Verslag van de vergadering van de raad der gemeente Amstelveen, gehouden in het gemeentehuis op woensdag 16 april 2008 om 20.00 uur. Aanwezig: Voorzitter: Wethouders:
Afwezig:
de heer mr. J.H.C. van Zanen. mevrouw J.E.M. Tabak en de heren J.P.W. Groot, drs. F. Hellendall, R.E. Pols en drs. A.G.S.M. Veenboer mevrouw drs. P. Georgopoulou. de dames: mr. H. Enschedé-Philippart, M. van Herteryck-Prinsen, mr. J.A. Koops-Scheele, drs. C.L. de Leur, M.P.M. Lochtenberg, D. Mijksenaar, L. Roos, J.C.E. Tang en mr. E.C. Veenboer; de heren: J.A. Alberts, dr. M.J. Alink, mr. J.J. van Bergen, drs. H.J. van den Bergh, mr. J.G. Bulsing, , G.F. Dennenbroek, Th.J.H. Houwink ten Cate, D. de Jong, ir. B.L. Jonker, drs. J.C.M. Koot, J.E. Levie, mr. M.J. Lustenhouwer, drs. A. Maarse, drs. S.E. Mager, mr. C.J. Noomen, R.K. Oord, J.J. Ponjee, H.J.W. Raat, drs. P.J.M. Regouin, drs. M.M. Rietdijk, N. Rodrigues Pereira, A.H. Siegmann, drs. R. Smits en W.B. Vervenne. drs. G. Drost.
-
Opening.
Griffier: Raadsleden:
De voorzitter: Leden van de raad, ik open uw vergadering. Ik heet u allen hartelijk welkom. Dat geldt ook voor de dames en heren op de publieke tribune, de vertegenwoordigers van de media en de leden van het college, de ambtelijke medewerkers en de overige belangstellende dames en heren. Enkele zakelijke mededelingen vooraf. Wethouder Veenboer heeft nog steeds het recht om met de raad mee te stemmen conform artikel 36, lid 2 sub b van de Gemeentewet. Wat hij daarmee gaat doen, zal hij laten weten als het zover is. Voor alle agendapunten geldt een spreektijdregeling van vijf minuten per fractie en vijftien minuten voor de eerste ronde van het college en de helft daarvan voor de tweede ronde. Als dit zeer serieus wordt genomen en iedereen houdt zich aan die spreektijd en gebruikt die helemaal, dan zijn we morgen om exact 05.00 uur klaar. Dus ik roep op om niet van de volledige spreektijd gebruik te maken. Het nummer dat ik trek voor eventuele hoofdelijke stemming is: 5, de heer Bulsing. Wegens privé-omstandigheden is de heer Drost, fractievoorzitter van de PvdA, afwezig. Als lid van het stembureau benoem ik de leden Maarse, mevrouw Veenboer en de heer Levie. Het stembureau is van belang bij de benoemingen van de agendapunten 13 en 14. Vandaag hebben we een bijzondere gast in ons midden: mevrouw Eline Visser. Zij is beleidsmedewerkster bestuurszaken van De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Zoals bekend is, zijn wij contribuant van de VNG. Mevrouw Visser loopt drie dagen stage bij de gemeente Amstelveen. Ik adviseer u haar in de pauze wat boodschappen mee te geven. In deze zaal is gisteren een uitvoerig debat geweest over jongeren en politiek. De heer Alink zat namens de raad in de jury. Ik verzoek hem nu iets te vertellen hoe dat publieke debat ging. De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. Het was verrassend om te zien hoe leerlingen uit België en Nederland debatteerden in een sessie van circa drie uur. Je zou dan denken dat de animo snel zou verdwijnen, maar dat was absoluut niet het geval. Er is met veel enthousiasme gedebatteerd. Vijf stellingen zijn daarbij behandeld en afwisselend verdedigd door Belgen en Nederlanders. Het ging over Europa, de opkomstplicht bij verkiezingen, de waarde van de monarchie, duurzaamheid tegenover comfort en ook over wereldreligies als apart vak op school. Dat zijn zaken die gistermiddag uitvoerig bediscussieerd zijn, soms met rake klappen. Daaraan waren trainingen op school voorafgegaan. Die werden gegeven door het Nederlands Debat Instituut. De scholen hebben daarmee feitelijk het belang van het debat onderschreven en daarmee ook het belang van retorica in het algemeen.
Er is gistermiddag zoveel losgemaakt, dat er ook nog een vervolg zal komen. Dit keer werd het nog georganiseerd door scholen in Amstelveen en de Rotary's. Het zou echter heel goed zijn als ook de gemeente Amstelveen initiatieven zou nemen om debat en jongeren bij elkaar te brengen. Wat een mooie afsluiting was dit: Nederland tegen België werd 3 tegen 2. Ondanks de geweldige goesting die wij als Belgen hadden, hebben we toch verloren van den Hollander, maar dat mag ons troosten, moet ik zeggen. Ik heb zelf als bestuurslid daaraan ook een kleine bijdrage kunnen leveren. De voorzitter: Dat wordt, naar ik hoop, vervolgd. 1.
Beëdiging Burgerleden.
De voorzitter: Aan de orde is de beëdiging van een aantal burgerleden. In de nieuwste verordening op de raadscommissies is de positie van burgerleden duidelijker beschreven. Zij vertegenwoordigen hun fractie in de vergaderingen van de commissies. Omdat ze ook in contact komen met vertrouwelijke informatie moeten ze worden beëdigd. Dat gaat nu gebeuren. De burgerleden worden binnengeleid door mevrouw Roos. U bent zeer welkom. Ik verzoek u te gaan staan. Ik geef eerst de dames het woord en vervolgens de heren. Ik lees eerst de tekst helemaal voor. Aan het einde van die voorlezing, noem ik uw naam en kunt u de eed of de gelofte afleggen. "Ik zweer of verklaar dat ik, om tot lid of plaatsvervangend lid in een raadscommissie benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer of verklaar en beloof dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk, enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer of beloof dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid of plaatsvervangend lid van een raadscommissie naar eer en geweten zal vervullen." Vervolgens vraag ik degenen die de eed afleggen daarop te antwoorden met: 'Zo waarlijk helpe mij God almachtig', of degenen die de verklaring en belofte afleggen met: 'Dat verklaar en beloof ik'. Mevrouw Kruyer: Dat verklaar en beloof ik. Mevrouw De Pijper: Zo waarlijk helpe mij God almachtig. Mevrouw Veeningen: Dat verklaar en beloof ik. De heer Van Gelderen: Zo waarlijk helpe mij God almachtig. De heer Hecker: Zo waarlijk helpe mij God almachtig. De heer Janssen: Zo waarlijk helpe mij God almachtig. De heer Koole: Zo waarlijk helpe mij God almachtig. De heer Pijnenborg: Zo waarlijk helpe mij God almachtig. De heer Prent: Dat verklaar en beloof ik. De heer Snoek: Dat verklaar en beloof ik. De voorzitter: Ik feliciteer u allen van harte. Ik schors de vergadering voor enkele minuten in verband met felicitaties en bloemenhuldiging. Maak er iets van, dames en heren. Wij zijn trots op u. Schorsing van 20.14 uur tot 20.18 uur. De voorzitter: De vergadering is heropend. 2.
Mondelinge vragenronde ex artikel 34 Reglement van orde.
De voorzitter: Er zijn geen vragen voor de mondelinge vragenronde. 3.
Verslag van de vergadering d.d. 19 maart 2008.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming stelt de raad het verslag van de vergadering van 19 maart 2008 ongewijzigd vast. 4. Ingekomen stukken en mededelingen. Rubriek 1. Voor kennisgeving aannemen. 1. Brief d.d. 11 maart 2008 van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State met mededeling van verlening van de termijn voor het doen van een uitspraak in de zaak bestemmingsplan Amsterdamse Bos. 2. Brief d.d. 20 maart 2008, betreft verslag van de Nationale Ombudsman over 2007 met als thema "Burgerschap verzilverd". 3. E-mail d.d. 25 februari 2008 van de gemeente Aalten met een motie ter ondersteuning van de motie van de gemeente Opsterland inzake initiatieven van de actiegroep 'Vroeg op stap' uit Siegerswoude. 4. Circulaire d.d. 4 maart 2008 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met informatie over wijzigingsvoorstellen Wet financiering decentrale overheden (fido). Rubriek 2. Ter afdoening in handen stellen van burgemeester en wethouders. 5. 6. 7.
Brief van de Raad van State d.d. 21 maart 2008, betreft de behoefte van een aantal partijen aan een tweede zitting inzake Bestemmingsplan Amsterdamse Bos. Brief van de Raad van State d.d. 18 maart 2008, betreft informatie en kopieën bestemmingsplan Amsterdamse Bos. Brief d.d. 6 maart 2008 van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland over de vaststelling Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit regio Noordvleugel (RSL).
Rubriek 3. Andere manieren van behandeling. 8. 9
Brief d.d. 31 maart 2008 van mevrouw drs. G.T. Wildeman met het verzoek haar per 1 juni 2008 ontslag te verlenen als extern lid van de Rekenkamercommissie. E-mail d.d. 19 maart 2008 van de gemeente Koggenland, betreffende vergoeding raadswerk met verzoek de motie te ondersteunen.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig de voorgestelde wijzen van afdoening. 5.
Vaststelling bespreekpunten agenda.
De voorzitter: De behandeling van de punten 6 en 7 zullen worden voorgezeten door de waarnemend voorzitter van de raad, de heer Mager. 10. Delegatiebesluit ex artikel 19 lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor de vrijstellingsprocedure perceel Oostermeerweg nabij nummer 37. (voorstelnr. 33) Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming besluit de raad overeenkomstig de voorstellen. De heer Mager neemt het voorzitterschap over. 6.
Intensivering van het gemeentelijk toezicht in de openbare buitenruimte. (voorstelnr. 31)
De heer Oord: Mijnheer de voorzitter. Het doel van de intensivering van het gemeentelijk toezicht in de openbare buitenruimte is het verkrijgen van een objectieve veiligheid en werken aan een veiligheidsgevoel. De nota behandelt het horecabeleid, het beleid inzake evenementen en gaat over de politie die onvoldoende capaciteit daarvoor zou hebben, maar eigenlijk gaat dit hele verhaal over overlast door jongeren. Ik wijs erop dat wij onder
agendapunt 7 de nota over jeugd en veiligheid zullen bespreken. Daarbij zullen we spreken over hinder en over de overlast door jongeren. Dat zit dus heel dicht bij elkaar. In het eerste geval gaat het structureel om € 350.000 en in het tweede geval om € 700.000. Ik stel voorop dat wij geenszins twijfelen over de noodzaak dat hier iets moet gebeuren. Op allerlei manieren is dat bekend geworden en aan ons duidelijk gemaakt. Ik twijfel niet aan de goede bedoelingen van het college in dezen. Ik heb wel enige twijfel bij de doelstellingen en het uiteindelijke resultaat. Waarom huren we een particulier veiligheidsbureau in voor de preventie en , indien nodig, voor een stuk repressie? Als reden wordt genoemd dat de politie geen capaciteit heeft voor wat wij zien als het handhaven van de openbare orde. De gemeente voert dan vervolgens de regie vanuit beleid dat in hoofdlijnen is neergezet – voorzover wij dat uit het stuk kunnen afleiden – in een reactie op een brief die is geschreven op de petitie van de bewonersenquête Middenhoven. Daar staat in dat uit angst voor represailles een deel van de burgers geen aangifte doet. Men denkt althans dat dit zo is. Vervolgens blijkt uit de registratie van de politie dat er objectief gezien weinig geregistreerd is als het gaat om kwalijke zaken. Welnu, dat raadt je de koekoek als mensen daarvoor benauwd en angstig zijn, dan komt dat ook niet in de objectieve registers te staan. Vervolgens wordt in die nota gesteld dat zowel repressie als cameraregistratie leidt tot verplaatsing van het probleem. Met andere woorden: kennelijk helpt het dus wel, want men blijft er voor weg. Maar dat is gelijk ook een reden om dat maar zo te laten. Als dat zo zou zijn, dan denk ik dat we dan ook maar moeten stoppen met het afsluiten van de voordeur, want anders zouden inbraken zich kunnen verplaatsen naar de achterdeur. Ik adviseer dan maar om die voordeur open te laten. Voorts bevreemdde mij ook de stelling dat de mosquito eigenlijk wel bij het gemeentehuis zou kunnen werken. Als we die echter elders ophangen zou dat kunnen leiden tot negatieve reacties van de jongeren of tot irritaties, zoals dat letterlijk in het stuk staat. Dus wordt ook hier weer het verplaatsen van het euvel als argument gebruikt om maar af te zien van bepaalde maatregelen. Dan verplaatst de narigheid zich immers naar een andere plek. Ik vind dat toch wel laks en ik heb daarom wel wat bedenkingen bij dit voorstel. Graag wil ik een duidelijk antwoord van het college hebben op de volgende vragen van BBA. Er komt een evaluatie, zoals die in de nota wordt aangekondigd, over de periode van mei 2008 tot en met januari 2009. Mijn fractie wil de toegezegging dat die evaluatie er komt. Ook willen wij graag antwoord op de vraag of die evaluatie plaatsvindt op basis van een gedegen registratie van zowel de klachten als de meldingen en aangiften, maar ook op basis van een gevoelen of een enquête onder de betrokken burgers. Dus niet alleen op basis van harde feiten, maar ook door het laten meewegen van de zachte feiten. Daarnaast uiteraard ook wat wij aan de repressieve kant hebben gedaan in de vorm van oppakken en handhaven. Daarvan is natuurlijk ook een terugvertaling mogelijk. Voorts vernemen wij graag hoe wij bij de evaluatie het succes gaan bepalen. Dat betreft dan immers de indicatoren waarmee te meten is of de zaak geslaagd of mislukt is, dan wel of er bijsturing nodig is. Dat blijft nu allemaal onduidelijk. Ik neem aan als die fietsbanden heel blijven dat de nota dan nog niet is geslaagd, maar dat we dan andere criteria hebben voor die fietsende toezichthouder. Als laatste: kunnen we in het bezit van die evaluatie nog bijsturen en hebben we dan die ruimte nog? Als nu echt blijkt dat het misschien toch contraproductief zal zijn, of misschien dat we het voor een deel over een andere boeg moeten gooien, kunnen we dan nog ervan af? Met andere woorden: zitten wij hier voor eeuwig aan vast, of kunnen wij nog in januari bijsturen? Graag op deze vragen een duidelijk antwoord van het college. De heer Raat: Mijnheer de voorzitter. Eindelijk ligt dit voorstel er. € 350.000 voor het toezicht in onze stad. Voor ons komt dat nog geen minuut te laat. In omliggende gemeenten is dat al lang aan de orde. Nu moet Amstelveen er ook aan. De heer Oord gaf al heel terecht aan dat met name de overlast van jeugd en jongeren de belangrijkste aanleiding is om met dit voorstel te komen. De VVD–fractie heeft in commissie opgemerkt dat er in het voorstel ook € 50.000 is geraamd voor toezicht op horeca. Dat vinden wij echter niet het belangrijkste probleem. De burgemeester heeft gezegd dat het absoluut niet de bedoeling is om de horeca met allerlei flauwekulzaken lastig te vallen, maar alleen als er echt wat aan de hand is. Daar maken wij ons wel wat zorgen over, want
