvoorbeeld dat voor bouwkundige investeringen een afschrijvingstermijn van rond de veertig jaar kan gelden, maar dat dit ook af kan hangen van de financiële mogelijkheden in de jaarrekening ten aanzien van het resultaat. Sommige zaken zouden dan om puur beleidsmatige redenen eerder ten laste van de exploitatie kunnen worden afgeschreven. Dat is de discussie die de PvdA-fractie zou willen voeren. Er ligt een brief met informatie en een voorstel. Als deze discussie zou leiden tot aanpassingen van het beleid, dan dient er een voordracht te komen. Anders is het stuk een voor kennisgeving aangenomen brief en wordt de beleidslijn aangegeven als de brief als C-stuk voor de Staten wordt gekwalificeerd. Het voorstel is dus om genuanceerder te kijken naar de afschrijvingstermijnen. De aanleiding was de verbouwing van MK12. Dhr. Slager (ChristenUnie) begrijpt van dhr. Jaspers dat hij meer heeft gekregen dan waar hij om heeft gevraagd en dat acht hij positief. Er wordt op een duidelijke manier omschreven hoe de provincie omgaat met het afschrijvingsbeleid. In de aanvang van de notitie staat de werkelijke reden van het vaststellen, want momenteel is het BBV van kracht en daar staat in dat de provincie zelf kan bepalen hoe zij omgaat met afschrijvingen en dergelijke, mits er maar een bestendige lijn wordt gevolgd. Als er geen afspraken over zijn gemaakt is het goed om er wel afspraken over te maken. Een grens van € 100.000 acht dhr. Slager een bedrag dat prima past bij de omvang van deze provincie en daarmee gaat hij zonder meer akkoord. Dhr. Boumans (VVD) heeft het stuk ook gelezen als extra informatie. De benchmark was ook zeer interessant en hij neemt inderdaad aan dat een voorstel in de vorm van
10
een voordracht zal worden geformuleerd. Dhr. Boumans verwacht dat zijn fractie de lijn die dhr. Jaspers heeft uiteengezet, kan volgen. Dhr. Calon (gedeputeerde) brengt naar voren dat de vraag die indertijd door dhr. Jaspers is gesteld, hem aan het denken heeft gezet en tevens dat die vraag grote gevolgen heeft gehad. Er is gekeken wat de lijn is in Friesland, Drenthe en Groningen en in latere voorstellen is de afschrijvingstermijn op veertig jaar gezet voor bouwkundige investeringen. Die voor technische installaties is vijftien jaar. Dhr. Hoiting heeft gelijk als hij stelt dat dergelijke voorstellen bij voordracht voorgelegd moeten worden. Dat is ook zo. Als deze brief wordt geaccordeerd zal een en ander in een financiële verordening worden geregeld die door de Staten wordt vastgesteld. Dat is dan de voordracht. Dhr. Hoiting (PvhN) concludeert dat de gedeputeerde toegeeft dat een voorstel tot wijziging, tot vaststelling, betrekking hebbend op financieel beleid, voorgelegd wordt aan de commissie … Dhr. Calon (gedeputeerde) ontkent en stelt dat een voorstel wordt voorgelegd welke zijn weerslag zal hebben in de financiële verordening die de Staten zullen vaststellen. Dhr. Hoiting (PvhN) concludeert dat die voordracht alsnog zal worden voorgelegd. Dhr. Calon (gedeputeerde) bevestigt dit. Dhr. Hoiting (PvhN) leest voorts uit het stuk dat dit ter kennisgeving is, terwijl voorgesteld wordt om het betreffende bedrag vast te stellen. Daarom gaat hij er vanuit dat indien de commissie dit ter kennisgeving aanneemt en het als C-stuk voor de statenvergadering kwalificeert, ook dat bedrag wordt vastgesteld. Dhr. Calon (gedeputeerde) werpt tegen dat er onder 1. staat dat het gaat om continuering van het huidige beleid. Onder 2. staat dat de financiële verordening zal worden aangepast. Vervolgens wordt aan de Staten voorgelegd om die verordening in aangepaste vorm vast te stellen. Een en ander staat dus in het besluit geformuleerd. Dhr. Hoiting (PvhN) vraagt waarom er dan het voorstel bij vermeld moet worden om het grensbedrag vast te stellen op € 100.000. Dat blijkt dan later toch wel uit die aanpassing? Dhr. Calon (gedeputeerde) stelt dat de provincie Groningen dat nog niet heeft en dat Drenthe dit als enige heeft. Voorgesteld wordt dus om in de financiële verordening het bedrag van € 100.000 als grenswaarde op te nemen. Inhoudelijk is het zo dat er onder de provincies verschillende afschrijvingstermijnen worden gehanteerd. Uiteraard kunnen appels en peren niet met elkaar worden vergeleken, maar het College vindt dit voorstel evenwichtig en bovendien wijkt het niet gek veel af van de consistente lijn die tot nu toe is gevolgd. Dhr. Boumans (VVD) meent dat het nu lijkt alsof er iets onoorbaars is gebeurd. Dat is niet zo. Het is belangrijk dat uit te spreken als statencommissie, want anders ontstaat de indruk dat het College via een achterdeur en een brief ter kennisname besloten heeft de afschrijvingstermijnen te veranderen. Dat is expliciet niet zo. Dhr. Hoiting (PvhN) stelt dat hij er geen enkel probleem mee heeft als dit als onderdeel van een voordracht aan de Staten wordt voorgelegd. Dan is het duidelijk. De voorzitter stelt voor dat deze brief van GS door geleid kan worden naar de Staten als C-stuk en dat de voordracht wordt afgewacht waarin de betreffende wijziging staat verwoord.
11
Dhr. Jaspers (PvdA) stelt vast dat het actieve bedrag op € 100.000 blijft staan, dat toegevoegd zal worden een afschrijving op technische installaties, en dat nagegaan wordt of hetgeen waarover discussie is gevoerd, in overeenstemming is met deze lijn. De voorzitter concludeert dat dit op enig moment voorgelegd zal worden aan de Staten en dat het stuk hierbij voldoende is behandeld. 3.
Brief van de voorzitter, betreffende statutenwijziging Essent, met als bijlage het projectvoorstel: Adviesverzoek PS i.v.m. statutenwijziging Essent. Hierbij worden betrokken: rapport Simmons & Simmons+ bijbehorende Powerpointpresentatie (afspraak commissievergadering 13 april 2005);
Dhr. Moorlag (PvdA) merkt op dat gedurende de afgelopen maanden partijgenoten in Brabant en Overijssel veel werk hebben verzet om de statuten van Essent door te spitten. Het was ook hun initiatief om er een opinie over te vragen van het bureau Simmons & Simmons. In de stukken wordt aangegeven hoe de positie van de aandeelhouders onder het nieuwe regime dat sinds 1 oktober 2004 van kracht is, er uit kan zien. De PvdA-fractie heeft in de vorige vergadering al gezegd dat zij voor de versterking is van de positie van de aandeelhouders en het toezicht op de bedrijven. De PvdA-fractie heeft begrepen dat GS en de ‘grote broeraandeelhouders’, Overijssel en Brabant, een redelijke mate van consensus hebben over de wijze waarop de positie van de aandeelhouders versterkt moet worden. Er was slechts een enkel detailverschil over wel of geen onderlinge regeling tot samenwerking. Als dat nog steeds de bestendige lijn is, kan de PvdA-fractie zich daar goed in vinden. De vraag is wel wat nu de actuele stand van zaken is rond de statutenwijziging van Essent. Dhr. Moorlag zou de gedeputeerde dankbaar zijn als hij daarover enige mededeling zou kunnen doen. Dhr. Slager (ChristenUnie) constateert aan de hand van de stukken dat er de afgelopen periode veel werk is verricht aan het doorspitten van de statuten op een groot aantal aspecten. Overal wordt commentaar op geleverd en wordt de actuele stand van zaken meegedeeld. Dhr. Slager heeft er kennis van genomen en heeft op dit moment geen behoefte om er veranderingen in aan te brengen. Hij heeft de indruk dat er op een zorgvuldige wijze wordt gehandeld en dat op heel veel aspecten op een juiste wijze de aandacht is gericht. Dhr. Boumans (VVD) refereert aan een vorige gelegenheid waarbij zijn fractiegenoot dhr. Boertjens al heeft aangegeven wat het standpunt is van de VVD-fractie. In de voorliggende informatie is dat voldoende terug te vinden. De voorgaande sprekers hebben al duidelijk aangegeven dat het College hier op een goede manier met dit dossier bezig is en dhr. Boumans stelt ook geen behoefte te hebben aan een nadere toelichting. Dhr. Hoiting (PvhN) brengt naar voren dat ook de Partij voor het Noorden meent dat de aandeelhouders zo veel mogelijk greep moeten hebben op het bedrijfsgebeuren bij Essent en dat dit ook zoveel mogelijk statutair vastgelegd moet worden. Dhr. Hoiting sluit zich daarom aan bij de vorige sprekers. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) geeft de complimenten aan de collega’s in Brabant voor het door hen genomen initiatief. Dat heeft geleid tot een advies en conclusies, bij elkaar tien stuks. Dhr. Van der Ploeg zou bijna aanbevelen deze unaniem over te nemen, maar het punt is dat de collega-partners geen voorstander waren van het verzwakte regime, terwijl de provincie Groningen bij monde van de gedeputeerde dit wel was. De vraag is dan de aandeelhouder is en wanneer de Staten worden ingeschakeld. Dit is een moment waarop de conceptstatuten een keer beoordeeld hadden kunnen worden. Dhr. Swagerman (SP) betuigt zijn instemming met de voorgaande sprekers.
