Verslag van de extra vergadering van de Statencommissie Economie en Mobiliteit, gehouden op donderdag 17 april 2008 van 17.00 uur tot 21.55 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezige leden: dhr. IJ.J. Rijzebol (voorzitter, CDA), mw. S.M. Beckerman (SP), mw. L. Broekhuizen (burgerlid PvdA), dhr. D. Bultje (PvdA), dhr. E. de Graaf (burgerlid, GroenLinks), mw. A.A.H. Hazekamp (PvdD), dhr. J. Hilverts (ChristenUnie), mw. A.G. van Kleef-Schrör (CDA), dhr. J. Oosterhaven (burgerlid PvhN)), dhr. R.D. Rijploeg (PvdA), mw. J. Siersema-Venema (GroenLinks), dhr. H. Staghouwer (ChristenUnie), dhr. H.T. Stavenga (PvdA), dhr. C. Swagerman (SP), mw. L. van der Tuin-Kuipers (CDA), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66). Afwezig: dhr. Schroor (burgerlid, D66), dhr. T.J. Zanen (PvhN), dhr. R. Sangers (SP), dhr. L.A.M. Stoop (burgerlid PvdD), dhr. M.L.J. Out (VVD), dhr. H.J. Kruithof (VVD). Voorts aanwezig: dhr. H. Bleker (gedeputeerde), dhr. J.C. Gerritsen (gedeputeerde) dhr. D.A. Hollenga (gedeputeerde) dhr. Gense (inspreker PON), dhr. Jepma (inspreker RUG), mw. J. Bordewijk (secretaris), dhr. Th. Poggemeier (Verslagbureau Groningen; verslag dhr. E.J.R. ter Veldhuis). 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen hartelijk welkom. Er is bericht van verhindering van dhr. Out. De laatste tijd heeft de commissie tijdelijke secretarissen en adviseurs gehad. De definitieve secretaris van de commissie is nu Julia Bordewijk. De voorzitter is ervan overtuigd dat goed zal worden samengewerkt met de nieuwe secretaris. 2. Regeling van werkzaamheden - voorstellen vreemd aan de orde van de dag Er zijn geen voorstellen ingediend. - vaststellen van de agenda De voorzitter stelt het volgende voor. Er hebben zich twee insprekers gemeld bij het onderwerp kaders en uitgangspunten GGD-concessie, waar de tweede termijn van wordt behandeld. Er is een brief aan toegevoegd. De voorgestelde agendavolgorde van de voorzitter is als volgt: - kaders en uitgangspunten GGD-concessie, - kwaliteitsmeting Arriva, - de voortgang verbetering N63,
1
- landbouwagenda, - Ring Blauwe Stad, - Het rapport van de Noordelijke Rekenkamer. Na sluiting van deze openbare vergadering zal een vertrouwelijk deel plaatsvinden. Aldus wordt besloten. 3.
Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen)
De heren Gense (PON) en Jepma (RUG) zullen inspreken bij agendapunt 11. 4.
Vaststelling verslag Commissie Economie en Mobiliteit van 2 april 2008
De voorzitter stelt dat de commissieleden het verslag waarschijnlijk vandaag hebben ontvangen. Dat is een te korte termijn om het verslag nu vast te stellen. Het verslag van de vergadering op 2 april zal gezamenlijk met dit verslag op 28 mei 2008 worden vastgesteld. 5.
Toezeggingenlijst
6.
Mededelingen
Er zijn geen mededelingen. 7.
Rondvraag
De voorzitter wenst het volgende op te merken. In de vorige vergadering is er een vraag van mw. Siersema aan gedeputeerde Gerritsen blijven liggen in verband met de feestelijkheden ten aanzien van de opening van de nieuwe vaarverbinding. Op dat moment was de gedeputeerde niet aanwezig. De voorzitter stelt voor om dat te betrekken bij 8a, de brief van Kieldiep. Aldus wordt besloten. Dhr. Rijploeg (PvdA) heeft twee punten voor de rondvraag. In de media heeft men een bericht voorbij zien komen dat er een tracé voor een hoogspanningsleiding wordt aangelegd door TenneT van de Eemshaven naar Lelystad. Volgens die berichten zou dat € 600 miljoen kosten. Dhr. Rijploeg vond dit nogal een fors bedrag. Hij wenst er meer over te weten, aangezien de kabel naar Noorwegen – 600 km lang – € 700 miljoen heeft gekost. Als je voor € 700 miljoen naar Noorwegen kunt, onder de zeebodem, en voor € 600 miljoen 120 km naar Lelystad, kun je ook een vijf keer zo grote kabel leggen van hetzelfde formaat als 700 Megawatt naar Noorwegen, zoals vorig jaar is voorgesteld in een motie om het traject te onderzoeken boven de Waddeneilanden langs naar Holland. Dan kun je gelijk meenemen dat je het zó organiseert dat windmolens daar op aangesloten worden, want dat moet namelijk toch gebeuren. De Tweede Kamer heeft uitgesproken dat aansluiting van windmolens op zee op kosten van TenneT gaat gebeuren. Er moet dus het een en ander gebeuren. Die twee zaken combineren zou efficiënter kunnen zijn. In dat kader zou dhr. Rijploeg van het College willen weten hoe het daar tegenaan kijkt. Er is in de Tweede Kamer door mw. Huizinga toegezegd dat er een onderzoek gedaan wordt naar de spoorlijn Veendam-Emmen, inzake personenvervoer. Vanuit de provincie is men bezig met Veendam en kijkt men of Stadskanaal ook tot de mogelijkheden behoort. Dat loopt. Dhr. Rijploeg zou graag willen dat bevorderd werd dat ook gekeken werd naar het goederenverkeer op dat tracé, want dat is 15 km korter van het Railservicecentrum in Veendam via Emmen naar Zwolle dan de gewone route. Bovendien ontlast je dan die drukke route bij Assen, Hoogezand en Groningen. Mogelijk is het ook interessant om bijvoorbeeld Eemshaven en Delfzijl te verbinden met de industrie in Emmen. Dhr. Rijploeg verwacht niet direct een geweldig antwoord, maar het zou meegenomen kunnen worden.
2
Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft te kennen geen geweldige antwoorden in het vooruitzicht te kunnen stellen. Het punt van het goederenvervoer wordt meegenomen in de haalbaarheidsstudie die voor het traject Emmen–Stadskanaal–Veendam is geëntameerd. Ten aanzien van de kabel stelt de gedeputeerde dat het toch allemaal iets complexer ligt dan dhr. Rijploeg veronderstelde. € 600 miljoen, € 700 miljoen voor een kabel vanaf Noorwegen naar hier. Dat is een afstand van 500 km. Dan moet het voor hetzelfde bedrag toch ook wel kunnen tussen de Eemshaven en de Randstad? De stand van zaken op dit punt is het volgende. Er is absoluut nog geen duidelijkheid over het tracé vanaf de Eemshaven naar Lelystad, of het over land, door zee of een combinatie. De komende tijd gaat TenneT met de provincie Groningen en andere stakeholders de verschillende mogelijkheden verkennen, inclusief kosten. Daar wordt ook de zeekabelvariant in meegenomen. Op basis daarvan komt er dan een voorkeurstracé. Daar zijn alle procedures op van toepassing: MER, etc. Nu is het zo dat die kabel vanaf Noorwegen een zogenaamde gelijkstroomkabel is over 580 km met een capaciteit van zo’n 700 Megawatt. Het gaat hier in Nederland echter om een wisselstroomkabel met een benodigde capaciteit van 2400 Megawatt, dus die is 3½ tot 4 keer zo groot. Als Eemshaven-Lelystad via een zeekabel zou gebeuren, dan zou dat een techniek zijn die tot nu toe in Europa en daarbuiten nog niet beproefd is voor dit type transport. Desalniettemin wordt de keuze van de zeekabel de komende tijd wel bekeken. Door de vergelijking met de NorNed-kabel van € 600 à € 700 miljoen leek het een ‘intikkertje’, maar dat is niet het geval. De voorzitter doet melding van de voorstellen van de Werkgroep werkbezoeken: - op 14 mei wil men een werkbezoek brengen aan Mensingeweer; - op 27 augustus is duurzame gangbare landbouw het thema waarvoor een werkbezoek wordt voorbereid; - op 3 september gaat de commissie naar het Lauwersmeergebied; - op 8 oktober is er een presentatie UMCG over ontwikkelingen van de zorgeconomie. Dit was een voorstel van dhr. Bultje. De datum moet nog voorgelegd worden aan de commissie WCS, want die nodigt men daar graag bij uit. - op 12 november kan commissie een bezoek brengen aan de zoutwinning in Veendam. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt of het 12 november is en niet 19 november, als er al een commissievergadering is. De voorzitter beaamt dit. Op alle data waarop er een commissievergadering zal worden gehouden, zal voorafgaand een werkbezoek worden afgelegd. Om 17.00 uur zal dan de commissievergadering aanvangen. 8. a. b. c.
Ingekomen stukken (ter kennisneming) Brief van GS van 21 maart 2008 betreffende werkzaamheden Kieldiep' ; Brief van GS van 25 maart 2008, 2008-15.116/13/A.10, VV, betreffende Project RegioTram communicatieplan; Brief van GS van 1 april 2008, 2008-15.722/14/A.12, VV, betreffende studie Eindbeeld Oostelijke Ringweg Groningen.
Mw. Siersema (GroenLinks) heeft twee vragen met betrekking tot brief 8a. Is er al enig uitzicht op wanneer er wel of niet gegraven mag gaan worden? Er staan hier twee opties: of het moet helemaal stilgelegd worden, of er mag wel gegraven worden. Is bekend wanneer daar uitsluitsel over is? Hoe verhoudt zich dat tot de brief van de vorige keer over de feestelijkheden richting turf- en toervaart? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat de vaarverbinding op 2 mei wordt geopend. Dat betreft het eerste gedeelte vanaf het Zuidlaardermeer naar de Leinewijk, Kieldiep, Molenwijk, Grevelingskanaal, Bareveld. Dat is op dat moment open. Vandaar de bijeenkomst, dat gaat allemaal gewoon door. Het wachten is op definitieve toestemming om het Westerdiepsterdallenkanaal aan te leggen. Daar zijn al voorbereidingen gaande, op onderdelen niet omdat daar een ontheffing is aangevraagd. Mw. Van der Tuin heeft daar de vorige commissievergadering ook naar gevraagd. Dhr. Hollenga heeft daar op geantwoord. Het College verwacht voor de zomer. Alle kunstwerken en tijdrovende zaken kunnen worden aangelegd, dus budgettair zitten hier geen problemen. Het gaat vooral om de vraag of er op dat gedeelte wel of niet gegraven mag worden. Zo niet, dan zal er een oplossing gevonden moeten worden – die er ook wel kan komen – waar niet heel hoge kosten mee gemoeid zijn, maar het College hoopt dat er een ontheffing kan komen. Dat zal gepaard gaan met compenserende maatre-
3
gelen en dat betreft het zorgvuldig verplaatsen van de populatie krabbenscheer naar een andere locatie in de buurt die vergelijkbaar is. Er heeft al overleg plaatsgevonden, ook over die compenserende maatregelen. Daar moet het ministerie van LNV een uitspraak over doen. Mw. Van der Tuin (CDA) stelt dat de gedeputeerde aangeeft dat er budgettair geen problemen en consequenties zijn. Geldt dit ook voor de eventuele subsidieverstrekkers? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verklaart dat de subsidie in dit jaar besteed moet worden. Dat betekent dat de werken moeten worden uitgevoerd in dit jaar. Dat is eigenlijk het belangrijkste risico bij de kunstwerken: de sluis en twee bruggen. Dat gaat allemaal dit jaar plaatsvinden. Het College verwacht niet of nauwelijks budgettaire consequenties. Er is een reservering gepleegd. Mw. Hazekamp (PvdD) merkt op dat er in dit geval aangifte is gedaan door een passant bij de politie. Zij vraagt in hoeverre de provincie zelf een handhavende taak heeft als het gaat om de Flora- en faunawet. Hoe ziet het College die rol straks als er wel een ontheffing wordt verleend door de Dienst Regelingen. Wie is dan de handhaver en wie is dan de uitvoerder? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) verklaart dat de provincie zeker een handhavende taak heeft ten aanzien van de Flora- en faunawet. Dat betekent ook dat daar waar zich zaken aandienen en gemeld worden bij de provinciale handhaver, hij dan actief optreedt. Verder is hij dagelijks in het veld. Wanneer hij zaken signaleert, treedt hij eveneens actief op. Hetzelfde gebeurt – de gedeputeerde heeft toevallig de afgelopen week nog een gesprek met de handhavers gehad – wanneer er meldingen op het provinciehuis binnenkomen. Ook dan treedt de handhaver op. Verder is het zo dat de handhavers een behoorlijk netwerk hebben opgebouwd met vertegenwoordigers in het landelijk gebied. Dan gaat het over gemeenten, maar ook over politie. Op die manier probeert men de opsporings- en handhavingstaak die de provincie heeft in het kader van deze wet – maar dat kan ook gelden in het kader van andere wetten – in te vullen. De vergadering vervolgt met agendapunt 12. Bespreekpunten 9.
Rapport van De Noordelijke Rekenkamer van 21 februari 2008 over het onderzoek naar Toerisme en Recreatie in Groningen
De voorzitter geeft aan dat de commissie de vorige bijeenkomst ruim informatie heeft gehad van de Rekenkamer zelf. Daar zijn vragen over gesteld. Vanwege de afwezigheid toen van dhr. Gerritsen is bespreking daarvan met het College uitgesteld tot vandaag. Mw. Broekhuizen (PvdA) noemt het rapport helder en duidelijk. Zij denkt dat er uiteindelijk vier kwesties overblijven waar het College in zijn beantwoording wel iets over heeft gezegd, maar zij wenst hier graag extra informatie over. In het stuk wordt gesteld hoe de afweging tussen natuurbelang en economisch belang is gegaan. Het College antwoordt dat het zeker is gebeurd. Mw. Broekhuizen twijfelt daar ook niet aan. Nu wordt gezegd dat het dan niet helder is gemaakt. Hoe gaat het College dat nu in het vervolg doen? Heeft het College er beelden bij hoe dat zou kunnen? De tweede vraag betreft de borging van de natuurbelangen. In hoofdstuk 3.4 wordt gesproken over de nieuwe WRO. Er was natuurlijk altijd de inspectie van VROM die deelnemer was, die als onafhankelijke keek of het College de natuurzaken er wel goed in verwerkt had. Straks is dat niet langer het geval. Mw. Broekhuizen vraagt of gezocht zal worden naar een vervanging daarvan of stelt men dat het nu zo goed is onderkend dat het niet meer hoeft. Door de verschillende manieren van aanvragen van initiatiefnemers is er wat onduidelijkheid in de systematiek van berekening van werkgelegenheidscijfers. Er wordt al meerdere malen gerept over Bureau Terp. Betekent dat nu dat op het moment dat tussentijds werkgelegenheidseffecten worden gemeten, elke keer die berekeningen opnieuw gemaakt moeten worden. Als er projecten ingediend worden, zou dan niet steeds deze systematiek gehanteerd moeten worden, want dat bespaart een heleboel werk en onduidelijkheid.
4
Als laatste rept de Rekenkamercommissie over het meten van bezoekersaantallen. Dat doet de provincie niet. Dat is heel ingewikkeld om te doen. Mw. Broekhuizen vraagt hoe dat in andere provincies wordt opgepakt en of ze daar er misschien een ingenieuze methode voor hebben bedacht, waardoor ze interessante dingen kunnen zeggen over trendontwikkeling. Mw. Hazekamp (PvdD) geeft te kennen dat de PvdD zich toch zorgen maakt over de constatering van de Rekenmaker dat de provincie Groningen de ecologische gevolgen van projecten niet altijd in kaart brengt en als ze dat al doet, dat vaak doet nadat er een politiek besluit is genomen. De PvdD vraagt zich af hoe de provincie dat gaat oplossen. Dit rapport gaat over toeristische ontwikkelingen, maar het is natuurlijk ook te zien bij een aantal andere projecten, waarbij de ecologische gevolgen wat onderbelicht blijven. De PvdD wil ook graag van provincie weten of zij bij het in kaart brengen van de ecologische gevolgen ook haar eigen gegeven kan gebruiken, bijvoorbeeld het ecologische meetnet dat er is. De PvdD wil graag weten hoe de provincie dit in de toekomst gaat voorkomen. Mw. Siersema (GroenLinks) stelt dat bijna alle vragen al gesteld zijn. Het is haar in een deel van het rapport opgevallen dat de provincies – er staat niet specifiek bij dat het alleen de provincie Groningen is – er nogal vanuit gaan dat de werkgelegenheidseffecten erg rooskleurig zijn. Aan de ene kant zou men dat toch beter in moeten schatten, van de andere kant vindt mw. Siersema het eigenlijk een heel positief punt. Men gaat er in elk geval voor en men wil zorgen voor zo veel mogelijk werkgelegenheid. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) verklaart dat de ChristenUnie-fractie waardering heeft voor het rapport van de Rekenkamer. Ook heeft zij deze maal waardering voor de reactie van het College. Bij eerdere rapportages is de ChristenUnie wel eens behoorlijk kritisch geweest. Dhr. Staghouwer vindt de reactie van het College erg genuanceerd. Het College geeft duidelijk aan de aanbevelingen die door de Rekenkamer worden gegeven, over te willen nemen, althans een deel daarvan. Dat is positief. De ChristenUnie maakt zich wel wat zorgen over wat ook door andere fracties al is genoemd. Zij ziet ook niet helemaal een methodiek om daar een vinger achter te krijgen, waar het gaat om de werkgelegenheidscomponent en met name ook het te positief stellen van bezoekersaantallen. Wellicht kan de gedeputeerde de commissie hierover inlichten. Dhr. Swagerman (SP) merkt op dat hij blij was met het verslag van de vorige bijeenkomst, aangezien hij daar niet bij was. De Noordelijke Rekenkamer had een zeer omvangrijke toelichting gegeven waar een groot deel van de problematiek al wat helderder is gesteld. Het merendeel van de zaken is al gezegd. De SP is ook altijd behoorlijk kritisch geweest over de reactie van het College. Hoe meer rapporten er verschijnen, hoe beter de reactie blijkbaar wordt. Er zit tot nu toe een opgaande lijn in. Dhr. Swagerman roept het College op dit vol te houden. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) gewaagt van een lerend vermogen. Dhr. Swagerman (SP) stelt dat het misschien wat sneller zou mogen, al is dat een andere zaak. Het baart de SP zorgen dat de provincie Groningen in de belangenafweging economie-ecologie blijkbaar eerst principebesluiten neemt en pas dan de ecologische gevolgen in kaart brengt, of zelfs, zoals de Rekenkamer zegt, in het geheel geen ecologische gevolgen onderzoekt. Daar is ook al een antwoord op geweest van het College. Dhr. Swagerman geeft aan er toch wat harder in te staan dan mw. Broekhuizen. Hij gelooft dat het niet onbewust, maar bewust gebeurt. De manier om dat te doen, vindt de SP met name onjuist, omdat je een politiek-bestuurlijk feit neerlegt, waardoor de objectieve afweging niet meer mogelijk is. Het College kan wel zeggen het gedaan te hebben, maar als de Staten niet kunnen zien dat het gebeurd is, is het natuurlijk wel erg lastig om vervolgens iets op een juiste manier goed te kunnen keuren. Wat de SP opvalt – en dat vindt dhr. Swagerman teleurstellend – is dat ook nu weer blijkt dat de provincie Groningen toch altijd weer te optimistisch tot werkgelegenheidscijfers komt, of deze in elk geval niet goed onderbouwt, omdat ook deze keer weer ‘de smoes’ wordt gebruikt dat die plannen worden uitgevoerd en dat men dan altijd pas over zoveel jaar ziet wat de effecten zijn. Op die manier is het natuurlijk ook nog steeds erg lastig te controleren voor de Staten. Je kunt dan beter wat lager inzetten en concluderen dat het veel beter is gegaan dan je had verwacht dan dat nu steeds zulke wazige antwoorden worden gegeven. Dhr. Swagerman las ook nog dat de Terp-methodiek die geacht werd goed te werken, hier helemaal buiten schot is gebleven en dat het lerend vermogen van het College nu zo snel is geweest dat het hier blijkbaar wel is toegepast, zonet met het onderwerp waar 28 fte uitkwam. Dhr. Swagerman gaat ervan uit dat dat de waarheid zal worden. De SP zal dit dan ook volgen.
