2007
N 989
NOTULEN van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lelystad, gehouden op donderdag 6 december 2007 te 19.00 uur in het Stadhuis te Lelystad. Aanwezig zijn:
mevrouw M. Horselenberg, burgemeester/voorzitter; mevrouw J. d’Arnaud-Appelo (PvdA), de heren P.L.W J. Baaten (InwonersPartij), J. van de Beek (PvdA), B. Belhaj (PvdA), H. Doornbos (PvdA), W J . Erica (Leefbaar Lelystad), S.G.J. van Erk (VVD), H .W Gerritzen (VVD), P.C.W. Hamstra (VVD), E. van der Herberg (PvdA), J.M. van den Heuvel (SP), C.J.J. Homan (StadsPartij), Z.J. van der Houwen (PvdA), mevrouw M. Jacobs-Haagen (VVD), de heren W. Jansen (InwonersPartij), S.J. Kok (GroenLinks), mevrouw L.A. Kreuger-Sietses (GroenLinks), mevrouw F. Linde (SP), de heren E.H.G. Marseille (VVD), F.M. van der Meij (CDA), A.M. Meijering (PvdA), mevrouw E.W. Middelkoop-Ferron (PvdA), mevrouw J. Nuijt-Verschoor (CDA), mevrouw A.F.M. van Rijnsoever (InwonersPartij), de heren B. Siepel (Christenunie), H.P. Soomers (PvdA), C. van Veluwen (Christenunie), mevrouw C.P.M. de Waal (SP), mevrouw E. van Wageningen (Christenunie), de heren P.H. Walraven (SP) en W.B. Zweers (Leefbaar Lelystad), leden van de raad; alsmede de heren J.A. Fackeldey, W. de Jager, A. Kok en J. Lodders, wethouders; en de heren D.J. Willems, gemeentesecretaris, en J. Woltjer, griffier.
Afwezig zijn:
de heren C.E. Braaf (CDA), M. El Mhassani (PvdA), S.W. Ongering (InwonersPartij) en mevrouw J. Rommy-Agata (PvdA), leden van de raad; alsmede de heer P.W. Tetteroo, wethouder.
2007
Agenda 1 Spreekrecht 2 Opening 3a Mondelinge vragen 3b Beantwoording schriftelijk gestelde vragen van GroenLinks 4 Vaststelling agenda 5 Ingekomen stukken 6 Beantwoording schriftelijke vragen van de SP inzake coffeeshop 7 Mededelingen 8 Voorbereidingsbesluit voor het kampeerterrein De Houtrib 9 Voorbereidingsbesluit voor het minikampeerterrein De Gaard 10 Voorbereidingsbesluit voor het kampeerterrein Kotterbos 11 Voorbereidingsbesluit voor camping Het Oppertje 12 Voorbereidingsbesluit voor Villapark Hollandse Hout 13 Benoeming accountant van de gemeente Lelystad 14 Overheveling budgetten uit de begroting 2007 naar de begroting 2008 15 Belastingverordeningen en tarievenregelingen 2008 - zie punt 30 15a Voorbereidingsbesluit volkstuinencomplex Galjoen Zuid 16 Interpellatiedebat woonwagencentrum 17 Vaststelling definitief programma Jeugd Voorop 18 Uitwerkingsplan Lelystadse Educatieve Agenda 2007-2010 19 Vaststelling nota Groei! over de voor- en vroegschoolse periode 20 Vaststelling uitwerkingsplan Galjoen-Zuid 21 Herziening grondexploitatie en planning Stadshart 2007 22 Tweede bestuursrapportage 2007 23 Voorstel inzake (gemeentelijk) maatschappelijk vastgoed 24 Vaststelling locatie Atolplaza 25 Aanpassen voetgangersoversteekplaats Middendreef 26 Motie ChristenUnie inzake schoolzwemmen 27 Plan van aanpak ontwikkeling Lelystad Airport 28 Voorstel tot ondertekening van Agenda 22 (vormgeving van beleid voor mensen met een functiebeperking) 29 Nieuw stelsel parkeervergunningen bedrijven Stadshart 30 Belastingverordeningen en tarievenregelingen 2008
1.
N 990
N N N N N N N N N N N N N N
990 991 991 992 994 994 994 995 998 998 998 998 998 998
N 998 N N N N N N N N N N N N N
999 999 1003 1005 1009 1010 1012 1013 1013 1022 1023 1025 1028
N 1032 N 1033 N 1042
Gelegenheid gebruik te maken van het spreekrecht De voorzitter: Dames en heren, hartelijk welkom. De heer Biemond heeft zich aangemeld. De heer Biemond: Mevrouw de voorzitter. Het dagelijks leven van mensen met een functiebeperking kan vol kleine en grote hindernissen zijn, die hen verhinderen om een eigen leven te leiden. Met die achtergrond introduceerden in 1993 de Verenigde Naties de standaardregels voor gelijkschakeling van kansen voor mensen met een functiebeperking, om aan deze mensen dezelfde rechten te garanderen als aan andere burgers. De maatschappij moet er in deze visie voor zorgen dat alle burgers gelijke mogelijkheden hebben. Nu, in 2007, ligt er onder agendapunt 28 een voorstel om Agenda 22 te ondertekenen. Wij zeggen dan liever om Agenda 22 te omarmen, dus om daadwerkelijk tot invulling over te gaan. Dit kan het begin zijn van het daadwerkelijk bieden van keuzemogelijkheden ook aan mensen met functiebeperkingen. Wij als GOL zijn er verheugd over dat dit nu voorligt en willen u stimuleren om dit voorstel te aanvaarden. Wij gaan ervan uit dat u een wijs besluit neemt.
2007
N 991
De voorzitter: Dat laatste gebeurt altijd. Onze raad neemt alleen maar wijze besluiten. Dank u wel. Zijn er vragen vanuit de raad? Dat is niet het geval. De volgende inspreker is de heer Copra. De heer Copra: Goedenavond. Ik heb een vraag aan het college. Ik ben een beetje zenuwachtig, want ik ben ook een mens van vlees en bloed. Sinds januari 2004 is de WWB ingevoerd. Mij gaat het erom dat er een mogelijkheid is gecreëerd voor de alleenstaande ouders, om via de Belastingdienst een aanvullende kinderkorting en ouderkorting te krijgen. Mijn vraag is hoe het kan dat sinds de invoering van deze wet en de regelgeving, de gemeente het inkomen waarop alleenstaande ouders recht hebben, inneemt. Ik vraag waarom dat is. Dat iets waar iemand recht op heeft volgens de belastinguitkering, wordt ontnomen door de gemeente. Ik vraag me af hoe dat kan en waarop dat wordt gestoeld. De voorzitter: Dank u wel. Zijn er vragen? Wethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. De WWB is een veelkoppig monster, in positieve en soms in negatieve zin. Maar de wet is wel de wet en daar houdt het college zich aan. Ik kan mij voorstellen dat de heer Copra ons deze informatie expliciet doet toekomen. Wij kijken er even heel nauwgezet naar, of het inderdaad zo is als u dat zegt. De heer Copra: Het is zo, want iemand heeft mij een uitkeringsspecificatie laten zien, en het wordt verteld bij de maatschappelijk werkers, dat het als inkomen wordt gezien. Maar het is geen inkomen, het is een aanvullende bijdrage. Ik ben benieuwd wat uw antwoord hierop is. De voorzitter: Zijn er nog andere insprekers? Dat is niet het geval.
2.
Opening De voorzitter: De vergadering is geopend. Bericht van verhindering is ontvangen van de heer El Mhassani, de heer Ongering, de heer Braaf en mevrouw Rommy.
3.
a. Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Ons mooie stadscentrum wordt hier en daar opgesierd door obstakels op het gedeelte waar voetgangers lopen. U kunt zich waarschijnlijk wel voorstellen dat in deze donkere dagen, als het ’s avonds bijna donker wordt, mensen die visueel gehandicapt zijn soms plotseling daardoor worden overvallen en vallen. Mijn vraag is of daar aandacht aan geschonken kan worden, zodanig dat die mensen opmerkzamer worden gemaakt op die obstakels dan tot nu toe het geval is. W ethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Het zou helpen als de heer Homan iets preciezer kan zijn. Wellicht kunnen we dat buiten de orde van de vergadering afhandelen. Ik ben graag bereid daarnaar te kijken. Als hij voorbeelden kan geven, dan kunnen we kijken wat we daaraan kunnen doen. De heer Homan: Heel kort in het algemeen, maar in het bijzonder de onderdoorgang onder het station door.
2007
N 992
De voorzitter: Laten we afspreken dat u dit even buiten de vergadering doet. De heer Homan: Akkoord.
De heer Erica: Mevrouw de voorzitter. Ik heb een vraag die gerelateerd is aan het drankprobleem dat wij als fractie eerder aan de orde hebben gesteld. Het is de fractie van Leefbaar Lelystad bekend dat de ministeries van Binnenlandse Zaken en van Volksgezondheid de gemeenten hebben gevraagd mee te doen aan een pilot met betrekking tot het toezicht houden op de Drank- en Horecawet. Dit toezicht is nu nog in handen van de Voedsel en Warenautoriteit. In een akkoord tussen het Rijk en de VNG is afgesproken dat dit toezicht overgaat naar de gemeenten. Met ingang van 1 januari 2008 gaat een pilot van start voor een tiental gemeenten. Er is een mogelijkheid voor gemeenten om hierop in te tekenen, want de twee toezichthouders die daarvoor worden aangesteld, worden volledig betaald door de genoemde ministeries. Mijn vraag in dit verband is: is deze pilot bij de gemeente bekend? Zo ja, heeft de gemeente zich voor deelname aangemeld? Wethouder A. Kok: Mevrouw de voorzitter. De pilot is bekend. Ik weet niet precies hoe wij daarop hebben gereageerd en of we er wel op zullen reageren. Ik zeg u toe dat we daarop zullen terugkomen en u zullen informeren hoe we daarop reageren. Als daar mogelijkheden zijn, dan is dat een positieve zaak om dat zo snel mogelijk ook bij ons in de praktijk te brengen.
De heer Baaten: Mijn vraag heeft te maken met het besloten gedeelte. Het is meer een punt van orde. De voorzitter: Dat moet in het besloten gedeelte en daarop komt de voorzitter straks terug.
De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Het gaat over herziening beleid UMTSzenders, waarover het college een gewijzigd besluit heeft genomen. Ondanks de berichtgevingen blijven de onzekerheden hierover bestaan. Bent u bereid om wanneer de huidige informatie alsnog onvolledig blijkt te zijn, op daadkrachtige en snelle wijze alsnog op te treden en eventueel nieuwe besluitvorming daarop te nemen? Dus erop inspelen als er veranderende situaties zijn met betrekking tot UMTS. W ethouder Lodders: Mevrouw de voorzitter. We hebben ons gebaseerd op de informatie die nu bekend is vanuit het Zwitserse onderzoek en het besluit genomen zoals u dat hebt aangetroffen. Op het moment dat zich nieuwe feiten voordoen, zullen we ons daarover uiteraard beraden. Maar daar is op dit moment geen aanleiding toe.
b.
Beantwoording schriftelijk gestelde vragen naar aanleiding van de door het college ter informatie aangeboden stukken aan de raad
De voorzitter: Er zijn vragen ingediend door GroenLinks. Gaat u ermee akkoord dat de wethouder hierop meteen antwoordt? Dat is het geval. W ethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. Het college is na het aannemen van de motie op 8 november voortvarend aan de slag gegaan met het uitvoeren van die motie in de praktijk. We hebben de Verordening bijzondere bijstand zo snel mogelijk
2007
N 993
aangepast. Dat hebben we heel bewust gedaan, omdat we op basis daarvan die verandering in de campagne armoedebeleid konden meenemen. Het college heeft de motie van GroenLinks destijds zo opgevat, dat wij de invoering van leenbijstand zonder rente voor iedereen mogelijk moesten maken, althans voor iedere minima. Dus met of zonder schulden. Dat is de rechtsongelijkheid die wij hebben weggenomen en daarmee meent het college voldaan te hebben aan de portee van de motie. Als ik kijk naar de reactie van GroenLinks, dan zou GroenLinks het liefst nog iets verder willen. Dus witgoed om niet, a fonds perdu, willen verstrekken. Zo ver is het college op dit moment nog niet. Wij zijn dat allereerst inhoudelijk nog niet. omdat wij zelfredzaamheid erg belangrijk vinden en dus op dit moment nog niet zo ver zouden willen gaan. We zijn dat om een procedurele reden op dit moment nog niet, omdat wij hebben gezegd dat we nu die armoedecampagne gaan draaien tot aan het zomerreces en na het zomerreces vindt de evaluatie en dus ook de herijking van het beleid bijzondere bijstand in de volle omvang plaats. Dan zullen we dat aspect waar GroenLinks op doelt, meenemen. Dan kan er ook een juiste politieke discussie plaatsvinden. En we zijn dat om een derde reden op dit moment nog niet van plan, omdat het natuurlijk ook financiële consequenties heeft. Die moet je in samenhang kunnen bekijken, want als de armoedecampagne succesvol is, houden we gelukkig minder over op het budget bijzondere bijstand. Zoals u weet gaat het hier om een openeinderegeling, dus als we nog verder zouden willen gaan, dan moet je dat wel vanuit die bredere context kunnen wegen. We komen er dus zeker op terug, maar dan bij de evaluatie herijking van de bijzondere bijstand, na het zomerreces. Mevrouw Kreuger: Dank u wel. Wij hebben daar op zich wel begrip voor. Het is inderdaad de interpretatie van de motie. Wij bedoelden hem nog iets verder te laten gaan. Het is wel een motie die raadsbreed is aangenomen, dus ik vraag me af hoe de andere fracties onze motie hebben geïnterpreteerd. De voorzitter: Een motie kun je niet interpreteren. In een motie staat het precies beschreven en zo is er dan ook naar gekeken en gehandeld. U hebt later uw filosofie erachter wat nadrukkelijker kenbaar gemaakt, maar hij ligt er zoals hij er ligt en zo is hij aangenomen. Mevrouw Kreuger: Kernpunt in de motie was de rechtsongelijkheid die er bestond. In onze ogen bestaat die nu nog steeds. De heer Zweers: Staat u mij toe een opmerking te maken op deze vraagstelling? De voorzitter: We hebben geen debat over deze punten, mede gezien de tijd die ons gelaten is. Mevrouw Kreuger heeft nog wel aan de wethouder een vraag gesteld, dus ik geef de wethouder nog even het woord. Wethouder De Jager: Het college heeft in het debat met de raad destijds aangegeven hoe het college de motie zou interpreteren en dus zou uitvoeren. Daarop is bij mijn weten geen reactie gekomen vanuit de raad, dus op die wijze hebben wij dat gedaan. In de volgtijdelijkheid gaan we vanuit die bredere context, en volgens mij zijn we daar allemaal bij gebaat, na de zomer met elkaar praten over de evaluatie en de herijking, Mevrouw Kreuger: Zo nodig komen we er op een ander moment nog op terug.
2007
4.
N 994
Vaststelling agenda De voorzitter: Ik heb als voorzitter een tweetal opmerkingen, mede op aanwijzing vanuit de PvdA-fractie. Agendapunt 15 onder de A-stukken heeft betrekking op het voorstel onder agendapunt 29 onder de B-stukken. Ik stel voor agendapunt 15 achter agendapunt 29 te behandelen, zodat u niet iets vaststelt waarmee u later niets meer kunt. De tweede opmerking is dat u in de vorige raadsvergadering in beslotenheid hebt behandeld een voorbereidingsbesluit volkstuinencomplex Galjoen-Zuid. Dat kan niet, u moet altijd in de openbaarheid een besluit nemen. Dat houdt ook in dat het na die openbaarheid gepubliceerd hoort te worden, zodat eenieder in de gelegenheid is zijn of haar bedenkingen te uiten. Die kans is ontnomen, alhoewel ik moet zeggen dat op basis van het besloten besluit van de raad men wel heeft gepubliceerd in de openbaarheid. Ook dat is fout. Om dat nu allemaal recht te zetten, deel ik het raadsvoorstel uit. Dat voegen wij toe aan de agenda bij de A-stukken. U neemt het besluit en daarna wordt het opnieuw gepubliceerd en voldoen we aan de voorwaarden zoals die in de wet zijn neergelegd. Dat geldt ook voor het andere punt, maar daar kom ik later op terug. Ook dat is uitgezocht en ik denk dat wij hetzelfde verstaan. Zijn er naar aanleiding van de agenda opmerkingen te maken? Dat is niet het geval. Met inachtneming van bovengenoemde wijziging wordt de agenda vastgesteld.
5.
Ingekomen stukken (stuk nr. B07-03227) -1
Voor kennisgeving aangenomen.
-2
De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Mag ik u verzoeken om de beantwoording van de stukken 2 en 3 aan de raad ter kennisneming in handen te stellen? Wethouder Lodders: Dat kan. De heer Baaten: Mevrouw de voorzitter. Ik had dezelfde vraag. In handen van het college gesteld; het antwoord wordt voor de raad ter inzage gelegd.
6.
-3
In handen van het college gesteld; het antwoord wordt voor de raad ter inzage gelegd.
-4 -5 -6 -7
Ter Ter Ter Ter
afdoening afdoening afdoening afdoening
in handen in handen in handen in handen
van van van van
de de de de
commissie bezwaarschriften commissie bezwaarschriften commissie bezwaarschriften commissie bezwaarschriften
gesteld. gesteld. gesteld. gesteld.
Beantwoording schriftelijke vragen, ex artikel 38 van het Reglement van orde van de gemeenteraad van de fractie van de Socialistische Partij, inzake realisatie coffeeshop (stuk nr. B07-18450) Mevrouw De W aal: Mevrouw de voorzitter. De SP-fractie dankt het college voor de beantwoording van de vragen. De antwoorden zijn duidelijk en we zien graag nadere, concrete informatie in verband met de realisatie tegemoet. We hebben nog wel een
2007
N 995
vraag, aansluitend op het antwoord bij vraag 2. De heer Van Velsen werd destijds als een reële kandidaat voor de vestiging van de coffeeshop beschouwd. Het college wil de heer Van Velsen nu, na drieënhalf a vier jaar, als eerste in de gelegenheid stellen een aanvraag voor een gedoogbeschikking in te dienen. Op zich komt dat op ons redelijk over. Onze vraag daarbij is wel: vindt er ten aanzien van de heer Van Velsen een hertoetsing met betrekking tot de regels en antecedenten plaats? Wij achten dat namelijk wel wenselijk. De voorzitter: Op het laatste kan ik u zeggen, dat de BIBOP te allen tijde van toepassing is als het gaat om de vestiging van een coffeeshop of horecazaak. Dat geldt dus ook voor de heer Van Velsen. Mevrouw De W aal: Betekent dit dat het gedaan wordt, ook al zou het de vorige keer al gedaan zijn? De voorzitter: Er is tot op heden geen BIBOP toegepast, omdat vorig jaar de gemeenteraad ertoe heeft besloten. Dat is opgenomen in de APV. Sinds die tijd wordt iedereen die zich vestigt met een horecazaak of een coffeeshop onderworpen aan de BIBOP. Dat betekent dat we even kijken hoe het gedrag is. Voor kennisgeving aangenomen.
7.
Mededelingen Wethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. Ik heb de raad namens het college in de vorige raadsvergadering toegezegd met een mededeling te komen over de Flevolandse theatervereniging JTL, en dan met name over de huisvesting. We hebben gemeend een persbericht bij u op tafel te moeten leggen, waarin wij kort de situatie schetsen. De situatie is zo dat JTL per 1 januari tijdelijk gehuisvest kan worden in De Rietlanden. Maar alle partijen - de gemeente, De Rietlanden en JTL zien echt de meerwaarde van een structurele samenwerking in, dus wij praten met elkaar verder hoe we tot die structurele inpassing van JTL binnen De Rietlanden kunnen komen. Dat ziet er op zich goed uit. Alle partijen hebben vertrouwen in die structurele oplossing. Bij de verbouwing van De Rietlanden voor een deel, kunnen we daar rekening mee houden. Maar het moet nog wel iets verder uitgewerkt worden. Eind maart menen wij dat plan voor de definitieve huisvesting van JTL bij De Rietlanden klaar te hebben. Toch nog wel ingewikkeld, omdat het gaat om in principe 9 gewenste ruimtes voor JTL. Maar we hebben de afmetingen plus het gebruik nu precies in kaart gebracht, en daar hebben we, denkt het college, wel goede slagen gemaakt. We hebben ook al een afspraak gemaakt over de verhuizing vanuit OBS De Tjalk naar De Rietlanden nog voor de kerstvakantie.
De heer Marseille: Mevrouw de voorzitter. Gezien de lange agenda hebben wij de collega-fracties voorgesteld om vanavond te handelen in de geest van de afspraken zoals we die het volgend jaar zouden laten ingaan. Dat houdt in dat wij ons zoveel mogelijk zullen beperken, dat we voor alle voorstellen waar we dat niet anders uitspreken, waardering hebben en dat de waardering toekomt aan degene die dat toekomt. Eén uitzondering wil ik maken voor de oplossing voor JTL, want die kan ik nu meteen meenemen: daar hebben we heel veel waardering voor. We hopen dat we daardoor vanavond tot en met punt 29 kunnen komen. De voorzitter: Dank u wel.
2007
N 996
De heer Marseille: Eén omissie. Ik had nadrukkelijk moeten aangeven dat het namens het overgrote deel van de raad is, dat ik dit uitsprak.
De heer Van der Herberg: Mevrouw de voorzitter. Ik heb namens de fractie van de PvdA twee mededelingen te doen. De eerste mededeling is aan de collega-fracties en aan het college. Vanmiddag is de PvdA gestart met een publieksraadpleging. De komende twee maanden gaan wij de inwoners van Lelystad uitgebreid vragen wat zij vinden van de Lelybus. Dat is natuurlijk in voorbereiding op de concessie die we volgend jaar moeten gaan afspreken. De resultaten van die publieksraadpleging gaan wij verzamelen en samenvatten. Wij willen de raad en het college meedelen dat die resultaten ook aan de overige raadsfracties ter beschikking zullen worden gesteld. De tweede mededeling is een gezamenlijke mededeling van PvdA en Leefbaar Lelystad, en ik zal als u het toestaat, zo meteen het woord doorgeven aan de heer Zweers. In november heeft Leefbaar Lelystad gepleit voor beter zitmeubilair voor bezoekers op onze tribune. De betere stoelen laten nog een tijdje op zich wachten, totdat de raadzaal zelf aan een verbouwing onderworpen wordt. In juni heeft de gemeenteraad op voorstel van de PvdA uitgesproken Lelystad tot Millenniumgemeente te willen verklaren. Hoewel het college ongetwijfeld achter de schermen hard werkt aan de uitwerking, heeft dat nog niet tot zichtbare initiatieven geleid. Wij willen graag aan bovenstaande punten een tastbare en visuele invulling geven. Hierdoor wordt niet alleen in de herinnering gebracht dat in Lelystad de Millenniumdoelstellingen van harte worden onderschreven, maar ook de overtuiging dat men in Lelystad in het algemeen goed zit. Als u het goedvindt maakt de heer Zweers het af. De heer Zweers: Wij vragen u om ons te helpen om bovenstaande uit te voeren door twee Lelystadse Millenniumkussens aan te schaffen voor € 12. Van de twee kussens die u koopt, wordt één kussen overhandigd aan de Stichting Dorkas. De ‘vulling’ van het kussen is namelijk een fleece babydeken en komt op deze manier terecht bij mensen die dat hard nodig hebben. Het andere kussen kunt u naar eigen inzicht beschikbaar stellen, bijvoorbeeld ter verhoging van het zitcomfort op de tribune. Zodra de verbouwing van de raadzaal echt gaat plaatsvinden en de tribune zijn betere stoelen krijgt, zullen we ook de dan overbodig geworden kussens via de Stichting Dorkas versturen. Vanzelfsprekend staat het u vrij om meer kussensets te bestellen of de aanschaf hiervan bij derden te promoten. Een eventueel klein overschietend bedrag zal ook aan de Stichting Dorkas worden overgemaakt. Deze stichting en de Lelystadse ingezetenen zullen u dankbaar zijn en ervoor zorgen dat u er warmpjes bij zit. De voorzitter: Wordt dit ondersteund vanuit de raad? De heer Jansen: Als dit initiatiefvoorstellen zijn, zoals dat gespeeld moet worden. De voorzitter: Als voorzitter zit ik ook even te kijken. Dit hoort niet onder de mededelingen thuis, maar dat moeten we de volgende keer maar doen anders kost het te veel tijd. Niet mopperen, we gaan gewoon kussentjes aanschaffen; dat is de bedoeling.
