2004
N 41
NOTULEN van de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lelystad, gehouden op donderdag 12 februari 2004 te 20.00 uur in het Stadhuis te Lelystad. Aanwezig zijn:
de heer Ch. Leeuwe, burgemeester/voorzitter; de heer N. Benedictus (VVD), mevrouw M. Boshuizen (D66), de heren W.J. Erica (Leefbaar Lelystad), S.G.J. van Erk (VVD), H.W. Gerritzen (VVD), de heren C.J.J. Homan (PvdA), Z.J. van der Houwen (PvdA), mevrouw M. Jacobs-Haagen (VVD), de heren W. de Jager (PvdA), W. Jansen (Inwoners Partij Lelystad), mevrouw A. de Jong (VVD), mevrouw G.J. de Jong (PvdA), de heer S.J. Kok (GroenLinks), mevrouw L.A. KreugerSietses (GroenLinks), de heren E.H.G. Marseille (VVD), F.M. van der Meij (CDA), S.W. Ongering (Inwoners Partij Lelystad), B. Poppens (VVD), A.M. René (CDA), mevrouw G.A. Riesenbeck-van Zwol (Leefbaar Lelystad), mevrouw E. van Selm (GroenLinks), de heren B. Siepel (ChristenUnie), H.P. Soomers (PvdA), J.H. Terbach (PvdA), F.H.L. Teunissen (D66), C. van Veluwen (ChristenUnie), A. Verhoef (SP), D. Waterhout (PvdA) en mevrouw D. Zantingh (CDA) leden van de raad; alsmede de heren R. Bootsma, A. Kok, J. Lodders, J.P. Mattie, J.P. de Vries en T.J. van der Zwan, wethouders; en de heren D.J. Willems, gemeentesecretaris en J. Woltjer, griffier.
Afwezig zijn:
de heer W. Hijmissen (CDA), mevrouw J. Erbé (Leefbaar Lelystad), mevrouw J.F. Weijerman-Hiddes (AOV/NWP) en de heer W.B. Zweers (Leefbaar Lelystad), leden van de raad.
(Omdat de geluidsinstallatie niet goed functioneerde, was op de bandopname niet alles goed te verstaan.)
2004
1.
N 42
Opening De voorzitter: De vergadering is geopend. Bericht van verhindering is ontvangen van mevrouw Weijerman, mevrouw Erbé, de heer Hijmissen en de heer Zweers. U vindt op uw tafel een mededeling van het college over het nader onderzoek inzake de opkomsttijden van de brandweer conform de eerder gemaakte afspraken.
2.
Vaststelling agenda De voorzitter: Ik stel voor om de agendapunten 16 en 17 in één keer te behandelen, evenals de agendapunten 19 en 20. Besluitvorming zal apart plaatsvinden. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Punt 8 gaat over benoemingen en in punt 13 wordt over een aanwijzing gesproken. Naar onze mening worden personen als ze worden aangewezen voor benoeming in een openbare bestuursfunctie, gekozen door de raad. Mijn vraag aan u is of de aanwijzing valt onder de benoeming zoals we dit gewend zijn te doen. De voorzitter: Ik zal hierop straks apart terugkomen. De agenda wordt conform ontwerp vastgesteld.
3.
Notulen van de op 11 december 2003 en 8 januari 2004 gehouden openbare vergaderingen De notulen van de op 11 december 2003 en 8 januari 2004 gehouden openbare vergaderingen worden conform ontwerp vastgesteld.
4.
Ingekomen stukken (tot en met d.d. 30 januari 2004) (stuk nr. 2773) -1 -2 -3 -4 -5 -6 -7
In handen van het college gesteld voor het uitbrengen van een raadsvoorstel. Ter behandeling in handen van de korpschef van de politie van Lelystad gesteld. Ter afdoening in handen van het college gesteld. Ter afdoening in handen van het college gesteld. Voor kennisgeving aangenomen. In handen van het college gesteld voor het uitbrengen van een advies. De heer Homan: Mijnheer de voorzitter. Ik wil vragen om de afhandeling ter kennisname te brengen aan de commissie Ruimte. Het gaat over vervoer en daarin zijn we zeer geïnteresseerd. De heer Van der Meij: Mijnheer de voorzitter. Ik wil een stap verder gaan en om bespreking in de commissie vragen. Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag het antwoord bespreken in de commissie voordat het wordt verstuurd. De voorzitter: Ik kijk naar de voorzitter van de commissie ruimte. Ik begrijp dat het geen probleem is. De brief wordt geagendeerd voor bespreking in de commissie Ruimte.
2004
N 43
-8
Ter afdoening in handen van het college gesteld.
-9
De heer Gerritzen: Mijnheer de voorzitter. Ik wil het college vragen om de commissie Ruimte in kennis te stellen van zijn reactie op deze brief. De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Wij willen als fractie graag geïnformeerd worden over het antwoord van het college. Het voorstel van de heer Gerritzen is verstrekkender, dus dat steunen wij. Ter afdoening in handen van het college gesteld. Het antwoord wordt ter inzage gelegd voor de commissie Ruimte.
-10
Mevrouw Zantingh: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag de brief geagendeerd zien ter bespreking in de commissie Ruimte. De brief wordt geagendeerd voor bespreking in de commissie Ruimte.
-11 -12
Ter afdoening in handen van het college gesteld. Ter afdoening in handen van het college gesteld.
-13
De heer Marseille: Mijnheer de voorzitter. Wij vragen het college om de afdoening ter kennis te brengen van de commissie Bestuur. Ter afdoening in handen van het college gesteld. Het antwoord wordt ter inzage gelegd voor de commissie Bestuur.
-14 -15
Voor kennisgeving aangenomen. Ter afdoening in handen van het college gesteld.
-16
De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Ik stel voor om deze brief ter bespreking in de commissie Werk en Welzijn te brengen. Mevrouw G.J. De Jong: Mijnheer de voorzitter. We hadden toch afgesproken dat daarbij de reden van behandeling genoemd zou worden? De heer Jansen: Als u vindt dat wij daarvoor een reden moeten opgeven, dan wil ik daarop graag terugkomen bij de vragen die wij hebben bij agendapunt 6. De heer De Jager: Mijnheer de voorzitter. Ik denk dat de vraag van mevrouw De Jong wat breder is bedoeld. We hebben namelijk met elkaar afgesproken, dat we op het moment dat we een ter inzage gelegd stuk willen agenderen ter bespreking in de commissie, aangeven waarom we een dergelijk stuk ter bespreking willen hebben. Dit om te voorkomen dat alles ter bespreking wordt opgevoerd. Het gaat dus niet specifiek om dit laatste punt. De heer Jansen: Wij willen graag dit stuk in de commissie bespreken naar aanleiding van het rapport van de commissie Blok. Het gaat over het integratiebeleid. Wij vinden dat het raakvlakken heeft met de realisering van een Islamitische school. Het is landelijk beleid, maar we hebben naar aanleiding daarvan wel enige vragen aan het college. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Deze brief leidt uiteindelijk tot een voorstel om te komen tot vaststelling van een Plan van scholen. Het zou goed zijn om in die zin de brief te bezien. Het Plan van scholen komt in de
2004
N 44
raad. Dan kunt u daarover spreken. Dat is beter dan dat u een aparte brief daarover behandelt. Het is slechts een suggestie. De heer Jansen: U doet een goede suggestie, ware het niet dat u deze brief wel moet beantwoorden. Juist in de beantwoording legt u het criterium waarover we met u van gedachten willen wisselen. Wethouder Van der Zwan: Het is een wettelijk voorschrift om te handelen. Uiteindelijk zal het leiden tot het vaststellen van een Plan van scholen door de raad. Daarin kunt u de discussie uitgebreid voeren. De heer Jansen: Hetgeen de wethouder nu zegt, was met name het argument waarvan de Inwonerspartij heeft gezegd dat het niet klopt, namelijk de wettelijke voorwaarde. Daarom is het door het ministerie afgewezen. Dan is het niet zo gek dat voordat er afspraken worden gemaakt met het schoolbestuur en er door anderen wellicht een ballonnetje wordt opgelaten, wij met u daarover van gedachten willen wisselen. We willen tevens graag de mening van de commissieleden vernemen. Vandaar dat we toch met klem willen verzoeken om deze brief ter bespreking in de commissie te brengen. Wethouder Van der Zwan: We kunnen daarin niet voorzien, want er zijn twee zaken. Deze brief is de nieuwe aanvraag en gaat over het Plan van scholen. Er is ook een afwijzing van het ministerie en die komt in de eerstvolgende commissie aan de orde. Dus dan kunt u daar uw punt maken. De heer Soomers: Mijnheer de voorzitter. Er wordt hier gewezen op de afspraak dat punten die ter informatie liggen, beargumenteerd geagendeerd kunnen worden. Die afspraak geldt inderdaad voor de commissievergaderingen. Daarnaast vind ik het niet kunnen dat we nu een soort agendapunt aan het behandelen zijn tussen college- en raadsleden. De voorzitter: De afspraken die gemaakt zijn gelden primair voor commissies. Ik zou wensen dat ze tevens voor de raad zouden gelden, maar daarover is geen omlijnd standpunt ingenomen. In die zin moet ik de raad tegemoet komen door enige vrijheid te geven over hoe we met de stukken willen omgaan. Het laatste onderdeel van de discussie ging niet specifiek over dit punt maar over de formele afwikkeling. Wethouder Van der Zwan gaf aan, dat het tot genoegen kan strekken om het ingekomen stuk op de voorgestelde wijze af te doen en overigens in de commissie terug te laten komen. Mevrouw Zantingh: In de afgelopen commissievergadering is afgesproken dat dit punt geagendeerd zou worden, ook de Islamitische school, ook de afwijzing, wanneer de heer Ongering een stuk zou aanleveren. Afhankelijk van dat stuk zou het de eerstvolgende commissievergadering geagendeerd worden. Dat stuk hebben we nog niet binnen, dus op dit moment staat het niet geagendeerd voor de eerstvolgende commissievergadering. De voorzitter: De Inwonerspartij heeft zich dit aan te trekken. Ik sluit nu het debat. Hiermee zijn de ingekomen stukken afgewikkeld. Overigens is het op zich wel verstandig om in het presidium te bespreken hoe we voortaan met de ingekomen stukken en de afdoeningvoorstellen in de raad omgaan.
2004
5.
N 45
Mededelingen De voorzitter: Ik stel voor om de mededeling met betrekking tot de brandweer voor kennisgeving aan te nemen. Aldus besloten. Voor kennisgeving aangenomen.
6.
Gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen Mevrouw G.J. de Jong: Mijnheer de voorzitter. In de commissie Werk en Welzijn zijn we geïnformeerd over de financiële situatie van de ziekenhuizen. We hoorden een positieve afsluiting over 2003, maar ook dat wij als gemeente voor een aantal miljoenen garant staan. Deze financiële situatie was voor mijn fractie een grote schok. Het kan een groot risico inhouden als de problemen niet worden opgelost. Mijn fractie wil vandaag door u geïnformeerd worden over de vervolgbesprekingen met het college van de Noordoostpolder ei het standpunt dat u daarbij inneemt. Daarnaast wil mijn fractie dat de problemen die de gemeenten Noordoostpolder en Lelystad zo lang in hun greep hebben, opgelost worden. Daarom vragen wij u vanwege het belang van een goede gezondheidszorg in onze provincie om de Commissaris van de Koningin te vragen om zich vanuit zijn functie in te zetten voor het oplossen van deze problematiek. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Op de eerste vraag van mevrouw De Jong betreffende de financiële problematiek kan ik meedelen, dat we op dit moment in constructief overleg zijn met het college van de Noordoostpolder en dat dit overleg niet is afgerond. Zoals aangegeven hebben wij de jurist van de gemeente op een aantal onderdelen om advies gevraagd. Dat advies is eind vorige week binnengekomen en ligt nu voor ter bespreking aan beide colleges. Aanstaande maandag hebben we weer een ontmoeting met het college van de Noordoostpolder en dan hopen we eruit te zijn. Meer kan ik u hierover op dit moment niet meedelen. We hebben de Commissaris van de Koningin al eens gevraagd om het voortouw te nemen in deze problematiek om de gemeentes bij elkaar te brengen. Dat zal nog gebeuren vanuit de provincie. De heer Verhoef: Mijnheer de voorzitter. Mijn vraag betreft de zorgen over het goederenvervoer Hanzelijn. Wethouder De Vries heeft een notitie overhandigd aan minister Peijs van Verkeer en Waterstaat. Daarin wordt vermeld dat de gemeente bijzonder blij is met de aanleg van de Hanzelijn, maar zich desondanks grote zorgen maakt over het goederenvervoer. Mijn vraag: betreft dit alleen geluidsoverlast of wordt er ook gekeken naar de mogelijkheid dat er chloortreinen gaan rijden op de Hanzelijn? Wat is het standpunt van het college in deze? Hoe ver zijn er al afspraken gemaakt in verband met het vervoer gevaarlijke stoffen met Infrabeheer? Moeten wij rekening houden met het ondernemen van actie tegen het vervoer van bepaalde stoffen door onze stad? Wij hebben hiervoor reeds diverse keren aandacht gevraagd en wijzen erop dat wij dit risico in geen geval mogen nemen. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. De brief heeft ter inzage gelegen. De gemeente heeft officieel bezwaar gemaakt tegen een aantal aspecten met betrekking tot de Hanzelijn. Dit heeft met name te maken met geluidshinder en ook met milieuaspecten. We zullen nu moeten afwachten hoe op ons bezwaar gereageerd wordt. Buiten deze brief om wordt op een ander niveau geprobeerd om meer aandacht te krijgen voor deze aspecten. Op dit moment weten we niet precies wat
2004
N 46
voor goederen er vervoerd zullen worden en in welke risicocategorie dit moet vallen. Het lijkt erop dat er problemen ontstaan omdat bijvoorbeeld de treinen te dicht langs Getronics rijden. Dat is de eerste die dicht aan het spoor zit. Wij spreken daarover niet alleen voortdurend onze zorg uit, maar hebben officieel bezwaar aangetekend. De heer Van der Meij: Mijnheer de voorzitter. Ik heb een vraag over jeugdzorg. Deze problemen kwamen afgelopen week uitgebreid in het nieuws. De noodklok werd geluid. Ook in Lelystad kwamen uit het veld geluiden dat het niet zo goed gaat. Momenteel zijn er veel kinderen die hulp nodig hebben. Helaas moeten ze lang wachten voordat ze geholpen worden. Mijn concrete vraag is hoe het college tegen deze problematiek aankijkt en of het college de jeugdzorg op één of andere manier kan verbeteren in Lelystad. Wethouder A. Kok: Mijnheer de voorzitter. Het college deelt de zorg van de CDAfractie met betrekking tot de wachttijden in de jeugdzorg. Het college is in gesprek met de provinciale overheid om te kijken hoe we dit kunnen bestrijden. Jeugdzorg is in feite een provinciale taak. De provincie moet het financieren en zorgen dat aan de voorwaarden wordt voldaan. Het heeft allerlei effecten op de gemeentelijke taak op het gebied van jeugdbeleid. We zijn in gesprek met de provincie om te zorgen dat het saneringsplan dat bureau Jeugdzorg moet ondergaan zodanig wordt samengesteld, dat de neveneffecten voor het jeugdbeleid in Lelystad worden geminimaliseerd. Mevrouw Zantingh: Mijnheer de voorzitter. De CDA-fractie krijgt met enige regelmaat signalen dat er een toenemend aantal mensen een beroep doet op schuldhulpverlening en dat daardoor de wachttijden bij het CBI oplopen. We vragen aan het college welke mogelijkheden het college heeft om in overleg met het CBI iets aan het oplopen van de wachttijden te doen. Overweegt het college om van deze mogelijkheden gebruik te maken? Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben anderhalf tot twee weken geleden een gesprek gehad met het CBI. Ik constateer dat daar nu nog geen problemen zijn. Maar het CBI constateerde eveneens dat als de hulpaanvraag in hetzelfde tempo blijft toenemen als op dit moment, er wel problemen zullen ontstaan. Binnen de gelederen zijn we ons aan het beraden. Mochten er problemen komen, dan komen we zeker met voorstellen bij de raad. De heer Poppens: Mijnheer de voorzitter. Wethouder De Vries heeft mij een kopie toegezegd van een brief van het Waterschap. Deze toezegging vond plaats op 18 december. Ik heb de heer De Vries daaraan nog herinnerd tijdens de nieuwjaarsreceptie. Op 28 januari heb ik dat wederom gedaan. Ik heb nog steeds niet de toegezegde kopie. U begrijpt dat ik zo langzamerhand ietwat ongeduldig word. Vandaar dat ik de volgende vragen in deze raadsvergadering wil stellen. Wat zijn de beweegredenen dat ik nog steeds geen kopie heb ontvangen? Wanneer mag ik de kopie ontvangen? Wethouder De Vries: Ik zal mijn kast morgen opruimen en dan hoop ik dat hij eruit komt. Ik schaam me diep. De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. Uit de pers vernamen wij berichten, dat de gemeente een gift van € 100.000 van de provincie gaat ontvangen ter opluistering van het 25-jarig jubileum van de gemeente, terwijl de commissie daar niets van weet. Kunt u dit rechtzetten?
2004
N 47
Wethouder Van der Zwan: In de commissie zullen wij u stukken ter hand stellen, zodat u zaken kunt bekijken. Wij zijn in het bezit van een brief van het college van GS, waarin de schenking wordt bevestigd. Het was een persbericht van de provincie dat even niet de juiste bewoordingen kon vinden, maar het is heel snel gecorrigeerd ter geruststelling van u.
7.
Voorstel tot oprichting van de Stichting Programmaraad Zuid-Oost Flevoland (stuk nr. 2772) De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie kan met dit voorstel instemmen. We hebben echter het idee, dat deze stichting enigszins een wassen neus is, want van de 28 zenders is er slechts een vijftiental waarover de Programmaraad kan beslissen. In de overige 13 heeft UPC de vrije hand. Wethouder Lodders: Mijnheer de voorzitter. De Programmaraad is een wettelijk geregeld instrument. Het staat in de Mediawet. Over de zenders die in het basispakket zitten kan de Programmaraad een advies uitbrengen waaraan UPC zich heeft te houden. Over de overige zenders kan de Programmaraad eveneens een advies uitbrengen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
8.
Voorstel tot benoeming leden Programmaraad Zuid-Oost Flevoland (stuk nr. 2769) De voorzitter: Ik stel voor de heren René en Benedictus te benoemen tot leden van de stemcommissie. Aldus is besloten. De heer De Jager: Mijnheer de voorzitter. Ik heb namens de gemeenteraad in de wervings- en selectiecommissie gezeten. Daarvan wil ik graag kort verslag doen. De Programmaraad adviseert de kabelexploitant dat hij in ieder geval 15 TV- en 25 radiozenders uitzendt. Dit pakket dient een pluriform aanbod te bieden overeenkomstig de belangrijkste maatschappelijke, culturele en levensbeschouwelijke behoeften. Het voorstel ten aanzien van het basispakket is in principe bindend en dus juridisch afdwingbaar. De commissie heeft een viertal criteria gehanteerd bij de benoeming van personen, te weten onafhankelijkheid, representativiteit, betrokkenheid en deskundigheid. Alhoewel de organisatievorm geen verplichting is, lijkt de stichtingsvorm een logische keuze, omdat de zelfstandige rechtspersoon de onafhankelijkheid waarborgt. De commissie heeft statuten opgesteld waarmee de Programmaraad aan de slag kan. Met het doen van een voordracht beschouwt de commissie haar taak nagenoeg voltooid. Wel zal de commissie nog voorbereidingen treffen voor de eerste bijeenkomst van de Programmaraad. Tenslotte wil ik de leden van de Programmaraad, indien benoemd, succes wensen. De voorzitter: Wij gaan nu over tot de schriftelijke stemming. De heer Benedictus: Mijnheer de voorzitter. Vóórgestemd hebben 29 personen. Met 29 stemmen vóór wordt conform selectiecommissie besloten.
Uitgebracht zijn
het voorstel
van
29
stemmen.
de wervings-
en
2004
9
N 48
Voorstel tot vaststelling van de Verordening op het Burgerinitiatief (stuk nr. 2774) De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie zal dit voorstel zeker steunen, want er is ons alles aan gelegen dat de burgerij de gelegenheid krijgt om haar ideeën of bezwaren ter kennis van het gemeentebestuur te brengen. Ik voeg hieraan toe dat de fractie van Leefbaar Lelystad verheugd is, dat het oorspronkelijke voorstel van D66 en GroenLinks door de PvdA is opgepakt en gestalte heeft gekregen. De heer De Jager: Ik ben blij dat het de heer Erica deugd doet. Ik denk dat wij hiertoe als raad destijds in wijsheid hebben besloten. Ik vind het heel prettig dat het burgerinitiatief unaniem is aangenomen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van de fractie van de PvdA besloten.
10.
Voorstel tot in voorbereiding verklaren van een nieuw bestemmingsplan voor een aantal gebieden (stuk nr. 2762) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
11.
