Pagina
1 van 37
Verslag van de vergadering van de raad der gemeente Amstelveen, gehouden in het gemeentehuis op 21 maart 2007 om 20.00 uur. Aanwezig: Voorzitter: Wethouders: Griffier: Raadsleden:
Afwezig:
-
de heer mr. J.H.C. van Zanen. de dames J.E.M. Tabak en drs. Y. Tan en de heren J.P.W. Groot, drs. F. Hellendall en R.E. Pols. de heer mr. A.J. Tielbeke (plv.). de dames mr. H. Enschedé-Philippart, M. van Herteryck-Prinsen, mr. P.E. Kirch-Voors, mr. J.A. Koops-Scheele, drs. C.L. de Leur, M.P.M. Lochtenberg, D. Mijksenaar, L. Roos, J.C.E. Tang en mr. E.C. Veenboer; de heren dr. M.J. Alink, mr. J.J. van Bergen, drs. H.J. van den Bergh, mr. J.G. Bulsing, G.F. Dennenbroek, drs. G. Drost, Th.J.H. Houwink ten Cate, D. de Jong, ir. B.L. Jonker, drs. J.C.M. Koot, mr. M.J. Lustenhouwer, drs. A. Maarse, drs. S.E. Mager, mr. C.J. Noomen, R.K. Oord, H.A. Pijnenborg, H.J.W. Raat, drs. P.J.M. Regouin, drs. M.M. Rietdijk, N. Rodrigues Pereira, dr. A.H. Siegmann, drs. R. Smits, drs. A.G.S.M. Veenboer en W.B. Vervenne. de heer J. Siemers EMPM.
Opening.
De voorzitter: Dames en heren, ik open uw vergadering. Ik heet alle aanwezigen van harte welkom, ook de dames en heren op de publieke tribune en de leden van het college. Aan mijn rechterhand zit de heer Ton Tielbeke, onze waarnemend griffier; de heer in ’t Veld is met vakantie. Met uw instemming is de heer Tielbeke vanavond uw griffier. Verhinderd is vanavond de heer Siemers; de heer Siegmann komt iets later. Er zijn twee blaadjes met daarop wijzigingsvoorstellen. Ik trek nu eerst het nummer voor de eventuele hoofdelijke stemming. Dat is nummer 35, raadslid Vervenne. Ten aanzien van agendapunt 6, voorstel wijziging in de gedragscode van de politieke ambtenaar, geldt op voorstel van de fractievoorzitters een spreektijdenregeling van vijf minuten per fractie en tien minuten voor het college. Mondelinge vragenronde ex artikel 34 Reglement van orde. Mevrouw De Leur: Mijnheer de voorzitter. In april 2005 is door de verschillende huurdersraden en de woningcorporaties Woongroep Holland en Sint Lodewijk het sociaal statuut voor Bovenkerk afgesloten. Dit sociaal statuut is mede door de inzet van de gemeente Amstelveen tot stand gekomen. Bij mailbericht van afgelopen maandag is het onze fractie bekend geworden dat de bewonerscommissie van Sint Lodewijk haar taak neerlegt omdat niet aan de afspraak in het sociaal statuut wordt voldaan. Zij noemt daarvoor als voorbeelden het niet-aftoppen van de huur, het opleveren van woningen zonder keukens en geen betaling van de indexatie. De fractie van D66 realiseert zich dat de gemeente in dezen geen formele rol heeft om de gemaakte afspraken af te dwingen, maar ziet voor de gemeente wel een morele rol weggelegd, omdat de gemeente in 2005 van harte heeft meegewerkt om het sociaal statuut tot stand te brengen. Daarom stel ik namens mijn fractie de volgende vragen aan het college. Bent u bekend met het feit dat de bewonerscommissie Sint Lodewijk Bovenkerk haar werkzaamheden heeft neergelegd omdat de afspraken uit het sociaal statuut Bovenkerk niet worden nagekomen? Vindt u dat de gemeente een morele verplichting heeft ervoor te zorgen dat de afspraken uit het sociaal statuut wél worden nagekomen en bent u als college bereid een rol te vervullen om ervoor te zorgen dat deze afspraken worden nagekomen? Zo ja, welke rol ziet u hierin voor uzelf? Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. U vraagt of ik bekend ben met het feit dat de bewonerscommissie Sint Lodewijk en Bovenkerk haar werk heeft neergelegd
Pagina
2 van 37
omdat de afspraken niet worden nagekomen. Ja, ik ben ervan op de hoogte dat de bewonerscommissie dat vindt en dat zij tevens vindt dat de gemeente een morele verplichting heeft. Dat laatste vind ik een beetje ver gaan. Het college voelt zich echter wel betrokken bij wat daar gebeurt, ook als daar problemen zijn. We praten hierover met deze bewonerscommissie. Afgelopen donderdag heb ik nog telefonisch overleg gehad met de secretaris van huurdersraad van Sint Lodewijk, de koepel van de bewonerscommissies. De grootste klacht betreft, zo vertelde hij mij, het sociaal statuut en alles wat daarmee samenhangt, en dat er in de uitvoering geen overleg meer plaatsvindt. Dat is een van de andere dingen die er in de brief staat die mevrouw De Leur noemde. Ik heb vandaag navraag gedaan bij een corporatie en die heeft mij gemeld dat het overleg met een aantal van die onderhandelaars er nog steeds is en dat het oorspronkelijke overlegteam en de klankbordgroep dan wel zijn opgeheven, maar dat er een nieuwe adviescommissie is waarvoor sommige van de oude leden zich hebben gemeld, en dat deze commissie afgelopen maandag nog bij elkaar was. De corporaties hebben mij ook een antwoord gegeven op de concrete klachten die zijn geuit. Die kloppen volgens hen niet. Het beeld is dus wat diffuus. Ik heb datgene uitgezocht wat ik vanmiddag nog kon uitzoeken. Meer kan ik u niet melden. Ik heb echter al gezegd dat ik mij hierbij erg betrokken voel. Ik bied de partijen dus graag mijn diensten aan. Vooralsnog wil ik eerst uitzoeken wat er nu precies aan de hand is. Morgen hebben ambtenaren hierover contact met de corporaties. Bovendien heb ik deze zaak geagendeerd voor het eerste bestuurlijke overleg dat ik over een aantal weken heb. Ik stel voor dat ik u daarover dan informeer. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Ik heb hierbij een aanvullende vraag over wat ons ter ore is gekomen. In Bovenkerk worden zeer hoge prijzen gehanteerd die vele malen hoger liggen dan bij een andere aannemer. Het kan toch niet zo zijn dat wij misschien onderhandelen en het onderste uit de kan halen en dat men dat over de ruggen van de inwoners terugverdient? Ik zou graag willen dat de wethouder ook daar naar kijkt. Mevrouw De Leur: Mijnheer de voorzitter. Ik wacht de informatie van de wethouder verder af. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. De kwalificatie die mevrouw De Roos in de mond nam, is nog even niet de mijne. Maar ik zal ook deze kwestie uitzoeken. De heer Mager: Mijnheer de voorzitter. Vorig jaar ontstond in Amstelveen en in de Amstelveense raad behoorlijk wat onrust over foto’s van Rijkswaterstaat die ten behoeve van de verbredingsplannen voor de A9 waren gemaakt en waarbij men voor het gemak ongeveer de helft van het oude dorp had weggeretoucheerd. Inmiddels is er weer onrust in het oude dorp omdat naar verluidt Rijkswaterstaat is overgegaan tot de aankoop van woningen langs de A9. Ik heb daarom de volgende vragen aan het college. In hoeverre klopt het dat Rijkswaterstaat onderhandelingen voert, of gevoerd heeft, met ten minste vier personen over de aankoop van hun woning langs de A9 in het oude dorp, ten behoeve van het verbredingsplan van de A9 en waarbij inmiddels met één persoon reeds een koopovereenkomst is gesloten? In hoeverre is het college het eens met het door Rijkswaterstaat gevoerde beleid in dezen? Kan het college garanderen dat de aankoop van deze woningen beslist geen opmaat is tot de sloop van woningen ten behoeve van eventuele verbreding van de A9? In hoeverre zijn er afspraken gemaakt over het voorkomen van verloedering door misschien wel langdurige leegstand ten gevolge van de aankoop van woningen door Rijkswaterstaat in het oude dorp? Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. Het klopt inderdaad dat er onderhandelingen zijn tussen Rijkswaterstaat en bewoners die eigenaar zijn van een woning in het oude dorp. In de afgelopen dagen heb ik daarnaar al navraag laten doen. Er zijn tot dusver twee koopovereenkomsten gesloten. Op dit moment worden er onderhandelingen gevoerd met vier andere eigenaren en met de eigenaar van een bouwperceel daar in de buurt. Het beleid van Rijkswaterstaat – en dat vind ik wel erg belangrijk – is er niet op gericht ook actief aan te kopen. Het probleem doet zich immers andersom voor: het zijn namelijk de bewoners en vooral makelaars van bewoners, die Rijkswaterstaat benaderen met het
Pagina
3 van 37
begrijpelijke betoog dat sinds het uitbreidingsplan enkele jaren geleden door het Rijk is uitgebracht, hun woningen minder waard zijn geworden. Rijkswaterstaat probeert dan met hen een regeling te treffen. Zolang Rijkswaterstaat zich daarbij passief opstelt, dat wil zeggen dat men zelf niet actief verwerft, heb ik daar niets op tegen. Nogmaals, ik begrijp die bewoners ook wel. Volgens het onderzoek waarmee de gemeente bezig is, is het niet nodig woningen in het oude dorp te slopen voor de ondertunneling. Ik heb al eerder gezegd dat wij er alles aan zullen doen om sloop van de woningen daar te voorkomen. Tot dusver zijn wij als gemeente zelf niet bij die aankooponderhandelingen betrokken. Ik weet echter dat Rijkswaterstaat de bewoners aanbiedt dat zij drie jaar gratis gebruik mogen maken van de woningen die men koopt. Sommigen zijn daarop ingegaan. Voor directe leegstand hoeft dus niet meteen gevreesd te worden. Verder zullen wij dit heel goed in de gaten houden en bekijken hoe wij hiermee om moeten gaan als dit zich uitbreidt. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Kan de wethouder vertellen om welke huizen het gaat? De heer Mager: Ik dank de wethouder voor zijn reactie. Ik ben blij dat hij de onrust vanuit zijn positie ietwat kan wegnemen. Ik verzoek het college wel de bewoners van het oude dorp actief hierover te informeren, omdat daar die onrust wel degelijk heerst. De mensen daar denken dat dit een voorbode zal zijn van sloop en langdurige leegstand van woningen en dus van verloedering van het oude dorp. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. Tot mevrouw Roos zeg ik: "Dat weet ik niet." Ik denk wel dat ik het wel weet, maar ik kan het even nog niet noemen. Ik moet immers voorkomen dat ik de verkeerde straat en de verkeerde woningen noem. Tot de heer Mager zeg: "Dat vind ik een goed idee. Dat gaan we doen." Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Ik neem aan dat we van de wethouder nog een mailtje krijgen over welke het huizen het hier gaat. De heer Veenboer: Mijnheer de voorzitter: Is dat informatie die de raad zou moeten willen hebben? Het is toch enigszins privacy en ik vraag mij af of dit iets toevoegt. Ik twijfel er dus aan of het wel verstandig is die informatie per mail zo maar te geven. Wethouder Pols: Ik ga geen informatie verstrekken die privacygevoelig is voor betrokkenen. Als ik echter die wijk in moet om de mensen hierover te informeren, dan zal ik ook ergens naartoe moeten.
De voorzitter: Met dit punt zal rekening worden gehouden. 2.
Verslag van de vergadering d.d. 7 februari 2007.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming stelt de raad het verslag van de vergadering van 7 februari 2007 ongewijzigd. 3.
Ingekomen stukken en mededelingen.
Rubriek 1. Voor kennisgeving aannemen. 1. Condoleancebericht van de griffier van de gemeenten Alkemade en Jacobswoude, de heer H. van Leeuwen, naar aanleiding van het overlijden van de heer C.J. Heij. 2. Condoleancebericht van de griffier van de gemeente Ouder-Amstel, de heer L.J. Heijlman, naar aanleiding van het overlijden van de heer C.J. Heij. 3. Condoleancebericht van het bestuur en medewerkers van de Stichting Cardanus naar aanleiding van het overlijden van de heer C.J. Heij. 4. Brief van de rekenkamercommissie d.d. 28 februari 2007 inzake het jaarverslag 2006. 5. Brief van de rekenkamercommissie d.d. 28 februari 2007 inzake het eindrapport Fusietraject zonder commitment, Quick scan fusieproces Regionale Sociale Dienst Amstelveen-Haarlemmermeer.
Pagina
6.
7.
8.
9.
10.
11. 12.
13.
4 van 37
Een door de gemeenteraad van Noordoostpolder aangenomen motie ter ondersteuning van het standpunt van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ten aanzien van de gesloten huishouding van provincies met het verzoek de motie te ondersteunen om het draagvlak te vergroten. Ledenbrief 07/20 van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met informatie over de vernieuwde methode Kernbeleid Veiligheid en het Diagnose-instrument Integrale Veiligheid, twee instrumenten waarmee gemeenten hun integrale veiligheidsbeleid vorm kunnen geven. Brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 8 februari 2007 inzake het rapport Bestuurlijke aansturing van de brandweerzorg; de resultaten van twee onderzoeken. Brief van de provincie Noord-Holland en de Stadsregio Amsterdam d.d. 11 januari 2007 inzake de intensivering van de gemaakte afspraken over de samenwerking tussen de provincie en Stadsregio en de communicatie daarover. Brief van de Nederlandse Kampeerauto Club d.d. 2 februari 2007 waarin verzocht wordt besluiten te nemen zodat het realiseren van Gereguleerde Overnachtings Plaatsen mogelijk wordt. Dit naar aanleiding van de opheffing van de Wet op de Openlucht Recreatie. Brief van Sporting Martinus d.d. 18 februari 2007 met de dringende oproep om de gemeentewerf Amstelveen Noord-west niet te vestigen op het sportpark Overburg. Brief van de Stichting Slachtofferhulp Nederland d.d. 22 januari met informatie over de nieuwe wijze van verantwoording aan alle gemeenten over de toegekende financiële middelen over het jaar 2006. Brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) d.d. 9 februari 2007 met betrekking tot de VNG Agenda 2007 en Uitvoeringsagenda bij het Manifest.
Rubriek 2. Ter afdoening in handen stellen van burgemeester en wethouders. 14. Brief van mevrouw A. Stieglis d.d. 15 februari 2007 met het dringende verzoek de vier, in het bij haar brief behorende rapport van het boomadviesbureau Natura Ingenium genoemde, goede populieren aan Meander niet te kappen. 15. Protestbrief van de Vereniging Amsteloever d.d. 15 oktober 2006 met betrekking tot het steigerbeleid Amsteldijk-Noord, bouw van 17 woningen Oostermeerweg, kassencomplex Meerlanden en de kaasboerderij Amsteldijk 127. 16. Brief van J.W.G.M. Houtman d.d. 8 februari 2007 waarin gevraagd wordt verkeersremmende maatregelen te nemen om de verkeerssituatie rondom de Martin Luther Kingschool te verbeteren. 17. Brief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten d.d. 12 februari 2007 met een algemene reactie en informatie over relevante onderdelen uit het regeerakkoord 2007 voor de gemeenten. 18. Brief van de Stichting Bovenkerkerpolder Natuurlijk en het Actiecomité Golfodrama d.d. 5 februari 2007 met een reactie op het door de raad op 13 december 2007 vastgestelde Milieueffectrapport (MER) Golfodrome Amstelveen met het verzoek de reactie mee te nemen in de inspraakprocedure MER. 19. Brief van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State d.d. 20 februari 2007 met daarbij gevoegd het deskundigenverslag van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening inzake het bestemmingsplan Eerste herziening bestemmingsplan N201. Rubriek 3. Andere manieren van behandeling. 20. Brief van de Land- en Tuinbouw Organisatie Noord, vestiging Haarlem d.d. 16 januari 2007 om bij de besluitvorming over de realisatie van AmstelGroen rekening te houden met diverse zaken en met het verzoek een gesprek over de doorwerking van AmstelGroen op de agrarische bedrijfvoering. De heer Houwink ten Cate: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie stelt het op prijs als de brief van de rekenkamercommissie en het rapport van de rekenkamercommissie ‘Fusietraject zonder commitment’ doorgeleid worden naar de commissie ABN. Wij zouden het ook op prijs stellen als de voorzitter van de rekenkamercommissie in de commissie ABN wil verschijnen om vragen te beantwoorden en een toelichting te geven waar dat nodig is.
Pagina
5 van 37
Wethouder Groot: Mijnheer de voorzitter. Wij voldoen graag aan dat verzoek. De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. Ik wijs op brief 14 over de populieren aan de Meander. Wij vinden het verstandig dat in overleg met de commissie Ruimte, Wonen en Natuur af te handelen. Wethouder Tabak: Mijnheer de voorzitter. Op zichzelf is daartegen geen bezwaar, maar ik geloof dat de brief al de deur uit is. Ik zal nagaan wat ermee aan de hand is. De voorzitter: Die brief komt dus in de commissie RWN. Mevrouw Roos: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil graag nog een aanvulling op de vraag van de heer Houwink ten Cate. Kan die brief ook aan de commissie BNF gestuurd worden? De voorzitter: Dat lijkt mij uitstekend, maar stel ik voor dat dit dan gebeurt op de datum waarop ook de commissie ABN vergadert, zodat dit gezamenlijk in die commissies aan de orde kan komen en beide hierbij betrokken wethouders dan aanwezig kunnen zijn. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Ik had graag dat de brief onder punt 8 van het ministerie van Binnenlandse Zaken over de brandweer ter kennisname van de commissie ABN wordt gebracht. De voorzitter: Dat kunt u ook krijgen. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Voorts willen wij graag de brief over de Bovenkerkerpolder ter kennisname in de commissie RWN hebben. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. Dat is prima. De voorzitter: Op 9 mei is de bijeenkomst over sociale veiligheid. Dat is ter uitvoering van de motie van de heer Houwink ten Cate. Ik roep u van harte op daaraan deel te nemen. 4.
Vaststelling bespreekpunten agenda.
De voorzitter: Ik inventariseer nu over welke agendapunten niet gesproken zal worden. 5. Intrekking Raadsdelegatiebesluit 2003. Vaststellen bouwverordening gemeente Amstelveen 2007 en intrekken bouwverordening 2003. Wijziging Legestabel 2007 vanwege aanpassing rijksvastgestelde tarieven Burgerzaken. Aansluiting bij Gemeentelijke Ombudsman, wijziging Gemeenschappelijke Regeling. 14. Delegatiebesluit ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. 15. Delegatiebesluit ex artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. 16. Planschade Oude Karselaan 92 (de heer J.P.M. Valent). Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig de voorstellen. Wijzigingen in de gedragscode van politieke ambtdragers en informatievoorziening aan de raad ten aanzien van integriteit. De voorzitter: Er geldt een spreektijd van vijf minuten voor u en van tien minuten voor het college. De heer Van den Bergh: Mijnheer de voorzitter. Onze dank dat deze zaak nu op de agenda van de raad staat, nadat wij een, volgens mij, overigens voortreffelijke discussie hierover hebben gevoerd in de commissie. Toch vonden wij dat er nog aanleiding is bij een enkel onderdeel de puntjes op de i te zetten.
