Verslag van de vergadering van de Statencommissie Omgeving en Milieu, waarvoor ook zijn uitgenodigd de leden van de Statencommissie Bestuur en Financiën, gehouden op 15 september 2010 van 09.00 uur tot 14.10 uur in de Statenzaal van het Provinciehuis te Groningen. Aanwezig: dhr. J.W. Veluwenkamp (PvdA, voorzitter), dhr. J.G. Abbes (CDA), dhr. P.H.R. Brouns (CDA), dhr. D. Bultje (PvdA), dhr. L.A. Dieters (PvdA), mw. O.G. Hartman-Togtema (VVD), dhr. H.T. Hoiting (burgercommissielid Partij voor het Noorden), dhr. E.J. Luitjens (VVD), dhr. H. Miedema (burgercommissielid GroenLinks), mw. I.P.A. Mortiers (PvdA), dhr. R. Sangers (SP), mw. M.R. Schalij (PvdA), mw. F. Stavast (GroenLinks), dhr. R. Stevens (ChristenUnie), en dhr. D. de Vries (burgercommissielid D66), mw. L. Veenstra (SP). Niet aanwezig: dhr. T.J. Zanen (Partij voor het Noorden), mw. S.J.F. van der Graaf (ChristenUnie), dhr. F.A.M. Keurentjes (CDA), dhr. P.G. de Vey Mestdagh (D66), mw. A.A.H. Hazekamp (Partij voor de Dieren), dhr. W. van der Ploeg (GroenLinks), dhr. C. Swagerman (SP), dhr. B.P.A. Blom (SP). Aanwezige insprekers: dhr. Analbers (namens bewonerscommissies De Wei, Het Riet en Het Park), dhr. De Groot en dhr. Duyst (Blauwestad), dhr. Steentjes (vertegenwoordiger van LTO Nederland), mw. Linssen, dhr. Sinnema (LTO Noord). Voorts aanwezig: dhr. P.M. de Bruijne (gedeputeerde), dhr. W.J. Moorlag (gedeputeerde), dhr. R.A.C. Slager (gedeputeerde), dhr. D.A. Hollenga (gedeputeerde), dhr. M.J. van den Berg (CdK), mw. J. Bordewijk (secretaris) en mw. M.J. Baartman (Verslagbureau Groningen). 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet iedereen welkom. Dhr. Stoop van de Partij voor de Dieren is per 1 september 2010 afgetreden als burgercommissielid. Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie), de heer Swagerman (SP), de heer Blom (SP), de heer Keurentjes (CDA) en mevrouw Hazekamp (Partij voor de Dieren) zijn verhinderd. De heer Blom (SP) en de heer Swagerman (SP) worden tijdens deze vergadering vervangen door mevrouw Veenstra (SP) en de heer Sangers (SP). 1
De griffie heeft een aantal nieuwsbrieven van het informatiepunt duurzaam bouwen ontvangen over toekomstgericht bouwen. Geïnteresseerden kunnen een exemplaar ophalen bij de secretaris. Per fractie is er een exemplaar beschikbaar. 2.
Regeling van werkzaamheden
Er zijn geen voorstellen vreemd aan de orde van de dag Vaststellen van de agenda Op verzoek van de fractie van de Partij van de Arbeid is ingekomen stuk 8b, diepe plassen, opgevoerd als bespreekstuk 14. Deze wordt op verzoek van de heer Van den Berg (CdK) naar voren gehaald en behandeld na agendapunt 9, ontwikkelingsvisie Blauwestad. De voorzitter stelt voor om de brief van GS over de overgangsbegroting Blauwestad, een tussentijdse rapportage, te bespreken bij de bespreking van de ontwikkelingsvisie Blauwestad. Aldus wordt besloten. De agenda wordt met inbegrip van bovenstaande wijzigingen vastgesteld. Er wordt een spreektijd gehanteerd van 12 minuten per fractie en 40 minuten voor het College. In zijn brief van 27 augustus 2010 heeft de voorzitter laten weten dat, indien men vertrouwelijk over de GREX – onderdeel van de voordracht van Gedeputeerde Staten betreffende de ontwikkelingsvisie Blauwestad, een openbaar stuk – wil spreken, men dit van tevoren kan aangeven. In dat geval zal dit in vertrouwelijkheid worden besproken. 3. Gelegenheid tot spreken voor niet-Statenleden (m.b.t. geagendeerde onderwerpen) Voor bespreekpunt 9, ‘ontwikkelingsvisie Blauwestad’, hebben zich vier insprekers gemeld: - de heer Analbers namens de drie bewonerscommissies De Wei, Het Riet en Het Park; - de heer De Groot en de heer Duyst, die tevens een brief hebben gestuurd aan de Staten, welke wordt betrokken bij de bespreking van de ontwikkelingsvisie; - de heer Steentjes namens LTO Nederland en - mevrouw Linssen namens haar gezin en de Stichting Hermans Dijkstra. Voor bespreekpunt 11, ‘het beleidsalternatief op hoofdlijnen intensieve veehouderij’, heeft zich één inspreker gemeld: de heer Sinnema van LTO Noord. 4.
Vaststelling verslagen commissie Omgeving en Milieu van 16 juni 2010, 23 juni 2010 en 8 september 2010.
De verslagen van 16 juni 2010 en 8 september 2010 worden zonder wijzigingen vastgesteld. Verslag van 23 juni 2010 De heer Sangers (SP) merkt op dat op pagina 7 van het verslag ‘bizarre voorzieningen’ moet zijn ‘basale voorzieningen’. Vanuit de kring van de Vereniging Groninger Dorpen is opgemerkt dat in het verslag de Vereniging Groninger Dorpen en de Vereniging Groninger Gemeenten door elkaar worden gehaald. Ook wordt soms in plaats van Vereniging Groninger Dorpen, Vereniging Kleine Dorpen geschreven. Met inbegrip van bovenstaande wijzigingen en opmerkingen wordt het verslag van 23 juni 2010 vastgesteld. 5. Toezeggingenlijst 1. Blauwestad De Staten hebben de brief met een tussenstand van de begroting ontvangen. Toezegging 1 wordt van de lijst verwijderd. 2. Repowering en participatie Dhr. Moorlag (gedeputeerde) laat weten dat de aanvullende notitie nog niet gereed is en dat de laatste hand gelegd wordt aan het onderzoek. Gedeputeerde Staten verwachten dit in week 37 of 38 2
binnen te krijgen. Eind september 2010 heeft gedeputeerde Moorlag een overleg met Groningen Seaports, waarna hij de Staten kan informeren. De deadline wordt gewijzigd in ‘oktober’. 3. Toestemming bouwblokken / intensieve veehouderij De brief aangaande de testcase gemeente Vlagtwedde, gericht aan de heer Luitjens, is ontvangen. Toezegging 3 wordt van de lijst verwijderd. 4. Begrenzing buitengebied Dhr. Moorlag (gedeputeerde) meldt dat er drie gemeenten in beroep zijn gegaan, te weten: Stadskanaal, Vlagwedde en Oldambt. Vijf groepen van particulieren hebben tevens beroep ingesteld. De beroepsprocedure loopt en zal vermoedelijk een tijdsduur hebben van een half tot één jaar. De voorzitter is van mening dat dit punt van de lijst kan. Als het weer aan de orde is, komt het weer terug. Aldus wordt besloten. 5. Omgevingsverordening Dhr. Moorlag (gedeputeerde) laat weten dat er een technische en redactionele exercitie is gemaakt. Najaar 2010 ontvangen de Staten een voorstel. Daarin zal een aantal materiële wijzigingen worden meegenomen, zaken die in de praktijk veel knelpunten opleveren en veel bestuurlijke/ambtelijke drukte genereren tussen provincie en gemeenten. De deadline wordt ‘najaar 2010’. 6. RUD De voorzitter meldt dat er een informatiebijeenkomst over dit onderwerp heeft plaatsgevonden. De toezegging kan daarmee van de lijst. 7. Landbouweffectrapportage Dhr. Moorlag (gedeputeerde) laat weten dat de initiatiefnemer van de buisleidingenstraat te kennen heeft gegeven een landbouweffectrapportage te laten uitvoeren. Toezegging 7 wordt van de lijst verwijderd. 8. Rixona Dhr. Moorlag (gedeputeerde) deelt mede dat er overleg is geweest en dat er een traject in gang is gezet om de bewoners op een actieve manier te betrekken bij de planontwikkeling aldaar. Op 14 september 2010 heeft in Den Andel de eerste informatiebijeenkomst voor burgers plaatsgevonden. Toezegging 8 wordt van de lijst verwijderd. 9. Advies bouwheerschap Dhr. Moorlag (gedeputeerde) meldt dat het advies van het bouwheerschap t.a.v. Rixona ter inzake ligt. De gedeputeerde verzoekt belangstellenden om contact op te nemen. Toezegging 9 wordt van de lijst verwijderd. 6.
Mededelingen vanuit het college van Gedeputeerde Staten
Gedeputeerde Slager heeft een mededeling aangaande de subsidieregeling energiebesparende maatregelen in de bestaande bouw. Hierover heeft de commissie OM voorjaar 2010 gesproken en de eerste tranche vastgesteld. De tweede tranche bestaat uit een deel voor woningbouwcorporaties en een deel voor particulieren. GS hebben informeel het bericht ontvangen uit Brussel dat die tweede tranche er komt. Daarmee krijgen zij € 20 miljoen extra tot hun beschikking voor energiebesparende maatregelen voor de drie noordelijke provincies. Formeel moet dat nog binnenkomen. Verwacht wordt dat eind oktober alles rond is. Dan kan begonnen worden met de publicatie van de voorwaarden. Echter, er doet zich een complicatie voor. Woningbouwcorporaties hebben te maken met ‘de minimus’-regeling. Dat betekent dat ze over een periode van drie jaar maximaal € 200.000 aan subsidie mogen ontvangen. In het kader van de kredietcrisis is dat bedrag tijdelijk opgerekt tot € 500.000, maar per 1 januari 2011 wordt dat weer € 200.000 euro. Dat zou betekenen dat als GS per 1 november 2010 de regeling in gang zetten, de woningbouwcorporaties geen tijd hebben om met degelijke plannen bij GS te komen. Dan vallen ze onder de grens van € 200.000 en GS verwachten dat geen van de corporaties dan deel zal kunnen nemen aan deze subsidieregeling. Gedeputeerde Slager stelt aan de Staten voor om toch alvast te beginnen met het verder uitwerken van de voorwaarden voor de woningbouwcorporaties, zodat de woningbouwcorporaties in de maand november de tijd hebben om met plannen te komen bij GS en GS daar voor 31 december 2010 over
3
kunnen besluiten. De regeling voor particulieren gaat gewoon door volgens de afspraken zoals die voorjaar 2010 zijn gemaakt en kan in de commissie van 3 november 2010 worden behandeld. De voorzitter vult aan dat de afspraak was om de Staten bij deze onderwerpen te betrekken. Gedeputeerde Slager antwoordt dat dat voor particulieren prima is, maar dat GS voor de woningbouwcorporaties in de problemen komen. De voorzitter merkt op dat het punt niet geagendeerd is, maar dat hij het in verband met de tijdsdruk nu toch even voorlegt. Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) vraagt of de verdeelsleutel corporaties/particulieren al bekend is. Hij gaat ervan uit dat de Staten graag geïnformeerd willen worden over de bedragen die beschikbaar komen, zowel voor corporaties als voor particulieren. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat zij de verdeling nog niet hebben vastgesteld, maar dat die in november aan de orde komt. Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) merkt op dat er dan al een toezegging gedaan is. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat dit afhankelijk is van de behoefte die er is. Om te voorkomen dat zij middelen overhouden en terug moeten storten, willen zij bij de verdere uitwerking bekijken wat de verdeelsleutel wordt. Mw. Schalij (PvdA) merkt op dat de PvdA dat een goed idee vindt, ook omdat de werkgelegenheid in het geding is. De voorzitter concludeert dat de gedeputeerde permissie heeft van de Staten. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) deelt mede dat GS overleg hebben gehad met de Vereniging Groninger Gemeenten aangaande het op te zetten meldpunt landschap. De VGG is van mening dat de gemeente het eerste aanspreekpunt is waar het gaat om een loket. Om toch invulling te geven aan de wens van de Staten, komt het College binnenkort met het voorstel om een loket landschap op de website in te richten, waar burgers voldoende informatie kunnen krijgen over de twaalf kernkarakteristieken, over de taken waar GS verantwoordelijk voor zijn en over hoe zij met klachten daarover bij GS terechtkunnen. GS zullen de Staten hier binnenkort verder over informeren. 7.
Rondvraag
Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) vraagt naar de stand van zaken aangaande de invoering van de Wabo per 1 oktober 2010. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat GS geen aanwijzingen hebben dat 1 oktober niet gehaald wordt en ervan uitgaan dat de Wabo per 1 oktober van kracht wordt. 8.
Ingekomen stukken (ter kennisneming) a. Brief van Gedeputeerde Staten van 15 juni 2010, nr. 2010-34.504/24/A.6, LGW ( PDFbestand, 66 KB), betreffende beantwoording vragen Statencommissie Omgeving en Milieu inzake het kappen van de Robiniabossen van het inmiddels failliete Groen Invest Nederland b. Brief van Gedeputeerde Staten van 8 juni 2010, nr. 2010-33.654/23/A.9, RP ( PDFbestanden), betreffende stand van zaken pilot Ganzedijk
4
c. Brief van Gedeputeerde Staten van 1 juni 2010, nr. 2010-31.239/22/A.10, MB ( PDFbestanden), betreffende meerjarenprogramma Wet bodembescherming 2010 - 2014 d. Brief van Gedeputeerde Staten van 9 juni 2010, nr. 2010-33.445/23/A.23, OMB/PB ( PDFbestanden), betreffende Regionale Uitvoeringsdienst (RUD) Groningen e. Brief van Gedeputeerde Staten van 29 juni 2010, nr. 2010-37.262/26/A.20, GMO ( PDFbestanden), betreffende planning statenstukken augustus tot en met december 2010 f. Brief van Gedeputeerde Staten van 29 juni 2010, nr. 2010-36.386/26/A.7, RP ( PDF-bestand, 31 KB), betreffende Expeditie Mooi g. Brief van Gedeputeerde Staten van 6 juli 2010, nr. 2010-38.806/27/A.16, MB ( PDF-bestand, 51 KB), betreffende uitvoering motie lichthinder ligboxstallen e.a. h. Brief van Gedeputeerde Staten van 6 juli 2010, nr. 2010-38.742/27/A.10, MB ( PDF-bestand, 34 KB), betreffende stand van zaken aanscherping energienorm nieuwbouw i. Brief van Gedeputeerde Staten van 6 juli 2010, nr. 2010-39.189/27/A.7, RP, betreffende windenergie aan gedeputeerde Moorlag j. Brief van Gedeputeerde Staten van 15 juli 2010, nr. 2010-40.912/A, MTZ ( PDF-bestand, 87 KB), betreffende jaarverslagen milieutoezicht en interbestuurlijk toezicht. k. Brief van Gedeputeerde Staten van 16 juli 2010, nr. 2010-42.620/25/A.11, OMB/PB ( PDFbestanden), betreffende samenwerkingsovereenkomst IGS Leek - Roden l. Brief van Gedeputeerde Staten van 8 juni 2010, nr. 2010-33.332/23/A.10, MB ( PDF-bestand, 56 KB), betreffende bescherming diepe plassen Dhr. De Vries (D66) stelt voor om brief 8.d. als bespreekpunt op te voeren voor de volgende vergadering. De voorzitter honoreert dit. Dhr. Dieters (PvdA) concludeert uit brief 8.h. dat er een brochure wordt geproduceerd voor ondernemers. Zijns inziens was de motie iets anders bedoeld, namelijk om ook beleid vast te leggen. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat de beide onderzoeken samen zullen worden gevoegd. Het College zal op basis daarvan conclusies trekken en deze aan de Staten voorleggen. De voorzitter brengt in dat de Staten dit zullen afwachten. Dhr. Miedema (GroenLinks) dringt ten aanzien van brief 8.h. aan op enige haast met betrekking tot ‘de presentatie van resultaten deze zomer’, waar in de motie om gevraagd wordt. Dhr. Hollenga (gedeputeerde) antwoordt dat GS afhankelijk zijn van bepaalde onderzoeken, zoals het belevingsonderzoek dat de komende maanden plaatsvindt en het technisch onderzoek dat in Friesland plaatsvindt. Dhr. Miedema (GroenLinks) merkt op dat de motie alleen om maatregelen en niet om een belevingsonderzoek vroeg. Hij vindt het prima dat dat eraan wordt toegevoegd, maar de maatregelen waar de motie om vroeg, worden in het adviesonderzoek bekeken. De voorzitter vraagt de heer Miedema of hij dit punt wil agenderen. Dat is niet het geval. Mw. Mortiers (PvdA) dient ingekomen stuk 8.a., de Robiniabossen, in voor de volgende vergadering. De voorzitter honoreert dit.
