Verslag van de vergadering van de Statencommissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid, gehouden op woensdag 08 oktober 2008 van 09.00 uur tot 13.52 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen.
Aanwezig: mw. L. Veenstra (voorzitter, SP), mw. S.M Beckerman (SP), mw. S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), mw. O.G. Hartman-Togtema (VVD), dhr. S.J. Krajenbrink (CDA), mw. F. Mete (PvdA), dhr. R. Sangers (SP), mw. K.R. Schraagen (VVD), mw. J. Siersema-Venema (GroenLinks), dhr. H.J.B. Spoeltman (PvdA), mw. F. Stavast (GroenLinks), dhr. H.T. Stavenga (PvdA), dhr. J.D de Vries (D66), mw. A.C.M. de Winter-Wijffels (CDA). Niet aanwezig: mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), dhr. H.J. Flokstra (SP), mw. G van der Sluis-Huisman (ChristenUnie), dhr. G. de Vey Mestdagh (D66), dhr. T.J. Zanen (PvhN). Voorts aanwezig: dhr. P.M. de Bruijne (gedeputeerde), dhr. J.C. Gerritsen (gedeputeerde), mw. K.J. van der Lugt (communicatieadviseur), dhr. J.M.C.A. Berkhout (griffier), mw. A.L. Meeske (secretaris), mw. H. Baartman (Verslagbureau Groningen).
1.
Opening en mededelingen
De voorzitter opent de vergadering. Zij heeft een bericht van verhindering ontvangen van mw. Hazekamp (PvdD) en van mw. Van der Sluis-Huisman (ChristenUnie), dhr. Flokstra (SP) laat zich vervangen door mw. Beckerman (SP). De presentielijst voor vandaag zal rondgaan, er is ook een presentielijst van het laatste bezoek van GOG-cz en LFB Noordoost. Daar wil mw. Meeske graag een handtekening op. 2.
Regeling van werkzaamheden
- voorstellen vreemd aan de orde van de dag Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag. - vaststellen van de agenda De voorzitter geeft aan dat gedeputeerde Gerritsen heeft gevraagd de punten op de toezeggingenlijst en mededelingen eerst te mogen doen, vóór bespreking van het eerste agendapunt. De voorzitter wil dit graag voor agendapunt 4 laten plaatsvinden. Er is door een commissie een brief ontvangen over het gratis vervoer voor mbo-leerlingen. Gedeputeerde De Bruijne heeft verzocht om bespreking van de brief van GS van 30 september 2008, nr. 2008-54.388, betreffende gratis OV voor mbo-leerlingen tot 18 jaar. Het zal toegevoegd worden na agendapunt 6. Mw. Mete (PvdA) geeft aan dat deze brief eind vorige week binnengekomen is. Zij heeft het niet in de fractie kunnen bespreken. Dit kan dan niet aan de orde zijn vandaag, liever niet op de agenda. Dhr. Sangers (SP) respecteert het praktische punt van de PvdA. Hij vraagt zich af of het past in de tijdsplanning, omdat het per 1 januari ingevoerd zal worden. Komt het dan niet in de knel? Mw. De Winter (CDA) vraagt ook wat het betekent als het vandaag niet besproken wordt. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) legt uit dat de brief met spoed samengesteld is en in het College aan de orde geweest is juist omdat het College een motie van de Staten wilde uitvoeren waarvan het College dacht dat de Staten er belang bij hebben dat het in werking treden van die vergoeding van OV voor mbo-scholieren op de kortst mogelijke termijn zou kunnen. Daarom betreurt hij het dat er nu een procedureel probleem is, hoewel hij ook begrip heeft voor de erg korte tijd die er was om de brief te lezen. Toch sluit de brief geheel aan op de motie die door de Staten zelf is ingediend. Het zou de gedeputeerde spijten als er niet verder gewerkt kan worden aan deze invoering. De brief nu niet bespreken betekent dat het ook niet in de Statenvergadering van november besproken kan worden. Daarmee komt het invoeringstraject erg onder druk te staan.
1
Mw. Mete (PvdA) wil het in dat geval wel bespreken. De woordvoering is dan via dhr. Stavenga. Tijdens de Statenvergadering van november zal de PvdA er op terug komen. De voorzitter stelt hiermee vast dat de brief bij agendapunt 7 besproken zal worden. Verder het verzoek van dhr. De Bruijne over de presentatie. Heeft het effect op de Sociale Agenda? Heeft het effect op het Beleidskader Jeugd? Nee. Dan graag de presentatie na de vergadering. - activiteitenoverzicht De voorzitter stelt vast dat de commissie net een nieuw overzicht heeft ontvangen. Zij zal alleen die punten bij langs gaan waar iets over te melden valt. Woensdag 29 oktober, het GAVA. Er gaat een aanmeldlijst rond. Het verzoek is om daarop aan te geven of men al dan niet meegaat. Rondetafelgesprekken Jeugdzorg. Het verzoek is om na afloop van de vergadering van 19 november bij elkaar te komen om de voorbereidingen te starten voor die gesprekken. Werkconferentie mantelzorg. Er is een eerste bijeenkomst geweest met mw. Van der Graaf, mw. Mete en dhr. Sangers. Daarin is gezegd het vervolggesprek graag te willen voeren met betrokkenen uit het veld. Die hebben inmiddels een uitnodiging ontvangen, daar zal een datum volgen. De werkconferentie krijgt dus langzaam vorm. Daarover zal men geïnformeerd worden. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
Er zijn geen insprekers. Bespreekstukken 4.
Jongeren en Alcohol
De voorzitter geeft aan dat het verslag bij de stukken zit en ook de notitie met de discussiepunten. Het onderwerp is door Jan Hilverts op de kaart gezet en daarmee vraagt de voorzitter de ChristenUnie als eerste het woord te voeren. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) stelt vast dat dhr. Hilverts vorig jaar een voorstel heeft gedaan voor een expertmeeting. Er waren berichten over alcoholmisbruik door jongeren. Het doel van de meeting zou zijn het informeren van de Statenleden over de ervaringen van betrokken instanties op het gebied van jeugd en alcohol en om hun mening daarover te vernemen. Naar aanleiding daarvan zouden de uitkomsten besproken kunnen worden in de commissievergadering. Op dat punt zijn ze nu aangekomen. Op het punt om te kijken naar oplossingen voor het probleem en of daar eventueel een rol voor de provincie is weggelegd en hoe die rol dan zou kunnen worden ingevuld. De fractie van de ChristenUnie wil verder gaan waar dhr. Hilverts is begonnen. Het was een geslaagde meeting. Er waren veel positieve reacties vanuit gemeente, verslavingszorg, de politie en de jongeren zelf. Uit alle hoeken wordt erkend dat er een probleem is en dat er een oplossing voor zou moeten komen als die er nog niet is. In de provincie is al een aantal initiatieven tot stand gekomen: gemeente Zuidhorn, gemeente Groningen, nu is de vraag: moet de provincie hier wat mee? De ChristenUnie vindt van wel. Wat zou de positie van de provincie hier in kunnen of moeten zijn? Formeel gezien is het een zaak van de gemeenten en het Rijk voor de uitvoering daarvan. De provincie zou wel kunnen faciliteren, ondersteunen, bemiddelen en stimuleren. Rollen op de achtergrond, maar erg belangrijk. Het voorstel is dat de provincie een initiatief neemt om partijen bij elkaar te brengen die hier een verantwoordelijkheid hebben: betrokken gemeenten, de VGG, de GGD, verslavingszorg Noord Nederland, politie, het openbaar ministerie, scholen. Voor de provincie een rol op de achtergrond. Mw. Mete (PvdA) haakt in op wat mw. Van der Graaf noemde over het bij elkaar brengen van een aantal organisaties, want wat is het uiteindelijk het doel? Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) licht toe dat zij eerst nog moet aanhalen dat er bestaande initiatieven zijn in de provincie. Er zijn een heel aantal gemeenten die het punt van alcohol en jongeren als probleem hebben aangehaald in hun lokale beleid, dat zijn er ongeveer 20. Dat betekent
2
dat er een groot draagvlak is. Dat is aanleiding om er mee aan de slag te gaan. Er zijn al veel aanvalsplannen geformuleerd. De ChristenUnie wil deze partijen bij elkaar brengen om daar het voordeel mee te doen. Ook als gemeenten nog niet zo ver zijn dat er een plan is geformuleerd. Men kan een meerwaarde verwachten op het gebied van kennis, overdracht, ervaring, maar ook tot het samen zoeken naar oplossingen in overkoepelende zin. Uit de notitie van SGBO, een onderzoeksinstituut dat onderzoek doet voor de VNG is gebleken dat er een duidelijke meerwaarde te vinden is in overkoepelend beleid, intergemeentelijk. Zodat het probleem niet van de ene gemeente naar de andere wordt verplaatst en dat maatregelen elkaar niet doorkruisen. Zet partijen bij elkaar, eventueel een gezamenlijk plan. Er is gebleken uit de expertmeeting dat voorlichting en bewustwording belangrijk zijn, en belangrijke aandachtspunten zijn. Er zijn al initiatieven op het gebied van voorlichting. Het is goed om te kijken wat er allemaal al is. Ook voor scholen waar zij hun voorlichting vandaan moeten halen omdat ze benaderd worden door allerlei organisaties die hun voorlichting aanbieden. Belangrijk is de doelgroep maar ook de ouders daarbij te betrekken, bijvoorbeeld het Trendteam, om te kijken welke voorlichting het meest effectief is, een theatervoorstelling bijvoorbeeld waarin de provincie ondersteunend kan zijn. Op dit moment loopt ook de vierjarige gezondheidsmonitor van de GGD, daarin is deze keer uitgebreide aandacht voor alcoholgebruik en jongeren. Deze wordt tegelijk in de drie noordelijke provincies gehouden. Dat biedt ook mogelijkheden om tot een gezamenlijke aanpak te komen, met toespitsing op de eigen provincies. In de provincie Friesland zijn ze al erg ver, een projectplan in april gelanceerd met uitgebreide mogelijkheden, hoe kan ieder daar zijn voordelen mee doen? Dat zou men noordelijk gezien met elkaar moeten bespreken. Waarom het wiel opnieuw uitvinden? Verantwoordelijkheid hebben of verantwoordelijkheid voelen daar zit soms een verschil in… Er is hier misschien niet een wettelijke verantwoordelijkheid, maar de provincie heeft wel andere mogelijkheden. Als de ruimte er is, moet die genomen worden. De voorzitter geeft aan dat het belangrijk is om die werkwijze te hanteren. De hele discussie hoeft niet herhaald te worden, er is een verslag. Wat kan men met het voorstel vanuit de ChristenUnie en wat wil men daar aan toevoegen of veranderen? Dhr. De Vries (D66) stelt vast dat ieder weet dat er een probleem zit bij alcohol en jongeren. Het is niet een activiteit waar de provincie zich mee moet bemoeien. Er zijn al initiatieven. De provincie kan overal wel een rol in spelen. Gebruik het VGG, die kan met het eigen netwerk dingen doen. Wat belangrijk is, is hoe maak je mensen bewust, met name de ouders, zij geven het voorbeeld en kunnen aan sturing doen. Daar heeft de provincie geen rol in en die moet ook niet gecreëerd worden. Mw. Mete (PvdA) vindt dat er wel taken liggen voor de provincie op het gebied van gezondheidszorg en welzijn. Dhr. De Vries (D66) beaamt dat er taken liggen, maar heel kleine. De provincie moet niet nog eens naast de organisaties die er al mee bezig zijn ernaast gaan staan. Mw. Mete (PvdA) vraagt of er dan ook geen taak ligt in de voorlichtende sfeer. Dhr. De Vries (D66) vindt dat het meer bij de gemeenten en het Rijk hoort en niet bij de provincie. Mw. Mete (PvdA) stelt dat het een heel belangrijk onderwerp is. Het leeft onder de mensen. Daarmee kan zij aanhaken bij wat de ChristenUnie zegt. Het staat goed op de agenda, daar is zij erg blij mee. Er ligt waardevolle informatie vanuit verschillende organisaties. Ook de jongeren hadden een belangrijke inbreng. De PvdA vindt dat daarmee ook iets gedaan moet worden en dat de provincie daarin ook een rol kan hebben. Formeel ligt er geen taak. Die rol is dan vooral een stimulerende rol bijvoorbeeld bij de voorlichting. Daarin kunnen gemeenten gestimuleerd worden: gebiedsgericht werken, met een verwijzing naar de Sociale Agenda die straks aan de orde is. Het voorstel van de ChristenUnie om partijen bij elkaar te brengen, wordt door de PvdA gesteund. De provincie heeft inderdaad geen wettelijke taak, het ligt bij het Rijk en bij de gemeenten: drank en horecawet, winkelsluitingstijden. Maar vervroegde sluitingstijden heeft geen zin. Daarmee kan het drankgebruik niet teruggebracht worden. Het alcoholverbod helpt niet, werkt juist averechts, kijk maar naar Scandinavië, naar de VS. Bewustwording is wel een belangrijk punt. Jongeren aanspreken op eigen verantwoordelijkheid, hen bewust maken van nadelen en gevolgen van het gebruik van alcohol op jonge leeftijd. Daarbij hebben ouders een belangrijke rol. Die zouden paal en perk moeten stellen aan alcoholgebruik. De PvdA steunt het voorstel van de ChristenUnie.
3
Mw. Schraagen (VVD) ondersteunt in grote lijnen het betoog dat D66 heeft gehouden. Jongeren en alcohol is een groot probleem. Het is goed dat daarover wordt gesproken. De informatie uit de expertmeting is belangrijk. Wat is de taak van de provincie daarin? Daar zou de provincie zich erg terughoudend in moeten opstellen. De GGD heeft daar een duidelijke taak in. Er worden pakketten aangeboden waar ook gebruik van wordt gemaakt, zeker in het voorgezet onderwijs wordt heel veel aangeboden. De meerwaarde die de provincie daarin kan spelen ziet mw. Schraagen niet. Het is wel belangrijk om thema’s te noemen en daar de discussie over aan te gaan. Maar deze taak ligt duidelijk bij de gemeenten en bij de landelijke politiek. Mw. De Winter (CDA) vindt ook dat alcohol en jongeren aandacht verdient. Wat dat betreft gaat het CDA helemaal mee in het voorstel van de ChristenUnie om daar naar te kijken. Maar leg niet teveel nadruk op jongeren en alcohol. Het is meer een samenlevingsprobleem zoals bij het werkbezoek van minister Klink bleek dat de voorbeeldfunctie van ouders erg belangrijk is en van volwassenen die dicht bij de jongeren staan. Koppel het dan ook aan de volwassenen. Punt twee is de ellende die het met zich meebrengt, de overlast en wat het doet met de hersenen van jonge kinderen. De rol van de provincie is het nauwe overleg. Het CDA bepleit twee dingen: dat de provincie er bij de VGG op aandringt op eenduidig gemeentelijk beleid, en als het zou kunnen in noordelijk verband drie provincies zodat er grensoverschrijdend gelijk gehandeld wordt. Dhr. De Vries (D66) stelt dat er gezegd wordt: gemeenschappelijk beleid over de gemeenten heen en zelfs ook een gemeenschappelijk beleid op noordelijke provincies gezamenlijk. Kan het niet zo zijn dat er per streek of per gemeente een ander probleem aan de orde is dat anders moet worden aangepakt? Mw. De Winter (CDA) kan zich niet voorstellen dat er in de ene gemeente wordt gezegd om 01.00 uur te sluiten en in de andere gemeente om 03.00uur. Dan is er een verschuiving van problemen waarover men het gezamenlijk eens kan worden. Er zijn wettelijke en gemeentelijke regels… Mw. Schraagen (VVD) onderbreekt met de vraag hoe de provincie kan bereiken dat er een sluitingstijd voor de horeca komt. Mw. De Winter (CDA) beaamt dat de provincie dat niet kan. Mw. Schraagen (VVD) vraagt hoe die rol er dan uitziet. Mw. De Winter (CDA) geeft aan dat er veel alcoholbeleid is waarbij elke gemeente het op zijn manier behandelt. Dat heeft te maken met jongerensozen, met sportkantines. Veel gemeentelijk beleid dat op de agenda kan bij de VGG zodat er een eenduidig beleid op uitgezet kan worden. Mw. Schraagen (VVD) stelt dat de gemeente zelf het beste in staat is om het beleid voor de eigen gemeente te voeren. De VGG zit niet te wachten op een aandringen van de provincie voor gezamenlijk beleid. Mw. De Winter (CDA) is het helemaal eens met mw. Schraagen voor het gemeentelijk beleid, maar als men ziet dat de problemen zo niet opgelost worden, heeft het geen effect. Het CDA vindt toch dat de gemeenten en de drie provincies eenduidig beleid moeten voeren. Dhr. Sangers (SP) denkt dat het als eerste goed is te constateren dat de expertmeeting een goed initiatief is geweest. Het heeft veel informatie opgeleverd voor wat betreft problematiek en de verantwoordelijkheid van de verschillende organisaties: het Rijk, de gemeenten, de ouders, de scholen, de maatschappelijke verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. Er ligt niet een specifieke rol voor de provincie wat hem betreft zoals ook de VVD aangaf. Dhr. Sangers gaat wel mee met mw. De Winter voor wat betreft de faciliterende en ondersteunende rol die de provincie in dezen kan hebben. Die vindt hij terug in het ontwerp van de Sociale Agenda. Daar is het duidelijk dat dit een thema is voor het gebiedsgericht werken. Waarbij het nadrukkelijk op het bordje van de gemeente ligt. Het heeft zelfs een dusdanige prioriteit dat het binnen de 75%-tarief valt. Voor de SP is er op die manier genoeg invulling gegeven aan die verantwoordelijkheid van de provincie. De SP is benieuwd naar de uitwerking van de uitvoeringsprogramma’s die straks op gemeentelijk niveau gemaakt moeten worden. Dat wacht de SP af.