Voorstel tot vaststelling van het beleidsprogramma Volwasseneneducatie in Lelystad (stuk nr. 2764) De heer René: Mijnheer de voorzitter. De CDA-fractie kan zich uitstekend vinden in het beleid ten aanzien van de volwasseneneducatie. De heer Van Veluwen: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie kan instemmen met het voorliggende beleidsprogramma Volwasseneneducatie in Lelystad. De inzet is dat het instrument volwasseneneducatie effectiever en efficiënter wordt en dat daardoor de integratie in algemene zin wordt bevorderd. Dit onderschrijven wij van harte. Wij zien dan ook de beoogde ontschotting van de diverse afdelingen en de resultaten van de financieringssystematiek met belangstelling tegemoet. We spreken daarnaast de hoop uit, dat het college mogelijkheden ziet om het lopende budget van € 20.000 voor een behoefteonderzoek in de Voorjaarsnota onder te brengen. Mevrouw Van Selm: Mijnheer de voorzitter. De GroenLinks-fractie vond en vindt het een theoretisch goed verhaal. We waren wel heel erg benieuwd hoe het in de praktijk zal uitpakken. We zijn daarom gaan kijken hoe verschillende onderdelen in de praktijk zullen uitwerken. Daarbij kwamen we terecht bij het project Oudkomers. Het bleek dat dit project niet als gevolg van dit plan maar door andere bezuinigingen erg geminimaliseerd is. We hebben daar onze zorg over en willen dit aanstippen in het kader van dit plan. We willen daarop later terugkomen. Bij het uitgangspunt dat de heer Van Veluwen noemt, namelijk dat het integraal wordt bekeken en dat meer naar output dan naar input wordt gekeken, kun je enkele bedenkingen verzinnen. Op dit moment zit namelijk onder het hoofdstuk Volwasseneneducatie een aantal cursussen die wel erg nuttig zijn, maar waarvan de output heel moeilijk is te meten. Bijvoorbeeld een cursus pesten en weerbaarheid voor kinderen, agressietraining en een cursus budgetteren. Dit zijn cursussen die betaald worden met geld van de volwasseneneducatie. Daaraan is het naar de mening van onze fractie heel moeilijk om een output te verbinden. We zouden het
2004
N 49
heel jammer vinden als dit soort vormen van volwasseneneducatie zou verdwijnen in de praktijk. We hopen niet dat de outputmetingen tot dit resultaat zullen leiden. Een tweede opmerking betreft de overheadkosten. Op het moment dat je mensen van a tot z wilt volgen in de trajecten die zij binnen de volwasseneneducatie willen volgen, levert dat nogal wat werk op. We hopen dat de ontschotting zo zal werken, dat het niet ten koste gaat van geld dat daadwerkelijk voor de doelgroep is bestemd. De heer Benedictus: Mijnheer de voorzitter. De VVD-fractie stemt graag met dit beleidsprogramma in. Met name het minder vrijblijvende karakter spreekt ons erg aan. De heer Waterhout: Mijnheer de voorzitter. De PvdA-fractie is eveneens blij met deze nota. Wat de heer Van Veluwen zojuist opmerkte, zou ik ook gezegd kunnen hebben. Hetzelfde geldt voor hetgeen de heer Benedictus naar voren bracht. De zorg van mevrouw Van Selm kan ik me goed indenken. Het gaat wat ver om allerlei details te noemen. In de nota wordt echter aangegeven, dat de ontwikkeling vooral wordt gericht op competenties. Bij competenties kun je naar mijn idee ook denken aan de zaken die mevrouw Van Selm noemde, bijvoorbeeld taalbeheersing is wel degelijk een competentie. In dat opzicht reken ik erop, dat dit soort elementen blijft bestaan in de volwasseneneducatie. Er is iets anders waarover we ons enige zorgen maken. Als één van de hoofddoelstellingen wordt genoemd het bestrijden van onderwijsachterstanden en vroegtijdig schoolverlaten. In de nota staat dat 63 van de 2.000 jongeren zonder startkwalificatie volwasseneneducatie volgen. Dit betekent dus dat er een flinke hoeveelheid jongeren zonder startkwalificatie is. Een groot deel van deze jongeren komt uit het middelbaar beroepsonderwijs. Bij de rolverdeling over de taken die de verschillende instanties hebben, staat dat het ROC de voortgang en de kwaliteit van verantwoordings- en evaluatieverplichtingen draagt. Ik vraag me af of dit niet wat strijdig is. Uitsluitend financieren op outputgegevens lijkt me onmogelijk. Binnen het onderwijs zijn er met name zoveel variabelen, dat je niet alles kunt vaststellen aan de hand van de output. Ik veronderstel dat we daarmee verstandig omgaan. Er wordt toegezegd dat er halverwege het jaar 2005 een evaluatie plaatsvindt. Ik denk, dat dat een goed moment is om achterom te kijken. De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. De Inwonerspartij vindt het een goed stuk. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Het college is blij met de instemming met deze kadernota. Het is een nota waarin het college heeft geprobeerd om zaken zo aan te reiken, dat de raad in staat is om de kaders te stellen die later controleerbaar zijn. We hebben geprobeerd aan te geven welke effecten wij denken te bereiken met dit beleid. Uiteraard speelt output hier een grote rol. Echter daar waar dit wat minder geschikt is om de effecten van het beleid goed in beeld te brengen, zullen we dat op een andere manier moeten doen. Je zult het met elkaar eens moeten worden wat die effecten zijn en of ze voldoende zijn. In dat verband hebben we halverwege de periode een tussenstand nodig, zodat u kunt zeggen of hierop scherper moet worden gestuurd, of het een tandje minder kan, of dat u met deze effectevaluatie niet tevreden bent en dat we het anders moeten aanpakken. Het is een proberen en werkende weg de juiste conclusies trekken. We denken dat we hier een goed kader hebben gevonden dat ook de aanhangende beleidsterreinen betreft. In die zin is er terechte zorg uitgesproken door de GroenLinks-fractie over de rol en het budget oudkomers. Dit budget is gekort van € 1,1 mln. in 2003 naar ongeveer € 7
2004
N 50
ton in 2004. Dat is behoorlijk. Een groot aantal trajecten kan niet meer doorgaan. Dat is de reden waarom we nu voor het eerst in deze kadernota voor de volwasseneneducatie als prioritaire doelgroep oudkomers hebben genoemd. Je zou kunnen denken dat met het geld van de volwasseneneducatie een deel van deze negatieve effecten wellicht kan worden afgezwakt. We zullen zien of dat ook lukt. Datzelfde geldt voor jongeren tot 23 jaar die zonder startkwalificatie van school af gaan. Ook dat is een prioritaire doelgroep in dit programma. We proberen derhalve om de achterstand op dit gebied voor een deel te op vangen met de educatie van volwassenen. In die zin proberen we daarop enige sturing uit te oefenen. Op de vraag van de heer Waterhout ten aanzien van de verantwoordelijkheden van het ROC wil ik antwoorden, dat we in deze nota hebben geprobeerd de rollen van de diverse participanten uit elkaar te trekken en aan te geven waar ze verantwoordelijk voor zijn en waar ze op afgerekend worden. In tweede termijn Mevrouw Van Selm: Mijnheer de voorzitter. De oudkomers zijn opgenomen als prioritaire doelgroep. Dat is inderdaad een goede mogelijkheid om ook het volwassenenonderwijs voor oudkomers te handhaven. Aan de andere kant zal veel werk dat nu in de wijken opgezet is, zonder dat het hier gepasseerd is, vanwege bezuinigingen afgebroken worden. Ik denk dat we daarop eerder terug moeten komen dan halverwege het traject. Daarvoor zullen wij het initiatief nemen. Wethouder Van der Zwan: Mijnheer de voorzitter. Ik heb met halverwege bedoeld de effecten op dat beleidsterrein vanuit de volwasseneneducatie aan de orde te willen stellen. Dat het beleidsterrein zelf aan de orde moet komen, het college zal daartoe trouwens ook initiatieven nemen, spreekt vanzelf. Ik denk echter dat het college kan toezeggen dat dit aan de orde zal komen en veel eerder dan halverwege. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
12.
Voorstel tot vaststelling van de exploitatiebegroting Overall-Kust (stuk nr. 2763) De heer Terbach: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie is erg blij dat we bij de ontwikkeling van de kust verder gekomen zijn. We hadden in 2001 nog een analyse van opbrengsten en kosten. Dit is nu een stapje verder. Het is soms tot op de euro uitgerekend voor wat betreft beide onderdelen, opbrengsten en kosten. In de commissie heeft het college bij monde van wethouder Mattie reeds cp veel vragen antwoord gegeven. Wij kunnen ermee instemmen, dat het geld eerst moet worden verdiend voordat het wordt uitgegeven. Zo zal de aanleg van het strand als laatste gebeuren, want daar moet flink geld bij. Daar hebben wij niet zo’n bezwaar tegen, maar we horen graag van het college dat het strand wel doorgaat. We weten dat het moeilijk is. Er mag geschoven worden met geld in onze optiek, maar niet zoveel dat iets niet meer kan doorgaan. De wethouder heeft toegezegd dat we uitwerkingsvoorstellen tegemoet kunnen zien, als het binnen de voorwaarde past, namelijk dat er een positief saldo blijft. Schuiven akkoord, maar uitwerkingsvoorstellen nog beter. In ieder geval niet met de consequentie dat één van de genoemde onderdelen opgeofferd wordt. Graag een reactie van het college. De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. In dit besluit is een aantal zaken waar wij van harte achter staan, gecombineerd met zaken waar wij fel tegen zijn. WOP I is een onderdeel van dit besluit en helaas is het zo door elkaar gehaald, dat het voor
2004
N 51
ons buitengewoon moeilijk is om met het gehele besluit in te stemmen. Dus ondanks dat wij bijvoorbeeld met de turborotonde van harte instemmen, dwingt u ons min of meer om tegen te stemmen. Ik zou de wethouder willen vragen of er een mogelijkheid bestaat om dit financieringsvoorstel in parten op te delen. Anders dwingt u ons om hiermee niet akkoord te gaan. Wethouder Mattie: Mijnheer de voorzitter. In het kader van de kust weten wij inderdaad steeds meer zeker. Daarom hebben we de begroting herzien. Dit zal zeker niet de laatste keer zijn, want er ontwikkelt zich nog veel. In een dergelijke gewijzigde exploitatie zul je steeds zien hoe het loopt. Het zou budgettair neutraal moeten zijn. Niet eerder het geld uitgeven dan dat we het hebben. Het strand staat er niet voor niets in, want dat is onderdeel van het plan. Het behelst echter wel € 7 mln. en in het kader van de hoofdstructuur is dit wel een groot stuk van de financiële middelen. We gaan ervan uit dat we het kunnen realiseren. Als we het niet kunnen realiseren, dan zal dat blijken uit gewijzigde exploitatiebegrotingen die wij u uiteraard zullen voorleggen. Evenzeer zullen wij u allerlei zaken voorleggen die werkelijk van start gaan in uitwerkingsnota’s met de bedragen die daarbij horen. Dat betekent dat op de momenten van de individuele uitwerking van een aantal zaken, zeker nog kan worden aangegeven dat men het er wel of niet mee eens is. Op dit moment de financiële structuur van dit stuk wijzigen, lijkt me niet verstandig. Uiteraard staan er zaken in het stuk die raakvlakken hebben met het WOP. U zult bedoelen de herprofilering van de Houtribweg. Dat is iets dat tussen het WOP en de kust in zit. Het is heel logisch dat een gedeelte van de kosten aan het WOP worden toegerekend en dat een gedeelte wordt toegerekend aan de kust. In tweede termijn De heer Terbach: Mijnheer de voorzitter. het strand niet door zal gaan, het college nu juist niet horen. Ik heb ervoor gepleit, wat geschoven worden; een strand van € de strekking van mijn verhaal.
Ik heb de wethouder horen zeggen, dat als dit aan de raad zal voorleggen. Dat wilde ik dat alle onderdelen doorgaan. Er mag best 5 mln. kan ik me ook voorstellen. U begrijpt
De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. Ik begrijp de redenering van het college en ik begrijp ook dat het moeilijk is, maar ik wil bij stemming graag aangetekend hebben dat de Inwonerspartij tegen de herprofilering van de Houtribweg is. Wij vinden het bedrag van € 1,7 mln. overigens voor een afwaarderen van een weg van 70 km/u naar 50 km/u een overdreven groot bedrag. Wethouder Mattie: Ik heb niet bedoeld te zeggen, mijnheer Terbach, dat het strand wel of niet door zal gaan. Ik heb gezegd dat ik u altijd gewijzigde exploitatiebegrotingen zal voorhouden. Daarin kunnen we zien wat het bedrag is dat nog over is voor het strand, of niet over is. Dan hebben we nog steeds de zaken niet onherroepelijk gedaan. Het zijn keuzes die gemaakt moeten worden. Ik heb in de commissievergadering reeds aangegeven, dat als we € 5 mln. zouden overhouden in plaats van € 7 mln., ik u zou kunnen voorleggen of we een kleiner strand nemen. Ik zou u tevens kunnen verrassen met een voorstel om met andere middelen, omdat wij het strand zo belangrijk vinden, toch de € 2 mln. toe te voegen. Het is voor de toekomst erg moeilijk, omdat de kosten en de opbrengsten nog behoorlijk grof zijn geschat. Veel zekerheden zitten er op dit moment niet in. In de richting van de heer Ongering wil ik opmerken, dat de logica dat de helft van de Houtribweg hier in zit, voor de hand ligt. Het is de vraag of het veel is voor een dergelijke weg. Het is niet mijn vak om dit uit te rekenen. Het is echter op deze manier uitgerekend en dat zal het wel kosten.
2004
N 52
De heer Jansen: Er zat geen berekening bij de onderliggende stukken. Hoe bent u aan het bedrag van € 1,7 mln. gekomen, als u het zelf ook niet weet? Wethouder Mattie: In dit soort exploitatiebegrotingen worden zaken aangenomen op basis van vierkante meters bestrating, asfalt en dergelijke. Er wordt een formule op losgelaten. Het is een voorlopige aanname. Het boek dat in het kabinet ter inzage ligt, staat vol met dergelijke aannames. Waarom zou je deze niet aannemen en de andere wel? De voorzitter: Ik stel voor dat we dit debat sluiten. Ik wil opmerken, dat de raad kan instemmen met deze exploitatiebegroting en dat we noteren dat op het onderdeel herprofilering Houtribweg de Inwonerspartij tegen wenst te stemmen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten, met de aantekening dat de fractie van de Inwoners Partij Lelystad op het onderdeel herprofilering Houtribweg geacht wordt tegen het voorstel te hebben gestemd.
13.
Voorstel tot aanwijzing van de heer wethouder J.P. Mattie in het algemeen bestuur van het Erfgoedcentrum Nieuw Land (stuk nr. 2757) De voorzitter: Met betrekking tot de vraag van de heer Jansen over de aanwijzing, wijs ik op hetgeen halverwege de bladzijde staat over artikel 3, lid 4, dat ook al is er sprake van een aanwijzing in een totaliteit, de onderscheiden onderdelen van de organen die moeten aanwijzen, wel tot benoeming moeten overgaan. In die procedure lijkt het mij correct om een stembriefje rond te laten gaan. Ik stel u voor om uw stem vóór of tegen op dat briefje aan te geven. Ik wil dezelfde personen als zojuist voor de stemcommissie vragen. De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. De heer Benedictus: Mijnheer de voorzitter. Uitgebracht zijn 29 stemmen. Er zijn 22 stemmen vóór, 6 stemmen tegen en 1 blanco. Met 29 stemmen vóór, 6 stemmen tegen en 1 blanco stem wordt conform het voorstel van het college besloten.
14.
Voorstel tot dotatie van het restant van het budget black spots 2003 aan de voorziening groot onderhoud wegen, straten en pleinen (stuk nr. 2750) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
15.
Voorstel om het advies van de commissie voor de bezwaarschriften over te nemen, aangaande het bezwaarschrift van de heer N. Dijkshoorn tegen het besluit van de raad van de gemeente Lelystad, waarbij is besloten om de wegen en paden van de Reaalhof en omgeving aan het openbaar verkeer te onttrekken (stuk nr. 2767) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het advies van de commissie voor de bezwaarschriften besloten.
2004
16.
N 53
Voorstel tot vaststelling van de nota kernvoorraad sociale woningen (waaronder de uitgangspunten ter bepaling van de ontwikkeling van de omvang van de kernvoorraad sociale woningen voor de periode 2003 - 2013) (stuk nr. 2781) Zie agendapunt 17.
17.
Voorstel tot vaststelling van de Koersnotitie 2004 - 2008 (stuk nr. 2760) De heer Homan: Mijnheer de voorzitter. Het gaat over de kernvoorraad huurwoningen. Daarbij kunnen we stellen, dat de huidige situatie zorgwekkend is. Een tekort aan sociale huurwoningen voor jongeren, ouderen, gehandicapten en voor één-, twee- en meerpersoonshuishoudens in de categorie van 23 tot 64 jaar. Wat is het gevolg? Een zodanig lange wachttijd dat de teller inmiddels op 443 dagen, meer dan een jaar, staat. Er zijn oplossingen te bedenken en deze liggen nu voor. Toevoegen aan deze categorie woningen en een besluit, 1 tot en met 7, hebt u geformuleerd. Een andere oplossing is dat er meer werk moet worden gemaakt van de doorstroming. Maatregelen daartoe zitten eveneens in de besluiten 1 tot en met 7. Het toverwoord is ‘doorstroming’. Daarvan kunnen we zeggen, dat we alles op alles moeten zetten om te komen tot een oplossing van de huidige verkeerde situatie. Dat betekent een koerswijziging ten opzichte van het beleid van de afgelopen jaren. Het was de koers van nieuwbouw voor de kapitaalkrachtigen. Het gevolg, kunnen we nu stellen, is dat de doelgroep van beleid en de overige huishoudens het kind van de rekening zijn geworden. Van de huidige koerscorrectie zegt de PvdA-fractie: "Hoera”. We zouden kunnen zeggen, met wethouder De Vries, als binnenkort alles wat hier wordt voorgesteld werkelijkheid wordt, dat we er een rondje van moeten maken. Als we terugkijken naar 1999 naar de bespreking over de eerste kernvoorraad, mag ik u in herinnering brengen, dat we destijds een overschot hadden van bijna 5.000 woningen in de kernvoorraad (aldus wethouder Van Bochove in de raadsvergadering van 22 juli 1999, pagina N 110). Dat het is geslonken tot hetgeen we nu hebben, is jammer. De PvdA vroeg zich destijds af hoe te handelen bij een gewijzigde situatie. Het college antwoordde dat jaarlijks wordt geëvalueerd en dat dan zal worden gehandeld. Als we terugkijken dan kunnen we zien, dat we misschien wel hebben geëvalueerd, maar niet met de raad besproken hebben en dat het handelen voor de doelgroepen is uitgebleven. In de zomer 2003 spreekt de PvdA bij de bespreking van het meerjarenwoningbouwprogramma reeds haar zorgen uit over het slinken van de kernvoorraad. Wij herhalen onze boodschap bij de algemene beschouwingen en spreken de wens uit voor een koerswijziging. En nu hebben wij de koerswijziging voor ons liggen. Laat, maar groots. Groots is voor ons allen heel prettig en zeker voor de mensen die het betreft. Groots wat betreft de aantallen. Er wordt niet zomaar wat voorgesteld; het zijn aantallen waarop we trots mogen zijn. Tegelijkertijd beseffen we, dat de lagere afdracht van de grondopbrengsten enorm zal zijn. In een vergadering van de raad van Lelystad vind ik het heel waardevol om met elkaar straks te kunnen afspreken dat dit inderdaad zo zal zijn. We hebben enige punten waarvoor we aandacht willen vragen. In 1993 was er een bruteringsoperatie. Voor de dynamische kostprijs huurwoningen kreeg de gemeente om door te geven aan Centrada, een enorm bedrag. Heeft het tot effect geleid? Generiek misschien in het land wel, maar waar Lelystad toen reeds voor
2004
N 54
waarschuwde, is het geval. U als college hebt gewaarschuwd naar het rijk dat het wel eens niet goed zou kunnen zijn. Het is inderdaad niet goed. Dus de vraag van de PvdA is of u als college overwogen hebt om u met de overheid daarover te verstaan. Een tweede aandachtspunt is de vermindering van de wachttijd; meer doorstroming. Wij vragen u of het niet verstandig zou zijn ook in andere segmenten te bouwen. Daarbij vooral steeds meenemend de éénpersoonswoning. Een éénpersoonswoning voor een jongere, een oudere en voor een gehandicapte. Dat is een haakse activiteit voor wat betreft de visie op wonen, waarin werd aanbevolen en gepretendeerd dat we grote woningen moeten hebben, want de mensen hebben ruimte nodig. Jawel, maar er zijn ook mensen die het verkiezen om in een kleinere woning te wonen. Op grond daarvan zou je kunnen veronderstellen, dat een type woning éénpersoons in aantallen zal worden gecreëerd. Als doorstroming wordt beoogd, dan is het nuttig om ook duurdere huurwoningen en een ander segment koopwoningen te bouwen dan het goedkoopste; het tussensegment van €160 tot € 220 duizend. De PvdA vraagt u hieraan aandacht te besteden. Als daarin wordt gebouwd, kan er worden doorgestroomd. Gevolg: kortere wachttijd, meer diversiteit in de te bouwen woningen, dus meer differentiatie in de bevolkingsgroepen en derhalve een gedifferentieerde samenleving. Wij zijn daar uiteraard voor. Een derde aandachtspunt. We hebben hierover in de commissie reeds gesproken. Wij vragen u namelijk de mogelijkheid te onderzoeken om te bouwen in de goedkoopste sociale koopsector. Dan bedoelen we niet vanaf € 160.000 maar vanaf € 100.000. Daarvoor hebben we wat creativiteit nodig en die vragen wij u op te brengen. U zou dit kunnen vinden in de grondprijs. De grondprijs is daar dé sleutel om zodanig mee om te gaan, dat voor die doelgroepen een woning kan worden gecreëerd voor een lage prijs. Na het verkopen van deze woning moet je daarmee iets doen. Over de verdere uitwerking wil ik hier niet praten. De gedachte is echter om een goedkope sociale koopwoning te bouwen in een segment dat we nu in Lelystad niet hebben, maar in veel andere gemeenten in Nederland wel. We krijgen dan de mogelijkheid dat daardoor het eigen woningbezit toeneemt. Wie gunt dit jonge mensen niet? Daardoor kunnen mensen reeds op een jeugdige leeftijd een eigen woning bezitten. Daardoor krijg je meer diversiteit in de verschillende wijken. Tegelijkertijd krijgen we het voordeel, als we deze sleutel toepassen, van meer grondopbrengsten dan nu geraamd worden. U gaat uit van een ernstig lager bedrag. Wij denken dat hiermee een deel van de grondopbrengst die we zullen gaan missen, terugkomt in onze kas. De heer Jansen: Kunt u ons ook vertellen in welke gemeenten woningen kunnen worden gerealiseerd met een kostprijs van € 100.000? De heer Homan: U vraagt mij naar gemeenten. Ik denk dat deze vraag niet relevant is. Ik vraag om onderzoek te laten plegen door het college en de mensen die daarvan verstand hebben om de mogelijkheid te benutten om op deze manier te bouwen. De heer Jansen: Dat begrijp ik, maar het moet wel reëel zijn om het college opdracht te geven om iets te laten onderzoeken. Ik ga ervan uit, als u dit zo stelt, dat u ons wellicht een paar voorbeelden zou kunnen noemen. De heer Homan: Ik heb daarover overleg gehad met mensen die daar verstand van hebben. Zij hebben berekend dat het zou kunnen. Als ik nu de rekensom zou doorexerceren, dan is dat veel te veel detail voor dit moment. Ik wil het wel separaat en bilateraal aanreiken, maar ik kan u verzekeren dat datgene wat nu aan rente moet
2004
N 55
worden opgebracht bij een koopwoning van € 100.000 minder zal zijn dan een huurwoning aan huur moet opbrengen. Het laatste voordeel van de genoemde manier van bouwen, is dat als er meer geld wordt opgebracht door grondopbrengst, je voor heel Lelystad veel extra voorzieningen kunt treffen. We hebben het over meer dan € 20 miljoen. Met de punten 1, 2, 3, 4 en 5 van het voorliggend besluit hebben we geen enkele moeite. Van punt 6, de kaderstellende gedachtestreepjes, geven wij aan dat de tweede en derde gedachtestreepjes in elkaars verlengde liggen. Daarbij denken wij dat gedachtestreepje twee bij drie overbodig wordt gemaakt. Van het laatste gedachtestreepje vinden wij dat een teveel aan appartementen inderdaad ongewenst is. Als er behoefte is aan appartementen dan zal dat zo zijn. Als er echter geen wens is, is het niet verstandig om vooraf een groot aantal appartementen te bouwen. Bij punt 7 staat, dat er jaarlijks gemonitord moet worden. Ik kom terug op het begin van mijn betoog. Het college spreekt in 1999 reeds van monitoren. Wij willen graag van u weten wat er gemonitord wordt. Het aantal wachtdagen, voor wie er moet worden bijgebouwd en voor wie de wachtdagen gelden? Een aantal elementen van het monitoren wil ik graag weten namens onze fractie. Wij stellen ons op het standpunt dat alleen monitoren niet voldoende is. Punt 7 zou moeten worden aangevuld met: "op grond waarvan het beleid getoetst en desgewenst bijgesteld wordt.” Mevrouw Boshuizen: Mijnheer de voorzitter. We staan voor een belangrijke koerswijziging. Uit onderzoek is gebleken, in feite kregen we reeds langere tijd hier signalen binnen, dat er een flink tekort is aan sociale woningen. Dit tekort zal nog verder oplopen, zeker als we niets zouden doen. We gaan inderdaad meer sociale woningen bijbouwen en de doorstroming bevorderen. De hamvraag blijft echter of de woningen die je straks bouwt voor de doelgroep, ook daadwerkelijk ten goede komen aan de doelgroep. Doorstroming bevorderen is op zich een goed streven en een allereerste vereiste is zorgen voor een divers aanbod in woningen. Maar stel dat het slechte economische tij nog een tijdje aanhoudt en de banken minder makkelijk leningen verstrekken? Dan heeft dat tot gevolg dat mensen waarschijnlijk langer in hun sociale huurwoning blijven wonen, dan ze hadden gehoopt. Ten tweede kun je mensen niet dwingen, als ze meer verdienen, om dit geld uit te geven aan een duurdere woning. Mensen hebben uiteindelijk het recht om ervoor te kiezen om goedkoper te blijven wonen en hun geld aan andere zaken te besteden. Daarin kunnen we als overheid wel proberen te stimuleren, maar we kunnen dit niet afdwingen. Mijn vraag is dan ook of het college zich bewust is dat we hier niet werkelijk alles kunnen beïnvloeden en of het straks ook nog denkbaar is dat we wel in de sociale sector bouwen, maar dat tegelijkertijd de bouw in andere segmenten stagneert als gevolg van het economisch tij. Met andere woorden, we investeren, ondertussen blijft er een tekort en hebben we wel minder inkomsten uit de overige woningbouw. Graag willen ook van u weten of het op dit moment gehanteerde systeem van urgentiebeleid voldoet. Zijn er knelpunten en zo ja, waar? In het voorliggende voorstel staat wel aangegeven dat de nieuwbouw van de sociale huurwoningen in de uitleglocaties juist ten goede moet komen aan Lelystedelingen. Dat zou goed mogelijk zijn met ons puntensysteem, maar misschien zijn er nog meer mogelijkheden om in dit urgentiebeleid wat meer te sturen. Daarbij denk ik met name aan jongeren en bedrijven die hierheen komen en een aantal werkplekken meebrengen. Misschien kunt u daarover nog iets meer vertellen.
