2006
N 487
NOTULEN van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lelystad, gehouden op donderdag 22 juni 2006 te 19.00 uur in het Stadhuis te Lelystad. Aanwezig zijn:
mevrouw M. Horselenberg, burgemeester/voorzitter; mevrouw J. d’Arnaud-Appelo (PvdA), de heren P.L.W.J. Baaten (InwonersPartij), J. van de Beek (PvdA), B. Belhaj (PvdA), H. Doornbos (PvdA), M. El Mhassani (PvdA), WJ. Erica (Leefbaar Lelystad), H.W. Gerritzen (VVD), E. van der Herberg (PvdA), J.M. van den Heuvel (SP), C.J.J. Homan (Stads-Partij), Z.J. van der Houwen (PvdA), mevrouw M. Jacobs-Haagen (VVD), de heren W. Jansen (InwonersPartij), S.J. Kok (GroenLinks), mevrouw L.A. Kreuger-Sietses (GroenLinks), mevrouw F. Linde (SP), de heren E.H.G. Marseille (VVD), F.M. van der Meij (CDA), A.M. Meijering (PvdA), mevrouw E.W. Middelkoop-Ferron (PvdA), mevrouw J. Nuijt-Verschoor (CDA), mevrouw J. Rommy-Agata (PvdA), mevrouw A.F.M. van Rijnsoever (InwonersPartij), de heren B. Siepel (ChristenUnie), H.P. Soomers (PvdA) P.W. Tetteroo (CDA), C. van Veluwen (ChristenUnie), mevrouw E. van Wageningen (ChristenUnie), de heren P.H. Walraven (SP) en W.B. Zweers (Leefbaar Lelystad), leden van de raad; alsmede de heren W. de Jager, A. Kok, J. Lodders, J.P. de Vries en T.J. van der Zwan, wethouders; en de heer D.J. Willems, gemeentesecretaris, en mevrouw D. Essing, griffier.
Afwezig zijn:
de heren S.G.J. van Erk (VVD), P.C.W. Hamstra (VVD), S.W. Ongering (InwonersPartij) en S.D.O. van der Veen (SP), leden van de raad; en de heer J. Woltjer, griffier.
2006
N 488
Agenda 1 Insprekers 2 Opening 3a Mondelinge vragen 3b Schriftelijk gestelde vragen 4 Vaststelling agenda 5 Notulen raad 11 mei 2006 6 Ingekomen stukken 7 Mededelingen 8 Verordening op de commissie van de rekening en benoeming leden commissie van de rekening 9 Bespreking adhesiebetuiging Zuiderzeelijn 10 Toeristisch informatiepunt in het gemeentelijk informatiecentrum dit agendapunt is vervallen. 11 In voorbereiding verklaren van een nieuw bestemmingsplan voor een gedeelte van bestemmingsplan Lelystad Zuid II 12 In voorbereiding verklaren van een nieuw bestemmingsplan voor een gedeelte van bestemmingsplan Oostvaardersplassen e.o. 13 Besteding incidentele rijksbijdrage 20006 t.b.v. minimabeleid 14 Financiële bijdrage 2007 Nieuw Land Erfgoedcentrum
1.
N 488 N 488 N 488 N 489 N 490 N 490 N 490 N 492 N 492 N 493
N 503 N 510 N 511 N 521
Gelegenheid gebruik te maken van het spreekrecht De voorzitter: Dames en heren, hartelijk welkom. Er heeft zich niemand voor dit agendapunt aangemeld. Is er iemand op de publieke tribune die hiervan gebruik wil maken? Dat is niet het geval.
2.
Opening De voorzitter: De vergadering is geopend. Bericht van verhindering is ontvangen van de heer Van der Veen, de heer Van Erk, de heer Hamstra en de heer Ongering. De heer Jansen komt later.
3.
a. Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen De heer El Mhassani: Mevrouw de voorzitter. Mijn vraag heeft betrekking op een actiepunt uit het collegeprogramma, namelijk het terugdringen van de wachttijd voor sociale huurwoningen. In de stadskrant van 6 juni jl. stond het goede nieuws dat woningstichting Centrada de wachtlijst voor huurwoningen heeft zien slinken. Men spreekt van een spectaculaire prestatie, want eind 2004 stonden er nog 10.500 woningzoekenden ingeschreven bij de Lelystadse verhuurder en een jaar later was het aantal mensen op de wachtlijst gezakt naar 6.500 personen. Dat een administratieve verandering tot een dergelijk resultaat kan leiden, vinden wij een prestatie. Daarom willen wij van het college weten of dit zijn standpunt met betrekking tot het formuleren van een doelstelling niet beïnvloedt. In het collegeprogramma staat namelijk dat de doelstelling mede bepalend is voor het realiseren van het aantal en het soort woningen. Wethouder De Vries: inderdaad juist. De lijst sociale huurwoning in personen. Maar als we
Mevrouw de voorzitter. De berichtgeving in de krant is met ingeschreven personen die geïnteresseerd zijn in een Lelystad is inderdaad afgenomen met een kleine 4.000 kijken hoeveel personen van die wachtlijst inderdaad actief
2006
N 489
reageren op een woning die vrijkomt, dan moeten we constateren dat die groep personen uit die 6.500 of uit die 10.000 niet of nauwelijks kleiner is geworden. Dat betekent dat de acute vraag naar sociale huurwoningen op peil is gebleven. Dat betekent ook dat afname van de lijst van ingeschreven personen die geïnteresseerd zijn in een woning in Lelystad, geen invloed op ons beleid zal hebben tot op dit moment. Overigens kan ik meedelen dat aan het eind van het jaar / begin volgend jaar het college, zoals afgesproken met u, met een Koersnotitie en het Meerjarenbouwprogramma zal komen. Daarin zal de onderbouwing van de afname van de lijst nog wat verder worden uitgediept. De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Gisteren las ik een bericht dat het bestemmingsplan voor het project Wonen in de wolken is afgekeurd door de provincie. Ik hoor graag van het college wat voor gevolgen dit heeft voor het project en waar de fout is ontstaan. Wethouder Van der Zwan: Mevrouw de voorzitter. Volgens het college heeft dat geen gevolgen voor het project. Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt. Er is een klein foutje gemaakt. In het bestemmingsplan is het mogelijk om tot 15 meter hoog te bouwen. De bovenste verdieping zou dan meer geluidsoverlast krijgen dan toegestaan is in het bestemmingsplan. Maar er wordt helemaal niet 15 meter hoog gebouwd daar, dus er is niets aan de hand. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. In de krant lezen wij dat de Hydron met Vitens is gefuseerd en dat de gemeente € 5 mln. rijker wordt. Betekent dit dat wij een wat meer integrale notitie gaan krijgen voor het minimabeleid, dat we daarnaar wat breder gaan kijken en ook op kortere termijn? Wethouder De Vries: Mevrouw de voorzitter. Het gaat over € 5 mln. en dat is wel een interessant bedrag. Ik constateer overigens dat de krant vooruitloopt op de besluitvorming. Het fusiebesluit moet nog genomen worden. Dus er is nog geen € 5 mln. Nu cadeautjes uitdelen of voor Sinterklaas spelen, lijkt me niet verstandig. Laten we eerst met elkaar het besluit nemen of er überhaupt een fusie is of zal komen en of er inderdaad uitbetaald kan worden. Als er al centen zijn, dan bent u van het college gewend dat daarover een voorstel verschijnt hoe we dat met elkaar gaan besteden. Laten we daarop nu maar niet vooruitlopen. b. Beantwoording schriftelijk gestelde vragen naar aanleiding van de door het college ter informatie aangeboden stukken aan de raad De heer Baaten: Mevrouw de voorzitter. Wij hebben schriftelijke vragen ingediend. De voorzitter: Dat klopt. Ze worden schriftelijk beantwoord. De heer Baaten: We hadden gevraagd om ze mondeling te beantwoorden. We hebben er verder niets op gehoord, dus dan gaan wij ervan uit dat gehoor wordt gegeven aan hetgeen we gevraagd hebben. Wethouder Lodders: Mevrouw de voorzitter. Volgens mij waren het vragen op grond van artikel 37 en die worden altijd schriftelijk afgedaan. Dat is ook hierbij het geval. Wij werken volgens de verordening die de raad zelf heeft vastgesteld. De voorzitter: In de verordening staat dat het zowel schriftelijk als mondeling kan. De wethouder stelt het op prijs om het schriftelijk af te doen, zodat het zorgvuldig uitgezocht kan worden. Volgens mij komt dat ten goede aan de beantwoording.
2006
4.
N 490
Vaststelling agenda De voorzitter: U hebt op uw tafels een notitie gevonden dat agendapunt 10 vervalt. Met inachtneming van bovengenoemde wijziging wordt de agenda vastgesteld.
5.
Notulen van de vergadering van 11 mei 2006 De notulen van de op 11 mei 2006 gehouden openbare vergadering worden conform ontwerp vastgesteld.
6.
Ingekomen stukken (stuk nr. B06.03092) -1 -2 -3 -4 -5 -6
Voor kennisgeving aangenomen. Ter afdoening in handen van het college gesteld. In handen van het college gesteld voor het uitbrengen van een advies. In handen van de commissie van de rekening gesteld voor het uitbrengen van een advies. In handen van de commissie van de rekening gesteld voor het uitbrengen van een advies. De heer Soomers: Mevrouw de voorzitter. In deze brief vraagt de Rekenkamer om een gedachtewisseling met de raad over de relatie tussen beide organen en over de inhoud van het onderzoeksprogramma. Wij hebben erover nagedacht hoe dat zou kunnen en wij willen dat hier bekendmaken. Wij zijn er niet voor om over dat programma in een formele raadsvergadering te gaan spreken, laat staan besluiten te nemen. Dat zou o.i. te veel neigen naar beïnvloeding en de onafhankelijkheid van de Rekenkamer in het geding brengen. Daar zijn wij uiteraard niet voor. Van de andere kant, het over te laten aan de commissie van de rekening is ook vreemd. De commissie van de rekening is een technische werkgroep die geen politiekinhoudelijke standpunten kan innemen, omdat ze de raad niet vertegenwoordigt. Wij stellen daarom via u aan de agendacommissie en de commissie van de rekening voor deze brief en dus het onderzoeksprogramma te agenderen voor een Opinieplein. Dan zijn daarmee raadsleden en fracties in staat zich te uiten over dat onderzoeksprogramma en kan de commissie van de rekening in contact met de Rekenkamer daarmee haar voordeel doen. De voorzitter: Ik kijk even naar de overige fracties in de raad. Ondersteunt u de gedachte die de PvdA naar voren brengt? De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Even een verhelderende vraag richting de heer Soomers. Hoe had u de invulling van die sessie in gedachten? Is het dan bijvoorbeeld de commissie van de rekening die die gedachtegang leidt? Die verzamelt de eventuele vragen en opmerkingen? De heer Soomers: Ja. De heer Siepel: Mevrouw de voorzitter. De voorzitter van onze Rekenkamer vraagt om een gedachtewisseling. Het lijkt mij niet meer dan hoffelijk om op die
2006
N 491
gedachtewisseling in te gaan. De gedachtewisseling met de raad en de vorm die de heer Soomers daarvoor aandraagt, lijkt mij een uitstekende vorm. De heer Marseille: Mevrouw de voorzitter. Wij vragen ons af als we datgene wat als voorstel hieronder staat ter afdoening, wijzigen in "ter advies in handen stellen van de commissie van de rekening”, of dan de commissie van de rekening daarbij betrokken wordt. Dat is inderdaad wat anders dan afhandelen, maar alleen op het Opinieplein lijkt mij ook een wat vage afhandeling. De heer S.J. Kok: Mevrouw de voorzitter. Ik zit enigszins in dubio met het voorstel van de heer Soomers, want de Rekenkamer vraagt om in gesprek te komen met de raad. Op het Opinieplein zijn wel raadsleden aanwezig maar is de raad als orgaan niet aanwezig. Opiniërend op het Opinieplein daarover praten, vind ik altijd akkoord, maar ik vraag me af of daaraan nog iets formeels moet worden vastgekoppeld in de zin dat de raad een uitspraak moet doen, of dat de commissie van de rekening daarin een rol zou kunnen spelen. Dus ik ben het op zich eens met de heer Soomers, maar er moet volgens mij nog een formele afwikkeling daar achteraan plaatsvinden. De heer Soomers: Uiteraard is de commissie van de rekening daarna aan zet om met de Rekenkamer daarover te communiceren. Dat bedoelde ik. De heer S.J. Kok: Bedankt voor de verduidelijking. Daar ben ik het mee eens. De voorzitter: Ik heb een gesprek gehad met de voorzitter van de Rekenkamer. Deze acht het dringend noodzakelijk om voor het zomerreces een gesprek te hebben óf met een delegatie van de raad óf met de rekenkamercommissie. Er zijn verschillende mogelijkheden. Het Opinieplein leent zich daar eveneens voor. Dat lijkt me geen probleem. Zij willen toelichten welke onderwerpen zij in onderzoek gaan nemen. Daar zijn ze als zelfstandige onafhankelijke commissie verantwoordelijk voor. Ze willen daarna indien de resultaten er liggen, dit in eerste instantie goed kortsluiten en daar leek ons de commissie van de rekenkamer wel het platform voor. We moeten ergens beginnen als er een resultaat ligt en er moeten ook vragen gesteld kunnen worden ter voorbereiding van een uiteindelijke raadsbehandeling. Dus het lijkt mij zinvol om te zorgen dat het op het Opinieplein komt. Dat moeten wij dan meenemen en nog toevoegen. Zou dat nog kunnen voor de zomer? Ik kijk even naar de griffier. We hebben geen Opinieplein meer voor de zomer. Dat was het probleem. Het moet echt voor de zomervakantie want men is al aangevangen met de onderzoeken. Anders krijgt u meteen al in september te maken met het eerste resultaat van onderzoek. Men heeft een programma. Kunnen wij bij hoge uitzondering hier van deze commissie gebruik maken? Of wilt u het dan uitbreiden met de fractievoorzitters? Dat kan ook als tussenmodel. Ik doe een voorstel maar u moet het als raad zelf beslissen uiteindelijk. De heer Soomers: Ik zou geen varianten gaan kiezen. Wat moet doorgaan, moet doorgaan. Handel daarin naar wijsheid. Wat mij betreft is het niet erg als de Rekenkamer al ergens mee bezig is en wij dan direct na de zomervakantie toch nog wat geluiden aan hen doorgeven over het programma. Dan kunnen ze daar wel of niet nog iets van vinden. De voorzitter: Zij willen dat graag toelichten. Maar ik wijs wel op de onafhankelijke rol die ze daarin hebben. Dan spreken we dit zo af. We lopen deze lijn af en na de zomervakantie gaan we dat op een Opinieplein een plek geven. Dank u wel.
2006
N 492
Ter afdoening in handen gesteld van de commissie van de rekening. Na de zomervakantie wordt het onderwerp geagendeerd voor het Opinieplein. -7
7.
Voor kennisgeving aangenomen.
Mededelingen De voorzitter: Een mededeling van de kant van de voorzitter. Er is een burgerinitiatief bij ons binnengekomen op 16 juni. Dat burgerinitiatief houdt in een voorstel om binnen vijf jaar een drijvende woonwijk te realiseren in Lelystad. Het is getoetst aan de Verordening op het Burgerinitiatief en het voldoet inderdaad aan de gestelde ontvankelijkheidseisen. In de raadsvergadering van 6 juli zal u een behandelvoorstel worden voorgelegd. Voor kennisgeving aangenomen.