5
Bespreekpunten
9.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 15 juni 2010, nr. 2010-35.308, OMB/PB, betreffende ontwikkelingsvisie Blauwestad (nummer 18/2010). De brief van de heren A. Duyst en H. de Groot betreffende reactie op het discussiestuk 'Trots en nieuwsgierig' van 13 mei 2010
De voorzitter overweegt, gezien het feit dat de ontwikkelingsvisie Blauwestad een majeur onderwerp van beleid is, het punt in één termijn te bespreken en de tweede termijn tijdens de Statenvergadering te houden. Hier wordt nog op teruggekomen. Allereerst krijgen de insprekers het woord. Het samengevatte betoog van de heer Analbers luidt als volgt: “De heer Analbers vertegenwoordigt de bewoners van de drie woongebieden in de Blauwestad: De Wei, Het Park en Het Riet. Zij zijn blij dat uit de oorspronkelijke twee scenario’s een ontwikkelingsvisie is ontstaan, waarin de nadruk ligt op ontwikkeling in een rustig tempo, op het leggen van verbanden tussen Blauwestad en de directe omgeving en op het stimuleren van recreatie van de rustige soort. Zij hechten grote waarde aan het hoogwaardige karakter van de Blauwestad en vinden het getuigen van moed om daar, ondanks de langzamer kavelverkoop, aan vast te houden. Met de tijdelijke bestemming voor de gebieden waarin in fase I niet gebouwd zal worden, is wat betreft Het Riet niks mis. Voor het onbebouwde deel van Het Park geldt dat verkaveling en inrichting wordt heroverwogen. De bewoners hechten er sterk aan om bij die heroverweging betrokken te worden en zij zouden dat ook graag vastgelegd willen zien. De Wei heeft een alternatief bedacht om de toegang naar De Wei beter te positioneren en de waterbeleving te bevorderen door het verwijderen van dammen en het plaatsen van een brug. Dat plan staat helder op papier (zie hand-out) en verdient het om te worden ondersteund. Met deze inspraakbeurt hoopt de heer Analbers de Staten een duwtje in de rug te geven om akkoord te gaan met de ontwikkelingsvisie.” De voorzitter dankt de heer Analbers. Er zijn geen vragen. Het woord is aan de heer De Groot, die inspreekt namens de heer Duyst en hemzelf. Het samengevatte betoog van dhr. De Groot luidt als volgt: “De heer De Groot excuseert zich voor het feit dat de heer Duyst verhinderd is. De heer De Groot en de heer Duyst wonen met hun familie aan de Grutto in de wijk De Wei van Blauwestad. Hoewel zij de reactie van de Bewonerscommissie De Wei volledig onderschrijven, hebben zij als enige bewoners van de Grutto behoefte aan een separate inspraakreactie, aangezien de Grutto de enige bewoonde straat is die rechtstreeks is gelegen aan het oorspronkelijke Dorp en de ontwikkelingen in Het Havenkwartier hen derhalve direct raakt in hun belangen. Zij zijn positief over de keuze voor scenario 1, ‘Trots op wat er is’. Het beoogde kwaliteitsniveau van de Blauwestad wordt op die manier gehandhaafd. De komst van een gezellig dorp met een haven, horeca en voorzieningen is voor hen een belangrijke overweging geweest om in De Wei te komen wonen. Zij vinden het teleurstellend, maar vanuit het perspectief van de huidige economische crisis niet onbegrijpelijk, dat Het Dorp voorlopig een tijdelijke invulling krijgt. De heer Duyst en de heer De Groot zouden graag zien dat in de vast te stellen visie wordt opgenomen: - de aanleg van een buffer van de tijdelijke natuur langs minimaal de gehele Grutto;
6
- de aanleg van de definitieve toegangsweg naar Het Havenkwartier en De Wei, inclusief brug (een en ander is verduidelijkt in de tekening bij de hand-out); - dat recreatiewoningen en grootschalige functies in De Wei worden uitgesloten; - dat belanghebbenden actief kunnen participeren in de verdere uitwerking van het Havenkwartier en - dat er voor het manifestatieterrein in overleg een beleidsplan dient te worden opgesteld in overleg met de bewoners. Zij vertrouwen erop dat deze punten worden opgenomen in de ontwikkelingsvisie Blauwestad en zijn altijd bereid tot het geven van een toelichting en het beantwoorden van vragen.” De voorzitter dankt de heer De Groot voor zijn inbreng. Er zijn geen vragen. Het woord is aan de heer Steentjes. Het samengevatte betoog van de heer Steentjes (LTO Nederland), luidt als volgt: “De heer Steentjes vertegenwoordigt LTO in het kader van de Blauwestad en spreekt tevens in voor de mensen die te maken krijgen met de noordelijke vaarverbinding. In de ontwikkelingsvisie Blauwestad worden een aantal gebieden met een woonbestemming ingericht als tijdelijke natuur. In de beleidsnotitie tijdelijke natuur van het LNV staan een aantal voorwaarden waaraan men moet voldoen om ontheffing te krijgen. Zo moet voor de aanvraag geïnventariseerd zijn of er soorten in het gebied voorkomen die op de rode lijst staan. LTO Noord verzoekt als onderdeel van de voorwaarden m.b.t. de ontheffing voor tijdelijke natuur, vast te leggen dat indien bij het opruimen van tijdelijke natuur de initiatiefnemer in aanraking komt met de natuurwetgeving (vanwege de aanwezigheid van beschermde soorten) dit niet zal leiden tot compensatie van deze gronden op landbouwgrond. De noordelijke vaarverbinding. Harde voorwaarde voor de ondernemers was vergoeding door de provincie en de gemeente voor de bedrijfsverplaatsing. Echter, hier zijn veel te weinig financiële middelen voor begroot. Ook voor de natte natuurzone langs het Nieuwe Kanaal blijkt geen geld te zijn. LTO Noord wil geen noordelijke vaarverbinding als er niet tegelijkertijd afspraken over de bedrijfsverplaatsing kunnen worden gemaakt.” De voorzitter dankt de heer Steentjes. Er zijn geen vragen. Het woord is aan mevrouw Linssen. Het samengevatte betoog van mevrouw Linssen luidt als volgt: “Mevrouw Linssen maakt allereerst kenbaar dat het bestuur van de Stichting Hermans Dijkstra de inhoud van haar betoog ondersteunt. Mevrouw Linssen en de heer Bremmer maken via deze weg bezwaar tegen de ontwikkelingsvisie Blauwestad, in het bijzonder de noordelijke vaarverbinding. Zij hebben twee kleine kinderen van zeven en negen jaar en zijn, na veertien jaar werkzaam en woonachtig geweest te zijn in Amsterdam, in 2001 op zoek gegaan naar een zelf te exploiteren horecapand dat landelijk en rustig was gelegen. Zo vonden zij in november 2002 de monumentale boerderij Hermans Dijkstra, eigendom van de Stichting Hermans Dijkstra. Daar verhuren zij zes gastenverblijven achter de boerderij – rustig gelegen met landelijk uitzicht. In de boerderij exploiteren zij een restaurant. De gasten komen voornamelijk uit het westen van het land. Zij komen voor de rust, de ruimte, het weidse uitzicht en het historische karakter van de boerderij. Na zeven jaar hard werken, hebben zij zo een bestaan op weten te bouwen. Mevrouw Linssen en de heer Bremmer maken bezwaar, omdat: - bij de noordelijke vaarverbinding een dijk achter de gastenverblijven zal worden gemaakt, waardoor het historische uitzicht verdwijnt; - door de geplande rondweg naast de noordelijke vaarverbinding het geluid extra zal worden weerkaatst in de richting van de appartementen; 7
- een stuk historisch dorpsgezicht zal verdwijnen en - er boerengezinnen uit het dorp moeten verdwijnen. Dit alles terwijl er een alternatieve route beschikbaar is, namelijk de ecologische route door het Midwolderbos. Door het creëren van een waterweg aan de noordkant en doorgaande weg zal het verblijf, met al haar belevingen, voor hun gasten negatief veranderen, wat hoogstwaarschijnlijk het einde betekent van hun ondernemerschap, woongenot en manier van leven. Zij missen in de gehele ontwikkelingsvisie de te nemen verantwoordelijkheid voor het ontnemen van hun toekomst en die van andere betrokkenen. Zij vragen de Statenleden dan ook om kritisch naar deze plannen te kijken en naar een alternatieve route te kijken. Wat kost de zuidelijke en wat kost de noordelijke route?” De voorzitter dankt de insprekers. Er zijn geen vragen.
In eerste termijn Mw. Schalij (PvdA) brengt in dat de PvdA-fractie een heel eind in de ontwikkelingsvisie Blauwestad kan meegaan, zowel in de plannen voor de diverse woongebieden als wat betreft de inbedding in de directe omgeving. Toch heeft zij een paar kanttekeningen. Bij het stellen van de kaders en richtlijnen is duidelijk de wens uitgesproken om, waar mogelijk, de realisatieperiode van het project te bekorten en te proberen wat eerder te kunnen inverdienen. Ook werd duidelijk gesteld dat economische activiteiten in de Blauwestad – wonen, toerisme en recreatie – niet concurrerend mochten zijn naar de naaste omgeving. De publieke middelen voor het project – zowel van de provincie als van de gemeente –zijn eindig en er zijn privé-investeringen nodig voor een breder financieel draagvlak. Een langere realisatieperiode draagt het risico in zich dat er een status quo ontstaat, waarbij de doelstellingen niet worden bereikt. De PvdA-fractie vindt dat het aan te bevelen is om direct bij de herstart, na een eerste, zeer noodzakelijke, opknapbeurt van het gebied, meer dynamiek in de ontwikkeling te brengen, door, gebruikmakend van het nieuwe elan en enthousiasme in het gebied, voortvarend een aantal actuele, kansrijke initiatieven op te pakken. Ook in deze tijd zijn er interessante niches in de markt die aansluiten op het gewenste kwalitatieve profiel van Blauwestad. GS noemen ze zelf in de voorliggende ontwikkelingsvisie en spreekt van nadere verkenningen. De PvdA-fractie denkt aan duurzaam wonen, groepswonen, het idee van tweede huizen die op den duur definitief bewoond kunnen worden. Er zijn mogelijkheden die aansluiten bij de wensen van de bewoners in het gebied en die niet direct concurrerend zijn voor de omgeving. Moet dat in een visie worden geformuleerd? Een visie moet wervend zijn voor bijvoorbeeld ondernemers. Behalve een goede marketingstrategie zou een goede acquisitie moeten plaatsvinden en wel breder dan nu in de visie is aangegeven. Dhr. Bultje (PvdA) noemt een aantal vaste momenten waarop de fracties hun mening in relatie tot Blauwestad kunnen geven. Dat is nu bij deze ontwikkelingsvisie, bij de jaarbegroting en de geplande activiteiten – de jaarlijkse vertaling van de ontwikkelingsvisie –, de jaarrekening en de vijfjaarlijkse herziening van de GREX. Tussentijds zoekt de uitvoeringsorganisatie naar kansen voor diverse initiatieven. De vraag is of de Staten tussentijds worden geïnformeerd in het geval deze initiatieven concreet worden of gebeurt dat in de in de hiervoor aangegeven systematiek? De in het onlangs gepubliceerde rapport van de Rekenkamer over o.a. de PPS-constructie is geconstateerd dat de provincie de lead heeft genomen en dat andere partners op afstand zijn komen te staan. Dit moet in de toekomst worden voorkomen en dat vraagt een goede afstemming van bestuurders en een solide organisatie, waarbij de vraag is welke procedure moet worden gevolg bij de benoeming van de projectmanager die min of meer boven de partijen dient te staan. Wordt die vanuit de gemeente of de provincie geworven, of van buiten? Voorkomen moet worden dat 1) als het iemand 8
wordt vanuit (het bestuur van) een van de overheden, de betreffende overheid te dominant wordt en 2) als het iemand van buiten wordt, dat de overheden te veel op afstand komen te staan. Daarnaast moet worden voorkomen dat de raad en de Staten tegenover elkaar komen te staan. Dat vraagt om een goede timing van de stukken, maar ook voldoende tijd tussen commissievergaderingen en besluitvormende vergaderingen om tussentijds langs partijlijnen of in gezamenlijkheid mogelijke knelpunten weg te nemen. Bij de discussie in de Staten over het rapport van de Noordelijke Rekenkamer komt de PvdA-fractie met een voorstel om de vinger aan de pols te houden met betrekking tot dit project en andere grote projecten. Mw. Stavast (GroenLinks) merkt op dat, naast de benoemingsprocedure, commerciële ervaring van de projectmanager van groot belang is. Ziet de heer Bultje dat ook zo? Dhr. Bultje (PvdA) antwoordt dat ervaring met commerciële activiteiten een pre kan zijn. Niet uitgesloten is dat ook binnen de betreffende organisatie mensen aanwezig zijn met deze ervaring. De voorzitter stelt dat het benoemingsbeleid verder aan de Colleges moet worden overgelaten. Dhr. Brouns (CDA) stelt dat de toekomst voor de provincie in dezen uitdagend is daar zij ook projectontwikkelaar wordt. Dat is een nieuwe rol en dat vergt veel van de betrokken organisaties. Dat betreft vooral marketing. De ontwikkelingsvisie tot nu toe is niet meer dan een eerste gedachte. Spoor 1 is daarin aangevuld met elementen uit spoor 2 die daarin passen, hetgeen zorgt voor balans. Kernkwaliteiten worden behouden. De woningbouw wordt gefaseerd. De mogelijkheid komt om meer te doen op toeristisch en recreatief gebied en kleinschalige ondernemers op zorggebied zullen worden gefaciliteerd. Concretisering daarvan is echter nog niet geformuleerd. De CDA-fractie wil niet uitsluiten dat er ook andere functies mogelijk zijn, indien zich concrete kansen voordoen. Het College en de projectorganisatie dienen daarop actief te anticiperen en de Staten te betrekken in de afweging ten aanzien van die andere functies en initiatieven. De CDA-fractie is benieuwd naar de mening van het College over de inbreng van de insprekers, bijvoorbeeld over de ontsluiting van De Wei met een brug. Er is reeds een keuze gemaakt ten aanzien van de vaarverbinding en het behoud van de karakteristieke elementen van Blauwestad. Er wordt gewezen op het spanningsveld dat daar ontstaat. Hoe ziet het College dit? Tijdelijke natuur. De oproep van LTO Noord om geen landbouwgrond te gebruiken voor tijdelijke natuurcompensatie is voor de CDA-fractie overbodig, omdat er geen tijdelijke natuur aangelegd moet worden als er niet vooraf zekerheid is over de ontheffing. Hoe denkt het College hierover? Hoe verder? Er is een financiële update van de tijdelijke begroting ontvangen. Daaruit blijken diverse problemen van hogere energiekosten dan begroot, van nagekomen facturen van diverse aard tot en met ontvangst van facturen voor niet begrote posten. Er spelen allerlei factoren een rol die grip houden op het proces en dat bemoeilijken. Dat vergt een nauwkeurige monitoring. Daarom moet er een jaarbegroting komen waarin een nauwe relatie aanwezig moet zijn met elementen die in de ontwikkelingsvisie zijn benoemd. Bovendien dient dan achteraf verantwoording aan deze Staten te worden afgelegd via de jaarrekening. Daaraan gekoppeld is de vraag hoe deze Staten dat proces gaan monitoren, gezamenlijk met de raad van Oldambt. Wat de CDA-fractie betreft dient twee per jaar overleg gevoerd te worden over deze stukken met vertegenwoordigers van de raad. Hoe denken de andere fracties hierover? De GREX is uitgebreid toegelicht. Gezien de gevoeligheid voor kleine veranderingen die grote gevolgen met zich mee kunnen brengen geeft de CDA-fractie er de voorkeur aan om een second opinion te laten uitvoeren. Dhr. Stevens (ChristenUnie) vraagt de heer Brouns of niet de eerste de beste VINEX-wijk als voorbeeld kan dienen voor hoe een gemeente dit soort woningbouwprojecten aanstuurt en regelt. 9