4
Mw. De Winter (CDA) vraagt of de SP dan niet bang is dat er een verplaatsing van problemen optreedt. Daar zou juist de provincie een rol in kunnen spelen. Dhr. Sangers (SP) acht de gemeente wijs genoeg om een plan voor de eigen gemeente te maken, maar ook te kijken naar wat het beleid is bij de aangrenzende gemeenten zodat er een vorm van afstemming kan plaatsvinden. Mw. De Winter (CDA) stelt dat men dan weer op het vlak van de VGG zit, om het daar neer te leggen. Dhr. Sangers (SP) vindt het een zaak van de gemeente. Mw. Siersema (GroenLinks) geeft aan dat de expertmeting op zich interessant was, maar dat het een probleem is van alle tijden. Het gaat haar dan ook te ver om daar een heel programma aan op te hangen. Een groot gedeelte zit in het voorstel van de Sociale Agenda. Misschien zou het zo kunnen zijn dat er een regierol, misschien eenmalig, zou kunnen worden uitgevoerd, om het daarna aan de partijen zelf over te laten. Mw. Schraagen (VVD) vraagt aan mw. Siersema wat zij daar dan van verwacht, wat is het doel ervan. Mw. Siersema (GroenLinks) geeft aan dat het erom gaat dat het misschien goed zou zijn om alle organisaties een keer bij elkaar te laten komen. Mw. Schraagen (VVD) vraagt of een gemeente die daar geen beleid op heeft dan op de provincie zit te wachten. Dhr. Spoeltman (PvdA) wijst op pagina 7, Jong in Groningen, daar staat op pagina 8 over middelengebruik en de rol van de provincie: “Wij willen gemeenten stimuleren tot het implementeren van een succesvolle preventieve aanpak van alcoholmisbruik, waarbij behalve voorlichting ook zorg bij (beginnende) alcoholproblematiek verzekerd wordt. In de gebiedsprogramma’s kunnen gemeenten concrete uitvoeringsactiviteiten hiervoor opnemen”. Mw. Schraagen (VVD) stelt vast dat de Sociale Agenda nog niet is vastgesteld, dat dit een concept is. Mw. Siersema (GroenLinks) geeft aan dat het haar erom gaat om er als provincie geen groot programma aan op te hangen. Dat is zonde van de tijd en dubbel werk. De voorzitter vraagt of dhr. De Bruijne daar iets op wil zeggen, hoewel het formeel niet hoeft. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) reageert op de discussie: inhoud en positie zijn beide aan bod. Er is geen twijfel aan het feit dat jongeren en middelengebruik een probleem is waar men in de samenleving erg alert op moet zijn en waar zo veel mogelijk geprobeerd moet worden om wat te doen aan de maatschappelijke problematiek die het met zich meebrengt. Wie moet dat dan doen? Een vraag die niet alleen geldt voor jongeren en alcohol. De discussie gaat over het welzijnsbeleid in de volle breedte. Want waar bemoeit de provincie zich mee? Met het neerleggen van de Sociale Agenda doet de provincie uitspraken. In beperkte mate zullen welzijnstaken op provinciaal niveau beter behartigd kunnen worden, want het gemeentelijk doen maakt dat het erg versnipperd raakt. Dat standpunt wordt gedeeld door de gemeenten, dat de provincie die taken moet doen, er zijn taken vanuit de wet overgedragen. Daarnaast wil dit College, dat wordt ook uitdrukkelijk in het beleid genoemd, geen eigenstandig welzijnsbeleid vanuit provinciaal niveau voeren, maar aanvullend, in overleg met gemeenten komen tot gebiedsgerichte prioriteiten die samen met de gemeenten worden opgepakt. Daarin hebben gemeenten grotendeels het initiatief, in de stuurgroepen en in de projectgroepen die bezig zijn in het gebiedsgericht werken in de afgelopen acht jaar, daar zal de komende jaren mee worden doorgegaan. Daarin hebben de gemeenten een heel belangrijke positie, als ook de meerderheid in de stuurgroep. Tot nu toe is het niet voorgekomen dat gemeentebestuurders en provinciaal bestuur tegenover elkaar staan in het uitwerking geven aan die Sociale Agenda. De gedeputeerde hecht eraan dat het zo blijft, dat die zaken niet opgepakt moeten worden door de provincie. Het tegenovergestelde is ook niet waar: niet erbuiten blijven. Dat is niet het beleid van dit College. De provincie moet meedoen vanuit prioriteiten die de Staten aangeven om met de gemeenten samen te werken. Een van die prioriteiten en niet de onbelangrijkste is: jeugdbeleid. Er
5
is een Beleidskader jeugd, daar ligt een zwaar accent. Als provincie heeft men daar enigszins rechtstreeks mee te maken: de verantwoordelijkheid van de provincie in de jeugdzorg. Preventieve activiteiten op lokaal, gebiedsgericht niveau om instroom in geïndiceerde jeugdzorg te voorkomen. In die zin ligt er een directe relatie. Hoe kan dat opgepakt worden? De gedeputeerde denkt op de goede lijn te zitten om vanuit de gebiedsprogramma’s die prioriteit aan te reiken, met een mogelijkheid voor een hogere cofinanciering, omdat het een belangrijk maatschappelijk probleem is. Maar daar laat het College het bij. Daarnaast is er op provinciaal niveau nog wel wat te doen, maar meer op de voorlichting. Zoals in de uitzending van De Uitlaatklep (programma op RTV Noord), waar de gedeputeerde zelf bij was, waar voorlichting en discussie was. De provincie kan deze uitzendingen mede mogelijk maken. Als het gaat om het voortzetten van dit programma, ligt er een prioriteit bij dit soort thema’s. Minder algemeen, meer specifiek op thema’s gericht om het onder jongeren onder de aandacht te brengen en om te horen wat jongeren er zelf mee willen doen. Wellicht een bescheiden voorlichtende taak, met de gemeenten samen, zeker niet met een eigenstandig programma. In tweede termijn Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) stelt vast, nu zij de reacties gehoord heeft, dat de conclusie juist is dat er een probleem is en dat daar iets aan gedaan moet worden. Moet de provincie dat doen of niet? Op de achtergrond zou het de provincie passen om daar een rol in te vervullen. Geen overkoepelend provinciaal beleid, maar eventueel intergemeentelijk beleid, met de VGG om ervaring en kennis over te kunnen dragen. Gemeenten hebben in hun eigen gemeente specifiek beleid, dus niet alleen intergemeentelijk beleid, maar aanvullend, ondersteunend, faciliterend. Een meerwaarde is om met de VGG dit onderwerp nog eens aan te kaarten. Dhr. Sangers (SP) heeft net het verhaal van de gedeputeerde beluisterd en ondersteunt het belang van het Beleidskader jeugd. Mw. Van der Graaf benadrukt het belang van intergemeentelijke samenwerking, nog afgezien van de noordelijke. Wil mw. Van der Graaf als straks de gemeentes invulling gaan geven aan de uitvoeringsprogramma’s op gemeentelijk niveau dat er formeel getoetst moeten worden aan de kaders van de sociale agenda en het nieuwe uitvoeringsprogramma jeugd, dat er dan een toetsingscriterium toegevoegd moet worden om te kijken of er genoeg intergemeentelijke samenhang is? Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) bedankt dhr. Sangers voor de vraag. Zij wil laag bij de grond beginnen zoals zij in de eerste termijn aangaf. Er moet gekeken worden naar bestaande initiatieven, ook naar gemeenten die nog niet zo ver zijn, maar wel ambities hebben op dit punt. Er zijn 20 gemeenten in deze provincie die dit als probleem ervaren en daar een plek voor hebben gegeven in hun lokale beleid. Het draagvlak is er wel. Die initiatieven niet wegnemen door intergemeentelijk beleid, maar een meerwaarde creëren door intergemeentelijk beleid een plek te geven. Niet per definitie opleggen om intergemeentelijk tot een beleid te komen, maar vanuit de gemeenten zelf om daar samen in overleg uit te komen. Daar moet de provincie dan niet tegen zijn. Geen toetsingskader, maar als aandachtspunt een toevoeging. Dhr. Sangers (SP) stelt hiermee vast dat de norm dan bij de gemeente ligt. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) beaamt dit. Het is een uitgangspunt. Mw. De Winter (CDA) geeft aan dat goede afstemming heel belangrijk is. Kijk maar naar sportclubs, een extra biertje in de kantine lokt jongeren. Gebiedsgericht werken is prima, maar er zijn wel acht gebieden, qua omvang vrij beperkt. De concurrentie ligt op de loer. De samenhang in gemeentelijk beleid is erg belangrijk om er met resultaat iets aan te doen. Dhr. Sangers (SP) reageert met dezelfde vraag: moet er dan een toetsingscriterium komen? Mw. De Winter (CDA) ontkent. Er kan best sprake zijn van een inspanningsverplichting zonder dwang. Mw. Mete (PvdA) bedankt dhr. De Bruijne voor wat betreft de voorlichtende taak. Centraal staat dan de bewustwording van jongeren: De Uitlaatklep. Wat terug komt is de Sociale Agenda: gebiedsgerichte programma’s, dat is de lijn van de PvdA. Laat gemeenten zelf aangeven hoe zij willen samenwerken, provinciaal of in regio’s.
6
Dhr. De Vries (D66) constateert dat de conclusie is dat er aangesloten moet worden bij bestaande structuren. Het probleem moet zo snel mogelijk gevat worden, dat kan niet via de provincie, dat moet juist dicht bij huis. Misschien vooral bij de ouders zelf. Dat kan niet vanuit de provincie, maar eerder op gemeentelijk niveau en via de scholen. Gebruik de bestaande structuren en creëer niet weer een nieuwe overlegstructuur. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) geeft aan dat er nu de suggestie wordt gewekt dat er een nieuw initiatief wordt genomen. Dat is niet zo, het idee is aan te sluiten bij bestaande structuren: bij het VGG, bij gebiedsgericht werken. Dhr. De Vries (D66) geeft aan dat het initiatief naar de VGG brengen al een nieuw initiatief is dat niet nodig is. Er zijn 20 gemeenten bezig, 5 nog niet, maar die hebben wel hun contacten, die hebben de provincie niet nodig. Mw. Mete (PvdA) stelt vast dat er ontzettend veel informatie is binnengekomen via de expertmeeting vanuit organisaties en jongeren. Dat kan men niet laten liggen. Via de VGG kunnen de gemeenten bij elkaar gebracht worden. Dhr. De Vries (D66) geeft aan dat de gemeenten zelf aanwezig waren bij de expertmeeting. Die weten wat er is gezegd. Dat wil niet zeggen dat de provincie, omdat zij de meeting heeft georganiseerd, het voortouw moet nemen. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) is van mening dat de meerwaarde is, dat blijkt ook uit onderzoeken, dat er overleg plaatsvindt. Wat is er op tegen om het punt te agenderen bij de VGG? En dat de provincie aangeeft daar een ondersteunende, faciliterende rol in te spelen? De gedeputeerde geeft aan dat die mogelijkheden er zijn. Die zijn ook al benut. Zo kan men tot iets heel positiefs komen. Dhr. De Vries (D66) geeft aan dat daar niets op tegen is, maar via de VGG gebeurt dat al, ook via gebiedsgericht werken. Daar heeft de provincie geen aanvullende rol in. Wat er nu is, is voldoende. Mw. Schraagen (VVD) blijft bij hetzelfde standpunt. Zij heeft nog wel een reactie op wat de gedeputeerde zei over De Uitlaatklep. Dat is een leuk en informatief programma, maar daar kijken meer ouders naar dan jeugd, maar ook dat kan weer een voorlichtende functie hebben. Een dergelijk programma is een mogelijkheid om informatie te verstrekken. Wat dhr. De Vries verwoordde, daar is de VVD het mee eens. Mw. Siersema (GroenLinks) vindt dat de meeste zaken in de Sociale Agenda zijn opgenomen. De Uitlaatklep is goed, een theatervoorstelling is ook voorlichting, dat zou moeten blijven bestaan. Dhr. Sangers (SP) vindt het toch een verwarrende discussie worden. Jongeren en alcohol is een maatschappelijk probleem, er is een beperkte rol voor de provincie weggelegd. Als die er wel is in de faciliterende en ondersteunden sfeer. Daaraan wordt dan via de Sociale Agenda en Beleidskader jeugd invulling gegeven. Dhr. Sangers stelt voor om dan nu de Sociale Agenda te bespreken De voorzitter geeft geen gehoor aan het voorstel. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) stelt vast het niet eens te zijn met D66 voor wat betreft het feit dat gemeenten de provincie niet nodig hebben. Daar denken heel wat gemeenten heel anders over. Met een positiespel wordt niet per definitie gescoord. Wat van belang is, is om te kijken wat men met elkaar inhoudelijk kan doen. Inhoudelijk zijn de 25 gemeenten en provincie het er aardig over eens dat de beleidsprioriteiten zoals gesteld door de provincie, inclusief beleidsprioriteiten jeugd, goed zijn. Het is zelfs andersom: gemeenten hebben gezegd dit heel goed te kunnen volgen om de komende jaren die accenten te leggen. Dit positiespel wil niemand spelen. Men wil inhoudelijk komen tot programma’s waarin ook wat wordt gedaan aan dit probleem. Dhr. De Vries (D66) vult aan gezegd te hebben dat de provincie wel een rol heeft, maar binnen bestaande structuren.
7
De voorzitter stelt vast dat het verslag over Jongeren en Alcohol goed besproken is. Er is wat verschil in mening over hoe nu verder. De voorzitter stelt voor het verslag te laten voor wat het is, niet naar de Staten, maar wachten op een voorstel van wat er wel richting de Staten kan. 5.
Voordracht 27/2008 van GS van 2 september 2008, nr. 2008-40.025, CW tot vaststelling van de Sociale Agenda 2009-2012
Dhr. Spoeltman (PvdA) geeft aan dat er al vaker over de Sociale Agenda is gesproken. De PvdA vindt dat de provincie een taak heeft op het gebied van welzijnsbeleid. De uitwerking ligt hier nu. Eerst een compliment: het is een goed verhaal geworden, consequent. Er zijn sociale taken die gesubsidieerd worden, samen met gemeentes initiërend, stimulerend faciliterend. Dhr. Spoeltman gaat nu niet erg in op het thema Jeugd, daar zal dhr. Stavenga straks op ingaan. De essentie is dat er een keten is van 0-23 jaar. Dat moet op elkaar afgestemd worden. Er zijn op dit moment een aantal nota’s die gaan over het sociale in de provincie: Handig Zelfstandig, het Armoedebeleid, Samen Sterk, een sportnota, een zorgvragersbeleid. Dat moet wel op elkaar afgestemd worden. Daar moet het College op letten. Het College heeft goede keuzen gemaakt. Het CMO krijgt de rol toebedeeld waar de PvdA erg tevreden over is, dat is de afgelopen acht jaar ook goed gegaan. Er is ook extra geld voor beschikbaar. Complimenten voor het geheel, er zijn een paar zorgen: De meeste gemeentelijke begrotingen zijn al vastgesteld, nog niet door de raden, maar die liggen er wel. Het gebiedsgericht werken start per 1 januari 2009, gaat dat problemen opleveren of zal het soepel verlopen? Het armoedebeleid. Het College houdt € 150.000 apart, € 350.000 in het gebiedsgericht werken. Het afgelopen jaar is met het geld dat de Staten beschikbaar hebben gesteld, € 5.000.000, weinig tot niets gebeurd. Het idee is goed, maar de nota is wel aangenomen. Er staan 19 aandachtspunten die in het kader van dat beleid opgepakt zouden moeten worden. Die zijn niet meer terug te vinden in de Sociale Agenda, dat is begrijpelijk, maar als het verder uitgewerkt gaat worden, moeten die punten wel meegenomen worden. Die punten zijn niet voor niets genoemd. Toetsingskader, op pagina 51/52, bijlage twee, uitwerking gebiedsgericht werken: het gaat om activiteiten die met reguliere middelen niet eenvoudig zijn uit te voeren. Het gaat niet puur om regulier gemeentelijk beleid. Wat is dat dan precies, regulier beleid in het kader van gemeentelijk beleid? Wie bepaalt dat en hoe zit het precies? Steunpunt Huiselijk Geweld. Het is geen speerpunt meer. Daar is het CMO de afgelopen jaren mee bezig geweest, vooral met oudergeweld. Daar is een toevluchtsoord voor, het Rijk ondersteunt dat ook, maar de PvdA vindt dit onderwerp zo belangrijk dat er extra aandacht moet komen vanuit de provincie voor deze problematiek. Hoe kijkt het College hier tegenaan? Wat doet ze ermee? Krijgt het CMO daar nog een taak in? In de nota staat van niet, de PvdA vindt van wel. Bij steunpunt mantelzorg gebeurt het wel. Mw. De Winter (CDA) geeft aan dat verantwoordelijkheid nemen voor elkaar een basisvoorwaarde is voor een goede prettige samenleving waarin welzijn nummer één staat. Op de tweede plaats is het belangrijk dat iedereen gelijkwaardige zorg kan krijgen. Deze punten komen in de Sociale Agenda goed tot hun recht. Dichtbij de mensen die om die zorg vragen. In de inspraakreacties kan men lezen dat het nog niet scherp geformuleerd is. Uitgangspunt is de gemeente formuleert, er wordt getoetst aan het provinciale beleidskader, niet andersom. Het advies van de commissie Lodders hierin opvolgend moet het zo zijn dat de gemeentes bepalend zijn. De provinciale verantwoordelijkheden staan goed omschreven. Programmalijn jeugd: extra aandacht voor jongeren die uit geïndiceerde zorg komen: vooral op het terrein van wonen, leren en werken. Dat is uitstekend. Opmerking voor de kinderen die weer in de thuissituatie terugkomen, daar moet nazorg gegarandeerd zijn. Dat kon mw. De Winter niet teruglezen. Tweede punt: jongeren trekken van het platteland weg. Dat heeft te maken met aanbod van scholen en voorzieningen. Het College schrijft dat dit niet verder onder druk mag komen te staan. Dat vindt mw. De Winter nogal passief voor een probleem dat eigenlijk levensgroot is. Er is pas nog in Noord-Groningen, in Appingedam aan de bel getrokken, het MBO, omdat het erg hard achteruit holt. Het CDA ziet graag een actievere houding van de provincie voor wat betreft de voorzieningen op het platteland. Vrijwilligerswerk. Het CDA ondersteunt de gekozen lijn van harte. In die zin is de vraag hoe de provincie aankijkt tegen een EKC voor ouderen. Of er een koppeling gemaakt kan worden met de
8
maatschappelijke stages voor jongeren en de vraag vanuit ouderen. De oudere vraagt om hulp, de jongere kan vanuit maatschappelijke stages daarop aansluiten. Dat is een interessante formule in verband met het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid. Armoedebeleid. Hoofdzakelijk bij het gebiedsgericht werken neerleggen, dat ondersteunt het CDA ook. Hoe zit het met de uitgangspunten die geformuleerd zijn door de provincie? Zijn die geborgd ook als de verantwoordelijkheid grotendeels bij de gemeentes komt te liggen? Huis voor de Sport. Dat wordt ondergebracht bij het CMO. Dat was helemaal nieuw voor het CDA en een verrassende ontwikkeling. Hoe verloopt dit verder? Staat dit vast? Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) vraagt waar mw. De Winter dat leest. Mw. De Winter (CDA) zal het later even precies opzoeken. Er is heel veel aandacht voor nieuwe zorgarrangementen. Het is heel belangrijk gezien de vergrijzing. Het CDA vraagt aandacht voor het woningbestand dat al bestaat. Er zijn genoeg mensen die graag willen blijven wonen zoals ze nu zitten. Er moet dan een balans gevonden worden tussen een nieuw woonaanbod en bestaand beleid. Weinig opmerkingen voor wat de algehele lijn van de Sociale Agenda betreft. Er staan veel goede punten in, waar het CDA afgezien van de gemaakte opmerkingen mee in kan stemmen. Dhr. Sangers (SP) maakt onderscheid tussen procedure en inhoud. De procedure, het hele traject van de afgelopen twee jaar, begonnen bij het Sociaal rapport, Sociaal Debat, tussenstand, voorontwerp, en nu het ontwerp. Compliment voor het goede proces, waar veel partijen bij betrokken zijn geweest, gehoord zijn en dat wat gehoord is, is ter harte genomen. Het is een positief voorbeeld van interactieve beleidsvorming. De inhoud: eerst was de SP positief over gedachtegangen in de tussenstand, daarna teleurgesteld over voorontwerp, in de uitwerking van de gedachtegangen. Vooral over het gebiedsgericht werken daarin, dat werd tekort gedaan. De rol van het CMO stond ter discussie. In die zin kan men stellen dat er nu sprake is van een complete koerswijziging. Vandaar staat het grootste gedeelte van de tekst onderstreept, daar zitten de veranderingen ten aanzien van het voorontwerp. In de fase tussen voorontwerp en nu was er de discussie over de commissie Lodders, over de bestuurlijke verhoudingen tussen de verschillende bestuurslagen in het land,. De SP heeft een motie ingediend om de taken van de provincie te beperken tot de kerntaken zoals de commissie Lodders die heeft aangegeven. De uitvoeringsregie inclusief de middelen over te dragen aan de gemeenten. Er werd geen meerderheid voor gevonden. In die zin is dhr. Sangers verheugd dat de motie hoewel niet aangenomen, nu voor een belangrijk deel wel wordt uitgevoerd. Dhr. Spoeltman (PvdA) brengt in herinnering dat dhr. Sangers bij de eerste notitie Sociale Agenda riep dat de gemeenten het moesten doen. Verder werd er ook gezegd dat de gemeenten een belangrijke rol speelden, maar dat er ook een provinciaal toetsingskader is. Daar zullen de gemeenten ook worden afgerekend. Dhr. Sangers (SP) beaamt dit en vindt dit een stap in de goede richting, maar zou nog verder willen gaan. Toch is hij hier blij mee. Het College heeft voor overleg met de gemeenten gekozen en is tot overeenstemming gekomen. Het had een onsje meer gemogen. Conclusie: de SP stemt in met het ontwerp zoals dat hier voorligt. Het is aan de gemeenten om invulling te geven aan de uitvoeringsprogramma’s voor de specifieke provinciale lijnen. Vraag over de werking van het geheel: er is per acht gebieden een bestuurgroep, gemeenten en provincie gezamenlijk die het programma per gebied gaan maken. Heeft de provincie dan een dubbelrol? Deelnemer in de stuurgroep, overleg zowel ambtelijk als bestuurlijk met de gemeenten over de invulling op gemeentelijk niveau, is participant, in de volgende fase toetser daarvan. Dan moet die toetsing een formele zijn. Klopt die analyse? Mw. Schraagen (VVD) wil twee lijnen neerzetten. Zij constateert dat deze nota nogal verschilt van het voorontwerp. Er is een betere en duidelijker omschrijving gekomen tussen de taken die de provincie en de gemeenten moeten uitvoeren. Dat geeft een duidelijk beeld van hoe de provincie erin staat. Er staan wel erg veel speerpunten in. Wordt er met dit schot hagel wel een doel getroffen? Is het zo verspreid geraakt dat er niets meer overblijft? Krimp in de regio. Wat is daar uit gekomen, uit de krimpsessies en op welke wijze is het dan gebruikt in deze nota?
