Verslag van de vergadering van de Statencommissie Omgeving en Milieu, gehouden op 20 januari 2010 van 09.00 uur tot 12.00 uur in de Blauwezaal (C319) van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. J.W. Veluwenkamp (PvdA, voorzitter), dhr. J.G. Abbes (CDA), dhr. L.A. Dieters (PvdA), dhr. B.P.A. Blom (SP), mw. O.G. Hartman-Togtema (VVD), mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), dhr. H.T. Hoiting (burgercommissielid Partij voor het Noorden), dhr. F.A.M. Keurentjes (CDA), dhr. E.J. Luitjens (VVD), dhr. H. Miedema (burgercommissielid GroenLinks), mw. I.P.A. Mortiers (PvdA), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), mw. M.R. Schalij (PvdA), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), dhr. Swagerman (SP), dhr. de Vries (burgercommissielid D66). Niet aanwezig: mw. S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), mw. F. Stavast (GroenLinks), dhr. T.J. Zanen (Partij voor het Noorden), dhr. L.A.M. Stoop (burgercommissielid PvdD), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66). Voorts aanwezig: dhr. P.M. de Bruijne (gedeputeerde), dhr. D.A. Hollenga (gedeputeerde), dhr. W.J. Moorlag (gedeputeerde), dhr. R.A.C. Slager (gedeputeerde), mw. J. Bordewijk (secretaris) en mw. M.J. Baartman (Verslagbureau Groningen). 1. Opening en mededelingen De voorzitter heet eenieder welkom en opent de vergadering om 09.10 uur. Nieuw in de commissie zijn mw. Hartman namens de VVD (in de plaats van dhr. Haasken) en dhr. Swagerman namens de SP. In verband met het vertrek van dhr. Haasken moet een nieuw plaatsvervangend voorzitter aangewezen worden. Dhr. Van der Ploeg is bereid die taak op zich te nemen. Het is mogelijk om tegenkandidaten te stellen. In de vergadering van maart 2010 wordt hierover beslist. Dhr. Stoop van de Partij voor de Dieren, mw. Van der Graaf van de ChristenUnie en mw. Stavast van GroenLinks hebben zich afgemeld. Na afloop van deze vergadering zal dhr. De Bruijne de Staten bijpraten over een aantal ontwikkelingen rond het thema bevolkingsdaling. 2. Regeling van werkzaamheden - Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag. - vaststellen van de agenda De brief over EFRO staat als agendapunt 11 geagendeerd. Op verzoek van het College stelt de voorzitter voor deze als eerste bespreekpunt te behandelen.
1
Aldus wordt unaniem besloten. Er is een spreektijd van 10 minuten per fractie en 35 minuten voor het College. De agenda wordt vastgesteld. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
Er zijn geen insprekers. 4.
Vaststelling verslag Commissie Omgeving en Milieu van 2 december 2009 (al in uw bezit)
Dhr. Luitjens (VVD) deelt mede dat dhr. Haasken verhinderd was en dhr. Luitjens in zijn plaats de vergadering heeft geleid bij afwezigheid van de voorzitter. Dit moet in het verslag nog even worden aangepast. Dhr. Dieters (PvdA) merkt naar aanleiding van het verslag op dat er de vorige keer gesproken is over wateroverlast gemaal Oostwold, Blauwestad. Uit de beantwoording die bij het verslag is gevoegd heeft men kunnen lezen, dat uit metingen is gebleken dat afvoer uit het gebied aanzienlijk groter is dan gedacht en dat er in het gebied keileem in de ondergrond voorkomt, waardoor na een periode van veel neerslag de toplaag verzadigd raakt en – daar waar het gemaal staat – het water niet snel kan worden afgevoerd, hetgeen overlast veroorzaakt. Wie was en is verantwoordelijk voor de capaciteitberekening van het gemaal? Was dit niet eerder bekend? Er is nu met het waterschap een afspraak gemaakt voor uitbreiding van de bergingscapaciteit. Er moeten gronden worden aangekocht om overlast in de toekomst te voorkomen. De kosten worden gedeeld tussen waterschappen en provincies. Om welk bedrag gaat het? En waarom is ervoor gekozen dit te financieren uit het programma Landelijk Gebied? 1
Dhr. Hollenga (gedeputeerde) stelt voor die vragen schriftelijk te beantwoorden . Aldus wordt besloten. Het verslag wordt met inbegrip van bovenstaande wijzigingen vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst (bijgevoegd)
De voorzitter besluit enkel de punten met de hoogste prioriteit te bespreken. Toezegging 1. Jaarrapportage Energieakkoord Noord-Nederland Dhr. Slager (gedeputeerde) laat weten dat dit voor de volgende commissievergadering, d.d. 02-032010, kan worden geagendeerd. In verband met ziekte en het feit dat het College nog geen reactie heeft uit Den Haag, duurt dit iets langer dan gepland. Toezegging 2. Zonnepanelen agrarische bedrijven De voorzitter wijzigt de deadline van begin 2010 in maart 2010’. Toezegging 4. Windenergie Dhr. Moorlag (gedeputeerde) laat weten dat de deadline van februari 2010 niet gehaald wordt en stelt april 2010 voor. Het stuk is in concept gereed, komt in maart nog een keer terug in het College en zal aan de Staten worden toegestuurd. Toezegging 6. Bouwblokken Dhr. Moorlag (gedeputeerde) laat weten dat er inmiddels overeenstemming is op ambtelijk niveau en op het niveau van het College. De vraag is of de raden van de gemeenten ermee instemmen. De ruis tussen de Colleges en de provincie is in ieder geval weg. De voorzitter vraagt of dit betekent dat de Statenleden hierover nog een brief zullen ontvangen.
1
zie achter dit verslag. 2
Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat, indien zij het op prijs stellen geïnformeerd te worden over de voortgang, na de raadsbehandeling de stand van zaken aan de commissie kan worden medegedeeld. Aldus wordt besloten. Toezegging 8. Terug- en vooruitblik PLG Dhr. Hollenga (gedeputeerde) laat weten dat de deadline van ‘voor 1 februari 2010’ gehaald wordt. Toezegging 9. Terug- en vooruitblik PLG Dit staat als ingekomen stuk op de agenda voor vandaag. De toezegging kan worden geschrapt. 6.
Mededelingen
-
Er zijn geen mededelingen vanuit het College.
7.
Rondvraag
Dhr. Dieters (PvdA) brengt in dat er op 11 november 2009 uitvoerig gesproken is over de kwestie Strandheem. Het grootste punt van discussie was de risico van zandverplaatsing voor de waterkwaliteit van de plas. De PvdA heeft destijds aangegeven dat onafhankelijk zou moeten worden gekeken wat daarvan de consequenties zouden kunnen zijn. Gedeputeerde heeft aangegeven voorwaarden te hebben gesteld en die bij het waterschap te hebben neergelegd. Echter, in het onderzoeksrapport van Bureau Tauw wordt gesteld dat 1) de zwemwaterkwaliteit wel eens ernstig beïnvloed zou kunnen worden, 2) er algengroei op zou kunnen treden (blauwalg!), 3) het bellenscherm niet werkt en 4) dat de hersteltijd veel langer zou zijn dan destijds werd geopperd. Heeft gedeputeerde kennis van dit rapport, waarin men tot heel andere conclusies komt? En wat is zijn reactie daarop? Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat hij kennis heeft kunnen nemen van het rapport van Tauw, dat is binnengekomen als een bijlage bij een bezwaarschrift dat men heeft ingediend tegen de verlenging van de ontgrondingsvergunning. Het College maakt zich net als dhr. Dieters zorgen naar aanleiding van een aantal opmerkingen uit het rapport in verband met de zwemwaterkwaliteit voor de komende zomer. Een van de conclusies van het rapport is dat het zou kunnen zijn dat het bezinken van het slib dat in het water terecht komt door het storten van het zand, langer duurt dan aanvankelijk werd aangenomen. Er staat ook bij dat dit met een strenge winter wel eens heel erg mee zou kunnen vallen. Het is nu bevroren, maar het is wel degelijk een reden tot zorg. Het waterschap is aan zet in dezen en niet de provincie of de gemeente, maar de drie partijen komen in week 4 bij elkaar om de situatie te bespreken en te kijken of er noodzaak is iets te doen. Afhankelijk van wat de bevindingen daarvan zijn, zal het College overwegen wat de vervolgstap daarop is. Dhr. Dieters (PvdA) dankt de gedeputeerde voor zijn beantwoording. Echter, men is in afwachting van een uitspraak van de Raad van State in de kwestie Ureterp. Stel dat de Raad van State oordeelt dat ze door mogen gaan, weet dhr. Slager dit dan nog zodanig te verhinderen dat men eerst goede afspraken met elkaar maakt rond dit thema? Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat het gesprek in week 4 plaatsvindt en dat hij niet verwacht dat er voor die tijd een uitspraak komt van de Raad van State. De voorzitter vraagt of het logisch is dat de gedeputeerde de commissie Omgeving en Milieu op de hoogte houdt van dit dossier wanneer er wezenlijke uitkomsten zijn. Dhr. Slager (gedeputeerde) kan zich voorstellen dat indien er iets uitkomt dat afwijkt van de lijn die men tot nu toe heeft gevolgd, daarover een briefje of mailtje uit zal gaan. Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt of de waterkwaliteit van de plas nog wordt gemonitord en zo ja, kunnen de Staten daar dan van op de hoogte worden gesteld?
3
Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat er de afgelopen periode een aantal onderzoeken naar de waterkwaliteit zijn gedaan. Dhr. Slager neemt aan dat dat op dit moment stilligt, omdat alles bevroren is. De onderzoeken gaan door, omdat dat van wezenlijk belang is om te bepalen wat daar precies aan de hand is. De voorzitter vraagt in wiens opdracht die onderzoeken worden uitgevoerd. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat het waterschap verantwoordelijk is voor deze zaken. Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt of de commissie op de hoogte kan worden gesteld van de resultaten van de onderzoeken die nog komen. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat die dan opgevraagd moeten worden bij het waterschap. Hij wil die vraag wel aan het waterschap stellen. De voorzitter concludeert dat het College de Staten op de hoogte zullen stellen. Dit hoeft niet wekelijks. Er moet wel wat aan de hand zijn. Dhr. Dieters (PvdA) heeft een vraag over waterbeheer waterschappen. In de Voorjaarsnota van 2009 heeft het kabinet aangekondigd besluitvorming voor te bereiden om te komen tot een doelmatige organisatie van bestuur en uitvoering van het waterbeheer in Nederland. De Unie van waterschappen biedt € 100 miljoen besparing aan op de rijksbegroting, te financieren: € 25 miljoen muskusrattenbestrijding, € 75 miljoen Hoogwaterbeschermingsprogramma’s. Deze bedragen nemen de waterschappen voor eigen rekening. Is dat bij het College bekend? Wat is de reactie van het College daarop? Wordt de provincie niet in haar ruimtelijk beleid gefrustreerd? Heeft de besluitvorming door de waterschappen een geringe democratische legitimatie? Het IPO en de VNG is gewezen op de context van de heroverweging. Hoe wordt dit in IPOverband opgepakt? Wat is de reactie van het College op de heroverweging? Is de Unie op dit moment niet de slimste van de klas, gezien hun snelle reactie? De voorzitter stel dat dit een vraag is over correspondentie tussen de Unie van waterschappen en de minister. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat het College op de hoogte is van de brief van de Unie van waterschappen. In IPO-verband is daarover in de commissie Water gesproken en afgesproken dat de reactie van de provincies en de stellingname van de provincies met betrekking tot het onderdeel water, meegenomen zullen worden in de discussie. Op dit moment worden er voorbereidingen getroffen. De commissie Water heeft input geleverd voor het dossier dat ook in de Staten nog besproken zal worden. Het is juist dat de waterschappen in hun brief aan het ruimtelijk domein van de provincies komen. Het College is het op dat punt dan ook niet eens. Ook de democratische legitimatie is een punt dat besproken wordt in IPO-verband als het gaat om de relatie met de waterschappen. Over of de waterschappen het slimste jongetje van de klas is, heeft dhr. Hollenga geen oordeel. Wel is het zo dat het te prijzen valt dat de waterschappen een bod hebben gedaan en de provincies zullen kijken of zij ook een bod moeten doen. Dhr. Dieters (PvdA) bedoelde met ‘het slimste jongetje van de klas’, dat de Unie van waterschappen wel hebben gereageerd, het kabinet daar vervolgens in dank op heeft gereageerd en dat er in het voorjaar toch meer helderheid moet zijn. Trekt het College aan het eind van het touw te trekken, of aan het begin?