12
Dhr. Hollenga (CDA) merkt op dat de CDA-fractie zich kan vinden in de gekozen lijn en inzet van het College die zij volgt in de vergadering van aandeelhouders wat betreft dit punt. Mw. Deinum-Bakker (D66) kan zich daarbij aansluiten. Alles lezend is de vraag welke nu de actuele stand van zaken is, zoals ook dhr. Moorlag al heeft gevraagd. Dhr. Calon (gedeputeerde) zegt allereerst dhr. Van der Ploeg toe dat hij best overleg wil voeren over de statutenwijziging voordat de volgende aandeelhoudersvergadering plaatsvindt. Echter, feit is en blijft dat het College van GS aandeelhouder is. Zo ligt de formele positie. Desalniettemin kan met elkaar worden overlegd. Gisteravond is opnieuw tot laat gedebatteerd en dat zijn relatief moeizame besprekingen. Voordat aan Simmons & Simmons opdracht was verleend hadden de vier aandeelhouders Loyens & Loeff ingeschakeld welke een iets scherper advies hebben opgesteld dan het advies van Simmons & Simmons. Ook in het natraject hebben zij de aandeelhouders begeleid. Er waren gisteravond drie belangrijke punten aan de orde. 1. Eventuele procedure tegen de Staat inzake unbundling. De aandeelhouders menen dat in de statuten moet staan dat een dergelijke handeling eerst voorgelegd moet worden aan de aandeelhoudersvergadering. Ook de adviseurs hebben deze aanbeveling gedaan. Echter, zij zijn niet ingegaan op het aspect dat kan optreden als het advies van de Raad van State over unbundling positief is en minister Brinkhorst en ook de Kamer het wetsvoorstel doorzetten en als Essent gelijk heeft dat dit gigantische consequenties heeft voor de crossborder leases, want dat zou kunnen betekenen dat het bedrijf in één klap failliet zou zijn en dan zouden de commissarissen de aandeelhouders kunnen passeren, want zij dienen volgens de wet het bedrijf te dienen en kunnen dan besluiten om toch te gaan procederen. Wie dan juridisch in het gelijk staat is noch door Loyens & Loeff, noch door Simmons & Simmons uitgezocht. Gisteravond heeft dhr.Calon het voorstel gedaan om niet met elkaar door te vechten, maar te wachten op het advies van de Raad van State met betrekking tot de unbundling. Is dat positief dan dient het gevecht aangegaan te worden, is dat negatief dan heeft het wetsvoorstel in de Kamer nog een lange weg te gaan. De vraag is op welk moment het gevecht aangegaan moet worden. Daarvoor moet worden beoordeeld of men nog op tijd is met de statenwijzing als het advies van de Raad van State positief is en het wetsvoorstel zijn gang gaat. 2. Het versterkt voordrachtsrecht van de Raad van Commissarissen. Groningen hecht daar minder belang aan, o.a. omdat in het collegeprogramma staat dat de aandelen vervreemd moeten gaan worden. Het uitgangspunt was daarbij beursgang c.q. privatisering. De Brabanders en Limburgers hechten er wel aan, maar er is een conflict opgetreden met de ondernemingsraad die er ook iets over te zeggen heeft. Dat conflict zou naar de Ondernemingskamer gebracht kunnen worden, maar getracht wordt het op te lossen middels de profielschets voor de commissarissen. 3. De investeringsbedragen waarover de Raad van Bestuur mag gaan en de grenzen daarvan. Er waren provincies die menen dat alles boven de € 100 miljoen aan de aandeelhoudersvergadering moet worden voorgelegd. Dhr. Calon meent dat, gelet op wat er in dit bedrijf omgaat, dit een totaal onwerkzame situatie zou creëren. Er kwam een aantal aandeelhouders lijnrecht tegenover elkaar te staan. Van Groningse kant is ingebracht dat het niet gaat om de hoogte van het bedrag maar om het risico dat er wordt gelopen en in welke mate de investeringen tot de strategie passen die door de aandeelhouders wordt gesteund. De voorzitter van de Raad van bestuur van Essent heeft een voorstel gedaan om regelmatig en minimaal één keer per jaar de strategie vertrouwelijk aan de aandeelhoudersvergadering voor te leggen, inclusief een investeringsplan. De aandeelhouderscommissie wordt statutair gemandateerd door de aandeelhoudersvergadering om te toetsen of die investeringen (in dit geval € 500 miljoen en € 2,3 miljard, zijnde de grens van 30% die wettelijk is gegeven) passen binnen de strategie. Het bedrag boven de 2,3 miljard gaat sowieso naar de aandeelhoudersvergadering.
13
Dhr. Calon benadrukt dat de Groningse delegatie niet op de stoel wil komen te zitten van de Raad van Commissarissen of de Raad van Bestuur. Daarom ook werd het voorstel van de Raad van Bestuur door haar positief ontvangen. Over deze punten zal het Bestuur samen met de Raad van Commissarissen een voorstel maken dat hopelijk nog vóór de zomer kan worden besproken. Waarschijnlijk – dat hangt met name af van deze commissie Bestuur en Financiën af – zal pas in oktober/november de nieuwe aandeelhoudersvergadering worden gehouden. Ook zal er dan een nieuw beloningsbeleid zijn. Daarover is gisteren heel veel gezegd. Er is van de kant van de Raad van Commissarissen zelfs het voorstel gedaan om er twee leden uit de aandeelhouderscommissie bij te betrekken. De gedeputeerde heeft het voorstel gedaan om dit de twee gedeputeerden te laten zijn van de grootste aandeelhouders, te weten Brabant en Overijssel. Deze remuneratiecommissie die nu uit drie personen bestaat, te weten de oud-commissaris van Overijssel, de voorzitter van de Raad van Commissarissen en de commissaris van de Rabobank, wordt dan uitgebreid met twee leden van de aandeelhouderscommissie, waardoor een redelijke invloed ontstaat op het beleid met betrekking tot de beloningen. Over de targets kan de gedeputeerde in vertrouwelijkheid meer informatie geven. Essent heeft er goed over nagedacht en zij hebben de zaak goed aangepast. Het is wel zo dat de huidige arbeidscontracten niet worden opengebroken. Voor de zittende medewerkers kan alleen wat worden gedaan aan de targets. Er is nog wel een discrepantie tussen Groningen en Brabant enerzijds en anderzijds Overijssel en Limburg. Minister De Geus heeft een aantal aandeelhouders uitgenodigd om gezamenlijk iets te doen. Hij heeft vervolgens een brief geschreven en er zou een voorstel aan het kabinet worden voorgelegd. Daar is niets uitgekomen. Nu ligt er een uitnodiging van het ministerie van Financiën om voorgelicht te worden over hun beleidsregels, maar die zijn al aanwezig op het provinciehuis. Dhr. Calon benadrukt dat de Groninger delegatie zich opstelt als aandeelhouder namens de provincie Groningen en niet namens minister De Geus. Als College van Groningen wordt dus de eigen mind opgemaakt in dat dossier. Dat doet Brabant ook en Limburg en Overijssel zitten daar iets anders in. Dat leidde gisteravond tot de vreemde situatie dat de vijf aandeelhouders het beloningsbeleid voor de zomervakantie uit kunnen laten zoeken, maar de afspraak met minister Zalm is pas in december, terwijl de AVA heeft gezegd dat het beloningsbeleid nu juist snel aangepast moet worden. Uiteindelijk zal dat dus wel voor de zomer gebeuren. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) begrijpt dat er een toezegging is … Dhr. Calon (gedeputeerde) stelt dat die toezegging genuanceerd is geformuleerd. Het College als College van GS en als aandeelhouder van Essent wil graag overleg voeren met de Staten over de geleverde inbreng en het bereikte resultaat en of een en ander al dan niet moet worden gedaan. De voorzitter concludeert dat die toezegging is genoteerd, waarop te zijner tijd wordt teruggekomen. Hij bedankt de gedeputeerde voor zijn uitvoerige toelichting. 4.
Voorjaarsnota 2005 + voordracht (bijlage 1 t/m 12), Leeswijzer. Hierbij wordt betrokken: de brief van GS van 26 mei 2005, nr. 200509.683/20/A.16, FC, betreffende hantering budgetrecht in relatie met reservepositie afdelingen Kanaalbeheer, SEM en Wegbeheer;
De voorzitter refereert aan het feit dat de mogelijkheid bestond om technische vragen schriftelijk te stellen. Er is gebruik van gemaakt door D66. De voorzitter roept de aanwezigen op om technische details te vermijden en zich op de grote politieke lijnen te concentreren. Dhr. Jaspers (PvdA) stelt dat hij, in tegenstelling tot zijn gewoonte, deze keer zeer kort zal zijn. Hij doet het College de complimenten met deze Voorjaarsnota. Veel technische onderwerpen zijn al aan de orde geweest bij de behandeling van de Jaarrekening 2004.