9
Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) vraag welke krimpsessies mw. Schraagen bedoelt. Mw. Schraagen (VVD) geeft aan dat er in de nota gesproken wordt over discussies over krimp, maar daar heeft zij geen verslagen van kunnen vinden. Mw. Schraagen gaat ervan uit dat dhr. De Bruijne daar bij aanwezig is geweest. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) vraagt waar mw. Schraagen op doelt in de nota. Mw. Schraagen (VVD) geeft aan dat zij haar verhaal eerst zal afmaken en daarna zal kijken op welke pagina het staat. Pagina 18: voorstel om een groot deel van het armoedebudget over te brengen naar het gebiedsgericht werken. De resterende middelen zullen dan ondergebracht worden in een provinciaal stimuleringsbudget voor armoedebeleid. In de nota staat dat verschillende organisaties en gemeenten daar dan een beroep op kunnen doen. De VVD vreest dat het dan een bureaucratische rompslomp wordt. Als het College het geld zo graag wil besteden, waarom wordt het geld dan niet aan gemeenten en instellingen overgemaakt zodat zij daar daadwerkelijk mee aan de slag kunnen? Dhr. Sangers (SP) vraagt of mw. Schraagen dan de gemeente bedoelt in plaats van gemeente en instellingen. Mw. Schraagen (VVD) geeft aan dat de correctie terecht is: naar de gemeente. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) stelt vast dat er al veel aangegeven is. De lijnen zoals die geformuleerd zijn, zijn goede uitgangspunten. Wat opviel was dat er veel onderstreept is. Veel inspraakreacties zijn op een juiste manier verwerkt in dit ontwerp. Daarover laat de ChristenUnie zich positief uit. Er zijn wel een paar aandachtspunten. EKC. Die kan men breder in zetten, de inzet die er nu is om het naar het lokale veld over te brengen en de kennis die er al is, is een goede aanleiding om het over te brengen naar het programma jeugd. De EKC’s kunnen voor nog veel meer punten worden ingezet. Daar zijn al ervaringen mee in het land. Vrijwilligerswerk. Daar is de ChristenUnie erg positief over. De inzet wordt duidelijk beschreven om aan te sluiten bij de behoefte van de vrijwilligers bij hun manier van werken. Er zijn organisaties in deze provincie die hier al mee bezig zijn. Een vraag over de Heel de Buurt-aanpak: onder het kopje leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten staat beschreven dat deze aanpak ondergebracht zal worden onder het gebiedsgericht werken, mede naar aanleiding van succesvolle ervaringen in andere gemeenten. Er wordt ook in het POP naar verwezen, met als tussenstap de Sociale Agenda. Heeft het consequenties voor het budget? Komt de halve fte ook in gevaar? Mw. Schraagen (VVD) Op pagina 9 staat een algemene beschrijving, een analyse van de krimp in sommige gebieden. De provincie heeft verschillende gesprekken gevoerd over de krimp, die mw. Schraagen de krimpsessies noemt. Het gaat er niet om wat er precies in de gesprekken is gezegd, maar wel wat de analyse is en wat voor invloed de krimp heeft op de provincie en hoe zich dat vertaalt naar deze nota. Mw. Stavast (GroenLinks) sluit zich aan bij de complimenten. Er is veel onderstreept, dat betekent dat er goed geluisterd is en dat er met de opmerkingen iets gedaan is. Zij is het eens met de keuze van de onderwerpen, de manier waarop het aangepakt wordt en de steeds helder wordende omschrijving van taak en rol van de provincie met een heel fijn pluspunt: het steunpunt vrijwillige thuishulp en mantelzorg. De vragen gaan over de veranderingen: op drie manieren: er is afbouw, er is succes dat uitgebouwd moet worden en er is voortschrijdend inzicht voor het armoedebeleid. De afbouw ten aanzien van Huiselijk Geweld, daar zijn al vragen gesteld, dat is nog niet veilig gesteld. Hoe zit dat? Succes van Heel de Buurt. Er staat in de tekst dat er een overgangsregeling is. De G6 zijn ondergebracht in de andere gebieden. Er is een overgangsbedrag tot oktober, daarna zou het onder de 75%-regeling kunnen vallen, maar er is een grote kans dat het in oktober al op is. Uitrollen naar andere gemeentes is mooi, maar graag helderheid over de overgangsregeling. Kamers met kansen. Daarover is GroenLinks enthousiast. Betekent het dat de stad Groningen met stichting Huis problemen gaat krijgen? Dat geldt ook voor Plaza migranta, een nieuw en
10
succesvol project om nieuwe Nederlanders met werk in aanraking te brengen. Het is niet duidelijk of, als het een provinciale functie wordt, iedereen dan in de stad terecht kan. Terwijl het van belang blijft om goed lopende projecten overeind te houden. De successen moeten gehandhaafd blijven. Voortschrijdend inzicht over het armoedebeleid. Daar zijn de vragen duidelijk gesteld. Er zijn in de commissie De Bruijne allerlei deelgebieden bedacht waarop winst gehaald zou kunnen worden. In de tekst staat dat het voor het grootste gedeelte naar gebiedsgericht werken gaat, een deel blijft in een soort experimentenpot, daar kunnen gemeenten vragen aan voorleggen. Zijn nu alle bedachte dingen veilig gesteld of hoe wordt er op gelet? Bijvoorbeeld best practice is echt iets voor het provinciale niveau. CMO. er hoeft geen aanbesteding voor de exploitatie plaats te vinden. Het is alleen maar veel werk en er is een risico op verlies aan continuïteit. Het is wel weinig toegelicht. Er is een rapport van Berenschot, welke argumenten gelden er voor de aanbesteding die niet hoeft? Er komt nog een plan voor de monitoring. Gebruikers van voorzieningen moeten ook feedback kunnen geven. Bij het jongerenprogramma wordt gezegd: betrokkenheid bij provinciaal beleid maar het lijkt mw. Stavast dat afnemers van het beleid kunnen melden wat er goed gaat en wat niet. Dat geldt vooral voor het overgangsbeleid. Dat moet dan meegenomen worden in de monitoring, zodat er een terugkoppeling is. Krediet mondiale bewustwording wordt overgebracht naar de pot krediet incidentele activiteiten welzijn. GroenLinks heeft daar een aarzeling bij. Het wordt minder zichtbaar. Van het weinige geld dat erin zit, moet weer een deel besteed worden voor de informatie daarover. Als mensen nu zoeken zien ze dat de provincie daar krediet in heeft. Ondersteund door kleine maar enthousiaste groepen. Die moeten niet zoekraken in het subsidieoerwoud. Wonen welzijn zorg. Daarover zijn relatief weinig pagina’s. Er is misschien al veel voorwerk gebeurd. Ten aanzien van bouwen van levensloopbestendige woningen staat dat het een taak is van corporaties en gemeenten. Het signaal is echter dat het nog heel vaak niet echt goed gaat. Het past bij deze gedeputeerde om daar bovenop te zitten. Pagina 32 budget innovatieve projecten in het stedelijk gebied. Daar graag wat meer informatie over. GroenLinks wil voorkomen dat als de stedelijke gebieden opnieuw nieuwe werkwijzen voor problemen voor de provincie uitvinden dat ze daarna weer hoofdpijn krijgen zoals nu met de genoemde overgangsprojecten, Heel de Buurt, Plaza Migranta. Dat zou het enthousiasme af doen nemen. Hoe beter de overgang nu plaatsvindt, hoe meer de stedelijke gebieden zin hebben in innovatieve projecten, in investeringen. Dhr. De Vries (D66) geeft aan dat er al veel gezegd is, maar heeft nog enkele punten. Budgetoverheveling van budget armoedebeleid naar gebiedsgericht werken. Dat is positief. Veel punten die in de nota armoede stonden passen binnen het gebiedsgericht werken. Er zijn ook een aantal punten die op een hoger niveau horen en daarmee het beste bij de provincie passen, zoals voorlichting via RTV Noord. Dhr. De Vries neemt aan dat in het budget dat bij de provincie blijft dit soort punten worden opgepakt en dat er niet iets nieuws komt aanvullend op dat wat er is vastgelegd. Stopzetten van ondersteuningssteunpunt Huiselijk Geweld. Je kunt niet alles wat je oppakt blijven steunen, maar is het gewaarborgd? Als er risico’s zijn of een kans op terugval dan moet er wel naar gekeken worden en moet het mogelijk zijn later weer ter discussie te stellen. Voorzieningenniveau platteland. Gekeken naar het onderwijs en de efficiency die uitgevoerd is, ziet men centralisatie van bepaalde opleidingen op één punt, bijvoorbeeld technisch onderwijs in de stad. Dan gaan er veel leerlingen verhuizen en daarna zal er minder terugkeer zijn waardoor een vergrijzing en ontgroening gestimuleerd worden. Kan de gedeputeerde daar een rol in spelen? Pagina 24 mantelzorg en het steunpunt. Er is uitgebreid over gesproken omdat het dreigde niet meer ondersteund te worden. D66 is erg blij dat het meegenomen is in de Sociale Agenda, maar is wel nieuwsgierig naar de dubbele pet van de provincie. De voorzitter geeft de gelegenheid voor een korte pauze waarna de gedeputeerde over zal gaan op de beantwoording. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) begint met de beantwoording. De overgangsproblematiek. De begrotingen van de gemeenten zijn al vastgesteld, hoe zit het inhoudelijk? De Staten stellen de Sociale Agenda vast in de Statenvergadering van 5 november. Dat is het moment waarop er met de uitvoering begonnen kan worden. Gemeenten hebben hun begroting voor 2009 vastgesteld of zullen het binnenkort vaststellen. In de praktijk is het zo dat de meeste gemeenten dat wat ze de afgelopen vier jaar in het kader van gebiedsgericht sociaal beleid op hun begroting hebben staan, hebben laten staan. Er is dus geen 0-situatie. Verder hebben de gemeenten
11
aangegeven omdat cofinanciering van de kant van de gemeente toeneemt met deze agenda, zich in te spannen om deze cofinanciering op tafel te krijgen. Dat kan in 2009 betekenen dat op bepaalde programma’s gemeenten er incidenteel geld in moeten doen om het daarna in de begroting van 2010 op te kunnen nemen. Die bereidheid is uitgesproken. De wethouders hebben gezegd zich daarmee wel te redden. Budgettair doemen er in de nieuwe programma’s nog niet direct problemen op, er zijn wel lopende verplichtingen. In het nieuwe gebiedsgerichte sociale beleid zijn er andere prioriteiten of programma’s die kunnen worden ingezet, bestaande programma’s moeten worden afgebouwd. Dat kan en zal zich voordoen, zeker bij de G6-gemeenten, omdat er bij de formatie in het kader van Heel de Buurt en andere activiteiten via cofinanciering ook formatie is aangetrokken. Dat is in een brief geformuleerd naar de gemeenten, dat dit wordt afgebouwd. Er is een budget uitgetrokken om de overgangsproblematiek te faciliteren bij de gemeenten: wat gaat het dan kosten om tot een redelijke heroverweging van prioriteiten te komen gegeven het feit dat er personele lasten zijn? Dat probleem is met het overgangsbudget opgelost. Dat is naar gemeenten toe bekend gemaakt. De gedeputeerde verwacht er voor het einde van het jaar reacties op. Het zal wel zo zijn dat formatie, zoals bij het CMO, formatie in gebiedscoördinatie en ondersteuning in de gebieden is, het is gelukkig niet zo dat formatie in het veld werkzaam is, of het nu gaat om gebiedscoördinatie en ondersteuning van het CMO of in uitvoerende taken, dat die formatie niet flexibel inzetbaar zou zijn. Dan is er echt een probleem. Het gaat over mensen in welzijnswerk, sociaal-cultureel werk die met andere thema’s ook goed uit de voeten kunnen omdat ze meer basis allround-methodiek hanteren in het ondersteunen van bevolkingsgroepen. Dhr. Sangers (SP) stelt een technische vraag. In de stukken over de cofinanciering van de gemeenten staat dat de ambtelijke inzet kan meetellen. Uit de woorden van de gedeputeerde begrijpt dhr. Sangers dat het ook kan gelden voor de inzet vanuit het uitvoerende veld. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) stelt dat er specifiek voor projecten uit de Sociale Agenda 2005-2008 vooral in de G6-gemeenten, vooral vanwege de projecten die er uitgevoerd werden vanuit de Sociale Agenda, niet vanuit het regulier gemeentelijk welzijnsbeleid, er formatie is aangetrokken. Die formatie, daar moet een besluit over gemaakt worden. Zijn ze voldoende inzetbaar in nieuwe programmaonderdelen of moet er gewerkt worden aan reductie? In dat geval garandeert de provincie die lasten die de gemeenten met de provincie in cofinanciering op zich hebben genomen, tot 1 oktober 2009, om op die manier de overgangsproblematiek te regelen. Er is geen sprake van dat reguliere uitvoerende formatie op gemeentelijk niveau kan worden als cofinanciering. De successen: Heel de Buurt. De methodiek van Heel de Buurt is waardevol. Dat zou ook in andere gemeenten kunnen worden toegepast. Het is niet aan de provincie om daar een besluit over te nemen, wel aan de partners. Men gaat er van uit dat er met de gebiedsbudgetten het ook voor andere gemeenten mogelijk zal zijn om daarvoor te kiezen. Bij het inzetten van gebiedsbudgetten, gemeentelijk en provinciaal moet er altijd gekozen worden. Niet alles is mogelijk. Daarom zijn er zo veel speerpunten genoemd. Het moet niet op voorhand zo verkokerd worden dat het alleen onder heel bepaalde voorwaarden mogelijk is om zaken te doen. Dat is juist breed gehouden, het verschilt ook nogal per gebied. Zo wordt er naar het midden gezocht naar de gebiedsgerichte Sociale Agenda die ook voldoet aan dat wat de provincie aan programmalijnen en aan prioriteiten hanteerde en ook ruimte biedt om die prioriteiten breed in te vullen. De creativiteit mag er niet op voorhand uitgehaald worden. Kamers met Kansen. Dat is een vrij nieuw fenomeen. Dit jaar is de provincie er voor het eerst ingestapt met de initiatiefnemers in de stad Groningen met de uitdrukkelijke opdracht om de ervaringen met Kamers met Kansen te beschrijven in een soort handboek. Dat boek zal aan de man gebracht worden in de provincie, omdat de provincie het vanuit het jeugdzorgbeleid van belang vindt dat er voor 18+, mensen die uit de jeugdzorg stromen, aandacht is en dat er voor hen ook in wonen voorzieningen zijn. In de stad en in de provincie. In het kader van de gebiedsgerichte agenda die loopt, bijvoorbeeld Vlagtwedde, Stadkanaal, zijn er initiatieven die vanuit het gebiedsgericht beleid lopen. Vorige week was de gedeputeerde daar nog op bezoek. In de nieuwe Sociale Agenda zullen die Kamers met Kansen in de provincie door de gemeente worden aangedragen als vervolgprojecten. De gedeputeerde vindt zelf dat er moeite voor gedaan moet worden. Het is schrijnend als kinderen tot de de hun 18 in een jeugdzorgvoorziening of met begeleiding van jeugdzorg ondersteund zijn, na hun 18 buiten de boot zouden vallen met het gevaar daarmee terug te vallen, niet zonder die begeleiding te kunnen en uiteindelijk weer tot andere verwijzingen te komen en daarmee tot hogere maatschappelijke kosten. Armoedebeleid. Hoe verhoudt zich dit tot de nota? Dhr. De Vries heeft dat heel precies verwoord. Het bedrag dat apart gehouden wordt moet niet een bureaucratie worden en een fonds en subsidieregels. Het moet ingezet worden voor die activiteiten die niet gebiedsgericht uitgevoerd
12
worden. Het armoedebeleid gaat gebiedsgericht waarbij de nota armoedebeleid op tafel blijft liggen. Er zitten aanzetten in en ideeën, beleidslijnen die in overleg met gemeenten op het punt van programma’s boven tafel blijven. Andere ideeën zijn daarmee ook welkom. Er moet gekeken worden welke interessante dingen er met dit budget gedaan kunnen worden. Er is dan € 150.000. Een goed voorbeeld is het voorstel voor OV voor VMBO-scholieren, waarvan nu gesteld wordt een deel vanuit het provinciale bedrag in te zetten voor de inkomensafhankelijke korting. Dhr. Sangers (SP) vraagt over de verhouding € 150.000- € 350.000 in het armoedebeleid. Hoe is die tot stand gekomen? Welke berekening ligt eraan ten grondslag? Is er al meer bekend over welke ideeën er zijn voor de specifieke inzet voor de € 150.000? Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) kan over het laatste aangeven dat men daarvoor het armoedeprogramma van de provincie kan lezen. Een aantal zaken kan provinciaal ingezet worden. Over het eerste, de berekening: die is er niet. Het is een schatting. Het is niet de bedoeling om van het fonds een nieuwe regeling te maken. Er komen ideeën op waarvan gemeenten aangeven dat de provincie het rechtstreeks kan doen. Een voorbeeld als leergeld. Dat zit in een aantal gemeenten en regio’s. Gemeenten die ermee bezig zijn, vinden het vanzelfsprekend dat het in een rechtstreekse subsidielijn gebracht wordt. Er is wel overleg over, maar niet te formeel. Toetsingskader en het regulier gemeentelijk beleid. In de welzijnsnota staat een lokaal gemeentelijk beleid, dat ligt op een aantal punten vast. Datgene wat de gemeente regulier vanuit de eigen middelen inzet, valt buiten de gebiedsgerichte Sociale Agenda. Dat weten de gemeenten ook van elkaar. Het is ook niet iets nieuws. Het gebeurt al twee beleidsperiodes, er is een praktijk van werken opgebouwd tussen provincie en gemeenten. Die moet niet omgegooid worden, er is wel vanuit pragmatische redenen vanuit het platform jeugd, vanuit het jeugdbeleid opgebouwd met de gemeenten samen, gezegd de Sociale Agenda in dezelfde overlegstructuur te brengen. De manier van werken blijft gelijk. Het is duidelijk wat gemeentelijk beleid is. De plaatselijke welzijnsinstelling wordt door de gemeente gesubsidieerd, daar gaat geen geld bij uit de Sociale Agenda. Het gaat om programma’s, activiteiten, projecten die gezamenlijk ontwikkeld worden en gezamenlijk betaald. De provincie vanuit provinciale inzet gebiedsgericht, de gemeente zet er cofinanciering tegenover. Dhr. Stavenga (PvdA) vraagt wat dan puur gemeentelijk beleid is. Wat is het verschil met gewoon gemeentelijk beleid? Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) antwoordt dat puur gemeentelijk beleid is dat wat de gedeputeerde net noemde. Dat wat er met elkaar ontwikkeld wordt, daarvan kan men niet zeggen dat het geen gemeentelijk beleid is. Er wordt getracht daar een soort kwalificatie aan te geven om te laten weten wat er normaal op de begroting staat aan inzet voor sociaal beleid, dat wordt niet als cofinanciering ingezet in de gebiedsgerichte Sociale Agenda. Dhr. Stavenga (PvdA) begrijpt dat als er aanvullingen zijn op dat pure gemeentelijke beleid die er op projectbasis worden ingezet er dan mogelijkheden zijn. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) bevestigt dit. Dhr. Sangers (SP) vraagt of het gevaar dan is dat een gemeente die een ruimhartig sociaal beleid voert en dat ook geformuleerd heeft dan het kind van de rekening wordt. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) vraagt waarom dat zo gezien moet worden. De provincie zit met gemeenten om tafel in het kader van de gebiedsgerichte Sociale Agenda. Er zijn natuurlijk schaalverschillen: gemeenten die veel doen en die minder doen. Dat weten ze van elkaar, de provincie weet het ook. Er worden met elkaar dingen bedacht die binnen die Sociale Agenda vallen. Het is niet nodig een oordeel te vellen over of de ene gemeente bevoordeeld dan wel benadeeld wordt, het gaat om gezamenlijke activiteiten die gezamenlijk betaald worden. Dat is voor de gedeputeerde verder niet aan de orde. De dubbelrol. Er wordt ook door beide betaald. Die dubbelrol valt wel mee. Er is een duidelijke relatie. Het is voor beide de moeite waard, beide betalen. Op voorhand, in de ideefase is al wel duidelijk of het erbinnen past of niet. Past het er niet binnen dan wordt het ook niet verder uitgevoerd binnen deze Sociale Agenda.
13
Steunpunt huiselijk geweld. Dit is nu precies iets waarvan de vraag is wat de provincie ermee moet. De Rijksuitkering gaat naar de gemeenten. De gemeenten kiezen ervoor om een gezamenlijk steunpunt in het leven te hebben. Er is een provinciaal meld - en adviespunt. De Rijksuitkering zou wel eens niet voldoende kunnen zijn. Dat gebeurt wel vaker. Dat wat nodig is voor dit steunpunt: de bemensing, de capaciteit, moet de provincie daar wat mee of moet het bij de gemeenten blijven? Dat is een interessante discussie. Met de wethouder van Groningen is afgesproken een ad hoc-commissie op te zetten om goed te kijken naar de financieringsstromen en ook naar de plaats van het steunpunt in de keten van voorzieningen op het gebied van jeugdzorg, en naar de financiering. Een commissie van een paar wijze mensen moet dan een oordeel geven over de schaal, de omvang voor een redelijke dienstverlening op maat. De gedeputeerde zal deze middag met de wethouder daarover spreken. Aan het eind van het jaar zal ongeveer duidelijk zijn hoe dat verder gaat. Als de gedeputeerde van oordeel is dat er vanuit het welzijnsbudget geld geïnvesteerd moet worden, zal hij met een nader voorstel komen. Voorzieningen voor jongeren op het platteland. Er wordt heel veel gesproken over krimp in de regio’s. Het begint een thema te worden bij gemeenten en bij maatschappelijke instellingen omdat de implicaties naar de toekomst een grotere rol gaan spelen. Wat zal er gebeuren? Er is een toenemend gevoel van urgentie. Dat is er al voor woningen en voorzieningen in de gebiedsgerichte regiogroepen, Oost-Groningen, Eemsdelta zijn de twee belangrijkste gebieden voor wat betreft bevolkingskrimp. Moet het in de gebiedsgerichte regiegroepen wonen en voorzieningen? De voortgang van die ontwikkelingen is ook afhankelijk van de andere commissie. Het College is wel in gesprek en heeft een bijeenkomst met het onderwijs. Onderwijsinstellingen hebben de provincie verzocht om daar naar te kijken en er een coördinerende rol in te vervullen. 16 oktober is een bijeenkomst. Daarin wordt besproken wat ons te wachten staat, gekeken naar de bevolkingsontwikkeling. Dat begint bij primair onderwijs en zet zich voort in het voortgezet onderwijs. Wat vinden we ervan, wat moeten we ermee? Er zullen sprekers zijn uit Parkstad Limburg, een gebied waar al enige jaren sprake is van krimp. Er zal gekeken worden naar welke concrete vraagstukken zich voordoen, bijvoorbeeld de bezettingsgraad van scholen en wat kan men er met elkaar mee doen. Daarbij de vraag wat de rol van de provincie daarin zou kunnen zijn afgezien van het feit dat de provincie een aantal beperkte taken al heeft. Er is op meerdere punten toenemende aandacht voor. Wat kunnen we er als provincie aan doen? Daar is geen recept voor, maar er kan wel gekeken worden naar wat er regionaal op tafel gekregen kan worden aan verkenning van de problematiek, aan welke dingen zich voordoen en aan hoe men er vanuit het gebiedsgerichte sociaal beleid, een paar gemeenten in de regio, dingen op kan bedenken in de zorg voor continuïteit, draagvlak voor voorzieningen, niet alleen voor jongeren, maar in zijn algeheelheid. Dat is vooral in die gebieden ook aan de orde. Ook dat is niet nieuw. Er zijn in de afgelopen beleidsperiode zaken aan de orde geweest die gerelateerd kunnen worden aan het vraagstuk van de bevolkingsverdunning in de meer perifere gebieden van deze provincie. Complimenten voor het proces. Er is geluisterd naar wat er in de inspraak gezegd is. Parallel aan de totstandkoming van deze Sociale Agenda speelde ook de discussie over de provinciale taken. De commissie Lodders is een adviescommissie, wat telt is wat het kabinet met het advies heeft gedaan. Het advies is op onderdelen niet overgenomen, in het bestuursakkoord IPO en provincie is duidelijk dat eigen domein van de provincie ook op sociaal terrein vastgelegd. De provincie heeft de vrijheid om buiten haar kerntaken uit eigen middelen dit soort activiteiten te ondernemen. De rijksoverheid is er niet op uit om de provincie dat te beletten. In die zin is het advies niet helemaal overgenomen. Het College heeft een programma met een duidelijk sociaal accent. In bestuursakkoord IPO ziet het College bevestigd dat datgene wat in het programma staat terecht is en dat het ook spoort met wat in de verhouding tussen overheden Rijk, provincie, gemeenten als aanvaard beleid wordt beschouwd. Zo is men op de goede weg, zeker met het verleggen van de koers naar met partners bezig zijn gebiedsgericht, regionaal, lokaal met vernieuwing en met een surplus op dat wat al gebeurt. Dat is een koerswijziging die langs die twee sporen is ingegeven: een bevestiging vanuit het bestuursakkoord plus dat wat partijen aan het College hebben gezegd via de inspraak. Dhr. Sangers (SP) vraagt of de constatering klopt dat het Collegeprogramma dusdanig breed te interpreteren was dat het in het voorontwerp een andere invulling kreeg dan nu en er nu zelfs gesproken wordt van een complete koerswijziging. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) stelt dat het woord ‘compleet’ van dhr. Sangers is. Dhr. Sangers (SP) verwijst naar het verslag van de vorige vergadering waarin dat letterlijk gezegd is.