4
Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat men af moet wachten wat er uit het IPO komt. In de brief van de Unie van waterschappen staat dat het om een package deal gaat. De reactie van het kabinet was: dank voor die € 100 miljoen, die incasseren we en de andere punten komen later aan de orde. Het is dus nog maar de vraag of het een slimme brief geweest is. Dhr. Dieters (gedeputeerde) vraagt tot slot aangaande de € 25 miljoen muskusrattenbestrijding. Het zou overgeheveld worden van provincie naar waterschappen. Hebben zij nu handig geopereerd om die € 25 miljoen dan gelijk weer terug te geven? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat er nog geen verschuivingen in budgetten hebben plaatsgevonden. Bij de € 25 miljoen kunnen vraagtekens gezet worden, want daar zit maar € 20 miljoen van in het provinciefonds, hetgeen betekent dat ze ook nog bij ‘ons’ zouden moeten shoppen. Dhr. Swagerman (SP) is geïntrigeerd door de opmerking over de democratische controle van de waterschappen. De organisatie van de waterschappen is momenteel niet erg democratisch. De SP had graag gezien dat de waterschappen onder de provincie zou zijn gevallen en dan had men de discussie over die € 100 miljoen niet hoeven voeren. Hij vraagt of dhr. Dieters hem kan vertellen wat het standpunt van de PvdA aangaande de waterschappen is. Dhr. Dieters (PvdA) wijst dhr. Swagerman op het verkiezingsprogramma. De voorzitter vraagt gedeputeerde Hollenga of dit een punt is dat nog eens bij de Staten langs komt, of dat de Staten hier zelf actief moeten blijven. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat de Staten over de afspraken in IPO-verband richting kabinet worden bijgepraat. In de commissie Bestuur en Financiën is er overleg over. De voorzitter dankt dhr. Hollenga voor zijn antwoord. Hij constateert dat er verder geen punten zijn voor de rondvraag en sluit het agendapunt af. 8. a.
b. c. d. e. f. g. h. i.
Ingekomen stukken (ter kennisneming) Brief van GS van 24 november 2009, nr. 2009-66.958/48/A.6, MTZ, bijlage, betreffende VROM-inspectie bevindingen vervolg nazorgonderzoek 2009 afdelingen Milieutoezicht en Milieuvergunningen. Brief van GS van 2 december 2009, nr. 2009-69.150/49/A.11, OMP/PB betreffende aanbiedingsbrief Rapportage Topteam Krimp. Brief van GS van 8 december 2009, nr. 2009-70.358/50/A.9, LGW, betreffende goedkeuring beheerplan waterschap Hunze en Aa's. Brief van GS van 8 december 2009, nr. 2009-70.589/50/A.9, LGW, betreffende goedkeuring beheerplan waterschap Noorderzijlvest. Brief van GS van 8 december 2009, nr. 2009-70.941/50/A.9, LGW, betreffende goedkeuring beheerplan Wetterskip Fryslân. Brief van GS van 15 december 2009, nr. 2009-38.578/51/A.28, MTZ, bijlage, betreffende vaststellen handhavingstrategie en werkwijze WABO. Brief van GS van 15 december 2009, nr. 2009-67.242/51/A.12, MTZ, betreffende Jaarverslag Vuurwerk Groningen 2008. Brief van GS van 4 december 2009, nr. 2009-71294, LGW, betreffende Rapport visitatiecommissie ILG. Brief van GS van 17 december, nr. 2009-72.997/51/A.11, betreffende Uitkomst bestuurlijk overleg MIRT najaar 2009, TK-stukken.
5
Dhr. Abbes (CDA) heeft een aantal vragen naar aanleiding van stuk 8h. Op de voorpagina van het stuk staat dat het al op 23 februari 2009 gereed is gekomen. Er wordt hier in de commissie bijna een jaar later over gesproken. Waarom zo laat, wat is er aan de hand? Op pagina 5 wordt gememoreerd dat in 2006 de Commissie van Wijzen de opdracht heeft gekregen een model te ontwikkelen voor een goede samenwerking tussen met name provincie en DLG. Er werd toen al vastgesteld dat de provincies in de nabije toekomst meer zouden moeten kunnen sturen op inzet en kwalitatieve prestaties van het DLG en dat er alleen kans van slagen was wanneer er sprake zou zijn van wederzijds vertrouwen in elkaars intenties en kwaliteiten. In 2007 is het ILG begonnen. Bij de bevindingen staat dat de gebiedspartners soms teleurgesteld zijn over de nadruk die de natuuropgaven in het ILG hebben gekregen. Verderop staat dat het de komende jaren vooral aankomt op de inrichting en het beheer van nieuwe natuur. Vorig jaar is een motie aangenomen waarin gepleit werd voor een tweesporenbeleid waar het gaat over de inrichting van EHS, natuur en cultuurhistorie. Daarover leest hij niets terug in het visitatierapport. Hoe zit dat? Bij de conclusies en aanbevelingen van het visitatierapport – die in 2009 zijn vastgesteld terwijl er in januari 2010 door de commissie over wordt gesproken! – staat dat een belangrijke voorwaarde die op korte termijn aandacht vraagt, ‘het vertrouwen in elkaar en sterk partnerschap’ is. Datzelfde heeft de Commissie van Wijzen in 2006 al vastgesteld. Wat is er tussen 2006 en 2010 gebeurd? Is er sprake van een structureel probleem in de verhouding tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, provincie c.q. Dienst Landelijk Gebied et cetera? De voorzitter merkt op dat dit geen bespreekstuk is, maar een stuk ter kennisneming. Dhr. Abbes stelt twee vragen. Het gaat over de verhouding tussen DLG en de provincie en om de verhouding natuur/cultuur. Hij vraagt gedeputeerde het kort te houden. Is dat niet mogelijk, dan moet het punt geagendeerd worden. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat de DLG een uitvoeringsdienst is, waar de provincie een belangrijke relatie mee heeft. Het visitatierapport is een landelijk rapport, waar alle informatie van de verschillende provincies in meegenomen is. Hij verzekert de Staten ervan dat het vertrouwen er in Noord-Nederland is en dat het noorden er ten opzichte van andere provincies beter uit komt in de evaluatie, want er zijn provincies die een veel minder goede relatie hebben met DLG. Natuur/cultuur. Dat is aan de provincie – zij is de opdrachtgever en moet dat zelf bewaken, daar gaat DLG niet over. De voorzitter vult de vraag van dhr. Abbes nader in door te zeggen dat het aspect cultuur – want de motie is min of meer Statenbreed aangenomen – actief wordt meegenomen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat dat zeker de aandacht van het College heeft en dat zij daar regelmatig over spreken in de commissie als er weer dingen aan de hand zijn. Mw. Schalij (PvdA) stelt voor ingekomen stuk 8d. als bespreekpunt te agenderen voor de volgende vergadering. Dhr. Luitjens (VVD) merkt op dat er een krimpvisie en een strategie bevolkingsdaling en woningbouw in ontwikkeling is. Is het een idee om wanneer dat aan de orde is, het geheel integraal te behandelen in plaats van het rapport van het Topteam Krimp los van wat men in de Staten verder doet. De voorzitter merkt op dat de stukken voor het College zijn aangekondigd voor het voorjaar. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) antwoordt dat het wellicht verstandig is dit punt tevens in het Presidium te bespreken. Het College bereidt een provinciaal actieplan voor. Dat is een centraal stuk waar de onderliggende stukken enigszins in samenkomen. Het is aan de Staten te bepalen op welk moment zij wat willen bespreken. Gedeputeerde De Bruijne adviseert om te kijken naar een zo samenhangend mogelijke behandeling van datgene wat de provincie van plan is te doen op het punt van krimp. 6
De voorzitter resumeert dat gedeputeerde De Bruijne in feite de inbreng van dhr. Luitjens ondersteunt. Mw. Schalij (PvdA) is het daarmee eens, maar het lijkt haar goed dat de Staten zelf ook als volksvertegenwoordigers nadenken over die problemen. Dat betekent dat je wat meer tijd krijgt om het debat over het provinciaal actieplan voor te bereiden. Verder verwacht zij dat het naar aanleiding van de behandeling in de Kamer een punt is dat veel in het nieuws zal komen en zij vindt het vreemd dat men in de Tweede Kamer over de krimp in Groningen spreekt over een stuk dat de Staten nog niet met elkaar hebben besproken. Als men vindt dat het in zijn totaliteit in een keer besproken moet worden, kan zij zich daar ook heel goed in vinden, maar ze vindt het wel jammer. Dhr. Swagerman (SP) sluit zich aan bij mw. Schalij. De Staten willen en moeten zichzelf vertegenwoordigd zien in de meningsvorming en niet afhankelijk zijn van waar het College mee komt. Men kan bij voorbaat al een conclusie trekken uit dit rapport, die per partij kan verschillen, maar het lijkt hem zeer zinnig dat vooruitlopend op het totaalpakket te doen. Dhr. Miedema (GroenLinks) is van mening dat indien één of twee partijen vragen om agendering, daar de gelegenheid voor moet worden gegeven. Dhr. Luitjens (VVD) oppert hierover nog een keer bij de Staten ter tafel te brengen als ook de gedeputeerde aan het einde van deze vergadering mededelingen heeft gedaan. Verder is hij van mening dat het stuk geagendeerd en besproken moet worden. De voorzitter vindt dat consistent en begrijpelijk. De meningsvorming van deze vergadering zou moeten plaatsvinden naar aanleiding van de stukken van het College. Mw. Schalij (PvdA) vindt dat het lang gaat duren voordat het dan in zijn totaliteit besproken zou kunnen worden. Het actieplan komt in het late voorjaar. De voorzitter brengt in dat hij zeker niet van plan is haar punt af te kappen, maar de meningsvorming van deze vergadering zal naar aanleiding van het stuk van het College plaatsvinden. Hij kan zich voorstellen dat deze vergadering een keer wil brainstormen over de zaak, voordat dat moment is aangebroken, bijvoorbeeld naar aanleiding van het stuk van het Topteam Krimp. De suggestie van dhr. Luitjens en de gedeputeerde is om af te wachten wat gedeputeerde De Bruijne na deze vergadering te zeggen heeft. Besloten wordt dit zo te doen. Als men na afloop van de presentatie vindt dat het stuk geagendeerd moet worden, kan men dit de secretaris, mw. Bordewijk, laten weten en dan gebeurt dat. Mw. Schalij (PvdA) gaat akkoord als eenieder daarmee instemt. Dhr. Swagerman (SP) gaat ook akkoord. Mw. Hazekamp (PvdD) zou graag brief 8f willen agenderen voor de volgende commissievergadering. Zij heeft een aantal vragen, met name gericht op samenwerking en aanpak maar zal dit nog even schriftelijk toelichten. Dhr. Dieters (PvdA) merkt op dat hij zijn vragen aangaande brief 8f daar dan ook in meeneemt. De voorzitter gaat hiermee akkoord en punt 8f wordt op verzoek van de Partij voor de Dieren geagendeerd voor de vergadering in maart en mw. Hazekamp stuurt per e-mail een schriftelijke toelichting aan de secretaris.
7
Bij dezen worden de stukken die niet geagendeerd worden voor de volgende vergadering, ter kennisgeving aangenomen. Bespreekstukken 9.
Voordracht van GS van 8 december 2009, nr. 2009-70.277, LGW, betreffende inzet van € 3,6 miljoen uit de bestemmingsreserve Groen voor de cofinanciering van Europese middelen voor LFA en akkerranden-beheer. (nummer 39/2009).