Pagina
6 van 37
In het algemeen zijn wij heel tevreden met de gedragscode. Dat is uiteraard een goede zaak, zeker in een tijd waarin de politiek niet tot de meest populaire onderwerpen in onze samenleving wordt gerekend. Politici zijn vaak mensen die, volgens mij volkomen ten onrechte, in een foute hoek worden geplaatst. Als er een gedragscode is, dan is dat een reden om daar met de grootste precisie naar te kijken om te zien of dat helemaal voldoet aan eisen van zorgvuldigheid. Naar onze opvatting is het echter zo dat er in deze gedragscode nog twee punten zijn die nog scherper moeten. Het eerste punt betreft de aanscherping die in de oorspronkelijke tekst is aangebracht waarin wordt gesproken over de kwestie van het aanmerkelijk belang. Dat is nu in deze tekst beter gedefinieerd, misschien iets te gedetailleerd, maar voor ons aanvaardbaar. Daaraan is toegevoegd dat melding daarvan niet alleen aan de gemeentesecretaris c.q. aan de griffier wordt gedaan, die dit vervolgens op de tafel van de voorzitter van de raad c.q de burgemeester legt, maar dat die melding ook in een register moet worden vastgelegd. Dat is wat er staat. Nu is mijn vraag, waarop ik tevens het antwoord zal geven, dat als er een register voor dat soort zaken wordt aangelegd, de hamvraag is of het register openbaar is. Waarom is dat de essentie van de zaak? De enige mogelijkheid om te controleren of een wethouder of een lid van de raad door verstrengeling van belangen zijn/haar besluitvorming en stemgedrag laat beïnvloeden, is dat zijn/haar belangen openbaar zijn. Daarom is het wezenlijk dat de tekst wordt aangepast waar men spreekt over register. Dat moet dan een openbaar register zijn. Zonder overigens iemand te willen aankijken, wil ik weten wanneer een wethouder een belang heeft bij een onderneming en er wordt onderhandeld, of de raad dan wel de burgerij wel kan beoordelen wat de betekenis is van dat belang. De tekst die er nu staat, is dan niet volledig genoeg; dat register dient openbaar te zijn. Het tweede punt betreft de relatiegeschenken. Dat is geen eenvoudige kwestie omdat eenieder van ons wel zal vinden dat een aardigheidje aanvaardbaar is. Wanneer een van ons ergens een spreekbeurt houdt en die gaat daar weg met een bloemetje of een flesje wijn, zal niemand daar een probleem mee hebben. Dat is een kwestie van wellevendheid. Iets anders is of men een relatiegeschenk accepteert dat zekere verplichtingen legt bij het betrokken raadslid of bij de betrokken wethouder. Waar de vrijheid van handelen en denken – dat is immers de intentie van dat geschenk – ten aanzien van de betrokken wethouder of het betrokken raadslid wordt beperkt. Want dát is immers de bedoeling. In dat soort situaties is ons simpele standpunt dat noch een wethouder noch een raadslid in de regel geschenken accepteert. Dat laat onverlet – dat is dan de toelichting, de nuance bij het uitgangspunt dat gevoelig is – dat het natuurlijk zo is dat, als we als regel stellen dat er geen geschenken geaccepteerd worden, dit niet inhoudt dat een symbolische uiting van wellevendheid – een bloemetje of een fles wijn – niet meer aanvaardbaar zou zijn. Dat zou absurd zijn in de normale verhouding in onze samenleving. Waar de norm van € 70 wordt genoemd voor datgene wat aanvaardbaar zou zijn, kan ik als pikant detail vertellen dat die voorgestelde norm 40% hoger is dan wat leden van de Tweede Kamer mogen accepteren. Dat lijkt mij dus een beetje vreemd. Ik heb nog een paar voorbeelden waar ik toch wel enigszins mee zit en die in het verlengde hiervan liggen. De dag na de discussie in de raadscommissie werd ik gebeld door een bekend weekblad – ik heb begrepen dat andere raadsleden ook gebeld zijn. Men bood mij als raadslid een grote korting aan op een abonnement op dat niet nader te noemen weekblad. Ik had dat weekblad echter al, dus ik kon die vraag gemakkelijk afdoen. Maar dit is de verkeerde weg. Een van de collega’s zei mij daarnet dat die een tijd geleden een jaarabonnement had gekregen van, laat ik maar zeggen, een museum of iets dergelijks. Dat is nu het type van relatiegeschenk dat de zuiverheid van de verhouding waarvoor wij immers staan – niet beïnvloedbaar zijn – kan schaden. In het algemeen moeten wij dit soort geschenken niet accepteren, tenzij de uitoefening van de functie dat rechtvaardigt. Dat betekent dus dat wij voorstellen de bepaling in de beide artikelen, zowel die voor het college als die voor de raad, in dier voege aan te scherpen – ik heb daarvoor een amendement gemaakt, maar ik wil eerst de discussie even aanhoren – dat wij als regel geen relatiegeschenken accepteren. Dat laat onverlet de nuance die ik als toelichting uiteen heb gezet: dat betekent natuurlijk niet dat uit een oogpunt van wellevendheid of uit een oogpunt van
Pagina
7 van 37
een behoorlijke relatie een aardigheidje niet meer aanvaardbaar zou zijn. Dat zou anders immers absurd zijn. Daar ligt de nuance. De heer Oord: Mijnheer de voorzitter. Ik ben erg benieuwd te horen wat de heer Van den Bergh dan verstaat onder ‘een aardigheidje’. Wat heeft hij daarbij in het achterhoofd? Ik wijs erop, dat heb ik ook gedaan in de commissie ABN, dat het gaat om de geest van de regeling en niet om de letter. Als je dit letterlijk vertaalt, ook bij aardigheidjes, en dat zou vrij of hoog frequent zijn – er staat immers niet of die € 70 eens per dag, per week of misschien zelfs eens per uur geaccepteerd zou mogen worden, om het maar even te overdrijven – dan zou men daar alle kanten mee uit kunnen. Het gaat er echter om dat men zich in denken en doen inderdaad niet laat beïnvloeden. Dan is het noemen van welk bedrag dan ook altijd een grens die ter discussie kan staan. Ik denk dat we de zaak niet oplossen door te stellen dat we hier vanaf stappen en dat we hier op een nultarief gaan zitten. Dan krijg je onmiddellijk discussies over kleinigheidjes. Ik krijg wel eens een kalender. Ik weet niet precies wat die kost, maar € 30 tot € 40 ben je er zo voor kwijt en die zou je moeten teruggeven of je zou die moeten weigeren, wat op zich al een belediging kan zijn voor de goede gever. Wij denken dus dat dit een schijnoplossing is die niet het probleem wegneemt dat mensen misschien toch wel oneerlijk kunnen zijn op grond van allerlei cadeaus die ze krijgen. De heer Jonker: Mijnheer de voorzitter. Ik begrijp de angst van de heer Van den Bergh niet. Hij heeft het over wat Tweede Kamerleden kunnen ontvangen en wat wij kunnen ontvangen. Ik weet niet of hij naar 1 Vandaag heeft gekeken, maar dan kunnen Tweede Kamerleden ook in het buitenland wonen. Dat kunnen wij niet. Ik denk dat er altijd wel onderscheid zal zijn. Ik voel me helemaal niet geroepen om in dezen de Tweede Kamer te volgen. Het is wat de heer Oord naar voren bracht: ik kan vandaag een schenking van € 70 krijgen, maar morgen of overmorgen ook. Aan die frequentie is geen limiet verbonden. Ik zou me nog eerder kunnen voorstellen dat men zich druk maakt over een limiet per jaar dan dat men dat doet over de hoogte van het bedrag. 365 dagen maal € 70 is bijna € 45.000. Volgens deze verordening zou dat zomaar kunnen. Ik zou dus veel eerder voorstellen dat dit maar één keer per jaar gebeurt en dat is het dan. De heer Van den Bergh: Mijnheer de voorzitter. Dat kan in de huidige situatie, maar niet in wat wij voorstellen. De heer Jonker: Mijnheer de voorzitter. Wat stelt de heer Van den Bergh dan voor? De heer Van den Bergh: Mijnheer de voorzitter. Wij stellen voor in de regel geen geschenken te accepteren. De heer Jonker: Mijnheer de voorzitter. Dat vind ik een beetje moeilijk. Als iemand weggaat en hij krijgt een flesje wijn mee of dit of dat – je kunt immers maar een keer per jaar weggaan – dan vind ik dat heel normaal. De heer Van den Bergh: Mijnheer de voorzitter. De heer Jonker moet natuurlijk wel goed luisteren naar wat ik zeg. Ik heb welbewust de nuance aangebracht dat in een relatie van beleefdheid een bloemetje of een flesje wijn acceptabel is. Het gaat echter om de hoogte van het bedrag dat daarmee gemoeid kan zijn. Dat mag nooit aanleiding geven om het gedrag van een raadslid of wethouder te beïnvloeden. Dat is de essentie van deze zaak. Met alle dilemma’s die ik wel begrijp van de heer Oord, is uiteindelijk de enige oplossing om uit al die moeilijke vragen te komen, te stellen dat wij dat dus niet doen. Dat maken we dan ook naar buiten kenbaar, zodat men ook weet dat dit geen onbeleefdheid is, maar dat het juist is om de onafhankelijkheid van raadsleden en wethouders te beschermen. De heer Jonker: Mijnheer de voorzitter. Het CDA deelt die mening niet. Wij vinden dat een gewoon geschenk, of dat nu € 50 , € 60 of € 70 kost, moet kunnen en dan één keer per jaar. De heer Bulsing: Mijnheer de voorzitter. Naar aanleiding van wat hierover is besproken in de commissie ABN had ik eigenlijk niet het voornemen om ook nog in de raad het
Pagina
8 van 37
woord er over te voeren. Nu de zaak echter toch ter sprake komt, zal ik toch maar enige opmerkingen maken en reageren op wat door de heer Van den Bergh naar voren is gebracht. In de eerste plaats heb ik een opmerking van tekstuele aard. Het zijn in wezen twee gedragscodes: een voor het college en een voor de leden van de raad. In die code voor het college staat volgens mij onderaan pagina 1 abusievelijk: ‘het vaak aantoonbaar belang dat raadsleden een nevenfunctie vervullen’, dat moet volgens mij zijn ‘een lid van het college’. Hetzelfde geldt voor punt 2.3 bovenaan pagina 2: ‘er is een aantoonbaar belang voor de gemeente dat een nevenfunctie wordt vervuld door een raadslid’. Dat laatste moet ook hier zijn ‘door een lid van een college’, anders klopt de systematiek en de logica niet. De voorzitter: Maar hebben we dezelfde versies? In het stuk dat wij hier hebben zijn al die door u voorgestelde verbeteringen al aangebracht. De heer Bulsing: Dat is dan zeer geruststellend. De heer Van den Bergh sprak onder andere bij de paragraaf over ‘het aannemen van geschenken en faciliteiten aangeboden door derden’. Daarbij merk ik in de eerste plaats op dat bij het document ten aanzien van de leden van het college vier punten worden genoemd en bij de gedragscode voor de leden van de raad slechts twee. Dit afgezien van het feit dat bij de leden van het college de kop dikgedrukt is en die bij de leden van de raad dun. Het gaat mij erom dat bij punt 3: ‘het aannemen van geschenken en faciliteiten aangeboden door derden aan de leden van het college', staat dat ‘voor geschenken met een waarde boven het bedrag van € 150’ – dat is dus nu € 70 –, ‘worden niet aanvaard ofwel gemeld bij het college’. En wat gebeurt er dan daarna? Dus een lid van het college krijgt een zwembad aangeboden, om maar wat te noemen. Hij/zij meldt dat in het college, maar wat gebeurt er dan? Hoe is dan de follow-up? Bij punt 4 staat: ‘faciliteiten geboden door derden die in verband staan met het functioneel handelen van bestuurders worden niet privé aangewend’. Wat wordt hiermee nu bedoeld? Welk voorbeeld is hier bij te denken? Ik kom daar niet uit. Dan ga ik even naar wat de heer Van den Bergh heeft gezegd over het concrete punt van de geschenken. Ja, of ze nu € 50 of € 70 kosten: ik ben nu tien jaar raadslid en ik zit reikhalzend uit te kijken naar de eerste keer dat ik een geschenk krijg. Het is mij in al die jaren nog nooit overkomen. Mocht het echter wel gebeuren, dan zal ik dat zeker aanvaarden. Of dat een waarde mag hebben van € 50 of € 70? In de beantwoording van die vraag zal ik geen energie steken. Ik vind in het voorstel van de heer Van den Bergh waarbij deze rigoureus elke aanvaarding van wel geschenk dan ook bij voorbaat uitsluit, wel iets te rigide. Mijn fractie vindt in alle soberheid en bescheidenheid dat we kleine geschenken wel mogen aanvaarden. Dus geschenken die men net kan tillen of in één avondje kan opeten. De heer Van den Bergh: Mijnheer de voorzitter. Dat is natuurlijk allemaal wel erg grappig. Wij maken er echter geen grap van. Ik heb gezegd dat men uiteraard uit een oogpunt van wellevendheid een klein geschenk moet kunnen accepteren. Als de heer Bulsing, die een wijnliefhebber is, drie flessen grand cru van een heel mooi merk worden aangeboden ter waarde van € 70 elk, met als bedoeling zijn stemgedrag daarmee ooit te beïnvloeden, mag hij dat dan wel accepteren? Dát is de essentie van de zaak. De heer Bulsing: Mijnheer de voorzitter. Als de heer Van den Bergh mij het adres kan geven waar ik een grand cru kan krijgen voor € 70 per fles, dan houd ik mij zeer aanbevolen. Dat gebeurt echter gewoonlijk niet. De heer Van den Bergh: Mijnheer de voorzitter. Dus die regel is totaal overbodig? De heer Bulsing: Mijnheer de voorzitter. Ik vind van wel. De heer Van den Bergh: Mijnheer de voorzitter. Dan kunnen we dus gewoon stellen dat we geen geschenken accepteren. De heer Bulsing: Mijnheer de voorzitter. Ik ga door met waar ik mee bezig was.
Pagina
9 van 37
De kwestie van aanmerkelijke belangen is een lastig punt. Stel dat een van de raadsleden of een van de collegeleden een paar aandeeltjes Rodamco erft van zijn schoonmoeder. En Rodamco koopt hier dan het Stadshart. Moet dat dan gemeld worden? Ik vind dat zwaar overdreven. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. De heer Van den Bergh stelt dat de registers openbaar moeten zijn. Dat betwijfel ik echter. We hebben al de openbaarmaking van de nevenfuncties, maar dat staat immers in de Gemeentewet. Openbaarmaking van financiële deelnemingen, hypothecaire verplichtingen enzovoort vind ik in strijd met de privacy. Ook zou dit in strijd kunnen zijn met de Wet bescherming persoonsgegevens. Dat heb ik zo gauw niet kunnen verifiëren. De heer Maarse: Mijnheer de voorzitter. De heer Van den Bergh kwam daarnet tot de essentie: het gaat immers om de intentie waarmee iets wordt gegeven en ook waarmee iets wordt ontvangen. Het draait natuurlijk om de integriteit en dat is de kern van dit hele gesprek. De intentie waarmee iets wordt gegeven laat zich natuurlijk niet vangen in een bedrag. Een uiting van wellevendheid moet natuurlijk kunnen. Daarover zijn we het allemaal wel eens. Waar echter niet duidelijk is of iets wel met een integere bedoeling wordt gegeven, vraag ik mij af of dat met het vaststellen van een hardere meetmethode – het vaststellen van een maximum bedrag dat ermee gemoeid is – wel mogelijk is. Ik kan meegaan met die twijfel en ik zou zeggen: zet dat bedrag maar op nul. Daarmee zou ik dus geen probleem hebben. Maar hoe definiëren wij dan wat ‘een uiting van wellevendheid is’? De voorzitter: Ik geef nu gelegenheid tot de debatronde. De heer Van den Bergh: Mijnheer de voorzitter. Ik reageer eerst op de meldingsplicht voor het register. Ik heb de tekst daarvan natuurlijk ook gelezen. Het is inderdaad zo dat het vrij ver gaat. Daarin heeft de heer Bulsing gelijk. De vraag is inderdaad of je, als een paar aandeeltjes hebt, dan moet zeggen dat je twaalf aandeeltjes Rodamco hebt. Het gaat er echter om dat de controleerbaarheid van het gedrag van wethouder of raadslid alleen maar mogelijk is als hetgeen betrokkene heeft gemeld, openbaar kan worden gemaakt. Als nu een wethouder – ik neem dus aan dat dit volkomen theorie is – een aanzienlijk belang heeft in weet-ik-veel, en ik heb daar geen idee van, en er wordt met het betrokken bedrijf of instituut onderhandeld, en betrokkene heeft volgens de interne regels gemeld dat hij een belang heeft, en die melding wordt dan genoteerd, dan weet dat verder nog niemand. De essentie van de democratie lijkt mij dat wanneer er een verstrengeling van belangen is. dat alleen beoordeeld kan worden of die verstrengeling al dan niet laakbaar is als dat openbaar wordt gemaakt. Er is geen andere keuze. Het risico van belangenverstrengeling kan niet onderhevig gemaakt worden aan een vorm van democratische controle. Ik geloof dat wij hier zitten om ervoor te zorgen dat er zelfs geen schijn van onjuiste belangenverstrengeling bestaat. En als er een verstrengeling is, dient die beoordeeld te kunnen worden. De vraag van mevrouw Koops of hier sprake is van schending van de privacy zal best wel met ja beantwoord kunnen worden, maar ik denk dat de democratische plicht van de controleerbaarheid boven de bescherming van de privacy gaat in dit onderhavige geval. Het lijkt mij dat de keuze hier volstrekt helder is. Ik ga dan toch nog even terug naar die geschenkenkwestie: het is natuurlijk niet zwart versus wit. Ik heb gezegd dat als het om een eenvoudig dingetje gaat, men zo’n geschenk niet hoeft te weigeren. Ik vind dat de zuiverheid van de positie waarin wij bij beoordeling van belangen dienen te verkeren, als uitgangspunt moet dienen en dat dit ertoe leidt dat we in beginsel geen geschenken aanvaarden. Eerlijk gezegd, kan niemand mij vertellen dat als men een behoorlijk geschenk geeft van zo’n € 70, dat de bedoeling van de gever daarvan niet is alleen om aardig te zijn, maar ook om de ontvanger ervan te beïnvloeden. Dat hoeft, ik geef dat toe, lang niet altijd het geval te zijn. Maar te allen tijde moeten we die schijn vermijden.