De heer Van der Houwen: Mevrouw de voorzitter. Ik deel mee dat ik bij de punten 18 en 19 niet zal deelnemen aan de stemming.
2007
N 997
De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Mijn mededeling gaat iets verder. De vertegenwoordiger van de Stadspartij zal bij de punten 17, 18, 19 en 26 gelet op zijn professionele betrokkenheid bij de betreffende onderwerpen, niet spreken en niet stemmen.
De heer Baaten: Mevrouw de voorzitter. Gelet op de uitgegeven persuitnodiging van 5 december lijkt onze aanwezigheid bij het besloten gedeelte als raadsleden volledig overbodig. Ik verwijs dan met name naar de inhoud zoals hij op dit moment is opgenomen in de persuitnodiging. Er zou namelijk pas één dag nadat wij het besluit nog moeten nemen iets naar de pers toe gaan en het ligt er al vanaf 5 december. Dus onze aanwezigheid vanavond is overbodig en voorshands zijn wij dan ook niet aanwezig bij het besloten gedeelte. De voorzitter: Ik kijk even naar de wethouder. W ethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. De uitnodiging om aanwezig te zijn bij de persbijeenkomst wordt in vertrouwen en beslotenheid, heb ik begrepen, altijd een aantal dagen vooraf aan de pers verstrekt, altijd onder het voorbehoud dat het besluit waarover mededeling zal worden gedaan, daadwerkelijk genomen wordt en ook daadwerkelijk geannuleerd kan worden. Want u hebt gelijk, als de raad dat besluit niet neemt dan hebben we geen mededelingen te doen. Daarbij, zo heb ik begrepen, zullen we de pers een aantal dagen vooraf moeten informeren, opdat zij zich kunnen vrijmaken om aanwezig te zijn. Het is geenszins de bedoeling geweest uiteraard om voordat het besluit genomen wordt de vertrouwelijkheid te doorbreken, maar er zijn spelregels in het verkeer tussen pers en gemeente en daar is de pers aan gehouden. Nogmaals, en dat is ook bekend, als de raad anders besluit zullen we de persbijeenkomst morgenochtend afgelasten. Dat zou dan ook morgenochtend voor half negen gebeuren. De heer Baaten: Een paar maanden geleden hebben we een uitspraak gehoord van iemand uit Almere: het is te grijs voor woorden. Daar had het ook met communicatie te maken. In dezen praten we over een besluit. Deze persuitnodiging en de tekst eromheen laten niets te wensen over. Het is naar buiten gebracht als zijnde een besluit van de raad. Er wordt niet aangegeven "onder voorbehoud” . Zo open als maar kan is het naar buiten gebracht, op 5 december, heel vroeg als een Sinterklaascadeautje. Zoals het er nu voorstaat zijn wij dus niet aanwezig, want blijkbaar is onze mening en ons besluit niet van toepassing. W ethouder Fackeldey: Als de tekst van de persuitnodiging onzorgvuldig is geweest, ik moet bekennen dat ik hem op dit moment niet voor me heb liggen, dus ik kan dat niet nagaan, maar ongetwijfeld hebt u gelijk, dan excuseer ik mij daarvoor namens het college. Het is de intentie geweest slechts de pers te melden het onderwerp waarover de bijeenkomst morgenochtend zal plaatsvinden, indien en onder voorbehoud van het besluit door de raad. Dat zit altijd als standaard in de begeleiding waarmee het bericht aangeboden wordt. Ik zal nog even goed naar de tekst kijken. Dan maak ik daar excuus voor. We melden altijd als er een bijeenkomst plaatsvindt. Dat moeten we een paar dagen van te voren doen, anders kunnen ze zich niet vrijmaken. Maar natuurlijk altijd onder voorbehoud van uw besluit. Mevrouw Van Rijnsoever: Mag ik u een suggestie aan de hand doen? Bij persberichten is het over het algemeen gebruikelijk om daar een embargo boven te zetten. Als u dat had gedaan, had men zich daar ongetwijfeld aan gehouden. Voor kennisgeving aangenomen.
2007
8.
N 998
Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor het kampeerterrein “De Houtrib” op het perceel Badweg 1 (stuk nr. B07-18091) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
9.
Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor het minikampeerterrein “De Gaard” op het perceel Bronsweg 18 (stuk nr. B07-18070) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
10.
Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor het groepskampeerterrein “Kotterbos” op het perceel Kotterbosweg 98 (stuk nr. B07-18186)
natuur-
en
Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
11.
Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor de camping “Het Oppertje” op het perceel Uilenweg 11 (stuk nr. B07-18184) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
12.
Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor het gebied Villapark “Hollandse Hout” (stuk nr. B07-16804) De heer Zweers: Mag ik een korte stemverklaring afleggen? Gezien de vraagtekens die wij hebben en onze twijfels bij de motivatie om dit voorstel voor te leggen aan de raad, stemmen wij tegen. Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten, met de aantekening dat de fractie van Leefbaar Lelystad geacht wordt tegen het voorstel te hebben gestemd.
13.
Voorstel tot benoeming van Ernst & Young Accountants te Amersfoort tot de accountant van de gemeente Lelystad (stuk nr. B07-03213) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van de commissie van de rekening besloten.
14.
Voorstel tot overheveling van budgetten uit de Begroting 2007 naar de Begroting 2008 (stuk nr. B07-17793) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
2007
15.
N 999
Voorstel tot vaststelling van de belastingverordeningen en tarievenregelingen 2008 (stuk nr. B07-16134) Op voorstel van de voorzitter wordt dit agendapunt na agendapunt 29 behandeld. Zie N .........
15a.
Voorbereidingsbesluit volkstuinencomplex Galjoen Zuid (stuk nr. B07-15851) De heer Van Erk: Mevrouw de voorzitter. Ik wil graag een stemverklaring afleggen. De VVD-fractie is van mening dat de ontstane situatie een voorzienbare situatie was bij de keuze van deze locatie voor deze volkstuinenbestemming. Het voorstel vinden wij niet de aangewezen weg om de problemen hier te lijf te gaan. We vinden dat een veel te zwaar middel. Het leidt opnieuw tot ongewenste toename van de regelgeving, het leidt opnieuw tot ongewenste handhavingsacties. We zijn van mening dat de oplossing niet in deze sfeer moet worden gezocht. We zouden daarover in een latere fase, hebben wij met elkaar in principe afgesproken bij de besloten behandeling, inhoudelijk discussiëren maar die mogelijkheid ontstaat nu vermoedelijk niet meer. We menen dat de nu ontstane situatie goed voorzienbaar was, zoals gezegd, en we vinden dat de oplossing zou moeten worden gezocht in het treffen van materiële ingrepen als voorzieningen die het zicht op het complex benemen in de sfeer van groenvoorzieningen. Daarom zullen wij tegen het voorstel stemmen. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Ik ben het volstrekt eens met de VVD-fractie en zal ook tegenstemmen. De heer Zweers: Hetzelfde geldt voor de fractie van Leefbaar Lelystad. De fracties van PvdA, InwonersPartij, SP, CDA, Christenunie en GroenLinks stemmen vóór het voorstel. De fracties van VVD, Leefbaar Lelystad en StadsPartij stemmen tegen het voorstel. Met 23 stemmen vóór en 8 stemmen tegen wordt het voorstel van het college aangenomen.
16.
Interpellatiedebat woonwagencentrum (stuk nr. B07-03229) De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Wij willen op de eerste plaats het college bedanken voor de zeer uitvoerige en o.i. ook vrij complete beantwoording. Waarom dan toch een interpellatiedebat, zou u zeggen. De kern van ons interpellatiedebat is niet het woonwagencentrum op zich, maar de wijze en het moment waarop feitelijk de raad voor het blok werd gezet, en let op, voor een bedrag van ruim € 0,5 miljoen. Twee zaken wil ik daarbij naar voren brengen. € 500.000 vinden we ook in het geheel niet terug. Niet als schenking, bijvoorbeeld aan Centrada. Niet in de vorm van een huur of wat dan ook. Het lijkt erop dat we dit belastinggeld gewoon kwijt zijn. Ten tweede. De aanloop naar de € 500.000 is voor ons ook onbegrijpelijk. Wij moesten wachten op een besluit dat besluitrijp was en werden daarmee naar onze mening onnodig voor het blok gezet. Helemaal het tijdstip dat voor het college het besluit besluitrijp was. Dat was, heb ik in de beantwoording gelezen, rond augustus. Dan had het het college gesierd, als men op zijn minst de fractievoorzitters had geïnformeerd. Dat zou ons al een wat draaglijker gevoel hebben gegeven.
2007
N 1000
De heer Van Erk: Mag ik een vraag stellen aan de heer Jansen? Kunt u aangeven op welke wijze u denkt dat voorkomen had kunnen worden dat dit geld zou worden uitgegeven? De heer Jansen: Ik zeg al, van de inhoud voor wat betreft het woonwagencentrum kun je vinden wat je ervan vindt. Het had niet voorkomen kunnen worden, maar het had in de onderhandelingen zowel naar de bewoners toe als naar Centrada wel verschil kunnen maken. We hebben er in 2006 al over gesproken. Toentertijd nog met de heer De Vries als vertegenwoordiger van het college en die heeft ons ook niet laten blijken dat dit wel eens tonnen kon gaan kosten. Als in januari 2007 aan ons bekend was gemaakt: mensen, we hebben wel in de raad besproken dat we dit op deze manier zouden pogen op te lossen, maar we hebben een probleem. Al had het college alleen maar kenbaar gemaakt: we hebben een probleem en we willen dat op deze wijze gaan oplossen. Maar dat is niet gebeurd. Mevrouw Van W ageningen: Mag ik een vraag stellen? Ik begrijp niet waar u die € 5 ton vandaan haalt, want uit de beantwoording van de vragen blijkt dat er extra kosten zijn van € 198.000 en verder worden bedragen ook weer terugverdiend door de huur. Dus waar haalt u dat vandaan? De heer Jansen: Dat vind ik heel mooi, dat u die vraag zo stelt. Terugverdiend door de huur. Ik wilde dit eigenlijk niet noemen omdat ik daarop niet wilde ingaan, maar nu u die vraag stelt zal ik hem wel beantwoorden. Die € 2 ton geeft al een soort rechtsongelijkheid. Als je in de huursector een huis bouwt en je moet de kostprijs van een dergelijke woning door de huur terugverdienen, dan denk ik dat we een aardig cadeautje aan Centrada hebben gegeven hiermee. Als je namelijk ziet dat de totale wooneenheid per stuk ongeveer € 2 ton gaat kosten en ze een huur gaan betalen van € 500, dan mogen ze hem voor mij ook wel zo bouwen. Dan wil ik die huur ook wel betalen. Daarin zit dus een stukje rechtsongelijkheid die in wezen voor alle burgers van Lelystad zou moeten gelden en niet alleen voor deze zaak. Maar dit wilde ik eigenlijk niet aanvoeren. Waar het ons om ging, was dat wij door dit besluit verrast zijn en dat wij daarover eerder geïnformeerd hadden willen worden, ook over de oplossing en ook dat het zoveel geld ging kosten. De heer Van Erk: Mag ik daar nog even op doorgaan met de heer Jansen? Het college geeft aan dat pas begin januari, toen de onderhandelingen startten met Centrada, er een, in mijn woorden, verandering van opstelling of houding van de bewoners te bespeuren viel. Vanaf dat moment heeft het college dus onderhandeld en dat heeft geleid binnen grofweg een half jaar tot een duidelijkheid van de situatie. Vervolgens heeft de zomervakantie en de besluitvorming tot augustus doorgelopen. Dat is op zich een verklaarbare periode. Op dat moment werd pas duidelijk wat het onderhandelingsresultaat zou zijn dat eventueel aan de raad zou moeten worden voorgelegd. Vindt u dat een rare procesgang? Vindt u het raar dat je een half jaar onderhandelt met een partij die niet mee wil op basis van datgene wat in de fase daarvoor op tafel is gelegd? De heer Jansen: U vraagt of ik dat raar vind. Een bekende uitspraak met name van de InwonersPartij is: een broedende kip moet je niet storen, want dat brengt ongemak. Dat ging over een heel ander onderwerp maar dat vind ik ook van dit onderwerp. Ik zeg niet dat het college hier fout gehandeld heeft. Het college heeft echter verzaakt de raad op tijd erbij te betrekken. Zoals u weet ligt het budgetrecht bij de raad. Daar heb je niet zomaar een mandaat voor. Het college heeft aangegeven dat het allemaal spoed was en haast. Dat begrijp ik wel, daar is niets mis mee en daar zeg ik niets van, maar betrek de raad er dan bij, op zijn minst.
2007
N 1001
De heer Van Erk: Dus u begrijpt wat er gebeurd is, u stemt in met het gevolgde proces, u stemt ook in met het inhoudelijk resultaat, u zegt alleen: college, u bent te laat met de informatie naar de raad. De heer Jansen: Als u goed geluisterd had. Wij zouden eerder geïnformeerd kunnen worden als raad: raad, we hebben dit met elkaar afgesproken maar we hebben een probleem en vermoedelijk gaat dat dit of dat kosten, maar geeft u ons het vertrouwen, wij gaan dat probleem oplossen op die en die manier. Dan zijn we in kennis gesteld en dan worden we niet plotseling verrast met een bedrag van € 5 ton. Dat is hetgeen ik naar voren breng. In toekomstige gevallen, en daarom heb ik dat interpellatiedebat aangevraagd, zouden we dat misschien met zijn allen kunnen voorkomen. In soortgelijke gevallen zou het contact van het college met de raad beter gestroomlijnd moeten gaan. De heer Zweers: Staat u mij toe nog een korte vraag aan de heer Jansen te stellen? Hij noemt nogmaals een bedrag van € 5 ton. Ik kom nog steeds niet aan dat bedrag. Het enige bedrag dat ik genoemd zie is € 198.000 als een totaalbedrag. De heer Jansen: Als het over de bedragen gaat kan het college daarop antwoord geven. Maar als je in de stukken duikt, dan kom je in onze visie met de totale bedragen op ongeveer € 1 ton per eenheid in zijn totaliteit. Dan zou je tussen de € 5 ton en € 6 ton terecht kunnen komen. Maar nogmaals, het gaat mij niet om het bedrag op zich, het gaat mij om de manier waarop. De heer Van Erk: Mag ik de heer Jansen nog iets vragen? Ik verbaas me enigszins over uw stellingname dat u te laat zou zijn geïnformeerd. Als het zicht op de feitelijke oplossing pas in augustus bij het college ligt, kun je toch niet verwachten dat dat twee weken later bij de raad op tafel ligt bij een probleem van een dergelijke omvang? Wij zijn van mening dat het college de raad hierover niet te laat heeft geïnformeerd en kunnen ons uitstekend vinden in het resultaat. De heer Van den Heuvel: Naar de InwonersPartij. We hebben in november 2006 een besluit genomen. Dat ging om vele tonnen. Daarvan is destijds door de portefeuillehouder gezegd: dit is een schuld die wij in te lossen hebben, omdat we die mensen jarenlang in de kou hebben laten staan. Vindt u het dan niet terecht dat het college handelend optreedt en ons daarvan per brief informeert en daarbij aangeeft dat de dekking gevonden wordt in de burap? De heer Jansen: Dat vind ik niet gek, mijnheer Van den Heuvel. Wat ik wel frappant vind is als het college stuit in januari 2007 op een probleem, dat wij daarvan niet in kennis worden gesteld, mede door het feit dat het wel eens tonnen zou kunnen kosten. Als het college ons gewoon had geïnformeerd in januari van dit jaar: we zitten met een probleem - want daar heb ik het steeds over, mijnheer Van den Heuvel dan hadden we daar in ieder geval bij betrokken geweest en dan hadden we ook nog kunnen vragen: hebt u een redelijk idee van wat het gaat kosten en waarvan denkt u dat te gaan betalen? Want dat wordt ons ook altijd gevraagd. Ik vind dat het zo hoort en waarom vind ik dat het zo hoort? Omdat het budgetrecht bij de raad hoort en niet bij het college. De heer Van den Heuvel: In januari zal er een probleem geweest zijn en zullen er ongetwijfeld vele andere problemen geweest zijn. Wilt u over alle problemen lopende het jaar geïnformeerd worden? Het college heeft ons geïnformeerd op het moment dat men daarvoor stond.
2007
N 1002
De heer Jansen: Op uw vraag: nee, maar wel als het zo ongeveer € 5 ton misschien wel € 6 ton gaat kosten. Zou u daarover niet geïnformeerd willen worden? Ik ga niet over een kussentje voor de tribune het college het vuur aan de schenen leggen. De voorzitter: Laat ik het volgende zeggen namens het college. U hebt een raadsvoorstel gehad en dat raadsvoorstel is behandeld op 3 oktober 2006. Daar hebt u ruim € 3 ton beschikbaar gesteld om te zorgen dat het hele kampement gesaneerd kon worden. Toen is ook al de opmerking gemaakt dat het op basis was van analyses zoals deze voorlagen. Tijdens de werkzaamheden bleek, dat zoals dat heet in een woonwagenlocatie ‘de natte groep’, dat zijn de schuurtjes erachter waar alle voorzieningen in zitten, en de plek waar de wagen moest komen, onderheit moesten worden met Steltonplaten. Anders brak de wagen doormidden en dan hadden we grote problemen. Dat heeft erin geresulteerd dat er meer voorzieningen getroffen moesten worden en dat betreft een bedrag van € 198.000. Vandaar die € 5 ton. Dat klopt wel redelijk. Voor € 3 ton had u al een besluit genomen, de € 198.000 moest met een snelheid gepaard gaan om te zorgen dat 1 december de wagens opgeleverd konden worden en de overdracht aan Centrada kon plaatsvinden. Het is veel geld. Aan de andere kant moeten we ook naar onszelf durven te kijken. Jarenlang is er niet geïnvesteerd. Heel veel gemeenten hebben woonwagenlocaties ter hand genomen en daar al veel eerder nieuwe woonwagens neergezet en ook gezorgd dat dat met Steltonplaten goed voor elkaar kwam. Dat is hier nagelaten en uiteindelijk bleek dat de wagens bijna uit elkaar vielen en zo dienden er ook nog noodvoorzieningen getroffen te worden om de winter te kunnen overbruggen. Dat zijn wel zaken waarvan wij zelf de keuzes zo hebben neergelegd. Om die overdracht goed te laten plaatsvinden zoals alle gemeenten hebben gedaan, gaat het naar de verhuurder toe, zorgen dat het bezit op een juiste manier wordt overgedragen en dan moet je het ook met die kwaliteit meegeven. En zoals het in de sociale huursector bij woningen gaat, is het bij de woonwagenlocatie in feite exact hetzelfde. Dat betekent dat je een tegemoetkoming hebt in de grondprijs, een tegemoetkoming in het huis of in de woonwagen, om te zorgen dat mensen met lagere inkomens op een normale manier kunnen wonen. Dat ziet u hierin terug. Dat wijkt niet af ten opzichte van een sociale huurwoning. Het is alleen wat explicieter, omdat heel veel gemeenten die verantwoording droegen en toen bij de overdracht extra moesten investeren. Wij zijn wat laat, maar we hebben het hiermee ook wel afgehandeld en ik denk op een correcte manier, zoals je hoort om te gaan met je bewoners. Dat is de intentie. Die € 198.000 viel ons ook tegen. We hebben besloten in het college, om snel door te kunnen pakken en om het een keer goed af te hechten, om dat op te nemen, in de burap te kunnen verantwoorden en daarover bent u geïnformeerd. Dat had met de snelheid, de doorlooptermijnen, de aannemers en alles te maken. Dat is de beantwoording vanuit het college. In tweede termijn De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Eén opmerking nog. Bravo. Heb ik al gezegd. De werkwijze van het college met betrekking tot de bewoners die het betreft vind ik prima. Je kunt het niet hebben dat er een woonwagen doormidden breekt. Dat begrijpt iedereen. En dat dat geld kost begrijpt ook iedereen. Maar waarom informeert u dan niet de raad? Dat had u al in januari kunnen doen en dat is niet gebeurd. De voorzitter: Dat laatste ga ik met klem ontkrachten, omdat tijdens de procedure is gebleken, bij een proefwagen die was neergezet, dat in het technisch voorstel zoals dat bij ons was neergelegd, geen rekening was gehouden dat er Steltonplaten moesten worden aangebracht. Even afgezien van de aannemerskosten die erbij
2007
N 1003
komen, zijn dat de behoorlijke meerkosten geweest. Die zijn veel later in het college gekomen. Wij hebben ze pas afgelopen augustus behandeld. Meer kan ik er niet over zeggen. De heer Jansen: U zegt dat u zelf pas in augustus wist wat de kostprijs was van die Steltonplaten? Dat wist u zelf pas in augustus? De voorzitter: Inderdaad. We hebben het in augustus in het college gehad. De heer Van Erk: Dat staat in de beantwoording, mijnheer Jansen. De heer Jansen: Nee, toen was het besluitrijp, mijnheer Van Erk. De heer Van Erk: Het staat letterlijk in de reactie van het college op uw vragen. De heer Jansen: Toen was het besluit besluitrijp. Dat heb ik goed gelezen, mijnheer Van Erk. Waar het ons nogmaals om ging, mevrouw de voorzitter, was het moment dat u wist dat die Steltonplaten zouden moeten worden aangebracht. Daarvan zegt u nu dat u dat pas in augustus wist, zodat in augustus het pas besluitrijp kon zijn. De voorzitter: Wij hebben dat in augustus in het college behandeld. Dat is het moment dat het voltallige college op de hoogte is en een besluit kan nemen. Eerder kan er ook niet gehandeld worden. Zo werkt dat in bestuurlijk Nederland, dus bij ons ook. Daarna bent u keurig met een brief geïnformeerd. In tijdsvolgorde klopt het uitstekend. Zo voldoende behandeld? Dat is het geval.
17.
Voorstel tot vaststelling van het definitief programma Jeugd Voorop (stuk nr. B07-12341) Mevrouw De W aal: Mevrouw de voorzitter. Onze fractie acht dit een belangrijk onderwerp voor de jeugd en voor de toekomst van Lelystad en we zijn blij met de integrale aanpak. Gezien de eerder door de raad ingenomen standpunten en vaststellingen, kunnen we bij dit agendapunt kort zijn. We steunen het voorgestelde besluit en hopen dat de raad bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2008 de positieve voortzetting van deze projecten zal ondersteunen door het beschikbaar stellen van voldoende financiële middelen. Mevrouw Van Rijnsoever: Mevrouw de voorzitter. De nota die voor ons ligt, de Nota Jeugd Voorop, krijgt van de InwonersPartij sympathie en in principe ook ondersteuning. Toch zouden we willen dat met ‘de’ jeugd van Lelystad ook inderdaad alle jeugd in onze stad wordt bedoeld en aangesproken. Als wij de Lelystadse jeugd op ons netvlies hebben, dan zien we jeugd die aandacht, zorg, opvang nodig heeft maar ook jeugd die goed gaat, die spoort, die leert, ambities heeft en timmert aan de toekomst. Kortom, jeugd die vliegt op eigen kracht en die niet die extra wind onder de vleugels nodig heeft waar deze nota in feite over gaat. En die jeugd, we hebben het ook al tijdens de beschouwingen te berde gebracht, komt naar ons idee onvoldoende uit de verf in het stuk dat pretendeert ‘de’ jeugd van Lelystad als onderwerp te hebben. Dat grote groepen jongeren het goed doen, wil nog niet zeggen dat ze minder recht hebben op onze aandacht of behoefte daaraan zouden hebben. Om je lekker in je vel te voelen als jongere heb je behoefte aan erkenning en waardering. Doe je het goed? Dan mag dat beloond worden. Maar ook groei kost geld, en soms veel geld dat ook jeugd die deugt niet altijd in voldoende mate heeft. Daardoor kunnen zij vaak de
2007
N 1004
vleugels wat minder uitslaan dan ze eigenlijk zouden willen. Bijvoorbeeld, om naar de sportclub te kunnen, waarvan je ouders helaas het lidmaatschap niet kunnen betalen, ook al zie je dat niet altijd aan de buitenkant van iedere voordeur. Het is een veeg teken dat sommige sportclubs een wachtlijst hadden, maar nu eigenlijk zitten te springen om nieuwe leden, terwijl je als jongere in Lelystad waarschijnlijk heel graag lid zou willen worden. Maar je hebt een platte beurs en dan gaat het niet door dat feest. En dat terwijl sport verbroedert, je krijgt er vrienden door, het vormt je sociale vaardigheden en je blijft er nog slank bij ook. Ook geen onverdienstelijk bijverschijnsel in deze tijd. Als meer jongeren weer lid worden van een club, versterk je ook nog eens als gemeente de infrastructuur van de Lelystadse sportclubs en bereik je jongeren die je nu niet bereikt of misschien niet bereikt. Maar misschien wil je als jongere ook best een keer naar het theater om daar iets mee te maken wat normaal niet voor je weggelegd is vanwege het prijskaartje dat eraan hangt, maar dat wel heel belangrijk is voor je vorming. Of je houdt niet van voetballen maar je wilt je conditie op peil houden door vaak te zwemmen. Dat kost dan ook soms weer net te veel. Met andere woorden, als het toevallig op deze nota aan de orde is de komende jaren, dan gaat de InwonersPartij er gewoon van uit dat we voorstellen krijgen waarin alle jeugd in Lelystad aan bod komt. We geven het college dan ook graag in overweging om te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om deelname door de jeugd aan bovengenoemde en andere, soortgelijke voorzieningen te faciliteren, om drempels te slechten die er ook voor de jeugd die wel deugt nog zijn. Wat de kosten daarvan betreft, bij herverdeling van het budget zou dat eigenlijk een klein sigaartje uit eigen doos zijn, want het is toch zo dat de niet-probleemjongeren, althans hun ouders, uiteindelijk ook meebetalen aan het geld waarmee deze nota van de Jeugd Voorop wordt gerealiseerd. Wethouder A. Kok: Mevrouw de voorzitter. Ik denk dat in feite het betoog van de oppositiepartij, de InwonersPartij, het collegebeleid volledig ondersteunt. Als dan de InwonersPartij zegt: u hebt geen aandacht voor de normale jeugdpositie, dan citeer ik één zin uit het programma. "Voor de jongeren is er een aantrekkelijk aanbod aan vrijetijdsvoorzieningen op sportief en cultureel gebied. Op de middelbare school wordt een uitdagend programma geboden voor jongeren die dreigen af te haken.” Dus we hebben voor alle jongeren aandacht in dit programma. Ik neem dan ook met klem afstand van het idee dat het college geen aandacht zou hebben voor de normale jongeren. Denk aan Underground, denk ook aan de participatiebijdrage van € 100 die geldt voor óf cultuur óf sport. Dus we doen al het mogelijke om ook voor de laagbetaalden alle voorzieningen bereikbaar te houden. Ik denk dat u in feite bedoelt dat dit een goede nota is en ik dank u bij voorbaat voor uw steun. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten, met de aantekening dat de heer Homan zich heeft onthouden van stemming.