Mw. Mortiers (PvdA) spreekt namens de PvdA-fractie waardering uit voor de gedeputeerde, voor wie de Europese doelstellingen inzake biodiversiteit niet aan dovemansoren waren gericht. Kansen grijpen voor de regio, nu zich een nieuw Europees landbouwbeleid aandient, waarbij de verbinding met maatschappelijke waarden steeds belangrijker wordt. De bestuurlijke lijn is om de modulatiegelden zo veel mogelijk ten goede laten komen aan beleid op het snijvlak van landbouw, natuur en landschap. Volledigheidshalve moet naar het inzicht van de PvdA-fractie ook het verhogen van de leefbaarheid op het platteland aan worden toegevoegd. Of wordt in de inleiding op pagina 1 met ‘bestuurlijke lijn’, niet de provincie bedoeld? Een pluim voor de sterke Groninger lobby om het succes van het akkerrandenbeheer in Noord-Groningen en het Oldambt te verzilveren met Europees geld. Wierde & Dijk en de ANOG hebben een inzet voor de akkervogels met duidelijke onderzoeksresultaten beloond gezien. Dit biodiversiteitbeleid werkt. Het stemt tot voldoening dat de motie van Tweede Kamerlid Waalkens, voor dit akkerrandenbeheer resulteerde in € 30 miljoen van LNV. Maar, hoe moet dit vraagstuk op de lange termijn, structureel, worden aangepakt? Als de indruk niet bedriegt, wil Groningen zowel inzake akkerranden als maatschappelijke diensten een voorhoederol spelen. Het College wil kennelijk anticiperen op Europees modulatiebeleid in 2013 en op die manier nadrukkelijk maatschappelijke waarden honoreren. Begrijpt de PvdA goed dat de minister wel bereid is om met maatschappelijk diensten te experimenteren en daarbij alleen Europese subsidiemogelijkheden ziet voor de Less Favourite Area’s? Is de minister intussen wel bereid om de helft te cofinancieren? Of is zij niet overtuigd van de geleverde argumenten? Zijn er toezeggingen of garanties dat de financiële inzet straks door het Rijk zal worden gecontinueerd? Dat wil zeggen, overgenomen als dit project slaagt. Zou de gedeputeerde wat nadere informatie kunnen geven, vandaag of via een notitie in de nabije toekomst, over de diverse onderdelen van deze voordracht, waarbij dan duidelijk is wie uiteindelijk wat betaalt? Kortom: hoe zien de financiële plaatjes van de beide aandachtspunten in deze voordracht er precies uit? Wat Middag-Humsterland betreft: welke diensten worden geleverd voor welke bedragen? Als vanzelfsprekend met het uiteindelijke doel dat een innovatieve en duurzame landbouw gepaard gaat met grotere biodiversiteit en behoud van het cultuurhistorische landschap. Uit de voordracht begrijpt de PvdA-fractie dat dit voorstel van het College deel zal uitmaken van de definitieve afwegingen dit voorjaar inzake de bezuinigingen. Klopt dat? Wat betekent dit voor het besluitvormingstraject? Dhr. Abbes (CDA) brengt in dat de CDA-fractie met grote instemming kennis heeft genomen van het stuk, de complimenten wil uitdelen aan gedeputeerde voor het uitstekende lobbywerk en het een goed idee vindt om daar, althans voor dit plan, het bestemmingsreservefonds groen voor aan te spreken. Het Middag-Humsterland vindt de CDA-fractie ook geweldig. Er wordt ook landbouw en veeteelt in bedreven en dat je op deze wijze akkerrandenbeheer kan stimuleren, juicht zij van harte toe. Dhr. Hoiting (PvhN) wil na de lovende woorden van de vorige sprekers toch even wat andere signalen afgeven. Het stuk leverde bij hem wat ergernis op over een aantal zaken, bijvoorbeeld over dat de minister wel wíl, maar in feite niet wil meebetalen. Verder was er wat verwarring over de financiering van het geheel.
8
Verder vraagt de Partij voor het Noorden zich af of het wel zo handig is om twee verschillende programma’s samen te voegen en daar één zak provinciaal geld in te stoppen, want zij hebben verschillende doelstellingen. Less Favourite Area’s is wat anders dan akkerrandenbeheer. Wat dat betreft mist hij een plan van aanpak. Hoe gaan deze middelen precies ingezet worden en wat wil men daar precies mee bereiken? Het maakt op hem de indruk van: hier ziet men een mogelijkheid, daar wordt snel op in gesprongen, er wordt een zak geld tevoorschijn gehaald en men ziet wel wat ervan komt. Dat is zijns inziens geen goed beleid, zeker gezien het feit dat de komende jaren de financiële middelen nogal schaars worden en er mogelijk ook andere bestemmingen zouden kunnen zijn voor zo’n bedrag. Daarbij ook zijn bedenkingen om het Middag-Humsterland toe te wijzen als het meest ideale gebied om akkerrandenbeheer toe te passen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) vraagt waar staat dat men daar akkerrandenbeheer toe gaat passen. Dhr. Hoiting (PvhN) dacht dat dat het gebied is waar het College geld in wil stoppen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt ontkennend. Dhr. Hoiting (PvnN) mist daarin dan de verdeling van het bedrag: wat gaat dan waaraan besteed worden? Er wordt één zak geld beschikbaar gesteld voor twee programma’s en het is onduidelijk hoe dat ingezet gaat worden en voor welk van beide doelen. Kunnen deze beide doelen voor het beschikbaar stellen van middelen niet beter gescheiden worden? Mw. Hazekamp (PvdD) brengt in dat ook de Partij voor de Dieren haar twijfels heeft over akkerrandenbeheer. Het is een vrij onduidelijke voordracht geworden. Het is onduidelijk in hoeverre deze bijdrage gekoppeld wordt aan maatschappelijk relevante zaken, zoals het akkerrandenbeheer. Of is het puur en alleen bedoeld als compensatie van de nadelen voor de landbouw- en veesector in dat gebied? De Partij voor de Dieren wil graag van de gedeputeerde weten of hij iets kan vertellen over bijvoorbeeld het dempen van sloten. Er is in de commissie al eerder gesproken over naleving van het convenant dat daarover is. Wordt dat nu wel goed nageleefd? Het is belangrijk hier iets over te weten voordat men gaat compenseren voor de nadelen van die sloten. Verder vindt de Partij voor de Dieren het wel erg toevallig dat er in het bestemmingsreserve groen precies het bedrag zit dat nodig lijkt te zijn om enig ambitieniveau te kunnen waarmaken. Zij vindt het wel jammer dat dat geld niet terugvloeit in bestemmingsreserve groen, maar naar algemene reserve en zou daar graag een toelichting op krijgen. In het stuk wordt genoemd dat er binnen het PLG nog middelen beschikbaar zouden zijn voor het landschap, maar dat deze niet bedoeld zijn voor cofinancieringen in het kader van de Less Favourite Area’s. Is bestemmingsreserve groen daar dan wel voor bedoeld? Dhr. Swagerman (SP) vraagt in hoeverre nu door de Staten een uitspraak wordt gedaan over deze post in deze voordracht die vooruit loopt op de bezuinigingsoperatie. Want naar mening van de SP is dit een bedrag dat vermeld staat als een te heroverwegen post als het gaat over het al dan niet uit willen geven van het geld. Hij vraagt de gedeputeerde of dat klopt en of hij dan wel of niet een besluit van de Staten vraagt, voordat men een besluit neemt over de bezuinigingsoperatie. Dhr. Blom (SP) sluit zich aan bij de vragen over hoe het geld precies wordt besteed. Wat gaat er naar akkerrandenbeheer en wat gaat er naar de Less Favourite Area’s? Wat gebeurt daar in het laatste geval met name voor? Is dat een inkomensdervende subsidie en gebeurt er eigenlijk niks met dat geld, of wordt daar ook een maatregel mee gefinancierd? Akkerrandenbeheer is heel erg belangrijk omdat al die akkerranden bij elkaar een soort mini-EHS vormen, vooral als je dat langjarig gaat doen. Het is verheugend dat hier een pot geld voor gevonden is en de mogelijkheid voor wordt geschapen. Met name aangaande de invulling van het geld aan de LFA’s zou hij nog even wat duidelijkheid van de gedeputeerde willen.
9
Dhr. Miedema (GroenLinks) denkt dat het zo’n twee jaar geleden is dat er vanuit Avifauna een dag georganiseerd werd over akkervogels in Oudeschans. Het is toen heel uitgebreid besproken allemaal en gezegd dat het ontzettend veel geld zou gaan kosten om daar iets mee te doen. Gedeputeerde Hollenga was daar toen ook en zei dat zij het voor elkaar zouden krijgen om dat geld van Europa te krijgen. Dhr. Miedema dacht toen dat hem dat echt nooit zou gaan lukken en moet hem een groot compliment geven dat het hem toch gelukt is dat voor elkaar te krijgen en dat men nu in Groningen echt met die akkerranden aan de slag kan. De akkerfauna- en flora is een waarde voor Groningen. Met de dekking kan hij leven, maar het is nog wel de vraag of dat niet ten koste gaat van de aankoop van EHS. Over de Less Favourite Area’s en het geld voor Middag-Humsterland is de GroenLinks-fractie op zich ook positief. Er was nog wel een vraag over de cofinanciering van het Rijk. Er staat in het stuk dat er half december in de Kamer wat meer duidelijkheid over zou komen. Hoe is dat afgelopen? Het zou mooi zijn als het Rijk daar ook aan mee zou betalen. Dhr. De Vries (D66) brengt in dat Groningen een heel mooi leven cultuurlandschap heeft in de hoedanigheid van Middag-Humsterland. Dat is iets om trots op te zijn en wat men moet zien te bewaren. Heel veel andere landbouwgebieden zijn ondertussen door herverkaveling toch een stuk minder mooi geworden. Tegelijkertijd hebben de bedrijven die daar werkzaam zijn, een nadeel voor hun bedrijfsvoering. Dhr. De Vries denkt dat men daar een samenwerking kan doen. D66 denkt dat er juist een economische samenwerking mogelijk is tussen cultuurlandschap en biologisch boeren en dat dat gestimuleerd zou moeten worden. Dit voorstel biedt daartoe zijns inziens mogelijkheden. Ziet gedeputeerde dit soort mogelijkheden ook en wil hij dat stimuleren, zodat de bedrijfseconomische inpassing binnen dit gebied goed mogelijk kan zijn? Als er middelen overblijven, zou dat naar algemene middelen terugvloeien. Op dit moment voelt D66 daar minder voor en vinden zij het handiger als wat geld beschikbaar zou blijven, bijvoorbeeld voor voorfinanciering van de EHS. Dhr. Luitjens (VVD) vindt het op beide fronten een goed initiatief. Hij denkt dat de vragen die dhr. Swagerman in het midden legde over hoe dit voorstel staat in relatie tot bezuinigingsvoorstellen, allesbepalend is. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) brengt in dat er een aantal hoofdlijnen zijn. Hij dankt de partijen voor de waardering die ze uit hebben gesproken voor het feit dat zij die middelen binnen hebben gekregen. Daarvoor is steun verkregen van de vogelorganisaties die de afgelopen jaren erkend hebben dat het zogenaamde Groninger model van brede akkerlanden werkt en dat het dan ook terecht is dat modulatiegeld dat vrijgekomen is voor de periode tot en met 2013, daarvoor gebruikt wordt. Dat is zowel in Den Haag als in Brussel bepleit en de minister heeft dat gehonoreerd. Er zijn in de Kamer daarover twee keer moties ingediend. Dat heeft ertoe geleid dat de minister gezegd heeft dat zij een substantieel deel van de modulatiegelden willen bestemmen voor akkerrandenbeheer. Dat geldt ook voor landschap. Toen de eerste perikelen ontstonden over de Health Check heeft men daar vanuit Groningen meteen op ingespeeld. Dhr. Hollenga heeft een presentatie gegeven over Middag-Humsterland bij de minister en ook toen heeft hij de zaak bepleit. Beide onderdelen zijn terug te vinden in de brief aan de Kamer van vorig jaar april over hoe de modulatiegelden voor de periode tot en met 2013 verdeeld worden. Er ontstond toen de discussie dat de minister wel Europees geld heeft, maar geen eigen geld voor de cofinanciering. Toen is een gedeelde cofinanciering afgesproken: de helft door het Rijk en de helft door de provincies. Dat is als volgt vormgegeven. Een aantal landelijke regelingen worden van modulatiegeld betaald, zoals innovatieregelingen en voor die regelingen doet de minister de volledige cofinanciering. De cofinanciering voor akkerrandenbeheer, LFA’s en biodiversiteit komen meer bij de provincies te liggen. De provincies die vooral ingezet hebben op akkerranden en LFA’s, kregen een substantieel deel van de cofinanciering voor hun kiezen. Dat is de discussie geweest in het IPO die door dhr. Hollenga is aangezwengeld. Dat heeft ertoe geleid dat in IPO-verband ook richting het ministerie een aantekening is gemaakt dat alleen voor deze periode de provincies akkoord gaan met deze cofi10
