2006
N 96
NOTULEN van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lelystad, gehouden op donderdag 9 februari 2006 te 19.00 uur in het Stadhuis te Lelystad. Aanwezig zijn:
mevrouw M. Horselenberg, burgemeester/voorzitter; de heer N. Benedictus (VVD), mevrouw M. Boshuizen (D66), mevrouw J. Erbé (Leefbaar Lelystad), de heren W.J. Erica (Leefbaar Lelystad), S.G.J. van Erk (VVD), H.W. Gerritzen (VVD), W. Hijmissen (CDA), C.J.J. Homan (Stadspartij), Z.J. van der Houwen (PvdA), mevrouw M. Jacobs-Haagen (VVD), de heren W. de Jager (PvdA), W. Jansen (Inwoners Partij Lelystad), mevrouw A. de Jong (Fractie De Jong), mevrouw G.J. de Jong (PvdA), de heren R.J. Kempenaar (CDA), S.J. Kok (GroenLinks), mevrouw L.A. Kreuger-Sietses (GroenLinks), de heren E.H.G. Marseille (VVD), S.W. Ongering (Inwoners Partij Lelystad), B. Poppens (VVD), mevrouw E. van Selm (GroenLinks), de heren B. Siepel (ChristenUnie), H.P. Soomers (PvdA), J.H. Terbach (PvdA), F.H.L. Teunissen (D66), C. van Veluwen (ChristenUnie), A. Verhoef (Stadspartij), D. Waterhout (PvdA), mevrouw J.F. Weijerman-Hiddes (Stadspartij), mevrouw D. Zantingh (Stadspartij) en de heer W.B. Zweers (Leefbaar Lelystad), leden van de raad; alsmede de heren R. Bootsma, A. Kok, J. Lodders, J.P. Mattie, J.P. de Vries en T.J. van der Zwan, wethouders; en de heren D.J. Willems, gemeentesecretaris en J. Woltjer, griffier.
Afwezig zijn:
de heer F.M. van der Meij (CDA), mevrouw G.A. Riesenbeckvan Zwol (Leefbaar Lelystad), leden van de raad.
2006
N 97
Agenda 1 2 3a 3b 4 5 6 7 8 9 10 11 12 12a 13 14 15 16 17 18 19 20 21
1.
Insprekers Opening Mondelinge vragen Beantwoording schriftelijk gestelde vragen Vaststelling agenda Notulen raad 12 januari 2006 Ingekomen stukken Mededelingen Vaststelling programma en exploitatiebegroting WOP-1 Concept voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Geluidscontouren en maatregelen radialen hoofdwegennet Vaststellen parkeerexploitatie Kust en activeren aanvullend krediet voor Lelybaangarage Herziening grondexploitatie Kust-Totaal 2005 - doorgeschoven Ontwikkelingsimpuls Bataviawerf Beleidsplan Sociale Zaken Lelystad 2006 - doorgeschoven Herziening nota exploitatie begraafplaats 2006 Controleprotocol accountantscontrole - doorgeschoven Voorstel tot wijziging van de APV 2000 - doorgeschoven Opheffen Reserve Bovenwijkse Voorzieningen Lelystad-Haven Jaarrekeningen 2005 en 2006 van de Stichting Onroerend Goed Beheer Gemeente Lelystad Ontbinding St. Onroerend Goed Beheer Gemeente Lelystad Grondexploitatie Hanzepark december 2005 (gebied 2.2.4) Wijzigingen begroting 2006
N 97 N 97 N 97 N 99 N 101 N 101 N 102 N 102 N 103 N 116 N 125 N 134 N 140 N 156
N 156 N 156 N 156 N 157 N 157
Gelegenheid gebruik te maken van het spreekrecht De voorzitter: Ik heet u allen van harte welkom. Er hebben zich geen mensen aangemeld om gebruik te maken van het spreekrecht. Is er iemand op de tribune die dit alsnog wil? Dat is niet het geval.
2.
Opening De voorzitter: De vergadering is geopend. Bericht van verhindering is ontvangen van mevrouw Riesenbeck en de heer Van der Meij. De heer Benedictus en de heer Hijmissen komen later.
3.
a. Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen De heer Ongering: Mevrouw de voorzitter. Ik zou u willen vragen om een interpellatiedebat toe te staan over het glasvezelnet. Als dat niet zou kunnen,dan heb ik nu een aantal vragen daarover. De voorzitter: Volgens het Reglement van orde had deze aanvraag 48 uur van te voren ingediend moeten worden. De heer Ongering: Volgens mij kan een interpellatiedebat in de raad nog plaatsvinden, als de rest van de raad daarmee akkoord gaat.
2006
N 98
De voorzitter: Het Reglement van orde geeft aan: ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het betreft artikel 36a. Stelt u de vragen maar. De heer Ongering: Uit de pers moeten wij vernemen dat de gemeente merkwaardig genoeg samen met Centrada, die zij vrij zwaar subsidieert, een fibercompany Lefco heeft opgericht om glasvezelkabel in bepaalde wijken van Lelystad te gaan aanleggen. Mijn vraag: in hoeverre is dit correct, in hoeverre heeft de gemeente stappen ondernomen, in hoeverre zijn er financiële verplichtingen aangegaan en als dat zo is waar haalt het college dan de autorisatie vandaan? Wethouder Lodders: Mevrouw de voorzitter. Het is niet zo dat het college Lefco heeft opgericht. Het college heeft vorige week een besluit genomen om een intentieovereenkomst aan te gaan met Centrada. Dat besluit is genomen en de stukken komen volgens de ordentelijke weg via het presidium naar de raad. Dan heeft de raad alle gelegenheid om zich daarover uit te spreken. De definitieve afweging over die intentieovereenkomst en de kosten die daarmee gemoeid zijn worden bij de voorjaarsnota afgewogen, maar het besluit komt spoedig naar u toe. Dat betekent dat er geen verplichtingen zijn aangegaan; er ligt een collegebesluit. De heer Erica: Mevrouw de voorzitter. Mijn vraag betreft de situatie op het industrieterrein Noordersluis. Daar is op de Vaartweg opnieuw een probleem gerezen met de riolering bij de chocolaterie van Brouwer. Dit is in het verleden vaker gebeurd, maar nu is het recent weer gebeurd. Mijn vraag: is het betreffende gemaaltje dat daar staat onder beheer van de gemeente gebleven of is dat overgegaan naar het Waterschap? De heer Brouwer weet namelijk niet waar hij met klachten terecht moet. Wethouder Lodders: Mevrouw de voorzitter. De hoofdrioolgemalen zijn overgedragen aan het Waterschap. Het gemaal waar u over spreekt behoort nog steeds tot de gemeente. Het probleem is mij niet bekend. Ik zal er achteraan gaan en kijken wat er aan de hand is. Daar hoort u nog van. De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. De raad heeft een brief ontvangen met betrekking tot de afsluiting van voetpad Purmer 1 en 2. Zoals wij allen weten is het een drama dat al langer voortduurt. Nu lezen wij dat er een mediator is ingeschakeld. Het meest bijzondere in deze brief is wel dat alle betrokkenen hebben ingestemd met de inschakeling van een mediator. Nu hebben wij begrepen van de heer Koeree dat hij niet benaderd is. Onze vraag: wordt hij aangemerkt als een betrokkene in dit geheel? Zo ja, als hij niet instemt met een mediator wat zijn dan de te volgen stappen? Wethouder Mattie: Mevrouw de voorzitter. Ik ben enigszins verbaasd want mij is meegedeeld, maar dan is dat waarschijnlijk niet correct, dat alle partijen - en dat zijn er drie - ingestemd hebben met een mediator. Deze mededeling verrast mij. Ik heb er geen antwoord op. Ik zal dit direct uitzoeken. Het is wel zo dat partijen met elkaar moeten overleggen en instemming moeten geven aan de oplossing die wordt gevonden. Daar hoort ook de heer Koeree bij en ik dacht dat dit geregeld was, maar u zegt van niet. Ik zal u hierover op zo kort mogelijke termijn informeren. De heer Jansen: Mag ik hierop een vraag stellen? We hebben daarover in het verleden schriftelijke vragen gesteld en toen heeft de wethouder gesproken over drie partijen. Klopt het dan dat die drie partijen zijn: Purmer 1, Purmer 2 en de gemeente? Wethouder Mattie: Er zijn vier partijen.
2006
N 99
De heer Jansen: Dan is de vierde partij waarschijnlijk de heer Koeree die niet gevraagd is? Wethouder Mattie: Er zijn vier partijen. Ik telde zojuist de gemeente zelf niet mee. Het gaat om drie bewoners ter plaatse, plus de gemeente.
b. Beantwoording schriftelijk gestelde vragen naar aanleiding van de door het college ter informatie aangeboden stukken aan de raad Wethouder Bootsma: Mevrouw de voorzitter. Door GroenLinks zijn drie vragen gesteld met betrekking tot de Lelystadpas. Ik verwijs gemakshalve naar de vragen zoals ze aangeleverd zijn. Het antwoord op vraag 1: De inkomenspositie van minima in Lelystad geeft al aan dat zij zeer selectief moeten zijn met hun bestedingen. Voor de stimulering van de lokale economie heeft de pas mogelijk enige betekenis gehad, maar er zijn geen cijfers beschikbaar, wel dringende signalen uit de burgerij dat de aangesloten winkels en bedrijven te duur zijn voor de minima. Onder andere Kliëntenraad en Participatieplatform hebben ons hierover geïnformeerd. Een opmerking toegevoegd over de verhouding kosten/baten wat betreft de Lelystadpas: om € 70.000 bij de doelgroep te krijgen, zo dit al lukte, hadden we een budget nodig van € 173.000. Het tweede deel van de vraag gaat over deelnemers aan busreizen. Gespecificeerde cijfers zijn daarvan niet bekend, omdat niet bij de ingang van de bus de leeftijd en het inkomen werd gevraagd. Dat kunnen we ook niet uitsplitsen. Wel is aan te nemen dat degenen die zich dit soort reisjes kunnen veroorloven beslist niet tot de minima gerekend kunnen worden. Wij baseren ons daarbij vooral op aanwijzingen die wij daarvoor van belangenorganisaties kregen. Vraag 2: leidde het gedrag van de gemeente tot hoge afkoopsommen? Het antwoord daarop is nee. Ik weet zeker dat de gemeente in deze zeer zorgvuldig heeft gehandeld. De afkoopsom is in dit soort situaties zeker niet onevenredig hoog. Ook als je kijkt naar de korte tijdspanne en de wil van het college tot een nette afdoening, is dit een fatsoenlijk verhaal. Toegevoegd daarbij: de bijstandsnorm is bij afkoopsommen geen referentiekader. Dat AMC niet blij was met het voornemen van het college, dit vindt u in één van de brieven terug, is helder. Ik denk wel dat in goed overleg tot deze regeling is gekomen. In ieder geval tot tevredenheid van beide partijen. Vraag 3. Ik ben het eens met GroenLinks dat het van nut is om te proberen ook de minima aan het maatschappelijk leven te laten deelnemen, om ze daarin tegemoet te komen. Ik gaf zojuist al even aan dat we daaraan met het systeem Lelystadpas in zeer onvoldoende mate tegemoet konden komen. Ter illustratie: er waren 5.274 personen die tot de doelgroep behoorden, waarvan er 765 (over het hele jaar) gebruik maakten van de geldterugregeling. Dat is in percentage uitgedrukt 14,5%. Ik heb tijdens het Opinieplein uitgelegd, en mijn collega Kok in één van de vorige raadsvergaderingen, dat gezien de investering die je doet en ook de uitvoeringskosten die daarin onevenredig hoog zijn, het college het een onverantwoorde uitgave vond. Dat betekent niet dat we het geld niet ten gunste wilden laten komen van de minima. Daarom is gekozen voor een andere invulling van dat budget in het kader van collectieve ziektekostenverzekeringen. Mede naar aanleiding van diverse signalen die ook de raad heeft afgegeven in het kader van voor- en najaarsnota’s en begrotingen: zorg nu dat die uitvoeringskosten naar beneden gaan en zorg dat de deelname omhoog gaat. Daarin zijn we niet geslaagd. Dat was een onmogelijkheid. U kunt dat in later voor u beschikbaar gestelde stukken
2006
N 100
terugzien en in begrotingen daarvan. Ook AMC was niet in staat om die uitvoeringskosten omlaag te brengen. De deelname aan de regeling verhoog je niet door dan vervolgens ook nog een keer de participatiebijdrage zelf te verdubbelen. Kortom, we moesten tot de conclusie komen dat deze regeling niet dat succes had wat we er aanvankelijk van hadden verwacht. Nogmaals, we hebben daarin zorgvuldig gshandeld. We hebben de belangengroeperingen uitvoerig om advies gevraagd. Vorig jaar nog toen we voor de keus stonden of we de Lelystadpas zouden handhaven of gebruiken als één van de onderdelen om in het kader van de voorjaarsnota bezuinigingen te realiseren; dat hebben we toen bewust niet gedaan. We zijn wel opnieuw met eenieder die ermee te maken had in overleg gegaan. Conclusie was: we kunnen het niet op een andere manier doen. Daarin zag het college toch aanleiding om voor een andere invulling te kiezen. Mevrouw Van Selm: Mevrouw de voorzitter. Het minimabeleid is een belangrijk onderwerp voor GroenLinks. Niet om koste wat het kost die Lelystadpas in de benen te houden, maar juist om het geld dat daarvoor beschikbaar is bij die mensen terecht te laten komen die dat nodig hebben. Wij vinden het, met neem ik aan alle andere fracties, een taak van de lokale overheid om die mensen die dat nodig hebben te ondersteunen. Daarom denken wij dat die pas een belangrijk instrument is in het bereiken van dat doel. Wij zijn destijds de eersten geweest die gezegd hebben: wat zijn die uitvoeringskosten hoog en is er geen manier om te komen tot een betere besteding van het geld zodat het terecht komt bij de minima? Waarom denken wij toch dat die pas een goed instrument is? Omdat dat het enige instrument is dat maatschappelijke deelname van minima bevordert, omdat zij daarmee de gelegenheid hebben om lid te worden van een sportclub, van de bibliotheek en van verenigingen. Dat was voor ons het grote voordeel. Het is niet zo dat wij de signalen niet gekregen hebben dat de winkels die meededen aan de pas vanuit de lokale economie inderdaad de duurdere winkels waren. Wij denken dat de mogelijkheden nog niet uitgeput waren en zijn, om met die pas te zorgen dat minima een betere deelname hebben aan het maatschappelijk leven in Lelystad. Daarin worden wij ook wel enigszins ondersteund in de brief die we vandaag zagen van het bureau dat het uitvoerde voor de gemeente. Die geeft aan dat er andere mogelijkheden zijn, waardoor de uitvoeringskosten omlaag kunnen, maar waardoor ook de minima meer kunnen deelnemen. Mijn tweede opmerking is dat er steeds, ook bij een eerdere gelegenheid waarop de wethouder namens het college doelt, wordt gezegd dat die uitvoeringskosten zo hoog waren. Dat klopt, maar daarmee kun je niet minimabeleid sturen. Wij zeggen: je moet niet sturen met uitvoeringskosten maar sturen op maatschappelijk effect en - dat is ook hetgeen het college van plan was - een evaluatie van de stadpas te hebben: wie maakt er gebruik van en komt het geld daar terecht? Die evaluatie ontbreekt en dat vinden wij niet goed. Wij hadden verwacht en dat verwachten we nog steeds, dat er een evaluatie komt in de zin van welke minima daaraan meedoen. Het is nu gebaseerd op veronderstellingen en op signalen vanuit de groepen; die overigens wel belangrijk zijn maar niet de evaluatie is die het college zelf voor ogen had. Wat wij graag zouden zien is dat die evaluatie alsnog zal gebeuren en betrokken wordt bij de integrale afweging van het minimabeleid in het voorjaar. Ik zou daarop ook graag reacties van andere fracties krijgen indien dat kan. De voorzitter: Als we kijken naar de beantwoording van het schriftelijk gedeelte, dan past dat niet in het karakter. Natuurlijk kan er altijd nog een debat op volgen maar niet met dit blokje, want daarover hebben we de afspraak dat als iets niet duidelijk was naar aanleiding van de beantwoording van het college, er nog nadere vragen gesteld
2006
N 101
kunnen worden. Ik stel mij voor dat de wethouder nog even reageert. Natuurlijk kan het altijd geagendeerd worden. Mevrouw Van Selm: Mag ik nog even een punt daarover aangeven? Met de ter informatie voorgelegde stukken was het volgens mij wel de bedoeling dat daarover een debat mogelijk was. De voorzitter: Niet onder dit punt. Dan moeten we dat op een andere manier gaan agenderen. Dat kan altijd, dat staat de raad vrij, maar dat moet via het presidium lopen en dan kan het op de agenda komen. Mevrouw G.J. de Jong: Mag ik even reageren? Ik denk dat wat mevrouw Van Selm vraagt heel goed bij agendapunt 13 aan de orde kan komen, want bij het beleid 2006 van Sociale Zaken is het een onderdeel. Wethouder Bootsma: Nog even in tweede termijn reagerend op mevrouw Van Selm. Ik denk dat onze opvattingen niet zo ver uiteenlopen, maar dat mevrouw Van Selm de mogelijkheden overschat die de Lelystadpas biedt om minimabeleid verder vorm te geven. Als ze dan vervolgens verwijst naar een van de stukken van AMC die u ter kennisname zijn aangeboden, dan adviseer ik u om ook even naar de begroting te kijken en naar de participanten die daarbij genoemd worden, onder andere Centrada voor een fors bedrag aan bijdrage. Dat betekent nog steeds niet dat die uitvoeringskosten niet enorm hoog zijn. Ik denk dat het verstandig is, zoals we ook op het Opinieplein besproken hebben, om het minimabeleid in zijn geheel tegen het licht te houden. We kunnen altijd de evaluatie van de pas daarin betrekken en afwegen welke mogelijkheden er zijn. Ik denk in dit verhaal dat mevrouw Van Selm de mogelijkheden die de Bijstandswet biedt overschat, want je komt al snel in de sfeer van inkomensbeleid terecht en dat is ten enenmale voor lokale overheden beleid dat niet gevoerd mocht worden. De participatiebijdrage was weliswaar één van de instrumenten die wij voor handen hadden. U krijgt mij niet warm bij het idee dat het zo goed is voor al die mensen die daarvan gebruik maken als je het dan maar hebt over 14,5% van de doelgroep. Dan, zeg ik, moet je elkaar recht in de ogen kijken en dan moet je kijken welke mogelijkheden je anderszins kunt aanboren. Nogmaals, de Bijstandswet biedt daarvoor niet zoveel mogelijkheden, maar het staat iedere fractie vrij om in het kader van voorjaarsnota geld vrij te spelen om een eigen beleid te voor te stellen. Maar dan komt het dus niet uit de budgetten van de bijstand vandaan. Dat zijn wel mogelijkheden, maar dat zou je met elkaar kunnen afwegen wanneer we het brede minimabeleid gaan bespreken. De voorzitter: Het lijkt me voldoende voor dit moment. Mocht er aanleiding zijn dan kan het altijd tot een initiatiefvoorstel komen.
4.
Vaststelling agenda De voorzitter: U hebt aangetroffen punt 12a, een toegevoegd agendapunt over de ontwikkelingsimpuls Bataviawerf. Met inachtneming van bovengenoemde wijziging wordt de agenda vastgesteld.
5.
Notulen van de op 12 januari 2006 gehouden openbare vergadering Mevrouw Weijerman: Mevrouw de voorzitter. Ik heb al een e-mail gestuurd dat er op pagina N31 in mijn toespraak tot de heer Leeuwe een stukje is weggelaten.
2006
N 102
De voorzitter: De tekst is bekend bij de griffier? Mevrouw Weijerman: Ik veronderstel dat dat nog op het geluidsbandje staat. Op verzoek van mevrouw Weijerman wordt haar toespraak tot de heer Leeuwe letterlijk, in haar eigen bewoordingen, opgenomen in de notulen. Met inachtneming van bovengenoemde opmerking worden de notulen vastgesteld.
6.
Ingekomen stukken (tot en met 27 januari 2006) (stuk nr. 3063) -1 -2
Voor kennisgeving aangenomen. Voor kennisgeving aangenomen.
-3
De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Devraag aan het college:wanneer kunnen we een dergelijk raadsvoorstel verwachten? De voorzitter: Ik zou hierop graag een antwoord geven, maar ik ben mij deze week aan het inwerken. Ik weet wat voor discussie er over cameratoezicht kan ontstaan en welke andere preventieve maatregelen er ook kunnen worden getroffen. Het lijkt me dat je de raad een integrale afweging hoort voor te leggen en niet specifiek op één punt, is mijn ervaring in mijn andere gemeente. Dat kost even tijd. Bovendien is er geen budget voor geregeld. Dus als u dat vindt als raad dan zeg ik: geeft u mij de middelen dan kunnen we dat uitwerken. De heer Jansen: Daar zijn we even tevreden mee, mevrouw de voorzitter. Voor kennisgeving aangenomen in afwachting van een door het college aan te bieden raadsvoorstel.
-4
Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Wijwillen vragen of dereactie van het college ter inzage kan worden gelegd en ook hoe het afloopt met deze zaak. We hadden ook nog de vraag of deze brief opgenomen kan worden in de klachtenprocedure. Wethouder Bootsma: Mevrouw de voorzitter. Van het laatste kan ik niet overzien of dat zomaar kan. Dat moeten we even bezien. Dat de afdoening van de zaak ter kennis wordt gebracht van de raad lijkt me geen enkel bezwaar. Ter afdoening in handen van het college gesteld. De raad wordt over de afdoening geïnformeerd.
7.
Mededelingen Er zijn geen mededelingen.
2006
8.
N 103
Voorstel tot vaststelling van programma en exploitatiebegroting WOP-1 (stuk nr. B05.01492) De heer Soomers: Mevrouw de voorzitter. Het wijkontwikkelingsplan is van groot belang voor Lelystad. Het is naar de mening van de PvdA zeer belangrijk dat de bestaande wijken gerevitaliseerd worden en dat we daarin inventariseren. Want alle Lelystedelingen hebben recht op een goed woon- en leefklimaat en niet alleen de inwoners van de nieuwe wijken. Daarom zijn wij een voorstander van een wijkontwikkelingsplan. Er is al veel goeds gerealiseerd in het in uitvoering zijnde plan. Ik geef slechts een enkel voorbeeld. De aanpassing van het winkelcentrum in de Jol; de kunstgrasvelden voor Unicum; de compleet nieuwe tennislocatie voor de tennisvereniging en zo kun je doorgaan. Waarom dan toch nu een herziening van het wijkontwikkelingsplan? Het is een complex plan en tijdens de uitwerking daarvan blijkt in goed overleg met de bewoners dat er toch een aantal knelpunten in details zijn en zaken waaraan veel bezwaren kleven. Daarom hebben wij ook mede gevraagd om herziening van het bestaande plan. Die ligt nu hier voor. Over deze herziening hebben wij nog twee vragen om tot besluitvorming te kunnen overgaan. Welke criteria heeft het college gehanteerd om plannen te schrappen, bij te stellen of te handhaven in de oorspronkelijke vorm? De tweede vraag betreft specifiek de Maranatha-locatie, waar u op en rond het terrein van de school woningbouw gepland hebt. Tijdens het Opinieplein bleek daarover bij bewoners enige onduidelijkheid. Een concrete vraag aan u is: kunnen wij ervan uitgaan dat de woningen zodanig worden gesitueerd dat de waterkant openbaar toegankelijk blijft en mensen daar langs kunnen blijven wandelen, ook na realisering van die woningen? De heer Siepel: Mevrouw de voorzitter. Het opstellen van een wijkontwikkelingsplan dat zo’n groot deel van de stad bestrijkt, is een moeizame aangelegenheid. Dat is wel gebleken. Maar het realiseren van zo’n wijkontwikkelingsplan is nog een stuk moeilijker. De grootschaligheid die het eerste wijkontwikkelingsplan kenmerkt, heeft grote voordelen omdat zo het zoet en het zuur - bestaande terminologie in dit kader: het zoet is de verbetering van de wijk en het zuur is de prijs die ervoor betaald moet worden - uitgesmeerd kan worden over een groter gebied. Dat was ook de reden waarom de raad bij het eerste wijkontwikkelingsplan het aandurfde om hem over zo’n groot gebied te laten uitstrekken. Dat grote gebied leidt er wel toe, dit hebben we gezien, dat er een groot aantal negatieve zienswijzen worden ingediend. Dat blijkt en burgers die van hun rechten op grond van de Wet Ruimtelijke Ordening gebruik maken, hebben verschillende mogelijkheden in ons rechtstelsel om de realisering van het wijkontwikkelingsplan voor langere tijd op te houden. Dat willen we niet, want de verbeteringen, het zoet dus, die in dit wijkontwikkelingsplan zitten, moeten naar het oordeel van de fractie van de ChristenUnie op zo kort mogelijke termijn gerealiseerd worden. Daarom is het nodig dat we aanpassingen aan het plan plegen waardoor de hoeveelheid zuur verminderd wordt in het plan. De heer Jansen: Bij interruptie. Begrijp ik u goed dat u eigenlijk zegt dat het de burgers zijn geweest die de wijkontwikkelingsplannen vanwege hun bezwaren die ze hebben ingediend, hebben tegengehouden? De heer Siepel: Zo zou ik het nooit zeggen. Wat ik zeg is dat het opstellen van een plan één ding is, het realiseren van een plan twee en waar het uiteindelijk om gaat is de realiseerbaarheid van een plan. Toen de raad het WOP heeft vastgesteld indertijd in de vorm zoals het toen voorlag, gingen wij ervan uit dat dat op termijnen die wij voor ogen hadden ook een realiseerbaar plan zou blijken te zijn. Nu blijkt dat er een aantal negatieve zienswijzen zijn ingediend, moeten wij - en dat heeft het college
2006
N 104
terecht gedaan - opnieuw overwegen of wij het plan nog in de vorm zoals wij het indertijd hebben vastgesteld, willen uitvoeren. Dat vergt een herziene afweging. Nieuwe feiten, nieuwe keuzen. Wat moet je dan doen in een dergelijke situatie? Vasthouden aan het oude plan omdat je het een goed plan vond - laat ik dat nog eens duidelijk zeggen - of omwille van de realiseerbaarheid van het plan dan toch maar een beetje water in de wijn doen? Het plan is nu aangepast, er zit dus water in de wijn want er vallen een aantal dingen uit. Zure dingen maar ook zoete dingen; laten we dat niet vergeten. Deze aanpassingen hebben wel hun prijs. Maar alles tegen elkaar afwegend komt de fractie van de Christenunie tot de conclusie dat dit voor ons een aanvaardbaar voorstel is. De heer Hijmissen komt de vergadering binnen. De heer Poppens: Mevrouw de voorzitter. Namens de VVD-fractie wil ik beginnen met het college dank te zeggen voor de wijze waarop de motie van oktober is uitgevoerd. De VVD kan dan ook instemmen met het voorliggende voorstel. Helaas is de consequentie van de programma-aanpassing dat volgens de raming € 0,6 mln. aan de r Os moet worden onttrokken. Wij accepteren dat. Per slot van rekening gaat het hier om reële en redelijke wensen van burgers. Wij hebben evenwel een tweetal vragen. De eerste vraag gaat over de Maranathaschool en wat dat betreft kan ik verwijzen naar wat de heer Soomers al heeft gevraagd. De tweede vraag heeft betrekking op de Houtribweg-midden. Zoals bekend is daarover eerder afgesproken dat het daarop betrekking hebbende inrichtingsplan aan de raad zal worden voorgelegd, en wel met de varianten met een brug en zonder een brug bij het Groene Anker; uiteraard met een kostenplaatje. Uit de hierna te citeren passage uit het collegevoorstel zou men evenwel de conclusie kunnen trekken dat voornoemde afspraak door het college terzijde is geschoven. Het citaat betreft de tweede alinea van punt 1.6. "Het college hecht eraan opnieuw met de raad af te spreken dat zij het gereduceerde WOP-programma als kader voor de “wat”-vraag van u meekrijgt. Voor de invulling (de “hoe”-vraag) dient zij zich binnen dit kader te kunnen bewegen.” Het gaat met name om de laatste zin. Wij gaan ervan uit dat het geenszins uw bedoeling is om aan de desbetreffende afspraak te tornen, maar uit praktische overweging lijkt het ons gewenst dat u de gemaakte afspraak nogmaals bevestigt. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. De Inwonerspartij is altijd als een blok achter de inwoners blijven staan als het om verzet ging tegen de inbreidplannen van WOP1. Niemand kan ontkennen dat wij steeds en onvoorwaardelijk tegen elke vorm van inbreiding zijn geweest. We hebben steeds gezegd dat er elders in de stad plaats genoeg is om uit te breiden en dat je door in te breiden de kwaliteit van wonen en leven aantast. Wat is nu gebleken? De heer Siepel zei het ook al. Je hebt eigenlijk het geluk van mensen aangetast door de vele bezwaren die ze daarvoor hebben moeten indienen. Het was niet goed voor de gemeente maar ook zeker niet voor de mensen die het betrof. Ik heb er geen andere woorden voor: het college jaagt naar onze mening al vier jaar lang de bewoners de stuipen op het lijf met plannen om in het dierbare en kostbare groen rondom of in de nabijheid van hun woningen te bouwen. De wethouder, ik heb het hem horen zeggen op het Opinieplein, gaat gewoon door met diezelfde doelstellingen, want het gaat immers goed. Zelfs in de einddagen van dit college zijn er wederom mensen in de stress gejaagd en nu betreft het de Veste en de Grietenij. Ik heb diverse oudere mensen van de Grietenij aan de telefoon gehad, tot huilens toe. En dat gaat mij aan het hart.
