2005
N 881
NOTULEN van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lelystad, gehouden op donderdag 8 december 2005 te 19.00 uur in het Stadhuis te Lelystad. Aanwezig zijn:
de heer Ch. Leeuwe, burgemeester/voorzitter; de heer N. Benedictus (VVD), mevrouw M. Boshuizen (D66), mevrouw J. Erbé (Leefbaar Lelystad), de heren W.J. Erica (Leefbaar Lelystad), S.G.J. van Erk (VVD), H.W. Gerritzen (VVD), W. Hijmissen (CDA), C.J.J. Homan (Fractie Homan), mevrouw M. Jacobs-Haagen (VVD), de heren W. de Jager (PvdA), W. Jansen (Inwoners Partij Lelystad), mevrouw A. de Jong (Fractie De Jong), mevrouw G.J. de Jong (PvdA), de heren R.J. Kempenaar (CDA), S.J. Kok (GroenLinks), mevrouw L.A. Kreuger-Sietses (GroenLinks), de heren E.H.G. Marseille (VVD), F.M. van der Meij (CDA), S.W. Ongering (Inwoners Partij Lelystad), B. Poppens (VVD), mevrouw G.A. Riesenbeckvan Zwol (Leefbaar Lelystad), mevrouw E. van Selm (GroenLinks), de heren B. Siepel (ChristenUnie), H.P. Soomers (PvdA), J.H. Terbach (PvdA), F.H.L. Teunissen (D66), C. van Veluwen (ChristenUnie), A. Verhoef (Fractie Verhoef), D. Waterhout (PvdA), mevrouw J.F. Weijerman-Hiddes (AOV/NWP), en de heer W.B. Zweers (Leefbaar Lelystad) leden van de raad; alsmede de heren, J. Lodders, J.P. Mattie, J.P. de Vries en T.J. van der Zwan, wethouders; en de heer J. Woltjer, griffier.
Afwezig zijn:
de heer Z.J. van der Houwen (PvdA), mevrouw D. Zantingh (Fractie Zantingh), leden van de raad; alsmede de heren R. Bootsma, A. Kok, wethouders; en de heer D.J. Willems, gemeentesecretaris.
2005
Agenda 1 Insprekers 2 Opening 3 Mondelinge vragen 4 Vaststelling agenda 5 Ingekomen stukken 6 Mededelingen 7 Radialen van het hoofdwegennet teruggetrokken 8 Vaststelling van het hoofdfietsnetwerk 9 Kadernota gemeentelijk milieubeleidsplan 10 Wijziging van de APV 2000 m.b.t. illegale speelgelegenheden 11 Gemeentelijk rioleringsplan 2006-2010 12 Project Zuiderzeelijn 13 Voornemen tot deelname in Stichting voor beheer en exploitatie voorzieningencluster De Landerijen 14 Kaderstelling rondom inhuur personeel teruggetrokken 15 Vaststelling grondexploitatie juni 2005 gebied Larserpoort 16 Uitvoering Masterplan Stadshart; herontwikkeling Deelplan "Wisselplein” (Dukaatplein en omgeving) 17 Conceptonderzoeksplan 2006 in het kader van Verordening 213a 18 Wijzigingen begroting 2005
1.
N 882
N 882 N 882 N 882 N 886 N 887 N 888 N 889 N 898 N 911 N 912 N 918 N 927 N 929 N 930 N 930 N 933
Gelegenheid gebruik te maken van het spreekrecht De voorzitter: Dames en heren. Ik heet u allen hartelijk welkom. Ik constateer dat zich noch bij de griffier noch bij mij insprekers hebben gemeld.
2.
Opening De voorzitter: De vergadering is geopend. Ik deel u mee dat met kennisgeving afwezig zijn mevrouw Zantingh, wethouder Bootsma, de heer Van der Houwen. Wethouder Kok moeten wij verontschuldigen wegens verblijf in het buitenland. De heer Van Veluwen komt later. Wij verheugen ons in de komst van mevrouw Van Selm. Ik heet haar weer van harte welkom en hoop dat zij geheel hersteld is.
3.
a. Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen De heer Soomers: Mijnheer de voorzitter. Ik heb vragen over twee problemen. Ten eerste de situatie op de dreven. Wij nemen kennis van nogal wat irritatie in de bevolking over de werkzaamheden op de dreven in Lelystad. Die werkzaamheden zouden op 1 december zijn afgerond; dat zijn ze niet. Van de borden is de datum 1 december inmiddels verdwenen. Wij begrijpen informeel dat de reden van het uitlopen van de werkzaamheden de temperatuur en de weersgesteldheid zijn. Dat verbaast ons enigszins. Ten eerste vragen wij ons af of dat de reden is. Dat horen we dadelijk graag. Temeer daar op de A6 blijkbaar de weersomstandigheden anders zijn. Ten tweede; ieder jaar rond deze tijd dalen de temperaturen. Had u dat niet voorzien? Is er in de planning iets misgegaan? Hoe komt dit? Hoe kunt u via ons aan de burgers uitleggen waarom dit allemaal zo moet gaan?
2005
N 883
De heer Homan: Mijnheer de voorzitter. Ik heb in de vorige vergadering gevraagd om een generaal excuus aan de bevolking aan te bieden. Ik denk dat dit nu nog meer op zijn plaats is en ik hoop dat het college het met mij eens zal zijn dat de mensen die dit ongemak wordt aangedaan, toch op z’n minst een vorm van excuus krijgen aangeboden. Wethouder Lodders: Mijnheer de voorzitter. Vorig jaar is het investeringsplan hoofdwegen vastgesteld. Daarin zijn de jaarlijkse planningen opgenomen. De planning voor 2005 is om een drietal redenen bijgesteld. Ten eerste de besluitvorming vorig jaar rond het burgerinitiatief Houtribdreef. Er is toen een toezegging gedaan aan de bewoners van het Karveel om in 2005 stil asfalt aan te brengen. De tweede reden is de mogelijkheid van subsidie op de Westerdreef. Begin dit jaar werd duidelijk dat die mogelijkheid daadwerkelijk aanwezig was. De voorwaarde die daarbij hoort, is dat voor het eind van dit jaar het werk gerealiseerd is. Het college was van mening dat we de € 3 ton subsidie die daarmee gemoeid was niet moesten laten lopen. De derde reden van de aanpassing van de planning is dat de Zuigerplasdreef eerder aan groot onderhoud toe was dan aanvankelijk was gedacht. Het was niet verantwoord om daarmee langer te wachten. Als je kijkt naar het aanpassen van de planningen en de voorbereiding die daarbij hoort, dan was het niet mogelijk om te starten in het voorjaar, wat aanvankelijk de bedoeling was bij de andere dreven die voor dit jaar gepland stonden. Dat betekent dat voor de zomer de ontwerpen en het krediet voor u ter inzage hebben gelegen. Daarbij is aangegeven dat het nog dit jaar uitgevoerd zou worden. De aannemers hebben aangegeven de klus te kunnen klaren in de periode september-november. Dan zou het inderdaad op 1 december klaar zijn. Dat is uiteraard afhankelijk van het weer. In november is het mooi weer geweest, maar desondanks zijn er niet werkbare dagen geweest. Dat heeft met name met de toplaag te maken. Van tevoren is dit risico ingeschat, maar het belang van de toezeggingen en het belang van het mislopen van de subsidie hebben meegewogen in de afweging die is gemaakt om nog dit najaar te beginnen met de werkzaamheden. De aannemers zijn regelmatig aangesproken op het halen van de planning maar het weer heeft daarbij parten gespeeld. Daarnaast waren er een paar andere tegenvallers die de oorzaak zijn dat 1 december niet gehaald is. Een ander punt, en dat wil ik toch even noemen, is dat er gekozen is om de wegen niet volledig af te sluiten ei daarmee de doorstroming voor een belangrijk deel in stand te houden. Het wel afsluiten zou een aanzienlijke tijdwinst opgeleverd hebben maar geeft toch ook weer een aantal andere nadelen. Daarnaast moeten we constateren dat de werkzaamheden zeer omvangrijk zijn. De techniek. Ik wil hierop niet al te diep ingaan, maar de heer Soomers gaf aan dat er wegen zijn waaraan nog wel gewerkt wordt. Het gaat hier om het aanbrengen van een toplaag met stil asfalt. Dat vergt een bepaald asfalteringsprincipe. Afhankelijk van het principe dat de aannemer daarvoor kiest, is het mogelijk om dat met hogere dan wel wat lagere temperaturen te doen. Het aanbrengen van een dergelijke toplaag is lastig als de temperatuur onder de 10° C komt voor sommige procédé’s. Er zijn echter procédé’s waarbij het bij 5 tot 6° C nog aangebracht kan worden. De toplaag heeft met name te maken met het stil asfalt en de hechting daarvan op het onderliggende asfalt.
2005
N 884
Hoe nu verder? De Zuigerplasdreef is inmiddels opengesteld. Daar moet de toplaag nog worden aangebracht, maar met wat maatregelen zoals ze nu zijn getroffen, kan het verkeer daar zijn gang gaan. Het is wel de bedoeling dat zodra de weersomstandigheden het toelaten, er nog zal worden getracht om voor de kerst de toplaag aan te brengen. Die zekerheid kunnen we echter niet geven. Van Westerdreef / Houtribdreef is de verwachting dat het nog voor de kerstzal plaatsvinden. Enig voorbehoud inzake de temperatuur moeten we daarbijwel maken. Als het onverhoopt niet lukt, zullen ook die wegen opengesteld worden zoals dat op dit moment bij de Zuigerplasdreef het geval is. Op de vraag van de heer Homan wil ik antwoorden dat we vorige week uitgebreid aandacht hebbenbesteed in de pers en het heel duidelijk uitgelegd, en ook nu heb ik dat gedaan, aan de bevolking hoe het gekomen is dat het wat uitgelopen is. We zullen hier uiteraard lering uit trekken om in volgende jaren hiermee op een andere manier om te gaan, indien mogelijk. Het is de bedoeling om volgend jaar eerder te beginnen. We gaan ru weer met de planning aan de gang zoals we die eerder hebben afgesproken. De heer Soomers: Mijnheer de voorzitter. Dank voor de beantwoording. Mijn tweede vraag is de volgende. Tussen Bataviastad en de Suyderseeboulevard vinden bouwwerkzaamheden, terreininrichtingswerkzaamheden plaats om te komen tot nieuwe appartementencomplexen en het creëren van een nieuwe havenkom. Daar zijn we heel blij mee. Ook de bewoners daar zijn er heel blij mee, zoals u weet. Voordat die werkzaamheden startten is aangegeven, dat er weinig of geen overlast zou ontstaan. Wat ons nu bereikt is dat op een voor bewoners niet verwacht tijdstip ineens het fietspad naar de stad is verdwenen. Toen was er niets. Nu is er blijkbaar een noodoplossing gecreëerd van een slechte kwaliteit die ook gevaarlijk is als het straks glad wordt. Het is niet duidelijk of deze blijft of dat het maar even is in afwachting van een betere tijdelijke maatregel. Mijn vraag is of het juist is dat daarover met de bewoners niet is gecommuniceerd of dat ze niet geïnformeerd zijn. Is de huidige oplossing zeer tijdelijk en komt er een betere voorziening? Zo ja, wanneer? En mag ik u vragen met de bewoners in contact te treden om hen goed te informeren over wat hen in dat gebied de komende periode te wachten staat; of niet, dat zou des te beter zijn. De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. In wezen is de vraag gesteld. Ik zou er nog aan willen toevoegen op welke termijn we een oplossing kunnen verwachten. Wethouder Lodders: Mijnheer de voorzitter. Het was de bedoeling dat het fietspad dat er lag intact zou blijven tot er een noodfietspad aangelegd zou zijn. De aannemer is zeer voortvarend te werk gegaan. Dat was niet de bedoeling. Op het moment dat we daar achter kwamen, hebben we direct maatregelen genomen door een tijdelijk fietspad aan te leggen door middel van platen. Dat ligt er nu. Het noodfietspad dat zou worden aangelegd en als vervanging van het fietspad had moeten dienen, was er nog niet. Daaraan is hard gewerkt. Als het meezit zal het de komende week open gaan. Het wachten was nog op het aanleggen van verlichting. In dat opzicht is het probleem volgende week verleden tijd. Het was de bedoeling om met de bewoners te communiceren dat het oude fietspad eruit zou gaan en dat er een noodfietspad zou worden aangelegd. Maar doordat de aannemer zo voortvarend te werk ging, waren we daartoe niet in staat. Dit zal volgende week alsnog gebeuren. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Mijn vraag sluit aan op de vraag die ik in de vorige raadsvergadering aan u heb gesteld met betrekking tot de zevende
2005
N 885
trouwlocatie. U hebt gevraagd om u in de gelegenheid te stellen om daarover schriftelijk te berichten. Dat hebt u dan ook gedaan in de achterliggende stukken, maar het beantwoordt niet helemaal aan datgene wat ik u gevraagd had. Hetgeen ik u gevraagd heb was hoe het mogelijk is dat het college een besluit neemt voor een locatie en die aanwijst als trouwlocatie terwijl er nog geen gebouw staat en daarvoor zelfs nog een bestemmingsplanwijziging moet plaatsvinden. Dat was de achterliggende gedachte van de door mij gestelde vraag. Daarop heb ik geen antwoord gekregen en daarom stel ik hem nu. De voorzitter: Ik kan hierop antwoorden dat wij ons dat bewust zijn, maar dat in de discussie die wij intern voerden ook met Publiekszaken over de trouwlocaties bleek, dat behalve een aantal publieke attracties in de vorm van trouwlocaties zich ook een paar andere hadden gemeld dan wel gingen melden. Wij wisten dat ten aanzien van de ene locatie, een bed- en breakfast accommodatie, daar reeds een gelegenheid is zij het met enige aanpassing en dat de andere locatie, met de mooie naam van het toekomstige landgoed, wellicht een mooie locatie zou kunnen zijn. We hebben in die zin gezegd: als we de discussie over de trouwlocaties proberen af te ronden, dan weten we op dit moment dat als we straks een zevental locaties hebben, dat we het daartoe bepalen. Dan weet iedereen in de toekomst die wil trouwen of een samenlevingsregistratie wil aangaan, dat dat het dan is. Dit gezegd hebbende, waren we ons wel bewust dat er nog een bestemmingsplanprocedure op één van de locaties moet volgen. Met andere woorden, de kanttekening moet gemaakt worden dat als onverhoopt zou blijken dat de raad zou vinden dat die trouwlocatie niet geschikt is, wij op dat punt van zaken de nette procedure volgen. Maar omdat de aandrang in enige mate aanwezig was om de vraag nu te beantwoorden vanuit het idee van de trouwlocaties, hebben wij het zo geformuleerd. Er is geen vrijheid ontnomen aan wie dan ook. We hebben in ons enthousiasme gezegd dat het ons verstandig leek om het nu zo te bepalen. De nette procedures daarna volgen vanzelf op één van de punten. Dat weet ook de betreffende trouwlustige ondernemer die graag paren en echtparen op het toekomstige landgoed wil hebben. Mevrouw Riesenbeck: Mijnheer de voorzitter. Afgelopen week was er in verschillende persberichten en via de televisie te lezen en te horen dat er veel gemeenten zijn die een regeling hebben getroffen om de minima in een collectieve ziektekostenverzekering cnder te brengen. Wij hebben daarom de volgende vraag aan het college. Is het college met ons van mening dat het aanbieden van een collectieve verzekering op zijn plaats is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe ver is de gemeente al in het voorzien van een collectief? Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Volgens mij hebben wij al heel lang een collectieve ziektekostenverzekering voor de minima. Maar wij zijn wel van zins om die wat te gaan uitbreiden, zodat met het nieuwe zorgstelsel de tandartskosten daaronder vallen. We zijn nu bezig om dat allemaal voor te bereiden. Zodra dit presenteerbaar is zullen we u laten weten hoe dat verder vorm en inhoud zal krijgen. De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. Zoals bekend hebben wij binnen deze raad enige pogingen gedaan om een discussie op gang te krijgen over functiemenging op industrieterreinen. We hebben in dat kader een reactie gekregen van het college, waarvoor onze dank. In het algemeen blijft bij ons op dit moment de vraag liggen in hoeverre het college reeds actie onderneemt op dit punt, omdat we in het stuk kunnen lezen dat het college bezig is met een nota over detailhandel op bedrijfsterreinen. De vraag daarbij is of dat dan ook op een breder vlak wordt getrokken en de discussie over functiemenging kan plaatsvinden bij de behandeling van deze nota.
2005
N 886
Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Het college heeft kennis genomen van de opvatting van het presidium. Die staat ook in het presidiumverslag, waarin specifiek de heer Marseille een opmerking daarover maakt om wat breder te kijken naar functievermenging op industrieterreinen in het algemeen en de nota in die zin uit te breiden. Dat zal het college doen. Het kan echter betekenen dat die nota niet meer voor de verkiezingen verschijnt, want het vergt enige zorgvuldigheid en enige aanpassingen, omdat het dan niet alleen over detailhandel gaat maar nogal wat breder. Overigens hebben wij een detailhandelsnota; deze zou bekend bij u kunnen zijn. Het college heeft dus de handschoen opgepakt van het presidium, de nota komt er, maar het college meent u te moeten meedelen dat deze niet meer voor de verkiezingen zal verschijnen. De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. Het college heeft ons een notitie toegestuurd over de ontstane situatie met betrekking tot de Stichting VVV Flevoland. Daarin geeft het college aan dat het college een voorlopige insteek kiest. Daar heeft mijn fractie wat vraagtekens bij, omdat het college van mening is dat een eerste optie zou zijn het verbreden van het gemeentelijk informatiecentrum en wij zien, en dat geeft het college overigens zelf in de notitie ook al aan, dat daar wel wat beperkingen voor bezoekers in het weekend ontstaan. Wij vinden dat een VVV toch in het centrum zou thuishoren. Daarom is mijn vraag: komen wij hierover nog te spreken of is het college, voordat de raad daarover iets zou kunnen zeggen, al in een stadium aangeland met de provincie waarin afspraken worden gemaakt? Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Als het gaat om een VVV-winkel in de stad dan hoeven we daarover met de provincie verder geen afspraken te maken, omdat het iets is dat ons regardeert. Wij denken wel dat het op dit moment zaak is om te kijken hoe we zo snel mogelijk weer een VVV-winkel in de stad kunnen krijgen. Daarbij denken we wellicht wel aan twee zaken. Een VVV in het centrum en daarbij zouden we kunnen kijken onder welke voorwaarde we bijvoorbeeld een combinatie kunnen maken met het gemeentelijk informatiecentrum. Daarnaast is het wellicht goed om een VVV aan de kust te hebben vanwege de grote aantallen bezoekers aldaar. Natuurlijk kom je dan ook aan randvoorwaarden zoals in het weekend open en dat soort zaken en hoe we dat gaan organiseren. Daar hebben we zeker oog voor. Ik begrijp uit de vragen van de D66-fractie dat het op prijs wordt gesteld om daarover met de raad van gedachten te wisselen als het zo uitgekristalliseerd is dat het zin heeft. Het college zegt dit in ieder geval toe. b. Beantwoording schriftelijk gestelde vragen naar aanleiding van de door het college ter informatie aangeboden stukken aan de raad Er zijn geen schriftelijk ingediende vragen.
4.
Vaststelling agenda De voorzitter: Er is mailverkeer geweest tussen u en ons alsmede met het presidium om de agendapunten 7 en 14 van de agenda af te voeren. Ik stel u voor om dit inderdaad te doen. Met inachtneming van bovengenoemde wijzigingen wordt de agenda vastgesteld.
2005
5.
N 887
Ingekomen stukken -1
Voor kennisgeving aangenomen.
-2
De heer Homan; Mijnheer de voorzitter. Mijnheer Bootsma uit Best heeft een motie ingediend en deze is door de raad in Best unaniem aangenomen. De strekking van de motie is: ministerie van Verkeer en Waterstaat, geef alstublieft eenduidigheid wat betreft de rotondes en de fietsers en de voorrang op die rotondes; hebben fietsers op of nabij een rotonde voorrang ja dan nee? Dan is er 3VO die zegt dat fietsers voorrang moeten hebben. De fietsersbond zegt dat ook. Maar, mij al eerder bekend, een onderzoek door SWOV gehouden toont aan dat op rotondes waar fietsers geen voorrang hebben minder ongelukken gebeuren en op basis daarvan pleit ik dat wij in Lelystad die situatie gaan herzien, gelet op dat onderzoek, en laat ons alstublieft wel eenduidigheid hebben. Daarom zijn de motie en het verzoek van Best niet af te doen met een kennisgeving. Mijn voorstel is daarom dat wij onze sympathie betuigen. Dit leg ik graag voor omdat de situatie van bijna-ongelukken, die zichtbaar zijn onder andere vanuit het provinciehuis, voor de volksgezondheid niet bevorderlijk is. Mensen die een dergelijk bijna-ongeluk meemaken, verkeren daarna in een minder goede gezondheidstoestand. Het kan ernstige gevolgen hebben. Dus ik pleit in ieder geval voor eenduidigheid en als dat niet bereikt zou mogen worden, laat ons dan in een later stadium nog eens heroverwegen dat deze situatie op de centrumring niet in het belang is van de fietsers van Lelystad. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. De reden die de heer Homan aangeeft, de eenduidigheid, bevordert de verkeersveiligheid in de gemeente. In die zin sympathiseer ik wel met de motie die in Best is aangenomen. De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. Ik heb een vraag aan de heer Homan. Doelt u erop dat het wellicht handig zou zijn dat wij dat onderzoek ook een keer ter bespreking hebben binnen de raad? De heer Homan: Ik zou dat in een vorige situatie van raadsvergaderingen en commissievergaderingen graag hebben aanbevolen. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Mijnheer Homan refereert slechts aan één rotonde, waar toevallig zicht op is, maar het gebeurt op meerdere rotondes. Vooral die eenduidigheid vinden wij zeer belangrijk omdat het twijfelen van een automobilist bij een dergelijke rotonde inderdaad problemen geeft; als je niet meer weet wat wel en wat niet moet. Dan is een dergelijk moment vaak al te laat. Dus wij scharen ons zeker achter de fractie Homan. Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. Duidelijkheid lijkt ons zonder meer belangrijk. Over de uitkomst van een dergelijk onderzoek kunnen we van alles denken wat de veiligste oplossing is. Dat moet dan onderzocht worden. Dat er duidelijkheid op dat gebied komt, lijkt ons zeker wenselijk. De voorzitter: Heel concreet. Er is een gemeente in het land die een motie heeft aangenomen. De traditie is, tenzij het onderwerp ons zo regardeert, dat we dat soort moties voor kennisgeving aannemen. We bediscussiëren nu met elkaar of dit onderwerp ons zo raakt dat wij ons achter de motie van Best willen stellen en ons ook willen richten tot de minister van Verkeer en
2005
N 888
Waterstaat over datgene w at Best vraagt, dan wel dat wij een inhoudelijk debat willen voeren. Als we dat willen moet het ordentelijk worden voorbereid door de raad zelf of door ons. Daarover moeten we dan een procedureafspraak maken. We moeten nu dus geen inhoudelijk debat voeren, maar met name kijken wat Best ons voorstelt bij monde van de motie, namelijk dat zij graag willen dat de Nederlandse gemeenten de motie ondersteunen. Daarover moet het primair gaan, los van de inhoud. De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Ik vind de problematiek zoals we die in Lelystad kennen niet zodanig dat afwijking van de hoofdregel die wij in deze raad hebben, namelijk dat wij moties van andere gemeenten voor kennisgeving aannemen, gerechtvaardigd is. Dus ik ondersteun het verlangen van de heer Homan niet. De voorzitter: Om het debat inhoudelijk van één kleine toets te voorzien: ik hoorde zojuist van de heer Mattie dat het tegen ons beleid lijkt te zijn. Dan gaan we over de inhoud praten. Maar misschien om u ervan te overtuigen dat we de motie vooral niet moeten ondersteunen, geef ik wethouder Mattie kort het woord. Mijnheer Mattie, waarom is het geen ondersteuning van ons eigen beleid? Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. Heel vaak is in deze raad afgesproken dat wij binnen de bebouwde kom, als het niet op industrieterreinen is, de fietsers in de voorrang leggen. Laatst is nog deze discussie geweest naar aanleiding van een opmerking van 3VO. Op industrieterreinen zijn wij van mening dat het in relatie tot de grote vrachtwagens en de dode hoeken in spiegels, beter is om het daar niet te doen. Op die lijn zitten we al jaren en is het al een aantal keren hier besproken. De voorzitter: Is dit dan het argument om te zeggen dat wij de motie van Best nu toch voor kennisgeving aannemen? Overigens constateer ik dat wij al bij voortduring de fietsers in de voorrang ‘leggen’. Dit noteer ik als een nieuwe uitdrukking in ons onderlinge verkeer. Mijnheer Homan, ik stel voor dat wij de motie voor kennisgeving aannemen. De heer Homan: Ik hoop dat van datgene wat Best doet, het ministerie van Verkeer en Waterstaat hierover benaderen, misschien een zodanige uitkomst komt dat wij daarvan in de toekomst een veiliger verkeerssituatie kunnen verwachten. Voor kennisgeving aangenomen.