Pagina
10 van 37
Tegen collega Jonker zeg ik dan als die iedere dag een geschenk van € 70 zou krijgen, dan heeft hij op jaarbasis een aardig inkomen. Dat moet hij dan vast melden, dat is een ding dat zeker is. Maar de tekst die hier staat, is dus dat men per keer een geschenk van maximaal € 70 mag accepteren. Het gaat er volgens ons om dat men als regel geen geschenk moet accepteren, waarbij ik tevens de nuances heb aangebracht. De heer Oord: Mijnheer de voorzitter. Ik vraag mij eerlijk gezegd af hoe lang wij hier nu al mee bezig zijn. Ik heb al eerder gezegd dat het om de geest gaat en ook om de verhoudingen. Voor een heel kleine dienst een cadeau van redelijk grote omvang, daar zou je al iets bij kunnen bedenken. Het gaat zoals gezegd ook om de frequentie waarmee de cadeaus worden gegeven. We schieten onnodig en veel te ver door zonder een enkel probleem op te lossen als dat openbaar wordt gemaakt en gemeld. Nota bene: dat de gemeentesecretaris dit in het register opneemt en daarvan mededeling doet aan de burgemeester, dat lijkt mij voldoende waarborg om, als daarmee ook maar iets zou zijn, daarop terug te kunnen vallen en iemand daarop te kunnen aanspreken. Wat het geschenkenbedrag betreft, heb ik het idee dat op dit punt vaagheden alleen maar leiden tot misbruik en onduidelijkheden. Voor kleine geschenken zou ik een ander maximum bedrag willen horen, € 12 bijvoorbeeld. Zo gauw we dat in vaagheden doen dan is datgene wat een aardig cadeautje voor de een is, een soort beloning voor de ander. Met € 70 wordt een absolute bovengrens aangegeven. Daarmee gaan we ook uit van de redelijkheid en daar moeten we maar bij laten. Mevrouw De Leur: Mijnheer de voorzitter. De opmerking van de heer Oord over het register kan ik voor een heel groot deel wel volgen. We moeten immers inderdaad wel kunnen controleren of er geen belangenverstrengeling is. Maar, en dan kijk ik even naar de portefeuillehouder en ook naar mevrouw Koops, ik vraag mij inderdaad af of dat wel juridisch houdbaar is. Dus hierover wil ik graag van de burgemeester een antwoord horen. In dat geval deel ik het standpunt van de heer Van den Bergh dat het dan ook een openbaar register moet zijn, anders kunnen wij nooit onze controlerende taak uitoefenen. Wat het aannemen van geschenken betreft, vind ik de discussie hierover ingewikkeld. Die discussie gaat volgens mij helemaal niet over zeventig of nul euro, maar over de intentie. Kan men wel een geschenk aannemen als men weet dat dit bedoeld is om de ontvanger ervan te beïnvloeden? Het antwoord daarop van alle 35 raadsleden moet nee zijn. Maar welk geschenk kan men dan wel aanvaarden? Een bosje bloemen van € 12 mag wel, maar een bosje van € 25 mag niet. Een kalender van € 30 mag wel, maar een van € 50 niet. Volgens mij komen we in een heel diffuse discussie over wat wel en wat niet mag. Ieder bedrag onder de € 70 dat wordt genoemd zal elke keer die discussie weer oproepen. Van ons mag het bedrag van € 70 blijven staan. Als de raad daar € 50 van wil maken, vind ik dat ook best en € 30 mag ook wel. Het bedrag op nul euro zetten, roept alleen maar een extra discussie op over wat wel en wat niet mag. De heer Maarse: Mijnheer de voorzitter. Nogmaals, ik vind dat dit niet aan een bedrag te koppelen is. Mijnheer Van den Bergh vraag ik of het zou helpen als er naast een bovengrens van € 50 wordt opgeschreven dat je een geschenk niet moet aannemen als je kunt vermoeden dat beïnvloeding het motief is om het te geven. Als we dat eraan toevoegen, zou hem dat dan tevredenstellen? De heer Bulsing: Mijnheer de voorzitter. Mijn fractie is van oordeel dat zo’n register nooit openbaar moet zijn. Ik denk dat indien dit wordt gemeld bij de gemeentesecretaris, dan wel bij de griffier, dit in dit geval in de beslotenheid en in het overleg met de burgemeester tot een goed resultaat zal leiden. Als geschenken, zoals de heer Van den Bergh zegt, inderdaad de intentie hebben het gedrag van raads- en/of collegeleden te beïnvloeden, dan hebben we altijd nog een strafrechter achter de hand. Dat is een veel beter middel dan die grens van € 50 of € 70. Zojuist is bij de VNG en Binnenlandse Zaken een handreiking verschenen inzake integriteit bestuur op provinciaal en gemeentelijk niveau. Dat is een uitvoering stuk dat ik nog niet heb kunnen lezen. Ik denk dat we daarin eens moeten kijken voor de beantwoording van onze vragen inzake het register en de geschenken.
Pagina
11 van 37
De heer Van den Bergh: Mijnheer de voorzitter. De heer Maarse heeft natuurlijk gelijk als hij zegt dat het getal een probleem is. Dat zie ik ook wel. Vandaar dat wij er de voorkeur aan geven om dat niet te doen, want dan zijn we van het getalsprobleem af. Dan is tevens de vraag inzake de intentie opgelost. Het is dus een vrij radicale oplossing voor een genuanceerd probleem waarvoor wij een oplossing proberen te vinden. Het is inderdaad de bedoeling dat wij te allen tijde de schijn van beïnvloeding of het daarvoor gevoelig zijn, moeten vermijden. De zin die GroenLinks voorstelt toe te voegen, is natuurlijk heel zinvol. Daarmee wordt het hart van het debat geaccentueerd. Ik begrijp oprecht niets van de reactie van heer Bulsing over de kwestie van het register. Ik ga ervan uit dat het een theoretisch geval is, maar stel dat iemand van ons, en ook van het college, een aanzienlijk belang heeft – oorspronkelijk stond er: een aanmerkelijk belang. In de commissie is daar bezwaar tegen gemaakt en er is toen een nieuwe tekst gekomen die de multi-interpretabelheid van de term ‘aanmerkelijk belang’ vervangt. Maar dat maakt het nog steeds lastig. De essentie van de zaak is de controleerbaarheid. Het gaat er niet om of de gemeentesecretaris of de griffier ergens op een papiertje heeft gezet dat iemand elders een aanmerkelijk belang heeft, nee, het gaat erom of er getoetst kan worden of het aanmerkelijk belang van wie dan ook van betekenis is voor de besluitvorming. Dat is de eis voor de openbaarheid die daaraan gesteld moet worden. Ik kan dat absoluut niet anders zien. Het gaat er niet om na te pluizen wat deze of gene bezit. Dat interesseert mij geen bal. Het gaat er alleen maar om dat in de besluitvormingssituatie en vanwege de noodzaak van adequate democratische controle vastgesteld kan worden dat er geen substantiële belangenverstrengeling is. Dat is het enige. Het gaat er helemaal niet om de privacy van andere mensen aan te tasten, nee, het gaat erom of we op een behoorlijke wijze kunnen controleren of er sprake is van een zekere mate van belangenverstrengeling. Dat is het enige. Daarom vind ik ook dat in dit geval, waarbij gekozen volksvertegenwoordigers zijn betrokken, dit specifieke belang boven het belang gaat van de privacy. Dat is een heel principiële keuze. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Ik kan best meegaan in die opvatting over privacygevoeligheid. Misschien is het een oplossing als er bij de griffier of bij de voorzitter van de raad een lijst ligt en dat er wordt gekeken bij instanties of er iets aan de hand is en dat dit in ieder geval gecontroleerd kan worden. Dat zou dan eventueel aan de raad gemeld moeten worden, maar niet in het openbaar. De voorzitter: De heer Van den Bergh zet nu zijn betoog voort. De heer Van den Bergh: Mijnheer de voorzitter. Ik vind dat wij hier geen ruzie over moeten maken. Zou het wat helpen als het voorstel inzake de gedragscode wordt aangehouden en dat ik, wellicht samen met anderen, nog eens kijk naar een paar van de voorstellen die hierover ter tafel zijn gekomen, om te zien of de kwestie van de meldingsplicht en ook het punt van de heer Maarse nog eens op een betere wijze verwoord kunnen worden dan ik hier heb voorbereid? Als de raad daarmee instemt, zal ik dat in de komende weken doen. Ik zou er helemaal niet tegen zijn, uiteraard met instemming van mijn eigen fractievoorzitter, dit nog een maand aan te houden. Dit is immers geen zaak van urgentie, maar het is wel belangrijk dat de raad in zijn totaliteit dit soort principes op de juiste wijze formuleert. Ik geloof dat dit op dit moment een verstandige zet is. Mevrouw De Leur: Mijnheer de voorzitter. Ik steun de heer Van den Bergh om dit voorstel aan te houden. Dat is volgens mij een goede zaak. Voordat daartoe wordt besloten wil ik graag van de betrokken portefeuillehouder de juridische achtergrond inzake het register weten. De voorzitter: We zijn nu nog met het debat bezig, het college komt pas hierna aan het woord. Ik wil echter ook nog een kans hebben om hierover iets te zeggen. Wie wil nog iets zeggen in deze debatronde? Dat is niet geval zie ik. Ik maak dan nu nog een paar opmerkingen namens het college.
Pagina
12 van 37
Ik was het geheel en al met dié sprekers eens, en mijnheer Van den Bergh was daar de eerste van, die de discussie in de commissie hierover voortreffelijk vonden. Vooral omdat in die open discussie, in die gedachtewisseling en in die dilemma’s de kern ligt van het thema dat hier nu aan de orde is. Als we daarover normaal en wellevend kunnen spreken dan laten we aan het publiek zien dat we transparant willen zijn, dat we worstelen met die integriteit. Dat doen wij omdat wij, in tegenstelling tot helaas veel anderen, ervoor hebben gekozen om op onze eigen manier hier in Amstelveen de publieke zaak te dienen. En we dienen de publieke zaak door op elk moment transparant te zijn en door op elk moment van de dag in welke rol dan ook verantwoording af te leggen. We willen voorts vatbaar zijn voor het zelfreinigend vermogen van onszelf, van het publiek en van de media. Steeds willen wij daarover opnieuw nadenken. De raad had en heeft een gedragscode, zowel voor ons als voor het college en de medewerkers als voor u. Op twee punten zijn er wijzigingen aangebracht. Met die twee punten is de raad het van harte eens. Door een aantal raadsleden, in het bijzonder door de heer Van den Bergh, is gekeken naar de huidige regeling en daarover heeft de heer Van den Bergh enkele opmerkingen gemaakt, zoals overigens ook enkele andere raadsleden. Die opmerkingen hebben wij geprobeerd in de errata op te nemen. Wat de werkwijze betreft: het is gebruikelijk dat een erratum, hoe dat ook wordt aangeduid, hier ligt. Misschien dat we in overleg met de griffie kunnen bekijken of we dit soort dingen eerder melden, maar ik heb begrepen dat die errata hier nu liggen en niet eerder. Daarover kunnen we het nog wel hebben. Het is immers de bedoeling dat discussies die in de commissies over voorstellen plaatsvinden, vervolgens tot wijziging van die voorstellen kunnen leiden, bijvoorbeeld van de kant van het college, of vanwege de griffie. Het kan echter ook gebeuren dat we daarmee het debat in deze raad ondersteunen. Het spreken over deze code is goed en dat vind ik, eerlijk gezegd, het allerbelangrijkste. Ik ben er verheugd over dat over de meeste zaken inmiddels overeenstemming is. Dat is goed. Dat is ook de vrucht van ons, en vooral van uw, overleg in de commissies. Ik vind het ook een vooruitgang dat we nu met net iets meer nuance dan in de commissie over het thema relatiegeschenken spreken. Voor de goede verstaander heeft de heer Van den Bergh inmiddels begrepen dat het geen discussie is over vormen van wellevendheid. Het beroerde en ingewikkelde is dat bij iedere grens die wij stellen, wij in de discussie komen, die de heer Van den Bergh heel eloquent ook in de commissie heeft gevoerd, over wat de grens is en waar het grijze gebied ligt. Dan is het een ‘schijndiscussie’, want aan de ene kant heeft de heer Van den Bergh wel een punt: we zouden het bedrag op nul euro kunnen zetten. Dan zegt hij terecht – want hij snapt dat wellevendheid een vorm is – dat nul nog duidelijker is. Wel, dat kan ik niet ontkennen. Tegelijkertijd met het invoeren van het begrip wellevendheid, dat we dan in € 12 vertalen, is dat mooi, maar dat werpt precies dezelfde discussie op die u en anderen in de commissie hebben opgeworpen. Dus ik weet niet of dat aan het essentiële punt echt iets toevoegt of oplost. U als raad hebt destijds, toen het om honderd gulden ging, dat bedrag met 50% verhoogd; zo komen we aan dat bedrag van € 70. Ik kan heel goed volgen als bijvoorbeeld van de kant van de PvdA wordt gezegd dat in de Tweede Kamer die grens bij € 50 ligt. Ik vind dat prachtig en ik heb dan geen enkel tegenargument, want dat is net zo arbitrair als wat de raad eeft voorgesteld. Ik ben er dus niet voor om helemaal geen grens te noemen. Ik stel voor dat bedrag van € 70 te handhaven of een andere grens te stellen, anders dan de wellevendheidgrens, maar ik laat dat aan de raad over. Ik zie het dilemma. Mag ik opmerken, in reactie op wat de heren Mager, Bulsing en Oord zeggen, dat het bij deze code toch het allerbelangrijkste is dat de vijf onderwerpen als preambule aan de code voorafgaan. Dus bij alles wat aan handelingen en grenzen wordt beschreven, gaat het in essentie om dienstbaarheid, onafhankelijkheid, openheid, vertrouwelijkheid en zorgvuldigheid. Dan is er het thema van het register waarover velen hebben gesproken. Dat is eigenlijk het thema van: als er sprake is van belangen, hoe maken we dan toetsbaar en democratisch controleerbaar of er sprake is van onwenselijke belangenverstrengeling. In het wijzigingsvoorstel is dat op verzoek van de commissie vastgelegd. Dat moet dan gemeld worden aan de griffier, via deze aan de gemeentesecretaris en vervolgens komt
Pagina
13 van 37
dat bij mij terecht. Waarom? Omdat ik dan in ieder geval democratisch aanspreekbaar ben. Het is immers mijn verantwoordelijkheid, ook als dat niet wordt vastgelegd. Maar ik vind het uitstekend dat zo vast te leggen. En nu komt het. In zo’n register komen ongetwijfeld dingen terecht die niets met belangenverstrengeling te maken hebben, maar wel met belangen, waarvan ik mij niet kan voorstellen dat u als raad daarin geïnteresseerd bent. Op het moment echter waarop ik een register laat aanleggen, schrijven we dat allemaal netjes op. Dan kan men zich afvragen of dat openbaar moet zijn. Even los van de privacy; dan had men dat in de commissie moeten vragen. Ik heb die privacywetgeving niet helemaal in mijn hoofd zitten, maar laten we eens aannemen dat het niet in strijd is met de privacywetgeving, dan moet de raad zich afvragen of hij dat wenselijk vindt. Het gaat dan om de democratische toetsbaarheid, de aanspreekbaarheid van een publieke functionaris – daar gaat het immers om en die zit hier – en er zwaait wat voor hem als hij de zaak verkeerd inschat. Bijvoorbeeld als hij van dat belang wist en dat niet gemeld zou hebben. Ik aarzel dus oprecht om zo maar voor vermelding in een register te zijn. Dat register is er. Raadsleden kunnen dat vertrouwelijk bij mij inzien. Vervolgens ben ik ieder moment van de dag daarop aanspreekbaar. Als de raad dat juridisch uitgezocht wil hebben, moet er op dat punt nader onderzoek plaatsvinden. Dan wil ik het met goedvinden van de heer Van den Bergh omdraaien en ik vraag hem dan of dit nu gewoon wordt vastgesteld en dat we de volgende keer op een of twee punten terugkomen, maar dan ligt het tenminste vast. Er is hierbij geen sprake van echte urgentie, maar ik hecht er wel aan dat we dit in elk geval vastleggen; op die twee punten kunnen we dan nog terugkomen. De heer Bulsing heeft gevraagd wat er gebeurt als een geschenk in het college wordt gemeld en waar dat dan heen gaat. Wel, tot dusver wordt dat dan aan de gemeenschap ter beschikking gesteld, bijvoorbeeld door het ten toon te stellen. Zo zijn er overal in dit gebouw dergelijke geschenken tentoongesteld. Ik heb bijvoorbeeld van diens familie een portret gekregen van burgemeester Reinders. Ik weet niet wat dat geschenk waard is, maar het is wel van een niet te noemen emotionele waarde, zekere voor onze stad. Dat portret hangt hier nu aan de muur. Dat geschenk komt op die manier ter beschikking van de stad en van het publiek. Andersoortige geschenken, bijvoorbeeld van een bedrijf dat een product aanbiedt, komen gewoon ter beschikking van de gemeenschap en de medewerkers van de gemeente. Zo gaan wij daarmee om. Hieraan wordt in het college dus serieus aandacht besteed. Als er een geschenk zou zijn dat ook politieke betekenis heeft, en dat we als gemeente natuurlijk kunnen weigeren, is dat dan natuurlijk ook nog een mogelijkheid. Over ieder geschenk dat wij immers accepteren, moeten wij verantwoording willen dan wel kunnen afleggen. Ik hoop dat ik u hiermee in eerste termijn voldoende heb beantwoord. Tot mevrouw De Leur en mevrouw Koops zeg ik, dat er op dit punt nog even gekeken moet worden of dit in beginsel wel kan, maar als u daarmee geen genoegen neemt, heb ik een ander voorstel. Als er een register komt dat voor raadsleden toegankelijk is, laten we er dan mee oefenen. Daarmee hoop ik ook in de geest te handelen van degenen die zeggen dat zij daarover willen kunnen oordelen. Daarmee ben ik het, eerlijk gezegd, ten zeerste eens. De heer Van den Bergh: Mijnheer de voorzitter. Wij willen hierover absoluut geen partijpolitiek gevecht voeren. Dat is helemaal niet aan de orde. Op de meest zuivere wijze moeten we proberen tot een conclusie te komen. Daarnet heeft mevrouw Roos een interessante suggestie gedaan. Omdat ik reeds een paar amendementen heb geformuleerd, vraag ik wat er tegen kan zijn dat men mij nog wat gelegenheid geeft tot de volgende raadsvergadering om te zien of er een formulering is te vinden waarin uiteindelijk een grote meerheid of de hele raad, en ook het college, zich kunnen vinden. Dat betekent dat ik voorstel dit nu even zo te laten als het is. Een maand extra is voor mij geen probleem. Dus geeft u mij die maand, dan heb ik de gelegenheid hiernaar wat langer te kijken dan dat we hierover nu reeds een besluit nemen. Dat is volgens mij ook goed voor de verhoudingen en misschien ook goed voor de kwaliteit van het stuk dat uiteindelijk tot stand zal komen. De voorzitter: Dit heeft volgens mij het karakter van een ordevoorstel.
Pagina
14 van 37
De heer Oord: Mijnheer de voorzitter. We zijn het hartgrondig eens met het voorstel van de voorzitter en we gaan niet mee met een maand uitstel. De voorzitter: Het gaat hier om een voorstel, ook van orde. Mevrouw De Leur: Mijnheer de voorzitter. In eerste termijn heb ik al mijn steun uitgesproken voor wat de heer Van den Bergh heeft voorgesteld. Dat bevestig ik hierbij nog eens en ik ga akkoord met een maand uitstel. De heer Jonker: Mijnheer de voorzitter. Het CDA kan zich vinden in het huidige voorstel. We zullen ermee moeten leren leven. Wat ons betreft kan dit voorstel in stemming gebracht worden. De heer Maarse: Mijnheer de voorzitter. Ik ga mee met de heer Van den Bergh: Laten we het nog maar een maandje aanhouden. De heer Bulsing: Mijnheer de voorzitter. Wat de VVD betreft, kan dit voorstel nu in stemming gebracht worden. Er zijn nog wel een paar vraagpunten maar die kunnen nog wel op een later tijdstip worden verwerkt in de tekst van de verordening. Mede ook in het licht van de handreiking die ik heb genoemd. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Daarmee ben ik het eens. Onze fractie wil het voorstel graag nu in stemming brengen. Als reactie op wat u, voorzitter, heeft gezegd, vind ik dat de openbaarheid van het register een nieuw punt is dat nu net door de heer Van den Bergh naar voren is gebracht. Als we het doen zoals u dat daarnet voorstelde, hoeft daarnaar helemaal geen onderzoek meer plaats te vinden. Wat mij betreft kunnen we hierover nu meteen gaan stemmen. Mevrouw Tang: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn het eens met wat u, voorzitter, gezegd hebt. Wij willen geen verder uitstel. De voorzitter: Dan concludeer ik dat het debat wordt voortgezet. De heer Drost: Mijnheer de voorzitter. Ik vraag u de vergadering voor enkele ogenblikken te schorsen. De voorzitter: Ik schors de vergadering. Schorsing van 21.11 uur tot 21.29 uur. De voorzitter: De vergadering is heropend. De heer Van den Bergh: Mijnheer de voorzitter. Het is duidelijk dat die amendementen een verbetering betekenen. Het zal duidelijk zijn dat wij op een paar punten aanscherping van de tekst willen. Met een paar fracties wil ik daarover graag nog eens overleggen. Er zijn immers suggesties gedaan die wij nuttig vinden. Onze opvatting is dat we vanavond dan maar over de tekst moeten stemmen en ook over de wijzigingsvoorstellen, met dien verstande dat ik aankondig dat, al of niet in overleg met anderen, wij in een volgende raadsvergadering met aangescherpte voorstellen zullen komen. De voorzitter: Ik geef de raad gelegenheid om hierop in tweede termijn te reageren Ik ben overigens nog gaarne beschikbaar voor overleg en assistentie. Ik stel voor over te gaan tot besluitvorming over het voorstel, inclusief de voorbeelden van ‘voortschrijdend inzicht’. Ik breng het voorstel inclusief de errata in stemming. Wie wil een stemverklaring afleggen? Dat is niet het geval zie ik. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna overeenkomstig het voorstel. 7.