5
Wat natuurlijk positief is, is dat het College heeft aangegeven de aanbevelingen van de Rekenkamer te zullen volgen. De SP hecht eraan dat dit inhoudelijk gezien zo veel mogelijk zal gebeuren in samenhang met de eerder genoemde punten – de belangrijkste bezwaren die zijn aangegeven: de economische zaken gekoppeld aan ecologische verhalen. De samenhang tussen economie en ecologie is namelijk voor de provincie van groot belang, omdat men zowel de provincie graag mooi wil houden, dat wordt gezamenlijk uitgedragen, en daarnaast wil men zorgen dat zo veel mogelijk mensen in deze provincie kunnen werken. Dus is het wel van belang dat men het op een goede manier en zo transparant mogelijk tot besluitvorming laat komen. Mw. Van der Tuin (CDA) verklaart dat het meest al is gezegd. Zij stelt dat uit de reactie van het College blijkt dat men wil leren. Al doende leert men. Het College geeft in de beantwoording op het rapport aan dat de berekeningssystematiek van Terp zo veel mogelijk zal worden toegepast. Mw. Van der Tuin vraagt de gedeputeerde waarom het niet consequent wordt aangehouden. Zij stelt voorts dat het behalen van de werkgelegenheidseffecten, inclusief de indirecte werkgelegenheid, erg zorgwekkend is. Afgezien van de verschillende berekeningsmethodieken geeft het aan dat er veel minder werkgelegenheid uit komt – dhr. Swagerman refereerde aan de 28 plaatsen bij de Ring Blauwe Stad – dan werd gehoopt en verwacht. Het blijkt dat het College in de eerste plaats voor economie kiest, daarna pas voor natuur en landschap, ecologie. Daar heeft het College wat terughoudend op gereageerd. Misschien kan de gedeputeerde daar iets meer over zeggen. Vervolgens worden er in het rapport van de Noordelijke Rekenkamer risico’s genoemd bij twee projecten, met name bij Pieterburen en Beerta. Het betreft de haalbaarheid van de realisatie en de subsidietoekenning. Hoe verhoudt zich dat straks als er een positieve terugkoppeling is naar Brussel door het SNN? Wat zijn dan de risico’s voor de Kompassubsidie? In de commissie Bestuur en Financiën heeft gedeputeerde Gerritsen toegezegd dat hij met het SNN aan de slag zou gaan om tussentijdse resultaten beter te administreren en daarover geaggregeerd te rapporteren. Dat is met de behandeling van het MKB-rapport besproken. Mw. Van der Tuin is benieuwd naar de stand van zaken. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) acht het goed dat de Rekenkamer in een aantal projecten gedoken is en heel specifiek gekeken heeft hoe de gang van zaken is geweest. Daarmee kan het heel concreet gemaakt worden. Een aantal aanbevelingen wil het College beslist overnemen. Het is een belangrijk punt om die afweging natuur en economie goed zichtbaar te maken. Dat is een aanbeveling die het College zeker ter harte neemt. De gedeputeerde bestrijdt wel de algemene conclusie dat het College dat niet goed zou afwegen. Kennelijk maakt het College dat onvoldoende zichtbaar. Dat zou in elk geval beter moeten. Het tweede punt dat het College graag ter harte neemt, is wat nu de resultaten zijn. Die worden op lange termijn ook wel zichtbaar. Soms kan dat ook niet anders. Bij majeure, wat grotere projecten zou ook tussentijds gekeken moeten worden om in elk geval te bezien of dit nu het soort project is dat het College moet doen. Het College moet heel kritisch zijn. Er is een aantal stevige projecten in gang gezet, waar iets van wordt verwacht, misschien niet enorm grote aantallen in termen van werkgelegenheid, maar een impuls die voor de regio belangrijk is. Gaat dat ook gebeuren? Is dat wel de goede koers? Daar moet het College kritisch op zijn. De gedeputeerde kan daar geen termijn over toezeggen, maar hij kan wel de toezegging doen dat het College op een gegeven moment de balans op zal maken als de projecten een eindje op weg zijn, om na te gaan hoe het er nu mee staat, of te kijken of men op koers zit. Daarmee heb je ook een terugkoppelingsmoment of dit nu het soort toeristisch project dat gedaan moet worden en of het College zo moet doorgaan. Is het College te optimistisch over de werkgelegenheid? Het is zo dat de indieners vaak andere methodieken hanteren. Het is goed dat de indieners op de hoogte worden gesteld van de Terpberekeningswijze, maar in elk geval via het SNN. Het College past dat gewoon systematisch toe. Ten aanzien van Pieterburen zeggen de indieners 26, het College zegt 11. De Natte Horizon Bourtange: de indieners zeggen 15, het College zegt 8. Masterplan Zoutkamp: van 16 naar 9. De Ring Blauwe Stad is 28. Dit is allemaal op basis van de Terp-systematiek, dus het College past dat goed toe. De conclusie van de Rekenkamer dat het College dat te optimistisch inschat en dat het allemaal wisselende vormen van berekening zijn, deelt het College niet. De gedeputeerde denkt niet dat het College te optimistisch over de werkgelegenheid is. Het College wil daar graag reëel in zijn. Ten aanzien van het punt van mw. Siersema stelt de gedeputeerde dat het College natuurlijk wel heel graag het toerisme wil uitbouwen, dat daar een heel belangrijke economische sector in wordt gezien. Dat is de reden dat het College er flink achteraan zit en achteraan zal blijven zitten om daarmee aan de slag te gaan. Vandaar dat het ook goed is dat de Rekenkamer daar scherp naar gekeken heeft. Ecologie – economie. Hoe het gaat, is als volgt. Er komt een plan bij het College op tafel. Een van de eerste vragen die het College stelt, is of het zo is dat het plan in een EHS-gebied of vallend
6
onder Natura 2000 plaatsvindt, waarmee rekening moet worden gehouden. Als dat niet het geval is, dan gaat de zaak gewoon verder, maar zal ook daarna in termen van bestemmingsplannen ook getoetst moeten worden of dat kan. Als dat niet het geval, dan is er ook geen ecologische toets nodig. Als het wel zo is, dan dient die toets gedaan te worden. Dat is in één geval ook gebeurd, de Natte Horizon Bourtange. Dan is het besluit onderhevig aan een positieve uitkomst. In elk geval verkent het College dat van tevoren heel nadrukkelijk en worden er ook zaken in gang gezet. Dan is het niet zo dat er altijd een ecologische toets plaatsvindt. Die is dan ook niet nodig, maar er vindt soms wel een quick scan plaats. Om het concreet te maken loopt de gedeputeerde de projecten langs. - Camping De Barkhoorn. Daar is in een vroegtijdig stadium een ecologische quick scan verricht. Conclusie: beperkte natuurwaarde. Het is niet nodig om ontheffing aan te vragen ten aanzien van flora en fauna; - Lauwersmeer zeilschool De Lauwer. Dat was nog niet gebeurd. Dat zit in een latere fasering. Dat is inmiddels wel gebeurd. Daar bleek uit dat daar geen significante effecten zijn maar dat daar nog gekeken wordt of nader ecologisch onderzoek nodig is. Het blijft allemaal dus onder voorbehoud dat dat op een goede manier plaatsvindt; - Masterplan Pieterburen. Dat gaat over het pad. Daar is door de gemeente nader onderzoek gedaan, want er was de vraag of het mogelijk in strijd zou zijn met de vogelhabitatrichtlijn. Die vermeende strijdigheid was er niet. Ook het Groninger Landschap is betrokken bij het project en heeft daar ook nog naar gekeken. Een inventarisatie van Avifauna Groningen en eigen waarneming. Geconcludeerd is dat de effecten op de aanwezige natuurwaarden zeer minimaal zullen zijn. Er is bij het Masterplan Pieterburen geen specifiek ecologisch onderzoek verricht, maar er is wel aan LNV gevraagd of de Natuurbeschermingswet van toepassing is. Dat is niet het geval. - De Natte Horizon Bourtange. Daar is een ecologisch onderzoek gedaan. Het onderzoek wees uit dat er geen speciale beschermingsregimes grenzen aan het plangebied. Het is voltooid en er blijken geen beletselen te zijn; - Masterplan Zoutkamp. Hier is het niet van toepassing. - Bij Oldambt-Beerta is voor het totaal van de Ring Blauwe Stad een natuurtoets verricht. Op basis van de natuurtoets heeft LNV ontheffing verleend aan de Flora- en Faunawet. Er is ook ecologisch onderzoek gedaan bij de jachthaven Beerta. Daaruit bleek dat er geen beperkingen waren op grond van de Natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet. Dat is allemaal zo gelopen. De kritiek van het College op zichzelf is dat het ook zo snel mogelijk zichtbaar gemaakt had moeten worden, want het is allemaal wel gebeurd. Dus die afweging heeft plaatsgevonden, ook systematisch. Kennelijk is dat onvoldoende zichtbaar geworden. Dat is ook de reden dat de Rekenkamer dit punt naar voren heeft gebracht. Het College moet het beter aangeven hoe dat loopt. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) begrijpt dat de Rekenkamer dus geen zicht had op deze rapportage. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verklaart dat de Rekenkamer daar niet in detail zicht op had, terwijl de provincie er wel op geattendeerd heeft. Er is natuurlijk wel tijdig samen gesignaleerd: “Doe deze toetsen” of “Kijk naar deze quick scan”. Kennelijk is dat beeld niet helemaal volledig bij de Rekenkamer op het kleed gekomen. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) stelt dat de gedeputeerde concreet zegt dat het een omissie in het rapport is. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) denkt dat het niet volledig is, zodat het eindvoordeel van de Rekenkamer is dat het College die afweging niet maakt, terwijl dat toch wel gebeurt, zoals de gedeputeerde in detail heeft aangegeven. Borging van natuurbelangen zit in de procedure, stelt dhr. Gerritsen in de richting van mw. Broekhuizen. Ten aanzien van bezoekersaantallen wordt eigenlijk gevraagd naar de economische effecten op de wat langere termijn. Dat probeert het College te ondervangen door tussentijds ook te peilen hoe het met de effecten zit en niet aan het eind. Aan het eind wordt ook de balans opgemaakt, maar het College wil er voor het toeristisch beleid ook van leren door het tussentijds te peilen. In tweede termijn Mw. Broekhuizen (PvdA) stelt dat het College aangeeft dat door de nieuwe Wro door de reguliere procedures genoeg geborgd is dat het preventieve toezicht op die bescherming van natuurwaarden
7
geborgd is. Daarmee wordt aangegeven dat er niet wordt gezocht naar nieuwe vormen om dat dus preventief ook te borgen. Dhr. Oosterhaven (PvhN) acht de uitleg van de gedeputeerde heel helder. Duidelijk is dat de provincie heel systematisch de eigen Terp-methode gebruikt om de overschattingen van de indieners – wat gebruikelijk is – te reduceren. Dat is mooi als die Terp-methode ook door wetenschappelijke kritiek gekomen is. Is er een second opinion geweest? Het is heel mooi dat je systematisch alle projecten over dezelfde kam scheert, maar als die kam ongelijk is en er zit een bias in dat bijvoorbeeld bepaalde typen projecten systematisch goed scoren en andere slecht, is men heel slecht bezig door systematisch diezelfde kam te hanteren. Mw. Hazekamp (PvdD) dankt de gedeputeerde voor de heldere uitleg. Zij is voorlopig heel gerustgesteld over de toets die in elk geval vooraf plaatsvindt. Zij verbaast zich over het feit dat er zo weinig ontheffingen nodig blijken te zijn van de Flora- en Faunawet, zeker omdat je bij wijze van spreken voor elke boom die je om wilt zagen, zeker in het voorjaar, al een ontheffing nodig hebt. Mw. Hazekamp neemt aan dat het zo allemaal goed is. Zij wil wel oproepen om ook tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden achtzaam te blijven. Mw. Van der Tuin (CDA) geeft aan dat zij een vraag had gesteld over dat de gedeputeerde met het SNN aan de slag zou gaan voor tussentijdse resultaten. De gedeputeerde heeft aangegeven dat het College de projecten kritisch blijft volgen. Dhr. Gerritsen heeft gesproken in de commissie Bestuur en Financiën met dhr. Brouns in het kader van de behandeling van het MKB-rapport. Daar had hij gezegd dat het College met het SNN aan de slag gaat om inderdaad tussentijdse resultaten beter te administreren. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) vraagt of het MKB-rapport… Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) stelt dat dit het eerste rapport van de Rekenkamer is. Mw. Van der Tuin (CDA) geeft aan dat men daarvoor het rapport over Mobiliteit heeft gehad. Zij neemt derhalve aan dat ‘MKB’ daarvoor zat. Zij geeft aan dat het antwoord ook bij het verslag kan. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) merkt op dat hij het antwoord eigenlijk net heeft gegeven, zoals het ook in de brief staat onder 4 Monitoring. Bij majeure toeristische projecten worden de werkgelegenheideffecten afgezet tegen verwachte effecten. Dat gaat het College in elk geval voor de toeristische projecten doen. De gedeputeerde wil de vraag met betrekking tot het MKB-rapport nog nader bekijken 1 en eventueel via het verslag een aanvulling doen . Dhr. Gerritsen wil precies antwoord geven op de vragen van dhr. Oosterhaven. In elk geval is door het SNN opdracht gegeven om dat te ontwikkelen en het is ook getoetst. De gedeputeerde neemt aan dat men daar naar beste weten heeft gewerkt, dus dat het goed uitontwikkeld is. Hoe precies kan hij niet aangeven, via het verslag zal hij aangeven hoe dat onderbouwd is. Mw. Van der Tuin (CDA) heeft het mogelijk niet helemaal meegekregen, of de gedeputeerde heeft het niet genoemd. Zij vraagt naar de terugkoppeling naar Brussel door het SNN voor de risicoprojecten van met name Pieterburen en Beerta, of dit eventueel ook risico’s heeft voor de Kompassubsidie. In het stuk wordt namelijk aangegeven dat er risico’s zijn bij de haalbaarheid van het project Pieterburen en Beerta, dus kan het gevolgen hebben voor de subsidietoekenning. Dat wordt teruggekoppeld naar Brussel via het SNN. Wat zijn dan de risico’s? Zitten er überhaupt risico’s aan? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verklaart de vraag over de precieze risico’s van mw. Van der Tuin graag via het verslag te willen beantwoorden. Het College is niet op zoek naar een preventieve toets, zo stelt dhr. Gerritsen in de richting van mw. Broekhuizen. Het College denkt namelijk dat deze werkwijze op zichzelf volstaat. Het dient alleen systematischer zichtbaar te worden gemaakt. De voorzitter concludeert dat het stuk als C-stuk naar de Statenvergadering kan worden doorgeleid.
1
Bij het verschijnen van dit verslag was het antwoord op deze vraag nog niet beschikbaar. Dit antwoord zal de commissie op een later tijdstip bereiken.
8
De vergadering vervolgt met agendapunt 15 (sluiting). 10.
Ring Blauwe Stad Voordracht van GS betreffende Ring Blauwe Stad: toeristische recreatieve infrastructuur
Dhr. Swagerman (SP) geeft aan dat hij het stuk niet boven water heeft kunnen halen. Ook de actualiteit die te maken heeft de toeristisch-recreatieve infrastructuur… Misschien kan de gedeputeerde iets meer uitleggen over het plan van de gemeente Reiderland om in een natuurgebied een soort uitkijkpost neer te gaan zetten die door de directie van de Blauwe Stad is afgestemd vanwege het feit dat er dan te gemakkelijk in de achtertuin van mensen die daar nu hun woningen kopen, zou kunnen worden gekeken. Dat had iets te maken met de afgesproken maximale hoogte in dat gebied van de Blauwe Stad van dat soort voorzieningen. De SP vindt het een beetje een rare gang van zaken dat de Blauwe Stad kan bepalen, bovenop wat de gemeente Reiderland misschien wil, hoe zo’n recreatiegebied er uit komt te zien, dat ook nog buiten het Blauwe Stadgebied valt. Mw. Van der Tuin (CDA) rept van een korte, zakelijke voordacht over de Ring Blauwe Stad. Nu houdt zij wel van kort, maar in dit geval roept het ook vragen op. Het was een hele toer om de onderliggende stukken boven te krijgen. Mw. Van der Tuin is begonnen met de brief van 18 september 2006, want dat was de voorzet van wat er zou gebeuren. Zij komt tot de ontdekking dat de bedragen die in de voordracht zijn genoemd, afwijken van datgene wat in de brief is genoemd, alhoewel de provinciale bijdrage wel gelijk is gebleven. Misschien kan de gedeputeerde daar iets meer over vertellen. Er is ook een voortgangsrapportage geweest. Vervolgens heeft mw. Van der Tuin naarstig gezocht naar het projectplan Toeristisch-recreatieve Infrastructuur Ring Blauwe Stad Fase I. Zij begrijpt inmiddels dat het voorliggende stuk de toeristische recreatieve infrastructuur betreft. Er is Kompassubsidie aangevraagd, dus er moet ergens een projectplan zijn waarop alles gebaseerd is. In het voorliggende stuk staat een samenvatting van het plan, welke ook in de brief heel uitgebreid staat. Mw. Van der Tuin vindt fietspaden, fietspontjes en picknickplaatsen prima, maar zij vraagt zich af wat nu het effect is van al deze maatregelen. Is het beoogd effect een vergroting van arbeidsplaatsen. Heeft het College hierop ook de Terp-methodiek losgelaten? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verklaart in de mooie omstandigheid te zijn dat hij collega Hollenga naast zich heeft. Er is net een dringende vraag door de SP-fractie gesteld over de uitkijkpost naar aanleiding van de actualiteit. Dhr. Hollenga is daar wat beter van op de hoogte dan dhr. Gerritsen op basis van het huidige projectplan. De situatie is als volgt. Er is een Kompasproject Ring Blauwe Stad ingediend. Daar zitten verschillende onderdelen in: de blauwe roos, de vaarverbinding OldambtBeerta en de toeristisch-recreatieve infrastructuur. Dat is in gang gezet. Wat hier nu gebeurt, is het beschikbaar stellen van het budget. Daar heeft ondertussen een aantal wijzigingen in plaatsgevonden. Op 18 september 2006 heeft het College de commissie geïnformeerd over het Kompasproject. Mw. Van der Tuin heeft de vinger gelegd op een aantal wijzigingen in het project. De eerste is een fietsveerpont. In 2006 was er sprake van meerdere pontjes. Er is een nieuw pad ten noorden van Scheemda opgenomen. Daar is ook de raming opgehoogd, de financieringsopzet aangepast. De bijdrage van de gemeente Scheemda is verhoogd. Er hebben verschuivingen binnen projecten plaatsgevonden, dus binnen die Blauwe Roos, de vaarverbinding Oldambt-Beerta en het onderdeel toeristisch-recreatieve inrichting is aangepast. Dat was € 592.000 en is nu een bedrag van € 665.000. Daarmee is het totaalbedrag wat hoger. Het is wat lager dan nu begrote kosten. Het College denkt dat dat via mee veranderende aanbesteding toch te realiseren is. Dat een aantal afwijkingen in het project dat hier zijn weerslag in vindt. Wat zijn nu de effecten van het totale project? Van het totale project Ring Blauwe Stad gaat het in de projectomschrijving om een opgewaardeerde vaarroute – dat heeft natuurlijk met de vaarverbinding Oldambt-Beerta te maken –, 3,5 kilometer verbeterde fiets- en wandelroutes, bruto gecreëerde werkgelegenheid 28 fte’s, tijdelijke werkgelegenheid 112, uitgelokte investeringen € 2,5 miljoen, uitgelokte private vervolginvesteringen van € 7 miljoen. Dat is de start geweest van het project. Nu ligt er een voordracht voor om het feitelijke bedrag ook in zijn totaliteit, gebaseerd op de laatste uitwerkingen, ter beschikking te stellen. Dat is wat de commissie nu voorgelegd krijgt vanuit het College. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) geeft aan dat het onderwerp waar dhr. Swagerman op doelt, waarschijnlijk is naar aanleiding van een artikel in de krant waar het er over ging. De agrarische natuurvereniging Oost-Groningen heeft de VOF Reiderwolde. Dat is een drietal ondernemers die hun nek hebben uitgestoken om het natuurgebied Reiderwolde in te richten en te gaan beheren. Het gaat om een
9
gebied van 200 ha langs de Blauwe Stad. Dat natuurgebied wordt ingericht volgens de natuurdoelstellingen die daarvoor gelden en die de provincie hen ook oplegt. Binnen die natuurdoelstellingen waren ook mogelijkheden voor bepaalde recreatieve voorzieningen, van iets zwaarder tot heel licht tot helemaal niets, afhankelijk van hoe het natuurgebied ingericht wordt. Nu waren er vanaf het begin al wat ideeën over, maar het College heeft de afgelopen anderhalf à twee jaar ruimte gegeven aan de bewoners in de buurt – de dorpsverenigingen, de culturele verenigingen in Beerta en Finsterwolde – die zelf initiatieven hebben ontplooid om ideeën aan te dragen. Het College heeft regelmatig met hen gecommuniceerd. Dat heeft geleid tot heel interessante zaken die zij aangaven graag te willen. Sommige van die zaken waren nog niet bekend toen het inrichtingsplan werd vastgesteld. Het College heeft hen die ruimte toch gegund en daar is ook over gecommuniceerd en dat steeds afgewogen tegen de natuurdoelstellingen en datgene wat ook de eigenaren zelf zagen zitten. De provincie heeft daar een wat bemiddelde rol in vervuld. Bovendien was de provincie vrij nauw betrokken bij dat project. Er waren zaken bij van een vleermuizenhotel – dat is later afgevallen, wat het was niet realiseerbaar –, een amfitheater – dat was iets te grootschalig qua aantal mensen dat ze wilden ontvangen, dus dat is omgebouwd tot een natuurtheater. Er was een fietspad gepland met een pontje, maar de bewoners hadden ook nog het idee voor een extra fietspad. Over dat extra fietspad was ook wat discussie. Men is daar in goed overleg met de Blauwe Stad uitgekomen. De Blauwe Stad heeft ook nog faciliterend opgetreden. Daarnaast was er een drietal uitkijkheuveltjes bekend, waarvan de bewoners een van de uitkijkheuvels wilden ophogen met een uitkijktorentje, zodat bewoners en recreanten vanuit die toren zicht hebben op het natuurgebied en op het meer. De provincie vond het een interessant idee en heeft aangespoord om dat verder te ontwikkelen. Op een gegeven moment kwam er wat discussie over hoe hoog dat dan mocht zijn. Dat was ook de discussie in de krant. Een paar weken geleden zijn alle partijen die erbij betrokken waren, met de laarzen aan het natuurterrein ingetrokken en hebben samen met de provinciale landschapsarchitecten gekeken in hoeverre ze die locatie misschien toch nog iets anders zou kunnen situeren, zodat het iets verder van de nieuw te bouwen huizen vandaan is. Dat was namelijk een bezwaar vanuit de Blauwe Stad. Dat heeft ertoe geleid dat het op een iets andere plek is gekomen, die nu als een goede plek wordt beschouwd, waar het zou moeten kunnen. Nu gaat het er nog om hoe hoog die uitkijktoren mag zijn. Dhr. Hollenga heeft steeds gezegd dat het ergens tussen de 10 en 15 m moet uitkomen, want je moet wel wat kunnen zien. Ook daar vindt nu overleg over plaats. De gedeputeerde gaat ervan uit dat alle partijen er uitkomen, want de dorpsbewoners willen geen ruzie maken met de buren (de Blauwe Stad) en in goed overleg wordt gekeken hoe dat ingevuld kan worden. Dhr. Hollenga heeft steeds gezegd dat – los van eventuele procedures uit hoofde van RO die ingevuld moeten worden en de financiering van zoiets moet ook nog rond gemaakt worden –… Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt waarom dhr. Gerritsen dit interessante verhaal niet kent. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) verklaart dat hij dit dolgraag had willen weten. Hij stelt ten aanzien van de 28 fte’s Ring Blauwe Stad voor het totale project dat dit inderdaad met de Terp-methodiek is berekend. Mw. Van der Tuin (CDA) vindt het een heel mooi verhaal. Zij denkt dat het goed is, dat als je zulke plannen ontwikkelt, je ingaat op plaatselijke initiatieven. Zij vraagt waarom er geen onderliggende stukken zijn waarin alles is beschreven en ook dit soort initiatieven in wordt meegenomen, zodat je een totaaloverzicht hebt, zodat je weet waarover je beslist. Als je een beslissing moet nemen over zo’n groot stuk, waarbij het om een bepaald bedrag gaat, dan wil mw. Van der Tuin als Statenlid op een gegeven moment wel de onderliggende informatie, zodat zij kan zien wat er allemaal onder valt. Valt de financiering van de uitkijktoren hier nu onder of komt er straks een fase II? Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) geeft aan dat wat mw. Van der Tuin zoekt, al aan de Staten is aangeboden. In het begin heeft het College die Kompasaanvraag al in de commissie neergelegd, voor het totale project. Hier gebeurt puur de technische bewerking van het beschikbaar stellen van het budget. Er liggen allemaal stukken onder. Dat is beschikbaar. In dat totaaloverzicht kunnen natuurlijk niet alle verwikkelingen worden opgenomen, waar dhr. Hollenga zo-even een kleurrijk verslag van heeft gedaan, want dat is ook voortschrijdend inzicht. Er komen ook nieuwe zaken uit. Dat zal ook in nieuwe projecten mogelijk tot initiatieven leiden, maar dat zit dan niet hierin. Mw. Van der Tuin (CDA) gaat toch opnieuw in op de Kompasaanvraag. Het enige wat zij kan vinden is die brief van 18 december. Daar geeft het College dan wel precies aan wat aangevraagd gaat worden, maar het is wel heel algemeen geformuleerd. Als je een Kompasaanvraag doet, zal het toch er-
10
gens wat gedetailleerder moeten. Mw. Van der Tuin vraagt of zij goed heeft gehoord dat de gedeputeerde aangaf dat de vaarroute 28 fte betrof. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) legt uit dat het totaal van het project Ring Blauwe Stad 28 fte betreft, dus alles bij elkaar. Er liggen natuurlijk allemaal heel gedetailleerde stukken onder. De commissie heeft een brief gekregen, die natuurlijk ook weer een samenvatting, een hoofdlijnenverhaal, is. Maar daaronder liggen allemaal gedetailleerde stukken, over fietspad dit, wandelpad daar, fietspont zo. Dat is allemaal beschikbaar. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt of de 28 fte betrekking hebben op de projecten die op deze kaart staan ingetekend. Dhr. Gerritsen (gedeputeerde) stelt dat het gaat om die projecten met daarbij de vaarverbinding, dus het totaal van de Ring Blauwe Stad. De voorzitter concludeert dat het stuk als B-stuk naar de Staten kan. De vergadering vervolgt met agendapunt 9. 11. Kwaliteitsmeting Arriva; De volgende brieven worden hierbij betrokken: a. Brief van GS van 19 oktober 2007, 2007-41.069, VV, betreffende kwaliteitsmeting Arriva; b. Brief van GS van 18 februari 2008, 2008-07.560/7/A.18, VV, betreffende vervolg kwaliteitsmeting Arriva week 2 en week 3 in 2008; c. Brief van GS van 15 januari 2008, 2008-01025/3/A.12, VV, betreffende vervolgkwaliteitsmeting Arriva. Dhr. De Graaf (GroenLinks) geeft aan dat er op verschillende momenten vorig jaar en begin dit jaar wat metingen zijn gedaan. De eerste was tamelijk rampzalig. Dhr. De Graaf begreep steeds van anderen dat de tweede meting wat beter was, maar als je de cijfers goed bekijkt, kun je af en toe zelfs van een verslechtering spreken op bepaalde trajecten. Gelukkig was het in januari weer iets vooruit gegaan, hoewel toch nog een aantal onaanvaardbare zaken aan de orde kwamen. Niet alles verbeterde in januari, want ondanks alle malheur in november steeg het percentage te volle treinen toch nog bij de volgende meting. Het kan natuurlijk ook zijn dat die stijging wordt veroorzaakt doordat Arriva misschien kleinere treinen inzette. Het is wel bijzonder dat er steeds problemen zijn, maar dat er toch steeds meer reizigers lijken in te stappen. Gelukkig maar, maar daar moet men dan wel goed op kunnen reageren. Het is in elk geval goed dat het College Arriva onder druk zet en een boete in het vooruitzicht wil stellen als op 1 juni de zaak niet volgens de afspraken van de concessie is. Als een tussenstap naar die punctualiteit van 95% is een aanvullende voorwaarde gesteld, namelijk 92,5% op 1 april. Dhr. De Graaf gaat ervan uit dat 1 april gepaard gaat met een nieuwe meting. Op 2 april zou de commissie dit eigenlijk voor het eerst bespreken. Toen durfde dhr. De Graaf bijna niet te vragen of daar al resultaten van waren, maar die vraag wordt nu wel iets gemakkelijker te beantwoorden. Dhr. De Graaf verzoekt om een reactie. Valt er al iets te zeggen over het halen van de nieuwe tussennorm van 92,5%? De indruk bestaat dat mogelijke boetes alleen op tekortschietende punctualiteit worden geheven, terwijl de drukte in de treinen, de te volle treinen, natuurlijk ook een groot probleem is. Klopt de indruk dat alleen punctualiteit geldt? Hoe wordt dat andere meegerekend? Dhr. De Graaf krijgt, de stukken lezend, af en toe de indruk dat de knelpunten vooral in de treinen naar Groningen zitten. Dat komt ook in de onderzoekscijfers regelmatig naar voren. Het probleem is natuurlijk wel steeds dat daardoor ook in de omgekeerde richting vertragingen ontstaan. Dhr. De Graaf werkt zelf op een school in Delfzijl. Daar komt het ook regelmatig voor dat juist uit de andere richting, naar Delfzijl, leerlingen te laat op school komen omdat er vertragingen zijn ontstaan in de spits naar Groningen toe. In Warffum bij het Hogeland College is dat precies zo en misschien nog wel erger dan in Delfzijl. Sinds een aantal weken stopt de trein van en naar Roodeschool niet meer in Sauwerd om de dienstregeling robuuster te maken. Goed dat er over robuustere dienstregelingen wordt gedacht, maar deze maatregel staat enigszins haaks op het ideaal om zo veel mogelijk bereikbaar te zijn. Er zal wel tegenin worden gebracht dat je vanaf Sauwerd heel snel een trein vanuit Delfzijl naar Groningen hebt, maar ook weer andersom redenerend, van Groningen naar het noorden, dus vanuit Sauwerd richting Roodeschool, Warffum, Uithuizen is het natuurlijk wel een enorme verslechtering, dus eigenlijk ook niet erg wensenswaard.