14
Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) neemt er dan maar geen woord van terug. De programmalijnen zoals in het voorontwerp zijn recht overeind gebleven. Het accent met wie doet men dan wat, is verscherpt. EKC’s voor ouderen relateren aan maatschappelijke stages. Dit neemt de gedeputeerde als suggestie mee. De methodiek is wellicht ook op andere velden toepasbaar. De relatie met maatschappelijke stages begrijpt hij niet helemaal. Waar maatschappelijke stages vooral voor zijn bedoeld, is om leerlingen voor de ouderenzorg in te zetten. Het is goed voor jongeren om kennis te maken met hoe zij om moeten gaan met mensen in de laatste levensfase. Mw. De Winter (CDA) begreep dat er bij gemeenten geld ligt om die maatschappelijke stages op te zetten. Juist op gemeentelijk niveau zouden er dingen goed gekoppeld kunnen worden. Mw. Hartman (VVD) geeft aan dat het niet bij gemeenten ligt, maar bij de scholen. Mw. De Winter (CDA) heeft op de radio gehoord dat er bij gemeenten geld voor is. De voorzitter geeft aan dat de gedeputeerde deze gedachte mee zal nemen. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) stelt vast dat het niet wegneemt dat de EKC’s breder ingezet kunnen worden in het lokale veld. Het CDA noemde de ouderen, maar er kan ook gedacht worden aan asielzoekers. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan de suggestie mee te nemen. De gedeputeerde wil er wel voor waken dat de EKC een panacee is voor alle kwalen. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) benadrukt dat het een goed middel is om breed in te zetten. Er zijn al positieve ervaringen mee in de rest van het land. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan dat een EKC voor ouderen nieuw is voor hem, maar dat hoort hij later graag. Hij zal dan ook geen concrete toezeggingen doen op dit moment. De voorzitter dringt aan op een bondige tweede termijn.
In tweede termijn Mw. Stavast (GroenLinks) heeft nog een vraag gesteld over de monitoring die niet beantwoord is. Een tweede vraag is een nieuwe. Duidelijk is dat formatie in het veld flexibel inzetbaar is. Hoe is de werkzekerheid bij bijvoorbeeld Plaza Migranta? In hoeverre kunnen mensen uit andere delen van de provincie daaraan meedoen? Mw. Schraagen (VVD) vraagt wat er gebeurd is met de gesprekken over de krimp. De gedeputeerde gaf aan dat er een constatering was van krimp en dat het consequenties heeft voor de voorzieningen. Er zal met de gemeenten in overleg gegaan worden. Is dat de juiste constatering? Speerpunten. Het lijkt erop dat de gedeputeerde de Sociale Agenda ziet als een soort cafetaria. Gemeenten kunnen een loketje opentrekken voor hun eigen lokale kroketje. Daarover wil zij dan in de Statenvergadering nog een debat voeren. Dhr. Sangers (SP) stelt vast dat de beantwoording van de gedeputeerde geen aanleiding geeft tot wijziging van standpunt. Dhr. Sangers is wel blij met de pragmatische aanpak. Mw. De Winter (CDA) is erg blij dat er actief gehandeld zal worden in het onderwijs op het platteland. Armoedebeleid. De gedeputeerde zei dat ook andere initiatieven welkom zijn. Het CDA is erg voor flexibiliteit. Zijn de eerdere uitgangspunten daarmee enigszins losgelaten? Verder is het CDA positief. Dhr. Spoeltman (PvdA) geeft aan dat gebiedsgerichte programma’s er zullen liggen. Krijgt de commissie daar nog wat van te zien in het kader van de monitoring?
15
Huiselijk geweld. De PvdA heeft begrepen dat er een commissie komt. Het zal een maand of twee duren voordat er iets ligt en daar zal de PvdA dan in de Staten op terug komen vindt Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) Monitoring. De ontwikkeling van de gebiedsprogramma’s is van het begin af aan gevolgd. Er is ook steeds gekeken of de resultaten bereikt worden zoals voorgenomen. Er is een permanente monitoring. Dat wordt door het CMO verzorgd. Er ligt een concreet voorstel dat in de stuurgroepen behandeld wordt. De gedeputeerde wil nog dit jaar de stuurgroepen bij elkaar hebben voor een eerste verkenning van wat er het komend jaar te doen staat. Daar zal het punt monitoring aan de orde komen. Mw. Stavast (GroenLinks) vraagt of dan ook juist het overgangsbeleid meegenomen kan worden. De gedeputeerde zegt dat het voorgenomen beleid is uitgevoerd, terwijl mw. Stavast het meest geïnteresseerd is in de overgang. Verder heeft zij de suggestie gedaan om te proberen feedback van afnemers van beleid te krijgen. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan dat het laatste vooral in een goede monitoring zit. Als je de uitkomst wilt meten, moet je zeker bij de gebruikers zijn voor wie het beleid bedoeld is. Dat is evident. Monitoren van de overgangsproblematiek. De gedeputeerde zegt scherp in de gaten te houden of er zich knelpunten voordoen. Doen die zich niet voor dan is de monitoring niet zo interessant. Er wordt overgegaan naar een andere agenda en alleen bij knelpunten hoeft men er dan bij te zijn. Plaza Migranta. Datgene dat aan projectgeld is ingezet bij het CMO, daar valt het minderhedenbeleid onder. Daar is niets aan veranderd, er is zelfs wat geld bij gekomen. Mw. Schraagen en de gebiedsgerichte agenda. Er komen regelmatig voortgangsverslagen van die agenda in de regio’s in Groningen. Het werk dat daar gebeurt en de voornemens die er nu zijn worden zo geen recht gedaan. Het zijn geen lokale kroketjes, het zijn voedzame maaltijden voor de regio. Lees de verslagen nog maar eens. Uitgangspunten armoedebeleid. Men is voor flexibiliteit. In de nota zijn uitgangspunten geformuleerd, ideeën geopperd. Die liggen op tafel. Als er ander idee is dat prima binnen die punten kan, dan is daar ruimte voor. De voorzitter vat samen dat zij van twee fracties hoorde dat zij een verder debat willen voeren. Daarmee wordt dit een A-stuk voor de komende Statenvergadering. 6.
Voordracht 29/2008 van GS, nr. 2008-50371, CW tot vaststelling van het beleidskader Jeugd 2009-2012/ het uitvoeringsprogramma Jeugdzorg 2009
Mw. Hartman (VVD) spreekt allereerst haar dank uit voor de uitgebreide notitie. Het sluit naadloos aan bij het vorige agendapunt. Daarin staat dat het Beleidskader jeugd een behoorlijk inhoudelijke uitwerking is van het programma jeugd in de Sociale Agenda. Veel zaken komen overeen. De VVD vindt dat de kaders en ambities helder zijn verwoord. Er zijn een aantal vragen. Hoofdstuk 2. De provincie begeeft zich daar op een hellend vlak. Er staat wel dat onderwijs een rijkstaak is. Op pagina 6 staat dat de provincie toch nog de kwaliteit van het onderwijs wil gaan verhogen, maar dat is juist de verantwoordelijkheid van het onderwijs zelf en van de gemeenten. De onderwijsinspectie is op dit moment bezig met het opstellen van allerlei regionale analyses en gaat samen met de onderwijsinstellingen aan de slag. Hierin heeft de provincie geen rol. De onderwijsinstellingen zijn heel blij met de koers richting verzelfstandiging die in het openbaar is ingezet en daar moet niet een provinciale tussenlaag in gecreëerd worden. De wettelijke verantwoordelijkheid van de provincie is de spreiding regelen en zich inzetten voor regionale arrangementen. Dhr. Sangers (SP) vraagt of het de opvatting is van het onderwijs of van de VVD. Mw. Hartman (VVD) geeft aan dat het de opvatting is van de VVD. Pagina 6. Spraakmakend Oost Groningen, een pilot in het kader van onderwijsachterstand. Is daar al nieuws over? Als het een succes is dan wil de provincie de resultaten actief uitwisselen met de gemeenten, de provincie ziet graag dat andere gemeenten die succesvolle instrumenten zullen gaan gebruiken, maar de gemeenten kunnen niet aankloppen voor financiële middelen. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar?
16
Werkbezoek in Oost Groningen en de Eemsdelta, aandacht krimp en ontgroening. In de krant was te lezen hoe het Noorderpoortcollege hierover denkt. Daarnaast staat er in het Beleidskader jeugd verwoord dat de ambitie van de provincie is: iedereen een startkwalificatie. 100% is dan erg ambitieus. De onderwijsinstellingen zullen in de gelegenheid gesteld moeten kunnen worden om niveau 1- en niveau 2-opleidingen zo dicht mogelijk bij de leerlingen in de regio te kunnen aanbieden. Als die leerlingen alleen maar in de stad Groningen terecht kunnen voor hun opleiding zullen er veel leerlingen afhaken. Uit onderzoek is gebleken dat er een causaal verband is. De provincie moet het aanbod van onderwijsinstellingen spreiden. Hoe is de provincie die zaak aan het ondersteunen? Jeugdzorg. Er is veel gefocust op het financiële aspect, maar de kwaliteit is wat uit het oog verloren. In hoofdstuk 8 staan gelukkig paragrafen over de inspectie jeugdzorg en het cliënttevredenheidonderzoek. Inspraakreacties. Er zijn goede punten naar voren gebracht. Veel van de reacties zijn overgenomen. Het is wel jammer dat er maar 5 van de 25 gemeenten gereageerd hebben. Waar zijn de reacties van die andere gemeenten? Mw. De Winter (CDA) ziet datgene waar zij al jaren op hebben aangedrongen zo goed als geheel vertaald in dit beleid: erkenning van het feit dat zorg van jeugd zo dicht mogelijk bij huis moet, zo vroeg mogelijk ingezet moet worden, dat de keten gesloten moet worden. Logisch gevolg is dat er één integraal beleidskader gevormd is. Dat juicht het CDA toe. In de komende periode wordt op heel veel punten ingezet. Maar hoe zit het met de financieringssystematiek? Er komt één middelenstroom. Misschien heeft dit te maken met de informatie die er straks verkregen zal worden. De vraag is: hoe groot zijn de financiële gevolgen in deze provincie n hoe moet er op geanticipeerd worden? Aansluiting VMBO. De spreiding moet goed blijven. Centra voor Jeugd en Gezin. Niet iedereen heeft er een eenduidig beeld bij. Kan daar nog een licht op worden geschenen van hoe het wordt? Het veiligheidshuis zou daarin geïntegreerd worden. Mw. Schraagen (VVD) wijst erop dat de Centra voor Jeugd en Gezin een gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Zij moeten zorgen dat ze voor 2012 een centrum hebben. Men zal zeker geïnteresseerd zijn in de mening van de gedeputeerde, maar het hoort bij de gemeente thuis. Mw. De Winter (CDA) geeft aan dat dit duidelijk is. Er is volop overleg tussen de gemeenten, er zullen convenanten afgesloten worden. In dat opzicht is mw. De Winter benieuwd naar hoe het er voor staat. In de inspraakreactie kwam naar voren dat als het veiligheidshuis gekoppeld wordt aan de Centra voor Jeugd en Gezin dat men dan op moet passen voor de macro schade. Er was gisteren nog een interessante bijeenkomst van D66 waar aangegeven werd dat het vooral laagdrempelig moet zijn en dat het niet stigmatiserend mag werken. Wat wordt de kleur van de Centra? Inloopcentrum of alleen bij problemen, om die nuance gaat het. Mw. Schraagen (VVD) wil dan het CDA op de hoogte stellen van een bijeenkomst waar mw. Schraagen gisteren bij was, in haar gemeente, Ooststellingwerf. Daar was een discussie over de inrichting voor de Centra. De raadsleden zeiden dat het laagdrempelig moest zijn, niet stigmatiserend, het moet de jeugd aanspreken en het moet lokaal goed verspreid zijn. Het geeft aan dat de discussie daar plaats moet vinden: in de gemeenteraden, niet in de Provinciale Staten. Mw. De Winter (CDA) stelt het niet ter discussie, maar vraagt wat de ervaring van de gedeputeerde is voor de vorming hiervan. Multiproblemgezinnen. Dit speelt zich af op het snijvlak van gemeenten, provincie en AWBZ. Het is een punt dat voldoende aandacht vraagt. Is de verantwoordelijkheid hier wel scherp in beeld? Gedeelde verantwoordelijkheid betekent ook weleens geen verantwoordelijkheid. Is dat wel voldoende geborgd? Flexibilisering van zorgaanbod. Er wordt gekeken naar andere zorgaanbieders. Wat zijn de vorderingen op dit terrein? Het CDA heeft het volste vertrouwen in het feit dat er hard gewerkt wordt. Er is veel winst behaald. Stijgende vraag naar zorg: nu is men nog vooral bezig met symptoombestrijding, maar waar kan de oorzaak hiervan beter in beeld worden gebracht? Gebeurt daar iets in IPO-verband, landelijk of op provinciaal terrein?
17
Dhr. Sangers (SP) geeft aan dat er een groot raakvlak is met de Sociale Agenda. Hij kan kort zijn voor wat betreft het Beleidskader Jeugd en het uitvoeringsprogramma jeugdzorg. Punten waarover in deze commissie al veel en veelvuldig gesproken is. Het standpunt van de SP is helder: er moet een goede jeugdzorg zijn zo dicht mogelijk bij de jongeren zelf, zo snel mogelijk, zo goed mogelijk. Het gezicht van de SP staat richting de gemeenten. Het overleg met de gemeenten is ook zeker aan de orde met de erkenning van de wettelijke taken. De SP heeft eerder ingestemd met de nota Samen Sterk, die een belangrijke basis is voor dit verhaal. Het beleid op papier is wel iets anders dan de uitvoering zelf, zoals men ook erg kritisch in debat is geweest over de uitvoering Samen Sterk. De hoop is dat de uitvoering nu wel zo is als het in het beleid geformuleerd is. Dhr. Sangers zal niet ingaan op de financiële problematiek die er heerst. Wel zijn er nog drie specifieke punten en wil hij een voorbehoud maken in formele zin dat de informatie die de gedeputeerde straks zal geven geen relatie heeft met dit verhaal. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) wijst erop dat hem dat niet gevraagd kan worden. De gedeputeerde zal informeren over de tussenstand na een half jaar. Het behoort tot de actieve informatieplicht om aanvullend en samenvattend aan te geven waar men met het College staat in de jeugdzorg en dat heeft uiteraard relaties met dit beleidskader. Dhr. Sangers (SP) verklaart niet om die belofte te vragen, maar het als voorbehoud voor zichzelf te houden voor wat de eindbeoordeling van dit verhaal betreft. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) verontschuldigt zich. Zo had hij het niet begrepen. Hij dacht dat het dan vooraf had gemoeten. Dhr. Sangers (SP) vult aan dat hij nu het zo gesteld wordt wel vindt dat het vooraf had gemoeten. Hij had begrepen dat het geen relatie zou hebben. Dat was de reden waarom er ingestemd is met het achteraf… Spreiding onderwijs. Die vraag onderstreept hij nadrukkelijk. Informatievoorziening BJZ. Gekeken naar het totale plaatje, is de intentie de samenwerking met de gemeenten en alle verschillende punten in het voorliggende veld, de wettelijke taken, daarin speelt BJZ in de uitvoering een heel belangrijke rol. Dat wordt ook beschreven, er wordt van alles ingezet. Een van de punten die genoemd worden in overleg met de gemeenten is dat in de periode nu tot 2012 de verwijsindex geïmplementeerd zal worden. Tot zijn verbazing las hij dat voor het einde van die periode de informatievoorziening van BJZ op orde zou zijn. Is dat niet een wat erg weinig ambitieuze doelstelling? Marktwerking in de jeugdzorg. In de tekst staat die optie genoemd. De gemeente Groningen heeft gelukkig aangegeven daar niet voor te zijn. Hij had gehoopt dat de PvdA daar ook van genezen was. Voor de SP is het punt marktwerking niet een positief deel van deze nota. Dhr. Stavenga (PvdA) stelt vast dat Jong in Groningen een ambitieus beleidskader voor de komende vier jaar is. De doelstellingen, de kaders en de verantwoordelijkheden zijn juist gekozen en voor zover de PvdA nu kan beoordelen realistisch en haalbaar. De praktijk zal het leren. Over de samenwerking zoals vastgelegd in het bestuursakkoord jeugd, waarvan hij overigens merkt dat niet iedereen het gelezen heeft, ook over de inrichting van BJZ staan wat criteria, het is wel aan te raden het te lezen. Het is nog niet toegestuurd, maar is nu op de site te vinden en hij neemt het mee in de beoordeling. De beoogde samenwerking is wat de PvdA betreft een basis om enerzijds flexibel te kunnen zijn afhankelijk van de lokale behoefte bij de inrichting van de Centra voor Jeugd en Gezin. Anderzijds om strak te sturen op gestelde doelen en taken. Het was erg prettig om de reacties in het beleidskader te zien te krijgen. Wat sterk opviel was de relatie tussen taken van BJZ en de GGZ. Het College heeft daar ferme en duidelijke standpunten in ingenomen ten aanzien van de uitvoering van de wettelijke taken. Het eindresultaat zal moeten zijn dat de jeugd in Groningen vooral lokaal goed in beeld is: vroegtijdig problemen onderkennen en ouders en kinderen die begeleiding en zorg bieden die op dat moment nodig is. Dat noemde SP ook al. Bij het bieden van die tijdige zorg ziet de PvdA wel de nodige risico’s. Het spanningsveld tussen enerzijds het bieden van zorg en begeleiding op maat en op tijd, anderzijds de beschikbare financiële middelen. Dit risico wordt door de prioriteit bij het terugdringen van de wachtlijsten wel onderkend en is ook realistisch maar staat wel haaks op het gevoel van de PvdA dat zorg en begeleiding altijd op tijd moet kunnen worden aangeboden. Hoe kijkt de gedeputeerde hier tegenaan?