Dhr. Brouns (CDA) denkt dat dit geen goede vergelijking is, daar het in Blauwestad om meer gaat dan slechts woningbouw, namelijk de sociaal-economische revitalisering van het gehele gebied. De omvangrijke rol die de provincie gaat spelen gedurende de komende 30 of 40 jaar betekent dat hier veel publiek geld in gaat zitten. Overigens: hoe korter die periode, hoe lager de risico’s. De provincie dient zich in de rol van ondernemer zeer bewust te zijn van haar beperkingen. Dhr. Sangers (SP) is positief over de ontwikkelingsvisie en het proces dat daaraan ten grondslag heeft gelegen en complimenteert het College met het interactieve proces en de massale opkomst bij de informatiebijeenkomst, alsmede met de ontwikkelingsvisie. Een en ander moet nog wel nader geconcretiseerd worden. De heer Sangers is benieuwd naar de reactie van het College op de inbreng van de bewoners en stemt in met de kernpunten. Ook de heldere en uitgebreide toelichting op de GREX werd zeer gewaardeerd en is er geen reden om daarover nog verder in vertrouwelijkheid te debatteren. Ook goed is dat de Staten via de jaarlijkse begroting, de werkplannen en de afrekening, inclusief de vijfjaarlijkse evaluatie van de GREX, adequate sturings- en controlemogelijkheden hebben Naast deze complimenten past een kritische toets op de uitgangspunten, de veronderstellingen, de parameters zoals opgenomen in de ontwikkelingsvisie en de GREX. De Staten moeten over het project een gedegen besluit kunnen nemen en de SP is daarom voorstander van een onafhankelijke toets en daarom hecht zij eraan om op de GREX en de visie die daaraan ten grondslag ligt een second opinion te laten uitvoeren. Dhr. Brouns (CDA) vraagt of de heer Sangers een second opinion bedoelt van de GREX en de onderliggende parameters. Dhr. Sangers (SP) stelt dat de heer Brouns in formele zin gelijk heeft, maar tegelijkertijd kan de GREX niet los gezien worden van de visie, aangezien deze juist verwerkt is in de GREX. Dhr. Brouns (CDA) stelt dat de visie door de Staten worden vastgesteld. Vermeden moet worden dat de visie onderwerp wordt van een second opinion. Dat zou dubbel werk zijn. Dhr. Sangers (SP) stelt dat dit uitdrukkelijk niet de bedoeling is. Het gaat om de GREX, de parameters en de uitgangspunten die daarin zijn opgenomen. Dhr. Luitjens (VVD) sluit zich aan bij de second opinion op de GREX waar de nader vast te stellen toekomstvisie de basis van is. Van belang is dat de organisatie die zich met het dagelijkse werk bezighoudt, als één organisatie gaat fungeren. Verder dienen beide volksvertegenwoordigingen met een gepaste frequentie met elkaar van gedachten te wisselen en op te trekken. Mw. Hartman-Togtema (VVD) complimenteert het College voor het proces tot nu toe. Ideeën van bewoners en ondernemers zijn in de plannen meegenomen. De VVD-fractie wil verder nog de volgende punten benadrukken. De voorgestelde fasering in de bouw op de verschillende eilanden is goed. Echter, de deels reeds bewoonde eilanden moeten geen bouwput blijven. Aan nieuwe bewoners dient meer architectonische vrijheid te worden gegeven, terwijl de kwaliteit volgens het beeldkwaliteitplan wordt gehandhaafd. Het is nodig om een regelmatige heroriëntatie te houden van de woningbouwopgave in OostGroningen, bijvoorbeeld tweejaarlijks. Voor de invulling van de nu nog lege eilanden zou gedacht worden aan een hoogwaardige toeristische en recreatieve invulling, zoals recreatiebungalows met een uitstraling als die van Hof van Saksen en goed passend bij het hoge kwaliteitsplan als is afgesproken. Mw. Hartman beveelt het College aan op onderzoek te gaan naar wat de markt wil en waar investeerders kansen zien. Daarnaast verdient de landschappelijke aansluiting veel aandacht. Naast de recreatiebungalows dient meer ingezoomd te worden op recreatiemogelijkheden aan en vlak bij het 10
water en op de invulling van de eilanden tot tijdelijke natuur. Dat deel dat bestemd gaat worden tot tijdelijke natuur moet zonder problemen weer een woonbestemming terug kunnen krijgen. De VVD vraagt het College onderzoek te doen naar de huidige stand van zaken op het gebied van flora en fauna, want, zoals dhr. Steentjes al aangaf, als er nu al soorten voorkomen die op de rode lijst staan, is het maar de vraag of de provincie onder die natuurcompensatie uit kan. Tot slot. De provincie verkeert in financieel zwaar weer. Is het dan niet veel beter om een veel goedkopere, maar veel mooiere vaarverbinding te maken via het Midwolderbos? Dan hoeft er geen ruimte in de begroting te worden gezocht voor de vele miljoenen voor de bedrijfsverplaatsingen en dan hoeven er evenmin grote wallen geplaatst te worden aan de vaarroute aan de noordkant, waardoor het mooie uitzicht achter de Oudelandse weg verdwijnt en alle ondernemers aan de Hoofdweg die er nu al een prachtig bedrijf hebben, hun rust en ruimte en prachtige uitzicht op het noorden blijven behouden en hun investeringen niet zien verdampen, zoals mevrouw Linssen vreest. Het is nu tijd om het roer om te gooien, geen aanleiding meer te geven voor negatieve geluiden rond Blauwestad en het nieuwe elan in het gebied, maar vooral rondom Blauwestad, ruimte te geven. Dhr. Stevens (ChristenUnie) sluit zich aan bij de laatste woorden van de VVD. Hij stemt in met het stuk waarin wordt voortgeborduurd op de eerder vastgestelde uitgangspunten en waarin ook ruimte is voor alternatieve programma’s afhankelijk van toekomstige mogelijkheden. Belangrijk is het betrekken van bewoners en de volksvertegenwoordigingen bij de verdere uitwerking. Dhr. Stevens vraagt aandacht bij het College voor de vragen van de insprekers, zeker die van de insprekers die bij de Grutto wonen, alsmede het voorstel van de brug bij de hoofdontsluiting om het ‘Giethoorn-gevoel’ te bewerkstelligen. De fractie van de ChristenUnie vraagt zich ook af hoe omgegaan moet worden met natuurcompensatie in de toekomst en als dat nodig mocht blijken te zijn. Van belang is meting vooraf en het maken van afspraken hierover. Tot slot. Is er geld voor de vaarverbinding? De heer Stevens is benieuwd hoe het College reageert op de opmerkingen en vragen van de inspreker en of er nog nader nieuws is. Mw. Stavast (GroenLinks) meldt dat GroenLinks zich aansluit bij de tevredenheid over het proces. De nadruk ligt nu terecht op ontwikkeling in een rustig tempo en het leggen van verbanden tussen Blauwestad en de directe omgeving en op het stimuleren van recreatie van de rustige soort. Bij ‘wonen’ resteert een onduidelijkheid, namelijk: wat doen we als een projectontwikkelaar huurwoningen voor het hogere segment zou willen bouwen? De GroenLinks-fractie mist voldoende aandacht voor natuur, ecologie en landschap in de tekst. De betekenis van de Blauwestad in de EHS dient expliciet benoemd te worden. Dat biedt de mogelijkheden om dit bij verdere ontwikkelingen in het oog te houden. Concreet dient het idee van Stichting Landschap Oldambt uitgewerkt te worden om openingen in bosranden te maken zodat zichtlijnen open worden gehouden waardoor de relatie van de Blauwestad en omgeving duidelijk wordt. Tijdelijke natuur. Mevrouw Stavast sluit zich aan bij eerder gemaakte opmerkingen. Noordelijke vaarverbinding. Hierover is reeds een besluit gevallen. De GroenLinks-fractie is benieuwd naar het antwoord van het College op de vraag van het CDA, maar de besluitvorming dient niet overgedaan te worden. Dhr. Brouns (CDA) benadrukt dat een keuze is gemaakt en dat hij het College gevraagd heeft om een reactie binnen de gemaakte keuze ten aanzien van een aantal elementen. Mw. Stavast (GroenLinks) sluit zich aan bij de vraag van het CDA. De provincie en gemeente als ondernemer en het informatiecentrum. Er zijn plannen voor een nieuw centrum. Graag hoort mevrouw Stavast een toelichting op de noodzaak daarvan. Het oude centrum zou op enige wijze commercieel uitgebuit moeten worden, ook vanwege de goede zichtbaarheid vanaf de A7. De behoefte aan commerciële kwaliteiten is reeds eerder benadrukt. Qua promotie zou de Blauwestad ook onderdeel moeten worden van het reguliere promotiebeleid van de provincie. 11
Overige opmerkingen. Mevrouw Stavast is ook benieuwd naar de meerkosten van de plannen die voor De Wei zijn ingesproken. De vraag naar een beleidsplan voor het manifestatieterrein ligt voor de hand. Veder dient er een plek te komen voor een boomgaard met alle Groningse rassen, al dan niet op commerciële leest. Interactiviteit en flexibiliteit dienen in de toekomst gehandhaafd te blijven. Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) waardeert het proces en de visie positief met de kanttekening dat eerder reeds is gepleit voor andere functies voor het gebied, bijvoorbeeld voor een gecombineerde functie van zorg en wonen. Het is slechts terloops genoemd en het gevaar bestaat dat dit buiten beeld raakt. De provincie en gemeente komen in een andere rol en dat vereist ondernemerszin. De vraag is of publieke organisaties daartoe in staat zijn. Daarom is een halfjaarlijkse rapportage een goed idee, via welke de volksvertegenwoordigingen vingers aan de pols kunnen houden. De heer Hoiting pleit er nadrukkelijk voor dat het College mogelijkheden voor andere functies in het gebied hoog op de agenda zet. De fractie van de Partij voor het Noorden is zeer benieuwd naar de reactie van het College op de insprekers en met name naar de reactie op de waarschuwing van de heer Steentjes. Een nadere discussie over de GREX acht de fractie niet nodig en zeker niet als dat in vertrouwelijkheid zou moeten gebeuren. Dhr. De Vries (D66) complimenteert het College over het doorlopen proces. Ook in de toekomst dienen de bewoners nauw bij het gebeuren te worden betrokken. Tweede woningen en hoe daarmee om te gaan. De gedeputeerde zei daarover op de informatiebijeenkomst dat dit niet wordt toegestaan. De vraag is hoe hij dat wil afdwingen. Het oprekken van bouwvoorschriften. De kwaliteit dient te worden gehandhaafd, maar hoe moet er dan worden ‘opgerekt’? Of worden de huidige eisen omgezet in wensen? Ontwikkelingvisie, pag. 13, de langzaamverkeerverbinding naar Winschoten. Een goede, veilige en directe fietsverbinding wordt cruciaal geacht, maar dat wordt pas in 2015 opgepakt. Hoe dient hier ‘cruciaal’ geïnterpreteerd te worden? Welke afwegingen heeft de gedeputeerde gemaakt? De bouwplannen van de gemeente Oldambt dienen goed afgestemd met de ideeën over de Blauwestad, zodat concurrentie vermeden wordt. Zijn daar afspraken over gemaakt? Dit geldt ook voor pag. 16. Er zijn meerdere bouwplannen met woon-water-combinaties in de provincie Hoe geschiedt die afstemming? Hoe wil de gedeputeerde dat doen? Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) vraagt of Meerstad wordt bedoeld. Dhr. De Vries (D66) antwoordt dat dit klopt, maar ook doelt hij op de plannen in Hoogezand. De organisatie. Noch provincie noch gemeente heeft als kerntaak projectontwikkeling. Dat is een vak apart. Moet dit wel zelf gebeuren? Of moeten partijen (makelaars, eventueel uit het westen) die er hun werk van hebben gemaakt, hierbij worden betrokken? D66 denkt dat dit van belang is. Verder dienen de afspraken tussen gemeente en provincie glashelder te zijn. Dubbelfuncties moeten worden voorkomen. Hoe zit het precies met de OZB. Wordt OZB betaald over gereed gemaakte kavels? Wanneer gaat het beheer over? Dhr. Sangers (SP) vraagt of de fracties, voordat de gedeputeerde antwoordt geeft, zich kunnen uitspreken over het verzoek om een second opinion op de GREX te laten uitvoeren. De voorzitter vindt dat een uitstekend idee. Dhr. De Vries (D66) ondersteunt een second opinion over de GREX. Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) gaat daarmee ook akkoord.