2004
N 56
Voorts hebben we een opmerking over de bouw van de appartementen. Wij hebben zorgen over grote aantallen appartementen ten opzichte van de vraag. In eerste instantie begrijp ik uit de Koersnotitie dat grote aantallen appartementen vooral slaat op stukken in de kust, het stadshart en Schouw-oost, maar dat deze vallen in de duurdere segmenten. Als er echter geen vraag is, dan zou het wat ons betreft onverstandig zijn om allerlei appartementen te bouwen. Ik weet niet of het misschien juist voor jongeren of ouderen wenselijk is om in het goedkopere segment appartementen te bouwen. Dan zouden we daar niet tegen zijn. Ik weet niet hoe ik deze zin in het zesde punt van het voorstel moet zien. De monitoring vinden wij een heel goede zaak. We willen echter aansluiten bij de heer Homan, dat je inderdaad daarna moet handelen. We hebben nog één punt. Het is voor ons belangrijk dat er in de wijken een heel gedifferentieerd woonmilieu is. Geen te grote clustering van dezelfde prijsklasse woningen, maar in de soorten bouw en voor verschillende doelgroepen zoveel mogelijk divers. Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. De afgelopen jaren heeft GroenLinks gepleit voor kritisch monitoren van het woningbouwprogramma. Ook hebben wij onze vrees geuit voor de gevolgen van een teruglopende economie. Het effect van de sloop van Schouw-Oost en de verkoop van huurwoningen op de kernvoorraad en de wachtlijst konden we zien aankomen. Met deze gevolgen zitten we nu. In de algemene beschouwing in november hebben we het onbegrijpelijk genoemd dat Centrada nog steeds huurwoningen in de verkoop heeft, terwijl er nauwelijks gebouwd wordt. Het is heel belangrijk dat daarover nu met Centrada keiharde afspraken worden gemaakt. Verkoop alleen als er voor iedere te verkopen woning een nieuwe wordt gebouwd. Liefst gelijk oversteken en niet pas na vijf jaar. Hoewel in onze ogen wat laat, zijn we erg blij dat het college het roer heeft omgegooid. In de achterliggende stukken die tot dit voorstel hebben geleid, staan een paar aannames die GroenLinks niet geheel juist vindt. De hele nota leunt naar onze mening te sterk op de veronderstelling, dat een belangrijk deel van de huidige huurders een koopwoning zal gaan kopen, zodra dat financieel binnen hun bereik komt. Wij denken dat dit aantal overschat wordt. De keus voor een huurwoning wordt niet alleen door de portemonnee bepaald. Veel mensen kiezen er bewust voor. Banen zijn vaak tijdelijk; men wil flexibel zijn; de mensen willen de rompslomp niet van een hypotheek en het onderhoud van een koopwoning. Daarnaast is er een groep ouderen die ook liever een huurwoning heeft. Het is prima om een koophuis beter bereikbaar te maken voor lagere inkomens. De voorgestelde maatregelen hebben onze steun. Wij denken echter dat het effect van deze doorstroming overschat wordt. Het college gaat uit van gelijkblijvende gemiddelde wachttijd van 443 dagen. Dat betekent, dat iemand die nu gaat zoeken, omdat de behoefte aan een woning acuut wordt, of die denkt voldoende wachttijd te hebben opgebouwd om een reële kans te hebben, alsnog een jaar en drie maanden actief moet zoeken om daadwerkelijk een woning te krijgen. Enige spanning op de markt is goed, maar deze wachttijd vinden wij onacceptabel lang; voor de eigen inwoners maar ook voor werknemers van nieuw te vestigen bedrijven. Lelystad moet wel aantrekkelijk blijven. Dan hebben we nog een vraag. De groep mensen waar het hier om gaat, wordt in de toekomst geschat op 37%. Dat is gelijk aan het huidige percentage sociale woningen. Om dit percentage gelijk te houden, moet volgens ons 37% van de nieuw te bouwen
2004
N 57
woningen sociale woningbouw zijn. Waarom gaat het voorstel uit van een percentage sociale woningbouw tussen 15% en 35% en van een stedelijk gemiddelde van 25%? Het percentage sociale woningen op de totale woningvoorraad zal dan in onze ogen dalen. Dit lijkt ons een tegenstrijdigheid. Tot slot constateren wij een verschuiving in de definitie van het begrip kernvoorraad. In het verleden is de kernvoorraad steeds gedefinieerd als dat deel van de huurwoningen dat onder de huursubsidiegrens valt. In de voorliggende stukken wordt steeds gesproken over het totaal aan sociale huur- en koopwoningen. Definitie en grootte van de kernvoorraad zijn toch heel basale gegevens in deze discussie. Misschien kan het college ons dit uitleggen. De heer Verhoef: Mijnheer de voorzitter. Het is goed te vernemen dat het voorliggende voorstel inhoudelijk duidelijk maakt, dat sociale woningbouw voor Lelystad van groot belang is, zowel huur als koop. Dat er specifiek rekening wordt gehouden met diverse doelgroepen, ouderen, jongeren en starters, is van groot belang. Het probleem doorstroming wordt ook onderkend en dat wordt geprobeerd dit te tackelen, is te ondersteunen. De voorstellen ondersteunen we. Wij zien echter één probleem. Al deze afspraken zijn met Centrada gemaakt. Betekent dit dat we geheel afhankelijk van hen zijn? Wat als blijkt dat Centrada het financieel niet gaat redden? Zijn er al plannen als Centrada het niet kan waarmaken met mogelijk andere sociale woningbouwcorporaties? Ik stel deze vragen naar aanleiding van het volgende. Volgens de commissarissen van Centrada hebben zij een financieel voordelig jaar gehad, een plus. Wij worden echter met steeds grotere regelmaat benaderd met de opmerking dat Centrada en service een groot probleem is. Bewoners bijvoorbeeld die het door Centrada gemaakte klachtenkaartje al meer dan een jaar terug instuurden, krijgen wel een nieuw blanco kaartje teruggestuurd, maar aan de klacht wordt geen aandacht besteed. Ook telefonische beloftes en afspraken worden niet nagekomen. Als men zo bij Centrada een voordelig financieel beleid voert, is dat voor ons geen zekerheid. De voorstellen zijn goed, maar het is jammer dat er op één paard wordt gewed. Vandaar onze zorg betreffende één sociale woningbouwcorporatie. De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. De Inwonerspartij Lelystad is blij met dit stuk. Het is een duidelijke wijziging van het oude beleid, een duidelijke koerswijziging. Wij zijn blij dat het college aandacht besteedt aan de sociaal zwakkeren in de samenleving. We zouden nog blijer zijn als er extra aandacht werd besteed en wij verzoeken het college om na te gaan of datgene wat zeer recent, gisteren en eergisteren, in de pers is verschenen, het bouwen van jongerenhuisvesting in tijdelijke vorm, in Lelystad gerealiseerd kan worden. We hebben een prachtig stuk in Schouw-Oost waar ongeveer 125 jongerenwoningen gebouwd kunnen worden tegen zeer lage prijzen. Ik spreek van 125 woningen voor ongeveer € 1,3 mln. Daarbij kun je tevens een prachtig parkeerterrein aanleggen. We zien graag dat deze zaken onderzocht worden. Dit zijn reële plannen; geen luchtfietserij. Ik hoop dat u daarnaar wilt kijken. Het voorstel zullen wij steunen voor wat betreft de punten 1 tot en met 5. Bij punt 6 willen we twee amendementen indienen. Het eerste amendement betreft de nieuwbouw van sociale huurwoningen op uitbreidingslocaties. Daarbij staat dat deze "juist” toegankelijk dienen te zijn voor Lelystedelingen. Wij willen dit aanscherpen tot "uitsluitend” voor Lelystedelingen. Daarbij willen we nadrukkelijk zeggen, dat diegenen die economisch gebonden zijn aan Lelystad, dat wil zeggen bedrijven die zich hier nieuw vestigen, wat ons betreft ook hieronder vallen.
2004
N 58
Het tweede punt betreft het laatste aandachtsstreepje. De laatste zin: "Teveel ontwikkeling van appartementen is daarom ongewenst” is overbodig en onduidelijk. We willen in ons tweede amendement deze zin laten vervallen. Met betrekking tot punt 7 zijn we het volledig eens met de opmerking van de PvdA. De monitoring zien we graag als grond waarop het beleid getoetst wordt en eventueel wordt bijgesteld. Amendement 1 De fractie van de Inwoners Partij Lelystad dient het volgende amendement in: "In artikel 6, eerste aandachtsstreepje: het woord "juist” vervangen door "uitsluitend” , zodat de zin luidt: "nieuwbouw van sociale huurwoningen op uitbreidingslocaties uitsluitend toegankelijk dient te zijn voor inwoners van Lelystad”. Toelichting: Aangezien de wachttijd voor Lelystedelingen die aangewezen zijn op sociale huurwoningen naar de mening van de Inwonerspartij nu al onacceptabel hoog is, vinden wij het niet correct om de sociale huurwoningen die gebouwd gaan worden op uitbreidingslocaties (zoals Lelystad-zuid) ook aan mensen die van buiten Lelystad komen direct toegankelijk te maken. De wachttijd voor onze eigen inwoners zou daardoor nog verder op kunnen lopen. Mogelijk zal door het aannemen van dit amendement de wachttijd van 443 dagen met een aantal procenten verminderen. Amendement 2 De fractie van de Inwoners Partij Lelystad dient het volgende amendement in: "In artikel 6, vierde (en laatste) aandachtsstreepje: de laatste zin laten vervallen, zodat dit punt eindigt met de woorden: "aan te sluiten op de wensen van de consument.” De zin die vervalt is: "Teveel ontwikkeling van appartementen is daarom ongewenst.” Toelichting: Zoals in dit punt gezegd wordt, moet de woningtypologie aansluiten bij de wensen van de consumenten. Het is niet duidelijk dat dit betekent dat er teveel appartementen gebouwd gaan worden, bovendien wanneer is iets "teveel”. De zin is vaag en dient naar onze mening geen enkel doel. Voor een vraaggerichte ontwikkeling moet circa 15% van het woningaanbod in appartementen gebouwd worden, aangezien zowel jongeren (totdat ze kinderen krijgen) en ouderen (waarbij de kinderen het huishouden verlaten hebben) graag in (betaalbare) appartementen wonen.
De heer Siepel: Mijnheer de voorzitter. Als puntje bij paaltje komt, zijn er maar een paar zaken die een mens werkelijk nodig heeft. Naast eten en drinken is dat zeker een goed dak boven je hoofd. Daarom is het in de opvatting van de Christenunie een kerntaak van het gemeentebestuur om die mensen die niet zelf in hun woningbehoefte kunnen voorzien, daarbij te helpen. Derhalve is onze fractie blij met dit voorstel om het bouwprogramma bij te stellen nu blijkt, dat onvoldoende in de basisbehoefte van mensen wordt voorzien. Dit is een belangrijke taak voor de gemeente, maar de uitvoering is in handen van Centrada. Daarom is onze fractie blij met de aanpassing in het voorgestelde besluit, waarbij in punt 6 reeds duidelijk piketpaaltjes worden geslagen over datgene wat de gemeente zou willen bereiken in het overleg met Centrada. Dit in tegenstelling tot het voorstel dat we in de commissie bespraken.
2004
N 59
Onze fractie is het om twee redenen eens met de Inwonerspartij, die het laatste zinnetje bij punt 6 overbodig vindt. De voornaamste reden is, dat alles wat teveel is aan bepaalde typen woningen overbodig is en daarom ongewenst. Daarnaast zijn we direct een taalkundig slecht zinnetje kwijt, als we het weglaten. Een terugkerend refrein in het stuk is dat er te weinig doorstroming is van goedkope woningen naar duurdere woningen. Voor een deel kan dat ook niet, omdat de helft van de mensen die in de goedkope woningen zit, aangewezen is op huursubsidie. Zij bezitten niet de financiële draagkracht om door te stromen naar een duurdere woning. De andere helft echter wel. Dit betekent dat deze helft van de mensen verleid moet worden om door te stromen. In de afgelopen jaren konden we dat doen met de bouw van mooie dure huizen, maar dit mechanisme heeft aan zeggingskracht ingeboet, onder andere door de economische ontwikkeling, waardoor mensen niet meer zoveel te besteden hebben. Wat nu? De mogelijkheden zijn beperkt, maar onze fractie wil graag het college uitnodigen om maximale creativiteit aan de dag te leggen om de doorstroming te bevorderen. Pasklare oplossingen hebben we daarvoor weliswaar niet. Wij dichten echter het college wel zoveel creativiteit toe, dat er voorstellen ontwikkeld kunnen worden om doorstromingsbevorderende maatregelen gerealiseerd te krijgen, zodat een groter deel van de mensen die aangewezen zijn op de sociale huurvoorraad, daarvan gebruik kan maken. De vraag van mensen verandert nogal eens. Daarom is een flexibel programma nodig om niet door te schieten naar een situatie die we eerder hebben gehad, een te grote voorraad huurwoningen. Met alle ellende van dien. Derhalve is de in punt 7 voorgestelde monitoring van groot belang. Een ander refrein dat in het stuk doorklinkt, is dat de onrendabele top zo groot is dat het grondbedrijf inkomsten derft bij vergroting van het aantal sociale huurwoningen. Dat is inderdaad een vervelende consequentie, maar ook een niet te vermijden consequentie omdat de doelstelling, het bieden van voldoende sociale huurwoningen, naar ons gevoel belangrijker is dan het versterken van de positie van het grondbedrijf, hoe gewenst ook. Wij hopen dat het college inventief zal zijn om mogelijkheden te vinden om tot het verlagen van de stichtingskosten van sociale huurwoningen te komen. Daarmee kunnen twee vliegen in één klap worden geslagen, namelijk voor een grote groep wordt goedkope huisvesting bereikbaar en de derving voor het grondbedrijf wordt kleiner dan wordt voorzien in de stukken. De heer Poppens: Mijnheer de voorzitter. In de commissie Ruimte is op een zeer uitvoerige wijze op de kernvoorraad ingegaan. Daarom wil ik mij beperken tot enkele aspecten. Uitgaande van de huidige omstandigheden met al hun facetten en de prognoses met betrekking tot de bevolkingsgroei, komt men uit op 2.350 extra woningen in de sociale sector in het jaar 2013. De berekeningen vinden we niet erg realistisch. De economie zit nu in een dip, maar dat kan zo weer veranderen. Kortom, we kennen heel weinig waarde toe aan het getal van 2.350. Dit getal moet geen eigen leven gaan leiden. Daarom moet naar onze mening in dit stadium geen diepgaand onderzoek plaatsvinden voor het vinden van ruimte voor de in de rapporten genoemde resterende 1.065 woningen waarvoor nog geen plek is gevonden. De kans is groot, dat het werk voor niets is. Onze vraag is of het college het met de VVD eens is, dat met een zeer globaal onderzoek kan worden volstaan. Zoals gezegd, de omstandigheden kunnen snel veranderen. Daarom zijn wij het met het college eens, dat het monitoren van de ontwikkelingen op de woningmarkt van
2004
N 60
bijzonder belang is. Wij sluiten ons graag aan bij hetgeen de heer Homan wat dit betreft naar voren heeft gebracht. Van bijzonder belang is de stimulering van de doorstroming. Dan is minder sociale woningbouw noodzakelijk en wordt er minder een beroep gedaan op de ROS-gelden. Er blijft dan meer geld van de ROS beschikbaar voor andere voorzieningen. Voorzieningen die het wonen in Lelystad nog aangenamer maken. De doorstroming kan onder andere worden gestimuleerd door de koop van woningen aantrekkelijker te maken, dus goedkoper. Een aantal mogelijkheden daartoe wordt door het college nog nader bestudeerd. Op één daarvan wil ik de aandacht vestigen, namelijk de bouw van cascowoningen. In de commissie is dit eveneens genoemd, maar het staat niet in de rapporten. In dit kader vind ik zeer interessant wat de heer Homan heeft gezegd met betrekking tot woningen van circa € 100.000. Ik ben benieuwd hoe het college daarop reageert. Voorts is het college voornemens in het eerste WOP-gebied een 75-tal sociale woningen neer te laten zetten. Dit is nooit de opzet geweest. Beoogd werd woningbouwgrond te verkopen om aldus veel geld binnen te krijgen voor de uitvoering van werken om de wijk aantrekkelijker te maken. Met sociale woningbouw zal er veel minder geld binnenkomen, met als gevolg dat het WOP-project niet meer budgettair neutraal kan worden uitgevoerd. Budgettair neutraal was de afspraak. Nu weer voorzieningen van het plan afvoeren om het budgettair neutraal te krijgen, is uiteraard geen begaanbare weg. Wellicht daarom heeft wethouder De Vries in de commissie geopperd om van verschillende bouwgrondexploitaties in de stad communicerende vaten te maken. Dat lijkt ons geen goed idee. Dit werkt slechts creatief boekhouden in de hand. Daarom stelt de VVD: handen af van de WOP, dan blijft het voor eenieder duidelijk, helder en transparant. De Koersnotitie borduurt voort op de gegevens van de nota kernvoorraad. De benadering is praktisch, realistisch en marktconform. Daarmee kunnen we van harte instemmen. Mevrouw Zantingh: Mijnheer de voorzitter. De CDA-fractie wil om te beginnen haar waardering uitspreken voor de snelheid waarmee het college uitvoering heeft gegeven aan de motie die tijdens de begrotingsbehandeling is ingediend. In deze motie is gevraagd om een aangepaste Koersnotitie en de nota kernvoorraad. Het tegenvallende economische tij heeft consequenties voor Lelystad en voor de ambities van de stad. De verkoop van bedrijfsgrond stagneert, de ontwikkeling van het stadshart gaat in een lager tempo dan aanvankelijk was afgesproken en ook de woonwensen en woonbehoeften veranderen onder invloed van de economische situatie. Deze ontwikkelingen maken aanpassingen noodzakelijk. In de oplossingsrichting die in de Koersnotitie en de nota kernvoorraad door het college is gekozen, zowel voor de korte als de lange termijn, kan de CDA-fractie zich vinden. De CDA-fractie constateert met instemming dat het college aandacht houdt voor verdere doorgroei van de stad. Groei die noodzakelijk is. Nadrukkelijker echter dan voorheen dient op uitbreidingslocaties aandacht te zijn voor de lokale woningmarkt. De CDA-fractie kan zich vinden in de voorgestelde wijziging van beleid met als uitwerking eerder starten in Lelystad-zuid. Op de lokale woningmarkt neemt de vraag naar huurwoningen en sociale koopwoningen toe. Het aantal woningzoekenden groeit, evenals de lengte van de wachttijden. Onder invloed van de sterk gestegen koopprijzen en de economische situatie van dit moment beginnen mensen minder snel aan een volgende stap in hun wooncarrière. Het is al vaker gezegd, de doorstroming stagneert. Deze doorstroming is het probleem. Ook vanuit de CDA-fractie de vraag hoe je de doorstroming bevordert en hoe je bereikt dat mensen die nu te goedkoop wonen, het zogenaamde scheef wonen, verhuizen naar een duurdere woning.