18
Voortgangsrapportages. Dhr. Stavenga gaat er vanuit dat er regelmatig voortgangsrapportages zullen zijn die geagendeerd kunnen worden. Hoe vaak worden ze dan verstrekt? In het beleidskader en in de Sociale Agenda is sprake van voortzetting van het huidige beleid voor het onderwijs. In de vorige periode werd een groot deel van het onderwijspotje ingezet voor Handig Zelfstandig, blijft dit zo? Analyse vraagaanbod. Hoe denkt de gedeputeerde dit te gaan analyseren? Dhr. Sangers (SP) is wat verbaasd over de vraag over de voortgangsrapportages. Er is uitvoerig over gesproken in de vorige vergadering. Wat is de aanleiding om nu opnieuw die vraag te stellen? Dhr. Stavenga (PvdA) legt uit dat het niet zozeer gaat om de voortgangsrapportages van BJZ, maar veel meer om die over alles wat er in dit kader gebeurt. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) spreekt zich positief uit over dit beleidskader. Bij de behandeling van de kaderbrief een tijdje geleden was de ChristenUnie ook al positief. Zij denkt dat de kaders goed zijn ingevuld. Gekeken naar de ambities: investering in een vroegtijdige signalering en gerichte integrale aanpak, de aansluiting op lokaal jeugdbeleid, het zorgaanbod, aansluiting op de zorgvraag, het versterken van de informatievoorziening. Daaronder zijn een aantal actiepunten geformuleerd. Ook positief is om een vervolg te geven aan de strategie Samen Sterk. Die heeft ook weer een centrale plaats gekregen. Net als de speciale aandacht voor de nazorg, die is zelfs in een apart hoofdstuk opgenomen. Een aantal vragen en/of opmerkingen: EKC’s. De ChristenUnie is erg blij dat deze paragraaf zo uitgebreid is opgenomen. Dat sluit helemaal aan bij de eerder inbreng van de ChristenUnie op dit punt. Hoe staat het met de uitvoering van de EKC’s? Kan er een vooruitblik gegeven worden nu dit als ambitie geformuleerd is, op verschillende plaatsen in de keten inzetten, zou ook kunnen betekenen: meer vraag. Uitbreiding van de EKC’s. Hoe ziet de gedeputeerde dat in relatie tot dit punt? In het beleidskader worden de landelijk werkende instellingen in de jeugdzorg niet aangehaald. Daar verbaasde mw. Van der Graaf zich over. Hoe is het beleid van het College ten aanzien van deze instellingen? Waarom zijn ze niet opgenomen in dit beleidskader? Pagina 5, kopje onderwijs: ‘het aantal schoolverlaters is de afgelopen jaren fors gedaald” moet hopelijk zijn: vroegtijdige schoolverlaters. Mw. Siersema (GroenLinks) wil wat vragen over de Kaisersystematiek. Is er al iets nieuws bekend? Zodat er niet ineens flink gesnoeid wordt in de dingen die men wil uitvoeren. Mw. Siersema spreekt de hoop uit dat alle ambities waargemaakt kunnen worden. Het laatste stuk, pagina 22, cliënten en kwaliteitsbeleid. Er is een jeugdzorgconsulent aangesteld. Zijn daar al resultaten van bekend. Loopt het al? Weten de mensen hem of haar te vinden? Cliënttevredenheidonderzoek. Wordt het door de bureaus zelf gedaan? Dhr. De Vries (D66) maakt zijn complimenten. Het is een stuk leesbaarder dan in het verleden wel eens is geweest. Over het algemeen kan hij instemmen. Een klein technisch puntje: het IBG is een klein bedrijfje in Twente, de afkorting van de Informatie Beheer Groep is officieel IB-Groep. Pagina 7, overige acties, breder monitor Sociaal Beleid. Dat zou heel mooi zijn, maar als een monitor erg breed gemaakt wordt, wordt hij of erg oppervlakkig of als het wel diepgaand uitgevoerd wordt, krijgt men een wasbrij aan woorden en tabellen. Werkt het dan nog? Dhr. De Vries is benieuwd naar wat er uitkomt en vraagt of de gedeputeerde die angst ook deelt. Pagina 11, laatste zin voor paragraaf 3.3: de consequenties van de rol van BJZ in de ZAT’s wordt nader onderzocht. Dhr. De Vries krijgt vanuit verschillende kanten, vooral uit het onderwijs, signalen dat men erg blij is met de inbreng van BJZ in die zorgadviesteams. Hier staat min of meer dat de provincie zich afvraagt of het nog wel zinvol is. Is er al contact met scholen geweest en met BJZ om te kijken hoe zij daar in staan? Zelf vindt hij het juist erg belangrijk om zo vroeg mogelijk te signaleren. Dat zou dan mogelijk veranderen en dat is erg jammer. Pagina 13, ambitie bij hoofdstuk 4. Daarover verbaasde hij zich. Men wil dat BJZ als schakel in de jeugdketen opereert en bijdraagt aan het uitgangspunt dat ieder zo snel mogelijk en zo licht mogelijk geholpen wordt. Dhr. De Vries wil dat veranderen in: zo goed mogelijk. Als het licht kan, dan is dat heel positief, maar daarvan uitgaan is niet een juiste ambitie. Daar graag herstel of tekst en uitleg.
19
De Taskforce, pagina 13. Hoe gaat het lopen? Is er geld voor vrijgemaakt of moet het uit de lopende budgetten worden gehaald? Wat valt er af als het uit de lopende budgetten wordt gehaald en wordt daarmee niet meer gedaan? Pagina 13, de cliëntstromen. De rol van huisartsen is toch ook erg belangrijk en komt hier in helemaal niet naar voren. Zij kunnen doorverwijzen naar psychiatrische hulpverlening. Is dat vergeten of wordt het nog opgenomen? Informatievoorziening. Belangrijk is de financiële informatievoorziening. Die komt regelmatig, daar hoeft niets te veranderen. Veel belangrijker is dat de hele procesketen van de voorliggende voorzieningen tot en met de zorgverlening en eventueel een stap naar de nazorg meer inzichtelijk wordt. Een heel deel van deze informatievoorziening hoort niet bij de gedeputeerde omdat de voorliggende voorzieningen een gemeentelijke taak zijn. Toch graag de opinie van de gedeputeerde: hoe hij de totale procesinformatie van de keten ziet en hoe hij daar mee wil gaan werken en dat wil invullen. Aanbesteden, pagina 23 HKZ-certificering. Marktwerking als doel in de zorg is niet zinvol, maar er kan zeker wel op die manier verbetering in de zorg worden aangebracht. In de HKZcertificering staat dat het eigenlijk als eis wordt gesteld. Daarmee wordt de marktwerking een heel stuk ingeperkt: nieuwe aanbieders zullen niet op voorhand die certificering al hebben. Sluit men dan niet een heel groot gedeelte uit? Dhr. De Vries heeft liever niet-gecertificeerde die goede zorg levert. Nazorg. Het is goed dat het een apart hoofdstuk is geworden. Wat nog veel belangrijker is, is of er inzicht is in de eventuele terugkeer van mensen. Is daar over nagedacht? Er was gisteren een bijeenkomst. Er is een hartenkreet vanuit de instanties gekomen voor rust en ruimte. Een stukje vrijheid om het werk goed te kunnen doen. De subsidieverordeningen zijn soms erg verstikkend, zoals bij de BASE Groep waar ze een budget verschuiving wilden toepassen dat eerst toestemming van de provincie moest krijgen. Het bedrijfseconomisch werken wordt zo vrijwel onmogelijk. Dan is de provincie te veel aan het sturen in het proces waar de professionals hun eigen kwaliteiten hebben. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) antwoordt allereerst op de laatste vraag. Er zal toch eerst moeten worden nagegaan of de investering bij zorgaanbieders besteed wordt aan datgene waarvoor het bedoeld is. Daar moet men niet al te rigide in zijn, dat is zo, maar voor onderdelen van de dienstverlening, ambulant, residentieel, de diverse aspecten die de zorgaanbieder aanbiedt, daar moet gericht budget op ingezet worden. Dat is ook interessant om te volgen. De gedeputeerde is er voorlopig nog helemaal niet aan toe om bijvoorbeeld tegen de BASE Groep te zeggen: hier is € 10 miljoen, red je er maar mee. Dhr. De Vries (D66) geeft aan ook niet zover te willen gaan. Waar het om gaat is: er moeten zoveel bedden daarvoor zijn, zoveel mensen daarvoor. Dan is het helemaal ingeperkt, terwijl men nog niet weet welke zorgvraag er precies komt. De zorgvraag moet bepalend zijn, niet het aanbod. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) vraagt dit punt op te sparen voor het debat over hoe men om moet gaan met de Kaisersystematiek. In die systematiek zit een voorgesorteerd zorgaanbod. Die discussie moet daar dan gevoerd worden. Het Beleidskader jeugd ligt voor. Waar het de gedeputeerde vooral om gaat is om te weten of de fracties die politieke verantwoordelijkheid dragen voor het beleid zich kunnen vinden in het beleidskader. Kan het College de uitvoering verder ter hand nemen of stuit het op onoverkomelijke bezwaren? Dat laatste heeft hij niet kunnen horen. De fracties kunnen zich er op zich in vinden. De vragen die er zijn, zitten op uitwerkingspunten. Een aantal vragen over waar men is na een half jaar bezig te zijn in het kader van het ingezette beleid, zal straks in de presentatie beantwoord worden, zoals financiering 2009, voortgangsrapportages. Het lijkt erop dat de VVD zich steeds meer opwerpt, bij sociaal beleid en jeugdbeleid, als politieagent van het gemeentelijk domein. Als het gaat over onderwijs heeft de gedeputeerde aangegeven dat de provincie op dat beleidskader een rol wil blijven vervullen, niet om in de weg te lopen, maar om aan te vullen en op verzoek. Spraakmakend is daar een goed voorbeeld van. Dat is geëntameerd in de regio Oost-Groningen, de start was vorige week in Vlagtwedde, over de resultaten is nog niets bekend natuurlijk. Het project wordt door de rijksoverheid zwaar gesubsidieerd, de provincie neemt een deel en de gemeenten ook. Een duidelijk consensusproject van drie overheden die alle drie de noodzaak inzien van het aan de slag gaan met de taalontwikkelingsachterstand. Daar een stevig project op inzetten om resultaten te kunnen boeken. Het is ambitieus, maar zit goed in elkaar. Dat project wordt door de provincie gesteund. In het beleidskader staat dat de provincie de opgedane ervaring graag ter beschikking wil stellen aan andere gemeenten, maar het is niet de
20
ambitie als provincie om dat in andere regio’s financieel te gaan ondersteunen. Er is een methode ontwikkeld waar andere gemeenten iets aan kunnen hebben. Er is een taak voor wat betreft het onderwijs: spreiding, regionale arrangementen regelen. De provincie zal niet voor de voeten van het onderwijs lopen. Projecten zoals genoemd, en die voor de Veenkoloniën, duurzaam leren. Dat zijn projecten waar de partijen om de tafel zitten, vaak op verzoek van de gemeente om bezig te zijn met vernieuwing en de kwaliteit van het onderwijs aan te scherpen. Mw. Hartman (VVD) geeft aan dat het er niet om gaat dat de provincie zich bemoeit met de kwaliteit, maar wel met de spreiding, in het kader van de krimp en de ontgroening. Daar is de zorg of de ambitie die de provincie heeft, wel gehaald wordt. Het is nu ook voor het eerst dat de gemeenten daar warm voor beginnen te lopen. Mw. Hartman wil weten wat bij de provincie hoort en wat bij de gemeente. Natuurlijk is het zo dat als er een bepaalde thematiek behandeld moet worden dat het prima is, maar ieder moet wel op de eigen stoel blijven zitten. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) verzekert mw. Hartman dat dit ook gebeurt. De spreiding wordt de komende tijd steeds knellender in een aantal regio’s van deze provincie. Centra voor Jeugd en Gezin. Daar mag men in deze provincie wel trots op zijn, want deze provincie zal erin slagen om een sluitend stelsel van jeugdzorg op te zetten in de taakverdeling gemeente-provincie die er nu is. Men heeft het bestuursakkoord provincie-gemeente ontvangen, dat is op 1 oktober verzonden. Daarin staat de taakverdeling uitdrukkelijk gemarkeerd. Provincie en gemeente nemen een gezamenlijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de aansluiting in de jeugdzorg goed verloopt. Het tot stand brengen van de Centra is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De aansluiting van die centra op de provinciaal gefinancierde geïndiceerde jeugdzorg is een wezenlijk onderdeel, zonder dat zou er geen goed werkend Centrum voor Jeugd en Gezin zijn. Om het naadloos op elkaar aan te laten sluiten zal er gezamenlijk gewerkt worden met ruimte voor gemeentelijke accenten. Ook wordt er gewerkt aan de verwijsindex. Daarover wilde de gedeputeerde bij de mededelingen iets vertellen, maar hij doet het nu maar: er ligt een compleet projectplan, dat door partijen platform jeugd, de acht jeugdzorgwethouders die regionaal opereren en de provincie is geaccordeerd. De gedeputeerde zal een notitie uitreiken waarin het projectplan kort is samengevat, zodat de commissie kan zien hoe het er voor staat. In een volgende vergadering kan hij daar indien nodig verder op ingaan. De provincie is samen met de gemeente bezig met een heel mooie ambitie. Het is de plicht van de provincie om ervoor te zorgen dat die aansluiting goed is, dat is in ieders belang. Op dit dossier is er tussen provincie en gemeente geen domeindiscussie. Die kan er in Ooststellingwerf zijn, maar is er in deze provincie niet. Stigmatisering van jeugd en gezinsveiligheidshuis. Dat is niet de bedoeling. De afstemming is onderdeel van het project zorg voor jeugd. Het staat op de agenda bij de kwartiermakers die bezig zijn met die centra. In dat kader zal de relatie gelegd worden. Het is niet de bedoeling het huis als een soort van justitiële inrichting te zien. ZAT’s. Daarvoor geldt hetzelfde. Er zijn veel zorgadviesteams ontstaan. Dat is goed. Nu moet uitgevonden worden wat een efficiënte werkwijze is in de koppeling van die teams aan het Centrum voor Jeugd en Gezin. Als er verwijzingen moeten plaatsvinden die op het niveau van de infrastructuur van de school niet meer goed te hanteren zijn, dan komt men bij het centrum voor Jeugd en Gezin en dan is de vraag: hoe gaan we verder. Die koppeling is één van de punten die uitgezocht worden. Informatievoorziening voor 2012. Zoveel eerder als mogelijk is, is ook een aardige toevoeging. Daarop zal de gedeputeerde straks terug komen. Er is inzet gepleegd dit jaar. De informatievoorziening is niet op de lange termijn geschoven. De datum 2012 is wel erg ver weg. De rol van de huisartsen. Waarom staat het niet in het beleidskader? Er zijn twee circuits als het gaat om jeugdzorg: die van het GGZ, verwijzing van de huisarts naar een instelling voor GGZ en die van de geïndiceerde jeugdzorg door BJZ. BJZ verwijst ook voor AWBZ en zorgverzekeraar gefinancierde zorg, daar kan de commissie straks wat van zien in een tabel. Er is ook veel rechtstreekse verwijzing van de huisarts naar een instelling van de GGZ: Accare, Jonx. Daar heeft de provincie geen bemoeienis mee. Daar gaat de provincie niet over. Wat belangrijk wordt, is: hoe verhoudt dat deel zich tot de Centra voor Jeugd en Gezin? Het is niet goed voor de jeugdzorg als er twee circuits blijven bestaan die los van elkaar werken, die beide aanzienlijke wachtlijsten hebben, die bijna het beroep op de zorg met elkaar niet aankunnen omdat er nog steeds een enorme instroom is zonder dat er een goede afstemming is. Daar zitten dubbelingen in. Het is heel lastig om die er uit te halen. De afstemming tussen circuit GGZ en circuit orthopedagogische voorzieningen jeugdzorg moet tot stand gebracht worden, dat is wel een ambitie. Taskforce wachtlijsten. Dat is niet een activiteit die geld kost. Daar hoeft geen budget bij, het is samenbrengen van partijen, goed screenen van wat er op de wachtlijst staat, wat kan er alvast
21
gedaan worden, kan er een EKC ingezet worden om een voorbeeld te noemen, is er in het voorliggend veld al naar gekeken, zo nee, waarom niet, moet het niet alsnog. Daar is die Taskforce voor bedoeld. Dat is geen geld, maar overleg en screening van wat er op ons afkomt. Er zijn al zoveel jongeren in zorg. Zorg zo licht als mogelijk, dat impliceert ook zo goed als mogelijk is. Licht is soms beter dan zwaardere zorg. Zwaardere zorg leidt ook vaak tot een stukje stigma. Er moet geen zwaardere zorg ingezet worden dan nodig is. De afstemming moet ook beter, want als er te veel jongeren naar de psychiatrie worden gesluisd waarvan het wellicht niet nodig is… Dhr. De Vries (D66) is het er mee eens, maar vindt dat goede zorg bepalend is en dat dan zo licht mogelijk. Nu staat er alleen licht en is goed verdwenen. De voorzitter geeft aan dat dhr. De Vries er graag het woordje ‘goed’ aan toegevoegd ziet. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) verzekert dat hij met zo licht mogelijk tevens zo goed mogelijk bedoelt. Marktwerking. Let op de formulering. Er staat niet: we gaan naar marktwerking toe, er staat: we staan er open voor om ernaar te kijken. Er moet in de gaten gehouden worden hoe het zit met de aanbestedingsregels. Soms moet daar iets mee. Er is geen geloof in de marktwerking als oplossing voor de problematiek in de jeugdzorg, wat niet wil zeggen dat het niet goed zou zijn dat instellingen die die zorg aanbieden goed tegen elkaar af te zetten, te vergelijken en daar keuzes in te maken. HKZ-certificering. Die sluit geen nieuwe aanbieders uit. Er staat dat er gevraagd wordt om die certificering, er staat niet bij op welk moment dat gevraagd wordt. Dat wil zeggen dat er bij een nieuwe zorgaanbieder, hoewel het niet overloopt van de nieuwe zorgaanbieders in deze provincie, meegedeeld zal worden dat HKZ-certificering gewenst is en uiteindelijk ook als voorwaarde gesteld zal worden bij een langdurige relatie, maar het is niet een drempel om een nieuwe zorgaanbieder die dat nog niet heeft, maar wel de bereidheid heeft om eraan te werken, te zeggen dat er eerst een papiertje gehaald moet worden. Zoals dhr. De Vries al zei: liever goede zorg zonder certificering dan slechte zorg met certificering. Multiproblemgezinnen, gedeelde verantwoordelijkheid. Dat ligt in het verlengde van het project Zorg voor Jeugd. Daarbij zal juist de afstemming in de zorgcoördinatie geregeld worden. Dat staat ook op die agenda. BJZ heeft zorgcoördinatie als er sprake is van geïndiceerde zorg, maar hoe gaat het met de rest? Hoe wordt ervoor gezorgd dat er niet twee verschillende zorgcoördinaties zijn, één voor de ouders, één voor het kind? Dat zal in de ontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin meegenomen worden. Cliënttevredenheidsonderzoek. Dat doen de instellingen zelf. Ze zijn HKZ-gecertificeerd. Dat zit in het kwaliteitsprogramma. Dat is objectief. Er worden in een steekproef vragen aan de klanten gesteld. De jeugdzorgconsulent is bij Zorgbelang aangesteld en levert jaarlijks een voortgangsrapportage. De gedeputeerde zal nagaan wanneer de laatste verschenen is en er op 1 toezien dat de commissie deze krijgt, misschien zit het in het jaarverslag van Zorgbelang . Kaisersystematiek. Daar zal de gedeputeerde straks nog op ingaan. LWI. Dat is niet letterlijk genoemd. Dat wil niet zeggen dat ze er niet zijn. Er zijn een aantal pleegzorgarrangementen met landelijk werkende instellingen en dat zal ook zo blijven, vooral op het punt van de gehandicaptenzorg. Niet alle zorgaanbieders worden in het beleidskader genoemd. Het is geen limitatieve opsomming. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) vraagt of deze landelijk werkende instellingen betrokken worden bij het zorgaanbiederoverleg. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) antwoordt daar geen tegenstander van te zijn, maar dat de praktijk is dat de menskracht van die instellingen het over het algemeen niet toelaat dat men veel prioriteit kan geven aan dit soort regionale overleggen. Ze zijn welkom, dat wel. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) vraagt of zij dan actief benaderd worden.
1
Antwoord: zie bijlage bij het verslag p.34
22
Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan dat nog na te zullen gaan. Het zorgaanbiederoverleg 2 dateert van voor zijn tijd. De gedeputeerde zal nagaan of daar aandacht aan is besteed . Volgens hem worden ze wel uitgenodigd, dat wil niet zeggen dat ze allemaal komen. Bij de landelijke instellingen heeft dat te maken met formatie. Er zullen geen partijen worden uitgesloten. Dhr. De Vries (D66) stelt dat er nog twee vragen zijn. De brede monitor en de keteninformatie. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) Brede monitor. Die wordt niet te breed. Er moet nog gekeken worden hoe die er precies uit zal zien. Het is een punt dat door gemeenten zelf naar voren is gebracht. Moet er niet meer gescreend worden? Er is een politiemonitor. Moet er meer gekomen worden tot synchronisatie? Bij het CMO ligt al een tijd het idee dat al een tijd is uitgeprobeerd van de Groninger sociale monitor. De gedeputeerde denkt niet dat het leidt tot een cijferbrij. Jeugd en jongeren zullen altijd een hoofdstuk zijn in de monitor. Inzicht in de keten, inzicht in de vraag. Er is op dit moment een onderzoeksopdracht lopende waarin een verkenning wordt gedaan naar de oorzaken van de toenemende vraag. Dat doet Lysias. Er is nog een andere opvatting waar binnenkort overleg over is met mensen uit het veld: de RuG en het UMCG. Dat gaat over het verkennen van de mogelijkheden van een vrij langdurig onderzoek van een jaar of vier naar de effecten in de keten. Wat gebeurt er met een hulpvraag in het voorliggend veld tot en met de nazorg en hoe sluit het op elkaar aan? Als daar iets uitkomt, zal de gedeputeerde daarop terugkomen. Er wordt zeker aan gedacht. Er wordt veel gedaan, maar er wordt nog weinig vastgelegd van wat de voortgang is binnen dat hele stelsel dat op elkaar afgestemd moet worden. Dhr. Stavenga (PvdA) vraagt hoe er gerapporteerd zal worden over de voortgang. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan dat er afspraken over zijn gemaakt. Als het gaat om de jeugdzorg en de jeugdzorgaanbieders zijn er afspraken gemaakt dat er per halfjaar rapportages komen met een beleidsanalyse. Daarin staat ook de inhoudelijke analyse. Desgewenst als er aanleiding toe is zal er ook op een andere manier, bijvoorbeeld mondeling, naar de commissie gebracht worden zodat er zo min mogelijk informatieachterstand is op dit dossier. Dhr. Stavenga (PvdA) stelt dat het hem er vooral om gaat dat er een stuurgroep is van acht wethouders plus provincie. Er zal regelmatig gerapporteerd worden over de hele voortgang. Dhr. Stavenga wil daar graag informatie over. Dat er een moment is waarop de commissie de voortgang kan volgen. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan dat de voortgang voor een deel vooral in onderdelen te vinden is. Het uitvoeringsprogramma jeugdzorg vindt men terug in de halfjaarlijkse rapportages, andere activiteiten in het Beleidskader jeugd zal men op onderdelen terugzien. Hoe gaat het verder met de verwijsindex, hoe gaat het verder met het bestuursakkoord, de voortgang daarvan wordt regelmatig teruggebracht. Er is nu een notitie van wat er allemaal zal gebeuren, van wat de planning is. De gedeputeerde zal de commissie daar tussentijds van op de hoogte stellen en anders zal er wel om gevraagd worden. De voorzitter concludeert dat het een duidelijke afspraak is. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) heeft een vraag over de stand van zaken van de EKC’s. Zal dat bij de presentatie aan de orde komen? De voorzitter bevestigt dit. Dhr. Sangers (SP) vult aan dat er een brief over verkregen is. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) beaamt dit. De voortschrijdende ontwikkelingen vertelt de gedeputeerde straks. Na de brief is er al weer nieuws.