11
Perron 6 en 7. Er zijn plannen voor aanpassingen om deze moeilijk bereikbare perrons op termijn structureel in gebruik te kunnen nemen, maar in werkelijkheid gebeurt dat volgens dhr. De Graaf al dagelijks. Hij vraagt of dit klopt. Waarom wordt ondanks die bereikbaarheidsproblemen toch al gekozen, zonder die aanpassingen, om daar al te vertrekken en aan te komen? Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) verklaart dat de ChristenUnie de vorige keer ook al heeft aangegeven dat zij zeer ongerust was over de situatie. Er is enige verbetering opgetreden, maar naar inzicht van de ChristenUnie zijn de problemen nog niet over. De gedeputeerde heeft dat ook gezien en heeft Arriva duidelijk gemaakt dat wat hem betreft de zaak ook aan een eind loopt en Arriva duidelijk gemaakt wat de consequenties waren. Daar is de ChristenUnie blij mee. Dan laat je ook zien waar je voor staat als College. Aan de andere kant lost het het probleem niet op. Dat is jammer, met name voor de reiziger. Dhr. Staghouwer zou de gedeputeerde mee willen geven dat er vorig jaar rond augustus/september is geconstateerd dat de scholen weer beginnen en dat de problemen dan niet van de lucht zijn. In hoeverre kan de gedeputeerde aangeven dat dat probleem dit jaar niet weer optreedt? Is het misschien dan verstandig om toch eens te gaan nadenken over de situatie met Arriva op het moment dat de zaak niet in orde komt? Zou het een mogelijkheid zijn om naast de concessie die Arriva is verleend, een andere concessieverkrijger in te schakelen op deze problematische lijnen? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat het College schrijft dat er tegen de zomer opnieuw gemeten gaat worden en dat Arriva dan moet voldoen aan eisen zoals is vastgelegd en dat er anders boetes zullen worden uitgedeeld. Wat betekent dit precies? Dat de gedeputeerde er vertrouwen in heeft dat het dan juist wel in orde is of juist niet? Mw. Beckerman (SP) stelt dat uit de kwaliteitsmeting van januari en metingen van Prorail blijkt dat de punctualiteit en het aantal mensen dat moet staan in de treinen, iets is verbeterd, maar nog steeds onder de maat is. Het College heeft Arriva voor het eerste punt in gebreke gesteld en eist snelle verbeteringen. Bij uitblijven volgen sancties. De SP is blij dat GS op deze manier nu stappen ondernemen om Arriva via een mogelijke malus aan zijn verplichtingen te houden. Hopelijk zal dit een prikkel zijn tot verbetering. De SP heeft eerder ook aangegeven dat de verschillende vormen van communicatie met de reizigers sterk verbeterd dienen te worden. Uit de eerste meting bleek dat er veel te weinig conducteurs en personeel aanwezig was op perrons of in de treinen. Omgeroepen berichten waren vaak onverstaanbaar en informatie op de CTA-bak klopte vaak niet. Daarnaast blijkt uit de stukken dat de klachtenafhandeling bij Arriva eveneens niet goed verloopt. In de nieuwe meting zijn deze gegevens eveneens verzameld en blijkt wederom dat de communicatie en de aanwezigheid van personeel niet goed genoeg zijn. Helaas zijn de gegevens uit de verschillende onderzoeken niet goed met elkaar te vergelijken, omdat de onderzoeksmethoden verschilden. De SP vindt dit frappant. Eisen op het punt van verschillende manieren van communicatie en aanwezigheid van personeel zijn niet voor niets opgenomen in de concessie. Om het simpel uit te drukken: reizigers willen toch niet alleen dat er een trein komt, maar ze willen ook weten waar die trein naartoe gaat en of ze er veilig in kunnen zitten. De SP-fractie wil dan ook graag weten van de gedeputeerde of hij bereid is Arriva ook op deze punten aan te spreken op haar verantwoordelijkheden en zo nodig ook hiervoor boetes uit te delen. Mocht het zo zijn dat door verkeerde onderzoeksmethoden de voorliggende gegevens niet voldoende zijn om dit te doen, zou het College dit punt dan ook mee willen nemen in een vervolgonderzoek? Ditzelfde geldt voor klanttevredenheid. De SP feliciteert Arriva natuurlijk met de behaalde reizigersgroei, maar is bang dat als eerder genoemde punten niet verbeteren, mensen minder graag of niet meer met de trein willen reizen. De klantenafhandeling is niet op peil. In het stuk dat hiervoor is besproken over de nieuwe aanbesteding, geeft het College terecht aan dat om de vervoerder te prikkelen een uitgekiend stelsel van bonussen en malussen gehanteerd dient te worden, waarin onder meer klanttevredenheid meegenomen dient te worden. Mw. Beckerman zou graag van de gedeputeerde willen weten of hij de klanttevredenheid van groot belang acht. Zij wil eveneens graag vernemen of deze nu op peil is en of de gedeputeerde van mening is dat hier onderzoek naar moet worden gedaan en of de gedeputeerde Arriva op haar verplichtingen betreffende klanttevredenheid en klachtenafhandeling wil aansporen haar taken uit te voeren. Daarnaast ziet de SP in het stuk terug dat één van de tijdelijke maatregelen van Arriva – het laten rijden van extra bussen tussen Hoogezand, Veendam en Zernike – alweer is teruggedraaid. Als oorzaak hiervoor wordt te weinig animo aangedragen. Heeft de gedeputeerde enig idee waarom er geen animo was voor deze alternatieven? Is de communicatie van Arriva richting reizigers hierover onderzocht?
12
Mw. Van Kleef (CDA) geeft te kennen dat het CDA het bijzonder positief vindt dat het College zo adequaat gehandeld heeft wat betreft de problemen en klachten die er waren. Bij de constatering ervan is men gelijk gaan handelen en is men gesprekken gaan voeren welke moesten leiden tot oplossingen. Ook kan worden geconstateerd dat de klachten voortkomen uit de enorme reizigersgroei. Ook dat is zeer positief, want het is immers wenselijk dat er meer gebruik wordt gemaakt van het OV? Echter, deze groei vraagt ook om aanpassingen in de bedrijfsvoering van Arriva. In hoeverre kan de situatie van de nog steeds aanwezige staanplaatsen op korte termijn worden aangepast? Er is sprake van staanplaatsen van meer dan 5% en een stijging van 14% ten opzichte van november 2007. Met betrekking tot de oplossingen voor de lange termijn: wat wordt verstaan onder deze langer termijn? In de brief is namelijk ook te lezen dat er binnen twee jaar extra materieel beschikbaar is. Ten slotte hoopt de CDA-fractie dat de problematiek niet met boetes wordt opgelost, want in principe heeft de reiziger daar niets aan, maar dat het met behulp van adequate oplossingen wel gaat lukken. Dhr. Rijploeg (PvdA) juicht het toe dat de gedeputeerde met de dolk zwaait, naar misschien is het wel een idee om achter de rug het zwaard van dhr. Staghouwer ook bij de hand te hebben. De stop Sauwerd. Dhr. Rijploeg zou het willen zien als een tijdelijk noodzakelijk kwaad om problemen op te lossen. Het moet toch mogelijk zijn om dit op een normale manier te blijven bedienen? Technisch is dat mogelijk. Blijkbaar zitten er toch nog wat knelpunten. Die liggen in dit geval niet alleen bij Arriva. Dhr. Rijploeg zou structureel verder willen kijken. Er is eerder gesproken over het rijden met wat hogere snelheden. Hij weet niet hoe de ontwikkelingen gaan met Prorail, maar het gaat allemaal niet erg vlot. Jaren geleden sprak dhr. Rijploeg er al over. Vorig jaar begon Arriva er ook over. Daar zou een hoop problemen mee opgelost kunnen worden wat snelheden betreft en die knellende dienstregeling. Dhr. Rijploeg zou willen voorstellen om hier een uurtje voor uit te trekken op een volgende commissievergadering, waarbij de commissie drie mensen laat uitleggen wat zij er zelf aan doen. Dat is dan iemand van Arriva, iemand van Prorail en een extern deskundige. Er kan dan onder andere ook worden gedacht aan dat stukje spoor tussen de Peizerweg bij de Suikerfabriek die nu gesloten wordt, tot aan het station. Daar liggen drie sporen, die eigenlijk alledrie gebruikt zouden moeten worden in plaats van twee. Je zou misschien ook moeten nadenken over de vraag of je niet die spoorbrug die daar zit, zou moeten verbreden met meer sporen. Dat moet namelijk ooit toch gebeuren, als er een dubbele lijn naar Leeuwarden wordt aangelegd met het alternatief pakket en ook als je een lijn richting Drachten gaat leggen. Misschien kun je zoiets naar voren halen. Dhr. Rijploeg stelt voor om zo’n bijeenkomst aan een volgende commissievergadering toe te voegen. Er zijn – zo hoorde dhr. Rijploeg onlangs van iemand – meisjes die een of andere sport doen in Winsum en die ’s avonds naar Bedum moeten. Ze moeten dan op een unheimisch Station Noord nu ineens weer gaan staan wachten. Dat wordt niet bijster op prijs gesteld. Dat daar in Sauwerd niet wordt gestopt, zou zo tijdelijk mogelijk moeten zijn. Een ander punt is hoe het staat met de oplossing van het uitvallen van late treinen en vervangend vervoer op zondagavonden, waar je geen touw aan vast kunt knopen? Dhr. Oosterhaven (PvhN) wenst de gedeputeerde te vragen wat hij ervan vindt als reizigers met de trein naar bijvoorbeeld Leeuwarden willen en er geen trein rijdt, omdat de trein uitvalt en er keurig vervangend busvervoer is geregeld. Daar heeft de reiziger nu net geen zin in. De reiziger wil zijn geld eigenlijk wel terug. Als dat dan vervolgens door Arriva geweigerd wordt – die geeft dan de schuld aan Prorail, want ze konden niet met de trein rijden –… Vindt de gedeputeerde dat kwaliteit of niet? Dhr. Bleker (gedeputeerde) gaat allereerst in op de vraag van dhr. Oosterhaven. Vervoerders hebben in Nederland vervoerplicht. Als ze niet in staat zijn om te vervoeren vanwege technische of exogene factoren dienen ze een alternatief aan te bieden. Dat kan soms bestaan uit een bus. Dhr. Oosterhaven (PvhN) geeft aan dat zijn vraag was of dhr. Bleker het redelijk vond dat de reiziger, als hij van dat alternatief geen gebruik wil maken omdat hij dacht met de trein te kunnen, zijn geld terugkrijgt of niet. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat er een vervoerplicht. Vervolgens is dat geregeld. Dat geldt in heel Nederland. Het overkomt heel veel mensen. Dhr. Bleker vertelt dat hij laatst een keer tussen Meppel en Hoogeveen per bus werd vervoerd. Het was uitermate comfortabel vervoer, maar het duurde allemaal wel veel langer. Zo zit het in elkaar. Daar is Arriva niet anders in dan de Nederlandse Spoorwegen, Veolia of wie dan ook.
13
De vraag van mw. Beckerman over die mooie bus die bij het station in HoogezandSappemeer stond. Als er slechts vijf mensen instappen en als de rest van de mensen die er gebruik van zou kunnen maken liever in een volle trein zit dan in een halfvolle bus, houdt het op een gegeven moment op. Om die reden is die uit de dienst genomen. Dat is ook marktwerking, maar dan van de kant van de consument. Dhr. De Graaf en anderen hebben gesproken over Sauwerd. Sauwerd beschikte vanaf 1 september vorig jaar voor het eerst in haar bestaan over een station waar vier keer per uur een trein stopte. Er is nauwelijks een station naast de stad Groningen, er is geen enkel ander dorp dan Sauwerd wat vier keer per uur over een trein kon beschikken. Dat was per proef gedaan en die proef is slecht bevallen. Het blijkt – de gedeputeerde kan dat laten zien aan de voorlopige cijfers – dat het reduceren van het aantal stops in Sauwerd belangrijke verbeteringen met zich mee heeft gebracht waar het gaat om de punctualiteit. Dus het is niet zo dat Sauwerd nu iets is ontnomen waar ze al decennialang gebruik van konden maken. Dhr. De Graaf (GroenLinks) is dit met de gedeputeerde eens. Het is sinds kort dat er in Sauwerd zo vaak gestopt wordt. Het is natuurlijk wel een belangrijke verbetering voor mensen in Sauwerd, niet zozeer als ze naar Groningen willen, maar wel als ze de andere kant op willen, naar het noorden. Die is hen na zo’n proefperiode natuurlijk weer ontnomen. Dat is wel jammer. Het zou de ambitie van de provincie moeten zijn om ook vanuit Sauwerd naar Winsum, etc. met de trein te kunnen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) reageert, stellende dat wat het zwaarste is, het zwaarste moet wegen. Als je door Sauwerd er uit te halen kunt organiseren dat de lijnen die langs Sauwerd gaan daarmee stukken punctueler rijden, dan heeft dat de voorkeur van het College, dan laat het College dat het zwaarst wegen. Dhr. De Graaf (GroenLinks) vraagt of er dan misschien ook is overwogen om de treinen vanuit het noorden naar Groningen – ten minste die ene uit Roodeschool – eens in het uur daar uit te halen en die ene trein van Sauwerd naar Winsum en verder gewoon in de dienstregeling te laten. Zou dat een mogelijkheid zijn? Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat het allemaal beproefd is. Dit was de meest eenvoudige en meest – blijkt ook uit de cijfers – effectieve methode. Eén zwaluw brengt nog geen zomer, maar in week 14 zit men op een punctualiteit die men eigenlijk op 1 juni moet bereiken. Het gaat dus de goede kant op. De gedeputeerde zal dat straks duidelijker maken aan de hand van de cijfers. Diversen hebben gevraagd waar het College zich op richt bij de ingebrekestelling. Het College heeft er heel nadrukkelijk voor gekozen om als speerpunt punctualiteit te nemen. Uit alles blijkt dat betrouwbaarheid van OV de meest invloedrijke factor is om OV-gebruik te vergroten. Als je automobilist bent en je bent drie keer op tijd op het station ingestapt en op tijd uitgestapt en de volgende drie keer ligt dat andersom, dan besluit men al na twee keer om weer de auto te pakken. Men moet van de trein op aan kunnen. De trein moet ook comfortabel zijn. Dat zijn de nieuwe treinen in de provincie. Het College heeft tegen Arriva gezegd dat het qua punctualiteit nu echt goed moet. Er wordt in de concessie een norm gehanteerd van 95%, dat is bijna 10% hoger dan waaraan de NS moet voldoen. De lat is dus hoog gelegd. Naar de zitplaatscapaciteit wil dhr. Bleker in de loop van dit jaar nog eens nader naar kijken. Gaan mensen zich ook anders gedragen door een trein eerder of een trein later te nemen om dat ze denken dan niet in die heel volle trein te zitten? Is het gedrag tot nu toe vooral geweest om altijd met die trein te gaan omdat dit het beste uitkomt, hij was in het verleden nooit overvol, dus de reiziger blijft dat doen. Het kan best zijn dat men nu besluit om een beetje te schuiven. Dat doen automobilisten, maar OV-reizigers ook. Als blijkt dat de treinen toch overvol zijn, waarbij de maat van Nederland in het gemiddelde wordt aangehouden – want iedereen die een beetje met de NS rijdt, weet dat je regelmatig met volle treinen te maken hebt wanneer je in de Randstad reist – qua zitplaatskans en als dat toch nog niet voldoende is met de huidige capaciteit aan treinstellen, zal het College met de vervoerder om tafel gaan om te stellen dat er nu geïnvesteerd zal moeten worden in uitbreiding van het aantal treinstellen. Op het traject Groningen-Winschoten gaat dat al gebeuren met de introductie van Veendam, omdat daar dan in feite vier treinen per uur vanuit de richting Zuidbroek naar Groningen rijden. In 2014 is er waarschijnlijk ook de extra trein Leeuwarden-Groningen. Dat zal dan worden bekeken. Leerlingen die zeggen dat ze te laat zijn op school omdat de trein te laat is, is volgens de huidige norm in 5% van de gevallen een goede smoes.
14
Dhr. De Graaf (GroenLinks) stelt dit eens nader te zullen controleren. Het is echter wel een reëel probleem geweest. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat de andere punten, die genoemd zijn door onder andere mw. Van Kleef, mw. Beckerman over andere aspecten van kwaliteit, natuurlijk ook netjes gemonitord blijven. Er is echter wel een soort van prioriteit gesteld. Dhr. Staghouwer vroeg of, als het nu zo belabberd blijft, je niet een tweede vervoerder zou moeten toelaten op dit spoor. Dan zou men toch in heel ernstige juridische problemen komen. Er is een concessie voor een periode van vijftien jaar verleend. In die concessie staat dat uitbreidingen worden geleverd door de concessiehouder, dat wil zeggen in dit geval Arriva. Dat betekent dat de uitbreiding Veendam helemaal niet aan een derde kon worden aangeboden. Uitbreiding op het spoor, extra lijnen, kan niet aan een derde worden gegeven. Het is zelfs zo dat het tarief in de concessie is opgenomen, wat Arriva daarvoor kan vragen. Dat heeft het provinciaal bestuur allemaal weloverwogen gedaan. Waarom? Het College heeft een heel laag tarief voor het bestaande pakket kunnen bedingen en een relatief hoog tarief voor uitbreidingen. Dat kan alleen maar in die deal. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) heeft een aanvullende vraag. Hij begrijpt het relaas van de gedeputeerde. Aan de andere kant is indertijd ook in de concessieverlening gezegd een groei van het reizigersaanbod van 1%. Die groei is inmiddels behoorlijk meer gebleken. Dan zou dhr. Staghouwer zich kunnen voorstellen dat de concessie die uitgegeven is, niet meer haalbaar is zoals nu de praktijk van dit moment is. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat dit precies het dilemma is. In die concessie is een taakstelling opgenomen van 1% groei. Dat zou dus 15% over vijf jaar moeten zijn, een beetje cumulatief, dus het kwam ongeveer neer op 20%. Die is echter nu al 20%. Dat is de situatie. Dan moet het College een juridische casus opbouwen waarin wordt gesteld dat Arriva zoveel extra reizigers heeft binnengehaald – daar hebben ze trouwens ook financieel voordeel bij, want ze zijn opbrengstverantwoordelijk – en dat het College nu de verdere uitbreiding aan een derde gaat uitbesteden. Dat kan niet. Als men bijvoorbeeld niet aan die zitplaatsnorm voldoet, zijn ze op een gegeven moment verplicht het aantal treinstellen uit te breiden. Daar zit een levertijd op van ongeveer drie jaar. Het is het College nu te vroeg om te zeggen dat structureel uitbreiding van de capaciteit nodig is. Daar wil het College het tweede helft van dit jaar nog eens opnieuw naar kijken. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt of die uitbreiding ook tegen een hogere prijs gaat. Dhr. Bleker (gedeputeerde) ontkent. Uitbreiding van capaciteit niet. Wel de uitbreiding van de dienstregeling. Dhr. Swagerman (SP) wenst een vraag te stellen. De lijn naar Veendam is een liggende lijn, die weer in gebruik genomen moet worden. Kan de eventueel nieuw aan te leggen lijn Drachten-Heerenveen wel aan iemand uitbesteed worden of is ook die vastgelegd in de… Dhr. Bleker (gedeputeerde) antwoordt dit nog niet te weten. Dat is zeer ingewikkeld. Zoals bekend wordt daar ook gedacht aan een mogelijkheid waarbij een vervoerder mee investeert in de infrastructuur. Dhr. De Vey Mestdagh hoopt dat geen boetes opgelegd hoeven te worden. Dat hoopt het College ook, maar als het moet, gebeurt het. Spoor 6 en 7 mogen niet structureel gebruikt worden. De kwestie van de toegankelijkheid is daar niet op orde. De toegankelijkheid wordt nu door Prorail met liften, etc. in orde gebracht. Prorail. Er wordt wel veel geklaagd, ook door collega’s in het land, over Prorail. Het College heeft goede ervaringen met Prorail waar het gaat om de uitbreiding Veendam. Men is soms nog wat te traag met het doen van kleine aanpassingen en verbeteringen op het spoor op verzoek van de vervoerder. Dat is soms heel frustrerend, maar dat is vooral primair een zaak tussen vervoerder en Prorail. Dat kan soms gewoon met oplaadkastjes van accu’s, etc. van doen hebben die er dan nog niet zijn, waardoor een trein langer stilstaat en dat soort gedoe. Het College heeft wel een aantal opdrachten geformuleerd voor Prorail waaronder ook aan de westzijde – zoals dhr. Rijploeg aangaf – de betere benutting van het spoor aldaar. De cijfers in week 14. Daarbij is het zo dat op alle trajecten, zowel qua aankomst als qua vertrek, de punctualiteit op 95% of hoger ligt, behoudens Groningen-Winschoten, daar ligt de punctuali-
15
teit op 92%, maar dat is bijna de 95% die het College per 1 juni eist. De gedeputeerde zegt niet dat deze zwaluw al de zomer brengt, maar het is wel een goed voorteken. De voorzitter constateert dat een tweede termijn niet gewenst wordt. Hij vraagt of het stuk als C-stuk naar de Staten kan. Aldus wordt besloten. De voorzitter beseft het gedane voorstel te zijn vergeten. Dhr. Rijploeg (PvdA) wenst een toelichting te geven. Dhr. Bleker zegt dat het beter gaat met Prorail. Wellicht kan dat proces nog wat versneld worden wanneer ze ook in het openbaar enkele zaken aan de Staten melden. De voorzitter geeft aan dat dhr. Rijploeg het voorstel heeft gedaan om voorafgaand aan een volgende commissievergadering een bijeenkomst te houden waarin de commissie even wat wordt geïnformeerd door een aantal betrokkenen. Daar zou ongeveer één uur voor nodig zijn. De commissie ondersteunt dit voorstel. De voorzitter verzoekt de commissieleden om de volgende vergadering op 28 mei vanaf 17.00 uur te reserveren in de agenda. De vergadering vervolgt met agendapunt 13. 12. a. b. c. d.