nanciering en dat daarna een nieuwe discussie gevoerd moet worden over hoe men met Europees geld omgaat dat bestemd is voor maatschappelijke doeleinden. Het verschil tussen de cofinanciering akkerranden (25%) en de cofinanciering LFA’s (50%). Dat was een hele vervelende voor Friesland en Groningen. Want ook daar waren zij uitgegaan van 25% cofinanciering. Het had te maken met het feit dat de toevoeging van nieuwe gebieden aan het fenomeen Less Favoured Areas niet onder de nieuwe POP-regeling kon en moest men gebruik maken van het oude POP. Dat is het plattelandsontwikkelingsprogramma van de EU waar 50% cofinanciering in zat. Dhr. Hollenga geeft toe dat zij niet uit hebben kunnen leggen waarom het niet onder de nieuwe viel, maar ambtelijk is uitgezocht dat dat niet mogelijk was. Het ministerie sprak Groningen en Friesland er op aan dat zij zeiden dat hen dat te gortig werd. Uiteindelijk hebben de provincies de weg bewandeld via de Tweede Kamer. De Kamer heeft een amendement ingediend, waarbij de provincies ingezet hebben op 25% cofinanciering door het Rijk en 25% door de provincies. Dat amendement is bij landbouwbegroting in december aangenomen, ondanks een forse brief van de minister dat ze het er eigenlijk niet mee eens was, omdat zij van mening was dat ze afspraken met de provincies hierover had. Het College is het daar niet mee eens. Die afspraken golden niet voor dit gebied. Ook dat is goed afgelopen. Plan van aanpak en verdeling van het geld. Het geld wordt als volgt verdeeld: het is bekend welk bedrag Groningen beschikbaar kan krijgen voor LFA’s, namelijk de helft van de € 7,5 miljoen. Daar zit de cofinanciering bij in. Het College komt met een voorstel welk bedrag zij in kunnen en zullen zetten voor het gebied Middag-Humsterland. Het is niet alleen de cofinanciering die betaald moet worden uit deze middelen, maar ook de uitvoeringskosten. Dat zijn de kosten van de Dienst Regelingen. Het ministerie ging in eerste instantie uit van 20%. Daar kan je je geweldig druk om maken, want dan krijg je het idee dat je een uitvoeringsdienst van het ministerie moet financieren. In IPO-verband is nu uitgegaan van 15%, maar het College hoopt dat het lager uitkomt. Akkerranden. Er doet zich op dit moment een heel raar fenomeen voor. Er is aangegeven dat er akkerrandenbeheer moet plaatsvinden op kwalitatief goede plaatsen. In het voortraject ging de lobby hiervoor in gezamenlijkheid met Zeeland, Drenthe, Friesland, Flevoland en Groningen. De € 30 miljoen is boven tafel en de collega’s willen het nu eerst verdelen, dus een twaalfde voor elke provincie. Dhr. Hollenga vraagt zich dan af of zij de brief en de door de Kamer aangenomen moties wel gelezen hebben. Van de inzet van de minister en de Kamer om € 30 miljoen aan akkerranden te besteden, zal straks alleen nog de provincie Groningen en mogelijk de provincie Friesland gebruik maken omdat zij de afspraken met de Kamer en de minister na willen komen. Dhr. Hollenga is aan het lobbyen om te kijken welke delen hij van andere provincies over kan nemen om in de regio voldoende inzet te kunnen plegen op akkerranden. Dhr. Hollenga kan op dit moment niet zeggen welke inzet zij zullen plegen binnen het budget dat zij hebben. Hij gaat ervan uit dat er in ieder geval 400 ha ingezet kan worden. Ligt daar beleid achter? Er is ‘meer doen in minder gebieden’ aangenomen en besproken in de commissie Omgeving en Milieu, waarin is aangegeven dat weidevogelbeheer ingedikt zou worden en er met het bestaande budget redelijk veel mogelijk was, maar met akkerranden en akkervogels niet en daar zouden hectares bij moeten komen. Dit is daar onderdeel van, een eerste te realiseren toevoeging. De komende jaren wil de provincie laten zien dat zij ten aanzien van waardevolle gebieden met beheer landschapsgeld en voor de natuur met akkerranden iets kunnen doen om op die manier aan de minister een voorbeeld te geven, die in 2012-2013 weer nieuwe afspraken moet maken met Brussel over hoe geld wordt ingezet in Groningen. Deze voordracht ligt er nu en heeft inderdaad een relatie met de bezuinigingen. De discussie in het College ging over de € 35 miljoen-brief. Daar hoorde bij de afdekking van de frictiekosten die nodig zijn voor de structurele financiering. Dat kwam uit op ongeveer € 12 miljoen. Daarop is gezegd: alle niet benutte reserves liggen onder vuur en zijn daarvoor beschikbaar. Toen is gekeken of de bestemmingsreserve groen één van de reserves die daarvoor beschikbaar zijn, is. Echter, het College realiseerde zich ook dat de provincie Groningen al in een traject zat om te kijken hoe zij die Europese middelen willen halen. In de andere voordracht over de financiën zijn de frictiekosten die begroot zijn op € 12 miljoen afgedekt. De bestemmingsreserve groen is wat het College betreft niet nodig voor het afdichten van de frictiekosten. Bovendien heeft het College toen gezegd dat dan nu de bestemmings11
reserve groen hiervoor ingezet kan worden en die hadden zij ook nodig omdat zij heel snel aan moeten geven (uiterlijk na de eerstvolgende Statenvergadering) dat zij het ook werkelijk waar kunnen maken dat zij die cofinanciering hebben, omdat het minister dat wil weten. Verder hebben zij dat nodig omdat de gelden voor de modulatiegelden dit jaar al vrij komen en die kan men niet na 2014 voor zich uitschuiven. Dan ben je het geld kwijt. De voorzitter vraagt of wat niet besteed wordt, terugvloeit naar de algemene middelen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat dat inherent was aan de discussie die in het College is gevoerd dat als er middelen overblijven, deze terugvloeien naar de algemene middelen. De voorzitter vraagt of dat richting bezuiniging is. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt, dat algemene middelen, algemene middelen zijn. De voorzitter verheldert dat de vraag was, waarom dat niet terugvloeit met bestemming EHS. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat EHS niet nodig is. De EHS-voorfinanciering doet men uit andere middelen, daar is voldoende. De financiering EHS gebeurt via het bestaande ILG-budget. Het enige waar je aan zou kunnen denken waar zij tekort hebben, zijn de landschapsmiddelen. De voorzitter laat weten dat de gedeputeerde de vragen een kwartier lang in groot detail heeft beantwoord en vraagt of er desondanks zaken onduidelijk zijn gebleven. Dhr. De Vries (D66) merkt op dat niet alles is beantwoord. Hij had nog een vraag of gedeputeerde mogelijkheden ziet om biologisch boeren te stimuleren in dat gebied. Dhr. Blom (SP) vraagt nogmaals hoe de gelden voor de LFA’s precies besteed worden. Mw. Hazekamp (PvdD) wijst erop dat zij een vraag had gesteld over het dempen van sloten, die onbeantwoord is gebleven. Dhr. Swagerman (SP) komt terug op de financiën. Er staat nu één bedrag en er is sprake van twee thema’s. Stel dat men in het kader van bezuinigingen voor één van de twee thema’s wil kiezen, dan is het handig te weten over welke bedragen er gesproken wordt, als dat los van elkaar kan. Mw. Mortiers (PvdA) stelt nogmaals de vraag of hierover in de nabije toekomst een notitie zou kunnen komen, waarin wat nadere informatie gegeven wordt over de verdeling bij de financiële plaatjes, zodanig dat zij ook inzichtelijk hebben welke maatschappelijke diensten in Middag-Humsterland worden geleverd. Zodat je niet, wanneer je het geld aan landbouw besteedt, in strijd komt met biodiversiteit. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt ten aanzien van het onderwerp biologisch boeren, dat het niet zo is dat zij op basis van gelden voor LFA’s de eis kunnen stellen dat ze alleen beschikbaar komen als er biologisch geboerd wordt. Wel wordt er ook vanuit de biologische sector lobby gevoerd om te kijken of er opnieuw gelden beschikbaar kunnen komen voor ondersteuning van biologische landbouw, ook vanuit Europa, omdat er sinds een aantal jaren geen premies meer zijn voor biologisch boeren. Mogelijk zullen zij hier in de toekomst weer gebruik van kunnen maken, als die gelden ook via modulatiegelden vrij kunnen komen. Er komt uiteraard een overzicht naar de Staten waaruit blijkt welk bedrag er voor de LFA’s en welk bedrag er voor akkerrandenbeheer is en wat de provincie daarmee doet. Op dit moment is dhr. Hollenga afhankelijk van andere provincies en hoe zij eruit komen binnen de IPO met het Rijk. Dhr. Swagerman (SP) neemt aan dat hij aanneemt dat dit voor de besluitvorming zal zijn. 12
Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt ontkennend. Met deze voordracht wordt vastgesteld dat de gelden beschikbaar zijn en besteed mogen worden voor de cofinanciering van akkerranden. Voor akkerranden ligt dit in de orde van grootte van 400 ha en voor de LFA’s geldt een standaardbedrag per ha, in verband met het nadeel dat de agrariërs in het Middag-Humsterland hebben. De voorzitter concludeert dat de middelen nu ter beschikking worden gesteld en dat de besteding van de middelen met een aanvullende brief komt. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) bevestigt dit. Dempen van sloten. Er is een nieuwe kaart gemaakt voor Middag-Humsterland. Het aantal sloten dat niet meer gedempt mag worden is met 50% verhoogd, omdat men het karakteristiek van het landschap wil behouden. Dhr. Hollenga vond eigenlijk dat men recht had op een vergoeding LFA’s waarop men tegen hem zei dat eerst te regelen, en dan pas de kaart vast te stellen in het POP. Daar is hij niet mee akkoord gegaan. Hij heeft aangegeven zich in te zullen spannen om te kijken of ze het voor elkaar konden krijgen, maar ook dat ze de kaart wel vast zouden stellen, omdat anders de kranen voor het dempen van sloten niet aan te slepen zouden zijn. Daar wordt nu ook op gecontroleerd. De voorzitter geeft aan de indruk te hebben dat de voordracht wordt gesteund en dat hier verder niet over gepraat hoeft te worden in de Staten. Mw. Hazekamp (PvdD) geeft aan hier toch nog wat twijfels bij te hebben. De verdeling tussen de twee posten akkerrandenbeheer en LFA’s staat nog niet vast en om daar op voorhand mee in te stemmen, vindt zij een groot risico, zeker omdat de gedeputeerde aangaf dat er geen aanvullende eisen kunnen worden gesteld daar waar het gaat om het onderdeel voor de LFA’s, bijvoorbeeld ten aanzien van biologisch boeren. Wat de Partij voor de Dieren betreft is dat een teken dat men, ook ten aanzien van de modulatiegelden, veel meer richtinggevend moet zijn richting duurzaamheid en dierenwelzijn. Als dat niet gekoppeld kan worden, is er sprake van inkomenssteun en zal de Partij voor de Dieren dat punt niet steunen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat de verdeling ongeveer als volgt zal zijn: een derde LFA’s en twee derde akkerranden. Dat is afhankelijk van in hoeverre andere provincies mee willen doen. Dhr. Hollenga denkt dat de minister zelf op een gegeven moment hier in moet grijpen. Maar, dan vloeit er meer geld terug naar algemene middelen, want dan maakt hij het bedrag niet op. In de brief zal dhr. Hollenga aangeven wat de extra kosten zijn van de agrariërs in het gebied. Mw. Hazekamp (PvdD) geeft aan dat de Partij voor de Dieren zich daar zorgen over maakt, want zij hoort regelmatig van agrariërs dat zij verantwoordelijk zijn voor het (in stand houden van) het prachtige landschap. Zij vindt het wat vreemd als zij daar nog een keer extra voor gecompenseerd zouden worden. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) laat weten dat uit de brief zal blijken welke bijdragen de agrariërs zelf leveren in Middag-Humsterland, zoals het College dat graag wil en in het POP vastgelegd is. De voorzitter vraagt of met die toezegging van de gedeputeerde vastgesteld kan worden dat deze voordracht als B-stuk naar de Staten kan worden geleid. Dhr. Swagerman (SP) is van mening dat deze voordracht onlosmakelijk is verbonden met de bezuinigingsoperatie en op het moment dat je dit zomaar laat passeren, laat je een mogelijke heroverweging schieten. De voorzitter vraagt de gedeputeerde of, als dit geld beschikbaar gesteld wordt, dit betekent dat de hele zaak onttrokken wordt aan de bezuinigingsoperatie. 13
Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verzekert de vergadering ervan dat dit geen enkele euro zal zijn. De voorzitter concludeert dat nu geld beschikbaar wordt gesteld, maar dat dat niet wegneemt dat indien er bezuinigd gaat worden, besloten kan worden dit ook mee te nemen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) ontkent dit. De gelden van de bestemmingsreserves die eventueel beschikbaar waren, lagen onder de loep om te kijken of die nodig waren voor de frictiekosten van € 12 miljoen. Daarvan heeft het College voorgesteld dat zij die hebben afgedekt, dat staat in de brief over de € 35 miljoen. Daarvoor was deze bestemmingsreserve groen niet nodig en dus kon die voor groene doeleinden besteed worden. Het College heeft de voordracht naar voren gehaald, ook in verband met het feit dat zij voor dit jaar op vrij korte termijn nog beslissingen moet nemen, omdat zij anders weer een jaar voorbij laat gaan en dus Europees geld laat liggen. Mw. Hazekamp (PvdD) merkt op dat je, als dit bedrag gereserveerd wordt en daarmee een verplichting aangegaan wordt richting Rijk en Europa, dit volgende week toch niet weer terug kunt draaien... De voorzitter beaamt dat en verduidelijkt dat de gedeputeerde heeft aangegeven dat het uit de bezuinigingen is weggehaald. Dhr. Swagerman (SP) wijst erop dat het onder de kop ‘heroverwegen’ staat. Daar staan een x aantal posten, die een optelsom vormen met die € 12 miljoen. Er wordt dus niet alleen over de frictiekosten en de oplossing daarvoor gesproken, maar ook over de mogelijkheden elders compensatie te gaan vinden. Als je alle heroverwogen kosten bij elkaar optelt, zit dat, voor zover dhr. Swagerman het heeft uit kunnen rekenen, op € 35 miljoen. Op het moment dat je iets in je heroverweging wegsloopt, schiet je elders een gat. Dat zijn politieke keuzes die partijen moeten maken. Dhr. Swagerman voelt er niet zo veel voor daar alvast rekening mee te moeten gaan houden. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat hij het nog één keer probeert. Dit bedrag moet men niet relateren aan de € 35 miljoen, want dat is een structurele bezuiniging. Het College heeft aangegeven hoe ze die denken te dekken. Daarnaast, in verband met afvloeien personeel bij de provincie of andere organisaties, heeft men te maken met eenmalige frictiekosten. Daarvoor is in alle hoeken en gaten in de provincie gekeken waar nog bedragen liggen die niet benut zijn of waar nog geen afspraken over gemaakt zijn. Een van de bedragen die daar eventueel bij betrokken had kunnen worden, was die 3,6. Maar, omdat het College voldoende andere middelen heeft gevonden om die € 12 miljoen af te dekken, is besloten dat zij dit zo belangrijk vinden dat de 3,6 voor groene doeleinden besteed kan worden. Dhr. Swagerman (SP) denkt dat de discussie nu de verkeerde kant op gaat. Er is ook gesproken van een 5% reductie... De voorzitter interrumpeert. De vraag is of men met deze voordracht inhoudelijk als B-stuk in kan stemmen. Als men dit alsnog bij de bezuinigingsdiscussie wil betrekken, moet dit stuk opgeschort worden. Dat lijkt hem echter wat ver gaan, gezien de toelichting van de gedeputeerde. Wil de SP er in eigen kring over nadenken? Dhr. Swagerman (SP) wil dat inderdaad en zij zullen een mening geven over of zij dat wel of niet in combinatie willen zien en wat dat dan betekent voor hun standpunt ten opzichte van dit verhaal. De voorzitter merkt op dat de vergadering tot B-stuk neigt en dat de SP hier nog in eigen kring over nadenkt. Ter overweging wil hij voorleggen dat hij de indruk heeft dat er in de voordracht een aantal technische onduidelijkheden zaten die in deze vergadering moesten worden toegelicht en dat het wellicht goed is om hier de volgende keer nog even goed naar te kijken, voordat het de deur uit gaat. Aan 14
de andere kant had deze vergadering voor een deel de technische punten vooraf bij de ambtenaren kunnen checken. 10.