6.
Mededelingen Er zijn geen mededelingen.
7.
Voorstel inzake geluidscontouren en maatregelen van de Radialen van het hoofdwegennet (stuk nr. B05.01495) Van de agenda afgevoerd.
2005
8.
N 889
Voorstel tot vaststelling van het hoofdfietsnetwerk (stuk nr. B05.01429) De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. We hebben nog geen GVVP. We hebben wel onderdelen van een GVVP en gelukkig spreken we vanavond over een hoofdfietspadennet. Lelystad wil een fietsvriendelijke stad zijn en daar hoort een goed fietspadennet bij. Een goed fietspadennet is naar onze overtuiging een uitstekend middel om het gebruik van de fiets te stimuleren. Iedereen die wel eens geprobeerd heeft om bijvoorbeeld van het Langezand naar het Galjoen te fietsen, zal het met mij eens zijn dat een goed herkenbaar fietspadennet van het eerste belang is om niet te verdwalen. Vooral binnen de wijken laat de duidelijkheid van het fietsnetwerk nog veel te wensen over. Ik zie in het rapport van het adviesbureau dat we gekregen hebben (toch een belangrijke drager van het voorstel), dat men nog met allerlei puzzels zit zoals de kleur die het moet krijgen. Dat is één van de dingen die ik niet begreep, want rood kan niet, blauwe stippellijnen kunnen niet en grijs is niet aantrekkelijk, maar waarom is niet meteen voor groen gekozen? Dat lijkt me een zo voor de hand liggende kleur als het gaat om het markeren van een fietspadennet. Maar dit terzijde. Een ander element waarbij ik de vinger wil leggen, is de veiligheid van het fietspadennet. Naar ons oordeel zijn gelijkvloerse kruisingen in een stad als Lelystad bij 50 kilometerwegen heel goed bruikbaar, maar wat onverkort van kracht zou moeten blijven, en ik dacht dit ook in het eindrapport te kunnen lezen, is dat bij kruisingen bij met name de buitenring, dus met 70 kilometerwegen, de kruisingen ongelijkvloers zullen blijven; hetzij via een tunnel, hetzij via een brug. Maar de belangrijkste vraag is: wat wordt nu dat hoofdfietspadennet? Daar is geen helderheid over. Mijn vraag aan het college is of de figuur 3.2 op bladzijde 7 van het rapport van het adviesbureau aangeeft wat ons hoofdfietspadennet wordt. Ik zie daar een uitvoerig rasterwerk van hoofdwegen en hoofdfietswegen. Als ik goed tel, kan ik zes horizontale en zes verticale strepen ontdekken. Begrijp ik het goed als de figuur 3.2 de concretisering van ons hoofdfietspadennet is? Het laatste punt. Dit plan vraagt om investeringen maar is niet voorzien van een financiële paragraaf. Dat maakt het geheel riskant. Het college zegt nog ruim voor de voorjaarsnota te komen met een voorstel om dit hoofdfietspadenplan, als de raad daartoe zou besluiten, uit te voeren. Maar hebben we dan ook geld? Want als ik zie dat in de programmabegroting voor onderhoud en investeringen voor het fietspadennet, ik heb dit bij de algemene beschouwingen eveneens naar voren gebracht, maar een heel bescheiden bedrag is opgenomen, ik meen € 125.000, dan zal duidelijk zijn dat er aanvullend geld nodig is om de investeringen die nodig zijn om dit hoofdfietspadennet aan te leggen, te financieren. Daarvoor zie ik nog geen voorstellen. Als dat ertoe zou leiden dat de uitvoering van dit belangrijke onderwerp op wat langere baan geschoven wordt, dan ben ik daar erg ongelukkig mee. Dus ik zou graag van het college willen horen hoe het college denkt de investeringen en de uitvoerbaarheid van het fietspadennet te borgen, althans wat betreft volgend jaar. De aanleg heeft haast. De heer Gerritzen: Mijnheer de voorzitter. Wij vinden het goed om in het kader van het fietspadennetwerk een aantal hoofdfietspaden aan te wijzen; dat deze een bijzondere betekenis hebben om op die manier een aantal goede fietsverbindingen neer te leggen. We hebben dan ook verder niet zo heel veel opmerkingen op dit voorstel. De enige die wij hebben is dat wij, anders dan de Christenunie, wel van mening zijn dat het fietspadennetwerk moet passen in de uitgangsprincipes van het gescheiden verkeerssysteem zoals we dat nu kennen.
2005
N 890
Daarnaast is er inderdaad nog geen zicht op het fietsinvesteringsplan. Dat moet nog worden vastgesteld, evenals het plan van aanpak. Wij zouden bij punt 1. van het besluit willen kunnen lezen (we hopen dat het college ons dit kan toezeggen, dan is daarvoor geen amendement nodig): "het hoofdfietsnetwerk zoals aangegeven in het rapport Fietsnetwerk Lelystad binnen de bebouwde kom van 25 oktober 2005 voorlopig vast te stellen” . Die voorlopigheid houdt voor ons de mogelijkheid in om als dat nodig is of als er goede argumenten zijn, daar nog de wijzigingen in te kunnen aanbrengen die tot verbeteringen leiden. Dat betekent dat we ons nu niet helemaal strak vastleggen. De heer Van Veluwen komt de vergadering binnen. De heer Siepel: Mag ik een vraag stellen aan de heer Gerritzen naar aanleiding van zijn betoog? U hebt gezien in figuur 3.2 in het rapport dat er heel veel kruisingen zijn tussen het hoofdfietspadennet en de autowegen. Betekent het dat u bereid bent de kosten van investeringen te dragen van tunnels of fietsbruggen bij al die kruisingen? U legt nogal de nadruk op de ongelijkvloerse kruisingen. De heer Gerritzen: Dan stelt u een vraag of wij op voorhand bereid zijn om daaraan veel geld uit te geven. Dat weet ik niet. Dat zou bekeken moeten worden op het moment dat het investeringsplan en het plan van aanpak klaar zijn en wellicht als binnenkort over de radialen een voorstel is aangenomen. Dan kunnen we kijken wat daaruit komt voor wat betreft het gelijkvloers oversteken. Vooralsnog huldigen wij het principe, zoals we dat in deze raad hebben vastgesteld of hebben uitgesproken - in ieder geval van de kant van de VVD en meerdere fracties - dat wij het gescheiden verkeerssysteem als een heel belangrijk element willen vasthouden. De heer Siepel: Maar wanneer komen we dan tot beslissingen? Vooralsnog stellen wij het hoofdfietspadennet vast, zegt u; niet echt. Vooralsnog nemen we als uitgangspunt dat de kruisingen ongelijkvloers moeten zijn. U schuift zo ver naar voren. Zie ik dat goed? De heer Gerritzen: Zoals we kunnen lezen, worden er vóór de voorjaarsnota 2006 een plan van aanpak en een investeringsplan verwacht. Wij gaan ervan uit dat dan ook meer duidelijkheid zal ontstaan. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Wij vinden deze rapportage een keurige rapportage en wij zien het als een mooie afbeeelding van het fietsennet van Lelystad. De uitgangspunten zoals de heer Gerritzen deze zojuist verwoordde, kunnen wij absoluut onderstrepen. Deze week hoorde ik de hoofdofficier van Justitie iets roepen over de handhaving van de 30 kilometerzones in gemeenten. Bent u daarover ook een mening toegedaan, om streng te handhaven op het snelverkeer in de wijken, met name voor de zwakkere verkeersdeelnemers waarvan de fiets ook deel uitmaakt? De financiering. Er wordt € 35.000 gevraagd om de voorbereidende werkzaamheden te doen. Daarmee stemmen wij graag in. Tegen de heer Siepel zou ik willen zeggen: u hebt nog niet zo lang geleden met een voorstel ingestemd waarin een behoorlijk tekort zat waarvoor nog geen dekking gevonden was. Daarmee hebt u ingestemd, met het vertrouwen dat het college met een dekkingsvoorstel zou komen. Ik begrijp dat u ook hier alle vertrouwen hebt dat er een dekkingsvoorstel zal komen. Of misschien hebt u zelf een voorstel om nog een ton euro van het minimabeleid af te halen of de rioolheffing te verhogen. Dat hoor ik graag straks van u.
2005
N 891
Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. Het besluit dat voorligt, is een vrij beperkt besluit. We kiezen voor een hoofdwegennet; dat kan zonder meer onze instemming hebben. Het plaatje daarbij is wat vaag. Je ziet niet precies waar het gaat lopen. Het is een indicatie. Wij denken wel dat het een vooruitgang is. In het verleden was het hier in Lelystad toch heel anders. We hebben lange tijd gedacht dat een gescheiden verkeersstelsel een voldoende waarborg was voor een goed fietspadennet. Als ergens de wet op de remmende voorsprong van toepassing is dan is het wel hierop. Het heeft lang geduurd, maar nu is wel duidelijk dat het toch noodzakelijk is dat er enige veranderingen aankomen. Dat betekent dat we aan de vooravond staan van een enorme inhaalslag. Wat daarvan de gevolgen zijn, is nog niet uitgewerkt. Dat moeten we afwachten. Daarvan kun je in dit stadium weinig zeggen. We zijn erg blij dat we het idee hebben dat er geluisterd wordt naar de kenners op dit gebied, oftewel naar de bevolking van Leystad die daar dagelijks fietst, met name de Fietsersbond en anderen, waarmee de relaties wat verbeterd zijn, heb ik het idee. Het verbaast ons wel dat er toch weer een adviesbureau is ingehuurd, terwijl ik om mij heen zoveel mensen ken die staan te popelen en dat altijd hebben gedaan: gratis adviezen. Als er nu één onderwerp is waarbij je zo het gratis advies uit de bevolking kunt krijgen, dan is het wel als het om de knelpunten in het fietspadennet gaat. Dat geld hadden we ons naar mijn mening kunnen besparen. Verder kan het onze instemming hebben. De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. In de discussie wil ik twee elementen inbrengen. De eerste is dat er op zich een zeker gevaar in zit. Niet in het vaststellen van een hoofdfietsnetwerk en de financiële middelen erbij zoeken, maar nu is het uit elkaar getrokken en dan ook nog eens over de begrotingsperiode heen gegaan. Dat betekent dat we nu een hoofdfietsnetwerk vaststellen met elkaar. Daaruit komt straks een financieel plaatje en dat zou wel eens heel erg duur kunnen zijn. Dan hebben we twee mogelijkheden. Óf we gaan temporiseren en dan duurt het jaren voordat wij ons hoofdfietsnetwerk gerealiseerd hebben, óf we moeten enorme gaten gaan dichten in de begroting. Ik zou wat meer van het college willen weten, hoe u daar tegenover staat. Voor mijn fractie is het niet per definitie acceptabel nu we al een hele tijd het fietsnetwerk hebben laten liggen zoals het is, om dat nog jaren achtereen maar zeer langzaam aan te krijgen naar het niveau dat we met elkaar zouden willen. Het tweede element is al enigszins aangestipt door mevrouw Kreuger en door een punt dat van de agenda is gehaald. Dat heeft betrekking op het inhuren van externe adviseurs. Ik vind het jammer te constateren dat we die kennis nog steeds niet hebben op de afdeling. Niettemin ga ik ervan uit dat conform de afspraken die we hebben gemaakt over de inhuur, die kennis nu enigszins ten goede gaat komen aan de afdeling Mobiliteit, zodat die toeneemt en wij misschien later niet meer gevraagd worden om op het fietsen externe adviseurs in te huren. De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie kan zich vinden in de inhoud van deze nota. Wij vinden alleen dat deze nota wat te vroeg is uitgebracht, in die zin dat onze fractie het fijner zou hebben gevonden als wij het geheel hadden kunnen ophangen aan een GVVP. De heer Siepel heeft de term al laten vallen. Die kapstok hebben we dus niet. We krijgen nu een kleerhaakje voorgeschoteld dat er wel deel van uitmaakt. Als je de nota leest, zie je dat op bladzijde 5 van de bijlage uitvoerig wordt gerefereerd aan het GVVP. Dus ik vind het jammer dat dit plan er nog niet is. Het is ook jammer, en dat heeft collega de heer Teunissen al genoemd, dat deze nota weer extern is geproduceerd. Dat verdriet mij, want zo zwaar is die nota nu ook weer niet als ik hem kritisch doorlees.
2005
N 892
Nogmaals, wij kunnen ons in de inhoud vinden. Tot onze vreugde zien wij dat de Punterbrug over de Houtribweg in de rasterstructuur is opgenomen. Het is wel een heel summiere schets, moet ik overigens zeggen. De brug bij het Groene Anker is echter niet als een routelijntje over de Houtribweg-midden getekend. Dat verdriet ons. Het is in ieder geval fijn dat in deze nota aandacht wordt besteed aan de fietsers en wellicht zien wij straks ook wethouder Mattie wat vaker op de fiets door Lelystad rijden. Mevrouw Kreuger: Ik wil hierop graag inhaken. We hebben het hier over de hoofdfietsroutes; 150 km op een totaal van 550 km. Ik neem aan dat die andere brug onder die andere 400 kilometer fietspadennet valt. De heer Soomers: Mijnheer de voorzitter. Al te lang is er weinig aandacht geweest voor het fietsverkeer in Lelystad. Dit is niet alleen een verwijt aan het college. Deze constatering kunnen wij als raad ons ook wel aantrekken. Al jarenlang laat de kwaliteit van sommige fietspaden te wensen over. Al jarenlang is de structuur erg onduidelijk. Datzelfde geldt voor de routemarkering. Het is met name voor mensen die hier niet zo bekend zijn heel erg moeilijk om als je per fiets bent de stad te verlaten, zeker in zuidoostelijke richting. Ik ben dus blij met deze nota en wij zullen er dan ook van harte mee instemmen. Het principe van een hoofdfietsnetwerk steunen wij. Uiteraard kun je over de uitvoering, de wijze waarop en de kosten daarvan nog heel veel praten. Dat doen we maar een andere keer. Onze enige hoop en vraag is of we op korte termijn volgende voorstellen kunnen verwachten, zodat er ook iets gebeuren kan. De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. Het CDA vindt, en dat is niet sinds een week of zo maar al een aantal raadsperiodes achter elkaar, dat de Lelystedeling recht heeft op goed aangegeven en logische fietsroutes. Ik ben het met de heer Soomers eens dat de raad het zich evenals het college mag aantrekken dat het tot nog toe niet is gelukt, want het stond in het collegeprogramma als één van de punten. Het college zit er nog en op de valreep ligt er een plan. Wil je het fietsverkeer bevorderen, dan heb je logische fietsroutes nodig en die moeten goed zijn aangegeven. Het CDA stemt dan ook graag in met het plan dat voorligt. Ik zou u echter toch een aantal uitwerkings- en aandachtspunten bij de uitwerking willen meegeven. Als we nu praten over goed aangegeven fietsroutes dan moet het zo zijn dat ze bij oplevering goed aangegeven zijn maar dat het ook zo blijft. Dat is een vorm van onderhoud, maar dat geldt ook voor het fietspad zelf, waarin het nu nog wel eens zo is dat je zaken op het fietspad tegenkomt die daar niet thuis horen, zoals boomwortels en dergelijke. Dus een goed fietspadennetwerk moet ook goed onderhouden worden. Oversteken is zojuist genoemd. Waarvoor het CDA zou willen pleiten, is een goed verlicht hoofdfietspadennetwerk. En dan met name goede verlichting bij de oversteken. Ik had gedacht dat ik nu wel zou kunnen praten over een besluit dat we bij het agendapunt hiervoor zouden hebben genomen, namelijk over het oversteken van radialen. Dat is niet zo. Maar mochten wij besluiten dat radialen gelijkvloers zijn over te steken, dan zou ik er de aandacht op willen vestigen dat met name daar sprake moet zijn van een goede verlichting, want helaas moet je als fietser vaststellen in deze stad dat je wel eens niet gezien wordt; niet gezien wordt terwijl je wel voorrang hebt. Dus een goede verlichting van de oversteekplaatsen voor de fietser.
2005
N 893
Richting collega Siepel. Het CDA is ook voor een gescheiden verkeersstelsel. Daarin wijken wij niet af van de VVD. Ik heb nadat u de opmerking over het plaatje op bladzijde 7 hebt gemaakt, daar nog even goed naar gekeken. Ik constateer dat er drie nieuwe oversteken op staan naar een toekomstige uitbreidingswijk. Ik ga ervan uit dat wij de lijn zoals wij die hebben, doorzetten en dat deze uitgevoerd worden door middel van bruggen of tunnels. Daarop zou ik graag antwoord hebben van het college. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. Ik beluister in het algemeen instemming met het plan. Zoals de heer Soomers aangeeft, het is een plan ‘in principe’ want bij de uitwerking zul je nog moeten zien of het prentje van figuur 3.2, waarin zes noord/zuid verbindingen en zes oost/west verbindingen staan, er precies zo komt uit te zien. Dat zal pas bij de uitwerking blijken, maar in principe is dat zo. In principe is het ook zo dat al die oversteken, behalve de drie die de heer Hijmissen noemde, allemaal ongelijkvloerse oversteken zijn over bestaande bruggen die er al liggen, omdat inderdaad het gescheiden verkeerssysteem overeind is gehouden. Hoe richting Warande, de nieuwe wijk, de drie oversteken worden uitgevoerd, weet ik niet. Deze wijk is nog in bewerking. Maar als je aanhangt dat het gescheiden verkeerssysteem hoog overeind gehouden moet worden, zul je daarvoor aandacht moeten hebben. Hoe zit het met de financiering? De heer Siepel heeft niet veel gevonden in de begroting. Het is toch in hoge mate de bedoeling dat in het kader van groot onderhoud van fietspaden uit de reguliere middelen, het Fonds wegen, straten en pleinen, geld wordt gevonden omdat het er in zit. Als daarbuiten nog meer geld nodig is, dan zullen we eerst de uitwerking moeten hebben om dat vast te stellen. Het is onjuist om te veronderstellen dat er helemaal niets is. We moeten wel in beeld zien te krijgen hoe het allemaal precies in elkaar zit. Ik denk dat het woord ‘vooralsnog’ dat de heer Gerritzen ertussen wil hebben, in de sfeer ligt van: in principe is dit het maar bij de uitwerking kunnen er dingen afwijken omdat we vinden dat het niet handig is om het zo te doen. Of je dan ‘vooralsnog’ toevoegt of ‘in principe’, maak mij niet zo veel uit. Het is nog niet helemaal vastgesteld. Pas bij de uitwerking komt er werkelijk een definitieve tekening met een prijskaartje erbij. Dus in principe zijn we het daarover met elkaar wel eens. Er zijn wat opmerkingen gemaakt over het handhaven van 30 kilometerzones. Dat is een eigenstandig beleid van het ministerie. Daar gaan wij niet over. Toevallig was ik vandaag in de verkeerscommissie van de VNG. Daar wordt geprobeerd de bevoegdheid van de BOA’s van de gemeenten wat groter te krijgen. Als dat lukt, maar dat is heel erg moeilijk omdat de politie daarvan niet een voorstander is, zou je de gelegenheid krijgen om als gemeente zelf daaraan wat meer aandacht te geven. Zover is het echter nog niet. Er is ooit een fietsplan gemaakt door 3VO. Dat heeft een aantal knelpunten in beeld gebracht. Ook burgers hebben knelpunten in beeld gebracht. Die knelpunten hebben we allemaal meegenomen, maar het is niet zo dat al die mensen die knelpunten bedacht hebben, in staat zouden zijn geweest om dit rapport te maken. Dat gaat wel erg ver. Maar we hebben er zeker gebruik van gemaakt. Waarom hebben we een bureau ingehuurd? Het is altijd een kwestie van kennis hebben van het onderwerp en capaciteit hebben. U zult toch moeten toegeven dat er steeds dingen boven tafel komen die nog even tussentijds in beeld gebracht moeten worden en een extra inspanning vragen van de afdeling Mobiliteit. Het is dus altijd weer keuzes maken. Wij waren in staat om het voor een betrekkelijk klein bedrag, dit rapport heeft € 10.000 gekost, buiten de deur te doen. We streven er echter niet naar. Het is maar net of we het zelf kunnen en of we er tijd voor hebben.
