VERSLAG van de openbare vergadering van de raad der gemeente Hengelo (O), gehouden op dinsdag 3 juli 2001, te 19.30 uur.
AGENDA:
A.
Algemeen 1. Verslag vergadering d.d. 29 mei 2001 2. Lijst ingekomen stukken 3. Benoeming nieuw lid Seniorenraad (4035) 4. Stemming over punt C van het amendement d.d. 29 mei 2001 m.b.t. Luchthaven Twente
B.
Bestuurszaken, Openbare orde en veiligheid, Voorlichting, Bestuurlijke organisatie en GroteStedenbeleid c.a. 1. Zelfanalyserapport GSB Hengelo 2001 (8178) 2. Deelname aan Kennisinstituut Stedelijke Samenleving (7303)
C.
Financiën, Planning en control, Grondzaken, Cultuur en Subsidiecoördinatie. 1. Doorlichting gemeentelijke Reserves en Voorzieningen 2001 (7460) (nota in uw bezit) 2. Onuitstelbare beleidsvoornemens vooruitlopend op het Meerjarenbeleidsplan 2002-2005 (7461) (nota in uw bezit) 3. Wijziging (10e) verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 1992 i.v.m. invoering Euro (7977) 4. Subsidie-aanvraag HEIM i.v.m. verhuizing naar de Wilhelminaschool (1996) 5. Kredietaanvraag besteksvoorbereiding en kabels en leidingen Oldenzaalsestraat en Bornsestraat (8229). 6. Boscompensatie IKEA/HOV Westermaat Plus (8618) 7. Aankoop perceel grond en opstallen aan de Mr. Molendijkweg te Deurningen t.b.v. de doortrekking van de Oost-West-Tangent (8087) 8. Aankoop van een perceel grond gelegen aan de Westermaatsweg t.b.v. realisering deel H.O.V.lijn (8254)
G. Stedelijk beheer, Stadsvernieuwing, Volkshuisvesting, Milieuzaken, Wijkbeheer en -aanpak en Vuilverwijdering. 1. Vaststellen Milieujaarverslag 2000(7109) 2. Vaststellen Milieuprogramma 2001 (6519) 3. Handhaving in het kader van de wet Milieubeheer (7428) 4. Gemeentelijk Rioleringsplan 2000-2007 (7408) 5. Nota organisatie-ontwikkeling wijkbeheer (5152) 6. Nota handhaving openbare ruimte (6883) 7. Rioolrenovatie en herinrichting Waarbekenweg en omgeving (6875) 8. Aanvraag aanvullend krediet voor de kosten van detectie, gespecialiseerd civieltechnisch werk en eventuele ruiming van explosieven in de Binnenstad (5952). 9. Herinrichting Fase IIIb openbare ruimte Binnenstad, omgeving Lambertus kerk (7548) 10. Wijkbudgetten (2947) F.
Sport en recreatie, Personeel en organisatie, Onderwijs en welzijn, Emancipatie- en allochtonenbeleid en Informatiebeleid/automatisering. 1. Grondzaken / Projectfinanciering: organisatieaanpassing binnen de sector SPO (7612) 2. Nota ICT-visie gemeente Hengelo (7166). 3. PC-privé, fietsplan en spaarloonregeling voor raadsleden (7108) 4. Aanvraag t.b.v. Cultuurplein uit ICT-communicatiefonds (6787). 5. Aanvraag subsidie uitbreiding Blokhut (9974) 6. Gemeenschappelijke regeling “Educatie 2001” (1459)
D.
Ruimtelijke ordening, Verkeer en vervoer, Economische zaken en werkgelegenheid, Informatie/Communicatietechnologie en Mondiaal beleid. 1. Actualisatie Nota van Uitgangspunten O-kwadraat 1995 (6609) 2. Nota van uitgangspunten Drienerpoort (6839) 3. Voorbereidingsbesluit voor het gebied winkelcentrum Hasselo (6885) 4. Toepassen art. 19, lid 1 /19a WRO en art. 50, lid 4 WW t.b.v. het oprichten van een kapschuur
-2-
5. 6. 7.
8.
3 juli 2001.
aan de Krombekkenweg 10 (6789). Toepassen art. 19, lid 1 /19a WRO en art. 50, lid 4 WW t.b.v. het oprichten van een berging aan de Wolfkaterweg 50 (6792). Kredietaanvraag voor bevordering veilig en goed fietsverkeer in en nabij de Binnenstad (6843). Bezwaarschrift NS Railinfrabeheer B.V. tegen het voorbereidingsbesluit van 19 december 2000 voor een tweetal gebieden ten zuiden van het station (Hart van Zuid en Zuidelijke Spoorzone) (2373) Vaststelling partiële herziening bestemmingsplan Beekpark Noord "Droste" (8642)
VERSLAG van de openbare vergadering van de raad der gemeente Hengelo (O), gehouden op dinsdag 3 juli 2001, te 18.00 uur. ======== Voorzitter is: de burgemeester, drs. F.A.M. Kerckhaert. Secretaris is: de heer W.J. Fluks. Voorts zijn aanwezig de leden: G.A. ter Ellen, D.Th. Huitink, H. Kok, H.J. Nijhof en mevrouw M.M.L. de Waal, wethouders; mevrouw G. Araci, mevrouw F.J.H. Coopman, mevrouw J.M.J. DoornbosGeerdink, R.J. Fens, mevrouw K. Friesendorp, J.W.M. Harink, mevrouw M.G. Heidkamp, mevrouw M.A. ten Heuw, I.H. de Hont, A.J. Kamp, M.A.C.G. Klieverik, G. Knegt, J. Kruiskamp, H.W. Laan (later), mevrouw B.M.C. Langenkamp-Mosman, K. Mulder, W. Mulder, A.F. Noest, W.B. Noltes, A. Otten, mevrouw A.E. Oude Alink, K. de Roo (later), J.E.H.M. Rouwet, L.J.G. van Schie, A.M. Severijn, P. Straub, mevrouw A.J. Timmer en G.A.Th. Weber. Afwezig zijn de leden: R.A.M. van Eijken en mevrouw MdC. A.J. Westerterp. De Voorzitter opent de vergadering, heet de aanwezigen welkom en deelt mede dat bericht van verhindering is ingekomen van de heer Van Eijken en mevrouw Westerterp, alsmede dat de heren Laan en De Roo hebben bericht later ter vergadering te zullen komen. A.1.