12
Dhr. Bultje (PvdA) vraagt zich af of er behoefte is bij de andere partijen om vertrouwelijk over de GREX te praten. De vraag is in hoeverre het College zelf een externe check heeft laten verrichten. Op basis van het antwoord zal de PvdA-fractie haar mening geven. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) gaat allereerst in op de vraag over de verkorting van de realisatieperiode en het streven om zo snel mogelijk in te verdienen, gezien de lange looptijd van de GREX, mede middels alternatieven en eventueel andere functies. Wat betreft dit laatste is niet geheel duidelijk wat de CDA-fractie bedoelt. Welke andere functies acht zij wenselijk of mogelijk? In de ontwikkelingsvisie is aangegeven hoe het College verder wil omgaan met de Blauwestad. Dat betreft de fasering in de woningbouw, met tijdelijke natuur en inrichting, het niet langer opteren voor de filosofie ten aanzien van Het Dorp. Daarnaast geeft de visie (par. 4.7) een overzicht van zaken die binnen het concept zouden passen. Het is niet de bedoeling te wachten op partijen die ‘iets’ zouden willen doen, maar dat een projectmanager die ondernemerseigenschappen heeft, wordt benoemd en acquisitie binnen de ontwikkelingsvisie kan plegen. Niet uitputtend, maar indicatief is aangegeven wat wel en niet mogelijk is. De projectmanager dient na te gaan waar ondernemers, ontwikkelaars en partijen in de markt zijn die met ideeën komen die passen binnen de ontwikkelingsvisie en die de ontwikkeling van de Blauwestad kunnen versnellen. Het College opteert er echter niet voor om de looptijd van 40 jaar zo nodig vol te maken, maar wijst ontwikkelingen af die zich niet goed verhouden met de ontwikkelingsvisie. Functie projectbureau en operationele afstemming provincie en gemeente. Het projectbureau zal met spoed worden ingericht. Per 01-01-2011 dient de organisatie te draaien en dient te worden aangestuurd door provincie en gemeente gezamenlijk. Uitgesloten moet worden dat er vanuit twee verschillende overheden op een verschillende manier wordt aangekeken tegen de uitwerking. Dat is tot nu toe goed gelukt. Op gelijkwaardige wijze dient geopereerd te worden, maar er dient oog te zijn voor ongelijke belangen. Binnen het provinciale en het gemeentelijk apparaat wordt een coördinerend ambtenaar aangewezen die is belast met zowel de Blauwestad als de Ring Blauwestad. Deze twee vormen met de projectmanager een driemanschap zonder een hiërarchisch verband en staat voor de uitwerking van de ontwikkelingsvisie waarbij de projectmanager uitdrukkelijk de externe taken verricht. Wat is dan de rol voor raad en Staten? Voordat besluiten worden genomen of overeenkomsten worden aangegaan zullen door de dagelijkse besturen concrete voorstellen aangaande de invulling van de Blauwestad die naar het oordeel van de bestuurscolleges voldoen aan de randvoorwaarden van de ontwikkelingsvisie, maar een andere invulling kennen dan het regulier verkopen van kavels of het aanbieden van kavels aan projectontwikkelaars voor projectwoningen, ter goedkeuring worden voorgelegd aan de raad en aan de Staten. Daardoor kunnen volksvertegenwoordigers de vingers aan de pols houden aangaande de uitvoering van de ontwikkelingsvisie conform paragraaf 4.7, alsmede aangaande de afweging of het betreffende voorstel voldoet aan de geformuleerde randvoorwaarden. Er is voor gekozen om de verwachtingen ten aanzien van allerlei alternatieve invullingen te temperen. Eerst wordt bezien of de volksvertegenwoordigingen instemmen met deze ontwikkelingsvisie. Ingaand op de vraag over recreatiewoningen meldt de gedeputeerde dat contact is opgenomen met een aantal partijen die in de betreffende markt actief zijn en dat de verwachting is dat er ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor recreatiebungalows in de Blauwestad, maar ook dat de tijd er nog niet rijp voor is. In de toekomst zullen recreatiebungalows waarschijnlijk mogelijk zijn op Het Wold als primaire locatie en eventueel in Het Havenkwartier als secundaire locatie. Procedurele zaken. Het College zal jaarlijks een jaarschijf van de GREX uitwerken in een jaarbegroting, voorzien van een werkplan, dat wordt voorgelegd aan de Staten. Uiteraard wordt ook de jaarrekening met een toelichting voorgelegd. Bruggen De Wei. Er ligt een alternatief voorstel. Dit betreft de permanente ontsluiting versus de tijdelijke ontsluiting. De plannen over De Wei zijn bestudeerd en het College staat er zeer welwillend tegenover, maar doet nog geen definitieve uitspraak. Waarschijnlijk is het financieel mogelijk, maar er zal nog met de bewonerscommissie worden gesproken over de kwaliteit van de brug en aanvullende zaken. Het tweede punt dat besproken moet worden is welke andere consequenties een rol spelen, bijvoorbeeld het bouwverkeer. Duidelijk moet worden of die consequenties worden 13
aanvaard. Voor de behandeling in de Staten op 13 oktober a.s. streeft de gedeputeerde ernaar om nader uitsluitsel te geven over dit voorstel van de bewonerscommissie. Tijdelijke natuur. De gedeputeerde denkt dat het goed is dat eerst wordt onderzocht of flora en fauna voorkomt op de rode lijst en waar dat dan het geval is. Als er sprake is van soorten die gecompenseerd moeten worden na opruiming van de tijdelijke natuur, moet worden overwogen of die tijdelijke bestemming aan de betreffende terreinen moet worden gegeven of niet. Ook dient de compensatie nader bekeken te worden. In de ontwikkelingsvisie moet niet worden vastgelegd dat nooit landbouwgrond benut zou moeten worden voor compensatie. Beter is na te gaan of het probleem zich gaat voordoen en in welke omvang dat is. Als dat daadwerkelijk moet leiden tot compensatie, zal het College daarop terugkomen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) merkt op dat de betreffende nulmeting zo snel mogelijk wordt uitgevoerd. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) begrijpt dat. In de betreffende gebieden zal dat eerst worden nagegaan. De beleidslijn inzake de tijdelijkheid is zodanig dat de ontheffing voor tien jaar kan gelden met de mogelijkheid tot verlenging. Er is nog geen ontheffing, want er heeft nog geen besluitvorming plaatsgehad over de tijdelijke natuur en de ontwikkelingsvisie. LNV denkt dat ontheffing mogelijk is. De overgangsbegroting. De heer Brouns heeft er diverse kritische opmerkingen over gemaakt. Duidelijk is dat er zaken zijn blijven liggen die pas na de afrekening zijn opgemaakt. Daar is in deze begroting rekening mee gehouden. Overigens is er alles aan gedaan om de kosten zo laag mogelijk te houden. Interactief proces. De gedeputeerde is de commissie erkentelijk voor de dankbetuigingen inzake het interactieve proces. Het is niet de bedoeling om op te houden met de aangegane contacten. Er zal structureel overleg blijven bestaan met de bewonersorganisaties. Huurwoningen in het hogere segment. Op deze vraag van GroenLinks kan de gedeputeerde geen absoluut antwoord geven. De heer De Vries vroeg naar de afstemming van de bouwplannen. De provincie blijft zich houden aan de afspraken met de regio Oost-Groningen, alsmede met de gemeente Oldambt. Het gaat in principe om koopwoningen in het hogere segment. Huurwoningen in de Blauwestad in dit segment zijn niet waarschijnlijk. Tweede woningen. Op de informatieavond heeft de gedeputeerde gezegd dat dit niet de bedoeling is, maar niet dat dit niet kan. In principe is dit een zaak die de gemeente Oldambt aangaat die hieromtrent nog geen verordening heeft. De gemeente gaat hierover nadenken. Bij de nader door de gemeente op te stellen structuurvisie zal dit worden meegenomen. Op dit moment is het niet te voorkomen. Dhr. De Vries (D66) doelde niet zozeer op recreatieve woningen, maar op echte woningen in de woongebieden met behoud van een andere woning elders. Mw. Schalij (PvdA) stelt dat er zich duidelijk een interessante niche in de markt aftekent waar mensen graag de voordelen van het wonen in de stad willen combineren met een woning buiten. Je kunt je voorstellen dat mensen een kwalitatief goed zomerhuis in de Blauwestad willen hebben terwijl zij bijvoorbeeld in Groningen wonen. Als dit een interessante markt is, zou die niet genegeerd moeten worden. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) denkt dat het dan eerder gaat om recreatiebungalows, maar hier gaat het om volwaardige woningen die voldoen aan het beeldkwaliteitsplan Blauwestad, waarvan de eigenaar zegt er niet elke dag te wonen. Het lijkt dus dat dit op dit moment kan, maar de gemeente zal op dit punt haar beleid verder bepalen. Er zal een nadere uitspraak over worden gedaan. Er zullen geen concessies worden gedaan aan de beeldkwaliteit van dat soort huizen. Stichting Landschap Oldambt. De zichtlijnen. Alleen al op grond van het POP dienen open zichtlijnen in stand gehouden moeten worden. Informatiecentrum De Rode Rups. De tijdelijke bestemming loopt in 2013 af. Verlenging is lastig en de exploitatie is duur. Met voorrang wordt bekeken of in Het Havenkwartier een infocentrum 14
gerealiseerd kan worden, wellicht in permanente en later verkoopbare vorm. Voor De Rode Rups zullen spoedig plannen moeten worde gemaakt. Aansluiting bij het promotiebeleid recreatie en toerisme. Er wordt aansluiting gezocht bij Marketing Groningen. Groninger fruitbomen. De betreffende vraag wordt meegenomen bij nadere invullingen. De fietsverbinding. In de GREX is hiervoor € 1 miljoen opgenomen, maar het dient een project te zijn van gemeente en provincie gezamenlijk. Er is overigens via de Blauwe Roos via een tunnel een veilige fietsroute naar het centrum van Winschoten. Makelaars betrekken, ook die vanuit het westen van het land. Tijdens de inspraakavond werd de nadruk gelegd op makelaars uit het gebied. Gesproken wordt met makelaars uit het gebied en bekeken wordt of er een vorm voor is te vinden, waarbij er wel één centrale makelaar voor de Blauwestad moet blijven die het gehele proces kan volgen. Hetzelfde zal gebeuren met betrekking tot de notaris. Er zullen offertes worden gevraagd bij notarissen die dit werk in de Blauwestad willen doen en wellicht is er een notaris in het gebied die concurrerender is. OZB. De provincie betaalt OZB en iedereen die er een huis heeft. De provincie betaalt een laag tarief omdat het gronden betreft die nog niet volledig worden ingezet. Er zijn afspraken met de gemeente over het beheer en het is juist dat het beheer, als de bestemming is afgerond en er wonen mensen, door de gemeente wordt overgenomen. Er zal een overzicht worden opgesteld om het beheer goed te verdelen en af te stemmen. Mw. Stavast (GroenLinks) wijst op onbeantwoorde vragen. Het nadrukkelijk uitspreken wat de functie van de Blauwestad is in EHS-verband en welk beleid ontwikkeld wordt m.b.t. een evenemententerrein. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) antwoordt dat inzake een nadere invulling van de taakstelling met betrekking tot evenementen overleg zal worden gevoerd met de bewonerscommissie. Evenementen zullen sowieso moeten voldoen aan vergunningen op het gebied van geluid, etc. Het benoemen van de EHS. Er is een behoorlijk volume gerealiseerd en dat staat duidelijk op de kaart. De aantrekkelijkheid van het gebeid zal ook meegenomen worden in de promotie. Dhr. De Vries (D66) benadrukt dat hij ook makelaars uit andere delen van het land bedoelde en niet slechts die uit het gebied, want daar zit ook een potentiële doelgroep. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) relativeert de doelstelling van de rijke westerling. Hij neemt de suggestie van de heer De Vries mee in het marketingbeleid. Dhr. Stevens (ChristenUnie) vraagt of de gedeputeerde het beeld deelt dat er te weinig geld is om de noordelijke vaarverbinding te realiseren. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) antwoordt dit beeld niet te delen. Er zal niet teruggekomen worden op besluitvorming. Hij verwacht dat de partijen die onderhandelingen voeren, er wel uit zullen komen. Dhr. Bultje (PvdA) vraagt naar de eventuele externe check van de GREX. Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) wil niet in de competentie van de Staten treden om een standpunt over de GREX in te nemen. Het is goed om datgene wat er over de GREX en het systeem van de GREX door adviesbureaus is gezegd, mee te nemen. Bureau Kendes Rentmeesters & Adviseurs heeft hier naar gekeken, Ernst & Young Real Estate heeft een second opinion gegeven en de GREX die eind december is vastgesteld ligt ter inzage en ook de heer Doets heeft desgevraagd als vastgoeddeskundige een opinie gegeven, samen met een andere deskundige, die was gevoegd bij de vorig jaar vastgestelde GREX. Mw. Hartman-Togtema (VVD) vraagt naar inzicht in de financiën rond de noordelijke vaarverbinding.
15
Dhr. De Bruijne (gedeputeerde) stelt dat ter discussie staat of de alternatieve route wel goedkoper is. Met de aanpalende eigenaren van de route wordt overleg gevoerd en zeker als het gaat om de inspreekster, wordt bekeken wat de bezwaren zijn en welke mogelijkheden er zijn om aan die bezwaren tegemoet te komen. De gedeputeerde wil niet de verwachting wekken dat andere tracés voor zouden liggen. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) heeft twee opmerkingen over een second opinion. Allereerst ligt er een opinie van het College dat deze GREX haalbaar en houdbaar is op basis van de gekozen parameters. Ook de accountant geeft hierover bij de Jaarrekening een oordeel. Er ligt dus al een second opinion. Als men een second opinion wil, moet de vraagstelling ‘Waarover?’ heel scherp worden geformuleerd. De voorzitter constateert dat het onderwerp voldoende is besproken en dat het stuk als A-stuk naar de Statenvergadering geleid kan worden. Vervolgens krijgen de insprekers de gelegenheid om te reageren. Dhr. Analbers (inspreker namens bewoners Wei, Park en Riet) is blij met de welwillendheid van de gedeputeerde. Hij neemt de uitnodiging aan om over het onderwerp in gesprek te gaan en hij hoopt dat een en ander rond is voor de Statenvergadering op 13 oktober 2010. Over de consequenties van de voorgestelde brug zal de bewonerscommissie nadenken en haar standpunt bepalen. Voorts is de heer Analbers blij dat dit najaar daadwerkelijk wordt begonnen met de inrichting van het Park. Tot slot zou de aan te stellen projectmanager ook communicatief zeer sterk moeten zijn. Dhr. De Groot (inspreker) refereert aan de zaken die als bewoners zijn aangemerkt als het gaat om Het Havenkwartier. Er zijn veel wijze opmerkingen gemaakt over de tijdelijke natuur en compensatie en er wordt nog nader onderzoek gedaan. Voor de bewoners van de Grutto heeft hij niets gehoord wat men vond van het bufferen ten opzicht van de bewoners en Het Havenkwartier zelf, bijvoorbeeld middels het creëren van een groene wand of anderszins om het terrein af te kunnen schermen. Hij is blij dat over het evenemententerrein en Het Havenkwartier nader overleg zal plaatsvinden met de bewonerscommissie. Dhr. Steentjes (inspreker namens LTO Noord) had graag gezien dat landbouwgrond uitgezonderd zou worden als grond voor natuurcompensatie voor de tijdelijke natuur. Voorts merkt hij inzake de noordelijke vaarverbinding op dat de agrarische bedrijven aldaar momenteel op slot zitten, sowieso al door het bestemmingsplan Bebouwde Kom. Toen het nieuwe plan eraan kwam, schikte men zich in de mogelijkheid tot verplaatsing, maar momenteel is geen enkele uitbreiding mogelijk en ook daarvoor dient aandacht te zijn. Mw. Linssen (inspreker) gaat in op de noordelijke vaarverbinding. Enkele jaren geleden is deze voorgesteld en er zijn vervolgens vele ontwikkelingen geweest rond de Blauwestad waardoor er een nieuwe ontwikkelingsvisie is neergelegd. Het getuigt van moed en wijsheid als de besluitvorming tegen het licht wordt gehouden, want het besluit is gevallen in de tijd dat de Blauwestad met voortvarendheid en hoopvolle verwachtingen over volledige bebouwing is vastgesteld. Geldelijk gezien is de zuidelijke verbinding goedkoper en voor meerdere partijen zeer goed. Mw. Linssen verzoekt GS en PS om daar nog eens kritisch naar te kijken. De voorzitter bedankt de insprekers. De vraag is nu of de GREX al dan niet moet worden besproken. GS hebben daarover de verplichting tot geheimhouding opgelegd. De voorzitter concludeert dat er geen behoefte is om de GREX in een besloten vergadering te bespreken. Hij stelt (nogmaals) vast dat het voorliggende stuk aks A-stuk op de agenda van de Staten kan worden geplaatst. Inzake de eventueel uit te voeren second opinion concludeert hij dat de fracties van het CDA, de SP, de VVD, D66 en de Partij voor het Noorden en dat de fracties van de PvdA, de ChristenUnie en GroenLinks zich nog niet definitief hebben uitgesproken. 16
10.
Voordracht van Gedeputeerde Staten van 6 juli 2010, nr. 2010-36.771, FC, betreffende Programmabegroting 2011 (nr. 19/2010). Bespreking vindt plaats in één termijn. De beantwoording van de vragen van de CDA-fractie over de Programmabegroting.