2007
18.
N 1005
Voorstel tot vaststelling van het uitwerkingplan Lelystadse Educatieve Agenda 2007 2010 (stuk nr. B07-14509) Mevrouw De W aal: Mevrouw de voorzitter. De fractie van de SP heeft waardering voor de voortvarendheid waarmee het college en de betreffende ambtenaren dit onderwerp hebben aangepakt, temeer daar Lelystad met dit uitvoeringsplan vooruitloopt op de meeste gemeenten in Nederland. De oorspronkelijke planning is weliswaar niet helemaal gehaald, maar we zijn zeer tevreden met de gedegen voorbereiding. De SP-fractie is ook blij met de ondersteuning van het LOB, de diverse betrokken instellingen en van de individuele scholen die bereid zijn om extra taken in te passen. We hechten er veel waarde aan dat elk kind een goede kans krijgt en dat de individuele talenten zo optimaal mogelijk worden ontwikkeld met als doel, dat elk kind zo goed mogelijk een plaats binnen onze maatschappij kan innemen. Een sluitende keten en samenhangende aanpak van peuterspeelzaal tot aan de arbeidsmarkt is hierbij cruciaal. Het uitwerkingsplan is naar onze mening voldoende concreet om tot goede resultaten te leiden en een wezenlijke, structurele bijdrage te leveren aan ons motto "Iedereen doet mee”. We zijn ervan overtuigd dat het samen met het optimaal gebruik van subsidiemogelijkheden in het kader van het GSB, het Lelystadse onderwijs en de Lelystadse jeugd een stevige basis voor de toekomst kan geven. Het uitwerkingsplan LEA biedt kansen voor de jeugd en voor Lelystad. Onze fractie heeft nog wel enkele vragen. De eerste vraag. Op basis van de gewichtenregeling wordt bepaald welke scholen in aanmerking komen voor extra personeelsformatie ten behoeve van achterstandsleerlingen. Dit geldt dus niet voor alle scholen. Welke mogelijkheden heeft een kind met achterstand dat toevallig op een andere school zit? Lelystad heeft gekozen voor het programma Caleidoscoop. Kunnen onderdelen daarvan ook schooloverstijgend worden ingezet? Onze tweede vraag. Voor de voor- en vroegschoolse periode is in de begroting rekening gehouden met training/coaching van leerkrachten. Is dit ook het geval voor de hogere klassen van het basisonderwijs en het voortgezet onderwijs? Mevrouw Middelkoop: Mevrouw de voorzitter. Door de wethouder is op het Opinieplein aangegeven, dat de scholen bij het Lokaal Onderwijsberaad de doelstellingen unaniem hebben onderschreven. Dit vinden wij heel positief. Tijdens dit Opinieplein zijn enkele vragen van de PvdA niet aan bod gekomen. Een drietal wil ik alsnog ter beantwoording aan de wethouder voorleggen. Ten eerste. Daar waar aanvankelijk in de nota de budgetten dreigen op te gaan aan onderzoek, is in het uitwerkingsplan en overzicht het beeld, dat budgetten voor uitvoering en kwaliteitsimpulsen worden ingezet. Is ons beeld hierbij juist? Tweede vraag. Evaluatie vindt plaats voor inzet benodigde budgetten. Vindt er ook voortgangmonitoring plaats op concrete resultaten? De derde vraag. Wordt de gemeentelijke regierol ook ingezet voor het stimuleren van onderlinge samenwerking, zoals uitwisseling van best practice? Mevrouw Nuijt: Mevrouw de voorzitter. Bij de algemene beschouwingen hebben wij als CDA al aangedrongen op kwaliteitsverbetering bij het basisonderwijs. We zijn dus heel gelukkig met dit voorstel. Twee zaken wil ik nog even onder de aandacht brengen en dat is dat wij als CDA sterk hechten aan het ontwikkelen van objectieve toetsingscriteria en dat wij het ook heel belangrijk vinden, dat de relatie school/ouders versterkt wordt. We zijn blij dat er schoolbegeleidingsmiddelen voor ouderbetrokkenheid zullen worden ingezet.
2007
N 1006
We hebben nog wel een vraag wat betreft de financiering. Het viel ons op dat bij Jeugd Voorop en de Nota Groei! ervan uitgegaan wordt dat GSB-middelen na 2009 opnieuw bekeken moeten worden, terwijl in dit voorstel over 2010 gesproken wordt. Dus het is alsof het voor twee jaar mogelijk gefinancierd kan worden. De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Het is met name dat laatste waar ook wij onze vraagtekens bij hebben. Als wij nu inderdaad financieren voor 2008-2009 en pas in 2010 een evaluatie krijgen, maar wel van ons verwacht wordt dat wij voor dat moment van 2010 eventueel aanvullende middelen beschikbaar stellen, dan had ik daarop toch graag eerst een reactie van het college. Tot slot heb ik nog een aanvullende vraag. Hoe meetbaar zijn de verwachte resultaten? Met andere woorden, welke nulmeting wordt nu als uitgangspunt gebruikt? W ethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. Laat ik beginnen met de opmerking dat volgens mij vragen zijn gesteld over zowel de LEA als over de Nota Groei!, het VVEbeleid. Ik weet niet of het de bedoeling is dat ik deze in samenhang beantwoord? De voorzitter: Kan de raad daarmee instemmen? Dat is het geval. W ethouder De Jager: Als er namelijk nog andere vragen zijn over de VVE-nota Groei! dan zou het handig zijn om die vragen meteen in ontvangst te nemen. De voorzitter: U mag nu meteen beantwoorden. W ethouder De Jager: Dan begin ik met de opmerkingen die gemaakt zijn over de LEA, en dan begin ik met de PvdA, die gesproken heeft over de budgetten. Aanvankelijk lijkt het dat er erg veel geld wordt uitgetrokken voor onderzoek, maar het gaat toch, zo heb ik althans de vraag begrepen, ook wel degelijk om investeren in kwaliteit. Beide is inderdaad waar, maar verhoudingsgewijs, en het college hecht eraan om dat open en eerlijk aan de raad mee te delen, zit er zeker in deze eerste educatieve agenda wel veel geld voor het ontwikkelen van organisatie-instrumenten en dergelijke. Maar daar is nu juist zo’n LEA uitermate geschikt voor, want wat we in principe doen, is met die educatieve agenda een plus op het onderwijs zetten. W at je kunt doen, is met behulp van wat aanjaaggeld vanuit GSB, structurele dingen mogelijk maken. Dat betekent dat als deze LEA af is, die instrumenten staan, de organisaties in het veld daarmee daadwerkelijk kunnen werken en je dus een structureel effect bereikt met incidenteel geld. Dus het is wel waar dat er verhoudingsgewijs veel geld naar die aspecten gaat, maar het is ons natuurlijk allemaal te doen om de kwaliteit van het onderwijs. Vandaar dat we daar een van die speerpunten heel nadrukkelijk op gericht hebben. Een vraag van de PvdA over evaluatie en monitoring. Dat is een vraag die ook door het CDA en zeker door Leefbaar Lelystad is gesteld. W at wij nu hebben is een zevental speerpunten. We hebben uit het brede palet van speerpunten gekozen en vanaf januari zijn we daarover met het veld in gesprek geweest: hoe komen we nu vanuit een veertigtal speerpunten naar een zes- over zevental speerpunten, waarop we dan die plus gaan inzetten? Die zes a zeven speerpunten liggen er nu. W at we nu willen doen, is met behulp van de werkgroepen die geformeerd zijn de actiepunten die bij die zeven speerpunten horen, het komend jaar verder, ik noem dat SMARTificeren; die moeten nog wat meer SMART gemaakt worden. Daarom hebben we in de procedure het volgende voorgesteld. De werkgroepen moeten nu zo snel mogelijk aan de slag. Eind 2008 vindt er een korte evaluatie plaats. Dat betekent dat de monitoring op die manier echt gaat plaatsvinden. Op
2007
N 1007
basis van die korte evaluatie kijken we hoe de voortgang is en hoe we de middelen daadwerkelijk voor 2009 voor die speerpunten willen inzetten. Eind 2009 gaan we opnieuw een korte evaluatie houden om te kijken: redden we dat dan met de Lokale Educatieve Agenda voor de periode 2007-2010, of moeten we incidenteel voor dat laatste jaar, het afmaken van deze educatieve agenda, nog geld aan de raad vragen? Of misschien houden we wel geld over. We hebben, omdat het nog iets concreter gemaakt moet worden door de werkgroepen, gezegd: dan bouwen we twee evaluatie- en monitoringmomenten in. Dus de raad kan op die manier het proces, denkt het college, heel goed volgen. Dan de uitwisseling waar de PvdA naar vroeg als het gaat om best practices. Het is natuurlijk de bedoeling dat daar waar de werkgroepen aan de slag gaan, men ook kijkt naar wat er elders in den lande al gebeurt. Zeker binnen de G4 maar ook binnen de G27 gebeurt er wel het een en ander. Daar waar wij die best practices goed kunnen gebruiken, moeten we dat zeker doen. Dus naar die uitwisseling van ideeën zullen we kijken. Het CDA heeft gevraagd naar de financiering maar daarover heb ik al iets gezegd. Iets specifieker nog in de richting van het CDA en Leefbaar Lelystad over de financiering van deze educatieve agenda na 2009. Het klopt dat wij gevraagd hebben om het inzetten van het aanjaaggeld voor twee jaar, 2008 en 2009, en dat we verwachten dat met behulp van dat geld de LEA in 2010 een eind kan krijgen. Dan zullen we dus in 2010 aan de slag gaan met de nieuwe LEA, dus gaan we weer een dergelijk proces starten, om te kijken waar we dan de komende jaren die extra plus op onderwijs willen plaatsen en welk geld we daar dan weer voor nodig hebben. Het is nadrukkelijk de bedoeling om met incidenteel geld structurele effecten te bewerkstelligen. De LEA is een plus boven het reguliere beleid dat we sowieso al voeren. Dan kom ik bij de SP die in vragende zin gesproken heeft over de Nota Groei!, ons VVE-beleid. In de gewichtenregeling is zoals u weet, inmiddels een verandering opgetreden waarbij het Rijk zegt: we kijken op een andere manier naar die gewichtenregeling. Wij proberen daar in Lelystad zo genuanceerd mogelijk mee om te gaan. Als het gaat om in aanmerking te komen voor VVE dan is 50% wat ons betreft de norm, dan praat je over doelgroepenkinderen. En als je zegt: wanneer zou het dan niet meer moeten gelden, dan is 40% wat ons betreft de ondernorm, maar dan wel voor een periode van twee jaar. We willen zo zorgvuldig mogelijk kijken naar die gewichtenregeling en de implicaties in de praktijk en zullen daarbij zo creatief mogelijk zijn. Het Rijk bepaalt voor een belangrijk deel de regelgeving, de wetgeving, maar het college van de gemeente Lelystad vindt in ieder geval dat je scholen niet van het ene op het andere moment mag confronteren met gewijzigd rijksbeleid en de gevolgen die dat voor de scholen hier heeft. W at betreft Caleidoscoop. Caleidoscoop is het programma waarmee men werkt als het gaat om VVE. Caleidoscoop wordt ingezet op die scholen waar we werken met VVE. Caleidoscoop is een dure maar een prima methode, tenminste als je hem op een goede manier gebruikt, dus als de leerkrachten die ermee moeten werken, daadwerkelijk goed gekwalificeerd zijn. Daarom besteden we nu juist aan dat aspect, en ook aan de voortdurende training, zoveel aandacht. Het is helaas niet zo dat die ingewikkelde methode van Caleidoscoop heel makkelijk is uit te rollen over de scholen die daar niet mee werken. Dat onderscheid moeten we eerlijkheidshalve aanbrengen. In het verlengde daarvan geldt dat ook voor de coaching van de leerkrachten die met deze methode werken. Wij zijn er de afgelopen jaren in geslaagd om ervoor te zorgen dat alle leerkrachten Caleidoscoop gecertificeerd zijn. Dat is een heel karwei geweest maar ook een prima prestatie, denkt het college,
2007
N 1008
temeer omdat we veel meer scholen hebben weten te bereiken die meedoen aan VVE. In tweede termijn Mevrouw Middelkoop: Mevrouw de voorzitter. Een kleine toevoeging bij mijn derde vraag. Dank overigens voor de beantwoording. Heel goed om inderdaad binnen de G4 en de G27 verder te kijken naar andere gemeenten. Mijn vraag was ook, daar in de LEA staat over de regierol van de gemeente: middelen gekoppeld aan actiepunten, of die rol ook gebruikt wordt voor de onderlinge samenwerking tussen scholen en zij elkaar zouden kunnen versterken. De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Ook dank voor de beantwoording. Toch nog een vraag ter verduidelijking. Moeten wij de bewoording evaluatie in 2010 lezen als evaluatie in 2009? Wethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. In de richting van de PvdA-fractie. Daar waar het gaat om de regierol van de gemeente is het zo, dat de gemeente die regierol graag voortvarend wil oppakken en die ook gekregen heeft van het onderwijsveld. Maar als het gaat om de uitvoering dan vinden we dat samenwerking op zijn plaats is en dat met name de spelers op dat veld aan zet zijn. Het is bij de LEA zo, en het college vindt dat in ieder geval een meerwaarde hebben, dat zowel het veld als het college, het gemeentebestuur, en straks hopelijk ook de raad, over die schotten van wettelijke taken heen kijkt en gezegd heeft: we zijn bereid om bij elkaar in de keuken te kijken en met elkaar samen te werken. Maar daar waar het gaat om de regierol van de gemeente en het bevorderen van die samenwerking, is denk ik de LEA al een duidelijk voorbeeld van hoe dat daadwerkelijk kan. Overigens is het LOB in Lelystad daarvan ook een best practice wat het college betreft. Als het gaat om de evaluatie. In 2009 hebben we dus de tweede tussenevaluatie met betrekking tot de voortgang van de uitrol van deze educatieve agenda. Dan kijken we wat er in dat laatste jaar, 2010, nog nodig is. En In 2010 zullen we starten met het proces om in dat jaar te komen tot een nieuwe educatieve agenda voor een periode van dan vier jaar. Deze educatieve agenda heeft in principe een tijdspanne van slechts drie jaar. Daar hebben we bewust voor gekozen, niet alleen omdat het de eerste keer is maar ook omdat, zoals u weet, in onderwijsland nogal veel aan het veranderen is, zeker daar waar het gaat om VVE. Dan willen we ook graag die veranderingen kunnen meenemen en met u kijken welke plussen we op de kwaliteit van het onderwijs moeten zetten. De heer Zweers: Dit is mij op zich heel helder, maar dat klopt dan niet met de strekking van de tekst die hier staat. Daar staat letterlijk dat er een evaluatie is in 2010 en dat dan wordt bekeken welke impulsen en maatregelen leiden tot verdere investeringen. Het is gerelateerd aan het incidentele karakter van de middelen die we nu ter beschikking stellen. Ik mag aannemen, als u in 2010 middelen ter beschikking wilt krijgen van de raad, dat u dat in 2009 voorstelt. Wethouder De Jager: Daarvoor wordt dus die korte evaluatie in 2009 gehouden. De voorzitter: Zo voldoende behandeld? Dat is het geval. Ik meld voor het verslag, dat niet aan de stemming deelnemen de heer Van der Houwen en de heer Homan. Een stemverklaring van de heer Siepel en de heer Jansen.
2007
N 1009
De heer Siepel: Mevrouw de voorzitter. Geen stemverklaring, maar toen agendapunt 19 de vorige keer op de agenda stond, heb ik aangekondigd dat mevrouw Van Wageningen vanwege haar professionele betrokkenheid niet aan de stemming zou deelnemen. Ik heb dat nu niet herhaald, maar het geldt natuurlijk ook voor deze vergadering. De voorzitter: Dan melden we dat nu ook. Dat geldt voor beide punten, 18 en 19? De heer Siepel: Alleen voor punt 19. De voorzitter: Akkoord. Dan is dat eveneens vastgelegd voor het verslag. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Wij zullen instemmen met het voorstel, omdat wij vinden dat het ten eerste een verbreding geeft aan de portefeuille van de portefeuillehouder Onderwijs, maar veel belangrijker, omdat het een verbreding geeft aan de kwaliteit van het onderwijs. We zien dan ook uit naar de geSMARTificeerde uitgangspunten. Die zien we graag terug bij de evaluatie. Dan kunnen wij daarna het hele beleid mogelijk weer reconsubrabiliseren. Dan komt het allemaal weer goed. De voorzitter: Wat leven wij in een geweldige wereld. Dank u wel. Ik breng het voorstel in stemming. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten, met de aantekening dat de heer Homan en de heer Van der Houwen zich hebben onthouden van stemming.
19.
Voorstel tot vaststelling van de nota Groei! Nota over de voor- en vroegschoolse periode (stuk nr. B07-16165) De voorzitter: Dit voorstel brengen we ook meteen in stemming. Mevrouw De W aal: Mevrouw de voorzitter. Misschien een misverstand, maar daar hebben wij nog wel wat vragen bij. Er wordt een hoge verwachting neergelegd bij de reguliere en therapeutische speelzalen. In de nota wordt echter tegelijkertijd aangegeven, dat er nog veel vragen zijn, zoals bijvoorbeeld: hoe ziet het bereik er op wijkniveau uit en hoe kunnen we de vestiging c.q. spreiding van peuterspeelzalen sturen? De vraag is: welke concrete acties heeft het college daarvoor in petto? Dan nog enkele andere vragen. Welke mogelijkheden ziet het college om het bereik van 55% van de voor- en vroegschoolse kinderen, met name de voorschoolse kinderen, op termijn toch te verhogen naar de gewenste 65%? Zijn er al concrete acties ondernomen c.q. startklaar bij bijvoorbeeld consultatiebureaus, huisartsen, buurtcentra? Wordt er nog gezocht naar bronnen die aangeboord kunnen worden zonder dat ze veel investering in tijd en geld vragen? Wethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. Om te beginnen de vraag van de SP met betrekking tot de relatie tussen hoge verwachting enerzijds en bereik anderzijds. Het college heeft in doelstelling 4 uitgesproken dat wij de ambitie hebben om dat bereik daadwerkelijk te verhogen. Dat zit hem dan vooral in de toeleiding. Daarom zeggen we ook dat je al bij het consultatiebureau moet beginnen, zodat de lijn gelegd is tussen enerzijds consultatiebureau en anderzijds voor- en vroegschoolse educatie. Daar kun je waarschijnlijk in de toeleiding al een behoorlijke winst maken. Dan is de
2007
N 1010
rol die ouders vervullen heel belangrijk. Dus daar zullen we nadrukkelijk in de uitvoering op insteken. Als het gaat om de norm die u noemt van 55%, dan bedoelt u neem ik aan het regulier peuterspeelzaalwerk. Daar zegt het college: die 55% norm willen we handhaven, daar kiezen we dus niet voor een extra plus als het gaat om het regulier peuterspeelzaalwerk. Daarvoor noemen we in de stukken ook een aantal redenen. Allereerst omdat we in de praktijk een verschuiving zien naar de kinderopvang. In de tweede plaats omdat we zeggen: als je die 55% weet te realiseren - daar zit nog ietwat ruimte in, want daar zitten we op dit moment nog niet - dan heb je ook regulier peuterspeelzaalwerk goed dekkend gemaakt op wijkniveau. Daarom heeft het college nadrukkelijk gekozen voor het insteken op doelgroeppeuters en -kleuters, omdat we daar het bereik echt willen verstevigen, omdat we daarop echt willen inzetten, zodat wanneer zij beginnen aan de basisschool, de achterstand daadwerkelijk is weggewerkt. Dus investeren op de kop van het proces doet het college met name als het om die groep van kinderen gaat. In tweede termijn Mevrouw De W aal: Mevrouw de voorzitter. Ik had ook nog de vraag of er op dit moment al concrete acties zijn ondernomen om de toeleiding goed te faciliteren. W ethouder De Jager: Wat van belang is aan de voorkant is dat je eerst zorgt voor meer kindplaatsen. Dat weten we op deze manier te regelen. W at vervolgens van belang is, is dat die match tussen consultatiebureau en peuterspeelzaalwerk tot stand gaat komen. Daar zijn we voor een deel mee bezig. Ik denk dat het goed is dat we u op de hoogte houden van de voortgang. Dat kunnen we prima doen bij die korte evaluatie 2008, omdat VVE een van de zeven speerpunten is. Dus ik stel voor dat we u daar dan over berichten. Mevrouw Middelkoop: Mevrouw de voorzitter. Ik wil graag een stemverklaring afleggen. Bij zo’n belangrijke nota wilden wij laten weten dat wij achter de doelstelling staan, het ontwikkelingsniveau bij de instroom naar de basisschool te verbeteren om gelijke kansen in het onderwijs te bieden. We vertrouwen erop dat door de gekozen methode deze doelstelling wordt bereikt. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten, met de aantekening dat de heer Homan, de heer Van der Houwen en mevrouw Van Wageningen zich hebben onthouden van stemming.
20.