Brief van GS van 8 december 2009, nr. 2009-70.765/50/A.15, RP, bijlage, betreffende besluit nieuwbouwruimte.
Dhr. Swagerman (SP) brengt in dat de SP de brief heeft laten agenderen, niet zozeer om over de aantallen die er staan te discussiëren, maar om van de gedeputeerde te vragen of hij een beetje uit de school zou willen klappen over hoe het overleg met de betrokken wethouders is gevoerd. De SPfractie heeft links en rechts gehoord dat er fors wat druk is geweest van wethouders om aantallen omhoog te halen en dat er vanuit het College fors druk is uitgeoefend om binnen de te halen termijnen, deze aantallen ook daadwerkelijk te krijgen. Daarnaast is er de discussie rondom het POP gevoerd over waar men toestaat te bouwen en waar de grens binnengebied/buitengebied precies ligt. De provincie is daar naar mening van de SP te strak in geweest. De SP krijgt zelden in de Staten door hoe dit soort dingen lopen en hoe zo’n aantal dan tot stand komt. Vandaar zijn vraag. De voorzitter laat weten dat de vraag helder is en stelt anderen in de gelegenheid in de eerste termijn te reageren. Dhr. Stevens (ChristenUnie) dankt de voorzitter. Deze lijst is een gevolg van Artikel 4.7 van de Omgevingsverordening. Hij vraagt de gedeputeerde op welke punten dit lijstje nog heel typisch sturend is, of dat dit een verplichting is die voortkomt uit de Omgevingsverordening en men moet wachten op het nieuwe beleid met betrekking tot woningbouw en sloop en de regiefunctie van de provincie daarop. Dhr. Keurentjes (CDA) sluit zich aan bij de vragen die de SP heeft gesteld. Twee commissies eerder is gesproken over de geluiden die men hoorde over sloop in Oost-Groningen, waarbij woningcorporaties zich bepaalde posities voorbehielden en daarmee ook gemeentes onder druk konden zetten. Daar zou nog een terugkoppeling op komen. Hij vraagt hierop een reactie van de gedeputeerde. Mw. Schalij (PvdA) merkt op dat ook de PvdA-fractie geïnteresseerd is naar de reactie van de gedeputeerde op de vragen van dhr. Swagerman en wil het daar in eerste instantie bij laten. Dhr. Miedema (GroenLinks) heeft één aanvullende vraag. Hij kan niks met het lijstje dat er, zonder enige toelichting, nu ligt. Hoe de verschillende gemeentes hierover denken, wordt niet duidelijk. Zijn er eerdere lijstjes geweest? En wat zijn de verschillen daarmee? Hebben bepaalde gemeentes meer of minder gekregen dan eerst? Zoals het er nu ligt, kan hij hierover geen oordeel geven. De voorzitter merkt op dat er ook niet om een oordeel gevraagd wordt. Dhr. Luitjens (VVD) merkt op dat er ten tijde van de POP-discussie aantallen waren, de zogenaamde contingenten. Destijds hebben GS zich ingezet om de regio’s tot regionale afspraken te laten komen, over groter gebied dan gemeentes. Toen het POP werd vastgesteld, golden de oude lijstjes nog omdat het proces in de regio nog niet was afgerond. Hij gaat ervan uit dat wat er nu ligt, de uitkomst is van de regionale processen, toegesneden op gemeentes. Dhr. De Vries (D66) sluit zich aan bij de inbreng van GroenLinks. Het is niet duidelijk wat er in het verleden al gerealiseerd is en wat de wijzigingen zijn, als die er zijn. Hij neemt aan dat het ergens op gestoeld is en je er iets over moet kunnen vinden. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) beaamt dat het lijstje geen andere status heeft dan de in de Provinciale Omgevingsverordening genoemde bijlage waar Artikel 4.7 over spreekt. Het is niet zo dat het allerlei achtergrondinformatie zou moeten geven. Die bijlage was er nog niet toen de Staten de verordening vaststelden, omdat de discussie en de planvorming in de regio’s in Groningen nog niet was afge15
rond. Dat is inmiddels wel het geval en de vertaling van dat proces in cijfers staat in deze bijlage. Het lijstje is simpelweg de uitwerking van een administratieve bepaling in de Omgevingsverordening. Vergeleken met de nota Bouwen en Wonen uit 2007/2008 heeft er een reductie plaatsgevonden in de nieuwbouwruimte van de gemeenten. In de regio Groningen-Assen heeft die plaatsgevonden naar aanleiding van een herijking van het Regionaal Woningbouwplan, eind 2007, begin 2008, door ABF. Op basis daarvan heeft de regio Groningen-Assen zelf in overleg met de beide provincies de nieuwbouwambities bijgesteld en heeft een reductie plaatsgevonden van ongeveer 30%. Die getallen, die in het Regionaal Overleg zijn vastgelegd, zijn een-op-een terug te vinden in de tabel. De situatie in de regio’s Oost-Groningen en de Eemsdelta is een andere. Daar heeft het College met de gemeente overleg gevoerd over regionale afstemming van de woningbouwaantallen, waarbij de invalshoek was dat er sprake zou moeten zijn van regionale consensus over de aantallen uitbreiding van de woningvoorraad in de regio. Die consensus is bereikt. Dat betekent dat de totalen van de regio alsmede de uitsplitsing naar de individuele gemeenten, in regionaal verband zijn geaccordeerd. Dat is vastgelegd in het Pact Eemsdelta en in een schriftelijke bevestiging tussen het portefeuillehoudersoverleg van de regio Oost-Groningen en het College van GS. Over hoe het overleg is gevoerd, mag niet uit de school geklapt worden, maar gedeputeerde kan daar uiteraard wel iets over zeggen. Daarbij moet niet de suggestie gewekt worden dat gemeentebestuurders of provinciebestuurders rollend over straat zijn gegaan, want dat is absoluut niet het geval, maar het heeft wel discussie opgeleverd. De planning in de gemeente Eemsdelta is onderbouwd met een tamelijk uitvoerig onderzoek van Companen, waarin ook nadrukkelijk is gekeken naar de behoefte van woonconsumenten, woonwensen, verhuisgedrag en de demografische ontwikkeling. Dat heeft tot het Pact Eemsdelta geleid, waarin er drastische reductie heeft plaatsgevonden in de nieuwbouwruimte die nu is vastgelegd in de verordening. In het staartje Eemsdelta is te zien dat daar een behoorlijke afname is van de nieuwbouwambitie. Het overleg in de Eemsdelta is kort na de zomervakantie vorig jaar afgerond. Het Pact is toen in concept vastgesteld waarop het in de maanden oktober, november behandeld is in de raden. Het Pact Eemsdelta wordt vanavond, d.d. 20-01-2010, door de portefeuillehouders van de gemeente en door dhr. De Bruijne namens het College van GS officieel ondertekend. Daarmee kan men aan het werk gaan met de uitwerking van het Pact. In Oost-Groningen is de discussie gevoerd aan de hand van onderzoeken: woningbehoefte Oost-Groningen door ABF en monitoring door ASREE BV van Hans Broeken. De discussie in OostGroningen is best lastig geweest, omdat de aantallen die in de nota Bouwen en Wonen 2006-2008 voor de individuele gemeenten stonden, behoorlijk veel ruimte gaven en ook omdat de gemeente op die aantallen hadden geanticipeerd in hun planvoorbereidingen. Het ABF-rapport, dat door de gemeente werd erkend, ging uit van, tot 2020, een nieuwbouwruimte van 600 woningen voor het hele gebied. Dat zou een moeilijk verteerbaar aantal zijn voor de hele regio Oost-Groningen. Daarom is een reële aanvaardbare tussenweg gevonden door uit te gaan van 1800 woningen uitbreidingsruimte, die bij monitoring in 2014 nog met 300 woningen zal worden uitgebreid indien de nu toegestane aantallen bij benadering worden weggezet. In hoeverre is zo’n lijstje sturend. Gezien de woningmarkt en de ontwikkelingen op de vastgoedmarkt is het zeer de vraag of de 1800 woningen als uitbreiding van de voorraad in 2014 daadwerkelijk zullen zijn gerealiseerd. Er is gezocht naar een middenweg, omdat je rekening moet houden met bestemmingsplancapaciteiten die gemeenten hebben. Gemeenten hoeven die niet in te trekken. Zij hoeven alleen maar binnen hun nieuwbouwruimte te blijven het daadwerkelijke verlenen van bouwvergunningen voor nieuwbouw. De verdeling over de gemeenten in Oost-Groningen is een proces geweest die dhr. De Bruijne vooral bij de gemeente heeft gelaten. De onderlinge discussie is in twee fasen gegaan. Eerst heeft hij overeenstemming met de regio bereikt over het plafond (1800 c.q. 2100) en vervolgens heeft de regio de discussie in het portefeuillehoudersoverleg gevoerd. Dhr. De Bruijne heeft de voorzitter van de portefeuillehouders in september aangemaand tot zaken te komen. De intern binnen de regio te verdelen aantallen, zijn een kwestie geweest van de regio zelf en de enige druk die dhr. De Bruijne heeft uitgeoefend, is een beetje tijdsdruk geweest. De aantallen zijn geaccordeerd en gezamenlijk vastgesteld.