Aangepaste Verordening Wet inburgering 2007 gemeente Amstelveen.
Pagina
15 van 37
De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. Ik kan hier kort over zijn. Dit is een verbeterd voorstel ten opzichte van het eerste dat in de commissie Burgers en Samenleving aan de orde is geweest. Als het gaat om de beschrijving en motivering van keuzes, waarom de raad had gevraagd, is dit een duidelijke verbetering. Naast het opleggen van boetes is er nu ook sprake van een positieve prikkel. Ik vind het heel goed dat het voorstel van de heer Veenboer in dit raadsvoorstel is overgenomen. Het is ook een belangrijke verordening omdat het gaat om het kader van plichten en rechten voor nieuwkomers en eigenlijk ook voor oudkomers. In het algemeen is het in de afgelopen tijd heel duidelijk geworden dat een goede integratie een aantal punten vereist: kennis van de Nederlandse samenleving, kennis van de Nederlandse taal en zo mogelijk natuurlijk deelname aan het arbeidsproces. Integratie betekent van onze kant dat er in Nederland een klimaat moet zijn waarbij de mensen zich welkom voelen en niet als tweederangsburgers behandeld worden. Daarom is stimulering op haar plaats, dankzij die premie naast de eigen bijdrage. Die premie was een suggestie van de PvdA, hulde daarvoor. Dat houdt eigenlijk in dat die eigen bijdrage komt te vervallen. Wij hopen in ieder geval dat deze regeling de effecten met zich meebrengt voor de betreffende personen die ook gewenst zijn. De heer Veenboer: Mijnheer de voorzitter. Ik sluit mij aan bij de woorden van D66. Voor ons gold zeker dat zo’n verordening nodig is en dat die door de gemeente vastgelegd moet worden. Voor ons gold ook sterk het argument dat we als samenleving nieuwkomers wensen duidelijk te maken dat voor hen de integratie binnen deze maatschappij heel belangrijk is om volledig daarin te kunnen meedoen. Het toeleiden naar arbeid door de integratie en het leren van de Nederlandse taal en cultuur is de toegang tot de echte integratie. Daarbij is men dan ook hier werkzaam in een baan. In alle onderzoeken wordt gemeld dat dit toch het punt is om echt volledig in onze samenleving mee te doen. Bij de eerste versie was misschien nog heel sterk de geest merkbaar van het vorige kabinet door het opleggen van een boete als iets niet goed gaat. Vanuit de groepering wordt het sein aan de Amstelveense samenleving gegeven dat men heel graag wil en z’n uiterste best doet en dat hun integratie ook zal lukken. Misschien dat de wethouder dat ook vanuit die gemeentelijke samenleving kan honoreren door middel van een premie, gelijk aan de eigen bijdrage. Dus hulde aan de wethouder die dat tot een mooie verordening heeft samengevoegd. Zoals ik in de commissie heb gezegd, zal dit ongetwijfeld een heel moeilijke klus zijn om dat in de uitvoering ook volledig tot z’n waarde te laten komen. Mevrouw Mijksenaar: Mijnheer de voorzitter. GroenLinks is er vooral verheugd over dat er unaniem kritiek was op de verordening Wet inburgering 2007 zoals die in eerste instantie aan ons is gepresenteerd. Zoals gezegd: daarbij lag de nadruk op boetes, rechten en plichten. Het sociale gevoel van de commissie vroeg echter om een meer gevoelige benadering jegens deze doelgroep. Dat stemt ons zeer vreugdevol. Dankzij een toelichting en een extra mondelinge uitleg zullen we er nu op vertrouwen dat de inburgering van een zeer diverse groep van onder anderen oud- en nieuwkomers met respect en inzicht zal plaatsvinden. Wij hopen dat deze inburgeraars zich met hun eigen bagage thuis gaan voelen in ons Amstelveen. De heer Raat: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn blij met het voorstel zoals het er nu ligt. Ook vanuit de VVD-fractie vinden we het in allerlei facetten verleiden en stimuleren van mensen om echt deel te nemen in Amstelveen met de Nederlandse taal en op het sociale vlak, ontzettend belangrijk. Het is goed dat die stimulans erin zit. Maar verleiden en stimuleren zijn natuurlijk nooit vrijblijvend. Vandaar dat het boetebeding er ook in zit. Zoals al is gezegd, moeten we natuurlijk wel zorgen dat daar een gestapelde boete in zit. Dat is nu het geval en dat betekent dat mensen worden geprikkeld zich te verbeteren als het niet goed gaat. Wat de inburgering betreft, vindt de VVD dat in de afgelopen tijd sterk de nadruk op taal ligt. Taal is natuurlijk ontzettend belangrijk. Maar integratie en inburgering is veel meer dan alleen kennis van het Nederlands. Het gaat er immers ook om dat men iets van de cultuur van deze samenleving begrijpt en van het historische besef. Daarom geven wij het college nog mee dat, wanneer het op uitvoering aankomt, specifieke zaken die
Pagina
16 van 37
voor Amstelveen belangrijk zijn en die deze gemeenschap maken tot wat zij is, worden meegenomen bij die inburgeringtrajecten. Veel succes. Wethouder mevrouw Tan: Mijnheer de voorzitter. Per januari 2007 is de nieuwe Wet op de inburgering ingevoerd. In de commissie is hierover uitvoerig gesproken. Een goede inburgering is van essentieel belang. Alle partijen benadrukken dat. Inburgering is inderdaad belangrijk om in de maatschappij mee te doen. Het college deelt die mening van harte. Een inburgering is niet alleen maar Nederlands leren. Naast taal zijn ook geschiedenis, cultuur en allerlei andere aspecten van de Nederlandse samenleving belangrijk. Bij die inburgering wordt ook daaraan aandacht besteed. In de commissie is duidelijk geworden dat niet alleen straffen, maar ook belonen belangrijk is. Het college heeft dan ook goed gekeken of dat ook mogelijk is binnen de kaders van die nieuwe wet. Naast straffen blijkt echter ook belonen voor de wet belangrijk te zijn. De eigen bijdrage van € 270 die inburgeraars moeten betalen, zullen wij nu terugbetalen als betrokkenen die inburgeringcursus met succes afsluiten. Dat is een positieve prikkel in de regeling waar wij als college van harte achter staan. De heer De Jong: Mijnheer de voorzitter. In het raadsvoorstel wordt gesproken over mensen die uit een EU- of EER-land komen met toevoeging van IJsland, Noorwegen en Liechtenstein. Nu blijkt uit informatie van de IND dat Zwitserland daar toch ook bij hoort. Ik verzoek daarom daarmee rekening te houden. Wethouder mevrouw Tan: Mijnheer de voorzitter. Ik zoek nog uit of Zwitserland er wel of niet bij hoort. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna overeenkomstig het voorstel. Nota van uitgangspunten Zonnestein 66. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Deze nota van uitgangspunten heeft nogal wat onrust in de wijk gebracht. De bewoners uit de wijk zijn zeer ontevreden over de participatie en, zoals wij steeds horen, er wordt niet naar de mensen geluisterd. Ook in de commissie is over de participatie gesproken en men vraagt zich af waar de fout wordt gemaakt. Uit artikelen in de krant – zoals in De Telegraaf van hedenmorgen onder de kop ‘Revolutie in gemeenteland’ – heeft men het over het vertrouwen van de bevolking terugwinnen. Geen vastgestelde stukken vooraf meer, maar eerst inventariseren wat de bewoners van de buurt in hun wijk willen, kan een leidraad zijn. Het is logisch dat men zeker hier het vertrouwen kwijtraakt omdat het beleidsstuk dat ten grondslag ligt aan de bebouwing van de locatie Zonnestein, en nog vele andere locaties die nog aan de orde zullen komen, het beroemde of beruchte integrale huisvestingsplan heet. Dat wordt uitgewerkt in het IHP 1 en het IHP 2. Stukken die bij de bevolking niet zo veel zeggen. De titel ervan zegt niet dat wijkcentra, scholen en gymzalen zullen verdwijnen en gecentraliseerd zullen worden. Plekken groen zullen verdwijnen om met nieuwbouw opgevuld te worden. Nee, niets daarover komt daarin voor, of het is niet duidelijk voor de bevolking. Dit stuk, het IHP 1, is niet door de wijkcentra op de agenda geplaatst, zodat men niet weet of het grasveldje voor de huizen van de mensen huis wordt bebouwd. Sommige schoolbesturen hebben de ouders er niet van op de hoogte gesteld dat de school van hun kinderen worden gesloopt. De wijken worden niet met dit stuk geconfronteerd dus men kan hierover geen mening geven. Dit geeft de indruk dat men toen liever geen participatie wilde. Het geeft de indruk dat men toen haast had om dit beleid door te drukken. Hoe kunnen wij onze gemeente zo’n geweld aandoen? Groen als compensatie voor luchtvervuiling is een noodzaak. Amsterdam heeft eerst bomen in de straten verwijderd, groene plantsoenen volgebouwd en nu gaat men weer bomen planten en speelveldjes aanleggen. Je zou haast zeggen dat men hier bezig is met werkverschaffing en met het opmaken van de gemeentelijke financiën. Dit beleid willen wij toch niet kopiëren? Wij hebben een gemeente met bijzondere kwaliteiten. Laten we dit zo houden. We moeten luisteren naar de bevolking. In de omgeving van Zonnestein is er al zo weinig groen.
Pagina
17 van 37
Ik kan hierover nog wel even doorgaan. Ik wil echter niet in herhaling treden – in de commissie heb ik er immers al genoeg over gezegd. Maar over de bouw moet ik echter nog wel het een en ander zeggen. Verschillende insprekers vinden dat het geen ondoorschijnend gebouw moet worden. Wij willen de mensen hierin steunen door een amendement in te dienen, samen met GroenLinks, CDA, D66, VVD, ChristenUnie en de OCA. Het amendement luidt als volgt: Amendement 1 (BBA, GroenLinks, CDA, D66, VVD, ChristenUnie, OCA) De raad van de gemeente Amstelveen, in vergadering bijeen op woensdag 21 maart 2007; behandelende het raadsvoorstel 18 inzake Nota van Uitgangspunten Zonnestein 66; gelezen dit raadsvoorstel,
● ● ●
overwegende: dat het van belang is dat het raadsbesluit een helder uitgangspunt vormt voor de verdere uitvoering van de beoogde plannen van Zonnestein 66; dat in het raadsvoorstel opgenomen is dat het welstandsbeleid gericht is op behoud van de aanwezige waarden; dat aansluiting bij bestaande bebouwing betekent dat het beleid zich niet dient te onderscheiden maar juist dient te passen in de directe omgeving; ● dat op dit punt in de toelichting van het college tijdens een commissievergadering is gesteld dat met onderscheidend gebouw ‘mooi gebouw' bedoeld is; ● dat op dit punt tijdens de inspraak bezwaren zijn ingediend aangaande het ‘onderscheidende' karakter; ● dat elk misverstand dient te worden voorkomen; besluit: bij het derde aandachtspunt in het raadsbesluit de woorden `zich onderscheiden van' te vervangen door`passen in' en bij het derde aandachtspunt in het raadsbesluit het woord `bijzonder' te schrappen, alsmede op pagina 11 van de Nota van uitgangspunten bij het eerste bolletje de woorden ‘zich onderscheiden van' te vervangen door `passen in', en het woord ‘bijzonder’ te schrappen.
De voorzitter: Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslaging. Het kan worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Smits: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn erdoor getroffen dat dit voorstel in de buurt voor veel commotie heeft gezorgd. Wij zijn ook bezorgd over de communicatie die daaraan vooraf is gegaan. Voor de toekomst moeten wij daaruit lering trekken. Zo moet het dus kennelijk niet. Hoe het dan wel moet, is vaak ook onduidelijk, omdat welk voorstel we ook indienen, er altijd het risico bestaat dat er wel iemand tegen zal zijn. Met dit voorstel zijn wij wel blij. Anders dan de vorige spreekster zijn wij ermee tevreden dat het groen teruggaat van 78% naar 73% van de betrokken bouwlocatie. Dus het voert wat te ver te stellen dat het groen helemaal uit de wijk verdwijnt. Wat de verdere plannen betreft die worden ontvouwd, blijkt toch wel dat er naar betrokkenen is geluisterd. Aanvankelijk was er immers sprake van een veel groter en omvangrijker bouwproject dan wat er nu wordt voorgesteld: een kinderdagverblijf en 35 appartementen. Daarbij zijn wij echter wat minder gelukkig dat dit nu juist dure appartementen moeten zijn. Wij vinden wel dat dit elders gecompenseerd kan worden, zoals dat ook in de voorstellen staat. Wat het zojuist ingediende amendement aangaat: daaraan hebben wij op dit moment niet zo ontzettend veel behoefte. Als ik kijk naar wat er rondom de betrokken bouwlocatie staat, kom ik tot de conclusie dat ‘passend in de omgeving’ een betonnen kolos is van 11hoog. Dat is nu iets waar wij eigenlijk vanaf willen. De uitleg die in de commissie aan de woorden ‘onderscheidend’ is gegeven en dat dit ‘mooi’ zou moeten betekenen – dan denk
Pagina
18 van 37
ik even aan het appartementencomplex dat aan de noordzijde van de locatie is gebouwd: galerijflats met golvende galerijen die er zeer fraai uitzien, dan zou dat een heel goed voorbeeld kunnen zijn van hoe die locatie bebouwd kan worden. Voorstellen daarvoor moeten echter nog worden ontwikkeld. Als ik aan de andere kant naar de zuidzijde kijk, dan staan daar een aantal flats van 11-hoog die het aanzien eigenlijk niet waard zijn. Dan vind ik het amendement ‘passend in de omgeving’, meer onzekerheid geven dan wat er op dit moment juist in het voorstel is opgenomen. Wij zijn dan ook niet voor dit amendement, maar voor wat er in het voorgelegde voorstel staat. De heer Mager: Mijnheer de voorzitter. Het is inderdaad een wellicht wat lastig verhaal. De gemeente hanteert in de Woonvisie doelstellingen voor de bouw van woningen in verschillende prijsklassen. Voor het realiseren van die woningen kijken we gelukkig niet alleen naar ons buitengebied, maar ook naar plekken binnen de stad. En Zonnestein is zo’n plek. Het lijkt alsof in deze locatie de wensen van de huidige bewoners niet of niet volledig te verenigen waren met de wensen van de gemeente. Dat is een lastige situatie, want wij hechten tegelijkertijd zeer sterk aan participatie van bewoners bij dit soort processen. Die participatie is, zo veel is wel duidelijk, met een valse start begonnen. De bewoners voelen zich overvallen door de plannen en ze hebben misschien daardoor wel, ook in de rest van het proces, het gevoel gehad niet serieus te worden genomen. Dat is ernstig. Toch heeft onze fractie niet het idee dat er voor de totstandkoming van dit voorstel geen democratisch proces is geweest. We hebben het idee dat het college ruimschoots tegemoet is gekomen aan de wensen van de bewoners. Verder tegemoetkomen aan de wensen van de bewoners zal er volgens ons toe leiden dat wij afstappen van onze beleidsdoelstellingen. Heel eerlijk gezegd: onze fractie had wellicht zelfs liever gezien dat op deze locatie goedkopere woningen gebouwd zouden worden. Een grotere bouwhoogte zou wat ons betreft zelfs bespreekbaar zijn. Wij hopen van harte dat uit de monitor van de Woonvisie zal blijken dat wij niet afkoersen op een tekort aan betaalbare woningen in Amstelveen en dat dan blijkt dat wij deze locatie toch een beetje hebben laten lopen. De wethouder heeft echter in de commissie gezegd zich gebonden te voelen aan de opgave uit de Woonvisie en een eventueel tekort in een prijsklasse – welke prijsklasse dan ook – zal dus, hoe dan ook, moeten leiden tot bijstelling van de ambities in de resterende bouwprojecten. GroenLinks denkt dat in de wijk Zonnestein bijna maximaal is tegemoet gekomen aan de wensen van bewoners. Het amendement van BBA maximaliseert dat echt. Overeind blijft echter ook dat in een democratisch proces een aantal mensen altijd nog steeds teleurgesteld kan zijn over de uitkomst ervan. Onze fractie kan echter met dit raadsvoorstel instemmen. De heer Jonker: Mijnheer de voorzitter. Inspraak betekent niet altijd dat je ook je zin krijgt. Inspraak is dat je een aantal zienswijzen naar voren brengt en daarin moeten wij als raad, helaas, keuzes maken. Er is weliswaar een bebouwingsoppervlak van 2400 m 2 maar als ik omreken hoeveel bouwlagen er zijn en hoeveel appartementen, dan kom ik toch aan niet meer dan 40% bebouwing van dat oppervlak. Dan praat ik over appartementen met 120 m2 oppervlakte, verdeeld over vijf bouwlagen met 7 appartementen en over kinderdagverblijven op de begane grond. Dat is al een stuk minder dan wat er nu getekend staat. Daarom kan mijn fractie zich ook vinden in de nota van uitgangspunten. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Ook de ChristenUnie laat niet onvermeld dat er wat is misgegaan met de participatie en met de buurt. Voor de buurt moet dit zeer onbevredigend geweest zijn. Uiteindelijk is de visie van de omwonenden wel in de stukken meegenomen. Ik kan mij echter voorstellen dat dit voor de burgers als mosterd na een nogal zure maaltijd komt. Dat is intussen goed benadrukt. Een ander bespreekpunt is dat wij op zichzelf akkoord zijn met de nota van uitgangspunten over Zonnestein 66. Daarmee kunnen wij wel instemmen, maar het eerste punt van het voorstel is bij ons zeker niet favoriet. Dat betreft de bouw van 35 dure koopappartementen. Daar twijfelen wij sterk aan. De ChristenUnie is bekend met de grote woningnood onder starters en ook onder de niet-bemiddelde senioren. De vraag naar goedkope woningen is groot en daar wil de ChristenUnie iets aan doen. De wethouder heeft in een aantal commissievergaderingen mijn fractie steeds weer verwezen naar de Woonvisie. Als ik echter daarnaar kijk, dan heeft de ChristenUnie
Pagina
19 van 37
juist nog meer twijfel over woningen in het dure segment op deze locatie. De Woonvisie heeft immers onder meer de volgende specifieke uitgangspunten voor ElswijkOost: "De woningvoorraad in Elswijk-Oost wordt beter geschikt gemaakt voor senioren, in samenhang met het versterken van het aanbod van zorg en welzijn, gelet op de wijkfunctie van het vormingscentrum Nieuw-Vredeveld. In de zone rond de Beneluxbaan moeten kleine, betaalbare appartementen voor jongeren gerealiseerd worden". Als ik kijk naar deze stellingen in de Woonvisie dan vraag ik mij af waarom er op deze locatie alleen dure koopwoningen worden gebouwd. De locatie ligt in de nabijheid van de Beneluxbaan en daar moeten nog kleine, betaalbare appartementen voor jongeren gerealiseerd worden. Dat staat zo in de Woonvisie. De locatie Zonnestein loont leent zich daar uitstekend voor. Ik vraag mij af welke andere locatie in Elswijk-Oost zich beter leent dan deze locatie. Wellicht kan de wethouder mij daarop antwoord geven. Als hij deze goedkope woningen hier immers niet bouwt, dan moeten die volgens de Woonvisie wel elders gebouwd worden in Elswijk-Oost en in de buurt van de Beneluxbaan, ofschoon ik niet zou weten waar. Ook al vinden we nog een andere mogelijkheid, dan zouden we toch in elk geval deze locatie moeten benutten. Kortom: wij willen hier het liefst kleine, betaalbare appartementen voor jongeren realiseren. Mevrouw De Leur: Mijnheer de voorzitter. In juni en december 2004 heeft de fractie van D66 ingestemd met het integraal huisvestingsplan en in december 2004 heette dat de uitwerking PIA 1. De doelstelling voor ons was toen dat de schoolgebouwen een betere accommodatie zouden krijgen en dat de vrijkomende locaties gebruikt konden worden voor binnenstedelijke woning- of kantoorbouw. Het uitgangspunt van de zogeheten ontwikkellocaties was – ik citeer dan uit het raadsvoorstel integraal huisvestingsplan uit juni 2004: "De bestemming van de locaties wordt voor een belangrijk deel bepaald door de specifieke eigenschappen van de locatie in haar omgeving." In datzelfde integraal huisvestingsplan wordt over locatie 165 gezegd: "Deze plek is uitermate geschikt voor woningbouw in het duurdere segment. Het appartementengebouw Seldenrust is een mooi voorbeeld van wat er in principe mogelijk is, dat ook uitstekend in de omgeving past en een aantrekkelijke opbrengst kan genereren." Deze uitgangspunten onderschrijven wij als D66 nog steeds. Het appartementengebouw Seldenrust is grotendeels vier bouwlagen hoog en voor een klein deel heeft het vijf bouwlagen. Een dergelijk appartementencomplex hebben wij ook voor ogen als wij spreken over de locatie Zonnestein 66. Een bijzonder gebouw is wat ons betreft dan ook niet aan de orde. Wij vinden het veel belangrijker dat het past in de omgeving. Bovendien neemt dat ook nog voor een deel de bezwaren van de omwonenden weg. Daarom hebben wij ook het amendement van BBA mede ingediend. Door mijn voorgangers is al veel gezegd over het proces en de procedure. In een korte tijd worden de inwoners van dit gebied geconfronteerd met een tijdelijk kinderdagverblijf, een uitbreiding van Nieuw Vredeveld, woningbouw op de locatie van de oude muziekschool en dan nu woningbouw op de locatie van de gymlokalen. Elk project heeft weer zijn eigen geschiedenis. Zo is dat bijvoorbeeld voor het kinderdagverblijf het sluiten van Het Augustijntje en voor dit project de besluitvorming over PIA 1. Het heeft mij vanmiddag al enige moeite gekost om alle besluitvorming voor dit gebied op een rijtje te zetten. Voor een inwoner die niet dagelijks met deze materie bezig is, moet het helemaal een toer zijn om er achter te komen wat er in diens dagelijkse leefomgeving gaat gebeuren. Dan heb ik het er nog niet eens over dat in eerste instantie was besloten hier 35 luxe appartementen neer te zetten. Later werd dat opgeschroefd naar 75 woningen waaronder sociale huurwoningen. Weer later werden het er 65 en nu komen we weer terug op de 35 luxe appartementen. Dan moeten we ook nog bedenken dat een deel van deze informatie alleen te vinden is in een raadsdossier dat voornamelijk toegankelijk is voor raadsleden, en soms ook nog in dossiers die vertrouwelijk zijn. Wij kunnen dit geen helder proces noemen. Als het aan D66 ligt, moet dit in de toekomst echt anders. Wij denken er dan aan voor dit gebied een integraal plan te ontwikkelen, zodat de inwoners ook echt weten waar ze aan toe zijn. Dat dan alle inwoners tevens duidelijk wordt gemaakt waar zij in het proces de mogelijkheid krijgen om invloed op de planvorming uit te oefenen.