2006
N 105
Bovendien, dat heeft de wethouder zelf in een GGD-overleg verklaard, is uit een onderzoek van de GGD naar voren gekomen dat Lelystedelingen jaren jonger sterven dan inwoners in de rest van Nederland. Hebben we hier mogelijk een oorzaak gevonden? De voorzitter: Er zit enige schrik in de reactie van raadsleden en het college. Ik denk als het wetenschappelijk niet is aangetoond, dat we voorzichtig moeten zijn om dit te beweren. Gaat u verder. De heer Jansen: Ik heb het niet beweerd. In een overleg met de GGD waar de wethouder zelf bij zat, werd aangegeven dat dit uit een onderzoek is gebleken. Dan de verkiezingsmanoeuvres van de coalitiepartijen. Een uit angst en in achterkamertjesoverleg geboren motie die kortheidshalve inhield om het plan nog eens tegen het licht te houden...... De heer De Jager: Bij interruptie. Ook dit kan de heer Jansen niet wetenschappelijk onderbouwen. Dus ook hier zou ik hem willen adviseren om voorzichtig te zijn. De heer Jansen: ....... om vervolgens hier en daar tot een heroverweging te komen, zonder dat diezelfde coalitiepartijen, en ik hoor het de heer Soomers zojuist ook zeggen, de kaders aangeven. Hier en daar wat aanpassingen of tot herziening komen? Waar is hier en wat is daar? Mogen alleen woningen geschrapt worden in de sociale sector of juist niet, of moet de verschuiving komen binnen WOP-1 of juist niet en hoeveel dan en waar werd de dekking aangegeven? Ook de VVD is om, want die heeft altijd gezegd: het WOP-1 zal budgetneutraal gerealiseerd moeten worden en die is nu tevreden met een tekort van € 6 ton. De heer Poppens: Mag ik daar even op reageren naar de heer Jansen? Mijnheer Jansen, ik kan u helemaal niet volgen in wat u zegt over de VVD. U bent al jaren bezig om te zeggen dat er nooit ingebreid mag worden; dat is zo en dat blijft zo. U bent wat dat betreft ook van gedachten veranderd, want toen Galjoen-Zuid aan de orde was, hebt u ook met het aangepaste stedenbouwkundige plan ingestemd, waarbij ook gebouwd zou worden in het groen. U maakt een opmerking over verkiezingsmanoeuvres. U bent zelf misschien erg druk met de verkiezingen. Ik persoonlijk helemaal niet. Wat betreft de VVD: wij hebben al geruime tijd geleden gezegd, onder andere bij de visie structuurplan, dat onze gedachten omtrent het zogenaamde inbreiden wat zijn veranderd, mede gelet op de bezwaren die gekomen zijn. Bezwaren die we ter plekke hebben onderzocht. Daarbij zijn ook wij tot de conclusie gekomen dat wij zeer veel begrip hebben gekregen voor die bezwaren. Dat is een voortschrijdend inzicht. De heer Jansen: Wat ik heb gezegd is dat kennelijk de VVD tot voortschrijdend inzicht is gekomen want ik heb de VVD steevast vier jaar horen roepen: budgetneutraal. Nu stemmen zij in zonder daarop een toelichting te geven, met een tekort van € 6 ton. Dat was mijn opmerking in mijn betoog. Ik heb het al gezegd: een duidelijke motie, de motie die is ingediend door de coalitie, met het kennelijke doel het verspeelde electoraat terug te winnen. Een uitgelezen kans om inwoners van deze stad een dode mus voor te houden. Welke kaders gaf deze motie nu eigenlijk mee door de coalitie? Welke criteria werden er gesteld? Waar wordt nu precies wel en waar wordt nu precies niet gebouwd? Het blijkt al uit de vraag van de heer Soomers: men weet het niet. De heer Soomers: Het staat allemaal in het raadsvoorstel, mijnheer Jansen.
2006
N 106
De heer Jansen: Wordt er dan niet bij het water bij de Maranatha gebouwd of was uw vraag daarover tevergeefs? Wat gaat er met het Kustpark gebeuren? Vervallen nu alleen de winstgevende projecten? Waarom zijn nu juist die 49 woningen vervallen en waarom niet andere? Waar komen nu precies die woningen die wel gebouwd worden bij bijvoorbeeld de Maranatha? Waarom is door de coalitiepartijen niet aangegeven daar wel en daar niet bouwen en onder welke randvoorwaarden? Wethouder De Vries zei het nogmaals op het Opinieplein: de doelen zijn niet gewijzigd; we gaan na het schrappen van die 49 woningen gewoon door. De frustratie bij de inwoners was bij het op het Opinieplein aanwezige publiek duidelijk voelbaar en hoorbaar. Ik citeer er één: "Wethouder, wij vragen al vier jaar lang om de problematiek van het forensenparkeren in de wijken aan te pakken. Vier jaar een gesloten deur bij het gemeentehuis”. "Ja, ik ben nu wel bereid om eens met u te praten; we moeten eens gauw een afspraak maken.” Buiten het feit of u die afspraak al gemaakt hebt, een vorm van apathie was bij de mensen duidelijk zichtbaar. U heeft het weer voor elkaar. De mensen worden weer op de kast gejaagd. Onduidelijkheid is troef en niemand weet waar hij aan toe is. Wij ook niet. Iedereen wordt te pas en te onpas op het verkeerde been gezet. De Inwonerspartij stemde niet voor niets tegen deze motie van de coalitie. Wij zagen en zien deze motie nog steeds als mensen op het verkeerde been zetten. Een nietszeggende motie waarin uit het luchtledige een aantal woningen zijn geschrapt. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat de coalitiepartijen met dit resultaat tevreden zijn. Ik ken wethouders met verantwoordelijkheidsbesef, zoals bijvoorbeeld wethouder Pastors in Rotterdam. Die trekt conclusies omdat hij staat en stond voor het beleid dat hij de afgelopen vier jaar gevoerd heeft. Daar blijft hij ook voor staan. Hij durfde de motie naast zich neer te leggen, want hij stond ergens voor. Wij vinden dat van wethouder De Vries niet. De heer Benedictus komt de vergadering binnen. De heer Erica: Mevrouw de voorzitter. De fractie van Leefbaar Lelystad is in beginsel zeer ingenomen met het aanpassingsvoorstel van het WOP-1. Veel onrust is bij de bewoners weggenomen. De eerste vraag is identiek aan de vraag die de PvdA heeft gesteld met betrekking tot de Maranathaschool-bebouwing. Daar staat een aantal projecten gepland: 20 koopwoningen, 12 vrijstaande woningen, 12 seniorenwoningen en 6 twee-onder-éénkapwoningen. Welke onderdelen komen nu te vervallen en welke gaan door? Blijft de huidige groenstrook langs de waterkant als een doorgaand looppad voor degenen die daar zo graag wandelen en hun hond uitlaten, gehandhaafd? Dan met betrekking tot de financiële dekking voor deze herziening. Dat een dergelijke planaanpassing geld gaat kosten, is zonneklaar. Het college doet daar een voorstel voor en ik vind het een beetje een ondeugend voorstel. En waarom? Omdat ik mij een raadsvergadering van 21 juli 2005 herinner, waarin een aantal fracties waaronder de onze een amendement heeft ingediend met betrekking tot de brugverbinding over de Houtribweg-midden. De financiering van de minderopbrengsten van bebouwingsvariant 3 ten opzichte van variant 2 zou naar onze mening uit de ROS kunnen worden gefinancierd en niet door het laten vervallen van die bewuste brugverbinding. In zijn repliek heeft het college bij monde van wethouder De Vries opgemerkt, ik citeer: "Voorts zijn er door vele fracties allerlei opmerkingen gemaakt dat dan maar een financiering uit de ROS gehaald zou moeten worden.” Hij bedoelde te zeggen dat zoiets eigenlijk onbespreekbaar is. Wat toen niet kon, kan nu dus kennelijk wel. De budgettaire neutraliteit van het WOP-1 komt door het aanpassen
2006
N 107
van het plan aardig in het gedrang. In zijn creativiteit stelt het college voor om een bedrag van € 618.500 af te storten uit de ROS. Ik wijs het college op de precedentwerking van dit voorstel. Ik laat het hierbij in eerste termijn met de opmerking dat wij als fractie heel graag die uitwerkingsvoorstellen die dan nog wel worden gerealiseerd, in de raad behandeld willen zien. Mevrouw Boshuizen: Mevrouw de voorzitter. Voorafgaand aan mijn vraag wil ik wat opmerken over het WOP. Een aantal jaren geleden toen ik net mijn oudste dochter had gekregen, las ik een citaat waarin stond: “Je eerste kind, een broddellap.” Ik was daar heel boos over, want ik dacht: ik doe ontzettend mijn best op dat eerste kind. Maar nu met dat WOP-1 komt mij dat citaat weer in de herinnering. Ik hoop dat het college dezelfde gevoelens heeft: we hebben ons best gedaan. Maar achteraf moet je natuurlijk wel bekennen dat er met zo’n eerste WOP of je eerste kind een soort onervarenheid is waarin je toch dingen doet waarbij je bij een volgende zou zeggen: dat doe ik op een andere manier. Nu moet ik wel zeggen dat mijn dochter laatst zei dat het wel goed is gekomen met haar. Dus ik hoop dat het met het WOP uiteindelijk ook goed komt. Ook bij de participatie zijn zaken niet gelopen zoals door iedereen gehoopt en gewenst. Daarop zal ik nu niet ingaan. In het najaar is uiteindelijk door middel van een motie aan het college gevraagd om een lijst op te stellen met projecten uit WOP1 die op veel tegenstand van bewoners stuitten en waaraan nog niet begonnen was. Vanavond bespreken we dit voorstel. Leefbaar Lelystad wees er ook al op, de financiële tekorten die uit dit voorstel voortvloeien worden opgevangen door de ROS. Ons verbaast dit ook want toen we inderdaad samen met anderen de fietsbrug uit de ROS wilden financieren, werd dit door het college afgedaan als een uitzonderlijk slechte financiering. Maar het is verkiezingstijd en dan is het voor bewoners toch een heel sympathiek voorstel. D66 heeft er een aantal vragen over. Is het aanpassen of het schrappen van projecten gebeurd in samenspraak met de bewoners en hoe is deze participatie vormgegeven? Hoe staat deze aanpassing ten opzichte van plannen die in een net iets verder gevorderd stadium terecht zijn gekomen en die niet in aanmerking komen voor aanpassing? Is daar sprake van rechtsongelijkheid? Vanaf het begin is ten aanzien van de locatie Maranathaschool een sterke wens geuit door de omwonenden om alleen op het terrein van de voormalige school te bouwen en een mooie groenstrook langs het water te behouden. Ik heb uit de plannen niet kunnen opmaken dat die groenstrook inderdaad behouden blijft. Heb ik dat goed gezien en waarom is dat niet in het voorliggende voorstel opgenomen? We hebben eventueel een amendement achter de hand om dat nog aan te passen. Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. In een van de vele tijdschriften die bij raadsleden nu eenmaal op de mat rollen, heb ik ooit gelezen dat er een gemeente is die vooruitlopend op allerlei plannen eerst net zo lang met belanghebbenden om de tafel ging zitten tot alle neuzen dezelfde kant op stonden. Als belangrijkste voordeel van deze werkwijze werd aangegeven dat plannen gerealiseerd konden worden zonder dure en langlopende bezwaarprocedures en aanpassingen. Dat scheelde de gemeente veel geld en tijd en leverde bovenal tevreden bewoners en belangengroepen op. Dit wil ik graag als advies aan het college meegeven, want ondanks de gehouden evaluatie kenmerkt WOP-1 zich nog altijd door veel boze burgers. GroenLinks is daarom in grote lijnen blij met de aanpassingen van het college. Op het Opinieplein bleek dat er met name over de Maranatha-locatie nog onduidelijkheid is blijven bestaan. Al vanaf het begin hebben bewoners aangegeven dat het Bultpark ook doorloopt aan de overkant van het water. Voor wandelaars is het aantrekkelijk om om het water heen te kunnen lopen. Uit de jongste plannen is niet
2006
N 108
duidelijk geworden of er ter hoogte van de Maranathaschool voldoende ruimte overblijft voor een wandelpad in een parkachtige omgeving. Onze fractie vindt dat, als deze wandelroute doorbroken wordt door een woonstraatje, het afbreuk doet aan de kwaliteit van het gebied. Het tweede punt waarover wij vragen hebben, is het schrappen van de fietsroute van Schouw-Oost naar de kust. In de oude situatie is deze route nauwelijks te vinden. Zeker voor mensen die nieuw zijn in de stad en deze op de fiets willen leren kennen, is dit heel lastig. Heeft het college hiervoor een alternatief? Aanvullend wil ik het college er graag op wijzen dat uitgerekend deze route een onderdeel vormt van de LF21. Dat is het recreatieve langeafstandsfietspad dat Bataviastad verbindt via het Aviodrome, Natuurpark, Larserbos met de Veluwe; dezelfde route waarvoor de raad een aantal weken geleden geld beschikbaar heeft gesteld voor een structurele verbetering samen met de provincie en FlevoLandschap. De fietsers die straks vanaf de Veluwe via een prachtige route naar Lelystad komen en willen doorfietsen naar Bataviastad, belanden dan ter hoogte van WOP-1 in een doolhof. Heeft het college zich het belang van deze route gerealiseerd toen het deze route ging schrappen? De laatste vraag betreft het bestemmingsplan. Kunnen wij ervan uitgaan dat de hier voorgestelde wijzigingen opgenomen worden in het nog vast te stellen bestemmingsplan? De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Er zijn niet zoveel raadsvergaderingen waarin de Stadspartij het helemaal eens is met een andere spreker. Dat is vanavond wel het geval. De heer Jansen en ik hebben dezelfde gedachte. De Stadspartij is het met de heer Jansen eens. Ik hoef het hele verhaal niet te herhalen. De heer Jansen heeft veel woorden nodig om te zeggen waarom hij tegen is. Ik begrijp echter niet helemaal waarom hij zich zo verbaast. Laat hij blij zijn over de houding van de collegepartijen en het college dat ze zo duidelijk nog vóór de verkiezingen hun mening hebben gegeven. Het had diezelfde club van mensen, college en collegepartijen, wel gesierd als ze dit besluit over de verkiezingen heen hadden getild. Dan had de nieuwe raad, gelet op de meningsvorming hierover bij de verkiezingen, misschien een wat reëler beeld gegeven. Dat is niet het geval. De heer Jansen: Bij interruptie. Waarom vind ik dat zo belangrijk, en niet alleen voor de verkiezingen, want wij riepen dit vier jaar geleden ook al? Belangrijk is dat wij vinden dat de inwoners al vier jaar de dupe zijn. Hoe hier de mensen daarover denken, daar heb ik alle respect voor, maar wij zijn een andere mening toegedaan. Dus het respect blijft hetzelfde, voor de verkiezingen maar ook daarna. De heer De Jager: Ik zou zowel de heer Jansen als de heer Homan toch ook een vraag willen stellen. Zij geven nu wel heel erg af op het eerste wijkontwikkelingsplan, terwijl er volgens mij ook veel goeds over valt te zeggen. Hoor ik hier beide heren ook zeggen dat zij niet achter de doelstellingen van het wijkontwikkelingsplan staan? Want dan liggen onze werelden echt heel ver uit elkaar. De heer Homan: Ik ben blij dat deze vraag de Stadspartij in staat stelt om te zeggen, dat wij bij het amendement dat collegepartijen indienden in het najaar de gedachte hadden dat ze daadwerkelijk zouden willen heroverwegen en dat ze de mening van de inwoners uit het betrokken gebied heel erg op prijs stelden en wilden honoreren. Want het voortschrijdend inzicht dat in ieder geval bij leden van de Stadspartij voor zover nodig wel opgetreden is, hadden wij ook verwacht dat het zich had voorgedaan bij de mensen die het amendement indienden met volle overtuiging. Ik denk dat het helder is dat een heleboel dingen in een wijk goed zijn, mijnheer De Jager, voor die mensen, sociale dingen, maar waar halen we het recht vandaan om tegen die
2006
N 109
mensen te zeggen: voor dat wat voor jullie goed is binnen jullie wijk moet je inleveren het groen dat in ruime mate weliswaar aanwezig is? Die tegenstelling hebben wij langer geleden niet voldoende beseft. Die doet zich nu heel scherp voor. Inleveren van groen ten behoeve van een aantal leuke en ook zeer sociale dingen en ook dingen die je misschien heel anders kunt invullen. Je kunt een heel rijk assortiment dure woningen neerzetten, maar we wachten wel al heel lang op betaalbare koop- en huurwoningen. Ik wil in eerste termijn nog het volgende aan het college vragen. Laat ons van de Stadspartij nu eens horen waarom u met dit plan gekomen bent en waarom u niet hebt gedaan wat gevraagd is, een opsomming geven van de plannen die nog gerealiseerd moeten worden met daarbij de kosten die daaraan zouden vastzitten en, niet onbelangrijk en misschien is dat wel de kern, dat we ook willen weten de verwachting van het college wat betreft de bezwaren van de bewoners uit het betrokken gebied ten aanzien van dat plan. Dat had ik een ruiterlijke manier van bespreken gevonden en dat mis ik nu. Maar ik ben er blij mee want het zet voor de verkiezing de toon: wij gaan gewoon inbreiden. De heer Kempenaar: Mevrouw de voorzitter. Allereerst wil ik het college bedanken voor de beantwoording van de vragen uit de motie en de aanpassingen die men heeft aangebracht binnen het wijkontwikkelingsplan. De realisatie van de hoofddoelstellingen van het wijkontwikkelingsplan is voor het CDA van groot belang. De projecten die leiden tot een verbetering van onder andere de scholen, de brede school, de verbinding naar de kust, de veiligheid, de doorstroming van de inwoners binnen de wijk en de professionalisering van het buurt- en ouderenwerk geven een positieve impuls aan de leefbaarheid binnen de wijk. De reeds gerealiseerde projecten bewijzen dat in grote mate. Dat dit plan nu niet meer gefinancierd kan worden door middel van projecten binnen het wijkontwikkelingsplan is een gegeven. Draagvlak binnen de wijken is echter essentieel. Dat niet iedereen het eens is met de vorm van de uitvoering, is gebleken tijdens de vele drukbezochte bijeenkomsten. Meer en meer verschuift de focus van de positieve hoofddoelstellingen, de gemeente in samenwerking met de wijk, naar de gemeente contra de wijk. De oplossing om al die kleine projecten te schrappen, maakt de positie duidelijker. Wij willen de leefbaarheid van de wijk behouden en verbeteren. Nogmaals, draagvlak is daarbij een essentieel punt. Daarom stemmen wij in met het programma en de exploitatiebegroting WOP-1. Wethouder De Vries: Mevrouw de voorzitter. Ik stel voor dat ik de vragen beantwoord in de volgorde waarin ze zijn gesteld. De heer Soomers heeft twee vragen gesteld. De eerste vraag betreft de criteria, de tweede vraag de Maranathaschool-locatie. Bij het uitgewerkte voorstel onder punt 4.1 staat: “De beeldkwaliteit naar het water van het Bultpark kan worden gegarandeerd in de geest van de afspraken met het Comité Behoud Bultpark.” Daarin zit datgene wat de heer Soomers vraagt. Als u naar de bestemmingsgrens kijkt van het gebied dan wordt dat bestemmingsvlak doorsneden door een fietspad en wij hebben het zuidelijk deel van het bestemmingsplan laten vallen. Daarmee is het bebouwingsdeel slechts dat deel; de footprint van de school en rondom die footprint met inbegrip van de criteria die indertijd met het Comité Behoud Bultpark zijn afgesproken. Kijkend naar het schrappen liggen daaraan een aantal criteria ten grondslag. We hebben gezocht hoe je dat uniform, eenduidig, rechtlijnig zou kunnen doen. We blijven kijken en ik wijs naar de motie die is ingediend, naar de hoofddoelstellingen van het wijkontwikkelingsplan. Die hebben we voorop gezet. Ik constateer dat die motie door alle partijen behalve de Inwonerspartij is onderschreven en men daarmee
2006
N 110
de hoofddoelstellingen heeft onderschreven. Ik hecht eraan dat nog eens even te noemen. Die hoofddoelstellingen staan voorop en in die hoofddoelstellingen zit, als het gaat over het aanpakken van gebieden, vooral de onderliggende gedachte van functieverandering verankerd maar ook kwaliteitsverbetering en het financiële kader dat indertijd is meegegeven. Toen het wijkontwikkelingsplan ontwikkeld is, heeft de budgettaire neutraliteit sterk voorop gestaan en is om een kwaliteitsslag in het wijkontwikkelingsplan te maken inverdiencapaciteit gezocht. Die is veelal op kleine ontwikkellocaties gezocht. Dat waren vaak locaties van minder dan 15 woningen. Die locaties hebben we weer geschrapt. Een aantal niet omdat daarin een dubbelslag zat. Ik denk daarbij aan de Roeflocatie waar een jeugdhonk moet komen in combinatie met woningen, of een sportcomplexverbetering waar het gaat over de handbal die naar de Rietlanden moet en waar wat geld verdiend moet worden om dat mogelijk te maken bij de Rietlanden, waar overigens die handbalvereniging in de wintermaanden al in de sporthal speelt. Zo ligt er nog een locatie 3Q, ook een heel kleine locatie van 3 woningen waar we die drie woningen schrappen maar met bewoners graag in debat willen komen om te kijken of we daar een andere functie mogelijk zouden kunnen maken. Daarnaast hadden we, zoals de heer Siepel zei, het zoet en het zuur dat we moesten verenigen. Dat betekent dat we een paar leuke dingen hebben moeten schrappen. Dat zijn vooral het opknappen van de achterpaden met uniforme schuttingen maar dat is ook, mevrouw Kreuger, de middenstreng van de parkruit. Ik kom daarop straks terug. Over de Houtribweg, mijnheer Poppens, staat de afspraak. Dus ik zou kunnen zeggen: ja, ik wil. Ik constateer dat de heer Jansen vindt dat de bewoners die in het pand wonen van Philadelphia in de Jol daar niet hadden moeten wonen. Ik constateer dat de senioren die in de Kempenaar wonen, die voor een deel uit de wijk komen, daar niet hadden moeten wonen. De heer Jansen: Wij hebben met het voorstel ingestemd, als u zich nog goed kunt herinneren. Wethouder De Vries: Ik hoor u alleen maar roepen dat u geen inbreiding wilt. Hoe verklaart u dat dan? Kennelijk wilde u wel inbreiden voor de Philadelphialocatie en voor de Stichting Seniorenbouw maar de rest moet niet. Waar legt u dan de criteria, mijnheer Jansen? De heer Jansen: Dat zal ik u zo meteen vertellen en in hoofdlijnen liggen die bij de inwoners. Wethouder De Vries: Ik constateer dat de Wijkraad indertijd fel gekant was tegen Philadelphia. Wij hebben het wel gedaan en de mensen wonen er met ongelooflijk veel plezier. Ik constateer daarnaast, mijnheer Jansen, dat u het op de persoon speelt en we praten hier over collegebeleid. Als ik naar de vraag kijk van de heer Erica waar het gaat over ondeugend zijn, constateer ik dat het toen over een deelplan ging en niet over de totale financieringsstructuur van het hele wijkontwikkelingsplan. In die afweging heb ik de opmerking gemaakt zoals u hem citeerde. Ik ben blij dat het met het kind van mevrouw Boshuizen goed is gekomen en dat het geen broddelwerk is geworden. Ik moet er niet aan denken hoe het met mijn oudste zoon zou zijn afgelopen. Wij hebben, mevrouw Boshuizen, in de contacten met
2006
N 111
bewoners, denk ik, heel goed in de gaten gekregen waar de grieven liggen. Als u naar de mensen van de hoorzitting kijkt en wij hebben ze vermeld op welke projecten insprekers zijn geweest, dan hebben we dat gebruikt als leidraad in het bepalen van welke plannen eruit zouden kunnen en welke niet. Ik constateer daarnaast dat we lopende het project van het wijkontwikkelingsplan als het gaat over het Kustpark ook met u een geaccordeerde andere afspraak hebben en dat is dat we met het Kustpark in een openplanproces met bewoners gaan kijken hoe dat plan ingevuld moet worden. Dat betekent dat je ruimte en flexibiliteit biedt. Dat is in dat plan ingebakken en ik heb u aangegeven op het Opinieplein dat wij ook over de locatie in de Kempenaar, waar het over de locatie Caliope gaat en verder, een openplanproces met burgers ingaan en daarmee ruimte geven om met elkaar tot invulling te komen. Over plannen die we vastgelegd hadden, mevrouw Boshuizen, en die besloten waren is door de heer Marseille in het debat waarbij de motie werd ingediend, gezegd in een debatje met de heer Zweers - ik heb de notulen er nog even op nagelezen - dat het Galjoen-Zuid bijvoorbeeld niet meer een plan is dat terug hoeft maar dat dat vastgelegd ligt. Mevrouw Kreuger, soms is het triest dat je dingen niet kan doen. Ook het college vindt het jammer dat de middenstreng van de parkruit niet kan. Maar ik kan in ieder geval tegen u zeggen dat fietsers die óf van het noorden óf van het zuiden komen niet zullen verdwalen. We hebben als u nu al daar kijkt een prachtige parkruit aangelegd. Je kunt hem volgen en ja, hij loopt dus niet meer door het Bultpark. Dat is sneu maar dat is de prijs die we met elkaar moeten bepalen in deze keuze die we met elkaar maken voor bewoners. Uw vraag over het bestemmingsplan kan ik bevestigend beantwoorden. Dus de wijzigingen die hier vanavond voorliggen, als het goedgekeurd wordt, zullen we opnemen in het bestemmingsplan en ook de bewoners die hebben ingesproken, op die wijze antwoorden op hun zienswijze. Ik ben blij dat de heer Homan blij is met het collegevoorstel en de houding daarin. De heer Homan: U hebt mij duidelijk niet goed verstaan. Wethouder De Vries: Ik heb het toch zo begrepen. Als dat niet zo is dan mag u het in tweede termijn verduidelijken. De houding van dit plan komt vooral voort uit de motie. De hoofddoelstellingen zijn onderschreven en de wijze waarop we rekening hebben gehouden met de hoorzitting. Daarom is dit plan ontstaan zoals het ontstaan is. Ik ben blij met de opmerkingen van het CDA en overigens ook van de ChristenUnie die instemmen met het voorliggend plan.