met die € 50.000 van het totale bedrag, zal het wel erg hard gaan. Het echte probleem ligt, zoals de heer Oord al zei, in de overlast op straat. Wij moeten dus zorgen dat wij de baas blijven op straat. Dat missen we in deze stad toch wel. De zorg van de politie is, zoals nu ook weer in de krant staat, dat de mensen verwezen worden en dat ze het zelf maar moeten uitzoeken. De VVD–fractie vindt dat langzamerhand onacceptabel. We horen die berichten te veel. Wij willen graag in de reactie van de burgemeester horen hoe dit in zijn overleg met de driehoek en dat soort zaken, aan de orde komt en hoe de korpsleiding daarop reageert. Op een bepaald moment is het natuurlijk gewoon en kwestie van prioriteitstelling. Ik begrijp dat de korpschef uit Slotervaart zijn wijk natuurlijk zeer belangrijk vindt en zo zijn er nog wel een paar andere plaatsen die in het nieuws staan. Dat laat echter onverlet dat onze 80.000 burgers, ongeveer 10% van het aantal waar het korps over gaat, tamelijk afgescheept worden. Dat merken we ook in de gesprekken op straat met de politieagenten, die ook een beetje met de handen in het haar zitten. We vinden toezicht natuurlijk prima. Het gaat er echter om dat we snel ingrijpen daar waar het misgaat met de kinderen. Dat geldt vooral voor de jonge kinderen. Voor de 12– tot 16–jarigen gaat het meer om toezicht. Wat de aangekondigde interventieteams betreft, heeft de burgemeester toegezegd dat dit niet onze eigen Amstelveense keten wordt en dat we volgend jaar weer € 80.000 nodig hebben voor een ketenregisseur voor de noodzakelijke samenwerking. Dat is iets in de uitvoering waarop wij erg gaan letten. Wij willen tevens snel geïnformeerd worden hoe dit wordt aangepakt. Voorts moet ervoor worden gezorgd dat men daartoe niet alleen of hoofdzakelijk afgaat op ondersteuning vanuit de ambtelijke dienst, maar dat er ook naar de bewoners, bewonersplatforms en ondernemers wordt geluisterd. Hun moet ook een plek worden gegeven in de aangekondigde kwartaalrapportage. De heer Houwink ten Cate: Mijnheer de voorzitter. De PvdA is helemaal niet tegen het intensiveren van het toezicht in de openbare ruimte, integendeel. We steunen dit voorstel dus in beginsel. Misschien is het wel erg belangrijk dat taken, bevoegdheden en de inzet van hulpmiddelen, waaronder geweldsmiddelen, volstrekt duidelijk zijn. In de nota wordt gesproken van een wapenstok, handboeien, pepperspray en het gebruik van de mountainbike als hulpmiddel bij het verrichten van aanhoudingen en als verdedigingsmiddel. De vraag is dan wat we de toezichthouders willen laten doen. Over welke bevoegdheden beschikken zij en welke hulpmiddelen hebben zij dan nodig? Ik stel met nadruk dat we evenmin kunnen experimenteren met de veiligheid van onze ambtenaren. Als we de mensen taken geven, moeten ze wel adequaat toegerust zijn. De vraag is dan wel welke taken we hun geven. In de commissie heb ik daar al op gewezen en ik heb er ook al informatie over gekregen, maar het is mij toch nog niet helemaal duidelijk. Eén ding is wel duidelijk: in die aanvullende informatie staat dat geweldsmiddelen ook tot een escalatie kunnen leiden. Dat is een belangrijke opmerking. Mijn vraag over de aanvullende informatie is eigenlijk: moeten we het nu zo begrijpen dat de pilot is om vast te stellen welke geweldsmiddelen moeten worden gedragen of is de pilot er om vast te stellen of er geweldsmiddelen moeten worden gedragen? Ik ga daar nog even op door. Alleen bijzondere opsporingsambtenaren (BOA's) mogen onder voorwaarden over geweldsmiddelen beschikken en onder nog strengere voorwaarden die geweldsmiddelen ook gebruiken. Het uitgangspunt bij het gebruik van geweldsmiddelen door de overheid is 'nee, tenzij'. In het voorstel gaat het om zware middelen. Ik vraag eenieder daaraan extra aandacht te besteden. Zo mag in Nederland alleen pepperspray gebruikt worden door vuurwapendragende ambtenaren en dat moeten ambtenaren zijn die gekwalificeerd zijn voor het dragen van vuurwapenen. Zijn we daar nu echt aan toe? Is dat in onze situatie ook proportioneel? Een aanvraag voor het toekennen van geweldsmiddelen moet worden beoordeeld aan de hand van een aantal criteria. Bij de BOA's gaat het er vooral om voor welk soort overtreding er een opsporingsbevoegdheid wordt verleend en wat de aard is van de te verwachten agressie. Dat hangt natuurlijk samen met wat we gaan opsporen, in hoeverre de situaties waarin zich agressie voordoet ook werkelijk aan de orde zijn en of het bezwaarlijk is – dat is natuurlijk een belangrijk punt – om anders dan via geweldmiddelen de veiligheid van de BOA te waarborgen. Anders dan via geweldsmiddelen is natuurlijk de inzet van de reguliere politie het zwaard
in de hand van het machtsmonopolie. Nogmaals: we zijn voor toezicht, maar we ook zijn voor volstrekte helderheid op dit punt. Ik kan mij voorstellen dat de pilot mede de antwoorden moet brengen op de vragen die ik zojuist heb opgeworpen. Er is ook een samenhang tussen die vragen. Ik kan mij voorts voorstellen dat de burgemeester nu bijvoorbeeld vraag 1, over de opsporingsbevoegdheid de BOA's, kan beantwoorden. Ik kan mij ook wel voorstellen dat hij kan ingaan op vraag 4 over het alternatief voor geweldsmiddelen bij de BOA's, namelijk door de politie-inzet. Ik kan mij ook goed voorstellen dat, voordat er daadwerkelijk geweldsmiddelen worden aangevraagd en voordat die worden gedragen, de raad of de commissie nog een keer worden geïnformeerd, met dan een volledige beantwoording van de hiervoor gestelde vragen. Een dergelijke toezegging van de burgemeester zou onze steun voor dit voorstel wel vergemakkelijken. Mevrouw Van Herteryck: Mijnheer de voorzitter. Wij vinden het noodzakelijk en belangrijk om de veiligheidsgevoelens te vergroten en tevens gericht toezicht houden in de wijk in samenwerking met het team voor wijkbeheer. Dat zal volgens ons zeker bijdragen tot vergroting van de veiligheid. In het verkiezingsprogramma van het CDA hebben wij al opgenomen dat, waar de politie zich terugtrekt op haar taken om daarop een opsporingsambtenaar in te zetten, wij ons zeer zeker kunnen vinden in het voorgestelde pilot. Zonodig zijn we bereid om hierin meer te investeren. Wij zijn benieuwd naar de effecten van het inzetten van het toezichthoudersduo: één BOA en één beveiligingsbedrijfmedewerker. Ik hecht eraan mijn opmerking te herhalen die ik in de commissievergadering heb gemaakt, namelijk dat het CDA er wel vanuit gaat dat die extra inzet voor een belangrijk deel ook zal toekomen aan de aanpak van de jongerenproblematiek en dat dit niet zal lijden onder de extra in te stellen horecacontrole. Mevrouw Mijksenaar: GroenLinks kan instemmen met deze extra impuls. Het voorstel behelst een verzameling van toezichtzaken waarbij wij graag een prioriteit stellen bij het toezicht op overlast van jongeren. We krijgen dus bikers met BOA´s. Dat moet een mooi gezicht worden. Wij hebben nog slechts één opmerking bij dit punt: de aanleiding voor dit voorstel ligt in het lage subjectieve veiligheidsgevoel van de Amstelveners. We geven met dit voorstel nogal fors meer geld uit om dat gevoel te verbeteren. In de evaluatie willen we graag expliciete aandacht voor de mate waarin dit voorstel heeft bijgedragen aan de verbetering van dat veiligheidsgevoel. Voor het overige stemmen we van harte in met dit voorstel. De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. Ten opzichte van de bespreking van dit voorstel in de commissie is dat nu nog wat verhelderd. Er zal sprake zijn van een nauwe lijn tussen het bikerteam en het jeugdinterventieteam. Inschakeling voor een volwaardige plaats voor het eigen buurtbeheer is belangrijk als signaleringsfunctie. Dat past helemaal in dit proces. En dan is er nog de relatie met het politiewerk. Ten aanzien van dat laatste sluit ik mij graag aan bij de vragen van de heer Houwink ten Cate. Bij de nadere informatie die wij hebben gekregen, heb ik gelezen dat er nogal verschil kan bestaan tussen de beginsituatie en beginuitrusting en de einduitrusting. Daarbij wordt gesteld dat dit afhankelijk is van de ervaringen die we in de pilot zullen opdoen. Dat is toch een enigszins vaag begrip. Ik vraag mij ook af of dat goed is. Moet het niet zo zijn dat van meet af aan het team dat in de wijken gaat opereren, herkenbaar is en dat het ook voor de burgers duidelijk is over welke machtsmiddelen het beschikt. Dat niet gedurende het proces die machtsmiddelen bijvoorbeeld steeds toenemen. Dat lijkt in de positie naar buiten niet zo zeer verantwoord. Dus ik stel die vraag nog eens aan de portefeuillehouder. Mevrouw Tang: Mijnheer de voorzitter. Ik heb slechts enkele opmerkingen bij dit voorstel naar aanleiding van mijn opmerking in de vergadering van de commissie B en S over het terugtrekken van de politietoezicht. Ook in dit stuk staat dat de politie regelmatig geen capaciteit voor extra toezicht heeft. Daarom was ik zeer verblijd toen ik 's middags voor mijn huis twee fietsen met dienders zag die mij vriendelijk groetten. Deels uit een soort affiniteit. Daar voor was er al enige malen activiteit van politieauto's, dus dat kan wel. Mijn subjectieve veiligheidsgevoel ging met sprongen omhoog en wij zijn zeer tevreden met
deze pilot. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Ik dank de portefeuillehouder voor de beantwoording van mijn vragen. Voor mij is het een en ander nu echt duidelijk. Ik begrijpt dat er op vrijdag en zaterdag twee teams zullen zijn, dus vier personen op de bikes. Van belang in dit voorstel is de nauwe samenwerking met de politie. Wij kunnen hiermee dus instemmen. De voorzitter: Dit is een kaderstellend stuk. Dus ik geef graag de gelegenheid voor debat, ook al heeft u geen vragen gesteld. Ik zie dat daar geen behoefte aan is. Ik geef dan nu het woord aan de portefeuillehouder. De burgemeester: Mijnheer de voorzitter. De heer Oord dank ik voor zijn opmerkingen en voor de vragen die hij heeft gesteld. Ik ben blij dat hij de portefeuillehouder en het college van goede bedoelingen beticht, maar hij zal dat niet cynisch bedoeld hebben. Ik denk dat er toch wel sprake is van een kleine vergissing. Over dit voorstel heb ik namens het college al in de commissie gezegd dat het eigenlijk voortkomt uit de augustussituatie en datgene wat zich daarna heeft afgespeeld. Vervolgens was onder meer overlast van een aantal jongeren aanleiding om te stellen dat wij in Amstelveen net als andere grote gemeenten zelf vormen van toezicht moeten instellen. Er zijn heel veel brieven, signalen en gesprekken hierover geweest van allerlei inwoners en dus niet alleen maar naar aanleiding van de petitie uit Middenhoven, want dat is echt een vergissing. Ik weet niet of de brief zo onduidelijk was, maar de mosquito's hangen er. Ik weet dus niet of men uit de brief heeft opgemaakt dat ze er niet hangen; ze hangen er dus echt, ook op die plek. Daarover heb ik toen meteen met de bewoners gesproken en ook met een aantal jongeren. Ik werk dus niet alleen met en vanuit papieren, dat wil zeggen vanachter een bestuurstafel, maar ik werk ook in wijken. Zeker waar het gaat om veiligheidsgevoel. Dat is namelijk van en door mensen. Ik zeg u graag toe op uw vier punten, want dat is, denk ik, voor u belangrijk, dat er een gedegen evaluatie komt van en met mensen. Ik zal ook de gevoelens in beeld proberen te brengen, althans voor zover dat kan. Ook dat vind ik een belangrijk punt. Ik zal u informeren over de mannen en vrouwen waarop en waarmee is gehandhaafd, als u dat zelf al niet in de krant hebt gelezen. Er is inderdaad ruimte om bij te sturen. Ik hoop dat dit een succes wordt en dat dit er toe leidt dat wij kunnen stellen dat wij er volgend jaar, als het gaat om veiligheid en veiligheidsbeleving, ook vanuit toezicht en handhaving, beter voor staan. De heer Raat kan ervan verzekerd zijn dat wij geen flauwekul-dingen zullen doen. Wij concentreren ons echt op de overlast. Dat zeg ik ook tot mevrouw Van Herteryck. Echter op een paar punten moet er wel iets gebeuren, zoals ik dat reeds in de commissie heb toegezegd Daar kunt u op aan. Vandaag en zojuist heb ik de inhoud van de rechter bovenkolom op bladzijde 3 van de krant gelezen. Ik zoek het tot de bodem uit. Er is immers, voor zover mij bekend is, een brief naar bewoners gegaan. Dat stond op bladzijde 3 van de lokale krant. Ja, daar baal ik gewoon van. Ik ben ervan overtuigd dat de korpsleiding dat ook doet. U kunt er verzekerd van zijn, en dat herhaal ik graag ook hier, dat wij met z'n allen vechten voor voldoende capaciteit en inzet. Er wordt hier wel veel aan toezicht gedaan door de politie, maar sommige dingen kunnen door de politie niet meer gedaan worden. Daarom moet er adequaat en op niveau, ook in Amstelveen, vanuit de politie aan toezicht worden gedaan. U vindt mij daar aan uw zijde. Met u en anderen blijf ik ervoor vechten. Daarom is het noodzakelijk dat het college dit voorstel aan de raad doet. Ik herhaal gaarne hetgeen ik in de commissie heb gezegd over het interventieteam: een snelle en concrete aanpak, geen overhead, snel ingrijpen achter de deur, omdat dan ook wordt voorkomt dat de ellende toeslaat. De heer Oord heb ik daarnet toegezegd dat wij bij de evaluatie gebruik zullen maken van de inbreng van de bewoners. Dat doe ik steeds bij elk signaal. U en ook de andere raadsleden weten dan dat ik steeds bereid ben om met de mensen te spreken. Rechtstreeks wil ik van hen horen wat er aan de hand is. Ofschoon ik er wel van overtuigd ben dat onze ambtenaren net als de mensen in de buurt heel goed weten dat er dingen spelen. Ik ben ook van plan om in het Platform Integraal Veiligheidsbeleid de wijkplatforms
een rol te geven. Met de heer Houwink ten Cate vind ook ik dat wij ons best hebben gedaan om zo genuanceerd mogelijk duidelijk te maken hoe dat nu precies zit. Ik moet zeggen dat ik me nu niet in staat voel om precies af te vinken hoe het nu allemaal precies in elkaar steekt. Maar ik wil wel gewoon twee dingen keihard toezeggen. Ten eerste hebt u in de aanvullende notitie gelezen dat preventie aardig is, maar dat dit ook escalerend kan werken. Dat is niet goed. Wij gaan uit van proportionaliteit. U ziet, en dat is, zo denk ik, het allerbelangrijkste voor u, dat er in de notitie staat dat het op voorhand wenselijk lijkt om de pilot te benutten om te beoordelen in hoeverre, dus ook of, het nodig is om te beschikken over geweldsmiddelen. Ik zeg u toe dat ik graag bereid ben om u daarover netjes te informeren voordat er sprake is van het gebruik van geweldsmiddelen, met uitzondering van het werend vest – en dat gebruik zal ook de heer Alink ons niet euvel kunnen duiden. U krijgt dat dan netjes op een rijtje: of we iets gaan inzetten en zo ja, wat. Mocht ik vinden meer nodig te hebben dan zal ik u tevoren daarover informeren, om te voorkomen dat we een discussie krijgen en dat doe ik dan liever in de commissie. Overigens kunt ervan uitgaan dat wij de criteria van het O.M. gewoon zullen respecteren. Hierover wil ik van tevoren duidelijkheid geven. Mevrouw Van Herteryck, daarnet zei ik al in mijn beantwoording tot de VVD-fractie, dat het vooral gaat om het bestrijden van overlast, hinder, onveiligheid. Dat is het hoofdaccent, daar gaat het ons vooral om. Mevrouw Mijksenaar heeft de aanleiding nog eens goed geduid. Het verbeteren van het veiligheidsgevoel moet ook uit de evaluatie blijken. Dat zullen wij expliciet aangeven. Als het gaat om dit soort vormen van toezicht, heeft de politie inderdaad een beperkte capaciteit, zeg ik tot mevrouw Tang naar aanleiding van haar vraag. Desalniettemin heeft de politie hierbij wel een stevige vinger in de pap. In de komende meimaand zal men merken hoe wij zijn toebedeeld als het gaat om de mensen. De tekst op bladzijde 8, zo blijkt uit de vraag van mevrouw Koops, heeft een schijn van exactheid gewekt terwijl wij daarin vooral de flexibiliteit van de inzet hebben willen aangeven. De heer Houwink ten Cate: Mijnheer de voorzitter. Ik dank de burgemeester voor zijn antwoord. Het is mij nu helemaal duidelijk. Ik heb natuurlijk nooit geweten dat een´vest´ een wapen was. Ook als we ambtenaren dingen laten doen dan moeten we die ook daarvoor toerusten. Als we die pilot-ambtenaren dingen laten doen waarvoor ze geweldsmiddelen nodig hebben dan moeten we dat natuurlijk wel tevoren identificeren. Het zal dus moeilijk worden om dat allemaal tijdens die pilots uit te vogelen. Een ander punt is of de burgemeester kan vertellen voor welke wetsovertredingen er opsporingsbevoegdheid is bij de BOA's. Ik veronderstel dat dit iets is dat we niet paraat hoeven te hebben, maar dat zou ons bijvoorbeeld toegestuurd kunnen worden. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna overeenkomstig het voorstel. 7.
Nota Jeugd en Veiligheid, strategie en ambitie 2008 – 2011. (voorstelnr. 36)
De heer De Jong: Mijnheer de voorzitter. Voordat ik met mijn eigen inbreng begin, vraag ik, als u mij dat toestaat, de aanwezige raadsleden van andere fracties bij handopsteken aan te geven wie hier in vergadering bijeen openstaat om zijn of haar eventueel eerder in de fracties vastgestelde mening naar aanleiding van deze discussie te wijzigen. De voorzitter: Ik vind die vraag een beetje vreemd. De heer Bulsing: Mijnheer de voorzitter. Het lijkt mij dat de leiding van de vergadering bij u berust en dat wil ik graag zo houden. De voorzitter: Ik wilde ook voorstellen dat niet alleen u, mijnheer De Jong, maar elk lid van deze raad in de gelegenheid wordt gesteld een stemverklaring af te leggen op het moment dat voorstellen aan de orde zijn die volgens zijn of haar persoonlijke mening niet gedragen kunnen worden.