Pagina
20 van 37
Mijn voorgangers hebben ook al gesproken over de participatie in dit proces. Ook die verdient absoluut niet de schoonheidsprijs. Mensen kregen de indruk dat ze inspraak hadden, terwijl het een voorlichtingsbijeenkomst betrof. Terecht of onterecht is de verwachting gewekt dat leden in een klankbordgroep het plan nog konden wijzigen. Mensen krijgen hierdoor het gevoel dat er niet naar hen wordt geluisterd. Dat wekt weerstand en dat terwijl de omwonenden wel bereid zijn met de gemeente na te denken over hoe zij het misschien willen hebben. Dit is een van de in uitvoering komende PIAprojecten. Er zullen er nog vele volgen. Voor D66 is het duidelijk dat we dit niet meer op deze manier moeten doen. We roepen de wethouders dan ook op na te denken over de communicatie van de volgende ontwikkellocaties. Als het even kan: met een beetje haast. Het proces en de procedure zijn voor dit project niet meer terug te draaien. Echter tussen de vaststelling van de nota van uitgangspunten en het programma van eisen zit nog voldoende tijd om met de bewoners, de klankbordgroep, het wijkplatform en de belangenvereniging Elswijk-Oost in gesprek te gaan. Wij vragen de wethouder dat te doen en te komen tot een voor eenieder acceptabele situatie. De heer Vervenne: Mijnheer de voorzitter. In de aanvang is er onvoldoende gecommuniceerd. Ik vat het samen in een aantal korte kernwoorden. Er is al veel gezegd. Wijzigen van locaties kan niet meer. De wens een passend gebouw neer te zetten, is terecht. Vandaar dat ook wij het amendement van BBA ondersteunen. Onze fractie stemt in met het raadsvoorstel. Mevrouw Tang: Mijnheer de voorzitter. Wij steunen het voorstel en het amendement van BBA. De voorzitter: Is er behoefte aan een debat? Dat is niet geval zie ik. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. In de commissie hebben we hierover diepgaand van gedachten gewisseld. Ik heb er zelf toen twee zaken uitgehaald. In de eerste plaats of er in dit proces gesproken kon worden van het totstandkomen langs democratische weg van een besluit. Die vraag heb ik ronduit met ja beantwoord. Ik ben de fractie van GroenLinks erkentelijk dat men dit hier nog eens hardop heeft gezegd. Ik vind dat belangrijk. Daarnaast hebben we besproken hoe dit toch kon gebeuren en hoe dit zo is gelopen. In de commissie hebben immers de meeste woordvoerders geconstateerd dat hier uiteindelijk toch een heel acceptabel plan ligt en dat de buurt toch bijzonder ontevreden blijft. Het is volstrekt duidelijk hoe dat komt: in de aanloop, in de voorgeschiedenis van dit proces zijn er van de kant van de gemeente fouten gemaakt. Met enige nadruk moet ik daarbij toch reageren op de vrij hoge toon waarop met name door mevrouw Roos en door mevrouw De Leur verwijten zijn gemaakt. Als mevrouw De Leur zegt dat bij mensen in de klankbordgroep – die ik uiteindelijk heb ingesteld na die avond waarop dit allemaal geëxplodeerd is – ten onrechte de indruk is gewekt dat mensen nog konden meepraten over wijzigingen in het plan, dan is dat pertinent niet waar. Ik ben die avond zelf begonnen met een toelichting. Dat was niet gemakkelijk en de boodschap kwam niet goed over dat ik wat dat betreft geen zoete broodjes ging bakken of geen onterechte verwachtingen wilde wekken dat de omvang van het de plan en de opbrengsten zoals ze er toen lagen, vaststonden. Het plan was toen opnieuw teruggebracht tot 35 woningen en wat het kinderdagverblijf betreft zijn wij vergaand teruggegaan ten opzichte van het voorstel dat voorlag op die informatieavond. Ik zeg dan ook tegen mevrouw Roos, als zij zegt dat wij met het IHP niet langs de wijkplatforms zijn geweest – dat was overigens ver voor de periode van dit college – dat achter mij een ambtenaar zit, die niet meer in dienst is maar die uit belangstelling hier komt kijken,die met het IHP bij alle wijkplatforms is geweest om ze daarvan te vertellen. Met alle respect: ik geloof dat het mevrouw Roos zelf was die de passage over Zonnestein 66 heeft gelezen. Die passage is dus gewoon in het wijkplatform Elswijk-Oost door mijnheer De Beer die achter mij zit, verteld. Dus het klopt dat de buurt in maart vorig jaar op die bewuste informatieavond werd overvallen. Het is niet zo dat de gemeente helemaal niks aan participatie heeft gedaan. Het is evenmin zo dat wij daarna niet alles hebben geprobeerd om het vertrouwen met de buurt te herstellen. Als dan aan mij wordt gevraagd of ik bereid ben om met de buurt te gaan praten om tot een normale situatie te komen, dan zeg ik tegen mevrouw Roos dat ik in de afgelopen elf maanden van mijn
Pagina
21 van 37
wethouderschap in dit project niet anders heb gedaan. En inderdaad: ik ben bereid dat te blijven doen. Nu participatie in het algemeen. We kunnen van dit proces leren, zo heb ik dat in de commissie gezegd in antwoord op een vraag van mevrouw Kirch, die tevens vroeg dat nog eens te evalueren. Het lijkt mij niet zinvol op dit traject heel minutieus evaluerend terug te kijken. We weten allemaal wel globaal wat er is misgegaan. Het is van belang dat we ervan leren en dat wij proberen die participatie nog beter te doen. Dan zeg ik daarbij: nog beter dan we nu doen. Maar we doen het op een aantal punten ook goed. We spreken straks over een andere NVU. Dan gaat de discussie op een heel andere manier. Recent hebben we ook heel nieuwe projecten gestart: vorig jaar de Ruijslaan en straks Nes aan de Amstel. Daar ga ik binnenkort zelf aan de voorkant van het proces praten met de mensen en vraag ik wat men wil. Zo doen we dat nu. Als er dan over een paar jaar een plan ligt en de mensen voelen zich verrast, dan kan dat echter altijd weer gebeuren. Maar we zijn ermee bezig. Dat is ook belangrijk, want projecten als PIA 1 en straks PIA 2 raken de hele stad. Die grijpen in de leefomgeving van heel veel mensen in. Het is erg belangrijk dat wij uitleggen waarom wij dat doen. Omdat er altijd die afweging is tussen het lokale belang en dat van het individu, van de buurt en van de gemeente. Dat heeft volop onze aandacht. Waar mogelijk zullen wij proberen die participatieprocessen zo goed mogelijk te laten verlopen en ook te verbeteren. Ik moet nog even ingaan op het amendement. Ik neem daarvan goede nota. Ik zie ook de enorme steun voor dit amendement en ik heb de argumenten daarvoor gehoord. Ik wijs dan ook op het betoog van de heer Smits; zo kan men er ook tegenaan kijken. Maar als de raad het zo wil, dan vind ik dat ook wel goed. De heer Smits: Mijnheer de voorzitter. Betekent dit dat de wethouder het amendement overneemt? De voorzitter: Hij kan er mee leven, begrijp ik. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. Ondanks het vlammende betoog van de heer Smits, kan ik ermee leven. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. In mijn eerste termijn heb ik nog een vraag gesteld waarop ik nog geen antwoord heb gekregen van de wethouder. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Ik kom nog even terug op de terugkoppeling van het IHP. Ik heb daar ook naar geïnformeerd. Ik moet eerlijk zeggen dat er heel veel wijken zijn waar dat absoluut niet op de agenda is geplaatst en waar dat niet in het wijkplatform is behandeld. Men was stomverbaasd dat bijvoorbeeld de tuinzaal en een schoolgebouw gesloopt zouden worden. Ik heb iedereen gewaarschuwd en ik moet eerlijk zeggen dat de terugkoppeling gewoon slecht is geweest. Voorkomen moet worden dat er nota’s met een verhullende werking geschreven worden. Het integraal huisvestingsplan maakt mensen niet aan het schrikken met opmerkingen als: we slopen scholen en we bouwen huizen op stukken groen en we gaan nog andere zaken in uw buurt veranderen. Als je dat met grote koppen erboven zet, dan krijg je heel volle zaken. Plannen krijgen nu een verlangende naam waardoor mensen op een dwaalspoor worden gebracht en dát stoort mij zo. Dat moeten we voorkomen en we moeten zorgen dat er een goede participatie plaatsvindt. Mevrouw De Leur: Mijnheer de voorzitter. Ik sluit mij enigszins aan bij wat mevrouw Roos zegt, omdat het voor heel veel mensen niet duidelijk is wat de inhoud van het IHP is. Ik heb ook gevraagd hoe de gemeente denkt om te gaan met de toekomstige ontwikkelingslocaties die vanuit PIA 1 nog aan de orde moeten komen. Wij vinden het erg belangrijk dat daarover op tijd gecommuniceerd wordt, zodat de mensen bijtijds weten wat er aan de hand is. Wij willen heel graag daarover een soort communicatie zien en misschien moet dan nog maar een keer aan de platforms uitgelegd worden wat er in hun leefomgeving gaat gebeuren.
Pagina
22 van 37
Mevrouw Tang: Mijnheer de voorzitter. Ik heb nog een vraag aan de wethouder. Ik vraag mij af of het kinderdagverblijf Het Augustijntje wel vervangen kan worden door een zo ver afgelegen kinderdagverblijf. Er zit immers een allemachtig groot verschil tussen de Kalfjeslaan en Zonnestein. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. Hoe kon ik het betoog van mevrouw Koops en ook dat van de heer Mager vergeten, om vooral ook koopwoningen te bouwen? Dat raakt mij zeer. De heer Mager heeft gevraagd of wij ook hier niet voor goedkope appartementen zouden moeten gaan, dus goedkope huur- en koopwoningen. Het klopt dat ik met enige regelmaat in de commissie en ook wel eens in de raad verwijs, niet zo zeer naar de Woonvisie op zichzelf, maar naar de woningbouwmonitor, het programma waarin wij binnenkort zullen laten zien wat en hoe het bouwprogramma zal verlopen. En wat we in welke categorie bouwen en hoe dat, afgezet tegen de woonvisie, uitpakt. Dat wordt dan nog een leuke discussie. Als het gaat om Elswijk-Oost dan vraagt de heer Mager waarom deze plek wordt gekozen en hij heeft het dan over de Beneluxbaan. Dat klopt: dat is een belangrijk uitgangspunt. Maar in deze wijk komen goedkope woningen op nog geen vijftig meter van de Beneluxbaan. Dat is dus beloofd. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Bij interruptie: hoeveel woningen zijn dat? Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. Het gaat om ongeveer zestig woningen. Mevrouw Roos heeft gezegd dat wij niet bij de wijkplatforms langs zijn geweest en daarbij noemde zij enkele voorbeelden, maar die betreffen PIA 2 en niet PIA 1. PIA 2 moet nog in de raad komen. Vervolgens gaat het dan in het participatieronde waarbij wij bij alle wijkplatforms langs zullen gaan. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Het gaat hier om de beleidsnota IHP die niet aan de burgers is duidelijk gemaakt. Die nota is niet in de wijkcentra op de agenda’s gezet. Ik heb het dan over het IHP, de grondlegger voor PIA 1 en PIA 2. Daar gaan we de mist in omdat het IHP niets zegt over een flatgebouw dat de mensen voor de deur krijgen en over het groen dat verdwijnt. Daar gaat het om. Als boven dat stuk had gestaan: weg scholen, weg wijkcentra en weg groene plantsoentjes, dan had men kunnen zien hoe groot de toeloop van de betrokken bewoners was geweest. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw De Leur heeft mij gevraagd hoe ik het bij een volgende sessie ga aanpakken, ik weet echter niet of de suggestie van mevrouw Roos wel zo erg aanlokkelijk is. Zij zei namelijk twee dingen. Eerst dat wij niet langs de wijkcentra waren geweest. Dat is dus niet waar; bij PIA 1 is dat wel gebeurd. Maar zij zegt wel dat als wij het IHP of PIA 1 naar de burgers communiceren, dan is dat wel een beetje ingewikkeld. Dat ben ik helemaal met haar eens. In de wijkplatformbijeenkomsten is gewoon gezegd dat er schoolgebouwen weggaan en dat er mooie nieuwe scholen voor in de plaats komen en dat er nieuwe woningen bij komen voor jongeren, voor ouderen, voor doorstroming. Dat is toen allemaal verteld. Ik ben het er wel mee eens dat niet iedereen bij die bijeenkomsten is geweest. Ik kan mij ook goed voorstellen dat als die informatie bij de mensen een beetje is weggezakt, zij zich later overvallen voelen. Op dat punt hebben wij natuurlijk een taak. Dat ben ik zowel met mevrouw De Leur als met mevrouw Roos helemaal eens. Het gaat hier om langdurige processen, maar wij komen hier niet met een plan dat, nadat het in de raad is aangenomen, een paar jaar later zonder meer wordt uitgevoerd, zodat de mensen zich dan plotseling overvallen voelen door blokkendozen die in het groen van de wijk worden neergezet. Daarop moeten we alert zijn. Ik heb echter duidelijk gemaakt, en dat zeg ik dan speciaal tot mevrouw De Leur, dat wij dat nu projectgewijs proberen zorgvuldig aan te pakken. De voorzitter: Mevrouw Roos heeft een heel korte interruptie over iets heel anders. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. De wethouder zei daarnet dat er soms enorm lange periodes zitten tussen de presentatie van bouwplannen en de feitelijk uitvoering ervan. Kan er dan niet eens onderzocht worden of die termijn tussen plan en uitvoering verkort kan worden? Mensen weten dan ook wanneer er iets uitgevoerd zal worden. Bij een snelle
Pagina
23 van 37
uitvoering van een bouwplan raken de mensen er ook veel meer bij betrokken. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. We proberen een plan altijd zo snel mogelijk uit te voeren. Ik heb echter al eens eerder uitgelegd dat die bouwprojecten zo omvangrijk zijn dat ze doorgaans niet zo snel uitgevoerd kunnen worden als men zou willen. Het is echter wel erg belangrijk dat wij hierover heel goed communiceren naar de hele stad en extra goed naar de plekken die daar direct mee te maken hebben. Dat is onze intentie. De uitvoering daarvan kan ongetwijfeld beter. In dit specifieke geval had dit zeker veel beter gekund. Mevrouw Tang heeft gevraagd of dat kinderdagverblijf niet veel verder weg is dan Het Augustijntje. Op zichzelf klopt dat wel, maar men moet daarbij bedenken dat Het Augustijntje een Amsterdams kinderdagverblijf was dat dicht ging waar vooral kinderen uit Amstelveen-Noord naartoe gingen. Die ouders van die kinderen woonden echter dichter bij Elswijk-Oost. Wat dat betreft is die nieuwe situatie een verbetering. Mevrouw Tang: Mijnheer de voorzitter. Randwijk is nog een heel eind weg, als je met een klein kind daar naartoe moet. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. Daar heeft mevrouw Tang gelijk in. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Ik moet toch nog iets recht zetten. Het Augustijntje heeft een financiële bijdrage gevraagd, waaraan Amstelveen niet meedeed. Zodoende is dat schooltje gesloten. De voorzitter: Ik stel voor over te gaan tot besluitvorming. Ik begin met het amendement A1. Heeft iemand behoefte aan een stemverklaring? Dat is niet geval zie ik. De raad aanvaardt hierna amendement A1 bij handopsteken. Tegen het amendement heeft gestemd de fractie van de PvdA. De voorzitter: Dan is het voorstel zelve aan de orde. Heeft iemand behoefte aan het afleggen van een stemverklaring? Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Het is natuurlijk altijd heel vervelend als in de eerste termijn de wethouder je vraag niet heeft beantwoord en er in de tweede termijn blijkbaar geen gelegenheid meer is om daarop terug te komen. Wat de wethouder heeft gezegd, vind ik niet overtuigend. Ik vind zijn antwoord nog steeds onvoldoende. Daarom stem ik niet in met het voorstel inzake 35 dure koopwoningen, maar stem ik wel in met de andere punten van het voorstel. De voorzitter: U wenst dus aantekening bij het eerste gedachtestreepje. Mevrouw De Leur: Mijnheer de voorzitter. Aanvaarding van het amendement maakt het voor ons makkelijker in te stemmen met het voorstel. Wij hebben goed geluisterd naar wat de wethouder heeft gezegd: dat wij als gemeente ook in de komende periode in gesprek zullen blijven met de bewoners uit het betrokken gebied en daarom stemmen wij in met het voorstel. Het programma van eisen zullen wij kritisch bekijken. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Ondanks ons amendement is BBA nooit voor het IHP is geweest omdat wij nooit voor verdichting van bebouwing zijn geweest. Hoe goed het voorstel er misschien wel uitziet, zijn wij geen voorstander van Zonnestein 66. De heer Smits: Mijnheer de voorzitter. Maar dan deugt dat amendement van BBA toch niet? De voorzitter: U hebt, mevrouw Roos, zojuist een stemverklaring afgelegd. Dat leidt tot enige reactie. Maar misschien wil de PvdA in zijn stemverklaring iets duidelijk maken? De heer Smits: Mijnheer de voorzitter. Ik heb niet zozeer een stemverklaring als wel dat ik uitermate verbaasd ben over wat er hier nu gebeurt. Er is bijna met algemene stemmen
Pagina
24 van 37
een amendement aangenomen op initiatief van BBA, waarna BBA het voorstel dat die partij zelf heeft geamendeerd niet zal steunen. Dit vind ik echt onbegrijpelijk. Ik vraag mij af of de andere partijen in dat licht het amendement nog wel steunen. De voorzitter: Nee, daarover is inmiddels al gestemd. In de politiek en ook in het Amstelveense is het zo dat er dingen kunnen gebeuren en daarover kan men discussiëren, maar iedere fractie heeft het recht een stemverklaring af te leggen over het maken van eigen afwegingen. Als mevrouw Roos nog even wil reageren dan is dat prima als dat dan maar heel kort is. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Het punt waar het om gaat is dat wij tegen de hoofdlijnen van het voorstel zijn. En daar gaat het om. Met dat amendement hebben wij geprobeerd daar nog het beste van te maken. Dat wil echter niet zeggen dat wij onze strategie en onze mening veranderen. De politiek biedt echt die mogelijkheid. Maar de PvdA is daar kennelijk niet van op de hoogte. De voorzitter: We gaan over tot besluitvorming. Ik heb begrepen dat de fractie van BBA tegenstemt, dat de fractie van de ChristenUnie voor stemt met de aantekening inzake het eerste punt van het voorstel. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Ik wil nog benadrukken dat de ChristenUnie weliswaar kritisch staat tegenover het IHP, maar wel voor verdichting is en daarom wel instemt met dit voorstel. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna overeenkomstig het geamendeerde voorstel, met de aantekening dat de fractie van BBA geacht wordt tegengestemd te hebben en de fractie van de ChristenUnie geacht wordt tegen het eerste punt van het besluit gestemd te hebben. Nota van uitgangspunten Horensialaan. De heer Koot: Mijnheer de voorzitter. Genoeg, meer of minder. Dat was het thema in de commissie Ruimte, Wonen en Natuur. We hebben daar deze nota goed besproken. Met bijna alle uitgangspunten gaat GroenLinks akkoord. Toch hadden we nog wat meer gewild, zoals multifunctioneel bouwen als uitgangspunt. En misschien meer ruimte voor woningen en voorzieningen zoals het Centrum voor Jeugd en Gezin. In de commissievergadering heb ik echter begrepen dat dit het beleid is: er zijn uitgangspunten en er zijn aandachtspunten. Het beleid gaan we uitvoeren. De uitgangspunten komen erbij; dat is dus een beetje meer. Aandachtspunten zijn, zoals ik van de wethouder heb begrepen, ingewikkeld en te lastig om te realiseren, want genoeg is genoeg. Je vraagt jezelf dan uiteindelijke af of er iets van die aandachtspunten terecht zal komen. De fractie zal dit goed volgen en bekijken wat we ervan terugvinden in het programma van eisen. Voor nu zijn er voor ons nog twee punten politiek relevant. Ten eerste de functie en de plaats van het wijkcentrum. We zijn heel blij dat het wijkcentrum voor het Keizer Karelpark er komt. Dat heeft GroenLinks altijd gewild. Daarbij hebben we de kanttekening gemaakt dat, als we nu instemmen met dat wijkcentrum op deze locatie, we hiermee geen voorschot nemen op de verplaatsing en sluiting van De Bolders in Groenelaan. Het lijkt ons helder dat wij als GroenLinks ons standpunt hierover naar voren brengen. Het tweede punt is ook in de commissie besproken: wij gaan een motie indienen voor een energieneutraal gebouw. Dat is een raadsbrede moetie. Misschien wordt het wel dit gebouw. Energiebesparing is voor GroenLinks belangrijk, zoals dat ook voor de andere partijen belangrijk is. We voorkomen daarmee een aantal milieuproblemen. Daarmee leveren we onze bijdrage aan het klimaatbeleid doordat er minder koolzuur in de lucht komt en er is dan minder luchtverontreiniging en voorts gaan we ook zuiniger om met onze fosiele brandstoffen. De gemeente heeft volgens ons daarin een voorbeeldfunctie te vervullen. De gemeente moet dus vooroplopen bij het besparen van energie, door de inzet van duurzame energie en door het gebruik van nieuwe technieken. De motie luidt als volgt.