2005
N 894
Er zijn nog wat opmerkingen gemaakt over het GVVP. Ik heb al eerder aangegeven dat in relatie tot de druk bij de afdeling Mobiliteit het GVVP deze periode niet meer tot stand zal komen. Het is wel zo dat al die zaken die wij hier besproken hebben, het uiteindelijk wel makkelijker maken om het GVVP af te maken. Alle zaken die besloten moesten worden en waarover discussie is geweest, kunnen we daar dan in zetten. De PvdA vroeg wanneer de uitwerking wordt verwacht. Wij hebben aangegeven: in ieder geval deze periode. Het is waar dat de bewegwijzering in het hele systeem nu erg slecht is. Dit komt met name omdat in het begin bij een dergelijk systeem de borden worden neergezet; dat is tot daar aan toe, maar het overeind houden is erg belangrijk. Ook als er wijzigingen in wijken zijn waarbij wijken wat anders worden ingedeeld, moet je de fietspadenstructuur daarop aanpassen en dat hebben we niet al te vaak gedaan. Op deze manier wordt een nieuwe start gemaakt, dus we beginnen weer fris. Uiteraard moet het onderhoud blijvende aandacht hebben. Er is over verlichting gesproken. Wij hanteren twee vormen van veiligheid waarbij verlichting in het spel is. Dat is de sociale veiligheid als het donker is en de verkeersveiligheid. Als het nodig is om dat te doen dan zullen we dat zeker doen, maar het zal niet op alle 550 kilometer gebeuren. In tweede termijn De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Met betrekking tot de financiering van het hoofdfietspadennet was het antwoord van het college dat het grotendeels zal moeten uit de bestaande budgetten. Ik heb eens opgevraagd hoe groot deze budgetten zijn. Uit de programmabegroting haal je ze niet, dus je moet ze uit de productenraming halen. Ik heb de cijfers voor 2005, en die voor 2006 zullen daarvan niet veel afwijken. Ik constateer dat wij voor het dagelijks onderhoud van de fietspaden in 2005 binnen de bebouwde kom geraamd hadden € 101.000 en dat wij voor het uitvoeren van groot onderhoud inclusief een investeringsbudget voor ontbrekende schakels in het fietspadennet een bedrag van € 125.000 beschikbaar hebben. Dat betekent voor 2006, als ik alles bij elkaar tel, dat ongeveer € 225.000 beschikbaar is voor de aanleg van de ontbrekende schakels plus het dagelijks onderhoud plus het groot onderhoud van het bestaande fietspadennet. Nu, dan heb ik een aanvullende toelichting nodig om te kunnen begrijpen dat een belangrijk deel van de investeringen die nodig zijn om dit hoofdfietspadennet aan te leggen ook nog uit dat bedrag kunnen. Eerlijk gezegd komt mij dat nogal onwaarschijnlijk voor. Dat is ook de reden waarom wij een motie willen indienen, om veilig te stellen dat de aanleg van dit hoofdfietspadennet ook inderdaad op korte termijn kan worden uitgevoerd. Motie "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 8 december 2005. Constaterende - dat het fietspadennet in kwaliteit in verschillende opzichten te wensen overlaat; - dat het voorstel over het fietspadennet nog geen financiële paragraaf bevat. Overwegende - dat Lelystad een fietsvriendelijke stad wil zijn; - dat een in alle opzichten goed fietspadennet daarvoor een eerste vereiste is. Besluit - in de ROS een bedrag van € 500.000 te oormerken voor een verbeteringsimpuls van het fietspadennet in de stad. En gaat over tot de orde van de dag.” (De motie is ingediend door de fractie van de ChristenUnie)
2005
N 895
De heer Gerritzen: Mijnheer de voorzitter. Wellicht is er straks een moment schorsing om ten aanzien van de motie binnen de fractie tot een oordeel te komen. Over het besluit dat voorligt, wil ik op basis van het antwoord van het college aangeven dat dat voor onze fractie voldoende is om dit voorstel te steunen. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Dank voor de beantwoording. Wij hebben al gezegd dat wij deze nota ondersteunen. Ik heb echter nog wel een opmerking naar de collega-raadsleden toe. Met name de opmerking van de heer Soomers prikkelde mij nogal. Hij zegt dat inwoners recht hebben op een gedegen en goed fietsnetwerk en dat we naar onszelf moeten kijken want we hebben het als raad ook aan onszelf te wijten. Ik mag de heer Soomers wel herinneren aan het feit dat hij al 25 jaar deelgenoot is van het college, het gemeentebestuur van deze stad. De heer Soomers: Ik zit helemaal niet in het college. De heer Jansen: Uw partij is daarin wel vertegenwoordigd. Ik ben blij dat ook andere partijen nu uitgesproken hebben voorstander te zijn van ongelijkvloerse kruisingen. Maar het Galjoen moet het nog even zonder doen. Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. De financiën; dat is inderdaad een belangrijk punt, hoewel we hiervan niet de gegevens hebben. Het plan zoals het hier voorligt, is redelijk ambitieus. Dus wij nemen aan dat als het college met een dergelijk plan komt, ook over de financiën is nagedacht. Als ik nu zie dat het voornamelijk uit de reguliere middelen betaald zal moeten worden, dan hebben wij daartegen toch heel sterke bedenkingen. Dat doen we elders in de stad ook niet. Wil je dit serieus aanpakken en er geen tienjarenplan van maken, dan denk ik dat we ook de consequenties daaruit moeten trekken. We moeten ons wel realiseren dat na dit hoofdfietspadennet tevens het onderliggende net aangepakt zal moeten worden. De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Kreuger slaat de spijker op de kop. Ik heb daarover in mijn eerste termijn ook al iets gezegd. Als je een dergelijk plan zou aannemen, dan schept het enige verwachtingen. Nu er geen financieel kader bij ligt, weten we niet waar we uitkomen. Nu het college aangeeft dat realisatie vooral via groot onderhoud zou moeten en ik begrepen heb dat de groot onderhoudscyclus ongeveer 15 jaar bedraagt, zou dat in onze optiek betekenen dat wij dit pas over 15 jaar afgerond zouden hebben. Dat lijkt me werkelijk niet een termijn waarop we nog eens bezig kunnen gaan met dit plan. Dat zou betekenen dat het college daar waar het A zegt ook B moet zeggen. De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. Ik vind dat de wethouder gelijk heeft als hij zegt dat hij al eerder heeft verteld dat het GVVP nog steeds niet tot stand is gekomen en dat dit over de verkiezingen heen getild zal worden. Maar op 30 oktober 2002 werd in de commissie Ruimte een knelpuntenlijst van het fietspadennet behandeld en toen heb ik erop aangedrongen dat het verstandiger zou zijn om dat ook in het GVVP op te nemen. Toen werd instemmend geknikt van: dat komt eraan. Wel, we zijn nu drie jaar verder en we hebben het nog steeds niet. Als u verkeersplannen zoals deze aan een extern bureau opdraagt, dan kunt u als u de knowhow bij Mobiliteit niet in huis hebt, ook een GVVP extern opdragen. Wij moeten van een GVVP uitgaan en daaraan alle kleinere verkeersbeleidsnota’s ophangen. Dat is niet gebeurd. Ik vind dat je primair het GVVP had moeten doen en dan deze nota. Hoewel ik wel blij ben dat hij er is. De heer Soomers: Mijnheer de voorzitter. Ik kan kort zijn. Het voorstel steunen we, zoals we in de eerste termijn hebben gezegd. Ik heb gehoord dat het college nu voortvarend verder werkt en met uitwerkingsplannen komt. Dat stemt mij tot tevredenheid.
2005
N 896
Wat de motie betreft. Ik heb altijd begrepen dat de ChristenUnie een partij was van degelijk financieel beleid. Dus die motie verbaast mij enigszins. Normaal bestemmen wij bedragen als er een plan ligt en wegen ze integraal af bij begrotingsbehandeling, voorjaarsnota et cetera. Ik vind het een beetje raar een bedrag te bestemmen voor iets dat er nog niet is. Maar wellicht heeft het college daarover een idee of dit wel verstandig is. De heer Siepel: Mag ik antwoorden op de opmerkingen van de heer Soomers aan mijn adres? Hij zegt: geld bestemmen voor iets dat er nog niet is. Wij hebben een Reserve Ontwikkeling Stad; daarin zitten substantiële bedragen. De heer Soomers: Ik bedoel: voor een plan dat er nog niet is. De heer Siepel: Dit is een plan dat wij nu vaststellen. Het voorstel is om het hoofdfietspadennet vast te stellen. Noem dat maar geen plan. Er ligt weliswaar nog geen investeringsbedrag naast, maar iedereen kan op de klompen aanvoelen dat het om een substantieel bedrag gaat. Ik heb geprobeerd aan te tonen dat het mij onmogelijk lijkt om dat uit de reguliere beschikbare middelen te financieren. De heer Hijmissen: Mijnheer de voorzitter. Dank voor de beantwoording. Als het plan dadelijk wordt vastgesteld dan volgt er een uitwerkingsplan. Bij het uitwerkingsplan hoort een financieringsplan. Ik deel de opvattingen van collega Siepel dat het geld zal kosten om het uitgevoerd te krijgen. Ik denk dat er op de raad een verantwoordelijkheid rust, evenals op het college, als wij dit een goed plan vinden en vinden dat dit zo moet worden uitgewerkt, dat je verwachtingen schept en dat je moet zorgen dat het betaald kan worden. Het gaat de CDA-fractie te ver om nu alvast geld te oormerken. Ik zou het college willen verzoeken om bij de uitwerking een financieel plan voor te leggen waarin het uitgangspunt werk met werk maken uiteraard meegenomen mag worden. Het kan echter niet zo zijn zoals is opgemerkt, dat je er 16 jaar over doet. Nee, wij moeten als we dat uitwerkingsplan vaststellen ook kunnen vaststellen hoe we dat betalen. Dan is wat de CDA-fractie betreft aan de orde of we daarvoor de ROS aanspreken. De heer Homan: Mijnheer de voorzitter. Ik heb mij in de eerste termijn niet in de discussie gemengd. Ik wil wel nadrukkelijk stellen dat voor mijn fractie geldt dat het plan goed is. Ik vraag me af of de heer Siepel in het vervolg net zo ruim uit de ROS zal putten als het gaat om ongefundeerde, niet met name genoemde plannen. Ik stond enigszins perplex en dacht: natuurlijk kost het geld, maar om zo maar € 500.000 aan te duiden als: gaat u daar maar mee aan de gang? Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. Mijnheer Siepel heeft heel goed uitgezocht in de begroting wat de reguliere budgetten zijn voor onderhoud en ontbrekende schakels. Het is zo dat op het budget van 2005, waarin we nu zitten, reeds een aantal ontbrekende schakels zijn uitgevoerd. Er wordt nu bijvoorbeeld gewerkt aan de fietstunnel bij de Edah. Maar evenals bij de buitenring, waarbij een bedrag van € 14 mln. op tafel is gelegd, is er een bepaalde verdeling gevonden vanuit het Fonds wegen, straten en pleinen, die niet specifiek tot de jaren hoeft te worden toegeschreven. Er is namelijk jarenlang geen onderhoud geweest aan het fietspadennet. Dus we hebben achterstallig onderhoud. Die gelden kunnen opgeplust worden bij het reguliere onderhoud. Hoe ver we dan komen weet ik niet, want ik weet niet hoeveel we nodig hebben, maar het is toch aanzienlijk florissanter dan u denkt. Het is ook zo dat we met zijn allen over de ROS afspraken hebben gemaakt; twee keer per jaar wordt een afweging gemaakt om integraal geld uit de ROS te halen, want er liggen nog veel meer plannen waarbij de ROS betrokken moet worden. Je
2005
N 897
kunt niet zomaar los uit het fonds putten, want dat is tegen de afspraken in die wij daarover met u hebben gemaakt. Gezien de verdere beantwoording over de financiën lijkt het me ook voorbarig. Ik ben redelijk optimistisch over de mogelijkheid om een heel eind te komen in de dekking. De heer Siepel: Van de zijde van het college wordt terecht opgemerkt dat we de afspraak hebben gemaakt dat we alleen bij de voorjaars- en najaarsnota een beroep doen op de ROS. Maar in het voorstel van het college wordt gezegd dat we vóór de behandeling van de voorjaarsnota, dus niet tijdens de behandeling van de voorjaarsnota maar daarvóór, een financieringsplan van dit hoofdfietspadennet tegemoet kunnen zien. Daaraan heb ik de conclusie verbonden dat het niet gaat om afwegingen uit de ROS ja dan nee, want dat gebeurt bij de voorjaarsnota, maar dat daarvoor afzonderlijke middelen zullen zijn. Dan moet het dus uit de reguliere begroting gevonden worden, leek mij. Wethouder Mattie: Ik heb al aangegeven dat het niet alleen om de jaarschijven gaat van het onderhoud, maar dat we dat verder kunnen zien vanuit het Fonds wegen, straten en pleinen. Als we dan in de uitwerking van de financiering zouden constateren dat we nog geld tekort komen, dan kunnen we ruim voor de discussie van de voorjaarsnota aangeven dat wij nog een behoefte hebben uit de ROS. Maar nu is het daarvoor nog wat te vroeg. We moeten eerst zien hoe ver we komen, maar het kan altijd nog gebeuren. Ik denk dat het helemaal kan in de procedure. De heer Siepel: Mag ik nog vragen aan het college of het mijn opvatting deelt, dat de uitvoering van dit hoofdfietspadennet op korte termijn zou moeten kunnen plaatsvinden en niet uitgesmeerd worden zoals de heer Teunissen al aangaf, over een jaar of 15? Wethouder Mattie: Als wij met de uitwerking beginnen, zien we wat er gebeuren moet. Ik denk dat je dan tegelijkertijd een schema moet maken. Zoals mevrouw Kreuger al terecht opmerkte, gaat het hier alleen over de hoofdstructuur, maar als dat klaar is moet je ook nog verder. Want in al die hokjes die op de tekeningen te vinden zijn, zal nog verdere uitwerking moeten plaatsvinden. Ook daarvoor zal een plan gemaakt moeten worden. Ik kan nu nog niet zeggen hoeveel geld het kost en in welke jaarschijven wij werken. Als er bijvoorbeeld een stuk, evenals bij de hoofdwegen nu, pas aan de beurt is voor groot onderhoud in 2008, dan laat je dat stukje even liggen tot 2008. Dan ga je het niet eerder doen. Al deze zaken moeten bij de uitwerking in beeld worden gebracht. De heer Teunissen: Ik heb een vraag ter verduidelijking. Mijn opmerking had betrekking op het feit dat ik begreep dat de cyclus van groot onderhoud ongeveer 15 jaar bedraagt. Dat betekent dat het laatste stukje van het hoofdwegennet pas over 15 jaar aan de beurt is. Heb ik dat goed of heb ik dat fout? Wethouder Mattie: Ik heb zojuist aangegeven dat we jarenlang dat groot onderhoud niet hebben gedaan op de fietspaden. Met andere woorden, die datum ligt niet op vandaag, die datum ligt op een aantal jaren geleden. Er moet worden gekeken hoe de middelen die niet gebruikt zijn uit het fonds gezamenlijk met de reguliere middelen kunnen worden ingezet om dit te realiseren. De voorzitter: Wilt u tot slot nog iets over de motie zeggen die is ingediend door de heer Siepel?
2005
N 898
Wethouder Mattie: Ook dat heb ik al gedaan. Ik heb uitgelegd dat ik het gezien twee aspecten voorbarig vond. Ten eerste is het tegen onze eigen regels en ten tweede kan het altijd nog als het nodig mocht zijn. De voorzitter: Akkoord. Ik stel voor dat wij het debat nu afronden en sluiten. Ik ga over tot stemming over dit voorstel. De heer Siepel: Gelet op het antwoord in tweede termijn van de zijde van het college trek ik hierbij mijn motie in. De voorzitter: De motie is ingetrokken. Blijft over het voorstel tot vaststelling van het hoofdfietsnetwerk. Ik mag aannemen dat de raad daarmee kan instemmen? Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
9.
Voorstel inzake kadernota gemeentelijk milieubeleidsplan (stuk nr. B05.01483) De heer Van Veluwen: Mijnheer de voorzitter. Voor ons ligt de contourennota van het gemeentelijk milieubeleid. Eigenlijk vraagt deze contourennota aan de raad hoe hoog we de milieulat leggen. Wat onze fractie betreft kan de milieulat niet hoog genoeg liggen. Echter, de hoogte van de lat wordt bepaald door de financiële middelen en de realiteit van het moment. Wat ons verbaast, en daar heb ik toch wel een punt van aandacht bij, is punt 7 van de doelen, de accenten. Daarin wordt gezegd: wij willen geen vliegroutes meer boven de stad. Dit wordt aangeduid als een accent. Ik zou toch willen verzoeken dat dit een speerpunt wordt. Ik denk dat het een goed signaal is dat we ook naar de bevolking toe moeten doen, dat we vinden dat dit een belangrijk milieuaspect is waar we zuinig op willen zijn. Ik zou willen voorstellen om dan de tekst wat aan te passen. Er staat: we willen geen vliegroutes meer boven de stad. Ik denk dat het charmanter is om te stellen: wij willen geen geluidsbelastende vliegroutes meer boven de stad. Dus geen vlieggeluid meer boven de stad. Ik denk dat dit het signaal moet zijn dat wij als fractie willen afgeven en wat ons beleid zou moeten zijn voor de komende periode. Een tweede punt betreft punt 17. Het blijft voor onze fractie een raadsel wat u daarmee bedoelt. U zegt dat 80% van de energie duurzaam wordt opgewekt. We hebben dit op het Opinieplein al een keer met elkaar besproken. Ik denk dat de bedoeling is: 80% van de elektrische energie. Dat is echter geen verdienste van beleid. Ik denk dat het een samenloop van omstandigheden is dat er veel windmolens in ons buitengebied staan. Ik had toch liever gezien, en ik wil daarover van mijn collega-raadsleden nog iets horen, dat bijvoorbeeld op zonnecollectoren of warmtekrachtkoppeling aan duurzame energie wat hogere inspanning gericht wordt en niet zeggen: de boeren hebben windmolens dus we zijn er. De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. Ik ben het in principe eens met de vorige spreker, maar ik heb altijd een groot probleem om de definitie te maken wat nu precies milieuvriendelijk is. Daarover wordt verschillend gedacht. Ik ben van mening dat het nu niet de plaats is om daarover een inhoudelijke discussie te voeren. Waar ik wel een probleem mee heb, is met punt 5 van de doelen. Daar staat dat voor woningen met een geluidsbelasting van meer dan 60 dB(A) maatregelen genomen worden. Punt 6 is een uitvloeisel daarvan. Mijn vraag aan de wethouder is: ik weet dat u voornemens bent om de lat op 55 dB(A) te leggen en dat dit meer een veiligheidsmarge is dan wat anders. Ik zou er toch op willen aandringen om naar 55 dB(A) te gaan omdat dit, ongeacht de financiële consequenties, voor het welzijn van de inwoners van deze stad van groot belang is.
2005
N 899
Het tweede punt betreft water. Als u mij zou kunnen verzekeren dat daar waar staat watergangen worden gebaggerd en kansrijke oevers worden ingericht voor natuur, ook de inrichting en onderhoud van de visplaatsen bij hoort, dan zou ik daarmee heel gelukkig zijn. Het hoeft er niet in te staan maar als u mij verzekert dat het een punt is, dan leg ik mij daar graag bij neer. Maar de 60 dB(A), waarover we ook hadden kunnen spreken bij punt 7 maar dat agendapunt is ingetrokken, is voor ons een zwaarwegend punt. De heer Poppens: Mijnheer de voorzitter. De VVD is van mening dat milieubeleid vanzelfsprekend deel moet uitmaken van de afwegingen die we op vele gebieden maken. Bijvoorbeeld, als we vanwege de verkeersveiligheid verkeersdrempels aanleggen dan accepteren we dat daarmee door afremmen en optrekken minder schoon wordt gereden dan zonder die belemmering mogelijk is. De voorgestelde doelstellingen voor het maken van een milieubeleidsplan roepen daarom bij de VVD nog wat vragen op. Wij willen allereerst opmerken dat één van onze uitgangspunten is: er worden geen strengere eisen gesteld dan de landelijke normen aangeven. Alleen indien daarvoor zeer dwingende redenen zijn, zullen wij daarvan afwijken. Denk aan de geluidsoverlast op de buitenring en de radialen. Milieubeleid moet niet een concurrentievervalsend middel worden tussen steden onderling. Verder willen we opmerken dat bij de nadere uitwerking van de doelstellingen aspecten naar voren kunnen komen die bij ons tot nadere inzichten kunnen leiden. Kortom, de VVD acht zich vrij om te gelegener tijd bij de vaststelling van het milieubeleidsplan zonodig in voorkomende gevallen haar standpunt te nuanceren. Wij gaan nu in op de doelstellingen voorzover daartoe aanleiding bestaat. Doelstelling 4. Wij stimuleren schoner rijden. Dat klinkt goed, maar in welke richting denkt het college dan? Gemeenteauto’s gaan over op LPG? Derden daartoe te stimuleren hoeft niet. Dat doet de markt al. Wij zijn benieuwd naar uw antwoord. Doelstelling 13. De belevingskwaliteit en de ecologische kwaliteit van het stedelijke groen. Hierover een detailopmerking. Genoemd wordt als voorbeeld onder meer een theehuisje. Denk hierbij aan het aspect vandalisme. Verder een vraag: welk milieuvoordeel wordt behaald bij vestiging van een theehuis? Doelstelling 16. Wij brengen de potentiële aanwezigheid van asbest in de bovengrond in beeld. Uit praktische overwegingen willen wij het college voorstellen het betreffende onderzoek pas te doen plaatsvinden enkele jaren voordat tot de uitvoering van de te realiseren nieuwe bestemming wordt overgegaan. Waarom? Eerder behoeft het onderzoeksresultaat niet bekend te zijn. Het werkt kostenbesparend en het voorkomt onrust. Doelstelling 17. 80% van de in Lelystad gebruikte energie wordt duurzaam opgewekt. Deze doelstelling vindt de VVD een onjuist voorbeeld van microdenken. Het is goed als in de totale samenleving een deel van de energieopwekking middels duurzame energie plaatsvindt, maar het is onmogelijk en ongewenst dit nationaal op meer dan 10% te laten uitkomen. Hoewel windenergie dan toevallig in de omgeving van Lelystad wordt opgewekt, acht de VVD het geen Lelystadse milieudoelstelling. Verder willen we nog opmerken dat windenergie alleen mogelijk is met veel overheidssubsidie en fiscale faciliteiten, terwijl de noodzaak van meer windmolens in Flevoland ontbreekt. Zeker als we hierbij betrekken de ambitieuze plannen inzake windmolens in de Noordzee. Doelstelling 18. Wij bouwen energiezuinige woningen. Prima. Maar stel geen strengere eisen dan de landelijke normen aangeven.
2005
N 900
Doelstelling 19. De gemeentelijke gebouwen worden voorzien van groene stroom. Waarom, is onze vraag. Het kost veel belastinggeld, het levert de gemeente geen voordeel op en als we groene stroom zien als een gewoon onderdeel van de totale opgewekte stroom, is een aparte behandeling ongewenst. De heer Kempenaar: Mijnheer de voorzitter. Het is goed dat er wordt nagedacht over de ontwikkeling van een milieubeleidsplan. De groei van de stad, het gemotoriseerde verkeer en de mogelijke uitbreiding van de luchthaven maken dit extra noodzakelijk. Het CDA is van mening dat de kernkwaliteiten van Lelystad moeten worden behouden. Het zoveel mogelijk weren van vliegroutes en vliegtuigen laag boven Lelystad is volgens ons een verbetering van deze kernkwaliteiten. Een ander punt, het gebruik van groene stroom door de gemeente kunnen wij toejuichen. Tot slot een vraag. Wij vragen ons af wat het college bedoelt met: wij stimuleren schoner rijden. Kunt u ons daarover nader informeren? De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. Op veel punten zijn al opmerkingen gemaakt met betrekking tot de doelstellingen. Ik wil daar een paar prioriteiten voor de fractie van Leefbaar Lelystad uitlichten. Dat betreft met name punt 5, de grens van 60 dB(A) die is genoemd. In onze beleving zijn eerder wat scherpere doelstellingen afgesproken. Voor wat betreft doelstelling 7 ben ik nieuwsgierig naar de uitleg van het gegeven ‘boven de stad’. Geldt dat alleen voor de bebouwde kom of hebben we daarbij wat ruimere grenzen? Voor wat betreft doelstelling 16 is asbest een behoorlijk potentieel gevaar gebleken. Niet alleen ten aanzien van de volksgezondheid maar ook op andere fronten. Er werden zojuist opmerkingen gemaakt door de fractie van de VVD, dat we daarmee toch heel voorzichtig moeten omgaan en geen angsten moeten aanjagen. De fractie van Leefbaar Lelystad heeft daarbij echter wel een andere opmerking en dat is de vraag in hoeverre er asbesthoudende stoffen zijn verwerkt in de onderlaag bij wegen. Recentelijk hebben wij uit de media kunnen vernemen dat dit wel degelijk een direct gevaar kan zijn voor de volksgezondheid. Dus een inventarisatie op dat gebied zou wellicht geen kwaad kunnen. Doelstelling 19. Ik wil het er niet eens zozeer over hebben of groene stroom nu wel of niet duurder is. De energiemaatschappij waarvan ik stroom betrek, levert groene stroom voor dezelfde prijs en wellicht dat de gemeente als grootverbruiker er nog wel wat voordelen uit kan halen. Maar ik vind de omschrijving zoals deze hier staat erg zwaar: ze worden voorzien van groene stroom. Geweldig. Alsof er hele kabelnetwerken aangelegd moeten worden. In mijn beleving is het een kwestie van een telefoontje plegen. Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. We bespreken hier de contourennota en dat is het startpunt voor het gemeentelijk milieubeleidsplan (GMP). Ik moet zeggen dat ik mij uit vorige raadsperiodes nog kan herinneren dat we ieder jaar een milieujaarplan en een verslag hadden dat altijd moeilijk was om het op tijd klaar te krijgen en vast te stellen. Ik heb dat een aantal jaren gemist. In de nota staat ook dat het opstellen van een milieujaarprogramma en verslag een wettelijke verplichting is waaraan momenteel niet wordt voldaan. Ik wil toch aan u vragen waarom wij daaraan niet voldoen en of dat gevolgen heeft vanuit Den Haag. Ik wil ook vragen wanneer wij concreet dit nieuwe gemeentelijk milieubeleidsplan tegemoet kunnen zien. Dan de doelen. Ik wil in het algemeen zeggen dat wij een ander uitgangspunt hebben dan wat bijvoorbeeld de VVD zojuist betoogde. De VVD zegt dat de doelen allemaal wel heel mooi zijn maar dat we ervoor moeten oppassen dat we niet strenger worden dan landelijk en dat we moeten kijken of de doelen die hier staan wel zinvol zijn of wel te betalen. Dat vind ik een negatief uitgangspunt.