2004
N 61
Het gevolg van de stagnatie van de doorstroming is dat er minder woningen beschikbaar zijn voor jongeren. Het CDA is van mening dat voor de jongeren die hier wonen, die hier zijn cpgegroeid en hier graag willen blijven wonen, woonruimte beschikbaar moet zijn. Waar de gemeente binnenkort met Centrada nadere afspraken gaat maken, zou de CDA-fractie het college willen meegeven om eens te kijken naar de mogelijkheden die er zijn om jongeren, maar ook Lelystedelingen in het algemeen, extra bonuspunten toe te kennen ten opzichte van nietLelystedelingen. We willen daarbij nadrukkelijk aandacht vragen voor de groep jongeren van 23 tot en met 28 jaar. Welke mogelijkheden zijn er om voor deze groep iets extra’s te doen, bijvoorbeeld een aantal woningen labelen? Met betrekking tot de verkoop van woningen door Centrada is de CDA-fractie van mening, dat dit alleen onder strikte voorwaarden mag plaatsvinden. Voorts een opmerking over de wachttijden. In de eerste plaats toch nog een keer een vraag. Er wordt in het stuk gesproken over een gemiddelde wachttijd van 443 dagen. Een dergelijk gemiddelde zegt op zich niet zo veel. De CDA-fractie wil daarom graag dit getal wat nader uitgesplitst zien naar de verschillende doelgroepen. In de commissie is daar om gevraagd, ook door de PvdA-fractie. Misschien kan het college hierop nu een nader antwoord geven. Op de korte termijn zullen ook met de nu gekozen oplossingen de wachttijden niet naar beneden gaan. In tegendeel. Misschien zullen ze zelfs nog iets oplopen. De vraag die zich hier aandient, is in hoeverre de wachttijd van 443 dagen acceptabel is. Laat er geen misverstand over bestaan: de CDA-fractie realiseert zich dat voor iemand die op een woning wacht, elke extra dag een dag teveel is. Wanneer echter wordt gelet op de wachttijden elders in het land en op de financiële consequenties die een extra toevoeging van sociale woningen heeft, is de situatie in Lelystad nog niet zo ongunstig. Vanuit dat oogpunt is voor ons de huidige wachttijd acceptabel. Gezien het forse aandeel urgente woningzoekenden binnen het totaal aantal toewijzingen, ziet de CDA-fractie graag nadere informatie over het beleid ten aanzien van de urgente woningzoekenden tegemoet. Temeer omdat deze groep mede de wachttijd voor de niet-urgente woningzoekenden bepaalt. De stagnatie is voor een groot deel ontstaan door de economische recessie. Dat betekent, dat bij een economische opleving snel geacteerd moet kunnen worden. Programma’s moeten derhalve flexibel zijn. Bij een opleving moeten ze snel bijgesteld kunnen worden en in dat verband zijn monitoren en actualiseren kernvoorwaarden. Tot slot heb ik een paar opmerkingen over de Koersnotitie. De eerste heeft betrekking op de afgifte van bedrijfsgronden. De teruggang in de economie heeft ook gevolgen voor de afgifte van bedrijfsgronden. Tegelijkertijd is recent in het nieuws gekomen, dat Almere en Zeewolde plannen hebben voor een regionaal bedrijventerrein. In hoeverre overweegt het college om aansluiting te zoeken bij deze plannen? De ontwikkeling van het binnendijkse deel van de Flevokust zal tot 2015 niet plaatsvinden. De vraag van de CDA-fractie is in hoeverre dit jaartal een absolute datum is. Wat gebeurt er wanneer er eerder belangstelling van elders blijkt te zijn voor de ontwikkeling van een grootschalige overslagterminal? De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie deelt de zorgen die reeds door andere fracties zijn uitgesproken met betrekking tot de sociale woonsituatie. Wij willen waardering uitspreken voor het college ten aanzien van de inhoud van de beide nota’s. De uitgangspunten die daarin zijn genoemd, zoals het bevorderen van de doorstroming, het omhoog halen van het percentage sociale woningbouw, het uitgangspunt één verkopen één bouwen en het nader onderzoeken van een
2004
N 62
eventuele toepassing van erfpachtclausules, vormen een duidelijke basis voor de ingeslagen koerswijziging. Het doet de fractie van Leefbaar Lelystad deugd, dat er in de plannen voor de nieuwbouwwijk Warande een relatief groot contingent sociale huur- en koopwoningen wordt opgenomen. De fractie van Leefbaar Lelystad pleit ook voor het bouwen van woningen in een goedkoper segment. Hiermee haak ik aan bij hetgeen de heer Homan van de PvdA in dit verband heeft opgemerkt. Onze fractie pleit voorts niet alleen voor een snelle uitvoering van het sociale woningbouwprogramma, maar ook om een vinger aan de pols te houden als het gaat om het inspelen op ontwikkelingen binnen het meerjarenbouwprogramma 2003-2013. De zin ten aanzien van de appartementen in punt 6 mag ook van ons komen te vervallen. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Ik ben in de commissie uitgebreid ingegaan op de vele vragen die destijds rondom de beide nota’s zijn gesteld. Vanavond blijkt opnieuw, dat we met elkaar over een zeer integrale benadering van de volkshuisvesting in deze stad spreken. Zo zijn dan ook de vragen gesteld. Weliswaar gaat de ene nota over de kernvoorraad sociale woningen, maar de raad heeft allerlei aspecten aangehaald van de woonmilieus in algemene zin in deze stad en de mate van kunnen bouwen op welke woonsegmenten dan ook, koop en/of huur. De raad heeft ten aanzien van de Koersnotitie breder gekeken dan alleen wonen en vragen gesteld over werkgelegenheid of anderszins. Bij het beluisteren van de heer Homan kan ik niet goed traceren of hij de 443 dagen een acceptabele wachttijd vindt of niet en of hij de spanning op de woningmarkt, die als uitgangspunt is gekozen in deze nota, ondersteunt. Het is belangrijk om te weten hoe de PvdA-fractie daarin staat. Laat ik aannemen dat de fractie de wachttijd van 443 dagen ondersteunt. Als dit niet zo is, komt men daarop in de tweede termijn terug. Graag daarover helderheid, want binnen deze context stellen we, dat we uit de berekeningssystematiek ruim 2.350 woningen nodig hebben om het probleem te tackelen. We hebben een voorzorgsprincipe gehanteerd van niet 10 jaar maar 5 jaar verder kijken. Kijken naar de helft in een systematiek waarin we flexibel willen zijn op de woningmarkt, of anderzijds willen inspelen op veranderingen die we monitoren en die we dan in beleid kunnen implementeren en bijstellen. Als wordt gezegd dat het monitoren gevolgen moet hebben voor beleid en mogelijk implementatie, dan lijkt me dat een volledig open cfeur. Het is zoiets als registreren. Opschrijven om op te schrijven doe je niet. Je wilt er iets mee doen. De heer Homan vindt dat het wat lang heeft geduurd voordat het college heeft geacteerd. Ik maak daartegen bezwaar. Als college zijn we begin vorig jaar gestart met de discussies met Centrada om te kijken of we niet vervroegd tot bijstelling moesten komen. In de nota is te lezen, dat we een afspraak hadden dat we in 2005 tot bijstelling van beleid zouden komen. Begin 2003 hebben we dit met Centrada opgepakt. u had ons aangespoord om voor bepaalde doelgroepen nader onderzoek te doen en met voorstellen te komen. Vandaag liggen er twee nota’s voor die integraal op dit pakket ingaan en een volledig beeld scheppen over hoe je deze problematiek met elkaar kunt tackelen. Ik wijs erop dat wijzigingen maken in dit beleid geen zaak is die je van vandaag op morgen kunt doen. Er is ongelooflijk veel overleg nodig met de woningbouwcorporatie, maar ook met het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting en het ministerie van VROM, om te kijken of het allemaal kan. Hiermee kom ik bij de vraag hoe het met de dynamische kostprijsberekening zit, die inderdaad slecht uitpakte voor deze stad. Naast een aantal andere feiten hebben we
2004
N 63
een corporatie gehad die niet kapitaalkrachtig genoeg was om een aantal prestaties op de woningmarkt waar te maken. We zijn er met Centrada nog niet, maar in de discussie die we nu voeren met Centrada, het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting en het ministerie van VROM willen we proberen te komen tot matching, tot het genereren van volkshuisvestingsgeld uit Nederland om in te zetten in Lelystad. Dat zijn de acties die we ondernemen; zaken die nog niet tot in de finesses zijn uitgewerkt. We hebben daarnaast als college tegen Centrada gezegd, dat in het Lokaal Akkoord uitdrukkelijk naar voren zal moeten komen dat de prestaties geleverd kunnen worden. Dit is niet alleen een zorg van Centrada, maar ook van de gemeente. Ik ben het met de heer Siepel eens, dat het dak boven het hoofd voor de sociaal zwakkeren één van de beleidsterreinen is waarop de gemeente moet acteren. Ten aanzien van het zoeken van additioneel geld om in te zetten voor de onrendabele top voor de woningen zijn we met Centrada op de goede weg. We hebben goede hoop dat we daaruit komen. Als dat niet zo is, hebben we met Centrada afgesproken, dan zijn er anderen op de woningmarkt die in deze gemeente zouden mogen en kunnen acteren. Ze hebben op de stoep gestaan en staan op de stoep van deze gemeente. Bouwen in de sociale sector is niet het enige waarover deze nota gaat. In de nota staat tevens dat we bouwen voor hetgeen de consument wil. De consument, ook in Lelystad, is veelkoppig. Ik hoop van ganser harte dat we voor € 100.000 woningen in de sociale koop kunnen realiseren. Daarmee zijn we een eind op weg met een aantal projectontwikkelaars. Er wordt gesproken over sociale woningbouw in vele facetten, zowel koop als huur. Dat betekent dat we goede sociale huurwoningen moeten bouwen, dat we in de koopsector dat segment dat we niet hebben tussen € 160.000 en € 200.000, ook moeten bouwen en dat we kleine woningen en grote woningen moeten bouwen zowel in de huur- als in de koopsector om alle verschillende doelgroepen voor wonen in deze stad te verleiden om in een woning terecht te komen die ze graag willen. Daarmee moeten we proberen het scheef wonen zo veel mogelijk te minimaliseren. Het is derhalve niet alleen sociale huur. Alle andere woningen in de stad die we ook moeten bouwen, horen daar wel bij in het kader van het verleiden van de consument om doorstroming op gang te krijgen en te houden, zodat de goedkope huurwoning beschikbaar komt voor de betreffende doelgroep. Ik ben het niet met de heer Homan eens, dat het bouwen in het verleden voor de rijken slecht is geweest voor deze stad. De heer Homan: Ik heb niet gezegd dat het slecht was. Ik heb aangegeven dat voor die sector werd gebouwd en voor de andere niet. Ik heb er geen oordeel over gegeven. Wethouder De Vries: Mijn excuus. Dan heb ik het anders verstaan. Laat ik aangeven, dat het bouwen van wat betere wijken in deze stad wel degelijk heeft geholpen om de doorstroming van mensen uit sociale woningen naar andere woningen op gang te brengen en daarmee sociale woningen beschikbaar te krijgen voor nieuwe bewoners uit deze stad. Ik hoop mevrouw Boshuizen zojuist goed te hebben uitgelegd dat we proberen de doelgroep in het goede huis te krijgen en de woning die voor een doelgroep geschikt is beschikbaar te krijgen voor die doelgroep. Door dit bij de bouw van nieuwe woningen en de aanleg van nieuwe wijken divers en consumentgericht te doen, kunnen we daarin slagen.
2004
N 64
Als we kijken naar de woonwensen die in deze stad leven, iets dat we sonderen bij het frequent makelaarsoverleg, dan is het college er niet bang voor dat in de andere segmenten stagnatie zal optreden. Als we maar goed naar de consument luisteren. We denken wel degelijk evenwichtige wijkopbouw te kunnen realiseren. Als u de nota goed leest, dan komen we met u in het kader van het Lokaal Akkoord nog te spreken over de woonruimteverdeling en het urgentiebeleid daarin, maar ook over het verkoopbeleid van Centrada. Als wij het Lokaal Akkoord in concept hebben, zullen we dat met u bespreken om te kijken of u ermee kunt instemmen. Daarmee staat de herijking van het urgentiebeleid op het programma en de herijking van het woonruimteverdelingsvraagstuk. Als u naar de voorgestelde besluiten kijkt, ziet u dat wij in dat kader juist willen acteren, ook op de Lelystadse bevolking. Als ik hier een college zou moeten geven over de manier waarop je de doelgroep van 37% zou moeten uitrekenen en moeten uitleggen, dan geef ik een lesje rekenkunde, mevrouw Kreuger. Ik zou het u graag op een ander moment willen uitleggen en niet hier staande de raadsvergadering. Het is een meer technische vraag die we in het voortraject netjes hadden kunnen beantwoorden. Ik heb de vraag eveneens gesteld, aan de afdeling. Zij hebben mij kunnen overtuigen hoe de rekensom gemaakt moet worden. Naar mijn idee kunnen ze u dat ook uitleggen. De hier genoemde cijfers zijn de juiste cijfers. Mevrouw Kreuger geeft aan dat de spanning op de woningmarkt onacceptabel is. Ik heb haar niet horen zeggen wat wel acceptabel is. Ik zou dit graag willen weten. Als aan het acceptabele van u consequenties zitten, zou ik willen weten hoe u deze consequenties naar de toekomst wilt zien, bijvoorbeeld in financiële zin of in de zin van de complicaties die Centrada heeft. Bij mijn weten hebben we de sociale kernvoorraad nooit anders getypeerd dan de sociale huur- en koopsector bij elkaar opgeteld. We hebben wel met elkaar gesproken over de sociale huurwoningvoorraad van Centrada. Stadsbreed gaat het echter over de sociale sector en dat zijn koop en/of huurwoningen. Het ligt dicht bij elkaar. We hebben afspraken met Centrada over de huur, maar we praten nu over de te typeren sociale woningen in de stad. Dat zijn zowel huur- als koopwoningen. Ik ga niet in op de opmerking over de service van Centrada. Ik denk dat ik voldoende heb uitgelegd waarom we met Centrada door één deur willen. Ik wil de amendementen van de Inwonerspartij behandelen. Daarmee kom ik bij de opmerking die vele fracties hebben gemaakt. Als de fracties willen dat de zin "Teveel ontwikkeling van appartementen is ongewenst” eruit gaat, dan kan ik daarmee instemmen, want in de zin ervoor staat consumentgericht. Consumentgericht betekent in deze: niet een teveel aan appartementen. De uitwerking is dezelfde. Amendement 1 kan en mag wettelijk gezien niet. Met het woord ‘juist’ heeft het college willen bewerkstelligen dat er een accentverandering plaatsvindt ten aanzien van het oude beleid. Daarin waren we erop georiënteerd om mensen van buiten naar Lelystad toe te trekken. Nu willen we het toewijzingsbeleid veranderen door ruimte te creëren om deze woningen te kunnen toewijzen aan bewoners van Lelystad. Ik geloof niet dat we hierin veel verschillen, mijnheer Jansen. Het is het vinden van het juiste woord in het kader van juridische termen om een accentverschil in beleid te kunnen maken. De heer Jansen: Als ik u goed begrijp, bedoelen we hetzelfde, maar valt het met deze vorm binnen de juridische wetgeving. Wethouder De Vries: Het woord ‘uitsluitend’ kan en mag niet. Dan komen we in een juridisch conflict. We kunnen wel het accent leggen dat deze woningen voor Lelystedelingen beschikbaar komen met het woord ‘juist’. We mogen niet zo hard zijn
2004
N 65
als u dat wilt. Overigens wenst het college dat ook niet. U hebt bovendien zelf een reden aangegeven, namelijk als bedrijven naar Lelystad trekken met werknemers, dan moeten zij ook een plekje in deze stad kunnen vinden. In de wet staat, dat bijvoorbeeld een alleenstaande moeder in Amsterdam zich moet kunnen inschrijven voor een woning in Lelystad. Met de onderzoeken die wij in het vooruitzicht hebben gesteld naar het omgaan met erfpacht, proberen we ook flexibel om te gaan met de financiering van de grond onder de woningen. Dat onder sociale woningen de grond een andere prijs heeft dan onder koopwoningen, mag duidelijk zijn. Een sociale woning wordt hier getypeerd als een sociale huurwoning en een sociale koopwoning. Als we dus praten over sociale woningen, dan impliceert dit dat we daar een andere grondprijs voor vragen. Daarom ook de opbrengstderving in de toekomst van de grondverkopen in de stad. We proberen daarmee creatief om te gaan. In de nota van starters en jongeren geven we aan daarmee nog niet het ei van Columbus te hebben gevonden, want vaak moet je erfpachtrecht kapitaliseren en financieren. We moeten goed kijken wat we doen en hoe we het doen. U hebt tevens kunnen lezen dat we met u in de nabije toekomst willen spreken over het vullen van een startersfonds. Ik heb u hierover vanavond niet horen spreken, maar ik wil u dit in herinnering brengen. Ik merk op, dat het college fors afwijkt van het standpunt dat de heer Poppens van de VVD heeft gegenereerd. Hij geeft aan meer koopwoningen te bouwen en minder woningen in de sociale sector, dan komt de doorstroming vanzelf op gang en dan hoeft dit allemaal niet. De heer Poppens: Dat is wat kort gezegd. Wij vinden evenals de andere partijen, dat er op dit moment voldoende moet gebeuren ten aanzien van de woningen in de sociale sector. Wij achten het echter zeer wel mogelijk dat over enkele jaren de situatie economisch gezien in positieve zin verandert. Dan is er minder noodzaak om zoveel sociale woningen neer te zetten als de cijfers nu aangeven voor de verdere toekomst. Wethouder De Vries: Dan merk ik op dat de VVD met de huidige inzet van 1.280 woningen kan instemmen. De heer Poppens vraagt of we wat minder actief zouden willen zijn in het onderzoek naar de plaatsing van de tweede helft van sociale woningen. Dat is het college niet van zins. Het college is van zins daar zeer serieus naar te kijken. Het kan wel eens overbodig werk zijn, maar als dat niet zo is, willen we niet verrast worden. Dan willen we die plek hebben om de primaire taak van de gemeente te realiseren waarop de heer Siepel heeft geduid, namelijk het dak boven je hoofd, ook voor de sociaal zwakkeren. De heer Poppens heeft erop gewezen, dat als wij versneld sociale woningbouw willen toepassen, bijvoorbeeld in het WOP-gebied of in Schouw-Oost, we daar een probleem krijgen met de grondexploitatie. Dat is waar. Het college heeft dan ook in de commissie aangegeven, dat we dat inzichtelijk willen maken en dat als we samen kiezen voor een extra inspanning op de sociale huur- en koopwoningmarkt, we deze consequenties onder ogen moeten zien en moeten willen dragen. Ook in de projecten die nu budgettair neutraal zijn goedgekeurd. Dan komen we bij u terug om aan te geven wat we versneld willen en kunnen op de locaties die we klaar hebben staan. De druk op de woningmarkt noodzaakt ons daartoe. U moet tevens de consequenties van het beleid dat we vandaag met elkaar afspreken willen dragen. Er moet een voorziening worden getroffen om de tekorten in de grondexploitatie van bijvoorbeeld het WOP of Schouw-Oost af te dekken. Dat zijn de consequenties en ik hoop van
2004
N 66
ganser harte dat wij de snelheid in de woningbouw, waarop veel fracties hebben geduid, kunnen realiseren. Ook de CDA-fractie is ingegaan op het acceptabel zijn van de wachttijden. Ik kan aangeven dat we met Centrada hebben afgesproken te proberen naar de toekomst toe de wachttijden voor doelgroepen nog wat beter inzichtelijk te maken. Ook de PvdA heeft hiernaar gevraagd in de commissie. Er zijn vragen gesteld over economische aangelegenheden in de Koersnotitie ten aanzien van bedrijfsgrond en het aanhaken bij het regionale bedrijventerrein dat tussen Almere en Zeewolde wordt aangelegd. Bij mijn weten doet Zeewolde al niet meer mee, omdat er grenscorrecties aan de orde zijn. Het college spreekt hierover maar heeft nog geen definitief standpunt ingenomen. Men moet er echter van uitgaan, dat Lelystad eigen bedrijventerreinen heeft. De data voor de kust zijn niet absoluut. Als we een industrie kunnen aantrekken die bijvoorbeeld 200 arbeidsplaatsen meebrengt, willen we bewegen. In tweede termijn De heer Homan: Mijnheer de voorzitter. 443 wachtdagen is een gemiddelde van alle mensen die wachten. Wij hebben inderdaad in de commissie gevraagd om dit uit te splitsen. Als het college ons de uitsplitsing geeft, dan kunnen we daarna eerlijker en meer gewogen daarover een oordeel geven dan zomaar in het algemeen een gemiddelde van 443 dagen. Dat kan en mag niet van ons worden gevraagd. Derhalve graag een reactie met een wat duidelijker beeld. Toen we hier de eerste keer om vroegen, kon het niet. In tweede termijn kon het wel. Dus wij wachten af. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Mag ik de woorden van de heer Homan zo uitleggen dat een aantal doelgroepen veel langer moet wachten in de toekomst? De heer Homan: Wij willen eerst wat meer inhoudelijke gegevens. Het is nu wat te kort gezegd en dat lijkt ons niet goed. We hebben uiteraard niet gesproken over het startersfonds. Het is een van de genoemde alternatieven. We zijn blij dat het college daarmee bijna zover is, dat we daarvan in de praktijk iets kunnen ondervinden. We spreken hierbij over de sector alternatieven. Waar de VVD nadrukkelijk een cascowoning aanbeveelt, is het heel lovenswaardig dat het college eveneens is gekomen tot niet alleen het onderzoek naar datgene wat wordt voorgesteld, een € 100.000 woning. Men heeft al ontdekt dat dit zou kunnen en wij zijn erg nieuwsgierig of het meerjarig woningbouwprogramma een aantal van deze categorie woningen zal inhouden. We zijn hierover dus heel positief en ik denk dat ook de andere fracties die eveneens van mening waren dat het een goed alternatief zou zijn, vinden dat we keurig zijn bediend. Er was inderdaad een tijd waarin zeer dure koopwoningen werden gebouwd en inderdaad hadden deze woningen vijf verhuisbewegingen tot gevolg, waardoor één woning in de huurwoningsector misschien wel leeg is gekomen. Dat erkennen wij, maar dat hebben we dan ook niet betwijfeld. Het geven van extra punten aan jongeren is een onderzoek waard, als daardoor tenminste niet andere sectoren teveel in de knel komen. We vinden het interessant om dit te laten uitzoeken. Op onze vraag of het college zich heeft verstaan met het rijk is geantwoord, dat als het gaat om Centrada en de financiering van nieuwbouw, dit reeds onderwerp van gesprek is. Ik wil aangeven dat er gemeenten zijn in Nederland, Bensdorp en Lisserbroek, waar nu reeds woningen worden gebouwd waarvan de heer Jansen dacht dat het niet kon.