Mw. Mortiers (PvdA) brengt in dat de PvdA-fractie het beleid in de Programmabegroting 2011 in hoofdzaak onderschrijft. Zij heeft slechts enkele vragen en opmerkingen. Bij de voordracht op pag. 19-3 bepleit de PvdA-fractie enige urgentie bij het ‘onderzoek doelmatigheid en doeltreffendheid’ van het programma Karakteristiek Groningen. In afwachting van een beslissing over nader onderzoek, zou de PvdA-fractie van GS een overzicht willen krijgen van financieringsvormen, financieringsconstructies of modaliteiten zoals die in den lande bij gebiedsontwikkelingen al vigeren, om in de toekomst de landschappelijke kwaliteit daadwerkelijk te kunnen borgen. De geïntegreerde gebiedsgerichte aanpak vindt de PvdA-fractie een uitstekende benadering. Zij heeft tevens veel waardering voor de aanpak inzake krimp en ruimtelijke kwaliteit en de inzet van de budgetten zal zij dan ook nauwgezet volgen. De PvdA-fractie vraagt zich wel af of Groningen als energieke provincie niet wat extra ambitie zou moeten tonen, wil zij deze titel op het terrein van energie waar kunnen maken. Is er niet onder referte aan het 100.000-woningenplan nog een wereld te winnen bij energieneutrale en energiezuinige woningen? Ook bij het onderdeel ‘Karakteristiek Groningen’ kan winst geboekt worden met een integrale aanpak. Diversificatie in de verbreding van de landbouw, maar ook een innovatieve en tegelijkertijd duurzame agrarische sector, moeten besproken worden. Hoe verhoudt deze laatste zich tot natuurontwikkeling en tot andere economische sectoren in een bepaald gebied. De keuze voor extra middelen voor akkervogels en akkerranden, juicht de PvdA-fractie toe, maar zij wil de problemen die het gevolg zijn van intensieve veehouderij niet bagatelliseren. Bescherming van de biodiversiteit, op zichzelf een uitstekend project, terwijl ondertussen de vernietiging in de buurt van megastallen ongehinderd doorgaat, kan toch niet de bedoeling zijn? Het beleid t.a.v. de muskus- en beverratten worden per 1 januari 2011 aan de waterschappen overgedragen. Geldt dat ook voor de daarbij behorende financiële middelen? Interessant was de kritiek op het huidige beleid van de vorige minister van LNV, de heer Veerman: “Een belangrijke opgave is dat we komen tot een nieuwe harmonie in het landelijk gebied tussen landbouw en natuur. Ik ben wat dat betreft nogal teleurgesteld in mijn eigen partij.” Onderschrijven GS deze observatie? Dhr. Dieters (PvdA) heeft een paar opmerkingen inzake het weerstandsvermogen. Op pag. 171 van de Programmabegroting 2011, onder ‘Kwelsloten en wateroverlast’, staat dat de kosten van grondverwerving ten behoeve van de aanleg van de kwelsloten ten laste van de HAK komen. De projectorganisatie is met een claim van € 226.000 gekomen. De heer Dieters vindt dat vreemd in de context van de tekst. De wateroverlast zou fiftyfifty betaald worden. Wat is de stand van zaken op dit moment? Dhr. Abbes (CDA) dankt het College voor de beantwoording van de technische vragen van de CDAfractie. Het College is voornemens in 2011 de doelmatigheid en doeltreffendheid van Karakteristiek Groningen te onderzoeken. Is er een specifieke aanleiding voor om juist dit beleidsterrein naar voren te halen? Dhr. Miedema (GroenLinks) brengt in dat de GroenLinks-fractie zich grote zorgen maakt over het feit dat er vanaf 2012 veel minder geld beschikbaar is voor landschap, energie en klimaat. Hele beleidsvelden dreigen hierdoor onder druk te komen staan. Hoe denkt het College deze problemen op te lossen? Muskusratten. Is er al duidelijkheid over hoe het met de verdeling van het geld gaat samen met de waterschappen? Wat GroenLinks betreft wordt daar navenant een stevige bezuiniging voor de provincie op ingeboekt. 17
Groen Gas Hubs (pag. 103 Programmabegroting). Noord-Nederland loopt voorop bij het realiseren van de Groen Gas Hubs, maar in het stuk staat dat er nog geen geld is om dat te realiseren. Is er zicht op dat daar wel geld voor gevonden wordt? De financiering van de verdieping van de vaargeul van de Eems (pag. 103 Programmabegroting). Wat GroenLinks betreft worden daar voorlopig nog geen provinciale middelen voor ingezet, omdat zij zeer kritisch is op het verdiepen van die vaargeul. Dhr. Stevens (ChristenUnie) heeft twee vragen over het weerstandsvermogen en de risico’s. Blauwestad en risico natuurcompensatie. Wie loopt dat risico en is dat een risico dat in het weerstandsvermogen moet worden meegenomen? Meerstad. Is het risico toe- of afgenomen? Kan er iets gezegd worden over de risico’s die de gemeenten hierbij lopen en hoe zich dat het afgelopen jaar ontwikkeld heeft? Dhr. Hollenga (gedeputeerde) gaat allereerst in op het structureel gebrek aan middelen voor landschap. Het College heeft een brief gestuurd aan de Staten waarin zij meldt dat het door de Staten beschikbare budget van € 4 miljoen op € 150.000 na is uitgeput en dat zij projecten die nu op hen afkomen en in de pijplijn zitten niet kunnen beschikken de komende periode. Bij die brief is een overzicht gevoegd van waar de middelen aan zijn besteed. Hier kunnen Staten en College op een later tijdstip nog met elkaar over spreken. De gedeputeerde zou het ‘in beeld brengen welke andere modaliteiten mogelijk zijn betreffende dit onderwerp’, daarbij bij willen betrekken. Samen met bovengenoemde brief ontvangen de Staten het rapport van Rinnooy Kan, in opdracht van het IPO opgesteld ten aanzien van landschapsfinanciering. Karakteristiek Groningen. De heer Hollenga is het er helemaal mee eens dat er winst geboekt wordt met een gebiedsgerichte aanpak. Het College probeert dat zo veel mogelijk op die manier in te vullen. De relatie intensieve veehouderij / akkervogelbeleid die de PvdA-fractie schetst, deelt de gedeputeerde niet. Het beleid ten aanzien van intensieve veehouderij is behoorlijk stringent. De manier waarop agrarische natuurverenigingen invulling geven aan het akkervogelbeleid, mag uiteraard niet in strijd zijn met de intensieve veehouderij en vice versa. Er zijn gedeputeerde Hollenga geen gegevens bekend dat dat strijdig met elkaar is. Een ‘nieuwe harmonie tussen landbouw en natuur’ (Veerman). De gedeputeerde zal de heer Veerman als hij hem tegenkomt eens uitnodigen in Groningen, om hem de harmonie te laten zien die er de afgelopen jaren in Groningen tussen landbouw en natuur ontstaan is, zodat hij daar wellicht niet meer in zijn algemeenheid over spreekt, maar Groningen als uitzondering op de regel noemt. Kwelsloot Blauwestad. In week 36 heeft het College een beslissing genomen om dat te financieren. Daarbij zijn betrokken: provincie, waterschap en Blauwestad. Het verdwijnt daarmee uit de weerstandsparagraaf. Vaargeulverdieping. De gedeputeerde kan zich niet voorstellen dat de provincie provinciaal geld beschikbaar stelt voor de vaargeulverdieping, want daar is Rijkswaterstaat voor verantwoordelijk. Hooguit kan provinciaal geld beschikbaar komen in het kader van het project ‘Ecologie en economie in balans’, waar wel over effecten van vaargeulverdieping gesproken wordt. Maar dat heeft betrekking op eigen beleid in het Eemsdeltagebied. Gedeputeerde Hollenga verwacht niet dat de provincie risico’s loopt aangaande natuurcompensatie Blauwestad. Het onderzoek dat ’s ochtends tijdens deze vergadering aan de orde kwam, zal moeten uitwijzen of daar op dit moment al sprake is van natuur waarvoor men, als men daar wil gaan bouwen, zal moeten compenseren. Hij verwacht dat het meevalt. Anderzijds is het zo dat het College naar aanleiding van de ervaring in de Emmapolder een traject is gestart om te kijken op welke plekken in de provincie Groningen – als bepaalde compensatie zich voordoet – dat het beste kan. Er hoeft niet altijd op landbouwgrond gecompenseerd te worden. Compenseren kan bijvoorbeeld ook door kwaliteit toe te voegen aan de EHS. Op dit moment speelt dat niet. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) brengt in dat de collega die verantwoordelijk is voor de overdracht van het beleid ten aanzien van de muskusratten aan de waterschappen, niet aanwezig is. Er wordt op dit 18
moment hard aan gewerkt. Over de financiële implicaties zijn landelijk afspraken gemaakt. Mochten de Staten geïnteresseerd zijn in de precieze aard van die afspraken, dan voegt het College dat aan 1 het verslag toe . In de herziene Provinciewet (2003) is opgenomen dat een College van GS jaarlijks een beleidsprogramma moet onderwerpen aan een onderzoek doelmatigheid en doeltreffendheid. De keuze daarin is primair de bevoegdheid van GS. Het College moet ervoor zorgen dat élk programma op enig moment is onderzocht. Doen de Staten politieke uitspraken over de keuze voor een te onderzoeken beleidsprogramma, dan moet het College dat overwegen. Risico’s Meerstad. In de vormgeving van de samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat het maximale risico € 6 miljoen is. Voor wat betreft het antwoord op de vraag over het risicoprofiel betreffende de gemeenten, verwijst gedeputeerde Moorlag naar de GREX die onlangs is vastgesteld door de partijen in Meerstad en die binnenkort in de Statenkast zal worden gelegd. Het College zal ervoor zorgen dat er een presentatie wordt gegeven over de GREX. Dhr. Slager (gedeputeerde) is het volkomen eens met de opmerking van mevrouw Mortiers aangaande Groningen als energieke provincie, dat er – vooral middels het 100.000-woningenplan – een wereld te winnen is voor de provincie. De gedeputeerde roept de commissie dan ook op om deze middag, d.d. 8 september 2010, naar de bijeenkomst over energie te gaan. Voor een aantal activiteiten zijn inderdaad onvoldoende middelen beschikbaar. Het College heeft een belangrijke bezuinigingsoperatie door moeten voeren. Bovendien bevordert het demissionair kabinet de voortgang van een aantal zaken ook niet. Het Energieakkoord Noord-Nederland loopt af op het moment dat er een nieuw kabinet zit. Het College gaat echter gewoon door met de plannen, om met het nieuwe kabinet een nieuw Energieakkoord te sluiten. Dhr. Miedema (GroenLinks) wijst op zijn vraag over de Groen Gas Hubs. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat het College gebruik zal moeten maken van subsidieregelingen die daarvoor bestaan. Het College probeert dat wél te realiseren, want zij vindt dat heel essentieel voor de overgang naar groen gas. Bovendien willen degenen die groen gas produceren dat ook heel graag ergens afzetten. Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt of er al zicht op is of dat gaat lukken. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat daar op dit moment nog geen zicht op is. Dhr. Van den Berg (CdK) laat weten dat er uit de SDE-regeling een aanzienlijk bedrag vrijkomt voor een aantal grote, wezenlijke projecten in het noorden. De voorzitter resumeert dat de CdK aangeeft dat niet helemaal uitgesloten is dat er geld is voor de Groen Gas Hubs, maar dat hij geen harde toezegging kan doen. Dhr. Van den Berg (CdK) beaamt dit. De voorzitter concludeert dat het stuk als C-stuk naar de Statenvergadering zal worden geleid. 11.
Brief van Gedeputeerde Staten 16 augustus 2010, nr. 2010-39.499/27/A.28, RP, betreffende beleidsalternatief op hoofdlijnen intensieve veehouderij
De samengevatte inspraak van de heer Sinnema (namens LTO Noord) luidt als volgt:
1
zie bijlage achter dit verslag.