2005
N 901
De heer Poppens: Wij vinden dit een realistisch uitgangspunt. Mevrouw Boshuizen: Ik wil even doorgaan. De doelen die we hier stellen gaan er ook om, om vooral de leefkwaliteit te verbeteren en te waarborgen. Ik denk dat je daarmee een geweldige kwaliteit aan de stad toevoegt die heel wat waard is. Dan heb ik het bijvoorbeeld over doelstelling 18, we bouwen energiezuinige woningen. Ik zou me kunnen voorstellen dat het wervend zou kunnen zijn als je inzet op levensloopbestendige en energiezuinige woningen. Dat hoeft dan niet meteen onrealistisch te zijn, dat het bijvoorbeeld te duur zal zijn. Er kan juist een wervende kracht van uitgaan. De heer Poppens: Mag ik daar even op ingaan? Wij gaan uit van het landelijk beleid. Waarom? Op landelijk niveau worden zaken heel goed afgewogen en dan moeten er wel zeer specifieke omstandigheden zijn, willen wij daar in Lelystad van afwijken. Ik heb een voorbeeld genoemd. En wat u zegt over energiezuinige woningen: wij vinden het uitstekend als energiezuinige woningen worden gebouwd, hoe energiezuiniger hoe beter misschien. De realiteit is echter dat de mensen die naar Lelystad toe willen, ook in een woning willen die betaalbaar is en dan stellen ze misschien andere prioriteiten. Als de gemeente zegt tegen een projectontwikkelaar je moet woningen bouwen met die en die eisen wat betreft isolatie en dergelijke, dan zullen mensen mogelijk afhaken. Mevrouw Boshuizen: Het is mij heel duidelijk wat de heer Poppens wil, maar ik ga ervan uit dat het in dit beleid niet alleen gaat om wat we als ondergrens aan eis stellen, het is prima als de landelijke normen worden gehanteerd, maar ik ga er ook van uit dat er altijd een creatieve en stimulerende kracht van een college uitgaat. Als men bijvoorbeeld zou inzetten op een heel mooi project met levensloopbestendige woningen die heel energiezuinig zijn, dan kan de VVD daar denk ik helemaal niet tegen zijn. Het punt over stimuleren schoner rijden. Daar hebben al genoeg fracties naar gevraagd. Dus daarvan wacht ik het antwoord af. Wat wij een heel mooi doel vinden is inderdaad doel 1, het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van Lelystad. In feite vloeit daar direct uit voort dat je nummer 7 ook vet maakt, want ik denk dat het vliegveld daarin een grote impact heeft. Sowieso denken wij dat als je nummer 1 vet drukt, het een behoorlijk stempel drukt op je gemeentelijk milieubeleid. Wat ik mis bij de doelen is een stukje over bedrijven of industrie. Ik neem aan dat het er wel om gaat wat voor industrie wij wel of niet in de stad zouden willen hebben. Misschien daarop nog een toelichting. Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie is van mening dat Lelystad met deze nota op de goede weg is. Zeker op het gebied van water, oeverinrichting en het gescheiden rioolstelstel scoort Lelystad best goed. Dat mag ook wel eens gezegd worden. Misschien zou Lelystad daarmee wel wat meer reclame mogen maken, vinden wij. In andere gemeenten wordt ook vaak ieder plusje breed uitgemeten en ik denk dat dit plan wel onder de plusjes mag vallen. Daarnaast moet ik wel zeggen dat mijn fractie constateert dat er erg veel verschil zit in de versie van Stad in Balans die hier bij het raadsvoorstel ligt en de versie die in september op het Opinieplein is besproken. Dat komt zeker voor de aanwezigen op het Opinieplein waarmee dat debat toch gevoerd is, erg vreemd over denk ik. Wij bespreken met zijn allen het één en besluiten dan iets anders. Zijn de bij het GMP betrokken groepen op de hoogte gesteld van deze veranderingen? Ik heb namelijk
2005
N 902
het idee dat het behoorlijk is afgezwakt. De vorige versie was veel uitgebreider en duidelijker. Dat tempert ons enthousiasme. Verder constateren wij dat de kernkwaliteiten van de stad een uitbreiding hebben ondergaan. De bereikbaarheid wordt nu ook als kernkwaliteit genoemd. Maar als ik de volgelopen snelwegen en de matige treinverbinding zie, dan betwijfel ik werkelijk of we dat nu aan onze kernkwaliteiten moeten toevoegen. Een aantal doelen in het raadsvoorstel zouden we graag wat concreter willen zien. Daartoe hebben wij een aantal voorstellen. Om te beginnen punt 4, het schoner rijden. Er staat niet bij hoe dat gestimuleerd wordt. Wij hadden het veel sterker gevonden als het college bijvoorbeeld aangeeft, dat over drie jaar 75% van het wagenpark op biobrandstof of op gas rijdt. Met dergelijke aanvullingen wordt het wat sterker. De heer Hijmissen: Bedoelt u het gemeentelijk wagenpark of het totale wagenpark? Mevrouw Kreuger: Het gemeentelijk wagenpark. Ik denk niet dat onze bevoegdheden zo ver gaan en dat zouden we misschien ook niet moeten willen. Over de geluidsbelasting voor woningen: zoveel mogelijk niet meer dan 55 dB(A) geluid op de gevel. In de vorige versie staat dat er voor maximaal 10% een hogere waarde wordt aangevraagd. Ik weet niet of we nog enige waarde aan de vorige versie mogen hechten, maar wij hadden graag gezien dat het college iets concretere en iets ambitieuzere doelstellingen zou formuleren, bijvoorbeeld maximaal 5% van de woningen waarvoor een hogere waarde wordt aangevraagd. Die waarde ligt toch al behoorlijk hoog, dus dat moet dan echt om uitzonderingen gaan. Punt 7, de vliegroutes. Anderen hebben het er eveneens over gehad, maar wij zouden graag van het college een definitie zien van wat de stad is: bebouwde kom, ook de nieuwe bebouwde kom Warande, en hoe breed is een vliegroute? Deze doelstelling zou een stuk duidelijker zijn als aangegeven werd, bijvoorbeeld: vliegroutes moeten 2 kilometer buiten de bebouwde kom liggen. Dan wint het aan kracht. De heer Jansen: Mag ik daarover een vraag stellen aan mevrouw Kreuger? Naar mijn mening worden de vliegroutes niet door de gemeente bepaald. Deze worden toch door het Rijk bepaald? Wat verlangt u dan van het college? Ik bedoel de breedte van de vliegroutes. Mevrouw Kreuger: Ik zeg niet dat het college de breedte van de vliegroutes zou moeten bepalen. Ervan uitgaande dat met vliegroute niet iets anders wordt bedoeld dan de witte lijnen die wij in de lucht zien, is het verstandig om te zeggen dat de vliegroute niet vlak buiten de stad moet lopen maar 2 kilometer buiten de bebouwde kom, omdat we ervan uitgaan dat geluid vrij ver draagt en vliegtuigen niet direct over die lijn vliegen maar ook enigszins ernaast. Dus wil je werkelijk de garantie hebben dat vliegtuigen niet boven de stad komen, dan moet je op een aantal kilometers afstand buiten de bebouwde kom blijven. Duurzaam bouwen. In de vorige versie stond daarover allerlei leuks opgemerkt. Nu blijft het slechts bij een kader en geen doelstellingen. Het kader is dan ondertekenen manifest Nieuw Flevolands Peil. Nu is de stand van de techniek dusdanig dat de maatregelen die daarin zijn opgenomen vrij makkelijk zijn uit te voeren. In de oude versie stond nog dat het college marktontwikkelingen die verder gaan dan het manifest ondersteunt. Dat zouden we graag gehandhaafd zien en liefst nog wat concreter, bijvoorbeeld door te stellen dat 10 of 25% van de nieuw te bouwen huizen verder gaan dan het manifest. Ik weet dat het college dit niet volledig in de hand
2005
N 903
heeft, maar door middel van een stimuleringsbeleid zou dat toch wellicht bereikt kunnen worden. Punt 17 over 80% duurzame energie. Lelystad is in de gelukkige situatie dat er op ons grondgebied veel duurzame energie wordt opgewekt. Daarom vinden wij 80% niet zo erg ambitieus. Maak er 100% van. Daarnaast moeten we niet alleen kijken naar windenergie. Er zijn ook andere mogelijkheden. Ik denk aan warmtekrachtkoppeling, zonne-energie; er zijn vele versies. Iets meer ambitie. Die 80% is er al op dit moment, dacht ik. Tot slot is punt 19 toegevoegd: gemeentelijke gebouwen gaan over op groene stroom. Een vraag. Heeft het college overwogen om meteen over te gaan op natuurstroom? Groene stroom heeft namelijk soms nog wat beperkingen in milieuvriendelijkheid. Wij zouden graag zien dat het college deze punten opneemt. De heer De Jager: Mijnheer de voorzitter. De PvdA-fractie kan instemmen met de doelstellingen zoals ze zijn geformuleerd in de kadernota. Toch hebben wij wel een viertal kanttekeningen. 1. Wij vinden het jammer dat de doelstellingen wat oppervlakkig zijn geformuleerd. GroenLinks had het er ook al over. Het had wel wat concreter gekund. In ieder geval zijn ze niet SMART geformuleerd, niet specifiek en meetbaar. Dat is jammer. 2. Het lijkt ons nuttig om bij het uitwerken van de doelstellingen ook de financiële consequenties door te rekenen. Dat wordt in de kadernota ook al gesteld. Het maakt toch, evenals het vorige agendapunt, dat het een plan ‘in principe’ is en dat is jammer. 3. Het is wenselijk om bij de uitwerking van de kadernota steeds de koppeling te leggen naar andere beleidsterreinen. Ik noem ter verduidelijking één voorbeeld. Minder uitstoot door schoner rijden of minder geluidsbelasting door die maximaal 50 dB(A). Dat kan ook gevolgen hebben voor de maximumsnelheden. Dus graag bij de uitwerking de koppeling met andere beleidsterreinen. 4. De PvdA-fractie vindt het verstandig om meer accent te leggen op juist het speerpunt water. Als gevolg namelijk van de Europese Kaderrichtlijn Water worden er vanaf 2015, het lijkt nog heel ver weg, afrekenbare kwaliteitseisen gesteld aan al het Nederlandse grond- en oppervlaktewater. Er wordt op dat punt veel van gemeenten gevraagd en een aantal maatregelen kunnen nu al genomen worden. Het bevorderen van burgerparticipatie, onder meer door het verhogen van het waterbewustzijn, is hiervan een concreet voorbeeld. Dus van onze kant het verzoek aan het college om juist wat meer in te steken bij de uitwerking op het speerpunt water. De heer Homan: Mijnheer de voorzitter. Als we een aantal jaren geleden als Lelystad zijn veranderd wat betreft doelstelling van een stad waar evenveel industrie is als er mensen in principe aan het werk moeten gaan naar een plaats waar veel gewoond moet worden en wij dus als woonstad een uitbreiding willlen bewerkstelligen, dan is een milieuplan volop belangrijk om te kijken waar de woonkwaliteit aan de orde is. De meeste doelen die hier zijn verwoord, raken de woonkwaliteit. Daarmee heeft de VVD een punt. En als daarnaar wat sceptisch wordt gekeken, dan ben ik het eens met vorige sprekers die zeggen: laat ons duidelijker, concreter, SMART geformuleerd in de doelenopstelling duidelijkheid scheppen. Laat ons daarop een plan afzetten, zoals mevrouw Boshuizen aangaf, zoals wij jaarlijks in het verleden mochten accorderen. Het is er niet. Dit geeft de kans dat we over drie jaar zeggen: we zijn wel bezig geweest met het versterken van de kernkwaliteiten maar wat hebben we eigenlijk bereikt? Niemand die dan kan zeggen dat het genoeg is, dat het genoeg is geweest of dat het lang niet genoeg is.
2005
N 904
Ik ben het ook eens met het vreemde in de reeks van kernkwaliteiten die genoemd wordt: rust, ruimte, groen, blauw en bereikbaarheid. Plotseling bereikbaarheid? Heel vreemd. Wat is dan de definitie van bereikbaarheid, vraag ik me af. Als je daar een eenduidige definitie van hebt en op andere gebieden ook, dan kun je met elkaar afspreken dat het genoeg is, of dat we teveel willen. Wat hier staat, en ik ga ze niet allemaal opnoemen maar ik noem er drie: we behouden en versterken de kernkwaliteiten. Hoeveel versterken? We stimuleren schoner rijden. Hoeveel stimulans daarvoor en wat mag het ons kosten? Voor de woningen met een geluidsbelasting van meer dan 60 dB(A) nemen we maatregelen. Hoeveel maatregelen en wat? Ik noem dit het tegenovergestelde van SMART geformuleerd. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Ik kan het kort samenvatten want het is allemaal al genoemd. Ik wil dan zeggen: inderdaad vaag geformuleerd. Punt 1 is altijd ons speerpunt geweest. Behouden en versterken van de kernkwaliteiten van Lelystad; dat zou ook wat gedetailleerder kunnen. Mevrouw Kreuger noemde al de bereikbaarheid. Daar moeten we dan wat aan gaan doen, maar er staat ook dat we het willen versterken, dus die hoop heb ik dan toch nog. Punt 7 zou voor ons ook wat vetter gedrukt mogen worden en wat gedetailleerder uitgewerkt over de terminologie die hier wordt gebezigd. Verder zijn wij wel blij met al deze vetgedrukte punten. Ik kan me nog achter mevrouw Kreuger scharen van GroenLinks over de groene stroom. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Ik stel me voor om direct de sprekers langs te lopen en niet in algemene zin op de nota in te gaan. De ChristenUnie spreekt over punt 7, de vliegroutes. Daarover hebben meerdere fracties gesproken. Ik constateer dat vliegroutes gedefinieerde lijnen op de kaart zijn. Dat zeg ik richting mevrouw Kreuger. Het zijn strepen op de kaart die soms over bebouwd gebied gaan, soms niet. Als u kijkt naar de uitspraken die het college gedaan heeft, dan praten wij over stedelijk gebied, dus daar waar huizen staan. Dat hebben we bedoeld en dat zit in de opvattingen van het college vervat, zoals we dat neergelegd hebben in de reactie richting de luchthaven. De opmerking van de ChristenUnie, "geluidsbelastende vliegroutes” lijkt mij een verzwakking van wat er staat. Ik zou dat dus niet willen. Ik zou vliegroutes willen laten staan. Richting de heer Van Veluwen zou ik willen zeggen: zullen we dat achterwege laten, want dan zijn we helder. Mevrouw Kreuger: Mag ik iets ter verduidelijking vragen? Het college wil geen vliegroutes boven de stad. Maar wat is de stad? En omdat vliegroutes altijd een bepaalde breedte hebben en het geluid uitwaaiert, is het dan niet verstandig om te zeggen dat wij naar Den Haag gaan met het voorstel om die routes wat ruim om de stad heen te leggen, juist vanwege het uitwaaierende effect van het geluid? Wethouder De Vries: Ik heb daarop denk ik antwoord gegeven door te verduidelijken dat wij de stad als stedelijk gebied zien. Dan heeft de heer Van Veluwen gesproken over de 80% energie, punt 17 van de doelen. Daaronder verstaat het college wel degelijk alle duurzame energiebronnen, dus ook de zonnecollectoren op de daken, die veelvuldig in Lelystad zijn toegepast, maar ook de biomassacentrale van de Nuon die langs het spoor staat. Daarnaast uiteraard ook de opgewekte windenergie die de vele windmolens om de stad produceren. Waarom neemt de gemeente dit op? Omdat in het faciliteren van mogelijkheden zoals zonnecollectoren, biomassacentrales, stadsverwarmingsunits en/of windmolens de gemeente wel degelijk stimulerend meewerkend kan zijn en dat kan bewerkstelligen middels overigens investeringen die derden moeten doen. De IPL heeft gevraagd naar de visplaatsen als het gaat over het milieuvriendelijk maken van oevers in het stedelijk gebied. Daar waar dat aan de orde is, mijnheer
2005
N 905
Ongering, en er visplaatsen zijn, zullen wij die absoluut meenemen en worden ze weer hersteld. Dat is niet een punt dat wij overslaan in dat traject. De heer Ongering heeft gerefereerd aan de punten 5 en 6 waar het gaat over het geluid. Ik constateer dat wij hier hebben opgenomen wat wij als besluitvorming hebben genomen in het kader van de buitenring. Niet meer en niet minder. Als u de nota over de radialen hebt genomen, dan staat hier precies hetzelfde in. Die doelstelling hebben wij hier genomen. Dat betekent dat als woningen een geluidsbelasting hebben die boven de 60 dB(A) is, ze in ieder geval onder de 60 dB(A) gebracht worden. Wij hebben dus niet afgeweken van beleid dat u kortgeleden met ons hebt vastgesteld. Dan de VVD. De VVD maakt nogal wat opmerkingen die aangeven: gemeente u moet niet verder gaan dan de wet. Op een aantal punten doen we dat niet en dat staat ook in de nota. Maar op een aantal zaken die eveneens in de nota staan, is geen wetgeving. Dan moeten wij het zelf formuleren. Als het over wonen gaat, mijnheer Poppens, dan moeten wij constateren dat we in het Nieuw Flevolands Peil, overigens afgesloten met alle gemeenten in Flevoland zodat we elkaar de concurrentie niet aandoen, verder gaan dan de wet. Maar we hebben in een discussie met bouwondernemingen, met projectontwikkelaars, kunnen constateren dat als we dat zo opschrijven en hen in een bepaalde mate betrekken in de projectontwikkeling, het voor hetzelfde geld kan. Dus meer product voor hetzelfde geld. Dat lijkt me iets dat de VVD zeker moet aanspreken. In die geest gaan we hier en daar wel, en zeker als het over het Flevolands Peil gaat waarin doelen heel goed zijn opgeschreven en een EPC voor woningen genoemd is, iets verder. Daar waar de wet niet in voorziet en niet toereikend is, formuleren we zelf en hebben we dat hier zelf geformuleerd. Schoner rijden; ook daarnaar heeft de heer Poppens gevraagd. Schoner rijden is iets dat de laatste tijd nogal in de picture is gekomen, zeker inzake de grote steden en de problematiek van fijn stof, 80 km/u rond de grote steden op dit moment of andere maatregelen om verkeer te remmen. Ik constateer dat als we niet ook in Lelystad anticiperen op die problematiek, we met elkaar dat een keer over ons heen halen en dan wellicht stedenbouwkundige ontwikkelingen mogelijk lastig of niet haalbaar maken. Als we dan kijken naar schoner rijden, dan zou het kunnen zijn dat we als gemeente zouden willen stimuleren, dat een aantal partijen in de stad bijvoorbeeld op LPG gaan rijden of op een andere milieuvriendelijke brandstof. Daar zijn voorbeelden van. We hebben nog niet zo lang geleden daarover in het provinciehuis een klein congres gehad. Ik constateer dat zowel de gemeente Haarlem als de gemeente Tilburg daarvoor op dit moment een project hebben lopen. Dat zijn projecten die vanuit de stimulerende functie van de gemeente haalbaar zouden kunnen zijn. De eerste aanzetten om dit te verkennen, zouden op korte termijn genomen kunnen worden. Schoner rijden zou ook iets kunnen betekenen met geluid. Ook daar wordt aan gedacht, want dat is eveneens een milieufactor. Dat zou in dit kader kunnen betekenen dat we nog meer stil asfalt gebruiken dan we al doen, of dat we in het kader van het bij de bron mogelijk reduceren van het geluid, bijvoorbeeld met stille banden aan auto’s, eveneens stimulerend zouden kunnen zijn. Of dat allemaal kan, moet uitgewerkt worden. De opmerking over het theehuisje is gemaakt in de sfeer dat je de belevingswaarde van ons groen in en om de stad vergroot. Het is niet de bedoeling, maar dat zal u denk ik duidelijk zijn, dat de gemeente een theehuis gaat exploiteren. Waarom een asbestinventarisatie, het in beeld brengen van asbest in de bovengrond? We moeten constateren dat binnen het ambtenarenapparaat van de gemeente Lelystad nog een aantal mensen werkzaam zijn die de historie van de stad kennen. Als wij zien hoeveel profijt wij hebben van de historische kennis van een
2005
N 906
aantal ambtenaren, dan is dat bij het pro-actief kunnen handelen van veel belang en hebben we ons veel geld kunnen besparen. Het lijkt het college zinvol om met de kennis die er is, mogelijk aangevuld vanuit het archief en met nog wat mensen in de stad die bijvoorbeeld in de beginperiode toen asbest heel veel gebruikt werd, werkten bij de Rijksdienst IJsselmeerpolders, nog eens een inventarisatieslag te maken. Wij realiseren ons dat zolang je er niet aankomt, er niets gebeurt. Maar nu de kansen niet benutten om die inventarisatieslag te maken? Gezien de ervaringen die wij met elkaar gehad hebben in Schouw-Oost waar we moesten constateren dat heel deskundige onderzoeken op een aantal plekken toch de plank fors hebben misgeslagen, lijkt het mij uiterst zinvol om dit boven water te krijgen en nu te doen; niet te wachten maar uit te voeren. De opmerking die de heer Poppens en anderen hebben gemaakt over groene stroom. De gemeente heeft een voorbeeldfunctie wat het college betreft. Het mee stimuleren van de productie van groene stroom en daarmee het milieu ten goede komend, lijkt het college een goede zaak. Ik wil de raad aangeven dat de gemeente aandeelhouder is van de huisvuilcentrale in Alkmaar. Die produceert ook groene stroom. Naast het feit dat het groene stroom is, kon het wel eens 10% goedkoper uitvallen. Een dubbele reden, denk ik, om in het milieubeleidsplan te streven naar die groene stroom. Velen hebben gerefereerd aan punt 7 van geluid en die staat niet vet gedrukt. Het punt 7 willen maken tot een speerpunt kan wat het college betreft overgenomen worden, zeker gezien de actualiteit rond de luchthaven Lelystad. Dus die zou ik graag willen overnemen. Wij kennen geen asbest in asfalt in Lelystad. Dat is ons niet bekend; is nog nooit voorgekomen. Het zou hooguit een keer kunnen zijn dat het op een plekje aanwezig is waar asbest is toegepast op woningen, maar in het asfalt in Lelystad is naar ons weten nog geen asbest aangetroffen. De heer Zweers: Ter verduidelijking. Het gaat niet zozeer om asbest in het asfalt maar dat wat gebruikt is om het opvullen van de bedding waarna het asfalt er overheen is gelegd. Wethouder De Vries: Dat is ons ook niet bekend, mijnheer Zweers, niet in Lelystad. We gaan verder met D66. Ik denk dat ik over het bouwen en het Flevolands Peil voldoende heb aangegeven. Daar ligt een hoge ambitie naar mijn idee. Bij schoner rijden heb ik aangegeven waaraan gedacht zou kunnen worden. Punt 1 hebben wij gehaald uit het structuurplan, de kernkwaliteiten. Bij die kernkwaliteiten wordt ook de bereikbaarheid in relatie gebracht met de kernkwaliteiten van de stad. Ook richting mevrouw Boshuizen zou ik willen zeggen, dat als u kijkt naar het structuurplan, de opmerkingen over de industrie en de bedrijvigheid in de stad gemaakt zijn. Deze liggen besloten in de besluitvorming rond het structuurplan. Richting mevrouw Kreuger. De nota is inderdaad veranderd. Daarvoor hebben we dacht ik een Opinieplein. Als we met elkaar vinden op een Opinieplein dat bijstellingen noodzakelijk zijn, dan gaat u hopelijk ervan uit dat het college niet op de ingeslagen weg die het daar heeft gepresenteerd verder gaat, maar die veranderingen en opmerkingen meeneemt. Wat wij gehoord hebben daar, een opinie die daar geventileerd is, hebben wij getracht in te breien in het stuk dat nu voorligt. Dat betekent tevens dat wij het punt van de hogere waarde eruit gehaald hebben, dat wij opmerkingen meegenomen hebben zoals het feit dat we naar groene stroom willen maar zover als GroenLinks zou willen gaan, naar natuurstroom, zouden wij niet willen gaan.