In tweede termijn
De heer Soomers: Mevrouw de voorzitter. Dank aan het college voor de beantwoording die duidelijk maakt dat met behoud van de oorspronkelijke doelstellingen na heroverweging de verbeteringen in de wijk verder kunnen worden aangebracht, los van de zaken die ik noemde die al gerealiseerd zijn, en dat met een steeds groter wordend draagvlak bij de bevolking. Een belangrijke stap voorwaarts die wij van harte zullen ondersteunen. Dan ben ik de Inwonerspartij erkentelijk voor de duidelijkheid die ze vanavond weer schept. Wij respecteren natuurlijk ten volle dat u een enkele keer tegen iets bent, maar wij stellen daarbij vast dat u in alle overleggen over het WOP nooit ook maar een enkel spoor van een alternatief hebt geboden. Dat rechtvaardigt voor mij de conclusie dat u dus blijkbaar vindt dat de bestaande wijken rustig verpauperen
2006
N 112
kunnen. Uw bonusopmerking waardeer ik ook in die zin in alle duidelijkheid. Nog voor deze raad ook maar heeft kunnen kennisnemen van een plan geeft u al een duidelijk signaal aan de jongeren van Lelystad: wat de Inwonerspartij betreft hoeven jongeren in Lelystad geen huisvesting geboden te worden. Waarvan akte. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Er zijn enige vragen gesteld dus die wil ik graag beantwoorden. Ik ga nog een keer een poging wagen, want misschien is dat wel de laatste keer dat ik dat kan in deze raad, om zowel naar het college toe als naar de andere partijen duidelijk te maken waar de Inwonerspartij in het hele WOPgebeuren nu precies voor staat. De heer De Jager zei het al, wij staan niet zo gek ver van elkaar af, ook niet met het college en ook niet met de doelstellingen. Maar juist de wijze waarop. Wij roepen al vier jaar lang: ga nu bij het begin van de planvorming proberen met de bewoners te praten, kijk of je draagvlak kunt creëren en kom dan met plannen die een soort coöperatieve samenwerking met de bewoners kunnen zijn. De grootste klacht die wij binnenkrijgen van inwoners is: we krijgen complete plannen gepresenteerd en dan mag je er nog wat van roepen maar de plannen gaan door. Over de jongerenwoningen, mijnheer Soomers. U weet dat wij een groot voorstander zijn van jongerenwoningen, maar het college heeft nog geen jongerenwoning weten te realiseren in de afgelopen vier jaar. Nu in de eindfase, over drie weken zijn de verkiezingen, komt het college even snel met een plan. Dat mag je toch eigenlijk niet serieus nemen? Er zijn toch veel meer locaties waarnaar je onderzoek kunt doen, althans zo zou ik het doen als ik wethouder zou zijn geweest. Ik zou eerst eens kijken welke locatie daarvoor in aanmerking zou komen voor deze jongerenhuisvesting. Ik zou daar een groot voorstander van zijn. En dan gaat het ons nog niet eens om het geld. Bovendien vind ik het ook niet helemaal zuiver op de graat dat met betrekking tot de jongerenwoningen nu al, terwijl de discussie op 16 februari op het Opinieplein zal plaatsvinden, bij punt 21 een begrotingswijziging staat waarmee we moeten instemmen van € 179.000. Dus we gaan nu al instemmen en dan gaan we er over veertien dagen met de inwoners over praten. Dat is nu precies wat ik bedoel: we gaan hier eerst alles vaststellen, we gaan hier eerst alles dichttimmeren en dan gaan we met de bewoners praten. Dan de doelstellingen. Welke doelstellingen heeft de Inwonerspartij dan? Dat zijn dezelfde als u. Wij willen een veilige wijk, verlichting, Politiekeurmerk, sociale cohesie in de wijk, winkelcentra, uitstekend. Als ik kijk naar de Botter waar een voorziening is gerealiseerd van een gezondheidscentrum op een prachtig groen veld, gedragen door de wijk, daar hebben wij mee ingestemd. Dat vinden wij prima. Ook met de woningen op de Kempenaar, ouderenwoningen zijn daar gerealiseerd, compleet met draagvlak, er is goed gecommuniceerd met de inwoners, hebben wij ingestemd. Dus legt u ons nu niet het stempel op dat wij de doelstellingen niet onderschrijven en stoïcijns tegen inbreiden zijn. Wij zijn tegen inbreiden als er geen draagvlak is. Tot slot wil ik het volgende melden. Ik spreek de wethouder niet persoonlijk aan; ik spreek het college aan. Als ik u persoonlijk aanspreek, dan is dat mijn fout. Ik bedoel te zeggen het beleid van het college; ik zal me daar verder aan houden. Maar het zit nu eenmaal in uw portefeuille dus vandaar dat ik u zo aanspreek. Wat de verpaupering van de wijk betreft, zoals mijnheer Soomers aangaf, dan mag ik u eraan herinneren dat de PvdA al 25 jaar aan de macht is hier in Lelystad. Als er 10 jaar geen onderhoud gepleegd wordt in de wijk, dan kunt u het toch niet de Inwonerspartij aanrekenen dat er dan verpaupering in de wijk heeft plaatsgevonden? Nee, dan mag u zich dat zelf aanrekenen waarom u 10 jaar geen onderhoud hebt
2006
N 113
gepleegd in de wijk. Dan had ik liever gezien dat het wijkontwikkelingsplan wijkonderhoudsplan had geheten en dan had u ons toch aan uw zijde gehad. De heer Erica: Mevrouw de voorzitter. Ik heb nog een vraag. Op welke afspraak doelde u, mijnheer De Vries, toen u de heer Poppens antwoord gaf? Mevrouw Boshuizen: Mevrouw de voorzitter. Mijn eerste vraag in de eerste termijn had ik niet helemaal voor niets gesteld: is het aanpassen van die projecten gebeurd in samenspraak met bewoners? Nu zegt het college dat u wel weet hoe de bewoners erover dachten, dus het college kon dat zo wel zelf doen. Dat vind ik dan toch jammer. Ik hoor namelijk van bewoners over de locatie Maranathaschool zorgen. Ze denken dat ook het aangepaste plan niet in samenspraak met hen is gemaakt. Dan denk ik: jammer, want u hebt met dit lijstje een heleboel onrust weggenomen bij veel mensen maar als u nu net even iets eerder contact had opgenomen met die groepen die zich daarmee expliciet bezighouden, dan hadden we misschien dat laatste stukje onrust ook nog weggenomen. Ik weet het eerlijk gezegd niet. U zegt: het is de foootprint en rondom de footprint. Ik vind het eigenlijk heel vervelend als ik mij met dusdanige details moet bezighouden, terwijl we altijd afspreken dat we ons met de hoofdlijnen moeten bemoeien. Maar ik stel de vraag dan toch nog maar een keer: hoe zit het daar precies; kunnen wij ervan uitgaan dat het echt alleen de Maranathaschool-locatie is en niet meer? Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Ik wil mij in grote lijnen bij mevrouw Boshuizen aansluiten wat betreft het zorgpunt voor de Maranatha-locatie. Hier staat dat het in samenspraak is met het Comité Behoud Bultpark, maar zeker naar aanleiding van het vorige Opinieplein hebben ons ook vanuit die richting berichten bereikt dat men zich zorgen maakt over hoe het er daar precies komt uit te zien. Dat was op de kaart niet duidelijk. Heel concreet: blijft daar langs het water een strook groen over van voldoende breedte, dat het wat kwaliteit houdt, een parkachtig geheel blijft? Op die vraag is niet duidelijk genoeg geantwoord. Wij hadden daarvoor een amendement klaarliggen, samen met D66 en Leefbaar Lelystad. Ik wil dat eventueel nog achter de hand houden totdat het college een antwoord geeft. We willen toch duidelijk dat er een strook van voldoende kwaliteit overblijft. Daarnaast wil ik terugkomen op de langeafstandsfietsroute 21. Deze loopt oost-west en heeft een vaste routering. Die loopt precies via dat stuk van het middenstuk dat dus niet opgeknapt gaat worden. Dat betekent wel dat voor fietsers van buiten de stad Bataviastad heel slecht bereikbaar wordt, tenzij het college, en dat had ik graag willen horen, op een andere manier die route gaat aangeven waardoor hij toch duidelijk wordt en men niet moet zigzaggen over parkeerplaatsen en over stoepjes. Ook daarop nog graag een antwoord. Wethouder De Vries: Mag ik een poging doen om mevrouw Kreuger gerust te stellen? Anders moet het amendement ingediend worden en ik denk dat dit efficiënter is. Mevrouw Kreuger. Ik heb voorgelezen dat wij conform de afspraken met het Comité Behoud Bultpark het plan gaan inrichten. Ik zeg dit ook tegen mevrouw Boshuizen, u hebt met het college een participatietraject afgesproken. We hebben met elkaar vastgesteld wat we er gaan doen. Hoe we het gaan invullen, gaan we met bewoners bespreken. Dat doen we altijd. Dat betekent dat ook het Comité Behoud Bultpark daarbij betrokken wordt. Dat zou voor u toch de garantie moeten zijn in het kader van de afgesproken participatielijn dat het voor elkaar komt. Volgens mij zijn we heel dicht bij elkaar en ligt er geen verschil. Dus de wens van het Comité die groene rand langs de kant in stand te houden. Wij denken dat wij daarmee uitkomen. Wij doen dat in samenspraak met bewoners en belanghebbenden, dat is het Comité. Ik denk dat
2006
N 114
daarin de borging en de garantie liggen dat het voor elkaar komt. We hebben met u afgesproken dat als we dat plan met bewoners en Comité hebben afgesproken, we dat ook hier aanbieden ter goedkeuring. Dus daarmee hebt u een dubbele garantie naar mijn idee dat het goed komt. Mevrouw Kreuger: Ik kijk even naar de mede-indieners. Niet indienen? Dat is het geval. De voorzitter: Akkoord. Gezien de toezegging die de wethouder op dit moment heeft gedaan namens het college wordt het amendement niet ingediend. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Ik wil graag nog even heel duidelijk maken wat de argumenten zijn van de Stadspartij om hierover een standpunt in te nemen. Ik hoop dat het collegelid mijnheer De Vries goed luistert. Het gaat niet alleen om onze vragen maar ook over de vraag naar ons toe van de bewoners. Voor die geldt hetzelfde. Wat is er aan de hand? Veel mensen in Lelystad zijn hier komen wonen omwille van de kroonjuwelen en het groen is de eerste plaats. Het is niet goed om het aantal stukken groen te verminderen, maar het is nog meer niet goed omdat als je aan het groen komt, dan kom je aan de ruimte. En kom je aan het groen en de ruimte, dan kom je aan de rust. Dus je verkwanselt met het inbreiden de drie kroonjuwelen van de bewoners van Lelystad. En daar is men met z’n allen tegen. Ik hoef u niet te zeggen waar u dat kunt vinden. U kunt allemaal de stemwijzer lezen. Het gaat helemaal in tegen de wens van de bewoners en datgene wat de mensen heeft aangetrokken naar Lelystad. Ik denk dat daardoor ook het amendement van de collegepartijen voor ons in het najaar de gedachte gaf dat zij met ons van mening waren: wij moeten dat herzien, wij moeten dat heroverwegen. Niet meer en niet minder. Maar daarvan zie ik niets terug, want het college levert ons niet de inventarisatie met per plan wat de kosten zijn, woningbouw en anders, en ook of er eventuele bezwaren zijn tegen dat eventuele plan. Ik denk dat helder is wat de gedachten waren bij het aannemen en instemmen met het amendement. Mijnheer De Vries, daarmee instemmen was voor ons niet dat we onderschreven de oorspronkelijke doelstellingen van het oude plan. Natuurlijk niet, want dat heet niet heroverwegen. Door het instemmen gaven wij aan dat wij heel graag met u, met elkaar, zouden plussen en minnen. Wat doen we; gaan we door op die onverdroten weg of komen wij door heroverweging en voortschrijdend inzicht tot ommekeer en inkeer? Helder en duidelijk wat de mening is van de Stadspartij: inbreiden in de wijken moet je niet doen. Dat zeggen de bewoners van Lelystad. Het gaat in tegen datgene wat ze hier aantrekt. En er is nog ruimte zat, want in de randen van de wijken is nog een heleboel te bouwen. Daar kun je nog een heleboel leuke dingen mee doen. De heer Jansen: Mag ik een vraag stellen aan mijnheer Homan? Als ik de twee woordvoerders bij uw partij zie zitten die altijd een groot voorstander zijn geweest van inbreiden, waarom bent u niet twee jaar eerder opgestapt bij de PvdA? De heer Homan: Het is jammer dat de heer Jansen niet heeft gewacht met deze vraag tot ik klaar was. De Stadspartij hecht eraan nu mee te geven dat wij niet kunnen instemmen met dit voorgesteld besluit, maar tegelijkertijd betekent dit voor ons niet dat wij het oude plan blijven omarmen want daar waren we, gelet op datgene wat ons voorgelicht werd, tegen. Wethouder De Vries: Mevrouw de voorzitter. De heer Erica heeft nog gevraagd waar het antwoord aan de heer Poppens op sloeg. Dat gaat over het plan voor de
2006
N 115
Houtribweg. We hebben met u een procesafspraak gemaakt en die komen we na, ook in dit plan. Dat betekent dat dat plan ook in de raad komt. Mevrouw Kreuger, ik heb in eerste termijn ook aangegeven dat het college de route die nu over de middenstreng van de parkruit ligt, zal verleggen naar de noord- of de zuidroute van de parkruit. Ik zou u aanraden de parkruit eens te fietsen want je kunt hem als je de kleur rood kunt ontdekken, gewoon helemaal uitfietsen tot aan de kust. Men verdwaalt absoluut niet; het is een heel helder zicht. Als je er bij Schouw-West op stapt kom je vanzelf bij Philadelphia uit. In het betoog van de heer Homan zit geen vraag, dus daarop hoef ik niet in te gaan. Ook de IPL heeft eigenlijk alleen maar een betoog gehouden en geen vragen gesteld. De heer Homan: Dan moet ik toch herhalen waarom het college niet komt met die inventarisatie. Wethouder De Vries: Excuus. U hebt gelijk. Wij hebben kabinet ter inzage gelegd bij de griffie alle financiële stukken onder elk deelplan. Ik heb ze zelf gecontroleerd. De heer Homan: Het gaat er niet om dat kabinet niet ter inzage is gelegd datgene wat de heer De Vries nu zegt. Ik had de mening dat wij zouden heroverwegen op basis van de informatie die daar ligt. Maar dan komt er een plan, dus dan ben je als college al aan het heroverwegen geweest en dan dacht ik: dat hadden wij kunnen bespreken. Wethouder De Vries: Als er geen plan gelegen had dan had de heer Homan waarschijnlijk gezegd: er ligt geen plan; wij kunnen niets. Zo kunnen we het balletje ook kaatsen en dat hebben we vaker gedaan. We hebben een afweging gemaakt, en ik denk dat ik dit nog aan mevrouw Boshuizen schuldig ben, op basis van een hoorzitting, een volle zaal, waar ik zelf bij ben geweest. Op basis daarvan (en als dat niet de samenspraak is met de bevolking) hebben we het plan aangepast. We zijn ook al een paar jaar op weg. We weten heel goed met elkaar hoe het zit. Ik mag ook nog constateren dat we in het verleden, als ik kijk naar bijvoorbeeld Galjoen-Zuid, ongelooflijk goed tegemoet gekomen zijn aan de wensen van burgers en daarover met elkaar goede besluiten genomen hebben. Dus ook die participatie is naar mijn idee zeer voldragen en zeer volwassen geweest. De heer Homan: Mag ik een slotopmerking maken? Ik denk dat het heel mijnheer De Vries een betoog heeft gehouden. Hij geeft daarin duidelijk terug: jullie hebben helemaal je kaderstellende rol niet in te vullen, dat college wel. U hebt dat op uw manier goed gedaan, maar u hebt ons de onthouden.
aardig is dat aan de raad doen wij als mogelijkheid
De voorzitter: Ik wil het debat nu afsluiten. Volgens mij hebben we dit genoeg doorgenomen. Laten wij overgaan tot stemming. Wie is tegen dit voorstel? Ik zie de Stadspartij en de Inwonerspartij. Wie is voor het voorstel? PvdA, ChristenUnie, CDA, VVD, GroenLinks, D66, fractie De Jong en Leefbaar Lelystad. Dan is dit voorstel aangenomen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten met de aantekening dat de fracties van Inwoners Partij Lelystad en Stadspartij geacht worden tegen het voorstel te hebben gestemd.
2006
9.
N 116
Voorstel inzake conceptvoorontwerpbestemmingsplan Buitengebied (stuk nr. B05.01505) De heer Terbach: Mevrouw de voorzitter. De raad wordt gevraagd bij dit onderwerp in te stemmen met de beantwoording van de aangegeven kaders. Ik stel vast dat het om een unicum gaat. De raad heeft een heleboel kaders meegegeven ruim twee jaar geleden, daarmee tegelijkertijd het college met een bijna onmogelijke opgave opgezadeld want het waren er bijna negentig. Ik ga ervan uit dat dit de oorzaak is dat we er nogal lang op hebben moeten wachten. Het was een soort oefening in kaderstelling en ik constateer dat het college heel goed geslaagd is in het vormgeven, het omgaan met de meegegeven kaders. Toch begin ik met een kritische opmerking; één van onze eerste adviezen, want zo hebben wij vanuit onze fractie alle kaders maar genoemd. Wat ons betreft hadden nadrukkelijker dan nu gebeurd is de ontwikkelingspotenties van de verschillende gebieden, met name op het gebied van recreatie en toerisme, onderzocht kunnen worden. Maar als we kijken hoe het college op hoofdlijnen een keuze gemaakt heeft, kunnen we daarmee instemmen, namelijk dat je aangeeft dat de primaire functie van ons buitengebied agrarisch blijft, dat in ieder geval wel nevenfuncties mogelijk zijn en dat ook op recreatief/toeristisch gebied via vrijstellingsmogelijkheden en wijzigingsmogelijkheden het een en ander, wanneer we dat wenselijk of noodzakelijk vinden, mogelijk is. In ieder geval een hele grote stap vooruit vergeleken bij de huidige situatie. Dan nodigt de beantwoording van de kaders natuurlijk uit om al die kaders langs te lopen. Dat zal ik niemand aandoen. Dus ik wil me beperken tot naast de kernopmerking van zojuist, een paar verdere opmerkingen te maken, want de vragen heb ik allemaal al op het Opinieplein kunnen stellen. Ik denk dat vanuit de agrariërs gezien er heel goede mogelijkheden zijn om zich verder te ontwikkelen en als dat niet lukt, om in ieder geval voorzien te zijn van goede regelingen bij overname; of dat nu hier in het gebied is of van buiten. Verder zijn er heel veel ontwikkelingsmogelijkheden op het erf en daarmee kunnen wij van harte instemmen. Dit is nu, denken wij, het meedenken met in plaats van eerst de hakken in het zand en kijken wat er dan misschien nog mogelijk is. Een grote stap vooruit. Tweede element is dat er ook heel veel duidelijkheid wordt gecreëerd. Soms wat ons betreft nog wat op detailniveau, maar we leggen ons erbij neer dat als je tegen verrommeling en verstening bent, zoals dat in jargon heet, dat dat noodzakelijk is. Wat erg goed gelukt is, en dat was ook een belangrijk aspect voor ons, was: college beschrijf nu eens heel goed de relatie met landelijke, provinciale en lokale beleidsaspecten. De eerste 20 tot 25 bladzijden van het voorliggende conceptvoorontwerp beantwoorden daaraan uitstekend. Bij het nalopen, want dat is dan voor ons ook doorslaggevend, van de zogenaamde specifieke kaders, dat zijn er ruim 70, overheersen bij ons heel simpel tellend de plussen ver boven de minnen. Dan is de conclusie dat wij kunnen instemmen met de voorliggende beantwoording. De heer Hijmissen: Mevrouw de voorzitter. Het CDA heeft in 2003 graag gebruik gemaakt van de mogelijkheid om kaders mee te geven voor het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan. Want wat wil en wilde het CDA? Het buitengebied is overwegend agrarisch en dat moet het naar onze mening ook blijven. Om een vitaal platteland te hebben is een tweede bedrijfstak nodig en daarvoor moet je regels stellen. Wij vinden dat verrommeling van het gebied moet worden voorkomen en we vinden dat de recreatieve waarde moet worden versterkt. Met andere woorden, het buitengebied moet ook toegankelijk zijn voor wandelaars en fietsers.
2006
N 117
Hoe beoordelen wij de beantwoording die nu voorligt? Het CDA kan zich in grote lijnen vinden in de reactie op de meegegeven kaders. De hoofdlijn sluit aan bij onze wensen. Een paar zaken wil ik eruit lichten en onder de aandacht brengen. Het voornemen om in principe geen tweede bedrijfswoning toe te staan, heeft onze instemming. Zeeuwse toestanden zoals die vorige week in het nieuws waren, moeten in het buitengebied worden voorkomen. Een agrariër moet zijn werk kunnen doen. De randvoorwaarde dat een tweede bedrijfstak of economische activiteit in principe aan de agrarische sector moet zijn gelinkt, heeft ook onze instemming. Het agrarisch karakter moet immers niet verloren gaan. De mogelijkheid om bij bedrijfsbeëindiging kleinschalige horeca toe te staan, maakt het gebied aantrekkelijk voor fietsers, voor recreatieve doeleinden. Een laatste punt, het beleid ten aanzien van windmolens. Verrommeling moet worden tegengegaan, je kunt daar wisselend over denken, maar het grote aantal windmolens in het buitengebied vinden wij het buitengebied niet sterker maken. Het beleid moet vanuit onze invalshoek dan ook gericht zijn op het nieuwe beleid ten aanzien van windmolens dat het aantal kilowatts behouden blijft maar het aantal molens sterk wordt teruggedrongen. Een slotopmerking. Het besluit dat u ons voorlegt vraagt niet om instemming met het voorontwerpbestemmingsplan. Wij wachten als CDA dan ook de reacties die straks worden gegeven als het de inspraak ingaat, af voordat wij een finaal oordeel geven over het bestemmingsplan. De heer Siepel: Mevrouw de voorzitter. Naar het oordeel van onze fractie is het college er goed in geslaagd om antwoorden te geven op de kaders zoals die zijn meegegeven door de verschillende fracties. Wat de ChristenUnie betreft springen er een paar uit en daarom wil ik die graag noemen. Het eerste is dat er uit de beantwoording van de vragen blijkt dat er maximale ruimte wordt geboden aan de agrariërs in ons buitengebied, en velen van hen hebben een moeilijke inkomenspositie, om neveninkomsten te verwerven zonder dat de kwaliteit van het landschap te veel wordt aangetast. Dat is uiteraard de grens die eraan gesteld moet worden. Een tweede punt dat ois is opgevallen en dat wij erg belangrijk vinden, is de bevordering van een aantrekkelijk landschap. Want laten we eerlijk zijn, het buitengebied van onze stad is de tuin van onze stad en het is erg belangrijk dat die tuin er mooi bij ligt. Bevordering van een aantrekkelijk landschap kan bijvoorbeeld, en dat blijkt ook uit de antwoorden die het college gegeven heeft, met geen vergroting van het aantal intensieve veehouderijen, versterking van de natuurontwikkeling, aanleg en verbetering van de fiets-, ruiter- en wandelpaden en terughoudendheid, die blijkt ook uit het voorstel van het college, met het uitbreiden van het aantal windturbines. Daar wil ik overigens een vraag bij stellen want het college zegt, als er een windturbine omvalt mag hij wel vervangen worden, maar alleen maar door een turbine met hetzelfde vermogen. Dat begrijpen we niet zo goed, want als door de ontwikkeling van de techniek het vermogen groter kan worden, en wij vinden toch windenergie als energiebron belangrijk omdat de fossiele brandstoffen eindig zijn en we daar zuinig op moeten zijn, en er zonder vergroting van het aantal windmolens meer vermogen kan worden opgewekt met windturbines dan zouden wij dat toejuichen. Dus daar is het college naar ons gevoel iets te terughoudend. Het laatste punt is het veiligstellen van archeologische monumenten. Dat is naar ons oordeel ook een belangrijk punt, want de sporen van de vroegste bewoning van dit gebied moeten nadrukkelijk bewaard blijven. Blijft over een detail. Als we het besluit nemen zoals het is voorgelegd, komt één ding niet goed als ik het zo mag zeggen. Toen deze beantwoording op het Opinieplein aan
2006
N 118
de orde was hebben wij ons verbaasd over het standpunt van het college dat bollenteelt in wisselteelt niet zou zijn toegestaan. Dat betreuren wij want wat is mooier dan bloeiende bollenvelden? In wisselteelt zou dat naar ons gevoel heel goed kunnen. Toen kregen wij het antwoord van het college dat dat een vergissing is en dat het wel wordt toegestaan. Ik heb nog eens even gekeken in de beantwoording van de vragen zoals die nu op het internet staat, dus wat wij nu hebben voorliggen, en daarin zit nog dezelfde fout. Dus als wij nu die beantwoording vaststellen dan zou op dat punt die correctie nog wel moeten worden doorgevoerd om niet later geconfronteerd te worden met de onmogelijkheid om bollenteelt in wisselteelt, verfraaiing van het landschap tenslotte, mogelijk te maken. De heer Van Erk: Mevrouw de voorzitter. Veel is al gezegd en ik wil niet in herhaling vervallen. In ieder geval is het zo dat wij enthousiast zijn over het gelopen proces. De VVD heeft in 2003 mede het initiatief genomen om met de toenmalige leden van de commissie Ruimte een uitgebreide oriëntatie te doen naar datgene wat er leeft in het buitengebied. Dat heeft ertoe geleid dat de zogenaamde kaders het aantal van 88 hebben bereikt. Ook van de kant van de VVD de waardering voor de wijze waarop het college daarmee heeft gejongleerd. Blijkens de reacties die er waren op het Opinieplein, een beperkt aantal nog zeer indringende vragen die buitengewoon goed zijn beantwoord van de kant van het college, hebben wij er alle vertrouwen in dat dit stuk dat nu voorligt, het conceptplan, een heel goede basis is voor de inspraak die nu volgt. Wij denken dat de inhoud van dit stuk voldoende basis biedt voor het college om te sturen daar waar nodig op de ontwikkelingen en tegelijkertijd dat er voldoende ruimte wordt geboden aan de bewoners en de agrarische ondernemers in het buitengebied om beter met de mogelijkheden en kansen om te gaan. Wij wachten de reacties van de inspraakronde af en zullen dan ons uiteindelijke oordeel over het stuk geven. De heer Teunissen: Mevrouw de voorzitter. Het college heeft een goede beantwoording gegeven. Dit gezegd hebbende, hebben wij toch nog enige punten. De punten betreffen de woonboten. In de beantwoording wordt aangegeven dat in dit gebied geen woonboten aanwezig zijn en ook niet worden voorzien. Er wordt ook gesteld dat er geen behoefte aan is. Nu wil ik niet een hele discussie voeren of er wel of geen behoefte is maar de mogelijkheden om ook in het buitengebied voor deze woonvorm iets te scheppen, zeker in de situatie dat we toch met een bestemmingsplan bezig zijn, waren voor mijn fractie de aanleiding om dit kader mee te geven. Het valt ons wat tegen dat daarop niet is ingegaan. Het is voor ons niet zo’n zwaarwegend punt dat we niet met de beantwoording kunnen instemmen, maar ik vind het jammer dat voor deze woonbehoefte geen mogelijkheden worden geschapen. Ten aanzien van de windmolens is al opgemerkt dat er nu een heel vreemde, stringente situatie ontstaat, nu er een moratorium is. Als er niets gebeurt en de oude molens zouden omvallen, dan zouden alleen maar dezelfde molens ongeveer terug mogen komen. Ik denk dat er dan praktisch geen molens terugkomen, omdat de efficiëntie van die molens natuurlijk met grote stappen vooruit gaat maar dat betekent meestal ook wel wat voor de hoogte daarvan. Tenzij dat het expliciete doel is van het college, lijkt me dit toch een wat moeilijk punt en zou ik daarop toch antwoord willen hebben van het college. Ten slotte. Eén van de onderwerpen die niet is opgenomen omdat hij niet in het bestemmingsplan is meegenomen is de Flevocentrale, omdat deze een eigen bestemmingsplan krijgt. Ik waag mij toch maar aan de vraag: kan het college ons enigszins aangeven wanneer met dat bestemmingsplan begonnen gaat worden?