De heer De Jong: Mijnheer de voorzitter. Ik heb het aan de raadsfracties gevraagd en ik meen dat ik één raadslid een vinger heb zien opsteken. In die zin volsta ik met enkele vragen aan het college, die in tweede instantie wellicht worden gevolgd door een verklaring. Het betoog tot overtuiging van anderen heeft bij dit onderwerp hier blijkbaar geen zin. De voorzitter: Ik maak bezwaar tegen die constatering. Die wordt niet gedragen door deze raad. De heer De Jong: Mijnheer de voorzitter. U gaat met mij in debat. Dat lijkt mij niet juist. Mijn fractie constateert dat er weliswaar een ietwat betere visie op het jeugdbeleid is geformuleerd, maar dat alles staat of valt met de uitwerking van welke voorziening daarvoor wordt getroffen. Daarom valt het mij op dat het college in feite een groot mandaatbesluit aangaande € 700.000 vraagt. Juist die uitvoering is belangrijk. Daar staat of valt alles mee. Daarom wil mijn fractie de wethouder het volgende vragen. Eerder waren kwartaalrapportages toegezegd. Eerder was verbetering beloofd door een welzijnsinstelling. Formeel heeft de raad geen verbeterplan gezien, maar signalen in de lokale media over het inzetten van conferenties en cursussen over hoe om te gaan met raadsleden als kernpunten geeft ons niet het grootste vertrouwen. Mijn fractie heeft het college schriftelijk vragen gesteld. Volgende week verwachten wij met spanning de beantwoording daarvan. Signalen van bijvoorbeeld wijkplatforms blijven ons reden tot zorg geven en die vragen dan ook om vanuit de raad een vinger aan de pols te houden wat de uitvoering van het jongerenbeleid betreft. Daarom aan u de vraag of het college van B en W met tussentijdse kwartaalrapportages de raad de mogelijkheid geeft om alle vanavond te vergeven middelen en maatregelen te kunnen aansturen en dus ook te kunnen wijzigen. Dan vraag ik via de voorzitter het college tegelijkertijd of het bij stap 1 de inzet van de eerste middelen zo snel mogelijk kan toesturen aan de raad opdat deze of de commissie dit kan verifiëren. Of moet ik dit zo lezen dat dit allemaal niet kan en dat pas na 2010 na behandeling van de kadernota en van de begroting 2010 het geval zal zijn? Ook vraag ik concreet of het college nieuw uit te zetten jeugdbeleid niet automatisch bij de stichting Cardanus zal wegzetten en daartoe op basis van een objectiveerbare en controleerbare criteria marktpartijen zal uitnodigen daarop in te schrijven. Ook vraagt mijn fractie als het college de gelden wegzet om daarin niet alleen te controleren, maar ook in de subsidievoorwaarden het financieel functioneren op te nemen. Voor ons standpunt inzake het hoofdbeleid, verwijs ik kortheidshalve naar de gezamenlijk door ChristenUnie en BBA in te dienen motie over rookbeleid. Dit zijn voor ons essentiële voorwaarden aangaande deze notitie. De heer Raat: Mijnheer de voorzitter. Als we nu alles overzien dan hebben wij hierin vertrouwen en vertrouwen in het college. We weten allemaal dat we in de commissie hierover uitgebreid hebben gesproken. Gewoonlijk kun je dat dan nog een keer overdoen in de raad, maar dat vinden wij niet verstandig. Het komt nu aan op de uitvoering. Voor ons is het nu echt erop of eronder. Die uitvoering komt nu op orde, of anders moeten we, net als bij het vorige agendapunt, eind van dit jaar de balans opmaken of we stoppen op met Cardanus of niet. Op dit moment hebben wij alle vertrouwen in de nieuwe wethouder, de burgemeester, om de sokken erin te zetten, goede opdrachten te geven en goed te kijken waar onze centen blijven. Kortom: zorgen dat we waar voor ons geld krijgen. De heer Rodrigues Pereira: Mijnheer de voorzitter. Dit is een stuk met geschiedenis. Hierover is al veel vergaderd. In de commissie heeft de PvdA gezegd dat er alleen nog maar de indicator tevredenheid inzake jongerenvoorzieningen is overgebleven. Dit moet van 13% naar 18% worden gebracht. Dat wil zeggen dat straks 18% van de jongeren tevreden is over de voorzieningen. Dat is op zichzelf niet erg veel. Afgelopen week is er antwoord gekomen op de vraag waarom dat niet zoveel is. Het bleek toen dat het college heeft gezegd een dikke voldoende te willen halen en dat het aantal ontevreden mensen niet de overblijvende 82% uitmaakt, maar slechts 25%. Er zijn immers ook nog 25% neutrale stemmers. Voorts is er ook nog een aantal mensen dat het sowieso niet weet. Als straks, volgens mijn berekening, 18% tevreden is en 25% ontevreden en nog eens
25% niet echt tevreden maar ook niet echt ontevreden, is dat voor mij nog steeds geen voldoende. Ik hoop toch dat het college voor een echte voldoende gaat. Dan wordt het weer goed. Het geheel is beter onderbouwd. Het is mooi dat veel van de voorgeschreven maatregelen voor alle jongeren geldt. Dus niet, zoals eerder werd gesteld, voor slechts een paar jongeren waar heel veel geld aan besteed wordt – dan lijkt het net alsof het voor jongeren lonend is om zich te misdragen omdat er dan in hen wordt geïnvesteerd –, maar wel dat er met dat geld voorzieningen voor jongeren worden verbeterd. Ik heb er vertrouwen in dat er nu steeds meer gebeurt en dat we nu eindelijk in de richting gaan komen van tevredenstellende oplossingen, voorzover dat mogelijk is. Het probleem bestaat al zo'n tien jaar. Met dit voorstel krijg ik het idee dat dit onderwerp nu minder het ondergeschoven kindje zal worden. Ik ben blij dat dit probleem nu eindelijk de aandacht krijgt die het verdient. In de afgelopen jaren is men er ook achter gekomen dat jeugdbeleid absoluut geen wetenschap is. We weten niet precies wat de oplossing is voor het een en ander. Daarom is het misschien wel goed dat we experimenteren. Dat betekent echter wel dat we als raad ook op de hoogte gehouden willen worden van wat er precies gaat plaatsvinden. We willen weten wat er in komende kwartaalrapportage over verteld wordt. Ook als er geld op een andere manier wordt ingezet dan gepland is, willen wij dat tijdig weten. Dat geldt ook als maatregelen een ander effect hebben dan is beoogd. Als er bepaalde incidenten plaatsvinden wil de raad dat tijdig weten. Het meest belangrijke vindt de PvdA in het algemeen dat de balans tussen correctie en preventie in stand wordt gehouden. In de afgelopen tijd was het niet helemaal zeker of dat zou lukken met dit voorstel, maar we zijn heel blij dat in het voorstel dat er nu ligt die balans er wel is. Wat mij betreft, moeten we bij de jongeren beginnen. Ik heb horen zeggen dat elke euro die wordt uitgegeven aan preventie wel tien euro's scheelt aan correctie. Dat is zeker waar. Nu zien we dat we steeds worden geconfronteerd met grote groepen jongeren van omstreeks 12 jaar. Het zou goed zijn als jongeren al op de basisschool beginnen met het leren respect te krijgen voor de wereld om hen heen, voor henzelf , voor hun lichaam en voor een ander. Zo kan voorkomen worden dat ze later weer dezelfde probleem krijgen. Ik kijk uit naar de resultaten. De PvdA is voor dit voorstel. De heer De Jong vroeg alle raadsleden daarnet hun standpunt of mening te wijzigen over dit voorstel. Persoonlijk sta ik hier om overtuigd te worden. Als iemand met een goed argument komt, dan zal ik daar zeker over nadenken. Mevrouw Mijksenaar: Mijnheer de voorzitter. Genoeg gepraat over dit voorstel. Het is een forse verbetering ten opzichte van de vorige versie, zowel in termen van visie, bestuurlijke regie en flexibiliteit als van balans tussen repressieve en preventieve maatregelen. Het komt echt aan op uitvoering. Dus snel aan de slag! Het blijft voor onze fractie een thema dat we nauwgezet blijven volgen. De maatschappelijke impact en de financiële omvang van dit voorstel rechtvaardigen dat ook heel erg. GroenLinks is zeer erkentelijk voor de uitgebreide reactie op onze opmerkingen in de commissie. De toezeggingen uit de memo over het informeren en betrekken van de raad bij verdere ontwikkelen waarderen wij zeer. We krijgen dus elk kwartaal een rapportage en wij kijken uit naar de resultaten. Onze verwachting is dat we op korte termijn concrete resultaten zullen zien. Wij rekenen daarbij op een snelle realisatie van de extra jongerenvoorziening, een alternatieve hangplek en het verwijderen van de bunker in de Westwijk. We rekenen ook op een stevige impuls voor het tienerwerk, bij voorkeur in Amstelveen-Noord. U kunt op ons rekenen voor het op de agenda houden van de behoefte aan een extra jongerencentrum in Amstelveen-Noord. Ten slotte rekenen we op een flinke verbetering van de relatie tussen gemeente en Cardanus, door goed opdrachtgeverschap van de zijde van de gemeente en reële prestaties van Cardanus. Dus nu: aan de slag. De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. Onze fractie vindt ook dat dit voorstel op essentiële punten is verbeterd. Het kader voor het jongerenwerk is duidelijk verbreed. Er is nu een samengaan van algemene en specifieke maatregelen gericht op overlast. Er is meer zicht op resultaat. Er is een grotere aandacht voor participatie. De resultaten zijn natuurlijk het voorname punt. Dat hangt samen met de kwaliteit van degenen die het in de praktijk moeten doen en in het algemeen met de kwaliteit van de uitvoerende instantie. Als het
gaat om resultaten. moet dat echter wel betekenen dat de raad de mogelijkheid moet hebben om tot bijstelling van maatregelen te kunnen komen. Die bijstellingen zullen dan moeten plaatsvinden naar aanleiding van de rapportages. Ik vraag het college daarom duidelijk of het die mening met ons deelt. Een ander punt is de grotere participatie. De portefeuillehouder heeft gezegd zich daarvoor ten volle te zullen inzetten. Dat betekent: contacten met die jongeren, met de hun ouders en ook met de buurt. De wethouder heeft gezegd dat hij dat ook z'n weerslag zal laten geven in de rapportages die er zullen komen. Daar zien wij naar uit, opdat wij dat ook op een goede manier kunnen beoordelen. Die beoordeling zal dan ook moeten gelden, zoals ik al zei, voor de uitvoerende instantie. U kunt ervan overtuigd zijn dat onze fractie – en dat is, denk ik, een mening die hier wordt gedeeld – die uitvoerende instantie zeer kritisch zal volgen, maar dan wel met als uitgangspunt dat er nu een grotere kans van slagen is, gezien een verbeterd voorstel. Mevrouw Van Herteryck: Mijnheer de voorzitter. Het ontbreken van goed jongerenwerk wreekt zich op het gebied van tijdige signalering van problemen. Loopt het mis, dan moeten wij als gemeente ook zorgdragen voor oplossingen en goede hulpverlening. Eerder zijn door de commissie kritische opmerkingen gemaakt. Er was meer behoefte aan samenhang tussen het jeugdbeleid, hinder en overlast door jongeren. De maatregelen zien op een inzet op de totale jeugd in Amstelveen en niet alleen op degenen die overlast veroorzaken. Dat vinden wij een goede zaak. Belangrijk is om met de activiteiten beter in te spelen op de behoeften van jongeren en bij te houden hoeveel jongeren worden bereikt en na te gaan hoe ze doorstromen. De afspraken met Cardanus zijn inmiddels aangescherpt. Het is voor alle partijen heel belangrijk dat de kwaliteitscriteria goed worden geformuleerd en dat afspraken helder zijn. In de notitie wordt gemeld dat voor het nieuwe aanbod, en zo nodig ook voor het huidige aanbod, offertes bij andere aanbieders zullen worden aangevraagd. Wij stellen het op prijs als het college voor de kadernota in een uitvoeringsnotitie aan de raad uiteenzet op welke wijze deze aanbestedingen, dan wel het aanvragen van offertes zal worden gedaan. Graag horen wij welke criteria het college hierbij zal hanteren. Wat ons betreft is het nu de hoogste tijd dat we met een positieve instelling aan de slag gaan. De inzet van beveiliging en een interventieteam heeft een eerste prioriteit. Op deze manier krijg je meer grip op de oorzaken wat jongeren beweegt tot overlastgevend gedrag. Bovendien hebben wij rekening te houden met de gevoelens van de omwonenden die overlast ervaren. Daarnaast hebben wij ook rekening te houden met de wensen van de jongeren. Jongeren hebben behoefte aan een eigen plek voor ontplooiing, ontspanning en vertier. De gemeente moet het voortouw nemen om in contact te komen met jongeren. Het is belangrijk dat er met de jeugd wordt gecommuniceerd en dat wordt geparticipeerd door de jeugd. Laten wij de jeugd nu tegemoet komen en ook daadwerkelijk iets doen. Geef ze een plek. Laten we er samen voor zorgen dat de jeugd en de omwonenden weer vertrouwen krijgen in de gemeente. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. In Amstelveen zijn verschillende jeugdgroepen gevormd die hinderlijk of overlastgevend gedrag vertonen. Dat gedrag heeft diverse achtergronden, zo lezen we in de nota. Vaak gaat het om zaken als alcohol- of drugsgebruik en om zaken van ontwikkelingsof opvoedingsproblematiek. Daarvoor moeten zorgvoorzieningen komen en preventieve jeugdzorg. In dit verband dringt de ChristenUnie erop aan fors in te zetten in de preventieve aanpak, bijvoorbeeld van multiprobleemgezinnen. Wij grijpen deze nota aan om daarvoor weer aandacht te vragen. De begeleiding van die multiprobleemgezinnen gebeurt nog veel te veel in blokjes die onderling veel te weinig samenwerken. Bij de aanpak van hinder en overlast in het jeugdbeleid geldt overigens wel dat die aanpak moet aansluiten op het aanpakken van ontwikkelings- en opvoedingsproblematiek. Dat staat op pagina 9 van de nota. Daarom vinden wij het voorgestelde Amstelveense interventieteam erg belangrijk. Het heeft immers niet alleen een signalerende functie, maar het praat ook met de opvoeders en jongeren zelf. Het team zet ook een traject uit dat niet vrijblijvend is. Daarvoor wordt maximaal € 100.000 ingezet. Als het
echter aan ons ligt, mag daarvoor zeker meer ingezet worden, zoals ik ook in de commissievergadering heb medegedeeld. Ik kom nu bij een punt waarop ik wat ga inzoomen: het roken in jongerencentra. We zijn ontzettend teleurgesteld over de voorgenomen rookvoorzieningen in jongerencentra. Het is duidelijk dat het college inmiddels dergelijke rookvoorzieningen wenst in Down Town en Het Galjoen. Er komt in heel Nederland een rookverbod in de horeca, dus ook in de jongerencentra, maar in Amstelveen maken wij uitgerekend voor de jeugd daarbij een uitzondering. De ChristenUnie heeft geen enkel argument of reden gehoord waarom Amstelveen een andere lijn moet volgen dan die van het landelijk beleid. We moeten ons er goed bewust van zijn dat roken zeer ongezond is en blowen helemaal. Dat veroorzaakt hart- en vaatklachten, doodsoorzaak nummer 1 in Nederland, en kanker is doodsoorzaak nummer 2. Iedereen begrijpt dan ook dat we onze jeugd niet moeten stimuleren te gaan roken of blowen, juist ook omdat die jongeren op een kwetsbare leeftijd zijn, waarbij de druk van de groep om mee te doen aan roken en blowen het grootst is. Aan die druk moeten we die jongeren niet willen blootstellen. Er is dan ook een landelijk niet-rokenbeleid vanwege het ministerie van VWS, waarbij de grootste aandacht gaat naar het voorkomen van het roken door jongeren. Er is een nationaal programma voor tabaksontmoediging van 2006 tot 2010, met maatregelen tegen het gebruik van tabak en de blootstelling aan tabaksrook, die verder teruggedrongen moet worden. Als het college roken wil faciliteren dan is dat immers roken stimuleren. Dat druist dus totaal in tegen het overheidsbeleid om roken en blowen bij de jeugd te ontmoedigen. Ik roep het college dan ook op het rijksbeleid uit te voeren en ervoor te zorgen dat een algemeen rookverbod per 1 juli 2008 voor alle horecaondernemingen geldt. Dus ook voor alle jongeren. Om die reden dien ik samen met BBA en OCA de volgende motie in. Motie M1: jongeren en rookbeleid De raad van de gemeente Amstelveen, in vergadering bijeen op woensdag 16 april 2008, behandelende het raadsvoorstel 36, in casu de nota Jeugd en veiligheid, strategie en ambitie 2008-2011; overwegende: ● dat jongerencentra vooral op minderjarigen gericht zijn en rookwaar pas aan 16jarigen of ouder, en softdrugs pas aan meerderjarigen verkocht mogen worden; ● er per 1 juli 2008 van regeringswege in Nederland een algemeen rookverbod van kracht wordt voor alle horeca vanwege de schadelijkheid van roken; ● het financiële rechtsongelijkheid of überhaupt rechtsongelijkheid zou opleveren met de commerciële horeca indien de lokale overheid voor jongerencentra financieel zou bijspringen om faciliteiten te bieden voor roken; ● de lokale overheid vanuit haar gezondheidsbeleid een voorbeeldfunctie voor de jeugd heeft en een beleid heeft om het aantal jongere rokers terug te brengen en niet te bevorderen; ● in landen waar het rookverbod is ingevoerd, zoals Ierland en Italië, niet-roken de norm is geworden en bij jongeren aldaar niet is aangetoond dat rookverboden bij jongerencentra tot problemen leidt of heeft geleid; spreekt als haar mening uit: ● dat jongerencentra volledig rookvrij dienen te worden per 1 juli 2008 bij de invoering van het algemene horecarookverbod; ● dat aparte rookvoorzieningen niet aan de orde zijn; ● dat het gebruik van (soft)drugs in jongerencentra verboden is; ● dat deze verboden nageleefd dienen te worden; verzoekt het college van burgemeester en wethouders daarnaar te handelen. En gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: De motie is voldoende ondersteund en maakt deel uit van de beraadslagingen. De motie kan worden vermenigvuldigd en rondgedeeld.