16
Sloopposities - grondpositie van woningcorporaties die zij verkrijgen doordat ze woningen kopen en vervolgens vermarkten. Het College is dat nagegaan. Dhr. Keurentjes (CDA) scherpt zijn vraag wat aan. Het sluit aan bij de opmerking die dhr. De Bruijne zelf gemaakt heeft over dat de regio zelf uitonderhandeld hoe zij tot de verdeling komen. Als andere posities dat proces verstoren of gijzelen, kan dat gevolgen hebben voor de een of de andere gemeente. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) probeerde net aan te geven dat dat een beetje een situatie is uit het verleden en dat er, voor zover hij heeft kunnen nagaan - geen sprake is van dit verschijnsel, in die zin dat woningcorporaties daadwerkelijk grondposities vermarkten. Dhr. Keurentjes (CDA) vervolgt dat de positie van de woningbouwcorporaties een belangrijke rol kan spelen in het onderhandelingsproces, daar waar de regio en gemeenten onderling tot een verdeling moeten komen. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) antwoordt dat de woningbouwcorporaties bij het vaststellen van deze aantallen geen partij zijn geweest. Dat heeft in de praktijk niet gespeeld. De thematiek bestemmingsplan buitengebied heeft bij deze woningaantallen geen rol gespeeld, omdat gemeenten met de nieuwbouwruimte en met het adagium bij dit beleid, namelijk dat voor elke woning die gesloopt wordt een nieuwe woning kan worden teruggebouwd. Deze aantallen gaan over uitbreiding en vervanging is altijd mogelijk. Als het gaat om de marges van die aantallen moet je rekening houden met het feit dat ook de sloopaantallen inzetbaar zijn. Dhr. Swagerman (SP) dankt de gedeputeerde voor zijn uitleg. Het leidt bij hem nog wel tot twee vragen. De groei van de aantallen in Oost-Groningen – is dat inclusief Blauwestad of heeft die een status aparte binnen Oost-Groningen? Je ziet een behoorlijke achteruitgang aan inwoners maar ook in de bouwactiviteiten en juist in de gebieden waar de groei zit, gaat men meer bouwen. Dat klinkt logisch en is het waarschijnlijk ook, maar ziet het College niet eventueel een risico dat dat de krimp zou kunnen bevorderen, aangezien de kans op een woning in een groeigebied sowieso groter is dan in de rest van de provincie? Dhr. Stevens (ChristenUnie) heeft nog een opmerking over het sturend karakter van dit soort lijstjes. Hoe kan men als provincie de regierol beter uitvoeren en welke sturende middelen zijn er wél om die regierol in te kunnen vullen? De voorzitter merkt op dat hij wel ver buiten het agendapunt gaat. Dhr. Stevens (ChristenUnie) reageert hierop, door te zeggen dat het erom gaat wat de waarde is van het vaststellen van deze lijst. Als dat een beperkte sturingsmogelijkheid geeft, zal je na moeten denken over hoe je dan beter kunt sturen. De voorzitter laat weten dat dat nadenken ver buiten het agendapunt gaat. Er ligt een lijstje, en er wordt gesproken over de betekenis daarvan, maar niet over het komende sturende beleid van de gedeputeerde. Mw. Schalij (PvdA) sluit zich aan bij deze laatste vragen. De PvdA-fractie is van mening dat men zich wat meer zou kunnen verdiepen in hoe men de complementariteit van de regio ten opzichte van de krimpgebieden waar kan maken. Heeft de gedeputeerde daar misschien al enige ideeën over? De voorzitter merkt op dat er kennelijk behoefte is aan deze gedachtewisseling, maar stelt voor deze niet te ver te laten voeren, want het is niet aan de orde.
17
Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) antwoordt dat de Blauwestad buiten de woningcontingenten van de gemeente Oldambt valt. Blauwestad tracht een specifiek marktsegment aan te boren. Afgesproken is met de regio – en dat is zwart op wit vastgelegd in de bevestiging van de brief die tussen portefeuillehouders en het College is gewisseld – dat, indien er sprake zou zijn van verandering van dit beleid, daar ook in het Regionaal Overleg eerst door de provincie overleg over zou worden gevoerd. Het principe dat je als je minder bouwt, minder groei hebt en dat de krimp stimuleert, wordt niet ondersteunt door adviseurs, adviesbureaus en rapporten – de werkelijkheid is iets weerbarstiger dan dat. Verder staat in de overeenkomsten met beide regio’s nadrukkelijk vermeld dat er jaarlijks gemonitord wordt naar wat er werkelijk wordt weggezet en wat de ontwikkelingen zijn en dat deze aantallen periodiek en in regionaal verband zullen worden bijgesteld. Als blijkt dat de markt aantrekt en er in hoger tempo woningen afgezet kunnen worden, zal dit instrument van de provincie dat niet tegenhouden. Dhr. Stevens (ChristenUnie) merkt op dat dat eens te meer bewijst dat dit lijstje meer een lijst is van resultaatmeting dan dat het sturend is. Een aantal jaren geleden was het zo dat contingenten een plafond hadden die niet werden aangepast en daar moesten de gemeenten zich aan houden. Die tijd is geweest en men zal na moeten denken over de vraag of er nieuwe instrumenten zijn waarmee men kan sturen. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) vindt het meest markante verschil met het verleden, dat er nu sprake is van het werken met consensus binnen de regio. In de oude situatie was het zo dat de provincie per gemeente de aantallen vaststelde, waarbij toch altijd animositeit was tussen gemeenten. Nu zijn er bestuurlijke afspraken waarbij de regio gezamenlijk kijkt naar de regionale verdeling ten einde de concurrentiepositie in de regio te elimineren. Het is regionaal bekeken verstandig kansrijke projecten de wind mee te geven en niet te remmen door een rigide, per gemeente gerichte aantallenpolitiek. De winst met het verleden is de regionale sturing, waarbij gemeenten onder ogen zien dat ze met elkaar moeten dealen over de uitbreidingsruimten die ze benutten. De provincie vervult daarin een borgende rol en kan, als de afspraken niet worden nageleefd, met de Wet op de ruimtelijke ordening in de hand, handhaven. Dat is precies de positie die de nieuwe Wro bij de provincies heeft neergelegd. Dhr. De Bruijne vindt, en wordt daarin bevestigd door onder andere de Kamerleden die portefeuillehouder Wro zijn, dat deze wijze van werken, met een verordening die aan de ene kant regionaal overleg en consensus stimuleert en tegelijkertijd regionaal afspraken kan borgen, een goede manier is om om te gaan met de Wro. Mw. Schalij (PvdA) vraagt zich af hoe je ‘sturen’ dan interpreteert. De provincie heeft hier als gebiedsregisseur juist een sturende rol gehad, die heeft geleid tot een consensus en een regionale aanpak. Dhr. Stevens (ChristenUnie) vindt dat er in de regio’s afstemming en overeenstemming is, ook heel positief aan het proces. Maar, het resultaat zou wel eens kunnen zijn dat uiteindelijk de provincie op dit punt een kleinere en minder sturende rol heeft dan in het verleden. Ook als het gaat om het borgen van resultaten en het houden van gemeenten aan afspraken klinkt het wel mooi, maar als niemand last heeft van deze afspraken hoef je ze er ook niet aan te houden omdat ze minder sturend zijn. De ChristenUnie vindt wel dat de provincie na moet denken over de vraag welke nieuwe instrumenten er moeten komen om de rol van de provincie in te kunnen vullen. De voorzitter merkt op dat de sessie het karakter krijgt van een brainstorm en vraagt zich af of dat nu verder moet worden doorgevoerd. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) is wel van mening dat dit, als je kijkt naar het sturingsinstrument, wel een wezenlijk punt is. Hij is geneigd daarop te reageren. De voorzitter gaat daarmee akkoord met de opmerking dat hij geleidelijk naar de afronding van dit punt toe wil werken. 18
Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) gaat nog kort in op de opmerking van dhr. Stevens. Hij denkt dat dhr. Stevens de vraag aangaande het ‘geen last hebben’ van dit lijstje, ook eens neer zou moeten leggen bij portefeuillehouders in de gemeenten in Oost-Groningen. Ze zouden er niet een jaar over gepraat hebben als ze dachten er geen last van te zullen hebben. Het heeft wel degelijk een zekere werking op het punt van de bouwambities van de gemeenten. Als het gaat om sturen en handhaven is het wel zo dat gemeenten in alle bestemmingsplannen die ze maken, rekening moeten houden met de verordeningen en in de toelichting moeten aangeven hoe ver ze zijn met de ontwikkeling van deze aantallen, waarbij ze 30% overruimte mogen creëren in hun plannen. De hele gedachtegang achter de wijze waarop de provincie opereert met de verordening in het kader van de Wro op dit punt is, dat de regionale afstemming van belang is, niet alleen in aantallen maar ook in kwaliteiten. Waar bouw je wat voor wie en hoe zorg je ervoor dat de regio een breed aanbod heeft. Dhr. De Bruijne vindt tot slotte de sturende bevoegdheid van de provincie geen doel op zich. Het doel is dat de provincie positieve ontwikkelingen in de regio kan faciliteren en borgen. Hij is van mening dat dat met dit instrument goed kan. Complementariteit groei/krimp. In zijn algemeenheid moet je als het gaat over het krimpdossier zeggen dat het tempo waarin men daar bestuurlijk grip op wil krijgen en meters mee wil maken, afhankelijk is van het draagvlak en de motivatie in regio’s bij maatschappelijke instellingen om dat thema te adopteren. Vanuit provinciaal niveau kan men bestuurlijk sterk vooruit denken, maar men is afhankelijk van draagvlak/bewustwording van maatschappelijk middenveld en gemeenten dat moet worden geanticipeerd op bevolkingsontwikkeling. Dit thema speelt nog maar vrij recent. Het is gesignaleerd als punt waar onderzoek naar moet worden gedaan en de stad Groningen heeft door de RUG een scan laten maken, waarin de relatie tussen groei- en krimpgebieden in kaart is gebracht. De stad Groningen heeft het rapport rondgestuurd naar de gemeenten en er is ambtelijk overleg in de regio Groningen-Assen om dat rapport te bestuderen en te onderzoeken waar verder op in zou moeten worden gezoomd. Het rapport wordt tevens geagendeerd in het portefeuillehoudersoverleg in de krimpregio’s. Het tempo waarin de complementariteit beleidsmatig ingevuld kan worden, gaat in de loop van de komende periode spelen, maar zo ver is men nog niet. Mw. Hartman-Togtema (VVD) vraagt of het wellicht interessant is om het rapport aan de commissie te sturen. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) antwoordt dat het rapport waarschijnlijk op de website van de stad Groningen te downloaden is en anders bij de afdeling voorlichting op is te vragen. Het is een open2 baar rapport. Echter, het College zal het rapport digitaal aan de commissieleden toezenden . De voorzitter stelt vast dat dit stuk als besproken wordt beschouwd. 11.
Brief van GS van 27 oktober 2009, nr. 2009-62.537/44/A.21, MB, betreffende subsidieregeling particulieren uit EFRO.