Verslag vergadering d.d. 29 mei 2001.
Dit verslag wordt zonder hoofdelijke stemming ongewijzigd vastgesteld.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het stuk in handen van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening, in overleg met de commissie SVM. 3. Fax van 28 mei 2001 van bestuur Burgers en Belangen, waarin nadere informatie over de oprichting van Burgers en Belangen om burgers te ondersteunen met allerlei problemen (7609).
Lijst ingekomen stukken en mededelingen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten dit stuk voor kennisgeving aan te nemen.
1. Afschrift brief van 10 mei 2001 aan college van B&W van initiatiefgroep Plein waarin suggesties/aanbevelingen ter verbetering van het marktterrein (6857).
4. Brief van 28 mei 2001 van Italiaanse vereniging C.R.L.I. waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het niet toekennen van hun subsidieverzoek (7621).
Met betrekking tot dit stuk is door B&W medegedeeld: “Brief (gericht aan het college) reeds afgedaan.”
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten dit stuk te stellen in handen van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften.
A.2.
2. Open brief van 18 mei 2001 van de heer J. Beugeling inzake omgaan gemeente Hengelo met het openbaar groen (7425). Met betrekking tot dit stuk is door burgemeester en wethouders voorgesteld het in hun handen te stellen ter afdoening. De heer Rouwet (SP): Voorzitter! Ik stel voor dat dit stuk en het onder nummer 15 vermelde stuk gelijkelijk worden behandeld in de commissie SVM. Mevrouw De Waal (wethouder): Dat lijkt me geen probleem, voorzitter. Prima.
5. Brief van 29 mei 2001 van St. Wijkorgaan Zuid- gevoelens uit woongebied ZuidBerghuizen in Berghuizen waarin verzoek om bij de besluitvorming inzake Enschede Airport rekening te houden met standpunten en Oldenzaal (7719). Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten dit stuk voor kennisgeving aan te nemen. 6. Subsidieverzoek van 31 mei 2001 van Regionale sportorganisatie De Springplank
-2-
t.b.v. een tweetal projecten op basis van de breedtesportimpuls (7916). Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten dit stuk in hun handen te stellen om advies via de commissie SPOW 7. E-mail van 1 juni 2001 van mevr. A. Ensink waarin problematiek wordt aangekaart m.b.t. het bouwen naar eigen inzicht op “vrije” bouwkavels (7993), Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten dit stuk in hun handen te stellen ter afdoening. 8. Bezwaarschriften van 5 juni van bewoners C.T. Storkstraat e.o. tegen besluit tot toepassing art. 19 WRO procedure m.b.t. bouwplan C.T. Storkstraat 35 (8030 en 8031). Met betrekking tot dit stuk is door burgemeester en wethouders voorgesteld het in handen van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften te stellen om advies. De heer Fens (VVD): Voorzitter! Wij zouden dit stuk graag in de commissie ABZ besproken willen hebben, in verband met de procedure van de voorlichting en de vraag hoe die geweest is. Zou dat kunnen? Wij willen weten of de voorlichting correct is geweest, of er geen fouten in de voorlichting zijn gemaakt. Daarom willen wij erover spreken. De Voorzitter: Maar dat wordt in de commissie voor bezwaar- en beroepschriften behandeld. Juist de vraag of het een en ander wel of niet correct is en of de bezwaren wel of niet correct zijn wordt daar behandeld. Het zou niet verstandig zijn om twee commissie tegelijkertijd hierover te laten adviseren. De heer Fens (VVD): Maar het gaat hier in feite om een beschuldiging en ik denk dat het goed is dat we het functioneren van het geheel in de commissie ABZ bespreken. De Voorzitter: De commissie voor bezwaaren beroepschriften is er juist voor om de bezwaar- en beroepschriften op een wat onafhankelijkere manier te beadviseren. Daar komt een advies uit en dan volgt er een besluit van het college. U kunt dan altijd in de rondvraag in welke commissie dan ook ergens over praten. Maar het lijkt niet handig om een
3 juli 2001.