Kaders en uitgangspunten GGD-concessie Brief van GS van 13 februari 2008, 2008-09.258, VV, betreffende kaders en uitgangspunten GGD-concessie (met bijlage). Hierbij worden betrokken de volgende brieven: Brief van FNV Bondgenoten van 2 april 2007 betreffende 'stop het opknippen van de aanbesteding GGD'; Brief van GS van 16 juli 2007, 2007-35.901/28, VV, als antwoord op de brief van FNV Bondgenoten van 2 april betreffende 'stop het opknippen van de aanbesteding GGD'; Brief van GS van 4 april 2008, 2008-17.238/14/A.13, MB, betreffende Verduurzamen Openbaar Vervoer (concessie GGD).
De voorzitter geeft het woord aan dhr. Gense. Zijn betoog wordt hier integraal weergegeven. Dhr. Gense (inspreker PON): “Mijn naam is Raymond Gense. Ik ben verantwoordelijk voor het duurzaamheidbeleid bij PON. PON kent u waarschijnlijk allemaal van Volkswagen, Audi, en dergelijke, maar wij leveren ook bussen. Nu zien wij de laatste tijd dat het lijkt alsof je in het kader van duurzaam OV altijd moet kiezen tussen schoon en betaalbaar, alsof die twee niet samen zouden kunnen gaan. Wij denken dat de situatie in de praktijk anders ligt, dat die wel samen zouden moeten kunnen gaan. Wij hebben, om dat kracht bij te zetten, recent twee studies gelast bij twee onafhankelijke adviesbureaus, waar wij gevraagd hebben om dit eens uit te zoeken. Uit die studies wil ik u een paar zaken aangeven. Beide de studies zijn ook in de zaal hier beschikbaar na de vergadering. Als wij kijken naar wat die studies opgeleverd hebben, dan staat daar in dat bussen die gereden worden met aardgas met name in de praktijk duidelijk schoner zijn dan de schoonste dieselbussen die je op dit moment kunt kopen. De fijnstofemissie is op een ontzettend laag niveau. Dat is die van een dieselbus met een roetfilter ook, maar zij is zelfs nog iets beter. Met name de NOx-emissie van een aardgasbus is wezenlijk – meer dan een factor 4 – lager dan die van een dieselbus. En waar we in 2005 met de locale luchtkwaliteit allerhande problemen hadden met fijnstof, gaan we die problemen krijgen met NOx als we niet uitkijken, als in 2010 of kort daarna de NOx-eis in de buitenlucht van kracht wordt. Daar onderscheidt de gasbus zich dus nadrukkelijk. Een studie die we hebben laten doen bij de TU in Graz in Oostenrijk heeft dat aangetoond. Ook aangetoond dat het werkt met die gasbussen, is in Haarlem. In Haarlem is na het inzetten van gasbussen in plaats van dieselbussen op de trajecten waar die bussen reden de bijdrage van het verkeer aan de luchtkwaliteit gehalveerd. Het werkt dus, is in Haarlem aangetoond. Als je naar de CO2-emissies kijkt – dat is een heel ander verhaal, dat heeft niets met locale luchtkwaliteit te maken maar veel meer met het broeikaseffect – dan zie je dat gasbussen en dieselbussen elkaar eigenlijk nauwelijks ontlopen. Daar heeft de dieselbus over het algemeen een klein voordeel. Als je echter naar de kosten gaat kijken – en daar was het ons toch uiteindelijk allemaal om te doen – dan zie je dat een gasbus en een dieselbus in operationele kosten zich nauwelijks – minder dan 1% - van elkaar onderscheiden. De gasbus is duurder in de aanschaf, de gasbus heeft wat meer onderhoud nodig, er wordt gezegd dat de gasbus een lagere restwaarde heeft, maar dat wagen wij te betwijfelen. In de brandstofkosten verdient hij die meerkosten dubbel en dwars terug, zodat ze uiteindelijk op vergelijkbaar niveau uitkomen. Als je dan aan die CO2emissie iets wilt gaan doen – en dat is toch iets wat op dit moment heel nadrukkelijk in de politiek speelt – dan wordt vaak gezegd dat je dat allemaal kunt oplossen met hybride bussen. Hybride bussen zijn in het gunstigste geval 30% zuiniger en stoten daardoor ook 30% minder CO2 uit dan een niet-hybride bus. Dat heeft niets met diesel of gas te maken, dat heeft met hybride te maken. Dan moet je hem wil midden in de stad inzetten. Als je hem op een streektraject gaat inzetten, waar veel minder gestart en gestopt wordt, dan verdampt dat voordeel van die hybridisering helemaal, dan sjouw alleen een heel zware bus
16
met een hoop accu’s met je rond, terwijl je het voordeel daarvan nauwelijks kunt terugverdienen. Als je echt klappers wilt maken op het gebied van de CO2-emissie, zul je zeker in de OV-sector moeten gaan kijken naar biobrandstof. Dan heb je in principe drie alternatieven. Dat zijn bio-ethanol, biogas en biodiesel. Ethanol is in Nederland feitelijk onbetaalbaar door het belastingsysteem dat wij hebben, dus daar hebben wij niet naar gekeken. Wij hebben Bureau CE, een bureau uit Delft dat heel veel studies doet voor onder andere VROM, laten kijken naar de kostenkant van die biobrandstoffen. Daar hebben wij gezien dat als je naar de operationele kosten kijkt van biobrandstoffen – dus 100% biodiesel en 100% biogas, ingezet in een OV-bus – daar ook de kosten weer niet meer dan 1% van elkaar verschillen. Maar, wat wij daarnaast gedaan hebben – en dat is toch wel anders dan normaal gesproken gebeurt, – is dat wij gekeken hebben naar de vermeden schadekosten door het inzetten van een bepaalde brandstof, want wat wij heel vaak zien, is dat binnen een provinciaal of gemeentelijk bestuur de keuzes worden gemaakt door de afdeling Milieu en de afdeling Verkeer, waarbij de mensen van milieu heel vaak een taakstelling hebben in het kader van het verbeteren van de luchtkwaliteit. Daar zit ook een budget aan vast. Wij hebben gezegd: ‘Laten we dat ter kennisgeving aannemen en laten we eens uitrekenen wat je aan milieukosten bespaart als je die ten goede zou laten komen aan een concessie. Als je dat doet, dus als je van de vermeden NOx-, CO2- en fijnstofuitstoot geld van maakt – monitariseert – dan zie je ineens dat het rijden op biogas meer dan 6% goedkoper is dan het rijden op biodiesel. Wat u vaak zult zien circuleren in de media is dat men diesel met biogas vergelijkt. Dan komen ze ongeveer op vergelijkbaar niveau uit. Maar je moet wel goed vergelijken: biogas met biodiesel. Gas, zet je het in, dan heb je een mooie transitiebrandstof naar waterstof. Dat kun je met biodiesel niet doen. U zult begrijpen dat wij vanuit PON en vanuit mijn functie als duurzaamheidsmanager bij PON op dit moment zwaar inzetten op OV op biogas. Dank u wel voor de aandacht.”
Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat de commissie ook een stuk van SenterNovem heeft gekregen dat er misschien wel meer mogelijkheden zijn die nog niet uitontwikkeld zijn. Hij vraagt of PON daar ook naar heeft gekeken, buiten biogas, biodiesel en aardgas. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) merkt op dat dhr. Gense stelde dat de aanschaf van de bussen nogal wat duurder zou zijn. Heeft dat te maken met het feit dat de techniek nieuw is en dat naarmate het meer gewoon wordt om die techniek te gebruiken, ook die aanschafprijs naar beneden gaat? Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt of in de berekening van CO2 uit diesel ook de keten is meegenomen, dus de raffinage van de diesel. Dhr. Gense (PON) vraagt dhr. De Vey Mestdagh op welke alternatieven hij doelt. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft te kennen dit niet te weten. De commissie heeft een rapport gekregen over gasbussen in Groningen en Drenthe van het OV-bureau. Daarin zit een bijlage met de mogelijke innovaties, maar die worden daar verder niet in beschreven. Wellicht slaat het op innovaties met betrekking tot de voertuigen op biogas en op biodiesel die nog in de pijplijn zitten. Misschien dat het nog voordeliger kan worden. Kan dhr. Gense daar iets over zeggen? Dhr. Gense (PON) geeft aan dat als je naar de innovaties kijkt, zie je dat hybride technologie een innovatie is die men overal gaat tegenkomen. Die is niet gekoppeld aan diesel of aan gas, die kun je overal gaan tegenkomen. Waarom is een gasbus duurder? Een gasbus is duurder omdat daar meer componenten op zitten. Dhr. Gense wil daarbij memoreren dat die gasbus niet nieuw is. Er rijden in Duitsland duizenden van rond. Het meenemen van gecomprimeerd gas is toch net even iets anders dan het meenemen van een vloeibare brandstof. Die tanks die op die bus moeten, maakt de bus duurder. Het is ook niet te voorzien dat de dieselbus heel kort naar de gasbus toegroeit, of andersom. Het blijft een iets duurdere technologie om te maken. Dat geldt ook voor de hybride voertuigen, die zullen ook nooit op het niveau komen van een conventionele techniek, omdat daar altijd grotere accu’s, een extra motor en dat soort zaken meegenomen moeten worden. In termen van innovaties zit er op dit moment heel veel innovatie in de brandstof. Biobrandstof is niet biobrandstof. Zowel voor biogas als voor biodiesel zijn er ontzettend veel manieren waarop je het kunt maken. De manier waarop je het maakt, is heel erg belangrijk voor het uiteindelijke well-to-wheel-ketenrendement, naar het effect op de CO2-emissie. Er is heel veel gaande op dit moment en er is heel veel gaande in de richting van tweede generatie biobrandstof. Algemeen bekend is de discussie rond het landbeslag van biodiesel. Het innoverende aan de gaskant is in elk geval dat je op Nederlandse bodem op grote schaal biogas kunt opwekken op een heel milieuvriendelijke manier met een heel hoog ketenrendement en dat je dat ook nog op een heel slimme manier aan de pomp kunt krijgen. Dus daar is innovatie genoeg. Het is een samengaan van voertuigtechniek die zeker niet stilstaat en het optimaal aankoppelen aan de brandstoffen die je in die voertuigen wilt inzetten. In de studies is het well-to-wheelrendement nadrukkelijk meegenomen. Dat is in de studie te zien. 17
De voorzitter geeft het woord aan dhr. Jepma, wiens betoog hier integraal wordt weergegeven. Dhr. Jepma (RuG): “De reden dat ik hier zit is dat ik voorzitter ben van de landelijke werkgroep Rijden op Aardgas/Biogas. Die is weer onderdeel van het Platform Mobiliteit en dat is een onderdeel van het nationale energietransitiebeleid van de Nederlandse overheid. In die werkgroep zitten eigenlijk alle vertegenwoordigers die op een of andere manier betrokken zijn bij dit onderdeel van de mobiliteit. Ook relatief veel provincies en gemeenten zijn bij elke werkgroepvergadering aanwezig. Dat is zes à zeven keer per jaar, een jaar of drie zijn wij daar nu mee bezig. Er is ook vanuit de publieke organisaties en instellingen veel belangstelling. Verder zitten alle belangrijke spelers op dit terrein in de werkgroep. Daar komt dus heel veel informatie tezamen. Om die reden is mij gevraagd hier ook eventueel beschikbaar te zijn om wat vragen te beantwoorden. Ik moet zeggen, na het betoog van dhr. Gense is er niet zo veel overgebleven om daaraan toe te voegen. Ik denk dat in de politieke afwegingen er een conglomeraat van overwegingen een rol spelen. Een is misschien wel de strategische: hoe wil een regio zich profileren, hoe kan een regio zich profileren? Ik denk dat duidelijk is dat Groningen zich heel sterk wil profileren als het aardgasgebied van Noordwest-Europa, Energy Valley. Ik neem dat dit in de overwegingen een rol speelt, maar ik kan als niet-politiek geïnvolveerde daar verder niet zo veel over zeggen, behalve dit: wat mij net werd toegefluisterd door de directeur van Energy Valley, dat met name het rijden op aardgas, wat een duidelijke doorbraak lijkt door te maken in Nederland, daar buiten al veel meer. Bijvoorbeeld in Italië zijn de afgelopen vijf jaar driekwart van alle bussen op aardgas omgebouwd. In Zweden rijden op dit moment 5000 bussen al op biogas. Dus wat dat betreft zien we om ons heen al allerlei ontwikkelingen. De afgelopen drie jaar zijn 700 aardgaspompen geopend in Duitsland. Een vergelijkbare ontwikkeling, iets langzamer, vindt plaats in Frankrijk. Ook in Nederland lijkt er een doorbraak te zijn in de zin dat er nu een coalitie is van spelers rond Ballast Nedam, wat grote energiebedrijven die het vaste voornemen hebben om de komende drie jaar in de richting van 200 aardgaspompen in Nederland neer te zetten en dit jaar nog het punt van de 50 pompen te willen passeren. Er is dus een duidelijke trend in de richting van het rijden op aardgas. Dat past ook in het voornemen van de Europese Commissie om in 2020 20% van de mobiliteit op alternatieve brandstoffen te hebben. Ongeveer de helft daarvan zien zij aardgas. Bij alternatieve brandstoffen denken zij dus aan biogas, biodiesel, waterstof maar ook nadrukkelijk aan aardgas als zijnde de meest makkelijk te ontwikkelen en toe te passen variant. Die strategische overwegingen spelen een rol. Wat ik van dhr. Verwerf heb begrepen, is dat derhalve er vrij goede subsidiemogelijkheden zouden kunnen liggen om dit te ondersteunen van de zijde van de nationale overheid. Dat is inmiddels hier in de stad Groningen al gebeurd, met als gevolg inderdaad de introductie van een aantal – acht of negen – aardgasbussen. Hij ziet – moet ik namens hem zeggen – goede mogelijkheden om ook dit traject te betrachten voor wat betreft provinciale bussen, alleen vraagt het meer tijd. Het zou dus goed kunnen zijn dat hier ondersteuning van buitenaf makkelijk organiseerbaar is, omdat het past in de trend en in de energietransitie. De tweede set van overwegingen, naast die strategische profileringsachtige, ligt in de sfeer van de kosten. Er komen geleidelijk aan steeds meer studies boven water die een inzicht geven in die kosten. In algemene zin – dat blijkt ook in onze werkgroep – zijn vooral die studies die gebaseerd zijn op ‘de echt’, zoals wij dat noemen, op het echt rijden op aardgas, verreweg heet meest betrouwbaar. Die geven ook vrij duidelijk aan dat die kostenverschillen ten opzichte van bijvoorbeeld dieselbussen vrij gering zijn. De kosten blijken wel vrij sterk gevoelig te zijn van zulk soort variabelen als wat de restwaarde van zo’n bus is. Zo gauw je met dat soort variabelen gaat schuiven, zie je opeens dat die kostenberekening als het ware daardoor wordt beïnvloed. Een belangrijke variabele bij kosten is ook het verschil tussen de gas- en de dieselprijs. Daarvan is bekend dat als in algemene zin de energieprijzen stijgen, ze proportioneel stijgen. Dat wil zeggen: gas-, diesel- en benzineprijzen gaan procentueel ongeveer in dezelfde mate omhoog. Absoluut gaan de verschillen echter steeds groter worden. Gas is aanzienlijk goedkoper dan benzine en diesel, dus het absolute verschil neemt met het stijgen van de energieprijzen – en dat is wel de verwachting de komende decennia – toe. Op dit moment kosten een liter gas dacht ik ongeveer € 0,45 en een liter diesel € 1,25, dus er is nu € 0,80 verschil per liter. Dat is aanzienlijk meer dan bijvoorbeeld vijf jaar geleden. Als de energieprijsstijging doorzet, zullen dus die verschillen steeds groter worden en worden rijden op aardgas en biogas daardoor steeds aantrekkelijker. Het derde conglomeraat van argumenten is milieu. In feite zijn de argumenten al genoemd. Voor geluid scoort gas en biogas significant beter. Voor fijnstof geldt hetzelfde, daar is eigenlijk ook geen discussie meer over. Voor NOx is het verschil niet zo groot ten opzichte van diesel, dankzij de filters. Voor CO2, tenzij je biogas gaat toepassen, ligt de zaak ook ongeveer gelijk. Wat nog wel goed in de gaten moet worden gehouden en vaak vergeten wordt, is NO2 (stikstofdioxide). Het blijkt namelijk – daar zijn normen voor: 48 microgram, wat 40 microgram per kubieke meter wordt in 2010) dat die normen regelmatig overschreden worden. Ze zijn deels het gevolg van het gebruik van roetfilters, lijkt het. Dus het nadeel van diesel is dat je scoort op NOx, maar dat je achteruitgaat op het punt van NO2, en daar ligt een bottleneck. De grote doorbraak in de richting van CO2 is het toepassen van biogas. Daar zijn goede mogelijkheden. Je kunt dan de CO2-emissies met ongeveer 70% ten opzichte van gewoon gas terugdringen. Het gebeurt op grote schaal in Zweden. De perspectieven hier in deze regio zijn goed. Je hebt ook geen problemen zoals met de eerste generatie biodiesel. Er is voldoende afval, mest en dergelijke, dat je op grond van vergisting kunt inzetten. De transportinfrastructuur is aanwezig. Het certificatensysteem is zo goed als rond en wordt in het Verenigd Koninkrijk inmiddels al toegepast. Dus dit lijkt een gemakkelijk en relatief snel te ontwikkelen optie. Daar zou ik het bij willen laten.”