Pagina
25 van 37
Motie 1 (GroenLinks, PvdA, CDA, VVD, BBA, OCA, ChristenUnie) De gemeenteraad van Amstelveen, bijeen op 21 maart 2007, behandelend het raadsvoorstel 20, nota van uitgangspunten Hortensialaan; overwegende: ● dat de aarde vervuilt en opwarmt door toenemend energiegebruik van fossiele brandstoffen; ● dat de voorbeeldfunctie van de gemeente essentieel is voor een geloofwaardig energiebeleid en klimaatbeleid; ● dat de gemeente verantwoordelijk is voor gemeentelijke gebouwen; ● dat een motie Energieplan bij scholen op 9 november 2006 is aangenomen; ● dat vandaag de lente is begonnen; verzoekt het college: met een voorstel te komen voor de realisatie van ten minste één energieneutraal gemeentelijk gebouw (dat is een gebouw dat net zoveel energie produceert als verbruikt); hiervoor een notitie op te stellen welke gebouwen in aanmerking komen en welke financiële en milieueffecten dit heeft; deze notitie uiterlijk in juli 2007 aan te bieden aan de gemeenteraad. En gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslaging. De motie kan worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Koot: Mijnheer de voorzitter. We zijn reuze blij dat alle fracties in de raad deze motie ondersteunen, maar de raad wil op dit punt meer. Een energieneutraal gebouw kan, maar we zullen daarvoor wel alles uit de kast moeten trekken. Het gebeurt immers al in Nederland. Met de aanvaarding van deze motie zal rupsje nooitgenoeg zich op deze lentedag ontpoppen tot een mooie vlinder. Het buikje zit immers vol en hij heeft genoeg. Mevrouw Kirch: Mijnheer de voorzitter. Deze nota van uitgangspunten voor de Hortensialaan bevat een mooi en goed doordacht plan. Wij verwachten daar veel van. In de commissie heeft de VVD al gezegd dat indien er ruimte voor woningbouw mocht zijn, dat wij die graag willen bestemmen voor de senioren, te meer omdat er ook een wijksteunpunt voor ouderen komt waarmee dat goed te combineren is. De wethouder heeft al gereageerd; hij vindt het een interessant voorstel. Wij gaan er dan ook vanuit dat de wethouder daar serieus naar zal kijken. De motie is dan wel bij dit agendapunt ingediend, maar wij willen die toch wel los zien daarvan. Wij willen dus niet bij voorbaat al de indruk wekken dat die dan bij dit complex zou moeten. Wij staan positief tegenover het als experiment van het realiseren van een energieneutraal gebouw om te kijken of dat inderdaad, zoals GroenLinks verwacht, op termijn een financieel voordeel kan opleveren en de maandlasten van zo’n gemeentelijk gebouw kan verlagen. Dat is dan natuurlijk de interessante kant van dat verhaal, waarbij ook het financiële aspect interessant kan zijn. Daarom dienen wij die motie ook mede in. We zien die echter wel los van dit voorstel omdat dit in dit geval te complex is omdat er te veel partijen zullen meedoen. Op één punt in de motie vestig ik nog even de aandacht: er is een termijn genoemd. Dat houdt in dat er een notitie zou moeten komen voor juli 2007. Van de wethouder hoor ik graag of dat wel haalbaar is. De heer Smits: Mijnheer de voorzitter. De fractie van de PvdA steunt dit voorstel van harte. Wij vinden het een prachtig plan waarin evenwichtige voorstellen worden gedaan voor de daar te realiseren projecten. Wij hebben in de commissie geconstateerd dat de nota van uitgangspunten nog enige ruimte laat voor de mogelijkheid dat ook hier woningen dan wel appartementen gebouwd zullen worden. Wij vragen de wethouder of hij een uiterste inspanning wil doen om te zorgen dat het ook gerealiseerd wordt en
Pagina
26 van 37
dat, gezien de aard van het project, het in dit geval bij voorkeur ook woningen in de goedkopere sector zouden kunnen zijn. De motie van GroenLinks hebben wij medeondertekend, die steunen wij van harte. Voor de zekerheid vraag ik de heer Koot nog of hij de uitleg steunt, die de VVD aan de motie geeft, namelijk dat het niet uitsluitend betrekking zou hebben op dit project. Gezien de bewoording van de motie ga ik er wel van uit dat dit zo is en dat dit plan meer de aanleiding is om deze motie in te dienen, dan dat het beperkt zou moeten blijven tot deze nota van uitgangspunten. Dat betekent dat de termijn waarbinnen die voorstellen gedaan zouden moeten worden wel realistisch moet zijn. Op dat punt wacht ik het antwoord van de wethouder nog af. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Deze nota van uitgangspunten ziet er op zichzelf niet gek uit. Het is mooi dat er een schoolgebouw met speelruimten, groen en gymzalen wordt neergezet. Die combinatie is prachtig. Wel hebben wij moeite met de grootte van de school. Deze wordt zo groot dat men straks de kinderen niet meer bij naam kent, dat controle moeilijk wordt en dat dit gevolgen kan hebben voor de veiligheid en waar kinderen die gepest worden in de massa verdwijnen. BBA is absoluut niet voor het centraliseren van scholen. Een grote school die gebouwd wordt ten koste van kleine scholen in de buurt, daar zijn wij voor. Ook in Den Haag heeft men het licht gezien. Daar is men weer voor de kleine scholen. Hoe gaat onze gemeente om met dat nieuwe landelijke beleid? Hoe wil men het autogebruik van ouders die hun kinderen naar school brengen, terugdringen als er in de eigen buurt geen school meer is? Waarom worden goede locaties met voorzieningen als voetbalveldjes, groen en speelplaatsjes in direct omgeving van een school gesloopt? Alle voorzieningen die op loopafstand in de buurt liggen, verdwijnen. Kinderen leren zo nooit zelfstandig naar school gaan of een wijkcentrum te gebruiken. Wat het onderbrengen betreft van een wijkcentrum in het schoolgebouw, dat is voor ons geen probleem. BBA is voor een wijkcentrum in de directe omgeving. Het hoeft er niet super de luxe te zijn, maar wel goed bruikbaar voor alle doelgroepen én dichtbij. Waar we het in de nota van uitgangspunten over hebben, is een groot wijkcentrum. Dit wijkcentrum zal ervoor zorgen dat een aantal wijkcentra op schuifel- en loopafstand, die in de verschillende buurten liggen, zullen verdwijnen. De actie Behoud van de polder toont het in feite ook aan. Waarom zou je anders een groot wijkcentrum bouwen als je niet gaat centraliseren ten koste van andere wijkcentra straks in PIA 2. Voor dit grote nieuwe wijkcentrum is meer dan € 2 miljoen opzij gelegd. Wanneer het wijkcentrum deel gaat uitmaken van een groot schoolgebouw, vinden wij dat bedrag absoluut niet nodig. Mijn fractie is dan ook van mening dat een kleiner wijkcentrum in deze school meer op z’n plaats is. Wij vragen de wethouder de raad toe te zeggen ons een financiële specificatie van de kosten van de nieuwbouw van deze school te doen toekomen, die duidelijk de kosten van het wijkcentrum laat zien. In de nota van uitgangspunten vraagt men aandacht voor de bredeschool. Dit onderdeel zou ook voor de andere partijen aanleiding moeten zijn dit raadsvoorstel nu niet te behandelen, daar het raadsvoorstel inzake aanpak bredeschool is aangehouden. Deze visie is dus niet van kracht. Zonder een goede visie en zonder een goede evaluatie een besluit te nemen over een onderdeel in deze nota van uitgangspunten waarin aandacht wordt gevraagd voor de bredeschool, lijkt ons dan ook niet aan de orde. Het is daarom van groot belang dat de raad zo spoedig mogelijk een goede evaluatie ontvangt over de bredeschool waarin is opgenomen hoe men met de geconstateerde probleempunten omgaat. Welke les heeft men getrokken uit de in bijlage 1a van de in het aangehouden raadsvoorstel 23 aangegeven zaken? Hoe is de stand van zaken nu? Is het toch wel nodig, willen we überhaupt inzetten op het type bredeschool? Om duidelijk te maken wat voor een soort wijkcentrum wij nu precies willen, heb ik de volgende motie voorbereid. Motie 2 (BBA) De raad van de gemeente Amstelveen, in vergadering bijeen op woensdag 21 maart 2007;
Pagina
27 van 37
behandelende het raadsvoorstel 20 Nota van Uitgangspunten (NvU), Hortensialaan; gelezen dit raadsvoorstel; overwegende: ● dat het voorzieningenbeleid van wijkcentra in de wijken van belang is in plaats van centralisatie daarvan; ● dat uit een eerste actie rondom De Bolder is gebleken dat de bevolking juist wijkcentra op wijkniveau waardeert; ● dat in Amstelveen Kiest is gebleken dat het overgrote deel van de geënquêteerden heeft gekozen voor spreiding; ● dat uit Amstelveen Kiest ook blijkt dat een overgroot deel van de ondervraagden de voorkeur geeft aan een breed aanbod van sociaal-culturele voorzieningen en aldus helemaal niet kiest voor grootschalige wijkcentra; spreekt als zijn mening uit: ● dat het te bouwen nieuwe (multifunctionele) wijkcentrum aan de Hortensialaan zich uitsluitend zal richten op de behoefte van de wijk Keizer Karelpark ter vervanging van De Linde; ● dat het in dit kader ongewenst is dat centralisatie van wijkcentra optreedt, waardoor wijkcentra als De Bolder, Patrimonium, De Laagte, 't Open Hof, Alleman en andere met sluiting worden bedreigd; verzoekt het college van burgemeester en wethouders dit in zijn beleid te verwerken. En gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslaging. De motie kan worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Siegmann: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn blij met deze nota van uitgangspunten. Ik neem aan dat die twee scholen er ook blij mee zijn. Dat is volgens mij de enige concrete invulling die genoemd wordt van wat er gaat gebeuren. Wij zijn er ook blij mee, ook al wordt het anders gezegd, dat er juist geen voorschot wordt genomen op hoe precies dat multifunctionele wijkcentrum eruit gaat zien. Dat betreft namelijk een heel andere beslissing. Wij zijn blij dat de Nota van Uitgangspunten alleen de kaders duidt en aangeeft dat er mogelijk als invulling een multicultureel wijkcentrum komt. Dat komt dus nog, laat staan dat er nog iets over De Bolder in staat. Motie 1 inzake een energieneutraal gebouw, die eigenlijk niet direct iets met de Hortensialaan te maken heeft, dienen wij mede in. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Wij vinden het een prachtig plan. We maken echter wel een heel belangrijke opmerking. De ChristenUnie stelt heel duidelijk dat met de bouw van het multifunctionele gebouw in het Keizer Karelpark geen voorschot moet worden genomen op de toekomst van De Bolder. De ChristenUnie is erg kritisch ten aanzien van het IHP waar het gaat om centralisatie van wijk- en buurtgebouwen. De ChristenUnie heeft zich altijd al geprofileerd als een echte wijkpartij en zij vindt dat de voorzieningen die zijn gericht op de wijk of buurt ook daar aanwezig moeten zijn. Dat geldt dus ook voor de wijk Groenelaan. Het is niet logisch en evenmin gewenst om mensen uit de wijk Groenelaan bijvoorbeeld de Beneluxbaan te laten oversteken om zo het wijkcentrum in het Keizer Karelpark te bezoeken. De Beneluxbaan vormt een soort natuurlijke grens van die wijk en daarbinnen moeten er voor die wijkbewoners faciliteiten zijn. Het IHP gaat blijkbaar uit van een zekere centralisatie, of, zo kun je het ook noemen, van een zekere verschraling van de buurtcentra. Dat is volgens ons helemaal niet gewenst. Juist de onderlinge samenhang in een wijk moet worden verstevigd en daarvoor lenen buurthuizen zich uitstekend; dat zijn ontmoetingsplekken bij uitstek.
Pagina
28 van 37
Bij het aannemen van het IHP in 2004, nam de ChristenUnie nog niet deel aan deze raad, maar ik kan nu wel vertellen dat wij daarmee destijds niet zouden hebben ingestemd. Als PIA 2 komt zullen wij daar nog wat meer over zeggen. Dan is er het verzoek van de BBA-fractie om een specificatie te geven van de kosten van het wijkcentrum. Dat vinden wij heel goed. De overwegingen hiervoor in die motie vinden wij prima, maar wij kunnen niet akkoord gaan met het verzoek. Wij vinden dat het centrum in de Hortensialaan wel een goed punt is. Dan hebben we nog een kleine opmerking over het voorgestelde besluit. Daarin staat dat de nieuwbouw moet aansluiten bij de bestaande bebouwing. Verder staat er dat de nieuwbouw zich moet blijven onderscheiden van zijn omgeving. Ik zie dat die regel is overgenomen van Groenestein 66. Blijkbaar heeft een creatieve ambtenaar hier wat geknipt en geplakt. Het is wel vreemd dat daarvoor geen amendement of motie is ingediend. Misschien spreekt daar ook wel het vertrouwen uit dat wij hebben in het college, in de architect, in de aannemer en vooral ook in de welstandscommissie. De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. De fractie van D66 kan zich in dit raadsvoorstel vinden als een belangrijk onderdeel van PIA 1 met realisatie op termijn van schoolgebouwen, een wijkcentrum, een steunpunt voor ouderen enzovoort. Ik plaats hier nog twee opmerkingen bij. De eerste is ook door anderen gemaakt, maar het is toch belangrijk, zo vinden wij, om die vanavond nog eens te noemen en van de wethouder diens opinie erover te horen. In de pers, maar ook door burgers in Amstelveen, wordt, als het gaat om het wijkcentrum dat in dit voorstel wordt vermeld, de relatie gelegd naar andere wijkcentra. Het woord De Bolder is in dit verband hier al veelvuldig genoemd. Dat betreft echter niet PIA 2, maar PIA 1. De wethouder heeft in de commissie gezegd dat deze zaken niet door elkaar gehaald moeten worden, maar dat ze als gescheiden van elkaar gezien moeten worden. Dus heeft GroenLinks terecht gezegd dat dit niet een vooruitlopen is op een beslissing over het wel of niet afstoten van De Bolder. Die beslissing zal te zijner tijd worden genomen bij PIA 2. Dat voorstel zal ons nog bereiken, dat kennen wij nu dus nog niet. Ten tweede heeft de fractie van D66 bij de begroting 2007 in november 2006 een motie ingediend om bij elk PIA-project een aparte paragraaf te laten vervaardigen met daarin opgenomen de mogelijkheden voor energiebesparende maatregelen. Dat ligt nogal een beetje voor de hand want veelal betreffen die PIA-projecten natuurlijk nieuwe gebouwen. Dus kan ook worden bekeken wat op energiegebied en vooral op dat van energiebesparing kan worden gedaan. Bij elk PIA-project zou een aparte paragraaf komen met energiebesparende maatregelen en telkens zouden aan de raad de effecten daarvan gerapporteerd worden. Ik weet niet precies hoe dat nu zal gaan. In elk geval heb ik die paragraaf niet bij dit voorstel aangetroffen. Het kan zijn dat dit in een latere fase alsnog gaat gebeuren. Dat wil ik graag van de wethouder weten. Ik wil ook graag weten hoe in het algemeen uitvoering aan die motie gegeven zal worden. Die motie gaat een stapje verder in de zin van: bij elk PIA-project zal de raad inzicht krijgen in de mogelijkheden van energiebesparing. Aangezien het een onderwerp is dat niet alleen in toenemende mate in de belangstelling staat, maar voor Amstelveen van geweldige betekenis zal zijn in de komende jaren, acht ik het van belang dat het college uitsluitsel geeft over de manier waarop die motie zal worden uitgevoerd. Mevrouw Tang: Mijnheer de voorzitter. Wij vinden dit ook een prachtig plan. Een wijksteunpunt mag en kan echter niet de functie van De Bolder overnemen. Dat is al diverse keren gezegd. Wij zijn pertinent tegen een bredeschool die daar dan komt. Het openbaar vervoer komt, zo blijkt uit een persbericht over de aanbesteding, met geen enkele lijn langs het toekomstige wijkcentrum. Hierop komen wij in een later stadium terug. Onder punt 2.1.3 wordt gesproken over de mogelijkheid een klein aantal woningen te realiseren. Wij hopen dat het college dan aan seniorenwoningen denkt. De voorzitter: Dit is een kaderstellend stuk. Is er behoefte aan debat? Misschien dat in ieder geval de heer Koot op de vraag van de heer Smits kan antwoorden.