2
Antwoord: zie bijlage bij het verslag p.34
23
De voorzitter concludeert dat het Beleidskader jeugd nu als B-stuk naar de Staten kan. Dhr. Sangers (SP) maakt voorbehoud voor overleg binnen de fractie. Het uitvoeringsprogramma is één, het beleidskader is iets anders. De voorzitter vraagt wanneer daar duidelijkheid over is. de
Dhr. Sangers (SP) zegt toe dat het uiterlijk volgende week vrijdag de 17 duidelijk is. 7.
Brief van GS van 30 september 2008, nr.2008-54.388, betreffende gratis OV voor mbo3 leerlingen tot 18 jaar
Dhr. De Vries (D66) geeft aan dat D66 zowel tegen het voorstel van de SP heeft gestemd, omdat het te uitgebreid was, maar ook tegen de motie van coalitiepartijen, omdat die weer te beperkt was. Deze uitwerking klopt met de motie. D66 vindt het nog steeds te beperkt. Een heel grote groep komt nu niet in aanmerking voor een kaart, terwijl mensen die vlak boven een minimum inkomen zitten voor een groot gedeelte hetzelfde probleem hebben als de mensen die nu wel in aanmerking komen. Daarmee wordt de doelstelling niet gehaald. Ook bij HAVO en VWO kunnen die problemen spelen, ook al is het probleem daar minder groot omdat zij over het algemeen meer verspreid zitten. D66 wil het breder, maar begrijpt dat het niet meer mogelijk is, gezien de aanname van de motie. Verder nog een opmerking over de regeling, voor wie de regeling is, de reisafstand gemeten over de weg. Is dit de fietsweg, want daar zit het probleem? Als er een dergelijke OV voorziening komt kan dat effect hebben bij de bedrijfsvoering van de scholen. Scholen moeten economischer werken. Ook daar zitten nog steeds budgettaire problemen. Centralisatie van opleidingen kan dan het effect zijn. Wat voor effect heeft het verstrekken van een OV-voorziening op de centralisatie van opleidingen? Gaan die dan naar grotere plaatsen, waardoor er weer bewegingen worden veroorzaakt en de ontgroening gedeeltelijk ook kan worden versterkt? Is daar onderzoek naar gedaan of wordt er nog naar gekeken? Dat is toch niet de gewenste situatie. De opleiding die gevolgd zal worden moet de dichtstbijzijnde geschikte opleiding zijn. Stel dat het om een technische opleiding gaat, dan maakt het niet uit of de dichtstbijzijnde een openbare of een christelijke is, ieder moet dan naar de dichtstbijzijnde gaan. Dat is niet nodig, juist om de spreiding zo optimaal mogelijk te houden en de problemen van de ontgroening tegen te gaan. Mw. Van der Graaf (ChristenUnie) geeft aan blij te zijn met het concrete voorstel. Het is prima dat daar € 60.000 voor nodig is. Zij is echter wel verbaasd over de kosten die gemoeid zijn met de uitvoering. Het lijkt alsof de kosten voor de uitvoering en voor de regeling zelf onevenredig met elkaar in verband staan. De kerk is dan hoger dan de toren. Kan de gedeputeerde hier opheldering over geven? Mw. Beckerman (SP) heeft een krantenartikel herlezen van september vorig jaar met een uitspraak van dhr. Bleker. Voor hem is het duidelijk: iedereen of niemand gratis, vooral omdat het College niet aan inkomenspolitiek wil doen. Dat is helaas nu achterhaald. Ze heeft ook haar fotoalbum doorgebladerd en ziet daar 500 leerlingen van wie er waarschijnlijk 90% niet voor de OV-regeling in aanmerking zullen komen. De SP heeft altijd gepleit voor een Ov-jaarkaart voor alle 16- en 17-jarige MBO-studenten. Er werd net door meerdere fracties genoemd dat er door de hoge reisafstand veel jongeren hun school vroegtijdig verlaten. Aan de reistijd kan niet zo snel iets gedaan worden, maar wel aan de kosten door de kaart gratis te maken. Het is belangrijk te laten zien hoe waardevol het MBO is. Dit is een sociale maatregel. Door het in te perken zorgt men voor een armoedeval en blijkt nog niet dat het MBO van waarde is. Er is ingestemd met de motie van de coalitiepartijen, niet omdat het een goede motie is, maar omdat er eindelijk na een jaar lang actie voeren een stapje in de richting is gezet in het erkennen dat het een belangrijk probleem. Nu ligt er een plan om er snel een uitvoering aan te geven. Van dit plan wordt mw. Beckerman niet erg gelukkig. Daarbij enkele vragen en opmerkingen: De aantallen. Mw. Beckerman kan niet meegaan in de berekeningen. Er klopt niets van. Dat wordt al wel aangegeven. Eerst worden alle MBO-studenten gedeeld door degene die WTOS
3
Bij het verslag zijn antwoorden gevoegd op een aantal bij de bespreking gestelde vragen
24
ontvangen, daarna gedeeld door 33%, dat is dan een schatting van het aantal MBO-studenten dat op bijstandsniveau zit. Volgens mw. Beckerman moet het aantal in één keer door die 33% gedeeld worden, de WTOS wordt vermoedelijk voor een groot deel ontvangen door studenten waarvan de ouders al een laag inkomen hebben. Er wordt dan twee keer door een laag inkomen gedeeld. € 2.160 gedeeld door 0,3 is ruim 700 studenten. Daarbij worden alleen de vier grote instellingen genoemd: de zeevaartschool in Delfzijl wordt hier buiten gelaten, ook de studenten uit de Stad worden niet meegerekend, ook zij die studeren buiten de provincie worden niet meegerekend, die zullen toch ook onder de regeling vallen? Er zal dan uitgegaan moeten worden van ruim 700 studenten met daarbij de studenten van buiten de Stad. Hoe kan er uitgekomen worden op het lage aantal van 165 en soms 172? Er wordt ook niet genoemd of het alleen gaat om de bollers-studenten of ook om de Bbl. Ook die studenten die deels werken, deels naar school gaan kunnen een heel laag inkomen hebben. Klopt dat? Promotie. Veel studenten vragen erom. Na persberichten zijn er al veel reacties geweest van ouders die denken eindelijk geholpen te worden. Is deze promotie eenmalig of zal het jaarlijks gedaan worden? Kosten. € 30.000 komt uit het armoedefonds. Dat is dan een cadeautje uit eigen zak. Het armoedefonds is al bedoeld voor de armste mensen, nu komt de regeling daar ook nog grotendeels uit. Dit is incidenteel geld. Hoe gaat het volgend jaar? Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) vraagt of het vreemd is dat de provincie zo werkt dat als er een budget is voor een bepaalde doelgroep dat het aan die doelgroep wordt besteedt. Mw. Beckerman (SP) ontkent. De SP heeft bij de vorige vergadering een gedekte motie ingediend. De vraag is of de andere fracties dat in hun motie waarin geen bedrag werd genoemd, een goede invulling vinden. Dhr. Krajenbrink (CDA) stelt dat er in één van de punten van het programma armoedebeleid het gratis OV-vervoer. Er wordt door de gedeputeerde € 30.000 uit gereserveerd, waarom is het zo vreemd om dat bedrag er uit te halen? Het is één van de speerpunten, en wordt er wat uitgehaald en dan worden er door mw. Beckerman vraagtekens gesteld bij het feit dat er wat uitgehaald wordt. Mw. Beckerman (SP) geeft aan dat zij de vraag aan de andere leden stelt waarom er eerder een ongedekte motie is ingediend. Daar had in gezet kunnen worden dat het uit het armoedefonds gehaald zou kunnen worden. Dhr. Krajenbrink (CDA) vraagt of mw. Beckerman bedoelt dat dit een koekje van eigen deeg is. Mw. Beckerman (SP) stelt een motie te hebben ingediend. Daar is een hoog bedrag in genoemd, omdat het niet alleen een maatregel moet zijn die aan inkomenspolitiek doet, zoals ook dhr. Bleker zei, maar het moet voor iedereen gelden omdat het MBO belangrijk is voor de provincie. Er werd toen een motie ingediend die meeging in de analyse van de SP dat het nodig is te laten zien dat het MBO belangrijk is en dat de reisafstand geen invloed mag hebben. Er is geen bedrag genoemd in die motie. Nu is de vraag: vinden de leden dat het geld uit het armoedefonds halen een goede dekking is en waarom zijn zij er niet eerder mee gekomen? Het is vreemd dat het incidenteel geld is. Dhr. Stavenga (PvdA) geeft aan dat er de vorige keer geen dekking was ingediend, dat is zo. Als het hier mee afgedaan kan worden zou dat heel prettig zijn. De PvdA is het niet eens met de dekking die de SP voorstelt. Er is zorgvuldig gezocht naar dekking, met die uitkomst is de PvdA het wel eens. Mw. Beckerman (SP) vraagt of dhr. Stavenga het dan niet erg vindt dat het om incidenteel geld gaat. Het voorstel van de SP is dat deze regeling structureel wordt. Het armoedefonds is incidenteel geld, is het dan niet logischer om het uit een meer structurele pot te halen? Dhr. Stavenga (PvdA) vindt dat op zich logisch klinken, maar is in eerste instantie tevreden met de dekking zoals die nu is. Dhr. De Vries (D66) vult aan dat er vanuit de Tweede Kamer ook gesproken over een reisvoorziening voor MBO-studenten jonger dan 18 jaar. Als het structureel moet zijn, betekent het dan dat er straks een stapeling is of vervalt dit voorstel als de landelijke politiek hiermee bezig gaat?
25
Mw. Beckerman (SP) geeft aan dat als er landelijk iets geregeld wordt dat zij het liefst ook een regeling ziet voor alle studenten op landelijk niveau. Als er landelijk gekozen wordt voor een kortingskaart, moet deze regeling blijven bestaan, omdat zij zo veel mogelijk wil. Dit is een regeling op de pof. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) vraagt wat mw. Beckerman bedoelt met op de pof. Mw. Beckerman (SP) antwoordt dat het gaat over incidenteel geld. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) stelt dat het volgens dhr. Stavenga incidenteel is, maar dat is het niet. Het armoedebeleid is vastgelegd in het Collegeprogramma voor de komende vier jaar, structureler dan vier jaar kan de gedeputeerde het niet maken. Er wordt daarvoor geen geld uitgetrokken. Er wordt jaarlijks een begroting vastgesteld, daar komt een vierjarenbudget uit, daar valt dit onder. De gedeputeerde gaat ervan uit dat het volgende College als het nodig is, omdat er ook nog gekeken moet worden naar wat de landelijke regeling oplevert, het continueert. Zo incidenteel is het en dat is dus niet op de pof. Dhr. Stavenga (PvdA) geeft aan dat de gedeputeerde gelijk heeft. Mw. Beckerman (SP) sluit zich aan bij de vraag van mw. Van der Graaf: de kerk is bijna hoger dan de toren, er wordt € 57.000 uitgetrokken voor 1 fte om dit te financieren. Scheelt het ook niet een hoop bureaucratische rompslomp om alle mensen die nu al gebruik maken van de regeling daar volgend jaar weer gebruik van te laten maken? Natuurlijk wel met enige toetsing, maar dat het niet helemaal opnieuw berekend hoeft te worden va de vreemde deelsom. € 57.000 is een erg hoog bedrag. Dhr. Krajenbrink (CDA) vraagt wat er gebeurt met de kosten bij een groter aantal deelnemers, waar worden die uit gedekt? En wat bij een minder aantal? Er is een fte die wordt ingezet met een aanzienlijke hoeveelheid kosten. Gaan die kosten omlaag bij een minder aantal dan verwacht? Is die fte dan flexibel? Dhr. Krajenbrink leest dat als er een landelijke regeling zal plaatsvinden, de fte wordt vastgehouden. Dan wordt de verhouding kosten-uitgaven wel erg onevenredig. Het is een nuttige besteding voor de doelgroep. Als er geld overblijft kan het hier ingezet worden. Een andere bestemming zou dhr. Krajenbrink ook niet weten. Dhr. Stavenga (PvdA) is blij met de regeling, hoewel het altijd meer kan. De PvdA heeft van het begin af aan aangegeven geen tegenstander te zijn van een regeling. Wel tegenstander van een regeling die integraal voor alle MBO’ers geldt, omdat daarmee de kosten worden gefinancierd voor een groep die het niet nodig heeft. Dat is overbodig. Men heeft te maken met beperkte middelen en moet daarin keuzes maken. Daarom wordt er gekozen voor een groep die het nodig heeft. Het lijkt hemzelf ook fantastisch om alle MBO-scholieren een OV-kaart te geven, dat verbreedt hun wereld en is goed voor hun ontwikkeling. Vandaar ook begrip voor de acties van de SP die in het verleden zijn gevoerd. Maar het is een kwestie van besteden van middelen, en dat moet aan die groep die het nodig heeft. Dat vindt de PvdA terug in de regeling. Mw. Beckerman (SP) geeft aan dat er in de eerste twee agendapunten aan de orde is gekomen dat de reisafstand vaak een drempel is, vooral op het MBO zijn de cijfers van studenten zonder een startkwalificatie erg hoog. Dat hoeft niet afhankelijk te zijn van het inkomen. Een kaart voor een grotere groep kan ervoor zorgen dat die drempel wordt weggenomen, dat er minder mensen hun school voortijdig verlaten. Wat is de reactie daarop? Dhr. Stavenga (PvdA) sluit een relatie daartussen niet uit, maar het is hem te ver gezocht om de relatie tussen het vergoeden van openbaar vervoer en schooluitval zo een op een te leggen. Op zich is de PvdA blij met deze regeling. D66 maakte de opmerking over dat het onderwijs het dichtstbijzijnde moet zijn en dat het niet uitmaakt wat voor soort school het dan is. Daar is de PvdA het mee eens, om het Zwolle~Stadskanaal verhaal van een bepaald jongetje te vermijden. Ingang per 1 januari. Een schooljaar was logischer geweest, omdat de schoolkeuze ook per schooljaar wordt gemaakt. Het is fijn dat er al een groep mensen per 1 januari kan worden geholpen. Berekening van de aantallen. Het is nog maar de vraag of die berekening klopt. Formatieplaats.
26
Dhr. Sangers (SP) reageert op dhr. Stavenga. In de analyse van het voorstel dat er nu ligt. Het wordt twee keer door dezelfde doelgroep gedeeld. Daardoor is het aantal dat feitelijk in aanmerking zal komen binnen de kaders zoals die nu in het voorstel aangegeven worden, een inkomensafhankelijke regeling, dat die groter zal zijn. Als die aantallen groter zullen zijn dan berekend zal er een groter bedrag gemoeid zijn. Is dhr. Stavenga bereid daarvoor de dekking te leveren? Zo ja, hoe moet die dekking dan geregeld worden? Dhr. Stavenga (PvdA) wil eerst het antwoord van de gedeputeerde afwachten. De volledige formatieplaats. Dat is wat veel op de geschatte aanvragen die ook nog eens eenmaal per jaar zullen binnenkomen, het komende jaar dan twee keer vanwege het schooljaar. De apparaatskosten in het studiefonds waren al erg hoog, € 105.000 uit het hoofd, in relatie tot wat er uitgekeerd werd. Er is vast goed over nagedacht, maar het lijkt wat veel. Mw. Siersema (GroenLinks) geeft aan de brief niet te hebben verkregen. Mw. De Winter (CDA) maakt daar ook een opmerking over. De voorzitter concludeert dat er meerdere mensen zijn die verschillenden brieven niet hebben ontvangen. Zij zal kijken waar hem dat in zit. Mw. Siersema (GroenLinks) heeft gelukkig al veel gehoord en weet ook wat er in de Staten is afgesproken. De groep mensen die net boven de inkomensgrens zitten. Daar zitten veel problemen. Het is een punt van aandacht voor de toekomst. Verschil in hoogte van de kosten tussen het geld voor de mensen en het uitvoeringsplan. Dat is zorgwekkend. Berekening van het aantal mensen. Ook daar is mw. Siersema erg nieuwsgierig naar. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) heeft datgene gedaan wat de Staten hebben opgedragen aan het College, met spoed, omdat het College van mening is op een punt dat als zo belangrijk wordt ervaren snel te reageren. De beoordeling van de Staten zou moeten zijn, los van alle politieke overwegingen: doet dit voorstel recht aan datgene wat de Staten in meerderheid hebben aangenomen? Daar is een aantal opmerkingen over gemaakt. Over de aantallen. Daar is een inschatting naar gedaan op basis van een stukje ervaring. Het College heeft het WTOS genomen, dat is een heel brede groep MBO’ers die daar gebruik van maakt. Daar is een schatting van gemaakt. Het is een aanvulling in financiële zin op het studiefonds. Het is een uitbreiding in geld in dat wat het studiefonds nu al doet: het geven van een tegemoetkoming in de reiskosten van onder andere MBO-scholieren. Die vergoeding is het afgelopen jaar al gegeven aan 70 scholieren en wordt opgetrokken naar 100%. Dan is de vraag of er nu op basis van het studiefonds – waarbij het een misverstand is te denken dat het studiefonds bij die scholieren niet bekend is, ook bij de decanen, daar is gericht aan promotie gedaan, de folder is op elke school te vinden, het is zeker geen onbekend verschijnsel –… Het kan natuurlijk beter, zeker nu er een 100% vergoeding zal worden gegeven. Dat zal ook gebeuren. Waar komt het terecht? Bij ongeveer 100 meer. Daar kan het College best ongelijk in hebben, maar het moet toch ergens vanuit gaan. Er is een dekking aangegeven waarbij er € 30.000 uit het studiefonds wordt gehaald, het overige uit de algemene middelen. Als nu blijkt, en daar wordt de commissie van op de hoogte gehouden, dat het aantal aanvragen dat op basis van deze eerste wervingsactie nu plaatsvindt, het budget al niet toereikend zou zijn, dan zal het College bij de Voorjaarsnota met aanvullende voorstellen komen. Er zal dan uit de algemene middelen een groter surplus gefinancierd moeten worden dan er nu begroot is. Het College moest natuurlijk wel van een getal uitgaan. Op het moment dat de aantallen anders zijn, zal er een ander budget uitrollen. Uitvoeringskosten. Een hele fte. De gedeputeerde vroeg zich zelf ook al af of dat werkelijk nodig was. Het is nu zo dat er in het managementteam ten aanzien van de werkdruk de ambtelijke inzet primair verantwoordelijk is. Als daar aannemelijk is gemaakt dat het deze uitbreiding vergt, is de gedeputeerde zelf niet aan zet. Voor nu, akkoord met deze raming. Er moet dan bijgehouden worden welke ureninzet er extra nodig is, dan kan er aan de hand van de evaluatie daarvan na een eerste jaar aangegeven worden wat er gebeuren moet. In de praktische uitvoering is de gedeputeerde overtuigd van de wijsheid om het zo neer te zetten, er wordt niet een functionaris aangesteld, maar er wordt gebruik gemaakt van uren die ingezet worden. Hetzij binnen dit huis, hetzij van buiten. Ureninzet op
27
maat aan de hand van de vraag. In de begroting is het volume van 1 fte voorlopig geraamd. Een goed meetmoment is het begin van het nieuwe schoolseizoen 2009/2010. Dan kan gekeken worden welke aanpassing er nodig is. Afstand. Studiefonds hanteert de norm gemeente over de weg, niet hemelsbreed, maar via de weg van huis naar school. De gedeputeerde zal het nog even precies nakijken. De voorzitter geeft aan dat dit stuk naar de Staten zal gaan voor bespreking op 5 november. Hier is de discussie erg politiek. Alleen voor technische vragen is er een tweede termijn, voor politieke is er de vergadering van 5 november. In tweede termijn Mw. Beckerman (SP) Gok naar de aantallen. Dat is niet meer dan logisch. Wel een vraag nog over het dubbel delen. Het WTOS is een brede uitkering, daar maakt 23% van de studenten gebruik van. Het is deels een inkomensafhankelijke regeling. Ouders met een hoger inkomen, maken daar dan geen gebruik van. Dat betekent dat de WTOS voor een groter deel bestaat uit ouders met een lager inkomen. Dan is er sprake van een dubbele deler. De gok is duidelijk, de dubbele deler is het probleem. Wat nu als ouders die wel binnen de doelgroep vallen, maar die niet bekend zijn met de WTOS en het dus niet aanvragen, kunnen ze dan ook geen gebruik maken van de OV-regeling? Buiten de provinciegrens studeren. Blijven die meetellen in de regeling? Stad Groningen. Valt die ook onder de regeling? Het studiefonds is erg bekend, er zijn nu al veel aanvragen voor de OV-regeling. Ouders raken misschien overenthousiast. Er valt nogal wat uitleg te doen. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) verwijst mw. Beckerman naar de voorwaarden van het studiefonds. Studenten die over de provinciegrens studeren, komen ook in aanmerking. Het gaat om inwoners van deze provincie. Aan de voorwaarden wordt niets veranderd, alleen wordt het naar 100% getrokken in de inkomenscategorie van het studiefonds. Over de aantallen kan men in discussie blijven. De WTOS is uitsluitend genoemd om een slag te slaan naar het vermoedelijke aantal, voor de rest gelden de criteria voor het studiefonds. Er moet eerst maar eens afgewacht worden hoe het zal verlopen. Als het budget moet worden bijgesteld, zal dat plaatsvinden uit algemene middelen. Dhr. Sangers (SP) vraagt of geen gebruik van de WTOS geen uitsluitinggrond is. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan dat als men in de criteria valt van het studiefonds dan heeft men WTOS, als men dat niet heeft, zal het studiefonds daar zeker op wijzen. De voorzitter concludeert dat dit stuk als A-stuk naar de Staten kan. Over de brieven: sommige van de leden hebben brieven niet ontvangen. Er is een leidraad dat sommige brieven rechtstreeks aan commissieleden worden verzonden, die komen thuis in de brievenbus, andere brieven worden aan de griffie verzonden. Die brieven krijgt men tegelijk met het versturen van de agenda thuis. Dat is het verschil in bezorgingmoment. 8.