2005
N 907
Van de PvdA heb ik goed gehoord, evenals van meerdere fracties, dat wij in het plan straks wat meer zouden moeten gaan naar meetbare doelen om in een jaartranche te kunnen laten zien wat we presteren. Dat is ook de intentie van het college om dat mee te nemen en dat zullen we doen. Koppeling naar vaststaand beleid en mogelijke consequenties daarop zal in het plan worden meegenomen en zullen wij aangeven. Als het gaat over het Waterplan en de Kaderrichtlijn Water dan constateer ik dat ons Waterplan de doelen van de kaderrichtlijn kan halen en dat het Waterplan is vastgesteld. Overigens zijn er een paar prioriteiten uitgehaald. Vervolgens hebben we alleen nog de prioriteiten opgenomen in dit plan. Als er een stapje verder moet komen, kan geschakeld worden in het Waterplan en kan die extra aandacht gegeven worden. Ik denk dat ik de opmerkingen van de heer Homan en de AOV meegenomen heb. In tweede termijn De heer Van Veluwen: Mijnheer de voorzitter. Het college moet niet de indruk krijgen dat de Christenunie het besluit van oktober zou willen afzwakken. Dat is een gedachtefout die ik nu niet wil toelichten gezien de tijd. We zijn zeer ingenomen met het feit dat u wel van punt 7 een prioriteit wilt maken. De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. De Inwonerspartij stelt de leefbaarheid van de inwoners boven alles. Wij realiseren ons dat het college dan minder speelruimte heeft als de geluidsbelasting maximaal 55 dB(A) wordt. Daar hebben we trouwens wel naar gevraagd. Maar in de visie van de Inwonerspartij staat het besturen van een stad in dienst van het welzijn van haar bewoners. Dit welzijn gaat ons boven alles. Vandaar dat wij een amendement willen indienen om de maximale belasting van 60 dB(A) naar beneden te brengen. Verder zijn we erg gelukkig met het antwoord over de visplaatsen. Wij zijn van mening dat als 80% van de in Lelystad gebruikte energie duurzaam wordt opgewekt, al zeer ambitieus is. Wij zijn blij dat mevrouw Kreuger met haar 100% dus in de richting van kernenergie gaat. Hoewel ons dat wel wat verbaast. Amendement De fractie van de Inwoners Partij Lelystad dient het volgende amendement in: "1. In artikel 5, 60 dB(A) vervangen door 55 dB(A) als maximum toelaatbare waarde voor de geluidsbelasting van woningen. 2. In artikel 6 de woorden "zoveel mogelijk” laten vervallen.” Toelichting: In artikel 5 wordt gezegd dat bij woningen met een geluidsbelasting van meer dan 60 dB(A) maatregelen getroffen zullen worden (conform hoofdwegenbesluit) alhoewel het college eigenlijk van mening is dat het niveau van 55 dB(A) niet overschreden mag worden. In artikel 6 staat dat nieuwe en bestaande woningen zoveel mogelijk aan ten hoogste 55 dB(A) respectievelijk 50 dB(A) worden blootgesteld. De logische consequentie van de voorgestelde aanpassing van punt 5 is, dat er altijd maatregelen genomen zullen worden als de geluidsbelasting meer is dan 55 dB(A). Omdat niet geheel te berekenen is of de financiële middelen toerijkend zijn om het bereiken van deze norm te betalen, wordt 60 dB(A) voorgesteld. Wij zijn van mening dat eventuele financiële consequenties ondergeschikt zijn aan het woongenot van de inwoners van Lelystad.
De heer Poppens: Mijnheer de voorzitter. In de eerste plaats dank aan de wethouder wat betreft de beantwoording. Op enkele punten wil ik nog even ingaan.
2005
N 908
In de eerste plaats het punt dat wij zeggen: je moet niet verder gaan dan de landelijke normen. Wij hebben daarbij tevens gezegd dat je onder specifieke omstandigheden daarvan kunt afwijken. Als voor wat betreft woningbouw, en daar ging het hier voornamelijk om, afspraken gemaakt kunnen worden om toch verder te gaan dan de landelijke normen en uw gesprekspartners kunnen daarmee instemmen, dan vinden wij dat natuurlijk voortreffelijk. Wat betreft asbest. Het doet me deugd dat u bij het zoeken van oude asbestlocaties gebruik maakt van mensen die werkzaam geweest zijn bij de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. Dat lijkt me een zeer praktische aanpak. Als u plekken vindt en er moet gesaneerd worden, dan geef ik u toch in overweging om die sanering als het kan uit te stellen tot het moment waarop het noodzakelijk is voordat u met de stadsuitbreiding gaat beginnen. Tenslotte. Op basis van deze doelstellingenen de discussies die hebben plaatsgevonden, wordt het milieubeleidsplan gemaakt. Dan komen wij tot onze definitieve afweging wat betreft onze standpunten over de diverse punten. De heer Kempenaar: Mijnheer de voorzitter. Het CDA is tevreden met de beantwoording en wenst het college succes met de verdere ontwikkeling van dit plan. De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. Ik ben blij te horen dat er geen gegevens bekend zijn dat asbesthoudende afvalstoffen gebruikt zijn in de onderlaag van de wegen. Voor wat betreft de discussie die in de eerste termijn even tussen fracties is ontstaan, voel ik me toch enigszins geprikkeld om een opmerking te maken voor wat betreft extra aandacht en het stimuleren van het bouwen van energiezuinige woningen. Het kan misschien wel zo zijn, mijnheer Poppens, dat gezinnen dan zelf € 35 per jaar kunnen besparen. Dan hoeven ze in Den Haag daar ook niet meer te over debatteren. Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Ookdank van onze kant. Wij wilden de wethouder ook complimenteren vanwege zijn vermogen om zelfs de VVD te enthousiasmeren voor duurzaam bouwen. De heer Poppens: Dat was helemaal niet noodzakelijk, hoor. Mevrouw Boshuizen: Aan uw eerste termijn te horen, dacht ik van wel. Ik had in eerste termijn gevraagd hoe het zat met dat milieujaarverslag. Ik neem aan dat het wel de bedoeling is als we hier straks concrete doelen opnemen in ons milieubeleidsplan, om na een jaar te kijken wat we daarvan gerealiseerd hebben. Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. Het college antwoordt op mijn vraag dat het stuk vrij ernstig veranderd is. Natuurlijk, de functie van het Opinieplein is dat er gediscussieerd wordt en dan hopen we dat er met de uitkomst van een dergelijke discussie wat gedaan wordt. Maar wat hier is gebeurd, en ik vind het heel jammer dat ik daarover andere fracties niet heb gehoord, is dat het stuk niet aangepast is aan de hand van de discussie op het Opinieplein, maar dat het eigenlijk totaal is herschreven, althans wat betreft de doelstellingen. Deze zijn over het algemeen genomen vager geformuleerd en ik telde zojuist in het oude stuk ongeveer 55 doelstellingen, daarvoor zijn er 17 in de plaats gekomen, waarvan er nog een paar nieuw zijn. Dus van ongeveer 40 is het niet de moeite gevonden om ze concreet te vermelden hierin. Ik vind het toch een vrij kwalijke zaak in een discussie met de groepen die daarvoor toen speciaal zijn uitgenodigd en met de bevolking, dat je een voorstel zo cruciaal herschrijft. Daar hebben wij grote moeite mee en daarop zou ik graag toch wat meer reactie willen horen.
2005
N 909
De heer Homan: Mijnheer de voorzitter. Ik ben heel blij met de opmerking over het milieujaarplan. Maar ik wil met dank aan de wethouder iets zeggen over wat hij heeft genoemd bij mobiliteit en het stimuleren van schoner rijden. Hij sprak daarbij ook over stiller rijden en over banden die zouden kunnen worden gemonteerd waardoor je stiller rijdt. Dat komt ons volop van pas. Wij spreken over de geluidsbelasting, mijnheer Ongering, dus ik denk dat u op uw wenken bediend wordt. Ik ben ook heel nieuwsgierig hoe het college daarmee verder zal gaan, omdat wij met zijn allen wel al dat asfalt kunnen neerleggen waarvan men denkt dat het zo veel voordelen biedt en waarvan technici durven te beweren dat het veel minder en veel meer kortdurend is, maar dat is een technische discussie. Laat ons van de bandenvoordelen aannemen dat het het college ernst is in het stimuleren van het stiller rijden door maatregelen te bedenken, creatief om te gaan met die noviteit. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Toegezegd is dat wij punt 7 als prioriteit zullen maken. Naar de VVD, als het gaat over asbest dan gaat het over het zichtbaar maken van potentiële plekken waar het zou liggen. Het gaat niet om het vinden van plekken maar om het zichtbaar maken op basis van historisch inzicht van potentiële plekken. Want als wij vinden dan moéten we saneren. Dan een milieujaarverslag. Wij zullen in het plan opnemen dat wij jaarlijks rapporteren. Of dat een milieujaarverslag mag heten; wij zullen jaarlijks rapporteren aan de raad wat de vorderingen zijn met het milieuplan van de gemeente. Als ik kijk naar de opmerking die mevrouw Kreuger nog gemaakt heeft over de nota, dan deel ik niet haar mening dat wij hem herschreven hebben, maar dat we hem aangevuld hebben en dat we concreter op het verzoek dat op het Opinieplein bij mij beklijft is, completer een prioritering hebben moeten aangeven. Dat hebben we in deze doelen dan ook gedaan. Het is op mij overgekomen als een verzoek van velen die op het Opinieplein hebben meegedaan. Daarnaast wil ik erop wijzen dat wij in het kader van het Opinieplein alle partijen die konden meedoen, uitgenodigd hebben maar dat niet één is komen opdraven op dat moment. Waar het aan gelegen heeft weet ik op dit moment niet, maar ik constateer dat wel uitgenodigd is geweest zoals de griffie ons heeft laten weten, dat wij aan de voorkant hebben geprobeerd dat te doen, dat het niet gelukt is en dat wij ingestoken hebben op de opmerkingen die op het Opinieplein zijn gemaakt. Mevrouw Kreuger: Bij interruptie. Ik wil hier toch even op reageren. Ik weet uit betrouwbare bron van mensen die geen uitnodiging hebben ontvangen. Dus er is ergens iets mis gegaan. Het klinkt enigszins als een verwijt: ze waren er niet. Dat vind ik niet helemaal terecht. Wethouder De Vries: Niet het college heeft uitgenodigd. De griffie heeft uitgenodigd. Mevrouw Kreuger: Onder verantwoording misschien. De voorzitter: Onder verantwoording van de voorzitter. Mevrouw Kreuger: Wat ik me afvroeg. Het is verduidelijkt, geconcretiseerd zegt u. Maar het oude stuk, Stad in Balans versie juli 2005. Moet ik die nu in de vuilnisbak gooien? Is deze niet meer rechtsgeldig of mag hij er nog steeds achterliggen? Wethouder De Vries: Bij de achterliggende stukken ligt versie november 2005. Mevrouw Kreuger: En de versie van juli 2005 is behandeld op het Opinieplein en die is behoorlijk herschreven.
2005
N 910
De voorzitter: Ik wil wethouder De Vries vragen nog even in te gaan op het amendement dat is ingediend door de fractie van de Inwonerspartij. De heer De Jager: Zou ik daarover eerst een vraag in de richting van de IPL mogen stellen? Volgens mij is het niet nodig om op het amendement in te gaan, omdat ik de Inwonerspartij vrij overtuigend heb horen zeggen bij de begrotingsbehandeling: van ons hoeft u tot de verkiezingen geen enkele motie of amendement meer te verwachten. Ik verwacht van de IPL dan toch ook een consequent handelen. De heer Jansen: Ik wil daarop wel reageren. Ook de Inwonerspartij kan soms wel tot voortschrijdend inzicht komen, mijnheer De Jager. De voorzitter: Ik geef wethouder De Vries het woord om aan te geven of hij het amendement al of niet omarmt. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Ik zou het amendement niet willen omarmen. Ik zou willen blijven bij de besluitvorming die we in het kader van de buitenring en in het voorstel bij de radialen dat we nog gaan behandelen, hebben opgenomen. De consequenties van 55 dB(A) zijn in financieel opzicht niet te overzien. Uit veiligheid is 60 dB(A) genomen maar wij vinden 60 dB(A) dan ook het absolute einde. De voorzitter: Ik stel voor nu de beraadslagingen te sluiten en tot stemming over te gaan. Ik begrijp naar wethouder De Vries toe dat de doelen die geformuleerd zijn in de punten 1 tot en met 19 onderdeel uitmaken van het besluit als gezegd wordt in te stemmen met de nieuw geformuleerde doelstellingen. Wethouder De Vries: Waarvan punt 7 ook vetgedrukt moet worden, want dan krijgt het de status van prioriteit. De voorzitter: Inderdaad. Dat hebt u toegezegd. Dan kan dat als zodanig genoteerd worden. Ik breng in stemming het amendement van de Inwonerspartij. Ik doe de stemming bij handopsteken. De fracties van VVD, PvdA, Leefbaar Lelystad, CDA, ChristenUnie, D66, AOV/NWP, fractie Homan en fractie De Jong stemmen tegen het amendement. De fracties van de Inwoners Partij Lelystad, GroenLinks en fractie Verhoef stemmen vóór het amendement. Met 25 stemmen tegen en 6 stemmen vóór wordt het amendement verworpen. De voorzitter: Dan is aan de orde het besluit in te stemmen met de nieuw geformuleerde doelstellingen zoals vastgelegd in de kadernota Stad in Balans voor een aantal milieuthema’s. De heer Jansen: Mag ik een stemverklaring afleggen namens de Inwonerspartij? Wij vinden het een goed voorstel. Wij hebben de opmerkingen gemaakt met betrekking tot de geluidsbelasting en deze handhaven we. Maar gelet op de vele andere, goede punten die in deze nota staan, stemmen we in met dit voorstel. De voorzitter: Mag ik dan constateren dat de raad wil instemmen met de doelstellingen en dus de kadernota? Dat is het geval. Het tweede voorstel is dat u kennisneemt van de milieuverkenning. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
2005
10.
N 911
Voorstel tot wijziging van de APV 2000 met betrekking tot illegale speelgelegenheden c.q. casino’s (stuk nr. B05.01400) De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Zo’n 2000 jaar geleden schreef de apostel Paulus aan zijn medewerker Timotheus, ik citeer uit de nieuwe bijbelvertaling: "Geldzucht is de wortel van alle kwaad.” Sinds die tijd is er weinig veranderd. Bovendien is geldzucht nog steeds nadrukkelijk aanwezig in onze samenleving. Waar komt die geldzucht beter tot uiting dan met gokken? Weinig investeren in de hoop en de verwachting dat je een groot gewin zult hebben. Loterijen en casino’s spelen daar nadrukkelijk op in, doen dat behendig en de overheid pikt er nog ettelijke graantjes van mee ook. Een voorstel zoals het nu voorligt om te kunnen optreden tegen illegale speelholen heeft dan ook vanzelfsprekend de hartelijke instemming van de fractie van de Christenunie. Als maatschappelijk effect wordt in het voorstel van het voorgestelde besluit genoemd dat de illegale gokgelegenheden worden geweerd uit de samenleving. Dat is een aansprekende formulering en dat zou voor meer van soortgelijke activiteiten als eenarmige bandieten, zoals ze in het spraakgebruik genoemd worden, ook moeten gelden. Mevrouw Riesenbeck: Mijnheer de voorzitter. Op zich kunnen wij instemmen met het stuk, maar we hebben toch nog een aantal vragen. Op bladzijde 1 van het stuk wordt gesteld dat Lelystad één van de laatste gemeenten is waar een dergelijke illegale gelegenheid aanwezig is. Wij hebben andere geluiden gehoord en zouden graag antwoord krijgen van het college op de volgende vragen. De voorzitter: Van wie hebt u die geluiden gehoord? Mevrouw Riesenbeck: Uit de samenleving. De voorzitter: Nee, dat zijn anonieme bronnen. De bronnen graag. Geen illegale bronnen. Mevrouw Riesenbeck: Het zijn geen illegale bronnen. Het zijn bewoners van Lelystad die met die geluiden bij ons komen. Mag ik dat gebruiken? De voorzitter: Welke bewoners? Het gaat mij niet om de namen van de bewoners, maar u poneert een stelling en het is zinvol om een stelling te onderbouwen. Als je zegt het is een aantal bewoners, dan is het op zich wel een bron en kunt u zonder de namen te noemen wel uit die bron citeren en met getallen ons daarmee confronteren, zodat ik op dat punt van zaken met u in debat kan gaan. Anders zeg ik straks tegen u: mijn informatie is een andere en dan vraagt u mij welke informatie en noem ik mijn bronnen. Maar dat doe ik pas als ik ook uw bronnen weet. Mevrouw Riesenbeck: Akkoord. Dan ga ik direct naar de derde vraag in dit geval. Van het hotel is al jaren bekend dat we hier een gedoogsituatie hebben voor wat betreft hun casinoaangelegenheden. Mijn vraag is: krijgt naar aanleiding van dit hele nieuwe hoofdstuk het hotel nu wel een officiële licentie? Dan heb ik nog een vraag naar aanleiding van bladzijde 3 van het stuk. Daar staat onder artikel 2.3.4.1 begripsomschrijving iets dat er volgens mij helemaal niet hoort. Daar staan namelijk onder punt h drie regels over wat een openbare weg inhoudt. Ik vraag me af wat dat in dit stuk doet.
2005
N 912
De voorzitter: Een paar opmerkingen van mijn kant. Waarom wij deze wijziging voorstellen, is om het beleid als zodanig onzerzijds wat verder aan te scherpen. Daar heb je de Algemeen Plaatselijke Verordening (APV) voor nodig. Het is niet zozeer de gemeente of de burgemeester die op dit punt van zaken deze verordening hanteert, als wel het Openbaar Ministerie. De burgemeester komt pas in het geding als er problemen rondom openbare orde en veiligheid rondom een casino of een illegale speelgelegenheid zouden zijn. Naar mevrouw Riesenbeck toe kan ik de vraag van het gedogen mijnerzijds niet beantwoorden, want daar ga ik niet over. Justitie heeft tot dusver blijkbaar gedoogd dat men omging met illegale speelgelegenheden zoals men dat gedaan heeft, maar tegelijkertijd moet je zeggen dat in de afgelopen jaren door het OM fors is geïnvesteerd om dergelijke speelholen met die eenarmige bandieten van de heer Siepel fors aan te pakken. U weet wellicht ook dat heel recent op dat punt van zaken verdere acties ondernomen zijn. Dus dat is het punt. Het moet in de APV geformuleerd worden om het OM mede mogelijkheden te geven om in te grijpen, maar het is een bevoegdheid van het OM. De tweede opmerking. Het is niet zo dat door deze aanscherping het hotel of welke illegale speelgelegenheid dan ook nu een licentie krijgt. Integendeel. U hebt in de aanvang van het stuk kunnen lezen dat slechts aan Holland Casino een vergunning is gegeven om speelcasino’s te exploiteren. Dat betekent dat op die titel licenties uitgegeven worden en geen andere. Op uw eerste vraag waarop ik dat korte debat met u had, ga ik verder niet in. Mevrouw Riesenbeck: Mijnheer de voorzitter. Dan toch de vraag of casinogelegenheid in het hotel dicht gaat, want die is niet van Holland Casino.
de
De voorzitter: Het antwoord is ja. Het antwoord op de vraag over de openbare weg. Het is een formulering die in het stuk onder lid e van artikel 2.3.4.7 terugkomt. Omdat "openbare weg” in een artikel gebruikt is, moet je ook aangeven wat een openbare weg is. Daarom is deze formulering in de begripsomschrijving opgenomen. Mag ik constateren dat u kunt instemmen met de voorstellen zoals ze zijn gedaan in besluit 1 en dat u het wilt billijken om het te publiceren in de Flevopost? Dat is het geval. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
11.
Voorstel tot vaststelling van het gemeentelijk rioleringsplan 2006-2010 (stuk nr. B05.01536) De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben in 2059 een fors probleem, zoals is vermeld in dit stuk. In de zorg is het zo als je screent en daar komt iets uit en je gaat daarop niet optreden, dat dat onethisch is. Dit geeft enigszins de tweestrijd aan die mijn fractie met dit stuk heeft. Wij constateren dat er in 2059 een fors negatief saldo gaat ontstaan en er worden geen plannen op dt moment aangekondigd om daarin iets te ondernemen. Wij snappen wel dat je daarvoor een beter beeld moet hebben, maar één van de grote problemen die dit nieuwe gebied met zich meebrengt, is dat de grond hier flink inklinkt en je de vraag kunt stellen of de normen die wij gehanteerd hebben wel terecht zijn. Dit geeft des te meer aan dat onze fondsen die we daarvoor creëren, ontoereikend zijn en dat je zo vroeg mogelijk moet beginnen met het op orde krijgen. We hebben hier nog niet zo lang geleden gesproken over de rioolheffing en welke vorm die zou moeten krijgen. Daarbij is door de VVD aangegeven dat de hoogte op dit moment beperkt zou moeten worden omdat het anders tot lastenverzwaring zou
2005
N 913
leiden. Maar nu worden we geconfronteerd met de situatie dat als we nu niets innemen, wij toekomstige generaties opzadelen met een forse lastenverzwaring. Ik zou van de VVD willen weten of dat iets is waar zij voor staan. Als mijn fractie hierop iets zou willen ondernemen met de uitspraak die we als raad in de afgelopen begrotingsbehandeling hebben gedaan dat de rioolheffing niet omhoog zou moeten, is de enige mogelijkheid voor mijn fractie om extra middelen te gaan vinden in de algemene middelen. Wij vinden dat principieel niet de plek waar we dat zouden moeten vinden, want daarvoor hebben we een heffing, een rioolheffing. Aan de andere kant vinden wij dat ook niet de plek waar we op dit moment nog meer zouden moeten gaan snijden. Met andere woorden, wij vinden het niet correct om iets te constateren en niet te doen, maar ik moet toegeven dat wij op dit moment ook niets kunnen doen, gegeven de uitspraken die de raad in dit verband heeft gedaan. Dus zullen wij instemmen met dit stuk. De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. In het kader van dit stuk heb ik twee vragen. De eerste vraag is in het verlengde van de opmerking van de heer Teunissen over de invoering van de rioolheffing. De invoering van de rioolheffing is mede afhankelijk van het besluit of er definitief wordt afgezien van het gebruikersdeel van de OZB. Mijn vraag is in hoeverre wij hierover nu een besluit kunnen nemen, omdat er geen alternatieve dekking in staat als dat onderdeel vervalt. Daarnaast heb ik een vraag gezien de opmerking die wordt gemaakt dat er oplossingen worden gezocht voor de ongerioleerde lozingen in het buitengebied en dat het uiteraard in samenwerking gaat met het Waterschap Zuiderzeeland. Dat is geweldig. Maar ik ben dan nieuwsgierig naar wat voor investeringen per aansluiting gemaakt zouden moeten worden. Ik hoef dat niet op een euro nauwkeurig te hebben. Het gaat mij meer om de beleving als we kijken naar het op orde houden van het onderhoudspeil van de rioleringen in de stad zelf; dan hebben we relatief gezien veel lagere kosten per aansluiting en dat in de koppeling hoe we straks rioolrecht gaan heffen. De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Lelystad groeit en het rioolstelsel moet natuurlijk in dezelfde mate meegroeien, want onze hoeveelheid afval dat wij in het riool lozen, daalt niet navenant. De lasten groeien dus flink en toch stelt het college verrassenderwijs voor om geen stortingen te doen en de discussie daarover maar een eind op te schuiven. Dat is verrassend omdat het college zelf zegt dat zelfs als in het theoretische geval de voorziening die wij hebben na 60 jaar op nul zou moeten staan, wij een jaarlijkse storting van ruim € 3 ton moeten doen. Dat doen we niet. Ik zou graag van het college willen horen hoe dit voorstel om voorlopig geen extra stortingen te doen, past in het kader van een solide financieel beleid. Want we moeten toch niet handelen vanuit de gedachte, en dat zal het college ook niet willen, en ik zeg het maar met een Drents spreekwoord: over 60 jaar jeuken ons de kiezen niet meer. De heer Homan: Mijnheer de voorzitter. Het stuk goed lezend en kennisnemend van het feit dat de toestand van het riool en het inklinken van grond heel erg zou kunnen meevallen en ook al is meegevallen, begrijp ik de gedachte van de vorige sprekers wel. Maar ik las met plezier dat het wonen op die oude grond dus ook een aantal mogelijk positieve effecten heeft. Wat mij niet zo beviel is annex aan vroeger voorgespiegelde plannen, ik noem maar Houtribweg-midden. Nu kom ik als parallel tegen in het stuk de uitbreiding vliegveld. Daar staat gewoon in dat Lelystad Airport in de toekomst flink zal uitbreiden. Dat hebt u misschien niet gelezen, maar het staat er zo. Is dat de wens die de vader is van de gedachte bij het college? Daar ben ik ben nieuwsgierig naar.