bezwaarschrift dat in een normale vergadering van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften komt, ook nog eens in een andere commissie te brengen. Dat zou niet goed zijn. Je moet altijd voor de weg van behandeling in één commissie kiezen. De heer Fens (VVD): We komen er in de rondvraag wel op terug. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. (De heer Laan komt, te 18.08 uur, ter vergadering.) 9. Afschrift brief van 5 juni 2001 van St. Wijkraad Hasseler Es aan Bouwfonds Vastgoed waarin reactie op bouwplan winkelcentrum Hasselo (8035). Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten dit stuk in hun handen te stellen ter afdoening in overleg met de commissie ROVEZ. 10. E-mail van 5 juni 2002 van mevr. I. Deenik waarin zij zich distantieert van uitspraken van de bewonersvereniging Drienerpark m.b.t. de Orthodoxe gemeenschap in Groot Driene (8108). Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten dit stuk in hun handen te stellen ter afdoening. 11. Brief van 7 juni 2001 van de familie Rikkert waarin klacht omtrent ouderenvervoer door Connexxion (8207). Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten dit stuk in hun handen te stellen ter afdoening in overleg met de commissie SZV. 12. Verzoek van 8 juni 2001 van G.M. Vollenbroek-Lansink m.b.t. planschadevergoeding art. 49 WRO i.v.m. aanleg Rijksweg A1 en verhoging van de Deurningerstraat (8273). Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten dit stuk in handen van de
-3-
planschadebeoordelingscommissie te stellen om advies. 13. Brief van 11 juni 2001 van Sjakuus, waarin het verzoek om bij het opstellen van de politieke programma’s voor de gemeenteraadsverkiezingen aandacht te schenken aan armoedebestrijding en sociale uitsluiting (8364). Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten dit stuk voor kennisgeving aan te nemen. 14. Brief van 11 juni 2001 van Groep Vrouwen met een Uitkering (GVU), waarin het verzoek, n.a.v. een conflict met PLUGH, tot erkenning van het bestaansrecht van de GVU als schakel tussen vrouwen met een uitkering en de uitkerende instanties (8374). Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten dit stuk in hun handen te stellen ter afdoening in overleg met de commissie SZV. 15. Brief van 13 juni 2001 van Stedelijk Overleg Wijkorganisaties waarin ongenoegen wordt uitgesproken over het groenbeleid van de gemeente Hengelo (8511).
3 juli 2001.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten dit stuk in handen van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften te stellen om advies. 18. Verzoek van 15 juni 2001 van Kienhuis en Hoving advocaten namens de heer K.B. Njoo, om planschade ex art. 49 WRO i.v.m. vervallen van Wederopbouwplan Noord en vaststelling bestemmingsplan “De Nieuwe Brink” (8675). Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten dit stuk in handen van de planschadebeoordelingscommissie te stellen ter afdoening om advies. 19. Bezwaarschrift 15 juni 2001 van Vereniging van Eigenaren appartementencomplex “Grundelpark” gericht tegen het voorbereidingsbesluit voormalig A.T.C.-terrein (8743). 20. Bezwaarschrift van 20 juni 2001 van NautaDutilh, gericht tegen het besluit van de gemeenteraad van 27 maart 2001 m.b.t. afwijzing (financiële) compensatie verkoop motorbrandstoffen (8949).
Met betrekking tot dit stuk is door burgemeester en wethouders voorgesteld het in hun handen te stellen ter afdoening.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten deze stukken in handen van de commissie voor bezwaar- en beroepschriften te stellen om advies.
Zonder hoofdelijke stemming wordt op voorstel van de heer Rouwet besloten het stuk in handen van burgemeester en wethouders te stellen ter afdoening in overleg met de commissie SVM.
Hierna worden eerst afgehandeld de volgende punten van de agenda, waarover door geen der leden het woord wordt gevraagd.
16. Brief van 14 juni 2001 van De Nationale Ombudsman waarbij de geactualiseerde factsheet voor gemeenten en waarin informatie over de kosten die samenhangen met extern klachtrecht (8591). Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten dit stuk voor kennisgeving aan te nemen. 17. Bezwaarschrift van 14 juni 2001 van dhr. Van Alsté en mevrouw Romanyk gericht tegen het voorbereidingsbesluit voormalig A.T.C.-terrein (8667).
B.2.
Deelname aan Kennisinstituut Stedelijke Samenleving (7303).
C.3.
Wijziging (10e) verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen (1992 i.v.m. invoering Euro (7977).
C.5.
Kredietaanvraag besteksvoorbereiding en kabels en leidingen Oldenzaalsestraat en Bornsestraat (8229).
C.7.
Aankoop perceel grond en opstallen aan de Mr. Molendijkweg te Deurningen t.b.v. de doortrekking van de Oost-West-Tangent (8087).
-4-
3 juli 2001.
A.3. C.8.
G.8.
Aankoop van een perceel grond gelegen aan de Westermaatsweg t.b.v. realisering deel H.O.V.-lijn (8254). Aanvraag aanvullend krediet voor de kosten van detectie, gespecialiseerd civieltechnisch werk en eventuele ruiming van explosieven in de Binnenstad (5952).
G.9.
Herinrichting Fase IIIb openbare ruimte Binnenstad, omgeving Lambertuskerk (7548).
G.10
Wijkbudgetten (2947).
F.3.
PC-Privé, fietsplan en spaarloonregeling voor raadsleden (7108).
F.4.
Aanvraag t.b.v. Cultuurplein uit ICT-communicatiefonds (6787).
F.5.
Aanvraag subsidie uitbreiding Blokhut ( 9974).
F.6.
Gemeenschappelijke regeling “Educatie 2001” (1459)
D.3.
Voorbereidingsbesluit voor het gebied winkelcentrum Hasselo (6885).
D.4.
Toepassen art. 19, lid 1/19a WRO en art. 50, lid 4 WW t.b.v. het oprichten van een kapschuur aan de Krombekkenweg 10 (6789).
D.5.