Ingekomen stukken (ter kennisneming)
a. Brief van GS van 2 september 2008, nr.2008-36.107/36/B.4, CW +bijlage betreffende Subsidie project Perspectief 2008 Vluchtelingenwerk Groningen b. Brief van GS,nr. 2008-53209, +bijlage betreffende Fusie Huis voor de Sport met Stichting Technische Sportleiding De brieven worden voor kennisgeving aangenomen. 9.
Mededelingen (van de gedeputeerden)
Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) heeft een eerste mededeling over New Attraction. Het College heeft gisteren een brief vastgesteld om New Attraction op te nemen in de Cultuurnota. Die brief bevat ook
28
informatie over marketing en sponsoring. Hoe is de brief tot stand gekomen? In de commissie BF staan de middenevenementen, waarvan dhr. De Bruijne portefeuillehouder is, regelmatig op de agenda. In dat kader kwam New Attraction aan de orde. Er is gevraagd of het College inzicht kan geven in de onderwerpen promotie, marketing, sponsoring en of het College langjarige zekerheid kan geven door middel van opname in de Cultuurnota. Dat heeft het College afgewogen en besloten te doen. Die brief is beschikbaar, die beveelt de gedeputeerde aan. Dat komt ook terug in de Cultuurnota zelf in het concept dat wordt aangeboden en dat volgende weer ter bespreking in het College voorligt. De tweede mededeling is over de Algemene Beschouwingen in de Tweede Kamer. Daar is een motie over cultuur aanvaard. Dat is een bedrag van € 4 miljoen dat ter beschikking is gekomen voor langjarige instellingen. Er zijn drie categorieën: één valt onder het Fonds voor de Podiumkunsten, de beslissingen daarover heeft men in augustus meegemaakt, de tweede is de Basisinfrastructuur, de Cultuurnota van Plasterk die op Prinsjesdag is gepresenteerd. De langjarige instellingen zijn nu niet beoordeeld, maar worden gevisiteerd, in het Noorden als enige instelling het NNO. De bedragen en beoordelingen die tot nu toe op landelijk niveau zijn gemaakt hebben alleen betrekking op de eerste twee, het NNO moet nog beoordeeld worden. In die motie zijn bedragen beschikbaar gekomen voor die langjarige instellingen, het NNO in het Noorden, van ongeveer € 250.000. Dat is voor het NNO een belangrijke stap. De korting die zou plaatsvinden in de regeling voor het cultuurprofijt, 2009 1,7%, later oplopend naar 3,4% wordt volledig gecompenseerd. Dat geeft ruimte en lucht aan het NNO. Die is daar erg blij mee. Bij de regeling voor het cultuurprofijt moet gezegd worden dat er € 15 miljoen beschikbaar is om speciale projecten en promotie, marketing vorm te geven. Daar gaat het NNO ook nog verder achteraan, dat biedt nog mogelijkheden. Een deel van de cultuurlobby die is gevoerd, die zal op 27 oktober in een Kamerbehandeling uitmonden, het NNO zal pas over twee jaar beoordeeld worden. De bedragen voor langjarige instellingen vallen dan ook nadrukkelijk in de regio, daar heeft van alles achter de schermen plaats gevonden. Eerst was het de bedoeling dat die € 10 miljoen volledig naar de Randstad zou gaan. Voor de regionale orkesten, de opera’s die in oost en zuid gevestigd zijn, zijn bedragen voor beschikbaar gekomen. Dhr. Spoeltman (PvdA) vraagt over New Attraction of er al een bedrag bekend is. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat er geen bedrag in de brief is opgenomen. Volgende week zal het College erover spreken. Dan staat het wel in de concept-Cultuurnota die aangeboden wordt. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan de mededeling notie zorg voor jeugd al gedaan te hebben. Die ligt ter kennisneming klaar. 4
De voorzitter stelt voor deze bij het verslag toe te voegen. Dan is het ook gedocumenteerd . Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) is akkoord. Streekziekenhuizen en de beschikbaarheidtoeslag. Er is sprake geweest van een ander beleid het afgelopen jaar. Dat zit nog in de pen, maar afgelopen maandag is op uitnodiging van de CDAfractie minister Klink op bezoek geweest in Winschoten. Daar is dit onderwerp kort aan de orde geweest. De minister nam zelf het initiatief door aan te geven de streekziekenhuizen uit te nodigen om over het voornemen over de beschikbaarheidtoeslag en het prestatiebudget ziekenhuizen van gedachten te wisselen. In de loop van het volgend jaar zal het beleid wat dat betreft zijn beslag krijgen politiek bestuurlijk in de Tweede Kamer. Voor die tijd zal er overleg zijn met de ziekenhuizen. Er zal inhoudelijk vanuit de provincie ondersteuning verleend worden aan de inbreng die vanuit het departement wordt geleverd. 10.
Toezeggingenlijst
Toezegging 1 Deze ligt nog binnen deze organisatie bij MT. Toezegging 2
4
Notitie is bij het verslag gevoegd
29
Die kan van de lijst. Het is een eeuwig durende toezegging. Toezegging 3 Dit is een toezegging van GroenLinks. De voorzitter vraagt het aan GroenLinks. Mw. Siersema (GroenLinks) wil voorstellen om het nog even te laten staan. De voorzitter wil het nog wel een maand laten staan. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan dat hij zich niet gehouden vindt om deze toezegging na te komen. De voorzitter stelt vast dat het niet meer bij de gedeputeerde ligt, maar bij GroenLinks. Van de commissie vraagt zij de toezegging om toezegging 2 te verwijderen aangezien het een eeuwigdurende toezegging is. De voorzitter stelt voor dat de gedeputeerde zich beperkt tot de toezegging waar hij wat over te zeggen heeft. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan dat er een aantal toezeggingen vervallen zijn: toezegging 6, toezegging 7. Toezegging 4 In de stukken die aangeboden worden in het kader van de conceptcultuurnota, over een kleine twee weken. Het College moet er nog over spreken. Toezegging 5 Daarover zal de commissie geïnformeerd worden. In de nieuwe periode kan men de verschillen precies zien. De voorzitter vat samen dat de informatie van de toezeggingen bij de volgende vergadering beschikbaar is en dat ze tot dan blijven staan. Toezegging 8 Er is een effectrapportage vroegtijdig schoolverlaten in de maak die ook met de betrokken wethouders wordt besproken en zal er voor de volgende vergadering zijn. Die blijft nog staan. Toezegging 9 Dit rapport is er nog niet. Toezegging 10 Deze is afgehandeld, daar is een memo over verspreid. 11.
Mededelingen (van de voorzitter)
De voorzitter geeft aan dat er een aantal zaken bij de secretaris ter inzage ligt: Humens, het kwartaalblad van Humanitas Groningen/stad en het regioplan nieuwszijde 37. 12. Vaststelling verslag Statencommissie Welzijn, Cultuur en Sociaal beleid van 27 augustus 2008 Het verslag is hierbij vastgesteld. 13.
Rondvraag
30
De voorzitter stelt vast dat er geen vraag is voor de rondvraag. Dhr. Spoeltman (PvdA) heeft toch een vraag. Er is een rapport gekomen van de Rekenkamercommissie over de cultuursubsidies. Daar was dhr. Spoeltman bij aanwezig. Er was een heel aardige discussie met onderzoekers. Kunnen die onderzoekers een keer in deze commissie worden uitgenodigd om daarmee in debat te gaan? Zij werken immers in opdracht van de Staten. De voorzitter vraagt of het leden waren van de rekenkamer. Dhr. Spoeltman (PvdA) bevestigt dit. De voorzitter deelt mee dat er voor de volgende commissie het rapport van de Rekenkamer op de agenda staat en dat de discussie voornamelijk zal plaatsvinden tussen de commissie en de leden van de Rekenkamer. 14.
Sluiting
Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) geeft aan 20 minuten nodig te hebben voor de powerpointpresentatie. Daar zijn ongetwijfeld vragen bij. Dan zal het zeker nog een half uur duren. Het is nu 13.45 en de tijd begint te dringen. Er is een volgende vergadering, 19 november. Daar zijn een aantal zaken aan de orde met betrekking tot BJZ en de zorgaanbieders. De gedeputeerde had de commissie daar wat op willen preluderen met deze presentatie. Is het beter de presentatie nu te houden of 19 november? De voorzitter legt het aan de commissie voor. Dhr. Sangers (SP) geeft aan voorkeur te geven aan 19 november en dan vooraf. Mw. De Winter (CDA) stelt dat er dan een risico bestaat weer met hetzelfde probleem te zitten. De voorzitter beaamt altijd een overvolle agenda te hebben. Het kan dan misschien het beste meteen om 09.00 plaatsvinden. Mw. De Winter (CDA) geeft aan dat het probleem is het dan pas te kunnen meenemen in de beraadslaging. De voorzitter stelt dat het zo is dat er nu een voorbehoud is gemaakt richting het jeugdbeleid. Heeft de presentie effect op het jeugdbeleid? Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) zou de sheets kunnen toesturen, maar vindt dat de toelichting er wel bij hoort. De informatie is puur bedoeld om aan de commissie aan te geven waar men nu staat. In april is er een belangrijk stuk aangenomen in deze commissie: welke prestaties verwacht het College dit jaar. De gedeputeerde wilde de stand van zaken doorgeven na een half jaar te werken in de lijnen zoals die in de beleidsbrief zijn aangegeven. De voorzitter vraagt of er dan feitelijk geen consequenties zullen zijn op de Sociale Agenda en het Beleidskader jeugd dat op 5 november al worden vastgelegd. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) antwoordt ontkennend. Dit is operationeel lopend beleid van dit jaar. De voorzitter stelt dat het met die wetenschap voorafgaande aan de volgende commissievergadering te houden. Zij dankt de commissie en de gedeputeerde en sluit de vergadering om 13.52 uur.
31
Toezeggingenlijst Commissie Welzijn, Cultuur en Sociaal Beleid (bijgewerkt t/m de vergadering van 8 oktober 2008) Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
Portefeuillehouder
1.
19/12/07 (WCS + BF)
GS informeert de Cies B&F en WCS over de interne audit bij de afdeling Welzijn. Zowel kwaliteit als kwantiteit worden gemeten.
27/08/08: de gedeputeerde geeft aan dat het rapport van Berenschot bij de directie ligt. Als het ambtelijk advies er is, wordt de cie geïnformeerd.
De Bruijne
2.
21/05/08
Inburgeringactiviteiten Motie van GroenLinks van vorig jaar. De gedeputeerde zal kijken naar wat daar precies mee is gedaan. Het is van belang het oordeel van de gemeente daarover te weten.
27/08/08 De gedeputeerde informeert over het overleg met de gemeenten. Het advies is: niet doen. Desgevraagd zegt de fractie van Groen Links erover na te denken of de toezegging van de lijst kan
De Bruijne
concept-cultuurnota
De gedeputeerde informeert de commissie over de vraag of er bij de voorgenomen subsidies sprake is van staatssteun.
3.
11/06/2008 (p. 19 verslag)
08/10/08 GroenLinks geeft aan volgende vergadering uitsluitsel te geven
Gerritsen
08/10/2008 gedeputeerde geeft aan dat deze info wordt verstrekt bij de concept- cultuurnota die volgende keer in de commissie wordt besproken 4.
11/06/08
concept-cultuurnota
(p.22 verslag)
De cie wordt geïnformeerd over de budgettaire kaders van zowel de vorige cultuurnota als die voor de periode 2009-2012.
Gerritsen
08/10/2008 gedeputeerde geeft aan dat deze info wordt verstrekt bij de concept- cultuurnota die volgende keer in de commissie wordt besproken 5.
6.
27/08/08 (p.16 verslag)
27/08/08 (p.29 verslag)
Programmabegroting 2009 Onderwijsbeleid 100% sluitende aanpak (p. 145)
De commissie wordt geïnformeerd over de resultaten in Groningen van het afgelopen jaar
Rapport Pleegzorg Allochtone kinderen in Limburg
De commissie ontvangt het rapport zodra deze is verschenen
De Bruijne
08/10/2008 Effectrapportage vroegtijdig schoolverlaten is in de maak. Deze is er voor de volgende vergadering. De Bruijne
32
Bijlage bij het verslag 1) Zijn er al resultaten bekend rond de Jeugdzorgconsulent: Antwoord: De resultaten over 2008 ontvangen wij begin 2009. Deze worden verwerkt in de voortgangsrapportage jeugd van maart. 2) Maken de LWI's deel uit van het zorgaanbiedersoverleg? Antwoord: Er is een convenant afgesproken tussen rijk, provincies en LWI's dat een drietal provincies (penvoerders) de LWI's financieren met een basisbedrag. Dit bedrag wordt verdeeld op basis van het werkelijk gebruik over 2005t/m2007. Het meerdere gebruik per provincie zal door de betreffende provincie moeten worden gefinancierd. Hiervoor wordt jaarlijks een overleg georganiseerd met de provincies en de LWI's. Het zorgaanbiedersoverleg in Groningen is een overlegcircuit van aanbieders in de jeugdzorgketen in Groningen. BJZ Groningen zit dit overleg voor. Aangezien de LWI's formeel onder een andere provincie vallen, zijn zij in principe niet aanwezig bij dit overleg. Desgewenst zijn de instellingen welkom.
33
Gratis ov voor mbo-leerlingen provincie Groningen Beantwoording van de vragen van de statencommissie WCS d.d. 8 oktober 2008 D'66 V1.
Het probleem kan ook spelen voor havo/vwo-leerlingen.
A. Het klopt dat het probleem ook kan spelen voor havo/vwo-leerlingen. Echter, het voortgezet onderwijs is aanzienlijk beter verspreid over de provincie dan de mbo-opleidingen. V2. Is de reisafstand gemeten over de fietsweg (autoweg kan langer zijn)? A. Bepaling van de reisafstand vindt plaats met behulp van de ANWB-routeplanner: na het invullen van het huis- en het schooladres wordt gekozen voor de kortste route. Dit is vrijwel altijd een weg die is te fietsen. Wanneer het een autoweg betreft kijkt het Studiefonds zorgvuldig naar een alternatieve route. V3. Welk effect heeft de ov-voorziening op de centralisatie van scholen. Gaan de opleidingen ten gevolge van de ov-voorziening niet naar grotere plaatsen waardoor je de centralisatie versterkt? Wordt daar nog onderzoek naar gedaan? A
Het is niet de verwachting dat de ov-voorziening effect heeft op de centralisatie van scholen. De bijdrage geldt voor een opleiding die het dichtst bij het huisadres ligt. De spreiding van mboleerlingen over de locaties zal door de ov-voorziening niet wijzigen. Het is niet het plan om hiernaar onderzoek te gaan doen.
V5. Dichtstbijzijnde geschikte opleiding. Openbaar of christelijk maakt niet uit, mag niet van invloed zijn op keuze voor dichtstbijzijnde opleiding. A. In de normen van het Studiefonds is niet expliciet opgenomen dat religie of levensbeschouwing van de aanvrager invloed heeft op het besluit van het bestuur van het Studiefonds. Dit is echter wel gebruikelijk: wanneer een aanvrager bijvoorbeeld uit een gereformeerd gezin komt of uit levensbeschouwelijke overwegingen naar de Vrije School gaat, ging het bestuur tot noch toe akkoord met een bijdrage voor reiskosten naar een instelling die niet het dichtst bij de woonplaats is.
CU V1. De uitvoeringskosten zijn onevenredig hoog in vergelijking met de kosten voor de regeling. Kan de gedeputeerde hier opheldering over geven. A. De verwachte kosten voor de regeling bedragen in totaal € 120.000,-, die voor de uitvoering € 57.500,-. De inzet van fte zal worden aangepast aan het daadwerkelijk aantal aanvragen. De berekening van het benodigde fte is gebaseerd op de ervaringen van het Studiefonds met het huidige aantal aanvragen en de daarmee gemoeide werkzaamheden. SP
34
V1. SP kan niet meegaan in de berekening. mbo/WTOS/33% (schatting bijstandsniveau). Je moet mbo delen door 33% dan heb je de groep met de WTOS.
A
Het is spijtig genoeg niet mogelijk een goede berekening te maken. Daarvan hebben wij in onze brief aan PS gewag gemaakt. De IBG is niet in staat ons de gewenste informatie te leveren. Ervan uitgaande dat het landelijk gemiddelde van 23% WTOS-aanvragen ook op onze provincie van toepassing is, dat alle ouders op de hoogte zijn van de WTOS-regeling, en dat de grenzen die de IBG hanteert voor toekenning van deze Tegemoetkoming Ouders substantieel hoger zijn dan die van het Studiefonds, is dit ongeveer het getal waarop wij nu uitkomen. Het is in het geheel niet uitgesloten dat er meer aanvragen binnenkomen dan verwacht.
V2. Gaat het alleen om BOL of ook om BBL. A
Het gaat alleen om BOL-leerlingen. Een BBL-leerling werkt 4 dagen per week en gaat 1 dag per week naar school. Het Studiefonds gaat ervan uit dat zo'n leerling in staat is de reiskosten naar school zelf te dragen uit het inkomen. Wanneer blijkt dat een BBL-leerling een afwijkend traject volgt (Werkwijs), dan voorziet het Studiefonds wel in een tegemoetkoming in de reiskosten.
V3. Promotie: heel belangrijk. Is dit éénmalig of wilt u dit jaarlijks doen? A
De opzet is om de promotie dit jaar (2008) uit te breiden: eerst richting de vmbo-leerlingen en vervolgens naar de groepen 8 van het basisonderwijs. De informatie zal in de volgende jaren steeds naar de leerlingen in de groepen 8 van het basisonderwijs gaan.
V4 Vervalt deze motie wanneer de landelijke regeling ingaat? A
Dat is niet de bedoeling. De rijksregeling betreft een tegemoetkoming in de reiskosten van de doelgroep. Dit houdt in dat de mbo-leerlingen niet de volledige reiskosten vergoed zullen krijgen via het rijk. De provinciale regeling zal daarom blijven bestaan met dien verstande dat de bijdrage van provincie en Studiefonds samen zorgen voor een aanvulling tot 100% van de reiskosten op de rijksbijdrage.
V5 Scheelt het inzet van menskracht wanneer mensen, die nu van de regeling gebruik maken, dat volgend jaar opnieuw doen? A
Het scheelt weinig menskracht. Het inkomen - de basis van de motie en de normen van het Studiefonds - zal elk jaar opnieuw gecontroleerd moeten worden, net als de opleiding (veel mensen stappen over naar een andere opleiding).
CDA V1. Vindt er aanpassing plaats van de inzet van menskracht op basis van het aantal aanvragers? En als er een landelijke regeling komt?
35
A
Wanneer er weinig aanvragers zijn is geen grote inzet van menskracht nodig. Echter, de landelijke regeling is niet van invloed op de benodigde menskracht: elke aanvraag zal moeten worden beoordeeld; de rijksregeling brengt niet minder werk met zich mee, wel minder kosten voor bijdragen.
36
MEMO
aan:
de leden van Provinciale Staten
datum: 1 oktober 2008
betreft: Stand van zaken provinciebrede kind signaleringssysteem 'Zorg voor Jeugd Groningen'
A) Inleiding Deze notitie heeft tot doel u te informeren over de stand van zaken rond de invoering van het provinciebrede signaleringssysteem 'Zorg voor Jeugd Groningen' en het traject dat voor de invoering hiervan doorlopen moet worden. Eerst wordt kort ingegaan op hoe het tot dit project is gekomen. Hierna komt een bestuurlijke samenvatting. Deze samenvatting geeft u op hoofdlijnen inzicht in het project. De samenvatting bestaat uit de volgende hoofdstukken. 1. 2. 3. 4.