Mevrouw Tang: Mijnheer de voorzitter. De in dit stuk genoemde percentages vinden wij te pragmatisch. Er mag best wat meer motivatie en tempo achter liggen. Wel zijn wij blij dat er nu eindelijk beweging in komt, ofschoon dat op een enkel punt weer dreigt te verzanden, gezien de opmerking van de wethouder dat er eerst een onderzoek moet worden gedaan naar de noodzaak van een jongerencentrum in Amstelveen-Noord. Eerst komt de bus. Maar in die bus was totnogtoe volop gelegenheid om te roken of te blowen. Willen ouders van jongeren in Amstelveen-Noord dat wel? Nee, natuurlijk niet. Ze willen een activiteitencentrum. Desnoods een tijdelijke, totdat het MFA in Noord klaar is. Dat duurt immers nog minstens twee jaar, zo niet langer. Bij overwegingen en alternatieven wil men activiteiten afstemmen op vraag en behoefte van de jongeren. Er hebben mij diverse brieven en signalen bereikt dat er helemaal niets in in Amstelveen-Noord voor de jeugd van middelbareschoolleeftijd. Zegt dat niet genoeg? De totale nota ziet OCA in ieder geval wel als een aanloop naar nog meer actie in het jeugdbeleid. Wij dienen met BBA en de ChristenUnie de eerdergenoemde motie M1 in. De voorzitter: Ik geef graag gelegenheid voor debat. Het woord is aan de heer Raat. De heer Raat: Mijnheer de voorzitter. Ik heb een vraag voor de fractie van BBA. Ik snap dat mevrouw Koops vanuit haar achtergronden principieel bezwaar heeft tegen roken, drugs en allerlei van dat soort zaken. Vanuit de VVD-fractie hebben we daar alle respect voor. Het verbaast ons echter, en daarover hebben we al uitgebreid gesproken, wat die burger heeft aan deze opstelling van een partij als BBA met twaalf of dertien jaar Burgerbelangen Amstelveen? Er wordt daarbij een beeld gecreëerd alsof wij roken zouden toestaan. Nee, dat doen we niet. Het hele jongerencentrum is rookvrij, maar er is een klein hoekje met een soort hokje en daar kunnen jongeren een sigaretje opsteken. Ik hoop dat ook BBA zich kan realiseren – met de klompen kan aanvoelen, zou Rita Verdonk zeggen – dat die jongens natuurlijk gewoon buiten staan. De burger is daar gewoon de dupe van. Dus hoe komen jullie ertoe dat jullie dat zo belangrijk vinden? De heer De Jong: Mijnheer de voorzitter. Hoe wij erbij komen? Wij zijn in ieder geval Burgerbelangen Amstelveen. Dat betekent dat wij ook voor de gezondheid van de burger staan, juist voor die van jongeren. Het is mij wel opgevallen dat het net lijkt alsof de VVD een nieuwe partijlijn ingaat om te reageren op een betoog. Dat heeft veel weg van de partij Voor Veel Drugs. U meldde in de pers alsof BBA doorgeslagen zou zijn. Dan bedoelde de heer Raat vast dat driekwart van Europa, inclusief de Nederlandse overheid, doorgeslagen zou zijn. De VVD stelt nu ook weer dat door het rookverbod voor sigaretten, en dus ook voor softdrugs, hele meutes op straat komen en stelt dan impliciet dat er dan meer gedoe op straat komt en dat er dus geen sigaret minder wordt gerookt. De VVD heeft dan blijkbaar wat met de rookverboden uit den lande gemist. De VVD zou zich toch rekenschap moeten geven van de situatie dat evenzo alle horeca niet van overheidswege een vergoeding krijgt voor de eventuele realisatie van rookruimtes in café´s. Daar kan toch ook overlast ontstaan. Dat zeg ik nu duidelijk tot de heer Raat in antwoord op diens opmerking van daarnet over het ontbreken van rookruimten. De heer Raat: Mijnheer de voorzitter. Laat de heer De Jong eens ingaan op mijn vraag. Wij wonen hier niet in Italië, daar is het ook ander weer. Wij hebben te maken met Waardhuizen, Middenhoven en andere wijken. Het punt is dat daar een groep jongeren is die we graag binnen willen hebben. Die gasten roken allemaal. Dan kun je stellen dat de wet dat binnen roken verbiedt en die wet uitgevoerd moet worden. Dat doen we in Amstelveen. Dus dat jongerencentrum wordt rookvrij. Maar volgens de wet is er de mogelijkheid om daar een rookhokje te creëren als iemand dan toch een sigaret wil opsteken. De heer De Jong spreekt dan over drugs, maar ik heb liever dat die jongens gewoon binnen in ´t Galjoen zitten waar goed toezicht is en waar de burgemeester en Jeugdzorg ervoor zullen zorgen dat er binnen geen drugs worden gebruikt. Ja, buiten de deur worden sowieso drugs gebruikt. Die gebruikers staan voor de deur van de Amstelveense burgers waarop de heer De Jong doelt. Daar wordt iedereen gek van. Laat
mijnheer De Jong daarop eens antwoord geven. De heer De Jong: Mijnheer de voorzitter. Ik vind dat de VVD nu duidelijk stelling neemt. De VVD wil dat minderjarigen gefaciliteerd door deze gemeente softdrugs gaan gebruiken. Dat concludeer ik zojuist uit het betoog van de heer Raat. Mijn partij kiest ervoor om softdrugs niet voor minderjarigen beschikbaar te stellen. De heer Raat: Mijnheer de voorzitter. Dat vinden wij dus ook. De heer De Jong: Mijnheer de voorzitter. Daarvoor geldt dat aan jongeren onder de 16 jaar geen rookwaar verkocht mag worden. Moeten wij dan als gemeente roken blijven faciliteren voor mensen van die leeftijd? Ik denk dat bij de heer Raat de angst regeert. Ik heb expres de landen genoemd waarin een rookverbod reeds van kracht is, omdat daar exact dezelfde argumentatie werd gebruikt voordat daar een rookverbod was ingesteld. Het is misschien de eerste tijd een moeilijke periode, maar daarna zal niemand terug willen naar af. Dat is juist datgene wat wij nastreven. De heer Raat reageert vanuit angst. De voorzitter: Ik geef graag gelegenheid aan andere leden van de raad. Het woord is aan mevrouw Koops. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Ik kan me niet voorstellen, en dat zeg ik tot de heer Raat, dat hij het niet met mij eens is dat roken bij jongeren ontmoedigd moet worden. Dat moet hij toch met mij eens zijn? De heer Raat: Mijnheer de voorzitter. Ja, dat is zo. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Dan moet hij het toch niet willen faciliteren, lijkt mij. De overheid moet volgens hem het dus oké vinden dat er gerookt wordt, en zelfs geblowd … De heer Raat: Mijnheer de voorzitter. Wij vinden dat helemaal niet oké. Wie zegt dat? Dat is helemaal niet aan de orde. Mevrouw Koops: De heer Raat zei daarnet dat hij ze liever binnen zag blowen. De heer Raat: Mijnheer de voorzitter. Nee, ik had liever dat ze binnen zitten, want dan kunnen we erop toezien of ze roken. Als ze blowen kunnen we natuurlijk meteen ingrijpen, omdat dat absoluut niet kan. Als ze buiten staan bij de burgers voor de deur, dan ziet dat natuurlijk niemand. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Dan hebt je het idee dat er meutes buiten staan. Nu is er binnen een party. Buiten ga je even staan roken. Als dat overlast geeft, dan moet er gehandhaafd worden. Ik denk dat wat de heer Raat zegt een non–argument is, omdat dit niet de werkelijkheid is. Dit is een aanname van hemzelf. Dit kan hij niet objectief waarmaken. De heer Raat: Mijnheer de voorzitter. We zijn met anderen in de afgelopen tijd toch wel redelijk goed de stad in geweest, ook op de wat latere uren in de avond. Het betreft inderdaad vrij grote groepen. Natuurlijk kan gesteld dat we dit in deze raadzaal niet zien. Van de week was er ook weer zo'n mooi rapport over de raad die zo vaak vergadert. We moeten gewoon eens op straat gaan kijken. Dan kun je zien wat je daar eigenlijk niet wilt hebben. Vandaar dat we ook zoveel geld in de jongerencentra steken om ze die andere kant op te krijgen. De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. Al geruime tijd spreken we over de jeugdproblematiek en hoe we op de beste manier de jeugd kunnen benaderen. Dan staan deze partijen, die moties hebben ingediend, op het standpunt dat een rigoureus rookverbod in jeugdcentra de juiste oplossing biedt. Ik denk dat dit niet zo zal zijn. Volgens mij moet er een soort middenweg gekozen worden. Het is mogelijk voor de jongeren om daar rookvrij te blijven. Zoals de VVD heeft opgemerkt is er daar ook
gelegenheid om in bepaalde ruimten te roken. Als het nu één ding moet zijn, dan is dat rekening houden met de cultuur van jongeren. Als we dat niet doen, dan handelen we juist contraproductief. Het is dus niet zo dat partijen elkaar moeten verwijten dat ze bezig zijn roken aan te moedigen, dan wel te bevorderen. Het gaat erom dat er gelegenheid is om te roken én er is een gelegenheid waar men rookvrij kan verblijven. Ik meen dat de tussenweg de juiste is met het oog op het benaderen van de jeugd. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Je kunt natuurlijk geen rekening houden met een cultuur waarvan je doodziek wordt, waarvan je hartstikke kanker krijgt en hart- en vaatziekten. Het is natuurlijk idioot om rekening te houden met zo'n rookcultuur. Dat kun je als overheid gewoon niet maken. Dat is van de onzinnige. Je kunt ermee rekening houden dat mensen kunnen roken, maar je kunt niet binnen dat signaal geven. De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. Mevrouw Koops moet er rekening mee houden dat we nu eenmaal het gedrag van jongeren niet in hokjes kunt vastleggen. Als jongeren op een gegeven moment gaan roken of willen gaan experimenteren, dan gaan ze dat ook doen. Mevrouw Koops heeft nog steeds de illusie dat zij dat met het vingertje wel even kan voorkomen. Zo is het echter niet. Ze gaan experimenteren en ze zullen uiteindelijk zelf bepalen hoe ze in het leven staan. De voorzitter: Heeft iemand nog iets toe te voegen aan dit debat? Het woord is aan mijnheer Jonker. De heer Jonker: Mijnheer de voorzitter. Ik werk bij een bedrijf van 500 man. Daar geldt een algemeen rookverbod. Binnen mag nergens gerookt worden. Er is ook geen rookruimte. Er staan geregeld 15 tot 20 man buiten voor de poort te roken. Dus als iemand zegt dat als je bij een jongerencentrum binnen niet kunt roken, dat dan niet bewezen is dat ze buiten evenmin roken, dan geloof ik dat echt niet. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. De heer Raat zei dat je ook eens met de jongeren moet gaan praten. Welnu, ik heb gisteravond nog gesproken met jongelui die van 't Galjoen komen. Ik heb drie rokers gevraagd we ze gingen doen als er een rookverbod komt en je niet meer in 't Galjoen mag roken. Toen was hun antwoord zoiets als: "Daar we dan niet meer heen." Dat klonk nogal ingestudeerd. Toen heb ik gevraagd of ze wel begrepen dat er een rookverbod komt en dat heel Nederland met een rookverbod te maken krijgt. Toen was hun reactie zoiets als: "Ja dat begrijpen we wel." Dus als je met hen wat dieper doorpraat over dat soort dingen, dan begrijpen ze best wel dat er in Nederland gewoon regels zijn. De voorzitter: Ik stel nu voor de rest van dit debat in tweede termijn te houden. Ik geef nu graag het woord aan wethouder Veenboer voor diens reactie namens het college. Wethouder Veenboer: Mijnheer de voorzitter. Ik breng het onderwerp over jeugd en veiligheid toch maar even terug naar de laatste discussie daarover, want daar ligt in essentie datgene wat het college voorstelt. Ik neem direct aan dat dit een heel lastig probleem is dat niet zo gauw met een paar maatregelen is op te lossen. Als dat wel zo zou zijn, dan hadden we dat al jaren geleden gedaan. Vorige week stond een stukje in Het Parool over onze grote broer ten noorden van ons. Daar hebben ze natuurlijk een groter probleem: met zo'n 60 tot 70 groepen met hinderlijk gedrag en het bezorgen van overlast, die als crimineel gezien worden. Gelukkig zijn we nog lang niet toe aan die aantallen en evenmin aan de criminnaliteit van de groepen. Het college vindt het ten opzichte van de buurt en de jongeren ontzettend belangrijk niet alleen vanuit het college, maar eigenlijk ook vanuit het hele gemeentebestuur, aan die buurten en jongeren te laten zien dat we toch wel genoeg hebben van dat gedoe in die wijken. De burgemeester en ik hebben gesprekken gevoerd met buurtbewoners die terecht klagen over de overlast van jongeren. Het gaat ons er dus om te bekijken of we in deze nota niet het algemene jeugdbeleid, maar ook de accenten kunnen leggen op de problemen die er momenteel spelen. Het gaat niet om het college, noch om mij als wethouder, maar ik zou het ontzettend prettig vinden als we toch het sein kunnen geven en de maatregelen kunnen nemen om aan de bewoners te laten zien dat we als gemeentebestuur er wel voor hen staan en dat we ook
de maatregelen kunnen nemen om het probleem niet alleen op te lossen – we moeten niet menen dat dit mogelijk is – maar om het beter hanteerbaar te maken, opdat de bewoners zien dat het gemeentebestuur daarmee we degelijk serieus mee omgaat. Dit wilde ik eerst wel even kwijt alvorens over te gaan tot bespreking van datgene wat de verschillende leden naar voren hebben gebracht. De heer De Jong van BBA sprak over kwartaalrapportages. Zelf hecht ik er ook aan om kwartaalrapportages te maken en die in de commissie te bespreken. Als dat nodig is, maken we veranderingen en proberen we wat bij te sturen. Als daartoe aanleiding is, zal het college dat oppakken. Ik hoop ook dat ik de discussie met de raad kan voeren en dat we beiden tot de ontdekking komen dat er een aantal bijsturingen moeten plaatsvinden. Dat zal ongetwijfeld gebeuren. In deze notitie is ook te zien dat we dit niet kunnen dichtspijkeren. We kunnen niet bij elke cent die we uitgeven, zeggen wat we daarvoor gaan doen. We moeten ook de ruimte voor onszelf kunnen creëren, omdat de problematiek ons duidelijk vraagt pilots te proberen en wat te experimenteren. Natuurlijk niet zo maar in het wilde weg. Het spreekt vanzelf dat we daarvoor goede onderzoeken nodig hebben. We gaan het geld niet zomaar uitgeven voor dingen die op komen borrelen. Nee, we proberen het goed te onderzoeken, vervolgens gaan we monitoren, evalueren en kijken wat het oplevert. Levert het goede resultaten op, dan continueren we die aanpak; levert het onvoldoende op, dan gaan we bijsturen of ermee stoppen. We moeten er heel secuur naar kijken en we moeten niet bang zijn om dingen te testen die schijnen te kunnen helpen. Cardanus heeft zijn verbeterplan gemaakt. Cardanus rapporteert maandelijks aan mij als wethouder. Ik heb ook in de commissie gezegd dat het wat mij betreft uiteraard goed is dat er vanuit Cardanus een verbeterplan komt, want daarvoor is ook alle aanleiding. Het gaat mij uiteindelijk toch om de resultaten die het oplevert. Het verbeterplan te accorderen is intern noodzakelijk. Maar ook extern, om te laten zien dat we wel degelijk doorhebben dat er iets moet gebeuren. Nogmaals, ik kijk naar de resultaten want daar ben ik voor. Op de motie M1 kom ik straks bij mevrouw Koops terug. De heer Raat vertrouwt op het college. Dank u wel, mijnheer Raat. Bij dit soort onderwerpen is het ontzettend belangrijk dat er vertrouwen is. Wij proberen immers een aantal dingen uit. Ik besef daarbij wel degelijk dat ik daarvoor vertrouwen van de raad moet hebben en dat ik niet meteen bij wijze van spreken wordt afgeschoten door de heer Raat. De heer Raat: Mijnheer de voorzitter. Bij interruptie: dat vertrouwen is niet oneindig. Het geldt nog tot en met komend jaar. Wethouder Veenboer: Mijnheer de voorzitter. Het belangrijkste punt dat ik uit de woorden van mijnheer Rodrigues Pereira haal, is dat als je dit op de langere termijn wilt oplossen, je al op heel jonge leeftijd moet beginnen om, als je een leerling ziet uitvallen, om welke reden dan ook, je er dan direct bovenop moet zitten. Dat doen we voor een deel met de interventieteams, maar ik heb wel degelijk de intentie om ook daar nog een slag te maken en met scholen te praten. Als een leerling al op jongere leeftijd uitvalt, moet je op die manier proberen je daarmee te bemoeien. Als een leerling 19 jaar is en het gaat fout met die leerling dan is het tien keer moeilijker daartegen op te treden. Over de tevredenheidsindicator hebben we het al in de commissie gehad. Dat is een lastigheid. De bedoeling was goed, maar als 18% tevreden is, dan heb je de indruk dat 82% ontevreden is. Dat is inderdaad niet zo. We gaan nu bekijken hoe we dat kunnen uitzetten in een indicator. Uiteraard gaan we uit van een goede voldoende. Mevrouw Mijksenaar kan ik toezeggen dat we die kwartaalrapportages zullen uitbrengen. Ik vertrouw erop dat we aan de hand daarvan een goede discussie met elkaar zullen voeren over de stand van zaken. Enkele andere fracties hebben in het kort iets gezegd over het tienerwerk in AmstelveenNoord. De bedoeling is te kijken naar iets tijdelijks in Amstelveen-Noord. Dat moet geen jongerencentrum zijn, maar te denken is aan een soort tijdelijke lounge. Dat willen we daar bewerkstelligen. Nogmaals: we maken een totale evaluatie. Als daaruit komt dat er in Amstelveen-Noord voldoende noodzaak is voor een permanent jongerencentrum,
dan zullen we dat zeker voorstellen. Het is echter niet eenvoudig om een permanent jongerencentrum in Amstelveen-Noord te krijgen. De heer Alink hamert sterk op bijstelling na kwartaalrapportages. Dat is ook de wens van het college. Het heeft immers geen zin om dergelijke rapportages te maken als we daaruit geen gevolgtrekking willen doen. Mevrouw Van Herteryck heeft gevraagd naar criteria voor aanbesteding. De intentie is uiteraard dat wij nu aan de slag gaan om te zien wat er nodig is voor een tijdelijke voorziening voor een jongerencentrum in Westwijk. De intentie is ook om dit aan te besteden als we dat gaan doen. Degene die het beste bod uitbrengt, krijgt wat ons betreft de opdracht. Ik zal nog eens goed naar de criteria kijken. Het resultaat daarvan zal ik de raad melden. Met mevrouw Koops voel ik ook de inzet in de preventieve sfeer. Dat is weliswaar op een iets langere termijn, maar het er bovenop zitten is ook iets wat echt op termijn kan helpen. Het is terecht dat mevrouw Koops interventieteams een belangrijke plek geeft. Op die manier kunnen we jongeren niet als groep benaderen, maar als individu en individueel of op gezinsniveau daarvoor maatregelen treffen. Dan kom ik bij het onderwerp 'roken'. Ik zou het jammer vinden als de discussie te zeer op dit punt blijft zitten. Dan krijgen we een hele discussie over wel of niet roken, maar in dit geval gaat het om het onderwerp 'jeugd en veiligheid'. Dat is de insteek die we hierbij hebben gekozen. Meteen voeg ik eraan toe dat wij het roken absoluut niet willen faciliteren. Ook willen wij absoluut geen enkele wet overtreden. Ik zou zelf de laatste zijn om dat te doen. We moeten echter wel beseffen dat we behoorlijk wat geld uitgeven om dit probleem te tackelen en vervolgens te hanteren. Ik ben echter bang – en daarvoor heb ik gegronde redenen – dat als wij stellen dat er in een jongerencentrum niet gerookt mag worden, en we gaan evenmin een hok bouwen waar apart wel gerookt mag worden – wettelijk mag het, dus daar ligt het probleem niet – dan ben ik bang dat ik de buurtbewoners weer massaal op mijn dak krijg en dat de burgemeester en de wethouder jeugdzaken opnieuw op pad moeten om met die bewoners te gaan praten. Dat die jongeren weer voor de deur van de buren gaan roken en kattenkwaad uithalen, dát wil immers voorkomen. Intussen hebben we dan heel veel geld uitgegeven en het probleem krijgen we op een andere manier terug. Dát ben ik dus niet van plan. Dat laat onverlet dat ik tegen het roken ben. Dat kunt u ook zien hier in het raadhuis. Daar is ook de mogelijkheid om binnen te roken. Als je dat afschaft, dan zou het voor de burgers niet leuk zijn als ze door de rookmist heen naar de voordeur moeten lopen om hier zaken af te handelen. Dat moeten we evenmin willen. Maar nogmaals: ik faciliteer niks. Ik ben tegen het roken –daarover mag absoluut geen misverstand bestaan –, ofschoon ik dat vroeger ook heb gedaan. Wat de opmerking van mevrouw Tang van OCA betreft over het jongerencentrum in Amstelveen-Noord: we zijn daar niet op tegen. We willen dat echter goed bekijken. Eerst proberen tijdelijk iets te maken voor Amstelveen-Noord, dan de zaak evalueren. Als er dan toch behoefte blijkt te bestaan aan een apart jongerencentrum dan komen we hiermee absoluut in de raad terug. De voorzitter: Ik dank wethouder Veenboer. Voor de tweede termijn van de raad is het woord nu aan mijnheer De Jong. Mijnheer De Jong: Mijnheer de voorzitter. Laat ik allereerst een pluim uitdelen aan de nieuwe wethouder. Ik ben immers echt in positieve zin verrast door zijn beantwoording van alle mogelijke punten van kritiek die wij hadden aangaande de hoofdlijn van de motie M1. Die pluim betekent dan ook dat wij kunnen gaan instemmen met het raadsvoorstel; het bidt perspectief. Ik wacht dan ook in spanning op de eerste rapportage. Daarbij merk ik op, maar dat komt later misschien wel aan de orde, dat wij twijfels hebben over het nut van een jeugdconferentie en van een tijdelijk wijkcentrum in de Westwijk, terwijl er als een jongerenbus staat om er nog een jongerenbus neer te zetten. Daarover zullen we later nog spreken. Over 'roken' is ons standpunt helder. De heer Rodrigues Pereira: Mijnheer de voorzitter. Ook ik bedank de wethouder voor zijn beantwoording. Wat het onderwerp roken betreft: ik kan melden dat de PvdA motie M1