19
“LTO Noord heeft besloten op dit agendapunt in te spreken, omdat zij, ook richting Staten, aan willen geven wat hun visie aangaande het onderwerp is. LTO is heel blij met het goede overleg dat zij hebben met het College op dit punt. Er vinden goede, open discussies plaats over waar onmogelijkheden liggen en waar eventueel mogelijkheden liggen. Het onderwerp leeft ook sterk onder de achterban van LTO; de boeren maken zich grote zorgen over hun eigen bedrijf en de bedrijfsontwikkelingsmogelijkheden. LTO zoekt en wil blijven zoeken naar de mogelijkheden voor met name de nevenbedrijven in de provincie Groningen. Dat zijn over het algemeen gezinsbedrijven die in de 70’er, 80’er jaren op advies van allen zijn gestart met een tak IV en waarvan de schuren niet meer voldoen aan de eisen. Zij willen hun bedrijf aanpassen aan de nieuwe welzijnseisen, maar hun bedrijf zit op slot. Het is goed om nu te kijken hoe men de economische groei aan ondernemers in Groningen kan blijven bieden. De provincie Groningen is op dit punt het meest stringent. De landbouw accepteert dat, maar wil wel graag dat er gezocht wordt naar oplossingen voor de bestaande bedrijven die met dat knelpunt worstelen. Als een ondernemer zijn bedrijf aan moet passen en fors moet investeren in dierenwelzijn – en die wil is er! – dan moet het zo kunnen zijn dat die bedrijven met een dusdanig aantal dieren de toekomst ingaan dat zekerheid biedt voor het bestaan. LTO hoopt dat de Staten daar de ruimte voor willen bieden.” Dhr. Stevens (ChristenUnie) vraagt of het LTO oplossingen voor ogen heeft die haalbaar zijn. Wat is de opvatting van LTO over het stellen van de bovengrens, zoals die in de notitie is uitgewerkt? Dhr. Sinnema (LTO Noord) antwoordt dat zij dienaangaande graag nog even het gesprek zouden willen voeren over hoe dat nu verder moet, want LTO Noord blijft zoeken naar meer mogelijkheden voor de nevenbedrijven. Dat zit er hens inziens nog onvoldoende in. Wel is het zo dat hetgeen nu voorligt een nadere uitwerking behoeft. LTO wil dat graag benutten. De voorzitter merkt op dat de Staten van LTO een brief hebben ontvangen over dit onderwerp. Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) merkt op dat het toch juist een beleidsuitgangspunt is dat het mogelijk is om als bedrijf te groeien als de eisen die aan dierenwelzijn gesteld worden, niet meer gehaald kunnen worden. Daarin voorziet de verordening toch? Als er niet aan de wettelijke eisen voldaan wordt, is er juist een mogelijkheid om nieuwbouw te plegen. Ligt daar het knelpunt of gaat het om economisch belang? Dhr. Sinnema (inspreker namens LTO Noord) beaamt dat er dan een mogelijkheid is om nieuwbouw te plegen, maar dat het over het algemeen zo is dat als ondernemers fors investeringen moeten doen in verband met dierenwelzijn, men direct zoekt naar een bedrijfsomvang die ook in de toekomst rendabel is. Het gaat meestal gecombineerd met een aanvraag voor uitbreiding. De voorzitter dankt de heer Sinnema. De voorzitter dringt erop aan dat de Staten vooral hun mening over dit beleidsalternatief geven, zodat het College daar verder mee kan. Dhr. Abbes (CDA) vindt het voorliggende beleidsalternatief een goede poging om de door Veerman genoemde ‘nieuwe harmonie tussen natuur en landbouw’ in balans te houden. Het is belangrijk vast te stellen welke nieuwvestiging mogelijk toegestaan wordt en dat geldt tevens voor de neventak. Dat het onderscheid tussen een volwaardig en niet volwaardig bedrijf vervalt, geeft lucht. De CDA-fractie is altijd groot voorstander van de maatwerkmethode. Het belangrijkste punt voor de CDA-fractie is de gebiedsgerelateerde benadering. Is het mogelijk om nog eens kritisch op onderdelen naar de kaart (zie bijlage) te kijken? Met name aangaande het Westerkwartier, het Hogeland en Westerwolde. De heer Abbes doelt dan op de raakvlakken die er zijn met andere beleidsterreinen die bijvoorbeeld op gemeentelijk niveau uitgevoerd worden. Dhr. Sangers (SP) vraagt of dat volgens de heer Abbes tot meer groen of tot meer wit moet leiden. 20
Dhr. Abbes (CDA) antwoordt dat dat moet leiden tot verschuivingen. Als de Staten dit zien zitten, hoe gaat men dan om met aanvragen in de tussenliggende periode? In grote lijnen ondersteunt de CDA-fractie het beleidsalternatief. Dhr. Luitjens (VVD) brengt in dat de lijn van het beleidsalternatief de VVD-fractie bevalt. De VVDfractie is er voorstander van om zo veel mogelijk ruimte aan ondernemers te geven. Het goede van dit voorstel is dat neventakken perspectief krijgen en gelijkgeschakeld worden met de hoofdberoep IV. Dhr. Dieters (PvdA) vraagt of de heer Luitjens zich op een specifieke doelgroep richt of heeft hij het over álle ondernemers? Dhr. Luitjens (VVD) antwoordt dat het hier over een voorstel ging dat betrekking heeft op de intensieve veehouderij. De voorzitter verwoordt de vraag van de heer Dieters zo, dat wat aan de één ruimte geeft, ten koste zou kunnen gaan van de ander. Dhr. Luitjens (VVD) antwoordt dat hij het hier heeft over ondernemers in de landbouw en de intensieve veehouderij. Het past om dat samen te laten vallen met de ruimte die je biedt, met de kleuren van de kaart, in de geest van het POP. Dhr. Miedema (GroenLinks) brengt in dat de GroenLinks-fractie akkoord is met de nieuwe regels voor volwaardige intensieve veehouderijbedrijven. De risico’s die verbonden waren aan de mogelijkheden voor uitbreiding zoals in het POP omschreven, zijn hopelijk met deze aanpassing aan banden gelegd. GroenLinks is niet akkoord met de gelijkschakeling van neventakken aan volwaardige bedrijven, omdat dat in strijd is met wat er bij de behandeling van het POP over de intensieve veehouderij is afgesproken. De GroenLinks-fractie is bang dat hierdoor 134 bedrijven volledig kunnen doorgroeien naar hoofdtakken en dat daardoor tienduizenden extra kippen en duizenden extra varkens in de provincie kunnen komen en daar is de GroenLinks-fractie op tegen. Dhr. Stevens (ChristenUnie) vraagt waar de heer Miedema niet mee in kan stemmen: met het feit dat in deze notitie nog geen oplossing is gevonden voor dit vraagstuk? Dhr. Miedema (GroenLinks) antwoordt dat hij niet kan instemmen met regel 2 uit het beleidsalternatief, waar staat: “Onderscheid tussen volwaardige en niet volwaardige bedrijven vervalt.” Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) deelt mede dat zijn fractie niet instemt met dit beleidsalternatief. De uitgangspunten zoals die uitgebreid bediscussieerd zijn voor vaststelling van het POP, worden hier voor een deel losgelaten. Op zich is er iets te zeggen voor maximalisatie, maar ook wat dat betreft is te zien dat in de groene gebieden, waar wat meer uitbreiding mogelijk is, de maatwerkmethode voor een deel wordt losgelaten en over wordt gelaten aan de gemeente. Dat betekent dat van gemeenten verwacht gaat worden dat zij het provinciaal belang gaan bewaken. Het is de vraag of het provinciaal belang daarmee voldoende geborgd is. De heer Hoiting is het eens met het standpunt van de GroenLinks-fractie betreffende de gelijkschakeling van hoofd- en neventakken. Er is een onderzoek geweest om te kijken in hoeverre het mogelijk is dat intensieve veehouderijbedrijven duurzaam gaan produceren. Dat is in zijn beleving een contradictie in terminus. In het POP zijn er mogelijkheden voor neventakken om uit te breiden en wat de Partij voor het Noorden betreft is dat voldoende. Dhr. Stevens (ChristenUnie) merkt op dat in eerdere bijdragen al is vastgesteld dat het dreigende gevaar dat afgewend moest worden, namelijk de invasie van de intensieve veehouderij, wel is 21
afgewend en dat op dit punt de provincie op slot zit. De ChristenUnie-fractie is gelukkig met iedere beweging om wat gedetailleerder te kijken naar wat er mogelijk is en wat er niet mogelijk is. Gekeken naar de bovengrens en de hier voorgestelde regeling, lijkt dat een evenwichtige afweging. De fractie vraagt zich daarbij nog wel af of dat in extra regels gevat moet worden of als uitgangspunt bij de keukentafelgesprekken moet worden gehanteerd. Zij is ervoor dat er een goed mechanisme komt om invasie van IV tegen te gaan en tegelijkertijd groei van dit soort bedrijven mogelijk te maken. Op hoofdlijnen stemt de ChristenUnie-fractie in met het beleidsalternatief. Dhr. Sangers (SP) brengt in dat hij zich afvraagt of het nu gepresenteerde beleidsalternatief niet heel prematuur is. Er loopt een onderzoek van de UU, het RIVM en het Nivel naar de gezondheidseffecten van intensieve veehouderij op omwonenden. De resultaten worden eind dit jaar verwacht. Het College geeft aan dat dit onderwerp onderdeel zou moeten zijn van het voorliggende beleidsalternatief, maar dat het vooralsnog buiten beschouwing is gelaten. Mag de heer Sangers ervan uitgaan dat als er een voordracht komt, daar dan in ieder geval de uitkomsten van het onderzoek en de aspecten die daarmee gemoeid zijn, bij worden betrokken? De witte gebieden betreffen de gebieden waar verdere uitbreiding van IV-bedrijven niet gewenst is. In het alternatief is uitbreiding in beperkte mate, tot 1 ha, mogelijk. Dat lijkt een tegenstrijdigheid te zijn. Het College heeft in amendement E aanleiding gevonden om te onderzoeken in hoeverre er toch niet een zekere uitbreidingsmogelijkheid voor niet-volwaardige IV-bedrijven mogelijk zou moeten zijn. De heer Sangers benadrukt dat amendement E destijds is verworpen. Er is wel een motie aanvaard waarin gezegd wordt dat amendement E onder bepaalde condities in werking zou kunnen treden. Is het College erin geslaagd om aan de voorwaarden van motie 11 te voldoen? Het College geeft in het stuk aan dat zij een bovengrens niet kunnen bepalen. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) merkt, om misverstanden te voorkomen, op, dat de bovengrens in dit voorstel wel wordt aangegeven. Op de legenda van de kaart staat ‘bouwvlakken van maximaal 1,5 ha en met ontheffing tot maximaal 2 ha’. Op dit moment is er voor de hoofdtakken geen bovengrens. De heer Sangers (SP) realiseert zich dat. Echter, bij het eventueel laten vervallen van het onderscheid hoofd/neventak (amendement E), is geformuleerd dat dat onder voorwaarde is van een duurzaamheidsplan. Het College komt tot de conclusie dat dat duurzaamheidscriterium niet gehanteerd kan worden en daarmee is de ratio van amendement E vervallen. De heer Sangers constateert dat er een zekere uitbreiding mogelijk gemaakt wordt (tot een bovengrens van 1 ha), maar dat de ontheffingsprocedure wordt losgelaten, evenals toetsing op duurzaamheid en alle andere aspecten. De SP-fractie maakt zich daar grote zorgen over. De voorzitter concludeert dat de heer Sangers voor ‘Geen uitbreidingen toestaan’ zou pleiten in dit geval. Dhr. Sangers (SP) beaamt dat. In de redenering van het College over de witte gebieden wordt gezegd: ‘Uitbreiding is niet gewenst.’ Daarop volgt een redenering waarbij wel enige uitbreiding mogelijk wordt gemaakt. De voorzitter interpreteert het stuk zo, dat er staat: ‘Geen uitbreiding, of maximaal 1 ha.’ Dhr. Sangers (SP) antwoordt dat degenen die nu nog niet op 1 ha zitten, kunnen uitbreiden tot 1 ha. Kortom, de SP heeft een aantal zeer kritische vragen, maar vooropgesteld zij dat zij, uit het oogpunt van levensvatbaarheid, werkgelegenheid et cetera, bereid is positief te kijken naar de mogelijkheden tot een zekere mate van uitbreiding voor nevenactiviteiten, maar wel onder stringente voorwaarden. Dhr. Dieters (PvdA) vraagt of de 134 bedrijven op de kaart kunnen worden ingetekend.
22
De PvdA-fractie gaat akkoord met de juridische haalbaarheid en is vóór het terugbrengen tot 2 ha. Zij stelt een afstandscriterium van 2 km (binnen bebouwde omgeving) voor. Zij is van mening dat er onvoldoende rekening gehouden is met toerisme en recreatie. Voordat de PvdA-fractie een definitief oordeel kan vellen over het beleidsalternatief, wil zij daar meer over weten. Het bouwblok. De PvdA-fractie ziet de uitbreidingsmogelijkheid liefst beperkt en pleit voor een onderzoek naar het bebouwingspercentage. Zij denkt daarbij aan 70% van het oppervlak. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) gaat allereerst in op de status van het voorstel. Het is geen voordracht. De vraag is nu aan de orde of de Staten aanleidingen zien om het beleid te wijzigen. Het College is bereid dit uit te werken, maar het moet dan wel kristalhelder zijn hoe het dan uitgewerkt moet worden. Hierover zijn de meningen binnen de Staten verdeeld en het is zo goed als ondoenlijk om iets uit te werken aan de hand van tegenstrijdige signalen. Het College zal een kaart waar de 134 bedrijven op ingetekend staan, aanleveren. Het idee achter de kaart is om voor een ruimtelijke insteek te kiezen aangaande het IV-beleid. Daarbij moet gekeken worden naar andere functies, zoals ook tot uitdrukking is gebracht op de kaart. Ook op het punt van de uitbreidingsmogelijkheden moeten de Staten precies aangeven wat zij wensen. Er loopt een studie naar het gezondheidsaspect. De resultaten worden eind 2010 verwacht. Bij de aanpassing op de verordening zou dan bepaald moeten worden of wel of niet aan die knop gedraaid gaat worden. Dhr. Sangers (SP) verzoekt de heer Moorlag dat nog iets helderder te formuleren. Is het College van plan de uitkomsten van dat onderzoek te betrekken bij een eventuele voordracht? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt ontkennend. Er is een motie in de Staten aangenomen en het beleidsalternatief is in de geest van die motie uitgewerkt. De voorzitter concludeert dat het College rekening zal houden met een eventuele Statenuitkomst. Dhr. Sangers (SP) vult aan dat zelfs in de tekst zelf staat, dat het onderdeel zou moeten zijn van het alternatief. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat de Staten bepalen welke knoppen er bediend moeten worden. In hoofdlijnen gaat het om een andere benadering van intensieve veehouderij, maar het gezondheidsaspect stond niet in de motie vermeld en is in deze uitwerking niet als zodanig meegenomen. In de tussenliggende periode wordt de vastgestelde verordening toegepast, totdat in de Staten wordt besloten om iets anders toe te passen. Daarbij maakt de gedeputeerde één kanttekening. Er zijn momenteel sterke twijfels bij het toepassen van het instrument ‘ontheffing’. De stelling is dat de wet daar niet zo veel ruimte voor biedt als menigeen vermoedde, omdat het te veel tendeert naar een goedkeuringsbesluit achteraf. Dit is een punt van onderzoek en debat in het IPO. Het ministerie van VROM heeft een wetsvoorstel in voorbereiding waarin wordt gesteld dat er wel ruimte komt voor ontheffingen, doch slechts in zeer beperkte mate, dus alleen in niet voorzienbare situaties. Dat betekent ook dat de bouwblok-op-maat methode ter discussie kan komen te staan. Het College hecht eraan om ruimte voor flexibiliteit en maatwerk te houden. De gedeputeerde zegt toe de Staten hierover, zodra er meer duidelijkheid is, te informeren. De gelijkschakeling wordt wel degelijk genoemd in de motie. Dat is uitgangspunt geweest bij het ontwikkelen van dit beleidsalternatief. Dhr. Sangers (SP) voegt toe dat dit niet over ‘gelijkschakeling onder alle voorwaarden’ ging. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat tijdens het debat bleek, dat verschillende partijen een verschillend beeld hadden bij die gelijkschakeling.
23
Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) merkt op dat het bij de gelijkschakeling om het amendement gaat en het amendement is niet geaccepteerd. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) bevestigt dit, maar vult aan dat het College in de motie wordt opgedragen om te kijken of zij tot een vorm van gelijkschakeling kan komen. Daar zijn soms voorwaarden aan verbonden, maar het voorliggende beleidsalternatief is in de geest van die motie uitgewerkt. De gedeputeerde zou niet met stelligheid willen onderschrijven dat de invasie IV is afgewend, gezien de bewegingen bij andere provincies, zoals Brabant. De gedeputeerde is van mening dat de Staten zich nauwkeuriger moeten uitspreken over of dit een begaanbare route is en over welke knoppen welke kanten opgedraaid moeten gaan worden. De voorzitter brengt in dat er twee mogelijkheden zijn: 1) het stuk als A-stuk naar de plenaire vergadering leiden en daar op de uitnodiging van het College ingaan en bij motie uitspreken welke knoppen welke kanten opgedraaid moeten worden of 2) het stuk als C-stuk naar de plenaire vergadering leiden. In het laatste geval gaat het stuk sluimeren en hebben de verschillende fracties meer tijd om hier onderling met elkaar over te spreken. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) bevestigt dat een aantal zaken nog inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Dat zou ervoor pleiten iets meer ruimte te nemen. De voorzitter concludeert dat dit betekent dat het stuk als C-stuk naar de Statenvergadering gaat en het weer tot leven wordt gewekt wanneer de Staten dat willen. Dhr. Luitjens (VVD) interpreteert de opmerking van de gedeputeerde zo dat er een aantal zaken zijn gemeld die al in kaart zijn gebracht en dat GS daar nog een aantal slagen in maakt. De voorzitter legt uit dat de gedeputeerde aangeeft dat het verzoek om informatie aan de Staten zal worden gehonoreerd. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat het College verder wellicht kan uitwerken en inzichtelijk maken wat er gebeurt als je aan bepaalde knoppen draait. Dhr. Luitjens (VVD) vindt dat de verdere uitwerking van motie 11 door moet gaan. De voorzitter herhaalt dat het College om een heldere Statenuitspraak vraagt. Dhr. Luitjens (VVD) vindt dat GS op grond van deze discussie en informatievragen nog een aantal slagen kan maken. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat dat in de zin van informatie, zeker kan. Dhr. Miedema (GroenLinks) voegt hieraan toe dat ook de GroenLinks-fractie dit graag wil uitstellen en om nadere informatie vraagt en daarbij het College vraagt beter te beargumenteren waarom voor volledige gelijkschakeling is gekozen en niet voor het niet geven van uitbreidingsmogelijkheden aan neventakken, want dat wordt in het stuk totaal niet onderbouwd. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat in de motie werd opgeroepen om op basis van het principe ‘gelijkschakeling’ iets te gaan uitwerken. Dhr. Miedema (GroenLinks) brengt in dat die motie verschillend is uitgelegd. Aan volwaardige takken werd eenzelfde soort uitbreidingsmogelijkheid gegeven als aan neventakken. Dat is heel iets anders dan volledige gelijkschakeling. 24
Dhr. Sangers (SP) voegt daaraan toe dat het College voor de puur ruimtelijke benadering kiest en daarbij een aantal kwalitatieve criteria zoals duurzaamheid en dierenwelzijn, schrapt. Volgens de heer Sangers zit daar geen dwingende logica achter en hij vraagt het College dat nader te motiveren en om de vraag te beantwoorden of binnen de ruimtelijke benadering wel degelijk de kwalitatieve criteria gehanteerd kunnen blijven. De voorzitter antwoordt dat zodra het College met nadere informatie komt, men een ronde in kan lassen waarin om meer duidelijkheid en argumenten gevraagd wordt. Het woord is aan de heer Sinnema. “Dhr. Sinnema (inspreker) brengt in dat hij aan de ene kant blij is met de discussie zoals die gevoerd wordt. Hij gaat ervan uit dat het voor iedereen duidelijk is hoe groot het belang voor een aantal boerenfamilies is dat men tot een oplossing voor een regeling komt. Hij weet hoe moeilijk het is om dierenwelzijn via de ruimtelijke benadering te regelen, maar er zitten wel een aantal consequenties aan vast. Daar waar eisen voor dierenwelzijn landbouwers noden meer vloeroppervlak te gebruiken, moet daar ruimtelijk iets voor geregeld worden. Als belangenbehartiger zegt de heer Sinnema graag toe dat zij zich willen blijven inzetten om tot een bevredigende oplossing te komen voor de lijn zoals die in de provincie Groningen is gekozen in het belang van een goede economische, renderende en duurzame landbouw.” De voorzitter dankt de heer Sinnema. Hij concludeert dat het stuk wordt aangehouden in afwachting van nadere informatieverstrekking door het College. Er is geen behoefte aan een tweede termijn.