Toepassen art. 19, lid 1/19a WRO en art. 50, lid 4 WW t.b.v. het oprichten van een berging aan de Wolfkaterweg 50 (6792).
D.7.
Bezwaarschrift NS Railinfrabeheer B.V. tegen het voorbereidingsbesluit van 19 december 2000 voor een tweetal gebieden ten zuiden van het station (Hart van Zuid en Zuidelijke Spoorzone) (2373).
D.8.
Vaststelling partiële herziening bestemmingsplan Beekpark Noord “Droste” (8642).
Deze voorstellen worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Benoeming nieuw lid Seniorenraad (4035).
De voorzitter benoemt mevrouw Langenkamp-Mosman en de heer W. Mulder tot leden van het stembureau en verzoekt het stembureau later in de vergadering verslag uit te brengen. Mevrouw Friesendorp (SP): Voorzitter! Ik heb niets tegen de persoonlijke kwaliteiten van de door het college voorgestelde kandidaat, maar ik heb een vraag. Ik zie dat bij aanneming van het voorstel van het college een zittend vrouwelijk lid wordt vervangen door een heer. Het totale overzicht van de samenstelling van de Seniorenraad ontbreekt een beetje als gevolg van het feit dat hier telkens één benoeming aan de orde is. Mijn vraag is nu of bij de benoemingen ook de werkelijke verhoudingen tussen het aantal vrouwen en het aantal mannen onder de senioren een rol spelen. De heer Huitink (wethouder): Voorzitter! Ik kan hier nu niet zo uit mijn hoofd een zodanige opsomming van alle leden van de Seniorenraad geven, dat men aan de hand daarvan zou kunnen bepalen of er in de Seniorenraad sprake is van een evenredige vertegenwoording van de beide seksen. Ik bezoek de Seniorenraad nogal eens, en volgens mij zitten daar heel wat dames aan tafel. En... Mevrouw Friesendorp (SP): Mij ontbreekt het overzicht, en vandaar even de vraag. De heer Huitink (wethouder): ...dat gaat ook erg goed. Wij hebben het hier nu over een benoeming op advies van de Seniorenraad zelf. Deze benoeming betreft een zgn. kwaliteitszetel. Dit betekent dat men heeft gekeken naar iemand die deskundig is of ervaring heeft op een bepaald terrein. Ik denk dat als het om zo’n keuze gaat, het niet van belang is of de betrokkene een man dan wel een vrouw is. In dit geval is men terechtgekomen bij de heer Grotholt. Meer kan ik daar ook niet van zeggen, voorzitter. Mevrouw Friesendorp (SP): Ik dank u wel. De heer Huitink (wethouder): Het is niet zo, voorzitter, dat van geval tot geval precies afgemeten wordt of er wel een voldoende aantal mannen en een voldoende aantal vrouwen in de Seniorenraad zitten. De Voorzitter: Oké. Dit lijkt mij voldoende. En het attentiepunt is gemaakt. Wij gaan nu naar
-5-
het volgende agendapunt. A.4.
Stemming over punt C van het amendement d.d. 29 mei 2001 m.b.t. Luchthaven Twente. 78.
De Voorzitter: Dames en heren! Ik roep in herinnering dat de vorige keer een meerderheid van de raad het amendement d.d. 29 mei 2001 heeft aanvaard waarin staat, dat de financiële bijdrage aan de Luchthaven Twente op zo kort mogelijke termijn, zo mogelijk per 1 januari 2002, beëindigd moet worden. Inmiddels is u duidelijk gemaakt en heeft u ook overgenomen, dat het juridisch gezien, bestuurlijk gezien niet anders is dan dat pas per 1 januari 2003 de subsidie daadwerkelijk beëindigd kan worden. Dit betekent dat er nu moet worden gestemd over een gewijzigd punt C van het amendement. In het oorspronkelijke punt C is sprake van het reserveren van vrijvallende gelden van 2002 en 2003. Met de kennis van vandaag moet u nu in punt C in plaats van “zowel 2002 en 2003” lezen: 2003. Het kan ter zake namelijk slechts gaan over vrijvallende gelden vanaf het jaar 2003, gegeven het feit dat wij onze financiële verplichtingen in 2002 nog volledig zullen moeten nakomen. U dient nu te stemmen over het aldus gewijzigde punt C. De vorige keer staakten de stemmen; toen was niet iedereen er. Daarom moeten wij nu opnieuw stemmen. Punt C wordt bij handopsteken aangenomen, waarbij de voorzitter constateert dat 16 leden hebben voorgestemd en 15 leden hebben tegengestemd. B.1.
Zelfanalyserapport GSB Hengelo 2001 (8178).
De Voorzitter: Dames en heren! Het college hecht er aan om u van tevoren nog bepaalde overwegingen mee te geven. Op de eerste plaats hebben wij in het college geconstateerd, dat wij tot twee keer toe uitvoerig in de commissie over het onderhavige onderwerp hebben gesproken. Wij hebben er ook een raadsledenbijeenkomst aan gewijd. Wij hebben ons ook in het kader van de marktdagen in het grotestedenbeleid verdiept om daar goed achter te kunnen kijken. Dat is op de eerste plaats te memoreren. Op de tweede plaats merk ik op dat dit zelfanalyserapport onderdeel van een groter geheel is. Het rapport laat zien hoe wijzelf aankijken tegen onze prestaties, waar wij staan en wat wij verder nog moeten doen. Belangrijk in hetzelfde traject is het visitatierapport dat zal
3 juli 2001.