8.
a. Voorstel tot vaststelling van de Verordening op de commissie van de rekening (stuk nr. B06.03090) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het presidium besloten.
b. Voorstel tot benoeming van de leden van de commissie van de rekening (stuk nr. B06.03091) De voorzitter: Ik stel voor om in het stembureau de heer Homan en mevrouw Middelkoop te benoemen. Aldus geschiedt. De heer Siepel: Mevrouw de voorzitter. Ik heb bij de vorige stemming in deze raad een opmerking gemaakt over het feit dat er alleen maar een ‘pakketkeuze’ gemaakt kan worden. Je bent voor allemaal of je bent tegen allemaal. U hebt toen aangegeven dat ik gelijk had en dat het wel een erg ongenuanceerde benadering was van de stemming. Maar tot mijn verrassing constateer ik dat u weer het hele pakket in één keer aanbiedt met één vraag: voor of tegen. De voorzitter: U verzoekt aan de voorzitter van de raad om nieuwe stembriefjes te maken. De heer Siepel: De vorige keer hebt u toegezegd gevolg te geven aan mijn verzoek. De voorzitter: U hebt volkomen gelijk. De heer Siepel: Ik wil nog wel een keer op deze wijze te werk gaan om de vergadering niet onnodig op te houden, maar het verbaast mij dat een dergelijke toezegging van u niet uitgevoerd is. De voorzitter: Ik onderschrijf dit en zal de volgende keer een extra blik werpen op de stembriefjes. Wij spreken nu af dat achter iedere naam voor of tegen komt en een vakje daarboven met conform. Dan ondervangen we dit en staat het de raad vrij om zo te stemmen. Heeft iemand overigens overwegende bezwaren tegen dit
2006
N 493
stembriefje? Want dan moeten we wel een nieuw briefje maken. Dat is niet het geval. Dan gaan we over tot stemming. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. Mevrouw Middelkoop: Mevrouw de voorzitter. Er zijn 30 stemmen uitgebracht. Alle 30 stemmen zijn unaniem voor. De voorzitter: Ik wens iedereen veel succes met deze zware taak. Met algemene stemmen wordt conform het voorstel van het presidium besloten.
9.
Bespreking adhesiebetuiging Zuiderzeelijn (stuk nr. B06.00821) De heer Gerritzen: Mevrouw de voorzitter. De VVD onderkent het belang van snelle en moderne infrastructuur, waaronder openbaarvervoersverbindingen. In die zin zijn we voorstander van de snelle openbaarvervoersverbinding tussen de Randstand en het Noorden van Nederland, waarvan Lelystad deel uitmaakt. Het is goed om ons te oriënteren op de vraag hoe Lelystad maximaal profijt kan halen uit de in de toekomst te realiseren openbaarvervoersverbindingen. Als we kijken naar de positie van Lelystad, komt de VVD tot de conclusie dat voor de toekomstige economische, maatschappelijke en sociale ontwikkelingen oriëntatie voor Lelystad op de Noordvleugel belangrijker is dan de oriëntatie op het Noorden van Nederland. Bij een snelle spoorwegverbinding tussen de Randstad en het Noorden van Nederland is daarom voor Lelystad met name de openbaarvervoer as Schiphol / Amsterdam / Almere / Lelystad van het grootste belang. Als we de brief bekijken dan lezen we dat aangaande de spoorwegverbinding tussen de Randstad en Noord-Nederland, de blik geheel is gericht op, nog steeds, de Zuiderzeespoorlijn. De VVD-fractie is van mening dat het echter geen vanzelfsprekendheid is dat de oplossing moet worden gezocht in een spoorwegverbinding in de vorm van de Zuiderzeespoorlijn. Wij willen zelfs de voorkeur uitspreken voor de Hanzelijn-plusplus variant, waarvan dan een upgrading van het bestaande spoor tussen Zwolle en het Noorden van Nederland onderdeel zal uitmaken. Dit project zal waarschijnlijk veel goedkoper uitvallen dan het aanleggen van de Zuiderzeespoorlijn. De te besparen bedragen zouden dan mogelijk ingezet kunnen worden voor andere belangrijke infrastructurele werken waarvan Lelystad profijt zou hebben. In de brief zijn verder nog twee punten die wij onder de aandacht willen brengen. De eerste is de vermeende tweedeling van ons land. Wij onderkennen nogmaals het belang van een goede en snelle spoorwegverbinding tussen de Randstad en NoordNederland, maar de tweedeling vinden wij een wat somber beeld en dat delen wij ook niet helemaal. Verder wordt in de brief gesteld dat het Noorden van Nederland en Flevoland nog steeds bereid zijn om een ongekend hoog bedrag van € 1 miljard beschikbaar te houden voor de aanleg van de Zuiderzeespoorlijn. Wellicht is dat de wens van het Noorden van ons land, maar nu het feitelijk zo lijkt dat een magneetzweefbaan niet meer aan de orde is, geldt dat ook voor een bijdrage van de gemeente Lelystad. Wij hebben in een raadsbesluit die bijdrage gekoppeld louter en alleen aan de aanleg van de Zuiderzeespoorlijn als magneetzweefbaan en niet aan wat voor andere variant dan ook. Wij nemen aan dat het college ons standpunt dat wij dat besluit omhoog moeten houden, daarin steunt.
2006
N 494
Ik wil afsluiten met twee opmerkingen. De VVD-fractie onderschrijft een snelle verbinding met het Noorden, maar is wel van mening dat de oriëntatie gericht moet zijn op de optimale verbinding met de Noordvleugel. Van het college zouden wij graag de reactie vernemen op de vraag of het college zich richting de landelijke politiek, maar ook binnen de stuurgroep, wil inzetten om dat belang, dus die verbinding met de Noordvleugel, te onderschrijven. Verder zijn we van mening dat de inzet van het college ook zou moeten gelden voor het in beeld brengen van de variant Hanzelijn-plusplus binnen het overlegorgaan Zuiderzeespoorlijn. De heer Siepel: Mag ik een vraag aan de heer Gerritzen stellen? De vraag is aan de orde of wij adhesie willen betuigen aan het stuk dat voorligt, het manifest. Ik heb u daarover geen uitspraak horen doen. U hebt een beschouwing gegeven, maar beantwoordt u nu de vraag of u adhesie geeft met ja of nee. De heer Gerritzen: In de beschouwing die ik heb gegeven, hebt u natuurlijk wel kunnen beluisteren dat wij de adhesiebetuiging voor een gedeelte ondersteunen door te zeggen dat wij een snelle spoorwegverbinding tussen de Randstad en het Noorden van Nederland onderschrijven. Maar als het aankomt op het sec ondersteunen louter en alleen in de vorm van een Zuiderzeespoorlijn, dan hebt u mij horen zeggen dat dat niet onze voorkeur heeft omdat wij een duidelijke voorkeur hebben voor de verbinding met het Noorden van Nederland via een Hanzelijn-plusplus variant. De heer Siepel: Concludeer ik uit uw woorden terecht dat de VVD-fractie geen adhesiebetuiging geeft? Dit gaat over de Zuiderzeelijn. De heer Gerritzen: Dan wilt u eigenlijk een zwart-wit antwoord hebben, ja of nee. Wij staan niet onsympathiek ten opzichte van wat hier wordt uitgesproken, namelijk die spoorwegverbinding, maar met het ondersteunen druk je feitelijk ook een stelligheid uit die misschien andere varianten wegdrukt. En dat zouden we niet willen. De heer Erica: Ik heb het verhaal van de heer Gerritzen aangehoord, maar ik heb voor mij liggen de motie die op 27 juni 2002 is ingediend met betrekking tot het voorstel inzake de samenwerkingsovereenkomst Zuiderzeelijn. Toen heeft de VVD zich met de PvdA en het CDA uitgesproken voor een vervoerverbinding tussen de Randstad en Noord-Nederland. Het accent met de omgeving van Amsterdam, dus Noord-Holland, is hierin helemaal niet gelegd. Het verbaast mij dat ze daarop enigszins terugkomen en nu meer voor Amsterdam en omgeving gaan. NoordNederland: dat mag wel meedoen. Dus de expliciete uiting in deze motie vind ik niet meer terug in het verhaal van de heer Gerritzen. De heer Gerritzen: Dat klopt. In de motie ziet u dat niet terug. Dat neemt niet weg dat wij ons de vrijheid permitteren om die nadruk nu wel te leggen. Wellicht was deze er toen ook wel. Of ik hem toen heb uitgesproken, weet ik niet meer. Ik deel uw mening dat hij niet in de motie staat, maar wij hechten eraan om die nadruk zeer zeker uit te spreken. De heer Zweers: Nog een korte vraag. Heeft de heer Gerritzen ook gelezen dat het nu gaat om het starten van een planstudie en dat daarin meerdere varianten zijn opgenomen? De heer Gerritzen: Dat begrijp ik, maar ik denk dat ik nu hetzelfde antwoord moet geven als ik aan de heer Siepel heb gegeven, namelijk dat wij eraan hechten om deze brief, waarin de nadruk heel nadrukkelijk ligt op de Zuiderzeespoorlijn, wat te nuanceren.
2006
N 495
De heer Van der Herberg: Mevrouw de voorzitter. Binnen de fractie van de PvdA bestaat sympathie voor de wens van de noordelijke provincies om een betere openbaarvervoersaansluiting te krijgen met de Randstad. Aanleg van de Zuiderzeelijn in wat voor variant dan ook zal ontegenzeggelijk een economische impuls betekenen voor het Noorden en dat zou daar heel welkom zijn. Echter, wij zijn als gemeenteraad van Lelystad geïnstalleerd om de belangen van Lelystad voorop te stellen. Naar onze mening liggen de uitdagingen voor regionaal verkeer rondom deze stad eerder in het Zuiden dan richting het Noorden. Vraag maar eens aan een aantal inwoners wat men belangrijker vindt, snel naar Heerenveen en Groningen of sneller naar Utrecht en Amsterdam. De uitslag laat zich raden. Daarvoor hebben we geen verkeersmonitor of enquête nodig. Een doemscenario voor Lelystad zou echter zijn dat de Zuiderzeelobby er alsnog in slaagt om een Hogesnelheidslijn binnen te slepen, maar zonder stop in Lelystad. Dan zijn de rijksmiljarden besteed zonder dat Lelystad er ook maar een cent van mee profiteert. Dat scenario moeten we zien te voorkomen. Dat hebben we eerder al vastgesteld. Vanuit die gedachte heeft deze raad het college opdracht gegeven om aan tafel te blijven zitten bij de Stuurgroep, maar daar zeker niet al te hard voorop te gaan lopen. Als het de inschatting van het college is dat deze adhesiebetuiging noodzakelijk was om aan tafel te blijven, dan heeft het college zich daarmee naar onze mening goed aan de opdracht gehouden. Wij hebben twee vragen aan het college. Zou Lelystad nog als volwaardig lid van de Stuurgroep zijn beschouwd als deze adhesiebetuiging niet zou zijn ondertekend? Is het college actief betrokken bij besprekingen over actuele bereikbaarheidsinitiatieven, met name rond Almere en Amsterdam? Dan geef ik als voorbeelden de discussie rond de A6/A9 en IJmeerscenario’s. De heer Siepel: Mevrouw de voorzitter. Het lijkt erop dat naarmate de kans op de aanleg van de Zuiderzeelijn kleiner wordt, de toonzetting van de voorstanders pathetischer wordt. Als ik alleen al lees het motto dat in dit manifest, deze brief aan de leden van de Tweede Kamer staat "Laat Nederland niet ontsporen”, en een andere zin uit het stuk: "Nederland moet weer één land worden”, dan denk ik: is dat nu de goede toonzetting voor een brief aan de Tweede Kamer? Dat is toch helemaal niet het geval? Nederland is niet uit elkaar gevallen en moet niet weer gelijmd worden met een Zuiderzeespoorlijn. Dus wat je er ook van vindt, in ieder geval is onze fractie met de toonzetting niet erg ingenomen. De Zuiderzeelijn heeft nadrukkelijk een toegevoegde waarde voor het openbaar vervoer in Nederland. Daarvan zijn we ook wel overtuigd, maar die betekenis moet ook weer niet overdreven worden. Wij hebben de indruk dat de opstellers van deze brief aan de leden van de Tweede Kamer dat wel wat doen. Nederland ontspoort niet als niet de Zuiderzeelijn maar de Hanzelijn-plus of de Hanzelijn-plusplus wordt aangelegd. De schrijvers van dit stuk zeggen dat Nederland dan ontspoort als dat niet gebeurt. Die opvatting delen wij in ieder geval niet. Evenmin is zeker dat de aanleg van de Zuiderzeelijn de beste prijs/kwaliteitsverhouding geeft als het gaat om de besteding van de miljarden die aan het Noorden van Nederland zijn toegezegd voor verbetering van de economische positie daar. Er zijn alternatieven berekend waarvan waarschijnlijk de prijs/kwaliteitsverhouding veel gunstiger ligt. VVD wees daar ook al op: het zou best kunnen zijn dat zo’n Hanzelijn-plusplus minstens zoveel value for money is.
2006
N 496
Wat betekent dit nu voor de adhesiebetuiging, want na mijn gedachtewisseling met de heer Gerritzen zult u begrijpen dat de ChristenUnie wel een duidelijk ja of nee zegt. Het manifest is al door de vertegenwoordiger van ons college ondertekend. Dat constateren we. En wij vinden in dit manifest geen aanleiding om de vertegenwoordiger van ons college in de kou te laten staan. Anders gezegd, wij willen die adhesie aan dit document wel geven. Temeer daar wij van mening zijn dat een openbaarvervoersontsluiting van Lelystad, die er naar het Oosten is als de Hanzelijn er komt en er naar het Zuiden is en er ook naar het Noorden komt bij de aanleg van de Zuiderzeelijn, de positie van Lelystad alleen maar sterker maakt. De heer Jansen komt de vergadering binnen. De heer Erica: Mevrouw de voorzitter. Het feit dat ik zo oranje ben uitgedost, heeft niets te maken met mijn sympathie voor het Nederlands voetbalelftal, maar met het feit dat onze fractie heeft meegedaan aan de adhesiebetuiging op 23 mei in Den Haag. Dat staat er ook op, zoals u ziet. De fractie van Leefbaar Lelystad is nog steeds van mening dat een verbinding tussen de Randstad en het Noorden van ons land van essentiële betekenis is voor zowel de economie van Flevoland als die van de drie noordelijke provincies. Een landdoorsnijdende verbinding door het nieuwe land dus. Het is daarom dat onze fractie steeds acte de présence heeft gegeven bij de diverse bijeenkomsten die de Stuurgroep Zuiderzeelijn heeft georganiseerd. Onze fractie vindt dat als in drie kabinetsperiodes aan de betrokken provincies wordt beloofd dat er een railverbinding komt tussen de Randstad en het Noorden, de geloofwaardigheid in de politiek ernstig geweld wordt aangedaan als op die belofte wordt teruggekomen. Ik heb in de vorige raadsperiode hier een politicus eens horen zeggen, dat door het terugkomen op eerder gemaakte afspraken de betrouwbaarheid van de politiek in het geding komt. Vandaar. In de aan de Tweede Kamer aangeboden petitie staat overigens vermeld dat het Noorden en Flevoland nog steeds bereid zijn het ongekend hoge bedrag van € 1 miljard beschikbaar te houden. Ik waag dit te betwijfelen, temeer daar bij de keuze voor een Hogesnelheidslijn in onze stad beslist geen haltevoorziening wordt opgenomen. Dat lijkt ons toch wel een harde voorwaarde om in een dergelijk project te participeren. Een Hogesnelheidstrein is beslist geen optie voor Flevoland, omdat Lelystad en Emmeloord geen halteplaatsen zullen worden. Juist dit gegeven doet ons zweven tussen de twee uitersten. Enerzijds een gewone intercitylijn, anderzijds de meest futuristische variant, de magneetzweefbaan; of zoals GroenLinks het destijds heeft verwoord: een jongensdroom van techneuten. Tijdens een vergadering van de commissie Ruimte n juni 2002 heeft onze fractie uitvoerig gepleit voor een tracé van de Zuiderzeelijn parallel aan de A6, om zodoende Lelystad bij het knooppunt Larserpoort van een halte te voorzien. In het Structuurplan van onze gemeente is dat tracé ook als zodanig opgenomen. Onze fractie houdt hieraan in beginsel vast. Dit vanwege de ruimere mogelijkheden om te kunnen profiteren van een nieuwe zweef- of spoorverbinding. Zeker als we kijken naar de verwachte groei van de luchthaven, is het van belang voor Lelystad om nu al een visie te ontwikkelen hoe de aan- en afvoer van passagiers met zo min mogelijk overlast voor de stad gepaard kan gaan. Resumerend verklaart de fractie van Leefbaar Lelystad zich voorstander van een landdoorsnijdende openbaarvervoersverbinding door Flevoland met een halteplaats in Lelystad. Wij ondersteunen de petitie dan ook in de wetenschap en de zekerheid dat onze wethouder deel uitmaakt van de Stuurgroep Zuiderzeelijn.