Voorstel tot vaststelling van het uitwerkingsplan Galjoen Zuid (stuk nr. B07-16445) De heer Baaten: Mevrouw de voorzitter. Ik heb een zestal vragen naar aanleiding van het beoogde effect. Ik heb de vragen in duplo, dus dat scheelt misschien voor het college als men zou willen meeschrijven. Het gaat erom dat ik inhaak op de tekst uit het beoogde effect. "Met dit plan wordt rechtszekerheid geboden over de bouwmogelijkheden in het gebied, en wordt de aldaar gewenst bebouwing mogelijk gemaakt.” De vragen zijn als volgt. Is het u bekend: - dat de bouwprojectontwikkelaar Leijten en Partners al diverse keren met onder andere de kopersvereniging van dat gebied rond de tafel heeft gezeten naar aanleiding van grond- en grondwaterstandproblemen; - er een bouwstop op bepaalde woningen is geweest;
2007
N 1011
-
er diverse bewoners al meer dan een jaar, en zelfs al gedurende twee jaar wachten op de oplevering vanwege bouwproblemen; - de oplevering van de woningen gebouwd door Olde Rikken met minimaal drie maanden is uitgelopen, op dit moment al; - er een enorm probleem schijnt te zijn met de 12 tot 15 eilandwoningen, waterpeil; - er 12 woningen nog steeds niet werden gebouwd in het oostelijke deel van Galjoen Zuid, en daardoor diverse toekomstige en potentiële kopers/bewoners in de problemen zijn gekomen? We denken daarbij onder andere aan hun reeds verkochte huis, renteverliezen en verlopen hypotheekoffertes. Tot slot. Welke maatregelen is het college van plan te nemen of te doen nemen in het belang van onze inwoners en toekomstige bewoners van genoemd gebied? Nogmaals, dit is gebaseerd op het besluit dat we gaan nemen, waarin staat dat met dit plan rechtszekerheid wordt geboden over de bouwmogelijkheden in het gebied en dat de aldaar gewenste bebouwing mogelijk wordt gemaakt. De vragen duiden op iets anders. W ethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. De uitleg in het raadsvoorstel heeft betrekking op de juridische zekerheid, het bestemmingsplan. Wat hiermee gebeurt, is dat voor het hele gebied nu daadwerkelijk een bestemmingsplan geldt en aan de uitwerkingsbevoegdheid zo die er lag, invulling gegeven wordt. Daarmee wordt denk ik inderdaad in juridische zin die rechtszekerheid geboden. De problemen die u schetst hebben niet zozeer te maken met het bestemmingsplan, waar dit agendapunt over handelt, maar met de uitvoering en de uitwerking. Een deel van de problemen is ons bekend en we hebben een en andermaal de ontwikkelaar erop aangesproken. Tegelijkertijd moeten we erkennen dat ons niet zoveel meer middelen ten dienste staan dan alleen het deze ontwikkelaar daarop aanspreken, zolang die binnen de contractueel opgelegde bouwplicht blijft. Die bouwplicht is helaas, en ik zeg inderdaad met u helaas, nog niet verlopen. Eén probleem bijvoorbeeld, laat ik daar even op ingaan, was wat u noemt het eiland. Daar heeft tussen ontwikkelaar en bouwer een discussie plaatsgevonden over zand, met name zandbed en zandpakket dat daar aangebracht zou moeten worden en de hoogte. We hebben van de ontwikkelaar inmiddels de bevestiging dat hij het eens is met de zienswijze van de gemeente, dat hij zich had moeten houden aan het correcte peilniveau dat is afgegeven in eerste aanleg. Vervolgens zijn nu eindelijk, ik meen twee weken geleden, de heipalen in het eiland in Galjoen geslagen. Over de 12 woningen. Ik weet niet of we over hetzelfde spreken, mijn gevoel voor richting is niet altijd zo goed, maar van 12 woningen is de bouw inderdaad nog niet gestart. Daarvoor loopt nog een artikel 19-procedure, want over deze woningen was nog behoorlijk wat discussie. Uiteraard kan daar pas een bouwvergunning worden afgegeven als deze procedure doorlopen is en daar zitten we nog middenin. Ik denk niet dat ik in detail al uw vragen heb beantwoord, maar wellicht in de lijn, anders kunnen we wellicht op de detailvragen op een later moment nog ingaan. Unaniem wordt conform het voorstel van het college besloten.
2007
21.
N 1012
Voorstel tot herziening grondexploitatie en planning Stadshart (OMS Beheer BV) 2007 (stuk nr. B07-13756) De heer Van Erk: Mevrouw de voorzitter. Wij stemmen in met het voorstel, maar wij zouden het college willen vragen om op niet al te lange termijn - als ik een suggestie mag doen in die zin: de eerste twee maanden van het komende jaar - de raad al dan niet in beslotenheid bij te praten op ontwikkelingen en voortgang van hetgeen zich afspeelt in het stadscentrum. De heer Jansen: Mag ik de heer Van Erk een vraag stellen? Waarom in beslotenheid, mijnheer Van Erk, als het gaat over de ontwikkeling van het stadscentrum? De heer Van Erk: Mijnheer Jansen, u sprak mij daarstraks aan op het feit dat ik niet goed luisterde. Ik heb daarnet gezegd: al dan niet in beslotenheid. De heer Jansen: Wanneer dan wel? De voorzitter: Bij al dan niet wordt het in het midden gelaten, dus daar wordt nog naar gekeken. De heer Van der Meij: Mevrouw de voorzitter. Ik heb een vraag over de Parkwijk, want dat is ook een onderdeel van het Stadshart. Na de achterliggende stukken bestudeerd te hebben, blijkt dat fase 1 gestart zal worden per augustus. Maar in hetzelfde punt staat ook dat misschien de zaak opnieuw ontwikkeld gaat worden. De vraag is dan of die fasering ook weer ter discussie staat. Dus gaat er nu wel of niet gebouwd worden, of is het zo dat eerst gekeken gaat worden hoe het hele gebied er uit gaat zien? Dat is de concrete vraag. De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Een vraagstelling gelijk aan die van de CDAfractie, maar dan misschien iets explicieter. Er is aan ons in het begin van dit jaar bekend gemaakt, dat medio mei de ontwikkelingen van Parkwijk bekend zouden worden en of daarin al dan niet wijzigingen zouden komen. De raad zou daarover geïnformeerd zijn. Het spijt me dat ik daar zelf niet eerder op gekomen ben, maar juist door dit voorstel ging het lampje branden. We zouden graag daarvan op de hoogte gesteld worden, al dan niet vertrouwelijk indien dat noodzakelijk is. W ethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Op de vragen van de VVD en Leefbaar Lelystad kan ik zeker bevestigend antwoorden. Het is natuurlijk, laat ik beginnen met een verontschuldiging, veel te laat dat deze grondexploitatie waarover u in april een presentatie hebt gezien, nu pas ter besluitvorming wordt voorgelegd. We hebben dan ook met OMS afgesproken dat zij ten spoedigste, en dat zal als het goed is nog deze maand gebeuren, de volgende herziene grondexploitatie, die van 2007, aan het college zullen aanbieden. Wij hopen dan in januari of februari, dat hangt ook af van de agendazetting, daarover u te kunnen bijpraten. Niet alleen over de grondexploitatie dan uiteraard, maar ook over de voortgang en de planning en ontwikkeling van het Stadshart als totaal. Daarin kunnen we u dan ook meenemen naar de Parkwijk. Of dat al of niet in beslotenheid is; ik denk in algemene zin over de voortgang, dat dat prima openbaar kan. Daar waar wij in detail in de cijfers moeten gaan kijken, is het erg verstandig om dat niet in het openbaar te doen. Wat betreft de Parkwijk moet ik helaas melden dat we nog in discussie zijn, weliswaar in de afrondende fase nu, met de ontwikkelaar. Verschillende voorstellen zijn de revue gepasseerd. In de eerstvolgende aandeelhoudersvergadering van OMS, want diens verantwoordelijkheid is het primair, zal daarover een besluit genomen worden,
2007
N 1013
dat vervolgens aan het college en aan u gecommuniceerd zou kunnen worden. Dan gaat het niet alleen over de precieze invulling, dan gaat het ook over de fasering, want daar liggen wel degelijk een aantal modellen voor. Dan gaat het ook over het precieze tempo en al dan niet herontwikkeling. Het is nu helaas te vroeg om daarover mededelingen te doen, maar dat zullen we zeker, ik neem aan in januari kunnen meenemen. Mocht er aanleiding voor zijn, dan zal het college u graag eerder schriftelijk informeren. Unaniem wordt conform het voorstel van het college besloten.
22.
Voorstel tot kennisneming van de tweede bestuursrapportage (burap) 2007 (stuk nr. B07-16608) De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Ik heb een heel epistel uitgewerkt. Vindt u het goed dat ik mijn epistel aan de bode geef en dat het gekopieerd wordt, ook voor de tribune? Dan kan ik mij beperken zo meteen door kennis te nemen van de burap. Of wilt u dat ik het voorlees? De voorzitter: Als u toch instemt, en de afspraak met de heer Marseille is gemaakt: als je voor bent geen discussie, dan lijkt het mij het beste dat we het voorstel in stemming brengen. De heer Jansen: Brengt u het maar in stemming. Unaniem wordt conform het voorstel van het college besloten.
23.
Voorstel inzake (gemeentelijk) maatschappelijk vastgoed (stuk nr. B07-16466) Mevrouw Middelkoop: Mevrouw de voorzitter. Een nota compleet met onderzoeksresultaten en visie. Wij zijn blij met besluitpunt 3f. De veranderopgave zoals die nu voorligt, is een goed startpunt, maar kan duidelijk nog beter afgestemd worden op de specifieke behoefte van onze verschillende wijken. Als voorbeeld noemen we de sterrenzorgzones die nu vooral op het oostelijk stadsdeel zijn geconcentreerd. Dit terwijl van de kustwijk al jaren bekend is dat er behoefte bestaat aan betere faciliteiten voor de oudere inwoners. Dat soort zaken kunnen in de voorgestelde verdiepingsslag nogmaals en beter worden afgewogen. Wij vragen het college dan ook om ons toe te zeggen, dat bij de zogenaamde uitwerking van de veranderopgave de zaken die er nu al instaan, nog wel heroverwogen kunnen worden. De heer W alraven: Mevrouw de voorzitter. Mijn fractie kan kort zijn. Zij vindt dit een goed product van het college en zijn ambtelijke secondanten en ziet met belangstelling de uitwerking tegemoet van de veranderopgave tot een concreet meerjarenprogramma, waarin ook de financiële gevolgen voor de gemeente zichtbaar zullen worden gemaakt. Chapeau. De SP-fractie heeft met waardering kennis genomen van de inspanningen die het college zich heeft getroost en nog zal getroosten om de periode tot aan het beschikbaar zijn van een nieuw onderkomen voor het Jeugdtheater Lelystad, op aanvaardbare wijze te overbruggen. Ook de vergevorderde plannen voor een nieuw thuishonk van het kunstenaarscollectief Galliope stemmen tot tevredenheid. Als het zo doorgaat gaat het vast goed.
2007
N 1014
Toch nog twee vragen. Hoeveel urgente aanvragen heeft het college nog in portefeuille en is er op korte termijn zicht op spoedige honorering van die aanvragen? Heeft het college het voornemen om zijn accommodatiebeleid bij het uitwerken van de veranderopgave nog te completeren met het handvat van bijvoorbeeld een overzichtelijke regeling voor huurprijzen en mogelijkheden voor het aanvragen van subsidie in die huren, voor zover die niet al in de te stellen tarieven zijn verwerkt? Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Al met al is het nog een lijvig rapport geworden. Als ik terugkijk naar de aanleiding van dat rapport, dan was dat vooral de vraag of er behoefte was aan meer en andere ruimtes voor verenigingen, en of er een accommodatiebeleid was. Vervolgens kwam de wens om tot een bredere visie op maatschappelijk vastgoed te komen. Dat was heel nuttig. We weten nu een heleboel meer, en zeker voor de inrichting van MFA’s is dat een belangrijke informatie. Voor de bepaling van de behoefte is afgegaan op berekeningen en landelijke cijfers. We weten nog steeds niet wat de verschillende organisaties willen. De inventarisatie van de behoeftes van verenigingen in vergelijk met hun huidige situatie heeft niet kunnen plaatsvinden door de hoge tijdsdruk. Gaat er alsnog een vragenlijst naar de verenigingen? Volgens de berekeningen is er geen tekort, maar hoe zit dat in de praktijk? In het raadsvoorstel staat dat het de rol van de gemeente is om initiatieven te initiëren, te stimuleren en te ondersteunen. Wat betekent dat als een instelling op eigen kosten een locatie wil behouden of betrekken, maar waarvoor een bestemmingsplanwijziging nodig is? Wij maken ons zorgen over de kwaliteit van de diverse accommodaties. In de vorige raadsvergadering hebben we de hartenkreet gehoord van JTL, maar ook bij het JET waaien ze uit hun pand en Galliope iets soortgelijks. Er staan meer van dat soort noodgebouwen, 30 tot 35 jaar oud, in erbarmelijke staat. Is daar op korte termijn een oplossing voor? Die lijkt ons wel nodig. De heer Van Veluwen: Mevrouw de voorzitter. Er is al heel wat voorwerk gedaan. We hebben er heel veel vergaderingen over gehad. Vanavond hebben we dan ook de finale. Wij kunnen instemmen met het voorstel; we hebben alleen bij punt 3f één kaderstellende opmerking. De veranderopgave dient uitgewerkt te worden, en daar komt een heel mooie volzin achteraan, fysiek en functioneel, maar we zouden toch het college graag willen meegeven, dat in die uitwerking, en ik word misschien wat technisch, het planmatig onderhoud ook wordt meegenomen. Dat wil zeggen, welke reserveringen worden er verwacht, dakbedekkingen enzovoort, zodat we daar een beeld van krijgen en we ons niet alleen focussen op de investering, maar ook op de kosten die tijdens de rit gemaakt moeten worden. Een tweede punt dat wij graag in die veranderopgave willen zien, is de kapitaalsvernietiging. Ik zeg het maar even populair. Je wilt daar een MFA zetten en dat betekent dat je bestaande gebouwen waarschijnlijk moet afbreken, waar toch nog een behoorlijke restwaarde op zit. Als derde punt zou ik graag kaderstellend willen meegeven de wijze van beheer. De heer Homan: Mag ik een vraag stellen aan de heer Van Veluwen? Ik heb gelezen met veel instemming, dat MFA’s, en die hebben mijn bijzondere aandacht, niet per definitie in elke wijk zullen worden gebouwd met eenzelfde bedoeling en eenzelfde inhoud. Dat betreft de instellingen. De voorzitter: Wilt u uw vraag stellen?
2007
N 1015
De heer Homan: De vraag is waaruit de heer Van Veluwen afleidt dat er in wijken een MFA zal worden gebouwd, ten koste waarvan andere locaties/onderkomens zullen worden gesloopt. Dat heb ik niet zo gelezen. De heer Van Veluwen: Het is een van de kernpunten van het beleid, en dat is waar het mee begint, ik denk punt 1b: het ontwikkelen en realiseren van MFA’s in wijken die als passend en wenselijk worden beschouwd. Het is een college-uitgangspunt en ook een uitgangspunt van onze fractie, dat we daar waar mogelijk MFA’s realiseren, voor de cohesie in de wijk. Er hangt een heel verhaal achter, maar dat is ons wel duidelijk. Wij ondersteunen dat beleid. Ik neem aan dat u dat beleid ook ondersteunt. En als dat in elke wijk kan, lijkt me dat prima. De heer Homan: Dezelfde gedachte heeft mij beziggehouden. De gedachte van de heer Van Veluwen, of er in wijken locaties zouden moeten worden gesloopt omdat de MFA er komt. Verder lezend, niet alleen de voorgestelde besluiten 1 tot en met 3 maar verder in de nota, las ik dat een en ander wordt neergezet afhankelijk van datgene wat er in een wijk is. En niet: we gaan nu in bijvoorbeeld de Schoener een MFA neerzetten en de scholen die er staan moeten dus maar gesloopt worden, want in een MFA moet een school. Nee, per definitie is het niet zo dat er een school in moet en een buurthuis en een wijkpost. De voorzitter: Wilt u het kort houden? De heer Homan: Ik vraag nog steeds of ik het verkeerd gelezen heb en of mijn buurman het bij het rechte eind heeft. Als dat zo is ben ik graag straks door het college geïnformeerd. De heer Van Veluwen: Ik heb het stuk zo gelezen en ik denk ook dat dat de visie is die erachter ligt: als het half kan dan heel. Daar bedoel ik mee als er een MFA geplaatst kan worden, dat we dat niet zullen laten. De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Wij blijven ook enigszins om het gegeven MFA ronddraaien als het ware. Enerzijds omdat niet blijkt dat een MFA in iedere wijk een passende oplossing is. Plus het gegeven dat als we ervan uitgaan dat een MFA een passende oplossing moet zijn in de wijken, en ook een oplossing is voor maatschappelijke accommodaties, we nog wel enige decennia bezig zijn om de accommodaties te realiseren zo ze nodig zijn. Dan sluit ik me aan bij de opmerkingen die vanuit de fractie van GroenLinks zijn gemaakt. Er is namelijk inderdaad volgens de berekeningen geen tekort. Wellicht kan ik het college in herinnering brengen, dat inderdaad de aanleiding van deze hele discussie was het hebben van grootschalige verenigingsfaciliteiten. Wij kunnen ons nog wel herinneren dat wij hier als raadsleden countrylinedancend in de Burgerzaal hebben gestaan, wat op zich misschien wel een ludieke actie was, maar het was een zeer serieus signaal dat werd afgegeven. Er is in Lelystad geen grootschalige verenigingscapaciteit. Datzelfde geldt bijvoorbeeld voor de harmonie. Die heeft dan nu weliswaar huisvesting in De Kubus, maar onder dusdanige omstandigheden dat het gezeul met instrumenten de vrijwilligers ondertussen wel een beetje begint tegen te staan. Dan hebben we het niet eens over de ruimtes voor optredens. Dit zijn gegevens uit de praktijk. Wij sluiten ons dan ook aan bij de opmerking van de fractie van GroenLinks, dat wij toch graag zien dat er ook een Lelystadse inventarisatie wordt gemaakt. Iets wat het college overigens dringend heeft toegezegd. Dan nog even een vraag naar aanleiding van een discussie die eerder heeft plaatsgevonden en waarmee de raad heeft ingestemd, hoever staat het nu met de uitwerking van de bestemmingsplanwijzigingen voor de binnenstedelijke
2007
N 1016
industrieterreinen die, zoals destijds is afgesproken, een opvangmogelijkheid zouden moeten bieden voor eventueel grootschalige verenigingsactiviteiten? De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Bij de laatste vraag van Leefbaar Lelystad sluit ik me graag aan. Eerst over het besluit dat we hier moeten nemen. Ik merk vanavond dat we al behoorlijk tijd aan het sparen zijn. We zijn op de goede weg. Dus ik houd het kort. Ik zou graag willen dat het college ten aanzien van het besluit meebeweegt. Als ik naar het besluit kijk, dan staan er heel veel richtinggevende uitspraken in, die zouden we als raad moeten onderschrijven en die zijn in drie delen verdeeld. Wat wij nu graag hadden willen zien, dat is dat bijvoorbeeld ook het besluit in drie delen was verdeeld. Als we het nu namelijk op één onderdeel niet eens zijn, zouden we tegen het hele besluit moeten stemmen en dat zouden we heel erg betreuren. Waar we dan ook wat zorgen over hebben, is hetgeen valt onder punt 3. Wij lezen het als volgt, en als het anders is dan hoor ik dat graag van het college: als er verenigingen of organisaties in de wijk al gerealiseerd zijn en die worden met de ondergang bedreigd, dan wordt alleen nog aangeboden om te overleven middels het mee participeren binnen een MFA. Dat stuit ons enigszins tegen de borst; daar maken we ons zorgen over. Het staat zo omschreven in punt 3, maar misschien kan het college die zorg van ons wegnemen. Dan een algemene opmerking, dat wij het een goede en overzichtelijke nota vinden. Dit is niet typisch iets van een oppositiepartij, zou ik naar wethouder de heer Kok willen zeggen. Het is welgemeend. Wij vragen ons af, en daarbij sluiten wij ons aan bij de vraag die door GroenLinks is gesteld, of het college bereid is om alsnog alle verenigingen en stichtingen te consulteren. Dan krijg je namelijk een heel goed beeld dat zou kunnen aansluiten op het onderzoek dat ons beloofd is zoals de heer Zweers zei, en of daarvoor ook voldoende ruimte gemaakt kan worden. Dan komen de problemen van de verenigingen goed in beeld, ook bij de raad. De heer Van Erk: Mevrouw de voorzitter. De VVD onderschrijft de wenselijkheid van het zo mogelijk bundelen van de huisvesting van sociaal-maatschappelijke functies. Maar het bundelen daarvan op één centraal gelegen plek binnen een wijk, is wat ons betreft niet de enig zaligmakende oplossing voor een maatschappelijk ruimteprobleem. Ik heb in dat verband op het Opinieplein de vraag aan het college gesteld of een MFA ook kan worden gevormd door maatschappelijke functies die deels in afzonderlijke gebouwen in een wijk zijn gehuisvest, zeker als reeds adequate voorzieningen in een wijk aanwezig zijn. De uitspraak van de kant van het college, bij monde van wethouder De Jager, was daarop, dat MFA’s in de stad in diverse vormen kunnen ontstaan. Hierbij is clustering van functies binnen één gebouw een middel maar geen doel in zichzelf. Wij vinden deze uitspraak van het college verstandig en realistisch. Graag willen wij van het college vernemen dat men dat nog steeds zo ziet. De heer Van der Meij: Mevrouw de voorzitter. Bij dit agendapunt wil ik namens onze fractie nogmaals benadrukken, dat de geluiden van verenigingen ten aanzien van een tekort aan trainings- en wedstrijdruimte en accommodaties, serieus genomen moeten worden. Bij de kanttekeningen bij dit voorstel is daarover ook al iets gezegd. De nota verschaft o.i. daarover onvoldoende duidelijkheid. De CDA-fractie houdt de wens dit nader onderzocht te willen hebben en komt daar tijdens de voorjaarsnota zeker op terug. Ook tijdens de algemene beschouwingen heeft onze fractie hiervoor aandacht gevraagd middels het indienen van een motie. Toen is het onze fractie niet duidelijk geworden hoe het college hier tegenaan kijkt. Hopelijk kan het college nu wel enige duidelijkheid verschaffen.
2007
N 1017
Wethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. Er is als het gaat om het maatschappelijk vastgoed de afgelopen periode, denkt het college, veel gebeurd, veel in kaart gebracht in de drie documenten die vanavond ter bespreking voorliggen. Op basis daarvan is het helder waar we nu staan als het gaat om maatschappelijk vastgoed, maar vooral helder waar we met zijn allen, college en raad, naar toe willen, waar we nog meer inzichtelijkheid in willen hebben. Dat is dan ook de opgave waar het college zich de komende periode voor gesteld ziet. Ik stel voor dat ik namens het college antwoord ga geven op alle specifieke vragen die gesteld zijn. Dat bespaart u een algemeen verhaal van de kant van het college. Er is volgens mij wel een rode draad in de bijdragen te ontwaren, en die rode draad betreft de multifunctionele accommodaties, of de marktplaatsen voor de buurt. In de onderbouwing van de MFA’s probeert het college aan te geven dat er twee aspecten van belang zijn, zowel het beleidsinhoudelijke aspect als het vastgoedtechnische aspect, waarbij de eerste het belangrijkst is. W at het college graag wil met die marktplaatsen voor de buurt, is het creëren van ontmoetingsruimte waarmee we de sociale doelstellingen die we in diverse nota’s en notities hebben opgeschreven, dichterbij kunnen brengen. Centrale thema’s voor dit college zijn bijvoorbeeld het bevorderen van binding en ontmoeting, het verhogen van participatie, zeker daar waar het gaat om sport en cultuur, de ketenvorming voor jeugdbeleid die je via dit soort fysieke ingrepen daadwerkelijk kunt rond maken, en ook achterstandsbestrijding kunnen we, denken we, via preventief beleid op deze manier fysiek voor een belangrijk deel invullen. Van belang daarbij is, als we kijken naar de uitwerking, dat we vooral kijken naar tekorten en overschotten en dat we die proberen op te lossen, zowel kwantitatief als kwalitatief en dat we dan ook een passend aanbod creëren met het oog op zowel technische staat als functionele staat als belevingswaarde. Wat echt een bijdrage levert in positieve zin naar het oordeel van het college, is dat je met die marktplaatsen het efficiënt gebruik kunt vergroten, waardoor je ook weet dat die bezettingsgraad structureel verhoogd kan worden, want dat is toch wel het grote probleem op dit moment bij die veelal solitaire accommodaties die wij in onze stad kennen. Als dat lukt dan is in principe ook niet zozeer capaciteitsuitbreiding aan de orde. Dat is wat het college betreft belangrijk bij de uitrol van de MFA’s. De heer Jansen: Mag ik hierover een vraag stellen? Wat u zegt is nu juist het punt dat ik aandroeg en waarover wij ons het meest zorgen maken. Als je een bestaande voorziening in een wijk hebt en u hebt nog ruimte genoeg in zo’n MFA en zo’n vereniging of organisatie zou de nodige subsidie moeten krijgen om op een bepaalde locatie te kunnen overleven, dat u dan met het dwingend aanbod komt: je kunt overleven maar je krijgt daar geen subsidie meer voor. Dat bedoel ik: dan wordt men gedwongen in een richting die zo’n partij niet wil. Wat is het risico dan daarop? W ethouder De Jager: Het college probeert net aan te geven waarom wij op inhoudelijke grondslag een meerwaarde zien in de uitrol van MFA’s verder in de stad. Om op de concrete vraag van de InwonersPartij in te gaan, is het zo dat wij de uitrol van die MFA’s zien als een middel juist om binding en ontmoeting, juist om al die doelstellingen te verwezenlijken. Dat wil niet zeggen dat te allen tijde op iedere plek in de stad de uitrol van een MFA de oplossing is. Dus daar zou het algemene antwoord van het college in de richting van de InwonersPartij zijn: geen vrijblijvendheid, maar wel maatwerk. Dus per keer kijken wat nodig is, zowel voor het functioneel maken van een MFA, maar veel belangrijker, waar de diverse instellingen behoefte aan hebben. Wij willen wel degelijk vraaggericht te werk gaan.