worden opgemaakt nadat de visitatiecommissie ons op 18 oktober zal hebben bezocht, welke commissie ook velen van u weer zal betrekken bij haar visitatiewerkzaamheden, haar onafhankelijke visitatie vanuit de vraag of Hengelo het wel of niet goed doet. Het visitatierapport en de analyse die minister Van Boxtel zal maken van ons zelfanalyserapport vergeleken met andere gemeenten, komen in het najaar weer aan de orde, zodat we alsdan al die ingrediënten weer eens goed met elkaar zouden kunnen bespreken in de raadscommissie, en ook in de raad als dat op dat moment aan de orde is. Dit is de opmerking die het college u nog eens zou willen meegeven bij het vaststellen van dit zelfanalyserapport in de reeks activiteiten die wij rond het grotestedenbeleid moeten doen. Het tweede punt waarover wij u vooraf wat willen vertellen, betreft het volgende. In de behandeling in de commissie bleek, dat er op het waarmaken van het integrale gahandicaptenbeleid in onze stad in ieder geval kritiek was van de kant van een gehandicaptenorganisatie en bij sommigen van u vragen leefden zoals: Is dat wel goed genoeg opgepakt? Hebt u er wel voldoende aan gedaan? Wij hebben er in het college over gesproken, en wethouder Huitink, die al langer bezig is met integraal gehandicaptenbeleid, wil u daar nu graag van tevoren een mededeling over doen. De heer Huitink (wethouder): Voorzitter! Inderdaad zijn de brief van de Gehandicaptenraad en de opmerkingen die daarover in de commissie ABZ zijn gemaakt, naar ik meen door de heer De Hont, voor het college reden geweest om er nog eens naar te kijken. Wij zijn daar tot de conclusie gekomen, dat de door de Gehandicaptenraad gemaakte opmerkingen terecht zijn. Wat was er aan de hand? Wij hebben in het meerjarenontwikkelingsprogramma (het MOP) onder “Kwetsbare groepen” daar wel aandacht aan besteed; toegezegd is dat in het komende jaar een samenhangend gehandicaptenbeleid vorm zal worden gegeven. Maar dit voornemen is, helaas, niet meegegaan in het meerjarenuitvoeringsprogramma (het MUP). In laatstgenoemd programma komt het dus niet meer voor. Ten onrechte. Ik denk dat nu de zelfanalyse aan de orde is, wij dat kunnen herstellen door op pagina 18 van het zelfanalyserapport, in hoofdstuk 2.6.1 na de derde alinea een alinea toe te voegen. Daarom stelt het college de raad voor om aldaar toe te voegen: “Naast deze ontwikkeling op deelterreinen zal, om de integraliteit van het beleid te waarborgen, opdracht gegeven worden tot een samenhangend gemeentelijk gehandi-
-6-
captenbeleid. Hiervoor zal nog in deze raadsperiode een nota worden uitgebracht.” Ik meen dat daardoor voldoende uitdrukking gegeven wordt aan het oprechte voornemen van het college en de raad om hier ook iets van te gaan maken, zoals wij al eerder toegezegd hadden. De heer Noltes (PvdA): Voorzitter! Ik wil niet herhalingen vallen ten aanzien van de zelfanalyse, want wij hebben inderdaad in de commissie daar zeer uitgebreid over gesproken, waarbij wij ook onze bewondering voor het collegebeleid hebben uitgesproken. Het is dan wel eens goed om terug te filmen waarvoor we het deden en om oude stukken erbij te pakken. Zo heb ik eens gekeken naar de Stadsvisie 2010, vooral omdat daarin toch stukken staan die momenteel buitengewoon actueel zijn. In de Stadsvisie 2010 hebben wij o.a. genoemd, dat het bedrijfsleven in Hengelo zeer maatschappelijk betrokken is bij Hengelo en dat dat eigenlijk is de basis waarop Hengelo gebouwd is en waarop wij verder willen bouwen. Je zou kunnen zeggen: Dat is het consensusmodel dat wij hier al in de jaren dertig ontwikkeld hebben. Alleen, nu blijkt in de actualiteit van heden, dat dat bedrijfsleven - weliswaar niet in z’n geheel, maar wel een van de grote bedrijven waar Hengelo bijna begonnen is - zich van ons aan het afkeren is. Dat geeft dan toch wel een beeld dat je doet denken: We hebben wel een Stadsvisie gemaakt op basis van al dit soort ontwikkelingen, maar misschien is het goed om toch eens even te bekijken wat we met de huidige situatie doen. Ik doel nu even op de visie die Akzo Hengelo momenteel heeft wat de vraag betreft hoe dit bedrijf met Hengelo en met name met de werkgelegenheid in Hengelo wenst om te gaan. Wij hebben daarover al vragen gesteld aan het college, omdat wij vinden dat dat momenteel heel actueel is daar de raad van bestuur nog beslissingen moet nemen en het college een halfjaar geleden al eens heeft laten zien, dat door zeer accuraat optreden je vaak raden van bestuur toch wat andere kanten op kunt dwingen en dat je daar zeer succesvol in kunt zijn. Ik ben het college daar nog steeds heel dankbaar voor, en vandaar dat ik er naar streef om dat ook in dit geval te bereiken. Ik weet dat het door sommigen wordt gezien als een strijd tussen David en Goliath; nu ben ik niet zo erg thuis in de bijbel, maar ik weet dat David van Goliath gewonnen heeft en een klein manneke was.
3 juli 2001.