2006
N 497
De heer Van der Herberg: Mag ik de heer Erica een verhelderende vraag stellen? U had het in het midden van uw betoog over een landdoorsnijdende verbinding en dat herhaalde u op het eind nog even. Mijn vraag is of u een tracé dat gaat van Amsterdam over Lelystad, Zwolle naar het Noorden van het land, de Hanzelijn, geen landdoorsnijdende verbinding vindt. De heer Erica: Dat is wel een landdoorsnijdende verbinding, maar ik moet eigenlijk zeggen een nieuwland-doorsnijdende verbinding. De heer Van der Meij: Mevrouw de voorzitter. Een goede openbaarvervoersverbinding is voor een stad van groot belang; dus ook voor Lelystad. Er valt ten aanzien van het openbaar vervoer voor Lelystad nog veel te wensen. Men kan denken aan een betere rechtstreekse verbinding met Utrecht via de zogenaamde Oostboog, vlotte aanleg van de Hanzelijn, maar ook de verbinding met het Noorden kan een grote kwaliteitsimpuls voor onze stad betekenen. In de toekomstplannen van Lelystad, denk aan de Structuurvisie, werd al rekening gehouden met de aanleg van de Zuiderzeelijn. Voor Lelystad zal het goed zijn als de Zuiderzeelijn er komt. Een verbinding met de Randstad én met het Noorden zal dan aanzienlijk verbeteren. Kortom, een gewenste ontwikkeling. Door recente gebeurtenissen dreigt een rode streep door het hele project gezet te worden. De argumenten hiervoor zijn discutabel. De CDA-fractie kan zich goed vinden in de adhesiebetuiging zoals deze nu voorligt. Het is constructief om met alternatieven te komen. Het belang van de Zuiderzeelijn wordt op allerlei gebieden helder verwoord. Het is van nationaal belang dat die lijn wordt aangelegd. Er zijn al vragen gesteld over de financiën. Ik wil me daarbij aansluiten. Wellicht kan het college wat verduidelijking geven op die opmerkingen en omtrent de € 1 miljard die Flevoland en het Noorden beschikbaar willen stellen. De CDA-fractie gaat er in principe van uit dat dergelijk grote infrastructurele projecten uit de rijksmiddelen gefinancierd worden en dat voor nationale infrastructurele projecten geen bijdrage aan lagere overheden gevraagd wordt. Ten slotte mag de onzekerheid ten aanzien van de Zuiderzeelijn geen reden zijn om de ambitie van Lelystad te temperen. We moeten in volle vaart door met de ontwikkeling van onze stad, met of zonder Zuiderzeelijn. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. De Stadspartij is sterk voor de Hanzelijnplusplus variant. De Stadspartij is min of meer geschrokken van het hoog blablagehalte van dit aanbevolen stuk. Als je gaat kijken naar de exploitatiesaldi die positief zouden zijn en als in het stuk wordt aangegeven dat er jaarlijks wel honderdduizenden mensen gebruik zouden kunnen gaan maken van die trein en je gaat wat rekenen, dan kom je tot de conclusie dat in de spits treinen redelijk gevuld zullen zijn en de rest van de dag echt leeg, want anders zijn ze tijdens de spits ook nog half leeg. Als je dan ook nog bedenkt dat er met zo’n heel hoge snelheid, en dat moet een behoorlijke snelheid zijn want anders haal je die reistijden niet van ongeveer een uur, van die hoogtes moeten worden genomen zoals de Ketelbrug en verder, dan moet een Hogesnelheidslijn óf de snelheid minderen óf er moet een talud aangelegd worden voor de Ketelbrug bijvoorbeeld van Lelystad tot Emmeloord. Dat kost ongelooflijk veel geld. Met andere woorden, als je over dat exploitatiesaldo positief nadenkt en wat gaat rekenen, dan lijkt dat wishfull thinking en verder niet. Gezien de stopplaatsen die er nodig zijn, is het de vraag of die reistijdverkortingen wel reëel zijn.
2006
N 498
Middenin het stuk staat: "splijten of Nederland verbinden”. Wat de Stadspartij betreft is de Hanzelijn-plusplus voldoende om het een en ander aan elkaar te houden. Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. In het hele verhaal komt de geldverslindende zweefbaan gelukkig niet meer voor. Daar zijn wij erg blij mee. Voor ons is een snelle verbinding met het Noorden ook iets minder belangrijk, omdat de Hanzelijn in dat opzicht al een hele verbetering is. Voor ons is het vooral van belang dat we een goede verbinding met de Randstad hebben. Voorop staat dat Lelystad daarin een volwaardige halteplaats krijgt. De realisatie van een snelle verbinding in combinatie met een regionaal openbaarvervoerssysteem spreekt ons erg aan. De brief spreekt van vier extra sneltreinen naar Schiphol en acht stoptreinen naar Amsterdam. Als dat gerealiseerd kan worden, heeft het onze volledige instemming. Gezien de groei van Almere en Lelystad en de huidige situatie, vragen wij het college sterk aan te dringen op een snelle uitvoering. Realisatie over 15 jaar betekent grote druk op het huidige spoor voor de komende jaren. In het Noorden en in Flevoland is men nog steeds bereid om € 1 miljard beschikbaar te houden. Daar is al eerder over gesproken. Ook wij vragen ons af of Lelystad nog bereid is daarin te investeren. In ieder geval lijkt het ons zinvol om daarover nog eens goed met elkaar te discussiëren. De heer Walraven: Mevrouw de voorzitter. Van meet af aan heeft de SP op landelijke schaal actie gevoerd tegen de magneetzweeftrein, de beoogde bontjassenexpres, waarvan het peperdure kaartje waarschijnlijk alleen betaalbaar zou zijn voor financieel begenadigden en declaratiebourgondiërs. De kosten zouden, exclusief nog de bijzondere treinen, zo’n € 7 miljard belopen. Aan marktpartijen was een aandeel in de kosten van een kleine € 3 miljard toebedacht. Terwijl de bijdrage van het Rijk, € 2,7 miljard (prijspeil 2002), en de regionale partners, € 1,1 miljard, al min of meer op de plank lagen, heeft de markt zich nimmer gecommitteerd. Vind je ’t vreemd? Nee. Het project zakte uiteindelijk op rijksniveau door de hoeven door onder meer het buitensporig hoge energiegebruik en grote twijfel over een reële kostenbeheersing, indachtig de Betuwelijn, de Hogesnelheidstrein Amsterdam-Parijs en op lokaal niveau de Amsterdamse Noord-Zuidlijn. Ter bespreking ligt nu voor ons een reeds verzonden schriftelijke betuiging van bijval van de regionale Stuurgroep Zuiderzeelijn, die mede is ondertekend door onze wethouder Lodders en onze Commissaris van de Koningin mr. Michel Jager. Het betreft hier een Zuiderzeelijnvariant die bestaat uit een hogesnelheidstrein en een nieuw openbaarvervoerssysteem voor de Noordvleugel van de Randstad. De investeringskosten hiervoor worden berekend op € 5,1 miljard, zij het met de veronderstelde mogelijkheid tot een besparing van € 1 tot € 1,5 miljard. Maar niet meegeteld zijn wat wordt genoemd de ‘risico-opslagen’. Wat moeten we ons daar precies bij voorstellen? De SP-fractie is voorstander van de railontsluiting van heel Flevoland, en zeker ook van de Noordoostpolder, en kiest in die context voor de ongeveer de helft goedkopere variant van de Zuiderzee-intercity, die op het hele traject slechts een kwartier tijdsverlies te zien geeft ten opzichte van de variant van de hogesnelheidstrein. Toch wijst mijn fractie de door de regionale Stuurgroep Zuiderzeelijn voorgestelde en mede door de Tweede Kamerfractie van mijn partij ondersteunde planstudie, niet ten principale af. Wij voorspellen echter, zonder doemdenkers te zijn, een negatieve uitkomst van die studie wat betreft de hogesnelheidstrein, omdat een aantal bedenkingen tegen de variant van de
2006
N 499
magneetzweeftrein naar cnze mening ook voor de variant hogesnelheidstrein met toebehoren, overeind blijven. Te weten: - twijfel aan de kostenbeheersing; - twijfel aan het genereren van voldoende passagiers, onder andere door concurrentie van de Hanzelijn; - twijfel aan het nu wel meedoen van marktpartijen, die volgens recente berichten wel willen meebetalen aan - populair gezegd - een rondje magneetzweefbaan door de Randstad; - twijfel aan het economische nut voor het Noorden. Gezien de reistijd van 84 minuten met de hogesnelheidstrein van Schiphol naar Groningen, zullen bedrijven toch in de verleiding komen om zich in de Randstad te vestigen of daar te blijven, om vervolgens van daaruit het Noorden te bedienen. Beter opgeleiden gaan werken in de Randstad en gaan in Noord-Nederland wonen. Dat zou geen goede zaak zijn; - twijfel aan een voor mensen met een laag inkomen betaalbaar kaartje. U zult denken: de SP-fractie spreekt nogal veel twijfel uit, maar zoals u zonder twijfel weet, heeft een groot Chinees filosoof ooit gezegd: elke wijsheid begint met twijfel. Resumerend. De SP-fractie is voorstander van een goede railontsluiting van onze provincie en kiest realiteitshalve voor de variant van de Zuiderzee-intercity. Hoewel zij daarvan, althans wat de hogesnelheidslijn betreft, geen bereikbaar droombeeld verwacht, is mijn fractie niet tegen de voorgestelde planstudie. Wel stelt zij voor alle duidelijkheid nog als voorwaarde, dat Lelystad, en zeker ook Emmeloord, een halteplaats worden. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Ik kan er kort over zijn. Het is een adhesiebetuiging die wij ondersteunen. Bij de laatste VNG-vergadering die ik heb bijgewoond, streefden we wel naar grotere autonomie voor de gemeenten, maar dit ligt toch echt op het bordje van het Rijk. Daarom kunnen wij volledig achter deze adhesiebetuiging staan, ter bevordering van het beleid dat daarin genoemd is. Wethouder Lodders: Mevrouw de voorzitter. Op 8 december is voor de laatste keer in deze gemeenteraad gesproken over de Zuiderzeelijn en daarvoor ook een aantal keren. Via een motie, sommige fracties hebben daaraan gerefereerd, hebt u het college opgeroepen om binnen de Stuurgroep te bevorderen dat er herbestemming van de gereserveerde rijksmiddelen zou plaatsvinden ten bate van een meer realistische variant. Daarbij hebt u toen genoemd de Hanzelijn-plusplus of de Zuiderzeelijn in de vorm van een intercity. De HST3 waarover nu gesproken wordt, is een opgewaardeerde intercity. Dat is gebeurd vanuit de achterliggende constatering dat de magneetzweefbaan niet meer realistisch en ook niet meer wenselijk was. Vanuit het college heeft die inbreng plaatsgevonden en ook is steeds nadrukkelijk verwoord datgene wat u al eerder aan het college had meegegeven: de wijze waarop wij zouden meebetalen en de hantering. Het amendement is van 16 september 2004; ik heb dat nog even nagezocht. Met name dat meebetalen hield in dat er slechts meebetaald zou worden voor een magneetzweefbaan. Dat geluid kwam overigens niet alleen uit Lelystad. Langzamerhand kwam dat uit steeds meer andere gemeenten, met name in het Friese. Sindsdien is het nodige gebeurd. Ik som het allemaal even op. Het kabinet heeft op 13 april een beleidsvoornemen uitgesproken om te stoppen met de verdere planstudie voor de Zuiderzeelijn. In dat beleidsvoornemen, en dat was wel van belang, werd heel nadrukkelijk de positie van Almere en Lelystad in relatie tot de Noordvleugel genoemd. Niet alleen genoemd maar ook geconstateerd is, dat er een probleem is op dit gebied en dat er op korte termijn naar oplossingen gezocht zou moeten worden. Uiteraard is het gunstig voor de bereikbaarheid van Lelystad als die oplossing er zou komen.
2006
N 500
Vanuit de Stuurgroep is aangegeven dat er toch snel duidelijkheid zou moeten komen en dat we dat ook van de Tweede Kamer verwachten. Het liefst voor 30 juni, dat was de datum waarop het kabinet het definitieve besluit zou nemen. Op 23 mei heeft de Tweede Kamer een algemeen overleg gevoerd. De heer Erica is daar in een prachtige kledij aanwezig geweest. In de aanloop naar dat algemeen overleg in de Tweede Kamer is een intensieve discussie gevoerd in de Stuurgroep. De correspondentie hebt u, denk ik, kunnen terugvinden in de stukken. Die discussie betrof vooral welke reactie er vanuit de Stuurgroep richting het kabinet zou moeten gaan en ook richting de Kamer als reactie op het beleidsvoornemen. Deze discussie is in een drietal punten onder te verdelen. Eerst de wat meer algemene discussie of het reëel is om te blijven inzetten op een snelle verbinding richting het Noorden vanuit de Randstad, of dat we nu al zouden moeten kiezen voor een terugvaloptie en de gereserveerde rijksmiddelen dan ingezet zouden worden voor economische ontwikkeling in het Noorden en het verbeteren van de infrastructuur richting het Westen. Daar is niet voor gekozen. Er is gezegd: laten we nog één poging doen en als dat niet slaagt, de HST3 - de planstudie, dan moeten we onze knopen tellen en zal er een ander scenario, het terugvalscenario, in werking treden. Het tweede punt van discussie in de Stuurgroep was de positie van Lelystad en Almere. In het beleidsvoornemen van het kabinet werd het heel nadrukkelijk genoemd, maar in eerdere conceptreacties was dat niet aan de orde en was er absoluut geen aandacht voor de door het kabinet geconstateerde problemen van het westelijk deel van Flevoland. U zult begrijpen dat we daartegen heel nadrukkelijk bezwaar hebben gemaakt. Vanuit het college van Lelystad is steeds aangegeven dat de HST2 variant, die in eerdere studies nog genoemd werd, een wat meer HSLachtige variant, buiten de kaders viel die door de gemeenteraad zijn gesteld, zowel bij de motie van 8 december als in de amendementen die eerder al door de raad zijn aangenomen. Steeds is dat de inzet geweest in de Stuurgroep Zuiderzeelijn. Uiteindelijk is er een reactie gekomen zoals deze is verwoord in de adhesiebetuiging. In die reactie is heel duidelijk de positie van westelijk Flevoland, met name Lelystad, verwoord: het belang van een snelle verbinding met de Randstad vanuit Lelystad/Almere. Ik denk dat u hebt kunnen zien dat Lelystad als gemeente het vaakst genoemd wordt in het stuk. Daarmee is Lelystad heel duidelijk gepositioneerd ten opzichte van de Noordvleugel, maar ook ten opzichte van het Noorden, want de wereld houdt natuurlijk niet op bij de grens van Lelystad; dat mag ook gezegd worden. Een aantal heeft aangegeven dat zo’n lijn niet alleen van belang is voor het Westen, ook in het Noorden zijn er natuurlijk problemen, maar die moeten op een ander niveau afgewogen worden. De positie van Lelystad is tevens van belang wanneer de terugvaloptie in beeld komt. Als de planstudie naar de HST3 negatief uitvalt, dan komt die terugvaloptie toch weer in beeld en dat betekent dat de gereserveerde middelen vanuit de rijksoverheid op een andere manier ingezet zouden moeten worden. Lelystad zou dan een heel belangrijk schakelpunt kunnen vormen in het oplossen van de mobiliteitsproblematiek richting het Westen, maar ook in de economische ontwikkeling van het Noorden. Die twee zaken spelen dan. Tot aan Lelystad zal het een mobiliteitspunt worden en de overige gelden zullen in het Noorden ingezet worden voor economische ontwikkeling. Ook daarin is de positie van Lelystad heel erg van belang. Wij zijn dus blij dat Lelystad op deze wijze is gepositioneerd en wij denken dat het ook een heel strategische positie is. Er is gesproken over hoe nu verder met de gelden, de € 1 miljard vanuit de regio. In de brief wordt daarvan nog melding gemaakt. Lelystad heeft, evenals overigens een aantal andere gemeenten, aangegeven dat die gelden alleen beschikbaar gesteld
2006
N 501
werden voor een magneetzweefbaan. Als er een andere variant uit komt, is niet uit te sluiten dat het verzoek weer komt om daarvoor toch geld beschikbaar te stellen. Op dit moment is het antwoord daarop negatief, want er is steeds gezegd: gewone spoorinfrastructuur is een taak van de rijksoverheid. Dat standpunt blijft zo. Maar op het moment dat die vraag komt, zullen we dat op de merites beoordelen en met u bespreken uiteraard. Als het gaat over de Hanzelijn-plusplus en de HST3 variant dan hebben een paar fracties daarover vragen gesteld, de VVD en de Stadspartij; waarom nu niet ingezet op de Hanzelijn-plusplus en gekozen voor de HST3 variant. We moeten concluderen dat de Hanzelijn-plusplus ook in de varianten van het kabinet, afgevallen zijn als niet haalbaar. Het is, denk ik, niet aan de gemeente Lelystad, en sowieso niet aan gemeentebesturen, om te beslissen welke variant het nu moet worden. Daarnaar zal een planstudie uitgevoerd worden en wellicht komt uiteindelijk toch de Hanzelijnplusplus, of welke vorm dan ook, eruit. We moeten het kabinet nu het werk laten doen. PvdA heeft gevraagd of we nog wel volwaardig lid zouden zijn als we deze adhesiebetuiging niet hadden getekend. Dat is heel duidelijk; dat zou niet het geval zijn geweest. Dat was niet het enige, want dan was Lelystad ook niet zo nadrukkelijk in beeld geweest binnen deze adhesiebetuiging. Ik heb u, denk ik, goed aangegeven wat het belang is van de positionering van Lelystad. Verder heeft de heer Van der Herberg gevraagd of Lelystad ook betrokken is bij andere zaken die met de oplossing van vervoersknelpunten richting het Westen te maken hebben. Het antwoord daarop is ja. Er vindt regelmatig overleg plaats met de provincie over zowel een verbinding A6/A9 in welke variant dan ook, als openbaarvervoersverbindingen richting Amsterdam/Schiphol, ook binnen het vervoersberaad waarin Lelystad is vertegenwoordigd. De heer Homan heeft een aantal prachtige berekeningen gemaakt en de Ketelbrug daarbij betrokken. De planstudie zal duidelijk maken of uw berekeningen juist zijn, mijnheer Homan. De heer Walraven van de SP heeft aangegeven wel wat bezwaar tegen de adhesiebetuiging op deze manier te hebben, maar zijn fractie in de Kamer en ook hier ondersteunen de planstudie. De heer Walraven: Bij interruptie. Wij hebben geen bezwaar tegen adhesiebetuiging maar hebben daarbij wat kanttekeningen gemaakt.