2007
N 1018
Wat daarbij ook van belang is, en dan vervolg ik mijn verhaal over de uitrol van de MFA’s, is dat we bij het tempo waarin die uitrol gerealiseerd wordt, heel goed kijken naar dat aspect van kapitaalsvernietiging, want dat moet wel degelijk meegenomen worden. En kapitaalsvernietiging bedoelen we hier van de solitaire accommodaties. Een andere vraag die je daarbij moet stellen, ook in de richting van de InwonersPartij en de Christenunie: kan een wijk de infrastructuur van zo’n MFA überhaupt wel verwerken? Dat is ook een afweging die je moet meenemen. Dus wij zullen steeds die inhoudelijke afweging maken. Wij zullen ook steeds de kosten- en batenanalyse maken en die kosten- en batenanalyse willen we inzichtelijk maken door van die veranderopgave een concreet meerjarenprogramma te maken. Daarbij geven we in ieder geval de raad een inzicht in wat er in financiële zin de komende tien jaar ongeveer van ons verwacht wordt. Dan ga ik in op de wat meer specifieke vragen die gesteld zijn. Allereerst mevrouw Middelkoop van de PvdA. De veranderopgave die geschreven is moet worden uitgebouwd in een concreet meerjarenprogramma. Is op basis van dat concrete meerjarenprogramma nog een heroverweging mogelijk? Het antwoord is ja, want juist dan hebben wij, college en raad, meer inzicht in het spreidingsniveau per wijk, want dat moeten we nog specificeren. Het lijkt ons helder dat het dan vrijstaat aan de raad om daarop een inhoudelijke afweging te maken. In de richting van de heer Walraven, SP. Over JTL en Galliope hebt u opmerkingen gemaakt over het aantal urgente aanvragen. W at wij in deze stukken al hebben laten zien, is dat één urgente aanvraag wel heel dringend is en dat die dan ook spoedig naar de raad toe zal komen. Dat is de verplaatsing van enerzijds de handbalvereniging uit WOP noordwest en anderzijds de korfbalvereniging uit WOP noordoost. De verplaatsing van die twee in de richting van De Rietlanden, de Campuszone, is heel goed denkbaar. Daarmee zal het college met een voorstel in de richting van de raad komen, omdat die verplaatsing zo evident is dat we daarbij niet hoeven te wachten op de uitwerking van het concrete meerjarenprogramma. Als het gaat om het completeren van het concrete meerjarenprogramma met de huurprijzensystematiek, lopen wij een apart spoor. We zullen nog even kijken of we dat kunnen inpassen om te komen met een nieuw huurprijsbeleid, waarbij we ook eens willen kijken wat het betekent als je eventueel een marktconform huurprijsbeleid zou doorvoeren. Dat wil niet zeggen dat we dat op die manier meteen moeten doen, maar daar maak je wel transparant aan de voorkant, en daar hoort het volgens het college, wat al die sociale functies daadwerkelijk kosten. Dan kunnen wij, college en raad, met elkaar in discussie over wat we daar nu daadwerkelijk voor over hebben. Dus dat proberen we op die manier nog verder uit te werken. In de richting van GroenLinks, en ook de InwonersPartij hield daar nadrukkelijk de vinger aan de pols. Mevrouw Kreuger zei: van een aantal verenigingen weten we nu nog niet precies wat zij willen. W at wij hebben geprobeerd, is middels datgene wat er nu op tafel ligt zo concreet mogelijk in deze fase te zijn. We hebben daarvoor gebruik gemaakt van een klankbordgroep, waarbij de twaalf grootste maatschappelijke partners betrokken zijn, om de essentiële informatie op dit moment boven tafel te krijgen. Wat ons inderdaad niet gelukt is, is om al die maatschappelijke organisaties, verenigingen enzovoort, al actief te betrekken. Dat willen wij graag doen bij de uitwerking van het concrete meerjarenprogramma. Dat betekent wel dat we onszelf daarvoor dan ook de tijd moeten gunnen, want dat was echt in dat traject dat we nu gelopen hebben, niet mogelijk, zeker niet omdat daar de zomervakantie nog eens tussen zat. Dus dat willen we heel graag doen, maar het verzoek van het college aan de raad is dan wel om ons daarvoor wel enigszins de tijd te geven. Daarom hebben we gezegd, laten we proberen om dat concrete meerjarenprogramma op 1 juni bij u
2007
N 1019
op tafel te krijgen, zodat dat nog voor de voorjaarsnota is. Maar dat zal er wel om spannen, juist omdat we al die partners heel graag willen betrekken bij het vervolg; maatwerk, zoals we eerder hebben gezegd. Als het gaat om bestemmingsplanwijzigingen et cetera, waarover GroenLinks en Leefbaar Lelystad gesproken hebben en het college gevraagd hebben: hoe zit dat nu precies, met name als het gaat over die binnenstedelijke bedrijventerreinen? Daarop kan het antwoord namens het college kort zijn. Zodra een verzoek ons bereikt op dat punt, als het gaat om die binnenstedelijke bedrijventerreinen, zullen we kijken of we kunnen meewerken om daar een artikel 19-procedure te draaien. Dus dat hoeft wat dat betreft daar de belemmering niet te zijn. De heer Zweers: Staat u mij toe daarop even wat dieper in te gaan? Dat is anders dan is afgesproken met de raad. Er is gezegd: er volgen bestemmingsplanwijzigingen. Dan is het niet afwachten totdat er een verzoek komt, dan is het gewoon invulling geven aan de wens van de raad. W ethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Volgens mij zijn het twee dingen. Bestemmingsplannen worden zoals u weet herzien, daarvoor hebt u extra budget gegeven. In die herziening worden dit soort zaken meegenomen. Gedurende de looptijd van die herziening kunnen vragen beoordeeld worden op basis van het vigerende bestemmingsplan, waar dan de mogelijkheid nog niet in zit op basis van de artikel 19-procedure. Maar de mogelijkheden worden meegenomen daar waar ze relevant zijn in de bestemmingsplanherziening, zoals die momenteel doorgevoerd wordt. De heer Zweers: Dat moeten wij dan dus vertalen als: zolang die definitieve bestemmingsplanwijziging nog niet is doorgevoerd, zal ieder verzoek gehonoreerd worden. W ethouder Fackeldey: Nee, zal ieder verzoek afzonderlijk beoordeeld worden en op basis van de beoordeling kan overgegaan worden tot het starten van een artikel 19procedure. Wethouder De Jager: In het verlengde daarvan, in antwoord op de opmerkingen van Leefbaar Lelystad met betrekking tot specifiek de linedancers en wat meer algemeen het grote verenigingsgebruik. Het college heeft geconstateerd in de stukken dat als je sec kijkt, er kwantitatief voldoende ruimte is. W at is echter het geval? Er is vooral sprake van een matige bezettingsgraad en daarom kunnen we op de korte termijn met stedelijke roostering op die terreinen naar alle waarschijnlijkheid een behoorlijke winst boeken. Maar niet alle winst. Daarom moeten we verder kijken naar de uitrol van de MFA’s en wordt er nu via de nota Cultuur die in wording is, expliciet gekeken naar een huis voor de Amateurkunst. Dus daar hebben we op die manier wel degelijk oog en aandacht voor. Als het gaat om de linedanceverenigingen in de stad, dan is het zo dat die op dit moment allemaal een plekje hebben. Dus daar is daadwerkelijk gezocht naar oplossingen. Ik hoef u denk ik niet aan te geven waar ze allemaal op dit moment gealloceerd zijn. Als het gaat om de bijdrage van de ChristenUnie, uw opmerking: het is de finale. Wat het college betreft de halve finale, want het concrete meerjarenprogramma moet de finale zijn. Uw drie vragen kan het college positief beantwoorden. Die zullen we alledrie proberen mee te nemen bij het concrete meerjarenprogramma. Dan gaat het om het aspect planmatig onderhoud, dan gaat het om kapitaalvernietiging al dan niet, en zeker om de wijze van beheer. Zoals u weet is er een onderscheid aan te brengen
2007
N 1020
tussen gebruikersbeheer en eigendomsbeheer. Dat is nu juist een van de opgaven waarvoor wij ons gesteld zien. Dan in de richting van de heer Van Erk van de VVD. Ik denk dat ik kort kan zijn, omdat datgene wat het college heeft meegedeeld op het Opinieplein nog steeds geldt. Dus daarover geen misverstand. In de richting van de CDA-fractie, de heer Van der Meij. Als het college uw motie toentertijd goed begrepen heeft, dan pleit u er vooral voor om zo snel mogelijk aan de slag te gaan met ‘een’ nieuwe sporthal, de sportfunctie op die manier in te vullen. Het college heeft in de stukken aangegeven, dat er een bepaalde norm is en dat als je kijkt naar de Lelystadse invulling, er inderdaad behoefte is aan een extra sporthal. Dus ook op dat punt willen wij verdere voorstellen voorbereiden, maar dat moeten we wel zien in samenhang, want er zijn natuurlijk ook andere oplossingen mogelijk. Maar in die richting denkt het college wel heel nadrukkelijk. In tweede termijn De heer W alraven: Mevrouw de voorzitter. W ethouder bedankt voor de beantwoording van de vragen namens het college. Het direct vragen van markthuren heeft inderdaad wel het voordeel dat de betrokkenen zien wat het de gemeente kost om het niet verliesgevend te laten zijn, maar het gevolg daarvan is dan wel, neem ik aan, dat er een hele administratie moet worden bijgehouden van organisaties die subsidie vragen, waardoor je uiteindelijk terechtkomt op een “maatschappelijke” huur. Ik wil het college in overweging geven om daar even goed naar te kijken. De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Ik wil nog even nabranden over het bestemmingsplanverhaal. In mijn beleving is er een duidelijke uitspraak geweest van de raad en mijn interpretatie van de uitleg van het college is, dat het allemaal enigszins vooruitgeschoven wordt: dat komt te zijner tijd wel een keer. Is het niet afdoende dat er een voorbereidingsbesluit wordt genomen en dat daarmee in wezen de wens van de raad al bekrachtigd is? Dat daarna de formele uitwerking nog wat tijd nodig heeft, kunnen wij begrijpen. Voor wat betreft het overige wil ik bij dezen meteen een stemverklaring afleggen. Er zijn enkele detailpunten waar wij wat moeite mee hebben in dit voorstel. Voor het overige willen wij een vlotte uitwerking niet in de weg staan, dus zullen wij ermee instemmen. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Misschien zou de heer De Jager namens het college nog een antwoord kunnen geven op mijn vraag met betrekking tot de besluitvorming? Ik heb gevraagd of het niet wijzer zou zijn als het besluit ook uit drie delen zou bestaan. U loopt daar natuurlijk wel het risico mee, dat weet ik, dat u niet de hele buit binnenhaalt, maar het schept wel voor de raad de mogelijkheid om de juiste kaders aan u mee te geven, in ieder geval vanuit een bepaalde hoek. Daarop zou ik nog graag een antwoord hebben. Gelet op het antwoord van het college zijn we nog niet helemaal gerustgesteld. Maar misschien zou het college bij monde van de wethouder klip-en-klaar kunnen zeggen of het college het eens is met het volgende. Wij vinden dat het niet mag leiden tot een ontmoedigingsbeleid bij solitaire inrichtingen, in die zin dat als u die MFA gaat uitrollen, het over zo’n solitaire instantie heen rolt en deze dan niet meer bestaat. De heer Van Erk: Mevrouw de voorzitter. Vraaggericht te werk gaan, waken voor kapitaalvernietiging, kosten/batenanalyse, aandacht voor onderhoud, maatwerk. De uitputtende beantwoording van het college geeft de VVD vertrouwen in de benadering van het college bij de uitwerking van het vervolgtraject. We zien de
2007
N 1021
uitwerking van een concreet meerjarenprogramma graag tegemoet. De VVD stemt in met het voorstel. De heer Van der Meij: Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie is blij met het antwoord van het college op de vraag die ik gesteld heb, en ook dat het college positief staat tegenover een mogelijk nieuwe sportaccommodatie in de stad. Wethouder De Jager: In de richting van de SP-fractie. In de uitwerking willen wij die aspecten goed inzichtelijk brengen, zodat je de overweging kunt maken of je dat wel moet doorvoeren. Dus inzichtelijk maken van een marktconforme huursystematiek wil nog niet zeggen dat we die ook meteen gaan toepassen. Maar het is wel goed als wij willen weten waar we precies over praten, ook die uitwerking te maken. Dan als het gaat om de heer Jansen van de InwonersPartij. U wilde één besluit aanpassen of niet nemen? Het college legt het voorgesteld besluit aan de raad voor zoals het er is. Volgens mij is 3f het besluit waar het om gaat. De heer Jansen: Mijn vraag betrof een visie van het college met betrekking tot de vraag of het dit soort besluiten, dus met name toekomstgericht, in drie afzonderlijke besluiten zou kunnen voorleggen. Dan zou je bijvoorbeeld voor 1 kunnen stemmen en voor 2, maar niet voor 3. Nu moet je, als je het met één of twee beleidsuitgangspunten niet eens bent, tegen het hele voorstel stemmen en dat zouden we ook als oppositiepartij niet willen. Vandaar de vraag of het college daar in de toekomst nog eens naar wil kijken of dat kan. Wethouder De Jager: Die toezegging kan het college in de richting van de InwonersPartij doen. Overigens heeft het college bij de formulering van dit voorgesteld besluit, want dat was best lastig omdat het over drie grote documenten gaat, contact gezocht met het agendaoverleg met de vraag hoe we die besluiten precies zouden moeten formuleren. Daar is dit uitgekomen. Uw vraag of dit wel of niet een ontmoedigingsbeleid betekent voor solitaire voorzieningen. Daarop zou het college het volgende willen zeggen. Wat wij in dit geval doen, is altijd redeneren vanuit de inhoud, dus vanuit de sociale doelstellingen die wij hebben. Dat wat daaruit fysiek tevoorschijn komt, wel een MFA, niet een MFA, wel een brede school, geen brede school, is in de volgorde altijd volgend. Het gaat eerst om de inhoud. W ethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Misschien had ik wat preciezer moeten zijn. U hebt een notie functiemenging vastgesteld in het verleden. Dat is ook waar we aan moeten toetsen voor de artikel 19-procedure waar ik het over had; niet zomaar voor ons uitschuiven. De criteria die daarin vastgelegd zijn, worden meegenomen in de bestemmingsplanwijziging. In de tussentijd, dat werkt zo bij een artikel 19procedure, moeten we toetsen of die aan die notitie voldoet en dat is helemaal niet zo’n tijdvragende procedure, dat is een eenvoudige toets: voldoet hij eraan, dan kunnen we medewerking verlenen aan de artikel 19-procedure. Een voorbereidingsbesluit lijkt ons een wel heel zwaar middel, want dat kun je niet heel specifiek richten op alleen deze ene functie, dat richt je op het bestemmingsplan als totaliteit, waarmee je dat in feite tijdelijk op slot zet. Dat is wel een erg zwaar middel voor sec deze mogelijkheid, die ook op deze manier goed gerealiseerd kan worden. De heer Zweers: Een korte aanvulling. In mijn beleving, en het kan zijn dat mijn geheugen me nu in de steek laat, is daarvoor een motie neergelegd en is de wijziging voor de bestemmingsplannen op de binnenstedelijke industrieterreinen, ik meen dat
2007
N 1022
de VVD daarin de voorzet heeft gegeven, daarin expliciet opgenomen. Het is dus niet zozeer die notitie maar vooral de motie die de raad destijds heeft aangenomen. De voorzitter: Dat is helder. Die ligt er ook. Ik stel voor dat wij overgaan tot het in stemming brengen van dit voorstel. Unaniem wordt conform het voorstel van het college besloten.
24.
Vaststelling locatie Atolplaza (stuk nr. B07-17442) De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. We hebben een besluit voorgelegd gekregen en ik wil u en ook mijn collega’s vragen om vast te stellen, dat bij het voorgesteld besluit onder 1 staat: de locatie voor Atolplaza, daar is gecorrigeerd, vast te stellen, en bij argumenten onder 2.1 staat: de raadsleden zijn op de hoogte van de formele vastgestelde locatie. Dus geacht college, wat moeten we hier? Is het al vastgesteld, dan hoeft u het niet voor te leggen, of moeten we het vaststellen? Er is formeel iets nog niet helemaal in orde. De voorzitter: U hebt zelf voorgesteld om dit te agenderen. Dat is dus ook gebeurd. Het is nu aan u om te bepalen hoe het behandeld gaat worden. Dat geldt ook voor het volgende stuk. Dus ik kijk nu even nadrukkelijk naar de Stadspartij wat u voorstelt. De heer Homan: Nu kan ik u even niet volgen. Er is bij de vorige agenda aangegeven dat aan de raad aangeboden stukken eventueel op een volgende agenda zouden kunnen worden geplaatst. Dat moet je dan aangeven. Dat heb ik gedaan. Dus we hebben nu, denk ik, het formeel vaststellen van de locatie Atolplaza. Of zie ik dat fout? De voorzitter: Het is een bevoegdheid van het college. U hebt gevraagd om het op de agenda te zetten. De agendacommissie volgt in dezen, zet het op de agenda. De vraag aan u is nu: wat wilt u met dit stuk? De heer Homan: Heel eenvoudig. Ik zou het graag willen behandelen. Dan is datgene wat ik nu dan maar naar voren ga brengen, dat wij wethouder De Vries langer geleden op een Opiniepleinsessie hebben horen aankondigen aan ons raadsleden: u krijgt van het college nog een avond waarop het vlekkenplan aan u wordt voorgelegd ter bespreking. Dat is niet gebeurd. In hetgeen nu voorligt wordt nadrukkelijk aangegeven, dat partners en omwonenden en alle mensen zich over de voorgestelde locatie hebben kunnen uitspreken. Maar de raad heeft dat niet gedaan. Het is naar de mening van de Stadspartij een omissie om dat op deze wijze te doen. De heer Jansen: Mag ik iets vragen aan de heer Homan? Kunt u aan ons uitleggen wat nu precies de omissie is? Dat ontgaat mij namelijk. De heer Homan: Datgene wat ik u probeerde te gaan vertellen is dat we als raad geen besluit hebben genomen dat de Atolplaza komt op de plaats die nu voorgesteld wordt. Dat is al min of meer vastgesteld. Dus de Stadspartij wil nadrukkelijk graag dat daarover gesproken wordt, omdat het tegelijkertijd inhoudt, dat er een gebouw, een stuk maatschappelijk vastgoed, gesloopt gaat worden. We hebben vanavond verschillende sprekers hier horen spreken over het nut en de noodzaak voor een locatie voor JET.
2007
N 1023
De voorzitter: Mijnheer Homan, ik ga ingrijpen. U draagt iets voor om op de agenda te zetten. Dan kan het zijn dat u iets wilt wijzigen aan het voorstel, want het is een bevoegdheid van het college. Ik spreek nu even als voorzitter. Dan kunt u twee dingen doen. U dient een motie in op basis van dit voorstel, zodat u de raad vraagt om tot een andere uitspraak te komen. Anders krijgen we hier een Babylonische spraakverwarring over iets wat de bevoegdheid is van het college. Ik zie dat u geen motie hebt voorbereid op dit voorstel. Dus het lijkt me beter om dit punt dan ook te beëindigen, want dan heeft het geen zin om dat op deze manier te bespreken. Ik breng dit even in stemming bij de raad. Ondersteunt u dit voorstel? Dat is het geval. De heer Homan: Mag ik dan nog een stemverklaring bij dit punt afleggen? De voorzitter: Nee, want er wordt niets gevraagd aan u. De heer Homan: Er wordt mij niets gevraagd. Ik ben tegen deze gang van zaken. Ik vind het een slecht proces. De voorzitter: Zo is het nu eenmaal geregeld.
25.
Aanpassen voetgangersoversteekplaats Middendreef (stuk nr. B07-14864) De voorzitter: De SP heeft verzocht om dit punt op de agenda te plaatsen. De heer Van den Heuvel: Mevrouw de voorzitter. Wij zijn eigenlijk verbaasd dat het op de raadsagenda is gekomen. Wij dachten dat we de vorige keer afgesproken hadden, dat dit stuk samen met het stuk over de Embrassade ter informatie op een Opinieplein geagendeerd zou worden. Maar nu het hier toch staat, zullen we de paar kaders die wij willen meegeven aan het college, inbrengen. We hebben bij het stuk een mooie tekening gekregen. Eén opmerking daarover. We hopen niet dat dit de tekening is voor de uitvoerder, want de noordpijl staat verkeerd. De noordpijl moet een kwartslag naar rechts voor de juiste situering. We hebben van de vakafdeling de verzekering gekregen, dat er rekening gehouden wordt met de vaak minder valide weggebruikers die van deze oversteekplaats gebruik moeten maken, Toch willen we graag het college meegeven, dat hoe mooi een tekening en hoe mooi een technische uitvoering ook is, er vooral naar de praktische kant van de gebruikers gekeken moet worden. Dan bedoelen wij met name de zigzag over de middenberm. Het moet wel mogelijk zijn om daar twee scootmobielen elkaar te laten passeren, zonder dat ze zich klem rijden. De heer Erica: Mevrouw de voorzitter. Onze fractie is natuurlijk blij dat er qua beveiliging hier iets gedaan wordt voor de overstekende personen, die van De Hoven naar De Buizerd willen of omgekeerd. Echter, met betrekking tot de verkeersveiligheid vind ik, en dat is een principekwestie, dat als je een oversteek maakt vóór een bushalte, dat geen goede oplossing is. Ik wil mij verder niet verliezen in technische details, maar ik vind dat er verkeerskundig nog wel een aantal opmerkingen te maken zijn. Hoe ik die kwijt moet, weet ik niet. Ik heb geen zin om hier in details te verzeilen, want dan heb ik te veel spreektijd. De voorzitter: Ik kijk even naar dit punt. Het voorstel van de heer Van den Heuvel was om het naar het Opinieplein over te hevelen. Ik vind dat als voorzitter van de raad ook een veel verstandiger plek, omdat je dan de details wat beter kunt uitdiepen.
2007
N 1024
De heer Van Erk: Over de orde. Er ligt hier bij mij een brief van de SP aan de voorzitter van de raad, gedateerd 22 november 2007, waarin de fractievoorzitter van de SP verzoekt om twee stukken ter bespreking te agenderen voor de eerstkomende raadsvergadering. Eén daarvan is het stuk waarover we het nu hebben. Er is een verzoek gedaan, dat verzoek is door de voorzitter van de raad in de raadsvergadering gehonoreerd en dat is vervolgens gedaan. De voorzitter: Dat klopt, maar als ik zie dat er meerdere opmerkingen over te plaatsen zijn en je het stuk meer tot zijn recht wilt laten komen, dan is mijn verzoek om dat eerder naar een Opinieplein te brengen dan behandeling in de raad. Kan de raad dit ondersteunen? De heer Zweers: Wij ondersteunen dat van harte en zeggen bij dezen toe dat de technische opmerkingen die bij onze fractie heersen, op schrift naar de wethouder toegaan, met name omdat het effecten kan hebben voor de kosten. De heer Baaten: Op zich zijn we hier uiteraard niet op tegen, want het gaat uiteindelijk om de doelgroep, het gaat om verkeersveiligheid. Afgelopen week hebben we weer een ongeval gehad op een van de oversteken. Dus de vraag is: in hoeverre leggen we daar daadwerkelijk een veilige oversteek neer, echt veilig nu? Maar wat belangrijker is, we zitten al heel lang te wachten op de uitvoering hiervan. Wat betekent dit voor de uitvoering? Als we het op het Opinieplein doen, kan het college dan toezeggen om daarna weer wat tempo terug te pakken, zodat we inderdaad niet gaan uitlopen? De heer Van den Heuvel: In de raadsvergadering waarin het verzoek van de SP behandeld is, is in overleg met het college het besluit genomen dat het niet de uitvoering in de weg staat. Toen is ook in overleg met het college gezegd: deze twee stukken ter informatie op het Opinieplein om de raad te informeren. Ik heb de notulen niet bij me, maar ik wil het wel even nakijken. Ik kijk even naar de portefeuillehouder, volgens mij is dat toen zo afgesproken om de uitvoering niet in de weg te staan en aan de slag te kunnen gaan en de raad te informeren naar aanleiding van de vele discussies die we hebben gehad over de oversteken. Wethouder Lodders: Mevrouw de voorzitter. Vorige keer stonden twee stukken op de ter informatie aangeboden stukken aan de raad. Een was de aanpassing aan de Embrassade, de ander was het onderhavige voorstel. Als het gaat om de Embrassade was het voorstel van de SP om dat naar de volgende raadsvergadering te brengen. Ik heb toen gezegd: als er geen opschortende werking van uitgaat, vind ik dat akkoord, maar wellicht is het beter om het op het Opinieplein te behandelen. Inmiddels is de uitvoering van de Embrassade gestart. Het voorstel waar het nu om gaat, is de oversteek bij De Hoven, die geen deel uitmaakt van de Embrassade, die ligt daar net buiten. Zoals u in het stuk kunt lezen, zal daarmee dit jaar niet worden aangevangen, omdat we ook een VRI (verkeersregelinstallatie) moeten bestellen. Deze wordt pas in 2008 geleverd. Dus we zullen ook pas in 2008 hiermee aan de gang gaan. De oversteek op zich is er al, maar deze wordt extra beveiligd door het plaatsen van een VRI. Dat daarover enige technische vragen zijn, kan ik me voorstellen. Ik denk dat die ook heel goed aan de afdeling gesteld kunnen worden. Mocht er dan nog behoefte zijn aan een Opinieplein: ik heb daar geen bezwaar tegen. De voorzitter: Laten we het volgende afspreken. De voorzitter gaat een conclusie trekken. De heer Homan: Ik heb nog geen vraag mogen stellen en ik wil dat toch wel graag.