2004
N 67
Mevrouw Kreuger: Mijnheer de voorzitter. Uiteraard zijn we blij dat deze nota er ligt. Laat dat duidelijk zijn. Het is een heel goede start. Vergeleken met het beleid in het verleden is het een uitstekende omwenteling. Wij constateren echter dat door de grote hoeveelheden tekst en berekeningen heen het college het niet nodig vindt om de kernvoorraad procentueel op het huidige peil te houden. Zoals wij het hebben gelezen, mag daar van het college wel wat af. Ook vindt het college de huidige wachttijd acceptabel. Dit is een constatering. Het staat er echter wel zeer verkapt in. Een ander punt waarop ik wil terugkomen, is de kernvoorraad. In de definitie staat wel degelijk dat het inzake de kernvoorraad altijd om huurwoningen gaat die onder de huursubsidiegrens liggen. In eerdere stukken heb ik gelezen, dat als je daar de sociale koopwoningen bij betrekt, de kernvoorraad dan niet gegarandeerd behouden kan blijven voor de doelgroep. Een koopwoning wordt namelijk verkocht en afhankelijk van de situatie in de markt, kan die prijs wel eens behoorlijk omhoog gaan. Dan gaat zo’n zelfde woning verloren voor de doelgroep. Daarom denk ik dat het veel eerlijker is om sociale koopwoningen niet tot de kernvoorraad te laten behoren. Wij hadden hierover graag wat meer openheid en duidelijkheid gehad. De heer Verhoef: Mijnheer de voorzitter. Amendement 1 kan niet en amendement 2 is voor mij geen probleem. De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. Ik heb begrepen van de wethouder dat amendement 2 sowieso wordt ingewilligd, omdat hij de bedoelde zin zelf schrapt en dat amendement 1 juridisch niet kan. Ik heb begrepen, dat het bij huurwoningen wel kan en bij koopwoningen niet. Ik weet het echter niet zeker, dus ik geef mijn mening graag voor een betere. Mocht dat niet zo zijn, dan trekken we de motie in. Als er tenminste een bonus- of puntensysteem komt dat ongeveer hetzelfde doel bereikt. Het is vrij makkelijk om aan een inwoner van Lelystad punten toe te kennen en aan iemand die economisch gebonden is idem dito. Voorts ben ik blij dat de wethouder het met de raad eens is, dat een dak boven het hoofd belangrijk is. Ik hoop dat dit tevens betekent, dat het belangrijker is dan een mooi dak boven een auto. De wethouder vroeg aan mevrouw Kreuger de consequenties van het terugbrengen van wachttijden. De visie van de Inwonerspartij is, dat 443 dagen veel te lang is. Wij ondersteunen deze wachttijden absoluut niet. Dat is dan ook de reden dat wij voorstellen om te komen tot het bouwen van tijdelijke één- en tweekamerwoningen voor jongeren en ouderen. Dat betekent namelijk, dat er voor het eind van dit jaar meer dan 125 woningen gerealiseerd kunnen worden die bijvoorbeeld na vijf jaar herplaatst kunnen worden in Leystad-zuid, eventueel in een meer permanente vorm. De heer Poppens: Mijnheer de voorzitter. Wat betreft het uitvoerig bestuderen met betrekking tot het vinden van locaties voor de zogenaamde 1.065 woningen, vinden we het standpunt van het college minder plezierig. Het leek ons praktischer om daar wel goed naar te kijken, maar volgens ons kan dat ook met minder energie door het minder gedetailleerd te doen. Wij nemen kennis van het standpunt van het college voor wat betreft dit punt. Met betrekking tot het WOP en de 75 sociale woningen blijven wij van oordeel dat het ongewenst is, om door mij genoemde redenen. Wij wachten de nadere voorstellen van het college die te zijner tijd komen, met belangstelling af. Wethouder De Vries: Mijnheer de voorzitter. Ik heb reeds aangegeven, dat we beter inzichtelijk zullen maken hoe het met de wachttijden van doelgroepen staat. Dit kan echter niet zo maar. We moeten daarvoor met Centrada wat dieper in de cijfers duiken.
2004
N 68
We zullen met elkaar komen te spreken over de woonruimteverdeling, het urgentiebeleid, nader over het verkoopbeleid en de piketpaaltjes die zijn neergezet. Daarmee zijn de kaders geschapen waarmee het college kan acteren richting Centrada. In de achterliggende stukken van deze nota is sociale koop en sociale huur altijd bij elkaar opgeteld. Bovendien is inzichtelijk gemaakt hoe de verhoudingen zijn. Als het huur is in de sociale sector die bij particuliere beleggers zit en zij ponden uit, of als we opnieuw zouden toestaan dat een woningbouwcorporatie deze sociale woningen zou uitponden, dan kon dat wel eens voor een verkoopprijs zijn die boven de markt van de sociale huurwoning zit. Ik zeg nog niet direct dat de sociale woning dan verloren is ook voor de sociale sector. Dat is misschien in heel goede tijden wel het geval geweest, maar niet altijd en lang niet in alle wijken. Dit ligt wat divers. Ik merk op, dat de VVD geen afstand neemt van de notitie, maar het betreurt dat wij wat serieuzer kijken naar de alternatieve locaties. Ik constateer met genoegen, dat de VVD wil afwachten met welke voorstellen het college komt hoe om te gaan met een mogelijk gat in de grondexploitatie van bijvoorbeeld het WOP of Schouw-Oost. Ook in het kader van huurwoningen kunnen we niet uitsluiten dat ook woningen verhuurd worden aan personen die zich van elders uit het land bij Centrada inschrijven voor een huurwoning in de sociale sector. Dat verbiedt de wet. De voorzitter: Kan de heer Ongering zich in deze uitleg vinden, waardoor amendement 1 van tafel is? Dat is het geval. Amendement 1 is ingetrokken. Amendement 2 is overgenomen. In het concept-raadsbesluit inzake de nota kernvoorraad sociale woningen wordt bij punt 6, het 4e gedachtestreepje, de volgende zin geschrapt: "Teveel ontwikkeling van appartementen is daarom ongewenst”. Ten aanzien van agendapunt 16, Voorstel tot vaststelling van de nota kernvoorraad sociale woningen (waaronder de uitgangspunten ter bepaling van de ontwikkeling van de omvang van de kernvoorraad sociale woningen voor de periode 2003 - 2013), wordt zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel van het college besloten. Ten aanzien van agendapunt 17, Voorstel tot vaststelling van de Koersnotitie 2004 2008, wordt zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel van het college besloten.
18.
Voorstel tot het aangaan van de bestuursovereenkomst met de gemeenten Almere, Dronten, Noordoostpolder, Urk en Zeewolde ten behoeve van de gezamenlijke uitvoering van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (stuk nr. 2712) Mevrouw G.J. de Jong: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn het eens met dit voorstel en vinden het prima om dit zo provinciebreed op te pakken en uit te voeren. De heer Erica: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn blij dat dit kan leiden tot een kwalitatieve verbetering van de beoordeling van de verschillende aanvragen. We zouden er tevens voor willen pleiten dat er meer gebruik wordt gemaakt van de kennis van de ondernemers zelf bij de beoordeling van de verschillende zaken. De heer Benedictus: Mijnheer de voorzitter. Het zal duidelijk zijn, dat wij vóór samenwerking zijn. Bij dit besluit hebben we echter wat vragen. Kan het college ons
2004
N 69
met deze bestuursovereenkomst garanderen, dat de gemeente Lelystad in financieel opzicht geen enkel nadeel zal ondervinden van het spelen van de centrale rol? Wij vragen ons af waarom niet is gekozen voor een gemeenschappelijke regeling. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn voorstanders van het aangaan van deze bestuursovereenkomst, maar ook de gemeenten die daarbij betrokken zijn, dragen een bepaald risico. We hebben tevens een bestuursovereenkomst met een gemeente in het noorden van de provincie. Ik zie dat deze hier eveneens bij staat. In hoeverre heeft het college vertrouwen dat we hierbij geen risico lopen? Mevrouw Van Selm: Mijnheer de voorzitter. In de commissie is onder aanvoering van de VVD-fractie gevraagd of we geen juridisch en financieel risico lopen met dit voorstel. Er was bij onze fractie enige verwarring over de manier waarop de mensen uit andere gemeenten gaan werken voor dit gezamenlijk bureau. De wethouder heeft in de commissie aangegeven dat het op detacheringbasis gebeurt. Ik wil dit graag nogmaals van het college horen. Navraag leerde ons dat het inderdaad op dit moment op detacheringbasis is, maar dat het in de toekomst de bedoeling is dat Lelystad deze mensen in dienst neemt. Daarover zouden we graag iets horen. Wethouder Bootsma: Mijnheer de voorzitter. Ik beluister bij de meeste fracties instemming met deze samenwerking. Wij verwachten dat deze samenwerking het voorbeeld zal worden voor andere op te zetten samenwerkingsvormen in dit gebied. Voorlopig is gekozen voor een overeenkomst als deze. Het is zeker onze bedoeling om uiteindelijk te komen tot een vorm van gemeenschappelijke regeling. We willen dan proberen alle samenwerkingsvormen daarin onder te brengen. We doen het voorlopig op de voorgestelde wijze, vanwege het maken van een snelle start. Als we alles in beeld hebben, bijvoorbeeld bij de sociale recherche zoeken we ook de regionale samenwerking, willen we proberen het geheel in een zo goed mogelijke regeling te vatten. Te denken valt inderdaad aan genoemde gemeenschappelijke regeling. We sluiten geen overeenkomst af met partners die we niet vertrouwen. Er is dus geen sprake van enig wantrouwen van andere deelnemende gemeenten. Voorlopig is het inderdaad op detacheringbasis. Wanneer wij tot een definitieve vorm komen, de gemeenschappelijke regeling, komen we tot andere vormen van dienstbetrekking. Dit moet nader worden uitgewerkt. De gemeente loopt op dit moment geen enkel risico voor andere gemeenten. In tweede termijn De heer Benedictus: Mijnheer de voorzitter. Als ik de wethouder goed heb begrepen, dan zal deze voorlopige regeling er niet toe leiden, dat wij financieel en juridisch enig risico lopen. Als dat zo is dan kunnen wij instemmen met dit besluit. Wij zien echter nog niet geheel in waarom niet direct de gemeenschappelijke regeling in het leven kan worden geroepen. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Ik kan de woorden van de heer Benedictus onderschrijven. Wethouder Bootsma: Mijnheer de voorzitter. Op de eerste vraag van de heer Benedictus is het antwoord nee. Op de tweede vraag kan ik antwoorden, dat dit wel kan maar dat dan allerlei gemeenschappelijke regelingen moeten worden afgesproken. We zijn voornemens meerdere samenwerkingsvormen te kiezen en willen dat uiteindelijk in één regeling vatten. Vandaar dat we voorlopig voor deze vorm kiezen.
2004
N 70
Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
19.
Voorstel tot instemming met de kadernota Wet Werk en Bijstand Gemeente Lelystad (stuk nr. 2770) Zie agendapunt 20.
20.
Voorstel tot instemming met de beleidskeuzes Wet Werk en Bijstand, alsmede tot vaststelling van een vijftal verordeningen op grond van de Wet Werk en Bijstand en tot intrekking van een drietal verordeningen ten gevolge van het vervallen van de Algemene Bijstandswet (stuk nr. 2771) Mevrouw Riesenbeck: Mijnheer de voorzitter. We hebben de stukken uitvoerig gelezen. De kadernota is een duidelijk en helder stuk. Er is echter een punt dat ons zorgen baart. Er wordt gesteld dat de consulent binnen dit huis het contact met de cliënt kwijtraakt op het moment dat deze naar het reïntegratiebureau overgaat. Dit baart ons zorgen. Daarom zien wij graag een tussentijds contact tussen cliënt en consulent binnen dit huis om de binding te houden. Over dit punt dienen wij een motie in. Over de verordeningen is veel gesproken. Het is bepaald geen makkelijke zaak om beslissingen te nemen over deze verordeningen, omdat deze verstrekkende gevolgen hebben voor de mensen die te maken krijgen met de WWB. Bepaalde zaken zouden we liever anders zien, maar helaas kan dat niet. Onze fractie heeft enige moeite met de Verordening Maatregelen Lelystad. Het is duidelijk dat de gemeente niet waarschuwt bij nalatigheid inzake de plichten van de cliënt, omdat zij ervan uitgaat dat de cliënt rechten en plichten kent. Wij verzoeken het college echter wel om de mensen binnen dit huis die belast zijn met de uitvoering van de WWB, duidelijk te maken wat wel en wat niet kan worden verteld aangaande de verordeningen. Met andere woorden. Zij zijn exact op de hoogte. Het mag niet zo zijn dat zij een cliënt het antwoord schuldig blijven op een bepaalde vraag, waardoor er een fout kan optreden en de cliënt daardoor de dupe wordt en direct een strafmaatregel krijgt. Voorts hebben wij een verzoek aan het college. Wij willen u vragen of het mogelijk is om in het kader van de sociale activering een project op te starten om mensen van 5 7 ^ jaar en ouder die niet in aanmerking komen voor een regulier betaalde baan, te betrekken als vrijwilliger voor bijvoorbeeld scholingsprojecten voor jongeren. Wij zijn van mening dat er een grote groep mensen tussen zit die bereid is om haar vakvaardigheden en kennis over te dragen aan jongeren. Zo worden twee vliegen in één klap geslagen. Kennisoverdracht en een tijdsbesteding voor hen die dat willen. Motie 1 Onderwerp: Kadernota Wet Werk en Bijstand Lelystad. "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen d.d. 12 februari 2004. Overwegende dat: -begeleiding en ondersteuning een essentieel onderdeel zijn van reïntegratietraject; uitbesteding van het reïntegratietraject geen uitbesteding verantwoordelijkheid is;
een van
2004
N 71
-
cliënten die een reïntegratietraject doorlopen tussentijds geëvalueerd moeten worden; - er hoge kosten gemoeid zijn met reïntegratie en de gemeente derhalve alles moet doen wat in haar bereik ligt om cliënten met succes aan reguliere arbeid te helpen; - de hoogst mogelijke vorm van controle aanwezig moet zijn om de effectiviteit van een reïntegratiebedrijf te monitoren. Spreekt uit dat: - elke cliënt die in een reïntegratietraject zit een casemanager behoort te hebben die fungeert als vast aanspreekpunt bij de Sociale Dienst. Roept het college op om: - dit als uitgangspunt van beleid te nemen. En gaat over tot de orde van de dag.” (Motie 1 is ingediend door de fractie van Leefbaar Lelystad)
Mevrouw Van Selm: Mijnheer de voorzitter. GroenLinks heeft grote moeite met de ingreep in de sociale zekerheid die ons kabinet heeft gepleegd. De besluiten die het kabinet in Den Haag meende te moeten nemen, zijn ongekend in de naoorlogse periode. Ingrijpende veranderingen gepaard gaande met bezuinigingen vinden wij een afkeurenswaardige vorm van medebewindstaken formuleren. De gemeente Lelystad moet nu ook zelf de Wet Werk en Bijstand (WWB) gaan uitvoeren. De fractie van GroenLinks is van mening dat we dat moeten doen op een manier die de minima zoveel mogelijk ontziet. Naast deze WWB zal het armoedebeleid de komende maanden een zeer belangrijke discussie worden, waarin wat ons betreft afwegingen gemaakt dienen te worden die mogelijk ook andere beleidsterreinen raken. Wat vinden we nu werkelijk belangrijk in Lelystad? De toverwoorden in de WWB voor de uitvoering in de gemeenten zijn ‘beleidsvrijheid’ en ‘maatwerk’. Hierdoor zou iedere gemeente een eigen gezicht aan het sociale zekerheidsstelsel kunnen geven. In de afgelopen maanden, waarin het college de WWB voorbereidde, bleken echter beide begrippen fopspenen. Beleidsvrijheid blijkt zeer minimaal te zijn. Het kleine beetje beleidsvrijheid dat er wel is, wordt door Lelystad nog niet ingevuld. Enerzijds is Lelystad beperkt door financiële middelen, anderzijds maken we nog geen echte keuzes. Het tweede toverwoord is het begrip maatwerk. Iedere cliënt krijgt middels een individuele behandeling precies het traject dat bij hem of haar past. Dat klinkt goed. De keerzijde van deze medaille is echter, dat er nauwelijks algemene afspraken gemaakt worden. Wat zijn dan referentiepunten? Hoe voorkomen we willekeur? Wat mag een cliënt verwachten? Hoe kan de Sociale Dienst maatwerk van kwaliteit leveren zonder overbelast te raken? GroenLinks vindt dat binnen de WWB de risico’s op willekeur minimaal moeten zijn. Ook mensen die niet zo goed voor zichzelf kunnen opkomen, moeten weten waar ze aan toe zijn. Cliënten hebben vanaf nu recht op werk en krijgen zonodig een traject aangeboden om werk te vinden. Deze trajecten gaat Lelystad inkopen op de markt. Een nog ondoorzichtige markt waarop zeer veel geld is te verdienen. De commerciële aanbieders van reïntegratietrajecten schieten dan ook als paddestoelen uit de grond. GroenLinks vindt dat Lelystad zeer terughoudend moet zijn bij het in zee gaan met dergelijke bedrijven en zeer duidelijke kwaliteitseisen moet formuleren in de onderhandelingen. Een bedrijf met veel ervaring en deels in handen van de gemeente Lelystad heeft de voorkeur bij uitvoering van de zogenaamde trajecten. Uitgangspunt moet zijn dat er niet met cliënten gezeuld wordt van het ene loket naar het andere en dat geld voor reïntegratie zorgvuldig wordt uitgegeven.
2004
N 72
Dat brengt mij bij een motie die de fractie van GroenLinks samen met de Christenunie, Leefbaar Lelystad, D66 en de SP wil indienen. In Lelystad is een grote groep mensen die om diverse redenen grote afstand heeft tot de arbeidsmarkt. Dat betekent dat zij weinig uitzicht hebben op een baan. Voor een aantal van hen is het zeer de vraag of ze onmiddellijk zouden kunnen functioneren in een baan als deze beschikbaar zou zijn. Deze mensen zijn meer aangewezen op bijvoorbeeld sociale activering. Activiteiten die ertoe kunnen leiden, dat iemand op termijn in een baan kan functioneren. GroenLinks is van mening dat deze mensen niet achterin de rij mogen staan omdat makkelijk bemiddelbaren voor gaan. Het is voor reïntegratiebedrijven aantrekkelijk om te werken met mensen die redelijk goede kansen hebben op de arbeidsmarkt. Deze bedrijven hebben namelijk belang bij een goede uitstroom naar de arbeidsmarkt om hun kosten laag te houden. Wij vinden het belangrijk dat de reïntegratiebedrijven in de gelegenheid zijn waar voor hun geld te leveren. Daarom moeten zij ook werken met moeilijk bemiddelbare cliënten om hen door sociale activering uiteindelijk in een reïntegratietraject te krijgen. Het college wil het budget voor sociale activering verkleinen ten opzichte van nu. Wij zeggen dat Lelystad een substantieel deel van het reïntegratiebudget moet reserveren voor deze doelgroep, dat wil zeggen voor sociale activering. Een tweede motie die ik wil indienen betreft reïntegratietrajecten. In de afgelopen tijd hebben wij diverse keren gehoord, dat het succesvol afronden van een reïntegratietraject niet altijd leidt tot een blijvend carrièrepad. Mensen zijn vaak erg blij met hun baan, maar moeten soms na een lange periode van werkloosheid weer erg wennen aan werkritme en het combineren van de thuissituatie met de nieuwe situatie. Een redelijk eenvoudige oplossing die uit het werkveld zelf is aangedragen, is de mogelijkheid om terug te vallen op de trajectbegeleider van het reïntegratiebedrijf. Wij vinden dat standaard in elk traject de mogelijkheid tot een dergelijk evaluatiegesprek moet zijn opgenomen. De werknemer zelf neemt hiervoor het initiatief. Dit brengt geen extra kosten met zich mee. Op het geheel aan activiteiten om een cliënt aan het werk te krijgen, zijn maximaal vier contacturen in de trajectprijs inbegrepen. Over deze laatste paragraaf willen wij een motie indienen, samen met D66, Christenunie, Leefbaar Lelystad en SP. Dit is mijn verhandeling met betrekking tot agendapunt 19. Ik heb over de verordeningen bij agendapunt 20 eveneens een aantal moties, die ik graag wil toelichten. In de optiek van GroenLinks is de Verordening Activering en Reïntegratie belangrijk. In deze verordening bestaat er beleidsvrijheid bij het formuleren van doelgroepen waarvoor extra aandacht van het college nodig is. Deze beleidsvrijheid biedt de WWB en zoals ik zei is dat één van de weinige punten waarop de gemeente daadwerkelijk beleidsvrijheid heeft. Deze beleidsvrijheid wordt nog niet ingenomen in deze verordening. We spreken nog niet over omstandigheden waardoor mensen mogelijk vrijgesteld kunnen worden van sollicitatieplicht, bijvoorbeeld vanwege zorgtaken. Het college kiest ervoor om dit in een beleidsplan vast te leggen. Om die discussie niet te missen in de gemeenteraad dienen wij een motie in dat wij dit beleidsplan graag als raadsbesluit willen vaststellen. Deze motie dien ik in namens GroenLinks, Christenunie, Leefbaar Lelystad, D66 en SP. Een ander punt van beleidsvrijheid die de gemeente heeft, gaat over premiebeleid. We moeten constateren dat premiebeleid niet gaat over het uitdelen van premies. Het gaat erover dat mensen die in de bijstand zitten en parttime werken, in de gelegenheid kunnen worden gesteld door de gemeente om een deel van deze inkomsten te behouden. Het college kiest ervoor om dit niet vast te leggen in de verordening, maar om deze mogelijkheid in het armoedebeleid mee te nemen. Wij
2004
N 73
vinden dat deze vorm van premiebeleid vastgelegd hoort te worden in een verordening. Op dat punt dienen wij graag een motie in, mede namens de SP. De Verordening Cliëntparticipatie is veelvuldig aan de orde geweest in de commissie Werk en Welzijn. We moeten constateren dat het Gehandicapten Overleg tot twee keer toe heeft verzocht om deel uit te maken van het Platform cliëntparticipatie. Het college heeft dit toegezegd maar nog niet verwerkt in het uiteindelijke raadsvoorstel. Wij zien ons daarom uitgedaagd om hierover een amendement in te dienen, om als deelnemende organisatie in de Verordening Cliëntparticipatie toe te voegen: het Gehandicapten Overleg Lelystad. Dit amendement wordt door GroenLinks, Christenunie, Leefbaar Lelystad, SP en D66 ingediend. In de Verordening Cliëntparticipatie wordt uitgesproken bij het hoofdstuk Deelnemende organisaties, dat er vooral naar gestreefd wordt om zelforganisaties en belangenbehartigers van de doelgroep deel te laten nemen. Individuele cliënten kunnen niet deelnemen aan het platform. Wij denken dat het in de situatie van Lelystad, waarin betrekkelijk weinig zelforganisaties zijn, jammer zou zijn om het kind met het badwater weg te gooien. Wij zijn van mening dat juist individuele cliënten wel in de gelegenheid moeten worden gesteld deel te nemen. Wij willen graag een amendement indienen waarin een aantal van de witte zetels wordt gereserveerd voor individuele cliënten, die als ervaringsdeskundigen in het platform zitting kunnen nemen. Dit amendement wordt ingediend door GroenLinks, Christenunie en SP. Motie 2 Onderwerp: Kadernota Wet Werk en Bijstand Lelystad activering
Budget voor sociale
"De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen d.d. 12 februari 2004. Constateert dat: - het college in de kadernota uitspreekt minder aandacht te zullen besteden aan sociale activering (pagina 11). Is van oordeel dat: - sociale activering een belangrijke stap kan zijn naar reïntegratie voor een groep mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt; - door verminderde aandacht voor sociale activering kwetsbare groepen uitzicht op werk wordt ontnomen. Spreekt uit dat: - de zorg van de gemeente Lelystad voor mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt zich dient uit te drukken in de mogelijkheden tot sociale activering. Roept het college op om: - een substantieel deel van het reïntegratiebudget (Werk-deel) van de WWB te besteden aan trajecten met sociale activering. En gaat over tot de orde van de dag.” (Motie 2 is ingediend door de fracties van GroenLinks, Christenunie, Leefbaar Lelystad, D66 en SP)
Motie 3 Onderwerp: Kadernota Wet Werk en Bijstand Lelystad onderdeel traject.