de
Wethouder Lodders: Dan heb ik dat verkeerd begrepen. Maar de planstudie is nu juist waar in de adhesiebetuiging om gevraagd wordt, dus dat sluit naadloos op elkaar aan.
In tweede termijn De heer Gerritzen: Mevrouw de voorzitter. Met het college ben ik het eens dat het goed is om te constateren dat de openbaarvervoer as Schiphol/Lelystad en alles wat er tussenin ligt, een prominente positie heeft gekregen in de discussie en ook in de brief verwoord is. Dat hebben wij gelezen. Wij onderkennen ook het belang dat Lelystad binnen de Stuurgroep aan tafel blijft zitten om daar de expliciete belangen van Lelystad goed voor het voetlicht te brengen. In die zin is er bij ons geen verzet tegen het feit dat het college zijn verantwoordelijkheid heeft genomen in het
2006
N 502
ondertekenen van deze brief. Wij hopen dat de uitkomsten voor Lelystad veel positiefs in zich mogen hebben. De heer Van der Herberg: Mevrouw de voorzitter. Dank aan het college voor de beantwoording van de vragen. Daar zijn we tevreden over. Ik heb nog even een vraag over Lelystad als halteplaats. Ik hoorde de heer Erica zeggen dat in de HSTvariant Lelystad pertinent niet voorkomt als halteplaats. Ik heb wat recente correspondentie gezien tussen het college en de Stuurgroep, waarin de Stuurgroep expliciet aangeeft dat Lelystad wel als halteplaats is voorzien in die variant. Ik vraag me af of ik dat goed heb gezien of dat ik daar verkeerd heb gelezen. De heer Siepel: Mevrouw de voorzitter. In de beantwoording van de zijde van het college van de opmerkingen in eerste termijn van de verschillende fracties zei de heer Lodders: wij hebben alleen maar geld toegezegd als Lelystad voor de magneetzweefbaan en niet voor alle andere varianten. Dat lijkt een duidelijk standpunt waarvan ik aanneem dat het ook in de Stuurgroep wordt uitgedragen; andere varianten is een rijksverantwoordelijkheid. Maar tegelijk, en daar zit mijn punt, relativeerde hij dat door te zeggen: als er wat anders uit komt, zullen we u dat voorleggen. Ik zou graag nu van de zijde van het college de ondubbelzinnige uitspraak horen, dat in de Stuurgroep Zuiderzeelijn als standpunt wordt ingenomen dat elke andere railverbinding dan de magneetzweefbaan zonder bijdrage van de gemeente Lelystad zal worden aangelegd. Want zoals de heer Lodders terecht zei, het is een rijksverantwoordelijkheid om voor de railinfrastructuur te zorgen; dat is geen verantwoordelijkheid van plaatselijke overheden. De heer Erica: Mevrouw de voorzitter. Ik vond de beantwoording van de wethouder uitermate goed. Ik wil even reageren op de reactie van de heer Van der Herberg. Het is niet zo dat ik zeker weet dat Lelystad geen halteplaats zou zijn bij een Hogesnelheidslijn, maar het effect van een Hogesnelheidslijn is in mijn ogen zodanig, als je vanaf Almere weer optrekt en je wilt goed naar die 250 km/u toe, dat je al over de Ketelbrug bent en dan vliegt hij Lelystad gewoon voorbij. Dus ik denk dat dat zo zou zijn. Als ik het recente werk van de projectgroep lees, dan staat er: "Om de potenties van de lijn optimaal te kunnen benutten, is een strategische keuze van de halteplaatsen en de stations van belang.” Ze hebben zich nog niet uitgesproken of dat wel of niet zo is. Ik hoop dat het zo is en ik wil die voorwaarde ook wel stellen, dat je alleen moet meewerken aan een dergelijke verbinding als wij hier een halteplaats krijgen. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. De vorige spreker zegt het heel treffend. Wil je een bepaalde snelheid bereiken, dan moet je een bepaalde tijd behouden, anders is er geen enkel voordeel. Daarom denk ik dat datgene wat al een paar raden hier heeft bezig gehouden, die studies en dat bij elkaar gaan zitten en een ongelooflijke hoeveelheid geld daar inzetten, zonde is van het geld. Laten we nu bedenken dat de voorgestelde verbinding naar het Noorden, zoals hij is en verbeterd kan worden, goed genoeg is en aan de futuristische toestanden, die hoogstwaarschijnlijk niet uitvoerbaar zijn, geen geld besteden. Ik ben tegen de adhesiebetuiging. Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Ik heb nog een aanvullende vraag. Begrijp ik nu goed van de wethouder dat de hogesnelheidstrein, waarover nu wordt gesproken in diverse varianten, tussen Schiphol en Lelystad over bestaand spoor gaat rijden en dat pas voorbij Lelystad een nieuw spoor aangelegd wordt? Ik begrijp uit het stuk dat hij dan op een gemiddelde ontwerpsnelheid van 250 km/u komt. Dus op het stuk Lelystad-Schiphol zou dat betekenen dat hij veel langzamer zou rijden. Kan het college bevestigen of ik dat goed begrepen heb?
2006
N 503
De heer Walraven: Mevrouw de voorzitter. Nog even voor alle duidelijkheid. Met de geplaatste kanttekeningen betoont mijn fractie bijval aan de adhesiebetuiging van onder andere ons college voor het doorgaan van de Zuiderzeelijn. Wat ons betreft bij voorkeur in de vorm van een intercity. Voor het overige wachten wij de resultaten van de planstudie af. Nog één verklaring, misschien een schot voor de boeg. Hoe dit traject ook moge aflopen, het zou ons niet tegen de borst stuiten als het voor de Zuiderzeelijn gereserveerde geld, ik dacht dat het wat Lelystad betreft om € 19 mln. ging, zou vrijvallen, doordat het kennelijk alleen voor de magneetzweefbaan bestemd is en het toch gebruikt wordt voor doeleinden van openbaar vervoer. Maar daarover zullen we het waarschijnlijk later nog wel eens kunnen hebben. Wethouder Lodders: Mevrouw de voorzitter. Als eerste wil ik ingaan op de vraag van de heer Van der Herberg: is Lelystad voorzien als halteplaats? Het antwoord is ja. Als dat niet zo zou zijn dan zou Lelystad niet zo nadrukkelijk genoemd hoeven te worden. Ook in het stuk staat duidelijk dat Lelystad als halteplaats wordt voorzien. Daarover was inderdaad wat onduidelijkheid en in de achterliggende stukken hebt u dat terecht opgemerkt. De heer Siepel van de ChristenUnie heeft gevraagd hoe het zit met de bijdrage. Er wordt heel duidelijk uitgedragen dat de bijdrage vanuit de gemeente Lelystad, en dat geldt ook voor een aantal andere gemeenten zo langzamerhand, alleen bestemd is voor de magneetzweefbaan. Dat is een gepasseerd station. Dus in dat opzicht is het geen onderwerp van discussie meer. Dat is ook duidelijk. Ik heb geprobeerd aan te geven dat de rijksoverheid bij dit soort infrastructurele projecten altijd bijdragen uit de regio probeert te krijgen. Dat zien we wel vaker. Op het moment dat zich dat voordoet, zullen we ons daarop beraden, of een dergelijke lijn zoveel meerwaarde geeft. Maar voorlopig is het antwoord daarop nee, want het is een verantwoordelijkheid van de rijksoverheid. Nogmaals, in de Stuurgroep wordt dat heel nadrukkelijk uitgedragen. Richting mevrouw Kreuger is het inderdaad zo dat hij tussen Amsterdam en Lelystad op bestaand spoor gaat rijden. Hoe dat allemaal zal gaan, zal de planstudie moeten uitwijzen. Daar zal de tijdwinst en alles wat daarmee te maken heeft ook naar voren moeten komen. Als blijkt dat er geen tijdwinst in zit, dan is het de vraag of het überhaupt haalbaar en reëel is. De voorzitter: Ik denk dat het onderwerp voldoende behandeld is. 10.
Voorstel tot wijziging van de begroting ten gevolge van het onderbrengen van een toeristisch informatiepunt in het gemeentelijk informatiecentrum als alternatief voor de VVV-winkel (stuk nr. B06.00686) Om financieel-technische redenen heeft het college het voorstel inzake de begrotingswijziging voor het toeristisch informatiepunt teruggetrokken. Daarmee komt agendapunt 10 te vervallen.
11.
Voorstel tot het in voorbereiding verklaren van een nieuw bestemmingsplan voor een gedeelte van het geldende bestemmingsplan Lelystad Zuid II (stuk nr. B06.00608) De heer Marseille: Mevrouw de voorzitter. Met het voorstel op zich heeft de VVDfractie geen moeite. We hebben juist waardering voor het feit dat de gemeente een dreigend probleem in het Visvijvergebied niet via de rechter maar via mediation heeft
2006
N 504
opgelost. In dit geval blijkt dat het belang van de gemeente bijdraagt aan het zoeken naar een oplossing. Wat ons betreft zou deze houding ook aanwezig mogen zijn indien niet de gemeente maar betrokkene een belang heeft waarvoor een oplossing moet worden gezocht. Dus meer trachten via mediation en minder via de rechter oplossen. We hebben nog wel wat vragen over de gevolgen voor het gebied Uilenweg. We hebben informatie dat er aan betrokken partijen toezeggingen zijn gedaan over het gebruik van het bos, die afwijken van wat er nu voor andere betrokkenen in het gebied is toegestaan. Heeft het college daar eveneens informatie over, dat er toezeggingen zijn gedaan? En kan het college garanderen dat voor alle betrokkenen in het betreffende gebied dezelfde regels zullen gelden, zodat er geen sprake zal zijn van rechtsongelijkheid? Ten aanzien van de andere betrokkenen nog de vraag of de gemeente tot het uiterste wil gaan om te trachten met allen overeenstemming te bereiken, zodat ook daar misschien een langdurige procedure met bezwaren kan worden vermeden. De heer Baaten: Mevrouw de voorzitter. Iedereen doet mee, maar de raad blijkbaar niet. Dat was de eerste gedachte die opkwam bij het kennisnemen van dit stuk. We behandelen vanavond een voorgesteld besluit over het in voorbereiding verklaren van een nieuw bestemmingsplan voor een gedeelte van het geldende bestemmingsplan Lelystad Zuid II, oftewel een bosgebied dat deel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Een gebied dus met een hoge maatschappelijke waarde, waarbij het uitgangspunt wordt gehanteerd dat niet zal worden ingegrepen, tenzij het om zware maatschappelijke belangen gaat. Dit laatste is in ieder geval het huidige beleid van de provincie. Waarmee werden wij in de voorbereiding op deze behandeling geconfronteerd? Een vergevorderd plan met verstrekkende gevolgen dat nu, eerst in de finale, aan de raad wordt voorgelegd en dan ook nog zonder achtergrondinformatie en financiële dekking. Ik noem een aantal zaken die ons steken. Een mediation traject werd ingezet. Wat gaat dat de gemeente aan inhuur kosten? Wat is het eindresultaat van dit mediation traject voor het Visvijvergebied en denkt de gemeente ook nog aan de familie Klijnstra te moeten betalen? Zo ja, over welk bedrag spreken wij en waar vindt u de dekking? Wat is er uiteindelijk toegezegd? Als opmerking zou ik willen maken: er ligt een bouwaanvraag, er is al een huisnummer bekend, 3A, er wordt zelfs al weer een vergunning ingediend om bijgebouwen te mogen plaatsen en dergelijke, terwijl de eerste spade nog de grond in moet en de toestemming nog verkregen moet worden. Waar zijn de gespreksnotities van dit mediation traject, gehouden door de oud-burgemeester van Urk, de heer Venema, een vertegenwoordiger van de gemeente en de familie Klijnstra? Wij zouden hiervan graag kennisnemen. Hoe zit het met de openbare weg die het landgoed doorsnijdt? Deze zou net voldoen aan de eisen die bij een landgoed worden gesteld. Maar geldt dat ook als je de bermen erbij optelt? Want dat is juridisch gezien de openbare weg. In ieder geval tot op 17 juni ’s avonds waren de omwonenden nog niet in kennis gesteld van behandeling in de raad. Vreemd, als je weet dat de eigenaren van het Boshuis jarenlang moesten uitdragen voor de provincie, gedeputeerde mevrouw Bouwmeester, dat bouw niet was toegestaan en in de krant konden lezen dat bouwaanvragen werden ingediend. Waarom werden de buren niet geïnformeerd? De nieuwe eigenaren zouden financiële middelen tegemoet kunnen zien, buiten de gemeentelijke bijdrage die ik reeds eerder aangaf (wanneer dat bevestigd wordt), te weten een subsidie van € 2 ton, omdat het een bijzondere verblijfslocatie zou zijn, alsmede een fors bedrag uit de landgoederen ondersteuningsvoorzieningen. Er ligt
2006
N 505
daar al een bijzondere, soortgelijke verblijfslocatie, opgebouwd en nog in opbouw, waarbij de ondersteuning feitelijk nihil was. Verder zouden wij graag in het bezit worden gesteld van de gespreksnotities naar aanleiding van de gesprekken die de heer Van der Zwan en de heer Doeve hebben gevoerd met direct en indirect betrokkenen. Is dit mogelijk? Is hier nu sprake van zwaarwegende belangen, waardoor ingrijpen in dit gebied wordt gerechtvaardigd? Naar onze mening, nee. De ontwikkelingen in het Visvijvergebied zijn nog verre van duidelijk. En als er van wisselgeld sprake zou zijn, dan komt voor een landgoed de Noordzoom met op dit moment nog een aantal vrije kavels in beeld, alsmede Lelystad Zuid Warande. Samenvattend. Het gevolgde traject is voor de raad, althans voor de InwonersPartij, een verrassing. De reeds gedane aanvrage voor bouw en zelfs al voor verdere uitbreiding, zien wij als een veronachtzaming van de nog te nemen besluiten van deze raad. Het financiële plaatje is ons niet bekend, alsmede de overige informatie om juiste beslissingen te kunnen nemen op basis van argumenten en feiten. Het zwaarwegende maatschappelijke belang om in te grijpen in dit gebied vanuit de EHS werd bij lange na niet aangetoond. Onzorgvuldig, niet transparant en onder andere incompleet zijn voor ons de basis om tegen dit voorgesteld besluit te stemmen. Maar nog beter zou het zijn als het voorgesteld besluit werd ingetrokken en de eerder gedane suggestie van de Noordzoom en Warande zou worden overgenomen, waarbij de raad dan tevens vroegtijdig betrokken dient te worden. De heer Meijering: Mevrouw de voorzitter. Het is het tweede voorbereidingsbesluit in dit natuurgebied in zeer korte tijd. Net nadat ik in de raad kwam, hebben we hier ook iets besproken met betrekking tot kabana’s voor Het Oppertje. De PvdA-fractie zou willen vragen aan het college hoe het college de ontwikkeling van dit gebied op de langere termijn ziet. Ik denk dat we daaraan een heleboel vragen die in deze raad gesteld zijn, kunnen ophangen, als er tenminste een integrale visie ligt. Mevrouw Nuijt: Mevrouw de voorzitter. Op zich heeft de CDA-fractie geen bezwaar tegen een verdere recreatieve ontwikkeling van het gebied rond de Uilenweg, maar we vinden wel dat we zuinig moeten zijn op dat gebied. Bij het bestuderen van de achterliggende stukken constateerden we dat de grenzen van het voorbereidings besluit nogal ruim getrokken zijn. In het voorstel wordt gesproken over een combinatiegebouw, maar wanneer je de stukken bekijkt, zie je dat de Uilenweg er dwars doorheen loopt en dat een groot bosperceel erbij betrokken is. Onze eerste vraag is dus: is het juist wanneer je dit voorstel bekijkt, dat de overeenkomst eigenlijk spoort met het voorbereidingsbesluit? Er lag geen bouwaanvraag bij, dat hoeft in principe ook niet, maar het voorstel maakt de indruk dat er sprake is van een één op één voorstel. Dat zouden we in eerste instantie graag willen weten. Het tweede. We zouden ons kunnen voorstellen dat het bosperceel de bestemming bos blijft houden. Het is heel belangrijk binnen de EHS. Dat je aan zo’n combinatiegebouw een recreatieve bestemming geeft, is duidelijk, maar de vraag is wat doe je met dat bosperceel? De laatste vraag betreft de toegankelijkheid van het gebied. Juist bij landgoederen is dat vaak een hele kwestie. Ik denk dat het in dit geval heel belangrijk is de toegankelijkheid voor de inwoners van Lelystad, die daar graag vertoeven, zeker te stellen en ook voor omwonenden. In feite is het bestemmingsplan het enige instrument. Dus de vraag is: hoe zorgvuldig bent u van plan daarmee om te gaan?