2006
N 119
Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Wij hebben drie punten waarop we zouden willen terugkomen. Om te beginnen de windmolens. Dat is al door anderen aangehaald. Ook wij vinden het vreemd dat een windmolen niet vervangen mag worden door een wat grotere. In de praktijk blijkt dat de oudste windmolens ongeveer 45 meter hoog zijn. Die zijn veel minder rendabel dan de grote van 70 meter. Dergelijk oude molens zijn natuurlijk het eerst aan vervanging toe, dus een ondernemer mag deze dan niet vervangen door een molen van 70 meter. Dat zal in de praktijk waarschijnlijk ertoe leiden dat zo’n agrariër die investering niet meer zal doen en dat we naar minder molens in deze polder toegaan. Dat is volgens ons toch strijdig met de doelstellingen om wat meer schone energie op te wekken. Ons tweede punt betreft de intensieve veehouderij. In het kader 47 is aangedragen dat een neventak van 2.500 m2 nog wordt toegestaan. Maar intensieve veehouderij is vaak in een stal of een schuur, met name kippen en varkens. Dan is 2.500 m2 best een behoorlijk oppervlak en vragen we ons af in hoeverre dan nog sprake is van een neventak. Wat wij ons ook afvragen is of deze afmeting slaat op het grondoppervlak en of dat eventuele gestapelde bouw zou uitsluiten. Graag daarop nog een reactie. Tot slot constateren wij dat er wat tegenstrijdigheden zitten in de reikwijdte van het bestemmingsplan. Onder punt 42 staat: “In een bestemmingsplan is geen regeling mogelijk van de agrarische aard van een bedrijf. Dat bemoeilijkt een verbod op gengewassen.” Maar bij het tweede bolletje van 3b. staat dat permanente bollenteelt opgenomen is als verboden gebruik. Het is natuurlijk erg vreemd dat je gengewassen niet zou kunnen tegenhouden en de teelt van bloembollen wel. Wat is nu wel en niet te regelen in het bestemmingsplan? Aansluitend: geldt dat verbod op permanente bollenteelt ook voor de biologische teelt? Graag daarop een reactie. De heer Verhoef: Mevrouw de voorzitter. Het buitengebied heeft een tweetal functies, een woon/werkfunctie en een toeristisch/recreatieve functie. De inwoners van Lelystad kunnen er rust en ruimte vinden. De Stadspartij is van mening dat beide functies niet met elkaar moeten conflicteren maar in tegendeel, elkaar dienen te ondersteunen zodat er sprake is van een vitaal buitengebied met voldoende ontwikkelingsmogelijkheden. Het voorstel van het college gaat uit van diezelfde intentie maar had wat de Stadspartij betreft wel wat meer visie en wat meer ambitie mogen hebben. Naast de landelijke en provinciale kaders heeft de gemeenteraad in 2004 het college een aantal kaders meegegeven voor het buitengebied. Een aantal van die kaders zijn terug te vinden. Er blijven echter ook nog wat vragen. Eén van de knelpunten is bijvoorbeeld de omvang van de bouwpercelen. De Stadspartij hoort graag van het college hoe het hiermee denkt om te gaan. Hetzelfde geldt ten aanzien van een tweede woning. Dit is alleen toegestaan vanuit een oogpunt van agrarische bedrijfsvoering. De Stadspartij dringt aan op een soepele omgang met dit criterium wanneer het bijvoorbeeld over een tweede woning gaat voor een boer in ruste. Er wordt gesproken over een verdere ontwikkeling van de kennisinstellingen. Het Biosciencepark komt ter sprake. Hoe realistisch is het om uit te gaan van een verdere ontwikkeling van de kennisinstellingen? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de Flevocentrale, de plannen van Electrabel om hier twee moderne gasgestookte eenheden voor de productie van elektriciteit te vestigen? Het college spreekt de verwachting uit dat de verschillen tussen de gangbare en de biologische landbouw op termijn zullen vervagen. Nu zijn er nog vaak klachten over en weer. Hoe verhoudt zich dit? Slechts summier wordt gesproken over gentechnologie, over proefvelden. De Stadspartij wil nog eens benadrukken dat met betrekking tot genetisch
2006
N 120
gemanipuleerde organismen veel regelgeving landelijk en Europees en niet gemeentelijk is bepaald. Denk daarbij aan de uitspraak van het Europese Hof van Justitie dat wij daarover als gemeente geen inspraak hebben. Vanaf wanneer weet het college van deze uitspraak? Het college moet naar de mening van de Stadspartij voorkomen dat hierover bij de inwoners onduidelijkheid ontstaat of valse verwachtingen worden gewekt. De heer Erica: Mevrouw de voorzitter. Onze fractie is erg verheugd dat er na 26 jaar eindelijk een nieuw conceptvoorontwerpbestemmingsplan van stapel loopt. Ik vind het wat vreemd dat in de vorige raadsperiode de politieke partijen zich hieraan kennelijk niet hebben willen branden. Maar ik ben blij dat wij als nieuwe partij dit mogen meemaken. In het indrukwekkende boekwerk komen wij toch een aantal zaken tegen. In de eerste plaats vraagt onze fractie zich af waarom in dit conceptvoorontwerpbestemmingsplan geen rekening is gehouden met een toekomstige derde aansluiting van de A6. Het lijkt ons voor de hand liggen dat deze derde aansluiting ook een functie krijgt voor het verbeteren van de bereikbaarheid van zowel de luchthaven als het industrieterrein Flevopoort. Want op bladzijde 41 onder het kopje ontwikkelingen staat helemaal niets over deze aansluiting geschreven, terwijl er verderop op bladzijde 55 wel gewag wordt gemaakt van die A6-aansluiting. Dus dat verbaast ons dat hij ook op de tekening niet zichtbaar is gemaakt. Een tweede punt. De fractie vraagt zich af wanneer deze nota is geschreven, want in de betreffende tekst staat over de Larserweg: "Ook de Larserweg wordt gereconstrueerd. De komende jaren zal de Larserweg dubbelbaans worden gemaakt. De werkzaamheden zijn inmiddels gestart.” Het bureau Amer-adviseurs zou toch eens moeten kijken hoe mooi die rijbaanverdubbeling er al jaren bij ligt en de teksten in het conceptvoorontwerpbestemmingsplan (CVB) wat moeten actualiseren. Waarvan akte. Met betrekking tot de geluidshinder vliegverkeer maakt de tekst van het CVB gewag van het niet voorzien in nieuwe gevoelige bestemmingen. Ik vraag mij af, dat staat ook niet in de lijst die achterin zit, wat nu gevoelige bestemmingen zijn. Misschien dat het college mijn fractie dat zou kunnen uitleggen. De heer Siepel: Mag ik een vraag aan de heer Erica stellen? Waarom verschiet u uw kruit nu al? Het CVB is nu helemaal nog niet aan de orde. Het gaat nu alleen maar om de beantwoording van de vragen die wij gesteld hebben, de kaders. U bespreekt al dit stuk. De heer Erica: Wij openen de eerste aanval, zegt mijn collega. Ik sluit af met de vraag waarom de recreatieve functie van de Meeuwenhoeve aan de Meeuwenweg niet expliciet in dit plan is opgenomen. De heer Ongering: Mevrouw de voorzitter. De Inwonerspartij heeft er behoefte aan om het zoet en het zuur hier ook te verdelen en naar het college haar waardering voor de wijze waarop het een redelijk samenhangend concept heeft samengesteld uit te spreken. Weliswaar, ik was het niet van plan maar er is hier zoveel over windmolens gesproken, wil ik toch nog even mijn bekende standpunt herhalen dat ik hoop dat ze allemaal ontmanteld gaan worden en dat minder en hoger voor ons althans betekent dat de horizonvervuiling alleen maar toeneemt. De Inwonerspartij is mede daarom voor een verruiming van de inkomsten van agrariërs en daarom zijn wij voor ruime mogelijkheden voor recreatie.
2006
N 121
Wethouder Van der Zwan: Mevrouw de voorzitter. Ik ben namens het college uiteraard blij dat wij die kleine honderd kaders die de raad heeft meegegeven tot een redelijk coherent geheel hebben kunnen omvormen. Dat is denk ik al een prestatie van formaat waarmee vooral de ambtenaren bezig zijn geweest, dat zult u begrijpen. Maar het toont ook aan dat uw opmerkingen en uw kaders niet zo divergerend waren, dus dat het blijkbaar kaders waren die in een redelijk conceptueel stuk gevat konden worden. Eerlijk is eerlijk, als u de opmerkingen hoort van de leden van de klankbordgroep, en dat waren toch mensen die er verstand van hebben of belangen hebben in dat gebied, het is er niet slechter op geworden door uw kaders. Dat moet het college ook toegeven. Dus wat dat betreft complimenten weer geheel aan uzelf. Als je het dan hebt over ambitie en over ontwikkelingsgerichtheid en wat dies meer zij en je kijkt naar hoe wij die kaders verder hebben ingevuld en hoe we dat voorontwerpbestemmingsplan nu aan u hebben aangeboden, dan moet ik toch die fracties bestrijden die zeggen dat hier gsen ambitie in zit. Hierin zit nu juist wel ambitie en juist wel ontwikkelingsgerichtheid, maar het is conserverend op die plekken waarvan we zeggen dat de belangen en de waardes van het gebied intact moeten worden gehouden. Dan heb ik het over het vasthouden van de oorspronkelijke cascobenadering, toen Oostelijk Flevoland werd ingericht, waarbij er een hele strikte functiescheiding is toegepast tussen agrarische activiteiten, bossen en natuurwaarden, en waar rationele heldere verkaveling is toegepast, open landschap. Dat willen we behouden. Dat is conserverend. Maar daarnaast ontwikkelingsgericht als het gaat om de primaire functie, de agrarische functie. Ik ben het met u eens als je kijkt naar de agrariër dan wordt hem toekomstgericht een duurzame mogelijkheid geboden om voort te gaan met zijn bedrijf, ook economisch rendabel en verantwoord. Dat is de basis van dit voorontwerpbestemmingsplan en dat is voortgekomen uit de kaders die u hebt aangereikt. Ik zie de verdere besluitvormingsgang van het bestemmingsplan, en de heer Siepel heeft natuurlijk weer volstrekt gelijk, u krijgt nog alle mogelijkheid om daarover uw definitieve oordeel uit te spreken, met vertrouwen tegemoet. Dit in algemeenheid. Als ik nu op specifieke onderwerpen inga, dan is dat bijvoorbeeld de windmolens. De heer Ongering had weer de gelegenheid om zijn stokpaardje te berijden. Dat gunnen wij hem, zeker omdat hij zulke vriendelijke woorden naar het college heeft gesproken. Ook een unicum. Maar als het gaat over de windmolens dan is het zo dat wij precies hebben bestemd welke windmolens er nu zijn en dat wij nu zitten in een moratorium van beleid, zowel provinciaal als gemeentelijk, want dat hebt u ook vastgesteld. Dan kunnen we niet anders dan als er een windmolen omvalt, of als iemand wil vernieuwen, te kijken naar het bestemmingsplan en dan zeggen: dat is dan wel aardig, maar mijnheer de agrariër of anderszins, u hebt hier de mogelijkheid om een windmolen weer neer te zetten of op te bouwen maar dan wel volgens dezelfde specificaties als nu in het bestemmingsplan staan. Dat betekent de hoogte en de rotordiameter en dat is het dan. Dat doen wij omdat de provincie samen met de gemeente in het provinciaal Omgevingsplan zo meteen, nog dit jaar, beleid gaat vaststellen dat ertoe leidt dat er uiteindelijk veel minder windmolens worden geplaatst, die natuurlijk wel moderner en hoger zijn, veel meer geconcentreerd en die leveren ook veel meer megawatt op. Nu is het zo dat de windmolens in Flevoland ongeveer 900 megawatt opleveren. Het zijn er een kleine 800. Zo meteen is de doelstelling van de provincie, en wij scharen ons daar natuurlijk achter, uiteindelijk zo’n 400 windmolens; dus een sanering van de windmolens die er nu zijn ook met behulp van de agrariërs die nu windmolens hebben. Ongeveer 400 windmolens, geconcentreerd in het landschap, dus veel meer inpasbaar in het landschap, en een opbrengst van ongeveer 1.200 megawatt. Dat is uiteindelijk het scenario dat de overheden in Flevoland voorstaan. Dan kunnen wij het nu niet hebben dat er
2006
N 122
windmolens zijn die vervangen worden door een grotere op de plek waar ze nu staan. Dus wij moeten dat wel even nemen op deze manier. Dan is door de fractie van GroenLinks gevraagd hoe het kan dat we aan de ene kant in het bestemmingsplan geen gebieden aangeven voor alleen maar biologische landbouw of gentechnologie en we doen het wel met intensieve bollenteelt. Dat komt omdat intensieve bollenteelt nu eenmaal wel een invloed heeft op het landschap. Dan is het ook planologisch relevant. Want voor intensieve bollenteelt moet je zand opspuiten, zeezand, 80 cm. Dat heeft direct consequenties voor de verschijningsvorm van het landschap en daarom is dat niet toegestaan. Overigens, als we het niet in het bestemmingsplan zouden opnemen, dan zou de provincie die een ontgrondingsvergunning moet geven, op dat punt geen toestemming geven. Dus het kan ook vanuit die kant niet. Vandaar dat we het zo hebben opgenomen. De heer Verhoef heeft een opmerking gemaakt over gentechnologie. Wij weten eigenlijk sinds de laatste klankbordgroep, toen kwam een lid van de klankbordgroep met de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie waarin de regionale en stedelijke overheden uitdrukkelijk wordt verboden om aan te geven waar geen gentechnologie mag plaatsvinden want dat is een voorrecht van de rijksoverheid en de Europese overheid; die geven daar regelgeving voor en vergunningen af. Overigens zijn hier vergunningen afgegeven, ook voor proefvelden, aan de instituten van de WUR, maar daarvan wordt op dit moment geen gebruik gemaakt. Als het gaat om de bollenteelt als wisselteelt dan heb ik inderdaad toegezegd dat dat wel toegestaan is omdat je daarvoor dat zeezand niet hoeft op te spuiten. Het is een concept, zoals u ook zegt. Het wordt in het definitieve plan zo opgenomen als ik zojuist heb gemeld. Dan gaat het om de woonboten. Een heel sympathieke gedachte om ook in het buitengebied van Lelystad meer woonboten te bestemmen. U zegt dat daar geen behoefte aan is. Daar wil ik niet in treden want er zal vast wel behoefte zijn aan meer woonboten; er zijn altijd mensen die dat prachtig vinden. Maar we hebben nog eens even gekeken of er ook geschikte plekken zijn. Die zijn er niet. Wat betekent niet geschikte plek? Dat betekent dat als we ergens een woonbotenhaven zouden bestemmen, wij er ook voor moeten zorgdragen dat daar infrastructuur naar toe komt. Het moet bereikbaar zijn, er moet allerlei soorten infrastructuur naar toe komen. We hebben geen plek gevonden waar dit op een economisch rendabele manier kan gebeuren. Vandaar dat we zeggen: we hebben één formele woonbotenhaven, althans bijna, en dat vinden wij voorlopig wel even genoeg. GroenLinks heeft nog vragen gesteld over de intensieve veehouderij als neventak. Daarin hebben wij echt de grenzen opgezocht van wat mogelijk is. Een vloeroppervlak van 2.500 m2 willen wij opnemen in het bestemmingsplan. Wij doen dat omdat dat de maat is die aan de ene kant zorgdraagt dat het ook een nevenactiviteit blijft en aan de andere kant net economisch rendabel kan worden geëxploiteerd. Dus dat is feitelijk hoe we tot die maatvoering komen. In overleg met de deskundigen in de klankbordgroep hebben we die balans daar gevonden. Als ik spreek over vloeroppervlak dan is het niet zo dat het wat u wellicht suggereert in uw vraag, in lagen 5 x 2.500 m2 zou kunnen zijn. Dat kan dus niet. De vragen van de Stadspartij met betrekking tot het bouwperceel. Er staat 2,5 ha in de beantwoording. Ik zou niet weten wat ik daaraan nog moet toevoegen. Ook een boer in ruste; dat kan allemaal via vrijstellingsbevoegdheden. Dan gaan we bekijken of het inderdaad noodzakelijk is; dat is allemaal prima mogelijk. Over het Biosciencepark hebt u opmerkingen gemaakt. Daarop ga ik niet in want dat ligt buiten
2006
N 123
dit bestemmingsplan. Dat geldt ook voor de Flevocentrale. Overigens zijn we in overleg met de eigenaren. Zodra zij concreter met hun plannen zijn, zullen we het bestemmingsplan daarop aanpassen. U weet, de eerdere dreiging van een afvalverbrandingsinstallatie is geweken. Het is inderdaad waar, mijnheer Erica, en als u verder leest zullen er meer zaken zijn die weer geactualiseerd moeten worden. Dus als u nog uw lijstje hebt, dan houd ik me daarvoor aanbevolen, dan nemen we dat mee. De Meeuwenhoeve is wel bestemd overigens. Als het gaat om geluidsgevoelige bestemmingen. Wat een geluidsgevoelige bestemming is, is wettelijk vastgelegd. Als u naar de afdeling gaat dan toveren ze uit die grote kast de wettekst tevoorschijn en kunt u het zo zien. Ik denk dat ik alle vragen hiermee gehad heb. De opmerkingen van instemming nemen we ons graag ter harte.
In tweede termijn
De heer Siepel: Mevrouw de voorzitter. Eén van de eerste zinnen die het college uitsprak in de beantwoording in eerste termijn was: bestrijden van de gedachte dat het college geen ambitie zou hebben met dit bestemmingsplan Buitengebied. Dat ben ik wel met hem eens, maar op één punt moeten die ambities dan nog eens even verhelderd worden, want het antwoord dat namens het college is gegeven op de vraag over de windturbines kan ik in dat licht niet plaatsen. Punt 74 zegt dat het terugdringen van het aantal windturbines niet is voorzien. Dan denk ik: hoezo niet, zoals ik uit het antwoord begrijp willen we in Flevoland komen tot een halvering van het aantal windturbines. Ongetwijfeld zal dat ook betekenen dat op het grondgebied van de gemeente Lelystad een reductie van het aantal windturbines zal worden voorzien. Dus als het ambitieus was geformuleerd zoals we dat willen, dan had ik verwacht dat het antwoord op dat kader zou zijn: wij willen het opgestelde vermogen vergroten dat door windenergie wordt opgewekt, maar met een kleiner aantal windmolens dan er nu staat. Dat zou een ambitie zijn die ik begrepen had. Maar als er nu staat wij houden hetzelfde aantal en als er één omvalt moet hij door een identiek exemplaar vervangen worden, dan lijkt mij dat niet van ambitie getuigen maar alleen maar erg conserverend te zijn. Dat moratorium is van beperkte duur, neem ik aan, dus het antwoord op die kaders had heel goed naar ons oordeel in ambitieuzer termen geformuleerd kunnen worden: wat wil de gemeente Lelystad als het gaat om het opwekken van energie met windturbines? De heer Hijmissen: Mevrouw de voorzitter. Toevallig over hetzelfde onderwerp. Ik heb een opmerking in eerste termijn gemaakt over het terugdringen van het aantal windturbines met behoud van het aantal megawatt. Ik ben dan ook zeer tevreden met de ambitie die het college uitsprak. In dit geval vaart de provincie een goede koers en zeilt de gemeente daar prima achteraan. Dat er nu een moratorium in dit voorontwerpbestemmingsplan staat, lijkt me logisch om te voorkomen dat je straks in de problemen geraakt doordat net molens zijn vervallen. Dus de ambitie die u zojuist uitsprak, is de ambitie die ons uit het hart gegrepen is. Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Ten aanzien van de windmolens moet ik toch constateren dat zoals het hier geformuleerd is, het eigenlijk neerkomt op een uitsterfconstructie voor individuele molens. Ik vind het toch een vrij tragische zaak dat het op die manier gaat. Ik wil ook nog een opmerking maken over de bloembollenteelt. Ik begrijp dat het kernpunt ligt bij het ophogen met zand dat bloembollenteelt tegenhoudt. Dus dat het niet zozeer zit in het verschil tussen permanent en incidenteel maar of er met zand
2006
N 124
wordt opgehoogd. Dan heb ik nog geen antwoord gekregen of daar de biologische teelt onder zou vallen, maar als ik het goed begrijp hangt dat er ook vanaf of daarbij zandophoging nodig is of niet. Graag daarop nog een antwoord. De heer Van Erk: Mevrouw de voorzitter. Nu het debat dan toch gaat over windmolens wil ik niet onopgemerkt laten dat het ook een stuk voortschrijdend inzicht is bij de raad dat het aantal windmolens verkleind kan worden met behoud van het vermogen. Dat is al een stap vooruit, want wij hebben altijd gezegd dat wij er een voorstander van zijn dat het aantal windmolens wordt beperkt. Ik wil erop wijzen dat een zoekrichting van meer opgesteld vermogen in het waterdeel van de provincie toch iets is dat we al eerder genoemd hebben en waarvan we het toch wel verstandig zouden vinden als daar nader naar gekeken wordt. De heer Siepel: De heer Van Erk geeft de opvatting van de ChristenUnie op dit punt niet goed weer. Het gaat niet om het behoud van het opgestelde vermogen. Wat ons betreft gaat het om vergroting van het opgestelde vermogen. De heer Van Erk: Dat is dan een nuancering tussen de ChristenUnie en de VVD. De heer Verhoef: Mevrouw de voorzitter. Ik had een vraag gesteld betreffende het Biosciencepark. Het college vindt het misschien niet opportuun om hierop te reageren, maar op bladzijde 13 wordt er toch aandacht aan besteed. Dan vind ik het toch wel terecht dat ik graag zou willen weten hoe het zit met de ontwikkeling van die kennisinstellingen. De heer Erica: Mevrouw de voorzitter. Ik vind de beantwoording van wethouder Van der Zwan bijzonder goed. Maar ik zou graag willen weten op wat voor termijn wij ongeveer kunnen denken dat een definitief bestemmingsplan Buitengebied naar ons toe komt. Wethouder Van der Zwan: Mevrouw de voorzitter. Het zal de nieuwe raad zijn die daarover gaat. Dat zal dit jaar gebeuren. Het komt nog dit jaar naar de raad toe. Wat betreft de windmolens. Ik denk dat we op zich niet zoveel verschil van mening hebben. Als het gaat om de heer Siepel en daar waar hij zegt dat er te weinig ambitie in zit, dan zou ik hem willen voorhouden dat het gaat om de juiste volgorde der dingen. We hebben het nu over dit bestemmingsplan. Het zou toch erg vervelend zijn als we in dit bestemmingsplan bijvoorbeeld de helft van de windmolens zouden wegbestemmen. Het kost de gemeente heel veel geld als wij het zo zouden doen. k vind dat we als het gaat om windmolens juist provinciaal beleid moeten voeren. De heer Siepel: Er is hier sprake van een misverstand. De heer Van der Zwan heeft het nu over het conceptvoorontwerpbestemmingsplan, wat daarin zou moeten staan. Daar heb ik het helemaal niet over. Ik heb het over de ambitie van het college op dit punt zoals die zou kunnen blijken uit de beantwoording van de door de raad gestelde kaders. Dat lijkt mij uitstekend een plek voor het formuleren van de ambitie. Wethouder Van der Zwan: Mag ik de heer Siepel vragen: waar waren die kaders voor? De heer Siepel: Ik had verwacht dat het college zou zeggen: wij streven ernaar om een groter vermogen aan windenergie op te wekken met minder turbines alleen, en wij willen dat doen zodra dat mogelijk is door opheffing van dat moratorium. En dan eventueel aanpassing enzovoort van het bestemmingsplan. Dan heb je de ambitie geformuleerd.
2006
N 125
Wethouder Van der Zwan: Dan herhaalt u toch precies wat ik als antwoord heb gegeven? En dat doen wij in provinciaal verband. Ik heb de kaders beschouwd als kaders voor dit bestemmingsplan en daar heb ik precies aangegeven wat we in dit bestemmingsplan gaan doen. De ambitie als het gaat om windenergie heb ik u zojuist voorgehouden en dat doen wij in provinciaal beleid, want we kunnen het natuurlijk niet hebben dat in een deel van het buitengebied van Flevoland het zo is en in een ander deel zo. Ik denk dat we qua inhoud niet zo ver bij elkaar vandaan zitten. De heer Siepel: Dat vind ik een geruststellende gedachte, mevrouw de voorzitter. Wethouder Van der Zwan: Naar GroenLinks toe: het zij zo. Het moratorium hebben we vastgesteld en dan zijn dat de gevolgen. Het Biosciencepark en kennisinstituten. Daar gaat het soms goed en soms wat minder goed mee, mijnheer Verhoef. Het heeft ook te maken met de economische omstandigheden. Daarop ziet het bestemmingsplan echter niet, dus ik zou het bij die opmerking willen laten. Mevrouw Kreuger: Ik had nog een vraag gesteld over de bollenteelt; of ik het goed begrepen heb dat het er louter en alleen om gaat of er wel of niet zandophoging plaatsvindt en of het college ook weet of het met de biologische bollenteelt wel mag. Wethouder Van der Zwan: Ook daar moet je met zand ophogen, is mij verteld. Ik zal het nog even nagaan, maar dat is wel wat ik heb begrepen. Mevrouw Kreuger: Dat is dus het criterium, niet zozeer of het permanent is of tijdelijk, maar het zand ophogen. Wethouder Van der Zwan: Inderdaad. De effecten op het landschap. De voorzitter: We gaan dit punt in stemming brengen. Wie is tegen; wie is voor? Dit betekent dat het voorstel unaniem is aangenomen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
10.
Voorstel inzake geluidscontouren en hoofdwegennet (stuk nr. B06.00149)
maatregelen van
de radialen van
het
Tweede termijn Mevrouw Boshuizen: Mevrouw de voorzitter. Voor de kerst hebben we over dit radialenplan gesproken. We doen nu wel de tweede termijn maar gelukkig is het oude voorstel dat erbij zat vervangen door deze versie; deze is wel een stuk beter. Bij de vorige versie hadden we drie bezwaren. Het eerste gold de gelijkvloerse oversteken. Daar is het college aan onze wensen tegemoet gekomen, want een besluit om ergens een gelijkvloerse oversteek neer te leggen, zal aan de raad worden voorgelegd. Ons tweede bezwaar was de kwestie van de brommers op de rijbaan. Ik zie dat dit ook uit het voorstel is gehaald. Dan komt nu de hamvraag. Dat waren de Kustendreef en de Visarenddreef, of je daar 70 km/u of 50 km/u zou kunnen rijden en hoe het precies zat met de financiële vertaling. Dat was bij het vorige voorstel helemaal onduidelijk. Toen begreep niemand meer hoe alle opties zich met elkaar verhielden. Wat ik uit dit stuk kan begrijpen,
2006
N 126
maar misschien kunt u dat straks nog wat toelichten, is dat het uiteindelijk geen € 3 mln. zou schelen als wij 50 km/u zouden besluiten op de Kustendreef en Visarenddreef in plaats van 70 km/u. Wat dat betreft hebben we ons misschien blij gemaakt met een dode mus, want met € 3 mln. kon je inderdaad hele andere leuke dingen doen in ditzelfde kader. Het is nooit onze bedoeling geweest. Wij zijn niet per se tegen 70 km/u rijden. Dus als die dreven daarvoor geschikt zijn, als er weinig afslagen zijn en er is geen geluidshinder en de financiële consequentie is niet al te hoog dan zouden wij daarmee prima kunnen leven. We hebben vorige keer gezegd dat je misschien eenduidig moet zijn ten aanzien van de radialen en daar 50 km/u moet doen. Van de buitenring was de bedoeling 70 km/u, maar dat kunnen we ook al niet helemaal volhouden. Wat ons betreft kunnen wij leven met 70 km/u maar dan moet u ons nog wel precies het bedrag noemen wat het verschilt als wij dat met 50 km/u zouden willen vergelijken. De heer Gerritzen: Mevrouw de voorzitter. Ik zal me inderdaad beperken tot slechts een tweede termijn en wel een heel korte. Hetgeen wij in de eerste termijn hebben uitgesproken en hebben gevraagd aan het college lijkt in dit raadsbesluit gehonoreerd te zijn. Dat is voor ons alle reden om met dit voorstel te gaan instemmen. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Ook kort. Wij zijn voor duurzaam veilig wegverkeer. Wat dat betreft vinden wij het een goede keus dat de Kustendreef en Visarenddreef op 70 km/u zijn gewaardeerd. De Gordiaandreef had voor ons niet afgewaardeerd hoeven worden naar 50 km/u. Maar hij ligt tussen de Zuigerplasdreef en de Middendreef, dus het lijkt logisch. Wij kunnen daarmee volstrekt instemmen. Het streven naar 55 dB(A) huldigen wij natuurlijk. De heer Erica: Mevrouw de voorzitter. De fractie van Leefbaar Lelystad heeft aan hetgeen zij in de eerste termijn heeft opgemerkt niet veel meer toe te voegen. Het thans voorliggende voorstel is echter aanleiding om nog één opmerking te maken. In punt 6 van het raadsvoorstel wordt door het college gevraagd in te stemmen met het vaststellen van de snelheden op de radialen conform voorkeursvariant D. Dat doet onze fractie niet. Op grond van eenduidigheid inzake het snelheidsregime en de verkeersveiligheidsaspecten, waarover onder meer in punt 5.3 van de toelichting een en ander wordt geschreven, pleit de fractie van Leefbaar Lelystad voor een consequent doorvoeren van een maximumsnelheid van 50 km/u op alle radiale wegen tussen de buitenring en de centrum ring. Hoewel deze radialen het karakter hebben van een autoweg, zijn het stedelijke wegen binnen de bebouwde kom en zo zouden ze ook straks in de onderhoudsperiode moeten worden vormgegeven. Onze fractie stelt zich dus op het standpunt dat de maximumsnelheid op alle radiale wegen tussen de buitenring en de centrumring 50 km/u moet bedragen. Zij dient hiertoe een amendement in met een strekking om bij punt 6 de onder a. genoemde radialen onder te brengen bij punt b. Amendement 1 De fractie van Leefbaar Lelystad dient het volgende amendement in: "De tekst onder punt 6 van het raadsvoorstel als volgt te wijzigen: 6. ingestemd wordt met het vaststellen van een maximumsnelheid van 50 km/u op de radiale wegen, gelegen tussen de buitenring en de centrumring, te weten de Geldersedreef, Gordiaandreef, Kustendreef, Middendreef, Stationsdreef, Visarenddreef en Zuigerplasdreef.