18
De voorzitter dankt de inspreker voor zijn bijdrage. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt of de lagere restwaarde van de bussen te maken heeft met het feit dat het dumpen van oud materieel plaatsvindt in landen die geen aardgasnet hebben voor het tanken. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat het College hier het voornemen heeft om binnen enige termijn 100.000 voertuigen op CO2-neutrale basis te laten voortbewegen. Hij vraagt of dhr. Jepma iets over de efficiëntie zou kunnen zeggen. Wanneer men dat uitsluitend zou richten op het OV, zou dat sneller efficiënter zijn? Voorts vraagt dhr. De Vey Mestdagh naar de beschikbaarheid van biogas. In hoeverre is of komt dat op korte termijn beschikbaar om zo’n overstap te kunnen maken? Dhr. Jepma (RuG) geeft aan dat de restwaardediscussie vooral van toepassing is op gewone auto’s, op CNG. Daar blijkt steeds meer dat de tweedehandswaarde van gasauto’s hoger ligt dan benzineauto’s, omdat die vooral in Centraal- en Oost-Europese landen zeer gewild zijn. Ten aanzien van bussen is er nog niet zo veel ervaring, maar voor zover dhr. Jepma bekend is er geen significant verschil in de restwaarde van een dieselbus en een gasbus. Het heeft dus niet te maken met eventuele afzet van dit soort bussen in ontwikkelingslanden, en dergelijke. Dat staat daar geheel los van. Dhr. Jepma kent het voornemen van 100.000 voertuigen voor Noord-Nederland waar men zich toe gecommitteerd heeft. Hij kan niet helemaal overzien welk gedeelte OV hiervan voor zijn rekening zou kunnen nemen. Als je kijkt naar het aantal bussen – zelfs als je het ruim definieert – kom je in de verste verte niet tot die 100.000. Dus je zult je niet kunnen beperken tot het OV. Het is wel zeer zichtbaar. Zoals een bus op aardgas rijdt, is dat zeer zichtbaar en heeft het ook misschien een grote uitstraling in de zin dat het mensen inspireert om ook in hun gewone auto’s op aardgas te gaan rijden. Er gaat ook een symboolwerking vanuit. Maar je zult niet die 100.000 qua getal met OV kunnen halen. Beschikbaarheid van biogas. Er zijn al experimenten in Friesland waar biogas wordt ingezet in de mobiliteit. Beschikbaarheid van biogas lijkt geen bezwaar te zijn. De Gasunie – die mag je toch serieus nemen als speler – heeft zelfs aangegeven dat ze van de totale gasproductie in 2020 8-12% groen gas willen produceren. Als ze dat willen halen, zullen ze nu behoorlijk moeten opschieten. Op zichzelf, gegeven het segment waar het om gaat – een aantal bussen –, is de hoeveelheid biogas die nu al beschikbaar is daartoe voldoende. De voorzitter entameert de tweede termijn. Dhr. Bleker (gedeputeerde) plaatst de kanttekening dat dit toen nog niet op de agenda stond. Hij vindt het prima als de commissie dit in één termijn bespreekt – want dat is de consequentie – maar het staat nu voor het eerst bij de commissie op de agenda. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) herinnert zich dat er een eerste termijn is geweest. Toen heeft de FNV ingesproken. Hij kan echter niet boven water krijgen of de gedeputeerde daar in de eerste termijn ook antwoord heeft gegeven. De voorzitter beaamt dit. Dhr. Rijploeg (PvdA) begint zijn betoog met het onderwerp aardgas. In India rijden op grote schaal aardgasbussen. Nu is India misschien niet echt meer een ontwikkelingsland in de zin van alom armoede, maar het is toch nog niet zo ver technologisch ontwikkeld als West-Europa. Dhr. Rijploeg vindt het een blamage indien West-Europa achter zou lopen, zeker in een regio als Groningen. Dat zou geen goed signaal zijn. Er zijn net voorbeelden genoemd uit Zweden. Ook de provincie Gelderland is overgegaan op aardgas wat vervoer betreft. Dhr. Rijploeg vindt dat de provincie Groningen niet kan achterblijven. Nu is het natuurlijk zo dat – zoals in de stukken van dhr. Bleker is gemeld – er niet overal tankstations zijn en dan buiten de Stad. Dhr. Rijploeg wil ook helemaal niet zeggen dat, zodra er een nieuwe concessie is, al die bussen onmiddellijk op aardgas moeten rijden. Dat is technisch ook erg lastig. Iets meer ambitie zou echter geen kwaad kunnen, zeker niet voor een gedeputeerde die ook nog energie in portefeuille heeft. Daar komt bij, dat een wijk waar af en toe een bus doorrijdt – bijvoorbeeld eens per half uur – hoe erg is dat als daar een klein beetje stof uit komt? Er is natuurlijk een heleboel ander verkeer dat samen waarschijnlijk meer veroorzaakt. Op de knooppunten – bij het Centraal Station in Groningen bijvoorbeeld, maar ook op andere plekken, waar veel OV is – daar ligt dat anders. Dhr. Rijploeg zou die limiet dat het in de Stad moet, willen nuanceren, want ook veel interlokaal verkeer komt die knooppunten bij elkaar. Dat zijn nu precies de zones in de provincie
19
waar de fijnstofnorm in de buurt van grenzen komt zoals die ook in het Westen bestaan en in de rest van de provincie niet. Dhr. Rijploeg zou er op willen aandringen dat in het bijzonder daar waar het dicht bevolkt is, meer aardgasbussen worden ingezet en dat de provincie bovendien aan de wereld laat zien de gasprovincie te zijn die als het kan ook op weg gaat naar duurzaam gas. De omslag met waterstof ziet dhr. Rijploeg niet voor zich, maar dat lijkt het op deze manier ook niet gewenst. Samenvattend wenst de PvdA iets meer ambitie. De gedeputeerde heeft de vorige keer geantwoord op vragen en heeft daar tot vreugde van dhr. Rijploeg de term ‘marktordening’ gebruikt op een manier die een tijd niet te horen was. Dhr. Rijploeg houdt van een markt die op een nette manier geordend is, zodat je er uit kunt halen wat er uit komt – eventueel democratisch bepaald. Dat is winst. Men heeft het gehad over het sociaal aanbesteden. Dhr. Van Eijbergen heeft een heleboel punten naar voren gebracht over sociale zekerheid van chauffeurs, werkzekerheid en dergelijke zaken. Wat de PvdA betreft, is het in het bijzonder zo dat die onzekerheden die met het huidige systeem te maken hebben, tot uitdrukking komen bij het kleinschalig vervoer en bij de uitzendkrachten. Juist op dat aspect vindt dhr. Rijploeg dat sociaal aanbesteden iets moet gaan betekenen. De PvdA zal ook contact opnemen met de eigen wethouders en raadsleden om daar ook op aan te dringen dat bij het kleinschalig vervoer in het overleg met de provincie dat aspect ook wordt ingebracht. De PvdA is van mening dat er een sociale aanbesteding dient plaats te vinden, waarbij op een nette manier met mensen wordt omgegaan, opdat die mensen ook op een goede en waardige manier hun werk kunnen doen en de klanten kunnen bedienen en een nog beter product maken dan nu wordt geleverd. De opbrengstverantwoordelijkheid. De vorige keer is gesproken over de mogelijkheid om de concessie in delen op te splitsen en bijvoorbeeld de hoofdlijnen apart aan te besteden. Op het moment dat je dat doet, moet je heel goed nadenken over hoe je de opbrengstverantwoordelijkheid dan organiseert, want je kunt wel de opbrengstverantwoordelijkheid voor een drukke, dikke lijn bij de vervoerder leggen en zeggen dat die er dan ook belang bij heeft – dhr. Rijploeg vindt dat principieel niet verwerpelijk – maar dan moet je wel kijken naar de hele keten die de klant die daar gebruik van maakt, aflegt. Het moet niet zo zijn dat dat deel van de rit van de klanten perfect verloopt, omdat die vervoerder er belang bij heeft, maar de aansluitingen en dergelijke zaken niet. Je moet dan naar de keten kijken van het vervoer. Dat moet meegewogen worden wanneer je kijkt wie de budgetverantwoordelijkheid draagt. Er is gesproken over een personeels-BV. Dat is een optie die door de SP en de PvdA op tafel is gelegd. Dhr. Rijploeg vindt dat toch wel iets waar je in enigerlei vorm naar zou kunnen kijken als een weg om te kijken of je dat sociaal aanbesteden en dat gesol met veel te veel mensen in die uitzendbranche en oproepcontracten – op zaterdagavond niet weten dat je zondag aan het werk moet; voor drie maanden kan iedereen dat wel aan, maar als dat jaren duurt, en dat gebeurt, dan is dat toch echt een onfatsoenlijke manier van doen –… Je werkt dan als het ware een beetje toe naar een vorm van managementaanbesteding, waarbij je de rest op een andere manier organiseert. Dat zou een manier kunnen zijn om dit te regelen. De communicatie. Daar heeft de gedeputeerde de vorige keer over gezegd dat deze nu beter gaat. Dat het nu beter gaat, hoort dhr. Rijploeg niet vanuit de praktijk van de mensen die het werk doen. Ze hebben wat knetterende 27MC-bakjes in de bus staan, die ze zachtjes zetten, omdat het anders te heftig wordt. Dat kan echt beter en dat moet beter. Dat kan gewoon geregeld worden in een volgende aanbesteding. Over de fysieke onveiligheid is ook wat in het nieuws gekomen. Voor de televisie gaf Willem van der Werf een prachtige uitleg over wat er misgaat. Dhr. Rijploeg heeft inmiddels ook foto’s toegestuurd gekregen van een in de kreukels liggende chauffeur in Veendam, waar inderdaad een ongeluk van deze aard is opgetreden, zoals beschreven. Daar moet serieus naar gekeken worden. Dhr. Rijploeg vertrouwt er ook op dat de gedeputeerde dat doet. Voor het binnenklimaat geldt eigenlijk hetzelfde voor. Daar kan gewoon even naar gekeken worden. Dhr. Rijploeg heeft zelfs begrepen dat de voorzieningen gewoon in de bussen aanwezig zijn, dat je het alleen maar als het ware hoeft aan te zetten. Misschien kan het ook wel selectief, dat het in de winter niet en in de zomer wel gebeurt. Het moet echter meegenomen worden, want dat is ook voor de kwaliteit, zeker op de wat langere ritten. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) verklaart dat de ChristenUnie ook van mening is dat ingestoken moet worden op alternatieve energie. De provincie heeft een voorbeeldfunctie. Energie is ook nog een speerpunt van de provincie. Dhr. Rijploeg zei het al, er zit gas in de provincie, dus men zal daarmee aan de slag moeten. Wat de ChristenUnie-fractie betreft, mag het in het Ommeland best een tandje hoger, zeker in deze concessie. Er moet toch nog eens naar gekeken worden dat ook de bussen in het Ommeland op alternatieve energie gaan rijden. Dhr. Hilverts verzoekt om een reactie van de ge-
20
deputeerde. Voor het overige kan de ChristenUnie zich vinden in het voorstel zoals dat geformuleerd is op blz. 8. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vond een van de insprekers iets heel interessants zeggen, wat meteen tot een vraag leidt aan GS. Dat is dat er op dit moment milieumiddelen bij gemeenten worden ingezet die zouden kunnen vrijkomen op het moment dat wat grootschaliger wordt overgeschakeld op dit soort alternatieve energie. Dhr. De Vey Mestdagh vraagt of het College dat in kaart zou kunnen brengen en eventueel kan kijken of dat toe te voegen is aan OV-budgetten, want dat zou het milieu en misschien zelfs wel de financiën ten goede kunnen komen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verzoekt om enige verduidelijking. De gedeputeerde geeft aan dat ook niet helemaal begrepen te hebben. Heeft dhr. De Vey Mestdagh begrepen dat er kredieten op gemeentelijke begrotingen staan waar geen beslag op hoeft te worden gelegd als men op biogas of aardgas of wat dan ook overgaat? Is dat de veronderstelling? Dhr. De Vey Mestdagh (D66) beaamt dit. Hij neemt aan dat het in dat geval met name over fijnstof gaat en maatregelen die op dat gebied dan niet hoeven worden uitgevoerd. Wellicht kan de inspreker dat in tweede termijn nog toelichten. Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart daar wel behoefte aan te hebben. Hij begreep dat de inspreker zei dat je dat dan vervolgens op geld moet zetten, je moet het als het ware op geld waarderen, dan zou je het in die redenering mee kunnen nemen. Maar dat is een ander verhaal dan dat er geld ligt. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) geeft aan dat er sprake is van een interpretatieverschil. Wellicht zou de inspreker dat nog even kunnen toelichten. Dhr. De Vey Mestdagh sluit zich aan bij datgene wat de ChristenUnie gezegd heeft over de voorbeeldfunctie van de overheid in dit traject. Ook een van de insprekers sprak daarover. Goed voorbeeld doet volgen. In eerste termijn heeft dhr. De Vey Mestdagh dit onderwerp ook al even aangeroerd, met name ten aanzien van de inzet van de onderhandelingen in het kader van de concessie. Die lijkt op de middelen gericht – hoeveel voertuigen, gas en andere alternatieve zaken. Hij heeft daarbij aangegeven dat het misschien aardig is om te kijken of er geen milieudoelstelling geformuleerd kan worden met betrekking tot het OV en het OV vervolgens vrij te laten hoe de invulling daarvan plaatsvindt, om de maximale milieurendementen eruit te kunnen halen, terwijl dat ook nog voordeliger is voor de concessiehouder. Een ander aantrekkelijk iets van wat extra inzetten bij OV is de afspraak 100.000 voertuigen die gemaakt is. Dit zegt op zich niets over de CO2-klappers die je daadwerkelijk maakt, want dat is afhankelijk van het aantal kilometers dat er gereden wordt. Bij OV is men redelijk zeker dat dit nogal wat kilometers zijn, dus het zou een extra CO2-voordeel kunnen opleveren met betrekking tot de wat hogere doelstelling die daar achter ligt. Mw. Beckerman (SP) geeft aan dat zij zich de beantwoording van de gedeputeerde nog goed herinnert. Dhr. Bleker betoogde heel levendig geen marktfundamentalist te zijn en er zeker voor te zijn om de markt geordend zijn werk te laten doen. De SP heeft de vorige keer op tafel gelegd dat zij niet alleen wil nadenken over de manier waarop je een concessie kunt invullen, zoals nu wordt gedaan, maar ook wil nadenken over de verschillende manieren van aanbesteden. De vorige keer deed de gedeputeerde in de richting van de PvdA al de toezegging dat een brochure, studie, onderzoek over sociaal aanbesteden bij het College zal worden bekeken. De SP-fractie vindt dit nogal mager. De SP denkt dat het belangrijk is om juist de verschillende vormen naast elkaar te leggen, zeker nu er ook vanuit de PvdA steun voor is om eens te kijken naar die personeels-BV. De vorige keer werd door dhr. Van Eijbergen gloedvol betoogd dat het personeel daar erg veel last heeft van constant wisselen, van onzekerheid over hun baan, dat er steeds meer uitzendkrachten komen, juist door kortere concessieduren, dat het tot veel onzekerheid leidt en dat dit voorkomen zou kunnen worden. De SP blijft bij haar standpunt, want zij heeft daar toch te weinig antwoord op gehad, behalve dat het College de brochure van de PvdA zou bekijken, waarom het College niet wil onderzoeken – terwijl de gedeputeerde juist zelf stelt, voor geordende markt te zijn – of de situatie voor buschauffeurs niet stevig verbeterd kan worden. De SP-fractie verzoekt de gedeputeerde uit te leggen waarom het College geen onderzoek wil naar verschillende manieren waarop je kunt aanbesteden. De HOV-lijnen. De vorige keer is de SP uitgebreid ingegaan op de verschillende voorstellen die het College doet in de concessie. De SP heeft ook aangegeven dat het er uit halen van de HOVlijnen of het er uit knippen van de Q-liners als een soort van melkkoe, niet als een wenselijke situatie
21
wordt beschouwd. Mw. Beckerman vond het heel mooi dat de gedeputeerde in zijn antwoord aangaf dat hij hoopt dat de tijd van laag inschrijven voorbij is. Volgens de SP creëert het College juist de situatie door die goede, rendabele lijnen er uit te halen waarbij de gedeputeerde zelf al aangeeft dat dat misschien zaken zijn waarbij nieuwe toetreders, omdat het interessante zaken zijn, snel de markt op komen, terwijl de gedeputeerde bij het kleinschalig vervoer juist aangeeft dat de kans aanwezig is dat er helemaal niemand komt inschrijven. Dat lijkt de SP-fractie nog steeds een onwenselijke situatie: OV moet ook op plekken waar het niet winstgevend is. Men moet zorgen dat het rendabel is door juist die goede lijnen erbij te houden. De diverse insprekers. De SP vindt het ook belangrijk dat de provincie goede ambities heeft om wat meer te doen met die aardgasbussen. Mw. Beckerman wacht op het antwoord van het College daarop. Het stuk van het OV-bureau vond zij heel helder, maar “scenario’s liever schoon, innovatieve koploper, schone stad groene streek”, dat klinkt heel mooi, maar uit die memo wordt nog niet zo duidelijk hoe hoog de ambitie van het College nu ligt. Zeker in combinatie met het verhaal van de insprekers is mw. Beckerman benieuwd naar het antwoord van het College. Mw. Van Kleef (CDA) gaat allereerst in op de beantwoording van de gedeputeerde in de eerste termijn. De CDA-fractie kan zich grotendeels goed vinden in hoe het verwoord is door het College. Ergens wordt in het verslag door de gedeputeerde gezegd dat van het fenomeen onderaannemers in zekere zin afstand wordt genomen en wordt tot een georganiseerd en gecontroleerde zaak gemaakt. Mw. Van Kleef informeert of dit ook betekent dat een van de uitgangspunten van deze nieuwe concessie gaat worden dat er geen of minder gebruik gemaakt gaat worden van onderaannemers? Wat in de concessie duidelijk naar voren komt, is dat er een goede samenhang komt tussen alle vervoersmodaliteiten. Dat betekent volgens het CDA ook dat het belangrijk is wie nu de belangrijkste dragers in het OV zijn. Is het spoor de belangrijkste drager? Stuurt het OV-bureau hier voldoende in? Voorts gaat mw. Van Kleef in op het aanbesteden van reisinformatie en sociale veiligheid. De feitelijke informatie hierover moet eigenlijk komen van het uitvoerende bureau. Als je bijvoorbeeld controles hebt op plaatsbewijzen, heb je meteen ook een stuk sociale veiligheid in de bus. Er zijn in het gebied op dit terrein pilots wat betreft de sociale veiligheid. Zijn daar ook resultaten van bekend? De insprekers. De commissie heeft een notitie gekregen over de optie van verduurzamen openbaar busvervoer. De ambitie kan het CDA ondersteunen. Er staat wel in vermeld dat er pilotprojecten zijn met aardgas en biodiesel. De CDA-fractie is benieuwd wat hier straks de uitkomsten van zijn. Aan de hand daarvan kunnen de ambities nog duidelijker worden gedefinieerd. De voorzitter geeft het woord aan de gedeputeerde. Dhr. Bleker (gedeputeerde) wenst allereerst in te gaan op de wijze van aanbesteding, een kwestie die de vorige keer ook al is besproken. Mw. Beckerman zei dat het College de vorige keer heeft gezegd niet te willen onderzoeken of er alternatieven zijn voor de wijze van aanbesteding zoals het College nu voorstelt. Daarbij heeft zij destijds een aantal alternatieven genoemd, namelijk niet aanbesteden, een provinciaal bedrijf. Daarvan heeft dhr. Bleker gezegd dat het College dat soort alternatieven niet gaat onderzoeken, omdat de doodeenvoudige reden dat a) het College dat niet wil; b) omdat het in strijd is met de Wet Personenvervoer 2000. De provincie is gehouden om tot aanbesteding over te gaan en de variatie die er is, is termijn – 4,6,8 jaar; het College kiest voor een lange termijn met een optie van 2 jaar. Dat geeft rust voor de bedrijven en rust voor de mensen die in die bedrijven werken. Het College kiest ervoor dat het overgrote deel voor het hele gebied wordt aanbesteed. Dat is een afwijking van nu, want er lopen nu drie concessies: Groningen, Groningen-Drenthe, ZuidwestDrenthe, Zuidoost-Drenthe. Een groter gebied geeft ook rust. In de derde plaats kiest het College voor gecombineerd aanbesteden waar het gaat om het kleinschalig vervoer en het kleinschalig OV. Dat is eigenlijk om op de schaal van regio’s bedrijven de kans te geven om doelgroepenvervoer, kleinschalig OV, gezamenlijk aan te besteden, wat nu vaak versnipperd is over meerdere partijen en vaak in de vorm van onderaannemerschap waar het gaat om het OV-deel. Dat onderaannemerschap verdwijnt als het ware, dus de grote OV-bedrijven hebben niet meer tig onderaannemers die nog weer kleinschalig OV doen, het zit in apart controleerbare bedrijven die ook het leerlingenvervoer doen en die dus ook gecontroleerd worden door bijvoorbeeld gemeenten en gemeenteraden. Het College verbiedt geen onderaannemerschap, maar het College maakt het veel minder nodig, omdat men het kleinschalig vervoer dat onderaanbesteed wordt, apart aanbesteedt in combinatie met het doelgroepenvervoer op regionale schaal. Als het over geordende marktwerking gaat, vindt de gedeputeerde dat het College met de concessievoorwaarden zoals die nu worden geformuleerd bij de concessieverlening de markt goed laat werken en vervolgens voor een langere periode de zaak geordend laat verlopen. Er wordt dus geen ‘aanbestedingscircus’ van gemaakt zoals sommigen voorstellen: elke vier
22
jaar opnieuw dat circus in. Als je dat weet, zijn ook de redenen voor bijvoorbeeld een personeels-BV minder aanwezig, omdat je over een langere periode rust in de tent hebt. Het College voelt niet voor de constructie van zo’n personeels-BV. Het is ook nog maar globaal geformuleerd. Er is wel naar gekeken. Het zou betekenen dat in dit geval de provincie Groningen en de provincie Drenthe een BV zouden moeten oprichten, eventueel – als men daar tenminste zeggenschap over wil hebben – zou vervolgens het huidige personeel daarin moeten worden ondergebracht. Vervolgens zou dat ter beschikking moeten worden gesteld van degene die de concessie verkrijgt. Dan krijg je een beetje wat dhr. Rijploeg aangaf: dan besteedt je in de concessie eigenlijk het management uit, je kiest een nieuw management. In de eerste plaats is het zeer de vraag of de wet het überhaupt toestaat om voor dit doel deel te nemen in een privaatrechtelijke organisatie, de provinciewet artikel 158… Dhr. Rijploeg (PvdA) interrumpeert en merkt op dat hij niet gezegd heeft dat de overheid zelf die BV zou moeten beginnen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat vervolgens de vraag is of het gewenst is om aan bedrijven voor te schrijven, want dan zou dat de particuliere sector moeten worden voorgeschreven om te doen. Ook dan is de vraag of zich dat überhaupt verdraagt met de Wet Personenvervoer 2000 en de vrijheid van mededinging en van markttoetreding. Daarnaast is volgens de gedeputeerde de kern van bestuur en management van een OV-bedrijf niet wat voor soort bus je koopt, maar hoe je met je menselijk kapitaal, gelet op de opdracht die je hebt en de financiële randvoorwaarden waarmee je werkt, opereert. Dat is wat de kwaliteit van het OV bepaalt. Dat vindt de gedeputeerde ook vereist dat bestuur en management van OV-bedrijven ook de volle verantwoordelijkheid moeten kennen voor het personeel waar zij mee werken. Dhr. Bleker vindt het zelf al een beperking, dat… Er zijn aanbestedingen geweest buiten de provincie Groningen aan particuliere spoorvervoerders. Het personeel kwam van de NS. De NS hebben maar één ding gedaan: geprobeerd om zo veel mogelijk personeel bij de nieuwe vervoerder te krijgen, af te stoten. Wat is het gevolg? Drie, vier, vijf jaar lang ellende en gedoe omdat het bedrijf met handen en voeten gebonden is waar het gaat om de uitvoering van zijn taken. Het is zo’n essentieel onderdeel hoe de mensen werken, dat het niet logisch is om dat te ontkoppelen. Dhr. Bleker denkt zelfs dat het niet in het belang van medewerkers is. Het College heeft er dus meerdere bezwaren tegen en ziet ook geen mogelijkheden om het af te dwingen. Om die reden zal het ook niet worden onderzocht. Spoor en OV – een vraag van mw. Van Kleef. De drager van het OV-netwerk in het Noorden bestaat wel uit het spoor. Daar heeft het OV-bureau geen zeggenschap over, maar de provincies wel. Het wordt natuurlijk maximaal afgestemd. De gedeputeerde kan niet de resultaten noemen van de pilot sociale veiligheid, maar dit kan mogelijkerwijs aan het verslag worden toegevoegd. Controle op plaatsbewijzen geeft ook een gevoel van sociale veiligheid, dat is juist. Daar zit gewoon het dilemma bij bedrijven: hoeveel kost het om te controleren en wat levert het op aan zwartrijders? Weinig zwartrijders, weinig reden tot controleren, want controleren kost meer dan wat het oplevert. Dat is ook een van de dilemma’s met de OV-chipcard. De Randstad wil op de OV-chipcard over, in Amsterdam en Rotterdam scheelt het bijna een miljoen per maand aan zwartrijders wat ze binnenhalen. Ze zeggen dat het snel ingevoerd moet worden. Mensen in Gelderland zeggen dat het hen alleen maar geld kost, het levert niets aan extra inkomsten op vanwege terugdringen van zwartrijders. Zo zit de wereld verschillend in elkaar. De gasbussen. Dat is een lastig punt. Het OV-bureau heeft het onderzoek laten doen omdat men vond dat men in beginsel vanuit het OV mee zou moeten werken aan een overgang naar andere typen brandstoffen dan de gangbare diesel nu, om meerdere redenen: vanwege het verwachte milieurendement, ontwikkeling in het gebied op het terrein van de energiesector en de sector van de brandstof voor mobiliteit. Vanuit die invalshoek werd het onderzoek gedaan. Vervolgens – en dat blijkt niet alleen uit dit onderzoek, maar eigenlijk uit heel veel onderzoeken die de afgelopen half jaar zijn binnengekomen, zowel nationaal als internationaal – blijkt dat de milieuprestaties van de twee alternatieven die het meest voor de hand liggen – diesel en aardgas – allebei met glans de geldende en toekomstige Europese normen halen en dat de milieuprestaties onderling vreselijk dicht bij elkaar liggen. Op het ene punt scoort de een beter, op het andere punt scoort de ander beter. Vanuit milieuoogpunt geredeneerd, kijkend naar die Europese normen, is er geen doorslaggevend argument om een middel voor te schrijven, zo stelt de gedeputeerde in de richting van dhr. De Vey Mestdagh. Dat is namelijk de vraag: of in de concessie een middel worden voorgeschreven? Kijkend naar die EEVnorm en naar de milieuprestaties is er geen reden om aan deze sector een middel voor te schrijven. Vervolgens zou je kunnen zeggen dat je het nog kunt doen, maar dan niet uit overweging van milieu, maar uit overweging van technologische ontwikkeling, toepassing van gas of biobrandstoffen, je wilt dat stimuleren. Door hier op grote schaal bussen te laten rijden op die brandstoffen, stimuleer je dat.