14
Dat behoeft geen herhaling. Hier gaat het om één kwestie: het financieel meerjarenperspectief. Het flexibel budget dat, zoals vermeld, gemiddeld € 2,8 miljoen per jaar bedraagt, zal nu wel wat worden aangepast. De vraag is hoe hier mee omgegaan wordt. Dat staat op pag. 16 en pag. 17 scherp geformuleerd. In verband met de onzekerheid over het regionaal economisch beleid voor de toekomst stemt de PvdAfractie in met de budgetten en de ruimte voor cofinanciering. Er wordt op pag. 17 aangegeven dat er dan een aantal andere criteria is om de beschikbare begrotingsruimte alleen dan in te zetten voor het oplossen van onontkoombare knelpunten in aanvaard beleid waarvoor geen andere dekking gevonden kan worden gevonden. Dat leidt alleen maar tot de conclusie dat de reservering voor 2006 en 2007 voor het nieuwe huisvestingsconcept daar niet onder valt en dat, tenzij er een heel goed verhaal komt, de PvdA-fractie dit niet zal ondersteunen. Dat heeft ook te maken met de aanvullende informatie die is ontvangen over dit onderwerp. Dat betreft de investering van ruim € 16 miljoen. Met de renteopbrengsten van € 1,6 miljoen zou daarmee een bezuiniging intern van € 1,6 miljoen vrijvallen. Het zijn bedragen waardoor het lijkt alsof dit in tien jaar wordt terugbetaald. Dat kan niet waar zijn in het kader van de afschrijvingstermijnen van verbouwingen. Als dat al gebeurt, moet dat budgettair neutraal kunnen. Dat betekent ook dat de aanvullende financiering voor tijdelijke huisvesting en de laptops daar niet onder vallen. De PvdA-fractie heeft daar dus problemen mee. Tot slot. Een belangrijke onzekerheid – het College zal daarover met voorstellen komen – is hoe het uiteindelijk zal gaan met de vaarwegen. Wordt er geen groot nadeel geleden bij de overgang van een specifieke uitkering naar een algemene uitkering? Het voorbeeld is Lemmer-Delfzijl. Het ander punt betreft de voorstellen waarmee het College nog moet komen voor de plannen rond de N33. In hoeverre slaat dat terug op wat hier staat? Dhr. Slager (ChristenUnie) meldt dat in zijn fractie een aanvang is gemaakt met de bespreking van de Voorjaarsnota. Daarbij is de laatste pagina nog niet bereikt. De vragen die zijn gerezen waren allemaal te beantwoorden met informatie uit het stuk zelf. Daaruit valt de conclusie te trekken dat het een compleet stuk is waarin veel wordt verklaard en waarin veel duidelijkheid wordt gegeven. Wat dat betreft heeft de ChristenUnie geen vragen. Er is een aantal zaken van meer omvangrijke aard. Er spelen een aantal risico’s en een aantal zaken die in de komende tijd verder moeten worden uitgewerkt. Dhr. Slager meent hier niet uitgebreid op in te moeten gaan daar hij anders bij de begrotingsbehandeling niets meer heeft te zeggen en dat zou jammer zijn. Ingaand op de begeleidende brief over het budgetrecht in relatie met de reservepositie van de afdelingen Kanaalbeheer, SEM en Wegbeheer stelt hij dat hij heeft geconcludeerd dat de wijze waarop dat is beschreven, correct is. Indien er zou worden ingegrepen in de afspraken die daarover zijn gemaakt, wordt het hele systeem in gevaar gebracht. Als er te grote schommelingen zijn in reserves – en dat zou reden zijn om iets af te romen – zou er het jaar erna problemen kunnen ontstaan en dat is niet de bedoeling. Deze wijze van werken moet dus worden gecontinueerd en het voorstel om de limiet niet van jaar op jaar te beoordelen, maar alleen aan het begin en aan het einde van de periode, lijkt dhr. Slager heel goed. Dan is daarmee ook een punt afgevoerd waarover de accountant opmerkingen zou kunnen maken en kan de volgende keer geconstateerd worden dat de betreffende diensten zowel de ruimte hebben om zich aan hun contract te houden als zich hebben gehandhaafd. Dan hoeft een volgende keer op dat punt ook geen indemniteitsbesluit te worden genomen en dat is een goede zaak. Dhr. Boumans (VVD) bewaart zijn bijdrage tot de statenvergadering. Dhr. Hoiting (PvhN) ondersteunt de intentie van het College om terughoudend te zijn met het vaststellen van nieuw beleid na de huidige collegeperiode. Dat neemt niet weg dat goede initiatieven en goede ideeën opgepakt moeten worden. Daartoe worden in de Voorjaarsnota mogelijkheden aangegeven. De fractie van de PvhN is blij met de inhuur voor de deskundigheid spoor. Dat is een goed project. Verder zou dhr. Hoiting het op
15
prijs stellen als aandacht besteed gaat worden aan puur plantaardige olie als brandstof. Daarop zal de PvhN in een later stadium terugkomen. Dhr. Hoiting vraagt of in de raming van de opbrengsten van de opcenten van de motorrijtuigenbelasting meegenomen is dat het regime met betrekking tot de kentekens van invloed is op de opcenten. Dat betreft de wijziging met betrekking tot de grijze kentekens. De vraag is of dat ook is meegenomen in de begroting. Voorts valt er te lezen dat op termijn een eind zal komen aan deze opbrengstenpost door de afschaffing van de motorrijtuigenbelasting. De PvhN ziet met vertrouwen tegemoet dat er andere methoden zullen zijn om eigen inkomsten op provinciaal niveau te genereren. Daarbij zou men bijvoorbeeld kunnen denken aan opcenten op delfstoffen, hetgeen in andere bewoordingen wel eens vaker naar voren is gebracht. De behoedzaamheid. Dhr. Hoiting stelt dat op twee manieren behoedzaam wordt omgegaan met de inkomsten van het Rijk, te weten de behoedzaamheidreserve die het Rijk hanteert en daarnaast de eigen behoedzaamheidreserve van 1%. Al met al blijkt dat dit ieder jaar weer een onzekere factor is. De vraag is of het mogelijk is om daarmee op een andere manier om te gaan en niet een vaste behoedzaamheid in te stellen, bijvoorbeeld door de gehele behoedzaamheidreserve van de overheid te begroten en niet vast te houden aan de 1% wat betreft de eigen behoedzaamheid, maar hier over te gaan naar een voortschrijdend gemiddelde. Dan kijk je naar wat er de afgelopen jaren is gebeurd en maak je daarvan gebruik om de behoedzaamheid vast te stellen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) meldt dat hij weinig tijd heeft gehad zich voor te bereiden als financieel woordvoerder daar Eduard van Zuijlen zich twee uur geleden ziek heeft afgemeld. Hij heeft de teksten gescand en de volledigheid kon hij wel beamen. Het is vanuit financieel oogpunt een doorwrocht stuk, maar de algemene politieke discussie erover zal de fractie van GroenLinks in de Staten voeren. Hij heeft een aantal opmerkingen. De brief over het budgetrecht. In de Rekeningcommissie is de discussie begonnen, welke een kort vervolg kreeg in de Staten. De eerste informatie die werd ontvangen, was dat de reserves grotendeels door meevallende aanbestedingen zijn ontstaan. Nu blijkt dat die reserves voor 70% door uitstel van werkzaamheden zijn veroorzaakt en voor 30% door meevallende aanbestedingen. Dat is dus bij nadere detaillering een andere inschatting. Voorts citeert dhr. Van der Ploeg het stuk: “Door nu een claim te leggen op het volume aan reserves …etc” en stelt dat GroenLinks bij de eerder genoemde discussie geen reserves heeft geclaimd heeft of dit wilde voorstellen aan de Staten, maar dat de invalshoek was dat de Staten het recht hebben om daarover te besluiten op basis van goede inhoudelijke informatie. Dhr. Van der Ploeg beoordeelt deze brief zo als vertegenwoordigende die goede informatie, op basis waarvan een nader besluit benomen kan worden. Er is dus sprake van uitstel dat ingehaald moet worden en voorts zal het voordeel van 30% door meevallende aanbestedingen onder de grens vallen. Vanuit die optiek is er dus niet veel reden om hier vanuit de Staten in te grijpen, maar die afweging moet wel door de Staten gemaakt kunnen worden. Om nu direct te concluderen dat die reservepositie elke vier jaar beoordeeld zou moeten worden, gaat dhr. Van der Ploeg te ver. Dhr. Jaspers (PvdA) vraagt of dhr. Van der Ploeg dan meent dat dit elk jaar moet gebeuren of dat hij een alternatief voorstel heeft. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt vast dat er een contract bestaat met daarin geformuleerd een limiet. Op het moment dat men die limiet overstijgt, dient er een verklaring te worden gegeven over de redenen daarvoor. Dhr. Jaspers (PvdA) wijst erop dat er ook een algemene afspraak is gemaakt bij dit soort managementcontracten. Een ander voorbeeld is het ICT-beleid. Daar geldt ook een meerjarenafspraak met een budget van meer dan € 5 miljoen. Uit de midtermreview blijkt dat er enorme verschuivingen hebben plaatsgevonden, waarvan men geoordeeld
16
heeft dat het verstandig is dit te doen, omdat het efficiënter is. Nu gaat het erom dat er niet tussentijds moet worden ingegrepen als zo’n managementcontract is afgesloten. Dat zou niet terecht zijn, tenzij dat er echt sprake is van een ander beeld, maar dan zou je een voortgangsrapportage moeten hebben bij de jaarrekening, zodat je het nog een keer aan de orde kunt stellen, maar de PvdA-fractie zou geen voorstander zijn van het ten principale ter discussie stellen van het contract. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt dat dhr. Jaspers hem bij het ICT-beleid heeft horen zeggen dat de GroenLinks-fractie heeft geconstateerd dat het binnen de kaders is uitgevoerd zoals is vastgesteld. Dat is wel op basis van een tussentijdse rapportage … Dhr. Jaspers (PvdA) is het daarmee eens, maar stelt dat er binnen de kaders sprake is van grote verschuivingen. Dus is er ruimte binnen die managementcontracten. Dat past ook bij de afspraak hoe met de begroting omgegaan wordt met thema’s en productgroepen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) concludeert dat dhr. Jaspers het kennelijk geheel met hem eens is, want die reservepositie en de limiet die is vastgesteld, laat alle ruimte voor het management om daarin te schuiven. Waar het feitelijk om zou moeten gaan is of zij de afgesproken doelstellingen halen. Dat schijnt nu goed te lukken en er zijn nog wat meevallers. Echter, op het moment dat je een limiet afspreekt, een kader dus, en je wilt dat niet jaar op jaar beoordelen, terwijl de doelstelling wel wordt gehaald, dan zou je moeten zeggen dat de limiet feitelijk niet voldoet en zou je een andere limiet moeten kiezen. Dhr. Jaspers (PvdA) stelt de volgende situatie. Er zijn afspraken, er is een budget aangegeven en de doelstellingen worden daarbinnen gehaald. Er blijft bijvoorbeeld een percentage van 20% of 30% over. Hij vraagt of hier dan de discussie gevoerd moet worden over wat ermee gebeurt in plaats van dat de afspraak wordt gemaakt dat, als de taken goed zijn uitgevoerd en er nog meer zaken kunnen gebeuren binnen het budget, met het College wordt afgesproken dat dit dan ook inderdaad gebeurt. Dhr. Jaspers zou voor die benadering zijn, want er is niets meer demotiverend voor medewerkers en leidinggevenden dan wanneer zij worden gepakt met de opbrengst die zij weten te realiseren binnen afgesproken taakstellingen. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) antwoordt het punt te herkennen om een bepaalde stimulans binnen de organisatie te hebben. Echter, ook het managementteam heeft bij het volle verstand voor de betreffende limiet gekozen en dan dient een gesprek te volgen hoe er met elkaar mee om wordt gegaan. Dan dient op een gegeven moment een keuze gemaakt te worden. De limiet die hier is gekozen, voldoet niet. Dat is een constatering. Dhr. Calon (gedeputeerde) zegt dat het nu zo is dat elk jaar naar die limiet wordt gekeken. Dhr. Van der Ploeg heeft op dat punt gelijk. Bij de begroting hebben de Staten budgetrecht en de Staten kunnen eenvoudig stellen niet akkoord te zijn dat die limiet wordt overschreden en dat de overschrijding ergens anders voor wordt bestemd. In de laatste alinea van het stuk staat overigens dat voor een volgende contractperiode het College een ander voorstel zal formuleren. Er moet inzicht zijn hoe dat is gekomen, hetgeen bij het jaarverslag vermeld moet worden, zodat bij de begroting van het budgetrecht gebruik gemaakt kan worden. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat het goed is om de bestaande afspraken te handhaven al is het slechts om er druk op te houden. De Voorjaarsnota. Er zijn vrij weinig verschuivingen tussen de programma’s en binnen de programma’s zijn weinig overschrijdingen aan te wijzen. Op sommige terreinen is het nauwelijks mogelijk om politieke discussie te voeren. De vraag is dan of zo’n voorjaarsnota nu geschikt is als document richting de Algemene Beschouwingen. Op