De heer Noltes (PvdA): Ja, hij was ook slim. Dat beeld wil ik wel vasthouden, voorzitter. Ik vind dat wij in dit geval ook wat klein zijn, maar ik ben het er met de heer Kok over eens, dat wij ook slim zijn, en op grond daarvan dien ik nu de volgende motie in: “De Raad van de gemeente Hengelo (O) in vergadering bijeen op 3 juli 2001, constateert in haar Stadsvisie 2010 dat het industriële bedrijfsleven in Hengelo van oudsher sterk betrokken is bij de maatschappelijke ontwikkeling van de stad, constateert dat de huidige opstelling van de AKZO NOBEL directie m.b.t. de locatie Hengelo aanleiding geeft te twijfelen aan de maatschappelijke betrokkenheid van deze onderneming, constateert dat de AKZO NOBEL een zware claim legt op Hengelo. verzoekt derhalve de Raad van Bestuur van de AKZO NOBEL haar plannen met betrekking tot de locatie Hengelo toe te lichten en deze te toetsen aan haar maatschappelijke betrokkenheid met de regio Twente in het algemeen en de gemeente Hengelo in het bijzonder; verzoekt de Raad van Bestuur van de AKZO NOBEL geen beslissingen te nemen die de werkgelegenheid in Hengelo verder doen afkalven en draagt het college van B&W op deze motie zo spoedig mogelijk onder de aandacht van de Raad van Bestuur van de AKZO NOBEL te brengen en gaat over tot de orde van de dag.” Deze motie is ondertekend door de heer Knegt, mevrouw Heidkamp en mijzelf. De Voorzitter: Dames en heren, de motie maakt onderdeel uit van de beraadslagingen. De heer Rouwet (SP): Voorzitter! Ik wil even terugkomen op de brief van de Gehandicaptenraad en er op wijzen dat daarin ook de klacht staat, dat nadat in het voortraject allerlei maatschappelijke organisaties zijn betrokken om mee te praten bij de totstandkoming van de visie er geen terugkoppeling plaatsvindt. De Gehandicaptenraad vindt het van groot belang om te horen wat er met zijn inbreng is gebeurd. Ik verzoek het college om hier zijn mening over te geven.
De heer Kok (wethouder): Maar ook slim! De heer Van Schie (D66): Voorzitter! Ik ben
-7-
door de bank genomen heel tevreden over de manier waarop in Hengelo aan het grotestedenbeleid vorm wordt gegeven. Ik was eigenlijk niet van plan om er iets over te zeggen, ware het niet dat vanmorgen mijn aandacht werd getrokken door een rapport van NYFER met een volgorde van de grote steden en wat ze ervan gemaakt hadden. Nu is dat altijd lastig, omdat je in eerste instantie geen vergelijkingsmateriaal hebt en je ook niet precies weet wat men meet. Ik heb voor de aardigheid toch nog maar even op internet gezocht naar wat NYFER verleden jaar in de sociaal-economische hoek over Hengelo opgemerkt heeft, en heb toen - eerlijk gezegd tot mijn verrassing - gezien dat Hengelo op die ranglijst zelfs nog gezakt was. Nu kan ik mij heel goed voorstellen dat het niet aantrekkelijk is om hier gelijk op te reageren, maar ik zou dit punt graag toch nog wel even een keer in de commissie aan de orde gesteld willen zien vanuit de vraag hoe dat nu komt en wat de meetmethoden zijn, want, onder ons gezegd en gezwegen, er staan plaatsen boven ons waar ik niet begraven zou willen liggen. Er is nog een punt, en dat is eigenlijk het enige dat mij een beetje treurig stemde, namelijk de kwestie van het Confidi-project genoemd in een kadertje bovenaan op pagina 41 van het zelfanalyserapport. Dat leek mij nu typisch zo’n voorbeeld van een situatie waarin er een project is opgezet niet op basis van wat de mensen die erbij betrokken zijn, nodig hebben en de tijd gedurende welke zij het nodig hebben, maar op basis van de hoeveelheid geld. Dat is dan zonde, vind ik, want dan zijn er mensen begonnen aan een cursus met de bedoeling om een bepaalde baan te krijgen, en dan lukt dat niet omdat de middelen uit het grotestedenbeleid onvoldoende zijn. Mijn vraag is nu of het dan niet mogelijk is om die naar ik denk toch vrij beperkte financiële kloof op te vangen uit middelen van Hengelo. De Voorzitter: Dames en heren! Ook wij hebben vandaag kennisgenomen van het NYFER-rapport. Wij kennen dat rapport nog niet. Er is wel op gereageerd in eerste instantie ook richting de pers en richting RTV Oost. Op het sociaal-economische punt is Hengelo niet verslechterd en ook qua werkgelegenheidsrangorde ziet het er hier nog redelijk uit. Maar er is kennelijk ook sprake van een soort indicator over wat nu de aantrekkelijkheid van de veertig steden in kwestie is, en wat dat betreft zouden wij heel laag scoren, zouden wij bij de laagste vijf van de totale reeks van veertig gemeenten zitten. Wij zullen uitzoeken hoe dat precies zit en wat ter zake de criteria waren. Wij kennen, zoals gezegd, het NYFER-rapport nog niet; ook op
3 juli 2001.