2006
N 127
Hierbij wordt geïnvesteerd in geluidsreducerend asfalt als onderdeel van groot onderhoud en maatwerk per locatie van geluidswerende maatregelen voor een totaal van € 864.000,-.” De voorzitter: Dit amendement maakt deel uit van de beraadslagingen. De heer Kempenaar: Mevrouw de voorzitter. Tijdens de eerste termijn heeft het CDA haar mening over het toen voor ons liggende plan Geluidscontouren voor de radialen gegeven. Hierbij hebben we aangegeven dat we pleiten voor het behoud van het gescheiden verkeerssysteem en als er een besluit dient te worden genomen over een eventuele extra gelijkvloerse oversteek, de beslissing aan de raad dient te worden voorgelegd. Ook over de bromfietsen op de rijbaan hebben wij onze aanmerkingen gemaakt. Nu spreken we over een aangepast plan, een plan dat aan de bezwaren van het CDA tegemoet komt. Wij bedanken het college derhalve voor de aanpassingen en stemmen dan ook in met het voor ons liggende plan. De heer Siepel: Mevrouw de voorzitter. In de eerste termijn van de behandeling van de vorige versie van dit voorstel had de fractie van de ChristenUnie twee redenen om te pleiten voor 50 km/u op alle radialen. De eerste was dat het collegevoorstel, 70 km/u op de Kustendreef en de Visarenddreef, ongeveer € 3 mln. extra zou kosten voor een paar seconden tijdwinst. Dat vonden wij onevenredig. Het tweede argument was eenduidigheid en verkeersveiligheid; die zijn gebaat bij een snelheidsregime van 50 km/u op alle radialen. In het nieuwe voorstel dat we vanavond bespreken, is dat eerste argument verdwenen. Wat is het geval? Het college heeft de kosten van stil asfalt buiten de berekeningen gelaten en dat scheelt een slok op een borrel, uiteraard, en dan blijven de meerkosten voor de geluidswerende maatregelen beperkt tot € 864.000. Maar toen werden we toch weer in verwarring gebracht door de tekst van het raadsbesluit. Het onderdeel 6 is al bij het amendement van de fractie van Leefbaar Lelystad aan de orde geweest, maar in de laatste zin die wij nu hier op het jongste papier hebben gekregen, staat dat hierbij wordt geïnvesteerd in geluidsreducerend asfalt als onderdeel van groot onderhoud en maatwerk per locatie voor een totaal van € 864.000. Dan lijkt het erop alsof de kosten van geluidsreducerend asfalt wel weer erin zitten. En dan kan het kennelijk allemaal voor totaal € 864.000. Dan zijn wij de draad kwijt. De vorige keer kostte het als je stil asfalt meetelde nog zoveel en nu blijkt dat opeens helemaal te verdampen tot een veel lager getal. Dus daar heeft onze fractie wel behoefte aan een toelichting. We gaan er echter van uit dat het college bedoelt te zeggen: geluidswerend asfalt moesten we toch aanleggen - bij de ene dreef wat vroeger dan bij de ander - en omdat het toch normaal groot onderhoud is, mag je het in het kader van deze beschouwing, wat moet het goede snelheidsregime zijn en wat kost het dan, buiten beschouwing laten. Maar als dat zo is, en dat lijkt mij de geest van dit voorstel, dan begrijpen wij de tekst van het raadsbesluit zoals ik zojuist citeerde, niet meer. De heer Zweers: Mag ik even wat toevoegen aan de heer Siepel? Hebt u ook gelezen dat het dan verder gaat: maatwerk per locatie van geluidswerende maatregelen? Schept dat bij u inderdaad de onduidelijkheid over wat nu voor wat wordt uitgegeven? De heer Siepel: Die zin heb ik zo opgevat dat pas het geluidsreducerend asfalt wordt aangebracht op het moment dat volgens het geldende onderhoudsschema vervanging van de bovenste asfaltlaag aan de orde is en niet eerder. Dat betekent dat het voor sommige dreven, en de Kustendreef en Visarenddreef horen daarbij, nog wel een poosje duurt.
2006
N 128
De heer Zweers: Dan lees ik het wellicht iets anders. In mijn stuk staat dat geluidsreducerend asfalt een onderdeel is van groot onderhoud en maatwerk per locatie van geluidswerende maatregelen. Ik lees dit als dat er behalve geluidsreducerend asfalt ook andere maatregelen nodig zullen zijn om de geluidsoverlast voor de omliggende woningen waar straks 70 km/u gereden wordt, te beperken. De heer Siepel: Dat klopt. Dat heeft de heer Zweers goed begrepen. Daarvan is ook een becijfering gegeven in het stuk; de tabel op bladzijde 11 van het voorstel. Daar zit het probleem ook niet. Waar het om gaat is dat de kosten van het hele voorstel opeens maar € 864.000 blijken te zijn. Hoe kan dat want de vorige keer waren het nog miljoenen? Antwoord: omdat we de kosten van het geluidsreducerend asfalt eruit hebben gelaten. Dat is ook zichtbaar in een van de staatjes die in het voorstel gegeven worden. Maar dan blijkt in de tekst van het besluit opeens het stil asfalt er wel weer in te zitten. Daar komt straks wel, denk ik, een toelichting van het college op. Een van de twee argumenten om tegen het voorstel van het college te zijn, is dus weggevallen. Blijft over het tweede argument. De fractie heeft op dat punt geconstateerd dat er toch wel een nadrukkelijk verschil is tussen enerzijds de Visarenddreef en de Kustendreef en anderzijds de andere dreven. De kenmerkende verschillen, geeft het college zelf in de stukken aan, zitten hem erin dat op die beide dreven veel minder afslagen zijn dan op de andere dreven, de verkeersintensiteiten relatief gering zijn vergeleken bij de andere en de bebouwing wat verder weg dan bij een aantal van de andere radialen. Dat alles bij elkaar, zegt het college, rechtvaardigt dat wij een snelheidsregime van 70 km/u handhaven op die beide dreven. Dat is naar het oordeel van de fractie van de ChristenUnie overtuigend; in ieder geval voor de eerste jaren. De verkeersintensiteiten zullen toenemen en met toenemende verkeersintensiteit ook toenemende geluidsproductie. Maar als de metingen blijven uitwijzen, en wij gaan ervan uit dat het college wat dat betreft de vinger aan de pols houdt, dat binnen de gestelde kaders wat de geluidsproductie betreft op die dreven een snelheidsregime van 70 km/u handhaafbaar is dan zeggen wij, alles afwegend: oké, toe dan maar. Nog een laatste punt. Uit het voorstel blijkt ook, en dat is relevantie informatie, dat de verkeersveiligheid op onze dreven aanmerkelijk slechter is dan die in een vergelijkbare stad, althans wat de verkeersstructuur betreft, namelijk Zwolle. Daar worden onrustbarende verschillen aangetoond. De vraag van onze fractie is: welke conclusie verbindt het college aan die constatering? Het wordt louter geconstateerd maar verder vind je het nergens meer terug. Onze fractie geeft dat toch wel aanleiding tot de vraag: kunnen wij erin berusten dat onze verkeersveiligheid zo ver afwijkt van een situatie die naar het oordeel van het college vergelijkbaar is met de Lelystadse? Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Ons grootste knelpunt blijft in dit voorstel de inconsequentie om een deel van de radialen op 70 km/u te houden. Uit de informatie blijkt dat op veel plaatsen de 55 dB(A) niet gehaald wordt en dat zelfs 60 dB(A) op sommige plekken wordt overschreden. Dat juist de Visarenddreef en de Kustendreef 70 km/u blijven, verbaast ons des te meer omdat alleen deze dreven pas na 2010 van stil asfalt worden voorzien. Dus enige reductie van het geluid is daar voorlopig nog niet aan de orde. Dit in verband met het groot onderhoud. Daarnaast speelt de veiligheid voor ons een grote rol. Deze dreven krijgen misschien iets minder verkeer te verwerken, maar het verkeer neemt met het jaar toe en de veiligheid is toch best zorgelijk op onze dreven. Veiligheid is voor ons een heel belangrijk aspect om de snelheid terug te dringen naar 50 km/u. Dat is voor onze
2006
N 129
fractie een reden om voorstander te blijven van 50 km/u op alle radialen, consequenter, veiliger en minder geluidsoverlast. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Eerst een paar vragen. Voor de radialen Kustendreef en Visarenddreef wordt voorgesteld 70 km/u te laten. Er staat bij 3 dat de radialen op termijn worden voorzien van geluidsreducerend asfalt. Dan is de vraag van de Stadspartij in hoeverre het college vindt dat op die radiale dreven 70 km/u rijdend nog geluidsreducerend asfalt moet worden gebruikt. Is dat om voor de omwonenden de overlast echt weg te halen, terwijl het eigenlijk niet nodig is gelet op de wettekst dat het geen reconstructie is van de weg maar toch een mooi gebaar naar een aantal omwonenden? Vervolgens is de vraag: voor de andere radialen van noord naar zuid wordt 50 km/u voorgesteld. Dat is een snelheid die niet zo hoog is en toch wordt gedacht, gelet op punt 3, aan geluidsreducerend asfalt op die radialen. Moet dat dan nog? Deze vraag wil ik graag beantwoord hebben. Dan is er aan iedereen ter beschikking gesteld een notitie over geluidsreducerend asfalt waarvan ik denk dat iedereen de portee wel heeft begrepen. Voor het college, ik moet tot mijn schande bekennen dat ik de notitie niet aan het college ter beschikking heb gesteld, terwijl ik toch aanneem dat het college het wel goed gelezen heeft. Geacht college, u zult vanavond natuurlijk niet gaan erkennen dat de levensduur van geluidsreducerend asfalt veel minder is dan wij met z’n allen aannemen, dat de geluidsreducerende factor van dat zo geluidsreducerend asfalt veel minder is. Op grond daarvan heb ik een amendement namens de Stadspartij waarin wij aanreiken: geacht college, geachte raad, laat ons gaan meten, nu zo snel mogelijk als geluidsreducerend asfalt is aangebracht op de Houtribdreef c.q. Westerdreef, wat het effect is. Laat ons dat jaarlijks doen om te zien of het effect vermindert. Maar wel meten, niet berekenen. Leg die meetresultaten voor aan ons en wij kunnen zien of het inderdaad ook datgene doet wat wij denken dat het zou moeten doen. Dan kunnen we naar bevind van zaken besluiten nemen. Dus helemaal niet, college je moet het zus en zo niet doen. Nee, zeer geacht college, laat ons nu op bevind van zaken gaan handelen; laat ons inzicht krijgen. Ik denk, geachte collega’s, dat dat een prachtige mogelijkheid nu nog is, gelet op de termijn van groot onderhoud van die twee grote radialen die ook voorzien moeten worden en dat kost per strekkende meter veel meer dan gewoon asfalt; dat heb ik u ook laten zien. Amendement 2 De fractie van de Stadspartij dient het volgende amendement in: "Bij 6 van het besluit toevoegen: Het resultaat van jaarlijks uit te voeren relevante geluidsmeting op de gevel van woningen nabij de Houtribdreef c.q. de Westerdreef wordt aan de raad voorgelegd.” Argumentatie: 1. Of, en in hoeverre geluidsreducerend asfalt in Lelystad effect resulteert kan slechts worden beoordeeld op grond van jaarlijks achtereen uitgevoerde metingen. 2. De uitslagen van de uitgevoerde metingen zullen de gemeenteraad inzicht verschaffen betreffende nut, noodzaak en efficiëntie van het aanbrengen van geluidsreducerend asfalt op de Lelystadse dreven. De voorzitter: Het amendement maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. De heer Soomers: Mevrouw de voorzitter. Voor de PvdA-fractie is bij de beoordeling van wegenplannen het cruciale uitgangspunt altijd dat wij het wenselijk vinden de unieke Lelystadse gescheiden verkeersstructuur zo goed mogelijk in stand te houden. Wij constateren met tevredenheid dat het college daar in eerste termijn goed naar
2006
N 130
geluisterd heeft en dit uitgangspunt nu ook heeft overgenomen en verwoord in punt 4 van het raadsbesluit. Rest ons één opmerking c.q. vraag. Het college ziet de noodzaak op een aantal punten in de radiale structuur geluidsschermen of geluidswallen te gaan plaatsen. Ik denk dat met ons niemand op zich daarover blij verheugd is. De vraag is dan ook: kunnen wij ervan uitgaan dat u geluidsschermen of geluidswallen uitsluitend heeft toegepast daar waar harde noodzaak daartoe bestaat omdat anders wettelijke normen of kaders die wij u gegeven hebben, overschreden worden? Als dat zo is, mogen wij dan de wens uitspreken en van u verwachten dat u daarvoor in de uitwerking een zodanige kwaliteit kiest dat het zo weinig mogelijk inbreuk doet op de ruimtelijke beleving van de radialen en de omgeving? Ten aanzien van de amendementen het volgende. Deze raad heeft altijd gekozen voor het uitgangsprincipe bij het snelheidsregime: 70 waar het kan, 50 waar het moet. Daar scharen wij ons nog steeds achter. Dat doen we niet vanuit snelheidsfetisjisme; dat heeft een functie. De functie zit in de verdeling van de verkeersdruk. Wij denken dat door differentiatie in snelheid mensen die de wegen gebruiken makkelijker verleid worden de centrumring te vermijden en door de stad te stromen via de radialen en de buitenring. De heer Erica: De doorstroming van een weg wordt niet beïnvloed door de snelheid die erop gereden wordt. De heer Soomers: Niet alleen. Ik vervolg. Daarnaast kun je dit maar één keer doen. Wij sluiten ook niet uit dat bij groeiende verkeersintensiteit wellicht op de lange duur 70 km/u niet houdbaar is. Maar je kunt maar één keer van 70 km/u naar 50 km/u; je kunt nooit van 50 km/u naar 70 km/u. Dus wij vinden het amendement prematuur en daarom onwenselijk. De heer Zweers: Toch een verhelderende vraag. Begrijp ik de heer Soomers goed dat hij dus zegt dat hij geen moeite heeft om nu te investeren om 70 km/u te behouden en dan later te kijken of die investering wel de moeite waard was en als het dan toch te veel geluidsoverlast geeft toch maar naar 50 km/u te gaan? De heer Soomers: Nee, zo zei ik het niet. Ik acht nu een beperkte investering wenselijk vanuit de argumenten en overwegingen die ik gegeven heb. Ik acht het niet uitgesloten dat bij verdere ontwikkeling van de verkeersintensiteit op de langere duur ooit een heroverweging noodzakelijk kan zijn. Dat is iets anders dan eens kijken hoe het gaat. Ten slotte het amendement van de heer Homan. Wij achten dat onwenselijk. Over technische uitvoering van radialen en de keuzes daarbij gaat o.i. de technische deskundigheid van het ambtelijk apparaat. Daar hoeven wij niet in detail voortdurend op te monitoren. De heer Homan: Bij interruptie. Als nu toch duidelijk is, ook aan de heer Soomers en de hele PvdA-fractie, dat geluidsreducerend asfalt twee keer zo duur is als gewoon asfalt, dan denk ik dat het een punt van politiek bedrijven is om daar wel of niet mee in te stemmen. Dan kunt u wel zeggen dat moet de afdeling uitzoeken maar het gaat ons om een heleboel geld. Dat kun je op een heleboel goede manieren bestemmen, onder andere aan minima.
2006
N 131
De heer Soomers: De heer Homan begrijpt mij niet. De keuze maken wij inderdaad en wij maken een andere keuze dan u. Wij achten geen aanvullende monitoring noodzakelijk. Mevrouw A. de Jong: Mevrouw de voorzitter. Ik heb een opmerking naar de heer Homan toe. Of stil asfalt ook geluidsstil is, kun je zelf merken als je van gewoon asfalt op geluidsreducerend asfalt komt te rijden. Dan hoor je aanzienlijk minder herrie van je banden. Dus als je dat in je eigen auto hoort, dan zal dat toch op de omgeving ook duidelijk zijn? De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Een verzoek aan u van huishoudelijke aard. Mijnheer Soomers is in de gelegenheid gesteld om tegelijkertijd te reageren op de amendementen. Zou het misschien verstandig zijn, want we zitten in de tweede termijn, om de fracties nog één keer het woord te geven zodat zij zich ook kunnen uitspreken over de amendementen, voordat het college antwoord geeft? De voorzitter: Ik leg dit voor aan de raad. Wilt u dit voor of na de beantwoording door het college? De heer Hijmissen: Ik kan me voorstellen dat veel raadsfracties ook behoefte hebben aan de opvatting van het college op de ingediende amendementen. Mijn voorstel zou zijn: doe het na die tijd. De voorzitter: Dan doen we het na de beantwoording van het college. Wethouder Mattie: Mevrouw de voorzitter. Heel fijn dat in eerste termijn de beantwoording door het college door u als gunstig is ervaren. Dat schiet tenminste op. Desalniettemin blijven er toch nog wat vragen over. D66 heeft nog wat vragen over de 70 km/u. Het is in het collegevoorstel volkomen verantwoord om die 70 km/u in te richten, want de bebouwing, het aantal afslagen en de inrichting van die weg laten dat toe. Het bedrag dat dan ontstaat is een bedrag van € 864.000 dat nodig is in vergelijking met het bedrag van € 682.000 dat nodig is als je met 50 km/u zou volstaan. Het verschil daartussen is € 182.000 en dat is dus dit voorstel duurder in vergelijking met alles 50 km/u te maken. Van de mening van Leefbaar Lelystad hebben wij kennisgenomen. Daar gaat de discussie over dus daar kan ik weinig over zeggen. De een zegt dat het 50 km/u moet en de ander vindt dat het 70 km/u moet. We zullen wel zien hoe dat afloopt. De heer Siepel heeft gevraagd hoe het precies zit met die prijsvormingen. Geluidsarm asfalt zit er niet in. Dat zit in het groot onderhoud. Maar dat heeft dan wel de consequentie, en sommigen hebben dat ook geconstateerd, dat je dus wel moet wachten met het verkrijgen van die reducerende maatregelen tot je aan de beurt bent met asfalt op die delen in de termijn van onderhoud. Haal je dan wel de reductie die je nodig hebt en wanneer kom je dan aan die 55 dB(A) en is er misschien kans dat je de 60 dB(A) blijft overschrijden? Ik geloof dat GroenLinks dat vroeg. Dat is niet het geval, want als je de 60 dB(A) overschrijdt dan kan je al wel de geluidswerende maatregelen eventueel vroeger aanleggen, want die gaan buiten het groot onderhoud om en worden uit andere middelen gedekt. Zo blijf je dan toch onder de 60 dB(A), de norm die wij als hoogste hebben geaccepteerd. Pas bij het inrichten met geluidsarm asfalt ontstaat de meerwaarde om op het streefgetal van 55 dB(A) te komen. De heer Siepel: Zitten nu die kosten van dat stil asfalt erin of niet? Wethouder Mattie: Nee. Die zitten er niet in. Dat zit in het groot onderhoud.
2006
N 132
De heer Siepel: Dat begrijp ik. Maar dan vraag ik van het college een toelichting op de zin die ik zojuist geciteerd heb, want daar wordt het geluidswerend asfalt nadrukkelijk wel als onderdeel van de maatregelen en van de berekening gegeven. Wethouder Mattie: De vraag is: hoe wordt het betaald? Het zit dus al in het groot onderhoud en de financiële overzichten die u hebt hebben te maken met hoe vinden we nu de middelen die meer zijn dan het geld dat in het regulier onderhoud is vastgelegd. De heer Siepel: Groot onderhoud is geen investering? Wethouder Mattie: Jawel, maar dat zit standaard in de begroting. Natuurlijk is het een investering. Maar omdat het geld al gedekt is in het groot onderhoud, hebben we dat hier niet in beeld gebracht. Dat groot onderhoud moet toch plaatsvinden. De berekening is tot 2015 gemaakt. De verwachting is dat er in 2010 wordt geëvalueerd om te kijken of die verwachting inderdaad uitkomt en er eventueel bijstelling zou moeten plaatsvinden. Als je kijkt hoe het komt dat de ongevallencijfers hier veel groter zijn dan in de vergelijkbare gemeente Zwolle, dan heeft het te maken met punt 5 van het voorgestelde besluit en dat gaat over handhaven. U weet dat de politie altijd aangeeft niet te zullen handhaven als wegen daarvoor niet ingericht zijn. Dus wij hebben op dat gebied nog wel wat te doen en dat zal ook vorm krijgen. De politie is aan het nadenken, als het wel fysiek zo is ingericht, wat de maatregelen zijn die wij voorstellen. Daarop komen wij nog terug zoals in besluitpunt 5 is aangegeven. De Stadspartij heeft vragen gesteld over vragen die ze al schriftelijk hebben ingediend en waarop alle antwoorden al twee keer zijn gegeven. Dat gaan we niet nog een keer doen. Alle overwegingen zijn daarin meegenomen en dat is het dan. Meten, ook een idee van de Stadspartij, gaan we ook niet doen, want in het vastgestelde beleid, door u allen vastgesteld, is het zo dat wij niet gaan meten maar dat wij uitgaan van berekeningsmethode 2. Dat bepaalt met het aantal voertuigen per etmaal wat de geluidsproductie is in een bepaald gebied. Meten, hebben wij met z’n allen vastgesteld, dat geeft zo veel problemen en zo veel onnauwkeurigheden; dat gaan we niet doen. In de richting van de PvdA. De geluidswerende maatregelen, die € 484.000, zijn echt nodig om de topoverschrijdingen terug te dringen. Dat zijn ook steeds de duurste investeringen. Dus als het niet nodig is zouden we dat echt niet doen. Als je op termijn, in 2015, én het geluidsarm asfalt hebt aangelegd én de geluidswerende maatregelen en de verkeersintensiteit zou zodanig zijn toegenomen dat je die normen weer gaat overschrijden, dan kun je alsnog besluiten om naar 50 km/u te gaan. Dan zijn de investeringen die genomen zijn toch dubbel en dwars hun geld waard. Dit was mijn antwoord in tweede termijn. De voorzitter: Wij gaan nu over tot de behandeling van de amendementen. Degene die dat wenst kan daarover tevens een stemverklaring afgeven. Daarna komt het raadsbesluit in stemming. Ik begin met amendement 1 van Leefbaar Lelystad. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Wij zullen niet instemmen met dit amendement, omdat wij dezelfde mening zijn toegedaan als de PvdA: 70 waar het kan, 50 waar het moet. Doorstroming in het wegverkeer voorkomt bijzondere manoeuvres. Aanrijdingsoorzaak nummer 1 is het uitvoeren van bijzondere manoeuvres, inhalen,
2006
N 133
afslaan enzovoort. Doorstromend verkeer met 70 km/u op de wegen zoals voorgesteld, daar staan wij volkomen achter. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Het amendement van Leefbaar Lelystad kunnen wij niet steunen, gelet op het feit dat het van een mooie radiale dreef een dorpsweg maakt. De bewoners van Lelystad zijn daar tegen en de Stadspartij ook. Dat het college vindt dat er niet gemeten moet worden, laat ik voor de verantwoording van het college. Ik denk dat de burgers het recht hebben om te weten wat die geldverslindende massa kost. De voorzitter: We hebben het nu over amendement 1. Ik breng amendement 1 in stemming. De fracties van VVD, PvdA, CDA, D66, Inwoners Partij Lelystad, ChristenUnie, Stadspartij en fractie De Jong stemmen tegen het amendement. De fracties van Leefbaar Lelystad en GroenLinks stemmen vóór het amendement. Met 25 stemmen tegen en 6 stemmen vóór wordt amendement 1 verworpen. De voorzitter: We gaan verder met amendement 2, ingediend door de Stadspartij. De heer Homan heeft zojuist al kort een motivatie gegeven. Wie wil hierover een stemverklaring afleggen? Mevrouw Boshuizen: Mevrouw de voorzitter. Ik wil eigenlijk een vraag stellen, want ik begrijp iets niet. Mag dat? De voorzitter: Nee. U mag alleen een stemverklaring afgeven. Anders ben ik niet consequent naar aanleiding van de behandeling van het vorige amendement. Mevrouw Boshuizen: Het is onduidelijk, dus dan ben ik er sowieso tegen. De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. In feite hetzelfde maar dan in de zin dat er al eerder afspraken gemaakt zijn met betrekking tot metingen, weliswaar niet direct op de gevel, en contacten met bewoners in met name het Karveel. Daar zijn al afspraken gemaakt dat er een evaluatie gaat plaatsvinden over wat daadwerkelijk het effect is en of het merkbaar effect heeft dat het geluidswerend asfalt wordt toegestaan. Wij zullen dus niet instemmen met het amendement. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Ik vind dat mijnheer Homan verdient dat ik een stemverklaring geef. Mijnheer Homan, normaal gesproken zou ik het volstrekt met u eens zijn dat meten weten is en gissen missen. Maar, ik ben ook van mening dat de wethouder zich daarin goed verdiept heeft, dat meten in dit soort gevallen enorm problematisch is. Als ik u er één mag noemen: wrijvingscoëfficiënt tussen band en wegdek. Als u weet dat de meeste mensen goedkope banden kopen en sommige mensen heel dure, dan is dat eigenlijk niet te meten. Dus wij verwerpen het amendement. De voorzitter: Ik breng amendement 2 in stemming. De fracties van VVD, PvdA, CDA, GroenLinks, Leefbaar Lelystad, D66, Inwoners Partij Lelystad, ChristenUnie en fractie De Jong stemmen tegen het amendement. De fractie van de Stadspartij stemt vóór het amendement. Met 27 stemmen tegen en 4 stemmen vóór wordt amendement 2 verworpen. De voorzitter: Ik breng het totaal van het raadsbesluit in stemming.
2006
N 134
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten met de aantekening dat de fracties van GroenLinks, Leefbaar Lelystad en Stadspartij geacht worden tegen het voorstel te hebben gestemd. De heer Hijmissen: Mevrouw de voorzitter. Heb ik goed gehoord dat de Stadspartij tegen 70 km/u op de twee dreven was? De heer Homan: U hebt heel goed begrepen dat wij tegen punt 3 zijn, dus tegen het hele voorstel stemmen.
11.