17
bepaalde onderdelen van het beleid gaat dat helemaal niet op. In de commissie Economie en Mobiliteit is geconstateerd dat er eigenlijk helemaal niets in staat en dat het een beleidsarme nota is en dat heeft ook te maken met de systematiek die is afgesproken en de manier waarop door het College wordt gerapporteerd over die programma’s. De koppeling van de Voorjaarsnota aan de Algemene Beschouwingen levert bij de GroenLinks-fractie nu al het probleem op van hoe wel inhoudelijk dient te worden gediscussieerd – soms is dat gedetailleerd – en hoe plan je dat in je tijd in, terwijl wel goede besluiten genomen moeten worden. Dat is lastig en dhr. Van der Ploeg denkt dat er nog eens goed over nagedacht moet worden. Hem is opgevallen dat men in de provincie Drenthe Algemene Beschouwingen houdt en dat men vervolgens in commissieverband doordiscussieert om er achter te komen wat men bedoelt om daarna pas tot stemming over te gaan in een volgende statenvergadering. Dit ter overweging. Over geld is dhr. Van der Ploeg het volgende opgevallen. Het betreft het bedrag van € 415.000 uit de bodemsanering waaruit € 200.000 af zou kunnen, waarvan € 100.000 wordt toegevoegd aan de duurzame energie en de andere € 100.000 blijft in de tekst onvermeld. De vraag is wat ermee wordt gedaan. De voorzitter acht dit een te technische vraag. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat hij veelvuldig is geïnterrumpeerd op één brief, zodanig dat hij vrijwel niets inhoudelijks heeft kunnen zeggen. Overigens is de vraag niet zo technisch. Het gaat om de vraag waar die € 100.000 is gebleven. Dhr. Swagerman (SP) kondigt aan kort te zijn. In een eerdere commissievergadering heeft hij opgemerkt het regelmatig eens te zijn met dhr. Van der Ploeg, maar dat het zelden zo is geweest dat hij letterlijk heeft weergegeven wat hijzelf had willen zeggen. In dit geval wil hij toch een kleine nuancering aanbrengen. Dhr. Swagerman meldt dat hij het niet vaak met dhr. Jaspers eens is, maar in dit geval heeft laatstgenoemde hem die woorden uit de mond genomen die hijzelf graag had willen uitspreken. Met de brief inzake het budgetrecht, maar vooral met de laatste toelichting door het College is hij tevreden, terwijl hij eerder met GroenLinks meeging om de ruimte te krijgen om een andere bestemming te geven aan de overschrijding van de limiet. Echter, dhr. Swagerman kan de uitleg van het College volledig volgen. De politieke discussie dient echter te gaan over het punt of de termijn naar de vier jaar gaat, zoals door het College wordt voorgesteld. Dhr. Hollenga (CDA) acht de Voorjaarsnota helder, overzichtelijk en goed leesbaar. Dat heeft ertoe geleid dat er vrij weinig technische vragen van de kant van het CDA zijn bovengekomen. Een rondje langs de fractiegenoten leverden zeven technische vragen op, maar die werden alle in de fractie beantwoord door andere fractieleden. De Voorjaarsnota is geheel in lijn met het collegeprogramma: uitvoeren, niet te veel nieuw beleid en zorgen dat je de centen op orde houdt. Ten aanzien van het flexibel budget worden dan ook geen voorstellen gedaan, maar wel wordt aangegeven waar mogelijke claims in de toekomst kunnen komen te liggen. De CDA-fractie kan zich in die benadering goed vinden, zij het dat, wat betreft het verhaal over de huisvesting, gelet op de eerdere benadering van de brief, zij zich geheel aansluit bij hetgeen door de PvdA reeds is gezegd. De Voorjaarsnota ging zelfs zo ver dat er voorlichting wordt gegeven over hoe je met opcenten het flexibel budget zou kunnen ophogen. Het CDA zal zeker niet met een voorstel komen om daar in deze periode nog aan te beginnen. Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) heeft nog een paar kleinere punten, daar de meeste grote punten al zijn genoemd. Ook zij sluit zich geheel aan bij de woorden van dhr. Jaspers inzake de huisvesting. Daarbij wil zij de toevoeging geven dat de keuze van het College om te wachten met het uitgeven van de ruimte die er in de begroting is op de uitkomsten van het overleg over het regionale beleid, wel te begrijpen is gezien het belang daarvan voor de regio, maar aan de andere kant had de fractie van D66 hier toch
18
ook wat vraagtekens bij, gezien het feit dat vorig jaar de opcenten fors zijn verhoogd om aan de noden te voldoen voor de cofinanciering Kompas. In die noden is al voor een groot deel voorzien en om dan een vrij groot deel van de begroting voorlopig op de plank te leggen in afwachting van komende ontwikkelingen, gaat vrij ver, terwijl de D66-fractie het idee heeft dat zeker op een aantal onderwerpen best wel – en ook vanuit de visie die het College heeft ten aanzien de noodzaak tot het oplossen van een aantal maatschappelijke problemen – wat kan gebeuren en acht zij de keuze van het College enigszins merkwaardig. De D66-fractie zal zelf met oplossingen komen bij de voorstellen die zij rond de Voorjaarsnota zullen inbrengen. De opcenten en toekomstige ontwikkelingen rond rekeningrijden en de effecten daarvan. Op zich is het voor de D66-fractie niet echt verrassend dat deze discussie speelt, gezien ook het feit dat de discussie over de OZB nog steeds speelt. De kans dat ook naar de provincie wordt gekeken en de wijze waarop dat ingevuld zal worden, is niet geheel onverwacht. Echter, bij het invoeren van rekeningrijden ontstaat toch een geheel andere dimensie en is het ook voor D66 de vraag welke impact dat heeft naar de toekomst toe. Dhr. Hoiting maakte er ook al een opmerking over. De D66-fractie stelt voor dat de commissie op middellange termijn wordt geïnformeerd door het College over wat nu het tijdsplan hierin is en welke geluiden uit Den Haag komen en welke effecten zijn te verwachten voor de middellange termijn voor de financiering van de provincie, zodat de statenleden zich een beeld kunnen vormen van het achterliggende verhaal. Dhr. Calon (gedeputeerde) gaat allereerst in op de vaarwegen. Dat dossier is nog niet gesloten, de provincie is wel aan de winnende hand, maar heeft het laatste nog niet binnen. Er is nog risico, maar het is lang zo groot niet meer als het aanvankelijk was. De gedeputeerde denkt dat als het slim gespeeld wordt en er een beetje geluk bij komt kijken, de provincie er goed uit zal komen. Als het gaat om de effecten van het grijze kenteken, stelt hij dat het geen effect heeft. Dit zal worden nagegaan en als er toch wel effect zal blijken te zijn, zal dat bij het verslag worden vermeld. De behoedzaamheid. Er wordt een voortschrijdend gemiddelde voorgesteld. De accressen vormen ook een voortschrijdend gemiddelde over vier jaar en een tijd geleden is al gezegd dat ten opzichte van de behoedzaamheidreserve er risicovoller begroot zal worden uitgaande van de veronderstelling dat die volledig vanuit het Rijk wordt uitgekeerd, omdat dat in de jaren ervoor dit toch in overwegende mate het geval was geweest. Echter, net toen dat was uitgevoerd, was dat niet meer zo. Dat was pech en toen was het goed dat die reserve van 1% nog bestond. In de Rekeningcommissie is toen nog gevraagd of de gedeputeerde er spijt van had en of niet een stap terug gezet moest worden. Het antwoord luidde toen dat scherp aan de wind gezeild zou worden, maar dat die reserve van 1% wordt gehandhaafd. Inzake de discussie over de belasting is het zo dat de provincies het strategisch verstandig achten om mee te liften op de discussie over de OZB. De reden is dat de totale belastingcapaciteit € 1,4 miljard bedraagt, terwijl er ongeveer € 1 miljard wordt geïnd. Er is dus een vrije zoom van € 400 miljoen en dat is veel meer dan de gemeenten hebben. Als nu die slag met de gemeenten plaatsvindt en het kabinet wil de OZB kwijt dan zal dat geld via de opcenten op de inkomstenbelasting binnengehaald moeten worden. Als dat debat plaatsvindt, dan is het strategisch handig om er nu in mee te gaan, omdat er dan weinig ‘gedoe’ ontstaat over die vrije zoom en men een maximale invloed krijgt (via IPO en VNG) op een andere manier van belastingheffing. In het debat werd eerst ingezet op opcenten op de inkomstenbelasting. Dan krijg je een heel ‘gedoe’ met onder andere herverdelingseffecten. Voor de provincie, met name voor de provincie Groningen, is het gunstiger om in te zetten op de zogenaamde ingezetenenheffing, het zogenaamde ‘koppengeld’. Daarbij spelen wel de perceptiekosten, dat wil zeggen: de kosten om dat koppengeld te innen. Op een gegeven moment dreigden de provincies en gemeenten uit elkaar gespeeld te worden, maar ook daar zie je dat een aantal provincies een duidelijk andere instelling heeft dan het kabinet, want de minister van Financiën zei: “Ik ben voor opcenten op de inkomstenbelasting, want dat is het minst herkenbare, daar hebben we het minste gedoe over.” Dat was ook het argument van het IPO-ambtelijk,
19
maar het IPO-bestuurlijk, waaronder de provincie Groningen, stelde daar tegenover dat een belasting juist herkenbaar moet zijn. Dat geld wordt geïnd van de mensen en de bestuurders moeten rekenschap afleggen over wat daarmee gebeurt. Het is daarmee precies andersom. Uiteindelijk is ‘koppengeld’ gunstiger voor de provincie Groningen. Dat is ook de mening van het IPO en langzamerhand ook het ministerie van Financiën. Blijft die ene restrictie van de perceptiekosten. Dhr. Calon heeft al met al op dit moment niet het gevoel dat de provincie er op termijn door een andere vorm van belastinginning erg op achteruit zal gaan. Er zijn nog wel een paar hobbels te nemen. Een ander kritiekpunt van mw. Gräper is dat het nogal gemakkelijk is om dat geld niet te besteden. Het zou van weinig ambities getuigen, zo luidt de vertaling door dhr. Calon van haar woorden. De mainstream is dat de programma’s moeten worden uitgevoerd met de budgetten die daarvoor beschikbaar zijn. De takenanalyse is uitgevoerd, de mogelijkheid is gegeven om binnen de taken te schuiven en het efficiënter te doen. Een en ander staat op de agenda. De hoofdlijn is dat de taken binnen de budgetten moeten worden uitgevoerd. De gedeputeerde stelt dat er inderdaad dingen zijn waaraan meer zou moeten gebeuren, maar dat moet worden afgewogen tegen het grote risico dat er nog steeds is met betrekking tot het regionale economische beleid. Dhr. Calon is het met mw. Gräper eens dat door de opcentenverhoging meer geld is gereserveerd is voor cofinanciering Kompas en dat met name het laatste jaar daarop steeds meer beslag wordt gelegd. Het College vindt het onverstandig om zich vóórdat het onderhandelingsresultaat met het kabinet bekend is over het regionaal beleid en bekend is hoeveel euro’s men uit Den Haag en Brussel krijgt, vast te zetten. De vraag is dan of de urgentie van die maatschappelijk problemen nu zo groot is dat daarover onmiddellijk moet worden beslist, of kan worden gewacht totdat die discussie is afgelopen. Als dat laatste het geval is komt het College uiteraard onmiddellijk met nieuwe bestedingsvoorstellen. Die discussie zal wel in de herfst zijn afgerond. Dit zijn de overwegingen geweest die het College had voor zijn handelwijze. Dhr. Oosterling (ambtelijke bijstand) geeft een toelichting op de ontbrekende € 100.000. Jaarlijks is er € 415.000 beschikbaar voor knelpunten bij bodemsanering. Dat wordt in de reserve provinciale bijdrage bodemsanering geparkeerd. Er wordt een beroep op gedaan tot € 200.000. Daarvan is € 100.000 toegelicht in het voorstel duurzame energie op pag. 64 van de Voorjaarsnota en de andere € 100.000 is als voorstel vermeld op pag. 60 betreffende professionalisering milieutoezicht en -handhaving. Ook dat bedrag wordt ten laste van deze pot gebracht en daarmee is het bedrag van € 200.000 verklaard. De voorzitter vraagt of er nog punten zijn die nog opgehelderd moeten worden. Hij concludeert dat de Voordracht, de Voorjaarsnota, inclusief de toegevoegde brief, waarover verschil van mening bestond, als A-stuk doorgestuurd zullen worden naar de statenvergadering. 5. -
IPO-aangelegenheden: Verslag van de vergadering van de Algemene Vergadering IPO van 31 maart 2005 (brief van 9 mei 2005, nr. 2005-00972, SG) Jaarverslag 2004 van de vereniging IPO, inclusief de brief van GS van mei 2005, nr. 2005-10.670/21/A.17, ABJ, betreffende Jaarverslag 2004; Jaarrekening 2004 van de vereniging IPO.