2006
N 506
De heer Jansen: Mag ik een vraag stellen aan mevrouw Nuijt? U vraagt eigenlijk aan het college of het bos gespaard kan worden. Maar realiseert u zich, als u dat vraagt, dat er dan niet gebouwd mag worden? Dus als u instemt met het voorstel, dan houdt dat in dat dit bos verdwijnt. Mevrouw Nuijt: Ik maak een onderscheid tussen het gebied ten noorden en ten zuiden van de Uilenweg. U weet dat in het gebied aan de kant van ’t Bovenwater al recreatieve ontwikkelingen zijn. Als je naar de grens van het voorbereidingsbesluit kijkt, dan zie je dat die veel ruimer getrokken is, ook het bosgebied in; bijna tot aan het trim/wandelpad dat daarin ligt. De heer Jansen: Dat weet ik. Maar het gebied moet in totaal 5 ha zijn. Als je dat bos wilt sparen en daarvan aftrekt, kom je niet aan die 5 ha en dan mag er niet gebouwd worden. Mevrouw Nuijt: Het gaat er mij niet om dat het bosgebied er niet bij betrokken mag worden. Het gaat erom welke bestemming op dat bosperceel gelegd wordt en wat de toegankelijkheid is. Dat zijn mijn vragen aan het college. Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Ik heb een opmerking richting de heer Baaten. Ik begrijp dat hij helemaal niet op de hoogte is van de voorgeschiedenis van deze situatie. Blijkbaar ben ik dat wel en ik dacht dat het eerder hier in de raad is geweest. In ieder geval heb ik daarover in de raad ooit vragen gesteld. Ik weet wel dat deze mensen al vele jaren bezig zijn op zoek naar een gebied aan de rand van Lelystad om iets recreatiefs op te zetten. Ze hadden daarvoor heel goed omschreven plannen. Men had dat aanvankelijk in het Visvijvergebied willen doen. Dat kon niet, omdat de gemeente dat gebied wil reserveren voor mogelijk andere bestemmingen. Wat dat betreft zijn wij als fractie blij dat een oplossing gevonden is in deze hoek. Veel andere hoeken om dit te realiseren, zijn er niet. Wat dat betreft wil ik me aansluiten bij hetgeen mevrouw Nuijt zegt. Het noordelijk gedeelte heeft al een recreatieve bestemming. In onze ogen lijkt het daarin heel goed te passen. De heer Baaten: Als ik kijk naar dat gebied, dan betekent het dat elke Lelystedeling in aanmerking zou willen komen om ergens in Lelystad een locatie te zoeken. Daar hoort dit bosgebied ook bij. Als je een bos tot eigendom krijgt of maakt, op welke manier dan ook, en je weet dat het bestemmingsplan een zwaarwegend gebied behelst, dan moet je er rekening mee houden dat je trotse eigenaar bent en blijft van dat bosgebied. Daar moet je van uitgaan. Wat we nu aan het doen zijn, is een bosgebied van zwaarwegend belang om te zetten in een heel ander gebied. De provincie is er ook nog niet uit. Daarnaast hebben we nog minimaal vier kavels liggen op de Noordzoom. Die kunnen ook nog meegenomen worden in het geheel. Ik heb al eerder aangegeven dat ten aanzien van het Visvijvergebied helemaal niet duidelijk is wat er op korte of langere termijn daadwerkelijk gaat gebeuren. En in Warande is ook plaats genoeg. Mevrouw Kreuger: Mag ik hierop reageren? U spreekt over de Noordzoom, maar volgens mij heeft de Noordzoom geen recreatieve bestemming in de zin dat je daar een camping of guesthouse of iets dergelijks kunt realiseren. Het gaat hier om de belangen van bepaalde inwoners en ik denk dat ook daarnaar gekeken moet worden. Niet alleen naar hele grote groepen inwoners maar ook naar individuele mensen. De heer Baaten: Individuen. Dan zetten we dit punt op het Opinieplein en kijken we welke inwoners in aanmerking willen komen voor een soortgelijke behandeling.
2006
N 507
Mevrouw Kreuger: U wilt dus mensen die hier jarenlang bezig zijn om iets te realiseren, dat onmogelijk maken. De heer Baaten: U geeft dus eigenlijk aan dat dit de enige familie is die in Lelystad jarenlang bezig is om iets te realiseren. Mevrouw Kreuger: Ik neem aan dat als er anderen zijn, zij ook in contact treden met de gemeente c.q. het college en dat er op een andere manier naar een oplossing gezocht wordt. Maar dit is de manier voor deze mensen. De heer Baaten: Er zijn er voldoende geweest die inderdaad iets wilden. Maar in opdracht van de provincie, mevrouw Bouwmeester, moest er gezegd worden dat in dat gebied niet gebouwd mag worden. Als je als Lelystedeling hoort dat er nu wel gebouwd mag worden, dan sta je bij de ingang. De voorzitter: Ik denk dat dit voldoende is besproken. Ik geef het woord aan wethouder Van der Zwan. Wethouder Van der Zwan: Mevrouw de voorzitter. Veroorlooft u mij dat ik eerst een opmerking maak over de toon waarop de InwonersPartij meent het college te moeten aanspreken op dit dossier. Ik ben het helemaal eens met wat mevrouw Kreuger zegt. Dit dossier heeft een voorgeschiedenis en het college heeft nu juist geprobeerd zorgvuldig te handelen, ook op verzoek van de raad in dit dossier, en heeft een erkende mediator, voormalige burgemeester van Urk, daarbij betrokken. Er zijn vele partijen bij betrokken, niet alleen de familie Klijnstra en de gemeente, maar ook Staatsbosbeheer. Het feit dat Staatsbosbeheer erbij betrokken is, heeft te maken met de locatie. Staatsbosbeheer heeft geen gebied in de Noordzoom tot zijn beschikking bijvoorbeeld. Maar ik vind de toon eerlijk gezegd ongepast en heel erg offensief. Dat zou niet moeten in deze raad. Dan zouden toch eerst de feiten moeten worden gewisseld en dan is er altijd nog de mogelijkheid het college op zo’n hoge toon dingen te verwijten. Dit vooraf. Dan het feit op zich. Het college is zeer blij met dit initiatief. Als je kijkt naar het gebied, ten noorden van de Uilenweg, dat is zeer geschikt voor de ontwikkeling van diverse vormen van recreatie en wonen. Als je ziet wat er nu al is; sommigen hebben dat al gememoreerd. Er is een camping, er is een jachthaven, een manege, bed and breakfast, een zeilschool, er is zwemwater, er is strand. En nu ook een landgoed. Mooier kan het eigenlijk niet. Het gebied wordt zo alleen maar mooier en toegankelijker. Het past ook in wat uw raad heeft vastgesteld, het Structuurplan. Het past ook in het Toeristisch beleidsplan. Het versterkt de ecologische structuur van dit gebied. Het vergroot de toegankelijkheid. Als je kijkt naar het bos dat er nu is. Het is productiebos; populieren en wilgen. Dat zijn snelgroeiers. Dat was logisch en goed toen die geplaatst werden. Maar deze ontwikkeling leidt ertoe dat men dat bos gaat vervangen door duurzame en gedifferentieerde loofhoutbossen. Het wordt dus beter. De ecologie wordt beter, maar ook nog toegankelijker. Het wordt inderdaad een landgoed en dat moet dan ook toegankelijk zijn voor mensen. Dus van alle kanten een verbetering van het gebied. In het gebied ten zuiden van de Uilenweg wordt het bosgebied verbeterd. Daar wordt dan ook niet het guesthouse gebouwd. Dat is aan de noordkant van de Uilenweg. Kortom. Wij denken dat dit een verbetering inhoudt en hebben ons als college voor dit initiatief net zo hard ingezet als voor initiatieven die er al gevestigd zijn. Daarvoor hebben wij ook verschillende keren bij de gedeputeerde gezeten. Voor dit plan hebben wij ons net zo ingespannen. Dus gelijke monniken gelijke kappen.
2006
N 508
De VVD-fractie zegt dat hier door Staatsbosbeheer als terreinbeheerder toezeggingen zouden zijn gedaan met betrekking tot gebruik. Dat zou dan ook moeten gelden voor de bedrijven die er al zitten. Maar wij doen die toezeggingen niet. Ik kan wel aandringen op gelijke monniken gelijke kappen, maar ik neem aan dat je dat ook kunt afdwingen. De beheerder mag geen onderscheid maken. Wat hij de één wel toestaat moet ook de ander worden toegestaan. Daar waar de gemeente in het geding is, zullen wij er in ieder geval voor zorgen dat wij mensen gelijk behandelen. Waar zitten we nu in de procedure? We zitten nu helemaal aan het begin van de procedure met het voorbereidingsbesluit. Daarna komt de vervolgplanologische procedure en komt er ook een ruimtelijke onderbouwing, een ecologisch onderzoek, een milieuonderzoek, wateronderzoek en wat dies meer zij. Dan wordt ook de afweging gemaakt of we daaraan kunnen meewerken of niet. Heel zorgvuldig gaat dat zo zijn rechtsgang. Ik heb gesprekken gevoerd met een belangrijke vertegenwoordiger in dat gebied. We hebben gevraagd wat de eventuele bezwaren zouden zijn voor dit initiatief. Maar ik heb in dat gesprek geen aanknopingspunten gevonden om daarmee verder door te gaan en heb gezegd: wij gaan deze procedure in en u kunt in deze procedure uw belangen vertegenwoordigen en dan worden die belangen ordentelijk gewogen. Dat is de zorgvuldige manier waarop het college in deze langdurige zaak heeft gehandeld. We zijn nog niet aan het eind. We zijn aan het begin van die hele procedure. Het zou het college een lief ding waard zijn als de raad dit voorbereidingsbesluit neemt, zodat we verder kunnen en ook met de mensen verder kunnen. In tweede termijn De heer Marseille: Mevrouw de voorzitter. Een korte opmerking nog. De wethouder zegt dat hij met één van de misschien wel belangrijkste betrokkenen heeft gesproken en daaruit geconcludeerd dat verder praten op dit moment niet zo veel zin heeft. Toch zou ik willen vragen om te kijken, zeker met wat meer betrokkenen, of het draagvlak kan worden verbeterd, want we weten allemaal dat je op het moment dat er allerlei bezwaren komen en het worden procedures, jaren achterop raakt. Dus besteed daar dan toch nog wat tijd aan. Misschien win je dan veel tijd. De heer Baaten: Mevrouw de voorzitter. Voor wat betreft de eerste opmerking over de toonzetting. Ik zie het als een emotionele beleving van de heer Van der Zwan. Dan de manier waarop u antwoord geeft op de status van dit bos. Betekent dat ook dat u het oude Zoombos in de toekomst wederom gaat benaderen? Want dat is dan ook niet veel meer dan hetgeen u als vergelijk neemt. Wat is hetgeen ons steekt? Dat is wat ik eerder heb aangegeven, de wijze waarop de raad is geïnformeerd. Het gaat hier om geld. Ik zie dat er vergunningaanvragen en dergelijke spelen. Dan krijg ik de indruk dat het vergevorderd is en dat je als raad achter de feiten aanloopt. Op het moment dat de raad de argumenten/de feiten kent, ermee eens of niet ermee eens, kun je tenminste een besluit nemen. In die context is dit stuk gebracht. Ik heb verder op geen enkele vraag antwoord gekregen. De heer Marseille: Ik zou de heer Baaten toch een vraag willen stellen, want hij had het er in eerste termijn ook over. Hij zegt: het kost ons geld. Uit stukken blijkt dat de kosten van de procedure ten laste komen van de aanvrager en ook overigens blijkt nergens uit dat er kosten ten laste van de gemeente komen. Wellicht kan de heer Baaten dat nog iets beter onderbouwen.