Evaluatiegesprekken
"De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen d.d. 12 februari 2004. Overwegende dat: - het succesvol afronden van een reïntegratietraject inhoudt dat er geen spoedige terugval in de bijstandsituatie is na werkaanvaarding;
2004
N 74
-
in de praktijk regelmatig terugval naar de bijstand wordt gemeld als gevolg van het functioneren in een baan na langdurige werkloosheid; - uit het werkveld gesprekken met de trajectbegeleid(st)er als een eenvoudige en doeltreffende oplossing aangedragen worden; - er hoge kosten gemoeid zijn met reïntegratie en de gemeente derhalve alles moet doen wat in haar bereik ligt ex-cliënten in een baan te houden. Spreekt uit dat: - elk reïntegratietraject de mogelijkheid moet bevatten om na het doorlopen van werkaanvaarding maximaal vier ‘evaluatie- of terugkomgesprekken’ te houden met de trajectbegeleid(st)er, op initiatief van de werknemer/-neemster; - deze evaluatie- of terugkomgesprekken binnen de voorgestelde trajectprijs vallen. Roept het college op om: - in de contracten met reïntegratiebedrijven de bepaling op te nemen dat elk reïntegratietraject maximaal vier zgn. evaluatie- of terugkomgesprekken bevat waar de cliënt desgewenst gebruik van kan maken. En gaat over tot de orde van de dag.” (Motie 3 is ingediend door de fracties van GroenLinks, D66, ChristenUnie, Leefbaar Lelystad en SP).
Motie 4 Onderwerp: Verordening Activering en Reïntegratie - Beleidsplan doelgroepen. "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen d.d. 12 februari 2004. Overwegende dat: - het college beleidsvrijheid heeft in de lokale toepassing van de Wet Werk en Bijstand; - de beleidsvrijheid onder andere is het benoemen van doelgroepen waaraan het college bijzondere aandacht geeft bij het aanbieden van voorzieningen (art. 2, lid 3); - het college deze beleidsvrijheid tot uitdrukking wil laten komen in beleidsplannen gerelateerd aan de Verordening Activering en Reïntegratie; - de gemeenteraad een belangrijke kaderstellende rol heeft in het benoemen van groepen in Lelystad die bijzondere aandacht verdienen. Spreekt uit dat: - de gemeenteraad de beleidsplannen omtrent het aanwijzen van doelgroepen conform art. 2, lid 3, als raadsbesluit in een raadsvergadering wil vaststellen. En gaat over tot de orde van de dag.” (Motie 4 is ingediend door de fracties van GroenLinks, ChristenUnie, Leefbaar Lelystad, D66 en SP)
Motie 5 Onderwerp: Verordening Activering en Reïntegratie - Premiebeleid. "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen d.d. 12 februari 2004. Overwegende dat: - het college beleidsvrijheid heeft in de lokale toepassing van de Wet Werk en Bijstand; - de beleidsvrijheid onder andere bestaat uit het voeren van premiebeleid; - de Verordening Activering en Reïntegratie de aangewezen plaats is om het premiebeleid te regelen en niet het minimabeleid; - de WWB de mogelijkheid geeft bijverdiensten tot een bepaald maximum (€ 163 per maand) en voor een beperkte tijd (6 maanden) niet te korten op de uitkering;
2004
N 75
-
dit zeer motiverend is in het verkrijgen van werk en het geen directe kosten voor de gemeente oplevert. Spreekt uit dat: - het college de verstrekking van premies (in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling) in de Verordening Activering en Reïntegratie Lelystad opneemt. En gaat over tot de orde van de dag.” (Motie 5 is ingediend door de fracties van GroenLinks en SP)
Amendement 1 Onderwerp: Verordening Deelname GOL.
Cliëntparticipatie Wet Werk en
Bijstand
Lelystad -
De fracties van GroenLinks, ChristenUnie, Leefbaar Lelystad, SP en D66 dienen het volgende amendement in op de Verordening Cliëntparticipatie: "In artikel V. Deelnemende organisaties, toe te voegen als lid 1d: d. Gehandicapten Overleg Lelystad.” Toelichting: Het Gehandicapten Overleg Lelystad (GOL) vertegenwoordigt chronisch zieken en gehandicapten die - indien bijstandsgerechtigd - onder de WWB vallen. Gezien het verzoek van het GOL tot deelname aan het cliëntenplatform en gezien de specifieke groep die het GOL vertegenwoordigt, is lidmaatschap van het cliëntenplatform wenselijk.
Amendement 2 Onderwerp: Verordening Cliëntparticipatie Wet Werk en Lidmaatschap ervaringsdeskundigen.
Bijstand
Lelystad -
De fracties van GroenLinks, ChristenUnie en SP dienen het volgende amendement in op de Verordening Cliëntparticipatie: "In artikel V. Deelnemende organisaties, lid 6 te laten vervallen en deze te vervangen door: 6. Individuele cliënten die niet zijn aangesloten bij een zelforganisatie kunnen deelnemen aan het platform. Voor individuele ervaringsdeskundigen zijn twee van de in lid 3 genoemde witte zetels gereserveerd, met een zittingstermijn van twee jaar.” Toelichting: De inbreng van ervaringsdeskundigen is naast de inbreng van belangenbehartigende organisaties - in het cliëntenplatform zeer gewenst. Gezien het geringe aantal zelforganisaties in Lelystad is deelname van individuele cliënten gewenst om diversiteit in de inbreng van cliënten te waarborgen.
Mevrouw G.J. de Jong: Mijnheer de voorzitter. Het kabinet heeft in 2003 in een jaar tijd een forse aanslag op de sociale zekerheid in Nederland gepleegd. De WWB is in september in de Tweede Kamer en in oktober in de Eerste Kamer behandeld. Tijdens deze behandelingen zijn er nog op onderdelen verbeteringen aangebracht, maar blijft het nog altijd samen met de andere ingrijpende bezuinigingen een slechte wet voor de mensen die afhankelijk zijn van deze wet. Deze wet moest door de gemeente in 2003 worden voorbereid en op 1 januari 2004 klaar zijn voor de uitvoering en voldoen aan de prestaties die het rijk van ons verwacht. De gemeenten hebben per 1 januari niet alleen voor honderd procent de
2004
N 76
verantwoordelijkheid voor de uitvoering van deze wet gekregen, maar zijn ook met ingang van deze datum op alle fronten fors gekort. Op het budget voor de bijzondere bijstand, op het inkomensdeel voor de uitkeringsgerechtigden, maar ook op de reïntegratie. Op het budget waarmee we juist mensen weer aan werk moeten helpen. De gemeenteraad moet voortaan zelf het beleid bepalen, streven naar goed resultaat op uitstroom ten opzichte van het beschikbare budget, maar als het meer kost moet dit uit andere middelen betaald worden. Dat is nogal wat. Voor ons als raad was het lastig om ons deze nieuwe wet eigen te maken en de gevolgen ervan te kunnen overzien. Dat geldt echter zeker voor alle mensen die bij Sociale Zaken werken. Zij hebben een zwaar jaar gehad, vooral omdat in het voorjaar van 2003 duidelijk werd dat er ook efficiencymaatregelen genomen moesten worden binnen deze sector. Het college is voortvarend aan de slag gegaan met het in gang zetten van een veranderingsproces bij Sociale Zaken. Wij hopen dat dit veranderingsproces op korte termijn afgerond kan worden. De doelstelling van de nieuwe WWB vinden wij goed. Meer werk, minder regels, mensen aan een baan helpen en betere armoedebestrijding. Dit moet echter gebeuren met veel minder geld in een periode van recessie, waarin het aantal mensen dat een beroep moet doen op de sociale zekerheid aan het stijgen is. Voor de PvdA moet de wet in de uitvoering een vangnet zijn voor de mensen die dat nodig hebben, een grote stimulans bieden aan mensen met weinig perspectief en streng handhaven voor mensen die er misbruik van willen maken. De voorliggende kadernota is een goede beschrijving op hoofdlijnen van deze nieuwe wet, van de voorwaarden waaraan de uitvoering van de wet moet voldoen en van het budget dat daarvoor beschikbaar is. In de nota staat dat wij alles op alles moeten zetten voor een effectief en efficiënt volumebeleid - met andere terreinen, uitbesteding en kwaliteitscriteria. Dit alles om het aantal klanten niet te ver te laten oplopen. Er staat tevens in dat we nog heel veel keuzes moeten maken. De wethouder heeft bij de bespreking in de commissie toegezegd dat de keuzes die in deze nota zijn neergelegd, omgezet zullen worden in beleidsplannen. Mijn fractie verwacht dat wij de beleidskeuzes en de prioritering daarvan in de raad in beleidsregels zullen vastleggen. Wij zouden graag van u horen wanneer deze beleidsregels te verwachten zijn. We zijn het eens met uw keuze dat 2004 een overgangsjaar is, waarbij u het accent legt op de volgende zaken: - met alle instromers van 1 januari 2004 een trajectovereenkomst opstellen om het volume te halen; - het hele bestand in 2004 opnieuw beoordelen; - extra aandacht besteden aan jongeren onder 24 jaar. Wij verwachten dat u hiertoe ook de schoolverlaters rekent; - een detacheringbedrijf zal worden opgericht dat de huidige ID’ers in vaste dienst neemt. Hiervan stelt mijn fractie voor om de premie die wij hiermee verdienen, onder te brengen in de risicovoorziening. Mijn fractie vindt het van groot belang om de communicatie naar burgers actief uit te voeren en de drempel hiervoor zo laag mogelijk te leggen. Dus bijvoorbeeld op wijkniveau mensen informeren over de nieuwe wet en de veranderingen die dat voor hen meebrengt. Voorts heb ik nog een opmerking over de verordeningen. In de Verordening Activering en Reïntegratie moeten alle beleidsregels worden vastgelegd; welke personen onder welke omstandigheden recht hebben op ontheffing van
2004
N 77
sollicitatieverplichting. Dit is wat ons betreft gebeurd, maar ook dat zouden wij uitgewerkt willen zien in de beleidsregels waarover ik zojuist sprak. De Verordening Cliëntparticipatie. Wij vinden het juist om te kiezen voor belangenbehartigers en maatschappelijke organisaties, maar vastgelegd moet worden dat daarbinnen voldoende ervaringsdeskundigen zitten. Kerkelijke organisaties, professionals en goedwillende vrijwilligers moeten het niet overnemen van kwetsbare en minder draagkrachtige groepen. Mijn fractie pleit ervoor dat een bepaald percentage van deze belangengroepen uit de doelgroep zelf bestaat. Mevrouw Zantingh: Mijnheer de voorzitter. De fractie van het CDA kan zich vinden in de voorliggende kadernota en de bijbehorende verordeningen. Voor de CDA-fractie is de insteek steeds geweest een duurzame uitstroom uit de uitkering, een inkomen voor diegene voor wie de kans op werk gering is, een zorgvuldige omgang met de belangen van de direct betrokkene en de financiële mogelijkheden en onmogelijkheden van de gemeente. Toch blijft er voor de CDA-fractie nog wel een aantal vragen en opmerkingen over. Het uitgangspunt van de wet is werk boven inkomen. Het accent ligt dus op werk, op het beperken van de instroom, op activering en op toeleiding, op bevordering van de uitstroom. Niet de bijstand maar arbeid als vangnet. Maar dan wel werk dat lonend is, vindt de CDA-fractie. Hier heeft onze fractie dan ook een vraag aan het college. In hoeverre is het mogelijk om in individuele gevallen een eenmalige uitstroompremie toe te kennen? Bijvoorbeeld daar waar mensen in het begin, bij het accepteren van een baan extra kosten moeten maken. In de voorafgaande weken en maanden is reeds het nodige gezegd over reïntegratie en reïntegratiebedrijven, over het belang van kwaliteitseisen, een kwaliteitstoets en een klachtenregeling. Ik wil hier dan ook met deze korte opmerking volstaan. Ik had het zojuist over de voorafgaande weken en maanden. Het voortraject om binnen deze gemeente te komen tot besluitvorming over de kadernota en de verordeningen is een lang traject geweest. Een traject dat niet altijd, en zeker niet op alle onderdelen, ofe schoonheidsprijs verdient. In tal van andere gemeenten is de raad vroegtijdig betrokken bij de besluitvorming. Dat is hier niet gebeurd. Mogelijk mede in verband met de reorganisatie van de afdeling die tegelijkertijd zijn beslag moest krijgen. Dat brengt de CDA-fractie wel op de volgende vraag. In hoeverre is de afdeling nu klaar voor de implementatie en de uitvoering van de WWB? Naar aanleiding van een recent artikel in Binnenlands Bestuur wijst de CDA-fractie op de absolute noodzaak van een goed functionerende afdeling en goed gemotiveerde en goed geschoolde medewerkers. Medewerkers die de cliënten kennen en daarom weten wat de cliënten kunnen, wat ze nodig hebben en die aansluiten bij de mogelijkheden en de capaciteiten van hun cliënten. Let wel bij de mogelijkheden en niet bij de beperkingen. Cruciaal is naar de mening van de CDA-fractie een efficiënte samenwerking met het CWI om zo te komen tot versnelling van de inleen. In de kadernota wordt gezegd dat hierover overleg wordt gevoerd. Hoe is op dit moment de stand van zaken? Ook is het CDA zeer benieuwd naar de momenten waarop de daadwerkelijke uitvoering wordt gestart. De kadernota maar ook de achterliggende financiële stukken geven enerzijds blijk van een zekere urgentie. Anderzijds schept de nota de indruk de nodige tijd te willen. Met enige regelmaat valt te lezen: "op termijn moet een situatie ontstaan”, "de komende periode wordt gebruikt”, "wij stellen voor om 2004 te gebruiken”, et cetera. Gelet op de economische situatie, het groeiende aantal werklozen en de grote financiële risico’s voor de gemeente, lijkt de CDA-fractie enige haast toch wel geboden.
2004
N 78
De keuze van het college om in te zetten op nieuwe instroom is in de CDA-fractie onderwerp van discussie geweest. Met name de gevolgen die dit heeft voor mensen die al een bijstandsuitkering hadden. Op dit moment kan de CDA-fractie zich vinden in een aanpak die primair is gericht op de nieuwe instroom. Wanneer de economie opleeft, kan een andere situatie ontstaan met andere keuzes. Een beleidsplan biedt dan daarvoor een prima instrument. Wel zou de CDA-fractie ervoor willen pleiten om in de gesprekken die vóór 1 januari 2006 met alle cliënten zullen worden gevoerd, nadrukkelijk in te zetten op de mogelijkheden die de mensen hebben en niet op de beperkingen. Gezien de financiële risico’s voor de gemeente zijn een goede monitoring en een goede rapportage ook richting de gemeenteraad van cruciaal belang. De CDA-fractie ziet met veel belangstelling de belangrijke nota’s over bijzondere bijstand en armoedebeleid tegemoet. Bijzondere bijstand biedt immers de mogelijkheid om op individueel niveau iets te doen voor mensen die er door opeenvolgende bezuinigingsmaatregelen financieel bij in schieten. Wat de Reïntegratieverordening betreft zou de CDA-fractie, ook in het licht van de economische recessie, het college willen oproepen om op een ruimhartige manier om te gaan met ontheffing van de arbeidsplicht, zowel voor alleenstaande ouders als voor mensen met een intensieve zorgtaak. Eerder hebben we het belang van een beleidsplan aangestipt. In de nieuwe WWB komt een grote verantwoordelijkheid te liggen bij de gemeenteraad. De financiële risico’s voor de gemeente zijn groot. In dat verband is de kaderstellende en controlerende rol van de raad van belang. Daarom wil mijn fractie een amendement indienen waarin gepleit wordt voor het opnemen van een artikel over een beleidsplan dat jaarlijks wordt vastgesteld door de gemeenteraad. In de Maatregelenverordening ontbreekt het horen van belanghebbenden voorafgaand aan het opleggen van een maatregel. Gezien de zwaarte van de maatregelen die opgelegd kunnen worden, lijkt het horen van belanghebbenden de CDA-fractie alleszins gerechtvaardigd en zorgvuldig. Ook hier dient de CDA-fractie een amendement van die strekking in. Voor de CDA-fractie is de keuze voor belangenorganisaties in het Platform cliëntparticipatie een juiste keuze. Wel vraagt onze fractie aandacht voor de representativiteit van deze organisaties. Wat de CDA-fractie betreft mag van zelforganisaties verwacht worden dat ze een brede groep direct belanghebbenden vertegenwoordigen. Amendement 3 Onderwerp: Verordening maatregelen Lelystad. De fracties van het CDA, D66 en Inwoners Partij Lelystad dienen het volgende amendement in: "Art. Horen van belanghebbende 1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen. 2. Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien: - de vereiste spoed zich hiertegen verzet; - de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan.”
2004
N 79
Amendement 4 Onderwerp: Verordening Activering en Reïntegratie Lelystad. De fracties van het CDA, D66 en Inwoners Partij Lelystad dienen het volgende amendement in: "Art. Beleidsplan 1. De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een jaarlijks beleidsplan vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en de wijze van financiering. 2. Dit plan omvat in elk geval - een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen; - een verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen; - de wijze waarop de aanbesteding vorm wordt gegeven. 3. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. 4. Het beleidsplan als bedoeld in het eerste lid alsmede het verslag als bedoeld in het derde lid bevat het oordeel van het Platform cliëntparticipatie WWB.”
De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. Meer werk en minder regels; dit wil de Wet Werk en Bijstand. De wetgever heeft een oordeel geveld en daarmee hebben wij als gemeente te leven. De D66-fractie begrijpt heel goed dat invoering van deze wet grote consequenties heeft voor de gemeente en de cliënten. Dat moet ons daarom juist niet weerhouden om durf te tonen ten aanzien van de doelstelling: meer werk, minder regels. Lelystad moet het reïntegratiebeleid in samenhang brengen met vooral de beleidsterreinen als onderwijs, kinderopvang, arbeidsmarktbeleid en dergelijke en zo maatwerk leveren. Want daar worden uiteindelijk cliënten en de gemeente beter van. Ook al zal dat heel moeilijk zijn en veel inzet vergen. Bovendien moeten we de beleidsruimte die ons gegeven wordt, optimaal benutten. Het college vraagt in te stemmen met de kadernota. Dat is een heel conglomeraat van uitgangspunten en beleidskeuzes. Over het algemeen kan D66 instemmen met de kadernota. Wij willen echter een enkele opmerking plaatsen over de beleidssamenhang, de uitgangspunten voor reïntegratiebeleid, de benodigde financiële middelen en de benodigde communicatie. Ten aanzien van de beleidssamenhang heb ik zojuist aangegeven dat dit nodig is om het maximale uit deze wet te halen. Wij moeten dus schotten slechten tussen het ene beleid en met de uitvoering van het ene beleid niet het andere beleid onmogelijk maken. Bijvoorbeeld reïntegratie van alleenstaande moeders bevorderen, maar vervolgens de wachtlijst bij de kinderopvang laten ontstaan. Dat vergt dus ook regie van het college. Het belang van de gemeente is erbij gediend als succesvolle uitstroom van cliënten wordt bevorderd. Daarom hebben wij een motie ondersteund die gaat over het aantal begeleidingsgesprekken behorend bij dat traject. De toelichting die door mevrouw Van Selm is gegeven, zal ik niet herhalen, omdat ik vind dat zij uitstekend verwoordt wat wij daarmee beogen. Ten aanzien van de financiën heeft mijn fractie een vraag. In het geheel is opgenomen dat een bedrag van € 550.000 ten laste wordt gebracht van het Fonds Werk en Inkomen. Is dat fonds toereikend gebleken? Mijn fractie wil graag antwoord hebben op deze vraag, omdat als het niet toereikend is geweest, wij dit jaar beginnen
2004
N 80
met een aanslag op ons budget, namelijk het geprognosticeerd inkomen 2004. Dat lijkt ons geen goede zaak. De communicatie. Het betreft hier een wet die nogal wat veranderingen met zich meebrengt voor cliënten en tevens nogal wat consequenties heeft ten aanzien van de rechten en plichten van cliënten. Het lijkt ons dat het een heel belangrijke taak voor het college is om daarover uitgebreid en uitermate duidelijk te communiceren met degenen die het aangaat. De verordeningen. Bij de begrotingsbehandeling in 2003 heeft mijn fractie een aantal kaders genoemd waarop wij de voorstellen voor de verordeningen zouden beoordelen, zoals ondersteuningsmogelijkheden met stimuleren en ondersteunen van het eigen initiatief van de cliënt en een respectvolle vorm van cliëntparticipatie. Als wij de verordeningen onder de loep nemen, dan spreekt het ons aan dat slechts beperkte financiële consequenties optreden voor de cliënten, althans dit jaar. Voor volgend jaar weten we nog niet wat op ons afkomt en wat vervolgens daarvan de consequenties zijn. Over de achteruitgang in dienstverlening voor de cliënt maken we ons nog wel zorgen. De kwaliteit van dienstverlening staat voor ons los van het reorganisatietraject en van de omvang van de afdeling Sociale Zaken. Het hangt voor ons af van de mate waarin medewerkers in staat zullen zijn om maatwerk te leveren en de mate waarin de samenwerking met CWI kan worden gerealiseerd. Dat is gaande en nog niet uitgekristalliseerd. Daarom zullen wij de vinger aan de pols houden. We willen dan ook het college oproepen om daarover te rapporteren aan de raad. Er zal nog een aparte nota over de gevolgen voor het gemeentelijk minimabeleid volgen. Ons oordeel over de ondersteuningsmogelijkheden schorten wij op tot wij over deze nota komen te spreken. Het stimuleren van het eigen initiatief is uitgangspunt in alle verordeningen. Het stimuleren van het eigen initiatief is voor ons niet het overlaten aan het ot. Een goede diagnose van de mogelijkheden en het meewegen van de wensen van betrokkenen moeten voorop staan. Ik zeg uitdrukkelijk meewegen, want uiteindelijk heeft de gemeente een eigen afweging. Het spreekt voor D66 voor zich, dat de wensen van de cliënten een factor zijn bij die afweging. Dat hoort bij het respectvol met elkaar omgaan. Een respectvolle vorm van cliëntparticipatie zit in de werkwijze maar ook in de samenstelling. Het college heeft eerder aangegeven dat hij het Gehandicapten Overleg Lelystad zou opnemen in het platform. Dit is niet gebeurd. Daarom hebben wij een amendement daarover ondersteund. Over de vraag of er ook nog individuele cliënten in het platform moeten worden opgenomen, daarvan vindt mijn fractie dat op zich ervaringsdeskundigheid wel gewenst is, maar individuele cliënten dragen het gevaar in zich dat er individuele belangenbehartiging wordt gevoerd. In dat geval denken wij eerder aan de mogelijkheid om ex-cliënten op te nemen. We denken dat de verordening daarvoor ruimte biedt. De heer Van Veluwen: Mijnheer de voorzitter. Vanavond staan de kadernota en de daarbij behorende verordeningen van de Wet Werk en Bijstand op de agenda. In de diverse raadscommissies maar ook daarbuiten is de WWB ruimschoots ter sprake geweest. Er is veel over de WWB gezegd, er valt veel over te zeggen en er zal nog veel over gezegd worden. Vanavond beperken wij ons tot de hoofdlijnen. Hoofdlijnen zijn voor ons de grote financiële verantwoording met de bijbehorende beleidsvrijheid van het college, maar in het bijzonder de verantwoording van de gemeenteraden.