Dhr. Boumans (VVD) meldt dat mw. Mansveld hem gevraagd heeft om haar als woordvoerder voor dit agendapunt te vervangen, op welk verzoek hij positief heeft gereageerd. Dhr. Hollenga (CDA) is tevreden over de wijze waarop de Groninger delegatie heeft gehandeld.
20
Dhr. Moorlag (PvdA) meldt dat de stukken geen aanleiding geven tot opmerkingen en heeft complimenten voor het optreden van de Groninger delegatie. Dhr. Boumans (VVD) vraagt aandacht voor de presentielijst. Daaruit blijkt dat de Groninger delegatie iedere keer vrijwel als enige compleet was. Voorts is in het verslag de evaluatie van de werkwijze opgenomen en dat zal waarschijnlijk hier nog aan de orde komen. Dhr. Boumans merkt op dat het heel plezierig is om met z’n vijven naar Utrecht te reizen. De delegatie vermaakt zich prima en kan aldaar heel goed de ingenomen standpunten kwijt, maar het evenement is toch niet het hoogtepunt van de week. Volgende week wordt deze reis wederom ondernomen. Er zijn dan twee zaken als bespreekpunt aan de orde: 1. de notitie die door het IPO over Europa is opgesteld. De delegatie zal het hare inbrengen over de ideeën die al eerder hier zijn gewisseld. Er wordt ook gevraagd naar de opinie van de provincie Groningen over het effect van de uitslag op 1 juni. De delegatie heeft besloten om dat niet te doen, omdat zij dat een vreemde vraag vond. 2. Het andere punt gaat over veiligheid, waarover dhr. Lenselink het woord zal voeren. Daarover zullen verstandige zaken worden gezegd en niet in de laatste plaats omdat de portefeuillehouder daarvan de Groningse Commissaris is. De voorzitter bedankt dhr. Boumans en stelt agendapunt 7 aan de orde. 7.
Brief van GS van mei 2005, nr. 2005-10.408/20/A.13, GMO betreffende takenonderzoek provincie Groningen 2004/2005;
Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) spreekt waardering uit voor het proces dat de rapportage heeft doorgemaakt zoals dit voorligt. De organisatie is op een goede wijze doorgelicht en daarvoor heeft D66 waardering. Zij heeft een tweetal algemene opmerkingen. De D66-fractie leek het gevoel bij het College te bespeuren dat de noodzaak om deze exercitie door te voeren was verminderd nu de financiële donderwolk was weggetrokken. Echter, een dergelijke exercitie dient eigenlijk periodiek te worden herhaald, al was het alleen maar omdat het hier gaat om overheidsgeld waarmee op een goede en efficiënte wijze moet worden omgegaan. Een tweede algemeen punt betreft de formatiereductie. Bij het vaststellen van het collegeprogramma heeft de D66-fractie erop gehamerd om niet de kaasschaafmethode te gebruiken om de formatiereductie te realiseren, maar om goed te kijken naar de keuzen die gemaakt kunnen worden binnen het provinciale takenpakket via welke formatiereductie kan worden bereikt. Bij deze takendiscussie hebben de afdelingen een eigen invulling kunnen geven aan de taken die moeten worden uitgevoerd binnen de ruimte die daarvoor is vastgelegd. Mw. Gräper raadt het College aan noodzakelijk te maken keuzen mede te baseren op het takenonderzoek bij de poging te komen tot een reductie van de formatie onder vermijding van de kaasschaafmethode. Specifiekere zaken. Onder de kop Ondernemend Groningen wordt om verschillende redenen vrijval gemeld van een aantal fte’s waarover besloten wordt om die deels in te zetten voor het binnenhalen van andere subsidiemogelijkheden. Daar met de uitbreiding van de Europese Unie er meer gekeken moet worden naar de specifiekere subsidieprogramma’s kan de D66-fractie zich hierin goed vinden. Er staat echter ook “… alsmede voor ondersteuning van gemeenten bij hun projecten.” Graag hoort mw. Gräper hierop een toelichting over wat zij zich hierbij zou moeten voorstellen. Bereikbaar Groningen. Aangegeven wordt dat er vrijval is vanwege het overhevelen van een aantal activiteiten naar derden. Genoemd worden het OV-bureau, de projectorganisatie Zuiderzeelijn en de Regiovisie. Echter, er lijkt alleen sprake te zijn van overheveling van taken naar het OV-bureau, maar niet naar de andere organisaties. De D66-fractie vraagt – die vraag is ook al gesteld bij de Jaarrekening ten aanzien van de projectorganisatie van de Zuiderzeelijn – wat dat dan betekent voor de organisatie
21
hier. Is er een tweede orgaan gekomen dat in feite een deel van de taken op zich is gaan nemen? Dhr. Calon (gedeputeerde) vraagt of mw. Gräper hier het OV-bureau bedoelt. Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) antwoordt juist de andere twee organisaties te bedoelen. Activiteiten rond Kolibri en die rond de Zuiderzeelijn worden deels buiten de provinciale organisatie verricht als Regiovisie Assen-Groningen en de projectorganisatie Zuiderzeelijn. Volgens D66 dient dat dan ook gevolgen te hebben voor de formatie van de provincie. Graag hoort zij hierover een nadere toelichting. In het hetzelfde stukje wordt aangegeven dat door deze vormen van samenwerking de effectiviteit en de efficiency worden vergroot, maar dat er geen vrijkomende capaciteit binnen de organisatie ontstaat. Dit verbaast de D66-fractie. Als een deel van de formatie uit huis wordt geplaatst kan zij zich voorstellen dat er qua controle, etc., ook weer formatie in huis gehaald moet worden, maar onvoorstelbaar is het dat, als het gaat om drie projecten van de betreffende omvang, er geen formatiewinst optreedt. Ook hierover hoort mw. Gräper graag een reactie. Zij waarschuwt dat vermeden moet worden dat zaken uit de provincie getild worden om redenen van samenwerking, onder behoud van de volledige formatie in eigen huis, waardoor hetgeen in huis gedaan had kunnen worden, gecontroleerd gaat worden. Daardoor zou een dubbel bureaucratisch apparaat gecreëerd worden waarmee zeker de efficiency niet wordt vergroot. Een positieve opmerking. De opmerkingen in het laatste stukje onder de kop Interne organisatie 2005 inzake de verantwoordingsbureaucratie heeft de fractie van D66 zeer aangesproken en zij is blij dat dit op deze wijze is opgenomen. Dhr. Hollenga (CDA) acht het een goede zaak dat de interne organisatie eens onder de loep is genomen. Er is gezegd dat dit regelmatig moet gebeuren. Er kan vanuit worden gegaan dat, als dit een keer gebeurt, er een leerproces op gang komt binnen de organisatie, zodat een aantal zaken wordt verbeterd zonder dat er expliciet opdracht toe is gegeven. Alleen daarom al gaat dhr. Hollenga ervan uit dat het management en de organisatie ermee verder kan. Wat betreft de uitkomsten was tevoren duidelijk dat als er efficiency-maatregelen doorgevoerd kunnen worden, de opbrengst daarvan binnen het eigen programma kan worden aangewend om de gestelde doelen beter te realiseren. In een aantal gevallen is daar invulling aan gegeven, met name in het onderdeel Karakteristiek Groningen. Nadrukkelijk is daar aangegeven waar men komt tot verschuivingen. In totaal gaat het daar om 5 fte’s. Het is interessant dat men binnen dat beleidsveld op die manier te werk is gegaan. Bij andere beleidsvelden is dat minder het geval, maar dat betekent niet dat de zaak daar niet goed heeft gelopen. Dat is iets dat niet beoordeeld kan worden. Elke afdeling heeft dit op de eigen manier ingevuld. Bij het onderdeel Economie is sprake van vrijval. Is er een inschatting te maken van de hoeveelheid fte? Hoe gaat de informatie richting de Staten voor het inzicht wat er gebeurt met welke vrijval en hoeveel die vrijval bedraagt? Op welk moment wordt dat gerapporteerd? Dhr. Swagerman (SP) acht dit een goed stuk. Er zijn wel een paar vragen bij te stellen, maar het is een goede uitwerking waarmee verder kan worden gewerkt. De resultaten zal de commissie ook wel weer te zien krijgen zodat kan worden nagegaan of die overeenkomen met de verwachtingen over dit rapport. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) refereert aan het feit dat hij tijdens de vorige vergadering op de Dag van de Verantwoording de takendiscussie al heeft aangeroerd. Hij werd toen doorverwezen naar deze notitie die hij met interesse heeft gelezen. Hij heeft ook naar de conclusie gekeken inzake de rol van de Staten. Er komt, aldus de Voorjaarsnota, een aantal voorstellen. Er komt ook een aantal onderwerpen terug, met name bestuur, de gemeentelijke samenwerking, maar ook de rol van de provincie als
22