Voorstel tot vaststelling parkeerexploitatie Kust en activeren aanvullend krediet voor de Lelybaangarage (stuk nr. B05.01766) De heer Gerritzen: Mevrouw de voorzitter. Het heeft onze instemming dat er in overleg met betrokken partijen gekomen kan worden tot het betaald parkeren in het gebied rondom Bataviastad en het kustgebied. We hebben niet zo veel op te merken over de voorgestelde tarieven. Er zit er echter één bij die ons aanvankelijk wat de wenkbrauwen deed fronsen en dat doet het misschien nog wel. Dat is het dagdeeltarief van vier uur en het betreft met name die bezoekers van bijvoorbeeld Bataviastad die daar een dagdeel parkeren en vervolgens iets langer de tijd nodig hebben, misschien een kwartier of een half uur, en dan weer gehouden zouden zijn aan een dagdeel. Wij zouden toch met dit punt kunnen leven als het college kan toezeggen dat het voor wat betreft de verschillende parkeertarieven aldaar een duidelijk verwijssysteem zal aanbrengen, zodat het de mensen vooraf duidelijk is wat hen te wachten staat, dus dat ze vooraf de keuze hebben. Als dat kan, gaan wij ermee akkoord. En wij zouden het college willen vragen om na bijvoorbeeld een jaar, ik noem een willekeurige termijn, een evaluatie uit te voeren over het betaald parkeren aldaar en de uitkomsten daarvan aan de raad ter kennis te stellen. De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Op zich is er nu even wat gelijkheid, dat zowel daar rondom Bataviastad betaald parkeren wordt ingevoerd, als alleen al dat er toch ook aanzienlijke investeringen door de gemeenschap worden gedaan. De vraag die we nog hebben is in hoeverre dit een beperking gaat opleveren voor mensen om de Bataviawerf te bezoeken. Daarnaast is e^ een effect dat altijd voorkomt op het moment dat ergens betaald parkeren wordt ingevoerd. Wij hebben het op meerdere fronten in Lelystad meegemaakt. Als ergens betaald parkeren wordt ingevoerd, al is het voor een dubbeltje, maar de mensen lopen er zowat een kilometer voor. De vraag die ik heb is in hoeverre ervoor wordt gezorgd dat de bewoners hun eigen parkeerplaats kunnen blijven gebruiken. Mevrouw Boshuizen: Mevrouw de voorzitter. D66 kan instemmen met betaald parkeren aan de kust, zeker omdat we dat ook in het centrum hebben. Wij vinden de tarieven redelijk, ook als je die afzet tegen elders in het land. Het enige waarover wij nog twijfels hebben, is de financiële haalbaarheid van een en ander, want die parkeergarage Lelybaan is een dure voorziening. Uit de stukken maken we op dat de opbrengsten gehaald worden als betaald parkeren dan ook meteen ingaat bij oplevering en als het bezoekersaantal niet tegenvalt. Kan het college ons iets vertellen over de parkeerbalans op dit moment en hoe realistisch de ingeschatte bezoekersaantallen zijn voor de toekomst?
2006
N 135
De heer Van Veluwen: Mevrouw de voorzitter. Ook de ChristenUnie kan instemmen met het voorliggend voorstel. Er is echter nog een ander maatschappelijk effect dat niet genoemd is in de rapportage en dat is het bezoek aan ons voortreffelijk stadshart. Wij dachten, wat zou het aardig zijn als u een parkeerkaartje koopt aan de kust, dat u met dat parkeerkaartje ook kunt parkeren in de stad. Dat zou voor de bezoeker aan Bataviastad een prikkel zijn om in ons geweldige stadshart, want dat is het, we mogen er toch zo langzamerhand wel eens trots op zijn, nog even in de namiddag zijn auto neer te zetten en de stad te bezoeken. Dus ik zou het college willen vragen om te onderzoeken of met het parkeerkaartje van Bataviastad ook geparkeerd kan worden in de stad zelf. De heer Ongering: Mevrouw de voorzitter. Wat de heer Van Veluwen voorstelt is nu net datgene wat wij proberen te vermijden. Wij zouden het prettig vinden als meer mensen zouden gaan parkeren aan de kust en daartoe hebben wij een amendement om het dagtarief voor het lang parkeren Batavia-Haven vast te stellen op € 4. Wij zijn van mening dat een dagdeeltarief van € 2,50 op het parkeerterrein Bataviastad en dan een dagtarief lang parkeren Batavia-Haven, dat er tenslotte naast ligt, van € 5 ongeveer hetzelfde is als een kortingsactie van slimme kooplieden in het verleden die één paar sokken voor twee gulden aanboden en vijf paar voor een tientje. Wij hopen dat de dekking toeneemt als meer mensen hier zullen gaan parkeren en dat het mogelijk een soort transferium gaat worden; dat mensen hun auto daar laten staan en met de bus of op andere wijze naar het centrum gaan. Wij denken dat het de dekking zal verhogen en zullen graag een amendement indienen om dit te bereiken. Amendement De fractie van de Inwoners Partij Lelystad dient het volgende amendement in: "Het dagtarief lang parkeren Batavia-Haven vast te stellen op € 4,00.” De voorzitter: Het amendement maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. De heer Verhoef: Mevrouw de voorzitter. Ik heb nog één vraag. Wordt er ook op zon en feestdagen parkeergeld geheven? Wethouder Mattie: Mevrouw de voorzitter. Er is behoorlijke instemming met de uitgangspunten en hoe het daar allemaal moet vorm krijgen. De VVD vraagt hoe het zit met het dagdeel van vier uur en als je daar overheen gaat, is er dan iets anders te bedenken? Dat zou wel mogelijk zijn, maar ik moet wel vooraf zeggen dat alle bedragen zijn besproken met de partijen in dat gebied, dat partijen in dat gebied en met name de belegger die investeert in Bataviastad, zelf fors investeert in parkeerterreinen en dat er ook sprake is van een verdeling van de opbrengsten. Een gedeelte van die opbrengsten gaat ook naar Bataviastad omdat die een stuk investeert. Het zou op dit moment niet handig zijn over die parkeertarieven te gaan beginnen, want dat betekent dat u ons zou terugsturen naar de onderhandelingstafel. Dan kunnen we op dit moment het krediet niet vaststellen. Wat ik u wel wil toezeggen, denk ik, is dat wij na een jaar eens zouden moeten kijken hoe dat parkeerterrein precies werkt, dit met die partijen overleggen om te kijken of de koers die we hebben ingezet de goede koers is. Het is natuurlijk heel logisch om een goed verwijssysteem te hebben, een statisch verwijssysteem zou in dit geval kunnen volstaan, om als je ergens dat gebied inkomt aan partijen aan te geven hoe de tarieven in elkaar zitten en dat je duidelijk onderscheid moet maken tussen lang parkeren en kort parkeren, want anders zou iedereen op de verkeerde plek terechtkomen. Betaald parkeren leidt in het algemeen, een vraag van Leefbaar Lelystad, tot uitwijkgedrag. Daar weten we alles van, want in de buurt van het stadshart hebben
2006
N 136
we dat al vaak meegemaakt. Het begint altijd langzaam dat mensen beginnen uit te wijken en naarmate meer mensen het in de gaten hebben, krijgen die bewoners daar steeds meer last van. Als het de perken uitloopt, zal er moeten worden overgegaan tot ontheffingsvergunningen voor bewoners in dat gebied. Daartoe zijn we zeker bereid, want dat hebben we ook in de rest van de stad op andere plekken al gedaan. Dat betekent dat dat uitwijkgedrag niet meer kan en dan moeten we daarop handhaven. De bewoners krijgen daar uiteraard een vergunning. Als je er zonder vergunning staat, krijg je een boete. De heer Zweers: Kunt u daaraan een termijn koppelen? U zegt dat u een vinger aan de pols houdt en op het moment dat het te gek wordt, gaan we ingrijpen. Is het dan niet handiger om dat meteen mee te nemen in het hele traject? Dat is een goede tegemoetkoming aan de bewoners, want als we zien hoe er discussies hier in de raad zijn geweest met betrekking tot andere gebieden, met name bij de Stelling. Daar hebt u gezegd: we zetten een bordje neer en we gaan niet controleren of handhaven. In dat opzicht heb ik er geen vertrouwen in dat wat u voor hebt de juiste oplossing is. Wethouder Mattie: Ik geloof niet dat de Stelling een goede vergelijking is want daar hebben we een pilotproject ingericht, dus dat is nog weer wat anders. Maar je zou kunnen overwegen om die bewonersparkeervergunningen meteen vanaf het begin in te richten. Je moet echter wel handhaven. En als je dat hele gebied door moet in het begin en er zijn nog maar weinig uitzonderingen gemaakt, dan is dat misschien niet zo effectief. Ik zeg u wel toe dat zodra bewoners dat echt als overlast ervaren, je heel snel dat systeem kunt invoeren ter plekke. Het hoeft bij wijze van spreken nog geen maand te duren. De heer Jansen: Mag ik nog een verduidelijkende vraag stellen aan de wethouder? Ik voel enigszins dat de wethouder wel sympathie heeft voor het amendement, maar hij zegt al een overeenkomst te hebben gesloten en dan zou hij weer terug naar de onderhandelingstafel moeten. Mijns inziens niet. Wel over het vaststellen van het tarief, maar het mes snijdt aan twee kanten. Én een hoger rendement voor zowel de gemeente als Bataviastad én u ontlast de stad van de parkeerdruk. Wethouder Mattie: Jammer is in dat geval dat het stadshart een eigen parkeerbalans heeft met eigen investeringen en eigen opbrengsten. De kustexploitatie heeft om andere redenen ook een eigen parkeerbalans, een eigen investeringsniveau en een eigen tarievensysteem. Als je graag wilt, dat was ook een vraag van de ChristenUnie, dat je een verschuiving krijgt in het gebruik van parkeren - dat kun je doen door het dagdeel van € 2,50 naar € 4,00 te verhogen en ook door het goed te vinden dat met een kaartje vanuit de kust ook nog de stad bereikbaar is - dan ben je aan het inbreken op de verschillende systemen. Ik kan niet overzien wat daarvan de consequenties zijn. Het is wel zo dat je voor je opbrengsten van de stad niet zit te wachten op mensen die met een kaartje aan komen rijden van de kust. Het tarief bij de kust van € 2,50 is niet zo verschrikkelijk, tenzij je er € 4,00 van maakt. Dus er is wel goed nagedacht over die tarieven, ook de verhoudingen tussen kort parkeren en lang parkeren zijn daarin terug te vinden. D66 vraagt of het wel goed zit met de opbrengsten. Om te beginnen is nog een keer tegen het licht gehouden welke parkeergarage we daar neerzetten. Er waren twee versies, voor een groot aantal parkeerplaatsen en een kleinere. We hebben een half jaar geleden besloten tot de kleine versie over te gaan, omdat daar meer zekerheid is verkregen over de opbrengst. Vervolgens is in de berekeningen meegenomen dat het betaald parkeren wat later zou kunnen worden ingevoerd dan wij nu bedenken. Dat is uitgerekend en dan is alleen de eindopbrengst na 40 jaar wat minder geworden. Ook zijn de gehanteerde uitgangspunten van de bezoekers nog een keer tegen het licht
2006
N 137
gehouden. Als je daarop een reductie zou aanbrengen van 25% op redelijke cijfers, dan nog heb je aan het eind van de rit nog steeds een positieve opbrengst van € 7,7 mln., als ik het goed zeg uit mijn hoofd. Er is wel degelijk naar gekeken. Er zitten behoorlijke veiligheidsmarges in om dat te halen. Mevrouw Boshuizen: Ter verduidelijking. Ik vroeg naar de parkeerbalans op dit moment. Wethouder Mattie: De parkeerbalans op dit moment weten wij wel, maar er is helemaal geen parkeerdruk in dat gebied. Dus wij hebben de parkeerbalans gemaakt op de uitbreiding met de tweede fase van Bataviastad. Je kunt het huidige systeem wel gaan meten maar dat levert niet zoveel op. Uiteindelijk moet de parkeerbalans gemaakt worden op de ontwikkeling van bijvoorbeeld Hanzestadcompagnie, die daar uiteindelijk met 40 schepen terechtkomt en op het aantal bezoekers in Bataviastad, waarbij de tweede fase meegerekend is. Dat geldt op alle dagen. Dat heb je met een dergelijk centrum dat altijd open is. De heer Van Veluwen: Mevrouw de voorzitter. De wethouder heeft op mijn vraag niet geantwoord. Ik zou graag het collegestandpunt willen weten op mijn opmerking van de combikaart. Wethouder Mattie: Ik heb daar wel op geantwoord. Ik heb juist gezegd: er zijn gescheiden verkeerssystemen met verscheidene investeringsniveaus en verscheidene tarieven. Het is dus niet zo handig om die systemen door elkaar te laten lopen, want dan verval je in ongecontroleerde opbrengsten. In tweede termijn De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Wellicht een suggestie, ook richting de ChristenUnie. Het is toch wel een aantrekkelijk voorstel dat de ChristenUnie doet. Misschien dat dan aan het parkeerkaartje een extra bonnetje zit dat als buskaartje gebruikt kan worden. Dat zou misschien iets zijn wat we op de langere termijn kunnen bekijken. Ik meen dat ik de wethouder heb horen zeggen dat de vinger aan de pols wordt gehouden en dat op het moment dat de bewoners daar in de buurt klagen per direct de situatie wordt aangepakt en dat het in principe in een maand tijd ingevoerd kan worden. Dat stelt mij min of meer gerust. Ik had het beter gevonden als daarmee vooraf al rekening was gehouden, zeker dat die informatie richting de bewoners gaat zodat op het moment dat de overlast duidelijk is, men per omgaande met de gemeente contact kan opnemen. Ik maakte een opmerking over de beperking richting bezoekers Bataviawerf. Wellicht dat dit later nog terugkomt bij het andere onderwerp, maar het sluit ook wel aan bij de vraag in hoeverre de bezoekersaantallen in het algemeen daar dalen. De heer Gerritzen: Mevrouw de voorzitter. Op zich heb ik geen vragen, maar ik wil wel opmerken dat de beantwoording van het college in eerste termijn voor ons voldoende is om met dit voorstel te kunnen instemmen. De heer Van Veluwen: Mevrouw de voorzitter. Dank voor de beantwoording van het college. Wat mij nu verbaast is dat wij politiek bedrijven, we hebben grote lijnen uitgezet en zolang ik in de raad loop hebben we gezegd: mensen die de kust bezoeken, moeten we naar ons aantrekkelijk stadscentrum lokken. Dat is altijd een uitgangspunt geweest. Nu hoor ik het college zeggen: dat is aardig, maar we worden slaaf van ons eigen parkeersysteem; dat ligt er nu en daar hebben we het maar mee te doen. Dat vind ik niet ambitieus. Ik zou zeggen, hier ligt een kans. En ik vraag het
2006
N 138
college dan ook: zoek die kans nu eens uit. Het gaat niet om het laatste kwartje. Het gaat mij om het principe dat je mensen die de kust bezoeken naar ons aantrekkelijk stadscentrum lokt. Dat is wat mij betreft beleid. Ik zou nogmaals willen vragen aan het college: zou u dat eens een keer willen overwegen en willen uitzoeken? Dat hoeft niet met een dik rapport maar "met de benen op tafel”. De heer Ongering: Mevrouw de voorzitter. Ik wil met name even rechtzetten het feit dat ik waarschijnlijk niet duidelijk genoeg ben geweest met mijn amendement. Het gaat niet om het eerste aandachtspuntje. Het gaat er niet om het tarief op het centraal parkeerterrein Bataviastad van € 2,50 naar € 4,00 te brengen als je daar de hele dag parkeert. Dat zou u zelfstandig ook nog kunnen doen, maar daar gaat dit amendement niet over. Het amendement gaat over het derde aandachtspuntje, om het dagtarief lang parkeren Batavia-Haven naar beneden te brengen naar € 4,00. Dus van € 5,00 naar € 4,00. Wij verwachten dat daar een hoog rendement uitkomt. Mevrouw Kreuger: Ik had eigenlijk een interruptie richting Christenunie. Het is inderdaad zo dat we de bezoekers van de kust graag naar het centrum willen lokken, maar we hebben eigenlijk in het verleden afgesproken dat we het met attractief openbaar vervoer zouden doen. Misschien dat het gezocht kan worden in een combinatie van een parkeerkaartje en de mensen de mogelijkheid geven om goedkoop met de bus alsnog naar het centrum te gaan. Laten we nu niet stimuleren dat mensen die auto nog eens in ons overvolle centrum gaan parkeren. De heer Van Veluwen: Ik vind dat een uitstekend idee om te zeggen: als uw kaartje nog geldig is gaat u met de bus naar het stadscentrum en gaat u daar nog eens rondwandelen en inkopen doen. Prima. Wethouder Mattie: Gratis openbaar vervoer? Voor 65-plusser was het heel moeilijk. Daarover hebben we van alles geleerd de laatste maanden. Maar nu zoekt u naar een methode om gratis openbaar vervoer, of gedeeltelijk gratis openbaar vervoer, voor bezoekers van Bataviastad te regelen op een of andere manier. U weet inmiddels dat er altijd iemand is die betalen moet en dat maakt het toch wel weer lastig, want met deze partijen die daar in dat gebied zitten, hebben we de hele zaak doorgesproken, investeringsniveaus wederzijds vastgesteld en tarieven vastgesteld. Daaraan kun je niet zomaar weer wat toevoegen. Dus ik houd het erop dat ik bereid ben om over een jaar te evalueren, kijken wat de mogelijkheden zijn binnen de tarieven, of er iets te verzinnen is. Inmiddels is gebleken in de bespreking met Connexxion dat het heel moeilijk is om in te breken in de bestaande concessie en dat de eerste mogelijkheid aanwezig is als de chipkaart wordt ingevoerd. Dus misschien is op dat moment, in 2007, iets te regelen in die richting. Eenvoudig is het niet. Die attractieve openbaar vervoerverbinding is door ons al vele malen tegen het licht gehouden, maar is veel te kostbaar, kabelbanen en dergelijke, om in te richten. Er is geen exploitant te vinden. De heer Zweers: Er is een exploitant, een consortium, die dit geheel voor eigen rekening wil doen, zonder dat de gemeente daarvoor hoeft te investeren. Ook dat is de gemeente bekend. Wethouder Mattie: Dit is absoluut niet waar. Er is geen enkele investeerder. In het begin roepen, maar het uiteindelijke doen, het spijt me dat ik u dat moet zeggen, maar er is er niet één die het gedaan heeft. Iedereen is qo de stoep geweest, Siemens, het Haags Trambedrijf. Ja, als ze € 20 mln. subsidie meekrijgen, dan willen ze het wel doen. Maar geloof me nu, er is echt helemaal niemand.
2006
N 139
Mevrouw Boshuizen: Ik snap het toch niet. We hebben het de hele tijd over allerlei mogelijkheden om mensen naar het centrum te krijgen. De wethouder zegt: nee dat kan niet, want het zijn gescheiden verkeersstromen met dat parkeren. Maar ik heb uit het voorstel begrepen dat het parkeerbeheer, het toezicht en de bewaking straks centraal geregeld gaan worden. Dus dan laat je dat toch al door elkaar heen lopen. Wethouder Mattie: De laatste vijf jaar hebt u gezegd, breng nu geen concurrentievervalsing aan tussen de stad, waar betaald parkeren moet zijn, en de kust, waar geen betaald parkeren is, want dan zijn de winkeliers in het stadshart in het nadeel. Juist om die reden hebben we jarenlang ons best gedaan om bij de kust betaald parkeren ingevoerd te krijgen. Nu is dat gelukt, en nu rekt u de zaak weer een beetje op. Dat is niet het uitgangspunt op basis waarvan wij aan het werk gegaan zijn. De Inwonerspartij, dat had ik blijkbaar verkeerd begrepen, zegt dat je het dagtarief voor de Hanzestadcompagnie moet terugbrengen. Dan klopt meteen het rekenplaatje niet meer. U moet er ook rekening mee houden dat die auto’s daar ook vaak ’s nachts staan en dat daar in de nacht regelmatig controle zal worden uitgeoefend. De mensen gaan drie a vier dagen weg met de Hanzestadcompagnie en die auto staat er ook ’s nachts, dus ook dan is er bewaking. Dat betekent dat de controle die daar moet worden uitgevoerd, wel degelijk kostbaar is. Of er wel of niet centrale controle komt, staat nergens. Dat is ook nog niet vastgesteld, want het moment dat daar wordt ingevoerd is 2007 en de Stichting Perspectief die voor ons de controlewerkzaamheden doet, heeft een contract tot 2007. Dus op dat moment staat dat weer op losse schroeven. We zullen met bewoners heel goed communiceren in het begin dat zij kunnen aangeven als er excessen gaan ontstaan en dat we dan op korte termijn maatregelen zullen nemen. De voorzitter: Er is een amendement van de Inwonerspartij. Ik breng dit amendement in stemming. De heer Gerritzen: Mevrouw de voorzitter. Ik heb behoefte om een heel korte stemverklaring af te leggen. De VVD gaat dit amendement niet steunen en wel om twee redenen. De eerste is al door het college aangegeven, dat de tarieven het resultaat zijn van overleg en overeenstemming met meerdere partijen. Als het al tot tariefverandering moet komen, zouden wij dat liever doen op basis van een evaluatie, dus op een later moment. Wellicht zal de Inwonerspartij zeggen dat de VVD bij een eerdere behandeling over tarieven van parkeren in het stadshart zelf wel een verlaging van het dagtarief heeft voorgesteld, maar dat hebben we gedaan op basis van een gedegen financiële onderbouwing, waardoor de exploitatie sluitend bleef. Dat missen wij een beetje bij dit voorstel. De fracties van VVD, PvdA, CDA, GroenLinks, Leefbaar Lelystad, ChristenUnie, D66, Stadspartij en fractie De Jong stemmen tegen het amendement. De fractie van de Inwonerspartij Lelystad stemt vóór het amendement. Met 29 stemmen tegen en 2 stemmen vóór wordt het amendement verworpen. De voorzitter: Ik breng het totaal van het raadsbesluit in stemming. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Ik wil graag een stemverklaring afleggen. Dit is weer een voorstel waarvan ik het in mijn stemverklaring wil hebben over de wijze waarop. Wij zullen overigens vóór stemmen, dus daarmee geen probleem. Maar de afspraken zijn al gemaakt, de onderhandelingen hebben al plaatsgevonden
2006
N 140
en we discussiëren hier als raad en ik heb zinnige voorstellen gehoord, maar het kan allemaal niet want de afspraken zijn al gemaakt. Dat is het principe waar ik op tegen ben en ik wil dan ook dringend aan het college vragen om er voortaan rekening mee te houden dat wij niet als raad alleen maar kunnen goed- of afkeuren maar ook goede ideeën mogelijk met amendementen of anderszins kunnen inbrengen. Dat is ons nu ontnomen. Wij stemmen wel in met het voorstel met de opmerking of het in voorkomende gevallen ook op een andere wijze zou kunnen. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Ik heb vanavond al eerder aangegeven dat van de kaderstellende rol van de raad, dat was bij het WOP, toch enigszins een andere invulling was verwacht bij de Stadspartij. Dat is in dit geval precies hetzelfde. Dus ik sluit me geheel aan bij de heer Jansen. De heer Hijmissen: Mevrouw de voorzitter. Ik giet het maar in de vorm van een stemverklaring. Wij geven het college kaders mee: regel betaald parkeren aan de kust. Vervolgens doet het college het en krijgt het de kous weer op de kop. Daar snap ik niets van. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
12.
Voorstel tot vaststelling van de herziene grondexploitatie Kust-Totaal 2005 (stuk nr. B05.01644) Doorgeschoven naar de volgende raadsvergadering.
12a.
Voorstel inzake ontwikkelingsimpuls Bataviawerf (stuk nr. B06.00232) De heer Marseille: Mevrouw de voorzitter. In 2000 hebben wij een indringende discussie gevoerd over een reddingsoperatie voor de Batavia die toen zonder hulp van onze kant niet meer uit Australië zou terugkomen. Al in 2002 hebben wij opnieuw, maar toen zoals door velen gesteld voor de laatste keer, een reddingsoperatie gesteund. Helaas, opnieuw dreigt de Batavia te vergaan. Het is ook nu echter niet de natuur die daarvoor verantwoordelijk lijkt maar net als eerder kunnen grote vraagtekens gezet worden bij het beleid van bestuur en management. Over 2005 wordt een tekort geraamd van ongeveer € 8,5 ton. Als oorzaken worden genoemd tegenvallend resultaat van het scholingsproject, minder opbrengst bezoekers, hoge financieringslasten. Wat betreft het scholingsproject. Die tegenvaller komt niet uit de lucht vallen. Wat heeft het bestuur gedaan om de gevolgen op te vangen? Minder bezoekers. Ook hier de vraag: hoeveel dan? Immers, minder bezoekers moet toch al in de hoogseizoenmaanden duidelijk zijn geworden. Welke maatregelen zijn daarna getroffen? Hoge financieringslasten. Deze lasten waren bij de begroting toch ook volledig bekend? Is het misschien juist te veronderstellen dat rentebetalingen aan de gemeente al langere tijd achterwege zijn gebleven? Zo ja, welke maatregelen zijn daarvoor dan intern genomen? Kern van deze opmerkingen is dat dit hoge tekort toch onmogelijk pas de laatste maanden tot een reactie heeft mogen leiden. Was het resultaat over 2004 ook al negatief? De werf dreigt zonder nieuwe steun failliet te gaan. De vraag is daarom welke argumenten de werf heeft om het college over te halen aan ons voor te stellen de zaak drijvende te houden. Zijn die argumenten er eigenlijk wel? De dalende bezoekersaantallen duiden erop dat de attractie aan het slijten is. Bekend is dat
2006
N 141
attractieparken alleen door jaarlijks hoge investeringen bezoekers weten te trekken. Is het dan het boegbeeld? Natuurlijk ontkennen wij niet dat de Batavia van grote betekenis is geweest voor de naamsbekendheid van Lelystad en de ontwikkelingen aan de kust. Maar de vraag is tot welke prijs. Met alle afgeboekte leningen van nu en 2000 en 2002 is er inmiddels heel veel gemeenschapsgeld in dit schip gaan zitten. Het argument dat wij anders onze leningen kwijt zijn, vinden wij evenmin houdbaar. Die leningen zien we simpelweg al niet meer terug. Het argument dat ons nu nog aan het twijfelen brengt, is het gegeven dat Stable met de werf wil samenwerken. Wat houdt dat samenwerken dan in? Hoe ziet dat plan er uit? Wij begrijpen dat op die vraag pas na verder onderzoek antwoord is te geven. Maar om die tijd te nemen is een overbruggingskrediet nodig. Dat is opnieuw een risico waar we eigenlijk weinig voor voelen. Het besluit van het college om de grond te kopen, vinden wij een goed besluit maar staat los van de vraag wat er verder moet gebeuren. We willen daarom, voordat wij een beslissing nemen over het overbruggingskrediet, eerst duidelijkheid op de volgende punten. Kan het college de volgende toezeggingen doen? Ten eerste dat het boedelkrediet uitsluitend kan worden besteed voor de meest noodzakelijke uitgaven. Dit ter beoordeling van de gemeente en door de gemeente gecontroleerd. Kan voor het eind van de maand inzage worden gegeven in de jaarcijfers van 2005? Kan het college toezeggen dat de raad, eventueel vertrouwelijk, maandelijks wordt geïnformeerd over de gang van zaken? Kan in de op te stellen begroting op realistische en onderbouwde wijze rekening worden gehouden met kosten voor reorganisatie, groot onderhoud (en dan bedoel ik met name van het schip waarvan bekend is dat dit aan onderhoud toe is) en herziening van de terreininrichting? Kan duidelijk worden aangegeven welke verplichtingen er bij een eventuele doorstart van de stichting op de stichting blijven rusten? Verder vragen wij of er in de planvorming ruim aandacht kan worden geschonken aan een alternatieve aanwending van de Batavia, hetzij op het land hetzij in het water. Graag willen wij dat uiterlijk in de maand maart een voor besluitvorming geschikt voorstel aan de raad wordt aangeboden, waaruit duidelijk blijkt of een verantwoorde voortzetting van de werf mogelijk is. De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. De fractie van Leefbaar Lelystad sluit zich volledig aan bij datgene wat is verwoord door de heer Marseille. Wij wilden ons betoog beginnen met de opmerking: Dronten heeft de Meerpaal en wij hebben de Bataviawerf. Om in termen te blijven: er komen ons steeds weer nieuwe verrassingen toe om de boel drijvend te houden. Dat begint ons ook wel een beetje de neus uit te komen. Hoewel dit de eerste raadsperiode is dat wij het meemaken, is het toch voor ons al meer dan genoeg. Aanvullend op het betoog van de heer Marseille zitten wij met een paar andere zaken. In hoeverre heeft het wanbeleid van het bestuur en het management gevolgen voor personen en de inrichting van de organisatie? Wij kunnen als gemeente wel proberen om greep te krijgen op de zaak, maar als wij geen greep kunnen krijgen op de organisatie dan glijdt alles straks voor we het weten weer als los zand door de vingers. Overigens kunnen wij wel begrijpen dat het college er alles aan heeft gedaan om een en ander zo snel mogelijk op de rit te krijgen, want de vooruitzichten van een faillissement en de gevolgen daarvan willen wij al helemaal niet zien. Al was het alleen al dat er een buitenstaander binnen komt stappen en bepaalt wat er gebeurt. Dan zijn wij waarschijnlijk niet alleen ons boegbeeld kwijt, maar ook de regie op de ontwikkeling van de omgeving.