niet steunt. Daarin wordt het doel en het middel een beetje door elkaar gehaald. Roken wordt een beetje afgeschilderd als het pure kwaad. Dat mag natuurlijk best. Zelf ben ik ook tegen roken. Roken is niet goed voor je. Aan de andere kant kun je tegen een heleboel dingen zijn, maar mensen mogen natuurlijk tot op zekere hoogte zelf bepalen wat ze doen. Veel dingen zijn niet goed voor mensen, maar als je alles zou doen wat gezond voor je is, dan ga je daaraan, volgens mij, ook onderdoor. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Ik zou het heel prettig vinden als de heer Rodriques Pereira dat betoog ook in Den Haag wil houden. Als we zelf mogen beslissen wat we willen doen, dan mogen wij ook roken en nog veel meer andere dingen. Ik wil dat heel graag in Den Haag bepleiten. De voorzitter: De heer Rodrigues Pereira vervolgt zijn betoog. De heer Rodrigues Pereira: Mijnheer de voorzitter. Als mevrouw Roos voor mij wat kan regelen dan ga ik graag op haar verzoek in. Mensen moeten zelf mogen bepalen wat ze wel of niet willen. Het doel van het voorstel inzake jeugd en veiligheid is inderdaad wat de wethouder heeft gezegd: jeugd en veiligheid en niet het terugdringen van het roken, ofschoon dat wel belangrijk is. We moeten echter niet met het een willen voorkomen dat we het andere bewerkstelligen. Ik hoorde mijnheer De Jong zeggen dat de VVD voor veel drugs is. Wat dat betreft zou ik willen zeggen dat BBA dan meer een soort waarschuwing is: Burgers Blijf Alcoholvrij. Mevrouw Mijksenaar: Mijnheer de voorzitter. Ik ben de wethouder erkentelijk dat hij toch ook bezig is met de jeugd in Amstelveen–Noord. Met een tijdelijke voorziening zal men daar ook al heel blij zijn. Er is een voorstel gekomen vanuit die jongeren voor een rookvrij huiskamerproject bij Doen. Als er dan signalen uit de wijk komen, laten we daarmee dan wat doen als de jeugd zelf komt met goede ideeën. Het roken krijgt in deze discussie nu zo´n geweldig zwaar accent. Onze fractie is absoluut tegen motie M1 die wij dus niet steunen. Waarom niet? De wet staat nu nog expliciet toe een rookvoorziening te creëren in jeugdhonken. Daardoor hoeven jongeren die roken niet voor de deur te blijven staan. GroenLinks staat natuurlijk voor een ontmoedigingsbeleid ten aanzien van roken. Dus die rookvoorziening is nadrukkelijk geen activiteitenruimte, maar niet zo´n depressief hok als hier in het raadhuis. In combinatie met activiteiten die de schadelijke effecten van roken onder de aandacht brengen, is zo´n voorziening wat ons betreft te billijken. We steunen de motie M1 dus niet. Mevrouw Van Herteryck: Mijnheer de voorzitter. Wij danken wethouder Veenboer voor diens toezegging. Wat de motie M1 betreft: ook wij zijn voor een ontmoedigingsbeleid door de overheid. Het gaat hier echter om de vraag of wij in de huidige situatie een aparte rookruimte in een jongerencentrum kunnen toestaan. Dat is inderdaad een dilemma. We hebben problemen met de jongeren. Er zijn mensen die hun uiterste best doen om de jongeren naar de jeugdcentra te trekken. Het zou ook prettig zijn hen daar ook te houden. We kunnen dan wel het idealistische idee hebben dat als we jongeren ontmoedigen te roken door hen daarvoor zo min mogelijk ruimte te bieden, maar dan kan men zich afvragen of daarmee de plank niet wordt misgeslagen. Is er dan niet het risico dat je die jongeren dan kwijtraakt? Dit risico willen wij in ieder geval niet aanvaarden. We zien voorts dat het in de Westwijk nu goed gaat. Bovendien zien wij meer in goede rookpreventieprogramma's. In hoeverre kun je jongeren boven de 16 verbieden te gaan roken? In dit geval kiezen wij voor het mindere kwaad. Als voorwaarde geldt daarbij natuurlijk wel dat de niet–rokers geen last van de rokers in de aparte ruimte mogen hebben. Het CDA moet wel een lijn trekken bij het blowen. Het CDA is voor afschaffing van het gedoogbeleid inzake gebruik en verkoop van softdrugs. In het verlengde hiervan kunnen wij natuurlijk niet instemmen met het gebruik van softdrugs in jongerencentra. We stellen het op prijs als de wethouder en de burgemeester nagaan hoe het zit met het handhaven en welke maatregelen daarvoor genomen moeten worden. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Na deze discussie begrijp ik dat iedereen, inclusief de wethouder, het met mij eens is dat roken bij jongeren niet gestimuleerd, maar
ontmoedigd moet worden. Ik kan mij niet voorstellen dat iemand zegt: "Laat ze maar lekker roken en laat ze maar lekker verslaafd worden daaraan." Ja, misschien wel D66. De heer Alink zegt immers dat we ze maar lekker moeten laten experimenteren. Daarbij gaat hij eraan voorbij dat als je wilt gaan experimenteren, roken verslavend is. Je kunt daarmee dus niet zo makkelijk experimenteren. Maar goed. Iedereen begrijpt dus dat we roken niet moeten stimuleren. Toch maakt het dat voor mij zo onbegrijpelijk dat de wethouder er toch voor kiest roken te faciliteren. Hij doet dat uit angst. Dat heeft hij zelf gezegd – hij gebruikte hierbij het woord 'bang'. Dat is echter ongegronde angst. Ik vind dat ook een non-argument, alsof het dan vervolgens buiten ook zo zou zijn. Daarop heeft eigenlijk niemand gereageerd. Er is immers nog nooit en nergens aangetoond dat dit effect zal plaatsvinden. Ook niet in andere landen. Alleen maar in Amstelveen. Dat is echt ingegeven door klinkklare angst en slappe knieën. Angst is een slechte raadgever en met slappe knieën krijg je geen visie. We moeten ons hoofd dus koel houden en het landelijk uitgezette beleid moeten we gewoon uitvoeren in plaats van het weg te moffelen achter een angstige gedachte. Bovendien is het zo dat als die jongeren de straat onveilig maken, is dat hun eigen verantwoordelijkheid. Ik kan dus niet zeggen dat ze binnen niet mogen roken en dus gaan ze buiten de boel onveilig maken. Daarmee leggen we de verantwoordelijkheid voor het gedrag van de jeugd bij de voorzieningen en niet bij de jongeren zelf. Dat is een ontzettend slecht signaal voor de jeugd. Je kunt ze dus nooit meer aanspreken op hun gedrag. Ze willen altijd kunnen zeggen dat we dan betere voorzieningen hadden moeten treffen: rook en ontspanningsvoorzieningen, langere openingstijden, de lijst zal oneindig lang worden. Je kunt dan niet meer ingrijpen. Ook vind ik belangrijk dat 77% van de jongeren niet rookt. Een niet-rokende jongere wil dus niet naar een jongerencentrum waar gerookt wordt. In het kader van motie Doen! is door jongeren voorgesteld een rookvrije ruimte te hebben. De nood van onze jeugd …. De voorzitter: Wilt afronden, mevrouw Koops? Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Het gaat mij juist om de kwaliteit van het leven van de jeugd, het gaat mij om hun gezondheid. Wethouder Veenboer: Mijnheer de voorzitter. Er zijn nog enkele opmerkingen gemaakt. Aan enkele daarvan waren vragen verbonden. Mevrouw Van Herteryck sprak over het blowen in jongerencentra en dat het onduidelijk is wat er wel en niet wordt toegestaan. Ik zeg haar toe dat ik daarop nog schriftelijk terug zal komen. Ik weet nu niet exact hoe de formuleringen zijn, maar daarop krijgt u een antwoord. De heer De Jong: Mijnheer de voorzitter. Ik begrijp nog niet helemaal waarom het college zelf niet weet hoe zijn handhavinglijn is. Wethouder Veenboer: Mijnheer de voorzitter. We komen daarop terug. De wet is namelijk niet zo helder ten aanzien van dit onderwerp. Dat weet, denk ik, de heer De Jong ook wel. Voor de zorgvuldigheid wil het college dit ook op schrift zetten. Wat de vraag van mevrouw Koops over het roken betreft: roken leidt bij mij niet tot het krijgen van slappe knieën. Ik ben ook niet bang in de zin zoals zij dat daarnet heeft verwoord. Ik besef ook wel dat ik haar niet kan overtuigen aangaande datgene wat ik in eerste instantie heb gezegd over het faciliteren van roken. Ik faciliteer roken niet. De jongeren kunnen buiten, of binnen in een afgesloten ruimte, roken en dus faciliteer ik eigenlijk niks. Ik probeer jongeren wel te ontmoedigen op andere terreinen. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. De wethouder maakt een rookvoorziening. Wethouder Veenboer: Mijnheer de voorzitter. Dat zou ik ook doen als ik de deur open zet zodat ze naar buiten kunnen. Ik heb veel op scholen, hogescholen en universiteiten gewerkt. In eerste instantie hebben de scholen gezegd dat er absoluut niet in de scholen gerookt mocht worden. Het was toen gênant hoeveel scholieren en studenten er voor de deur stonden. Je kon nauwelijks meer binnen komen. Die situatie is inmiddels bij alle scholen veranderd, doordat er wel degelijk binnenschools speciale rookruimten gecreëerd werden met een luchtafzuigvoorziening. Dat gebeurde om niet in de gênante situatie te komen dat je nauwelijks de voordeur kon zien.
Mevrouw Tang: Mijnheer de voorzitter. Het is toch niet zo dat we de jongerencentra alleen maar voor rokende jongeren openstellen? Wethouder Veenboer: Mijnheer de voorzitter. Natuurlijk niet; we volgen de wet. Er is een rookverbod in de horeca en de wet staat toe dat er een afgesloten ruimte gecreëerd wordt waar gerookt mag worden. Dat doen wij; meer niet en ook niet minder. Wij spenderen zeer veel geld en we zetten zeer veel middelen in om die jongeren binnen die centra te krijgen om te zorgen dat ze niet buiten die centra in de wijken rotzooi trappen. De voorzitter: Mevrouw Tang krijgt tot slot nog het woord. Voorts roep ik u op deze tweede termijn niet tot een debatronde te maken. Mevrouw Tang: Mijnheer de voorzitter. We mogen jongeren toch wel een grens stellen van tot hier en niet verder? Dat hebben jongelieden nodig. Wethouder Veenboer: Mijnheer de voorzitter. Ja, was de wereld maar zo makkelijk. Nogmaals: ik ben tegen het roken en ook zou ik het willen ontmoedigen, maar in dit geval is het niet slim om aan de ene kant te zeggen dat we de jongeren naar binnen moeten trekken en aan de andere kant stellen dat we ze eruit moeten jagen. Dat moeten we op dit moment niet willen. De voorzitter: Ik stel voor tot besluitvorming over te gaan. Allereerst de motie M1 inzake jongerenbeleid. Wordt die gehandhaafd? Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Jazeker. Zonder hoofdelijke stemming verwerpt de raad hierna de motie M1. Voor de motie hebben gestemd de fracties van BBA, OCA en ChristenUnie. De voorzitter: Dan het voorstel zelf. Is er behoefte aan een stemverklaring? Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Ik heb nog getwijfeld of ik mee zou gaan met de verruiming van de openingstijden. Uiteindelijk ga ik daarmee akkoord, maar ik betreur het ten zeerste dat er gewoon kan worden gerookt in de jongerencentra. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna overeenkomstig het voorstel. De voorzitter: Ik stel voor de vergadering voor tien minuten te schorsen. Schorsing van 21.49 uur tot 22.05 uur. De voorzitter: Ik heropen de vergadering. 8.
Nota lokaal gezondheidsbeleid 2008 - 2011 "Preventie in Amstelveens perspectief". (voorstelnr. 32)
Mevrouw Mijksenaar: Mijnheer de voorzitter. Voor ons ligt een lokale gezondheidsnota waarin de preventieve gezondheidszorg aandacht moet krijgen. Het verbaast ons dat in de nota geen aandacht wordt besteed aan zaken als luchtkwaliteit, gezonde binnen- en buitenruimte, het gevaar van fijnstof in de lucht, geluidsoverlast en dergelijke. Kortom, er worden geen lijnen naar andere beleidsterreinen getrokken. Dat maakt deze nota onvolledig. De kernboodschap van deze nota is voortzetting van het bestaande beleid. Daarom heb ik de regionale nota inzake volksgezondheid 2003-2007 erbij gehaald en dat is precies de nota die ik verwacht had. Gezondheidszorg op alle beleidsterreinen, alle speerpunten zijn al jarenlang beleid. Toegevoegd aan het stuk van 2003 is de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid, waarin alle taken staan waaraan de gemeenteraad moet voldoen. Deze oude nota was een helder uitgangspunt geweest om het bestaande beleid te bekijken, met daaraan toegevoegd hoogstens één A-viertje met vermelding van de BOS-projecten en de cijfers van de Brijderstichting.
Wat is het nut van de voor liggende nota, behalve dat het een verplicht nummer is? Eenmaal in de vier jaar moet er een nota komen. Er is nog geen activiteitenlijst, geen evaluatie over de afgelopen jaren, geen prioriteiten op de agenda. Er zijn geen vernieuwende projecten of ambities die voldoen aan specifieke Amstelveense behoeften. Mogen wij, na de evaluatie van het ggd-beleid deze zomer, de uitwerking van nieuwe projecten en activiteiten verwachten? Heeft de raad dan een keuze of inbreng hierbij? Want 2009 staat al op de stoep. Is het niet zaak dat deze raad meer inzicht krijgt in de nu al jarenlang lopende projecten? Het gaat immers om meer dan € 2 miljoen, maar het gaat vooral over de juiste besteding, over de kwaliteit van de gezondheid in Amstelveen. Kortom, hoe gaat het met het lokale gezondheidsbeleid? Dat kunnen wij aan de hand van deze nota helaas niet bekijken. De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. We hebben gesproken over prestatie-indicatoren die indicatief worden genoemd, over het ontbreken van de actieplannen, maar die zullen nog gepresenteerd worden. In de commissie heb ik dit punt aangekaart en daarom vraag ik de wethouder of hij, als die actieplannen er komen, van plan is nog eens goed te kijken naar prioritering. Dus niet alles willen behappen, maar een deel, en daarop volledig inzetten. Ik wacht op zijn antwoord. De heer Rodrigues Pereira: Mijnheer de voorzitter. In de commissie heb ik hierover al genoeg gezegd. Ik volsta nu met de zin die op de eerste pagina van het voorstel staat, namelijk dat Amstelveen in de komende jaren meer wil doen aan de gezondheid van de Amstelveners. Dat lijkt mij hartstikke goed. Voor de rest merk ik op dat de vragen die er toen in de commissie zijn gesteld, allemaal zijn beantwoord. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Ik mis toch in deze nota, zoals ik al in de commissie heb gezegd, een hoog ambitieniveau. Landelijk gaat het Rijk zich inspannen om het roken terug te brengen met acht procent. En wat doen we in Amstelveen? Daar kiezen we voor zes procent. Ik zie geen enkele reden waarom we in Amstelveen van die acht procent zouden moeten afwijken. Ik mis ambitie in deze nota. Voorts moet er nog zeer veel worden uitgewerkt en daar wacht ik dan maar op. Wordt het meer, waar gaan we heen, welke doelstellingen hebben we? Wat er verder gaat gebeuren wacht ik maar af. Dat geldt vooral de uitkomst van de quickscan door de Brijderstichting. Daar ben ik erg benieuwd naar. De heer Raat: Mijnheer de voorzitter. Wij vinden dat dit voorstel afdoende is behandeld in de commissievergadering en dat is allemaal keurig genotuleerd. Wij hebben verder geen vragen. Mevrouw Tang: Mijnheer de voorzitter. Ook wij vinden de percentages een beetje krap. Het lijkt ons dat je bewegen moet animeren door activiteiten aan te prijzen en eventueel op te roepen via de media. Datzelfde geldt voor voeding en gewicht. Dat is voor volwassenen in de eerste plaats een persoonlijke verantwoordelijkheid. Het is goed als jeugdigen daarin begeleid worden. Dus valt ook hier te denken aan het aanprijzen via de media. Wethouder Veenboer: Mijnheer de voorzitter. Zoals al is opgemerkt hebben we over dit voorstel in de commissie al een goede discussie gevoerd. Daarbij is benadrukt dat door de splitsing van de GGD naar de GGD van Amsterdam de afspraak is gemaakt dat zij de activiteiten die zij in 2007 heeft gedaan ook in 2008 zal doen. In 2009 is er wel enige ruimte. Het grootste deel van de gelden komt van de jeugdgezondheidszorg. Een klein deel komt van onze gemeente. Daarin hebben we wat meer ruimte om te differentiëren. De afspraak die nu met de GGD gemaakt is, betreft de periode tot 2009. Dus op korte termijn moet dat allemaal rond komen. Dat is jammer, maar het is niet anders. Dus we gaan kijken naar de evaluatie die de GGD met spoed zal verrichten op een aantal projecten. Op basis daarvan kunnen we ook bekijken welke andere activiteiten er mogelijk zijn om in 2009 uit te voeren. In de commissievergadering zijn enkele suggesties gedaan. Zo kan ik mij herinneren dat de heer Lustenhouwer dat heeft gedaan ten aanzien van verschillende scholen. Dat zullen we zeker betrekken bij een nadere gedachtegang om daaraan invulling te geven. We
moeten beseffen dat dit de kadernota is. Daarin maken wij duidelijk wat wij als college lokaal willen gaan doen, met indicatoren daarbij. De activiteiten worden hierin indicatief vermeld om later nader ingevuld te worden. De raad krijgt ze ook ter informatie. Als men daaraan behoefte heeft, kan die informatie voor een nadere bespreking de raad worden aangeboden. Er is dus voldoende mogelijkheid om dit in de commissie nog eens uitvoerig te bespreken. De heer Alink heeft gevraagd nog eens nader naar de prioritering te kijken omdat niet alles in één keer kan worden aangeboden. We hebben maar een beperkt budget, dus wij kunnen niet alles direct aanpakken. We moeten dus ook inzetten in speerpunten. Dat ben ik met de heer Alink eens. Zoals ook in de nota staat, is een van de punten waar we mee te maken hebben de quick scan. Er blijken jongeren in Amsterdam te zijn die excessief drinken en die ook drugs en harddrugs gebruiken. Daarop is zeker wat af te dingen ten aanzien van de representativiteit van het onderzoek. Dat laat echter onverlet dat het beeld dat eruit komt toch u en mij noodzaken om daar nog eens extra naar te kijken. We komen hierop nog voor de zomer terug om u daarover volledig te informeren. We presenteren dan ook een extra pakket om juist dat punt aan te stippen. Dat is immers een punt waarop we extra prioriteit moeten leggen, omdat bij de quick scan zeer duidelijk is gebleken dat daar een probleem zit. Mevrouw Koops mist in het stuk ambitie om het probleem van het roken aan te pakken. Als we kijken naar het landelijk gemiddelde dan is dat, naar ik meen, een gemiddelde van 28% rokende jongeren. De rijksoverheid wil dat terugbrengen naar 20%. In Amstelveen zitten we op 23%. Als we zeggen dat we dat met 8% willen verlagen, dan komen we op 15%. Mevrouw Koops weet wel dat ik een dergelijke ambitie wel kan uitspreken, maar het is haar ook bekend dat het veel moeilijker is van om 23% naar 15% te gaan dan van 28% naar 20%. Vandaar dat we met onderstreping hebben gesteld reëel te moeten zijn. Als Amstelveen dat percentage met 6% verlaagt, gaan we van 23% naar 17%. Om dat te bereiken, zal dat van ons een uiterste inspanning vergen. Ik hoop dat echter wel, maar het zal wel heel lastig worden. Als we dat percentage met acht punten willen verlagen dan heb ik het gevoel dat ik niet meer zo reëel ben door dat te beloven. Vandaar de insteek van 6%. Maar ik geef toe dat dit altijd discutabel is. De voorzitter: Is er behoefte aan een tweede termijn? Het woord is aan mevrouw Koops. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Het is natuurlijk zo dat we in Amstelveen zo'n laag percentage hebben omdat, zoals in de nota staat, hier zoveel hoogopgeleide mensen wonen die minder roken. Dat blijkt immers uit de cijfers. Ik vind dat we die voorsprong moeten behouden en dat we ons daarmee nu niet tevreden moeten stellen door wat rustiger aan te doen. De heer Bulsing: Mijnheer de voorzitter. Bedoelt mevrouw Koops daarmee dat de lager opgeleiden wel zoveel roken? Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Dat staat in de nota. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Ik heb dat wel gehoord ten aanzien van dikheid, maar niet over roken. De voorzitter: Het woord is aan mijnheer Rodrigues Pereira. De heer Rodrigues Pereira: Mijnheer de voorzitter. Tot mevrouw Koops zeg ik dat het gemiddelde ervoor zorgt dat er een bepaald aantal jongeren doorgaat met roken. In Amstelveen zitten we onder het landelijk gemiddelde. Als we dat Amstelveense gemiddelde met 6% kunnen verlagen, zitten we nog steeds onder het landelijke gemiddelde. Stel nu dat het Amstelveense gemiddelde nog meer wordt verlaagd en dat er dan nog minder mensen roken, dan zou het landelijk gemiddelde zich daaraan niet aanpassen. Dat betekent dan weer dat voor elke jongere die hier stopt met roken in de rest van Nederland een jongere niet zal stoppen met roken. Dan zou het totaal aantal rokende mensen in Nederland gelijk blijven.
Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Ik denk dat de heer Rodrigues Pereira nog eens naar een cursus logisch redeneren moet. De voorzitter: Dit is een vriendelijk bedoelde opmerking, mijnheer Rodrigues Pereira, neem ik aan. Ik stel voor dat wethouder hierover zijn licht laat schijnen. Wethouder Veenboer: Mijnheer de voorzitter. Daar ga ik over nadenken. Ik heb daarnet reeds het een en ander verduidelijkt en daar laat ik het bij. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna overeenkomstig het voorstel. 9.
Gemeentelijk Rioleringsplan voor de periode van 2008 en 2009. (voorstelnr. 35)
De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. Het gaat eigenlijk om één zorg die onze fractie uitspreekt, namelijk die om de vervanging van rioleringen. Misschien kan de wethouder die zorg wegnemen. 1950-1959 gaat over 40 kilometer riolering. Dat moet dan worden vervangen in de periode 2008-2018. Zo staat het in de nota. Maar vanaf 2010, dus dat loopt er dwars doorheen, moet er ook worden gestart met vervanging van oude riolering 1960-1969 over 50 kilometer. We zitten nu dus op een achterstand. Graag wil ik weten hoe die vervanging van 40 en 50 kilometer riolering is te rijmen en of men kans ziet dit in goede banen te leiden. Mevrouw Tang: Mijnheer de voorzitter. Wat het rioleringsplan betreft, moet het mij van het hart dat sommige plekken in Amstelveen gaan lijken op delen van Amsterdam: alles open. Is er bij de aanbesteding wel eens gesproken over de tijdsduur van de opbrekingen in de straten, bijvoorbeeld in Randwijk? Ik heb geen technisch inzicht in deze problematiek, maar ik neem aan dat de uitvoerders deskundig genoeg zijn om er wat moois en duurzaams van te maken, zodat over een paar jaar niet weer de straten worden opengebroken en dat de grondwaterstand in deze geheide gemeente nauwlettend in de gaten wordt gehouden. De heer Koot: Mijnheer de voorzitter. GroenLinks beschouwt dit als een soort interimrioleringsplan. Het is voor twee jaar met het uitvoeren van maatregelen, oplossen van knelpunten en doen van onderzoeken. We gaan daarmee akkoord. Maar toch zien ook wij wel dat er belangrijke keuzes voor ons liggen: we werken aan een duurzaam rioleringsplan 2010-2014. Er komt nieuwe wetgeving, een zorgplicht voor de gemeente. Wij zien hier kansen om het voorkomen van overlast door onze riolering, het voorkomen van overstort in onze mooie siervijvers, het minder gebruiken van water dat nu schoon het riool inloopt en dat meestal ook beslag legt op de rioolzuivering. We zijn blij met de brede steun in de commissie Ruimte, Wonen en Natuur voor dit plan. Wethouder Tabak heeft toegezegd om juist daarvoor met een nieuwe startnotitie te komen om die nieuwe ontwikkelingen in beeld te brengen, gericht op het voorkomen van de belasting van het riool. Te kijken naar nieuwe financiële constructies, ook goed de milieueffecten te onderzoeken van een aantal maatregelen. Het eventueel subsidiëren van grasdaken, waterbronnen en dat soort zaken. Wij kijken met belangstelling uit naar die startnotitie op weg naar een klimaatbestendig en duurzaam rioleringsplan. Mevrouw Roos: Mijnheer de voorzitter. Ik ben het eens met de vorige spreker. In de commissie is hierover flink gesproken. De wethouder heeft toegezegd dat zij ons zal betrekken bij het vaststellen van het beleid voor de uitvoering van dit plan. De heer Vervenne: Mijnheer de voorzitter. Riolering is een doorlopend en stromend proces. Ik volg dit onderwerp nu al meer dan vijf jaar. Het scheiden van afvalstromen verdient een efficiënte behandeling en is dus een belangrijk uitgesproken voornemen. Als ik lees dat wij daartoe nu besluiten, dan zegt mijn fractie hiermee helemaal akkoord te gaan. Verder is het een compliment waard dat zelfs bij het inhalen van opgelopen achterstand de tarieven onder het landelijk gemiddelde zullen blijven.
De heer Siegmann: Mijnheer de voorzitter. Vanaf mijn kindertijd ben ik al bekend met de werking van het riool. De voorzitter: Verklaart u zich nader, mijnheer Siegmann. De heer Siegmann: Mijnheer de voorzitter. Ik dank de wethouder voor haar toezegging, of liever: voor de plannen om te kijken naar het grondwaterpeil in Amstelveen. Dat zal goed onderzocht worden en daarbij wordt dan ook de problematiek van het water in de kruipruimten meegenomen. Wethouder Tabak: Mijnheer de voorzitter. In de komende twee jaar staat ons heel wat te doen. We hebben wat achterstand opgelopen, zoals men heeft kunnen lezen. Wat de vraag van de heer Alink betreft: ik heb niet exact de aantallen in mijn hoofd, maar wat wij in de komende twee jaar willen realiseren is een behoorlijke achterstand in te lopen en tevens de planning die we voor de komende jaren hebben gemaakt, flink aan te pakken. Immers het gescheiden opvangen van hemelwater is een belangrijke zaak. Het is niet alleen wettelijk verplicht op een zeker moment, maar we vinden ook dat het goed is voor het milieu. In Amstelveen zijn wij dat ook aan onze inwoners verplicht als wij dit kunnen waarmaken. We proberen dat met een minimale stijging van de rioolheffing. Die heffing is immers onvermijdelijk; geen enkele gemeente zal daaraan kunnen ontkomen. Wij willen dat wel meteen op een goede manier aanpakken. Er zijn heel wat nieuwe ontwikkelingen gaande. Daaraan zullen wij volgend jaar een notitie wijden. We moeten dan immers opnieuw bekijken of het tarief van de rioolheffing wel voldoende is na het inlopen van de achterstand en de werkzaamheden die voor het komende twee jaar zijn gepland. Dat zal nog een hele klus worden. We gaan er hard mee aan de gang. Daarnaast houden we blijvend goed in de gaten wat de ontwikkelingen van het weer in Nederland met zich mee zullen brengen. Vorig jaar hebben we een heel vreemde, natte zomer gehad. Die heeft nogal wat veroorzaakt. Daarmee zijn we direct in aanraking gekomen met de wijze van inrichting van ons rioolstelsel. We moeten proberen te voorkomen dat kruipruimten vochtig worden en blijven en dat er te veel water in de straten blijft staan. Dat kunnen we nooit helemaal voorkomen, want het weer trekt z'n eigen plan. We moeten het echter wel zo goed mogelijk in beeld brengen. Dat is ook het belangrijkste onderzoek dat we gaan doen. Vervolgens zullen we direct de goede maatregelen treffen. Daarmee gaan we in en vanaf 2009 aan de gang. Op een zeker moment kom ik in 2009 bij u terug om te zien wat er voor de jaren daarna aan de orde zal zijn. Mevrouw Tang sprak nog over open straten in Randwijk. Daarin ben ik ervaringsdeskundige, want daar woon ik. Inderdaad heb je wel eens het idee dat straten te lang open blijven liggen. In Randwijk heb ik bovenop dat probleem gezeten. Het werk betreft echter niet alleen de vernieuwing van het riool, maar ook worden de straten direct daarna weer keurig opnieuw aangelegd. Daarbij wordt ook de straatverlichting vernieuwd en de bosschages worden opnieuw aangeplant. Kortom: het is een behoorlijke metamorfose die veel werk vergt. We maken daar werk met werk. We moeten ernaar blijven streven dat de overlast zo kort mogelijk duurt, het is inderdaad overlast, want de straat moet immers open. Daarbij moeten we wel in beeld brengen dat, als we in de komende jaren de achterstand inzake de riolering gaan inlopen, niet half Amstelveen open ligt. Dus ook daar moeten we goed naar blijven kijken. De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. Ik vond het antwoord van de wethouder niet helemaal bevredigend. Ik kan mij voorstellen dat het misschien om details lijkt te gaan, maar het is wel degelijk het grotere geheel van de aantallen kilometers die gemaakt moeten worden. Ik zal op het een en ander later nog terugkomen. De heer Vervenne: Mijnheer de voorzitter. De heer Alink weet toch uit zijn eigen ervaring dat er bij de vervanging van de riolering hoge kwaliteit wordt geleverd. Dan kunnen we daarin toch gewoon vertrouwen hebben? In dit raadsvoorstel hebben we het nu alleen over het traject 2008-2009, maar we discussiëren nu alleen maar over de periode daarna. Ik beperk mij nu tot het voorgestelde raadsbesluit.
De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. Inderdaad gaat het over een beperkte periode. Het is wel degelijk zo dat er achterstand moet worden ingelopen en bovendien moeten ook weer nieuwe zaken worden aangepakt. Daarom heb ik daarover enige bezorgdheid. Die is nu niet helemaal weggenomen, maar ik kom daar later nog wel op terug. Wethouder Tabak: Mijnheer de voorzitter. We moeten kijken hoever we komen in de komende twee jaar. Zoals het er nu voor staat, kunnen we de ambities waarmaken. Daarom is het echter ook handig om volgend jaar opnieuw te bekijken hoe we er voor staan. Aan de hand daarvan moeten we bekijken welke kosten we hebben gemaakt, welke kosten we in de toekomst nog zullen moeten maken en hoe gaan we met dit onderwerp verder. Onze ambitie is een grote achterstand in te halen en om daarbij tevens het normale werk uit te voeren. Ik wil de heer Alink bilateraal best wel wat details geven zodat hij kan zien welke achterstand we in de eerste plaats denken in te halen en welke andere zaken we ook gaan oppakken. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna overeenkomstig het voorstel. 11. Het volgen van de procedure ex artikel 19a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening alsmede de beslissing omtrent het verlenen van vrijstelling ingevolge artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor het bouwplan betreffende het oprichten kinderdagcentrum (Nifterlake) nabij hoek Hoeksewaard/ Henegouwselaan over te laten aan het college van burgemeester en wethouders. (voorstelnr. 34) Mevrouw De Leur: Mijnheer de voorzitter. Ik heb begrepen dat bewoners in de omgeving van Nifterlake pas op 25 maart zijn geïnformeerd dat er op 1 april een commissievergadering is. Wij vinden dat veel te laat. Wij vragen de wethouder dus dit voortaan wat eerder aan de betrokken bewoners kenbaar te maken. Wethouder Pols: Mijnheer de voorzitter. Ik ben bekend met de klacht die ook mevrouw De Leur heeft bereikt. Daarover is vorige week een brief ontvangen. Wij doen onze uiterste best om de participatie goed te laten verlopen. In dit geval is pas op 18 maart over dit voorstel besloten. Daarna moesten er nog enige wijzigingen in de tekst worden aangebracht. Daarna is het naar de raad en naar buiten gestuurd. In deze procedures, die vrij lang duren, zijn we ook gediend van snelle besluitvorming, zodat we kunnen overgaan tot ontwikkelingen waarin we moeten voorzien. Heel concreet: ik heb er heel precies naar gekeken. Het is net nu na het weekend gebeurd. Eerder was niet mogelijk. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna overeenkomstig het voorstel. 12.
Verantwoordingsdocument Casema. (voorstelnr. 38)
De heer Houwink ten Cate: We praten vanavond voor de laatste keer over het dossier Casema. Dat dossier is raadswaardig en ik denk dat het goed is dat we het hier in de raad afsluiten. Het college heeft inmiddels in een uitgebreide nota verantwoording afgelegd. Ik dank het college voor de openheid die daarbij is betracht. De gang van zaken is voldoende duidelijk en aanvullende onderzoek is niet aan de orde. Het dossier Casema is op twee cruciale onderdelen uit de bocht gevlogen. Ten eerste het niet aanzeggen van arbitrage. Er was goede grond voor lezing van het contract door het college, maar we hadden arbitrage in 2003 kunnen en moeten beschouwen als een extra veiligheidsmaatregel. Het niet aanzeggen van arbitrage is een fout geweest. Het tweede punt waarbij we uit de bocht zijn gevlogen betreft de periode van onderhandeling 2006-2007. Toen had de rechtbank al een uitspraak gedaan. De gemeente had in eerste instantie een beetje verloren. Er moet toen toch een gevoel zijn ontstaan van 'in de rust achter staan'. Als je in de rust achter staat, zul je misschien wat anders moeten gaan voetballen. Daarvan blijkt uit de verantwoording niet zo heel erg veel. Dat is toch merkwaardig. De onderhandelingen hadden wel degelijk in de schaduw moeten staan van de kwade kansen van de gekozen strategie. Zeker, deze kwade kansen hadden zich voor de rechtbank verwerkelijkt.