toezichthouder. Dhr. Van der Ploeg heeft een concrete vraag omtrent de waterschappen. Op pag. 8 staat: “Naar onze mening hebben waterschappen vaak zonder directe noodzaak hulp en aandacht van de provincie gevraagd en gekregen. Voortaan zal hier met grote(re) terughoudendheid op worden ingegaan.” Dhr. Van der Ploeg acht een grotere terughoudendheid niet nodig, maar hij raadt aan wel van tevoren af te spreken dat er dan een rekening komt en die rekening inderdaad te versturen. Als er voor anderen iets wordt uitgevoerd, mag dat best wel wat kosten. Daarvoor bestaan immers ook tarieven. Dhr. Hoiting (PvhN) acht het een goed stuk. Het is waardevol om af en toe eens goed te kijken naar het eigen presteren van een organisatie. Hij hoopt dat het wegvallen van de noodzaak voor het opstellen van het rapport niet betekent dat de inhoud ervan minder aandacht zal krijgen en dat men doorgaat op de tocht naar het zoeken van meer efficiency in de uitvoering. Dhr. Boumans (VVD) heeft met interesse kennis genomen van dit heldere stuk. De inhoud heeft iets weg van een kerntakendiscussie en een beleidsdiscussie. Op verschillende programma’s wordt op verschillende manieren gerapporteerd, maar dat maakt voor de inzichtelijkheid niets uit. Er wordt waardevolle informatie geleverd. De vraag is wel hoe er verder mee om wordt gegaan en hoe een en ander kan worden verankerd in de sfeer van de begroting. Mw. Gräper heeft terecht gezegd dat deze exercitie vaker uitgevoerd moet worden en wel ook als het economisch goed gaat. Misschien hoeft dat niet ieder jaar te gebeuren, want het zal bewerkelijk zijn. Als instrument is het plezierig en dhr. Boumans geeft te kennen voorstander te zijn van tweejaarlijkse herhaling. Dhr. Slager (ChristenUnie) heeft de rapportage eveneens met waardering gelezen. Hij heeft geconstateerd dat het College een uitvoerige operatie onderhanden heeft genomen, maar dat het voornamelijk verschuivingen binnen de programma’s tot gevolg heeft gehad. Het is het goede recht van het College om te beoordelen wat er aan de hand is en hoe op een optimale manier gebruik kan worden gemaakt van de middelen die daarvoor beschikbaar zijn. Dhr. Slager is het eens met voorgaande sprekers dat dit onderzoek herhaald moet worden als normaal onderdeel van de bedrijfsvoering. Als dat het geval is, is het niet eens nodig dat de Staten op de hoogte worden gehouden, ook al wordt deze rapportage zeer gewaardeerd. Hij heeft geconstateerd dat hij voldaan heeft aan het voorstel waarmee het College deze brief afsluit. Dhr. Moorlag (PvdA) stelt dat de Staten hebben ingestemd met het houden van een takenonderzoek en nu kunnen de Staten met instemming kennisnemen van de resultaten daarvan. Het beantwoordt aan de doelstellingen en de verwachtingen. De rapportage bevat veel tekst over inhoudelijke verschuivingen binnen programma’s en thema’s. Daarbij plaatst dhr. Moorlag de volgende opmerking. Er is al iets gezegd over het OVbureau en de waterschappen. Het provinciale toezicht op de waterschappen zal worden versterkt. Daar heeft de PvdA-fractie met instemming kennis van genomen, maar het zou beter zijn om die instemming op andere plaatsen te laten blijken. Dhr. Moorlag doet het ordevoorstel om deze brief te betrekken bij de begrotingsbehandeling, omdat dat wellicht het moment is om te beoordelen of de intensiveringen en/of extensiveringen zoals hier worden voorgesteld, sporen met datgene wat de fractiegenoten in de functionele commissies ervan vinden. Dhr. Calon (gedeputeerde) acht dat laatste een goed voorstel. Hij vindt het ook een goed voorstel om dit onderzoek vaker te doen. Hij vraagt zich wel af of dit jaarlijks dan wel tweejaarlijks zou moeten. Het heeft nog al wat inzet gekost en ook is dit gedaan vanuit een bepaalde situatie. Er is vertrouwen gegeven aan de organisatie en er is afgezien van de kaasschaafmethode. Bekeken moest worden of het efficiënter en effectiever kan en als dit het geval was, kon het resultaat worden ingezet voor een snel-
23
lere realisering van de doelstellingen. Zo’n onderzoek zou eigenlijk één keer in de vier jaar moeten worden uitgevoerd. Uit het onderzoek vloeien meerdere zaken voort. Het verhaal over het toezicht kent een aantal zware hoofdstukken en er kan nog veel nawerk uit voortkomen. Wat hier nog niet in staat is werk wat naar voren komt bij de ondersteuning van de gemeenten. Hoe gaat de provincie om met de SNN-organisatie? Het regionaal economisch beleid zou een geheel andere vorm kunnen krijgen en dan is de vraag of de SNN-organisatie wel als zodanig in de benen gehouden moet worden of dat een en ander ook niet efficiënter en effectiever moet worden uitgevoerd. Waarom worden de medewerkers toch ingezet voor ondersteuning van gemeenten bij projecten? Regelmatig wordt duidelijk dat gemeenten moeite hebben om bepaalde projecten goed ingevuld te krijgen en aan alle voorwaarden te voldoen. De houding is dan ervoor te zorgen dat die gemeenten hulp krijgen. Dit lijkt wel wat op de inzet van de Vliegende Brigades in de woningbouw. Bij het collegeakkoord is niet afgesproken dat de kaasschaafmethode wordt toegepast om te komen tot formatiereductie. Heel goed wordt bekeken waar ingegrepen kan worden. De afdeling Financiën moet bijvoorbeeld 6 fte inleveren. P&O levert ook behoorlijk in, andere leveren minder in. De gedeputeerde is het eens met de opmerking van dhr. Van der Ploeg. Er zou voor de verrichte diensten voor de waterschappen best een rekening gestuurd kunnen worden. In die zin moet dat worden aangepast. Dhr. Calon is het ook eens met de opmerking van mw. Gräper dat een dergelijk takenonderzoek herhaald moet worden. Hij denkt aan een frequentie van eens per vier jaar. Over het OV-bureau merkt hij het volgende op. Als taken worden overgebracht naar een bureau als het OV-bureau, is het niet zo dat binnen de eigen organisatie geen taken meer overblijven op dat terrein. Ook de accountant heeft erop gewezen dat er een voldoende adequaat kennisniveau in het Provinciehuis aanwezig moet zijn om te kunnen beoordelen of de overgedragen taken op de juiste wijze worden uitgevoerd. Dhr. Keegstra (ambtelijke bijstand) keert zich tegen de indruk dat er ontzettend veel werk uit handen is genomen door het formeren van projectbureaus, bijvoorbeeld in het kader van de Regiovisie Groningen-Assen ten behoeve van Kolibri of voor de ZZL. Die projectbureaus zijn smal bemenst en dat wil zeggen dat er in de regel uitsluitend een projectmanager zit die vervolgens werkt met de verschillende deskundigen uit de deelnemende organisaties. Het enige voorbeeld waar veel meer personeel is ingezet in zo’n constructie is het OV-bureau, maar daarbij is ook een aantal medewerkers uit de provinciale organisatie overgeheveld naar dat bureau. Je zou kunnen zeggen dat het budgettair neutraal is verlopen: wat daar wordt gewonnen, wordt hier verloren. Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) vult aan dat men wat betreft Ondernemend Groningen momenteel in een fase verkeert waarin het onbekend is of er een regionaal economisch programma is met EZ in de volgende periode en ook is onbekend wat het Brussels programma zal inhouden. Als die beide programma’s er niet zijn, zal gesproken moeten worden over 43,5 arbeidsplaatsen bij SNN, maar ook over de 15 à 20 arbeidsplaatsen in alledrie de provinciehuizen die gekoppeld zijn aan de Europese en nationale programma’s. Op het moment dat die er niet meer zouden zijn of een andere invulling hebben, komen de consequenties naar voren zoals hier in de tekst staan vermeld. Die vrijval is anticiperen op dat er minder zullen zijn dan in de vorige periode. Op dit moment wordt er in Brussel gesproken over de 2/3 – variant. Als dat ook op de provincie Groningen van toepassing zou zijn, heeft dat in ieder geval verregaande consequenties. In die zin komt er een aantal maatregelen aan. Er worden nu verschillende scenario’s gemaakt voor het geval dat de subsidie uit Brussel opeens vermindert of zelfs eindigt in 2007, als er geen akkoord zou komen. Dat kan vermindering, maar ook aan vermeerdering aan activiteiten met zich meebrengen, want ook dan zal getracht worden op andere manieren gebruik te maken van fondsen uit Brussel. Die activiteiten zijn in de takendiscussie allemaal op tafel gekomen en leiden ertoe dat voorbereidingen worden getroffen op varianten om straks eventueel het hoofd te bieden aan verminderingen. Dat wordt beschreven en dit is de achtergrond ervan.
24
De voorzitter wijst op het voorstel van dhr. Moorlag om dit stuk te betrekken bij de begrotingsbehandeling. Dhr. Moorlag (PvdA) vult aan dat daardoor ook de gelegenheid bestaat in de andere commissies om die onderdelen die over programma’s en thema’s handelen, bij de discussie over de Begroting te betrekken. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) heeft nog een korte opmerking over het antwoord van de gedeputeerde. Het zou hem tegengevallen zijn als de gedeputeerde hem ongelijk had gegeven betreffende zijn opmerking over het waterschap. Hij kan zich herinneren dat helemaal aan het begin van de vorige periode juist over dit soort zaken uitvoerig in de commissie Bestuur en Financiën en de Rekeningcommissie is gesproken. Het gaat daarbij met name over of de medewerkers bijhouden wat ze doen: of ze uren gaan schrijven en welke tarieven daarbij horen. Er werd toen de afspraak gemaakt dat daar veel sterker op geregisseerd zou worden. Dhr. Van der Ploeg constateert dat dit nog niet overal is doorgedrongen en dat er nog veel is te verbeteren. De voorzitter beschouwt het punt als voldoende behandeld. 8.
Brief van de voorzitter van het Presidium van mei 2005, nr. 2005-10.722, SG, betreffende notitie over vertrouwelijke informatie en het in beslotenheid vergaderen en de antwoordbrief van GS van mei 2005, nr.2005-07389/20/A.7, ABJ, op schriftelijke vragen van de fractie van GroenLinks over transparantie en vertrouwelijkheid n.a.v. perspublicaties over het rapport van Twijnstra-Gudde over Meerstad.
Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt voorop dat als dhr. Van Zuijlen en hijzelf geweten hadden dat in het Presidium discussie werd gevoerd over het thema, zij de vragen niet gesteld zouden hebben. In het antwoord op de derde door GroenLinks gestelde vraag werd dhr. Van der Ploeg gefrappeerd door de volgende zinsnede: “De kans op uitlekken van vertrouwelijke stukken is even groot als de kans dat de betrokken leden van Provinciale Staten bereid zijn om de verplichtingen die de Provinciewet en de Kieswet op dit punt aan de leden opleggen, te veronachtzamen.” Hij stelt dat het zo net lijkt alsof er geen ambtenaren en leden van GS zijn die ook zouden kunnen lekken. Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) stelt dat geantwoord wordt op de vragen van GroenLinks waarom Provinciale Staten de betreffende stukken niet krijgen en dat dus alleen maar over statenleden kan worden gesproken. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) bestrijdt dit argument. Op het moment dat GS een bepaalde status aan het stuk geeft, bestaat er ook van de andere kant de mogelijkheid om te lekken. Inzake de notitie en de gedane aanbevelingen kan de fractie van GroenLinks zich vinden. Uitgangspunt blijft voor GroenLinks dat vertrouwelijk zoveel mogelijk moet worden vermeden en als dit al is ingesteld, dient de vertrouwelijkheid zo kort mogelijk te duren. Als GS in hun toelichting gestructureerd aangeven waarom een stuk vertrouwelijk is, dan zal dit helderheid brengen. Daar waar het om een bedrijf gaat, kan tevoren overlegd worden of het al dan niet openbaar kan. Als op al die punten wordt gelet, kan men met elkaar een heel eind komen. Dhr. Swagerman (SP) merkt op goed uit de voeten te kunnen met deze notitie. Hij is allang blij dat er bij de provincie niet meerdere niveaus van geheimhouding gelden. Gisteren heeft hij tot zijn verbazing gehoord dat de stad Groningen in ieder geval twee niveaus kent.
25
Dhr. Boumans (VVD) merkt op dat er zelfs drie niveaus zijn. Dhr. Swagerman (SP) is blij dat de notitie er is en dat de aanbevelingen worden uitgevoerd. Op deze wijze valt er goed mee te leven Mw. Deinum-Bakker (D66) acht het een prima stuk. Vertrouwelijkheid moet je ook zelf willen. Dhr. Moorlag (PvdA) acht het acceptabel dat de maatstaven van de Wet op de Openbaarheid van Bestuur worden toegepast. Bij de concrete toepassing doen zich hier en daar toch nog wel wat fricties voor. Concrete voorbeelden. Indertijd is een brief ontvangen over het indienen van een klacht tegen de accountant van het NNBT en dan is de vraag, als je dit legt naast de genoemde maatstaven, wat in redelijkheid de grond was om dat stuk vertrouwelijk toe te sturen. Hetzelfde doet zich voor met de stukken rond de Watervisie Lauwersmeer waar ook vertrouwelijkheid is opgelegd, maar waar klachten zijn daar een en ander niet erg transparant is geregeld, want de stukken zijn, zonder brief van het College, naar de Staten gezonden, maar zij staan bijvoorbeeld niet op de website, terwijl ze wel geagendeerd staan voor de commissievergadering. De procesgang zou verder geoptimaliseerd moeten worden en het opleggen van vertrouwelijkheid dient met de uiterste terughoudendheid te worden toegepast. Een tweede punt is dat voorkomen dient te worden dat er verschillende soorten informatiestromen gaan ontstaan naar de verschillende statenleden. Er is een aantal situaties geweest waar vertrouwelijkheid is opgelegd aan de leden van een commissie die zich daardoor gehinderd voelden om met bijvoorbeeld met hun fractievoorzitter of met andere leden uit de fractie daarover te kunnen communiceren. Als er vertrouwelijke informatie is, moet die in beginsel wel beschikbaar zijn, ook met inachtneming van de vertrouwelijkheid voor alle statenleden. In feite speelde dit met betrekking tot het materiaal over Meerstad. Een derde punt is dat in de notitie wordt voorgesteld om artikel 63 van het Reglement van Orde aan te passen. Dat gaat over de beraadslaging met gesloten deuren. In het Reglement van Orde staat dat dit kan op verzoek van de voorzitter of drie leden van een commissie. Dhr. Moorlag zou zich kunnen voorstellen dat het op verzoek van een lid van het College van GS kan, want over het hoofd is gezien dat die geen deel meer uitmaken van Provinciale Staten. Verschillende gradaties van vertrouwelijkheid. Dhr. Moorlag heeft wel eens stukken ontvangen waarop het predikaat GEHEIM stond en niet zo zeer VERTROUWELIJK. De dochters van dhr. Moorlag vinden dat veel spannender. Eigenlijk zou het daarom veel vaker moeten voorkomen, want het geeft een iets andere klankkleur. Maar wat is nu het formele en het materiële verschil in die aanduidingen? Is eenduidigheid niet beter? Tot slot, de aanbevelingen. De fractie van de PvdA neemt die graag over. Bij nummer 1 heeft dhr. Moorlag een tekstuele opmerking. Daar staat: “… wordt expliciet ingegaan op de afweging c.q. grondslag …” en graag zag hij dat vervangen door “… wordt expliciet ingegaan op de afweging en grondslag …”. Het gaat niet om het een of het ander, het gaat om beide. Dhr. Slager (ChristenUnie) heeft in het Presidium gezegd dat hij dit een uitstekende notitie vond en nu vindt hij dat nog steeds. Dhr. Boumans (VVD) is het daar helemaal mee eens. Voorts wijst hij op de situatie zoals die eerder deze dag bij Meerstad aan de orde was, dat het goed zou zijn als men samen met andere partners over bepaalde informatie beschikt men die informatie op zelfde wijze vertrouwelijk aan iedereen die daarvoor in aanmerking komt, doet toekomen. In de gemeente Groningen is er vertrouwelijke informatie die de leden wordt toegezonden, die ter inzage ligt en er is vertrouwelijke informatie in de archiefkast van de wethouder. De laatste informatie is toegestuurd aan de statenleden. Het zou dan toch goed zijn dat iedereen op dezelfde wijze is geïnformeerd.
26
Dhr. Swagerman (SP) had begrepen dat Groningen een der meest transparante gemeentes van Nederland was, maar dat begint hij zich nu wel af te vragen. Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) licht toe dat inzake de termen ‘vertrouwelijk’ en ‘geheim’ er slechts één formule in de wet wordt gehanteerd. Iets is vertrouwelijk of niet. Dhr. Moorlag heeft een tekstuele verbetering voorgesteld in aanbeveling 1, waarmee dhr. Alders kan instemmen. Als een stuk vertrouwelijk wordt verstuurd dient de afweging en de formele grond expliciet te worden aangegeven. Soms is dat ingewikkeld, zoals in het geval van Meerstad. De openbaarheid zou volgens GS groter kunnen zijn dan zij nu is, maar de gemeente Groningen en Slochteren beschouwen bepaalde zaken als vertrouwelijk. Overigens wordt getracht om optimaal functioneren mogelijk te maken. Daartoe worden vertrouwelijke stukken niet meer naar de commissies gestuurd, maar naar de Staten, zodat het probleem tussen commissieleden en andere leden van de fractie niet meer bestaat, want de vertrouwelijkheid betreft dan alle leden van de Staten. Bij SNN is dit op gelijke wijze opgelost. Soms heeft vertrouwelijkheid te maken met het feit dat GS de Staten eerder willen informeren. De Watervisie Lauwersmeer is daar een voorbeeld van. Dit is dan eerder serviceverlening dan iets anders. Het gaat er dan om wie het eerst wordt geïnformeerd en dat heeft verder niet echt iets met vertrouwelijkheid te maken. Mogelijk is in het geval van het Lauwersmeer onduidelijkheid blijven bestaan. Vandaar dat is opgenomen dat er zowel een brief komt waarin de vertrouwelijkheid wordt geregeld, maar ook is dat het geval als de vertrouwelijkheid wordt opgeheven. De vertrouwelijkheid van de brief inzake de door dhr. Moorlag genoemde klacht had te maken met het volgende. Het was het een zelfstandige overweging om een maatregel te nemen en de zaak voor te leggen. Daarbij meende het College dat er geen reden was om ermee naar buiten te gaan en een tweede straf toe te kennen. Dat heeft niets met de Wet Openbaarheid van Bestuur te maken. Het was het gevolg van een debat waar het College positie in heeft ingenomen. Dhr. Alders denkt dat, als gesproken wordt over gradaties, die discussie kan blijven bestaan. Zeker in zo’n zaak kan het College dergelijke afwegingen maken. De handelwijze rond Meerstad is een voorbeeld van de wijze waarop getracht is het proces verder te faciliteren. Er liggen stukken die openbaar besproken kunnen worden. Voor de woordvoerders is er een dossier beschikbaar van vertrouwelijke stukken en ook de fractievoorzitters beschikken daarover, waarbij de afspraak is gemaakt dat het ingeleverd moet worden na het debat, want anders zijn de risico’s te groot. Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) heeft een aanvullende vraag. Betekent het ook dat de stukken ook vertrouwelijk in de statenkast ter inzage liggen voor die statenleden die niet op de verzendlijst staan? Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt bevestigend. Dhr. Swagerman (SP) geeft te kennen dat er inzake Meerstad veel beter is gehandeld dan de eerste keer, maar dat vervolgens geconstateerd kan worden dat er een groot verschil in niveau is tussen gemeenten en de provincie wat betreft de vertrouwelijkheid. Als er dan in een voorlichtingsbijeenkomst zaken besproken worden waarover de ene partij wel beschikt en de andere niet, wordt het lastig. Dhr. Calon (gedeputeerde) antwoordt dat dus gekozen had kunnen worden voor een variant waarbij minder stukken vertrouwelijk ter beschikking zouden staan. Net zoals is gekozen om bepaalde zaken niet openbaar te maken, omdat de gemeente Groningen dat niet wilde. Voor GS was het duidelijk dat de stukken vertrouwelijk waren, maar dat de stukken als zodanig wel naar de statenleden konden worden verstuurd. Dat was een bewuste keuze.