Pagina
29 van 37
Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Ik hoef niet zozeer een debat aan te gaan maar ik wil toch nog de puntjes op de i zetten wat het besluit betreft. De voorzitter: Maar dat is niet de bedoeling van het debat. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Mag ik nog een mondeling amendement indienen? De voorzitter: We zijn nog niet eens aan de eerste termijn van het college begonnen. Dit is de debatronde. Maar doet u uw verhaal. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Ik denk toch dat het netter is als we in de tekst van het besluit het regeltje verwijderen waarin staat: ‘nieuwbouw moet zich blijvend onderscheiden van zijn omgeving qua typologie, objectmatig karakter en vormgeving’. Dat zou verwijderd moeten worden, want daarboven staat precies het tegenovergestelde. Wat er achter staat: ‘het zich als een bijzonder gebouw moet presenteren met een open karakter’ mag blijven staan. De voorzitter: De wethouder zal daarop reageren als dat nodig is. Nu het debat. De heer Smits Mijnheer de voorzitter. Ik moet zeggen dat ik toch wel wat moeite heb met het feit dat wij hier nu in het kader van de bespreking van een nota van uitgangspunten, wat een ruimtelijk ordeningsonderwerp is, een discussie gaan voeren over bijvoorbeeld de vraag of de bredeschool een gewenst concept is, ja of nee. Ik vind dat in deze discussie helemaal niet thuishoren. Noch vind ik in deze discussie de vraag thuishoren of het wenselijk is dat er grote of kleine scholen zouden komen. Daar gaat deze nota van uitgangspunten helemaal niet over. Ik vind ook dat de motie van BBA in die zin een voorschot neemt op een discussie die we nog moeten voeren over PIA 2. Wat ons betreft is het in geen geval zo dat, doordat we nu kiezen voor een wijkcentrum in het Keizer Karelpark – dat is overigens iets waarom de wijk al jaren vraagt –, wij geenszins een voorschot nemen op de discussie over PIA 2 en dus evenmin op de discussie over de vraag of De Bolder nu wel of niet gesloten moet worden. Dat is hier op dit moment helemaal niet aan de orde. Ik vind de motie van BBA in die zin dus ook volledig prematuur. Wat ons betreft zou die ook, bij wijze van spreken, niet bij dit onderwerp thuishoren. Ik constateer dat de meeste fracties hun instemming hebben uitgesproken met de nota van uitgangspunten zoals die hier nu ligt. Nu wordt de discussie gevoerd over zaken die met die nota helemaal niets te maken hebben. Ik stel dus ook voor die discussie hier nu niet te voeren, maar op een ander moment, namelijk wanneer de onderwerpen bredeschool en PIA 2 over de verdeling van de wijkcentra over Amstelveen aan de orde zijn. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Ik heb ook de nota van uitgangspunten gelezen en onder de aandachtspunten hebben we het over de bredeschool. Dus de bredeschool hoort wel degelijk in deze discussie thuis. En als het de PvdA niet past, dan is het prima, dan hoeft die fractie daar ook niet op te reageren. Waarom dienen wij die motie in over het wijkcentrum? Als er in het stuk staat dat wij een groot, multifunctioneel wijkcentrum gaan plaatsen, dan doen we dat niet voor niets. Dan doen we dat om dat geld daarvoor ergens anders terug te verdienen en dat is om te sluiten. Dat staat in het IHP, ook al staat het nog niet in PIA 2, maar het is een voorschot om eerst een groot multifunctioneel wijkcentrum te bouwen om daarna de rest te kunnen slopen. Natuurlijk is dat stap 1. Als we niet bereid zijn in een visie daarover verder te denken, dan zitten we in de problemen. De heer Smits: Mijnheer de voorzitter. Ik ben blij dat mevrouw Roos al weet wat er in PIA 2 komt te staan. Wij zijn nog niet zover. Ik wacht het dan ook nog steeds met spanning af. Ik constateer alleen maar dat er al jaren wordt gesproken over een wijkcentrum in het Keizer Karelpark en dat nu in dit plan staat dat dit wijkcentrum gerealiseerd gaat worden. Overigens vind ik dat wanneer men een discussie voert over de vraag of er ergens een bredeschool moet komen, dat er dan in een nota van uitgangspunten voor een bebouwingsplan rekening wordt gehouden met de mogelijkheid dat daar een bredeschool zou kunnen komen. Dat vind ik geen gebrek aan visie, maar dat vind ik juist getuigen van visie, want daarmee wordt nog helemaal niet gezegd dat een bredeschool ook werkelijk
Pagina
30 van 37
gerealiseerd zal worden. Stel dat we er ooit een zouden willen hebben, dan zouden we daar nu al rekening mee moeten houden in onze bouwplannen, anders komt die bredeschool er nooit. De voorzitter: Mijnheer Smits, u hebt in de eerste termijn een vraag gesteld aan de heer Koot. De heer Koot: Mijnheer de voorzitter. Ja, volgens mij was het helder dat het dit gebouw misschien kan zijn, maar in de motie wordt duidelijk gevraagd dat dit betrekking kan hebben op alle gebouwen. Volgens mij is het daar wel een helder antwoord op. De fractie van BBA heeft het over decentralisatie van grote scholen. Ik lees echter in het stuk dat er drie bestaande scholen zijn en die krijgen een herplaatsing. Nergens staat dat het een grote school moet zijn. Voorts denk ik: het zijn toch bestaande scholen die worden verplaatst? Dan is BBA tegen die scholen omdat ze misschien te groot zijn. Volgens ons is het toch een schooldirectie die bepaalt hoe groot een school moet zijn en welk opvoedkundig en pedagogisch klimaat er moet heersen? Mijn kinderen hebben op grote basisscholen gezeten. Door een bepaalde pedagogische aanpak te kiezen bij de indeling hebben zij nooit het gevoel gehad dat de leraren hen niet kenden en dat zij andere mensen en kinderen niet kenden. De conclusie van deze discussie is dus dat je van mening kunt verschillen. Mijn standpunt is dat wij ons daar dan ook niet mee moeten bemoeien. In de nota staat overigens nergens dat er grote scholen moeten komen, maar wel dat de drie scholen die er zijn, bij elkaar moeten komen. En hoe die scholen dat dan doen, dat zien we dan wel. Het noemen van de bredeschool in het stuk betreft alleen maar een aandachtspunt. Dus om daar nu op voorhand al tegen te zijn, het kan en hoeft ook niet, en ook dat zal aan die scholen zijn en daar moeten we dan nog over praten. Dan heeft BBA motie 2 ingediend. De heer Smits heeft zijn reactie daarop fantastisch verwoord. In de eerste termijn heb ik gezegd dat wij geen voorschot willen nemen op PIA 2. Met deze motie 2 wordt juist wel een voorschot daarop genomen. Als je echter aan de ene kant geen voorschot wilt nemen, moet je dat ook niet aan de andere kant willen doen om te kunnen zeggen dat je dan tegen de sluiting bent. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. We hebben allemaal zo’n boekwerk gehad van mensen uit de buurt van de Groenelaan. In dat boekwerk staat een stuk van de voorzitterdirecteur van Cardanus, die daarin duidelijk aangeeft dat de verschillende locaties gesloten gaan worden omdat daarna alles bij elkaar gevoegd gaat worden in het wijkcentrum Keizer Karelpark en dat dit onder PIA valt. Deze persoon neemt dus wel een voorschot. Hij gaat dus helemaal van het beleid uit dat hij zelf heeft onderschreven. Daarom zeg ik: "We doen dat niet voor niets." Neem dan een kleiner wijkcentrum. Dan houden we geld over en dan kunnen we al die kleine wijkcentra in stand houden. Kies dan niet voor een heel groot wijkcentrum, maar laat iedereen zijn wijkcentrum in eigen buurt en wijk houden. De voorzitter: U hebt uw punt nu drie keer vermeld. Het woord is aan mevrouw Koops. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Ik reageer graag op wat de heer Smits heeft gezegd over het wel of niet aankaarten of De Bolder een toekomst heeft of niet. Ik vind dat die opmerkingen, die door bijna alle partijen zijn gemaakt, heel belangrijk zijn. Er heerst nu eenmaal een grote onrust onder de mensen in de wijk Groenelaan. U kent ongetwijfeld de handtekeningenacties met ruim 3.000 reacties. Ik vind dat zij er gewoon recht op hebben iets te weten van waar de raad aan denkt van de ontwikkelingen in hun wijk. Dat is dus heel belangrijk om die onrust bij de burgers weg te nemen. De heer Smits: Mijnheer de voorzitter. Ons standpunt heb ik in de eerste termijn duidelijk verwoord. Wij komen nog te spreken over PIA 2. Dat is een bredere afweging dan alleen die tussen De Bolder en dit nieuwe wijkcentrum. Ik herhaal het voor de zekerheid nog maar even: er wordt al jaren gevraagd om een wijkcentrum in het Keizer Karelpark. Dat wijkcentrum komt er nu en wij zijn daar tevreden mee en wij nemen daarmee geen voorschot op welke besluitvorming rond PIA 2 dan ook. Dit gaat alleen over deze nota van uitgangspunten.
Pagina
31 van 37
Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Laat ik het dan zo zeggen: de ChristenUnie kiest gewoon voor beide. Dus zowel voor een multifunctioneel wijkcentrum in Keizer Karelpark als ook voor gedecentraliseerde wijkcentra. Mevrouw Tang: Mijnheer de voorzitter. Er is juist gebleken dat de burgers niet goed geïnformeerd zijn bij een vorig voorstel. Dan gaan we nu dezelfde fout maken als we er nu niet over praten. Als we dat pas gaan doen als dat al helemaal gebouwd is, dan is het een beetje laat. Dat wil ik niet. De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. Ik reageer nog wel even op de motie die door BBA is ingediend. Het gaat er ten eerste om dat we PIA 1 en PIA 2 niet door elkaar willen halen. Wat dat betreft wachten wij het voorstel van het college dus af. Mevrouw Roos zal de eerste zijn die zegt dat de heer Wouterse iets zegt, maar de gemeenteraad zal toch een beslissing moeten nemen. Zo gaat dat immers. Dat zal mevrouw Roos toch met mij eens zijn. Ten tweede is het zo dat wij het concept voor de bredeschool nog nader zullen bespreken. Maar mevrouw Roos is te optimistisch als zij het idee heeft dat die bredeschool niet tot zijn recht zal komen. Ik heb immers alle fracties horen uitspreken dat zij voor dat concept zullen zijn. Wij wachten alleen een nader voorstel af. De gedachte over een bredeschool wordt in elk geval breed gedeeld. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Ik heb mij helemaal niet voor of tegen een bredeschool uitgesproken. Ik heb gevraagd de vraag naar een bredeschool eerst te evalueren. De volgorde is namelijk verkeerd. De heer Koot: Mijnheer de voorzitter. Er is hier toch bredeschoolbeleid? Mevrouw Roos doet net alsof deze gemeente geen beleid heeft inzake bredescholen. Dat gaan we niet veranderen. In deze nota staat dat er een aandachtspunt is voor bredescholen. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Het is niet juist wat de heer Koops zegt. Dat dit in het collegeprogramma is opgenomen, is een feit. Maar eerst zouden we evalueren. In 2004 is die evaluatie gehouden. Daarbij kwamen er veel punten naar voren die niet klopten. Toen zou er in 2006 weer een evaluatie worden gehouden en daar wachten we nog steeds op. De voorzitter: Het is nu klaar. Het is mooi geweest. Het is twee minuten voor elf. We gaan naar de eerste termijn van het college. Het woord is aan wethouders Pols. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. In de commissie hebben alle woordvoerders zich uitgesproken en velen van hen hebben zich zeer positief uitgelaten over de plannen. Ik heb daarbij gezegd dat het college daarover zeer verheugd is. Dat vertrouwen van de raad betekent immers een goede start voor iets dat toch een bijzonder project voor onze gemeente kan worden. Er is toen al een aantal punten de revue gepasseerd, punten die vandaag opnieuw aan de orde komen. Ik zal daar de belangrijkste nog een keer uithalen. Ik begin dan maar bij de kwestie die ik gewoon maar De Bolder noem. Het moet volstrekt duidelijk zijn dat de raad al heeft besloten dat Keizer Karelpark een wijkcentrum krijgt. Dat is al veel eerder gebeurd en er zijn al gelden voor gereserveerd. Wat hier vandaag voorligt, is dat wij de plek aanwijzen waar dat centrum moet komen. Dat doen wij nu al, omdat wij naar een groter verband streven. Daarbij zullen ook drie afzonderlijke scholen – dat zeg ik speciaal tot mevrouw Roos – op een bepaalde manier ongetwijfeld gaan samenwerken, maar daarbij toch op zichzelf blijven en binnen die verbanden herkenbare eenheden, ook voor de kinderen, zijn. Wij komen daar nu al mee omdat dit inderdaad te maken heeft met die operatie PIA 1 en hoe we dat met die scholen moeten doen. Er moeten nu procedures van start gaan om er zeker van te zijn dat over enkele jaren alles op tijd klaar is. Voor het college is het echter volstrekt helder dat we dus nu niet méér doen dan de plek van het wijkcentrum aan te wijzen in Keizer Karelpark aan te wijzen zoals dat door de raad is gevraagd. Het college vraagt de raad daarbij met zijn voorstel in te stemmen. Daarmee lopen wij op geen enkele manier vooruit op de discussie over PIA 2. Daarvoor komen wij nog bij de raad en daarbij zullen wij de raad dan ook nog voorstellen doen voor De Bolder. Welke dat zullen zijn, zullen we dan bediscussiëren. Het spreekt voor zichzelf dat ook dit college niet doof is voor de signalen uit de samenleving. Wij kennen de
Pagina
32 van 37
zorg die de buurt heeft over de toekomst van het centrum en wij zullen de voorzieningen die zij daar hebben en gebruiken en waarvan zij voor een deel afhankelijk zijn, bij onze planvorming betrekken. In lijn daarmee hebben wij geen behoefde aan de moties van BBA op dat punt – een aantal uwer heeft immers al opgemerkt dat als je daarop niet vooruit wilt lopen, moet je dat niet naar de ene kant doen maar evenmin naar de andere kant. Er is over de bredeschool door verschillende sprekers opgemerkt dat dit inderdaad ook een discussie is die in een ander verband gevoerd zou moeten worden. Mevrouw Roos vroeg naar de stand van zaken, maar het antwoord daarop is feitelijk al in de commissie gezegd: komende maand komt het college daarmee terug bij de raad. Het programma van de woningen is nog even een lastig punt. Zowel door mevrouw Kirch als door mevrouw Tang is gevraagd naar seniorenwoningen. Dan wil ik toch even het verhaal van de prijzen vertellen, dat ik overigens als eens eerder heb verteld bij de bespreking van het woningbouwprogramma. Op zichzelf is dit een mooie locatie maar wij moeten oppassen dat we nu per locatie gaan zeggen wat we zullen doen. Het gaat immers om de afweging van het totaal. In de commissie heb ik gesproken van een interessante gedachte als we dit per locatie zullen doen, maar ik wil dit graag in een breder geheel zien. Ik kan u verklappen dat wij in de Woningbouwmonitor ook aandacht zullen besteden aan doelgroepen en niet alleen aan prijscategorieën. We willen dan ook beter inzichtelijk maken wat er waar nodig is. Ik herhaal dus wat ik in de commissie heb gezegd: het is een interessante suggestie, maar ik neem die nog niet over en ik zeg nog niets toe. De heer Smits heeft nog nadrukkelijk naar de prijscategorie gevraagd. Daarin ga ik wel weer mee en dat is toch wel weer prettig, want dan hebben we er toch weer 50 woningen bij. Daar gaan we zeker streven naar de bouw van goedkope woningen. Dan is er het regeltje dat zo maar geknipt en geplakt zou kunnen zijn uit de nota van uitgangspunten voor Zonnestein. Het klopt natuurlijk dat er in dit soort documenten teksten worden overgenomen. Ik ben er echter evenwel nog niet aan toe om dit nu zomaar toe te lichten. Als mevrouw Koops wil dat ik daarop nu serieus inga, dan stel ik voor de vergadering enkele minuten te schorsen. Even een regeltje uit die tekst en een ander regeltje erin, dat gaat mij bij mondelinge behandeling te snel. Als mevrouw Koops wil dat ik daar serieus naar kijk, dan heb ik enkele minuten schorsing nodig. De voorzitter: Ik wil straks toch een plaspauze, dus dat komt wel goed. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Roos heeft gevraagd naar inzage in de specifieke kosten. De grondexploitatie, het financieel overzicht dat bij dit besluit hoort, ligt vertrouwelijk voor de raad – op afspraak en vertrouwelijk – bij de projectleider ter inzage. Dat geldt altijd. Overigens zal door het college daarover op de daarvoor geschikte momenten verantwoording afgelegd worden. Als men nu al financiële informatie wil hebben dan is die te krijgen, maar niet hier natuurlijk. Dat zult u begrijpen. Ten slotte het punt van de energie. Ik begin dan bij de heer Alink die op een motie heeft gewezen en die heeft gevraagd naar de uitvoering daarvan. Wij zouden bij elk PIA-plan een aparte paragraaf voegen. Dan is natuurlijk mijn eerste vraag over welk stadium van het plan hij wat wil weten. Ik wijs er in dit verband op dat ik het in de commissiediscussie met de heer Koot over het programma van eisen heb gehad. Daarin stond een uitvoerige paragraaf over energie. Ik kan mij voorstellen dat hij als raadslid dit liever bij de nota van uitgangspunten wil vernemen, omdat het programma van eisen een proefwerk van het college is, waarbij hij alleen maar wat ter informatie krijgt en dat is toch wel wat lastiger. Het is in elk geval ons voornemen om die motie uit te voeren, dat spreekt voor zichzelf. Bij de begrotingsbehandeling in 2006 heb ik hem ook al verteld dat we bekijken hoe we het onderwijs kunnen helpen om die nieuwe onderwijsgebouwen, die wij gaan neerzetten, energievriendelijker te maken. Dat is een lastig probleem want de scholen hebben daar geen geld voor in hun budgetten. Wij kunnen natuurlijk niet als bank optreden en dat voor hen financieren. Dat zou natuurlijk wel interessant kunnen zijn, want als we de scholen geld geven voor de kosten van maatregelen, welke kosten ze daarna terugverdienen en we krijgen dan die gelden terug, dan hebben we uiteindelijk energievriendelijke gebouwen en springt iedereen eruit. We zijn in het kader van PIA aan het kijken naar mogelijkheden om iets in de sfeer van een fonds te realiseren. Kortom, een constructie waardoor dat kan.