Het derde punt is de informatie naar de raad. Er is een plicht om de raad te informeren en dan bedoelt de wetgever in het algemeen een gekozen en kaderstellend, controlerend orgaan dat in Amstelveen 35 leden telt en dat vanavond in vergadering bijeen is. Natuurlijk is er voor het college ook een zekere vrijheid bij die informatieplicht en kan het ook voor komen dat in vertrouwelijke zaken leden van de raad of fractievoorzitters worden geïnformeerd. Dat zijn dus keuzes die het college maakt. Die keuzes in dit dossier zijn in onze ogen niet helemaal gelukkig gemaakt. We zijn dan ook blij dat de wethouder in de commissievergadering heeft aangekondigd dat er een informatiestatuut komt. In zo'n statuut moet die inlichtingenplicht nader vorm worden gegeven, zodat we allemaal weten waar we aan toe zijn. Met de A9 en ook met de N201 in het vooruitzicht zijn noodzaak en nut voor een ondernemende gemeente duidelijk. Dat brengt vele voordelen voor de gemeenschap met zich mee. Maar een ondernemende gemeente brengt ook onderhandelingen, geschillen en geschilbeslechtingen met zich mee. Het is dan nadrukkelijk niet zo dat de democratische inlichtingenplicht z´n grenzen vindt in het ondernemerschap van de gemeente. Het omgekeerde is wel het geval. De vrijheid van ondernemerschap van de gemeente vindt z´n grenzen in z´n democratische plicht. De gemeente is geen B.B. Ten slotte het oordeel. Er is € 4 miljoen aan gemeenschapsgeld naar Casema overgeheveld. De inwoners worden met kostenverhogingen geconfronteerd die vermeden hadden kunnen worden. Dat is niet niks. Dat de kabel destijds voor erg veel geld is verkocht, doet daaraan niets af. De fouten die er zijn gemaakt, zijn wat ons betreft vooral inschattingsfouten. Het college is ook niet voldoende kritisch geweest ten aanzien van de ingewonnen externe adviezen. De inlichtingenplicht is ongelukkig afgewogen tegen andere belangen. Dat is ernstig. Het is ook zo dat het dossier door verschillende collegeperioden heen speelt. Dat is ook een beetje van invloed op ons politiek oordeel. Daar komt bij dat het college in onze ogen over de hele linie heel goed presteert. Dus dingen als afkeuring en treurnis komen bij ons niet in beeld. Er is echter wel buitengewoon veel lesgeld is betaald. En als er heel veel lesgeld is betaald, dan moeten er ook lessen worden geleerd. Wij willen het college nog een steuntje in de rug en wat aansporing geven waar het gaat om die geleerde lessen. Daarom is er een motie die op initiatief van de PvdA tot stand is gekomen. Die motie kijkt vooral naar de toekomst. Die motie die ´motie Casema´ heet, wordt ingediend door de PvdA en mede–ingediend door de VVD, CDA, D66 en GroenLinks. De motie luidt als volgt. Motie M2 (PvdA, VVD, CDA, D66 en GroenLinks): Casema. De raad van Amstelveen, in vergadering bijeen op woensdag 16 april 2008, behandelende het raadsvoorstel, nummer 38, Verantwoordingsdocument Casema; overwegende: ● dat de gemeente in de juridische procedure met Casema het onderspit heeft gedolven en dat dit ertoe heeft geleid dat de burgers van Amstelveen een zeer forse verhoging van hun abonnementsprijs op de kabel krijgen en dat de gemeente een schadeloosstelling van € 4 miljoen aan Casema heeft moeten betalen; ● dat deze uitspraak van het Hof Amsterdam te herleiden is tot het feit dat de gemeente vóór 1 januari 2004 arbitrage had moeten aanzeggen aan Casema indien naar het oordeel van de gemeente geen sprake zou zijn van marktwerking op de kabelmarkt en dat de gemeente dat heeft nagelaten; ● dat het college weliswaar redenen heeft aangevoerd voor dit nalaten, en dat deze in andere ressorten wellicht ook tot een andere uitspraak van de rechter zouden hebben geleid, maar dat dit niet wegneemt dat Amstelveen in dit ressort met deze voor haar en haar burgers zeer nadelige uitspraak wordt geconfronteerd; ● dat het feit dat de gemeente zich bij elke stap heeft laten bijstaan door een gerenommeerd advocatenkantoor, gezien het resultaat van de procedure geen garantie vormt voor een goede afloop; ● dat er uiteraard altijd een procesrisico is, maar dat het bewustzijn van de aanwezigheid daarvan tot wat meer doortastendheid bij de schikkingonderhandelingen had mogen leiden, zeker gezien het feit dat partijen elkaar wel heel dicht waren genaderd;
●
● •
dat met alle begrip voor de noodzakelijke vertrouwelijkheid van onderhandelingen de bestaande praktijk in Amstelveen van informatieverstrekking in vertrouwelijke aangelegenheden aan fractievoorzitters, fractiespecialisten en raadsleden herijking behoeft, omdat een aantal raadsleden zich in deze aangelegenheid onvoldoende geïnformeerd voelt en dat het wenselijk is dat uit dit juridisch ongeval lering wordt getrokken, zodat de kans op herhaling belangrijk wordt verminderd; dat dit temeer van belang is omdat de gemeente zich in de komende periode zal binden in contracten met een grote reikwijdte en risico rond de A9 en de N201 en dat beheersing van deze risico's van eminent belang is voor de bescherming van de gemeente en haar burgers;
verzoekt het college: 1. het contractenbeheer aan te scherpen door inventarisatie van lopende contracten, onderbrenging ervan in een databank, analyse van rechten en plichten uit overeenkomsten en het instellen van bewaking daarop, zowel op inhoud als op termijnen; 2. bij grootschalige contracten met lange looptijd op gezette tijden een second opinion van een onafhankelijke adviseur in te plannen en de raad over de uitkomst daarvan te informeren; 3. bij het in voorbereiding zijnde statuut tussen raad en college inzake de actieve informatieplicht uitdrukkelijk een eenduidig voorstel te doen over de wijze waarop in vertrouwelijke aangelegenheden de raad, al dan niet getrapt, wordt geïnformeerd. En gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Motie M2 is voldoende ondertekend en maakt deel uit van de beraadslagingen. De motie kan worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer De Jong: Mijnheer de voorzitter. Eerst geef ik een compliment aan de verantwoordelijke wethouder om dit onderwerp hier te mogen bespreken. Mijn fractie betreurt het dat er geen meerderheid te vinden was voor ons voorstel om te komen tot een nadere verkenning van dit onderwerp, maar dat zij zo. Het had overigens voor nieuwe strategische projecten meer inzicht kunnen bieden hoe het college op de beste manier hiermee zou moeten omgaan als het gaat om private kwesties en juridische affaires. De kern van de afhandeling van het kabelcontract met Casema is in enkele punten kort te vervatten. De kern is dat als het college adequaat had gehandeld dit in elk geval € 4 miljoen schadevergoeding had kunnen schelen, alsmede minstens € 70 per jaar aan extra lasten voor Amstelveense kabelabonnees. Allereerst heeft het college in 2003 nagelaten arbitrage aan te zeggen. Dat is gebeurd ondanks dat mijn fractie samen met de PvdA daarover inmiddels schriftelijke vragen had gesteld en duidelijk had aangegeven in te stemmen. In de loop der jaren is hierover een veelvuldige wisseling van standpunten geweest. Dat was bij het vorige college het geval. Het huidige college heeft de raad na de fatale uitspraak van 2006 feitelijk niet geïnformeerd tot dertien maanden na dato, toen fractievoorzitters hierover in het geheim geïnformeerd zijn. Intussen is door dit college dertien maanden onderhandeld, terwijl het college kon weten dat door het uitblijven van arbitrage eigenlijk een bevestiging van het vonnis van de rechtbank van 6 september 2006 voorspelbaar was. Wethouder Groot stelde in de commissie dat de Gemeentewet weliswaar stelt dat de informatieplicht geldt voor de gemeenteraad, maar dat hem niet duidelijk is wat daarmee wordt bedoeld. In die zin kan ik mij perfect aansluiten bij het betoog van de heer Houwink ten Cate. Als je immers de Gemeentewet erbij pakt, dan kun je lezen dat de gemeenteraad van een gemeente met de omvang van Amstelveen uit 35 raadsleden bestaat. Aldus lijkt mij helder wie dan geïnformeerd dienen te worden volgens deze wet. Ik heb het college en de woordvoerders in deze raad eerder laten weten waar naar mijn idee pijnpunten in de verantwoording liggen. Ik kom dan tot mijn vraag: hoe hier te oordelen? Mijn fractie beoordeelt het gebeurde niet lichtzinnig. Niet alleen is die € 4 miljoen aan schade betaald, maar ook is de Amstelveense kabelabonnee, zo lang er niet voldoende marktwerking is, naar ons idee onterecht € 70 per jaar extra kwijt. Mijn fractie
is daarom gekomen tot het indienen van een motie van afkeuring. Die motie wordt mede ingediend namens GroenLinks, de OCA en de ChristenUnie. In tweede termijn kom ik terug op de eerder ingediende motie. De motie luidt als volgt. Motie M3 (BBA, GroenLinks, OCA en ChristenUnie): afkeuring handelwijze kabelcontract De raad van de gemeente Amstelveen, in vergadering bijeen op 16 april 2008; gelezen hebbend het Verantwoordingsdocument Casema, maart 2008; overwegende: ● dat het college van B en W ervoor gekozen heeft geen arbitrage aan te zeggen, ondanks raadsvragen op 2 oktober 2003; ● dat het college van B en W na het fatale vonnis d.d. 6 september 2006 in het zicht van een kansloze juridische procedure niet op een snelle schikking heeft aangestuurd; ● dat het college van B en W na het fatale vonnis d.d. 6 september 2006 de gemeenteraad onvoldoende heeft betrokken en ingelicht om zijn sturende en controlerende taak goed uit te voeren en daarbij tekort is geschoten in zijn informatieplicht; constaterende: ● dat deze handelwijze van het college van B en W heeft geleid tot gedwongen terugbetaling van € 4 miljoen aan Casema en tot verhoging van de abonnementstarieven voor de Amstelveense kabelabonnees, terwijl van voldoende marktwerking nog geen sprake is; spreekt bij deze haar afkeuring uit over het door het college van burgemeester en wethouders gevoerde beleid aangaande de uitvoering van het contract tot verkoop van de kabel aan Casema, alsmede over de gevoerde inzet bij de juridische procedures. En gaat over tot de orde van de dag. De voorzitter: Motie M3 is voldoende ondertekend en maakt deelt uit van de beraadslagingen. De motie kan worden vermenigvuldigd en rondgedeeld. De heer Maarse: Mijnheer de voorzitter. Wij hebben kennis genomen van de inhoud van het beantwoordingdocument aangaande de nasleep van de kabelverkoop. Hoewel het document zich vooral richt op de feitelijkheden en op de communicatie tussen de verschillende partijen en niet zo zeer op bestuurlijke afwegingen, geeft het een vrij compleet beeld van wat er is gebeurd. We moeten constateren dat het college op een aantal momenten anders heeft gehandeld dan wenselijk was. Ten eerste heeft men er in 2003 voor gekozen geen arbitrage in te stellen. Let wel: er is bewust voor gekozen, omdat het college zelfs nog in het openbaar in een raadsvergadering is gevraagd naar zijn bereidheid om arbitrage aan te zeggen. Gezien de tekst in het contract was het logisch geweest om arbitrage in te stellen, al was het maar als vluchtroute. Door geen arbitrage in te stellen heeft het college deze route feitelijk afgesloten en kwam het aan op een rechtszaak, dan wel een schikking. Ten tweede is er na het fatale vonnis van 2006 niet doortastend gehandeld. Het vonnis is duidelijk en geeft aan dat de gemeente een verloren zaak in handen had. Na het vonnis had het college moeten aansturen op minimalisatie van de schade voor de gemeente en haar inwoners door de kans op een minnelijke schikking snel te benutten. In plaats daarvan werd in de juridische procedure vastgehouden aan een schikking. Zo lang dat de mogelijkheid daartoe uiteindelijk werd afgesneden door de uitspraak van het hof op 29 november 2007. Bij deze stappen heeft het college zich laten bedienen van juridisch advies. Dat is zeker zo. Achteraf is gebleken dat men op een verkeerd spoor zat. Intussen heeft het college daarop blind gevaren. Het had in de rede gelegen, gezien de twijfelachtige juridische positie in deze zaak en het grote financiële risico, dat er enige vorm was gezocht van verbreding of second opinion of dat er een vluchtroute was ingebouwd.
Ten derde heeft het college de raad hierbij niet voldoende betrokken en geïnformeerd. Met name na het fatale vonnis van september 2006 is de raad niet meer zodanig geïnformeerd dat duidelijk werd dat de zaak feitelijk verloren was. De raad is hierdoor niet in staat geweest zijn sturende en controlerende taak goed uit te voeren. De gevolgen van het gevoerde beleid zijn bekend: de gemeente heeft € 4 miljoen moeten betalen en de tarieven worden nu versneld verhoogd, zodat ook de Amstelveners opdraaien voor de gevolgen. Wij vinden het dan ook niet genoeg, in tegenstelling tot de PvdA en de andere coalitiegenoten, om alleen vooruit te kijken. Gezien het gevoerde beleid en de gevolgen kunnen wij niet anders dan het gevoerde beleid met betrekking tot het kabeldossier afkeuren. De motie M3, die wij samen met BBA, ChristenUnie en OCA hebben ingediend, verwoordt deze afkeuring. Wel stel ik dat wij het beleid afkeuren, maar dat wij erop vertrouwen dat het college van deze zaak heeft geleerd. We verkopen niet nog eens een kabel, maar we krijgen in de toekomst wel te maken met andere complexe projecten, met grote bestuurlijke en financiële risico's. Wij rekenen erop dat het college daarbij zal werken met risicoanalyses, met verschillende scenario's, dat het college adviseurs duidelijke opdrachten zal geven en van hen heldere afwegingen in de onderbouwing van hun adviezen zal vragen, dat het college de raad actief betrokken zal houden en helder zal voorlichten. Wij als raad zullen wellicht expliciet een besluit moeten nemen bij dergelijke complexe projecten. Deze verzoeken formuleren wij in een tweede motie die we samen met VVD, PvdA, CDA en D66 indienen. De heer Noomen: De VVD heeft de wethouder een drietal keren gevraagd wie als hoofdschuldige moet worden gezien in dit dossier. Hij heeft die vraag niet kunnen of willen beantwoorden en dat siert hem eigenlijk wel. Wij denken dat echter wel te weten. Wij denken dat dit voor 75% bij het vorige college ligt. Daarom zou het wat ons betreft niet terecht zijn deze wethouder daarop keihard af te rekenen. Ook in de periode van deze wethouder zijn er fouten gemaakt, maar het blijft een beetje ´de voetbaltrainers analyseren nadat de wedstrijd is afgelopen´. Ook de trainer stuur je niet weg als de wedstrijd al verloren is. Daar komt nog bij: op wiens stoel je gaat zitten om dit dossier te beoordelen? Uit het oogpunt van de gemeente is er misschien onzorgvuldig met overheidsgeld omgegaan en heeft men een te groot risico genomen in de hoop op een goede afloop. Vanuit de burger gezien: die heeft vier jaar lang ongeveer 50% subsidie op z´n kabeluitgaven ontvangen. Dat is ongeveer € 60 per jaar. Ruim 30.000 huishoudens hebben daarvan geprofiteerd. Als je dat van tevoren gevraagd zou hebben, dan had ik misschien nog wel de voorkeur gehad om dit op die manier te besteden in plaats van een kwaliteitsimpuls. Er is dus wel onzorgvuldig met ons geld omgegaan dat niet ten goede is gekomen van de burgers. Wat de motie van BBA, GroenLinks , OCA en de ChristenUnie betreft weten we niet wat men daarmee wil bewerkstelligen. We hebben een redelijk goed beeld van de zaak. We weten waar en wanneer er fouten zijn gemaakt. Daarmee zijn we uiteraard niet blij; dat spreekt voor zich. Een milde straf was op z´n plaats geweest, maar daar wilde men toen niet aan en afkeur voegt niets toe, maar beschadigt het college en dat is derhalve overbodig. De wethouder heeft de vorige keer al aangegeven z´n leven te beteren. We zullen hem niet alleen kritisch volgen, maar door middel van de motie inzake Casema willen wij hem een duwtje in de rug geven. De heer Jonker: Mijnheer de voorzitter. Toen in 2003 een verschil van inzicht rees met Casema over de vraag of er sprake was van voldoende marktwerking, heeft het college op grond van onvoldoende eigen juridische achtergrond één van de meest gerenommeerde advocatenkantoren van Nederland in de arm genomen. Had het dat niet gedaan en alles op zijn beloop gelaten, dan zou het college terecht politiek aanspreekbaar zijn. Dat de ontvangen juridische adviezen niet hebben bijgedragen tot een positief resultaat bij zowel de rechtbank als het gerechtshof is, politiek gezien, het college niet aan te rekenen. Het college is volledig afgegaan op externe en interne juridische adviezen. Na het vonnis van de rechtbank is getracht alsnog arbitrage te beginnen. Daarover meldt de juridisch adviseur in de brief die tezamen met het Casema–document heeft uitgebracht, dat er vooral tegen de kosten werd opgezien. Na het vonnis van het Gerechtshof en de veroordeling tot betaling van een schadevergoeding is het college erin geslaagd de
schadevergoeding te beperken tot minder dan de helft van het maximale bedrag. Wij vinden dat dit gewoon een pluim voor college is. Het vonnis van het Gerechtshof was immers duidelijk: "U had voor 1 januari 2004 een arbitrage moeten beginnen." Maar dat is niet gebeurd. Van alles wat daarna is gebeurd, kan moeilijk gezegd worden dat dit ook maar enige invloed gehad kan hebben op de hoogte van dit bedrag. Wat de vertrouwelijkheid betreft en het niet inlichten: in de Gemeentewet is de mogelijkheid gegeven aan het college om bepaalde zaken vertrouwelijk en in beperkte kring informatief af te handelen. Het college heeft gemeend dat bij de afhandeling van het kabelcontract te moeten doen. Er wordt door de raad een volmacht gegeven aan het college om te gaan procederen met Casema. Er is dus geen sprake van in onvoldoende mate voldoen aan de informatieplicht. Hooguit kan de beslissing van het college omtrent de vertrouwelijkheid worden aangevochten in zoverre de Gemeentewet dat toelaat. Wij zullen als CDA de motie van afkeuring ook niet steunen. Dan heb ik nog een vraag voor BBA. Ik werd getroffen door een artikel in Het Parool van maandag 7 april waarin ik lees dat BBA een onderzoek wil inzake de Casemakwestie. Daarin stond dat Amstelveense kabelabonnees nu meer gaan betalen voor een kabelabonnement dan abonnees in de rest van het land. Dat begrijp ik niet, want de ruzie met Casema ging juist over het feit dat wij minder betalen. Misschien kan BBA uileggen hoe dat zit. De heer De Jong: Mijnheer de voorzitter. Mijn partij heeft geen enkele invloed gehad op dat artikel. Ik was zelfs verbaasd daarover. Ik sta daar volledig niet achter. Dan moet de heer Jonker Het Parool maar bellen. De heer Jonker: Mijnheer de voorzitter. Ik neem aan dat de heer De Jong iets heeft gelezen waar hij niet achter stond, maar dat hij dan wel Het Parool heeft gebeld. De heer De Jong: Mijnheer de voorzitter. Ja, ik heb ze gebeld en ze zeiden: "Ja, ach, fouten maken wij. De heer Jonker: Mijnheer de voorzitter. Dan is dat opgelost. Mevrouw De Leur: "Mijnheer de voorzitter. Wij danken het college voor het zeer uitgebreide en zeer complete verantwoordingsdocument. Daarin staat in ieder geval iets dat we eigenlijk al wisten, namelijk dat we € 4 miljoen moesten betalen aan Casema als gevolg van het feit dat wij niet voor 1 januari 2004 arbitrage hadden gevraagd. Maar dat wisten wij al. We hebben als fractie twee punten van kritiek die wij afleiden uit het document. Ten eerste dat het komen tot een schikking met Casema wel heel erg lang heeft geduurd. Als het college drie weken eerder tot een schikking was gekomen, hadden we misschien niet eens die € 4 miljoen hoeven te betalen. Ten tweede denken wij dat er meer momenten van informatieverstrekking aan de raad, dan wel aan de fractievoorzitters, hadden moeten plaatsvinden. De conclusie in het verantwoordingsdocument vinden wij dan ook een beetje mager. Dat is dan ook de reden dat wij het college nog een kleine duw in de rug willen geven met de motie die zojuist door de heer Houwink ten Cate is ingediend. Daaruit kan het college waarschijnlijk net iets meer lering trekken. Wat de motie van afkeuring betreft: als D66 kijken wij ook heel graag vooruit. Wij hopen dan ook dat het college lering trekt uit wat er is gebeurd. In dit geval is een motie van afkeuring voor ons daarom niet noodzakelijk. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. Twee punten die uit het dossier naar voren komen betreffen natuurlijk het niet aanzeggen van arbitrage in 2003. Dat vinden wij een heel grote fout. Ook het niet indienen van een verzoek om arbitrage in 2007 vinden wij kwalijk. Daarom hebben wij mede de motie van afkeuring ingediend. Dat wil niet zeggen dat wij vinden dat de wethouder zou moeten vertrekken. Dat heb ik ook in de commissie gezegd. Ik vind dat het duidelijk is dat er meer colleges zijn die hieraan debet zijn, met name in 2003. Het lijkt me dat er destijds ook vragen gesteld zullen zijn in de gemeenteraad. Het is mij echt een raadsel waarom er toen geen arbitrage is aangezegd. Er moet echter inderdaad een les worden geleerd. Met de motie van PvdA kunnen wij instemmen.