2007
N 1025
De voorzitter: Daar krijgt u geen gelegenheid voor. Ik ben vanavond even streng, want we hebben veel op de agenda en ook heel belangrijke punten. Het lijkt mij het belangrijkste dat indien er vragen zijn, deze gesteld worden aan het college en we de antwoorden ter hand kunnen stellen aan de desbetreffende fracties. Daarna kunnen we beoordelen of er behoefte is om dit te behandelen op een Opinieplein. Ik sluit dit punt hierbij af. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering.
26.
Motie Christenunie inzake schoolzwemmen (stuk nr. B07-03230) "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 22 november 2007 Constaterende dat: - de gemeente jaarlijks € 195.000 uitgeeft aan schoolzwemmen; - het streven is dat alle kinderen aan het eind van groep 3 zelfredzaam zijn in het water en 60% een A-diploma heeft aan het eind van groep 3; het afgelopen schooljaar van de 58% niet zelfredzame kinderen aan het begin van het jaar er aan het eind van het jaar 31% nog steeds niet zelfredzaam is; - maar 16% van de kinderen die zonder diploma begon, aan het eind van het jaar wel een diploma heeft. Van mening dat: deze prestaties onvoldoende zijn in verhouding tot de inspanning die de scholen hiervoor moeten leveren en het geld dat de gemeente hiervoor beschikbaar stelt. Verzoekt het college: - onderzoek te doen naar mogelijkheden om deze € 195.000 effectiever te besteden, zodat in elk geval 80% van de kinderen uit groep 3 uit Lelystad zelfredzaam zal worden in het water; - de uitkomsten van dit onderzoek op te nemen in de sportnota van 2008 en voor te leggen aan de raad. En gaat over tot de orde van de dag.” (Deze motie is ingediend door de fractie van de Christenunie) De voorzitter: Ik kan u melden dat twee leden van de raad zich zullen onthouden van stemming, de heer Homan en de heer Van der Houwen. Dit heeft te maken met belangenverstrengeling. Mevrouw Van W ageningen: Mevrouw de voorzitter. Naar aanleiding van de beantwoording in de vorige raadsvergadering hebben wij de motie aangepast, omdat wij willen meegaan met wat het college voorstelde, om het schoolzwemmen nader te onderzoeken en de bevindingen mee te nemen in de sportnota van 2008. Wij hadden nog wel wat twijfels, omdat de Sportnota 2008 pas zijn uitwerking zal hebben in het schooljaar daaropvolgend, en daartussen een schooljaar is waarin niets dan wel niets extra’s gedaan wordt. Ons idee is dan ook om het volgende mee te geven aan het college. Bij de evaluatievergadering aan het eind van het jaar bij het schoolzwemmen nadrukkelijk te kijken naar de reële cijfers en de streefcijfers die het college zelf gesteld heeft. Als daar een groot gat tussen zit, om in die evaluatievergadering nadrukkelijk te vragen aan alle betrokken partijen op welke manier, in eerste instantie zonder kostenverhoging, toch verbeteringen gemaakt kunnen worden. Later te kijken bij de Sportnota 2008 hoe het misschien op een andere manier uitgewerkt moet worden. De voorzitter: Deze nieuwe motie maakt onderdeel uit van de beraadslagingen.
2007
N 1026
De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. De motie is nu aangepast, maar de beantwoording van het college omtrent deze motie heeft ons voldoende vertrouwen gegeven dat het systeem goed lijkt te gaan werken. Ik vind dat het wat dat betreft dan ook een kans zou moeten krijgen om het op die manier te doen. Opdrachtgever en opdrachtnemer, een poging in ieder geval om efficiënter te werken. Ik neem aan dat wat dat betreft de wethouder er bovenop zal zitten. Dan kun je altijd nog op termijn zien, bij een eventuele evaluatie, of er bijgestuurd of bijgesteld moet worden en dat zou het college kunnen opnemen in de sportnota. Dus ik ga er vooralsnog van uit dat de uitleg van het college zoals hij dat gedaan heeft, een goede weg zou zijn. Dat neemt niet weg dat wij zeker de motie sympathiek vinden, en dat is niet als woordspeling bedoeld. U zegt zelf ook al dat u van de beantwoording van het college delen hebt overgenomen. De heer Hamstra: Mevrouw de voorzitter. De VVD staat eveneens zeer sympathiek ten opzichte van deze motie. De essentie is het onderzoek initiëren naar de effectiviteit van het schoolzwemmen. Schoolzwemmen kost veel tijd en geld. Het doel zou moeten zijn kinderen te leren zwemmen op een zo effectief mogelijke manier. De kosten die gemaakt worden vallen in feite uiteen in twee hoofddelen, transportkosten en huur van het zwembad e.d.. Als denkrichting voor het onderzoek zouden wij het college willen meegeven om het schoolzwemgeld op een andere manier aan te wenden, bijvoorbeeld door alle leerlingen van groep 3 de mogelijkheid te geven om nagenoeg gratis het A-diploma te behalen, maar dan in eigen tijd. De ouders worden zo weer verantwoordelijk voor hun kroost, de scholen verliezen zo minder tijd en qua financiën zal het ongeveer hetzelfde zijn. Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Ook onze fractie steunt de motie, maar wij hechten er wel aan om te zeggen dat we het schoolzwemmen op zich voor jonge kinderen heel erg belangrijk vinden, omdat lang niet alle kinderen privé naar zwemles gaan. Daarmee reageer ik dan meteen op de inbreng van de VVD. Het is sympathiek om de tarieven eventueel via het anders besteden van deze gelden omlaag te brengen, maar wij zijn dan nog steeds bang dat er grote groepen nooit aan zwemles zullen toekomen. De heer Hamstra: Mag ik een opmerking maken? Het zal nagenoeg gratis zijn. Dus dat kan absoluut geen belemmering zijn voor ouders om hun kinderen op schoolzwemmen te doen. Mevrouw Kreuger: Er kunnen wel andere belemmeringen zijn dan alleen financiële belemmeringen. Ik kan me voorstellen dat heel veel ouders niet de tijd hebben om met hun kinderen naar zwemles te gaan. De heer Hamstra: Volgens mij zijn ouders verantwoordelijk voor hun eigen kinderen. Mevrouw Kreuger: Dat ben ik helemaal met u eens. Maar het resultaat, en dat vrezen wij, zal toch zijn dat er een groep niet met dat water in aanraking zal komen. De heer Hamstra: Moeten wij daar dan voor opdraaien? Nogmaals, volgens mij zijn ouders zelf verantwoordelijk voor hun eigen kinderen. Mevrouw Kreuger: Dat geldt voor meer dingen, en daar nemen wij als gemeente ook onze verantwoordelijkheid. Als het even kan zijn wij voor handhaving van het schoolzwemmen.
2007
N 1027
Mevrouw Nuijt: Mag ik een vraag aan de heer Hamstra stellen over het voorstel dat hij zojuist gedaan heeft? Het is bekend dat juist het vullen van de uren in een zwembad altijd heel belangrijk is. Als ik uw voorstel volg, dan raken de zogenaamde daluren in het zwembad niet bezet. Al die ouders gaan in hun eigen vrije tijd met de kinderen zwemmen. Hebt u zich gerealiseerd dat dat het gevolg kan zijn? Daardoor kan een groot aantal kinderen wellicht niet zwemmen. De heer Hamstra: Ik denk dat ik me dat voldoende gerealiseerd heb. Volgens mij kan dat prima zo. De voorzitter: Geen andere opmerkingen meer? Mevrouw Van Wageningen nog naar aanleiding van de opmerkingen vanuit de raad? Mevrouw Van W ageningen: Ik vind het wel interessant om te horen welke ideeën er allemaal leven. Er leven bij ons ook allerlei ideeën, maar mijn vraag is nu juist om dat te gaan onderzoeken. Dus ik ben heel benieuwd wat er uit dat onderzoek komt. Misschien dat het idee van de VVD meegenomen kan worden, al lijkt het mij vrij kostbaar. Naar de heer Jansen, als ik u hoor zeggen wat u zegt, dan denk ik dat u het helemaal eens bent met wat wij hebben gedaan. Wij zijn meegegaan met het idee om het in de sportnota op te nemen en het voor de komende periode te bekijken. In de tussentijd zeggen we: blijf niet achterover leunen maar ga actief kijken of het effectiever kan in het komende jaar. De heer Jansen: Precies. Misschien heb ik het verkeerd begrepen, maar dat hoor ik zo meteen van het college. Het is precies wat de wethouder namens het college heeft gezegd. Kijken naar de efficiëntie, zowel bij de opdrachtgever als de opdrachtnemer. Kijken of het efficiënter kan, en als het efficiënter kan dan kan het ook goedkoper. Maar ook kijken naar de uitslag van de tellingen die naderhand gedaan worden. Als je namelijk kinderen watervrij wilt maken, en daar ben ik groot voorstander van in dit waterrijke gebied, hoe zit het dan? Worden de tellingen van de kinderen die al watervrij zijn, watervrij gemaakt door ouders en grootouders, in de eindrapportage meegenomen? U bent collegepartij, dus laat het college eens zijn gang gaan. Mevrouw Van W ageningen: Ik vind watervrij heel magertjes. Ik heb ze liever zelfredzaam in het water. Dat is heel iets anders dan watervrij, mijnheer Jansen. Wethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. Allereerst is het college de ChristenUnie erkentelijk dat het college dat onderzoek via de nota sport kan doen. Dan kunnen we echt kijken naar de bredere context. Ik heb namens het college de vorige keer al een viertal denkrichtingen aangegeven, dus die zal ik hier niet herhalen, en er zijn hier nog meer opties genoemd. Die zullen we eveneens meewegen. Daar waar het gaat om wat wij nu al kunnen doen, zeg ik de ChristenUnie en ook de InwonersPartij toe dat wij dat doen. Een mooi voorbeeld daarvan vind ikzelf het feit dat we nu al een effectiviteitsmaatregel hebben ingevoerd dit schooljaar, waarbij we de afspraak hebben dat de laatste tien weken van het schoolzwemmen meer aandacht gegeven wordt aan die kindertjes die daadwerkelijk zelfredzaam gemaakt kunnen worden. Dat zou de cijfers al in positieve zin moeten beïnvloeden. Het enige waar het college een beetje moeite mee heeft, maar u vraagt ons dat te onderzoeken en dat zullen we zeker doen, is die score van 80% die u noemt. Die moet je namelijk altijd weer in samenhang bezien: voor wie wil je wat wanneer bereiken? Wat dat betreft heb ik de vorige keer namens het college groep 3 genoemd, toegespitst op de Lelystadse situatie, de kindertjes zo vroeg als organisatorisch mogelijk is zien te bereiken. Wanneer je dat groep 4 of groep 5
2007
N 1028
maakt, wordt de effectiviteit vanzelf hoger. Dat is volgens mij niet de insteek die wij samen bedoelen als het gaat om het verhogen van die effectiviteit. Maar wij pakken die handschoen graag op. Mevrouw Van W ageningen: Mag ik hierop nog reageren? Ik heb groep 3 toegevoegd aan de motie. In uw streefcijfer staat zelfs 100%, dus ik ben daar nog onder gaan zitten. Wethouder De Jager: Ik waardeer uw tolerantie. De voorzitter: Ik ga over tot het in stemming brengen van de nieuwe motie. Zonder hoofdelijke stemming wordt de motie van de Christenunie aangenomen, met de aantekening dat de heer Homan en de heer Van der Houwen zich hebben onthouden van stemming.
27.
Voorstel inzake plan van aanpak ontwikkeling Lelystad Airport (stuk nr. B07-15218) De heer Baaten: Mevrouw de voorzitter. Het plan van aanpak Ontwikkeling vliegveld Lelystad is gebaseerd op verwachtingen en, zoals we het nog steeds noemen, de boterzachte randvoorwaarden die verwerkt zijn. Maar je moet iets. Zo ook in dit geval. Je gaat uit van een plan van aanpak om hoofdzaken en bijzaken van elkaar te scheiden en, verder, effectief en efficiënt te kunnen werken. Ook heb je te maken met de fasen van voorbereiding, uitvoering, evaluatie en uiteindelijk heb je ook nog te maken met een tijdpad. Veel van deze zaken worden in het voorliggende plan van aanpak herkenbaar ingevuld, maar het geheel is en blijft gebaseerd op toekomstverwachtingen en in vele gevallen zelfs een droomwereld. Van essentieel belang zijn de nog niet ingevulde randvoorwaarden, de lopende MERprocedures, de opstelling van het Rijk, de reacties van de huidige bedrijven en huidige inwoners en mogelijk als belangrijkste factor de broodnodige toekomstige bedrijven en inwoners. De raad heeft A gezegd en moet ook B zeggen. Alleen, voor welke zaken, tot op welke hoogte, tot op welk moment en voor hoeveel geld? En hebben wij nog mogelijkheden om de trein te stoppen wanneer zal blijken dat er niet aan de randvoorwaarden wordt voldaan? U geeft zelf in het stuk aan, dat bedrijven zullen vertrekken. Dat vertrek geldt ook voor de huidige inwoners, maar ook voor de ontwikkeling van gebieden als Warande. Het gaat om geld, veel geld. Geld van de Lelystedeling. Het geld voor het opstellen van de integrale visie, bestemmingsplannen als geluidszone industrielawaai, is al op of ‘ge-e-marked’. Buiten de onduidelijkheden voor wat betreft de wijze van exploiteren van het benodigd geld op dit moment, wordt er nu weer ongeveer € 6,5 ton aangevraagd met als onderbouwing voor het verkrijgen van dit budget, de ijzersterke motivatie voor het inverdienen: en dat gaan we onderzoeken. We zijn benieuwd naar de reacties van het college. Op dit moment zijn we niet tegen het voorgestelde besluit voor wat betreft het punt 1, het kennisnemen van het plan van aanpak, maar wel tegen het benodigde planvoorbereidingsbudget van ongeveer € 6,5 ton. Dit mede in relatie tot het voor ons onduidelijke te openen complex. Krijgen we een sportcomplex, krijgen we een ander gebouw of heeft het te maken met het boekingsnummer? Dat is niet duidelijk. De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Het is inderdaad zoals de vorige spreker al aangaf, we hebben het hier feitelijk over twee punten. Met de eerste hebben wij ook
2007
N 1029
niet zoveel moeite, want ach, we nemen het voor kennisgeving aan. Waar het inderdaad om gaat: waar stellen wij nu het geld voor beschikbaar? Als we het stuk doorlezen, dan staan er veel elementen in die een nadere onderbouwing verdienen en die zal er ongetwijfeld komen. De hamvraag die wij hebben: wat gebeurt er als er inderdaad niet aan de toekomstverwachtingen wordt voldaan? Gaan wij dan inderdaad een prachtig complex neerzetten dat mogelijk geschikt is als een MFA? Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. GroenLinks is nog steeds van mening dat de ontwikkeling van Luchthaven Lelystad aanzet tot meer vliegverkeer in Nederland, met als gevolg meer energiegebruik, meer CO2-uitstoot, meer uitstoot van andere schadelijke stoffen inclusief fijnstof en geluidsoverlast. De PKB is een gegeven en het vliegveld is een politieke realiteit, tenzij de milieuconferentie op Bali dermate zware reductieafspraken oplevert dat Den Haag besluit geen aanwijzingsvergunning voor Lelystad af te geven. Op de ontwikkelingen van het bedrijventerrein zijn we niet tegen. De werkgelegenheid in Lelystad moet toenemen en het gebied heeft geen bijzondere natuurwaarde. Belangrijk daarbij is dat Lelystad de regie houdt. Bij de ontwikkeling van dit bedrijventerrein willen wij de volgende, onze, kaders meegeven. Het terrein dient een hoog ambitieniveau te hebben op duurzaamheid. Bij het aantrekken van bedrijven is het aantal en soort arbeidsplaatsen belangrijk, maar ook de duurzaamheid in de zin van: Is het een bedrijf met toekomstperspectief, uitgaande van de strenger wordende regelgeving ten aanzien van grondstoffengebruik, energie en afval? Kan het bedrijf een energiecrisis overleven? De realisatie van zoveel mogelijk arbeidsplaatsen mag volgens ons niet tot gevolg hebben dat op termijn toegegeven wordt aan verdere uitbreiding van het vliegveld dan nu binnen de PKB is geregeld. Wat betreft de financiering. Het gaat ons heel wat geld kosten. Ook andere partijen investeren. De vraag kan gesteld worden of met al deze inspanningen bij elkaar maar op een andere manier uitgevoerd, niet net zoveel arbeidsplaatsen gecreëerd kunnen worden. Dus zonder de ontwikkeling van een vliegveld. Dan heb ik nog één vraag. Op welke manier kan Centre Novum ons subsidie geven? W aar wordt daarbij aan gedacht? W ethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Ik denk dat in een aantal bijdragen terecht is aangegeven, dat je als Lelystad de regie moet willen houden om de doelstelling waarvoor we het allemaal doen, het realiseren van die arbeidsplaatsen, daadwerkelijk mogelijk te maken. Bij de regie houden hoort ook het hele lijstje van producten en input die je gaat leveren, niet alleen in het bestemmingsplan maar ook in alle discussies en gesprekken met partijen. Ik ben het met u eens dat het woord complex vakjargon is, waarvoor excuses. Dat wordt gebruikt door de dames en heren die verstand hebben van grondexploitatie voor het openen van een boekingsnummer, inderdaad. Dat heet dan "een complex openen” . Dat is geen gebouw, dat is een boekingsnummer waarop die kosten die samenhangen met de grondexploitatie daadwerkelijk geboekt worden. Kunnen we de trein nog stoppen? Ik denk dat die discussie het bestek van dit plan van aanpak te boven gaat. In dit plan van aanpak gaan we ervan uit dat we de opdracht van uw raad uitvoeren, conform de vastgestelde visie, en ons uiterste best gaan doen om de werkgelegenheid te realiseren. Die werkgelegenheid is alleen mogelijk te realiseren dankzij de ontwikkeling van de luchthaven. De vraag van mevrouw Kreuger: als je dit geld anders besteedt denk je dan dat je dezelfde effecten in werkgelegenheid kunt bereiken? Het college denkt dat dat niet het geval is. Het college denkt dat daarvoor de ontwikkeling van de luchthaven van groot belang is,
2007
N 1030
maar, ik hecht eraan het nog een keer te onderstrepen, wel binnen de grenzen en de randvoorwaarden van de PKB zoals die er liggen. Dat is iets wat we in alle gremia op alle momenten zullen verkondigen. Wat nu als aan die randvoorwaarden niet voldaan blijkt te worden? Daarover twee dingen. Wij zullen die randvoorwaarden zo goed mogelijk meenemen en borgen in alle procedures die er zijn, in het bestemmingsplan, in de MER enzovoort. Wat nu als blijkt, want dat is de achterliggende vraag, dat de luchthaven niet die werkgelegenheid gaat opleveren waarop wij dankzij twee serieuze rapporten, serieus rekenen? Dat regel je niet met een plan van aanpak. In een plan van aanpak regel je dat je zo goed mogelijke randvoorwaarden creëert en zoveel mogelijk sturing om die werkgelegenheid daadwerkelijk te laten realiseren. Daarnaast heeft GroenLinks een flink aantal aandachtspunten meegegeven voor het te ontwikkelen bedrijventerrein rondom de luchthaven. Ik denk dat we voor een belangrijk deel op een lijn zitten. Natuurlijk is duurzaamheid van belang, zeker voor de bedrijvigheid die zich er vestigt. We zullen deze opmerkingen zeker meenemen in de verdere ontwikkeling en in de toetsingskaders die we opstellen voor de te ontwikkelen bedrijventerreinen. Wat nu als de ontwikkeling van de luchtvaart zich niet voordoet als men nu prognosticeert? Het ergste wat je kan overkomen in dat geval is niet zozeer dat de minister geen aanwijzingsbesluit neemt, maar dat de exploitant het niet zinvol vindt om die luchthaven te exploiteren. U moet zich echter wel realiseren dat de luchthaven Lelystad door de beperkingen die we hebben opgelegd in het kader van de PKB, slechts 3 a 4% van de totale groei van Schiphol Airport accommodeert. Dan moet de groei van de luchtvaart wel heel erg afnemen, zou Lelystad Airport niet meer nodig zijn. Wij denken juist dat een zelfstandige regionale luchthaven waar wij voor gaan, relatief onafhankelijk van de schommelingen in de geprognosticeerde groei van de luchtvaart zijn waarde kan en zal bewijzen, zowel voor de regio als voor de exploitant. Er zijn opmerkingen gemaakt over drijfzand. Wij geloven dat het geen drijfzand is als serieuze rapporten aangeven, dat die werkgelegenheid er zal komen. Natuurlijk zijn er alle mogelijke procedurele hobbels te nemen, zijn er discussies te voeren, is er een MER-procedure, een bestemmingsplanprocedure. Maar om daarin onze rol op een goede, verantwoordelijke manier te kunnen voeren, hebben we juist een plan van aanpak nodig. In tweede termijn De heer Baaten: Mevrouw de voorzitter. Een korte reactie. Werk, banen, randvoorwaarden, allemaal helder. Daar hebben we vaak genoeg over gesproken en dat blijft zoals het is, ook zoals het college op dit moment antwoordt. In het stuk staat dat er invloed zal zijn op de bedrijven. Er wordt letterlijk in het stuk aangegeven dat er bedrijven zullen vertrekken. Ik vind het jamm er om namens de fractie te moeten uitspreken, dat je dat niet vindt op het gebied van het welzijn en het wonen. Dus waarom wel op het gebied van bedrijven die zullen vertrekken keihard op papier zetten, maar niet een mogelijke invloed van de ontwikkelingen in de richting van wonen en welzijn? Wij vinden het jamm er dat de ene tekst wel hard wordt aangegeven in het plan van aanpak en wonen en welzijn compleet ontbreekt. Laten we eerlijk zijn, we maken ons terecht heel druk hoe we onder andere met Warande zullen omgaan voor wat betreft de toekomstverwachtingen. Het vliegveld zal daarop zeker van invloed zijn, in welke vorm dan ook. We hadden graag wat sterker willen zien, zo niet nu dan wel op korte termijn in andere stukken, dat ook wonen en welzijn wat meer naar voren komt.