2006
N 142
De heer Hijmissen: Mevrouw de voorzitter. Anders dan de heer Zweers zit ik al wat langer in de raad en heb ik al meer discussies over de Batavia mogen meemaken. Ik herinner mij dat wij 14 februari 2002, dus ook vlak voor de verkiezingen, gesproken hebben over een nieuw reddingsplan voor de Batavia. Dagblad Flevoland vatte die behandeling samen met: steun verlenen houdt echt een keer op. Dat was de overtuiging van deze raad. Waarom werd toen ingestemd? Een raadsmeerderheid, het was overigens niet de gehele raad, stemde vier jaar geleden in met steunverlening onder de volgende argumenten. De Batavia is een beeldbepalend element. We hebben vertrouwen in het nieuwe stichtingsbestuur. Het ondernemersplan werd als realistisch beoordeeld; dat gold ook voor de exploitatiebegroting. Als klap op de vuurpijl: door de komst van Bataviastad zouden er onherroepelijk veel meer bezoekers ook naar de boot Batavia gaan. Nu, vier jaar later, moet er opnieuw worden bijgesprongen. De bezoekersaantallen blijven achter, dus ondanks het koopjesdorp. Het scholingsproject is verliesgevend. Er is een fors tekort. Collega Marseille vroeg al: is er afbetaald, is er rente betaald op verstrekte leningen? En nu komt u met een nieuw voorstel om het schip drijvend te houden. We maken de verstrekte leningen rentevrij en aflossingsvrij maar, college, hoe hard is nu dat plan? U hebt de grond gekocht. Uw verantwoordelijkheid. Hoe zeker is het dat de grond weer kan worden verkocht en wanneer wordt die overgedragen aan Stable? Is de akte al gepasseerd? Is de grond inmiddels van de gemeente? Wie is straks nu eigenaar van de Batavia en wie is financieel verantwoordelijk voor het onderhoud van de Batavia? Hoe zeker is het dat de € 150.000 die we nu verstrekken, wordt terugbetaald? Welke sanctie is er als het niet wordt terugbetaald? Het behouden van de Batavia, we noemden dat altijd een boegbeeld en ik stel vast dat meerdere sprekers voor mij al in de verleden tijd spraken, kost geld. Nu praten we over € 1,1 mln. maar blijft het daarbij? Kunt u garanderen dat het daarbij blijft? Wat is de reactie van het college als straks blijkt dat het schip wel in Leystad blijft maar niet meer drijft? Als er onderhoud gepleegd moet worden, trekken wij dan weer de portemonnee? De belangrijkste vraag: waarom moeten wij vandaag besluiten? Ik lees in het voorstel dat er een adviseur aan het bestuur is toegevoegd die voor eind februari duidelijkheid zal scheppen op een aantal prangende vragen. Waarom niet wachten totdat we duidelijk weten of het plan levensvatbaar is en we duidelijk weten dat we geen geld in het water gooien. Kan het niet wachten tot eind februari? Samenvattend. De aankoop van de grond, prima. Grond wordt niet goedkoper. Daarmee heb je regie. Maar op een aantal vragen zou de CDA-fractie wel eerst antwoord willen voordat wij een oordeel kunnen vormen over het voorstel dat nu voorligt. De heer Van der Houwen: Mevrouw de voorzitter. Bij de behandeling van het dossier Batavia, het is al meermalen gezegd door mijn collega-raadsleden, was het motto in de raad 2000: dit eens maar nooit weer. En hier zitten we weer, in 2006, met het dossier Batavia. Het college stelt ons wat betreft het voorgesteld besluit voor een duivels dilemma. Indien de raad in meerderheid niet instemt dan zal de Batavia, en de werf, wellicht in de golven van de voormalige Zuiderzee verdwijnen. Weg boegbeeld van Lelystad algemeen en de kust in het bijzonder. Weg met de verdere toeristische ontwikkeling. Weg geïnvesteerd belastinggeld. En hoe staat het eigenlijk met de afspraak met Stable in het verleden dat Batavia, het schip althans, in Lelystad móest blijven? Instemming met het voorstel betekent nog meer geld van de burgers investeren. Bedrag van in totaal € 1,2 mln. in eerste aanzet. Moet in dit verband niet gesproken worden over een risicovol traject dat wordt aangegaan of deelt het college deze zienswijze niet?
2006
N 143
Mijn fractie stelt zich op het standpunt dat er alleen met het collegevoorstel kan worden ingestemd indien er door het college een duidelijk perspectief wat betreft de toeristische ontwikkeling van de kuststrook met een prominente rol voor de Batavia kan worden geschetst en met de toezegging dat het bij deze aflossingsvrije en renteloze lening en dit tijdelijk krediet op dit moment dan ook blijft. Tevens verzoekt mijn fractie het college om antwoord te geven op de volgende vragen. Kunt u inzicht verschaffen in de financiële verdeelsleutel tussen enerzijds Stable en anderzijds de gemeente? Is het college van mening dat de als conservatief benoemde exploitatiebegroting voldoende garantie biedt om een volgend financieel debacle te voorkomen? Wat te doen als de exploitatieproblemen blijven voortduren in de komende jaren? Met andere woorden, is er al een scenario ontwikkeld in dat geval? Is de financiële constructie die op grond van de wet FIDO is toegestaan, ook getoetst aan Europese regelgeving? En, ik dacht dat collega-raadsleden dit ook al gevraagd hebben, hoe zijn de eigendomsrechten momenteel geregeld? Kortom, wie is nu waar eigenaar van? Ik sprak van een duivels dilemma. Welke keuze ook wordt gemaakt, het kost de gemeente altijd flink wat gemeenschapsgeld. Ten slotte toch een lichtpunt. De kust wordt weer vrij toegankelijk, een gegeven waar mijn fractie zeer aan hecht, en de gemeente krijgt de regie over dit gebied weer terug. De heer Hijmissen: Dat laatste is in alle gevallen zo. De heer Van der Houwen: Jazeker. Dat is juist. Maar ik wou toch nog ergens een lichtpuntje zien te ontdekken en ik heb het hierin ontdekt. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. De vragen van de VVD-fractie waren voor ons heel relevant. Ik hoef de meeste dus niet te herhalen. Nog wat verder vragend. De kosten van eventueel onderzoek naar de directe toekomst van de Batavia, die boot die voor onze kust ligt en dreigt ten onder te gaan aan een niet zo goede bodem en huid. Als die boot niet in het water kan blijven omdat hij dreigt te zinken, dan is de vraag hoeveel kost het, is dat onderzoek gedaan, om die boot weer zodanig te repareren dat hij wel in het water kan blijven liggen, voor hoe lang? En is het overwogen en zijn er al gedachten en berekeningen gemaakt om die boot op het land te plaatsen, voordat de noodzakelijke kosten van het repareren van de bodem van het schip moeten worden gemaakt? Je kunt een alternatief afwegen. Maar dat hij moet blijven om bezocht te kunnen worden, daar gaat de Stadspartij van uit. Nog even in de richting van Stable. Stable schijnt stevig te hebben meegedaan aan het redden van de Batavia. Zijn er ook andere gegadigden benaderd om daar iets te doen aan die prachtige recreatieve kust van Lelystad? Of was alleen Stable daar een gegadigde of de gegadigde? Als er overleggen zijn geweest met anderen dan is het voor ons wel interessant en nuttig om daarover, als er een en ander is vastgelegd, te lezen. Kort en goed, de Stadspartij vindt dat te hoge kosten voor reparatie van het schip moeten worden voorkomen. Zet dat ding op het land. En een opkomende gedachte vanavond is: hadden we niet een onderwatermuseum op het oog een aantal jaren geleden voor de kust? Kunnen we hem nu niet laten zinken, in een glazen stolp brengen en openstellen voor bezoekende duikers? Kun je een heleboel geld winnen. Maar het zal wel onderzocht zijn. Het is een optie en als het eventueel kan misschien ook goedkoop.
2006
N 144
De heer Siepel: Mevrouw de voorzitter. Voor de reders van de VOC was de Batavia indertijd een schip van bijleg. De replica van die Batavia die zich hier in deze stad bevindt, doet daar niet voor onder. Als we kijken hoeveel geld de gemeente, en niet alleen de gemeente, in de afgelopen jaren heeft moeten investeren in de boot, dan zijn dat grote bedragen. De uitdrukking die in die VOC-tijd is ontstaan, schepen van bijleg, is nadrukkelijk op onze boot van toepassing. Maar de Batavia is, en ik spreek nu in de onvoltooid tegenwoordige tijd, in zekere zin ook een boegbeeld voor Lelystad. Ik gebruik die metafoor ook maar. En dat betekent dat we er ook erg zuinig op moeten zijn. Daarom vindt de fractie van de ChristenUnie dat het college te prijzen is dat het meegewerkt heeft aan een reddingsoperatie die in ieder geval voor de korte termijn het behoud van de Batavia inhoudt. De vorm die het college daarvoor gekozen heeft, vinden wij ook een voor de hand liggende omdat zo, in de woorden van het college, maximale zekerheden worden gekocht. Gekocht inderdaad, want er gaat veel geld in om. Wij hebben nu een grondpositie verworven. Dat is prachtig, maar wat is het college van plan om met die grondpositie te doen, want de gemeente is geen projectontwikkelaar. Een aantal vragen nog bij dit voorstel die nog niet zo door anderen gesteld zijn. Het scholingsproject is een verlieslatende activiteit en daarom heeft het college als voorwaarde aan de reddingsoperatie verbonden, dat dat scholingsproject losgekoppeld wordt van de exploitatie van de Bataviawerf. Dat loskoppelen lijkt ons een risicovolle operatie voor het voortbestaan van het scholingsproject. Een scholingsproject dat toch een aantal jongeren weer de weg wijst naar de arbeidsmarkt, arbeidservaring laat opdoen, belangrijk is voor de reïntegratie van de jongeren. Kortom, een project waaraan de fractie van de ChristenUnie nadrukkelijk waarde toekent. Hoe taxeert het college de kans om dat scholingsproject, weliswaar losgekoppeld maar dan in andere vorm voort te zetten? De aantrekkelijkheid van de werf en de boot die daarbij hoort, wordt in belangrijke mate bepaald door de activiteiten die op de werf plaatsvinden. In museale kringen is bekend dat wil je voldoende volk over de vloer krijgen, je geregeld wat nieuws te bieden moet hebben want van herhaald bezoek moet je het hebben. Het lijkt erop dat met deze operatie de bouw van de Zeven Provinciën, het admiraalschip van Michiel de Ruyter, tot stilstand is gekomen. Voortzetting van de bouw zou juist, en dat leert ook de geschiedenis van de Batavia, de bezoekerscijfers kunnen verhogen omdat er dan geregeld wat nieuws is. Dat brengt ons op de vraag: hoe zeker is het dat de bouw van de Zeven Provinciën doorgaat? Ik sluit af, nadat ik nog één detail heb genoemd. Het college noemt de leningen aflossingsvrij maar ik neem aan dat bedoeld zal zijn tussentijds aflossingsvrij want aflossingsvrije leningen zijn wat ons betreft gelijk aan schenkingen en dat zal het college hier volgens mij nadrukkelijk niet bedoelen. Dus de vraag is of ik het college goed begrijp als bedoeld is dat de lening tussentijds aflossingsvrij is. Onze eerste indruk is dat het college adequaat heeft gehandeld in de gegeven situatie, maar voor de continuïteit van de werf op wat langere termijn leven er bij ons, en mijn voorgangers hebben nog veel meer vragen gesteld dan ik, nadrukkelijk veel vragen. Onze fractie is ook benieuwd naar de antwoorden daarop. Mevrouw Boshuizen: Mevrouw de voorzitter. Het zoveelste verhaaltje vanavond over de Batavia. Het is voor u wel, maar voor ons absoluut niet de eerste keer dat we over de toekomst van de Batavia praten. Het schip is onze trots maar eigenlijk ook een zorgenkindje. Vanavond staat er dan weer eens een reddingsactie op de agenda, waarmee wij als D66 wel voor een dilemma staan. We hebben de laatste keer, en anderen hebben dat ook aangegeven, gezegd dat dit echt de allerlaatste keer is. En als je moet constateren: was onze laatste keer dan niet de laatste keer, hoe
2006
N 145
betrouwbaar is dat dan ook voor jezelf? Welke garantie voor de toekomst geeft de oplossing in dit voorstel? Ik kan me voor een groot deel scharen achter de woorden van de VVD en het CDA. Wij vinden het prima dat die grond in handen van de gemeente komt. Het is de bedoeling dat hij daarna naar Stable gaat. Mijn eerste vraag daarover is: stel dat toch daar ook een kink in de kabel komt en Stable kan niet op korte termijn die grond overnemen, wat is daarvan het risico? Een tweede: is er genoeg draagvlak en zal het schip attractief genoeg zijn om ook in afgeslankte vorm voort te bestaan? Hoe zit het met het groot onderhoud; voor hoeveel moet het opgeknapt worden; hoe zeker is het onderhoud gegarandeerd en voor hoe lang? Is het al voor honderd procent zeker dat ING en de provincie ook instemmen met het rente- en aflossingsvrij maken van de vorderingen? En wat gebeurt er als we dit plan uitvoeren en aan het eind van de zomer blijkt toch dat het op een of andere manier niet lukt en de Batavia gaat failliet? U merkt dat wij verschrikkelijk twijfelen aan het verdere voortbestaan. Ik moet zeggen, ik heb ooit de heer Siepel horen zeggen dat zijn fractie niet de vrijmoedigheid had om met een voorstel in te stemmen. Ik vond dat toen een heel leuke, ouderwetse uitdrukking. Ik heb het woord nooit eerder gebruikt maar volgens mij is het in dit geval heel passend. De D66-fractie heeft nog niet meteen de vrijmoedigheid om met dit voorstel in te stemmen. Wij wachten eerst het antwoord af. De heer S.J. Kok: Mevrouw de voorzitter. Voorgaande sprekers hebben het al gezegd: dit is een heel moeilijk dilemma waar wij voor staan. Geven we geen geld als gemeente aan de Bataviawerf dan gaat hij onherroepelijk failliet en dat zal schade toebrengen aan onze kust en de ontwikkelingen die daar nog moeten plaatsvinden. Aan de andere kant, wel instemmen betekent voor de zoveelste keer dat er geld van de gemeente naar de Bataviawerf gaat. Dat hebben we in het verleden ook al gedaan en toen hebben we ook al gezegd: dit is de laatste keer en dat blijkt dus niet zo te zijn. Ook toen hebben we vertrouwen gehad in de plannen die er lagen. We hebben vertrouwen gehad in het bestuur van de Bataviawerf en dat is wel ernstig geschonden. Als het erom gaat hoe we uit dit dilemma moeten komen, dan spelen er twee belangrijke zaken voor mijn fractie. Ten eerste de toekomstvisie. Is het plan dat er nu ligt levensvatbaar? Daar kun je allerlei vragen over stellen. Dat hebben andere fractie ook gedaan; dat zal ik niet doen. Ik zal wachten totdat het college antwoord heeft gegeven en daarop in de tweede termijn terugkomen. Een ander punt dat wij heel duidelijk voor ogen zullen houden, is dat we heel goed kunnen uitrekenen wat de Batavia ons als gemeente heeft gekost, het is moeilijker te berekenen wat de Batavia ons als gemeente heeft opgeleverd in de zin van een goed imago. De Batavia heeft heel duidelijk eraan bijgedragen dat Lelystad nu een goed imago heeft. Dat is moeilijk in geld uit te drukken. Dat zul je altijd bij dit soort keuzes voor ogen moeten houden: de negatieve kant van de zaak is in geld uit te drukken, de positieve kant niet. Wij zullen dat duidelijk betrekken bij onze beoordeling straks in tweede termijn. Mevrouw A. de Jong: Mevrouw de voorzitter. Ik heb geen vragen, ik heb alleen een paar opmerkingen. Ik ben het eens met de opmerkingen van de VVD en Leefbaar Lelystad. Voor het overige tipte de ChristenUnie al aan wat ik onder de aandacht wilde brengen, namelijk de Zeven Provinciën. De mensen die op de werf komen, komen met name om te zien hoe de bouw voortgaat op zo’n werf. Dat was bij de Batavia zo, dat is ook bij de Zeven Provinciën zo. Degenen die geïnteresseerd zijn in dit soort zaken hebben allemaal zo langzamerhand die werf wel gezien en de Batavia zeer zeker meerdere malen. Degenen die nu komen hopen iedere keer weer wat
2006
N 146
meer aan de Zeven Provinciën te zien. Maar al jaren gaat het slecht met de Zeven Provinciën. Eerst werd het aardig langzaam maar gedegen opgebouwd. Toen bleken er toch weer wat fouten in te zitten en hout al niet meer goed te zijn. We hebben als het ware een doorstart gemaakt en er werd weer wat meer gebouwd. Maar het gaat veel te traag om echt bezoekers te trekken. Als daar niet heel duidelijk aan gewerkt wordt, dat die Zeven Provinciën met spoed gestalte gaat krijgen, dan zal je niet meer mensen trekken en dan is het funest om nog meer geld in de werf te steken. Dat gaat mij zeer aan mijn hart, want ik zeg deze woorden ook als ex-staflid van de Bataviawerf. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Het is een moeilijk dossier. Ik heb best waardering voor het college om zich te verdiepen in deze materie en mogelijk een reddingsboei toe te werpen aan zowel de Batavia als het stichtingsbestuur maar ook in het belang natuurlijk van Bataviastad. Het belang van Bataviastad hebben wij hoog in het vaandel. Het belang van het schip, de Batavia, hebben wij ook hoog in het vaandel. Want als ik in het buitenland kom en ik zeg dat ik in Lelystad woon dan staan ze me raar aan te kijken, maar zodra ik het over de Batavia heb dan weten ze precies waar hij ligt. Wij kunnen ons aansluiten bij de vragen die door mijnheer Marseille van de VVD gesteld zijn. Wij willen toch de Bataviawerf scheiden van de Batavia, het schip. Ik weet dat projectontwikkelaars twee dingen voor ogen hebben. Dat is het maken van winst en kijken in de toekomst, het maken van nog meer winst. Dat ze de grond willen gaan kopen, dat begrijp ik. Dat is een zakelijke deal. Ik zal me geen zorgen maken over deze projectontwikkelaar of ze dat wel of niet kunnen betalen, want ik verzeker u dat ze dat wel kunnen. Wat ik mis is de belangstelling voor de Batavia, want dat zou ook hun belang moeten zijn. Het risico dat nu op het bordje van de gemeente wordt neergelegd, namelijk het risico van de Batavia, het boegbeeld van Lelystad, wenst onze zakelijke partner niet te nemen. Misschien kan het college uitleggen waarom het zakelijke risico niet genomen wordt door de projectontwikkelaar en waarom wij dat zakelijk risico dan wel zouden moeten dragen. Dan zie ik inderdaad aankomen wat de vrees is van de meeste fracties in deze raad, namelijk dat wij ons nu mogelijk laten overtuigen, nog één keer, en dat wij over één jaar weer met exact hetzelfde probleem komen te zitten. Dan het geld dat het ons gaat kosten, want dat is natuurlijk ook een keuze. Wat mij nog vers in het geheugen ligt, is namelijk de vaststelling van onze rioolheffing. Daar hebben we moeilijke keuzes moeten maken en die moeilijke keuzes vielen ons zwaar. Dat betrof namelijk de eigen inwoners. Dan weet u waar ik het over heb. Het belang waarover we hier nu spreken, treft dat wel onze inwoners? Ik vraag het mij af. Wat zou nu het slechtste scenario zijn in dit geval als de werf failliet zou gaan? Dan gaat hij failliet. En dan is de stichting failliet. Zou het geen mooi object zijn om het verder te trekken op het onderwijskundige vlak en onder verantwoordelijkheid te brengen van bijvoorbeeld het ROC? De heer Zweers: Mijnheer Jansen, hebt u enig idee hoe het gaat rondom een faillissement op het moment dat er een curator binnen komt stappen? Als een curator daar zit, dan zit hij daar puur om zoveel mogelijk middelen binnen te krijgen. Als dat betekent dat er een houtkoper in Tokio zit die dat ding graag wil hebben en toevallig net het meeste biedt, is hij weg. De heer Jansen: Nee, mijnheer Zweers, ik heb geen ervaring met curators. De heer De Jager: Bedoelde de heer Jansen ROC of VOC?
2006
N 147
De heer Jansen: Geen spraakverwarring, mijnheer De Jager. Ik bedoel het ROC. Dus enerzijds vraag ik aan het college waarom de projectontwikkelaar het risicodragend deel niet ook op zijn disconto heeft genomen. De laatste vraag: is alles al afgehandeld? Moeten we na alles wat hier ingebracht wordt weer terug naar de onderhandelingstafel? En is dat nog mogelijk? Eigenlijk hetzelfde als ik bij het vorige voorstel heb gezegd: kunnen wij nog iets betekenen? Wethouder A. Kok: Mevrouw de voorzitter. Ik denk dat D66 de kwestie goed heeft omschreven met haar zin: de Batavia is onze trots en ons zorgenkindje. Dat is een treffende omschrijving. Welke kwestie staat voorop als we naar de Batavia kijken? Ik denk dat we eerst met elkaar zouden moeten bepalen of het houden van de Batavia in Lelystad een publiek belang is. Daarop zegt het college in ieder geval ja. Als ik hier de toonzetting ondanks alle zorgen die worden uitgesproken, beluister dan denk ik dat ook in deze raad men overwegend van mening is: jazeker, wij vinden het belangrijk dat ons boegbeeld, de Batavia, in Lelystad blijft. Daaraan hebben we heel veel te danken, ook zonder meer een deel van ons gestegen imago. Wat is de Batavia nog meer? Het ikoon voor de kustontwikkeling. En de kustontwikkeling is een speerpunt van ons, met nadruk ons beleid voor de stad. Wij denken dat als we Lelystad meer gezicht kunnen geven aan de kust, het van groot belang is voor onze samenleving. Volgens mij is dat een gedeeld standpunt van iedereen. Waarom is de Batavia nog verder belangrijk? Niet te vergeten de vele vrijwilligers die dag in dag uit bezoekers op de Batavia rondleiden; van grote maatschappelijke betekenis. Tot slot zou ik willen zeggen: de honderdduizend bezoekers die toch nog steeds komen, zijn ook van belang voor de stad. Honderdduizend bezoekers is toch ook weer niet niks. Wat wil het college niet? Het college wil niet een bodemloze put. Het college wil niet een structurele subsidie geven jaar in jaar uit om de Batavia in de stad te houden. Dat lijkt ons een onverantwoorde investering. Ook als het gaat om het scholingsproject. Want het college is van mening dat wel de Batavia zelf, het schip, maar niet het scholingsproject een publiek belang is. Waarom niet? Het scholingsproject is niet meer en niet minder, dus best te waarderen, een reïntegratiebedrijf. Daarvan zijn er meer in de stad, in het land en in de provincie. Daarin is het niet uniek en daarom wil het college absoluut niet de scholingsstichting subsidiëren zonder tegenprestatie. Wij zijn bereid om als dat mogelijk is, deelnemers aan te leveren, maar verder gaat het niet. Dat is een keuze, een pijnlijke keuze maar wij moeten, denk ik, heel voorzichtig in dit verband opereren. Het kan niet zo zijn dat we een stichting die elk jaar een paar ton verliest, structureel gaan subsidiëren. Dat betekent dat de scholingsstichting, en ik zeg dat met name richting ChristenUnie en mevrouw De Jong, het risico loopt dat het niet in de benen blijft. Ik kan het niet precies beoordelen. De scholingsstichting zal zelf moeten kijken of men in leven kan blijven. Men zal het zelf moeten regelen. Daar zijn mogelijkheden voor, maar of het lukt, dat is voor het college de vraag. Het is in ieder geval niet zo dat het college daarin wil investeren. Wat doet het college wel? In de eerste plaats maken we de huidige leningen aflossings- en rentevrij. Op de vraag wat dat precies betekent: het betekent dat de werf geen aflossing en geen rente hoeft te betalen, het is in feite een schenking, maar indien het aantal bezoekers toch nog substantieel stijgt, als het schip met geld alsnog binnenkomt als het ware, dan komt er weer een aflossingsverplichting aan de gemeente. Maar dat is wel heel erg optimistisch; dat geef ik toe. Het zal niet zo zijn dat als over een paar jaar de stroom bezoekers enorm stijgt, wij dan nog steeds zitten met een afgeboekte lening.