2005
N 914
De heer Terbach: Mijnheer de voorzitter. Als je het verhaal leest, bekruipt je een gevoel dat we in het verleden te weinig hebben onderzocht. Daarom vinden wij het uitermate verstandig dat het college ervoor heeft gekozen om nu eens heel goed te gaan onderzoeken hoe de staat van het rioolstelsel is om dan met voorstellen te komen hoe we dat gaan aanpakken. Het alternatief is er ook niet wil je het betaalbaar houden, maar dan hebben we een goed onderbouwd plan. Wij kunnen daarmee instemmen. Toch twee kanttekeningen. Als het OZB-verhaal doorgaat dan wil ik niet nalaten nog een keer te benadrukken dat wat de PvdA betreft de rioolrechtheffing langzamerhand naar kostendekkendheid zou mogen gaan, maar dan met een ingroeivariant en op basis van het profijtbeginsel. Ik denk dat het belangrijk is om dat nog maar een keer aan te geven. Rest ons een vraag. Er is een wet op het afvalwater aangenomen die ook zo rond 2010 tot consequenties gaat leiden. Te denken valt aan verscherpte milieueisen. De vraag is: kan en zo ja hoe denkt het college hierop te kunnen anticiperen? De heer Gerritzen: Mijnheer de voorzitter. Wij vinden dat met dit Gemeentelijk Rioleringsplan een aantal goede uitgangspunten worden neergezet. Voor wat betreft de kosten of de te verwachten tekorten in de toekomst, wellicht in de verre toekomst, en de vragen die door de heer Teunissen aan onze fractie zijn gesteld, kan ik zeggen dat de VVD zich niet heeft uitgesproken tegen rioolheffing. We hebben de keuze gemaakt bij de behandeling om dat te stellen, evenals een aantal andere fracties, op € 1 mln. Dat wil niet zeggen dat wij in de toekomst niet naar een groeivariant willen gaan. Dat is mijn opmerking over uw vraag. Wij hebben overigens bij de begrotingsbehandeling daarover uitgebreid gediscussieerd. Het college geeft feitelijk in dit stuk ook aan dat voor wat betreft de te verwachten kosten in de toekomst, we bij het vaststellen van het volgende Gemeentelijk Rioleringsplan, in 2010, daarvoor de oplossingen gaan zoeken. Wellicht is het wel goed om daarnaar zo snel mogelijk te kijken, of die oplossingen nodig zijn en welke dat moeten zijn. We stellen echter ook vast dat in het stuk wordt gesteld dat de duurzaamheid is verlengd naar 60 jaar. Wellicht dat het onderzoek in de toekomst nog wel gaat leiden tot een duurzaamheid die een nog langere periode bestrijkt. Dat is nu nog niet duidelijk, maar wellicht dat daarover in de toekomst wel meer duidelijkheid komt. Kortom, wij willen dit voorstel steunen. De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. Laat ik beginnen met te zeggen dat de Inwonerspartij in principe instemt met de uitgangspunten. Die vinden wij goed. Waar wij problemen mee hebben, zoals al eerder is genoemd, is dat de coalitie heeft nagelaten een sluitende begroting te steunen. Wij zijn dus zeer benieuwd hoe de coalitiepartijen dit willen oplossen, zeker nu aangegeven wordt dat dit gat blijft bestaan. De ontoereikende dekking is er niet alleen op langere termijn, maar bestaat nu al. De oplossingen moeten dan ook nu gezocht worden. Wij zouden, nogmaals, graag willen weten hoe het college en de coalitiepartijen dit denken op te lossen. De heer Van der Meij: Mijnheer de voorzitter. Voor de CDA-fractie is het belangrijk dat de kwaliteit van de riolering gegarandeerd wordt, zowel op korte als op langere termijn. De CDA-fractie is van mening dat het Gemeentelijk Rioleringsplan een goed fundament vormt om die kwaliteit te waarborgen en zal dan ook instemmen met het voorliggend plan. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie stemt eveneens in met het plan dat voorligt. Het is inderdaad gewaarborgd dat er meer aandacht wordt besteed aan inspectie. De kwaliteit wordt dus gegarandeerd. Wij vinden de keuze moeilijk. Inderdaad is 2059 een eind weg. We zitten in een periode tot 2010. Alles afwegende
2005
N 915
zeggen wij dat wij hiermee akkoord gaan, maar ik wil nog wel wijzen op de opmerkingen van de heer Homan over het vliegveld. Daarover zouden wij ook wel graag iets willen horen. Wethouder Lodders: Mijnheer de voorzitter. Het Gemeentelijk Rioleringsplan is een plan dat wettelijk is voorgeschreven. Naast het feit dat het wettelijk verplicht is, geeft het ook inzicht in hoe de gemeente omgaat met de riolering. De looptijd van dit GRP is vastgesteld op 4 jaar, van 2006 tot 2010. Overigens ben je vrij in het bepalen van de lengte en voor deze periode is gekozen. Het geeft ook een doorkijk naar de langere termijn en het bijbehorende financiële inzicht. De belangrijkste wijziging ten opzichte van het vorige GRP is de verlenging van de afschrijvingstermijn. Die is verlengd van 25 naar 60 jaar. Dat heeft uiteraard een positieve invloed op de jaarlijkse kosten. Het college denkt dat dit verantwoord is, omdat er meer inzicht is ten opzichte van het vorige plan. We hebben dat overigens niet alleen zelf bedacht; ook onze adviseurs en met name het Waterschap hebben daarmee ingestemd, evenals de Provincie want het moet door hen goedgekeurd worden. De heer Teunissen sprak over inklinking. Het blijkt met die inklinking heel erg mee te vallen. Vandaar dat het verantwoord is om dat te doen. Daarin is veel meer inzicht dan in de vorige periode. Daarnaast is een wijziging ten opzichte van het vorige GRP de extra aandacht die uitgaat naar inspectie, monitoring en registratie. Daarmee is het mogelijk om gericht preventief onderhoud uit te voeren en meer dan in het verleden storingen voor te zijn. Dat is ook van belang om de afschrijvingstermijn te kunnen verlengen. Dan de dekking op de lange termijn die ontoereikend is. Een aantal fracties hebben daarover opmerkingen gemaakt. Op de eerste plaats zou ik willen constateren dat dit eveneens voor het vigerende GRP geldt en dat ook toen de zaak wat vooruitgeschoven is. We hebben nu al weer meer inzicht dan in de vorige periode. Het GRP heeft een looptijd van 2006 tot 2010 en de scope is naar 2060 gegeven. We hadden dat korter kunnen doen en dan hadden we misschien de discussie niet of op een andere manier gevoerd. We willen in ieder geval vooruitkijken. Het college acht het verantwoord gezien de lange periode om tot 2010 niet in de dekking te voorzien, los van het feit dat u een probleem hebt op te lossen in financiële zin. Maar als we kijken naar de lengte van de periode en naar de nieuwe inzichten die er zijn ten opzichte van het vorige plan en het voortschrijdend inzicht dat er is geweest, denken wij toch dat het verantwoord is om in 2010 opnieuw de afweging te maken. De verwachting is dat er nieuwe inzichten zullen komen in de komende periode, met name vanwege het feit dat we gaan monitoren en registreren. Ook van belang is dat we het nu aardig in beeld hebben met betrekking tot mogelijke tegenvallers. Ik hecht eraan om dat te melden. We hebben bijvoorbeeld een volledig gescheiden stelsel. In heel veel andere gemeenten is dat niet zo. Vanuit nieuwe wetgeving zullen de enkelvoudige stelsels vervangen moeten worden door gescheiden stelsels. Je kunt je voorstellen dat dat enorme financiële consequenties en forse investeringen met zich meebrengt. Dat soort tegenvallers hebben wij hier niet te verwachten. Dus in dat opzicht denkt het college dat het goed is om de komende periode te benutten om te gaan monitoren en te gaan onderzoeken, het inzicht nog verder te verdiepen en dan in 2010 de afweging te maken of het tekort inderdaad € 3 ton of € 5 ton is, of dat het bedrag verlaagd kan worden. In het totaal naar 2059, dan hebben nog bijna 50 jaar te gaan, zal dat niet een forse financiële tegenvaller opleveren.
2005
N 916
Over de dekking van de kosten van de riolering het volgende. € 1 mln. (tijdens de begrotingsvergadering besloten) komt uit het rioolrecht dat wordt ingevoerd. De rest komt uit de algemene middelen. Die zijn daarin opgenomen. Wat dat betreft is de dekking voor dit plan geen probleem. Wat als de afschaffing van het gebruikersdeel van de OZB niet doorgaat, was een vraag van Leefbaar Lelystad. Daarop kunnen we denk ik niet vooruitlopen. Bij de vaststelling van de tarieven zal dat aan de orde komen en zullen we kijken hoe we daarmee kunnen omgaan. Ik kan me voorstellen dat er dan nog een discussie gevoerd zal worden over het wel of niet invoeren van het rioolrecht. Ik denk dat we daarop niet vooruit moeten lopen. Overigens is de verwachting dat het afgeschaft gaat worden. De heer Jansen: Mag ik hierover een verduidelijkende vraag stellen? Stel dat u een tegenvaller krijgt en de € 1 mln. wordt overschreden. Heeft dat dan gevolgen voor de rioolheffing? Wethouder Lodders: Een tegenvaller in wat voor zin? De heer Jansen: In de investering; dat u erover heen gaat. Dat u een tegenvaller krijgt in welke zin dan ook. Zou dat mogelijk consequenties kunnen hebben op de rioolheffing? Wethouder Lodders: Als er forse tegenvallers zijn dan heeft dat met name met onderhoud te maken, niet zozeer in investeringszin, want investeringen worden betaald uit de aansluitkosten. Dan kunnen we putten uit het Fonds Riolering. Dat is inderdaad gedekt. Als het gaat om de IBA’s, de Individuele Behandeling Afvalwater in het buitengebied, dan is in het verleden afgesproken met het Waterschap - dat is in één keer afgekocht - dat de gemeente daaraan € 3 ton bijbetaalt. Dat is eerder in de raad aan de orde geweest. De totale investeringen bedragen meer dan € 1 mln., de rest neemt het Waterschap voor haar rekening. Daarmee denken we dat we een goede deal hebben gemaakt met het Waterschap, want de gemeente heeft uiteraard wel de zorgplicht, ook voor de riolering in het buitengebied. Als we deze deal niet gemaakt hadden, hadden we wellicht andere maatregelen moeten nemen. Dat had heel ver kunnen gaan. Dan hadden we misschien wel rioleringen in het buitengebied moeten aanleggen. Ik denk dat ik niet hoef uit te leggen wat voor kosten dat met zich meegebracht zou hebben. De heer Homan heeft een opmerking gemaakt over Lelystad Airport en het feit dat daar ook afvalwater geloosd wordt. Als u de stukken goed gelezen hebt, dan hebt u kunnen lezen dat dit gebeurt op basis van Business Airport. U zegt dat we nog geen besluit hebben genomen, maar er is in het verleden door de raad wel een besluit genomen om het vliegveld te ontwikkelen tot Business Airport. Er wordt nog niet gesproken over de plannen zoals die momenteel de ronde doen. De heer Homan: Hoe leest u dan "flink uitbreiden”? Wethouder Lodders: Op basis van Business Airport, waarmee u in het verleden hebt ingestemd. De PvdA heeft een opmerking gemaakt over de kostendekkendheid en het daar naartoe groeien. Dat is uiteraard aan de gemeenteraad hoe dat verder ingevuld gaat worden de komende jaren. Over de nieuwe wet die is aangenomen, is volop overleg met het Waterschap hoe we dat in gezamenlijkheid gaan aanpakken. Dat heeft alles te maken met samenwerking in de afvalwaterketen, waaraan we als gemeente
2005
N 917
meedoen samen met het Waterschap en overigens met alle andere gemeenten in Flevoland. We proberen op basis van die samenwerking de kosten te reduceren. In tweede termijn De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. Twee zaken. Na de vaststelling van het eerste rioleringsplan heeft het college wel gereageerd door extra dotatie mogelijk te maken in het Rioleringsfonds. Deze bedroeg toen, uit mijn hoofd: ƒ 600.000 jaarlijks extra. Nu doet het college iets dergelijks niet, terwijl de noodzaak niet minder is met de constateringen die het college nu doet. Als de wethouder aangeeft dat het aan de raad is om uit te maken hoe een en ander betaald moet worden, dan is dat zo. U stelt hier echter niet alleen voor om daar niet bij de volgende begrotingen over te praten maar pas in 2010 daarnaar te gaan kijken. Wat ik overigens kan billijken vanuit het oogpunt dat je hoopt dat je dan voldoende helder hebt hoe een en ander zit. Maar als je dat nog steeds niet hebt, wordt de termijn waarop je kunt sparen ook steeds geringer. Daar blijft voor mijn fractie nog wel een pijnpunt zitten, maar ik heb daar op dit moment ook geen oplossing voor. Zo eerlijk moet ik zijn. De tweede opmerking die ik wil maken, is richting de VVD-fractie en een beetje richting de coalitie. Er werd destijds een discussie gevoerd over de rioolheffing. De rioolheffing werd gesteld op € 1 mln. Toen deed zich nog de discussie voor of het een doelheffing is of een algemeen middel. Ik moet constateren dat het op € 1 mln. neerzetten van de rioolheffing is ingegeven door de inkomenseffecten en niet anders. De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. Dank voor de beantwoording. Ik blijf toch even hangen bij het antwoord dat ik heb gekregen op de vraag of het nu wel verstandig is. Ik meen mij te herinneren dat er wel wat voorbeelden zijn van weerbarstige fracties in de Eerste Kamer, waardoor toch iets niet kan doorgaan. De vraag is dan: stel dat het onmogelijke zou gebeuren, hoe lost u dan het tekort van € 1 mln. op? De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Mijn vraag sluit aan bij het eerste deel van het betoog in tweede termijn van de zijde van D66. Het college constateert in het voorstel dat om in balans te blijven, de jaarlijkse storting verhoogd zou moeten worden. Dan is er nog wat variatie in het bedrag, maar het ligt in ieder geval tussen de € 3 ton en de € 6 ton. Begrijp ik het voorstel goed als het college voorstelt om dan in 2010 maar met een achterstand te beginnen in de stortingen van 4 x € 4 ton, minstens € 1,5 mln.? Dat is denk ik de consequentie van het voorstel van het college, dat je dan een achterstand hebt in te halen. Ik herhaal toch maar mijn vraag dat ik nog graag van het college wil horen waarom dat past bij een verantwoord financieel beleid. De heer Gerritzen: Mijnheer de voorzitter. D66 heeft een opmerking gemaakt richting de VVD of richting de collegepartijen, of de discussie was ingegeven op basis van het inkomenseffect. Daarvan kunnen wij zeggen dat dit inderdaad het geval is. Wethouder Lodders: Mijnheer de voorzitter. De heer Teunissen refereert aan het feit dat er bij het vorige GRP wel een dotatie is gedaan. Dat was inderdaad een bedrag van ongeveer 6 ton in guldens. De noodzaak was toen groter. Het inzicht was veel minder. Ik heb al aangegeven dat het toen ook niet kostendekkend was. Wij verwachten op basis van voortschrijdend inzicht het tekort dat er nu nog is verder te verkleinen. Daarmee ga ik meteen in op de opmerking die de heer Siepel maakte: beginnen we dan met een achterstand. Dat kan wel, maar hoeft niet. We zouden tot de conclusie kunnen komen als we het budget nu zouden ophogen, dat het niet nodig is geweest.
2005
N 918
Het tekort waaraan de heer Zweers refereert op basis van het feit dat het gebruikersdeel van de OZB wellicht niet afgeschaft zal worden als de Eerste Kamer daartoe zou besluiten. Dat is een situatie waarop we ons op dat moment moeten beraden. Ik zou daarop niet vooruit willen lopen. De heer Zweers: Ter verduidelijking. Hoor ik de wethouder zeggen dat dit verhaal dan direct na een dergelijke situatie weer terugkomt? Wethouder Lodders: Ik denk dat dat een andere discussie is. We stellen het rioleringsplan vast en dat is hoe je omgaat met de riolering. Waar de heer Zweers op doelt is hoe de dekking tot stand zou moeten komen. Dat is een financiële discussie en die staat los van de techniek van het Gemeentelijk Rioleringsplan en de doorkijk naar 2059. De heer Zweers: Maar dat wegvallen van die € 1 mln., dan hebben we het weliswaar over een discussie waar de dekking vandaan komt, slaat een gat van € 1 mln. Wethouder Lodders: Als de raad dan zou besluiten om het rioolrecht niet in te voeren, dan kan dat niet anders dan uit de algemene middelen zoals dat tot op heden altijd is gebeurd. De voorzitter: Wij gaan over tot besluitvorming. Het voorstel is om het Gemeentelijk Rioleringsplan 2006-2010 vast te stellen met een aantal uitgangspunten die u kunt lezen in het voorstel en kennis te nemen van de ontoereikende dekking op de langere termijn. Mag ik constateren dat de raad kan instemmen met beide voorgestelde besluiten? Dat is het geval. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
12.
Voorstel inzake project Zuiderzeelijn (stuk nr. B05.01573) De heer Soomers: Mijnheer de voorzitter. Het lijkt hier te gaan om een technisch besluit waarin we herhaald besluiten wat we reeds op 16 september 2004 besloten hebben. Toch ligt het voor de PvdA-fractie niet zo simpel. Waar hebben we het hier over? We hebben het over een megaproject en inmiddels zijn we bijna anderhalf jaar verder en een beetje wijzer. Het rapport van de commissie Duivestein is inmiddels gepubliceerd en dat rapport doet heel duidelijke en harde uitspraken over eerdere miljardenprojecten zoals de Betuwelijn en de HSL-lijn. Daar moeten we van leren. Het rapport vraagt ook om een herbezinning van de toekomst. De Zuiderzeelijn is ook een dergelijk project. Feitelijk moet je met bijna iedereen in Nederland constateren dat dit niet kan, dat het niet realistisch is en niet wenselijk is om zo’n traject als magneetzweefbaan te gaan uitrusten. Het kost een vermogen terwijl je niet weet wat voor effect het oplevert en wanneer. We hebben dat geld hard nodig voor andere dingen die ook heel belangrijk zijn. Als je kijkt naar de andere varianten waarover de stuurgroep praat, dan praat je ook over zaken die niet erg realistisch zijn en die niet op hun effect te beoordelen zijn. Daarnaast speelt een rol dat in de plannen Lelystad vaak niet eens meer halteplaats is. Dus wat is dan nog ons belang? Het belang van Lelystad is een goede verbinding met het noorden. Dat kan uitstekend vele jaren eerder en veel goedkoper via de Hanzelijn. Als we gelden daarvoor bestemmen en die wat mij betreft opwaarderen tot een snellere verbinding, dan houd je ook nog heel veel geld over om iets te doen aan het uitbreiden van de verbindingen en het verbeteren daarvan naar de randstad. Iets dat ook heel hard nodig is voor Oostelijk Flevoland en dus voor Lelystad.