Dhr. Hoiting (PvhN) dankt de voorzitter. De Partij voor het Noorden complimenteert het College van Groningen, Friesland en Drenthe met het binnenhalen van de EFRO-gelden als enige regio in Nederland, waarmee weer eens is aangetoond hoe belangrijk het is gezamenlijk in landsdelig verband op te treden. De Partij voor het Noorden heeft wat moeite met de verdeling daarvan. Het gaat dan met name om Artikel 8, lid d, dat aangeeft dat subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele kosten minder dan € 4000 bedragen. Dat betekent dat iemand die voor subsidie in aanmerking zou komen, zelf minimaal € 3200 moet investeren. Het gaat hem daarbij om de onrechtvaardigheid in dezen, omdat er
2
Het rapport is per email aan de leden van de Statencommissie Omgeving en Milieu gestuurd en is ook op te vragen bij de Statengriffie. 19
een aantal mensen buiten de boot vallen die wel willen investeren in energiebesparende maatregelen, maar het geld niet hebben. En hoewel de mogelijkheid bestaat een lening af te sluiten, is het de vraag of mensen die het niet al te ruim hebben, dat zullen doen. Los daarvan moet ook gekeken worden naar de doelstelling van die middelen – zo veel mogelijk energie besparen enerzijds en een impuls geven aan de economie anderzijds. Hij verwacht dat indien die grens in stand gehouden wordt, de doelstelling minder gehaald wordt dan wanneer die grens verlaagd zou worden. Een voorbeeld. In het rapport van het Topteam Krimp wordt aangegeven dat in Oost-Groningen de eigen woningvoorraad 60% is. Dat is ongekend hoog. Na navraag hier en daar blijkt dat er nog heel veel woningen zijn waar nog geen spouwmuurisolatie is. Dat is een van de meest effectieve maatregelen die je kunt treffen om energie te besparen – tot 30% van het energieverbruik, met name het gasverbruik. Dhr. Hoiting denkt dat door deze drempel in de regeling te leggen, er veel minder effectief aan de doelstelling gewerkt wordt dan wanneer die drempel lager zou zijn. Hij vraagt het College wat de reden is voor het hanteren van deze drempel van € 4000. Kan die drempel omlaag? En hoe kijken de overige commissieleden ertegenaan? Dhr. Miedema (GroenLinks) sluit zich aan bij de complimenten voor dit voorstel en bij de vraag van dhr. Hoiting en is benieuwd waar de ondergrens van € 4000 op gebaseerd is. De voorzitter vraagt of hij ook een antwoord heeft op de vraag van dhr. Hoiting aan de andere fracties over wat zij hiervan vinden. Wil dhr. Miedema het bedrag ook omlaag? Dhr. Miedema (GroenLinks) antwoordt dat hij benieuwd is naar de reden voor die ondergrens – het kan een juridische reden zijn en het is een regeling in noordelijk verband. Verder wacht hij het antwoord van de gedeputeerde af. Dhr. Stevens (ChristenUnie) sluit zich tevens aan bij de complimenten. In week 2, 3 is in de media de microwarmtekrachtcentrale gelanceerd. Op het moment dat je zo’n centrale aanschaft, val je dan ook onder deze regeling? Dhr. De Vries (D66) complimenteert het College tevens voor het binnenhalen van deze subsidie. D66 kijkt vooral vanuit milieuoogpunt naar deze subsidie. Wil je succesvol energiebeleid doen, dan kan je dat niet met een € 1000 doen, maar kom je al gauw boven de € 4000 uit. Daar komt bij dat je, juist als je investeert in energiebesparende maatregelen, dat voor een groot gedeelte zelf terugverdient. D66 denkt dat dat een reële grens is. Wel wil D66 de juridische onderbouwing kennen. Dhr. Hoiting (PvhN) brengt in dat de door hem genoemde maatregel van spouwmuurisolatie voor een vrijstaande woning op € 1600 – € 2000 komt. Zo kan je ook met relatief kleine bedragen gigantische energiebesparingen realiseren. Dhr. De Vries (D66) beaamt dit met de kanttekening dat je mag verwachten dat mensen, om hun eigen uitgaven te beperken, ook een investering kunnen doen. Dat hoeft niet altijd gesubsidieerd te worden. Dhr. Luitjens (VVD) wacht eerst de reactie van Gedeputeerde Staten af. Mw. Schalij (PvdA) brengt in dat ook de PvdA na heeft gedacht over deze ondergrens. Zij konden zich voorstellen dat het in dit geval om substantiële investeringen gaat, ook vanwege de werkgelegenheid, want dat is een andere doelstelling van dit hele plan. Dhr. Keurentjes (CDA) laat weten dat het CDA zich aansluit bij de vragen die dhr. Hoiting heeft gesteld. Het CDA denkt dat de insteek een goede is, maar de lak moet niet duurder zijn dan de zegel. De niveaus van de bedragen zijn natuurlijk ook gekozen in verband met effectiviteit. Aan de andere kant
20
moet je, als dat verhindert dat de regeling een succes wordt, bereid zijn dat aan te passen. Het CDA is zeer benieuwd naar de onderbouwing. Mw. Hazekamp (PvdD) brengt in dat de Partij voor de Dieren de zorg van de Partij voor het Noorden deelt en erg benieuwd is naar waarom die grens op € 4000 is gesteld. Dhr. Swagerman (SP) laat weten dat de SP primair geen bezwaren heeft tegen het verlagen van het bedrag, sterker nog, de SP is er voorstander van. Dhr. Swagerman is zelf sinds kort bezig om zonneenergie te krijgen, omdat op 1 februari het Rijk en ook de provincie een subsidieronde doet. Bij de bijeenkomst hierover viel hem op dat het allemaal 50-plussers waren die redelijk veel geld hadden en niet zo’n probleem zouden hebben met deze bodem, maar toch had 100% van de aanwezigen het over het besparen in hun energieverbruik en moest er vooral subsidie komen, want anders was het maar zeer de vraag of ze het allemaal zouden doen. Als zij dat al denken, kan hij zich voorstellen dat dat bij lagere inkomens dubbel en dwars speelt. Dhr. Slager (gedeputeerde) spreekt zijn dank uit voor de complimenten en zal dit doorgeven aan degenen die dit hebben uitgedacht en hier verder inhoud aan hebben gegeven. Waarom is de grens van € 4000 vastgesteld. Men moet zich realiseren dat deze regeling een bepaald doel heeft. In de eerste plaats om als onderdeel van het 100.000 woningenplan energiebesparende maatregelen te stimuleren waarmee men minder kosten aan energie kwijt zal zijn. Maar ook als onderdeel van de versnellingsagenda. Vandaar dat GS, vooruitlopend op de EFRO-subsidie, zelf al een bedrag beschikbaar hebben gesteld. Dhr. Hoiting complimenteerde GS met het binnenhalen van de EFRO-subsidie. Dat is niet juist, want GS zijn in afwachting van, omdat de huidige EFRO-regels het niet toelaten om subsidies voor dit soort doelen te verlenen. In het kader van de versnellingsagenda hebben ze ook daar gezegd, daar 4% van de middelen voor beschikbaar te willen stellen. De regelingen in Brussel die op EFRO slaan, moeten daarvoor nog aangepast worden. GS moeten afwachten wat er in Brussel over wordt beslist en dat zal tegen de zomervakantie waarschijnlijk duidelijk zijn, maar zij hebben goede hoop dat dat goed komt. Omdat het onderdeel van de versnellingsagenda is, hebben GS vooruitlopend daarop besloten uit eigen middelen alvast een € 1 miljoen ter beschikking te stellen, zodat de regeling alvast kan lopen. Als dat geld op is en het is nog niet duidelijk is wat EFRO doet, dan maakt het College pas op de plaats, maar zij hopen dat het hele proces soepel door kan lopen en dat zij met de EFROmiddelen een stevige steun in de rug van de branche geven, in dit geval met name de installatiebedrijven, want daar zit zijns inziens de meeste winst als het gaat om de versnellingsagenda. Indien je mensen aan wilt zetten tot het nemen van maatregelen, dan moet dat een stevige maatregel zijn en moet je een drempel inbouwen. GS willen stimuleren dat mensen echt gaan investeren in hun woning om daar energie mee te besparen en dat verdienen ze weer terug. Naarmate er meer aanvragen van een laag bedrag binnenkomen, ben je meer geld kwijt aan overheadkosten en dat is nou net wat GS met deze regeling niet beogen – zij willen juist de installatiebranche stimuleren. Als GS gebruik willen maken van EFRO-middelen, moeten zij aantonen dat de middelen worden besteed aan innovatieve maatregelen. Die zijn over het algemeen wat duurder dan nietinnovatieve maatregelen. Een vierde argument is de ervaring die GS hebben opgedaan met de vorige regeling, die binnen een dag was uitverkocht. Vanuit deze commissie is destijds de vraag gesteld of GS vooruitlopend daarop niet andere maatregelen hadden kunnen nemen, zoals een andere drempel inbouwen met een ander percentage. Daar hebben zij lering uit getrokken en dat heeft ertoe geleid dat zij tot een grens van € 4000 zijn gekomen. Het is jammer dat deze verschillende regelingen een beetje uit elkaar lopen - mw. Schalij heeft dit ook genoemd. In Drenthe hebben ze gekozen voor een drempel van € 5000 in verband met een verordening die daarvoor in Drenthe is vastgesteld. Dhr. Hoiting gaf aan deze regeling een beetje oneerlijk te vinden, omdat mensen die geen middelen hebben, buiten de boot zouden kunnen vallen. GS zijn aan het kijken of, als zij die EFRO21
middelen binnenkrijgen, zij dat aan kunnen vullen met een leningfaciliteit voor particulieren. Zij denken erover dat een renteloze lening te laten zijn, maar daar zitten ook weer veel haken en ogen aan. Zij proberen dat, maar of het lukt is nog even de vraag. Zo kunnen de mensen die geen middelen hebben, toch deze maatregel treffen – want, het verdient zich uiteindelijk zelf weer terug. Dhr. Hoiting (PvhN) is niet overtuigd. Hij verwacht dat heel veel mensen waar het heel goed aan besteed zou zijn en waar heel veel energiebesparende maatregelen en werkgelegenheid uit voort zou komen, geen gebruik zullen maken van deze regeling omdat ze niet aan dat bedrag komen. Dhr. Hoiting denkt dat de versnellingsagenda er evenzeer gediend mee zou zijn als je 10 grote of 40 kleine projecten uit laat voeren. Dat het stevige maatregelen moeten zijn, ligt in het verlengde daarvan. Hij denkt dat ook kleine maatregelen, zoals bijvoorbeeld de spouwmuurisolatie, heel grote bijdragen kunnen leveren, zowel aan de energiebesparing als aan de versnellingsagenda. De gedeputeerde merkte op dat de maatregelen innovatief moeten zijn. Maar waarom staan maatregelen als spouwmuurisolatie en dubbel glas dan op de lijst van te subsidiëren maatregelen? In Drenthe wordt een andere drempel gehanteerd dan in Groningen en dat geeft aan dat daar verschillen mogelijk zijn. Daarom hoeven we het niet te laten om een andere drempel in te stellen. Dhr. Swagerman (SP) vindt het argument dat er veel geld weg zou kunnen vloeien door de hoeveelheid werk die de aanvragen met zich mee zou brengen, discutabel. De aanvraagformulieren die het Rijk hanteert voor de zonnecollectoren zijn simpel. Bovendien valt te overwegen of dat niet uit te besteden valt aan SenterNovem. Te overwegen valt om, net zoals het Rijk, te loten onder de aanmelders. Dat is een manier om iedereen objectief, los van inkomens, een goede kans te bieden. De situatie van mensen die tot over hun nek in leningen verzeild raken is inmiddels bekend. Als de provincie mogelijkheden gaat bieden dat nog wat op te voeren, dan moet ook nog eens gemeten worden of iedereen die een lening aanvraagt, daar wel toestemming voor heeft. Moet daar dan de kredietbank van de gemeente voor ingeschakeld en betaald worden? Dhr. Swagerman is van mening dat je dit principieel niet zou moeten willen. Maak er een lotingsysteem van! Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt dhr. Swagerman en de fractie van de Partij voor het Noorden, hoe hoog die ondergrens dan moet worden. Dhr. Hoiting (PvhN) denkt dat een grens van € 1000 tot € 1500 een goede grens zou zijn. Dhr. Miedema (GroenLinks) vindt het op zich te verdedigen die grens te verlagen, maar dan moet je niet met te hoge administratiekosten komen te zitten. Er is een bedrag beschikbaar voor dit project en dat bedrag komt met deze ondergrens waarschijnlijk wel op. Als dat zo is, is hij ervoor deze grens te handhaven. Komt het bedrag niet op, dan zou je de grens kunnen verlagen zodat er nog meer mensen voor in aanmerking komen. Mw. Hazekamp (PvdD) vraagt of zij het nu goed begrijpt dat het al dan niet opkomen van het subsidiebedrag door GroenLinks als leidend criterium wordt meegenomen bij de vraag wat de ondergrens moet zijn. Zij kan zich voorstellen dat je de effectiviteit van de maatregelen die je beoogt, meeneemt. Je wilt én werkgelegenheid én energiebesparing. Dhr. Miedema (GroenLinks) antwoordt dat je met de aanvragen van boven de € 3200 of € 4000, de grote klappen kunt maken. Hij kan zich voorstellen dat die voorrang krijgen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) merkt op dat hij nog een vraag gesteld had over wat ook wel de wonderketel wordt genoemd. Het lijkt hem erg innovatief, maar de vraag is of deze ook binnen de regeling valt. Als het gaat om de vraag of de ondergrens ervoor moet zorgen dat het geld zo effectief mogelijk wordt besteed, dan is hij het daarmee eens, maar bereikbaarheid voor deze subsidie voor iedereen moet ook een aspect zijn. Wil gedeputeerde op dat punt kijken of deze grens daarmee de beste is? 22
Dhr. De Vries (D66) gaat in op de opmerking van dhr. Swagerman van de SP over het feit dat er alleen maar naar geld wordt gekeken. Hij denkt dat een heleboel mensen die met energiebesparing bezig zijn, wel degelijk het maatschappelijk nut meenemen, en niet alleen het financiële nut. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat dat wel is wat hardop wordt uitgesproken op zo’n avond. Dhr. De Vries (D66) krijgt ook heel nadrukkelijk andere signalen binnen. Met simpele formulieren zijn de uitvoeringskosten niet per definitie veel lager omdat de afwerking aan de achterkant, die je niet ziet, vaak veel zwaarder is. Dhr. Luitjens (VVD) vindt dat het nut van isolatie aan de eigen woning buiten kijf staat, maar hij sluit zich aan bij de opmerking van dhr. Keurentjes dat de lak niet duurder moet worden dan de zegel. Dhr. Swagerman heeft een aantal praktische suggesties gedaan, maar in principe sluit dhr. Luitjens zich aan bij het College. Echter, als het om die reden naar beneden kan, dan mag dat wat hem betreft. Mw. Schalij (PvdA) laat weten dat de PvdA-fractie het innovatieve element en dat er substantieel wordt geïnvesteerd, ook belangrijk vindt. Aan de andere kant blijft zij toch zitten met de groep mensen die wel willen, maar aanhikken tegen het bedrag. De PvdA sluit zich aan bij de opmerking die ook door anderen is gemaakt naar het College, namelijk dat het College nog eens kijkt of daar iets op te vinden is in de vorm van een apart fonds of een aparte regeling. Dhr. Keurentjes (CDA) laat weten dat het CDA het College steunt en dat zij content zijn met de beantwoording. Punt is of je naast inhoudelijke argumenten voldoende basis hebt om ervan uit te kunnen gaan dat de regeling een succes wordt en of je daar dan bij een eventuele opvolging – want het succes van de vorige regeling heeft mede een rol gespeeld bij het bepalen van deze drempelwaarde – weer lering uit kunt trekken. Mw. Hazekamp (PvdD) spreekt uit dat ook de Partij voor de Dieren-fractie nog niet overtuigd is. Zij vindt dat bij de maatregel moet worden gekeken naar de effectiviteit en dan zou je niet zo’n strakke en bovendien hoge ondergrens moeten hanteren van € 4000. De uitspraak van het CDA dat het lak niet duurder mag zijn dan de zegel, vond zij interessant. Zij zal hen zeker aan deze uitspraak houden als zij in de toekomst nog een keer over de schaderegeling van het faunafonds spreken, waarbij al als er één haas door een wortelveld loopt, een heel ambtelijk apparaat, inclusief taxaties en dergelijke, in werking wordt gezet. Dhr. Keurentjes (CDA) zegt hierop dat hij dat debat graag aangaat. Dhr. Slager (gedeputeerde) was de vraag van dhr. Stevens inderdaad vergeten te beantwoorden. Het is inderdaad zo dat de micro-wkk er ook onder valt. Dhr. Hoiting zegt dat er bij spouwmuurisolatie sprake is van een gigantische besparing. Dhr. Slager vraagt zich af waarom je, als je als provincie met een dergelijke regeling komt, dan met een bedrag van € 1000 als grens moet gaan zitten. Als er sprake is van een gigantische besparing, pas je dit toe, met een steuntje in de rug van de overheid. Dhr. Hoiting (PvhN) denkt dat er bij alle energiebesparende maatregelen sprake is van een besparing die zich op een bepaald moment terugverdienen. Wat heeft die subsidieregeling überhaupt voor zin met het argument dat de gedeputeerde nu gebruikt om die subsidie niet toe te kennen? Het gaat juist om een bevolkingsgroep waar die subsidie van doorslaggevende betekenis kan zijn bij of men een maatregel wel of niet treft. De subsidie zal het meest effectief werken bij de mensen met lagere inkomens, omdat het zichzelf terugverdient. Dat gaat ook op voor mensen die een enorm pakket aan maatregelen nemen en daar wel subsidie voor krijgen.