2006
N 509
De heer Baaten: Ik heb aan het college gevraagd om antwoord te geven op de vraag wat de inhuur van het mediation traject kost. Ik heb aan het college gevraagd of er toezeggingen zijn gedaan aan de familie Klijnstra. Dus ik wil daar het antwoord van krijgen. Ik vraag het niet voor niets, mijnheer Marseille. De voorzitter: Even naar u toe. Ik hoor wethouder Van der Zwan aangeven wat hij van uw reactie in eerste termijn vond. Ik vind niet dat u dat als emotioneel kunt betitelen, want dat heb ik absoluut niet geconstateerd. Het lijkt me goed die opmerking van de heer Van der Zwan ter harte te nemen. De zaak kan overeind blijven. De inhoud blijft te allen tijde centraal staan, maar soms gaat het om de toon waarop het liedje gezongen wordt. De heer Baaten: Ik zal daar geen antwoord op geven, mevrouw de voorzitter. De voorzitter: Dat hoeft niet. Als we maar zuiver met elkaar blijven zingen. De heer Baaten: Misschien mag ik daar één ding op zeggen, zonder direct te reageren. Op het moment dat je vroegtijdig bij iets betrokken bent en wordt, betekent het dat je ook heel anders met elkaar omgaat. Op het moment dat je een aantal keren meemaakt, dat de weg is ingeslagen, dat je een aantal dingen mist in je bevoegdheden en je besluitmogelijkheden, dan ga je op een bepaald moment ook de toon veranderen. De voorzitter: Daarvan hebben we kennis genomen. Mevrouw Nuijt: Mevrouw de voorzitter. Ik begrijp dat de overeenkomst en het voorbereidingsbesluit één op één lopen. De tweede opmerking die ik heb: het bestemmingsplan is in feite uw enige instrument, want de gemeente is geen eigenaar van het betrokken gebied. Op de vraag hoe u denkt de toegankelijkheid te waarborgen, heb ik nog onvoldoende antwoord gekregen. Mevrouw Kreuger: Mevrouw de voorzitter. Ik wil nog even reageren op de InwonersPartij. Volgens mij krijgen we bijna maandelijks te maken met voorbereidingsbesluiten. Vroeger kwamen die op ons bureau met een paar kleine zinnetjes en daarover heb ik wel eens opgemerkt dat ik dat graag wat uitgebreider zou willen zien. Ik denk dat wij als raad vergeleken met het verleden, behoorlijk uitvoerig zijn geïnformeerd over dit voorbereidingsbesluit. Ik kan me ook niet anders herinneren dan dat het altijd hamerstukken waren. Dus waar de InwonersPartij het vandaan haalt dat we als raad in dit geval zo slecht geïnformeerd zijn, dat weet ik niet. Als tweede punt dacht ik dat als de InwonersPartij daar grote problemen mee heeft, het misschien handig was geweest om zelf contact op te nemen met de familie Klijnstra. Wethouder Van der Zwan: Mevrouw de voorzitter. De suggestie van de VVD-fractie om nog eens een poging te wagen om tot een vergelijk te komen met de andere ondernemers in het gebied om verdere vertraging te voorkomen, zou ik wellicht als volgt kunnen honoreren. Daar waar wij tegenwoordig geen inspraakronde meer bij een artikel 19-procedure hoeven te voeren maar meteen naar de zienswijzeronde gaan, stel ik voor in dit geval eerst een inspraakronde te houden, zodat we die kunnen benutten om op een gestructureerde manier te kijken waar de belangen liggen. Ik kan dan op die manier kijken of er nog wat overeenkomsten te sluiten zijn. Als ik het zo mag doen dan zou ik dat op prijs stellen, want dan houden we de snelheid erin. De heer Marseille: Dat lijkt ons een heel goede oplossing.
2006
N 510
Wethouder Van der Zwan: Akkoord. Dan als het gaat om de openbaarheid van het gebied. Ik zal nog een keer goed kijken hoe we dit bestemmingsplantechnisch in de Noordzoom hebben gedaan. Wij zullen er van onze kant alles aan doen om die openbaarheid te garanderen. Het is ook zo dat het landgoed in aanmerking komt voor een landgoedsubsidie van LNV, maar dan moet daar wel de openbaarheid gegarandeerd zijn. Dus ook aan die kant, vanuit de financiering, zit een slot op de deur. Alleen direct rond de gebouwen is privé, voor de rest is het openbaar. Om de InwonersPartij tegemoet te komen wil ik de rekening die de heer Veninga heeft ingediend, en ik zal aan de heer Veninga vragen of hij dat goed vindt, ter inzage voor de raad leggen. De voorzitter: We gaan over tot stemming over dit voorstel. De heer Jansen: Mag ik een stemverklaring afleggen? Dit is een heel oude zaak. Dat weet ik want ik heb ook in de vorige raad gezeten. Dat mag helder zijn. Het is niet bij toeval dat we deze week nog een heel goede discussie hadden over daadkrachtig bestuur en vertrouwen in de raad. Dat ben ik ook niet vergeten. Waar het ons om gaat in deze, is dat je door inwoners wordt aangesproken uit de omgeving van de Uilenweg en die zijn volledig onwetend. Als mijn collega-fractiegenoot er dan induikt, komt hij steeds meer tegen waarover hij eveneens onwetend is en niet goed geïnformeerd is. Dat gaat je prikkelen; dat gaat steken. Dan kom je tot een debat zoals dat nu helaas heeft plaatsgevonden. Gelet op de beantwoording van het college zullen we instemmen met het voorstel, met het verzoek om ons in soortgelijke gevallen goed te informeren. Dan ontstaat er geen meningsverschil, ook geen verschil van inzicht met betrekking tot het proces zoals dat is gelopen en kunnen we op een goede basis met elkaar omgaan. Met deze opmerking zullen we instemmen met het voorstel. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten. 12.
Voorstel tot het in voorbereiding verklaren van een nieuw bestemmingsplan voor een gedeelte van het bestemmingsplan Oostvaardersplassen en omgeving (stuk nr. B06.00727) De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Ik ben vooral heel erg blij met dit voorstel en aan de hand van het voorstel ga ik een suggestie doen waarop wel of niet een antwoord komt. Als dat eventueel schriftelijk afgedaan zou worden, vind ik dat ook prima. De recreatieve ontsluiting van onze gemeente en de polder; daar zijn we allemaal voor. De overnachtingsmogelijkheden die daarbij horen, zouden kunnen leiden tot positief staan ten opzichte van plaatsing van een zeer groot oud Russisch vliegtuig, de Antonov, bij het Aviodrome, waarin je prachtig een aantal (niet te veel) overnachtingsmogelijkheden kunt creëren. Ik denk dat dat een prachtig monument kan zijn van oud en nieuw en ontwikkeling. Mijn vraag. Is het te overwegen om bij het Aviodrome een groot verkeersvliegtuig, zoals de Antonov waarover kennelijk al gesprekken zijn geweest, een plaats te geven opdat daar, zonder dat er bos wordt aangetast, overnachtingsmogelijkheden worden geschapen, die in het belang zijn van de recreatieve ontsluiting van onze provincie en onze gemeente? De heer Siepel: Mag ik een vraag aan de heer Homan stellen? Deze suggestie heeft niets met dit voorstel te maken, of bedoelt hij het als alternatief voor dit voorstel, want dan zou ik nog een verband kunnen leggen. Mijnheer Homan, bedoelt u dat u in de
2006
N 511
plaats van het initiatief van de heer Hajé iets anders wilt? Anders is het enigszins buiten de orde, denk ik. De heer Homan: Het begin van mijn verhaal was al: misschien ben ik buiten de orde, maar gelet op het voorstel.... Soms moet je een beetje inbreken. Wethouder Van der Zwan: Mevrouw de voorzitter. Ik heb begrepen dat er op dat punt al gesprekken worden gevoerd, maar dat het niet kon omdat het Aviodrome het niet wilde. Ik zal me daarop oriënteren en dan zal ik u berichten wat daar aan de hand is. De voorzitter: Mijnheer Homan, u had ook de mogelijkheid gehad bij agendapunt 3. Daar was het meer op zijn plaats geweest. Ik ga over tot stemming. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten. 13.
Voorstel tot besteding van de incidentele rijksbijdrage 2006 ten behoeve van het minimabeleid (stuk nr. B06.00861) De heer S.J. Kok: Mevrouw de voorzitter. GroenLinks is het kabinet erg dankbaar dat zij na jarenlange bezuinigingen nu wat extra’s over heeft voor de minima. Vanavond besluiten we over € 150.000. Een andere € 150.000 is al bestemd voor mensen met kinderen, heb ik begrepen. Het college doet daarvoor een voorstel maar zegt erbij dat het college eraan gehecht heeft de raad meerdere varianten voor te leggen. Daarvoor zijn we het college dankbaar, want we zouden via een amendement een ander voorstel willen doen. Wij vinden namelijk dat er een lacune is in het Lelystads beleid. Mensen die weer gaan werken, fulltime of parttime, zouden wat ons betreft een tegemoetkoming moeten krijgen. In het vakjargon wordt dat een premie genoemd. Dat geld kan worden besteed aan de kosten die mensen moeten maken als ze weer gaan werken, bijvoorbeeld reiskosten of als ze representatieve kleding moeten aanschaffen. Als die kosten worden vergoed, gebeurt dat achteraf. Bijvoorbeeld door de werkgever of via de bijzondere bijstand. Maar mensen die op het minimum hebben geleefd, hebben vaak de reserves niet om deze kosten aan het begin voor eigen rekening te nemen. Het weerhoudt mensen er soms zelfs van werk te aanvaarden. Zo kennen wij diverse gevallen uit de afgelopen maanden, waarbij mensen werk in Amsterdam om die reden niet konden aanvaarden. Dat heeft dan weer vervelende consequenties voor die mensen. Dit probleem moet wat ons betreft worden opgelost en dat kan door mensen een overbrugging te geven in de eerste periode na aanvaarding van werk. Daarnaast geeft dit een oplossing voor de onrechtvaardigheid dat mensen die parttime werken maar nog gedeeltelijk een uitkering hebben, niet in aanmerking komen voor de langdurigheidtoeslag. Dit ondanks dat ze geen hoger inkomen hebben gehad dan diegenen met een volledige uitkering. Als het beleid dat wij voorstellen succesvol is en er dus meer mensen aan het werk komen, en dat hoeft niet eens om heel grote getallen te gaan, dan kan het geld besparen doordat er minder uitkeringen hoeven te worden verstrekt. Zo kan dit beleid dan structureel worden gemaakt, want het gaat nu om een incidentele bijdrage. We hebben daarvoor een amendement gemaakt samen met andere partijen, Leefbaar Lelystad, SP, InwonersPartij en Stadspartij. Dat zou ik bij deze willen indienen. Amendement De fracties van GroenLinks, SP, InwonersPartij, Leefbaar Lelystad en Stadspartij dienen het volgende amendement in:
2006
N 512
"Het besluit wijzigen in: "Het door het Rijk incidenteel voor 2006 beschikbaar gestelde bedrag van € 150.000 ten behoeve van het minimabeleid, te investeren ten behoeve van “startoverbrugging” voor uitstroom naar arbeid of parttime arbeid en de reïntegratieverordening daarop aan te passen.”’ Toelichting: De premie is een tegemoetkomingvoor mensen die weer gaan werken. Vaak moeten zij in het begin kosten maken (bijvoorbeeld reiskosten en kleding) die pas later vergoed worden. Deze kosten zijn moeilijk op te brengen voor mensen die op het minimum hebben geleefd. Daarnaast is de premie voor mensen die parttime werken en daardoor de langdurigheidstoeslag mislopen. De premie stimuleert mensen waarschijnlijk extra om (parttime) arbeid te aanvaarden. Op die manier kan van de maatregelen een inverdieneffect worden verwacht, waardoor incidenteel geld omgezet kan worden in structureel geld. De voorzitter: Dit amendement maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. De heer Van Veluwen: Mevrouw de voorzitter. Ik wil een vraag stellen aan GroenLinks voordat ik met mijn betoog begin. Ziet u deze startoverbrugging als een krediet dat degene mag houden, of kunnen we ervan uitgaan dat als het goed gaat met degene, hij het moet terugbetalen? De heer S.J. Kok: Ik zei het al, in het vakjargon wordt het volgens mij een premie genoemd, dus het is iets wat je krijgt en mag houden. Het gaat niet om grote bedragen. Het is te vergelijken met de langdurigheidtoeslag; het is een variant daarop. Zo komt het ook in de stukken van het college naar voren. De heer Van Veluwen: Dank u wel. Vanavond ligt voor ons de vraag wat wij met de € 150.000 doen die we uit Den Haag krijgen voor het minimabeleid. Het college stelt voor om dat bedrag vrij te maken voor het tekort dat ontstaat bij het minimabeleid. Een andere keuze is, zoals GroenLinks al aangeeft, om dat direct te laten uitvoeren bij het minimabeleid. Dat is een moeilijke keuze. We staan ook voor een dilemma. Wat zich nu wreekt, is dat we geen goed beschreven minimabeleid hebben. We hebben er al om gevraagd, maar zolang we dat niet hebben, kunnen we die keuzes ook niet maken. We worden als het ware geconfronteerd in de voorjaarsnota met een tekort van € 330.000. Dat maakt het erg lastig om vanavond te besluiten hoe we de middelen gaan inzetten. Onze vraag is aan het college hoe dat tekort van € 330.000 is ontstaan. We kunnen ons voorstellen dat we een bijzonder ruimhartig minimabeleid hebben. Ik kan me ook voorstellen dat heel veel bewoners in deze stad gebruik maken van het minimabeleid; meer dan begroot. En ik kan me voorstellen dat de middelen die de raad beschikbaar gesteld heeft niet optimaal benut worden. Ik denk dat de stadspas daarvan een voorbeeld is. Ik zou het college willen vragen in hoofdlijnen aan te geven in eerste termijn waardoor dit tekort is ontstaan. Als ik daar antwoord op heb, kunnen we vervolgens onze keuze op dit punt wat beter motiveren. De heer S.J. Kok: Ik heb een vraag aan de heer Van Veluwen. U zegt dat er een tekort is van € 330.000, en zo stond het ook in de voorjaarsnota, maar ik heb in de stukken gelezen dat het tekort inmiddels minder bedraagt en € 160.000 is. De heer Van Veluwen: Het is toch nog een substantieel tekort. Ik zou daarop technisch wel willen ingaan. Het is ingeleverd met de stadspas. Misschien is het u ook opgevallen dat dat bedrag aanzienlijk hoger is dan wij vorig jaar op het netvlies hadden staan. Maar dat zijn allemaal technische vragen.