2005
N 919
Dus, eigenlijk moet je je hier de vraag stellen: wordt het niet tijd dat iemand de moed heeft om de stekker uit dit project te trekken? Wordt het niet tijd dat wij ons afvragen waarom wij daar aan tafel zitten? Dat is mijn vraag aan het college. Het is ook onze maatschappelijke verantwoordelijkheid, om niet ongelooflijke hoeveelheden geld uit te geven terwijl je niet weet wat je daarvoor koopt. Een vraag aan het college: gelooft u zelf nog in die Zuiderzeelijn? En als dat zo is, waar baseert u dat op? En als dat niet zo is, wat zijn dan uw argumenten om daar toch aan tafel te willen blijven zitten? Mijn vraag aan de andere fracties is in feite hetzelfde: moeten wij niet eens een signaal geven? Moeten wij doorgaan met jarenlang te praten over iets wat een fata morgana is en wat alleen maar tijd en geld kost, terwijl we betere verbindingen zo hard nodig hebben? De heer Verhoef: Mijnheer de voorzitter. Ik kan alleen maar beamen wat de heer Soomers zojuist verteld heeft. Ik had het alleen liever op 16 september 2004 van hem gehoord. Ik heb toch een vraag betreffende dit verhaal. Er wordt gevraagd om te blijven deelnemen aan deze stuurgroep en bestuurlijk en ambtelijk een bijdrage te leveren. Mij staat bij dat er ook financieel iets gepland was om te kunnen meepraten. Hoeveel hebben wij al aan deze meepraatsessies betaald en hoeveel geld gaat dit nog kosten? De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. De scepsis rond de aanleg van de Zuiderzeelijn zoals die door de vertegenwoordiger van de PvdA is uitgesproken, lijkt ons wel terecht; zeker als het om de magneetzweefbaanvariant gaat. Maar wij moeten tegelijk constateren dat er nog zoveel druk op het project staat dat, om maar een passende metafoor te gebruiken, de trein nog wel doorrijdt van de Zuiderzee. Zolang dat het geval is, lijkt het onze fractie verstandig dat de gemeente Lelystad aan tafel blijft zitten daar waar de discussie gevoerd wordt, om te proberen de discussie in een voor Lelystad gunstige richting te duwen. Want als je niet meer aan tafel zit, dan verspeel je het recht om nog verder mee te praten. Voor dat standpunt is onze fractie des te meer nu we kunnen constateren dat het niet alleen maar om de magneetzweefbaanvariant gaat, maar dat een aantal andere varianten mee worden afgewogen en nu de door de Christenunie Flevoland bepleite variant van de supersnelle bus ook één van de varianten is die wordt meegewogen. Dat lijkt ons een kansrijke mogelijkheid. Bovendien, maar dit terzijde, hebben we dan eindelijk een keer iets nieuws na 1838 toen de eerste trein reed. Ook om die reden zeggen wij: er zitten nog goede kanten aan. De investeringen die wij van onze kant doen, ambtelijk en bestuurlijk, blijven beperkt. Dus daarom kunnen wij ons alles afwegend toch vinden in het voorstel van het college. De heer Gerritzen: Mijnheer de voorzitter. Wij kunnen ons in grote mate aansluiten bij de woorden die de PvdA heeft uitgesproken. De aanleg van de Zuiderzeespoorlijn, zeker als magneetzweefbaan of hogesnelheidslijn, lijkt weinig reëel meer te zijn op dit moment. Wat onze fractie betreft zouden we daarvan ook niet meer moeten uitgaan op dit moment. In dat kader willen we het college vragen wat dan nog de meerwaarde is van deelname aan de stuurgroep. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn een lokale partij; houden ons niet bezig met de landelijke politiek maar met de lokale belangen. Wij vinden het van lokaal belang dat de gemeente Lelystad aan de tafel blijft zitten om te praten over de studies die daar aan de orde komen. Elke winst die we daaruit halen, is er één. Dus
2005
N 920
wij steunen het college van harte om vooral aan die tafel te blijven zitten en mee te denken, mee te praten en daarmee ons voordeel te doen. De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn het niet altijd eens met de Inwonerspartij, maar in dit opzicht wel. Ook de fractie van Leefbaar Lelystad vindt dat het college aan de tafel moet blijven zitten om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen. Wij zijn ook heel nieuwsgierig hoe de structuurvisie van het kabinet er medio 2006 zal uitzien. Tot dat moment onthouden wij ons van enig standpunt, in die zin dat wij niet vinden op dit moment dat we wel of niet een MZB of een HSL moeten aanleggen. Dus wij steunen het voorstel om aan de tafel te blijven zitten. De heer Van der Meij: Mijnheer de voorzitter. De CDA-fractie is er ook voorstander van dat de gemeente Lelystad deel blijft uitmaken van de stuurgroep Zuiderzeelijn. Het is zeer gewenst dat de gemeente kan meedenken en -praten over belangrijke infrastructuur die direct de toekomst van de stad raakt. Het gaat daarbij niet alleen om ontsluiting richting het noorden, maar ook zeker richting randstad, Amsterdam en Schiphol. Het is van belang dat erbij te betrekken. Het is goed daarover mee te praten. Door sommigen wordt gezegd dat het niet realistisch is om nog te denken aan een magneetzweefbaan. Ik denk dat dit op zichzelf misschien zo zal zijn, maar als je het Europees zou bekijken, je weet niet wat de ontwikkelingen in Duitsland zouden kunnen zijn, dan zouden er nog wel eens perspectieven kunnen zijn via Schiphol/Hamburg. Wie weet wat dat nog voor mogelijkheden biedt. Dus zeker aan tafel blijven. Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Het betoog van de heer Soomers van de PvdA verbaast D66 niet, want de afgelopen tijd is zo duidelijk in alle media verschenen dat het project magneetzweefbaan niet realistisch te noemen valt. Wij waren toch al wat eerder tot deze conclusie gekomen. Ik kan mij nog iets in mei 2003 herinneren waarbij ook onze instemming werd gevraagd en wij hebben aangegeven dat voor ons veel belangrijker is een goede, snelle verbinding naar het noorden, maar dat wij niet direct zagen dat daarvoor de magneetzweefbaan de meest realistisch uit te voeren optie was. Wat ons betreft is het een goed plan als de gemeente toch aan tafel blijft zitten met alle partners om de andere mogelijkheden te bekijken. Daarbij is de Hanzelijn plus een optie maar ook nog steeds de Zuiderzeespoorlijn of de supersnelle bus. Wat dat betreft stemmen wij dus in. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie is al vanaf het begin van het hele plan tegen de magneetzweefbaan geweest. Dat was voor ons geen enkele optie; veel te duur. We zullen het maar als een voortschrijdend inzicht zien van de PvdA en VVD dat zij zelfs helemaal niet meer om de tafel willen gaan zitten. Maar daar zou ik toch een kleine kanttekening bij willen maken. Met elkaar om de tafel blijven zitten en meepraten is nooit verkeerd en dat moeten we dan ook zeker blijven doen. Daarom steunen we dit punt van de agenda. Maar wat zijn hiervan de kosten? En dan wil ik aansluiten bij de heer Verhoef, want die heeft daarover vragen gesteld. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. GroenLinks is ook tegenstander van de magneetzweeflijn. Voortschrijdend inzicht op landelijk niveau heeft er nu voor gezorgd dat dat project zo dood als een pier is. Dat lijkt ons een goede zaak. Wij zien dan ook niet goed wat Lelystad nog zou moeten doen in de stuurgroep Zuiderzeelijn, want deze stuurgroep is er altijd voor geweest om juist de magneetzweeflijn te promoten, te lobbyen en voor elkaar te krijgen. Dus wij zien de meerwaarde niet van het in de stuurgroep blijven. Daarnaast kost het ook nog geld en dat zouden we anders kunnen gebruiken. Dat neemt niet weg dat wij wel voor een goede verbinding
2005
N 921
naar het noorden zijn, maar dat is een andere discussie want dan kun je ook kijken naar de Hanzelijn en de varianten die daarin zijn. De heer Siepel: Mag ik een vraag aan de heer Kok stellen? Als u zo tegen die magneetzweefbaan bent, en daar kan k mij alles bij voorstellen, zou het dan niet verstandig zijn om juist wel aan tafel te blijven zitten en mee te praten om die magneetzweefbaan van tafel te krijgen? U zegt wel dat het project magneetzweefbaan dood is, maar het is nog wel één van de mogelijkheden die worden onderzocht. Dus als u die niet wilt, zou ik zeggen blijf vooral aan tafel zitten om hem van tafel te krijgen, als u begrijpt wat ik bedoel. De heer S.J. Kok: Laat ik er dit van zeggen. Deze stuurgroep, en ik zei dit zojuist ook al, staat erom bekend dat hij juist de magneetzweeflijn voor elkaar wilde krijgen. Daarop was die stuurgroep voornamelijk ingericht en daar zijn ze ook voornamelijk mee bezig geweest. Dus als je in deze stuurgroep zou willen blijven zitten met het standpunt dat ik heb, dan zou die stuurgroep echt een draai van 180° moeten maken om een heel andere richting op te gaan denken. Volgens mij is dat niet de intentie van die stuurgroep. Ik denk dat de intentie van deze stuurgroep blijft om de Zuiderzeelijn op de een of andere manier toch in een HSL-vorm of een magneetzweeflijn te bepleiten. Dan denk ik dat je daar niet in moet blijven zitten. Mevrouw A. de Jong: Mijnheer de voorzitter. In principe ben ik het volledig eens met wat de PvdA gezegd heeft, maar tegelijkertijd besef ik dat wij een stad zijn, een provinciehoofdstad, op de route die de eventuele toekomstige Zuiderzeelijn zal hebben. Ik denk dat het alleen al om die reden belangrijk is om deel te nemen aan de besprekingen. Want als er eventueel toch een Zuiderzeelijn komt, dan kunnen we daarin maar beter deelnemen. Vandaar dat ik het idee van het college toch ondersteun. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. Vorig jaar op 16 september werd er een amendement aangenomen, sommigen hadden het er al over, en vanaf dat moment heeft het college geprobeerd om antwoord te krijgen op dat amendement. Wat zag je nu? Dat het antwoord maar niet kwam en dat het steeds moeilijker werd om het zelfs nog maar bespreekbaar te maken. In mei/juni vorig jaar, toen er allerlei ontwikkelingen waren en allerlei gedachtes, ook in de Tweede Kamer, heeft de gemeente Lelystad als enige een voorbehoud gemaakt op de financiële bijdrage in dit proces. Alle anderen hebben dit nog steeds niet gedaan. Wij dachten, en daarin verschillen we niet van mening, is het nog wel realistisch om te veronderstellen dat die magneetzweefbaan er komt. Sommigen hebben het al gezegd: wat is nu de meerwaarde om toch in die stuurgroep te blijven zitten en wat kost dat dan? Ik moet zeggen dat de laatste vergaderingen, die overigens altijd op regenachtige avonden zijn, toch wat anders waren dan degene die daarvoor werden gehouden. Zo werd de afgelopen dinsdagavond maar weinig gezegd over de Zuiderzeelijn en des te meer over de Hanzelijn plus-plus. Daarvoor heeft overigens de minister een aanwijzing gegeven aan de stuurgroep, om dat mee uit te werken en dat geldt ook voor de buslijn van Wubbo Ockels van 250 km/u. Levensgevaarlijk volgens mij. Misschien ook nog heel actueel is dat u het allemaal heeft over een verbinding naar het noorden, maar er was ook altijd in het traject sprake van een verbinding naar het zuiden en dat was de IJmeerverbinding. Wij constateerden afgelopen dinsdagavond dat als de magneetzweefbaan niet doorgaat, het knooppunt dat wij in deze stad hadden voorzien bij het vliegveld komt te vervallen. Dan is er dus geen goede openbaarvervoersverbinding meer bij dat vliegveld en zou je kunnen bedenken dat er een verbinding moet komen tussen stadshart en vliegveld, maar je zou ook kunnen
2005
N 922
bedenken dat misschien de IJmeerverbinding rechtstreeks doorgetrokken zou kunnen worden naar het vliegveld. Kortom, allerlei ontwikkelingen die daar besproken worden. Ik onderschrijf dus de mening van sommigen: als je erbij zit, zit je er bij en kun je er wat van vinden. Anders zit je er niet bij en ontgaat het je misschien. Wat kost het allemaal? De vraag is inderdaad om er, tot de structuurvisie gereed is ongeveer half volgend jaar, nog bij te blijven zitten. De kosten zijn het afgelopen jaar wat minder geweest, omdat denk ik de gang er wat uitgegaan is. Ik geloof dat het nu, ik weet het niet helemaal zeker, over een bedrag van maximaal € 30.000 gaat om een bijdrage te leveren aan die stuurgroep en daarmee aan tafel te blijven zitten. In tweede termijn De heer Soomers: Mijnheer de voorzitter. Ik heb geprobeerd goed te luisteren en ik leg maar voor wat ik gehoord heb, maar we moeten wel goed en duidelijk met elkaar praten en precies weten waar we het over hebben. We hebben het over de stuurgroep met de opdracht en de planontwikkeling zoals die er nu ligt. We hebben het niet over wat er in de toekomst kan, wat er in Duitsland gebeurt. Natuurlijk, daar kun je altijd weer opnieuw over denken. We hebben het over waar de stuurgroep zich nu op richt, over die ontwikkeling, en wat we daarvan vinden. Dus we hebben het ook niet over busverbindingen. Natuurlijk, daar kun je altijd over praten. De voorzitter: Ik wil u even onderbreken want u gaat nu toch enigszins een richting op die althans van de kant van het college niet beargumenteerd is. Wethouder Mattie geeft aan dat de stuurgroep een bepaalde oorspronkelijke doelstelling had, maar in de laatste week om wat voor reden dan ook andere alternatieven zijn besproken. Daar moet u dan ook uw bijdrage mee op enten en niet op het oude beeld van alleen maar een magneetbaan. De heer Soomers: Wat misschien niet geheel duidelijk was in mijn woorden was dat ik reageerde op wat het college zei maar ook op wat bijvoorbeeld collega Siepel zei. Dat liep enigszins door elkaar. Ik zeg dit met nadruk omdat het besluit niet alleen is: blijf aan tafel zitten. Nee, het besluit is: blijf aan tafel zitten binnen hetzelfde kader zoals in ons vorige besluit is vernoemd. Dat kader richt zich op de oorspronkelijke plannen. Daarin staat dat de bijdrage van Lelystad uitsluitend verschuldigd is indien definitief is besloten tot aanleg van de Zuiderzeelijn als magneetzweefbaan. Daar hebben we het over. En als ik ieders bijdrage hier hoor, dan zegt in feite iedereen: die magneetzweefbaan wordt niets of moet niets worden of heeft er minimaal twijfels over. Daarnaast kan ik me ook niet voorstellen dat de andere variant, de HSL-verbinding die niet meer in Lelystad stopt, hier de handen op elkaar krijgt. Dus inhoudelijk zijn we het over de hoofdkenmerken van de planontwikkeling van de stuurgroep wel eens. De enige overweging om daar aan tafel te blijven zitten, en die wordt terecht door iedereen ingebracht, is de tactische overweging. De heer Jansen: Stel nu dat uit het overleg komt dat we een intercityverbinding gerealiseerd krijgen. Dan moeten we aan tafel blijven zitten zodat we kunnen zeggen: laat hem ook wel even stoppen in Lelystad. De heer Soomers: Natuurlijk, ook als het inhoudelijk vanuit de bestaande planontwikkeling niet zinvol is, ben ik er best aanspreekbaar op dat je ook uitsluitend om tactische overwegingen ergens kunt blijven praten, zeker als er perspectieven zijn op mogelijke andere ontwikkelingen. Dus in die zin wil ik wel met u meegaan. Maar dan zou ik u wel, en ik vind dat we die durf met elkaar moeten hebben, het kader willen meegeven over hoe u daar dan aan tafel zit. En dan vind ik dat we klip en klaar duidelijk moeten zijn over de plannen waar het over gaat. Dan vind ik eigenlijk dat u
2005
N 923
zich in dat overleg en elders moet inspannen om tot een andere planontwikkeling te komen, waar wat mij betreft de landelijk gereserveerde gelden niet voor een Zuiderzeelijn worden ingezet maar ingezet worden voor goede noord/zuidverbindingen en een goede, verbeterde Hanzelijn. Dat kan snel. Daar hebben we vele jaren eerder wat aan. Dat is ongelooflijk veel goedkoper en vergt weinig procedures. Er is ook draagvlak voor bij een aantal fracties in de Tweede Kamer. Daarom geef ik aan, ook gehoord hebbende wat u allen meedenkend daarover gezegd hebt, dat wij akkoord kunnen gaan bij het aan tafel blijven zitten. Maar om u een kader mee te geven voor hoe u daar aan tafel zit, dien ik graag samen met de VVD een motie van die strekking in. Motie "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 8 december 2005. Overwegende Dat het project Zuiderzeelijn niet meer realistisch en wenselijk is. Roept het college op In het overleg binnen de Regionale Stuurgroep Zuiderzeelijn te bevorderen een herbestemming van gereserveerde middelen ten bate van een snelle en goede Hanzelijn (de zogenaamde plus-plus variant). En gaat over tot de orde van de dag.” (De motie is ingediend door de fracties van PvdA en VVD)
De heer Verhoef: Mijnheer de voorzitter. Het verhaal van de heer Soomers meegenomen hebbend, kan ik mij prima vinden in wat hij zegt. Als er werkelijk noodzaak is om mee te praten in zo’n stuurgroep, dan zou ik willen weten of de wethouder bereid is om zich echt in te zetten voor een betere verbinding qua intercity of Hanzelijn en of hij hardop zou durven zeggen dat wij als Lelystad helemaal geen magneetzweeflijn willen. Dan ben ik bereid om ermee in te stemmen dat hij in de stuurgroep gaat zitten. De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben vorig jaar besloten dat als wij een bijdrage moeten geven als gemeente, deze uitsluitend voor de magneetzweefbaanvariant zou zijn. Het ziet er nu naar uit, en ik ben daar niet ongelukkig mee, dat die magneetzweefbaan steeds meer op de achtergrond raakt. Dat betekent dat het voorbehoud dat wij indertijd gemaakt hebben tot gevolg heeft, als het de andere kant op gaat bijvoorbeeld naar een Hanzelijn plus-plus of naar een supersnelle busverbinding, dat wij geen bijdrage verschuldigd zijn. Dat is alleen maar een aantrekkelijk perspectief, denk ik. Vandaar dat ik geen moeite had met de formulering zoals die in het voorgestelde besluit zit. De heer Gerritzen: Mijnheer de voorzitter. Omdat wij samen met de PvdA de zojuist overhandigde motie hebben ingediend, wil ik er niet veel meer over zeggen. Ik wil nog wel een opmerking maken naar mevrouw Weijerman, die wat onterecht constateerde in haar eerste termijn dat wij niet om tafel zouden willen zitten. Wij hebben slechts gevraagd welke meerwaarde het aan tafel zitten zou hebben. Dat willen we nog eens bekrachtigen met de ingediende motie en dan hebt u het antwoord. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Volgens mij hebben we al deze alternatieven steeds besproken. We hebben de Hanzelijn besproken, de intercity. We hebben in wezen de wethouder namens het college de kaders meegegeven: haal eruit wat erin zit. Er is nu zelfs nog een alternatief bijgekomen van de heer Ockels. Neem dat allemaal mee en kijk maar wat we eruit kunnen halen. Als wij konden beslissen, mijnheer Verhoef, of we wel of niet een magneetzweefbaan zouden krijgen, dan zou
2005
N 924
het wel erg makkelijk zijn. Maar die opdracht kunnen we niet aan de wethouder meegeven. Met andere woorden, wij blijven achter het collegebesluit staan. De Inwonerspartij is voor mobiliteit over weg, water en rails, maar niet door de lucht. De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. Ik blijf bij wat ik in mijn eerste termijn heb gezegd en ik wil het wel even verduidelijken voor de heer Soomers. Het is uit tactische overwegingen dat wij vinden dat wij in deze stuurgroep moeten blijven zitten. Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. Als ik het goed begrepen heb dan zijn die regenachtige dinsdagavonden toch wel nuttig en is het college van plan om daar onze belangen te gaan behartigen in die zin, dat de gesprekken nu minder moeten gaan over de magneetzweefbaan maar meer over de alternatieven. In dat laatste, de alternatieven, zouden we het college heel graag ondersteunen. De heer Soomers heeft het maar over moed hebben om een keer te zeggen dat die magneetzweefbaan niets wordt. Die moed hebben wij al veel eerder gehad, dus dat hoef ik niet nog een keer te herhalen. Wij vinden het toch heel juist als de gemeente als partner aan tafel blijft, juist om die groep op de goede rails te duwen. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Ik kan mij aansluiten bij mevrouw Boshuizen. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie is nooit zo’n voorstander geweest om aan deze stuurgroep deel te nemen. Juist omdat die stuurgroep altijd als doel heeft gehad die magneetzweefbaan dichterbij te krijgen. Op het moment dat het doel van die stuurgroep geheel anders zou worden en meer in de lijn komt van ons standpunt, hebben we er geen moeite mee om daar bij te blijven. Maar dat is voor ons de vraag, of dat inderdaad zo is. Het college geeft aan dat in de laatste paar vergaderingen er duidelijk beweging is gekomen in het standpunt van anderen en dat andere varianten gaan meespelen. Dat is een goed teken. Wat niet zo’n goed teken is, is dat Lelystad telkens de enige lijkt te zijn, zeker als het gaat om het voorbehoud dat is gemaakt. Dat vind ik dan weer geen goed teken. Dat wijst er bij ons niet op dat er beweging zit in die stuurgroep. We zitten dus enigszins in dubio. Ik wil nog even mijn definitieve oordeel opschorten totdat ik de motie heb gelezen, want daarin zou een kader kunnen worden meegegeven waar wij mee zouden kunnen leven. Mevrouw A. de Jong: Mijnheer de voorzitter. Ik denk dat ik zojuist mijn mening duidelijk heb weergegeven. Ik heb niets toe te voegen. De voorzitter: De motie wordt inmiddels uitgedeeld. De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. Worden wij nog in de gelegenheid gesteld om de indieners van deze motie wat verhelderende vragen te stellen? De voorzitter: Laten we dat inderdaad doen, want hij is wat laat uitgedeeld. De heer Zweers: Ik lees in de motie "de herbestemming van de gereserveerde middelen” . Wilt u hiermee zeggen dat we de € 19 mln. die wij gereserveerd hebben maar gaan investeren in een Hanzelijn? De heer Soomers: In de toelichting heb ik aangegeven dat het met name om de landelijk gereserveerde middelen ging. Mevrouw Weijerman: Mijnheer de voorzitter. Ik heb een vraag over het tweede deel van deze zin, namelijk dat we die middelen ten bate van een snelle en goede
2005
N 925
Hanzelijn de z.g. plus-plus variant alleen zouden besteden. Of is er misschien nog een mogelijkheid van een andere oplossing voor die lijn? De heer Soomers: Ik ben bij deze motie als kaderstellend gebleven bij het zo dicht mogelijk realiseren van zowel een zuid- als noordverbinding, maar natuurlijk blijft er dan geld zat over om ook nog tal van andere dingen te doen. De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Ik kijk wat wonderlijk tegen deze motie aan, want hij behelst in feite de boodschap dat we geen Zuiderzeelijn willen, en dat gaan we ook uitdragen, maar we blijven wel in de stuurgroep Zuiderzeelijn zitten. Dat lijkt me bestuurlijk gesproken riet zo’n voor de hand liggende formule. De stuurgroep Zuiderzeelijn is er voor om te kijken of een Zuiderzeelijn haalbaar is en in welke variant. Om nu op voorhand te verklaren: welke variant dan ook, wij praten niet meer mee over een Zuiderzeelijn maar we blijven hier wel aan tafel zitten meepraten; ik zou dat niet zo makkelijk kunnen uitleggen aan de voorzitter van de stuurgroep Zuiderzeelijn. De vraag aan de heer Soomers is of hij dat wel netjes vindt om tegen de voorzitter van de stuurgroep Zuiderzeelijn te zeggen: wij zullen hier aan tafel blijven zitten om ons best te doen om de Zuiderzeelijn om zeep te helpen. De heer Soomers: U geeft een letterlijke interpretatie van wat heel veel mensen in deze raad zeggen. We zitten daar uitsluitend uit tactische overwegingen. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Er is hier een Babylonische spraakverwarring. Wat is nu een Zuiderzeelijn, mijnheer Soomers? Een Zuiderzeelijn zou een intercitytrein kunnen zijn die loopt via Emmeloord naar Drachten. Dan praten we over een Zuiderzeelijn. En dat wilt u niet want dat zegt u in deze motie. U zegt: wij willen alleen een snelle en goede Hanzelijn, dat houdt in dat u alleen een goede verbinding wilt naar Zwolle. Maar wat is er nu mis als we de wethouder meegeven: ga voor zo’n snelle Zuiderzeelijn zoals een intercity die stopt in Lelystad, dan doorrijdt via Emmeloord naar Drachten en misschien nog wel verder. Wat is daarop tegen, mijnheer Soomers? De heer Soomers: Het gaat om een kader meegeven gerelateerd aan de doelen de de stuurgroep heeft; niet alle andere soorten verbindingen die wij verzinnen kunnen. Daarbij wijs ik er even op dat de Hanzelijn geen verbinding met Zwolle is maar een verbinding naar het noorden toe die een veel groter gebied ontsluit, ook het gebied dat met de Zuiderzeelijn bedoeld wordt. De heer S.J. Kok: Mijnheer de voorzitter. Zou de PvdA de motie kunnen aanpassen in die zin dat na project Zuiderzeelijn zou worden toegevoegd: "in de vorm van een magneetzweefbaan of HSL”? De heer Soomers: Als dat verduidelijkend werkt. De heer S.J. Kok: En dan in het tweede punt, na snelle en goede Hanzelijn toevoegen: "of een Zuiderzeelijn in de vorm van een intercity” . De heer Soomers: Akkoord. De voorzitter: Zijn er nog andere vragen te stellen? Dat is niet het geval. Ik stel voor dat we kort schorsen om de motie goed te formuleren. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering.