2006
N 148
De heer Jansen: Voor de zekerheid. Bedoelt de wethouder nu te zeggen dat wij € 750.000 aan de stichting geven? Wethouder A. Kok: Wij maken het rente- en aflossingsvrij. Als het aantal bezoekers stabiel blijft dan zal nooit meer rente en aflossing bij de gemeente binnenkomen. Dat zijn we kwijt. We schenken het niet maar we zijn het kwijt. Maar ook in elk ander scenario zijn we het kwijt. Dat is een gegeven. De heer Hijmissen: Een vraag. Is dat een concretisering van wat de afgelopen jaren al is gebeurd met die verstrekte leningen? Ze waren niet aflossings- en rentevrij. Is er in de afgelopen jaren wel aflossing en rente betaald? Wethouder A. Kok: Er is overeenkomstig de overeenkomst betaald. Uit mijn hoofd: er is wel aflossing en ook rente betaald. Daar zijn verder geen achterstanden op geweest. Wat stelt het college nog meer voor? We kopen de grond van de werf en hebben dat in eigendom. Het grootste motief cm dat te doen is dat wij daarmee tijd hebben gewonnen om een goed plan op te stellen. Door middel van de opbrengst van de grond kan de werf de komende maanden overleven en ook een heel groot gedeelte aan de ING-bank betalen, want anders was de ING niet akkoord gegaan met de aflossing van de hypotheek, want de grond is hypotheekvrij aan de gemeente opgeleverd. Daarmee hebben we tijd gekocht om een goed plan te maken. Er is denk ik zeer weinig risico omdat we daarvoor een grondpositie krijgen die zeer strategisch is en altijd zijn waarde zal kunnen behouden. Alleen wat renteverlies wellicht. Het is niet zeker dat Stable de zaak medio dit jaar overneemt. Het is wel de verwachting. Stable is daarover ontzettend positief dat het gaat gebeuren, maar het is nog niet rond. Dus er is altijd een kleine mogelijkheid dat het niet rond komt, maar dan houdt de gemeente de grondpositie. Het is een strategische positie. Het college is niet bang dat daar veel verlies op zal worden geleden. Alleen, denk ik, wat renteverlies. Wat stelt het college nog meer voor? Dat is de nieuwe lening van € 3 ton. Dan zou ik u toch indringend willen voorhouden dat het wel heel onhandig zou zijn om te zeggen: wij gaan pas instemmen met die lening als wij hebben geconstateerd dat aan alle voorwaarden is voldaan. Ik zou het toch dringend aan u willen voorleggen om de volgorde andersom te doen. Die lening is nog niet verstrekt en die gaat pas verstrekt worden nadat aan stringente voorwaarden door de Bataviawerf is voldaan. Maar laat u dat alstublieft over aan het college. Ik zal u de kaders vertellen waarbinnen het college zal opereren en zal beoordelen. Maar het is, denk ik, niet raadzaam ook al qua tijd om te zeggen: wij willen dat eerst allemaal zien en dan gaan we besluiten. Ik stel u voor namens het college om ons het vertrouwen te geven. Wij stellen stringente voorwaarden aan het verstrekken van dat krediet. Als aan die voorwaarden niet wordt voldaan dan zullen we die lening niet verstrekken. Ik zal straks ingaan op die voorwaarden die we willen stellen. Laat u de beoordeling of die voorwaarden zijn vervuld aan het college. Geef het college daarin vertrouwen. De voorwaarden zijn: 1. Er moet een goede samenwerkingsovereenkomst zijn met Stable. 2. De ontvlechting met de scholingsstichting moet daadwerkelijk zijn geregeld. Dat is nog niet zo heel eenvoudig want nu zijn de mensen in dienst van de werf en worden gedetacheerd of doorgeleend aan de scholingsstichting. Dat moet allemaal goed ontvlochten worden. 3. Er moet een goed saneringsplan liggen, waardoor het duidelijk is dat indien de opbrengsten blijven zoals ze vorig jaar waren, er geen sprake kan zijn van een
2006
N 149
verliesgevende exploitatie. Dat betekent dat er fors in de kosten zal moeten worden gesaneerd. Deze drie voorwaarden resulteren in een behoedzame, structureel sluitende begroting. Dat is een ingewikkelde operatie en daarom heeft het gemeentebestuur aan het bestuur van de werf een adviseur toegevoegd. Deze adviseur wordt betaald door de gemeente en legt verantwoording af aan de gemeente. Dat plan moet ongeveer in de eerste week van maart klaar zijn en dan zal ook een besluit moeten worden genomen over het verstrekken van de lening. De heer Hijmissen: In de brief die u ons hebt doen toekomen spreekt u nog over eind februari. Wethouder A. Kok: Akkoord. Eind februari c.q. begin maart. U hebt gelijk mijnheer Hijmissen. Eind februari. Ik heb alle termijnen soms niet meer helemaal goed in gedachten. Waarom nu weer, ondanks dat we al een keer gezegd hebben: dit is de allerlaatste keer? Omdat dit een heel andere situatie is. Dat zeg ik met volle overtuiging. Waarom is de situatie fundamenteel anders dan in 2002 en in 2001? In 2002 zou Bataviastad komen maar was er nog niet. Er zal een behoedzame sluitende begroting komen. Die was er in 2002 niet. De heer Hijmissen: Het college was toen van mening van wel overigens. Dat staat keer op keer in de notulen van die raadsvergadering. Wethouder A. Kok: Ik heb het niet over alleen maar een begroting of een sluitende begroting, die waren er toen ook, maar ik heb het nu over een behoedzame sluitende begroting. Een behoedzame sluitende begroting wil zeggen dat je niet uitgaat van stijging van bezoekersaantallen zoals in 2002. Dit is nu een veel behoedzamer opzet. Er komt een goede samenwerking met Bataviastad met forse investeringen van Bataviastad in het werfterrein. Dat geeft meteen ook de waarborg dat het bezoekersaantal op z’n minst zal stabiliseren; omdat nu het probleem is dat de bezoekers van Bataviastad tegen de verwachting van destijds in juist niet naar de Bataviawerf gaan omdat de routing bijvoorbeeld heel onlogisch is en men als bezoeker van Bataviastad, als je vreemd bent, bijna niet de werf kunt zien en zeker niet de goede toegang kunt vinden. Er wordt straks fors geïnvesteerd door Bataviastad in het terrein. Er worden nieuwe gebouwen neergezet. Het hele spul wordt opgeknapt. De routing wordt verbeterd, waardoor het straks veel logischer is dat bezoekers ook naar de werf toe gaan. Daarbij komt dat er activiteiten zullen plaatsvinden. Dat is ook belangrijk, om die commerciële drive te hebben die bij Bataviastad aanwezig is en niet voldoende aanwezig is bij de Bataviawerf. Een ondernemer die moet overleven, is creatiever dan de ondernemer die denkt: ik krijg mijn subsidie of mijn entreegelden wel binnen. Die commerciële drive zal moeten gaan overheersen in de bedrijfsvoering van de Bataviawerf. De heer Van der Houwen: Heb ik goed begrepen van het college dat er feitelijk wordt gesproken over een intentieovereenkomst tussen enerzijds het stichtingsbestuur van Bataviawerf en anderzijds Stable om de investeringen te doen die u zojuist gesteld hebt, investeringen die verder gaan, ook op commerciële basis? Mijn vervolgvraag: heeft de gemeente daarin ook nog een rol? De heer Marseille: Ik wilde ook een interruptievraag stellen, die hier helemaal op aansluit. Het college heeft het over nieuwe investeringen. De vraag is in hoeverre deze nieuwe investeringen echt bijdragen aan meer attractie of de werf alleen maar op een ander plan zetten, want anders wordt het wat onduidelijk wat de rol is van het
2006
N 150
schip daarin. Als er allemaal nieuwe attracties gemaakt worden dan zal het waarschijnlijk zo zijn dat de Batavia daarin een steeds mindere rol gaat spelen. Dus hierin zit een bepaalde tegenstrijdigheid. Het is ook merkwaardig dat een dergelijk belangrijk investeringsplan dan onderdeel uitmaakt van een reddingsoperatie die in een vrij korte tijd gestalte krijgt. Dat geeft toch niet het gevoel dat we daarmee helemaal op de goede weg zijn. De heer Jansen: Ook een vraag die daarop aansluit. Wat zijn nu precies de belangen voor de gemeente om dit geld daarvoor ter beschikking te stellen? Wethouder A. Kok: Op de vraag van de heer Jansen kom ik straks terug want dat is onderdeel van mijn betoog. De vraag van de heer Van der Houwen. Er is inderdaad al een intentieovereenkomst tussen Stable en de werf. Eén van de voorwaarden voor ons nieuwe krediet zal zijn dat wij erop zullen toezien dat er een goede en hardere samenwerkings overeenkomst komt tussen beide instellingen. De heer Van der Houwen: Voor mijn helderheid. Betekent dit een overeenkomst tussen drie partijen, Stable - werf - gemeente? Wethouder A. Kok: Nee. Er is een overeenkomst tussen de werf en Stable. Wij zullen wel toezien en we zullen geen krediet verstrekken als de overeenkomst niet hard genoeg is. Gevraagd wordt wat daarbij het belang is. Omdat juist de essentie van die behoedzame, sluitende structurele begroting die samenwerking met Stable is. Die is volstrekt noodzakelijk wil de werf structureel kunnen overleven. Dat is de visie van het gemeentebestuur. Richting de heer Marseille over de attracties. Het zijn aanvullingen op de boot. Het zijn activiteiten die juist aansluiten op de aanwezigheid van de Batavia. Een touwslagerij, al dat soort technische zaken die horen bij het bouwen van een schip, die zul je daar kunnen zien. Een volstrekt authentieke scheepswerf met een prachtige boot. De heer Erica: Hoe dwing je een dergelijke controle af zonder dat je een overeenkomst hebt? U wilt die naleving goed onder controle houden, maar zonder dat u met die twee een tripartiet overleg hebt. Hoe geeft u dat vorm? Wethouder A. Kok: Onze garantie is, en dat is geen bankgarantie of een keiharde garantie, de betrouwbaarheid en de kwaliteit van onze partner Bataviastad c.q. Stable. Daar hebben wij nu jaren ervaring mee en we hebben er inderdaad zeer goede ervaringen mee, dus als wij een overeenkomst zien tussen de werf en Stable dan hechten we daar zeer veel waarde aan. Maar het is geen keiharde garantie dat wij bij een strop nog weer een keer kunnen aankloppen: betaalt u maar. Zo is het niet. Het heeft zeker enig risico. De voorzitter: Denkt u dat u bijna klaar bent met uw beantwoording? Wethouder A. Kok: Mevrouw de voorzitter, helaas niet. Er zijn zoveel vragen gesteld en het is een belangrijk onderwerp. De voorzitter: Het is inmiddels tien voor half twaalf. Er komt nog een tweede termijn. Dus ik zou er toch even op willen aandringen dat u de beantwoording wat in elkaar schuift.
2006
N 151
Wethouder A. Kok: Ik zal proberen het snel te doen. Wat hebben we dan straks? Een antwoord op de vraag van de heer Jansen die net is weggegaan, zie ik, maar de heer Ongering zal het aan hem doorvertellen. We hebben er straks voor terug dat de aanwezigheid van de Batavia voor de stad is geborgd, een extra ontwikkelingsimpuls voor de kust, grotere aantrekkelijkheid van de kust en dat de Oostvaardersdijk weer een openbare en aantrekkelijke wandelpromenade is. Ik zal dan snel overgaan naar de vragen. Wat heeft het bestuur gedaan? Het bestuur heeft te laat gereageerd. Wat is de samenwerking met Stable; daarop ben ik al genoeg ingegaan. Ik vind echt dat we vandaag zouden moeten instemmen met het voorstel van het college en dat het saneringsplan voldoende waarborg daarvoor geeft. Als je dan kijkt naar de vragen en de toezegging die de VVD-fractie heeft gevraagd, dan kan ik zeggen dat inderdaad het saneringsplan eind van de maand gereedkomt. Dan zullen ook de jaarcijfers 2005 beschikbaar moeten zijn. Natuurlijk zijn we bereid om de raad regelmatig, wellicht maandelijks als dat kan, te informeren over de gang van zaken. Er komt een realistische begroting; dat is juist één van de meest essentiële voorwaarden die we maar kunnen stellen. In dat plan moet het ook duidelijk zijn welke verplichtingen er allemaal zijn en welke verplichtingen er niet meer zijn. We gaan goed kijken naar de onderhoudspositie van de boot. Ik zou het wel betreuren als we eind maart nog weer een nieuw voorstel zouden moeten doen. Nee, ik zou zeggen: wij gaan eind maart constateren of wel of niet aan de voorwaarden is voldaan. Zo ja, dan krijgt men het krediet. Zo nee, dan krijgt men het krediet niet. Het krediet bestaat uit € 300.000. € 150.000 komt aan het eind van het seizoen terug, want dat is de seizoensfinanciering. Van de andere € 150.000 komt een normale rente- en aflossingsverplichting en daarvoor krijgen we een hypotheek op de Batavia, ook een grote winst, maar daarmee krijgen we ook echt in het geval van faillissement, dat we nu niet hebben, grip op de Batavia zelf; zonder dat we eigenaar zijn, want eigenaar willen we persé niet worden. De heer Hijmissen: Op één vraag zou ik graag antwoord willen hebben, die vind ik nogal elementair. Is de stichting eigenaar van de boot en blijft zij eigenaar van de boot en verantwoordelijk voor het onderhoud? Wethouder A. Kok: Dat is een vraag over de eigendomsverhoudingen. De stichting blijft eigenaar van de boot en blijft verantwoordelijk voor het onderhoud van de boot. De opstallen zijn nu in eigendom van de gemeente en gaan medio dit jaar over naar Stable, naar Bataviastad en dan zal Bataviastad de huurbaas worden van de werf. Zo zijn de eigendomsverhoudingen. Het is niet zeker dat de Zeven Provinciën wordt doorgebouwd. Dat heb ik al uitgelegd. Het contract met de ING is op papier geregeld. Dat is honderd procent vast. Inzake de lening van de provincie moet het provinciaal bestuur nog een besluit nemen, maar uit onze contacten met Gedeputeerde Staten blijkt dat men daar positief tegenover staat. Als ik het nog even mag zeggen: de boot maakt een verlies van ongeveer € 900.000. Ik denk echt dat er geen andere gegadigden zijn, mijnheer Homan, en ik denk echt dat het voor het ROC bijzonder onverstandig zou zijn om deze boot over te nemen. Dat zal men niet willen, los van alle andere perikelen. Het is zo, om nog even één ding duidelijk te maken, een projectontwikkelaar, ook Stable, moet winst maken; die is niet tevreden met een sluitende begroting. In die hele afweging van belangen wil Stable meedoen, loopt het risico, doet mee en participeert in een grote aankoop; heeft zijn nek uitgestoken. Dat waren ze geenszins van plan want men wil pas grond
2006
N 152
kopen als voldoende voorverhuur heeft plaatsgevonden. Stable heeft dat hele principe verlaten speciaal om de Batavia te kunnen behouden voor de kust, ook in hun eigen belang. Maar in de hele afweging van belangen is het niet zo dat Stable bereid is de Batavia te kopen. We moeten ons, denk ik, niet de illusie maken dat enig ander bedrijf deze boot wil kopen. Ik zou ook niet aan deze raad willen voorstellen om de Batavia zelf aan te schaffen. Dat laten we echt in die stichting zitten. De heer Marseille: Ik heb een voorstel van orde. Ik zou graag een ogenblik willen schorsen. De voorzitter: Dat wordt altijd gehonoreerd. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. De heer Marseille: Mevrouw de voorzitter. Het college zegt: de Batavia is van een publiek belang. Dat is zeker zo geweest en misschien in de toekomst nog wel voor een deel. Maar het college zegt er ook meteen bij: geen structurele subsidie. En daar zit wat ons betreft het enorme probleem van het dilemma waarmee we nu zitten. Wat het college vraagt is: geef een overbruggingskrediet als wij een goed plan krijgen waar wij ja tegen kunnen zeggen. De VVD-fractie heeft veel vertrouwen in het college maar vindt toch dat het college ons nu net even iets te veel vraagt, want het gaat niet alleen maar om een exploitatiebegroting die er dan goed uitziet, nog los van het feit dat we ook in het verleden exploitatiebegrotingen hebben gezien op basis waarvan we hebben gezegd daar gaan we mee door en achteraf bleek dat toch ook weer niet te kunnen. Dus wij stellen toch voor om de zaak wat te knippen. Maak een goed plan, maar kijk vooral ook naar alternatieven want voor ons is de grote afweging: is de werf op deze manier nog wel voort te zetten, moeten we inderdaad niet zoeken naar een alternatief waarbij het schip op zich behouden blijft maar toch een heel andere functie in dat geheel gaat innemen? Wij realiseren ons dat je niet van het college kunt vragen om in veertien dagen in een plan neer te leggen en daar vervolgens zelf een besluit over te nemen. Dus ons voorstel is: maak een goed plan, stel voor zover nodig middelen ter beschikking aan de werf om te voorkomen dat de werf in liquiditeitsproblemen komt. Wij hopen dat dit zeker niet die € 3 ton zal zijn maar dat veel eerder besloten kan worden waardoor dat bedrag van € 3 ton beperkt kan blijven tot een heel gering bedrag. Maar maak het plan en kom dan in maart naar deze raad, als het na 7 maart wordt met de nieuwe raad, om zo snel mogelijk te komen tot een verdere afweging van wat we met dit schip gaan doen. Dat is wat ons betreft voor de stad zo van belang dat we niet op deze manier kunnen zeggen: stop er maar mee of ga maar door. Dat is op dit moment niet verantwoord. In tweede termijn De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Voor wat betreft de manier waarop het college dit heeft opgepakt en zijn uiterste best heeft gedaan om een goed plan op tafel te leggen: daar hebben wij op zich wel vertrouwen in. Er is toch één ding waarin wij weinig vertrouwen hebben en dat is dat ondanks de uitgebreide beantwoording wij niet hebben meegekregen dat er dan ook wijzigingen gaan plaatsvinden binnen de organisatie. Want de organisatie die dit leed heeft veroorzaakt zou dan ook nog een keer dat reddingsplan moeten gaan uitvoeren. Daar zit wat ons betreft toch wel een behoorlijk pijnpunt. Om even in termen te blijven: er is houtrot, zowel letterlijk als figuurlijk. En er is maar één manier om dat aan te pakken en dat is door planken weg te snijden. Wij verwachten dan ook, en dan sluiten we ons aan bij datgene wat de
2006
N 153
VVD heeft verwoord, dat dat één van de onderdelen is die meegenomen wordt in het voorstel dat ons uiteindelijk zal bereiken. Wij kunnen ons voorstellen dat damagecontrol op dit moment dé uitgangspositie is. Het is toch weer het Heintje Davidseffect, want het blijft terugkomen. Alleen Heintje Davids had wel een hogere amusementswaarde. In dit geval voel ik me gedwongen in een situatie, ik heb daaraan enige weken geleden ook al gerefereerd. In Doetinchem heb ik geleerd dat er twintig manieren zijn om ja te zeggen maar een ja is pas ja als gezegd wordt: "as ‘t nie anders kan dan mot ’t maar”. Wij horen graag eerst de reactie van het college en dan kunnen we kijken welk ja wij zullen uitspreken. De heer Hijmissen: Mevrouw de voorzitter. Namens de CDA-fractie heb ik in eerste termijn een aantal vragen gesteld. Op een aantal vragen is antwoord gekomen, niet op alle want dat kunt u ook niet. Maar het dilemma waar je als raad voor zit, is of die Batavia nu beeldbepalend is voor de stad. Het antwoord is: ja, het is beeldbepalend geweest; het heeft bijgedragen aan het verkrijgen van een beter imago. Klopt. Kunnen we zonder de Batavia? Ik weet het niet. U hebt een adviseur aan het bestuur toegevoegd die onderzoek moet doen naar een drietal randvoorwaarden die voor u van belang zijn om daadwerkelijk de € 3 ton ter beschikking te stellen. Mijn vraag aan u is: kunnen wij nu niet wachten met het nemen van een besluit over het beschikbaar stellen van die € 3 ton met in het achterhoofd de intentie dat de raad, als de meerderheid het tenminste deelt, bereid is dat te doen als dat plan wat er onderligt levensvatbaar is? Ik heb er moeite mee om in te stemmen en dan vervolgens te moeten vaststellen: eigenlijk geloof ik niet in dat plan. Wat de CDA-fractie onzeker maakt, is het onderhoud aan het schip. Collega Zweers had het al over houtrot, noemde Heintje Davids. Overigens wil ik daar meteen afstand van nemen. Ik vind de aantrekkelijkheidswaarde van de Batavia van veel grotere waarde dan Heintje Davids; maar dat kan aan de leeftijd liggen. Daar zit denk ik de pijn en daarop zal het beoordeeld moeten worden: is die zaak te exploiteren op een zodanige wijze dat er geld gegenereerd wordt voor onderhoud aan de boot? Dat is voor de CDA-fractie een cruciaal punt. Om nu ja te kunnen zeggen tegen het definitief beschikbaar stellen van € 3 ton, zou ik inzicht willen hebben in het plan. Ik stel u voor: kom daarmee over veertien dagen terug als uw adviseur dat heeft beoordeeld. De heer Van der Houwen: Mevrouw de voorzitter. Ik sprak in eerste termijn twee keer over een duivels dilemma en dat blijkt op dit moment toch ook nog zo te zijn. Ik denk inderdaad als ik mijn collega-raadsleden zo gehoord heb, dat wij allemaal worstelen, evenals het college ongetwijfeld zal worstelen hoewel dat niet direct uit de pers zo overkwam moet ik eerlijkheidshalve zeggen, met de Batavia. Mijn fractie kan akkoord gaan met het overbruggingskrediet en dan alleen in verband met de noodzakelijke aanwending daarvan om de continuïteit van de huidige organisatie te kunnen waarborgen. Daar stopt het wat ons betreft mee, want ook wij zouden graag zien dat door het stichtingsbestuur, want dat is degene die toch verantwoordelijk is, een plan wordt ontwikkeld met alternatieven waarbij duidelijke beoordelingscriteria worden voorgelegd aan de raad, waarbij wij als raad kunnen kijken of wij verder kunnen gaan met betrekking tot een eventuele financiering, want daar praten we toch over, van de Batavia. Wij zetten ook grote vraagtekens bij de mogelijkheid of de stichting kans ziet om de werf zodanig te exploiteren, en dat is al diverse malen genoemd vanwege de hoge onderhoudskosten die toch worden verwacht, dat er absoluut ook na deze periode geen gemeenschapsgeld meer behoeft te worden gestoken in de werf.
2006
N 154
Ten slotte aan mijn collega-raadsleden. Gezien de urgentie die er mogelijkerwijze zou kunnen zijn, zou ik u willen oproepen om eventueel inderdaad op afroep beschikbaar te zijn om verder te praten over het dossier Batavia. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. De woorden gesproken over het onderhoud van de boot waarvan de Stadspartij verwacht dat hij zo snel mogelijk uit het water moet om op het land gezet te worden omdat er anders ongelooflijk zware kosten op drukken, geeft ons de mening dat door het vermogen van die stichting, dat men heeft verkregen door verkoop van grond, zij maar moeten opdraaien voor de kosten van een plan. Binnen twee weken zouden wij liever het plan voor hebben. Maar voor ons is € 300.000 nog eens uitgeven onverteerbaar. Nee, trek dan die stop er maar uit. De heer Van der Houwen: Bij interruptie. Als ik me niet vergis, mijnheer Homan, staat toch in uw verkiezingsprogramma dat de Batavia moet blijven behouden? De heer Homan: Tegen welke prijs? Ten koste van minima misschien? De heer Siepel: Mevrouw de voorzitter. Een sleutelzin in de beantwoording van het college was: wij moeten tijd kopen. Die zin is blijven hangen bij onze fractie, naast overigens alle andere opmerkingen van de zijde van het college uiteraard. Maar die zin hebben we extra goed onthouden. Dat slaat naar ons gevoel precies de spijker op de kop. Het is met alle onzekerheden waar we voor staan, en andere fracties hebben dat welsprekender onder woorden gebracht dan ik dat kan, makkelijker om te zeggen: we stoppen er maar mee want we hebben nog zoveel onzekerheden dus we doen maar niets. Dat betekent echter dat we onszelf de mogelijkheid ontnemen om op afzienbare termijn een plan te beoordelen op zijn eigen merites. Dus wat het college voorstelt, interpreteert onze fractie zo dat wij tijd kopen voor een korte periode. Als in het voorstel gestaan had maximaal € 290.000 als tijdelijk krediet, dan zouden we dat nog mooier gevonden hebben. Nu staat er gewoon € 290.000. Wij kopen enige tijd en dan stellen we als raad vast of dat voldoende ontwikkelingsmogelijkheden biedt voor de toekomst. Dat is volgens mij wat het college wil. Het college wil stringente voorwaarden verbinden aan het tijdelijke krediet, het pas verstrekken, zo hebben wij begrepen, als aan een aantal duidelijke voorwaarden is voldaan. Dat geeft ons de mogelijkheid, want wij willen graag op basis van een weloverwogen plan mee voorbereid door de adviseur die nu aan het bestuur verbonden is, praten over de toekomst van een zo belangrijk project voor onze stad. Mevrouw Boshuizen: Mevrouw de voorzitter. De PvdA zei het al, het dilemma was er en is gebleven. Dat geldt voor ons ook. Ik denk dat wij ons kunnen aansluiten bij de oproep om op afroep te komen praten over de Batavia, over dat plan. Wat ons betreft ook een knip maken en nu alleen uitgeven wat strikt noodzakelijk is, zoals de VVD voorstelt. De heer S.J. Kok: Mevrouw de voorzitter. Dat is ook de mening van mijn fractie. Ja tegen het overbruggingskrediet om wat tijd te winnen en het plan met alternatieven naar de raad toe ter beoordeling. Onze insteek is nog steeds om de Batavia te behouden voor Lelystad. Mevrouw A. de Jong: Mevrouw de voorzitter. Ik kan me inderdaad goed vinden in het voorstel dat de VVD zojuist heeft gedaan. Dan hebben we misschien nog een mogelijkheid. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Van essentieel belang vindt de Inwonerspartij het behoud van de Batavia. Dat zien wij als een publiek belang.
2006
N 155
Evenzeer zien we dat voor de grond. Voor de rest kunnen wij ons aansluiten bij de woorden van de heer Hijmissen. Wij vinden het van essentieel belang dat de Batavia voor Lelystad behouden blijft en wij zien dan ook graag in het voorstel verwoord hoe dat geld gegenereerd kan worden om die garantie in ieder geval van het college te kunnen krijgen. Wethouder A. Kok: Mevrouw de voorzitter. Ik denk dat behalve de Stadspartij eigenlijk elke fractie in deze raad de bereidheid heeft uitgesproken om in principe de Batavia voor de stad te behouden, maar dat men graag zelf wil beoordelen of het plan dat gemaakt wordt aan alle voorwaarden en alle gedachten die wij hebben, voldoet. Of aan alle voorwaarden zijn voldaan die het college heeft gesteld, wil de raad zelf graag zien. Dat is mogelijk en ik wil de toezegging doen dat wij dat plan maken en ongeveer eind februari dat plan kunnen gaan beoordelen. Er is wel één voorwaarde aan verbonden omdat we niet veel tijd hebben. Tijd is al gekocht door de grondaankoop, maar verder hebben we niet veel tijd. Als deze raad bereid is om op afroep binnen twee a drie dagen te verschijnen in deze raadzaal om over het definitieve plan te oordelen, dan kan het college u volgen en zeggen: dat plan wordt nu gemaakt en dat leggen we aan u voor ter beoordeling. Als dat positief is dan is de Batavia gered; als het negatief is dan is dat niet het geval. Als we deze procedure zouden kunnen afspreken dan hebben we, denk ik, voorlopig een goede oplossing gevonden. De heer Homan: Als de wethouder zegt dat de Stadspartij de Batavia niet zou willen behouden, dan heeft hij het helemaal niet goed begrepen. De prijs is natuurlijk wel belangrijk en die prijs is voor ons te hoog. Dus enigszins genuanceerd is het wel. De heer Siepel: Mijnheer Homan, u hebt toch zojuist gezegd dat de stekker eruit moet? Hoe kunt u dan nu beweren dat u vindt dat de Batavia moet blijven? De heer Homan: Op grond van de onzekerheid en de financiële toekomst van dat schip is op een zeker moment te zeggen: nu moet het niet meer. Maar om te zeggen tegen elke prijs moet die boot weg: dat niet. De heer Siepel: U zegt dat nu de stekker eruit mag wat u betreft, dus nu is wat de Stadspartij betreft het einde van de Batavia. Dat hoor ik u zeggen. De heer Homan: Gelet op het feit dat de onzekerheid te groot is en de financiële situatie ons doet beseffen: neen. De heer Marseille: Mevrouw de voorzitter. Ik had nog een toelichtende vraag. Wethouder Kok heeft het nu alleen over het maken van het plan. Maar ik heb in tweede termijn, en ik dacht dat ik dat ook van anderen heel duidelijk heb gehoord, heel nadrukkelijk gesproken over alternatieven. Ik wil toch wel de zekerheid hebben dat alternatieven daarbij duidelijk inbegrepen zijn. Wethouder A. Kok: Zo mogelijk alle alternatieven. De voorzitter: Ik kijk even naar het besluit zoals dat voor ons ligt. In feite vraagt de raad om even de tijd te overbruggen, mochten daar financiële problemen ontstaan om dat in ieder geval bij te passen in financiële zin en dan eind februari met een voorstel te komen zodat de raad goed inzicht heeft over de toekomst en het perspectief van de Batavia. Dat is de toezegging ook vanuit het college. Dus dat betekent in feite dat het besluit zoals het nu voor ons ligt niet in stemming gebracht kan worden en dat wij zoals ik het zojuist heb geformuleerd aan de slag gaan en
2006
N 156
even kijken wat er in financiële zin nodig is. U kunt zich daarin vinden? Dat is het geval. Het voorstel wordt aangehouden.
13.
Voorstel tot vaststelling Beleidsplan Sociale Zaken Lelystad 2006 (stuk nr. B05.01658) Doorgeschoven naar de volgende raadsvergadering.
14.
Voorstel tot herziening nota exploitatie begraafplaats 2006 (stuk nr. B06.00062) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
15.
Voorstel tot vaststelling van het controleprotocol jaarrekening (stuk nr. B06.00096)
accountantscontrole
op de
Doorgeschoven naar de volgende raadsvergadering.
16.
Voorstel tot wijziging van de APV 2000 (beleid inzake vergunningen en ontheffingen voor geluid en licht bij festiviteiten en evenementen) (stuk nr. B06.00047) Doorgeschoven naar de volgende raadsvergadering.
17.
Voorstel tot opheffing van de Reserve Bovenwijkse Voorzieningen Lelystad-Haven (stuk nr. B06.00039) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
18.
Voorstel tot kennisneming van de jaarrekeningen 2005 en 2006 van de Stichting Onroerend Goed Beheer Gemeente Lelystad (stuk nr. B06.00172) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
19.
Voorstel tot ontbinding van de Stichting Onroerend Goed Beheer Gemeente Lelystad (stuk nr. B06.00095) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
2006
20.
N 157
Voorstel inzake vaststelling grondexploitatie Hanzepark december 2005 (stuk nr. B06.00049) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
21.
Voorstel inzake wijzigingen begroting 2006 (stuk nr. 3062) De voorzitter: De begrotingswijzigingen die voortvloeien uit de besluiten die u hebt genomen, worden vanzelfsprekend doorgewerkt. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Waar ik problemen mee heb, is dat onder punt 3 van de begrotingswijziging van 2006 het budget is opgenomen van € 179.000 voor de werkzaamheden van de jongerenhuisvesting in de Veste en de Grietenij. Dat zou ik geschrapt willen hebben. De voorzitter: De volgende keer zetten we dat punt op de agenda. Dan krijgt het betere aandacht. De heer Jansen: Dus dan gaat het nu van de agenda af? De voorzitter: Inderdaad. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten, met de aantekening dat onderdeel nr. 3 (Bouw- en woonrijp maken grond De Veste en de Grietenij) is doorgeschoven naar de volgende raadsvergadering.
De voorzitter sluit de vergadering om 23.50 uur.
Vastgesteld op 15 maart 2006.
De raad van de gemeente Lelystad, De voorzitter, De griffier,