internet zie je niet alle onderliggende rapportjes en indicatoren. We hebben wel een soort gevoel, net zoals wethouder Ter Ellen verleden week had met betrekking tot een geweldige stijging van de woonlasten. Er zou in onze gemeente sprake zijn van 20% woonlastenstijging zijn, maar feitelijk blijkt er sprake zijn van een rekenfout en bedraagt die stijging hier maar 8%. Misschien zit hier ook wel zoiets in, maar je weet het niet. Wij zullen het goed bekijken, en wij zullen u erover berichten. Ik denk dat het belangrijk is dat we dat ook aan de orde stellen in commissies, misschien in de commissie ROVEZ als het sociaaleconomische aspecten betreft en in de commissie ABZ als het wat algemeners betreft. Maar u hoort er dan wel over wat er nu werkelijk van waar is, welke impact het heeft en hoe wij erop reageren. Het punt van de heer Rouwet over terugkoppeling nemen we serieus op. Als het terugkoppelen niet goed genoeg is geweest, zullen we het verbeteren. Het is natuurlijk wel zo, dat degenen die hebben meegedaan in de voorronden om tot de zelfanalyse te komen, dus de externe partners, meermalen zijn betrokken en dat een groot deel van hen ook weer zal worden betrokken bij de visitatie. Wij zullen hen ook voordragen aan de visitatiecommissie, met het advies om ook met die externe partners te praten; zelfs zonder dat wij erbij zijn, gewoon zo objectief mogelijk, opdat zij ook daar weer precies kunnen zeggen hoe het naar hun mening in Hengelo gaat. Maar ik kan mij voorstellen, dat misschien sommigen vinden: Gegeven het feit dat wij hebben meegedaan aan de externe ronden bij de visitatie, moeten wij ook een beetje teruggekoppeld krijgen wat er precies is gedaan met onze inbreng. Als dat onvoldoende is gebeurd, zullen wij daar voortaan beter op letten. De heer Huitink (wethouder): Voorzitter! Het is mij niet duidelijk wat nu eigenlijk de vraag van de heer Van Schie over het Confidi-project is. Want ik denk dat hier vrij eerlijk is weergegeven hoe het gegaan is. Er is ook weergegeven waarom het niet gegaan is zoals wij hadden verondersteld. Maar het uiteindelijke resultaat is toch nog, dat 22 van de 32 vrouwen wel een baan gekregen hebben, hetzij een “normale” baan, hetzij een gesubsidieerde baan. Dat is anders dan wij aanvankelijk verondersteld hadden. Maar niet elk project is meteen succesvol. En in ieder geval is wel een hoofdprincipe als wij beginnen aan zo’n project, dat het vaak ook gebeurt in overleg met de branche of individuele werkgevers waarbij wordt nagegaan of, en zo ja waar, er vacatures zijn.
-8-
Want als mensen ook aan bepaalde trajecten beginnen en opleidingen moeten volgen, motiveert het natuurlijk op een buitengewone manier als op het eind daarvan uitzicht op een baan geboden kan worden. Nu, dat is hier niet helemaal gegaan zoals het eigenlijk zou moeten gaan. (De heer De Roo komt, te 18.40 uur, ter vergadering.) De Voorzitter: Dames en heren! In het zelfanalyserapport staan ook nogal wat opmerkingen over de werkgelegenheidssituatie in onze gemeente. Ik wijs u op het beeld van de economische infrastructuur, paragraaf 2.4.1, paragraaf 2.4.2, betreffende versterken van de internationale economische concurrentiepositie van de stad, en hetgeen zo doorloopt tot pagina 12. Dat is inderdaad belangrijk voor Hengelo, ook voor het grotestedenbeleid, en de ontwikkelingen bij Akzo zijn daarmee in wezen in tegenstelling. Dat is jammer, dat is ook heel spijtig voor die werkgelegenheid in onze stad. De raad van bestuur van Akzo heeft het college op het moment dat men ter zake het een en ander naar buiten bracht, wel geïnformeerd over de redenen waarom dat dan zo zou moeten zijn. Een reden was dat het inpakken van het zout in allerlei verpakkingen in de totaliteit van het concern een verliesgevende activiteit is. Als je dat op drie plekken doet, is het meer verliesgevend dan wanneer je het concentreert. Nu is het zo, dat de finale besluitvorming binnen de raad van bestuur van Akzo Nobel nog niet heeft plaatsgevonden, maar omdat het al zo bekend was en zo ging rondzingen, vond de directie in Hengelo dat het nodig was om het desbetreffende voornemen toch naar buiten te brengen als iets dat onvermijdelijk zou kunnen komen en in het worst-case-scenario binnen een jaar of drie tot een verlies van 200 arbeidsplaatsen zou kunnen leiden, wat wij zeer betreuren. Dat is de situatie waarin wij staan. Het is natuurlijk wel een andere situatie dan we destijds met Demag Delaval hadden. We hebben hier te maken met een wel te begrijpen verliesgevende activiteit. Dat is bij Demag Delaval helemaal niet aan de orde. Hier is kennelijk iets aan de orde dat toch wat anders zit in z’n economische toekomst. Maar het is wel een keus waar je het dan eventueel vermindert en of het dan per se hier niet meer zou moeten zijn en elders wel. En dat wij voor die belangen willen opkomen, is iets waarin ik mij heel goed kan vinden. In het kader van het grotestedenbeleid hebben we het ook vaak over mensen die we werkgelegenheid willen laten behouden of willen bieden en die
3 juli 2001.