2006
N 513
De heer S.J. Kok: Het rekensommetje staat in het voorstel, als ik het goed heb gezien. Daar staat de stadspas ook in verwerkt. Dan blijft er uiteindelijk een tekort van € 160.000 over. De heer Van Veluwen: Akkoord, het is € 160.000. Feit blijft dat we met een substantieel tekort zitten op het minimabeleid en ik gedwongen word om te kiezen of we de middelen die we uit Den Haag krijgen naar dat tekort laten toevloeien of dat we nog wat extra’s voor onze minima in onze stad gaan betekenen. Voordat onze fractie die keuze gaat maken, willen we eerst weten waardoor dat tekort is ontstaan. Mevrouw Middelkoop: Mevrouw de voorzitter. De PvdA kan met dit besluit nu instemmen, om een totale afweging te maken bij de najaarsnota. Daarmee zou ik ook willen ingaan op het amendement van GroenLinks, dat evenals de andere voorgestelde opties in het advies zeer sympathiek is, maar daarom juist voor een goede behandeling bij de najaarsnota in het geheel meegenomen kan worden. De heer Zweers: Mag ik mevrouw Middelkoop een vraag stellen? Is het u bekend dat juist vanuit het Participatieplatform de opmerkingen zijn gemaakt, dat mensen soms niet aan het werk kunnen doordat ze net dat stukje overbrugging missen? Kunt u zich voorstellen dat als je spreekt over vier mensen die aan het werk gaan, dit een aanzienlijke structurele besparing zou opleveren? Mevrouw Middelkoop: Dat kan ik zeker en ook alle andere voorgestelde opties, die eveneens vanuit het Participatieplatform kwamen. Maar ik zou dat liever inderdaad straks bij het geheel zien. Wie weet hebben we wel meer te besteden om daaraan toe te dichten. De heer Jansen: Mag ik ook een vraag stellen aan mevrouw Middelkoop? U zegt twee dingen die volgens mij haaks op elkaar staan. U zegt wat de ChristenUnie ook zegt: we kunnen geen goede afweging maken en daarom is het nu wel een sympathiek amendement maar even wachten tot de najaarsnota. Waarom zegt u dan niet hetzelfde over de € 150.000, waarop we ook geen zicht hebben wat er wel of niet terugkomt in de nota Minimabeleid? Daarvan zegt u: die € 150.000 zullen we nu wel besteden in afwachting van de najaarsnota. Mevrouw Middelkoop: Ik kan me niet herinneren dat ik dat heb gezegd. Ik heb juist gezegd dat we het in het totaal willen afwegen bij de najaarsnota; dit besluit inclusief de genoemde opties. Mevrouw Jacobs: Mevrouw de voorzitter. Bestuurlijk Lelystad heeft in het verleden bewezen goed om te gaan met het beleidsveld minimabeleid, vindt de VVD-fractie. Als fractie hebben wij gekeken naar de historische mutatiegegevens en de bedragen die daarmee zijn gemoeid. Tijdens de Voorjaarsnota 2005 heeft de raad de beslissing genomen, om daaraan toch even te refereren, om de rijkskorting op dit onderdeel van beleid, zijnde € 935.000, niet te korten op het bestaande beleid van de gemeente Lelystad. De genoemde € 935.000 is door onze gemeente zelf gecompenseerd in die tijd. De voorgestelde korting van € 150.000 tijdens de laatste najaarsnota is inmiddels weer gerepareerd, zoals wij allen weten. En nu spreken wij over het collegevoorstel om het door het Rijk incidenteel beschikbaar gestelde bedrag van weer eens € 150.000 in te zetten ter vermindering van het te verwachten tekort op het budget bijzondere bijstand in 2006. Uw voorstel houdt dus in dat deze extra bijdrage wordt ingezet voor reeds gedane uitkeringen. Wij ondersteunen deze visie. Wij constateren namelijk dat er dan nog steeds een tekort overblijft, inderdaad van € 160.000 waaraan de heer Kok ook al refereerde. Wij gaan echter eerst voor het oplossen van
2006
N 514
de tekorten die geconstateerd zijn voordat wij aan nieuwe investeringen op dit punt denken en wachten dan liever op totale nieuwe voorstellen in de najaarsnota. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Ik ben enigszins in verwarring gebracht over de € 150.000. Enerzijds hadden we vorig jaar in de najaarsnota een motie van de coalitiepartijen waarin € 150.000 bezuinigd moest worden. Dat is gerepareerd na de coalitieonderhandelingen. Dan komen er ook nog € 150.000 van het Rijk met het doel zoals het genoemd is en die komen daar, naar mijn mening, nog een keer bovenop. Dus in mijn optiek spreek je dan over de inzet van € 3 ton in plaats van € 150.000. Maar misschien kan de wethouder mij daarover nog wat helderheid geven. Ik onderschrijf de woorden van de heer Kok van GroenLinks. Wij zien eveneens een lacune in het beleid. Er zijn inwoners die ons benaderen en zeggen: nu heb ik gesolliciteerd, nu kan ik mogelijk worden aangenomen maar ik heb geen reisgeld, ik heb geen werkschoenen, ik kan geen overall kopen; waar haal ik dat geld vandaan? Dat is de reden waarom wij dat amendement een warm hart toedragen en zullen steunen. Het tekort van € 160.000 hebben wij ook gezien. Ik denk dat de PvdA bedoelt dat we daarover gaan besluiten als we de nota Minimabeleid voorhanden hebben en dan de keuzes daaromtrent in de najaarsnota verder zullen afhandelen. Kort samengevat. Wij kunnen instemmen met dit voorstel en wij ondersteunen, we zijn overigens medeondertekenaar, het amendement. De heer Van Veluwen: Mag ik een technische vraag stellen aan de heer Jansen? U stemt in met het voorstel en vervolgens dient u een amendement in. De heer Jansen: Ik ga ervan uit dat het amendement zo sympathiek is, dat het wel draagvlak zal krijgen. Maar als het amendement niet zal worden aangenomen, zullen wij wel instemmen met het voorstel. De heer Zweers: Mevrouw de voorzitter. Veel is reeds gezegd. Ik wil eerst een compliment maken richting het college. Als ik kijk naar het achterliggende stuk dan heeft men buitengewoon goed zijn best gedaan met het uitwerken van het voorstel. Wij zijn zeer content met het optielijstje dat is geproduceerd. Ook een compliment dat dit voorstel tot stand is gekomen met mensen die direct te maken hebben met de minima, zoals het Participatieplatform. Het gaat in dit geval in onze beleving om een extraatje dat wij krijgen uit Den Haag. Wij vinden dan ook dat dat extraatje op enige manier ingezet moet worden ten behoeve van de minima. Wij vinden het jammer dat het college zegt deze € 150.000 te gaan besteden aan het wegwerken van een verwacht tekort. Gelukkig lijkt nu het verwachte tekort mee te vallen, maar het blijft nog steeds een verwachting. Er zijn zojuist verschillende argumenten genoemd waarom mensen vanuit de minima, die jarenlang in een uitkeringssituatie hebben gezeten, soms problemen hebben om aan het werk te komen. Het is niet alleen het woud van regelgeving. Als we bijvoorbeeld kijken naar de reïntegratiebedrijven. Die kunnen sommige mensen weliswaar een opleiding aanbieden om een beveiligingsdiploma te halen, maar dan blijkt het misschien spaak te lopen als iemand een baan kan krijgen waarbij een BHVopleiding (Bedrijfshulpverlening) gevraagd wordt. Ik hoor achter mij zeggen dat dit een basiseis is. Maar die zit niet standaard in een reïntegratietraject. Dan zou het kunnen zijn dat door middel van het instellen van een fonds iemand wel een dergelijke cursus zou kunnen volgen en uiteraard die baan zou kunnen aannemen. Zo zijn er legio voorbeelden. Dat is de doelstelling die wij hebben om gezamenlijk met de andere partijen dit amendement in te dienen.
2006
N 515
Mevrouw Jacobs: Mag ik de heer Zweers twee vragen stellen? Als we het hebben over de BHV dan heeft dat naar mijn mening weinig te maken met het minimabeleid. Dat moeten we uit een andere pot halen, lijkt mij. Een tweede vraag. Het geld dat besteed is, is inderdaad aan de minima besteed. U zegt: we krijgen iets extra’s van het Rijk, dus dat moeten we besteden aan de minima. Maar dat geld hebben we dus reeds besteed. Ik begrijp uw redenering niet goed. De heer Zweers: Dat is correct. Het gaat erom dat wij met dit amendement willen bereiken dat er een fonds komt, waardoor mensen die nu een uitkering hebben, makkelijker aan het werk zouden kunnen komen door bepaalde drempels weg te nemen. Dus op die manier een structurele besparing te bereiken. Ik noemde zojuist als voorbeeld een BHV-diploma. Mevrouw Jacobs: Dat begrijp ik en ik vind dat ook heel sympathiek en u kunt daarin best gelijk hebben, maar vindt u dat vallen onder het minimabeleid? De heer Zweers: Dat vinden wij vallen onder het minimabeleid. Mevrouw Jacobs: Wij dus niet. De heer Zweers: Dan verschillen wij van mening en dat is ons goed recht. Voor het overige zijn er al voldoende opmerkingen gemaakt door mijn collega-fracties en wacht ik de reactie van het college af. De heer Van den Heuvel: Mevrouw de voorzitter. Er is al veel gezegd. Er is ook al enige invulling gegeven aan de startoverbrugging, zoals wij dat gezamenlijk verwoord hebben in het amendement. Ik zou toch willen wijzen op de investering die wij hiermee willen plegen. Met deze investering willen wij een hoog rendement halen door de investering met dit extra incidentele geld zo te laten plaatsvinden, dat er een structurele verlaging komt van het aantal uitkeringsgerechtigden. Om daar de kleine drempels die er zijn weg te nemen en daardoor van incidenteel geld structureel geld te maken, waardoor de € 150.000 die we nu investeren, waarschijnlijk aan het eind van het jaar meer dan zijn geld heeft opgebracht. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Ik kan het niet treffender zeggen dan de heer Van den Heuvel heeft gedaan waar het gaat om het amendement dat is ingediend. Het is een voorstel om dubbel geld te verdienen. Geld voor de mensen die het eigenlijk moeten krijgen en daarover moeten we het meer hebben dan over de terugwinvariant. Mevrouw Jacobs, u roemde het minimabeleid van het college, en ik begrijp wel dat u het college roemt, maar als u de lijst van eenmalige en eenzijdige voorstellen ziet die hier nog ligt, dan ziet u dat er nog ongelooflijk veel te doen is. Ik ben het niet met u oneens dat er beleid is gevoerd, maar om dat nu met goed te betitelen; ik denk dat we met elkaar naar veel beter moeten. Van het amendement dat nu voorgesteld is, is heel helder dat we daarmee de mensen op weg helpen om uit die afschuwelijke periode te komen van niet kunnen meedoen, weinig of nauwelijks geld hebben. Dat is een sector waarvoor we een veel beter minimabeleid moeten gaan bedenken. Dat kunnen we aan het eind van het jaar doen, dan hebben we ook nog € 5 mln. van de Hydron. Mevrouw Jacobs: Mag ik de heer Homan een vraag stellen? Ik heb een historische opsomming gegeven van wat deze raad, deze gemeente voor het minimabeleid heeft gedaan. Vooral ben ik begonnen met de € 935.000 die wij indertijd gekort zijn qua rijksbeleid en die de gemeente zelf heeft opgehoest. En terecht. Daarna de reparatie en nu dit bedrag. Als u dat bij elkaar optelt dan heb ik dat namens de VVD-fractie
2006
N 516
verwoord met de opmerking dat het college een goed beleid heeft gevoerd. U bent het daar niet mee eens, begrijp ik? Of u geeft daaraan een andere nuance? De heer Homan: Ik ben zo blij dat u dat zegt. U herinnert zich mijn woorden bij de begrotingsbehandeling. Geacht college, vroeg ik, laat eens duidelijk worden hoe uw minimabeleid effecten heeft. Het antwoord van het college was: wij doen meer dan de omliggende gemeenten. Ik dacht toen: wat zegt mij dat? Dat zeg ik nu ook u: daar gaat het toch niet om? Het gaat om de effecten. Hoe goed u het dan ook betitelt. U zegt het is goed, want u trok er zomaar € 150.000 vanaf. Kon best, dacht u. Nee, mevrouw Jacobs, in de ogen van de Stadspartij en gelukkig een aantal andere partijen hier in de raad, is dat nog lang niet voldoende en moeten wij zorgen dat er veel en veel meer naar de minima wordt gebracht, opdat zij uit die ellendige situatie komen. Daarom is het amendement zo goed. Dat zorgt voor werk en u zult dat vast steunen. Mevrouw Jacobs: Maar als u aangeeft dat ik er € 150.000 vanaf trek, dan moet u goed citeren. De meerderheid van de raad heeft bepaalde voorstellen geaccordeerd. De heer Homan: En u was het daar van harte mee eens. Mevrouw Jacobs: De meerderheid van de raad heeft voorstellen geaccordeerd die inmiddels zijn gerepareerd. U moet totaal citeren, niet incidenteel. De voorzitter: Ik denk dat dit zo voldoende is. Ik geef het woord aan wethouder De Jager. Wethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. Allereerst dank in de richting van de fractie van Leefbaar Lelystad, die complimenten heeft geuit over de totstandkoming van dit voorstel. Wat mij betreft, om de toon te zetten, is dit een voorbeeld van een voorstel waarbij het motto "iedereen doet mee” opgeld doet. De voorliggende vraag is hoe we de incidentele rijksbijdrage van € 150.000 ten behoeve van het minimabeleid in Lelystad gaan besteden. Het college heeft, en dat zeg ik eerlijk, geworsteld met twee speerpunten van beleid, te weten het financieel in control willen komen en het versterken van het sociale gezicht. Het college heeft ervoor gekozen om het bedrag in te zetten ter vermindering van het verwachte tekort op het budget voor bijzondere bijstand. Omdat er sprake is van een structureel tekort en we dus feitelijk meer uitgeven dan we begroten, achten wij het wenselijk deze incidentele middelen in te zetten ter dekking van dat tekort. Daarmee blijven we immers binnen de door de gemeenteraad gestelde financiële kaders en daarmee belasten we, denk ik, de behandeling van de brede nota Minimabeleid niet op voorhand. De gemeenteraad heeft dan zijn handen vrij om nieuwe inhoudelijke én financiële kaders te stellen op dit beleidsonderdeel. In de voor u ter inzage gelegde notitie is een aantal opties genoemd die wij dan ook willen betrekken bij de op te stellen integrale nota. Die nota zal, het is eerder met u gecommuniceerd, voorafgaand aan de najaarsnota met u besproken worden. Indien gekozen zou worden om het geld ondanks het verwachte tekort toch uit te geven, dan moeten we later dit jaar nog dekking vinden voor het tekort van € 160.000. Daarbij komt dat het gaat om een incidenteel bedrag, terwijl veel voorgestelde maatregelen feitelijk een structureel karakter hebben. Het honoreren van een van die voorstellen nu betekent mijns inziens dan ook een extra claim van € 150.000 bovenop dat tekort van € 160.000. Het college vindt dat op dit moment onwenselijk en we zijn de fracties van PvdA, VVD en InwonersPartij dan ook erkentelijk voor het feit dat zij dit standpunt delen.