2004
N 81
Een direct gevolg van de WWB is dat in de praktijk meer gedaan moet worden met minder geld. Onze fractie is met het college van mening, dat er bij dit gegeven beleidskeuzes gemaakt moeten worden. Voor de ChristenUnie zijn er twee belangrijke uitgangspunten die zo lang mogelijk moeten blijven staan. Ten eerste zijn wij van mening dat in beginsel iedere bijstandgerechtigde gebruik moet kunnen maken van het reïntegratietraject op maat, zoals de wetgever dat bedoeld heeft. De praktijk is echter nu al weerbarstig. De uitvoering van de WWB komt nu reeds onder druk te staan door de beperkte financiële middelen, maar ook de reserve die wordt genomen als het gaat om te verwachten risico’s. Hierdoor richt men zich nu hoofdzakelijk tot de nieuwe instroom die financieel gezien het beste past, maar niet aan iedere bijstandgerechtigde recht doet. Ook is de verhouding sociale activering/reïntegratie naar onze mening uit balans. Het tweede punt onzerzijds komt meer tot uiting in de verordeningen en heeft te maken met de spanning die kan ontstaan tussen enerzijds het aanvaarden van een zorgtaak en anderzijds de aanvaarding van werk. Zo kan het uitvoeren van zorgtaken, zoals het verlenen van mantelzorg of het alleen opvoeden van kleine kinderen, een belemmering vormen voor het aanvaarden van werk. Wij roepen het college dan ook op in de nog op te stellen beleidsplannen hiermee ruimhartig om te gaan en zonodig van het reïntegratietraject af te zien. Eén en ander wel binnen de bandbreedte van de WWB. Om dit te ondersteunen dient de Christenunie samen met GroenLinks, Leefbaar Lelystad, de SP en het CDA een motie in. Motie 6 "De raad van de gemeente Lelystad in vergadering bijeen d.d. 12 februari 2004. Gelezen: De Verordening Activering en Reïntegratie Lelystad no. 2771-6 Overwegende: Dat in artikel 2 lid 4 van de verordening voor het college de mogelijkheid wordt geopend tijdelijk af te zien van het aanbieden van een voorziening wanneer daar in individuele gevallen dringende redenen voor zijn. Van oordeel: Dat het uitvoeren van zorgtaken zoals het verlenen van mantelzorg en het alleen opvoeden van kleine kinderen een belemmering kunnen vormen voor het aanvaarden van werk. Spreekt uit: Dat van het college verwacht wordt dat in de nog op te stellen beleidsplannen voor de uitvoering van de verordening met het gegeven oordeel nadrukkelijk rekening wordt gehouden. En gaat over tot de orde van de dag.” (Motie 6 is ingediend door de fracties van de Christenunie, GroenLinks, Leefbaar Lelystad, de SP en het CDA)
De heer Benedictus: Mijnheer de voorzitter. De VVD-fractie vertrouwt erop, dat we er met deze WWB uiteindelijk in zullen slagen zoveel mogelijk mensen die langs de kant kwamen en komen te staan, zo spoedig mogelijk weer actief en constructief aan het maatschappelijk verkeer deel te kunnen laten nemen. We kunnen dan ook instemmen met de in de kadernota geduide hoofdlijnen van beleid. We spreken onze waardering uit voor het vele werk dat reeds is verzet. We zien met belangstelling uit naar de aangekondigde beleidsnotities en beleidsregels als vermeld op de pagina’s 13 tot en met 16.
2004
N 82
Wel hebben wij de volgende opmerkingen en vragen. De nieuwe benadering "work first”, vergt naar onze mening zoveel mogelijk een naar de letter van de wet consequente en gerechtvaardigde aanpak, aangestuurd door een versterkt hierop gericht management. We gaan ervan uit, dat de sector Sociale Zaken ook na het vertrek van de huidige interim-directeur hiervoor voldoende is toegerust. We willen dit echter graag door het college bevestigd zien. Ter beperking van de instroom zijn wij van mening dat samenwerking tussen CWI en gemeente een absolute noodzaak is. Wanneer kunnen we de aangekondigde notitie verwachten? Ter bevordering van de uitstroom stemmen wij in met de voorgestelde doelgroepbenadering, oprichting van een detacheringbedrijf enzovoort. We vragen ons wel af of we met de aangekondigde maatregelen voldoende werk zullen vinden of zullen genereren. Heeft het college nog aanvullende zaken in petto wat dat betreft? Wij onderschrijven het belang van een regelmatige, scherpe monitoring en vragen ons af wanneer wij de aangekondigde notitie te dien aanzien kunnen tegemoet zien. Voor wat betreft de verordeningen zal duidelijk zijn dat we daarmee kunnen instemmen. Wij kijken zoals ik eerder heb opgemerkt, met belangstelling uit naar de aangekondigde beleidsnotities en beleidsregels. Moties hebben wij niet, noch amendementen. De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. Ik wil graag beginnen met een opmerking vooraf. Twee jaar geleden zijn er afspraken gemaakt dat de voorzitters van de commissies onafhankelijk zouden zijn. Voor de Inwonerspartij was een bevestiging daarvan het tegemoetkomen in onze wens dat voorzitters geen lid zijn van een commissie. De weg die het CDA met de verkiezing van mevrouw Zantingh nu is ingeslagen, staat haaks op de gemaakte afspraken, zorgt voor onduidelijkheid naar de burger en mijn fractie is van mening dat we hiermee de verkeerde weg zijn ingeslagen. Ik verzoek dan ook de voorzitter van het presidium dit op de volgende vergadering van het presidium aan de orde te stellen en met de resultaten terug te komen in de commissie Bestuur. De voorzitter: Het staat op de agenda van het presidium voor aanstaande maandag. De heer Ongering: Dank u. Niettegenstaande hetgeen ik heb gezegd, vond ik het betoog van mevrouw Zantingh dermate duidelijk, dat ik daaraan weinig kan toevoegen. Zij heeft het beter gedaan dan ik het had kunnen doen. De heer Verhoef: Mijnheer de voorzitter. Dat het financieel minder gaat, is voor het kabinet een gemakkelijke kapstok om er het probleem aan op te hangen. Zij hebben een probleem en schuiven dit de gemeenten in de schoot. Ook wij in Lelystad werden hiermee per 1 januari 2004 geconfronteerd. Door de uitvoering van de WWB naar de gemeenten te verschuiven, bestaat de mogelijkheid dat er landelijk verschillen tussen de diverse gemeenten gaan ontstaan. Het principe "work first” is voor hen die werken kunnen een normaal gegeven. Dat extra inspanningen nodig zijn om mensen aan werk te helpen, denk daarbij aan reïntegratie, is dan ook van groot belang. Opdat mensen hun medewerking geven om aan het werk te komen, dient er ook aangesproken te worden. Want de gedachte van iemand die werken kan: "Ik word al moe als ik het woord werken hoor”, is uit den boze. Deze mensen verdienen geen uitkering maar werkschoenen. Deze mensen maken het voor degenen die werkelijk gedwongen zijn om een aanspraak te doen op de WWB, een probleem. De opmerkingen die ik specifiek wilde maken, zijn perfect verwoord door mijn collega mevrouw Van Selm. Daarom hebben wij de moties en amendementen van zowel GroenLinks als de ChristenUnie ondertekend.
2004
N 83
De voorzitter schorst de vergadering. De voorzitter heropent de vergadering. Wethouder Bootsma: Mijnheer de voorzitter. Ik zal proberen de hoofdlijnen, de rode draad in het verhaal, vast te houden en niet verzeild te raken in details en in zaken die puur de uitvoering betreffen. Voor ons ligt een kadernota die de implementatie van de WWB in Lelystad regelt. Een belangrijk moment. Immers door de invoering van de WWB heeft de rijksoverheid wat betreft het bijstandsdossier zich op grote afstand geplaatst van gemeenten. Gemeenten hebben nu de beleidsvrijheid gekregen waarvoor ze al jaren hebben gestreden. Geschrapt zijn de vele voorschriften, verplichte rapportages en strikte controle door de rijksinspectie. U als gemeenteraad bent nu in de positie gekomen om kaderstellend en controlerend het college te stimuleren bij de uitvoering van deze wet. Bij deze beleidsruimte horen ook de financiële risico’s die wij als gemeente nu zelf moeten dragen. Kunnen wij nu blij zijn voor de gemeenten met deze nieuwe wet? De nadruk die deze wet legt op arbeid spreekt mij vanuit mijn achtergrond wel aan. Werk betekent voor mensen de mogelijkheid om zich te ontwikkelen tot onafhankelijkheid en zelf zorg te dragen voor de noodzakelijke en aangename middelen van bestaan. Wij verwachten dan ook van iedereen die kan werken, dat hij of zij door arbeid een bijdrage levert aan onze samenleving. Toch moeten we ons de vraag stellen of we blij kunnen zijn met deze nieuwe wet op dit moment. De invoering van de wet gaat gepaard met grote bezuinigingen op het terrein van gesubsidieerde arbeid en het minimabeleid. Wat schiet de gemeente op met deze grotere beleidsruimte? Beleid uitvoeren kost geld en door de grootschalige bezuinigingen die de rijksoverheid ons oplegt in de sfeer van gesubsidieerde arbeid en minimabeleid, is een deel van het gereedschap ons reeds uit handen genomen. U hebt als conditie willen stellen, dat niemand er op achteruit zou gaan. Ik heb u dat niet kunnen en niet willen beloven. We kunnen als gemeente niet repareren wat de regering en de Tweede Kamer teweegbrengen. De afgelopen negen maanden hebben u en in het bijzonder de commissie Werk en Welzijn zich intensief moeten inwerken in dit complexe dossier, hetgeen nog complexer werd door eerder genoemd proces binnen de afdeling Sociale Zaken. Na een aantal voorlichtingsbijeenkomsten over de WWB hebben we u onze visie voorgelegd over de strategische uitgangspunten met betrekking tot de lokale sociale zekerheid. Vervolgens hebben we u de Kadernota WWB en de nota Gevolgen nieuwe financieringssystematiek WWB voorgelegd en een vijftal verordeningen daarbij. De besluitvorming rond dit pakket hopen we vanavond af te ronden. Het tempo waarmee de sociale zekerheid wordt hervormd ligt hoog. Ik ben het niet eens met de opmerking van het CDA, dat wij niet tijdig de raad dan wel de commissie bij het hele proces hebben betrokken. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de WWB. Het college heeft dan ook kort voor het kerstreces een aantal beleidsregels vastgesteld die het mogelijk maken voor de sector Sociale Zaken om de uitvoering van de WWB met ingang van 2004 goed ter hand te nemen. Deze beleidsregels hebben we voor u ter inzage gelegd. Naast het minimabeleid waarop we binnenkort middels een aparte nota zullen terugkomen, rest ons wat het WWB-dossier betreft nog een voorstel op welke wijze wij u zullen faciliteren in uw rol van monitoring en verantwoording bij de uitvoering. Om zoveel mogelijk aan te sluiten op de reguliere planning and controlcyclus, zullen wij waar mogelijk hierin aansluiten, maraps, jaarrekening, buraps et cetera. U kunt hierover in april van het college een voorstel verwachten.
2004
N 84
Voorts zullen wij u faciliteren uw kaderstellende rol te nemen door u jaarlijks het beleidsplan Sociale Zekerheid Lelystad voor te leggen. Er ligt een aantal moties of amendementen van deze strekking voor. In deze beleidsplannen wil ik met u concrete meetbare doelstellingen afspreken over de invulling van het arbeidsmarktbeleid en de sociale zekerheid in Lelystad. In deze beleidsplanning wil ik met u concrete afspraken maken over de doelgroep die wij met extra aandacht zullen benaderen. Dit jaar, heb ik de commissie verteld, zullen we ons voornamelijk richten op de nieuwe instroom en op de bestrijding van de groeiende jeugdwerkloosheid. De doelgroepenbenadering kan echter niet betekenen, dat wij bijvoorbeeld alleenstaande ouders met jonge kinderen collectief kunnen ontheffen van de toeleiding naar werk. Het wordt dus maatwerk, toegesneden op de individuele omstandigheden van de cliënt. Dat geldt eveneens bij zorgtaken. Met het vaststellen van de Kadernota Wet Werk en Bijstand gemeente Lelystad omarmen we het principe "work first”. We hebben bijna alle personen die een gesubsidieerde baan hebben, in dienst genomen bij de Stichting RTO, ons detacheringbedrijf. Deze stichting zal de komende jaren worden uitgebouwd tot het detacheringbedrijf van deze regio. Daarbij kunnen werkzoekenden die niet geheel op eigen kracht werk kunnen vinden, een steun in de rug krijgen op weg naar een plek op de reguliere arbeidsmarkt. Ik zeg hierbij nadrukkelijk dat zorgvuldigheid, kwaliteit, effectiviteit en maatwerk de sleutelbegrippen moeten zijn. Dit in antwoord op vragen van onder andere de heer Teunissen. Het zal altijd gericht moeten zijn op de individuele mogelijkheden en beperkingen van de cliënt. Doel is duurzame uitstroom uit de uitkering door middel van het voorbereiden en redigeren van een reguliere arbeidsplaats op de arbeidsmarkt. Als ons detacheringbedrijf te zijner tijd werkelijk staat, verwachten wij gericht alle doelgroepen systematisch te kunnen toevoegen. Hiervoor zal het detacheringbedrijf de regio in moeten om detacheringplekken te vinden. Plaatsing in het detacheringtraject zal niet voor iedere cliënt zinvol zijn. Vaker dan in het verleden zal gestreefd moeten worden hiervoor het WSW-instrumentarium in te zetten. De WWB plaatst de sociale activering in een nieuw kader. Daar waar in het verleden sociale activering een doel op zichzelf werd, hebben we nu met elkaar sociale activering te gebruiken als onderdeel van het traject op weg naar een duurzame participatie op de, bij voorkeur reguliere, arbeidsmarkt. De bijstand was en blijft het sluitstuk van de sociale zekerheid. Onze inzet moet zijn dat burgers van Lelystad die een beroep doen op inkomensondersteuning van de gemeente, weer zo snel mogelijk zelfstandig voor hun inkomen kunnen zorgen. Liefst op een reguliere arbeidsplaats. Bij de voorbespreking in de commissie Werk en Welzijn heeft een aantal leden erop aangedrongen extra nazorg voor cliënten in te zetten. Een eenvoudige rekensom leert, dat het financieel gezien een kostbare aangelegenheid is. Terughoudendheid bij het verstrekken van nazorg heeft echter niet alleen een financiële achtergrond. Er is ook een principiële reden. Als mensen weer een reguliere baan hebben, moet je je als overheid ook durven terug te trekken. Het is beter dat men zich bij een vakbond aansluit, dan dat we een lijntje naar de Sociale Dienst openhouden. In onze contracten met de reïntegratiebedrijven heeft nazorg een plek gekregen. Er zit in de contracten met de bedrijven een financiële prikkel om duurzame uitstroom te stimuleren. Onder duurzame uitstroom verstaan wij dat de cliënt meer dan zes maanden een reguliere arbeidsplaats heeft. Alleen dan kunnen reïntegratiebedrijven hun volledige vergoeding declareren bij de gemeente. Hoe men dit invult, moet naar mijn mening niet onze taak zijn. Het is een taak van het reïntegratiebedrijf. De financiële prikkel is er, de mogelijkheden zijn er en meer moeten wij daaraan niet willen doen.
2004
N 85
De budgetten van de WWB bestaan uit twee delen. Een niet geoormerkt inkomensdeel en een geoormerkt werkdeel. Het feit dat het inkomensdeel niet geoormerkt is, betekent dat eventuele overschotten gebruikt zouden kunnen worden ter dekking van andere voorgenomen algemene uitgaven. Dit is naar onze opvatting ongewenst. In de nota Gevolgen nieuwe financieringssystematiek WWB is aangegeven, dat het wenselijk geacht wordt eventuele overschotten op het zogenaamde inkomensdeel te reserveren om tekorten in de toekomst te kunnen opvangen. Op basis van de huidige berekeningen en rekening houdend met het huidige budgetteringssysteem houdt de gemeente Lelystad in 2004 een gering bedrag over op haar inkomensdeel. Definitieve budgetten worden vastgesteld in september 2004 op basis van de landelijke ontwikkelingen bij de uitkering. Wanneer Lelystad afwijkt van de landelijke gemiddelden kan een hoog of laag budget worden vastgesteld. Om deze beweging in de budgetten te kunnen opvangen, is het noodzakelijk een risicoreserve te vormen. Naast voornoemde nota’s liggen nu vijf verordeningen voor. Verordeningen zijn als statuten, spelregels. Ze hebben betekenis voor de dagelijkse uitvoeringspraktijk van de werkers. Je haalt ze uit de kast als er conflicten zijn, maar verder is de politieke betekenis beperkt. Toch maak ik kanttekeningen met betrekking tot de verordeningen. De Verordening Cliëntparticipatie vinden we belangrijk. We zijn de afgelopen jaren op zoek geweest om voor de sociale zekerheid een goede formule van cliëntparticipatie te vinden. In deze verordening hebben we de basis gelegd om met cliëntgroepen en hun belangenbehartigers een platform te organiseren waarin wij ons beleid kunnen toetsen. Onze voorkeur gaat er naar uit dat mensen vertrouwen hebben in de organisaties, de belangenbehartigers en zo willen wij de cliëntenparticipatie vormgeven. De Verordening Verhoging en Verlaging algemene bijstand en de Verordening Maatregelen Lelystad zijn in wezen een continuering van bestaand beleid. Wat dit betreft past enige relativering van de nieuwe beleidsvrijheid. 2004 is het nieuwe jaar wat betreft de WWB, maar 1996 gaf ons al de wettelijke basis voor meer nadruk op arbeidstoeleiding. De Reïntegratieverordening en de Fraudeverordening zijn nieuw. Op basis van de landelijke, regionale en lokale ervaringen verwacht ik dat we de komende jaren nog wel aan de Reïntegratieverordening zullen moeten sleutelen. Hoewel als laatste aan de serie verplichte verordeningen toegevoegd, ben ik van mening dat we met de uitwerking van de Fraudeverordening beleidsmatig een compleet pad voor ogen hebben, een samenhangend totaalpakket, waarin misbruik of oneigenlijk gebruik van de voorzieningen van sociale zekerheid bestreden kunnen worden. Maatschappelijk gezien kunnen we met elkaar alleen de vangnetregeling in stand houden als alleen zij die het werkelijk nodig hebben van deze maatschappelijk georganiseerde solidariteit gebruik maken. De communicatie is in de commissiebehandeling een belangrijk punt van bespreking geweest. Telkens is aangegeven te zorgen dat de cliënt op een goede manier geïnformeerd wordt. We zullen dat dan ook doen, alle instrumenten inzettende die ons ter beschikking staan. We hoorden een suggestie dat via de diverse wijkposten een en ander kan worden gedaan. Ik heb een brochure uit Amsterdam, die een aardige manier is om deze nieuwe wetgeving uit te leggen. Ook dit heeft nadrukkelijk onze aandacht. Wat ik graag wil, is jaarlijks concrete afspraken met u maken over de wijze waarop wij de sociale zekerheid en het arbeidsmarktbeleid in Lelystad vormgeven. Wat betreft de uitstroomregeling het volgende. Ik heb u nadrukkelijk geschetst dat de financiële mogelijkheden die wij op dit moment hebben, uiterst beperkt zijn. We hopen positief te kunnen draaien dit jaar. Wij stellen ons daarbij ten doel om te
2004
N 86
komen tot een bepaalde risicovoorziening, omdat we verwachten dat we het in de eerstkomende jaren met wat minder budget zullen moeten doen. Dan kun je je afvragen of een uitstroompremie een middel is om mensen nog meer te activeren. Je moet keuzes maken en het college kiest daar vooralsnog niet voor. De € 550.000 uit het Fonds Werk en Inkomen, welke is meegerekend in de financiële paragraaf, komt niet in mindering van het nieuwe budget. Het was bestaand budget dat we hebben toegevoegd. Ik meen in eerste termijn de vragen voldoende te hebben beantwoord. De heer Jansen: Mijnheer de voorzitter. Ik heb de wethouder slechts twee vragen van de vele gestelde vragen horen beantwoorden. Ik zou graag aan de wethouder willen vragen of hij op de overige vragen wil ingaan. Wethouder Bootsma: Mijnheer de voorzitter. k ben mijn betoog begonnen met uit te spreken, dat ik de rode draad in het verhaal wil vasthouden en wil vermijden om teveel in detail te treden. Ik denk dat ik dat in de twee commissievergaderingen in voldoende mate heb gedaan en daar wil ik naar verwijzen. Ten aanzien van amendement 1 inzake het GOL merk ik op dat hierin is voorzien. Het lijkt me niet nodig om dit amendement toe te voegen. Mevrouw Van Selm: Bent u ze bewust gepasseerd of bent u ze vergeten op te nemen? Wethouder Bootsma: We hebben een aantal organisaties genoemd. Na de inspraakronde van het GOL bij de eerste commissiebehandeling heb ik reeds gezegd dat het een logische toevoeging lijkt. Ik heb dit in de laatste commissie nog een keer gedaan. Daarna heb ik het nogmaals toegezegd. U zult zien dat de GOL deel zal uitmaken van het platform. Op het tweede amendement, over ervaringsdeskundigen, ben ik in mijn verhaal ingegaan. We hebben een groot vertrouwen in de organisaties. Mensen die in de cliëntparticipatie willen meedoen, kunnen zich via deze organisaties aanmelden. Ervaringsdeskundigen / individuele leden hebben niet onze eerste voorkeur. Amendement 3 gaat over het horen van belanghebbenden. Ik kan het niet helemaal overzien, maar volgens mij zit het normaal in het traject. Als er maatregelen dreigen, is er met cliënten overleg. Het is geen enkel bezwaar om dit te toetsen en als het niet zo is in het normale traject, dit nog toe te voegen. Amendement 4 betreft het beleidsplan. Met uitzondering van punt 3, zou ik willen adviseren om dit amendement over te nemen. Dit is precies wat ik u heb toegezegd. Ten aanzien van lid 3 heb ik geschetst wat ons voornemen is voor de monitoring, voor de verantwoording, om de systematiek te volgen die we hier kennen. Het lijkt dan ook overbodig om met jaarverslagen te werken naast de verslagen die we reeds met grote regelmaat uitbrengen, inclusief het jaarverslag. Om dit apart te doen, lijkt me niet verstandig. De heer Teunissen: Dan zendt het college ons toch ten minste één keer per jaar een verslag? Wethouder Bootsma: Het zal meerdere keren per jaar gebeuren, hetzij via buraps of maraps, hetzij in het jaarverslag. We gaan er de definitieve vorm nog aan geven. Ik stel voor dat ik daarmee in de commissievergadering van april terugkom en dat we dit dan definitief invullen.