2005
N 926
Gewijzigde motie "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen op 8 december 2005. Overwegende Dat het project Zuiderzeelijn in de vorm van een MZB of HSL niet meer realistisch en wenselijk is. Roept het college op In het overleg binnen de Regionale Stuurgroep Zuiderzeelijn te bevorderen een herbestemming van gereserveerde rijksmiddelen ten bate van een realistische variant, bijvoorbeeld een snelle en goede Hanzelijn (de zogenaamde plus-plus variant), of een Zuiderzeelijn in de vorm van een intercity. En gaat over tot de orde van de dag.” De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Mag ik aan de indieners vragen waarom de busvariant er uitgevallen is? De heer Soomers: Er staan twee voorbeelden en daarvoor staat “bijvoorbeeld”, dus uw busvariant zit erin. De voorzitter: De vraag is of u met het woord “bijvoorbeeld” en de uitleg van de heer Soomers u kunt vinden in de uitleg van de motie. Is de motie nu qua tekst duidelijk? Dat is het geval, begrijp ik. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. Waar kun je een wethouder mee wegsturen? Daar gaat het om. U hebt het al een aantal keren geprobeerd, maar daar gaat het nu niet over. Het gaat toch niet, dat je daar aan tafel zit en als het gaat over de magneetzweefbaan, waar het toch nog steeds over gaat, dat je dan net doet of je er even niet bent. En als het over andere zaken gaat, praat je mee. Met de intentie van deze motie ben ik het wel eens. Het college ziet het ook niet zitten met de MZB; misschien zie ik dat al heel lang niet zitten en had ik daarom nooit zoveel plezier in die rit. Maar ik krijg er natuurlijk weer plezier in als er iets tot stand zou komen dat een meerwaarde zou kunnen betekenen voor de stad. Ik heb zojuist al aangegeven dat we de richting die in de motie staat volledig onderschrijven als college, maar als ik hem zo letterlijk moet uitvoeren dan kom ik in een onmogelijke positie in die stuurgroep terecht. Dat werkt niet. Ik wil het best proberen maar niet zo hard als het hier staat. Ik hoop dat u begrijpt dat het bijna niet gaat. De heer Soomers: Ik denk dat u niet in gewetensnood hoeft te komen want er staat “bevorderen”. Wethouder Mattie: Dat heb ik allemaal al toegezegd; dan is de motie overbodig. De voorzitter: We sluiten het debat en brengen eerst het voorstel in stemming. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
De voorzitter: Voorts is aan de orde de motie in de gewijzigde vorm. De fracties van VVD, PvdA, GroenLinks, AOV/NWP, fractie Verhoef en fractie Homan stemmen vóór de motie. De fracties van Leefbaar Lelystad, CDA, Inwoners Partij Lelystad, D66, Christenunie en fractie De Jong stemmen tegen de motie. Met 17 stemmen vóór en 14 stemmen tegen wordt de motie aangenomen.
2005
13.
N 927
Voorstel tot instemming met het voornemen tot deelname in Stichting voor beheer en exploitatie voorzieningencluster De Landerijen (stuk nr. B05.01517) De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Het gaat hier om het beheer van accommodaties. Voor dat type werk hebben we een bedrijf in onze stad, Sportbedrijf geheten. Dat beheert gymnastiekaccommodaties en andersoortige accommodaties. De eerste vraag bij dit voorstel is waarom niet wordt voorgesteld om het beheer van de accommodatie in de Landerijen onder te brengen bij het Sportbedrijf. Die is naar ons gevoel geëquipeerd om dit soort werk te doen. Het tweede punt betreft de statuten van de stichting. Naar ons oordeel geven die niet goed aan hoe de lastenverdeling over de verschillende participanten zal zijn. Wat staat namelijk in artikel 14, 3e lid? Dat rekening gehouden zal worden, bij de lastenverdeling, met het aantal voorzieningen en dergelijke. Nu, vager kun je het niet formuleren; "rekening houden met”. We hebben wat ervaring met participatie in stichtingen en lasten die dat voor de gemeente met zich meebrengt. Dus waarom is voor deze uiterst vage formulering gekozen en niet voor een concreet voorstel, bijvoorbeeld om te zeggen dat de lasten worden verdeeld op basis van de vierkante meters van de betreffende voorziening? De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. Wij sluiten ons volkomen aan bij de woorden die de heer Siepel heeft uitgesproken. Voor wat betreft de statuten willen we een vraag stellen dan wel een kanttekening plaatsen. Wij lezen in artikel 6, 2e lid, dat tot lid van het bestuur geen personen kunnen worden benoemd die tot de oprichters in een verhouding staan van een betaald werknemer. Als ik dan lees in artikel 5 hoe de bestuurssamenstelling zal zijn, dan vraag ik me af op welke wijze door de gemeente en de overige oprichters c.q. deelnemers überhaupt bestuursleden worden aangetrokken. De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. Ik zou wat verduidelijking willen hebben bij de suggestie die het college doet, dat deze stichting ook zou kunnen dienen voor andere nog op te richten voorzieningenclusters. Het zit hem voor mij daarin dat elk voorzieningencluster meerdere participanten kan hebben die heel verschillend kunnen zijn. Betekent dit dat de oorspronkelijke stichting blijft groeien in participanten? Is dat wel handig en werkbaar? De heer Benedictus: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn het eens met dit voorstel. Ook wij hebben een vraag over datgene wat de heer Teunissen zojuist heeft aangegeven. Is het wel zo verstandig om deze stichting die gericht is op de Landerijen te zijner tijd ook voor andere soortgelijke stichtingen in te zetten? Wij vrezen dat het wel eens een te groot, te log lichaam zou kunnen worden en zijn daar op voorhand niet zo erg voor. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Het is voor het eerst dat we een dergelijke m.f.a. (multifunctionele accommodatie) in deze vorm hebben gerealiseerd. Dan komt meteen de vraag hoe je dat beheer dan gaat doen. Je kunt het niet ieder afzonderlijk doen; je moet dat op een bepaalde manier gezamenlijk doen, want dan benut je de voorziening het best. We hebben met elkaar overlegd, want ik denk dat het eerst aan de partijen is die daarin zitten, de drie denominaties van scholen, de SKL en de gemeente als sociaal-culturele voorziening, om te bepalen hoe we gezamenlijk dat beheer zullen gaan doen. Er zijn verschillende mogelijkheden de revue gepasseerd maar men vond het gezamenlijk, nu er ook nog geleerd moet worden hoe je die exploitatie en dat beheer het best vorm kunt geven, het beste om het zo dicht mogelijk bij de participanten zelf te leggen. Dan is zo’n stichtingsvorm waarin directe vertegenwoordigers worden aangewezen namens de participanten de beste manier, vond men. Het college heeft goed geluisterd naar wat de deelnemende
2005
N 928
partijen willen en heeft zelf bedacht dat het ons prima uitkomt; met de zaak kunnen we instemmen. Dus de partijen zelf hebben daarin een grote stem gehad. Dan ga je kijken hoe je dat doet en ga je aangeven hoe de vertegenwoordiging in een dergelijke stichting zou moeten zijn. Daarbij leek het de partijen niet gewenst om bijvoorbeeld werknemers in te zetten. Het kunnen bestuursleden zijn die niet in een betaalde relatie met bijvoorbeeld het protestants-christelijk onderwijs staan. Het kunnen ook heel andere personen zijn waarin de betreffende instelling vertrouwen heeft en die op basis van ervaring of wat dan ook dat kunnen doen. Dat is de reden waarom dit in artikel 6 is opgenomen. Als je dan gaat kijken hoe het moet met de middelen, dan denk ik dat je het kunt doen op basis van vierkante meters. Dat zit denk ik ook in de omschrijving. Maar ik neem aan dat er voorzieningen zijn die onderhoud vergen die niet te vangen zijn in vierkante meters. Ik neem aan dat daarom deze formulering is gekozen. Ik zie niet in waarom die formulering meteen zou leiden tot grote problemen en ik zie al helemaal niet in waarom die formulering zou leiden tot gemeentelijke problemen. Het is in eerste instantie de stichting als zelfstandig vehikel, gesteund door de participanten, die als er problemen zijn de zaak moet oplossen. Zo wordt het in de statuten omschreven. Zou deze stichting mogelijk veel groter kunnen worden, althans een veel grotere beheerstaak kunnen krijgen naar andere m.f.a.’s? Ik ben daar op voorhand niet voor, juist vanwege de directe relatie die er is, maar ik sluit het ook niet op voorhand uit. Wat we willen doen, is ervaring opdoen met deze stichting, kijken hoe dat in de praktijk gaat, en dan beslissen of dat een voertuig is dat voor meerdere m.f.a.’s gebruikt kan worden of dat het specifiek steeds een beheersstichting is die per m.f.a. moet worden opgericht. In tweede termijn De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Wat de financiële kant van de zaak betreft vind ik het antwoord van het college ietwat luchthartig. In artikel 14 van de statuten is zonder meer bepaald dat op eerste vordering elk van de participanten gehouden kan zijn om geld in de kas te storten. Dus als het misgaat tijdens een begrotingsjaar dan kan de gemeente op eerste vordering verplicht worden om de tekorten aan te vullen. Dit gelegd naast het feit dat de verdeling van de lasten zo oppervlakkig, zo vaag geregeld is als het geregeld is in artikel 14, zeg ik dat het dan ook niet vager had gekund. Dat maakt mij er niet gerust op dat het allemaal goed gaat. Maar het is kennelijk overwogen en ik constateer dat alle partijen hier er best mee kunnen leven. Ik wil echter toch gezegd hebben, ook voor de toekomst en juist omdat het de eerste keer is en deze statuten straks model zullen staan voor alle volgende statuten, dat het mij goed leek om hier nu de vinger bij te leggen. De heer Zweers: Mijnheer de voorzitter. Ik heb nog geen antwoord gekregen op de vraag welke personen namens de gemeente zitting gaan nemen in het bestuur, zeker als die personen geen werknemersverband mogen hebben met de oprichters dan wel de deelnemers. Een wethouder is in dienst van de gemeente, heb ik begrepen, dus mag in die zin geen zitting nemen in het bestuur volgens deze statuten. Bovendien, als we kijken naar artikel 5.8, lid b, om het even helemaal saai te maken, daar staat dat het lidmaatschap van het bestuur eindigt door verandering van baan of anderszins waarbij de afvaardiging geen binding meer heeft met de oprichter of het bestuur. Dat lijkt mij toch compleet in tegenspraak met datgene wat in artikel 6 genoemd wordt. Het lijkt mij in die zin dus handig dat deze statuten nog een keer worden nagekeken voordat ze worden ondertekend, want dit is niet helemaal juist.
2005
N 929
De heer Benedictus: Mijnheer de voorzitter. De woorden van de wethouder, om een en ander zo dicht mogelijk bij de betrokken instellingen te houden, vinden wij zeer realistisch. Dat geeft toch ook enigszins de inkijk naar de toekomst van dit soort stichtingen. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Gehoord de antwoorden van de wethouder de stichting kan beschikken over een breed draagvlak en het wordt gedragen door de participanten - heb ik er alle vertrouwen in. Misschien is het wel een heel mooie functie voor een oud-bestuurder straks in januari/februari. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Om bij de woorden van de heer Jansen aan te sluiten: het zou heel goed kunnen, een oud-raadslid of zo. Om op de invulling in te gaan, mijnheer Zweers, wij weten nog niet wie wij voordragen. Wij gaan uiteraard niet over de voordracht van het protestants-christelijk onderwijs of van het katholiek onderwijs of van de SKL. Wie het college zal voordragen, weten we niet. We kunnen u dat nog wel laten weten, maar in principe is dat een collegebevoegdheid. De heer Zweers: Bij interruptie. Dat begrijpen wij ook. Het gaat mij erom dat het niet iemand zal zijn die enig loondienstverband heeft met de gemeente. Dat was mijn vraag. Wethouder Van der Zwan: Het zal niet iemand zijn die niet benoemd kan worden volgens de statuten. Dat is denk ik nog een preciezere omschrijving. Wij willen u best nog een keer laten weten wie dat dan zal zijn. Overigens zal ik de statuten nog laten nakijken op de opmerking die u hebt gemaakt over die verandering van baan, want zo op het eerste gezicht lijkt dat inderdaad wat in tegenspraak. De heer Zweers: Uitstekend. Kunnen wij dan een kort berichtje van uw bevindingen krijgen? Wethouder Van der Zwan: Dat kan ik uiteraard ter informatie naar de raad sturen. De voorzitter: Hiermee is het debat op dit punt van zaken afgerond. Mag ik constateren dat we kunnen instemmen met het voornemen tot deelname in de stichting? Dat is het geval. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
14.
Voorstel tot kaderstelling rondom inhuur van personeel (stuk nr. B05.01378) Van de agenda afgevoerd.
15.
Voorstel tot vaststelling grondexploitatie juni 2005 van het gebied Larserpoort (gebied 7.8.1) (stuk nr. B05.01359) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
2005
16.
N 930
Voorstel tot voorbereiding van de onttrekking aan het openbaar verkeer van de in het deelplan Wisselplein gelegen wegen en paden ter uitvoering van het Masterplan Stadshart (stuk nr. B05.01240) De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. Dat in het kader van de herontwikkeling van dit deelplan tot deze maatregel moet worden besloten, is voor onze fractie duidelijk. In de achterliggende stukken blijkt maar eens te meer welke waarde betrokken directeuren, eigenaars en andere contactpersonen hechten aan garanties inzake de bereikbaarheid en het kunnen blijven functioneren van hun ondernemingen. Het voert in deze vergadering te ver om hierop in detail in te gaan, maar onze fractie gaat er zonder meer van uit dat het college aan alle betrokkenen die garantie heeft gegeven, dat ondanks de overlast van de bouwwerkzaamheden hun ondernemingen bereikbaar blijven. De zes situatietekeningen met een ietwat Escher-achtig karakter heb ik niet kunnen begrijpen. Ze kwamen bij mij over als enkele varianten van een doolhof als een toeristische attractie voor het nieuwe stadshart; vergeef mij de ironie. Onze fractie hoopt dat u de ondernemers wel duidelijk hebt kunnen maken hoe de klanten en de leveranciers bij hun bedrijven moeten komen. Ter afsluiting gaat onze fractie er ook van uit dat u de stallingaccommodatie voor fietsers zult hebben opgelost. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. Uiteraard moeten wij als gemeente ervoor zorgdragen dat bedrijven bereikbaar blijven. Er wordt regelmatig met bedrijven gecommuniceerd hoe we daarop gezamenlijk kunnen insteken, want waar gewerkt wordt, zal toch een keer aan de orde zijn dat het tijdelijk niet bereikbaar is. Daarover moeten afspraken worden gemaakt. Ik ga ervan uit dat in het gezamenlijk overleg de spelregels op tafel komen. Hoe de tekeningen er uitzien, weet ik niet goed. U hebt blijkbaar beter gekeken dan ik. In het overleg moet het goed komen. De heer Erica: En de fietsen die her en der staan, gaan naar een leuke plek? Wethouder Mattie: Met de fietsers hebben we voortdurend gevechten te leveren. Hier staat dat je niet al die schuttingen die gemaakt worden, kunt laten volstaan met fietsen. Wij zijn bezig met een fietsenplan en met een plan over de bereikbaarheid van het Stadshart, waarin de fiets ook weer een rol speelt. In datzelfde plan wordt dit meegenomen. De voorzitter: Ik stel voor dat wij tot besluitvorming overgaan. Kunnen wij instemmen met het voorgestelde besluit? Dat is het geval. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
17.
Voorstel inzake conceptonderzoeksplan 2006 in het kader van Verordening 213a (stuk nr. 05.01372) De heer Marseille: Mijnheer de voorzitter. In de verordening zoals deze in 2004 is vastgesteld, is opgenomen dat jaarlijks de doelmatigheid van minimaal één specifiek thema binnen de organisatie van de gemeente of uitvoering van taken door de gemeente wordt onderzocht. Naar onze opvatting gaat het hier om het toetsen van taken zoals deze worden uitgevoerd door of vanwege de gemeente. In artikel 3 wordt dit beeld versterkt met de bewoordingen: de verrichte interne onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid. Wanneer we vanuit dit gezichtspunt naar het collegevoorstel kijken, vinden wij dat ten aanzien van de doelmatigheid het
2005
N 931
onderzoek naar de doelmatigheid van inhuur van derden daaraan voldoet. De programma’s van doeltreffendheid roepen wel vragen op. Bij de paragraaf grondbeleid wordt aangegeven dat er onduidelijkheid is over de doelstelling van het Grondbedrijf. Deze doelstelling is vastgesteld bij de nota Grondbedrijf. Als die doelstelling onduidelijk is, dan is het aan het college om de raad te vragen die doelstelling te verduidelijken. Die doelstelling is een politieke keuze. Die keuze kan op zich geen object zijn van een doeltreffendheidsonderzoek. Uiteraard zou de uitwerking van de doelstelling onderwerp van onderzoek kunnen zijn, maar dan zal de aanleiding en reikwijdte anders moeten worden geformuleerd. De interne bereikbaarheid. In het onderzoeksplan 2005 is toegezegd dat de kwaliteit van de stadsbus zou worden geëvalueerd. Hiermee hebben wij ingestemd. De uitbreiding van de reikwijdte zoals nu wordt voorgesteld, namelijk tot een onderzoek naar de waardering van de verkeersvoorzieningen, achten wij veel te omvangrijk, absoluut niet objectief mogelijk en zeker niet gericht op de interne werkwijze. Ergo, het zou dan gaan om het toetsen van de politieke besluitvormingen. Het feit dat daarbij inschakeling van het Lelystads panel wordt gevraagd, wijst daar al op. Er is naar onze mening geen sprake meer van een onderzoek zoals bedoeld in de verordening. Datzelfde geldt voor het object Stedelijke Vernieuwing. De aanleiding is een politiek besluit, deels overigens nog in voorbereiding, over verwijdering van een aantal inbreidingsprojecten. Dit kan naar onze mening ook geen onderdeel zijn van doeltreffendheidscontrole. Ook voor het voorgestelde object Programma bewonersparticipatie hebben wij soortgelijke bezwaren. Het gaat hier om toekomstige informatiebehoefte. De VVD vraagt zich af of de doelstelling van de verordening niet veel te royaal wordt uitgelegd. Naar onze opvatting is dit middel vooral gericht op onderzoek naar de interne doelmatigheid en doeltreffendheid. Wellicht is het zinvol over deze principiële vraag eerst een discussie te voeren. De nu voorgestelde onderzoeken kunnen in een ander verband nuttige informatie opleveren voor de beleidsvorming, maar passen naar onze opvatting niet in het kader van deze verordening. Wij vragen het college dit concept nog eens tegen het licht te houden in het kader van de doelstelling van de verordening. De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Als je onderzoek doet, heb je niet alleen de aanleiding nodig om het te doen en moet je niet alleen de reikwijdte bepalen, maar wat het allerbelangrijkste is nadat je een onderwerp hebt gevonden, is het formuleren van een probleemstelling. Dat is nu net wat bij alle onderzoeken ontbreekt en dat maakt het onduidelijk wat de uitkomsten van het onderzoek zullen zijn. Ik licht dat toe aan de hand van het tweede onderzoek: vraag, aanbod en besluitvorming van beleid. Het hangt heel sterk af van de probleemstelling die daar geformuleerd wordt wat voor resultaten van onderzoek je krijgt en het is toch de bedoeling dat het onderzoeksprogramma resultaten oplevert waar wij wat mee kunnen. Als de probleemstelling die bij het tweede onderzoek hoort is: “In welke mate is het gemeentelijk beleid van invloed geweest op de groei van de economie in Lelystad?', dan krijg je een heel ander onderzoek dan wanneer je bij datzelfde onderwerp met dezelfde aanleiding en dezelfde reikwijdte als probleemstelling formuleert: "Welke landelijke economische ontwikkelingen zijn van invloed geweest op de economische ontwikkeling in Lelystad?”
2005
N 932
En je krijgt weer een heel andere uitkomst als ook binnen het kader van dezelfde aanleiding en dezelfde reikwijdte de vraagstelling zou zijn: “Welke bijdrage heeft de besluitvorming door de raad geleverd aan de economische ontwikkeling van Lelystad?’ Ik gebruik dit als illustratie om aan te geven dat bij elk van die onderzoeken de probleemstelling ontbreekt en dat daardoor naar mijn oordeel onduidelijk wordt welke uitkomsten die onderzoeken zullen opleveren. Dan is het nog maar de vraag of al die energie die er ingestoken wordt ons tot praktische resultaten brengt. Vandaar mijn concrete vraag of het college al deze onderzoeken zou willen voorzien van een probleemstelling, zodat we weten welke kant het onderzoek op gaat en op welke vragen een antwoord gegeven wordt. De heer De Jager: Mijnheer de voorzitter. De raad wordt gevraagd om zijn reactie te kenbaar te maken en ik wil de reactie van de PvdA-fractie het college niet onthouden. Wij hebben met belangstelling kennis genomen van het onderzoeksplan 2006. Het gaat om een groeimodel op basis waarvan we meer inzicht kunnen krijgen in de doelmatigheid en de doeltreffendheid op een aantal beleidsterreinen. De PvdA-fractie gaat ervan uit dat dit groeiend inzicht ook zal leiden tot meer vertrouwen in de organisatie die bovendien beter beheersbaar wordt. Voor het overige ben ik wel benieuwd naar de antwoorden van het college op de vragen gesteld door de VVD daar waar het gaat om de relatie tussen het onderzoeksplan en de verordening. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Voor ons ligt een conceptonderzoeksplan en de vraag aan de raad is, zoals de heer De Jager zojuist ook formuleerde, om een reactie van de raad te krijgen. Als het gaat over de fundamentele opmerkingen die zich stoelen op de verordening zelf, dan zou ik willen voorstellen dat in een schriftelijke reactie van het college wordt ingegaan op die doelstelling die door de heer Marseille aan de orde is gesteld om de wijze waarop het college daarmee is omgegaan en de interpretatie van die doelstelling helder te maken. Ik denk dat het wat te ver voert om dat nu in een debat uiteen te zetten. Op de opmerkingen die de heer Siepel maakte als het gaat over het beter inzichtelijk maken van de probleemstelling wil ik aangeven, dat ik daar wel wat voor voel. Het lijkt mij zinvol om in het college - het college heeft het recht om na het horen van de raad het onderzoeksplan vast te stellen - die discussie nog een keer te voeren en te kijken of op dat punt het onderzoeksplan bijgesteld zou moeten worden. De voorzitter: Dat betekent dat als we nog commissies gehad zouden hebben, het een gemeen overleg tussen commissie en college zou hebben opgeleverd en dat daarna het onderzoeksprogramma definitiever gemaakt zou kunnen zijn. Dit is in de nieuwe structuur minder denkbaar, dus vandaar dat we nu dit besluit hebben geformuleerd. Er wordt uwerzijds hedenavond een aantal opmerkingen gemaakt en een aantal wensen als raad kenbaar gemaakt; zo lees ik de opmerkingen van de heren Marseille en Siepel. Dat betekent dat wij het programma op een zeker ogenblik moeten vaststellen, maar nog een moment moeten zoeken om weer in discussie met de raad te komen. Wethouder De Vries: In formele termen is dat niet nodig. Het kan ook zo zijn, dat horende de opmerkingen en de toezeggingen die nu gedaan zijn, het college het plan aanpast, het college het vaststelt en het daarna ter kennis aan de raad stelt. De voorzitter: Dan beoordeelt de raad nu of de toezeggingen die het college gedaan heeft naar zijn oordeel voldoende zijn. Dat is zo, begrijp ik. Dan nemen wij het voorstel aan zoals het hier is voorgesteld. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
2005
18.
N 933
Voorstel inzake wijzigingen begroting 2005 (stuk nr. 3050) Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
De voorzitter sluit de vergadering om 22.53 uur.
Vastgesteld op 12 januari 2006.
De raad van de gemeente Lelystad, De voorzitter, De griffier,