2006
N 517
Natuurlijk staat het fracties vrij om hierover anders te denken en te beslissen, maar daarmee neemt u wel een voorschot op de discussie bij de nog op te stellen integrale nota. Dat zou ik willen meegeven aan de fracties die het amendement hebben ingediend, GroenLinks, Leefbaar Lelystad, SP, Stadspartij en ook weer de InwonersPartij. Met betrekking tot het amendement zou ik het volgende op dit moment willen zeggen. Het college heeft dus geoordeeld dat het niet verstandig is dit amendement nu te honoreren, want het tweede onderdeel van uw amendement staat ook genoemd in een van de opties, optie 8. Daar komt nog bij dat u spreekt over een premie in een tegemoetkoming voor mensen die weer gaan werken en u denkt dan bijvoorbeeld aan reiskosten. Dergelijke aspecten zouden we wat mij betreft moeten wegen bij de brede nota Minimabeleid. En het zou best zo kunnen zijn dat dit soort kosten, reiskosten, voor een deel zijn toe te leiden naar het werkdeelbudget, waarin wij wel voldoende geld hebben zitten. Reïntegratie in ieder geval, zou mijn stelling zijn, moeten we zoveel mogelijk via het werkdeelbudget van de WWB proberen te regelen. Ten slotte wil ik opmerken dat ook sociaal beleid start met een goede begroting en goede financiële informatie, planning en bijsturing. Middels de financiële analyse op het budget bijzondere bijstand hebben we qua inzichtelijkheid naar mijn mening een grote stap voorwaarts gezet en weten we dat het nu gaat om een structureel tekort van € 160.000 in plaats van de eerder geraamde € 330.000. De ChristenUnie heeft nog specifiek gevraagd naar de totstandkoming van dat bedrag, na een analyse daarvan. Wat mij betreft heeft de heer Kok van GroenLinks terecht aangegeven dat die informatieanalyse is bijgevoegd. Ik zou in het kort willen wijzen op de volgende aspecten uit die informatieanalyse. In de ontwikkeling van het budget staat dat gedurende de periode 2003-2006 de volgende elementen van wezenlijk belang zijn geweest. Allereerst is het zo dat de extra budgettoekenningen bij de Voorjaarsnota 2003 zo zijn geweest, dat er in totaal voor een bedrag van € 400.000 is opgehoogd. Echter, en daar gaat het om, in de Begroting 2004 is vervolgens weer een budgetverlaging doorgevoerd van bijna € 300.000, waarmee die eerdere ophoging grotendeels teniet is gedaan. Verder zou ik willen verwijzen naar de informatieanalyse die is bijgevoegd. Dan in de richting van de InwonersPartij. Gevraagd is naar de € 150.000 bij de najaarsnota. Volgens mij is het prima uitgelegd door mevrouw Jacobs van de VVD. Wij zijn door het Rijk gekort voor een bedrag van meer dan € 900.000. Daarvan hebben we toen € 750.000 overeind weten te houden; € 150.000 op dat moment niet. Die zijn inmiddels gerepareerd. En dit incidentele rijksbedrag komt daar nu nog een keer bovenop. En dat bedrag, dat houd ik hier staande, komt wel degelijk direct ten goede aan de minima. Maar, en dat geef ik u allen meteen na, het zou natuurlijk veel mooier zijn geweest als je dat als een echte extra plus zou kunnen inzetten. Dat is echter niet het geval op het moment dat je weet dat je een structureel tekort hebt van € 160.000. Vandaar de keuzes die het college gemaakt heeft. In tweede termijn De heer S.J. Kok: Mevrouw de voorzitter. Dank aan het college voor het antwoord. Laat ik zeggen dat het inderdaad positief is dat er meerdere keuzes mogelijk zijn, zoals Leefbaar Lelystad aangaf, en die keuzemogelijkheden zijn dan ook aangedragen door de mensen die er verstand van hebben; Participatieplatform onder andere maar ook medewerkers hier in het huis, heb ik begrepen. Op het moment dat je dat van mensen vraagt, vind ik dat je dan ook serieus met al die opties moet omgaan en dus als raad die opties moet meenemen en wegen. Dat hebben wij
2006
N 518
gedaan en dan vinden we dat er in het beleid van alle opties die zijn genoemd, die onder 8, een variatie daarvan, inderdaad een lacune is in het beleid in Lelystad, meer dan in de andere opties, en dat zouden wij willen repareren. Vandaar het amendement. In die zin vind ik dat fracties die achter het collegevoorstel gaan staan zich wat meer rekenschap zouden moeten geven van die opties die zijn aangedragen door de mensen die er verstand van hebben en dus ook de signalen zouden moeten oppakken, zoals wij als GroenLinks-fractie dat hebben gedaan de afgelopen maanden. Signalen van mensen die zeggen: op dit punt is er echt een serieus probleem; daar moeten we wat mee. Maar hoe ga je daarmee om? We hebben nu een incidentele meevaller vanuit Den Haag, € 150.000, dat wij daarvoor zouden willen gebruiken. Het college en andere partijen willen dat inzetten om een tekort te dekken, maar dat is een structureel tekort. Dus ook in het kader van de najaarsnota zou je over dat tekort moeten praten na 2007. In die zin is het slechts een tijdelijke oplossing. Daarbij wil ik aangeven in de richting van de VVD, dat ik vind dat als je vanuit Den Haag speciaal voor dit doel een extraatje krijgt, het ook een extra zou moeten zijn voor de minima of bepaalde groepen onder de minima en dat je niet bestaand beleid daaruit zou moeten dekken. Als we deze incidentele meevaller uit Den Haag niet hadden gehad, dan zouden we voor dat tekort dekking hebben moeten zoeken. En zo hoort het ook te gaan, want de bijzondere bijstand is een openeinderegeling. Het enige dat mij nu doet twijfelen over het amendement is de opmerking van het college dat de kosten voor dit specifieke probleem wellicht zouden kunnen worden gedekt uit het werkdeel. Dat vind ik wel een heel duidelijk signaal, want daar is inderdaad wat meer geld te halen en dan houd je wat meer geld over bij het minimabeleid. Dus ik zou willen voorstellen om aan het eind van deze tweede termijn een korte schorsing te hebben, zodat ik met de initiatiefnemers kan overleggen wat dat betekent voor ons amendement. De heer Van Veluwen: Mevrouw de voorzitter. Ik bedank het college voor de beantwoording. Het heeft bij onze fractie nog niet de zorg weggenomen of we alles over het minimabeleid goed op het netvlies hebben staan. Ik zeg niet dat het een stokpaardje van ons is, maar we willen toch eerst een integrale afweging maken van het minimabeleid. We zijn de eerste fractie die vooraan staat om een ruimhartig minimabeleid te laten uitvoeren, dus daar hebt u ons, maar wij willen wel alle plussen en minnen goed zien. Daar hebben we zorg over. We weten ook dat deze middelen niet naar stenen stapelen gaan. Deze middelen blijven gereserveerd voor het minimabeleid. In die zin zullen we uw amendement niet steunen. Uw opmerking over het werkdeel hebben wij in onze oren geknoopt. Het zou ons een lief ding waard zijn als we over uw overbruggingspremie goede afspraken met elkaar kunnen maken. Mevrouw Nuijt: Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie vindt de in het amendement voorgestelde bestemming wat te beperkt, hoe sympathiek ook. Het gaat om één doelgroep, in principe alleen wat betreft het uitstroom beleid. Wij vinden dat de bijzondere bijstand een veel breder instrument is. Wij hadden ons ook al afgevraagd, overeenkomstig de opmerking van wethouder De Jager, of in het kader van Work First een dergelijke bestemming niet te realiseren is. Wij staan een totaalafweging in het kader van de najaarsnota voor en we weten dat bij de acht genoemde bestemmingen ook de voorgestelde bestemming nog staat. Dus dat lijkt ons een beter moment om tot een juiste invulling te kunnen komen. De heer Jansen: Mevrouw de voorzitter. Ik wil ook eerst even de toon zetten. Wij gaan dit eerste voorstel van deze nieuwe wethouder steunen. U voelde wel dat wij op
2006
N 519
een bepaald moment twijfelden. Het amendement dat er ligt vinden wij sympathiek, het voorstel van het college met de genoemde opties vinden wij een goede nieuwkomer. Het mag in andere voorstellen ook wel op deze manier verwoord worden. Dat vinden wij de plussen. Over de € 150.000 ga ik het niet meer hebben, met slechts de opmerking dat het een goed resultaat is van de formateur. Wij stemmen ook voor omdat er bij de tweede optie iets staat waarover wij nog niet zo lang geleden een motie hebben ingediend, waarvan ik van de hele raad hoorde dat hij sympathiek was. Maar gelet op het feit dat de nota Minimabeleid er aankomt, waren wij tevreden met de toezegging van de wethouder die aangaf dat hij daarop mogelijk zou terugkomen. Ik zie het hier bij de opties staan en u heeft gezegd dat de nota Minimabeleid vóór de najaarsnota gepresenteerd wordt. Ik ga er dan van uit dat het dan ook terugkomt in uw nota. De heer Van den Heuvel: Bij interruptie. Als u instemt met dit raadsbesluit, stemt u in met het inzetten van het bedrag ter vermindering van het tekort en zijn alle opties weg. Dat is u duidelijk? De heer Jansen: Dat is mij duidelijk. Daarom heb ik al gezegd dat ik in een spagaat zat. Ik vind dat er een lacune is. Ik heb de heer Kok dat ook gezegd. Er is een leemte met betrekking tot de reiskosten, werkschoenen en overall, maar daarop heeft de wethouder antwoord gegeven. Hij zegt dat er een mogelijkheid bestaat om dat te bekostigen uit het werkdeel. Ik heb de heer Kok ook horen zeggen dat hij een schorsing wil om daarover nog even met elkaar te praten. Daar sluit ik me dan ook bij aan. De heer Zweers: Bij interruptie. U praat nu volledig richting het voorstel dat het college heeft ingediend. Daaruit lijkt de conclusie te komen dat u uw steun voor het amendement intrekt. De voorzitter: Ik stel het volgende voor. Er is een schorsing aangevraagd door de hoofdindiener van het amendement. Behandelt u dit even in de schorsing en dan horen we straks het resultaat. Gaat u verder, mijnheer Jansen. De heer Jansen: Tot slot vinden wij ook dat je niet meer geld moet uitgeven dan de begroting toelaat. De wethouder heeft gezegd dat je nu eenmaal zit met een tekort van € 160.000. Over het geld dat nu ingezet wordt, dat extraatje, zijn we van mening dat de mensen daarvan iets zouden moeten merken. Maar helaas, volgens mij hebben we dat geld al uitgegeven. De heer Zweers: Bij interruptie. Het is de verwachting dat dat geld wordt uitgegeven. Het is nog niet uitgegeven. Het is een verwacht tekort. De historie bewijst dat er een structureel tekort is. Maar ja, cijfers uit het verleden....... De heer Jansen: Goed. Dan hebben we dat tekort. Gelet op de zaken die ik genoemd heb, mag duidelijk zijn dat wij het voorstel wel zullen steunen. Wij verbinden wel de absolute voorwaarde daaraan dat wij de opties die genoemd zijn, het amendement dat genoemd is, als mogelijke kaders terugvinden in de nota Minimabeleid die we vóór de najaarsnota mogen verwachten.
De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering.
2006
N 520
De heer S.J. Kok: Mevrouw de voorzitter. De fractievoorzitters van de vijf fracties die het amendement hebben ingediend, hebben met elkaar overlegd en zijn gezamenlijk tot de volgende conclusie gekomen. Inhoudelijk staan wij met zijn vijven nog geheel achter het amendement. We vinden dat de geschetste problematiek en de mogelijke oplossing aan de orde zouden moeten komen in het kader van de nota Minimabeleid die er aankomt. Ten aanzien van de dekking hebben wij van het college begrepen dat het misschien mogelijk is, dat uit het werkdeel deze zaak gedekt zou kunnen worden. Dat zou te prefereren zijn boven het halen uit deze incidentele bijdrage. In die zin trekken wij het amendement in en praten we over deze zaak verder in het kader van de nota Minimabeleid. De voorzitter: Dan is hiermee het amendement van tafel. Wethouder De Jager: Mevrouw de voorzitter. Een paar korte opmerkingen. Allereerst in de richting van ChristenUnie en InwonersPartij, omdat u opmerkingen hebt gemaakt over het proces en de integrale afweging die nodig is. Ik denk dat dit inderdaad waar is en dat we met zijn allen bij de brede nota maar moeten laten zien wat het versterken van het sociale gezicht ons werkelijk waard is. Ik heb u die nota toegezegd voorafgaand aan de behandeling van de najaarsnota. Ik denk namelijk dat we de najaarsnota niet met deze nota zouden moeten belasten. Die krijgt daarin wel zijn financiële vertaalslag. Dat betekent dat we in het proces daar naartoe nog een aantal stappen te maken hebben. Zo zijn wij achter de schermen op dit moment bezig om de eerste conceptversie daarvan gereed te maken. Ook hierbij zou ik graag de raad aan het begin willen meenemen. Ik zou u dan wel willen verzoeken om half augustus beschikbaar te zijn voor een werkconferentie over de totstandkoming van deze nota, waarbij wij u de eerste kaders kunnen meegeven. Ik leg het hier maar eerlijk neer. Als u wilt dat die nota voorafgaand aan de najaarsnota behandeld wordt, dan kan dat in het proces niet anders, althans dan kan ik u niet aan de voorkant daarbij betrekken. Het lijkt mij nu juist wenselijk, zeker gezien het verlanglijstje dat er is, om daarover vanaf het begin mee te discussiëren. Dat voorstel gaat de deur uit en bereikt u. Dan toch nog even in de richting van GroenLinks en de andere indieners van het amendement dat inmiddels van tafel is; waarvoor dank. Mijn opmerking: sociaal beleid begint volgens mij echt met een gedegen begroting en een financiële analyse. Die ligt er nu als het gaat om het budget voor de bijzondere bijstand. Ter verduidelijking, ik heb inderdaad de stelling geponeerd dat we reïntegratie zoveel mogelijk via het werkdeelbudget zouden moeten zien te regelen. Voor een deel gebeurt dat ook al. Als het bijvoorbeeld gaat om de reiskosten die u noemde in het amendement: in het verleden moest dat achteraf worden gedeclareerd via de bijzondere bijstand. Dat hebben wij al vervangen. Daarvan hebben we gezegd: dat zou niet op die manier steeds achteraf verantwoord moeten worden; als het te maken heeft met toeleiden naar werk, dan moeten we dat onmiddellijk uit het werkdeel doen. Dus daar hebben wij als college de insteek gekozen scherp aan de wind te zeilen, creatief te zijn, maar het wel goed te kunnen beargumenteren. De heer Zweers: Mag ik daarover een vraag stellen? Is de Reïntegratieverordening daarop aangepast? Wethouder De Jager: Dat kan via de wet WWB en dan via het werkdeelbudget. Dan het tweede punt en dat snijdt u terecht aan. Er is nog een andere mogelijkheid, namelijk om datgene wat u wilt via die Reïntegratieverordening te laten lopen, maar die is daarop inderdaad niet aangepast. Ik ken de discussie vanuit het verleden niet helemaal, maar ik weet wel dat de raad in het verleden heeft gezegd: we maken voor
2006
N 521
beloningen geen uitzonderingen. Daarover zou de raad nu van mening veranderd kunnen zijn, maar dan zouden we de Reïntegratieverordening daarop moeten aanpassen. Dat is een tweede spoor dat we zouden kunnen bewandelen, maar mijn insteek is: datgene wat je via het werkdeelbudget van de WWB kunt doen, moet je vooral niet laten. De voorzitter: We gaan over tot stemming. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
14.
Voorstel inzake financiële bijdrage 2007 Nieuw Land Erfgoedcentrum (stuk nr. B06.00619) De heer Marseille: Mevrouw de voorzitter. Het college stelt voor geen inhoudelijke opmerkingen te maken over deze begroting. Dat was ik ook niet van plan. Ergo, wij constateren dat dat helemaal niet meer zinvol is, want dat had dan voor 1 juni gemoeten. Dat is toch een kwetsbaar punt bij die gemeenschappelijke regelingen; de termijn is over het algemeen kort. Dus toch een verzoek aan het college om in voorkomende gevallen het zodanig tijdig aan de raad voor te leggen, dat als we zinvolle opmerkingen zouden willen maken, dat dan ook kan. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Mijn vraag was of de vraag om over het voorgestelde besluit geen inhoudelijke opmerkingen te maken, was ingegeven door het feit dat de tijd voorbij is. Die vraag is al gesteld. Een andere vraag. Vaker maken wij mee dat Almere zich kennelijk aan bepaalde zaken, zoals deze, onttrekt. Is dat iets waaraan mogelijkerwijs nog wordt gewerkt; om ook Almere over te halen mee te doen? Of heeft dat al zoveel energie gekost dat men het daar maar bij laat? Mevrouw Nuijt: Mevrouw de voorzitter. Ook wij vonden het nogal een curieus dictum bij dit voorstel. Maar de opmerkingen zijn reeds gemaakt. Dus ik hoef daar niet verder op in te gaan. Wethouder A. Kok: Mevrouw de voorzitter. Het college zegt verbetering toe ten aanzien van de termijnen waarover gesproken is. Dat kan zo inderdaad niet. Daar gaan we volgend jaar beter mee om. Almere is nog steeds een zelfstandige gemeente, mijnheer Homan. Dus die mag haar eigen afwegingen maken. De heer Homan: Mevrouw de voorzitter. Het antwoord dat de wethouder gaf, wist ik van te voren al. Althans dat had ik kunnen vermoeden. Maar ik vraag iets meer. Wordt dit geaccepteerd? Hoe ligt dat nu in de verhoudingen? Verslechtert dit verhoudingen? Dat is misschien in een openbare vergadering een precaire vraag, maar het is toch wat vreemd dat men zich hieraan onttrekt? Wethouder A. Kok: Mevrouw de voorzitter. Dit is een discussie die lang geleden heeft plaatsgevonden. Ik zou toch eraan willen vasthouden dat Almere haar eigen afwegingen mag maken. Dat zullen wij ook doen. Wellicht heeft Almere heel goede redenen gehad. De samenwerking tussen de gemeentebesturen van Lelystad en Almere loopt in het algemeen heel goed. De voorzitter: We gaan over tot stemming. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
2006
De voorzitter sluit de vergadering om 21.45 uur.
Vastgesteld op 7 september 2006. De raad van de gemeente Lelystad, De voorzitter, De griffier,
N 522