2007
N 1031
De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Een korte opmerking, met name over het woord complex. Wij hopen dat de investeringen die voor het realiseren van dit complex worden gedaan, uiteindelijk een multifunctionele uitwerking kunnen hebben. Daarom nog even richting het stuk kijkend onder de kanttekeningen: wij hopen van ganser harte dat de laatste zin bij het tweede aandachtstreepje weggestreept kan worden en dat inderdaad uiteindelijk deze aangevraagde budgetten terugvloeien in de gemeentekas. Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Ik hoor het college zojuist zeggen dat slechts 3 a 4% van de groei van Schiphol in Lelystad gerealiseerd zal worden. Is dat als de groei van Schiphol 20 tot 30 miljoen passagiers gaat bedragen? Ik denk dat het percentage dat voor rekening van Lelystad komt groter is. W ethouder Fackeldey: Mevrouw de voorzitter. Ik heb niet de exacte groeiprognose van Schiphol in mijn hoofd, maar als je die bekijkt over een jaar of 20 tot 30, en daar is naar gekeken, dan kom je wel op dat soort aantallen uit. Ik wil u graag toezeggen dat we die rekensom zullen nasturen. De heer Zweers: Staat u mij toe een korte opmerking te plaatsen? Er wordt gekeken bij Luchthaven Schiphol. Misschien is het handig om ook even te kijken bij Luchthaven Eindhoven, waar nu een prijsvechter zegt: met die milieutax ben ik niet zo gelukkig, dus ik ga me hier misschien maar niet vestigen. W ethouder Fackeldey: Daar hebben we vrij veel contact mee. Deze prijsvechter, Ryan Air, is overigens redelijk berucht, met alle respect, door dit type gedrag in onderhandelingen met regionale overheden, zoals ook onze collega’s in Eindhoven hebben kunnen merken. Ze zitten er al en hebben voorlopig Eindhoven nodig om van daaruit te kunnen blijven opereren. Ik zou dit spel maar nemen zoals het gespeeld wordt, maar ik zou over de realiteitswaarde nog wel het een en ander willen nuanceren. Uiteraard hopen wij ook dat middelen zullen terugvloeien naar de gemeentekas. Ik denk met de InwonersPartij dat het college van mening met hen verschilt over het effect op het wonen en welzijn. Wij denken dat door de afspraken die gemaakt zijn, ook over de uit- en aanvliegroutes en het verplaatsen van de wachtruimte voor Schiphol, de hinder dermate beperkt is dat het niet zal leiden tot vertrek van inwoners. Daarover zullen we wellicht van mening blijven verschillen. Waarom die bedrijven er concreet staan, is dat er een aantal thans op de luchthaven gevestigde bedrijven, als de nieuwe configuratie er is, daadwerkelijk niet meer geaccommodeerd zullen kunnen worden. Dat is een aantal concreet aan te wijzen bedrijven waarover al veel publiciteit is geweest. Dat is de reden waarom we het als zodanig hebben willen benoemen. De heer Baaten: Mag ik heel kort reageren? Over het feit voor u, dat welzijn wel zal meevallen. Ik baseer me nog steeds op de uitspraak van de directeur van het vliegveld, die heeft aangegeven: ik begrijp niet dat jullie nog rust verkopen. Dat is bij mij nog steeds niet weg. Dat is voor ons het argument om daarop terug te komen. Deze opmerking is nog nooit door iemand weggehaald, dus die staat nog steeds als een huis. Ik zou straks graag een stemverklaring willen afleggen. W ethouder Fackeldey: Ik blijf herhalen, los van wat kennelijk de directeur van de luchthaven op enig moment tegen u heeft gezegd, dat het college denkt dat er gegeven de randvoorwaarden een prima bewoonbare stad blijft waar niemand omwille van de luchthaven hoeft te vertrekken.
2007
N 1032
De voorzitter: Ik ga over tot stemming over dit voorstel. Dat hoeft niet te leiden tot een stemverklaring. Dat doen we vaak bij moties. U kunt voor of tegen stemmen. De heer Siepel: Ik wil wel graag een stemverklaring geven. De voorzitter: Ik begrijp nu dat meerdere fracties een stemverklaring willen afleggen. Dan begin ik bij de InwonersPartij. De heer Baaten: Zoals ik in mijn betoog al aangaf, onze fractie kan instemmen met punt 1, maar het tweede besluit dat hierin is meegenomen, de wijze waarop de € 640.000 extra geld zijn verwoord en verantwoord, is op dit moment voor ons onvoldoende. Het besluit bestaat helaas weer uit één besluit. Dat betekent dat als het zo wordt gehandhaafd, wij gaan tegenstemmen. De heer Siepel: We hebben A gezegd toen wij de visie op de ontwikkeling van het vliegveld vaststelden. Naar onze opvatting moet wie A zegt ook B willen zeggen. We hebben al half B gezegd toen we de najaarsnota behandelden, waarin de helft van het budget van € 640.000 is vastgelegd. Dus we zeggen nu ook de tweede helft van B, dat wij akkoord gaan met onderdeel 2 van dit voorstel, dus met het hele voorstel. De heer Van den Heuvel: Wij zullen instemmen met dit voorstel, ondanks dat het instemmen met dit voorstel een druk legt op een nog te nemen besluit. Alle partijen, met uitzondering van de fractie van de InwonersPartij, stemmen vóór het voorstel. Het voorstel is aangenomen met 28 stemmen voor en 3 stemmen tegen.
28.
Voorstel tot ondertekening van Agenda 22 (vormgeving van beleid voor mensen met een functiebeperking) (stuk nr. B07-16150) Mevrouw d’Arnaud: Mevrouw de voorzitter. Geduld is een schone zaak, is een ons welbekend spreekwoord. Al vanaf maart 2006 wijst het GOL onze fractie op het belang van het ondertekenen van Agenda 22. In maart 2007, nadat Nederland het VN-verdrag voor de rechten van de mensen met beperkingen had getekend, heeft de PvdA het college gevraagd wanneer Lelystad het verdrag zal tekenen. Wij zijn verheugd dat het begin 2008 daadwerkelijk gaat gebeuren. Het is een stap dichter bij het behalen van de doelstellingen van het collegeprogramma "Iedereen doe mee” . Kan het college aangeven wat de eerstvolgende stap naar de ondertekening zal zijn en een tijdspad aangeven? De heer Hamstra: Mevrouw de voorzitter. De VVD is eveneens blij met deze nota en het ondertekenen van het artikel 22. We hebben echter wel een vraag over de invulling van het voorzitterschap van de stuurgroep. Naar onze mening is in het verleden afgesproken, dat collegeleden geen voorzitter zouden worden van stuurgroepen waaraan externe partijen deelnemen. Ik zou graag een reactie van het college willen hebben. Wethouder A. Kok: Mevrouw de voorzitter. Blij met de steun voor dit agendapunt. Ingaand op de twee vragen, als eerste van de PvdA-fractie. We hebben twee prioriteiten gesteld. Dat is met name de bewustwording en de toegankelijkheid. Daarvan gaan we in overleg met de betrokken partijen een actieplan maken. Dat wordt van onderaf opgebouwd naar boven toe. Daarmee kom ik richting de vraag van de VVD-fractie. Het werk wordt gedaan door groepen daaronder. Ik ben even kwijt hoe die groepen heten. We hebben een systeem bedacht waarin uiteindelijk de verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij het GOL. Het GOL voert de Agenda 22
2007
N 1033
uit met de maatschappelijke partners. Daarboven komt een of twee keer per jaar een groep bij elkaar om te kijken welke besluitvorming op basis van die procedures nodig is. Ik denk dat in dat verband het voorzitterschap van de portefeuillehouder logisch is. Unaniem wordt conform het voorstel van het college besloten.
29.
Voorstel tot invoering van een nieuw stelsel parkeervergunningen bedrijven Stadshart (stuk nr. B07-15509) Wethouder Lodders: Mevrouw de voorzitter. Tijdens het laatste Opinieplein zijn een aantal opmerkingen gemaakt, en ook in de aanloop naar deze raadsvergadering, over de totstandkoming van dit voorstel. Ik denk dat die opmerkingen terecht zijn, want dit is niet een voorbeeld van hoe een voorstel aan u voorgelegd zou moeten worden. In het eerste voorstel in juli zaten een aantal fouten. Dat is de reden dat het destijds is teruggenomen. Met het tweede voorstel dat is voorgelegd op basis van het door het college genomen besluit, een naar ons idee correct besluit, is op onverklaarbare wijze tijdens de verspreiding het een en ander misgegaan. Daarnaast zijn er gedurende het proces een aantal opmerkingen gemaakt en vragen gesteld ter verduidelijking. Dat heeft ertoe geleid dat er met enige regelmaat een aantal versies zijn verspreid. Dat is niet zoals het behoort te zijn. Namens het college wil ik daarvoor mijn welgemeende excuses aanbieden. Ik denk dat er qua duidelijkheid nu een voorstel ligt dat bespreekbaar is. De heer Van den Heuvel: Mevrouw de voorzitter. Allereerst, de excuses van het colleges aanvaard. Het was wel een rommeltje. Maar het rommeltje rommelt voort in een brief van 3 december. In de laatste alinea staat: in de nota Nieuw stelsel bedrijvenvergunningen 2008. Wij hebben getracht deze nota te achterhalen maar waarschijnlijk wordt daar bedoeld 2007. We hebben gekeken in de besluiten van het college van 18 september en daar staat inderdaad 2007. Wat betreft de norm voor het toekennen van de vergunningen, 1 vergunning op 5 werknemers, lezen wij in de nota die door het college is vastgesteld, dat aanpassing van de parkeerverordening noodzakelijk is. Dus vragen wij ons af wanneer die naar ons toekomt en hopelijk in één versie. In alle e-mail rondom dit agendapunt verzuchtte iemand: bijgaand de versie nummer zoveel, ik ben de tel kwijt, plus één. Iemand anders verzuchtte: dit dossier verdient een prijs. Daarbij liet de steller zich niet uit over wat voor prijs. Het laatst toegestuurde voorstel kan onze instemming krijgen. We vinden het echter nog steeds jammer, dat in artikel 4 een verduidelijking zoals die er vroeger was, met een relatie naar de parkeerverordening, nog steeds ontbreekt. De heer Van der Herberg: Mevrouw de voorzitter. Allereerst, het college bedankt voor de mededeling van zo-even. Het waren ware woorden die de wethouder sprak. We waarderen deze mededeling. Daarmee kan ik een deel van mijn verhaal overslaan, maar we hebben nog wel een aantal vragen. Ook in het voorliggende voorstel is ons nog niet alles duidelijk. Er zijn een aantal zaken die multi-interpretabel zijn. Daarom moeten we tegen onze gewoonte in, en zeker tegen onze bedoeling in, in eerste termijn een aantal verhelderende vragen stellen aan het college. Het zijn er vier en die gaan alle over artikel 4 van de tarieventabel. 1. Dit gaat over de versie die maandag is rondgemaild, dus niet de versie die in het raadsbandje zit. Geldt de derde tabel die daar staat voor zowel bewoners als bedrijven? Dit wordt uit de tekst niet helemaal duidelijk. 2. De derde tabel is voor de overige gebieden, maar in de tabel zelf wordt er weer een subselectie van genomen, namelijk gebieden waar een dagtarief mogelijk is.
2007
N 1034
Dan zijn er vervolgens weer overige overige gebieden. Wat geldt daarvoor? Dit wordt uit de tekst niet duidelijk. 3. Zijn mantelzorg- en zorgvergunningen alleen mogelijk voor de overige gebieden, zoals ergens bovenin een kopje staat, of kan het overal? 4. Geldt voor mantelzorg- en zorgvergunningen een maximum van één per adres? Wij hopen dat wij in de tweede termijn met de beantwoording van het college op een punt zijn dat we een inhoudelijk oordeel kunnen vellen. Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Op 5 juli heeft ook onze fractie gewezen op talloze onduidelijkheden en fouten in deze verordening. We zijn oprecht blij dat grote fracties de tijd hebben gevonden om keer op keer de nieuwste versie grondig te bestuderen en te corrigeren. Dit hele proces is wel bedroevend. Blijft dat deze verordening wel erg complex is voor zo’n klein gebied. En dan hoop ik dat de incidentele bezoekers niet kleurenblind zijn. Uit onze inbreng in juli heb ik gevist, dat we het in de nieuwe verordening een vooruitgang vonden, dat het aantal vergunningen gekoppeld werd aan de beschikbare ruimte en er een eerlijker toewijzing is aan de verschillende doelgroepen. Het centrum is goed bereikbaar met openbaar vervoer en fiets. Enige rem op het autogebruik is daarom niet verkeerd. Parkeerplaatsen in het centrum liggen op schaarse en dure grond en die moet rechtvaardig verdeeld worden. Daaraan voldoet dit voorstel waarschijnlijk wel, als ik het goed begrijp. De heer Marseille: Mevrouw de voorzitter. Het is duidelijk dat het hele traject van dit voorstel niet de schoonheidsprijs verdient. Ook het college erkent dat en wij waarderen dat. Een enkele opmerking. Op het Opinieplein hebben wij aan de wethouder gevraagd of hij het ermee eens is dat artikel 8 zo gelezen moet worden, dat de raad besluit om in een bepaald gebied betaald parkeren in te voeren en dat het college de hoe vraag invult, hoe dat in dat betreffende gebied plaatsvindt. Dat heeft het college bevestigd. Wij zijn blij met die bevestiging. Wij willen nadrukkelijk vragen om ten aanzien van de formaliteit rond de vergunningverlening te kijken of dat echt niet te veel is. Wij stellen daar wat vragen bij, of in alle gevallen de gevraagde documenten wel voor de vergunning noodzakelijk zijn en zeker of het in alle gevallen wenselijk is om dat van jaar tot jaar te herhalen. Ten slotte zouden wij het college willen vragen om met een voorstel te komen om voor de OV-gebruiker over te gaan tot herinvoering van een abonnementsysteem. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Ik sluit aan bij wat de VVD zei over zo weinig mogelijk last hebben van regelgeving. Hoe minder men hoeft aan te tonen, des te beter het zou zijn voor de ambtelijke afwikkeling. Een vraag die voor de Stadspartij belangrijk is: Is het noodzakelijk dat vergunninghouders kunnen parkeren in de parkeergarages Zilverpark en Neringweg? Misschien is het in de laatste versie nadrukkelijk toegestaan; volgens mij niet. Ik wil daarop graag een antwoord. Is het vergunninghouders wel toegestaan in de garages te parkeren? De heer Erica: Mevrouw de voorzitter. Onze fractie heeft zich verbaasd over de titel van dit raadsvoorstel, want in feite praten wij over de Verordening parkeerbelasting Lelystad 2008, waarvan de parkeervergunningen Stadshart deel uitmaken. Ik heb een drietal opmerkingen. In de eerste plaats mis ik het parkeerterrein van de Stelling. Dat ligt als ik De Kubus in ogenschouw neem, zeker binnen de invloedsfeer van het Stadshart. Daar zit nu wel een pilot op, dacht ik, en ik weet niet hoe lang die nog duurt. Daar wil ik graag een antwoord op. In de tweede plaats. In artikel 3 aan het eind wordt een aantal feestdagen genoemd. Ik vraag me af of Bevrijdingsdag daaraan kan worden toegevoegd. Of zegt u: dat vinden wij niet zo’n erg grote feestdag?
2007
N 1035
Dan mijn derde punt. Ik heb het op het Opinieplein aan de wethouder voorgelegd maar hij kon mij niet overtuigen. Met betrekking tot differentiatie van het aantal geldige dagen is onze fractie van mening, dat gelet op het ontbreken van de betalingsplicht op zondag, de vergunning voor zeven dagen vervalt. Dan worden het er zes. Dan houdt je nog een groep over van vijf en kun je beter alles op de grote hoop gooien en een vergunning maken voor zes dagen. Dan versimpel je voor mijn gevoel het hele vergunningenstelsel. Ik wacht op de reactie van het college alvorens ons standpunt in tweede termijn vast te leggen. De heer Baaten: Mevrouw de voorzitter. Pappen en nat houden. In de richting van de VVD: in tegenstelling tot u, maar we kunnen ons er wel iets bij voorstellen, hebben wij geen waardering voor het geheel, zeker niet voor hetgeen nu vanuit het college als antwoord is gegeven. Daar kunnen we geen waardering voor opbrengen na al hetgeen hier is gebeurd en tot op vanavond gebeurt. Het traject dat gevolgd is, en we zijn er niet van overtuigd dat het de komende tijd anders zal zijn, de hele procesgang, daarover kunnen we alleen op- en aanmerkingen maken in negatieve zin. Ik denk aan het verkeer en de verkeersveiligheid. De verkeersvoorstellen die elke keer moeten worden aangepast. We kijken naar alle kosten die het gevolg hiervan zijn. De incomplete en incorrecte oplossingen die daarop worden gegeven. Steeds meer witte verf. We dachten dat we van een van de collegeleden verlost waren, maar er komt steeds meer witte verf op de wegen. Er worden steeds meer borden geplaatst. De voorzitter: Mag ik even vragen waar u op doelt? Van welk collegelid dacht u te zijn verlost? De heer Baaten: Die deed ontzettend veel oplossingen met witte verf voor de stad, mevrouw de voorzitter. We hebben namelijk ontzettend veel witte verf in de stad gehad in de vorm van lijnen. Dat was dan een praktische oplossing. De voorzitter: Gaat u verder. De heer Baaten: Dan de wijze van oplossen van de problemen. Als we kijken naar deze vergunningen, dan wordt ook vanavond weer aangegeven, en ik kijk even naar Leefbaar Lelystad, dat er mogelijk zelfs vanavond nog omissies in zouden kunnen zitten. Ik kijk naar laden en lossen, ook dat had met verkeer en dergelijke te maken, hebben we ook constant moeten aanpassen. De chaos in de stad. We staan in onze stad in de file, en we dachten dat het alleen te maken had met het veranderen van het Stadshart. Zelfs als je hier naar het stadhuis komt. Je kunt je auto niet kwijt. De heer Van der Herberg: Mag ik de heer Baaten een vraag stellen? Ik denk dat we kunnen constateren dat we met zijn allen kritisch zijn over het proces dat hier gevolgd is. Daar is geen twijfel over mogelijk. Maar alle zaken die u er nu bij haalt, we hebben het hier over parkeervergunningen, niet over verkeersveiligheid. De heer Baaten: Het gaat erom dat u zich wilt beperken tot dit proces en wij gaan het optellen tot dé processen binnen deze portefeuille. Het zijn er meer en ik probeer er een paar aan te geven. Ik ben nog niet klaar. Als we kijken naar vanavond, ook de Middendreef waarvan we dachten dat we die met een hamerslag konden goedkeuren voor de doelgroep, moet terug. De heer Erica: Bij interruptie. Ik vecht de relevantie van deze opmerking aan in relatie tot het onderwerp. De heer Baaten: Het is mijn mening en als de voorzitter het toestaat spreek ik die uit.
2007
N 1036
De heer Marseille: Wellicht kan de heer Baaten zich ook realiseren, dat het wel de mate is van gedetailleerdheid waar de raad zich mee bezig houdt, die dit soort zaken veroorzaakt. De voorzitter: Ik zou de heer Baaten willen verzoeken zich te beperken tot dit onderwerp. De heer Baaten: De procesgang. Wij constateren dat de procesgang binnen de portefeuille waarvan ook dit een onderdeel uitmaakt, niet goed gaat. Wethouder Lodders: Mevrouw de voorzitter. Ik zal mij beperken tot de vragen die gesteld zijn. SP heeft gevraagd, als je kijkt naar de nota die de raad ter kennisgeving wordt voorgelegd, waarin staat dat de verordening aangepast wordt, wanneer dat gebeurt. Dat is vanavond aan de orde met het voorstel zoals dat voorligt. De PvdA heeft een viertal vragen gesteld. In zijn algemeenheid zou ik daarop willen antwoorden: als er geen restricties zijn worden die ook niet opgenomen in de tarieventabel. Inzoomend op de vragen. Geldt de derde tabel voor zowel bewoners als bedrijven? Dat is het geval; dat geldt voor beide. U zegt: in de derde tabel overige gebieden is een subselectie opgenomen, waar wel een dagtarief mogelijk is en waar geen dagtarief mogelijk is. Het is zo dat als er geen dagtarief mogelijk is, en dat is bijvoorbeeld op Maerlant, dan kan daar ook niet door vergunninghouders worden geparkeerd. Vandaar dat het op die manier erin staat. Zijn mantelzorg- en zorgvergunningen alleen mogelijk voor de overige gebieden, of kan dat overal? Ook daar zijn geen restricties opgenomen, dus dat betekent, en zo mag u dat uitleggen, dat het overal kan. Geldt voor de mantelzorgvergunning een maximum van één adres? Daarvan zou ik hetzelfde kunnen zeggen. Er is geen restrictie. Dat betekent dat er ook geen maximum is aan mantelzorgvergunningen. Zoveel als er behoefte aan is zullen ze uitgegeven worden. Meteen ingaand op de vraag van de VVD: we zullen daarmee op een soepele manier omgaan, maar er zal wel controle nodig zijn. Na een jaar wordt gekeken of die mantelzorg nog nodig is. Mensen kunnen verhuizen of andere dingen kunnen gebeuren, waardoor die mantelzorg niet meer nodig is. Dat moet wel aangevraagd worden om mensen niet eeuwig een mantelzorgvergunning te geven. Mevrouw Kreuger heeft een opmerking gemaakt over de onoverzichtelijkheid van de tabel. Mevrouw Kreuger: Ik geloof niet dat ik het over een tabel heb gehad. Waarschijnlijk iemand anders. Wethouder Lodders: Dan heb ik u verkeerd begrepen. Als we kijken naar de tarieventabel in artikel 3, dan is hij niet anders dan hij op dit moment vigerend is. We hebben nog wel gekeken of er aanpassingen noodzakelijk zijn en of hij geactualiseerd moet worden. Dat is daarin meegenomen. Als we kijken naar de tabel in artikel 4, dan gaat die juist over de vergunningen en dat is vanavond hetgeen als belangrijkste voorligt. De VVD heeft nogmaals een bevestiging gevraagd van artikel 8. Dat mag u inderdaad zo uitleggen. Dat heb ik op het Opinieplein al aangegeven. Als het gaat om de herinvoering van de OV-abonnementen dan is het zo, dat de abonnementen die er nu zijn, in stand blijven. Dat zijn er ongeveer 50. Dagelijks maken daar 30 tot 40 mensen gebruik van. Dat blijft ook tegen de tarieven zoals ze nu gelden. Het is wel zo dat er op dit moment geen nieuwe worden uitgegeven omdat de parkeerbalans dat op dit moment niet toestaat. We zijn wel met NS aan het kijken of we een oplossing
2007
N 1037
daarvoor kunnen vinden, zowel waar als tegen welke tarieven, en of daarvoor wellicht een bijdrage van NS mogelijk is. Als het gaat om de vraag van de Stadspartij, of het wel of niet toegestaan is voor vergunninghouders om in de Zilverparkgarage en de Neringweggarage te parkeren, dan is het zo dat dat niet de algemene vergunningen zijn, maar dat het wel geldt voor de vergunningen aan de bewoners en bedrijven die aan de Zilverparkgarage of de Neringweggarage wonen of werkzaam zijn. Die mensen kunnen daar wel parkeren maar iemand die bijvoorbeeld in het stadhuis werkt of elders in een winkel die niet aan een van beide garages is gelegen, moet op de algemene parkeerterreinen parkeren met zijn vergunning. De heer Homan: Mag ik vragen of u dan misschien meeneemt in die gedachte, dat dat voor mantelzorgers die juist in die parkeergarages zullen gaan parkeren vanwege de mensen die wonen in die gebouwen en die zorg nodig hebben, niet mogelijk is? Wethouder Lodders: Voor mantelzorgers gaat gelden dat als zij bij mensen moeten zijn die aan die garage wonen, zij daarvan ook gebruik kunnen maken. Als het gaat om De Stelling, de vraag van Leefbaar Lelystad: is dat hierin niet meegenomen?. Dat klopt. De Stelling kent op dit moment geen betaald parkeerregime. We zijn daar bezig met een pilot, die wordt op dit moment geëvalueerd en binnenkort zal het college daarvoor voorstellen krijgen en die zullen aan u voorgelegd worden hoe we daarmee na januari zullen omgaan. Maar op dit moment heerst er geen betaald parkeerregime, en daardoor valt het niet onder de gebieden die in de verordening genoemd zijn. Bevrijdingsdag zien we inderdaad niet als een feestdag, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Koninginnedag. Het geldt overigens ook voor Goede Vrijdag. Als het gaat om de vijf of zes dagen, dan hebt u daarover ook op het Opinieplein een paar opmerkingen gemaakt. Naar aanleiding daarvan hebben we gezegd: vijf dagen en de algemene openingstijden, dat is in de laatste versie nog gewijzigd. Eerst was het vijf dagen/zeven dagen, maar nu de algehele openingstijden van de winkel. Dat is een bewuste keuze, omdat we tegemoet willen komen aan bedrijven die alleen tijdens kantooruren geopend zijn, in tegenstelling tot winkels die zes dagen in de week en op koopavonden geopend zijn. Als je dat gaat omrekenen is het zo dat de kantoortijden € 85 betalen. Gedeeld door vijf kom je op € 17 per dag over het jaar heen. En als je dat dan weer keer zes doet, de algehele openingstijden, en je telt daar de koopavond bij kom je op € 110. Ik denk dat het evenredig verdeeld is. In tweede termijn De heer Van den Heuvel: Mevrouw de voorzitter. Misschien heb ik het gemist, maar ik had ook nog de vraag gesteld: de parkeerverordening moest aangepast worden volgens de onderliggende nota. Dat zou dan voor 1 januari moeten gebeuren. Wethouder Lodders: Ik heb dat als eerste beantwoord, maar wellicht hebt u dat gemist. In de nota staat dat de parkeerverordening aangepast moet worden op basis van de nota die door het college is vastgesteld. Datgene wat nu voorligt is de wijziging van de verordening met de bijbehorende tarieventabel. Dus dat wordt in één keer meegenomen. De heer Jansen: Mag ik daarover een aanvullende vraag stellen aan het college? Ik heb hier drie tabellen. Welke is nu precies aangepast en met wat? Welke is nu vigerend? Waar gaan we een besluit over nemen? Over de tabel die in het raadsbandje zit, die wij opgestuurd hebben gekregen, of die we daarna opgestuurd hebben gekregen?