Meerwaarde Zorg voor Jeugd (ZVJ) Samenhangende ontwikkelingen Doelstellingen en maatschappelijke effecten Projectorganisatie, projectstappen en projectplanning
B) Hoe is dit project ontstaan? Sinds december 2007 is het platform jeugd opgestart. Dit is een gezamenlijk initiatief van de 25 Groninger gemeenten, verenigd in de VGG, en de provincie Groningen. Vanuit het platform wordt gewerkt met 8 regio's. Elke regio wordt vertegenwoordigd door een coördinerend ambtenaar en wethouder. Deze zorgen voor een terugkoppeling naar de overheden die zij namens hun regio vertegenwoordigen. De coördinerende ambtenaren vormen samen met provinciale ambtenaren het ambtelijk platform jeugd. De coördinerende wethouders samen met de gedeputeerde het Bestuurlijke platform. De opdracht voor dit platform vindt zijn weerslag in het bestuursakkoord Jeugd 2009-2012. Dit bestuursakkoord is u recentelijk ter kennisname aangeboden. De gezamenlijke ambitie is: -
Optimale signalering van problematiek; Het bieden van zorg zo dicht mogelijk bij huis; Snelle doorgeleiding naar geïndiceerde zorg; Realisatie goede informatievoorziening.
De gemeenten en provincie gaan uit van een maximale inspanning binnen de bestaande beschikbare middelen (en zo mogelijk met extra middelen). De partijen zullen verder de mogelijkheden maximaal benutten om via regionale samenwerking elkaar onderling te versterken.
37
Bovenstaande ambities zijn in het bestuursakkoord vertaald in de inspanningsverplichtingen en resultaten. Deze zijn samengevat onder onderstaande noemers. • • • • • • • • •
Informatie Bestrijden wachtlijsten Provinciale verwijsindex Centra voor Jeugd en Gezin Bureau Jeugdzorg Methoden en instrumenten Afbouw ambulante hulpverlening Kindermishandeling Raad voor de Kinderbescherming
Eén van de inspanningsverplichtingen betreft het invoeren van een provinciebrede verwijsindex (signaleringssysteem). De provincie en gemeenten hebben hiermee het belang van vroegsignalering onderstreept. Daarnaast wordt aan de gemeente de verplichting opgelegd om een signaleringssysteem in te voeren en aan te sluiten op de Landelijke Verwijsindex Risicojongeren (VIR).
C) Waarom een signaleringssysteem en waar staan we nu? Waarom een signaleringssysteem? Soms komen jeugdigen in de problemen. Het komt regelmatig voor dat meerdere instanties actief zijn in de begeleiding van een kind en/of signalen hebben opgevangen over een kind zonder dat de betrokken instanties dat van elkaar weten. De afstemming tussen partijen vindt veelal te laat plaats, waardoor een versnipperde aanpak ontstaat in het begin van het begeleidingsproces. Het is van belang om vanaf de eerste levensfase de jeugdige, zijn gezin en zijn omgeving te beoordelen op risico’s voor de psychische, lichamelijke, cognitieve en sociale ontwikkeling en dit gedurende de levensloop te volgen. Vroegtijdige signalering voorkomt dat risico’s problemen worden of dat problemen verergeren. Wanneer alle betrokken partijen in de keten gebruik maken van een signaleringssysteem ontstaat integraal inzicht in de problemen van een jeugdige. Door coördinatie van zorg weten partijen vroegtijdig wie er in de keten betrokken is bij de jeugdige. Naast de vroegtijdige signalering is het van cruciaal belang dat partijen vastleggen wie de regie heeft op het begeleidingsproces wanneer meer partijen betrokken zijn bij een jeugdige. Het begeleidingsproces rondom een jeugdige wordt dan vroegtijdig op elkaar afgestemd en vanaf het begin (de start van het proces) is duidelijk wie de verantwoordelijkheid heeft.
Waar staan we nu? De provincie en de gemeenten hebben met het indienen van de 4e prijsvraag van het actieprogramma voor maatschappelijke sectoren & ICT gekozen voor het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd, dat in de provincie Noord-Brabant is ingevoerd. Eind maart 2008 heeft de gedeputeerde samen met de voorzitter van de VGG de gewonnen prijs 38
in ontvangst genomen. Hierdoor ontvangt de provincie Groningen samen met de gemeenten een vergoeding van het programmaministerie voor Jeugd en Gezin van € 1.072.056,-- voor het invoeren van ZVJ.
Vanaf mei 2008 is gestart met het opzetten van een project voor de invoering van Zorg voor Jeugd Groningen. In juni en juli zijn stap 1 (bestuurlijke organisatie) en 2 (projectorganisatie) opgepakt en is in overleg met de regiovertegenwoordigers een projectplan gemaakt. Dit plan met bijbehoren is in het bestuurlijk platform van 23 september 2008 akkoord bevonden voor het aanbieden aan de colleges van B&W en GS ter vaststelling. Hiernaast hebben In september en vinden in oktober 2008 diverse workshops plaats met de projectgroep en de bestuurlijk stuurgroep ten behoeve van het strategische kader (stap 3, zie hiervoor de planning op pagina 8).
39
D) Samenvatting project Zorg voor Jeugd (ZVJ)
1.
Meerwaarde ZVJ
1.1 Wat is ZVJ De provincie en de gemeenten in de provincie Groningen hebben gekozen voor het concept ZVJ. Het concept en het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd is onder andere succesvol ingevoerd in de provincie Noord-Brabant. Zorg voor Jeugd is een eenvoudige webapplicatie waarmee vier belangrijke doelen worden gerealiseerd: 1. signalen van alle betrokken partijen worden vroegtijdig vastgelegd wat voorkomen kan worden dat een probleemjongere een risicojongere wordt; 2. de registraties van hulpvragen bij de instellingen worden automatisch (met een koppeling) doorgegeven aan ZVJ zodat alle betrokken partijen zien wie betrokken zijn bij een jeugdige/gezin; 3. de samenwerking tussen partijen in de keten wordt in het beginstadium geactiveerd waardoor een integrale aanpak en begeleiding mogelijk is. Vanaf het begin is vastgelegd wie verantwoordelijk is voor de coördinatie van zorg; 4. Alle betrokken partijen in de keten krijgen de beschikking over stuurinformatie. Deze informatie is bruikbaar voor het optimaliseren van de samenwerking en het verbeteren van de bedrijfsprocessen. In ZVJ wordt geen inhoudelijke (dossier) informatie opgenomen. In het systeem wordt alleen de zogenoemde “dat-informatie” opgeslagen.
1.2 Voordelen signaleringssysteem Zorg voor Jeugd •
•
Signalering van risico’s. Aangesloten gebruikers (hulpverleners en signaalgevers) kunnen in het systeem een signaal afgeven over een jeugdige. De andere betrokken partijen bij jeugdigen worden met een e-mail geïnformeerd over het feit dat een signaal is afgegeven. Op deze wijze worden signalen snel en adequaat onder de aandacht gebracht van de betrokken hulpverleners. Mogelijke risico’s voor de jeugdige kunnen daarmee vroegtijdig worden voorkomen. Samenwerking. In de praktijk blijkt vaak dat instellingen van elkaar niet weten welke partijen betrokken zijn in de keten rondom dezelfde jeugdige. Alle jeugdigen die met een hulpvraag geregistreerd staan in het cliëntsysteem van een instelling worden handmatig of geautomatiseerd ingevoerd in het systeem Zorg voor Jeugd (alleen “dat informatie”). De instellingen die bij een bepaalde jeugdige zijn betrokken, worden automatisch via een mailbericht geïnformeerd als dezelfde jeugdige door een nieuwe, nog niet eerder betrokken instelling, wordt geregistreerd. Ook wanneer er signalen worden afgegeven, worden alle betrokken instellingen via een mailbericht geïnformeerd. Daarmee hebben de instellingen en hulpverleners continu inzicht in de instellingen die contact hebben met de jeugdige en wordt ketenregistratie opgebouwd. De samenwerking tussen de instellingen wordt daardoor verbeterd. Men weet elkaar in een vroegtijdig stadium te vinden. 40
•
Zorgcoördinatie. Het systeem beschikt over de mogelijkheid om automatisch vast te leggen wie verantwoordelijk is voor de zorgcoördinatie op het moment dat meer dan één instelling betrokken is bij een jeugdige. Van begin af aan is duidelijk wie deze verantwoordelijk heeft. Dat voorkomt veel discussie in het casusoverleg. Met de instellingen in de jeugdketen moeten dan uiteraard wel vooraf afspraken zijn gemaakt over de wijze van uitvoering van de zorgcoördinatie. Omdat door het systeem bekend is welke instellingen betrokken zijn bij een jeugdige, kan het zorgaanbod op een juiste wijze op elkaar worden afgestemd. Het gevolg is één hulpverleningsplan op basis van een integrale aanpak. Dat is duidelijk voor de cliënt. Bovendien kan het afstemmingsoverleg aanzienlijk worden beperkt, omdat meteen bij de start een integraal plan kan worden opgesteld.
•
Managementinformatie. Voor de gemeenten en voor de betrokken instellingen levert het gebruik van het systeem informatie op, op grond waarvan de samenwerking en de bedrijfsvoering verder kan worden geoptimaliseerd.
Samenvattend Door de invoering van ZVJ wordt voldaan aan de eisen die aan de gemeente gesteld worden met betrekking tot vroegsignalering en het invoeren van een sluitende zorgstructuur. Met het systeem kan de samenwerking binnen de zorgketen sterk worden verbeterd. Daarnaast is ZVJ een belangrijk hulpmiddel voor goed laten functioneren van een Centrum voor Jeugd en Gezin. In het systeem is zichtbaar welke partijen betrokken zijn bij een jeugdige/gezin. Daarmee is een belangrijke basis gelegd voor de samenwerking tussen de backoffices van de hulpverlenende instellingen.
1.3 Nadelen signaleringssysteem Zorg voor Jeugd Echte nadelen zijn niet te benoemen. Wel moet in dat verband worden opgemerkt dat gemeenten en instellingen op regionaal en lokaal niveau eenmalig tijd moeten investeren voordat het systeem verantwoord kan worden ingevoerd. Dat betekent dat op directieniveau draagvlak moet zijn voor het systeem. Het maken van sluitende afspraken over de zorgcoördinatie en de aansluiting van de instellingen uit de domeinen onderwijs, welzijn, werk en inkomen en politie en justitie zijn belangrijke aandachtsgebieden die in goed overleg met alle betrokken partijen moeten worden uitgewerkt. Het systeem en de daaraan verbonden investeringen zullen alleen renderen als het systeem intensief in de keten wordt gebruikt.
2.
Samenhangende ontwikkelingen
Het project ZVJ kan niet los gezien worden van een aantal andere ontwikkelingen die direct samenhangen met de invoering van ZVJ. In het projectplan is vastgelegd hoe wordt bewaakt dat deze ontwikkelingen op elkaar worden afgestemd. Het betreft de volgende ontwikkelingen: 1) Centrum voor Jeugd en Gezin; 2) Veiligheidshuis; 41
3) Verwijsindex Risicojongeren (VIR); 4) Elektronisch kinddossier. 2.1 Centra voor Jeugd en Gezin In het bestuursakkoord tussen rijk en gemeenten (juni 2007) is ondermeer vastgelegd dat rijk en gemeenten willen bereiken dat opvoed- en opgroeiondersteuning voor ouders en kinderen vanzelfsprekend wordt, goed te bereiken en voldoende voorhanden is. Centra voor Jeugd en Gezin dienen daartoe als concept, met als doel bestaande functies en daaruit voortvloeiende taken op het gebied van opvoeden en opgroeien te bundelen en in een samenhangend pakket van diensten aan te bieden Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ontwikkeling en inrichting van een Centrum voor Jeugd en Gezin. Het systeem ZVJ is een ondersteunend hulpmiddel dat effectief kan worden ingezet in het Centrum voor Jeugd en Gezin. In ZVJ is immers zichtbaar welke instellingen betrokken zijn bij een jeugdige. Het project ZVJ is gericht op de invoering van het ZVJ waarbij sluitende afspraken worden gemaakt over het stelsel van zorgcoördinatie. In het samenwerkingsconvenant wordt vastgelegd op welke wijze de instellingen samenwerken en wie in welke situatie verantwoordelijk is voor de coördinatie van zorg op het moment dat meer dan één instelling betrokken is bij een jeugdige (1 taal en 1 set met afspraken). Het Centrum voor Jeugd en Gezin is een fysieke locatie waar nader te bepalen partijen in de vorm van een samenwerkingsverband diensten leveren aan jeugdige en/of gezin. Het project ZVJ zorgt er voor dat gemeenten een gezamenlijk signaleringssysteem invoeren.
2.2 Veiligheidshuizen Steeds meer gemeenten werken aan de totstandkoming van een Veiligheidshuis. Het Veiligheidshuis is een samenwerkingsverband van gemeente, Openbaar Ministerie, politie en instellingen om de veelplegers die zich crimineel gedragen of overlast veroorzaken, beter aan te pakken. “Dat wil zeggen dat de daders een traject krijgen aangeboden dat moet leiden tot gedragsverandering waardoor zij stoppen met criminele activiteiten.” Het Veiligheidshuis is dus een vorm van samenwerking. Het project ZVJ is gericht op het preventieve domein. Het Veiligheidshuis richt zich op het repressieve domein. In het project ZVJ worden voorstellen uitgewerkt die aangeven op welke wijze de samenhang en samenwerking tussen ZVJ het veiligheidshuis Groningen moet worden georganiseerd.
2.3 Landelijke Verwijsindex Risicojongeren (VIR) De landelijke VIR is een overkoepelend informatiesysteem dat er voor zorgt dat signalen uit de verschillende lokale signaleringssystemen bij elkaar komen. Wanneer vanuit verschillende regio’s met verschillende lokale systemen signalen worden afgegeven over dezelfde jeugdige legt de landelijke verwijsindex automatisch deze verbinding. De betrokken signaalgevers worden dan vanuit de landelijke verwijsindex geïnformeerd. In figuur 1 is de samenhang tussen de lokale systemen en de landelijke verwijsindex uitgewerkt. 42
Registratie
Landelijke Verwijsindex
Lokaal signaleringssysteem
Lokaal signaleringssysteem
Systemen instellingen Woltring en Schaeffers
Figuur 1: Samenhang systemen
In de landelijke VIR en in het lokale signaleringssysteem (ZVJ) wordt geen inhoudelijke informatie opgeslagen. Inhoudelijke informatie wordt opgeslagen in bedrijfsvoeringsystemen van de betrokken instellingen en het elektronisch kinddossier. Het signaleringssysteem ZVJ wordt op deze systemen aangesloten. De relaties tussen deze systemen wordt in stap 3 van het project (inhoudelijke kader) vastgelegd.
2.4 Elektronisch kinddossier Een adequate informatievoorziening is een belangrijke, noodzakelijke randvoorwaarde voor een kwalitatief sterke integrale jeugdgezondheidszorg (JGZ). Het EKD is de elektronische versie van het huidige papieren JGZ-dossier en is bij elk contactmoment voor registratie en informatie te gebruiken. Onder contactmomenten worden, naast bezoeken, ook telefonische contacten en schriftelijke contacten verstaan, waarbij het de bedoeling is gegevens te verzamelen via het kind zelf of via ouders/verzorgers. Het systeem ZVJ is gericht op de signaalfunctie en een sluitend stelsel rondom de zorgcoördinatie. In het systeem ZVJ wordt geen dossierinformatie opgeslagen. Dossierinformatie over kind/gezin wordt opgeslagen in de bedrijfsvoeringsystemen van hulpverlenende instellingen en het EKD van de JGZ. ZVJ wordt met een automatische koppeling op deze systemen aangesloten.
43
3.
Doestellingen en maatschappelijke effecten
3.1 Doelstellingen 1. Het in een vroegtijdig stadium signaleren van problemen bij jeugdigen van 0 -23 jaar om risico’s te voorkomen door implementatie van het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd. 2. Actief bevorderen van de samenwerking in de keten van jeugdzorg. 3. Het actief ondersteunen van de coördinatie van zorg in de keten. 4. Het vanuit het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd genereren van sturingsinformatie voor het ontwikkelen van jeugdbeleid. 5. Het ontwikkelen van modellen van inrichtingsvarianten die door de gemeenten in Groningen gebruikt kunnen worden voor het inrichten van een Centrum voor Jeugd en Gezin. 6. Het ontwikkelen van een invoeringsmethodiek waarin alle aspecten zijn uitgewerkt gericht op de realisatie van een Centrum voor Jeugd en Gezin 7. Het beschikbaar stellen van kennis en expertise om gemeenten te ondersteunen bij het inrichten van een Centrum voor Jeugd en Gezin. 3.2 Maatschappelijke effecten 1. Toegankelijk aanbod van producten en diensten op het terrein van onderwijs, zorg en welzijn. 2. Een betere afstemming, samenwerking en overleg tussen de betrokken instellingen over het aanbod van producten en diensten op het terrein van onderwijs, zorg en welzijn. 3. Een betere overkoepelende organisatie, coördinatie en werkwijze tussen alle instellingen die betrokken zijn bij een jeugdige/gezin. 4. Snelle uitwisseling van gegevens tussen instellingen betrokken bij jeugdhulpverlening waardoor het aanbod van hulpverlening continu op elkaar kan worden afgestemd. 5. Veelvuldige en vroegtijdiger toepassing van gecoördineerde behandelplannen. 6. Minder escalerende en risicovolle situaties bij jeugdigen. 7. Betere preventieve werking van de jeugdhulpverlening en daarmee een betere hulpverlening. 8. Een beter leven voor kwetsbare jeugdigen.
4.
Projectorganisatie, projectstappen en projectplanning
4.1 Projectorganisatie De projectorganisatie bestaat uit de volgende onderdelen: • • •
bestuurlijke stuurgroep waarin de portefeuillehouders jeugd van de betrokken gemeenten en provincie zijn vertegenwoordigd (= platform jeugd); projectteam bestaande uit de projectleider, de beleidsmedewerkers van de provincie en de gemeentelijke beleidsmedewerkers die de 8 regio’s vertegenwoordigen en afhankelijk van de agenda aangevuld met leden uit het kernteam; kernteam bestaande uit de projectleiding, de beleidsmedewerkers van de provincie, een gemeentelijke beleidsmedewerker, de kwartiermakers, de communicatieadviseur, de financiële adviseur en projectondersteuning.
44
De structuur van de projectorganisatie ZVJ ziet er dan als volgt uit.
Bestuurlijke stuurgroep
Projectteam Kernteam
Kwartiermaker
Kwartiermaker
Kwartiermaker
Kwartiermaker
Regio 1 Regio 2 Regio 3 Regio 4 Regio 5 Regio 6 Regio 7 Regio 8
Gemeente
Gemeente
Gemeente
Gemeente
Gemeente
Figuur 2: Hoofdstructuur projectorganisatie
De aan te sluiten instellingen zijn vooralsnog niet vertegenwoordigd in het projectteam. Nadat stap 3 (inhoudelijk kader ) is afgerond wordt besloten of het zinvol is om een vertegenwoordiger van de kernpartners deel te laten nemen. De vertegenwoordigers van deze instellingen worden actief geïnformeerd en betrokken bij het project. Alle mijlpaalproducten worden inhoudelijk voorgelegd aan en besproken met de strategische kernpartners.
4.2 Projectstappen In onderstaande tabel is de projectfasering uitgewerkt.
Stap
Omschrijving stappen
Korte toelichting op de stappen
1
Inrichting bestuurlijke organisatie
Vastleggen op welke wijze de gemeentebesturen vertegenwoordigd zijn in het project. In het projectplan is de bestuurlijke inrichting uitgewerkt.
2
Inrichting projectorganisatie
Alle aspecten die van belang zijn om projectmatig en resultaatgericht te kunnen werken zijn daarin vastgelegd. In het projectplan is de projectorganisatie
45
uitgewerkt.
3
Vaststellen inhoudelijk kader
Alle aspecten die een bestuurlijke impact hebben en strategisch van belang zijn voor het invoeren van ZVJ worden in stap 3 ontwikkeld. In het projectplan is vastgelegd welke aspecten onderdeel uitmaken van het inhoudelijke kader. Bijvoorbeeld definitie coördinatie van zorg, reikwijdte zorgcoördinatie, spelregels toewijzen zorgcoördinatie, privacy, escalatieprocedure, crisisprotocol, etc.
4
Uitvoeren omgevingsanalyse
De aspecten die van belang zijn voor het invoeren van ZVJ worden bij de instellingen geïnventariseerd. Voorbeelden daarvan zijn: • geldende afspraken m.b.t. zorgcoördinatie • bestaande samenwerkingsverbanden • bestaande structuur casusoverleggen De inventarisatie wordt betrokken bij het uitwerken van het invoeringsplan.
5
Voorbereiding invoering signaleringssysteem ZVJ
Alle activiteiten die uitgevoerd moeten worden om ZVJ succesvol uit te rollen in de provincie.
en CJG
6
Invoeren van ZVJ
Alle activiteiten die uitgevoerd worden om het systeem in te voeren met ingang van 1-1-2010.
7
Evaluatie en nazorg
Het evalueren van het gebruik van het systeem en het uitwerken voor het inrichten van de toekomstige beheersorganisatie.
4.3 Projectfasering Op basis van de ervaringen in de provincie Noord-Brabant is een planning op hoofdlijnen opgesteld. De planning heeft een doorlooptijd van maximaal 22 maanden. De projectfasering bestaat uit de volgende stappen: 1) Bestuurlijke organisatie; 2) Projectorganisatie; 3) Inhoudelijk kader; 46
4) 5) 6) 7)
Omgevingsanalyse; Voorbereiding invoering; Invoering systeem; Evaluatie en nazorg.
2008 9
10
11
2010
2009 12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
1
2
3
1 2 3 4 5 6 7
47