23
Dat had gekund. Er is in het College ook lang over gesproken. Het College zit echter met het eenvoudige dilemma dat er als volgt uitziet. Het College kan middelvoorschriften nalaten, terwijl volledig wordt voldaan aan de milieunormen die nu en in de toekomst gangbaar zijn. Het College kan een middelvoorschrift invoegen in de concessie met het doel een bepaalde economische ontwikkeling te stimuleren – sommigen zullen zeggen: ook als voorbeeldfunctie – en dan zou dat, wat het College betreft, kostenneutraal door de vervoerder moeten kunnen worden geleverd. Daarom is ook dat onderzoek gedaan. Het College heeft zich afgevraagd: als een middel wordt voorgeschreven, loopt het College dan het risico dat het minder geleverd krijgt voor de € 90 miljoen die de provincie aan te besteden heeft of niet? Loopt de provincie dan dat risico? Minder bussen, minder frequentie. De analyse wijst uit dat vanuit het perspectief van de onderneming gericht – en wat zij kan beïnvloeden aan kosten – risico reëel is. Dit is ook berekend. Dan kan men tegenwerpen dat het een andere situatie is als er subsidie is, of dat die milieugelden verzilverd kunnen worden. Dat kan allemaal, maar dat is nog niet geregeld en over twee maanden wordt wel de aanbestedingsprocedure gestart. De redenering van het College is, dat als er een reëel risico bestaat dat als het College een middel voorschrijft – in dit geval aardgas – op grote schaal, men daardoor minder vervoer krijgt dan zonder het middel voor te schrijven, het College dit na zal laten, temeer omdat de norm in beide gevallen wordt gehaald. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) is benieuwd naar het percentage. De gedeputeerde schermt nu wel met het feit dat het duurder zou zijn, of dat de provincie minder waar voor haar geld zou krijgen, maar wat is dan dat percentage waar de gedeputeerde over spreekt? Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat de provincie elke kilometer moet betalen, ook de kilometer naar het tankstation. Er is berekend wat de omrijkosten zijn. Dat zijn gewoon kosten – dat staat ook in de stukken – die de provincie gewoon moet betalen, waar geen kind of oudere voor wordt vervoerd. Investeren in die tankstations voor gas is geen sinecure. De bedragen zijn aan te treffen in de stukken. Er zijn nu mogelijk één of twee in de stad Groningen. Men moet zich voorstellen dat het in Zweeloo moet kunnen, het moet op meerdere plekken kunnen. Je zou denken dat het vanzelf komt, omdat auto’s er ook op over komen. Een aardgastankstation voor bussen is van geheel andere orde dan voor auto’s, want je moet met veel hogere druk werken. Wat dat betekent, staat ook in de stukken aangegeven. Toen heeft het College het volgende in ogenschouw genomen. Als het College zijn ambities voor uitbreiding van OV wil waarmaken, dan komt men in 2018 jaarlijks € 20 miljoen tekort aan exploitatiebijdragen. Er is gewoon op de schaal van Groningen en Drenthe en de Stad een prognose gemaakt: wat is aan uitbreiding van Q-liners, intensivering, etc. gewenst? Dan komt men jaarlijks miljoenen tekort, alleen aan de exploitatiebijdrage. In die wetenschap wil het College niet het risico nemen dat door een middel voor te schrijven er sowieso al minder vervoer komt. Als er vandaag een pot met geld wordt opengetrokken waarbij vanuit Groningen, Drenthe en Stad, etc. wordt aangegeven dat er € 4,5 miljoen op tafel wordt gelegd om de mogelijke meerkosten die in rekening worden gebracht als dat middel wordt voorgeschreven en dit wordt toegevoegd aan de BDU en het is ter beschikking van het OV-bureau, dan bestaat het probleem niet. De afweging in het College is geweest dat er geen bereidheid is om voor dit doel extra middelen op tafel te leggen, toe te voegen aan de BDU en toe te laten stromen naar het OV-bureau. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) geeft aan dat de gedeputeerde op korte termijn dus geen mogelijkheid ziet – want het gaat over de concessie eind 2009 – dat die situatie verbeterd gaat worden. De gedeputeerde spreekt over één aardgasvulstation, misschien op korte termijn twee. In die tussentijd is er dus geen sprake van een grote verbetering. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dit. Als je naar dat dunbevolkte gebied kijkt, dan worden dat vreselijk dure investeringen. De gedeputeerde ziet niet in dat dat gaat gebeuren. Dat moet dan ook buiten de OV-sector gefinancierd worden. Het is echt enorm krap aan met de exploitatiebudgetten die er zijn voor het OV. Er is drie à vier jaar geleden al een geweldige sanering in het OV op het platteland gepleegd, omdat er een tekort van € 10 miljoen weggewerkt moest worden. Als wordt gekeken naar alle ambities met de Q-liners, etc. van Kolibri, zijn dat miljoenen die per jaar extra op tafel moeten komen in de exploitatie. Dan wil het College dat risico niet lopen. Dhr. Bleker stelt dat de opmerkingen van dhr. Rijploeg over communicatie, lagevloerbussen en veiligheid worden meegenomen. Hij heeft ook al aan het OV-bureau gezegd dat men daar actie op moet ondernemen. De HOV-lijnen. De vooronderstelling van het College is dat er ook bedrijven niet zijnde de grote OV-bedrijven in staat zijn om goed te opereren op die HOV-lijnen. Dat kunnen dus ook hoogwaardige touringcarbedrijven zijn die besluiten daar op te investeren, omdat het een interessante tak
24
aan het bedrijf is. Aangezien er meerdere partijen op die markt kunnen komen als dat apart wordt aanbesteed, verwacht het College dat de biedingen zowel van de grote als van de kleine zich neerwaarts zouden kunnen ontwikkelen. Dat is de reden dat ze apart worden benoemd. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt dat dreigt dat niet meer naar de keten gekeken wordt, omdat het allemaal stukjes zijn. Neemt het College dat ook mee? Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dit. Het College heeft het punt van de opbrengstverantwoordelijkheid over dit onderdeel nog in beraad. Dat punt dat dhr. Rijploeg heeft genoemd, speelt daar inderdaad. De voorzitter geeft dhr. Jepma de gelegenheid tot reageren. Dhr. Jepma (RuG) geeft aan dat er niet is gesproken over biogas. Er is gesuggereerd dat rijden op aardgas en rijden op diesel ruwweg dezelfde milieueffecten heeft. Dat is niet helemaal juist. Dhr. Jepma is de vijf variabelen bij langs gelopen. Er zijn er drie van waar gas gewoon beter scoort. In beide gevallen zit je binnen EEV, als dat het criterium is. Maar er is niet gesproken over biogas. Dat kan een belangrijke bijdrage leveren aan een CO2-emissiereductie waarvan Noord-Nederland een convenant heeft afgesloten met de Nederlandse overheid, dat in feite inhoudt dat met twee keer zo veel wil doen in het Noorden als wat men, gegeven de omvang van de economie, zou verwachten. Misschien is het toch interessant om nog wat aandacht te besteden aan die optie, om biogas in te zetten, omdat je dan ook een coalitie kunt krijgen tussen de landbouwsector – die een belangrijke rol wil spelen in de productie van biogas – en de mobiliteitssector. Subsidie. Dhr. Jepma kreeg de indruk van dhr. Van Werven dat hij de mogelijkheden om op redelijk korte termijn subsidies – en dhr. Jepma heeft daar geen inzicht in – voor dit soort doeleinden te activeren, reëel inschat. Dhr. Jepma denkt dat het heel belangrijk is dat die informatie boven water komt, want kennelijk hangt het op die € 4,5 miljoen. Als dat in de lucht hangt, moet dat ook op tafel komen. Het aantal stations. Er is een vast voornemen van de coalitie – dat is inmiddels ook uitvoerig in het nieuws geweest – om de komende drie jaar in Nederland 200 stations neer te zetten, waarvan 15 in Noord-Nederland. Dus het idee dat er de komende jaren helemaal niets te verwachten valt, is onjuist. Nog dit jaar wordt in elk geval nog één station in Groningen neergezet en nog een stuk of drie à vier in de provincie of in elk geval in Noord-Nederland, dus die ietwat pessimistische inslag dat het niet zo’n vaart zal lopen met die stations, moet dhr. Jepma enigszins weerspreken. De voornemens zijn heel concreet in de regio om dat aantal snel op te trekken. De voorzitter geeft dhr. Gense gelegenheid om te reageren. Dhr. Gense (PON) wenst een opmerking te maken over de vraag hoe het zit met het geld, waar dat vandaan komt. Het monitariseren van milieuverontreiniging. Het voorbeeld dat dhr. Gense gegeven heeft, heeft ermee te maken dat in veel steden, waaronder ook Groningen, luchtkwaliteitsproblemen nog steeds aan de orde van de dag zijn, waarbij de wetgeving die van de voertuigkant opgelegd wordt, niet in staat is die problemen op te lossen. Er is gememoreerd dat alle bussen voldoen aan EEV. Dat kan, maar er is een aantal typen bussen die duidelijk schoner zijn dan EEV. Als je alleen maar EEV op de weg toelaat, lossen de luchtkwaliteitsproblemen zich daarmee niet op. Dan moet je nog een tijdje wachten. In dat spanningsveld kun je zeggen dat je als provincie en als gemeente de verantwoordelijkheid hebt om naast het realiseren van OV ook je luchtkwaliteitsproblemen op te lossen. Er is een heel groot nationaal samenwerkingsverband luchtkwaliteit waar gelden gereserveerd zijn om die luchtkwaliteitsproblemen op te lossen, daar waar de voertuigwetgeving dat op de termijn waarop het moet gebeuren, niet kan realiseren. Dat geld, dat dus nationaal gereserveerd is en dat op provinciaal niveau kan invloeien, maar ook het geld dat gemeenten gereserveerd hebben om dat gat tussen de voertuigwetgeving en de locale luchtkwaliteit op te vullen, zou je kunnen aanwenden in een schonere OV-concessie, omdat je dan met dat geld geen andere maatregelen meer hoeft te treffen om die luchtkwaliteit te verbeteren. Het is maar net waar je dat geld toepast. In hetzelfde kader zit ook de verlaging van de CO2-emissie van het wagenpark. De Groningse ambitie is hoog, maar ook de ambitie vanuit Den Haag is hoog. Den Haag stelt geld ter beschikking in het kader van het nationaal transitiebeleid om over te gaan op biogas. Daar is een subsidiepot, die kun je dus aanwenden. Je hebt de verplichting om iets te doen op dat vlak. De PON heeft in die studie CE gevraagd om dat monitariseren, om duidelijk te maken dat als je die pot hebt, dat een optie is om dit, ook gekwantificeerd in geld, in te zetten in een OV-concessie, want dan heb je het geregeld.
25
Een klein punt over een doel- of een middelvoorschrift. Als je in deze context kijkt, dan zegt PON ook dat men absoluut geen aardgas moet voorschrijven. Er moet worden gekeken naar wat je aan emissies van je voertuigpark nodig hebt om op termijn aan die buitenluchtkwaliteitseisen te voldoen. Dat kom je op een niveau uit – het is een rekensom, luchtkwaliteit achterstevoren berekenen – ... Dan stel je dat het eigen voertuigpark op dit niveau moet zitten. Daar kan uitkomen dat je op dat moment een bepaald type voertuig nodig hebt. Dan stel je een eis aan de maximale uitstoot van het voertuig, geen middel, niet aardgas. Het zou kunnen zijn dat een aardgasvoertuig daaraan voldoet. De voorzitter entameert de derde termijn, die alleen zal gaan over de verduurzaming van het OV. In derde termijn Dhr. Rijploeg (PvdA) geeft te kennen niet zo te houden van middelvoorschriften. Als je een doelstelling hebt om te verduurzamen, dan kun je voorwaarden scheppen waaronder de vervoerder het interessant kan vinden om op aardgas en in de toekomst op biogas te gaan rijden. Een van die middelen zou kunnen zijn dat bij de remise gewoon aardgas getankt kan worden. Volgens dhr. Rijploeg is dat station dat in Groningen geopend is, daar vlakbij. Daar zouden dus geen extra kosten in hoeven zitten. Waar het probleem zich voordoet met fijnstof en lawaai, is juist op die plekken waar niet af en toe een bus langskomt, maar waar voortdurend bussen langskomen. Dat is dus langs drukke routes, waar vele lijnen samenkomen. Dat is bijvoorbeeld ook in de Stad het geval. Daar zou je misschien wel met een wat hoger percentage dan negen kunnen stimuleren. Voor dhr. Rijploeg hoeft niet worden voorgeschreven hoeveel het er moeten zijn. Hij zou willen dat er een prikkel aanwezig is en opties worden geboden om het voor de vervoerder aantrekkelijker te maken, zodat hij ervoor gaat kiezen, waarbij de PvdA uitspreekt dit buitengewoon graag te willen zien en ook in haar herinnering zal houden wat voor prestatie daar geleverd is. Als voor dezelfde prijs concessienemer A met aardgas gaat rijden en dus iets schoner is en minder lawaai maakt, zou men ook aan dat soort prikkels kunnen denken. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) begrijpt de argumentatie van de gedeputeerde ten aanzien van de concessieverlening. Aan de andere kant bekruipt hem het gevoel van een gemiste kans. Er zijn zoveel doelstellingen die gezamenlijk zijn afgesproken. Nu wordt dat in deze concessie eigenlijk niet vormgegeven. Het voorstel van dhr. De Vent is heel aantrekkelijk. Dhr. Staghouwer verzoekt de gedeputeerde hierop te reageren. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat zijn vraag uit de eerste periode terugkomt, gezien de toelichting die door de insprekers geleverd is met betrekking tot het onderzoeken of er toch niet gaten te dekken zijn, zowel uit gemeentelijke als uit rijksmiddelen, en het niet voorschrijven van middelen en te kijken of de uitstoot en luchtkwaliteit onderdeel kunnen vormen van de concessie, zodat er wat meer vrijheid bestaat om daar een goede invulling aan te geven. Mw. Beckerman (SP) vindt het erg pijnlijk duidelijk wat volgens de SP een van de manco’s is van marktwerking en ook pijnlijk duidelijk waar de ambities liggen. Er wordt van alle kanten aangegeven dat de provinciale ambities wat betreft verduurzamen van OV hoog moeten liggen. Er komen insprekers die verschillende mogelijkheden geven. De gedeputeerde gaat eigenlijk alleen in op het eisen van een middel, terwijl verschillende kanten aangeven dat er meerdere mogelijkheden zijn. De kans dat vervoerders niet hieraan gaan voldoen en dat de provincie minder OV krijgt, voor de SP is dat weer zeer pijnlijk. Waarom wordt er niet gekeken naar de mogelijkheden om eisen te stellen aan kwaliteit? Hoe kan het zo zijn dat als iedereen voorrekent dat er vijf verschillende mogelijkheden zijn wat betreft biogas, waarbij een heleboel gewonnen kan worden, en dat dat ook nog kan voor een redelijke prijs, dat dit volgens de gedeputeerde geheel onhaalbaar is of dat het College daar de ambities niet toe ziet? Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart dat marktwerking niet de oorzaak is van al het kwaad. Mw. Beckerman (SP) stelt dit ook niet aan te geven… Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat ook wanneer er een provinciaal busbedrijf was geweest en nu deze discussie werd gevoerd, de vraag zou zijn of men het risico wil nemen dat het College een managementcontract met de leiding van het provinciale busbedrijf sluit waarin staat dat men op aardgasbussen moet gaan rijden, waarbij het College accepteert dat er uiteindelijk voor hetzelfde bedrag
26
minder wordt gereden dan als men hen die vrijheid had gegeven. Dat dilemma zou er ook geweest zijn als het gewoon het eigen bedrijf van de provincie was. De gedeputeerde vindt het een beetje gemakkelijk om dat op de marktwerking te gooien. Dan hoort hij graag van de SP dat zij klip-en-klaar bereid is om het risico te nemen dat er gesneden moet worden in de dienstregelingen omdat er een bepaald middel is voorgeschreven. Wanneer de SP dat zou zeggen, zou dat duidelijke taal zijn. Dhr. Bleker heeft dat trouwens nog niemand in deze commissie horen zeggen, maar de SP is soms heel duidelijk. Mw. Beckerman (SP) geeft aan altijd heel duidelijk te willen blijven. Zij ziet marktwerking niet als het grote kwaad achter het grote ongeluk in deze wereld. De gedeputeerde geeft in zijn betoog zelf aan dat wanneer er eisen worden gesteld of ambities worden geformuleerd, de vervoerder daar mogelijk aan kan voldoen door andere zaken te laten. Dat heeft met marktwerking te maken. De SP formuleert hier precies wat zij wil. Er wordt aangegeven dat het College op verschillende manieren kan formuleren wat men wil. De gedeputeerde zegt dan dat de kans bestaat dat de vervoerder dat niet gaat doen. Dat beschouwt mw. Beckerman als een manco van marktwerking. Van alle kanten worden de gedeputeerde voorbeelden aangereikt dat het College niet per definitie een middeleis hoeft te stellen. Er zijn verschillende mogelijkheden. Het College kan eisen stellen aan kwaliteit, het College kan doelstellingen formuleren op basis van luchtkwaliteit. Mw. Beckerman vertelt dat zij, als zij de wereld opnieuw mocht modelleren, het OV anders zou vormgeven. De derde termijn is helaas niet bedoeld om in te gaan op het terugdraaien van marktwerking en chauffeurs-BV’s. Mw. Beckerman zal dat gaarne de volgende week in de Staten doen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) snijdt het onderwerp van de vulstations aan. Men zou in NoordNederland in het concessiegebied Groningen-Drenthe minimaal tien vulstations voor bussen moeten hebben. De totale investering die daarmee gemoeid is, bedraagt ongeveer € 9,8 miljoen, want dat zijn namelijk geen vulstations die vergelijkbaar zijn met waar je je Opel Astra tankt, want het moet namelijk onder zeer hoge druk. Misschien schrijven de veiligheidsvoorschriften zelfs voor dat het niet eens in de buurt mag van een normaal tankstation. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) vraagt of, als er een techniek is om bussen met dezelfde druk te vullen als auto’s, het dan wel door zou kunnen gaan. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat als daarbij er tien tot twintig vulpunten zouden zijn in NoordNederland, het een stuk dichter bij zou komen. Tot nu toe is het zo dat ze niet op deze manier gevuld kunnen worden. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt hoe dat dan in Gelderland is geregeld. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat het een technisch probleem is. Als je dat nu in de concessie betrekt, weet je wat de tegenvraag wordt. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) constateert dat de gedeputeerde een bedrag van € 9,8 miljoen noemt. Heeft de gedeputeerde ook zicht op de subsidie die daarvoor beschikbaar is? Dhr. Bleker (gedeputeerde) verklaart daar absoluut geen zicht op te hebben dat daar subsidie voor is. Het zal bovendien nog enige tijd duren voordat het voor elkaar is. Daar komt bij dat die investeringen één deel is. Het tweede is dat men te maken heeft met de jaarlijkse exploitatiebijdrage die geleverd moet worden. Er is een risico dat de provincie minder waar voor haar geld krijgt als een bepaald middel wordt voorgeschreven. Ondernemers maken deze berekening ook. Er zit hier bijna niemand om tafel die gewoon elke maand aan de Raad van Commissarissen moet melden wat hij heeft opgeleverd. Dat moeten deze ondernemers wel. Dan kan de provincie wel bedenken dat er hier en daar een subsidie is, maar er zijn ondernemers die niets met subsidies van doen willen hebben. Voor een deel hebben ze gelijk. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) stelt dat het College toch bepaalde kosten voor zijn rekening kan nemen als dat subsidiabel is met betrekking tot stations. Dat hoeft toch niet op de ondernemer te drukken? Het past binnen het beleid van het Rijk. Dhr. Bleker (gedeputeerde) geeft aan dat dat zou kunnen. Het College heeft niet de mogelijkheid om bijvoorbeeld de helft van die € 10 miljoen op tafel te leggen. Het College vindt het ook niet een goede
27
besteding van middelen voor dit specifieke doel. Los daarvan zit er een kostenverhogend element in het voorschrijven van een middel in het algemeen. Om die reden zal het College dat niet doen. Mw. Beckerman (SP) vraagt of het College zijn ambities naar beneden wil bijstellen omdat ondernemers geen subsidies willen aanvragen. Dat is toch een onlogisch verhaal? Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) protesteert tegen het feit dat dhr. Bleker voortdurend spreekt over het voorschrijven van het middel. Daar gaat het niet over. Dhr. Staghouwer heeft een voorstel zoals dhr. De Vent heeft aangegeven. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat hij hier net over wilde beginnen. Hij vindt het plezierig dat niemand uiteindelijk gelukkig dat middelvoorschrift kiest, behoudens dat het College het – in die zin gaat het College kennelijk veel verder dan de commissie – mogelijkerwijs voor de stad Groningen wel zou willen overwegen als de Stad dat uit milieubudgetten zou kunnen betalen. Het zou voor de Stad ongeveer een bedrag van € 600.000 op jaarbasis betekenen die de Stad zou moeten overmaken aan het OV-bureau om dat te faciliteren. Die mogelijkheid bestaat. Het College wil het in zekere zin wel eenvoudig houden, want met de mogelijke differentiatie waar het gaat om de Stad wordt ook recht gedaan aan een specifiek locaal milieuvraagstuk. Als er al luchtverontreinigingssituaties zijn die de grenswaarden benaderen, dan betreft dit een paar plekken in de Stad. Dat is niet zo in Stadskanaal, waarschijnlijk ook niet in Assen, ook niet in de stad Emmen. Het concentreert zich in de stad Groningen. Wat het College doet is in feite wat zo-even werd voorgesteld. In de wetenschap dat daar mogelijkerwijs de luchtverontreiniging kritieke waarden begint te krijgen, overweegt het College daar om gasbussen voor te schrijven, indien ze bekostigd kunnen worden – extra kosten – uit milieumiddelen. Dat is feitelijk de redenering die in het stuk staat. Dan denkt het College goed bezig te zijn, zonder al te grote risico’s te lopen op kostenopdrijvende effecten. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) merkt op geen antwoord op zijn vraag te hebben gehad. Hij heeft de gedeputeerde gevraagd of hij eventueel zou willen bekijken of die subsidies, als die mogelijk nog bij Rijk en gemeenten liggen, soelaas kunnen bieden ter dichting van het gat. Dhr. De Vey Mestdagh kan zich niet voorstellen dat dit College dat niet zou willen als er twee doelen tegelijkertijd mee gediend worden en tegelijkertijd de reiskilometers daarmee niet worden aangetast. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt hoe het dan in Gelderland is opgelost. Hij neemt aan dat de voorbereiding van het proces van onderhandelen nog doorgaat. Het is interessant om te weten hoe ze het daar gedaan hebben, ook om te kijken wat er in de Stad voor ruimte kan komen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) stelt dat nagegaan zal worden hoe dat in Gelderland, Zeeland en Utrecht zit, hoewel het wel vaak zo is dat als je naar voorbeelden in andere provincies kijkt, je er meer van onder de indruk bent wanneer je er globaal van hebt gehoord dan wanneer je even ter plekke kijkt, want dan blijkt het vaak om bescheiden experimenten te gaan. In IPO-verband maakt de gedeputeerde ook mee dat zijn collega’s de meest vooruitstrevende zaken presenteren, wat de indruk wekt dat Groningen dom bezig zou zijn. Bij nader inzien blijkt dat wel mee te vallen. De provincie Groningen heeft het dan vaak over de Blauwe Stad. Daar denken zij hetzelfde over. De Stad onderzoekt op dit moment of er rijks- en gemeentelijke middelen zijn om de bijdrage te leveren voor de introductie van bijvoorbeeld gasbussen in de Stad, op bredere schaal dan nu. De gedeputeerde heeft geen enkele hoop dat hij met enig succes kan aankomen in andere gemeenten – Vlagtwedde, Stadskanaal, Veendam – met de vraag of er op jaarbasis € 50.000 worden geleverd omdat men dat anders toch moet uitgeven of omdat men recht heeft op rijkssubsidie op het punt van luchtkwaliteit, want dat probleem speelt er niet. Men moet enigszins nuchter blijven. De enige kanshebber is de stad Groningen. Dhr. De Vey Mestdagh (D66) verduidelijkt dat zijn vraag niet was of de gedeputeerde de gemeenten zo ver wilde krijgen, maar of de provincie dat eventueel zou willen bekijken. Hij begrijpt dat het antwoord ontkennend is. Dhr. Bleker (gedeputeerde) bevestigt dat het antwoord daarop ontkennend is. Als er geen specifieke gelden voor verbetering van de luchtkwaliteit komen, zal de provincie dat ook niet omzetten voor dit doel. De voorzitter informeert hoe het stuk naar de Staten zal worden doorgeleid.
28
Mw. Beckerman (SP) zou dit graag willen bespreken. De voorzitter begrijpt dat de SP waarschijnlijk met voorstellen wil komen. Het stuk zal als A-stuk naar de Staten worden doorgeleid. De vergadering vervolgt met agendapunt 11. 13.