Misschien kunnen we al die betrokken wethouders en colleges verwijten dat ze te veel zijn afgegaan op een advies van externe deskundige advocaten. Misschien is niemand iets te verwijten, maar ik adviseer de wethouder toch om een volgende keer een ander advocatenkantoor te kiezen. Ik weet er nog wel een in Amsterdam. De voorzitter: Misschien kan er dan ook van belangenverstrengeling sprake zijn. Het woord aan mevrouw Tang. Mevrouw Tang: Mijnheer de voorzitter. De kwestie inzake Casema heeft zich voor het grootste deel afgespeeld in de vorige collegeperiode. De OCA heeft nog geen juridisch experts in zijn gelederen die de zaak adequaat zouden kunnen beoordelen. Bovendien nemen gedane zaken geen keer. Met BBA dienen wij toch die motie in omdat ik uiteindelijk als burger mij als slachtoffer zie van de ontstane situatie. Wethouder Groot: Mijnheer de voorzitter. Allereerst stel ik heel graag vooropstellen dat de uitkomst van het Casema–dossier zeer betreurenswaardig is. Dat hebben wij in het document opgeschreven en dat hebben we in de commissie gezegd en herhaal ik hier gaarne. Het is zeer te betreuren dat de burgers nu worden geconfronteerd met een prijsverhoging en dat de gemeente € 4 miljoen schadevergoeding aan Casema moet betalen. Dat is voor ons als college zeer betreurenswaardig. Dat roept inderdaad op om te verantwoorden, maar ook om hiervan te leren. Wij hebben ons hierover uiteraard beraden. Bovendien hebben wij ons uitgebreid verantwoord in een uitvoerig document. Sommige sprekers hebben daarover al iets gezegd. Daarnaast heb ik nog iets anders gedaan. Ik heb ook gesproken met de drie wethouders die in het vorige college betrokken waren bij dit dossier. Samen met hen heb ik mij een beeld kunnen vormen hoe dit met hen is gelopen in het vorige college en hoe wij als verschillende college´s hierin stonden. Daaruit komt een eenduidig beeld naar voren van de opstelling van het vorige college en van dit college, namelijk dat wij het belang van de burgers altijd voorop hebben gesteld. Wij hebben getracht om door de tarieven te beschermen zo laag mogelijke tarieven voor de burgers te arrangeren. Ik denk dat wij daarin feitelijk wel zijn geslaagd. De heer Noomen heeft daarover wat gezegd en ook de heer Jonker. Zeker als we het vergelijken met de rest van Nederland kunnen we ook thans op dit punt nog steeds een uitzondering zijn als het gaat om een laag tarief, in ieder geval een tarief dat lager is dan in de rest van Nederland. Het is goed nog eens te beklemtonen dat wij dat altijd voorop hebben gesteld. Ik denk te kunnen stellen dat het college altijd naar eer en geweten heeft gehandeld. Daarbij hebben wij een juridische en economische lijn gekozen. De juridische lijn is foutief geweest. Wij hebben niet gearbitreerd. Op verschillende momenten na januari 2004 hebben we wel getracht te arbitreren, maar feitelijk is dat met onvoldoende kracht en overtuiging gebeurd. Overigens kunnen we ook stellen dat, als we de uitspraak van het Hof van Amsterdam van 19 november 2007 als dé maatstaf nemen voor alles wat er in het dossier is gebeurd, de laatste pogingen om te arbitreren feitelijk vruchteloos waren. Het Hof had immers gezegd dat wij voor 1 januari 2004 hadden moeten arbitreren. Daarna had het dus feitelijk geen zin meer. Dat is een pikante opmerking in dit dossier. De economisch lijn was erop gericht om tot een schikking te komen. Ik ben het eens met diegenen die zeggen dat dit te lang heeft geduurd. We zijn inderdaad ingehaald, heel betreurenswaardig, door het Hof in Amsterdam, want we waren al zo goed als rond. Daarna hebben we wel een schikking kunnen bewerkstelligen. Het zou echter veel mooier zijn geweest als wij dit als college hadden kunnen bewerkstelligen met een ingroeitarief voor het kabelpakket. Nogmaals: wij betreuren dat zeer. Het college wil zeer graag lering trekken uit dit dossier. Dat zal zeker ook goed zijn bij datgene wat wij nu doen. De heer Houwink ten Cate heeft het ook heel goed verwoord door te zeggen dat er nog heel wat zaken op ons afkomen, groot van omvang en ook groter dan deze. Dan is het goed dat je als college extra voorzorgsmaatregelen treft, bijvoorbeeld in de zin van een contra–expertise. Wij willen dus ook heel graag de verzoeken die in motie M2 zijn genoemd, uitvoeren. Motie M3, de motie van afkeuring, wijzen wij af. Het handelen van dit college en van het vorige rechtvaardigt volgens ons
deze motie niet. Er is heel veel aan gedaan om in het belang van de burgers te handelen. Hoe zeer ook de uitkomst te betreuren is, er is zoals wij het zien niet apert onverantwoord of onnodig verlies veroorzakend gehandeld. Als ik in het kort inga op een paar punten van motie M3, noem ik in de eerste plaats de arbitrage. Wij hebben daarbij fout gehandeld, maar we hebben in het document uitgelegd waarom we destijds zo gehandeld hebben. Daarvoor hebben we redenen aangevoerd. Die zijn achteraf foutief gebleken. Wij hebben vervolgens verteld waarom we dat fout hebben ingeschat. Dat had te maken met het feit dat er geen vervalbeding in het contract staat, althans zo hebben wij dat gelezen. Wij dachten toen dat Casema de meest gerede partij was om te gaan arbitreren. Het is ook heel belangrijk om daaraan het arrest van het Hof in kort geding van 12 augustus 2004 toe te voegen. Dat is een heel belangrijke datum. Dat ging over beschermde tarieven voor een langere periode. Want het betrof namelijk een kort geding. Dat is toch feitelijk een belangrijke zaak ten voordele van de gemeente. In het tweede punt van motie M3 wordt gezegd dat het vonnis van 6 september 2006 fataal was. Dat vonnis was zeker niet positief, dat ben ik met indieners van die motie eens, maar fataal wil ik het niet noemen. Fataal was 1 januari 2004 en fataal was 29 november 2007. Dat was ook aan elkaar gekoppeld. Het vonnis van 6 september 2006 betrof een tussenvonnis waarbij de gemeente een bewijsopdracht kreeg. Dat is dus geen fatale uitspraak. De verwachting was dat het Hof vervolgens de rechtbank zou corrigeren zoals eerder werd gedaan in kort geding. Dat is niet echter niet gebeurd. Die inschatting is foutief gebleken. Wat de informatie aan de raad betreft – zie de tekst achter het derde bolletje van motie M3 – daarover hebben we in de commissie uitgebreid gesproken. Daarbij hebben wij toen gezegd dat we daarover heel graag willen nadenken. Ik denk dat wij gehandeld hebben conform de algemene gebruiken in het dossier. Het is desalniettemin goed om daar nog eens heel goed bij stil te staan, zeker als we kijken naar de grote projecten. Graag reageer ik nog op de opmerking van de heer De Jong die stelt dat ik in de commissie zou hebben gezegd dat ik de Gemeentewet niet heb begrepen naar aanleiding van het punt van de informatieverstrekking. Dat heb ik echter niet gezegd. Ik wil dat gaarne corrigeren. Ik heb gesteld dat er conform de Gemeentewet staat dat de raad geïnformeerd moet worden, maar niet hoe de raad geïnformeerd moet worden. Dat staat niet in de gemeentewet. In de commissie heb ik de artikelen genoemd waarin het een en ander is geformuleerd. De gemeentewet geeft een bepaalde vrijheid van informatieverstrekking aan de raad. GroenLinks zegt zich blind gestaard te hebben op het juridisch advies. Zelf zegt men al dat het goed zou zijn om op gezette tijden second opinions in te winnen. Dat ben ik zeker met die fractie eens. De ChristenUnie merkt op dat we op de juridische adviezen zijn afgegaan van een advocatenkantoor. Wellicht is het goed om na te denken over het inschakelen van andere bureaus. Die suggestie van de ChristenUnie neem ik over. Ik zal echter nu geen namen noemen van eventuele bureaus in Amsterdam. Dat mag ik ook niet van de voorzitter van deze raad. De voorzitter: Is er behoefte aan een tweede termijn? De heer Houwink ten Cate: Mijnheer de voorzitter. Ik vind de antwoorden van de wethouder wel duidelijk. Er zijn echter nog een paar dingen die ik wil zeggen. Toen ik het verantwoordingsdocument las, vond ik dat stuk buitengewoon duidelijk. Alleen het hoofdstuk waarin het college met een beschouwing komt over hoe het allemaal is gelopen, vond ik hier en daar qua toonzetting wat verongelijkt. Dat heb ik in de commissie dan ook gezegd en ik vind dat nog steeds. Ik denk dat je na zo'n geval als dit, waarbij ik ook emotioneel betrokken ben, op een gegeven moment moet gaan objectiveren. Dan past daarbij toch niet het idee dat het Hof ook anders had kunnen besluiten en eigenlijk hadden we gelijk. Nee, dat moeten we nu achter ons laten, denk ik. Het tweede punt waarin de wethouder het heeft over de ruimte van de Gemeentewet. De ruimte voor interpretatie is er. Wat we nu met dat statuut gaan doen, is die ruimte een beetje invullen. Dat is dus duidelijk, naar ik hoop. Dan wordt die ruimte dus kleiner. Dat die ruimte er is, betekent dat de wetgever natuurlijk ook niet alles kan voorzien. Nu kan
men daaraan dus werken. Dat is de aansporing die het college van ons heeft gekregen. De heer De Jong: Mijnheer de voorzitter. Laat ik eerst positief beginnen. Wij kunnen bezwaarlijk tegen de motie M2 van de coalitiepartijen zijn. Laat ik daarover eerlijk zijn. Natuurlijk moet je je werk goed doen. Dat vinden wij ook. Feitelijk zeggen de indieners met deze motie M2: doe uw werk goed. Dat zijn in ieder geval zaken die wij deels automatisch van het college verwachten. Ik ben blij dat ook de coalitiepartijen inzien dat er naar aanleiding van de Casema-affaire een reden tot zorg is op een aantal punten en dat die professionaliteit beter kan. Dus in die zin gaan wij met motie M2 mee. De VVD stelt dat de burgers 50% subsidie hebben gekregen. Ik breng de VVD dan in herinnering dat haar wethouder bij de verkoop van de kabel heeft gesteld dat zo lang er geen marktwerking is, de tarieven gereguleerd zijn. Dus in die zin heeft de wethouder van het college van destijds te monistisch daarvoor een heel duidelijke toezegging voor de Amstelveners gedaan. Het CDA heeft een paar opmerkingen gemaakt. Externe adviezen zijn volgens mij adviezen en daar heeft het college een eigen verantwoording in om die al dan niet op te volgen. D66 zegt volgens mij dat we vooruit moeten kijken. Aan de andere kant meent mijn fractie dat je ook moet durven zeggen een politieke verantwoording te nemen. Dat is ook de reden waarom wij die motie van afkeuring hebben liggen. Ik reageer nu op de woorden van de wethouder. Het gaat hier feitelijk ook om een signaal aan de burger. Uiteindelijk werken we hier met z'n allen in de raad eraan om het beste voor de burgers te doen. Dus in die zin is volgens ons het beste signaal om duidelijk te maken dat dit feitelijk niet zo had gehoeven en dat dit feitelijk niet acceptabel is. Op 1 januari 2009 zijn de tarieven echt landelijk gelijk. Het andere punt is dat wij toch anders beoordelen als het erom gaat hoe de wethouder zijn juridische uitleg doet. Het vonnis van 6 september is een tussenvonnis, maar het heet een vonnis. Dat vonnis was fataal. Het college kon niet bewijzen dat het iets heeft gedaan. Misschien is in die zin de raad toen niet geïnformeerd. Er is toen heel veel misgegaan en dat heeft bij ons tot de overweging geleid de motie van afkeuring in te dienen. De heer Maarse: Mijnheer de voorziter. Het is ons niet te doen om het college te beschadigen. We kijken naar het gevoerde beleid en daar zijn wij kritisch over. Dat betreft dan ook het beleid van de voorgangers. Volgens de heer Noomen zou de motie M3 mogelijk het college beschadigen en is derhalve overbodig. Daarmee complimenteer ik de heer Noomen, want hij komt dan wederom met een staatkundig novum dat dit blijkbaar zo werkt. Zo in de trant van: als dat het college beschadigt, welnu dan doen we dat niet. Als dat een bijgevolg is, laat dat dan zo wezen. Nogmaals: ik heb het over het beleid. Mocht het college daarmee een deuk oplopen, dan vind ik dat ook jammer, maar als het moet, dan moet het. De heer Jonker vroeg zich of het na 2003 nog invloed gehad zou hebben. Welnu, dat bestrijd ik. Er was een uitweg geweest als er voortvarend was opgetreden in de onderhandelingen over een schikking. Verder is er ook die kwestie van informatievoorziening. Dat is toch een punt waar ik kritisch over blijf. Vooruitkijken is niet genoeg. Om veilig vooruit te rijden, moet je af en toe even in je spiegeltje kijken. Dat doen we dus door middel van de andere motie. We blijven kritisch dus we handhaven die motie. Ik vind het jammer dat het vermogen om kritisch achteruit te kijken blijkbaar bij niemand van de coalitiefracties vorm krijgt. De heer Noomen: Mijnheer de voorzitter. Wat is het doel van de motie als die niet beoogt het college te beschadigen? Waarom steun je dan zo´n motie? Dat heeft dan toch geen zin? De heer Maarse: Mijnheer de voorzitter. Om uit te spreken dat we het niet eens zijn met het gevoerde beleid. De heer Noomen: Mijnheer de voorzitter. Maar dat voegt niets toe. De heer Maarse: Mijnheer de voorzitter. Dat is een stap verder.
De voorzitter: Dank u zeer. Het woord is aan de heer Van den Bergh. De heer Van den Bergh: Mijnheer de voorzitter. Ik heb er grote behoefte aan om toch met name aan BBA een vraag te stellen. Het is gewoon in de parlementaire praktijk, die wij natuurlijk hier ook toepassen, dat je een motie van wantrouwen hebt. Dat betekent: college, wethouders, weg wezen! In een motie van afkeuring zit je daar heel dicht bij. Dan heb je ook nog de slappe hap van een motie van treurnis die niks zegt. Ik zou graag precies willen weten, want mevrouw Koops heeft die vraag al beantwoord, of ook de BBA en de partners in dezen met een motie van afkeuring inderdaad bedoelen dat deze motie politieke gevolgen moet hebben voor de positie van het college. Het is anders een volstrekt overbodige zaak wat u nu hier doet. De voorzitter: Wenst iemand te reageren op de vraag van de heer Van den Bergh? De heer De Jong: Mijnheer de voorzitter. Als je met politieke consequenties personele consequenties bedoelt, dan had ik een motie van wantrouwen moeten indienen. Dat doen we bewust niet. We richten deze motie bewust op het hele college en op het gevoerde beleid. Het gaat om een politiek signaal voor de burger. In alle parlementen bestaat dit, bij mijn weten. Deze gemeenteraad bestaat en juist voor dat signaal voor die burger dienen we hem in. De voorzitter: Urbi et orbi. Het woord is aan de heer Jonker. De heer Jonker: De heer Maarse heeft gezegd dat de coalitie alleen vooruit kijkt en niet terug. Dat is natuurlijk helemaal niet waar als je kijkt naar de motie M1 die wij hebben ingediend en die vooruitkijkt. Die motie is gebaseerd op wat we in het verleden hebben gezien dat je niet op juridische adviezen alleen af kunt gaan. Daarom hebben we gesteld dat het verleden wordt verwoord in de visie naar de toekomst. Dat het in het verleden fout is gegaan, ben ik helemaal eens met eenieder die dat zegt. Het CDA vindt dat het geen politieke consequenties heeft. Als het college niets gedaan zou hebben en alles op z'n beloop had gelaten, dan hadden we politiek wat te zeggen. Het college heeft echter gewoon gedaan wat het moest doen. Wij hebben geld gevoteerd om met de Casema in de clinch te gaan. Dat dit verkeerd heeft uitgepakt en dat de adviezen niet van een niveau zijn geweest waar we wat aan gehad zouden hebben, dat is iets dat ik, politiek gezien, niet het college wil aanrekenen. Mevrouw Koops: Mijnheer de voorzitter. De motie van afkeuring zien wij een beetje als een soort gele kaart. Er komt wel wat dreiging vanaf. Wethouder Groot: Mijnheer de voorzitter. Ik heb nog twee opmerkingen jegens de heer De Jong. Hij heeft iets gezegd over de juridische adviezen en hoe wij daarmee zijn omgegaan. Ik wil hem alleen voorhouden dat als wij een juridisch advies niet opgevolgd zouden hebben en we hadden toch de zaak verloren, we volgens mij dan een heel andere discussie gevoerd zouden hebben. Het lijkt mij dat die nog vele malen ingewikkelder zou zijn geweest. Het is waar dat per 1 januari 2009 het tarief op het normale niveau ligt, maar nu nog niet. Casema had meteen op 29 november 2007 het tarief mogen verhogen. De voorzitter: Ik stel voor over te gaan tot besluitvorming. Aan de orde is motie M3. Het woord is mijnheer Regouin voor het afleggen van een stemverklaring. De heer Regouin: Mijnheer de voorzitter. Het dossier reikt tot in de periode waarin ik zelf collegeverantwoordelijkheid heb gedragen. Die verantwoordelijkheid voor beslissingen in die periode wil ik ook ten volle op mij nemen. Met de kennis van nu waren beslissingen van toen wellicht anders uitgevallen. Er liggen nu twee moties waarin wordt voorgesteld dat de raad uitvoering geeft aan zijn controlerende taak en wellicht ook een oordeel gaat uitspreken over dat gevoerde collegebeleid. Het lijkt mij zuiver om als raadslid niet te willen oordelen over datgene waarvoor ik als wethouder mede verantwoordelijkheid heb gedragen. Ik zal dus ook niet aan de stemming deelnemen.
De heer Alink: Mijnheer de voorzitter. Ik zal hetzelfde doen. Ook ik neem mijn volledige politieke verantwoordelijkheid op mij, terugkijkend naar het verleden. Ik heb mijn opinie en ook mijn overtuiging gedeeld met de huidige wethouder. Daarover hebben we ruiterlijk met elkaar gesproken. Soms is het moeilijk, dat kan ik u ook wel zeggen, om bescheiden te zijn in woorden, maar dat zal ik zijn. Ik zal mij dus ook onttrekken aan de stemming en ik zal het oordeel van de raad afwachten. De voorzitter: Dan stel ik nu voor de notulen vast dat de leden Alink en Regouin nu de zaal verlaten. Wil iemand een stemverklaring afleggen over motie M3? Zonder hoofdelijke stemming verwerpt de raad hierna motie M3. Voor de motie hebben gestemd de fracties van BBA, OCA, ChristenUnie en vier leden van GroenLinks. Zonder hoofdelijke stemming aanvaardt de raad hierna met algemene stemmen motie M2. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna overeenkomstig het voorstel. 13. Benoemingsvoorstel lid lokale programmaraad. (voorstelnr. 37) 14. Benoeming plaatsvervangend voorzitter raadscommissie A9. (voorstelnr. 39) De voorzitter: We gaan stemmen over de agendapunten 13 en 14. U gelieve twee stembriefjes in te vullen. De leden van het stembureau zijn mevrouw Veenboer, de heer Maarse en de heer Levie. Nadat de stembriefjes zijn opgehaald is de vergadering geschorst. Schorsing van 23.17 uur tot 23.24 uur. De voorzitter: De vergadering is heropend. Ik geef het woord aan de voorzitter van het stembureau, de heer Maarse. De heer Maarse: Mijnheer de voorzitter. Betreffende agendapunt 13 zijn uitgebracht 34 stemmen, waarvan 32 stemmen op mevrouw Janssens en twee blanco. Mevrouw Janssens wordt dus benoemd. De voorzitter: Mevrouw Janssens is benoemd. Van harte gelukgewenst. Dan ten slot agendapunt 14. Het woord is aan de heer Maarse. De heer Maarse: Mijnheer de voorzitter. Dat betreft agendapunt 14. Ook daarvoor zijn uitgebracht 34 stemmen, waarvan 32 op mevrouw De Leur, een blanco en een ongeldig. De voorzitter: Mevrouw De Leur is benoemd. –
Sluiting
De voorzitter: Dames en heren, ik hoop velen van u op 29 en 30 april rond Koninginnedag en –nacht, en in mei bij de herdenking van de gevallenen te zien. Ik wens u en uwe en onze prachtige stad het allerbeste.
(Einde van de vergadering om 23.26 uur.)
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Amstelveen, gehouden op 21 mei 2008.
De griffier,
de voorzitter,