27
Dhr. Swagerman (SP) verklaart dat hij daar erg blij mee was en dat hij zeker niet zou willen adviseren om dit anders te doen. Het punt is slechts dat er rare situaties ontstaan, want mensen worden geconfronteerd met stellingen die ze niet kunnen controleren. Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) gaat in op artikel 63 van het Reglement van Orde. Hij begrijpt de opmerking van dhr. Moorlag, maar stelt dat de commissie een commissie is van de Staten en niet meer een commissie die advies uitbrengt aan GS. De gedeputeerde kan het volgende doen. Hij kan zich tot de voorzitter richten en hem meedelen dat als hij het wil behandelen en de behandeling is niet vertrouwelijk, hij niets zal zeggen. Dat is de positie van de gedeputeerde. Dhr. Alders deelt voorts mee dat GS nogmaals door de procedures lopen. Er is ook een besluit genomen. Bij de subsidies is het sterretjessysteem ingevoerd en dat leidt tot de vraag of de subsidiebeoordeling nu vertrouwelijk is of niet. De conclusie is dat dit niet vertrouwelijk is. Echter, de individuele situatie die is gekoppeld aan de beoordeling is wel vertrouwelijk. Dhr. Hoiting (PvhN) heeft nog een vraag. Hij heeft begrepen dat vertrouwelijke stukken worden toegezonden naar statenleden, zodat men zich daarover in fracties kan beraden. Het is toegestaan dat men zich in commissies laat vertegenwoordigen door een plaatsvervanger en dat is precies ook de reden dat dhr. Hoiting in deze commissie zit. De stukken worden toegezonden aan statenleden en niet aan plaatsvervangers. Dat zou betekenen dat hij niet zou kunnen deelnemen aan de beraadslagingen in de fractie als het om vertrouwelijke stukken gaat. Is daar bewust voor gekozen? Is dat beleid in dezen? Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) antwoordt dat het een bewuste keuze was om daar niet voor te kiezen. Echter, men is tegen een groot probleem aangelopen, namelijk wat de uitwerking is van de vertrouwelijkheid die aan een ander opgelegd kan worden. Dat probleem is nog niet opgelost. De vraag is aan wie in dit kader welke zaken kunnen worden opgelegd, met andere woorden: tot waar de bevoegdheid van het College strekt. In het geval van het SNN was het probleem als volgt. Als vertrouwelijke stukken aan leden van het AB van het SNN beschikbaar worden gesteld strekt die vertrouwelijkheid zich niet uit tot de statenleden in de provincies. Vandaar dat de stukken nu aan de Colleges worden toegestuurd met het verzoek dat de Colleges de stukken toesturen aan de statenleden onder oplegging van vertrouwelijkheid. De voorzitter merkt op dat plaatsvervangers ook een belofte tegenover de CdK hebben gedaan, waardoor zij toch in de kring van statenleden zijn toe getreden. Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) bevestigt dat er een heel dispuut is ontstaan. Hij zal het uit moeten zoeken hoe het precies in elkaar steekt, maar de achtergrond is zoals gemeld. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) stelt dat als vertrouwelijke stukken niet alleen naar statenleden worden gestuurd, maar ook naar commissieleden, het probleem is opgelost. Is daar naar gekeken? Mw. Gräper-Van Koolwijk (D66) stelt dat vervangende leden nooit permanent lid zijn van de commissie. Zo is de uitkomst van een discussie in het Presidium geweest en dat is door de Staten geaccordeerd. Dhr. Berkhout (griffier) bevestigt dat bij plaatsvervangers geen benoeming als lid van de commissie heeft plaatsgevonden. Een plaatsvervanger, zoals in dit geval dhr. Hoiting, is dus geen lid van de commissie.
28
Dhr. Hoiting (PvhN) concludeert dat dit zou betekenen dat de bevoegdheid van de plaatsvervanger om mee te praten in de commissie beperkt blijft tot die punten die niet vertrouwelijk zijn. Dhr. Moorlag (PvdA) heeft nog twee korte opmerkingen. Inzake art. 63 merkt hij op dat als het nu goed geregeld is, er niets aan veranderd hoeft te worden. De tweede betreft een klemmend oproep om toch vooral uiterste terughoudendheid te betrachten, want in het geval van het NNBT had hij zich kunnen voorstellen dat er een andere afweging was gemaakt. In de afweging had ook betrokken kunnen worden dat door statenleden die optie is aangereikt en dat er dan ook een signaal vanuit gaat dat men het als provincie er niet bij laat zitten. Statenleden hebben er dus ook belang bij om het resultaat zichtbaar te kunnen maken zonder er direct een schervengerecht van te maken. Het gaat om uiterste terughoudendheid bij het opleggen van vertrouwelijkheid. Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) is het zeer eens met de laatste opmerking. Dat betekent ook dat er beargumenteerd moet worden en dat GS zich de plicht op de hals hebben gehaald om als het dan toch noodzakelijk is, het dan zodanig te doen dat het zo operationeel mogelijk is voor de statenleden. Dhr. Alders wijst nogmaals op het achterliggende probleem van de reikwijdte van de bevoegdheid om aan personen vertrouwelijkheid op te leggen. De laatste stand van zaken zal worden uitgezocht. De voorzitter denkt dat in het Presidium kan worden afgesproken dat hangende die zaak een plaatsvervangend statenlid, net zo goed als een ambtenaar, ook de vergadering in vertrouwelijkheid zal kunnen bijwonen. Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) is het daarmee niet eens, want dat zou in strijd zijn met de geldende regels. Het probleem kan op die manier niet worden ‘weggedefinieerd’. De voorzitter constateert dat de notitie voldoende is besproken en dat de notitie als Cstuk naar de Staten kan worden verstuurd. 9.
Brief van de voorzitter van de Noordelijke Rekenkamer van 26 mei 2005 over de conceptbegroting 2006.
De voorzitter heet vooraf mw. Pietjouw, secretaris van de Noordelijke Rekenkamer, als belangstellende welkom. Dhr. Jaspers (PvdA) merkt op dat de brief tot de commissie is gekomen zonder enige annotatie van het Presidium of griffie. De brief moet onderdeel worden van de discussie over de statenbegroting 2006. De brief zou behandeld moeten worden in het Presidium; er moet een annotatie bijkomen en een voordracht en het dient opgenomen te worden in de Begroting 2006 van de Staten. Daar moet dan de afweging komen met een voorstel en een advies daar er meer geld gevraagd wordt dan in eerste instantie is afgesproken. Daar moet dus ook een opvatting over worden geformuleerd. Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) stelt dat dhr. Jaspers gelijk heeft en dat deze brief verwerkt moet worden in de statenbegroting. Dhr. Jaspers (PvdA) vraagt zich af of dat via een voordracht van het Presidium aan de Staten moet geschieden. Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) bevestigt dit. De voorzitter meent dat de brief dan doorgeleid moet worden naar het Presidium.
29
Dhr. Alders (voorzitter GS, CdK) stelt dat de brief zijn plaats moet krijgen in de statenbegroting. Daarmee wordt het voorstel van dhr. Boumans keurig uitgevoerd. De voorzitter besluit een ronde te houden naar aanleiding van de brief. Dhr. Slager (ChristenUnie) denkt dat er wel uitgekomen zal worden. Er was vanavond ook al eerder een brief aan de orde die via een andere procedure naar de Staten moest worden geleid. Vanuit de Noordelijke Rekenkamer wordt alvast inzicht gegeven in de Begroting 2006 en dhr. Slager denkt dat de commissie daar wel een oordeel over kan formuleren. De fractie van de ChristenUnie stemt in met de bedragen die zijn genoemd en zij hoopt dat deze begroting ongewijzigd kan worden opgenomen in de statenbegroting 2006. Er zijn wijze mensen genoeg in huis om daarvoor de goede vorm te vinden. Dhr. Boumans (VVD) denkt dat dhr. Jaspers gelijk heeft met zijn procedurevoorstel. Hij begrijpt uit de brief dat het ministerie van Binnenlandse Zaken voor een bepaalde datum goedkeuring moet geven en dat verklaart waarschijnlijk waarom die nu al voorligt. Wat betreft de inhoud stelt dhr. Boumans dat in eerste instantie bedacht is dat het bedrag wel wat meer zou mogen zijn € 300.000 of € 320.000. Afgezet tegen het verzoek om ruim € 7000 extra te geven, vraagt men zich af waar het over gaat, maar het is wel zo dat de partners waarmee een subsidierelatie wordt onderhouden een soort bezuinigingsdoelstelling is opgelegd daar de inkomsten wat minder zullen zijn of niet zullen stijgen. In die zin is het wat raar. Om aan de Rekenkamer, waar de VVD-fractie ook zeer content mee is – ook al heeft zij geen vertegenwoordiger in de klankbordgroep – maar waarvan nog geen product is gezien, nu al extra geld te moeten betalen, is enigszins vervelend, temeer daar de extra kosten worden veroorzaakt door het feit dat de provincie Drenthe, in tegenstelling tot de provincie Groningen, wel erg goed is in het doorberekenen van kosten, terwijl de Drentenaren bovendien zo gelukkig zijn gemaakt met de vestiging. Dhr. Van der Ploeg (GroenLinks) verklaart dat de datum 15 juli hem bekend voorkomt, omdat vanuit Seaports voor die datum een begroting moet worden ingediend – de zogenaamde raambegroting – om vervolgens in november de suppletoire begroting vast te stellen. Bij deze begroting zou dhr. Van der Ploeg dat niet op die manier willen doen, want de GroenLinks-fractie heeft in het voortraject en ook in de Rekeningcommissie samen met dhr. Werkman aangedrongen op een behoorlijke inperking van de inzet van middelen. Dat is uitgevoerd en de GroenLinks-fractie is content met deze opstelling. Dhr. Van der Ploeg is het met voorgaande sprekers eens dat dit op een goede manier moet worden verwerkt in de provinciale Begroting 2006. Dhr. Hollenga (CDA) stelt dat het CDA zich geheel kan vinden in deze begroting. Indertijd maakte de CDA-fractie de inschatting dat het wel wat minder kon met die € 330.000. Blijkbaar is de werkelijkheid nu zoals die voorligt en de CDA-fractie kan daar goed mee verder. De voorzitter concludeert dat de brief voldoende is besproken en dat die zijn weg zal vinden naar de statenbegroting die waarschijnlijk de volgende vergadering aan de orde komt. 10.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 21.20 uur en wenst iedereen wel thuis en tot ziens.
30
Toezeggingenlijst (bijgewerkt tot en met vergadering van 15 juni 2005)
1.
Datum toezegging 17/9/2003
Onderwerp
Deadline
Evaluatie publieksmonitor in 2005
2005
2.
19/1/2005
Het subsidie-format wordt de commissie toegezegd.
Format is toegezonden zal worden geagendeerd op agenda volgende vergadering (15/06/05) De heer Alders bekijkt of deze toezegging in de volgende vergadering kan worden behandeld (15/06/05)
3.
23/3/2005
4.
15/6/2005
5.
15/6/2005
Het college zal nagaan hoe het instrument contract compliance (inzet jeugdige werkzoekenden) kan worden ingezet bij de uitvoering van de verbouw MK 12. Het college zegt toe Provinciale Staten te informeren (en met hen overleg te voeren) over de inbreng van GS aan de aandeelhoudersvergaderingen van Essent (Calon, 15/06/05). Het college zal de laatste stand van zaken in beeld brengen met betrekking tot de reikwijdte van de bevoegdheid om aan personen vertrouwelijkheid op te leggen (Alders, 15/06/05).
Portefeuillehouder Alders
Calon
Alders
Calon
Alders
31