Voortgang verbetering N366 (op verzoek van GroenLinks) Brief van GS van 5 maart 2008, 2008-09.475/10/A.21, VV, betreffende voortgang verbetering N366
Dhr. De Graaf (GroenLinks) geeft te kennen dat het niet zo is dat GroenLinks alle werkzaamheden aan de N366 ter discussie wil stellen. Wel zijn er enkele vragen over een onderdeel. Dhr. De Graaf geeft aan nog niet zo lang in de commissie te zitten en derhalve nog niet te beschikken over heel veel voorgeschiedenis. Toen het in de fractie werd besproken bleek ook bij de ervaren lieden enkele vraagtekens te ontstaan toen het ging over de verdubbeling van het weggedeelte Veendam-Nieuwe Pekela. Dat kwam voor velen een beetje uit de lucht vallen. In elk geval bestond het idee dat daar nog niet heel goed over gesproken was. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt of GroenLinks niet blij is als er een verdubbelde weg uit de lucht komt vallen. Dat is toch fantastisch? Dhr. De Graaf (GroenLinks) verklaart dat GroenLinks altijd blij is. Dhr. De Graaf zit echter meer op vallende dubbele spoorlijnen te wachten. Dhr. De Graaf hervat zijn relaas. Het was in elk geval wat onverwacht. GroenLinks had het idee dat daar toch ook hier misschien wat uitgebreider over gesproken zou moeten worden. GroenLinks is ook benieuwd naar de onderbouwing die er voor geleverd zou zijn. Waaruit blijkt nu dat men onmiddellijk aan de slag moet en dat het ontzettend belangrijk is om dat stukje te verdubbelen? Zijn daar verkeerscijfers voor? Als ze er zijn, waar zijn deze dan aan te treffen? Het heeft ook te maken met de N33. Er is over een eindbeeld gesproken. Dat is twee jaar geleden wel uitgebreid besproken. Hoe moet dit stukje verdubbeling van de N366 in verband worden gezien met de N33? GroenLinks zit niet heel erg te springen om asfalt, zelfs niet als het uit de lucht valt. Als het er wel over gaat, dan wil GroenLinks wel graag de noodzaak bewezen zien en de achtergronden kennen. Dhr. Bleker (gedeputeerde) merkt op dat het inderdaad niet uit de lucht komt vallen. In 2006 is er een voordracht geweest voor een bepaalde investering op de N366. Dat is gerelateerd aan het eindbeeld N366. Het is een rapport van de provincies Groningen, Drenthe en de inliggende gemeenten dat destijds ook als achtergrondstuk bij de voordracht heeft gelegen. Het is een voortvloeisel uit die voordracht. In de tweede plaats zijn er verkeerscijfers beschikbaar. De provincie heeft verkeer- en vervoermonitor. Daar kan men per weg en soms per wegvak van de provincie de verkeersintensiteiten vanaf lezen. Dit stukje weg is bijna even druk of drukker dan de A7 tussen Winschoten en Zuidbroek. Het is dus een druk stuk weg. De verwachting is dat het alleen maar drukker wordt met de N33, omdat de verdubbeling van de N33 natuurlijk een aanzuigende werking heeft en voor een deel een ontlastende werking van andere wegen. Nu is het niet zo dat die verdubbeling overmorgen gaat beginnen, want het is, wat het College betreft, de laatste stap bij het realiseren van het eindbeeld op het Gronings grondgebied. Men gaat eerst aan de slag met het ongelijkvloers maken van kruisingen. De onderbouwing daarvoor is ook niet moeilijk aan te geven. Als men naar de verkeersongevallenconcentraties kijkt, treft men die met name aan op die N366. De gedeputeerde houdt altijd weer zijn hart vast, zo vertelt hij. Nu is gelukkig die gevaarlijke kruising bij Alteveer aangepakt, waar vele doden en ernstige slachtoffers zijn gevallen. Gelukkig is de weg bij de Nautilusweg aangepakt en de afslag bij de Van Boekerenweg komt er ook aan. Het is een superdrukke, supergevaarlijke weg als deze niet ongelijkvloers wordt gemaakt. De gedeputeerde ziet dhr. Stavenga, die ook uit die hoek komt, knikken. Men kan dhr. Stavenga er niet van betichten dat hij overal maar viaducten en rondwegen aanlegt. Als de gedeputeerde hem aan zijn zijde heeft, dan denkt hij dat hij voldoende argumenten heeft, zo schertst de gedeputeerde. Dhr. De Graaf (GroenLinks) geeft aan dat mw. Siersema ook uit die richting komt. Zij beaamt op zich ook dat er wat knelpunten zijn. Dat heeft GroenLinks ook nooit bestreden. Die punten worden ook al
29
aangepakt en zijn deels al aangepakt. De vraag is of de zaken die de gedeputeerde nu noemt, rechtvaardigen dat er dan ook een verdubbeling is. Misschien is dat wel zo, maar de gegevens daarover beschikte GroenLinks in elk geval nog niet. Dat is de reden dat deze vragen worden gesteld. Dhr. Bleker (gedeputeerde) begrijpt dit. Het is een majeure opgave. Het College bereidt dat wel voor, maar een go-besluit wordt absoluut aan de Staten voorgelegd. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) stelt dat, zolang station Onstwedde nog niet is gerealiseerd, het heel belangrijk is dat de N366 goed begaanbaar blijft. Dhr. Hilverts vindt dan ook dat de verdubbeling door moet gaan. Hij wenst een vraag te stellen met betrekking tot de verdubbeling in het onderhoud. Op dit moment zitten in de weg daar bij Pekela gaten. Het is verschrikkelijk. Is het te combineren dat dat stukje onderhoud gaat plaatsvinden en de verdubbeling? Of moet het echt in twee keer? De ChristenUnie zou het heel prettig vinden als dat gecombineerd kon worden. Volgens dhr. Hilverts is dat ook kostenbesparend. Dhr. Bleker (gedeputeerde) beaamt dat dit kostenbesparend is. Anne van der Wal, die de N33 van Ter Apel tot aan Veendam van meter tot meter kent, heeft voorgesteld om als die verdubbeling aan de orde komt, je dat eigenlijk moet doen in de periode dat je ook dat groot onderhoud op dat stuk gaat doen. Dat heeft dhr. Hilverts heel goed gezien. Met name op het viaduct bij Pekela (is er sprake van gaten in de weg). Daar reed de gedeputeerde laatst ook met de dienstauto door – en dat zijn toch comfortabele auto’s – en heeft toen spontaan naar het hoofd Wegen en Kanalen gebeld of hij dat gat misschien even kon wegwerken. Dat is inderdaad wel extreem aan het worden. Er is tot nu toe niets gebeurd. Dhr. Hilverts (ChristenUnie) geeft aan dat er wel snel iets moet gebeuren. Dhr. Hilverts rijdt namelijk niet in een dienstauto en als er schade ontstaat, kan hij de provincie aansprakelijk stellen. De voorzitter concludeert dat het stuk als C-stuk naar de Statenvergadering gaat. 14.
Landbouwagenda 2008-2011 Brief van GS van 10 maart 2008, 2008-09.240/10/A.36, EZ , betreffende Landbouwagenda 2008-2011. Hierbij betrekken het artikel uit het Friesch Dagblad van 1 april 2008 (op verzoek van de heer Rijploeg, PvdA)
Mw. Hazekamp (PvdD) heeft een paar algemene opmerkingen. Te lezen valt dat de landbouwagenda is gebaseerd op het vigerend beleid uit 2002. Wat de PvdD betreft is het tijd om hier nog eens kritisch naar te kijken. In algemene zin valt op dat in de nota weinig concrete voorbeelden worden genoemd. Er worden veel projecten aangegeven die de komende jaren worden gestart en de vraag is of het College zicht heeft op welke projecten dat zoal zijn. Zijn ze haalbaar? Hoe groot is nu de kans dat de projecten die worden voorgesteld, gerealiseerd zullen worden? De structuurverbetering en grootschaligheid. Gesteld wordt dat schaalvergroting nodig is om ontwikkelingen in de marktsituatie te kunnen pareren. De PvdD deelt deze conclusie niet. Met name de schaalvergroting in de veehouderij heeft geleid tot een aantal problemen: het gebruik van meer antibiotica, een groter risico op resistente bacteriën die zich beter kunnen handhaven in grote groepen dieren, een hogere milieubelasting, de aantasting van het landschap en uiteindelijk ook een slechter dierenwelzijn. Een laatste maar niet minder belangrijk punt: het leidt tot minder werkgelegenheid in de agrarische sector. Wat de PvdD betreft kan alleen onderlinge solidariteit tussen boerengezinsbedrijven, burgers en buitenlui de redding betekenen voor een sector die per jaar 5% van zijn boeren verliest. Een open blik naar de samenleving is verstandiger dan te lonken naar de liberale wereldmarkt en te pleiten voor schaalvergroting. Dhr. Rijploeg (PvdA) gaat het betoog van mw. Hazekamp te ver. Als de redenering teruggedraaid wordt, zou 75% van de bevolking in de agrarische sector werkzaam zijn. Daar is dit land te klein voor, want er is met deze bevolkingsomvang volstrekt te weinig grond om van te kunnen leven. Bovendien waren de arbeidsomstandigheden vroeger ook bepaald niet gunstig en die zouden waarschijnlijk nu nog slechter zijn dan in de negentiende eeuw. Het is pure winst dat de landbouw efficiënter wordt. Het is pure winst dat de landbouw een hogere productie per ha maakt. Het is pure winst dat met minder kunstmest en gif meer wordt geproduceerd. Wat wil de Partij van de Dieren? Wil men terug naar
30
vroeger of wil men vooruit met minder milieuvervuiling met als consequentie dat de landbouw grootschaliger wordt? Mw. Hazekamp (PvdD) antwoordt dat die grootschaligheid juist niet leidt tot minder milieuvervuiling. Er zijn recent verschillende rapporten gepubliceerd waaruit blijkt dat de milieuvervuiling in situaties waar wel kansen zijn om door schaalvergroting gereduceerd te worden, juist niet wordt aangepakt. Verder is te zien dat juist de sector van de veehouderij een grote bijdrage levert aan de klimaatverandering en wel groter dan alle huishoudens, verkeer en vervoer bij elkaar. Dhr. Rijploeg (PvdA) interrumpeert en stelt dat dit zo mag zijn, maar dat de situatie waarin tien boertjes 100 koeien hebben en hun koeien allemaal buiten laten lopen, slechter is voor het milieu dan één boer die 100 koeien houdt die op stal blijven staan. Dhr. Rijploeg is van dit laatste geen voorstander, maar hij acht zijn stelling wel waar. Mw. Hazekamp (PvdD) antwoordt dat wat dhr. Rijploeg zegt, inhoudt dat buitenlopende dieren slechter voor het milieu zijn dan dat ze allemaal binnen opgesloten zouden zitten. Dat zou wellicht waar kunnen zijn, maar dat neemt niet weg dat voor de huidige hoeveelheid dieren die qua aantal vele malen zijn toegenomen sinds 1900 - het jaartal waarnaar dhr. Rijploeg verwijst - een groot beslag wordt gelegd op de landbouwgronden en natuurgronden elders in de wereld. Mw. Hazekamp wil niet herhalen wat de ministers de afgelopen week in Washington allemaal hebben beweerd, want zij neemt aan dat dhr. Rijploeg zelf op de hoogte is van de gevolgen van de Nederlandse landbouw. Mw. Hazekamp zou graag van het College willen weten aan welke projecten worden gedacht als gesproken wordt van het gericht ondersteunen van schaalvergroting. De visserij. Er wordt aangegeven dat drie projecten in drie verschillende vissersdorpen worden gestart op het gebied van de duurzame visserij. De vraag is wat het College hier precies onder verstaat. De Partij van de Dieren zou graag de toezegging van Gedeputeerde Staten willen horen dat duurzaamheid niet alleen in economische en sociale zin wordt opgevat, maar dat ook de omgeving daarbij wordt betrokken. Wat de PvdD betreft houdt dat onder meer in dat er geen ondersteuning komt voor vangstmethoden waarbij niet alleen vissen, maar ook vogels en/of zeezoogdieren slachtoffer worden. Klimaat en energie. Aangeven wordt dat aanpassingen aan de klimaatverandering worden ondersteund en dat de provincie de vermindering van CO2-uitstoot wil tegengaan door de opwekking van groene energie. In het kader van de discussie over het keuzedocument POP s uitvoerig gesproken over de bijdrage van de veehouderij aan de klimaatverandering. In dit kader zou mw. Hazekamp graag willen weten of het College het met haar eens is dat niet alle vormen van biomassavergisting duurzaam zijn. Zij denkt daarbij bijvoorbeeld aan restproducten van de intensieve veehouderij, zoals slachtafval, mest en gewassen die zowel voor mens als dier eetbaar zijn. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt of mw. Hazekamp hem kan uitleggen waarom het gebruik van reststoffen die toch al over zijn, slecht zou zijn voor een nuttig doel. Mw. Hazekamp (PvdD) acht het nogal dubieus en niet erg duurzaam dat restproducten van een sector die 18% van de klimaatverandering voor haar rekening neemt, worden vergist ten einde de CO2productie te reduceren. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt of zij liever wil dat ook die producten in methaan worden omgezet, zodat het broeikasteffect wordt versterkt. Mw. Hazekamp (PvdD) antwoordt dat zij liever zou zien dat die sector eens wordt aangepakt en dat het beruchte K-woord, dat wil zeggen ‘krimp’, ook op de sector van de veehouderij wordt toegepast. Dhr. Oosterhaven (PvhN) suggereert dat dhr. Rijploeg best een biefstukje minder kan eten. Ook dat helpt. Dhr. Rijploeg (PvdA) antwoordt dat hij dat al doet. Mw. Hazekamp (PvdD) is daarover verheugd, want het laten staan van een biefstukje heeft meer resultaat dan het openbaar vervoer op biogas laten rijden. Zij vervolgt haar betoog. Het collegeprogramma praat over accentverschuivingen in de richting van maatschappelijk verantwoorde en biologische landbouw, gericht op het bieden van kansen aan de agrarische sector
31
die nodig zijn in de toekomst. De PvdD vindt het jammer dat het College de agrarische sector gericht stuurt en ondersteunt in de richting van schaalvergroting en dat terwijl de biologische landbouw in de landbouwagenda de rug wordt toegekeerd en het College dit wil overlaten aan marktwerking. Graag hoort mw. Hazekamp hierop een reactie. Mw. Siersema (GroenLinks) zal niet zo uitgebreid ingaan op de landbouwagenda als haar voorgangster, want op een aantal punten is zij het met haar eens. Zij heeft wel een aantal vragen. De structuurverbetering en het kavelruilbureau. Mw. Siersema neemt aan dat bij het bureau kennis wordt uitgewisseld en zij heeft de indruk dat alle landbouwgronden inmiddels wel voldoende geruild zijn. Dat schijnt niet zo te zijn en zij vraagt of de kennis daaromtrent wordt uitgedragen. De energiesector. GroenLinks is in principe voor de omzetting van biomassa in energie. Er is sprake van drie projectvoorbeelden. Mw. Siersema hoopt dat alleen restafval wordt gebruikt en geen bouwstoffen voor brood of broodbeleg. De glastuinbouw. Mw. Siersema had gehoopt dat haar collega die inmiddels naar de fractievergadering is gegaan, op figuurlijke wijze ‘de ramen had ingegooid’. De glastuinbouw komt maar niet van de grond in de Eemshaven. Bovendien adviseert VROM om dit niet te gaan doen. De fractie van GroenLinks wil adviseren om af te zien van de glastuinbouw in de Eemshaven. Er is reeds geïnvesteerd, maar beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald. Het geld dat dan wordt bespaard, kan dan weer worden ingezet bij de biologische landbouw. De biologische landbouw wordt immers ook genoemd en het betreft waardevolle projecten. Er is geen intermediair bureau meer en dat betekent dat de particulieren zelf hun subsidies moeten gaan zoeken. Graag hoort mw. Siersema wat volgens het College waardevolle projecten zijn. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) brengt naar voren dat bekeken is wat vorige jaren is gebeurd. Nu wordt naar voren gekeken. Naar de gedachte van de ChristenUnie is dit een uitstekend voorbeeld van het geven van inhoud aan het collegeprogramma. Zij gaat ervan uit dat het College hiermee voortvarend aan het werk gaat. Dhr. Swagerman (SP) stelt dat het voorliggende stuk op veel punten een oppervlakkig verhaal is. Zoals het er staat kan de SP er wel mee leven. Kort samengevat luidt de mening van de SP: kennis OK, agribusiness OK. Bij structuurverbetering en schaalvergroting sluit de SP zich aan bij het goede verhaal van de Partij voor de Dieren. Visserij: OK. Klimaat; OK. Energie: ook OK. Met de glastuinbouw heeft de SP nooit kunnen leven. Er is een stuk binnengekomen van het ministerie van VROM gericht aan de gemeente Eemsmond. Niet alleen blijkt ook nu weer dat er geen enkele belangstelling is van de kant van de ondernemers, maar bovendien heeft het ministerie van VROM vraagtekens gesteld naar aanleiding waarvan gedeputeerde Calon in een andere commissie heeft gezegd dat dit aan de gemeente Eemsmond is gericht en dat deze gemeente maar antwoord moet geven. Dat is weliswaar mooi gezegd, maar de gemeente Eemsmond zal teruggaan naar de provincie Groningen daar er bepaalde vragen worden gesteld die de provincie direct aangaan, namelijk inzake de herstructurering van de glastuinbouw. De provincie doet daar veel te weinig aan, terwijl dat een eis was om dat gebied aan te kunnen wijzen en dus zal de gemeente Eemsmond die vraag ongetwijfeld doorspelen naar de provincie en daarom stelt dhr. Swagerman die vraag dan ook maar meteen hier aan de orde. Er is een ander probleem dat ook door VROM wordt gesignaleerd. De uitbreidingsplannen van de Eemshaven worden namelijk volledig geblokkeerd doordat er een glastuinbouw gebied ter plaatse is aangewezen. Het ministerie signaleert dat noch in de richting van Delfzijl noch in westelijke richting niet of nauwelijks uitbreidingsmogelijkheden bestaan. Aangezien de provincie miljoenen investeert in de Eemshaven, is het inderdaad goed, zoals ook GroenLinks zegt, dat het geïnvesteerde bedrag van € 0,5 miljoen maar vast moet worden afgeschreven en dat is in ieder geval beter dan dat het risico wordt gelopen dat later tientallen miljoenen moeten worden afgeschreven, omdat niemand in vestiging in de Eemshaven is geïnteresseerd. Het ministerie van VROM constateert namelijk ook al dat er bedrijvigheid de haven voorbij gaat, omdat zij zich er, gegeven de beperking van de ruimte, niet meer kunnen vestigen. Dhr. Rijploeg (PvdA) vraagt of dit pleidooi van de SP betekent dat, mocht het geval zich voordoen dat de glastuinbouw geen succes lijkt te worden, de SP ermee instemt dat het betreffende terrein aan de Eemshaven zou worden toegewezen voor haar uitbreiding. Dhr. Swagerman (SP) bevestigt dat.