Pagina
33 van 37
Dan pakken we het in de praktijk voor alle projecten aan en dan is de heer Alink een stuk beter bediend dan dat we bij elk project hiervoor een paragraaf krijgen. Tot slot kom ik bij de raadsbrede motie. Alhoewel de voorzitter al aan de plaspauze toe is, spijt het me dat ik hierop toch nog wat dieper moet ingaan. In de commissie heb ik al gezegd dat ik het een heel goede suggestie vind en dat ik die graag mee terug zou nemen naar het college. Dat heb ik ook gedaan. Maar ik heb nadrukkelijk gevraagd ons de ruimte te geven om dit niet binnen dit project te doen, maar om ons naar een ander gebouw te laten zoeken. In de aanloop naar deze vergadering en de totstandkoming van dit verhaal heeft hier ook de suggestie inzake PIA 1 en PIA 2 gecirculeerd. Ik ben blij dat de raad niet op die weg is doorgegaan. Men spreekt nu wel van een gemeentelijk gebouw, maar ik vraag u of het niet iets uitgebreider kan. Mag het gewoon 'enig gebouw' zijn? Je kunt als gemeente immers een voorbeeldfunctie hebben door een gemeentelijk gebouw neer te zetten, maar wij voeren bij alle nieuwbouwprojecten de regie en wij kunnen dat ook bij commerciële projecten uitvoeren door aan een commerciële ontwikkelaar onze eisen te stellen en op die manier daaraan te werken. Dan geeft de raad ons nog meer mogelijkheden om dit te realiseren. Ik vraag u daarom 'gemeentelijk' in uw besluit tussen haakjes te willen zetten. Zowel door de PvdA als door de VVD is gevraagd of juli 2007 haalbaar is. Dan praten we over de raad van 4 juli. Dat zou wel mooi zijn, want dan behandelt de raad de kadernota. Als wij de raad dan inzichtelijk maken wat dat 'enig gebouw' dan kost, dan kan de raad gelijk een goed besluit nemen. Toch vraag ik de raad ons de ruimte te geven om dat dit jaar te doen. 4 juli is namelijk wel heel erg snel. Het kost toch wel wat tijd om dit goed in beeld te brengen. We willen dit dus doen, maar wij willen dan wel de ruimte hebben om wat verder te kijken dan alleen gemeentelijke gebouwen en geef ons iets meer tijd, zodat we dit ook echt goed kunnen aanpakken. De voorzitter: Dank u zeer. Ik stel voor dat we de vergadering vijf minuten schorsen. Schorsing van 23.05 uur tot 23.09 uur. De voorzitter: De vergadering is heropend. Het woord is aan de heer Koot voor diens tweede termijn. Ik vraag hem expliciet in te gaan op de twee suggesties van het college ten aanzien van motie 1. De heer Koot: Mijnheer de voorzitter. Wij zijn dankbaar dat het college mogelijkheden ziet om wat met onze motie 1 te doen. Dan is er het voorstel van het college om het bijvoeglijk naamwoord 'gemeentelijk' in combinatie met 'gebouw' tussen haakjes te zetten. De kern van deze motie is toch, ook aansluitend bij het door ons vastgestelde energiebeleidsplan, – daarin staat dat wij een voorbeeldproject moeten realiseren van een gemeentelijk gebouw – om toch de term 'gemeentelijk gebouw' te handhaven. Daarmee laten wij immers onze voorbeeldfunctie zien en dat is al gemeentelijk beleid. Hiermee gaan we dan een stapje verder om te kijken of dat energieneutraal kan. Het gaat wel om onze eigen voorbeeldfunctie. Als het college echter meerdere mogelijkheden ziet in die notitie om ook te kijken naar commerciële gebouwen, dan is dat fantastisch. Dat zien we graag en daar is natuurlijk niets op tegen. De kern van de motie is echter dat wij ook onze eigen voorbeeldfunctie moeten laten zien. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. Nu begrijpt de zaal waarom ik de heer Koot in de commissie Rupsje Nooitgenoeg noemde. De heer Koot: Mijnheer de voorzitter. Ja, ik kan daarop reageren dat die ook minder wil, maar ik confronteer de wethouder met ons eigen vastgestelde beleid. De voorzitter: De heer Pols heeft niet gezegd 'gemeentelijk schrappen', maar gevraagd 'gemeentelijk' tussen haakjes te zetten. De heer Koot: Mijnheer de voorzitter. Dat zou kunnen betekenen dat we een gemeentelijk gebouw niet doen en wij willen juist wel dat we daarvoor een gemeentelijk gebouw kiezen.
Pagina
34 van 37
Wat de termijn betreft die de wethouder heeft genoemd: daarmee kan ik wel meegaan. Het op 2 juli 2007 aanbieden aan de raad zou niet bespreken in de raad hoeven te betekenen; dat zou best na de zomer kunnen zijn. Dat is dan meer een kwestie van uitwerken dan dat we heel strikt aan een bepaalde datum vasthouden. Mevrouw Kirch: Mijnheer de voorzitter. We hebben op zichzelf helemaal geen behoefte aan motie 2 van BBA. Het staat nog helemaal niet vast of De Bolder wel of niet gesloten zal worden; dat heeft ook niets met dit voorstel te maken. Wij komen daar nog apart op terug. Ook wij zien dat De Bolder een belangrijke functie vervult in Groenelaan, maar wij verbinden geen consequenties aan dit besluit en wij komen op een nader tijdstip terug om over de andere wijkcentra te spreken. Ten aanzien van het voorstel van de wethouder omtrent de motie over het energiezuinige plan heeft de VVD-fractie haar twijfel bij de termijn die wordt genoemd. Ik kan mij voorstellen dat het prima is als daarvoor een wat langere tijdsduur wordt gekozen. Misschien wordt dat plan er dan alleen maar beter van. Dan is er nog de vraag om dat ook bij andere dan gemeentelijke gebouwen te laten plaatsvinden. Daar zetten wij een vraagteken bij. Het gaat er volgens de VVD dan niet alleen om dat het dan beter voor het milieu zou zijn, maar ook dat ik van de exploitatie van zo’n gebouw verwacht dat dit op den duur een financieel voordeel zal opleveren en dat de maandelijkse lasten voor de gemeente dan lager zouden kunnen liggen. Als wij dan scholen zouden bouwen waarbij allerlei normeringen in acht genomen moeten worden, misschien zouden we daarvoor dan een kwalitatief beter gebouw neer kunnen zetten dat wat meer kost omdat de maandelijkse lasten dan lager zouden worden. Dat zou dan een financieel voordeel kunnen opleveren. In de tweede plaats vraag ik mij af of wij inzicht hebben in de kosten als wij een commercieel gebouw kiezen. Heeft dat dan wel financiële voordelen aan de opbrengstenkant? Dat geeft de gemeente dan immers uit handen. De heer Smits: Mijnheer de voorzitter. Ik vond het voorstel van de wethouder eigenlijk wel elegant, in die zin dat ik, zoals het nu is, voorzie dat er in deze raad een aantal ideeën en voorstellen gepresenteerd zullen worden voor energiezuinig bouwen. Dat kunnen dan zowel gemeentelijke als andere gebouwen zijn, waarbij wij onverkort vasthouden aan eerder genomen besluiten. Ik zou mij dan kunnen voorstellen dat we dat op een bepaald moment, ook in de afweging die mevrouw Kirch maakt, kunnen doen als de raad stelt dat het interessant is dat er ook andere gebouwen bij zitten, maar dat wij toch de voorkeur geven aan een gemeentelijk gebouw. Feitelijk is het enige dat de wethouder vraagt of er in dat voorstel ook andere gebouwen mogen zitten. Wat mij betreft, mag dat. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben motie 1 mede ingediend. Wij vinden dat prima. Wij geven inderdaad de voorkeur aan gemeentelijke gebouwen, maar als er ook andere gebouwen bij betrokken worden, is dat voor ons ook in orde. De heer Jonker: Mijnheer de voorzitter. Ik heb alleen een opmerking over motie 2. Ik meen dat deze motie inderdaad buiten de orde is, alhoewel we de stelling van mevrouw Roos steunen dat een multifunctioneel wijkcentrum in Keizer Karelpark alleen voor de bewoners daar bedoeld is. Wij verwachten een gedegen onderbouwing van PIA 1 en hoe het gebruik ervan in de verschillende wijkcentra is. Op grond daarvan zullen wij beslissen of daartoe wel of niet besloten kan worden. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Over motie 1 ben ik het eens met de wethouder. Ik vind het prima om het zowel een commercieel als een gemeentelijk gebouw te laten zijn. Ik neem aan dat als het om een commercieel gebouw gaat de gemeente daar zeker de vinger aan de pols houdt. De termijn die is genoemd, vind ik ook prima. Over motie 1 heb ik mij al uitgesproken. Daarmee kan ik mij niet verenigen. De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. Ik kom nog even terug op motie 1 inzake energiebesparing. Volgens mij is dat een motie die nogal verstrekkende gevolgen heeft. Als het immers gaat om PIA-projecten, dan betreft dat niet alleen schoolgebouwen. Vaak is het een combinatie. Het is dus inderdaad een hele opgave om per project inzichtelijk te maken welke mogelijkheden er zijn voor energiebesparing. Dat ligt in die motie verankerd, dus ik neem aan dat die motie ook wordt uitgevoerd. Ten tweede zegt de wethouder
Pagina
35 van 37
nu wel dat hij in november al heeft gememoreerd dat er misschien voor specifieke schoolgebouwen kansen liggen, maar die scholen hebben daarvoor op dit ogenblik niet de financiën. We zijn bezig te bekijken om tot de realisatie van een soort fonds te komen, maar we zitten nu in maart 2007. We zijn dus opgeschoven. Ik wil dan van hem horen of dat wel een prachtige slag kan zijn die we dan kunnen slaan ten aanzien van die schoolgebouwen en dat de wethouder nog een indicatie geeft wanneer we een dergelijk fonds tegemoet kunnen zien. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. Ik heb de indruk dat we alleen nog over energie praten in deze ronde. De heer Alink heeft daarnet gevraagd waarom het college die motie met verstrekkende gevolgen nog niet heeft uitgevoerd. Ja, dat klopt, dat gaan wij nog na. Wat het fonds betreft waarop hij duidt, ja, dat moet er snel komen. Ik weet dat we daarmee al een heel eind zijn gevorderd. Binnenkort gaat er een voorstel naar de PIA-stuurgroep. Dat komt eraan. Daarmee zouden wij inderdaad een heel grote slag kunnen slaan. Voor alle duidelijkheid: in de commissie heb ik gezegd – en ik meen dat ik dat hier vandaag heb herhaald – dat wij een onderzoek gaan doen en dan komen we in principe met een voorstel bij de raad voor één gebouw, tenzij er aanleiding is om daarvan af te wijken. De vraag was immers om dat nu eens een keer te doen, omdat de raad dat proefproject wilde. Ik meen nog steeds dat we dat ook bij een niet-gemeentelijk gebouw zouden kunnen doen, maar dat zou de gemeente dan altijd nog geld kosten. Dat hangt natuurlijk af van het type gebouw en van allerlei andere zaken. Mevrouw Kirch heeft natuurlijk gelijk dat, als zij stelt dat dit op langere termijn geld blijft opleveren, dit dan niet aan de gemeente toevalt. Daar staat tegenover dat de investering in het begin natuurlijk aanzienlijk lager zal zijn. Ik vraag de raad nogmaals om dat woord 'gemeentelijk' tussen haakjes te mogen zetten. De voorzitter: Dames en heren, we gaan over tot besluitvorming. We beginnen met motie M1. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Moet ik mijn mondelinge amendement nu intrekken? De voorzitter: Bij dezen is het zogenoemde spookamendement-Koops ingetrokken. Dit is zeer attent van u, mevrouw Koops. In de hectiek van de nieuwe lente ben ik dat vergeten. Aan de orde is motie 1 inzake energieneutraal gebouw. Als ik het goed begrijp, wordt er over het derde verzoek niet moeilijk gedaan als deze motie wordt aangenomen. De wethouder doet in elk geval niet moeilijk over de termijn. We gaan ons best doen het zo snel mogelijk te doen. Voorts gaat de wethouder nu nog niet in op het verzoek om het woord 'gemeentelijk' tussen haakjes te zetten. Met die aantekening breng ik motie 1 in stemming, maar niet nadat ik iedereen in de gelegenheid heb gesteld daarover een stemverklaring af te leggen. Daar is geen behoefte aan, zie ik echter. De raad aanvaardt hierna motie 1 bij handopsteken De voorzitter: Motie 2 van BBA heeft geen titel, maar iedereen weet waar hij over gaat. Wie wenst daarover een stemverklaring af te leggen? Dat is niemand, zie ik. De raad verwerpt hierna motie 2 bij handopsteken. Voor de motie hebben gestemd de fracties van BBA en OCA. De voorzitter: Dan het raadsvoorstel zelve. Wenst iemand daarover een stemverklaring af te leggen? Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Met het oog op aandachtspunt 2 keurt BBA deze besluitvorming goed, met de opmerking dat dit wijkcentrum in Keizer Karelpark niet ten koste mag gaan van andere wijkgebouwen, dus dat dit wijkcentrum in Keizer Karelpark echt een wijkcentrum voor die buurt is. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna overeenkomstig het voorstel. Vaststellen bestemmingsplan Wester Amstel.
Pagina
36 van 37
De heer Mager: Mijnheer de voorzitter. GroenLinks heeft dit bestemmingsplan vooral gelezen als de beschermer van de groene ruimte. In het plan Bovenlanden, eigenlijk een onderdeel van dit bestemmingsplan, is maximaal gestuurd op het verbeteren van het landschap, het herstel van het open karakter en het herstel van zichtlijnen. Ideaal was geweest om alle bedrijfsgrond op dat terrein weer de functie natuur te geven, maar dat bleek, eigenlijk vanzelfsprekend, niet haalbaar. Onze fractie kan dus al eerder instemmen met dat plan Beverlanden. Ook op de Overtuinen aan het Bankraspad wordt bebouwing toegestaan met dit bestemmingsplan. Dat ligt gevoelig omdat de huidige bestemming 'tuinen' al jaren niet meer gehandhaafd is. De realiteit is daarom dat er al sprake is van bebouwing in de vorm van loodsen en zeecontainers, die bedrijfsmatig gebruikt worden. Dat bedrijfsmatige gebruik, maar ook de bouwoppervlakte van enkele objecten, is in strijd met de nieuwe bestemming 'wonen', want deze loodsen leveren volgens ons geen enkele bijdrage aan het woongenot van de bewoners. We hebben het hier dan nog steeds over Het Groene Hart. Van wethouder Pols wil ik weten of het toestaan van deze bebouwing op de Overtuinen aan het Bankraspad past in het streekplan Noord-Holland-Zuid en ik wil graag van wethouder Hellendall de garantie hebben dat op de kortst mogelijke termijn zeer strikt gehandhaafd zal worden op deze locatie, want witte schimmel – het steeds verder oprukken van de stad in de groene ruimte dient – dient wat onze fractie betreft, beslist te worden tegengegaan. Dat vraagt niet alleen om terughoudendheid bij bestemmingsplannen, maar vooral ook om een heel stringent handhavingsbeleid. Voor het overige kunnen wij instemmen met het voorstel. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. Aan het einde van zijn betoog heeft de heer Mager nog de kwestie van het Bankraspad aangeroerd met de kleine achtertuintjes en schuurtjes aan de overkant van de weg. Als we naar de kaart kijken, wijs ik erop dat dit gebied niet zo open is als de heer Mager nu heeft gesuggereerd. We gaan daar woningbouw ontwikkelen. Langs het Bankraspad staan woningen en langs de Amstel staan woningen. In een vierkant zullen straks woningen staan en daarbinnen staat dan die rij schuurtjes. Qua bebouwing in een open gebied doen we daar niets wat een aantasting van het landelijk gebied zou kunnen zijn, anders dan hoe het er nu uitziet. De suggestie dat daar bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, daar weten wij niet van. Maar dergelijke activiteiten mogen niet, dus mochten die daar plaatsvinden, dan zullen wij conform ons nieuwe beleid voor het buitengebied handhavend optreden. De heer Mager heeft ook gevraagd wat de provincie hiervan vindt. Het bestemmingsplan is aan de provincie voorgelegd volgens de officiële procedure en de provincie heeft hierover geen enkele opmerking gemaakt, terwijl men wel gedetailleerd heeft gereageerd op het hele plan. Wij gaan er dus van uit dat dit geen enkel probleem is. Wethouder Hellendall: Mijnheer de voorzitter. U weet dat de doelstelling van dit bestemmingsplan is systematischer te handhaven in het buitengebied. Het adagium is: minder regels en versoepelingen, maar strikt handhaven wat er over blijft. Daar valt dit ook onder. Ik zeg de heer Mager toe dat wij daar naar gaan kijken. De heer Mager: Mijnheer de voorzitter. Tot wethouder Hellendall zeg ik dan: liever niet alleen maar kijken, maar handhaven. Handhaven ook op omvang van de bebouwing en op het bedrijfsmatig gebruik; dat is hier echt nodig. Tot wethouder Pols, die heeft opgemerkt dat het daar niet zo open is als ik heb gesuggereerd, moet ik zeggen dat ik mij realiseer dat daar al iets staat en dat er ook andere ontwikkelingen zijn. Witte schimmel is dus juist steeds dit argument gebruiken van 'er staat al wat, dus er kan nog best een randje bij'. Dat is nu precies de argumentatie die we niet meer moeten hebben. Er ligt op een gegeven ogenblik gewoon een grens. Daar moeten we zeer kritisch op zijn. We hebben het hier wel over tuintjes van 250 m2, waarvan straks 75 m2 bebouwd mag worden. Dat is een verhoging van de bouwoppervlakte. Vandaar mijn waarschuwing: wees daar nu zeer kritisch op, zeker ten aanzien van het gebruik en zeker ten aanzien van de maximale oppervlakte. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. Ik heb de carré van de bewoning aangegeven. Een onderdeel daarvan is het nieuwe project Neerlanden. De heer Mager weet als geen ander
Pagina
37 van 37
hoe lang dat al loopt en hoe zorgvuldig wij, ook in overleg met de provincie trachten dat zo open mogelijk te maken met zichtlijnen en dat soort zaken. Natuurlijk nemen wij de waarschuwing van de heer Mager ter harte, maar daarbij zeg ik dat wij daar al uitvoering aan geven. Wethouder Hellendall: Mijnheer de voorzitter. Met 'er naar kijken' bedoelde ik welke illegale situaties daar zijn die onaanvaardbaar zijn en die niet gehandhaafd kunnen worden. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna overeenkomstig het voorstel. 13. Sluiting. De voorzitter: Ik heb nog één mededeling. Vanavond hebben wij geconstateerd dat wij gaan voldoen aan het verzoek van de heer Houwink ten Cate in de commissie ABM gezamenlijk met een andere commissie de Rekenkamer uit te nodigen en onze première qua rapport aan de orde te stellen. Dat doen we niet in april, maar in mei. Ik dank u voor uw inbreng en ik dank het publiek voor het geduld en onze waarnemend griffier voor zijn inzet. Dat het u en uw prachtige stad goed zal gaan. De vergadering is gesloten.
Sluiting van de vergadering om 23.30 uur.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Amstelveen op 25 april 2007. De griffier,
De voorzitter, xxx