12.
Brief van Gedeputeerde Staten van 7 juli 2010, nr. 2010-36.409/27/A.24, RP, betreffende aanwijzing zoekgebied bedrijventerrein
Dhr. Abbes (CDA) brengt in dat de CDA-fractie met de brief instemt. Zij heeft nog een aantal vragen. Wat is de invloed op andere bedrijventerreinen in de provincie? Wat is de concurrentiepositie van deze terreinen ten opzichte van andere terreinen in de provincie en wat voor gevolgen heeft dat? Hoe reëel is de toekomst van glastuinbouw in de provincie Groningen? Er zijn afspraken gemaakt met natuurorganisaties met betrekking tot compensatie. Wat betekent deze ontwikkeling voor die compensatiesystematiek, ook in de nabije regio? In de POP-discussie heeft de CDA-fractie aandacht gevraagd voor de leefbaarheid van de gebieden. Het zoekgebied verplaatst zich richting zuidoosten. In het POP is de industriezone die Delfzijl met de Eemshaven verbindt, eruit gehaald. In de brief wordt er niet over gerept, maar in het visiedocument van Groningen Seaports (pag. 13) wordt een aantal belangenafwegingen opgesomd, waaronder natuur- en landschapswaarden en woon- en leefklimaat om woningen. De heer Abbes vraagt het College zo veel mogelijk te voorkomen dat mensen in het zicht van een industrieterrein komen te wonen, met name met betrekking tot de bewoners van een dorp als Spijk. Dhr. Miedema (GroenLinks) brengt in dat de GroenLinks-fractie nog veel vraagtekens zet bij het voorstel. Een conceptvisie van Groningen Seaports, die nog niet eens door het bestuur van Groningen Seaports is goedgekeurd, ligt ten grondslag aan dit voorstel. Zij vindt het voorstel onvoldoende onderbouwd. De provincie moet zelf met een goede onderbouwing komen en een goede afweging maken van voor- en nadelen van dit voorstel en waarom mogelijke alternatieven niet zouden kunnen. Dhr. De Vries (D66) merkt op dat de D66-fractie de afgelopen jaren meerdere malen te kennen heeft gegeven dat uitbreiding van de bestaande bedrijventerreinen wat hen betreft niet nodig is. De Eemshaven heeft vrijwel geen terreinen meer vrij voor nieuwe verzoeken en er liggen verzoeken van energie-intensieve bedrijven. Als de energie-intensieve bedrijven elders in de provincie neergezet 25
worden, resulteert dat daar in gezichtsvervuiling. Dat in ogenschouw nemende, is de D66-fractie dit keer wél voor uitbreiding en stemt in met de brief. Dhr. Hoiting (Partij voor het Noorden) geeft te kennen dat ook de Partij voor het Noorden het belangrijk vindt dat de mogelijkheden die er liggen in de Eemshaven benut worden en dat zij instemt met de brief. Zij heeft nog wel twee vragen. Waarom zo’n beperkt aantal hectares, terwijl er veel meer ruimte is? Hoe realistisch is het om het gebied dat gereserveerd is voor de glastuinbouw, in haar volledige omvang in stand te houden? Moet dat eventueel niet een andere bestemming krijgen? Dhr. Stevens (ChristenUnie) vindt dit een verheugende aanleiding voor uitbreiding van het bedrijventerrein in die omgeving. De ChristenUnie-fractie stemt dan ook in met de brief. Dhr. Dieters (PvdA) sluit zich aan bij de opmerking van de ChristenUnie. Is er al een informatieavond geweest voor de bewoners in de omgeving? Hoe gaat men om met het zoekgebied ‘windmolens’? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) gaat in op de vraag waarom ervoor gekozen is om in de Eemshaven bedrijventerreinen te gaan ontwikkelen / reserveren en of dat überhaupt wel moet als Groningen Seaports bezig is met een toekomstvisie die nog niet eens is vastgesteld. Als er initiatiefnemers zijn, wat moet je dan doen: de vogel over het net laten vliegen of toch kijken wat er mogelijk is? Het College is ervan overtuigd dat datacentra goed in dat gebied passen. Ook vanuit duurzaamheidsoogpunt, want het zijn giga energieslurpers. Een datawarehouse als Google gebruikt evenveel energie als 140.000 huishoudens. Naarmate zo’n bedrijf verder van de elektriciteitscentrale af zit, worden de transportverliezen, maar ook de kans op storingen, groter. Bovendien komt er een datakabel aan land in de Eemshaven. Toch heeft het College liever geen datacentra op plekken die aan de havenkades grenzen en die zij liever voor logistieke activiteiten benut. Het gebied zou eigenlijk gethematiseerd moeten worden, zodat men sluitende ketens kan maken. Dat is de reden om, vooruitlopend op het vaststellen van de visie en vooruitlopend op hoeveel bedrijventerrein er nou precies nodig is, dit verzoek nu al te doen. Waarom beperken tot 45 ha? In overleg met de natuur- en milieuorganisaties loopt er een traject in het gebied genaamd ‘Economie, ecologie en balans’. Een claim op een groot gebied op tafel leggen, zou dat proces alleen maar belasten. Concurrentiepositie ten opzichte van andere bedrijventerreinen. Het moet zo gethematiseerd worden dat de ketengedachte te realiseren is. De invloed op andere bedrijven is niet nadelig. Een datawarehouse is, ook ruimtelijk gezien, goed in te passen. Er liggen bij de gemeente Eemsmond en bij Groningen Seaports plannen om daar aan natuurontwikkeling te doen. Wat wel aandacht vraagt is de inpassing in het gebied, want er liggen erg veel ruimteclaims. Te denken valt aan windenergie. Het hoeft elkaar op voorhand niet te bijten. Google heeft er geen problemen mee dat er windturbines staan, maar vindt dat juist aantrekkelijk. Leefbaarheid van het gebied. Een datawarehouse heeft zijns inziens beperkte invloed op de leefbaarheid van het gebied. Glastuinbouw is het meest zorgelijke punt. De heer Moorlag onderschrijft de opvatting dat industriële activiteit in de Eemshaven en in Delfzijl goed gescheiden moeten blijven. De toekomst van de glastuinbouw is een zaak van voortdurende zorg. Het gaat slecht in de branche. Loslaten vindt het College nog te voorbarig om twee redenen: 1) als het ooit wel van de grond komt, ontstaan er heel veel arbeidsplaatsen per ha en 2) glastuinbouw draagt bij aan de ketenvorming middels het gebruik van restwarmte. Dhr. Miedema (GroenLinks) brengt in dat het hem erom gaat of het College vindt dat een visiedocument van Groningen Seaports voldoende onderbouwing geeft en of de provincie zelf niet met een visie moet komen. Of onderschrijft de provincie de visie van Groningen Seaports een op een?
26
Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat het College die visie op hoofdlijnen onderschrijft. Dingen die in die visie staan, staan voor een groot deel in de verordening en in het POP. Het College meent dat het goede argumenten zijn om dit gebied als zoekgebied aan te wijzen omdat zij overtuigd is van de waarde van dit type activiteit in de Eemshaven op deze plek in de Eemshaven. Dhr. Miedema (GroenLinks) zou graag zien dat de provincie zelf met een visie op de Eemshaven komt en dat het College daarmee naar de Staten toekomt. Waarom kan het niet op de Westlob van de Eemshaven, waar nog 100 ha beschikbaar is? Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat dat zich meer leent voor havenlogistieke activiteiten. De toezegging voor het ontwikkelen van een visie voor het gebied, kan de gedeputeerde doen. Het College is in gesprek met de vier gemeenten in de Eemsdelta om een gezamenlijke ontwikkelingsvisie te maken. De voorzitter concludeert dat het stuk als C-stuk naar de Statenvergadering wordt geleid. 13.
Brief van Gedeputeerde Staten van 24 augustus 2010, nr. 2010-42.248/34/A.11, OMP/PB, betreffende programmabureau Regio Groningen - Assen - Jaarstukken 2010 Regio Groningen - Assen en Scorebord 2010
Dhr. Abbes (CDA) geeft aan dat de CDA-fractie instemt met de brief. Mw. Stavast (GroenLinks) brengt in dat zij, in verband met de tijd, de elementen uit het Regiopark waar GroenLinks blij mee is even achterwege laat. De bijdragen van alle deelnemers in Groningen-Assen worden al in 2011 met 10% gekort, met als enige uitzondering de provincie. Zij wil hierop graag een toelichting. Mw. Hartman-Togtema (VVD) vraagt het volgende. Bij punt 4 in de brief staat ‘10% korting op de regionale bijdrage’. Is dat alleen op de overhead of ook op projecten? Het programmabureau maakt op het moment inventariserende ronden langs de deelnemers (zie brief). Is er al zicht op welk beeld dat gaat opleveren? Dhr. Stevens (ChristenUnie) refereert aan nieuwe afspraken voor kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgaven (pag. 15/52). Wat is de inzet van de provincie op dat punt, ook in relatie tot de krimp? Kan er een relatie worden gelegd met de effecten voor de krimpgebieden in de provincie Groningen? Op verschillende pagina’s wordt een opgave van het aantal te bouwen woningen genoemd. Geldt dat allemaal nog wel? Moet er op dat punt geen relatie worden gelegd met gebieden die het gebied Groningen-Assen overstijgen? Dhr. De Vries (D66) sluit zich aan bij de opmerking van de ChristenUnie aangaande de bouwplannen. Is er verder onderzoek gedaan naar de relatie met de krimp en de eventuele effecten op de krimpgebieden in het algemeen? Pag. 17/52. De besluitvorming geeft aan dat er moet worden vastgehouden aan onderscheidende rollen, terwijl het wel anders wordt ingericht. De heer De Vries zou dat graag verhelderd zien. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) deelt de zorg aangaande het woningbouwvolume en de relatie woningbouwopgave en krimpgebieden ten volle. In het stedelijk netwerk Groningen-Assen, een sterke groeiregio, maar ook in andere grote groeiregio’s, wordt er geweldig afgeboekt omdat plannen tot stilstand komen. Gedeputeerde De Bruijne is daarmee doende middels het portefeuillehouderoverleg Wonen. Inmiddels beseft men dat er een stevige slag gemaakt moet worden met het naar beneden bijramen van de woningbouwaantallen. Er zijn twee complicaties: 1) een deel van de capaciteit ligt al vast in harde plancapaciteit, voor een deel op gronden die door derden worden beheerd, beheerst en 27
eigendom zijn. 2) Iedereen is ervan overtuigd dat er iets moet gebeuren, maar niemand wil daarvan zelf de consequenties nemen. Ondertussen wordt er een woonvisie gemaakt. Dat gaat over de woonkwaliteiten en dergelijke. Het volumevraagstuk is het meest urgent, maar de woonvisie wordt wel ontwikkeld en zal in de loop van het jaar door het portefeuillehouderoverleg worden opgeleverd aan de stuurgroep. Gedeputeerde Moorlag denkt, ook als voorzitter van de regio, dat het sowieso goed is om, zodra er wat meer duidelijkheid is over het woningbouwvraagstuk, de informatiebijeenkomst voor raden en Staten aan dat thema te wijden. Relatie met krimp. Die is er in beperkte mate. Gedeputeerde bestrijdt het idee dat als de regio Groningen-Assen minder zou bouwen, de mensen in de krimpgebieden zouden blijven wonen. In Den Haag ontstaat het beeld dat het hele noorden één grote krimpregio is, terwijl het stedelijk netwerk nog wel groeit. De stad Groningen heeft de wil om de dialoog over het krimpvraagstuk met de krimpregio’s aan te gaan. Dhr. Stevens (ChristenUnie) snapt wel dat men met een centraal planeconomie niet kan bepalen waar mensen gaan wonen, ook niet door het creëren van schaarste op andere plekken. Maar als er honderden woningen in Hoogezand worden gebouwd, heeft dat wel degelijk invloed op de situatie in Delfzijl. De vraag is of die negatieve effecten op de woningmarkt in de krimpgebieden, meegewogen kunnen worden en of daar oplossingen voor bedacht kunnen worden. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) deelt de opmerking van de heer Stevens over de interferentie tussen de woongebieden niet helemaal. Voor Delfzijl en Hoogezand geldt het wellicht wel, maar Hoogezand heeft waarschijnlijk meer last van de stad dan omgekeerd. Er is een (wereldwijde) algemene trend van urbanisatie te zien. Delfzijl ligt nu eenmaal perifeer. De heer Stevens (ChristenUnie) vindt het te gemakkelijk om er op voorhand vanuit te gaan dat er geen negatieve effecten zullen zijn. De ChristenUnie-fractie is van mening dat men dat onder ogen moet zien en dat daar beleid op gemaakt moet worden. Mw. Stavast (GroenLinks) vraagt of de ChristenUnie vindt dat een deel van de geplande woningvoorraad, ook als die naar beneden is bijgesteld, toch nog naar Delfzijl moet. De heer Stevens (ChristenUnie) antwoordt ontkennend. Dat is geen oplossing voor Delfzijl, want Delfzijl moet al krimpen en moet de komende jaren honderden woningen slopen. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) is geen voorstander van een nieuw onderzoek. Wel zegt hij toe nog eens goed te stofkammen in de onderzoeken die al verricht zijn, om te zien of dit punt daarin meegenomen is. Dhr. De Vries (D66) merkt op dat er in de vorige commissievergadering gezegd is dat hier in de evaluatie ook naar zou worden gekeken. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) zal dat als input meegeven richting de regio, om het te betrekken bij het vraagstuk woonvisie en evaluatie. Bijdrage 2011. De Staten hebben zelf besloten dat de 10% korting niet voor de provincie geldt. Vervolgens geven een aantal partijen te kennen dat zij het daar niet mee eens zijn. Het gaat de gedeputeerde te ver om dat nu ongeautoriseerd te volgen, maar als die politieke wens er ligt, is dat een gegeven en moet dat bij de begroting kenbaar gemaakt en uitgesproken worden. Mw. Hartman-Togtema (VVD) vraagt of die 10% korting alleen op de overhead of ook op projecten is. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat dat op de hele bijdrage aan de regio is.
28
Mw. Hartman-Togtema (VVD) vraagt of er al zicht is op wat er uit de inventariserende ronde langs de deelnemers komt. Dhr. Moorlag (gedeputeerde) vraagt op welke inventariserende ronde zij doelt. Mw. Hartman-Togtema (VVD) wijst op pagina 2: ‘...het programmabureau maakt hiervoor momenteel een inventariserende ronde langs de deelnemers.’ Dhr. Moorlag (gedeputeerde) antwoordt dat de financiële perspectieven van de gemeente in beeld zijn gebracht. Door Berenschot is een inventarisatie gemaakt. De gedeputeerde zal ervoor zorgen dat de Staten het rapport tot hun beschikking krijgen. Het zal een verder vervolg moeten krijgen op het moment dat duidelijk is wat de kabinetsformatie gaat opleveren en wat dat betekent voor de exploitatie en de investeringscapaciteit van zowel gemeenten als deelnemende provincies. De voorzitter concludeert dat er geen behoefte is aan een tweede termijn en dat het stuk als C-stuk naar de Statenvergadering wordt doorgeleid. 14.