23
Dhr. Slager (gedeputeerde) vervolgt zijn beantwoording. Hij heeft in eerste termijn aangegeven hoe GS tot de grens van € 4000 zijn gekomen. In het kader van EFRO moeten het innovatieve maatregelen zijn. Spouwmuurisolatie en dergelijke zijn een van de methoden waar men rekening mee moet houden met de toekenning van de EFRO-subsidie. Tot nu toe zijn elf aanvragen binnengekomen voor gevel- dak- of vloerisolatie voor een totaalbedrag van € 11.800,00. Dat is ongeveer 10% van het totaal aan aanvragen. Het grootste deel van de aanvragen heeft betrekking op zonnecellen, programmeerbare thermostatische radiatorkranen en dergelijke. Voor spouwmuurisolatie zijn twee aanvragen ingediend, daar gaat het niet om. Het gaat om een regeling die stimuleert om energie te besparen, om bewustwording, maar ook om de branche te helpen. Om alle discussie niet de kop in te drukken maar het wel helder te houden. Deze regeling is half november ingegaan en het is niet juist om tijdens het spel de regels aan te passen. Uiteraard haalt het College hier ook weer ervaringscijfers uit.. Maar je moet een grens kiezen en hij heeft toegelicht hoe zij tot het bedrag van € 4000 zijn gekomen. Het moet niet zo zijn dat het behandelen van de formulieren leidt tot zo veel administratieve lasten dat het doel niet wordt bereikt. De voorzitter heeft het idee dat dit onderwerp inmiddels uitputtend is besproken. Dhr. Swagerman (SP) heeft een aanvullende vraag over hoe de formulieren verwerkt worden. De voorzitter kan zich niet voorstellen dat dhr. Swagerman het serieus meent dat hij dat hier nu wil bespreken. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat hij als er nu op tafel komt dat het verwerken van aanvragen blijkbaar een bepaald bodemkostenniveau heeft, wil dat er wordt gekeken of dat elders misschien lager had kunnen zijn. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat SNN de administratie voor de aanvragen doet. Dhr. Hoiting (PvhN) meent gelezen te hebben dat dit punt over de EFRO-gelden sowieso dit voorjaar op de agenda komt te staan. De voorzitter laat weten dat gedeputeerde hierop ontkennend antwoordt. Dhr. Hoiting (PvhN) vervolgt dat er voorlopig een bedrag beschikbaar is gesteld, maar dat er meer bedragen in de pijplijn zitten. Hij wil wel graag dat dit voor toekomstige projecten in de Staten besproken wordt. Dat kan in de eerstvolgende Statenvergadering of op het moment dat dit punt van de EFRO-gelden sowieso in de Staten komt. De voorzitter laat dhr. Hoiting weten dat hij ofwel dit punt voor de komende Statenvergadering agendeert, wat hem niet geëigend lijkt, of dat als er nieuwe voorstellen van het College komen, ze in deze commissie worden besproken en men dan kan besluiten of de zaak naar de Statenvergadering wordt geleid. Er kan nu niet besloten worden dat als er EFRO-zaken aan de orde zijn, dit per definitie in de Staten komt. Dhr. Hoiting (PvhN) brengt in dat op deze manier het risico gelopen wordt dat men straks weer achteraf moet protesteren. De voorzitter stelt voor dat hij in dat geval kan vragen, dat als er opnieuw een dergelijke subsidieregeling wordt ontworpen door het College, het College die zaak dan vooraf in deze commissie te laten komen. Dhr. Hoiting (PvhN) gaat daarmee akkoord.
24
De voorzitter hoort steun daarvoor van de PvdA. Dhr. Slager (gedeputeerde) laat weten met het voorstel van de voorzitter akkoord te gaan. De voorzitter besluit dat het stuk als C-stuk naar de Statenvergadering wordt doorgeleid. 12. Sluiting De voorzitter dankt eenieder en sluit de vergadering om 12.00 uur.
25
Toezeggingenlijst (bijgewerkt t/m 20 januari 2010)
Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
Port. houder
1.
8 april 2009 (verslag pagina 29)
Jaarrapportage Energieakkoord Noord-Nederland Gedeputeerde zegt toe dat er een vervolg van deze rapportage (energieprojecten) uitkomt.
Vóór 2 maart 2010
Slager
2.
27 mei 2009 Statenvergadering
Zonnepanelen agrarische bedrijven Het college zegt toe te onderzoeken of en in hoeverre een provinciaal fonds (revolving fund) kan worden ingesteld waaruit bekostiging van zonnepanelen t.b.v. agrarische bedrijven plaats kan vinden. Hij zal de commissie daarover per brief informeren.
Maart 2010
Hollenga
3.
17 juni 2009 (handelingen pagina 57)
Tegengaan kleinschalige verrommeling Het College zal de Staten informeren hoe het gemeenten wil faciliteren om de kwaliteit van ruimtelijke processen verder te verbeteren (o.a. bouwblok-op-maatmethode en tegengaan van kleinschalige verrommeling)
Maart 2010
Moorlag
4.
17 juni 2009 (handelingen pagina 59)
Windenergie Het College zal onderzoeken welke participatiemogelijkheden m.b.t. windmolens haalbaar zijn en de Staten daarover informeren.
Maart 2010
Moorlag
5.
17 juni 2009 (handelingen pagina 60)
Collectieve woningverbetering Het college zegt toe de mogelijkheden van collectieve woningverbetering verder te onderzoeken.
Komt terug bij provinciaal actieplan bevolkingsdaling. Voorjaar 2010.
De Bruijne
6.
17 juni 2009
Bouwblokken
Inmiddels overeen-
Moorlag
26
(handelingen pagina 82)
Het college gaat in gesprek met de gemeenten in Regio West over de bouwblokkendiscussie.
stemming op ambtelijk en college niveau. Na de raadsbehandeling kan de stand van zaken aan de commissie worden gemeld.
7.
28 oktober 2009 (verslag pagina 25)
Terug- en vooruitblik PLG De gedeputeerde zegt toe (na de onderhandelingen met het ministerie volgende maand) de resultaten van de nulmeting op kaart van de provincie Groningen toe te sturen aan de Staten.
Voor 1 februari 2010
Hollenga
8.
20 januari 2010 (verslag pagina 4).
Resultaten onderzoeken waterkwaliteit Strandheem Het college zegt toe de resultaten van de onderzoeken naar de waterkwaliteit op te vragen.
-
Slager
27
Antwoord op de vragen van de heer Dieters (PvdA) i.v.m. gemaal Oostwold (verslag pagina 2)
Dhr. Dieters (PvdA) merkt naar aanleiding van het verslag op dat er de vorige keer gesproken is over wateroverlast gemaal Oostwold, Blauwestad. Uit de beantwoording die bij het verslag is gevoegd heeft men kunnen lezen, dat uit metingen is gebleken dat afvoer uit het gebied aanzienlijk groter is dan gedacht en dat er in het gebied keileem in de ondergrond voorkomt, waardoor na een periode van veel neerslag de toplaag verzadigd raakt en – daar waar het gemaal staat – het water niet snel kan worden afgevoerd, hetgeen overlast veroorzaakt. Wie was en is verantwoordelijk voor de capaciteitberekening van het gemaal? Door de aanleg van de Blauwe Stad werd de bestaande waterhuishoudkundige situatie verstoord. Ten behoeve van de realisatie van de Blauwe Stad is een herinrichting (ruilverkaveling) met een administratief karakter opgezet (HAK). Eén van de taken van de HAK was het herstel van de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied van de Blauwe Stad. De provincie heeft vervolgens de dienst landelijk gebied (DLG) opdracht gegeven om een ontwerp voor de aanpassing van de waterbeheersing rondom de Blauwe Stad maken. Dit ontwerp is ontstaan in overleg met het waterschap Hunze & Aa's. Het werk is uitgevoerd onder directie van DHV, die ook de directie voerde over de aanleg van de Blauwe Stad. (Er werd werk met werk gemaakt.) Was dit niet eerder bekend? De aanwezigheid van keileem was waarschijnlijk wel bekend. Wat niet bekend was dat het bijbehorende afwateringsgebied groter was dan aanvankelijk werd gedacht. Dit bleek later uit metingen. Er is nu met het waterschap een afspraak gemaakt voor uitbreiding van de bergingscapaciteit. Er moeten gronden worden aangekocht om overlast in de toekomst te voorkomen. De kosten worden gedeeld tussen waterschappen en provincies. Om welk bedrag gaat het? In de paragraaf weerstandvermogen begroting 2010 hebben we opgenomen, dat voor de kwelsloten is destijds afgesproken dat deze worden betaald vanuit het project HAK-Oldambt. De kosten van grondverwerving ten behoeve van de aanleg van de kwelsloten komen ook ten laste van de HAK-Oldambt. Voorjaar 2009 is de Projectorganisatie met een claim van € 226.000, - gekomen voor deze grondverwerving. Tot op heden zijn deze kosten betaald vanuit het provinciaal investeringskrediet; het krediet dat door de private partijen dient te worden terugbetaald. Door verschillende oorzaken functioneert het gemaal Oostwold - aangelegd in het kader van de HAKniet naar behoren. Dit levert steeds weerkerende wateroverlast voor de omgeving. Onderzocht wordt momenteel of dit probleem tezamen met andere partijen, kan worden opgelost. Hiervoor is ca. € 200.000, - benodigd. Voorstel Waterschap Hunze & Aa's om deze kosten te delen met de provincie. De ingestorte kwelsloten worden hersteld. Het provinciale deel in de kosten is gefinancierd vanuit het Programma Landelijk Gebied, waarin de rijksmiddelen ILG zijn opgenomen. Deze mogelijkheid bestond doordat er een duidelijke relatie was met de HAK-Oldambt. Voor beide kostenposten zullen wij in het Programma Landelijk Gebied een reservering treffen van respectievelijk € 226.000 en € 100.000. En waarom is ervoor gekozen dit te financieren uit het programma Landelijk Gebied? Het gemaal Oostwold maakt onderdeel uit van het project HAK-Oldambt wat een PLG-project is. Tegenvallers komen daarom ook t.l.v. het PLG.
28