32
Dhr. Rijploeg (PvdA) merkt op dat hij blij is dat te horen. Dhr. Swagerman (SP) licht toe dat als geld wordt gestoken in de Eemshaven, je ook wil dat het op een gegeven moment terugkomt. Als dat ertoe moet leiden dat de glastuinbouw moet worden geschrapt om de haven de mogelijkheid tot uitbreiding te geven, kiest de SP voor de haven. Mogelijk is er voor de invulling van de haven ook nog inspraak mogelijk en dan zou het resultaat wel eens wat minder schadelijk zijn dan het geval van de glastuinbouw. Die mogelijk is er en dat wil de SP graag. De biologische landbouw. Dhr. Swagerman sluit zich wat dit betreft aan bij het betoog van de Partij voor de Dieren. De SP zou deze sector willen versterken in plaats van te streven naar grootschaligheid. Generieke projectondersteuning. Hiermee kan de SP goed leven. Mw. Van der Tuin (CDA) acht het voorliggende een helder stuk. De vragen die zij wilde stellen, zijn eigenlijk al gesteld, maar dat gebeurde niet altijd in dezelfde context waarin zij haar vragen wilde stellen. Met name gaat het dan om de projecten. Een aantal projecten worden benoemd en andere niet. Mw. Van der Tuin is benieuwd naar die projecten, omdat die mogelijk niet meer hier aan de orde komen daar zij onder de verschillende programma’s vallen. Wat houden die projecten precies in? Waar wordt precies toestemming voor gegeven als het stuk wordt aanvaard? De polder ten zuiden van de Eemshaven. Dhr. Swagerman stelde dit aan de orde en mw. Van der Tuin is heel benieuwd naar de consequenties. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt geen of nauwelijks commentaar te hebben wat in het voorliggende stuk staat. Hoogstens heeft hij iets op te merken bij wat er niet staat en waarvan hij zou willen dat dit wordt toegevoegd. Hij heeft een stuk laten meegaan met de stukken waarin kernachtig is opgeschreven wat de PvdA-fractie mist. Het gaat in de nota te veel alleen over boeren. De landbouw is een keten en dhr. Rijploeg zou graag zien dat het College terugkomt op hoe zij wenst om te gaan met de keten in de landbouwsector en hoe juist in het Noorden daarin meerwaarde gecreëerd kan worden. Het zou op een krachtiger manier moeten gaan dan nu al het geval is. Als je volgt wat er in Nederland op dit gebied gebeurt, blijkt dat het behoorlijk spectaculair is. Er zijn allerlei ontwikkelingen en initiatieven, maar dat is niet altijd het geval in Groningen. Dhr. Rijploeg vindt dat de provincie Groningen voorop hoort te lopen als provincie met een zo groot oppervlak voor landbouw. Er wordt wel eens gezegd dat de provincie Groningen een gigantische kennis heeft die uniek is in de wereld heeft, bijvoorbeeld op het gebied van de zetmeel en er moet voor worden gewaakt dat de provincie die positie kwijt raakt. De sociale verhoudingen zijn bij Avebe jarenlang buitengewoon slecht geweest en dat is ook niet bevorderlijk voor de gang van zaken. Het bedrijf heeft een zwalkende koers gevaren en ook dat is niet bevorderlijk. Er gebeurt wel het een en ander in deze provincie, maar dhr. Rijploeg zou graag zien dat de provincie hierop inspeelt en hij verzoekt het College om een notitie op te stellen om de zaken zo te organiseren dat de schwung erin blijft en wordt versterkt. De voorzitter geeft het woord aan dhr. Hollenga voor de beantwoording. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) bedankt voor de positieve woorden voor de nota. Het gaat hier om doortrekking van de lijn die de afgelopen jaren is gevolgd. Er is niet gekozen voor een heel nieuwe beleidsnota. Het College heeft het idee dat met behulp van de bestaande initiatieven de lijn kan worden doorgetrokken, kijkend naar datgene wat de provincie op dit gebeid kan doen. De tuinbouw. Verschillende fracties hebben vragen gesteld. Wat is de situatie? Samen met de gemeente Eemsmond is een project ontwikkeld om te komen tot glastuinbouw bij de Eemshaven. Dat is zo ver gevorderd dat een ontwerp-bestemmingsplan klaar ligt. Het College is nog steeds van mening dat het een goede zaak is voor Noord-Groningen om deze vorm van werkgelegenheid daar te creëren. Het kan een belangrijke bijdrage vormen voor dit gebied. Het College wil dat plan verder voltooien. Er is een zienswijze bij de gemeente binnen gekomen van de regionale VROM-inspectie. Deze heeft een aantal kanttekeningen geplaatst. De belangrijkste is dat onvoldoende invulling is gegeven aan de herstructureringsopdracht en de vraag is tevens gesteld of rekening is gehouden met een eventuele uitbreiding van de Eemshaven. Bij de ontwikkeling van POP-2 is over beide punten overleg gevoerd met de VROM-inspectie en dat heeft er toen toe geleid dat de VROM-inspectie akkoord is gegaan met datgene wat het College in gang had gezet. Gelet op de ontwikkelingen van het laatste jaar in de Eemshaven heeft de VROM-inspectie gemeend om een opmerking te moeten maken en een relatie te moeten leggen met een eventuele uitbreiding van de Eemshaven. Of en wanneer en in welke richting die uitbreiding gerealiseerd wordt, is nu nog niet te overzien. In het Keuzedocument
33
heeft het College aangegeven dat er voor de Eemsdelta een ruimtelijk-economische verkenning zal worden gepleegd voor de eventuele uitbreiding van de betreffende havens. Dat zal zijn beloop moeten hebben en die zal ook gebruikt kunnen gaan worden voor de onderbouwing van de reactie die de gemeente Eemsmond zal geven op de zienswijze van VROM. Daarnaast zijn opmerkingen gemaakt over de herstructurering van de glastuinbouw in deze provincie en ook daarop zal de gemeente een reactie moeten geven. Het is logisch dat de gemeente ten aanzien van die reactie - het gaat immers om de provinciale invulling van de herstructurering - ook een initiatief naar de provincie zal nemen en dat het College die herstructurering opnieuw in kaart zal gaan brengen om de gemeente behulpzaam te zijn bij het formuleren van een reactie op dat onderdeel van de zienswijze. Zo gaat het College daar mee om. Dhr. Oosterhaven (PvhN) vraagt waar het precies om gaat bij die herstructurering. Gaat het om sanering van andere tuinbouwgebieden? Hoogezand? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat het gaat om sanering van andere tuinbouwbedrijven. Hoogezand-Sappemeer valt daar buiten, want dat is een bestaande locatie. Hier en daar gaat het om een vrijstaand tuinbouwbedrijf. Het gaat erom in hoeverre het beleid dusdanig vorm kan worden gegeven dat de betreffende mensen eventueel verkassen naar zo’n nieuw gebied. In het bestemmingplan is er ruimte voor gecreëerd. Er dient ook ‘papieren glastuinbouw’ te worden opgeruimd, maar waarschijnlijk is die er niet eens. In andere delen is er in de bestemmingsplannen nog ruimte voor glastuinbouw en ook dat wil men opgeruimd hebben. Momenteel wordt dat alles in kaart gebracht, zodat de gemeente op een goede manier kan reageren. Dhr. De Graaf (GroenLinks) vraagt of de gedeputeerde een idee heeft om hoeveel losstaande glastuinbouwbedrijven het gaat in de provincie Groningen. Als het gaat om ‘papieren glastuinbouw’ weet hij er nog wel eentje in Roodeschool. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat hij het aantal niet paraat heeft, maar het varieert van 2 een klein kasje bij een tuincentrum van 2000 m tot wat grotere bedrijven die met kasgroente bezig zijn. Dhr. De Graaf (GroenLinks) merkt op dat het wel interessant is om dat te weten, omdat het bij de Eemshaven gaat om een oppervlakte van 450 ha en dat zal van zijn levensdagen niet gevuld kunnen worden met losstaande, plaatselijke kasjes. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat hij op dit punt van mening verschilt met dhr. De Graaf. Het College zal in ieder geval de gemeente behulpzaam zijn met een reactie op dit onderdeel. Dhr. Swagerman (SP) vindt het goed dat dit richting gemeente gebeurt. Hij zou ook graag zien dat de gedeputeerde antwoord geeft aan Provinciale Staten als het gaat op de provinciale bevoegdheden in dezen. De betreffende brief was gericht aan de gemeente Eemsmond en als de SP-fractie de brief niet had gekregen, had zij waarschijnlijk nooit geweten dat dit speelde. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat hij zich ten aanzien van dit laatste terughoudend moet opstellen. Het gaat hier om de formele procedure die de gemeenteraad van Eemsmond moet doorlopen en de provincie kan daar niet tussendoor gaan lopen. Wanneer de gemeente haar werk heeft gedaan en de provincie vervolgens aan bod is, zal GS een reactie richting de VROM-raad geven. Mw. Van der Tuin (CDA) hoort de gedeputeerde zeggen dat op de zienswijze van VROM, die is gebaseerd op het huidige POP-2, door de provincie antwoord zal worden gegeven vanuit het Keuzedocument voor POP-3. Een vraag die in het verleden is gesteld, wordt dan in de toekomst beantwoord. Mw. Van der Tuin vraagt zich af hoe dat mogelijk is. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat wat zij hem hoort zeggen is dat in het Keuzedocument is afgesproken dat er een ruimtelijke verkenning komt naar een eventuele uitbreiding van de Eemshaven. Omdat de VROM-inspectie op dat onderdeel vragen heeft, kan die verkenning de provincie en/of de gemeente behulpzaam zijn bij het geven van een reactie. Mw. Van der Tuin (CDA) concludeert dat dit toch neer komt op wat zij zei, want de zienswijze van VROM is gebaseerd op POP-2 en de gedeputeerde wil antwoord geven met een uitwerking van het
34
Keuzedocument. Dat betreft dan een antwoord dat in de toekomst wordt gezocht en dat wordt dan gegeven op een vraag die nu wordt gesteld op basis van POP-2. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) stelt dat de VROM-inspectie zelf speculeert op toekomstige ontwikkelingen die zij evenmin kennen, maar wel wordt een antwoord van de gemeente verwacht en, voor zover mogelijk, zal het College zich daaraan houden. Projecten. Van een aantal onderwerpen kan worden ingeschat dat er in de loop der jaren initiatieven op het College af zullen komen in de vorm van projecten die interessant zijn. Vanuit het provinciehuis zal niet worden geformuleerd welke projecten dat zullen moeten zijn, want zo werkt het niet. Mensen die projecten indienen, moeten zelf in zo’n project geïnteresseerd zijn en er zelf ook aan bijdragen. Het is nu lastig op te geven om welke projecten het in deze nota dan concreet gaat en op welke onderdelen het College het interessant vindt om projecten te ondersteunen. Bijvoorbeeld, de biologische landbouw. Gevraagd is om hierover wat concreter te zijn. Eerder is naar voren gebracht dat het ministerie van Landbouw een nota heeft uitgebracht hoe vanuit de rijksoverheid stimulerend opgetreden kan worden. Het gaat om drie items: vraagstimulering, ketenverbindingen en ontwikkeling van de sector en de kracht in de regio’s. Op dat gebied lopen er in de provincie Groningen al een aantal projecten. Bijvoorbeeld het project Uitloop, Gezond en Groen. Dat heeft te maken met combinaties van biologische bedrijven en niet-biologische bedrijven om elkaar te versterken. Vanuit de innovaties in de biologische sector wordt getracht kennis over te dragen aan de niet-biologische sector. Bij het project Buurderij gaat het om een drietal boeren die een plattelandsonderneming oprichten, gestoeld op natuurbeheer, biologisch vlees, toerisme, recreatie en zorg. In dat soort projecten kunnen niet-biologische bedrijven leren van dit soort ontwikkelingen en dit zijn de projecten die vanuit de provincie worden ondersteund. Zo is er ook een project Netwerk Scholen, waar ook verbindingen wordt gelegd met de samenleving en de biologische landbouw. Dit zijn dus voorbeelden die al lopen en waar het College de komende jaren verder mee wil gaan. Structuurverbetering en grootschaligheid, inclusief vragen over kavelruil. Kavelruil is een structuurversterkend element voor bestaande bedrijven. Dat is een belangrijk element, want het aantal bedrijven neemt jaarlijks af. Dat betekent dat in gebieden waar ruilverkaveling heeft plaatsgevonden, er weer bedrijven ontstaan die land op verschillende plekken in het gebied hebben. Die bedrijven hebben er dus alle belang bij om door middel van kavelruil hun huiskavel te vergroten. Dat leidt tot minder vervoersbewegingen en zeker wanneer het om de melkveehouderij gaat, kan de huiskavel worden vergroot hetgeen meer kansen biedt om het vee buiten te laten lopen. Uit het oogpunt van ‘de koe in de wei’ zijn dat interessante ontwikkelingen. Stimuleert het College grootschaligheid? Het antwoord luidt dat het College grootschaligheid faciliteert, want het gaat om een autonome ontwikkeling die gewoon plaatsvindt op dit moment in deze provincie en het College probeert om daar waar het uit het oogpunt van haar beleid en het oogpunt van landschappelijke ontwikkelingen gewenst is sturend op te treden. In die zin moet dit worden opgevat en zo luidt het antwoord op de vraag van GroenLinks naar het kavelruilbureau. Kennis en innovatie. Dit betreft de opmerkingen van de PvdA bij monde van dhr. Rijploeg. De gedeputeerde heeft kennis genomen van het artikel dat hij de vorige keer heeft uitgedeeld, handelend onder andere over bioraffinage. Dat betreft een belangrijke ontwikkeling, ook voor de toekomst. Ook in die sfeer zullen projecten worden ondersteund. Op dit moment is, samen met de afdeling EZ van de provincie, een projectvoorstel goedgekeurd om met behulp van de RUG te komen tot een formulering voor projectontwikkeling als het gaat om de agribusiness, omdat het College het idee heeft dat in het kader van Pieken in de Delta en het regionaal-economische pakket het van het allergrootste belang is om deze innovatie en mogelijkheden te gaan stimuleren en dat de partijen die daar een belangrijke rol in spelen, zoals de grote bedrijven als Avebe, de SuikerUnie en andere, goed worden gefaciliteerd, samen met de primaire sector om tot ontwikkelingen te komen die antwoord geven op die vragen en om meervoudig gebruik van producten te ontwikkelen, zowel voor voedsel, de medische sector en energieproductie. Op die manier wordt gehoopt om de komende jaren een extra impuls te geven aan deze ontwikkeling. In tweede termijn Dhr. Oosterhaven (PvhN) vindt het jammer dat de provincie niet wat alerter reageert op het succes van de Eemshaven. VROM doet er waarschijnlijk heel verstandig aan om die vragen te stellen aan de gemeente Eemsmond. De Eemshaven doet het heel goed en daar is verder ruimte voor nodig. Hij mist in de discussie het punt dat tuinbouw echt pas goed floreert in clusterverband. Die goedkope energie en dat warme water in de Eemshaven is weliswaar interessant, maar in feite zijn er al te veel clusters in Noord-Nederland, zoals Sexbierum, Hoogezand-Sappemeer, een clustertje van niets, en
35
Emmen, de enige cluster die wat voorstelt. Tuinders uit het Westland willen daar niet naar toe. Alleen op dit schaalniveau kun je pas spreken over herstructurering en niet als het gaat om vijf of tien bedrijven in Groningen. Dhr. Oosterhaven zou graag zien dat de gedeputeerde positiever stond ten opzichte van het idee dat het in dezen beter is om ten halve te keren dan ten hele te dwalen. Grootschaligheid. De gedeputeerde zegt dat hij dit alleen faciliteert. Echter, de provincie was zeer actief toen het ging om Cowmunity en ander projecten en toen het ging om het stimuleren van grootschalige ontwikkelingen. Dhr. Oosterhaven heeft het stuk niet geheel gelezen en vandaar dat hij in de eerste termijn niets heeft gezegd. Nu meent hij toch een strijdigheid te kunnen constateren en hij denkt dat de Partij voor de Dieren en GroenLinks gewoon gelijk hebben. De provincie zit veel te veel op de toer van de grootschaligheid. Mw. Hazekamp (PvdD) bedankt dhr. Oosterhaven voor deze constatering. Dat idee is ook ingegeven door de gebruikte terminologie als ‘gericht ondersteunen’, maar door ook woorden als ‘sturen’, en dit in tegenstelling tot de terminologie die met betrekking tot de biologische sector wordt gebruikt, te weten ‘marktwerking’ en ‘verzelfstandiging’. Dat is dus een groot verschil. Mw. Hazekamp merkt op nog geen antwoord te hebben gehad op haar vraag over wat verstaan wordt onder ‘duurzame visserij’. Ook hoort zij graag een nadere toelichting ten aanzien van het punt over ‘duurzame biomassa’. Zeker daar ook recent in de Tweede Kamer een motie is aangenomen, de motie Jansen, die stelt dat biomassa alleen gestimuleerd mag worden als het voldoet aan de duurzaamheidcriteria. Dat houdt onder meer in dat een eerste generatie stoffen biomassa niet gesubsidieerd mag worden en dat ook de restproducten van de bio-industrie ter discussie staan. Graag hoort mw. Hazekamp hierop een reactie. Dhr. Rijploeg (PvdA) vindt het een buitengewoon reactionaire opvatting dat je afvalstoffen niet zou mogen benutten voor energieopwekking en dat die er niet zouden moeten zijn. Men zou inderdaad minder vlees moeten eten, maar die afvalstoffen zijn er nu eenmaal en dan kun je ze maar beter gebruiken. Dhr. Rijploeg acht het ongelofelijk dat je dit standpunt kunt innemen, waarbij je niet alleen het milieu op achterstand zet, maar ook de dieren. Mw. Siersema (GroenLinks) vindt het jammer dat bij het waardevolle van de biologische landbouw verwezen wordt naar iets wat door het Rijk verder uitgewerkt gaat worden. De provincie zou meer voorop moeten lopen. Dat is een tijd gebeurd en dat zou moeten worden voortgezet. Ten aanzien van de glastuinbouw merkt zij nog op dat het inderdaad beter is om deze kwestie te keren. Het geld is beter te gebruiken. Dhr. Rijploeg (PvdA) stelt dezelfde vraag als hij eerder aan de SP heeft gesteld. Vindt mw. Siersema ook dat, als de glastuinbouw er niet mocht komen, het oppervlak beter gebruikt kan worden voor de uitbreiding van de Eemshaven? Dhr. De Graaf (GroenLinks) beantwoordt deze vraag. Hij denkt dat het gaat om twee verschillende discussies. Over de glastuinbouw is een jarenlange discussie gevoerd en dhr. De Graaf heeft daaraan als raadslid van de gemeente Eemsmond ook jarenlang deelgenomen. De discussie is weinig veranderd. Men is bezig een tapijt uit te rollen voor mogelijke bedrijven, maar die mogelijke bedrijven bestaan eigenlijk niet. Dhr. Oosterhaven heeft al gezegd dat die markt heel anders in elkaar zit waardoor het daar geen succes zal worden. Nu komt er een ander argument bij, namelijk dat er in de Eemshaven zoveel aan de hand is en dat er een discussie ontstaat over uitbreiding. Dhr. De Graaf denkt dat die uitbreiding nuttiger is en in ieder geval kansrijker als je iets met dat terrein aan wilt dan verder gaan op de weg van de glastuinbouw. Dhr. Staghouwer (ChristenUnie) heeft een punt van orde. Het gaat hier om de landbouwagenda en niet over de kassen in de Eemshaven. Het is jammer dat deze discussie hier nu wordt gevoerd. De voorzitter antwoordt dat de kassen in de Eemshaven deel uitmaken van de landbouwnota. Beter is dat men niet alleen over de kassen spreekt. Hij geeft het woord terug aan mw. Siersema. Mw. Siersema (GroenLinks) merkt verder inzake de grootschaligheid op dat de GroenLinks-fractie tegen de grootschaligheid is en dat zij veel liever zou zien dat kleinschalige familiebedrijven gestimuleerd worden. De opmerking van dhr. Oosterhaven aanhalend over Cowmunity en Cowfortable, spreekt zij liever over ‘Cownavel’.
36
Dhr. Swagerman (SP) komt terug op de eerder aangehaalde brief. Daarin wordt aangegeven dat er onvoldoende verband is aangetoond tussen de restwarmteverwerking en de energievoorziening van de kassen en de daar bestaande energievoorzieningen. Ook wordt helder in de brief gesteld dat het in Berlicum goed draait, maar in Emmen niet. Men zou zich nog eens achter de oren moeten krabben of het hier wel succesvol zou kunnen zijn. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) stelt dat dhr. Oosterhaven probeert om de discussie ten aanzien van het nut en de noodzaak van de glastuinbouw in deze provincie op te rakelen. Die discussie is gevoerd en op dit moment ligt er een ontwerpbestemmingsplan voor de glastuinbouw, gelokaliseerd ten zuiden van de Eemshaven. Dat is het en de gemeente zal op een nette manier antwoord geven op de reactie richting VROM en dat geldt voor alle punten die in de brief staan vermeld. Het mag zo zijn dat men vooral naar clusters kijkt, maar er hebben zich inmiddels ook ontwikkelingen voorgedaan, zoals bijvoorbeeld in Luttelgeest, waar nauwelijks iets was en nu een behoorlijke uitbreiding plaatsvindt. Dhr. Hollenga noemt de Greenport aan de andere kant van de Afsluitdijk waar eerst helemaal geen glastuinbouw was en nu een behoorlijk gebied als zodanig is ontwikkeld. Ook al gaat het maar om een paar tuinders, het zijn vooral de grote tuinbouwbedrijven die de ruimte zoeken en die op een gegeven moment in het Westen geen ruimte meer hebben. Dat is de markt waarover vanaf het begin is gesproken ten aanzien van het project bij de Eemshaven. Dhr. Oosterhaven (PvhN) stelt dat die bedrijven niet naar de Eemshaven komen en dat die zelfs niet naar Emmen gaan, maar ze gaan wel naar Noord-Holland. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat de discussie in het verleden is gevoerd waarom daar voorinvesteringen moesten plaatsvinden. Er was namelijk een situatie dat er een zeer aantrekkelijke investeerder op de stoep stond en aan de slag wilde. Echter, hem kon niet worden gegarandeerd wanneer hij daar zou kunnen beginnen. Er was geen infrastructuur. Vandaar dat er toen voor is gekozen om eerst het bestemmingsplan op orde te brengen, zodat, zodra zich iemand daar wil vestigen, hij van de ene op de andere dag gefaciliteerd kan worden. Dat was het uitgangspunt van dit project. De visserij. Dit is een onderwerp dat nieuw is in de landbouwagenda. Er is een Europees visserijfonds en daarin zit een budget voor de Leader-benadering voor duurzame visserij en visserijgemeenschappen of visserijdorpen. Het College heeft gemeend aan dat onderdeel van het Europese visserijfonds invulling te kunnen geven, omdat er een aantal interessante initiatieven zijn genomen op het gebied van de kleinschalige visserij die ook voor de regio interessant zijn. Het gaat dan om een vorm van streekproducten, waarbij rekening wordt gehouden met het milieu, i.c. de Waddenzee. Deze initiatieven kunnen niet meer via de Leaderstructuur van het POP-geld gefinancierd worden, maar wel via het Europese visserijfonds. Dat is dus de reden dat dit onderdeel hierin wordt meegenomen. De voorzitter denkt dat hiermee het onderwerp voldoende is besproken. Rest de vraag of de nota als C-stuk naar de Staten gestuurd kan worden. Mw. Hazekamp (PvdD) wil graag dat het stuk als A-stuk naar de Staten wordt verstuurd. De voorzitter vraagt of mw. Hazekamp in de Staten met voorstellen wil komen. Mw. Hazekamp (PvdD) antwoordt dat zij voornemens is dat te doen. Mw. Van der Tuin (CDA) verklaart zich benieuwd naar de voorstellen waarmee mw. Hazekamp wil gaan komen. Mw. Hazekamp (PvdD) denkt aan de projecten op het gebied van de biologische landbouw, schaalvergroting en biovergisting. De glastuinbouw is mogelijk ook wel een leuk onderwerp. Mw. Siersema (GroenLinks) verwacht dat haar fractie ook nog wel met voorstellen zal komen, met name over de glastuinbouw. De voorzitter concludeert dat het stuk als A-stuk naar de Staten gaat. De vergadering vervolgt met agendapunt 10.
37
15.
Sluiting
Het openbare deel van de vergadering wordt gesloten om 21.22 uur. Daarna vindt een besloten vergadering plaats tot 21.55 uur.
38
Toezeggingenlijst (bijgewerkt t/m 17 april 2008) Nr.
Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
Portefeuillehouder
1.
16 januari 2008
In aanvulling gedane toezegging dat het college inzicht zal verschaffen in de ontwikkelingen m.b.t. de mogelijke aanleg van een Hogesnelheidstrein (HST) naar Duitsland zegt de heer Bleker toe dat het college in de zomer 2008 met Minister Eurlings en de spoor- en regeringsautoriteiten van Duitsland in gesprek gaat over verbeteringen op het traject, ten eerste in de vorm van de dienstregeling op het bestaande traject.
Rond de zomer 2008
Bleker
2.
20 februari 2008 (verslag feb. pagina 13)
Stimuleringsregeling Duurzame Energie (SDE-regeling) De gedeputeerde heeft toegezegd de commissie te informeren over wat er wel/niet van de wensen van de provincies in de SDEregeling wordt verdisconteerd.
voor de vergadering op 28 mei 2008
Bleker
3.
20 februari 2008 (verslag feb. pagina 15)
Ringen van breedband Het college heeft toegezegd een overzicht te geven van de resultaten van de ringen van breedband.
-
Gerritsen draagt dit verzoek over aan Slager
39
Onderstaand vindt u de antwoorden op de vragen die zijn gesteld aan gedeputeerde Gerritsen en gedeputeerde Bleker, waarvan zij hebben toegezegd deze toe te voegen aan het verslag (zie ook pagina 8 en 23). 1. (Partij voor het Noorden). N.a.v. de berekening van economische effecten aan de hand van het rapport van Terp. Is er een 2nd opinion geweest op de rapportage van Terp? Hoe is de berekeningswijze van Terp tot stand gekomen? Antwoord: Het bureau Terp heeft, in opdracht van SNN, na het vergelijken van verschillende offertes, een ex ante evaluatie uitgevoerd van het Enkelvoudig Programmeringsdocument NoordNederland (EPD) 2000-2006. In het verlengde daarvan heeft Terp, in opdracht van SNN, het rapport 'Referentiekader Indicatoren, doelstelling 2 / Phasing Out, Kompas' geschreven. Dit document biedt een handreiking voor programmamanagement en projectbeoordelaars. Het geeft aan hoe de samenhang van indicatoren is en biedt voor monitoring en evaluatie een kader voor de te verzamelen basisinformatie. Bij het opstellen van het referentiekader heeft Terp gebruik gemaakt van de hierboven genoemde ex-ante evaluatie en van ervaringscijfers die voor een deel gebaseerd zijn op eerdere projecten en programma's. Als bron zijn o.a. eerdere projectaanvragen, kwartaalrapportages en eindrapportages van projectuitvoerders gebruikt. 2. (CDA) De Rekenkamer spreekt van mogelijke risico's bij de projecten Masterplan Pieterburen en Vaarverbinding Beerta-Oldambtmeer. Welke zijn die risico's en wat zijn de eventuele gevolgen daarvan? Antwoord: Het rapport van de Rekenkamer, deelrapport Toerisme en recreatie in Drenthe, Fryslân en Groningen, Rapport van bevindingen, gaat op blz. 114 onder 'Risicofactoren Groningen' in op de projecten Masterplan Pieterburen en Vaarverbinding Beerta-Oldambtmeer. De Rekenkamer stelt: ' Deze projecten zijn nog niet ver gevorderd. De deadline voor deze projecten is bepaald op 1 september respectievelijk 31 december 2008. In verband met deze deadlines staan deze projecten onder tijdsdruk. Het risico is aanwezig dat deze projecten de deadlines niet halen. Verlies van een deel van de Kompassubsidie kan daarvan het gevolg zijn'. Het is juist dat beide projecten ten tijde van het onderzoek van de Rekenkamer nog niet ver gevorderd waren. Inmiddels is het project Masterplan Pieterburen vrijwel geheel uitgevoerd. De uitvoeringstermijn van het project 'Ring Blauwe Stad', waarvan de Vaarverbinding Oldamtmeer-Beerta deel uitmaakt, is door het SNN op verzoek van de provincie verlengd tot 31 december 2009. De eindafrekening moet voor 31 maart 2010 bij het SNN zijn ingediend. Voor zover wij nu kunnen beoordelen kunnen beide projecten vóór het verstrijken van de betreffende (nieuwe) deadline gerealiseerd worden. Indien dat niet het geval is zullen de kosten die gemaakt zijn na afloop van de toegestane projectperiode als niet subsidiabel aangemerkt worden. Voor het project Vaarverbinding Oldamtmeer-Beerta geldt dat eventuele meerkosten, waaronder begrepen een mogelijk lagere Kompasbijdrage, voor rekening komen van de gemeente Reiderland en de provincie, naar verhouding van hun bijdrage aan het project. 3. (CDA) Gaat in op het aanbesteden van reisinformatie en sociale veiligheid. De feitelijke informatie hierover moet eigenlijk komen van het uitvoerende bureau. Als je bijvoorbeeld controles hebt op plaatsbewijzen, heb je meteen ook een stuk sociale veiligheid in de bus. Er zijn in het gebied op dit terrein pilots wat betreft de sociale veiligheid. Zijn daar ook resultaten van bekend? Antwoord: Op basis van de Tussenrapportage 2007 (uit december 2007) voor de pilot “inzet Stewards op de bus op de lijnen tussen Emmen en Borger” (behoort tot het gebied van het OV-bureau Groningen Drenthe) blijkt dat de waardering van de subjectieve veiligheid van reizigers in bussen waarop een steward wordt ingezet zeer hoog is. De stewards controleerden ook de kaartjes.
40
Pilot Stewards in de bus: Waardering van de subjectieve veiligheid gemiddeld 8,6 overdag en een 8,2 ’s avonds. Klantwaardering Sociale Veiligheid in het GGD gebied (landelijk onderzoek Klantenbarometer) 2004: 7,7 2005: 7,8 2006: 7,8 2007: 7,8 Landelijk zijn de cijfers als volgt (landelijk onderzoek Klantenbarometer) 2004: 7,4 2005: 7,3 2006: 7,5 2007: 7,4 Kortom: De klantwaardering sociale veiligheid bij gebruik van stewards ligt hoger dan zonder stewards (8,6 t.o.v. 7,8 in 2007). De klantwaardering sociale veiligheid in Groningen en Drenthe ligt hoger dan landelijk (7,8 t.o.v. 7,4 in 2007).
41