Brief van Gedeputeerde Staten van 8 juni 2010, nr. 2010-33.332/23/A.10, MB, betreffende bescherming diepe plassen.
Dhr. Dieters (PvdA) brengt in dat de PvdA-fractie zich zorgen maakt over de ontwikkeling van recreatieplas Strandheem in verband met de strandwinning die daar plaatsvindt. Het ministerie van VWS en VROM plaatsen in een door hen geschreven brief een kritische noot, omdat de Bbk-regeling afgelopen winter niet is uitgevoerd zoals bedoeld. De heer Dieters refereert hierbij aan een artikel over fosforbommen in de Volkskrant van maandag 13 september 2010. Hoe heeft het College vanuit haar rol als toezichthouder op het waterschap gereageerd op de brief van de Inspectie van VWS? Wordt er een erkend intermediair ingeschakeld om de monsteropname te doen, zoals in het Bbk is voorgeschreven? Dat heeft betrekking op de regeling en niet zozeer op de uitvoering die door het waterschap moet geschieden. In de brief staat dat de motie die de PvdA-fractie heeft ingediend betreffende de bescherming van de ecologische en hydrologische waarden van diepe plassen, grotendeels is gehonoreerd. Echter, Strandheem valt daar niet onder, omdat daar een zandwinningsbedrijf zit. Beschermen kán wel door gebiedseigen zand te winnen, maar het is iets anders als er gebiedsvreemd zand in wordt gestort. Wat zijn de overwegingen van het College geweest aangaande dit verbod? Dhr. Miedema (GroenLinks) vraagt of de heer Dieters van mening is dat de zandwinningsplas in Strandheem ook in de verordening zou moeten worden opgenomen. Dhr. Dieters (PvdA) antwoordt dat zij met het indienen van hun motie het beschermen van de diepe plassen beogen, waaronder plas Strandheem. Dhr. Miedema (GroenLinks) sluit zich in grote lijnen aan bij de opmerkingen van de heer Dieters. Ook de GroenLinks-fractie vindt het vreemd dat de plas Strandheem buiten de verordening zou vallen en wil graag een toelichting van de gedeputeerde. Het winnen van zand uit een plas is iets anders dan het storten van zand dat elders gewonnen is en zou niet tot de normale bedrijfsuitoefening moeten behoren. Dhr. Slager (gedeputeerde) gaat in op het beschermen van diepe plassen. In de provincie Groningen is de zandwinning bij een aantal diepe plassen gestaakt. Dat zijn diepe plassen met een hoge kwaliteit water en waarvan de oevers in de loop van de jaren een rijke natuur hebben gekregen. Strandheem valt daar niet onder, omdat daar nog druk zand wordt gewonnen. De gedeputeerde heeft het artikel in de Volkskrant over fosforbommen niet gelezen, maar weet wel dat in de provincie Overijssel en 29
Gelderland de afgelopen jaren licht verontreinigd materiaal is gestort in diepe plassen. Het College wil dat in de provincie Groningen voorkomen door niet toe te staan om verontreinigd slib in diepe plassen te storten. Daar valt Strandheem ook onder. Ook de eigenaren zullen dat niet toestaan. Dhr. Van den Berg (CdK) antwoordt in de rol van Interbestuurlijk Toezicht. Het waterschap is verantwoordelijk, maar de provincie heeft daarin als toezichthouder ook een zelfstandige taak. Zowel de Inspectie van Verkeer en Waterstaat als de provincie hebben Interbestuurlijk Toezicht. Zij kunnen elkaar daarop aanspreken. De Inspectie van VWS heeft in haar brief van juni 2010 gemeld, dat de melding die waterschap Noorderzijlvest heeft ontvangen van bedrijf Poelman naar hun mening niet voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit. Het waterschap heeft die melding wél als goed beoordeeld. De inspectie heeft zich vervolgens tot het Interbestuurlijk Toezicht, als tweedelijns toezichthouder, gewend, met de vraag hóe dit op een verstandige manier aan te pakken. Afgesproken is dat de Inspectie en toezichthouders gezamenlijk optreden. Die afspraak en de actie die ondernomen wordt, is erop gericht dat het waterschap alsnog haar taak vervult volgens het Besluit bodemkwaliteit. Er is voor een opzet gekozen die erop neerkomt dat de Inspectie het waterschap een brief stuurt waarin het waterschap wordt verzocht om de tweede melding van het bedrijf Poelman en de beoordeling van die melding door het waterschap, naar de Inspectie en de provincie te sturen. De Inspectie gaat na of die beoordeling volgens het Bbk is gedaan. Als de melding nogmaals niet conform Bbk is, zal de provincie vanuit het Interbestuurlijk Toezicht haar rol oppakken en zonodig gebruik maken van haar aanwijzingsbevoegdheid. Het waterschap is van dit alles op de hoogte. Als alles goed gaat, is de zaak op dit specifieke punt helder. De voorzitter vraagt wat het effect is van deze beweging. Dhr. Van den Berg (CdK) antwoordt dat het effect moet zijn dat het waterschap, in afwijking van de eerste keer, nu wél de zaak op een juiste manier volgens het Bbk beoordeelt als ze een melding krijgen. De voorzitter vraagt of er dan wel of geen zand wordt gestort. Dhr. Van den Berg (CdK) antwoordt dat dat daar los van staat. Het gaat om de vraag welke kwaliteiten zand wel of niet mogen worden samengevoegd. De klacht was dat, door een niet gecertificeerde club de zaak te laten beoordelen, dit onvoldoende kundig is gebeurd en onvoldoende helder is vastgesteld. Vanwege die vormfout heeft de Inspectie haar brief gestuurd. Dit betreft het stukje Interbestuurlijk Toezicht en gaat niet over andere zaken – voor dat laatste is het waterschap verantwoordelijk. Dhr. Dieters (PvdA) denkt dat hoe de heer Van den Berg schetst dat het Interbestuurlijk Toezicht is ingericht, niet juist is. Er is gezocht naar een manier om dat binnen de Bbk – en niet via de Wvo – te doen. De heer Dieters is zeer content met de beantwoording van de heer Van den Berg, want hij is van mening dat áls die procedure gevolgd wordt, het Interbestuurlijk Toezicht op die manier heel goed is – los van wat men van de Bbk vindt. Wel zou hij graag geïnformeerd worden over wat de uitkomsten daarvan zijn. Verbod oude plassen. De heer Dieters heeft aangegeven dat flora en fauna zich kunnen ontwikkelen in een plas waar zand wordt gezogen. Vooral het toeristisch karakter moet ook in ogenschouw worden gehouden. Maar vastgesteld zou moeten worden, dat de zandwinning maar in een heel klein gebied van de plas plaatsvindt. En er komt wel degelijk gebiedsvreemd slib in. Dhr. Miedema (GroenLinks) merkt op dat hem duidelijk wordt dat ook de heer Dieters vindt dat er geen verontreinigde grond in plas Strandheem gestort moet worden. Hij vraagt zich wel af waarom die plas dan niet juist wél in die verordening zou kunnen worden opgenomen. Hij neemt aan dat dat als die verordening wordt vastgesteld, nog een keer terugkomt.
30
De voorzitter wil in het licht van het feit dat er een verordening ís, graag een antwoord op die laatste vraag. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat de regels die zij nu hebben opgesteld ten aanzien van de diepe plassen, daar – samen met een aantal andere veranderingen op de verordening – nog aan zullen worden toegevoegd. De verwachting is dat dit in de loop van het najaar 2010, wellicht iets later, kan plaatsvinden. De combinatie recreatie en zandwinning is de start van Strandheem geweest: door de zandwinning is de recreatie ontstaan. Zolang daar zand wordt gewonnen, zal er beslist geen sprake van zijn dat er verontreinigde grond in de plas wordt gestort. Zodra de zandwinning daar stopt, zal Strandheem waarschijnlijk worden toegevoegd aan het lijstje van beschermde plassen om te voorkomen dat het dan wel gebeurt. Dhr. Dieters (PvdA) is het volstrekt met gedeputeerde Slager eens aangaande de zandwinning. Echter, de heer Dieters heeft het over het storten van gebiedsvreemd zand – met alle organismen die daar in zitten – vanuit Friesland in de plas. Dhr. Slager (gedeputeerde) antwoordt dat het zand uit Friesland van hogere kwaliteit is dan het zand dat van oorsprong in de plas aanwezig was. Natuurlijk komt er een beetje slib mee. De voorzitter merkt op dat het niet de bedoeling is om het technische aspect hiervan te bespreken. Dhr. Van den Berg (CdK) zegt toe dat zodra de zojuist door hem beschreven procedure is afgerond, zij in een brief aan de Staten uiteen zullen zetten hoe het verlopen is. De voorzitter besluit dat het stuk als C-stuk naar de Statenvergadering wordt geleid. 15.
Sluiting
De voorzitter sluit de vergadering om 14.10 uur.
31
Toezeggingen (bijgewerkt t/m 15 september 2010)
Datum toezegging
Onderwerp
Deadline
Portefeuillehouder
1.
28 april 2010
Repowering en participatie Het college heeft toegezegd met een aanvullende notitie te komen over repowering en participatie.
Oktober
Moorlag
2.
Statenvergadering 26 mei 2010
Omgevingsverordening Het college zal rapporteren over knelpunten bij de werking en handhaafbaarheid van de Provinciale Omgevingsverordening.
Voor de kerst
Moorlag
Behandeling jaarstukken 2009
3.
15 september 2010 (verslag pagina 27/28)
Relatie bouw regio Groningen Assen - krimpgebieden (negatieve effecten) Het college zegt toe de verrichtte onderzoeken nog een te bekijken om te kijken of de relatie hierin meegenomen is.
-
Moorlag
4.
15 september 2010 (verslag pagina 28)
Berenschot rapport - financiële perspectieven van de gemeente Het college zegt toe dat de Staten het rapport tot hun beschikking krijgen.
-
Moorlag
5.
15 september 2010 (verslag pagina 30)
Bescherming diepe plassen Het college zegt toe zodra de procedure is afgerond, de Staten per brief worden geinformeerd over het verloop.
-
Van den Berg
32
Bijlagen
33
Toegezegde bijlage, pagina 18 van dit verslag Lasten en baten aanvaard beleid Muskusrattenbestrijding - oude situatie
Lasten en baten na decentralisatie Muskusrattenbestrijding - nieuwe situatie
(bedragen x € 1.000,--) Omschrijving
onderdeel
2011
2012
2013
2014
(bedragen x € 1.000,--) 2015
LASTEN
a
- toegerekend aan andere onderdelen (0600) 2)
b
483,1
506,1
530,1
555,3
Directe kosten, thema Water (4201)
c
150,9
155,4
160,1
164,9
d= a+b+c
1.958,1 2.051,2 2.148,8
2.592,1 2.712,7 2.839,0
2.251,0 2.358,0
2012
2013
2014
2015
h
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
581,8
- toegerekend aan het thema Water (4201) - toegerekend aan andere onderdelen (0600) 2)
i
177,4
237,7
300,9
366,8
435,9
169,8
Directe kosten, thema Water (4201)
j
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
177,4
237,7
300,9
366,8
435,9
2.971,2 3.109,6
Waarvan toegerekend aan: - andere onderdelen, productgroep 0600 2)
2011
Apparaatskosten MURA
- toegerekend aan het thema Water (4201)
- thema Water, productgroep 4201
onderdeel
LASTEN
Apparaatskosten MURA 1)
TOTAAL LASTEN
Omschrijving
TOTAAL LASTEN
k = h+i+j
Waarvan toegerekend aan: e=a+c b
2.109,0 2.206,6 2.308,9 483,1
506,1
2.415,9 2.527,9
530,1
555,3
581,8
BATEN
- thema Water, productgroep 4201
l=h+j
- andere onderdelen, productgroep 0600 2)
i
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
177,4
237,7
300,9
366,8
435,9
BATEN
Bijdrage van waterschappen, thema Water (4201)
f
776,5
836,9
900,0
966,2 1.035,5
Bijdrage van waterschappen, thema Water (4201)
m
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
TOTAAL BATEN
f
776,5
836,9
900,0
966,2 1.035,5
TOTAAL BATEN
m
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
1.815,6 1.875,8 1.939,0
2.005,0 2.074,1
177,4
237,7
300,9
366,8
435,9
SALDO
g=d-f
1) Voor een specificatie van de apparaatskosten MURA 2011 wordt verwezen naar blad 2 2) De kosten die worden toegerekend aan andere onderdelen hebben m.n. betrekking op de overheadkosten
SALDO
n=k-m
Verschil t.o.v. de oude situatie (bedragen x € 1.000,--)
Toelichting In het blok Lasten en baten aanvaard beleid Muskusrattenbestrijding hebben we aangegeven welke lasten en baten er in de begroting 2011 zouden zijn geraamd als er geen sprake zou zijn van decentralisatie van deze taak naar de waterschappen en er ook geen sprake is van een uitname uit het Provinciefonds. De bijdrage van de waterschappen wordt bepaald op 50% van het verschil tussen de lasten en een in 1994 vastgestelde bijdrage uit het Provinciefonds (met index). De hoogte van deze bijdrage uit het Provinciefonds staat los van het bedrag dat ingaande 2011 als uitname (bij decentralisatie) wordt toegepast.
Omschrijving
onderdeel
Lasten - thema Water, productgroep 4201 (zie pag. 89) - andere onderdelen, productgroep 0600
2)
verschil lasten
2011
2012
2013
2014
2015
o=l-e
-2.109,0
-2.206,6
-2.308,9
-2.415,9
-2.527,9
p=i-b
-305,6
-268,4
-229,2
-188,5
-145,8
-2.414,6
-2.475,0
-2.538,1
-2.604,4
-2.673,7
34
In het blok Lasten en baten na decentralisatie Muskusrattenbestrijding hebben we aangegeven welke lasten en baten er in de begroting 2011 naar verwachting zullen resteren bij overdracht van deze taak aan de waterschappen, waarbij we voorlopig hebben verondersteld dat de lasten en baten per saldo niet meer zullen dalen dan het bedrag van de uitname uit het Provinciefonds. De vraag die is gesteld in de Statencommissie Bestuur en Financiën d.d. 22.09.10 spitst zich toe op de lasten en baten van het thema Water (pagina 89 van de Programmabegroting 2011) in vergelijking met de uitname uit het Provinciefonds bij decentralisatie van de taak naar de waterschappen. Aangezien een deel van de apparaatskosten van de muskusrattenbestrijding (met name de overheadkosten) niet wordt toegerekend aan het thema Water maar aan andere onderdelen van de begroting (zie onderdeel b en k) kan op basis van een vergelijking van de cijfers op pagina 89 van de Programmabegroting 2011 en de uitname uit het Provinciefonds niet worden afgeleid of de operatie budgettair-neutraal in de begroting is verwerkt. Daarvoor dienen ook de kosten te worden meegenomen die aan de andere onderdelen van de begroting worden toegerekend.
Baten - thema Water, productgroep 4201 (zie pag. 89)
q=m-f
verschil baten
Per saldo verschil (lasten minus baten) Uitname Provinciefonds (productgroep 0200)
Per saldo effect op begroting 2011
-776,5
-836,9
-900,0
-966,2
-1.035,5
-776,5
-836,9
-900,0
-966,2
-1.035,5
r =o+p-q
-1.638,1
####
-1.638,1
-1.638,2
-1.638,2
s
-1.638,1
-1.638,1
-1.638,1
-1.638,2
-1.638,2
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
t=r-s
F&C/FB 29 september 2010
35