2007
N 1038
Wethouder Lodders: De versie van 3 december, daar hebt u een brief bij gekregen. Dat is het voorstel waarover het vanavond gaat. De heer Jansen: Dit is 6 december. De voorzitter: Het is ondertekend door de loco-burgemeester W. de Jager. Hebben we die allemaal voor ons? Dan hebben we al een tijdstip te pakken. Die gaan wij vaststellen. De heer Siepel: Er staat niet de loco-burgemeester.Er staat dat hetburgemeester W. de Jager is. Dat vond ik juist het mooie. De voorzitter: Dat zie ik ook en dat doet mij pijn.Daar ga is opnieuw aan de heer Van den Heuvel.
ik wat aan doen. Het woord
De heer Van den Heuvel: Het rondje kwartetten afwachtend dienen wij een motie in. Motie van treurnis "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 6 december 2007 Overwegende dat: - de raad het college in juni 2005 heeft verzocht om in december 2005 een voorstel parkeervergunningen bedrijven Stadshart voor te leggen; - bovengenoemd voorstel eerst op 5 juli 2007 is voorgelegd, ingepast in een nieuwe Verordening parkeerbelastingen Lelystad 2007; - bij behandeling op 5 juli 2007 bleek, dat het voorstel vele tekortkomingen had en werd terugverwezen naar het college; - het verbeterde voorstel Verordening parkeerbelastingen Lelystad 2007 in de raadsvergadering van 4 oktober 2007 opnieuw wegens tekortkomingen niet behandeld kon worden; - bij behandeling van het opnieuw verbeterde voorstel op het Opinieplein van 29 november 2007 werd vastgesteld, dat de verkeerde versie was aangeleverd voor behandeling in de raadsvergadering van 6 december 2007; - de fracties van de SP en PvdA vanaf 5 juli 2007 hebben meegewerkt aan het verbeteren van het voorstel; - het niet tot de taak van de raad gerekend kan worden om voorstellen mede op te stellen. Spreekt uit: Te betreuren dat het college in casu de portefeuillehouder niet zorgvuldiger en daadkrachtiger gehandeld heeft op genoemd dossier. En gaat over tot de orde van de dag.” (Deze motie is ingediend door de fracties van SP, Leefbaar Lelystad, Stadspartij en InwonersPartij) De voorzitter: Deze motie maakt onderdeel uit van de beraadslagingen en zal verspreid worden. De heer Van der Herberg: Mevrouw de voorzitter. Ik wil beginnen met een opmerking richting de VVD, die zojuist in een interruptie iets zei over de mate van gedetailleerdheid waarmee raadsleden in deze dossiers zitten. Wij voelen ons daarin enigszins aangesproken, dus daarom reageer ik hier even op. In zijn algemeenheid hebt u gelijk. We horen kaderstellend en controlerend en volksvertegenwoordigend bezig te zijn. We moeten echter wel constateren dat als wij als raad dit voorstel zonder naar de details te kijken, hadden laten passeren, wij nu in de Neringgarage
2007
N 1039
een verdubbeld parkeertarief zouden hebben gehad. Dat wil ik u toch even meegeven; dat was niet de bedoeling. De heer Marseille: Mag ik daarop direct even reageren? Er zijn natuurlijk een aantal zaken die zijn misgegaan. Dat heeft ook het college erkend. W aar het ons om ging is dat je het in de raad niet tot op de puntkomma erover moet willen hebben. Daar moet een stuk liggen waarvan duidelijk is dat het goed is. Ik denk dat het college zich dit ook aantrekt. De wethouder heeft zijn excuus daarvoor aangeboden. Dat het in het proces niet goed is gegaan, ik heb dat ook aangegeven, is heel duidelijk. Dan zie je nog wel eens, en helaas gebeurt dat vaker, dat het ongeluk ons blijft achtervolgen. Dus dat bedoelde ik niet met mijn opmerking, maar ik mag toch wel stellen dat er op detailniveau op dit punt in de raad vragen zijn gesteld, waarbij je je moet afvragen of dat nog de taak is van de raad. De heer Van der Herberg: Deze uitleg van de heer Marseille bevalt ons een stuk beter. Wat voor ons vooropstaat, is dat wij voordat wij een besluit nemen, graag willen weten wat we besluiten. In dat kader willen we het college bedanken voor de beantwoording. Vier antwoorden op vier vragen. Laat me u verklappen: dat waren de goede antwoorden. Wij kunnen nu dan ook van harte instemmen met dit voorstel. Laat ik meteen op de motie reageren. Natuurlijk herkennen wij heel veel van wat er in die motie wordt verwoord. Wij vinden ook dat het college hierbij niet altijd even doortastend heeft gehandeld. Dat heeft het college zichzelf ook gerealiseerd. Wij hebben in het voortraject, evenals de SP, hier de hele tijd inhoudelijk in gezeten. De PvdA wenst te blijven focussen op de inhoud. Dus hier scheiden onze wegen, moet ik zeggen. De SP legt nu de nadruk op het proces, terwijl wij blij zijn met het behalen van de inhoudelijke duidelijkheid. Aan de procedure willen wij verder geen kostbare raadstijd meer vuil maken en aan de motie hebben wij geen behoefte. Ten slotte richting het college. Raadsleden zijn wel wat gewend met het ontcijferen van verordeningen. Uiteindelijk zijn we er uitgekomen, maar deze exercitie kunnen wij natuurlijk niet verwachten van onze inwoners en van onze ondernemers. Zij willen weten of ze een vergunning kunnen krijgen en wat het kost. Het college moet dus wat ons betreft in de communicatie naar bewoners en ondernemers via websites, folders, brieven, de regels duidelijk weergeven. Wij verwachten dat die mensen dan niet met de vragen komen te zitten waarmee wij dit raadsdebat instapten. De heer Jansen: Mag ik vragen van welk budget dat betaald gaat worden? De heer Van der Herberg: Ik neem aan als er een verordening wordt vastgesteld, dat daarbij hoort dat het op de website wordt gepubliceerd. Het lijkt mij de normale gang van zaken dat degene die de vergunning gaat afgeven een folder neerlegt of een tabel ophangt met de tarieven. De heer Jansen: Daaruit mag de inwoner opmaken hoe het precies zit en wat wij besloten hebben. De heer Van der Herberg: Het is ons duidelijk wat we gaan besluiten. De heer Marseille: Mevrouw de voorzitter. Twee opmerkingen. Allereerst wat de bevestiging betreft van de lezing van artikel 8. We zouden het college willen meegeven dat mocht onverhoopt besloten moeten worden om deze verordening nog een keer te wijzigen, de uitleg zoals het college geeft wat beter in de verordening op te nemen. Maar wat ons betreft hoeft hij voorlopig niet meer gewijzigd te worden.
2007
N 1040
Reagerend op de motie. Het moge duidelijk zijn uit de reactie zojuist op de opmerking van de heer Van der Herberg waarin ik hierop al inging, dat wij deze motie volstrekt afwijzen. Nogmaals, het is niet allemaal even fraai gegaan, maar uiteindelijk gaat het ons ook om de inhoud. Wij vinden het onjuist om hierover een politiek oordeel te vellen. De heer Erica: Mevrouw de voorzitter. Ik bedank het college voor het beantwoorden van de vragen. Echter, met betrekking tot de derde vraag, over de differentiatie van de dagen, heb ik het antwoord niet goed kunnen noteren. Ik heb het gehad over de vijf en zeven dagen en daarop kwam het antwoord dat u het gelijkstelde met de openingstijden van de winkels. Zou het college dat antwoord voor mij willen herhalen? Wethouder Lodders: Vijf dagen zijn de dagen maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 18.00 uur, gedurende kantoortijden. De rest is gedurende de openingstijden van de winkels. Dat is in zijn algemeenheid zes dagen, van maandag tot en met zaterdag plus de koopavond. Als je dat omrekent, je deelt € 85 door 5, dan kom je op € 17. De heer Erica: Dat begrijp ik, maar verandert u dat dan ook tekstueel in die kolom? Nu staat er zeven dagen. Wethouder Lodders: Het moet gelezen worden als gedurende de openingstijden van de winkels. De heer Erica: Is het dan zo’n probleem om dat in die kolom als zodanig te verwoorden? Wethouder Lodders: Op zich is dat geen probleem, maar op zondag hebben we geen betaald parkeren in de stad. De voorzitter: Dus ook geen zeven dagen, wordt dan gezegd. De heer Baaten: Mevrouw de voorzitter. Gesterkt door de PvdA, die alle communicatiemiddelen erbij wil betrekken om dit stuk duidelijker naar buiten te kunnen ventileren, en door hetgeen door de VVD is aangegeven in relatie tot de toekomst, als we weer een keer wat gaan wijzigen, zullen wij tegen dit voorstel stemmen. Wat betreft de motie. Moties worden bij ons door de fractievoorzitter gedaan. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. De InwonersPartij heeft de motie van de SP onderschreven vanwege het volgende. Onze fractie is het opgevallen dat met name op het gebied van verkeer in Lelystad, in ieder geval in de zes jaar dat ik in de raad zit, het zelden is gebeurd dat het verkeersbeleid er vlekkeloos is doorgekomen. Dat hebben we nooit onder stoelen of banken gestoken. Waar wij ons echter zorgen over maken, is dat wij er geen verbetering in zien, mede gelet op dit stuk. Dat is echt voor ons de druppel die de emmer doet overlopen. Vandaar dat wij dit een halt willen toeroepen door onze treurnis daarover uit te spreken. Niet te verwarren met een motie van wantrouwen, want dat is een geheel andere motie. Daar gaat het niet om. Ziet u deze motie maar als een steun in de rug voor de wethouder om binnen deze organisatie de zaken op orde te krijgen, opdat kwalitatief hoogwaardige raadsvoorstellen op ambtelijk niveau voorbereid, door ons ondersteund kunnen worden, zonder dat we als raadslid een zoekactie moeten doen: over welk stuk hebben we het precies, waar gaat het over, van welke datum en wat zijn de wijzigingen?
2007
N 1041
De heer Siepel: Mevrouw de voorzitter. Ik wilde ook iets zeggen over deze motie. Ons bevallen twee dingen niet. De eerste daarvan is dat in de motie een portefeuillehouder wordt aangesproken, terwijl we hier met collegebeleid te doen hebben. Dan staat er wel netjes het college, maar erachter staat: in casu de portefeuillehouder. Dat vinden wij niet correct. Het tweede wat ons dwarszit bij deze motie is het feit, dat het college aan het begin van de behandeling van dit agendapunt ruimhartig zijn excuus heeft aangeboden voor de gang van zaken. Daar was ook aanleiding voor en dat is ruimhartig gebeurd. Dan begrijp ik niet dat nog een keer, nadat dat gebeurd is, deze motie op tafel komt. Je zou denken het zou toereikend geweest moeten zijn, als uitspraak van het college dat ze het zo niet verder willen. Wij hebben dat uiteraard gezien als een blijk van het beloven van beterschap, waar dat mogelijk is. Het blijft mensenwerk. Daarom hebben wij geen enkele behoefte aan deze motie, die voorbijgaat aan het excuus van het college. De heer Zweers: Staat u mij toe een paar vragen te stellen aan de heer Siepel? Als niet expliciet de portefeuillehouder genoemd zou worden, zou u de motie dan wel kunnen ondersteunen? En hoe vindt u dan de discussie die wij na het excuus hebben gehad: over welk exemplaar van het voorstel hebben we het nu eigenlijk? De heer Siepel: Op de eerste vraag is het antwoord natuurlijk nee. Dat zat ook in mijn argumentatie van zojuist. Het is volstrekt duidelijk waar dit over gaat, ook al zou er alleen maar college staan, want in de overwegingen heeft het alleen maar betrekking op verkeerszaken. Dus het is duidelijk op welke portefeuillehouder gedoeld wordt. Dat het niet allemaal goed is gegaan, daarvan heb ik nu juist gezegd: het siert het college dat men daarvoor ruimhartig excuus heeft aangeboden en niet heeft gewacht tot vanuit verschillende fracties, want dat is vanavond door veel fracties gedaan, nog een keer de vinger op de zere plek is gelegd. Het college is van tevoren gekomen. Dat moet je, vind ik, verdisconteren als fractie bij de behandeling van het voorstel. Mevrouw Nuijt: Mevrouw de voorzitter. Ik sluit me aan bij de woorden van de heer Siepel. Het heeft mij verbaasd dat de heer Van den Heuvel nadat de portefeuillehouder zijn excuses had aangeboden, zei: ik aanvaard uw excuses, en vervolgens een motie van treurnis indient. Ik vind dat heel merkwaardig. Wij zullen de motie niet steunen. De heer Van den Heuvel: Mag ik hierop reageren? Hierover hebben eerder meerdere coalitiepartijen gesproken. In eerste instantie inderdaad de excuses aanvaard. Tijdens de behandeling bleek dat het toch weer een spelletje kwartetten werd. Vandaar dat wij in tweede termijn toch deze motie hebben ingediend. De voorzitter: Over de opmerking die door de heer Siepel naar voren is gebracht, het college in casu de portefeuillehouder, hoor ik u niets zeggen. De heer Van den Heuvel: Het was duidelijk uit het voorgaande, uit de overwegingen. Het is zo neergeschreven als het er staat. De voorzitter: Dus dat houdt u staande. Ik breng nu het voorstel in stemming. De heer Van der Herberg: Een punt van orde. We hebben zojuist de tweede termijn van de raad gehad. Misschien wil het college in tweede termijn ook nog een paar opmerkingen maken, bijvoorbeeld over de communicatie. Wethouder Lodders: Ik was eigenlijk voornemens een opmerking over de communicatie te maken. Wij zullen uiteraard op de gebruikelijke wijze, want dat is
2007
N 1042
verplicht, de verordening publiceren. Daarnaast zullen we veel aandacht besteden aan het nieuwe systeem van parkeervergunningen. Dat is denk ik van belang, omdat het om een echt nieuw systeem gaat. Dat zullen we doen via de website. Via Perspectief zijn er al afspraken gemaakt om dat aan mensen die daarvoor in aanmerking komen, daadwerkelijk op een goede manier te communiceren. De fracties van PvdA, VVD, InwonersPartij, SP, CDA, Christenunie, GroenLinks en StadsPartij stemmen vóór het voorstel. De fractie van Leefbaar Lelystad stemt tegen het voorstel. Met 29 stemmen vóór en 2 stemmen tegen wordt conform het voorstel van het college besloten.
Stemming over de motie van treurnis. De heer Homan: Mag ik een stemverklaring afleggen? Alle overwegingen die op dit papier zijn neergezet zouden elk weldenkend mens, en daar reken ik mezelf toe, tot de volgende uitspraak moeten verlokken. Als dit niet treurig is en als je hier niet kunt zeggen dat dit tot treurnis heeft geleid, waar moet je dan nog om treuren? De fracties van PvdA, VVD, CDA, Christenunie en GroenLinks stemmen tegen de motie. De fracties van InwonersPartij, SP, Leefbaar Lelystad en StadsPartij stemmen vóór de motie. Met 21 stemmen tegen en 10 stemmen vóór wordt de motie van treurnis verworpen.
30.
Voorstel tot vaststelling van de belastingverordeningen en tarievenregelingen 2008 (stuk nr. B07-16134) Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Ik heb een verzoek ingediend om dit punt tot een bespreekstuk te maken. De voorzitter: Bij de griffie? Mevrouw Kreuger: Inderdaad. Vandaar dat agendapunt 15 achter punt 29 is gezet. Ik hoor nu dat dat een andere reden had, maar ik heb dat verzoek wel ingediend. De voorzitter: Dan is hier achter deze tafel een misverstand. Het woord is aan mevrouw Kreuger. Mevrouw Kreuger: Ik heb er tevens een motivatie voor ingediend. Wij hadden een vraag over de rioolrechtenverordening. De opbrengsten worden nu met € 0,05 verlaagd. Wij denken dat dat niet helemaal is overeenkomstig hetgeen we in het verleden hebben afgesproken. Wij vroegen ons af wat hiervoor de motivatie was. De opbrengst van het rioolrecht is namelijk bij lange na nog niet kostendekkend. Ik kan daaraan toevoegen dat in het collegeprogramma is afgesproken, dat er voor de inwoners geen lastenverzwaring mag ontstaan anders dan de inflatiecorrectie. In de begroting staat: het tarief van het Rioolrecht 2008 te verhogen op basis van de inflatiecorrectie, met dien verstande dat de tarieven niet meer mogen zijn dan kostendekkend. Dit tarief is bij lange na nog niet kostendekkend, dus onze vraag is waarom is voorgesteld om tot een tariefsverlaging te komen. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Wij willen vragen aan het college of datgene wat de raad heeft uitgesproken, dat de mogelijke stijging van de OZB niet meer zou
2007
N 1043
zijn dan 1,58%, technisch zodanig wordt uitgevoerd, anders dan in het voorstel valt te lezen, dat het inderdaad voor de bewoners tot maximaal 1,58% verhoging leidt. Berekeningen namelijk hebben mij en de Stadspartij aanleiding gegeven om te constateren, dat door deelsommen en door de waardestijging van woningen bewoners veel meer procenten, en dus ook euro’s, moeten betalen dan de afgesproken 1,58%. De vraag is: voert u het voorstel technisch zodanig correct uit dat de stijging niet meer zal zijn dan 1,58%? Dan gaat de Stadspartij graag akkoord, maar dat is zoals het in het voorstel staat niet het geval. Wethouder A. Kok: Mevrouw de voorzitter. De raad heeft niet besloten tot kostendekkendheid van het rioolsysteem. De raad heeft wel besloten tot een opbrengst van ruim € 1,7 miljoen, zoals opgenomen in de begroting. De raad heeft wel besloten tot het niet verhogen van de lokale lasten, behoudens de inflatie. Dit standpunt is ook opgenomen in het collegeprogramma. De raad heeft wel besloten tot het heffen van het rioolrecht op basis van het watergebruik. Watergebruik keer tarief geeft de opbrengst. Uitgaande van de begrote opbrengst geeft de stijging van het watergebruik een daling van het tarief, en dat is die stuiver. Op basis van het voorgestelde tarief wordt derhalve voldaan aan de door de raad gestelde kaders, te weten enerzijds de begrote opbrengst, anderzijds de stabilisatie van de lokale lasten voor de inwoners. Dit is mijn antwoord namens het college op de vraag van GroenLinks. Ingaand op het betoog van de heer Homan. De zaak wordt technisch correct uitgevoerd. De opbrengst van de OZB stijgt met niet meer dan 1,52%, maar voor de individuen hangt het natuurlijk altijd af van de waardedaling of waardestijging van de woning. Gemiddeld is de taxatiewaarde gestegen voor de woning, dus daalt het tarief. Als je de daling van het gemiddelde tarief daadwerkelijk ziet in je eigen huis, dan kom je precies uit. Als je huis meer in waarde stijgt, ga je meer betalen. Als je huis minder in waarde stijgt, ga je minder betalen. In tweede termijn Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Ik begrijp de uitleg van het college, maar ik interpreteer het toch anders. Ten eerste ben ik die € 1,7 miljoen niet tegengekomen in de begroting, maar er staat wel op pagina 100 van de begroting: het tarief van het rioolrecht te verhogen op basis van de inflatiecorrectie. Dan hebben we het over het tarief. Dat is in tegenstelling tot de OZB, waarbij staat dat de opbrengst met 1,58% verhoogd zou worden. Dan begrijp ik ook het antwoord dat u aan de heer Homan hebt gegeven. Maar over het rioolrecht staat in de begroting dat het tarief verhoogd zal worden op basis van de inflatiecorrectie en dat is volgens ons strijdig met het voorstel zoals het er nu ligt. De heer Marseille: Mag ik mevrouw Kreuger daarover een vraag stellen? Legt u het woord tarief nu niet te eng uit? Het tarief kun je uitleggen als de eenheid, maar ook als de kwantiteit maal de eenheidsprijs is uiteindelijk het tarief wat de burger betaalt. Daar gaat het om, dat dat niet meer stijgt dan de inflatie. Dan kom je via een omwegberekening, op dezelfde manier als bij de OZB gebeurt, tot een lager eenheidstarief. Mevrouw Kreuger: Ik constateer dat er bij de OZB gesproken wordt over de opbrengst en bij het rioolrecht duidelijk over het tarief. De heer Marseille: Wat zou u aanleiding geven om te veronderstellen dat daar duidelijk een andere methodiek wordt bedoeld? Er zijn twee woorden gebruikt, misschien niet even helder, maar het is toch duidelijk dat het erom ging om
2007
N 1044
uiteindelijk de totale last voor de burger met niet meer dan de inflatie te laten stijgen. Volgens mij wordt dat correct uitgevoerd. Mevrouw Kreuger: Daar kan ik wel wat over zeggen. De stijging van de OZB heeft een heel andere reden dan die van de rioolheffing. De huizenprijzen heeft de burger zelf niet in de hand. Die prijzen stijgen en dat gaat helemaal buiten ons om. Rioolrecht is op basis van het watergebruik en dat is iets wat de burger wel degelijk zelf in de hand heeft. Ik denk dat dat het cruciaal verschil is waarom je bij het rioolrecht zou moeten uitgaan van de tarieven en niet van de opbrengst. De heer Marseille: Het gaat uiteindelijk om de opbrengst. U brengt daar een element in als een soort straf voor gebruik. Dan krijgen we een heel andere discussie. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. De informatie van het voorliggend raadsvoorstel geeft aan dat het college uitgaat van een verlaging van het tarief van € 4,14 per € 2500 naar € 4,02 per € 2500. Prima. Als dat technisch correct uitgevoerd wordt is er niets aan de hand. Maar het college gaat uit van een waardestijging van 5%. In de berekeningswijze gaat het college rekenen met 4,68%. Ik heb hier de woonwaarde-index van het Kadaster en tot mijn grote schrik is daar de waardestijging niet 4,68%, niet 5% maar 6,9%. Dus college, bent u het met mij eens dat door die waardestijging die hoger is dan in uw voorstel wordt berekend, de burger meer OZB moet gaan betalen? Als dat op een goede manier uitgelegd wordt, zodat het correct wordt uitgevoerd, ben ik tevreden. Ik ben nu nieuwsgierig. Wethouder A. Kok: Mevrouw de voorzitter. Ik denk dat de discussie over het rioolrecht een semantische discussie aan het worden is. Ik kan het niet beter verwoorden dan de heer Marseille heeft gedaan. Zo zit het precies in elkaar. Richting de heer Homan zou ik willen zeggen dat de 5% stijging is gebaseerd op de door onszelf gepleegde taxaties. Die door onszelf gepleegde taxaties zijn de basis voor de aanslag en niet de waardes die in het Kadaster zijn vermeld. Die 4,68 en 5% zullen afrondingsverschillen zijn, maar het wordt technisch op een correcte manier uitgevoerd. De heer Homan: Ik begrijp dit en neem het aan. Het antwoord is duidelijk. De voorzitter: Ik breng het geheel in stemming. Unaniem wordt conform het voorstel van het college besloten.
Schorsing De voorzitter: Ik wijs u erop dat inmiddels is uitgedeeld de Actie Millenniumkussen, want dat sneeuwde enigszins onder bij de behandeling van de mededeling. Ik denk dat het goed is dat u dat nog even zorgvuldig leest, want dat is de intentie en de oproep die gedaan wordt door de heer Van der Herberg en de heer Zweers. Dank daarvoor. De voorzitter schorst de vergadering tot donderdag 13 december 2007 om 21.00 uur.