2004
N 87
Motie 1 over de casemanager is in strijd met de éénloketfunctie die wij nastreven. We gaan er dan weer een loketje bijbouwen. We hebben het CWI. We proberen juist het proces met het CWI en de gemeente goed in elkaar te vlechten. Dan moeten we niet proberen daar een apart loket naast te leggen. Dan schiet je je doel voorbij. Het is wat dat betreft veel te veel uitvoering. Ik weet niet of de raad zich daar nu druk om moet maken. Ik denk dat we dat aan de professionals moeten overlaten. Het college bestuurt en de raad controleert. Zo is naar mijn idee de volgorde. Wij streven er naar om zaken buiten dit huis te plaatsen. Daarom wil ik u deze motie ontraden. Mevrouw Riesenbeck: Er zijn nu al consulenten die zich hiermee bezighouden. Is het dan zo’n probleem om tegen deze mensen te zeggen, dat ze één keer in de zoveel tijd een terugkomgesprek of een tussentijdse evaluatie kunnen verwachten met een cliënt die in een reïntegratietraject zit? Wethouder Bootsma: Het probleem is dat we bezig zijn met een beweging om het hele reïntegratietraject zoveel mogelijk buiten de deur te laten uitvoeren. Wat u hier vraagt is dit voor een deel binnen dit huis te doen. Dit ontraden wij u, omdat het naar onze mening niet past in de trajecten die uitgezet worden. Ten tweede betreft het uitvoering. Ga in de uitvoering een klein stukje terug. Laten we het inrichten zoals u het wil inrichten en controleer het daarna vooral goed. De heer Jansen: Wat vindt de wethouder van de verantwoordelijkheid met betrekking tot het uitbesteden van het reïntegratietraject? Vindt u dat een verantwoordelijkheid die je overdraagt aan degene die het uitvoert, of is het een bestuurlijke verantwoordelijkheid? Wethouder Bootsma: De regie en de verantwoordelijkheid draag je nooit over. Motie 2 vraagt om een substantieel deel van het reïntegratiebudget te besteden aan trajecten met sociale activering. Naar onze mening is deze motie overbodig, want wij doen dit namelijk al. We besteden al ongeveer 30% van het beschikbare geld voor reïntegratie aan sociale activering. Naar mijn mening hoeft dat niet in een motie te worden bekrachtigd. Ten aanzien van motie 3, over terugkomgesprekken, heb ik u gezegd hoe het op dit moment geregeld is, ook in de contracten met de reïntegratiebedrijven. Het is dus in feite geregeld. Moeten wij ons nu bemoeien met de manier waarop men dat doet? Daarop is het antwoord van het college: nee. Dus wij willen de motie ontraden. Ik denk dat motie 4, over het vaststellen van beleidsplannen in een raadsvergadering, overbodig is geworden. Wat het college betreft is motie 4 akkoord. Ten aanzien van motie 5, over het verstrekken van premies, wil ik aangeven dat we ervoor hebben gekozen om niet voor premiemodellen te kiezen. Inspanning om aan het werk te komen, is toch het minste wat je van een cliënt kunt verwachten. Mevrouw Van Selm: Het vrijlatingbeleid valt in de terminologie van de WWB ook onder premiebeleid. Ik heb in de toelichting op deze motie aangegeven dat het vooral gaat om het korten van bijverdiensten op de uitkering. Wethouder Bootsma: Ik kom hierop in de tweede termijn terug. Motie 6, over zorgtaken, is een sympathieke motie. We worden hierin echter door de wetgever behoorlijk belemmerd. Ik denk dat het per geval bekeken moet worden. Het
2004
N 88
zal altijd als eement bij de beoordeling betrokken worden. Er wordt gevraagd om ruimhartigheid. Ik wil toch waarschuwen voor een te ruim ruimhartig beleid. Ik wijs daarbij op het beschikbare budget. Het zal naar het oordeel van het college in de huidige situatie met de huidige wetgeving geen vanzelfsprekendheid moeten zijn. In die zin raadt het college deze motie af. In tweede termijn Mevrouw Van Selm: Mijnheer de voorzitter. Ik wil een oproep doen aan de fracties van de PvdA en het CDA, omdat zij aangeven met belangstelling uit te kijken naar de beleidsregels, om nu de gelegenheid te nemen om wat kaders te stellen en om serieus te kijken naar de ingediende moties in plaats van naar voren te schuiven en af te wachten tot een nadere invulling. Naar onze mening hebben beleidsplannen, die jaarlijks worden vastgesteld, vaak meer het karakter van beleidsplanningen; over de vraag wat we het komende jaar gaan uitvoeren. Mevrouw G.J. de Jong: Mijnheer de voorzitter. Volgens mij hebben wij een tijdje terug de uitgangspunten besproken, liggen nu de kaders voor en krijgen wij straks de uitwerking. Een voorbeeld van zo’n uitwerking zou bijvoorbeeld voor mijn fractie zijn, de aandacht voor de doelgroep 57^-plussers, wanneer zij door omstandigheden niet meer in het werkproces mee kunnen draaien. Als een dergelijk persoon niet meer hoeft mee te draaien, dan hoeven daarvoor ook geen administratieve handelingen meer verricht te worden. Dit betekent dat een doelgroep dan opzij wordt gezet. Je geeft aan je te willen beperken tot de mensen die kunnen werken. Daarmee maak je ruimte voor mensen die juist heel graag van die rechten gebruik willen en kunnen maken. Mevrouw Zantingh: Mijnheer de voorzitter. De CDA-fractie dankt de heer Bootsma voor de antwoorden die hij heeft gegeven op vragen en opmerkingen uit de commissie. We zouden echter ook graag antwoord krijgen op een aantal vragen die hier vanavond zijn gesteld. Ik zal er twee herhalen. Allereerst heeft mijn fractie gevraagd in hoeverre de afdeling nu klaar is voor de implementatie en de uitvoering van de WWB. De tweede vraag was: in de Kadernota wordt gesproken over overleg met het CWI. Deze efficiënte samenwerking met het CWI is naar het oordeel van de CDA-fractie cruciaal. Ik zal dan ook graag van de wethouder horen hoe op dit moment de stand van zaken is met betrekking tot dat overleg met het CWI. Ik kom nog even terug op de amendementen. Amendement 1 is duidelijk. Amendement 2 zal niet gesteund worden door de CDA-fractie. Ik heb in eerste termijn aangegeven, dat wij nadrukkelijk kiezen voor belangenorganisaties. Dat verklaart waarom wij dit amendement afwijzen. Van amendement 3 is gezegd dat wordt getoetst of het in de praktijk gebeurt. Zo niet, dan neemt het college dit amendement over. Graag worden wij daarover op een later tijdstip door de wethouder geïnformeerd. Met betrekking tot amendement 4 is door de wethouder gezegd, dat dit overgenomen wordt met uitzondering van punt 3. Volgens mij spreken de wethouder en ik elkaar op dat punt niet tegen. Met betrekking tot de verschillende moties is het duidelijk dat wij de motie die wij mede hebben ondertekend, ruimhartig ondersteunen. De zorgtaak is de enige motie die wij kunnen steunen. De andere moties steunen wij niet.
2004
N 89
De heer Teunissen: Mijnheer de voorzitter. Ik beperk mij tot een soort stemverklaring ten aanzien van de moties en amendementen. Van amendement 2 wil ik aangeven, dat wij op zich ervaringsdeskundigheid belangrijk vinden, maar het gevaar van individuele belangenbehartiging zien wij wel. Wij denken dat de verordening zoals deze er op dit moment staat, voldoende uitdraagt om de witte zetels op te vullen met ervaringsdeskundigen, bijvoorbeeld excliënten. Ten aanzien van amendement 4 wil ik uitleggen waarom ook ik denk dat wij de wethouder niet tegenspreken in dat verband. Het college doet eenmaal per jaar aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. De wethouder heeft aangegeven dat het college voornemens is dit ook te gaan rapporteren via de gebruikelijke kanalen. Ik denk dat dit elkaar niet tegenspreekt. Motie 1 betreft het aanwijzen van een casemanager. Ik vind dat de afdeling goed aandacht moet hebben en toegankelijk moet zijn voor mensen die een reïntegratietraject doorlopen. Ik ben het met het college eens dat we ons hier op het pad van de uitvoering begeven. Ik verwacht wel dat daarover iets wordt gezegd in het beleidsplan. Motie 2 legt de wethouder uit als een overbodige motie, maar ik kan het met evenveel recht uitleggen als ondersteuning van zijn huidige beleid. Daarom vraag ik mij af waarom de wethouder toch vasthoudt aan "overbodig”. Motie 5 betreft het premiebeleid. Gehoord de toelichting die mevrouw Van Selm heeft gegeven, dat het hier niet zozeer gaat over het toekennen van een premie, maar het vrijlaten van verdiensten, willen wij deze motie ondersteunen. Motie 6 zullen wij niet ondersteunen. We hebben in de commissie veel discussies gevoerd over de manier waarop je zou moeten omgaan met personen in bepaalde situaties. Ik denk dat het uiteindelijk terecht komt bij individueel maatwerk. De heer Van Veluwen: Mijnheer de voorzitter. Wij achten de kadernota, de verordeningen en de moties voldoende om tot besluitvorming over te gaan. Ik heb een vraag over amendement 3, het horen van belanghebbende. Daarin staat: de vereiste spoed verzet zich hiertegen. Wat wordt hiermee bedoeld? In mijn beleving hebben spoed en horen van belanghebbende geen relatie met elkaar. Mevrouw Zantingh: Het principe is dat de belanghebbende wordt gehoord, maar dat in situaties waarin spoed wordt geëist, van het horen van belanghebbende kan worden afgezien. Er zijn dergelijke situaties denkbaar. De heer Van Veluwen: Ik vind dat je iemand altijd kan horen. Er is toch geen reden om dat niet te doen? Mevrouw Zantingh: Er zullen altijd situaties zijn waarin werkelijk spoed wordt gevraagd. Ik denk dat je in die situaties de ruimte moet hebben om een belanghebbende niet te horen. Ook in de Wet op het bestuursrecht wordt gewezen op de uitzondering bij spoedeisende situaties. De heer Benedictus: Mijnheer de voorzitter. Wij maken ons wat zorgen over het vertrek van de interim-directeur. Ik heb dit impliciet gezegd in mijn eerste termijn. Hoe denkt het college hierover? Wij moeten daar een sterk management hebben om deze wet consequent uit te kunnen voeren. Ik heb daarnaast dezelfde vraag als het CDA over de samenwerking tussen CWI en gemeente, om de instroom zoveel mogelijk en zo snel mogelijk te beperken. Is het college van mening dat wij met het huidige instrumentarium voldoende werk kunnen genereren?
2004
N 90
Voorts willen we graag weten wanneer wij een verantwoording tegemoet kunnen zien, een monitoring van de effecten van deze regeling. Motie 1 niet akkoord. Ten aanzien van motie 2 heeft de wethouder in grote lijnen de bezwaren beargumenteerd. Daarmee zijn wij het grotendeels eens. Motie 3 en 4 zijn akkoord. Motie 6 niet akkoord. Amendement 1 akkoord. Amendement 2 niet akkoord, niet nodig. Amendement 3 akkoord. Over amendement 4 delen wij de opvatting van het college. De heer Ongering: Mijnheer de voorzitter. De wethouder had dit betoog als achterliggend stuk aan de raad kunnen overhandigen. Het is het oplezen van een van tevoren geschreven stuk en gaat nauwelijks in op de vragen. De opmerking dat een en ander in commissies is behandeld en daarmee niet in de raad behoeft te worden beantwoord, is ongehoord. De kwaliteit van dienstverlening van Sociale Zaken is zeer afhankelijk van het aantal personeelsleden. De wethouder heeft ons in het verleden een aantal keren verzekerd, dat het ziekteverzuim op 8% lag en naar beneden was gegaan. We hebben hier een stuk van de ondernemingsraad. Daarin staat dat het huidige cijfer voor 2003 op 11% staat. Dit is in tegenspraak met datgene wat de wethouder ons heeft gezegd. We zouden graag willen weten wie van beide partijen gelijk heeft. Over detachering is een aantal keren gesproken. Als dit betekent detachering van voormalige Melkert-banen, dan is dit meer een subsidiëring van arbeidsplaatsen. Dit kan betekenen dat de overheid, in casu deze gemeente, zichzelf subsidieert. Wij willen graag weten of onze gemeente mensen heeft aangemeld voor de nieuwe regeling van minister De Geus, die voor elke ID-baan die tot een normale baan wordt getransformeerd, een subsidie van € 17.000 beschikbaar heeft gesteld. Motie 1, 2, en 3 niet akkoord. Motie 4 akkoord. Motie 5 en 6 niet akkoord. Amendement 1 en 2 akkoord. De amendementen 3 en 4 hebben wij mede ingediend, dus dat is uiteraard akkoord. Wethouder Bootsma: Mijnheer de voorzitter. Ik heb in eerste termijn de beantwoording vooral gebaseerd op de signalen die in de commissies zijn afgegeven en de vragen die daar prominent aanwezig zijn geweest. Ik heb geprobeerd een aantal vragen die daaraan zijn toegevoegd, mee te nemen. Toch blijkt dat ik wat vragen ben vergeten. Ik vraag me af welke vragen van de heer Ongering ik niet beantwoord zou hebben. Als ik de vragen zie die hij heeft gesteld, dan is er geen één van toepassing op hetgeen we vanavond bespreken. GroenLinks heeft het met nadruk over de kadernota in relatie tot de verordeningen, hetgeen uiteindelijk moet leiden tot een beleidsplan. Ik heb aangegeven dat een dergelijk plan rond de zomer klaar zou kunnen zijn. Daarin willen we de vertaling geven van hetgeen we ruim in de verordeningen hebben meegenomen. We zien de kadernotitie als het kader, de verordeningen als de spelregels en op basis daarvan vullen we het beleid verder in. Dan komen uiteraard ook andere doelgroepen aan de orde. Het is niet zo dat wij groepen uitzonderen van reïntegratietrajecten. Integendeel. Ik hoorde in de eerste termijn de opmerking dat de instroom al een dergelijke differentiatie van mensen tot de arbeidsmarkt bevat, dat in feite alles al bij elkaar zit. Dat is zo. Het eerste jaar is een duidelijk overgangsjaar, waarin we nog allerlei stappen moeten maken. Als je nu direct alles op je nek wilt nemen, dan verzeker ik u dat het mis gaat. Dat moeten we niet willen.
2004
N 91
Vanavond is een belangrijk moment omdat we op basis van besluitvorming van vandaag verder kunnen met de uitwerking van diverse zaken. Ik denk dat we kort na de zomervakantie werkelijk gaan werken volgens de WWB. We gaan niet alle kaartenbakken op een hoop gooien en iedereen direct onderbrengen. Dat zal in een proces van geleidelijkheid gaan. U krijgt daarin alle ruimte om de door u genoemde doelgroepen een goede plek te geven, zo zij deze vanuit het college al niet krijgen. Laten we niet alles tegelijk doen. Begin met de instroom. Richt je vervolgens in eerste instantie op de jeugdwerkloosheid. Wij gaan in de loop van het verdere traject met elkaar nader invullen wie op welk moment aan de beurt komt. Hiermee heb ik naar mijn mening de PvdA-fractie voldoende geantwoord. Het CDA vraagt of de afdeling er klaar voor is. U weet dat het proces van verandering, van reorganisatie op de afdeling behoorlijk op streek is. We zijn nu in de fase van implementatie. We moeten zorgen, als we deze bulk werk over ons heen krijgen, dat de afdeling er klaar voor is. We zullen niet, als de afdeling de zaak niet aankan, het hele verhaal daar neerleggen met alle risico’s van dien. Uiteraard moet de afdeling klaar zijn. We werken er hard aan. Ook de interim-directeur probeert de organisatie goed op orde te hebben op het moment dat de nieuwe bulk behandeld gaat worden. Overleg met het CWI past daar volledig in. We zijn druk bezig om de werkprocessen goed op een rij te zetten. Op de kwaliteit van de dienstverlening en het ziekteverzuim wil ik op een ander moment ingaan. Dat lijkt me het moment van de toegezegde verslaglegging aan de raad. Wat betreft de gesubsidieerde arbeidsplaatsen is de aanvraag richting ministerie gegaan. U zult begrijpen dat daarover druk wordt gesteggeld, omdat het toch een wat onverwachte werkwijze was voor het ministerie. De aanvraag is ingediend, de toewijzing hebben we nog niet. Ik zal u daarvan op de hoogte houden. Ten aanzien van hetgeen is aangegeven in motie 5 heb ik een en ander laten nakijken. Het gaat hier om de vrijlatingregeling. Dit is bij wet geregeld. Wij hebben in het kader van vrijlating geen beleidsvrijheid. Dit betekent dat hetgeen in deze motie wordt gevraagd, wettelijk niet kan. Mevrouw Van Selm: Wat in de motie wordt gevraagd, is wel hetgeen wordt toegepast door de gemeente Lelystad en ook in folders wordt verspreid. De vraag is of het in de verordeningen opgenomen wordt en niet in het armoedebeleid, zoals wordt aangekondigd in het stuk dat gaat over de beleidskeuzes. Wethouder Bootsma: We kunnen hier nog even over doorpraten, maar ik ga ervan uit, dat het wettelijk niet kan. Mevrouw Van Selm: Ik wil de motie aanhouden en u vragen om hem in de volgende raadsvergadering in stemming te brengen. De voorzitter: Akkoord. Motie 5 wordt aangehouden. De heer Ongering: Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag. De wethouder heeft gezegd dat het een nieuwe regeling is, maar het is een regeling van eind 2002. Hij heeft dus meer dan een jaar de tijd gehad om hierop te reageren. Bovendien heb ik nog niet gehoord hoeveel aanvragen er gedaan zijn. Wethouder Bootsma: Uitstroompremie is € 17.000. Deze regeling bestaat zelfs al langer. Wij spreken hier over het verhaal van de overheveling naar het Concern voor werk. Die aanvraag is ingediend.
2004
N 92
De voorzitter: Ik stel voor dat we het debat sluiten en overgaan tot besluitvorming. Mevrouw G.J. de Jong: Mijnheer de voorzitter. Ik heb de behoefte om namens de PvdA een stemverklaring af te leggen. De voorliggende nota beschouwen wij als kadernota en gaan dus vanavond niet op de uitwerking in. Wij zullen bij alle moties en amendementen tegenstemmen. Amendement 1 is aangenomen met 20 stemmen vóór en 9 stemmen tegen. Amendement 2 is verworpen met 23 stemmen tegen en 6 stemmen vóór. Amendement 3 is aangenomen met 16 stemmen vóór en 13 stemmen tegen. Amendement 4 is aangenomen met 19 stemmen vóór en 10 stemmen tegen. Ten aanzien van agendapunt 19, Voorstel tot instemming met de kadernota Wet Werk en Bijstand Gemeente Lelystad, wordt met algemene stemmen besloten conform het voorstel van het college. Ten aanzien van agendapunt 20, Voorstel tot instemming met de beleidskeuzes Wet Werk en Bijstand, alsmede tot vaststelling van een vijftal verordeningen op grond van de Wet Werk en Bijstand en tot intrekking van een drietal verordeningen ten gevolge van het vervallen van de Algemene Bijstandswet, wordt met algemene stemmen besloten conform het voorstel van het college. Motie 1 is verworpen. Motie 2 is verworpen. Motie 3 is verworpen. Motie 4 is verworpen. Motie 5 is aangehouden. Motie 6 is verworpen met 18 stemmen tegen en 11 stemmen vóór.
21.
Voorstel om het advies van de commissie voor de bezwaarschriften over te nemen, aangaande het bezwaarschrift van de Stichting Multiculturele Evenementen tegen het besluit van de raad van de gemeente Lelystad, waarbij is besloten om het resterende bedrag van 20% van de toegekende subsidie voor 2001 niet uit te keren (stuk nr. 2768) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het advies van de commissie voor de bezwaarschriften besloten.
22.
Voorstel tot het uitbrengen van een positief advies voor zendtijdtoewijzing aan de Stichting Radio Lelystad (stuk nr. 2761) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
2004
23.
N 93
Voorstel inzake wijzigingen begroting 2004 (stuk nr. 2776) Zonder beraadslagingen en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van het college besloten.
Gesprek met toehoorders De voorzitter: Wenst iemand op de tribune het woord tot de raad te richten? Ik geef het woord aan de heer Lensen. De heer Lensen: Ik wil bij deze gelegenheid in het kader van de verordeningen en de kadernota de gemeenteraad bedanken voor haar inzet, eenieder vanuit zijn optiek. De voorzitter: Dank u zeer.
De voorzitter sluit de vergadering om 00.40 uur.
Vastgesteld op 8 april 2004.
De raad van de gemeente Lelystad, De voorzitter, De griffier,