weinig geschoold zijn, en juist dat soort werk hebben we in deze stad heel veel nodig. Het is dan ook bijzonder jammer dat er ook op dit vlak iets uit Hengelo dreigt te verdwijnen dat wij hier helemaal niet graag zouden zien verdwijnen. In zoverre kan ik het mij wel voorstellen dat u zegt dat u dat eens tot uitdrukking wilt brengen. Het is natuurlijk alleen de vraag of dat in de vorm van de nu ingediende motie moet en of elke woord daarin precies goed gewogen is. Ik kijk nu dus eerst even naar de wethouder economische zaken, en ik kan mij voorstellen dat wij vervolgens als college ons er even over moeten beraden wat wij met de motie doen. De heer Kok (wethouder): Voorzitter! Ik denk dat we kunnen constateren, dat bedrijfsmatig gezien het hier inderdaad een nogal ander geval betreft dan bij Demag Delaval en men ook in de besluitvorming binnen het bedrijf een andere procedure volgt dan bij Demag Delaval. Dat laat onverlet dat dit soort werkgelegenheid op dit moment wat moeilijker te vinden is voor de werknemers die het betreft. Dus op zichzelf kun je het als gemeente betreuren dat het op termijn 200 arbeidsplaatsen zou kunnen kosten. Anderzijds is het, denk ik, goed, ook voor ons als gemeente, om te weten te komen wat nu precies de planning op langere termijn van Akzo Nobel is. Want als, zoals in de openbaarheid ook door sommige vakbonden wordt gezegd, dit het begin is van een grotere reorganisatie, is het wel van het grootste belang, ook als je kijkt naar de ontwikkelingen Hart van Zuid, dat wij daarvan op de hoogte komen op een zo vroeg mogelijk moment. Want daar zullen wij ook rekening mee moeten houden. En in die zin kan ik het mij goed voorstellen dat de vraag op de voorgestelde manier via een motie aan het college wordt gesteld. En voor de rest moeten wij er inderdaad maar even over overleggen. De voorzitter schorst daarop de vergadering voor collegeberaad. Na hervatting der vergadering verleent de voorzitter het woord aan wethouder Kok. De heer Kok (wethouder): Voorzitter! Wij willen graag voldoen aan het in de motie gedane verzoek om contact op te nemen met Akzo Nobel Hengelo en in dat kader onze ongerustheid uit te spreken over het verlies van 200 arbeidsplaatsen plus de vraag om ten opzichte van ons aan te geven wat op middellange en lange termijn de plannen met het bedrijf Akzo Nobel Hengelo zijn. Wij zouden dus willen voorstellen om dat over te nemen, en het eerste
-9-
deel van de motie niet over te nemen. De Voorzitter: Dames en heren! Wij zouden dan eigenlijk kunnen besluiten - ik kijk nu ook in het bijzonder even naar de heer Noltes, mevrouw Heidkamp en de heer Knegt - om de motie niet in stemming te brengen wanneer wij als college dit doen. Dan bereikt u materieel wat u ongeveer wilt. Maar laten we nu eerst maar een rondje maken om het duidelijk te doen zijn wat iedereen ervan vindt. De heer De Hont (GroenLinks): Voorzitter! Er is wat mij betreft in de motie wat onduidelijkheid. We hebben ook met een ander aspect van Akzo te maken, namelijk het aspect veiligheid. Ik benadruk hier nog maar eens, dat wij niet in staat zijn om bij een calamiteit bij Akzo op een adequate manier grootschalige hulpverlening te bieden. Maatramp Twente getuigt daarvan. Daarbij hebben we met elkaar afgesproken: Dit is zo’n grote ramp, dat als we de organisatie moeten optuigen om zoiets adequaat aan te pakken, we een veelvoud moeten uitgeven van de middelen die we nu zouden uitgeven. Dat betekent in mijn visie dat je in de repressiesfeer zegt: Oké, hier stuiten we op onze grenzen, bestuurlijk en financieel. Dat betekent dus dat je in de preventieve sfeer maatregelen zult moeten nemen om het risico te verminderen. En dat betekent in mijn visie simpelweg, dat je chloortransporten en productie van chloor ter discussie stelt. Als je dat doet en, gezien de veiligheidsmaatregelen, overweegt of eigenlijk bij het bedrijf afdwingt dat een en ander op andere plekken zou moeten plaatsvinden, heeft dat consequenties voor het personeel. Ik vraag mij dus af wat de relatie is tussen de opvatting dat het bedrijf maar leuk moet doorgaan en anderzijds de opvatting dat er wel een heel groot veiligheidsrisico aan het bedrijf zit. Ik heb daar dus problemen mee. De heer Rouwet (SP): Voorzitter! De wethouder had het er over dat het college zich zou richten tot de lokale Akzo-directie in Hengelo. De motie beoogt een verzoek aan de raad van bestuur van Akzo. Dat lijkt mij toch de bedoeling te zijn. De directie Hengelo heeft haar bedoelingen uitgesproken en ik veronderstel dat de raad van bestuur daarmee zal sporen. Tijdens een bezoek aan Akzo is ons verteld, dat als een locatie niet meer rendabel kan draaien, ze dichtgaat. Ik heb van werknemers gehoord, dat een van de redenen zou zijn het aanbod dat bij een verplaatsing naar NoordDuitsland, met name naar een locatie in Stade,
3 juli 2001.
bij Hamburg, aldaar de energie (stroom en stoom) voor een vriendenprijsje zou worden aangeboden. Ik wil graag dat dat in het gesprek met de raad van bestuur van Akzo wordt meegenomen, en als dat inderdaad zo is, zou het een zaak zijn die m.i. bij het ministerie van economische zaken en in Brussel aan de orde moet komen. De heer Noest (VVD): Voorzitter! Ik vind het aanbod van het college om met de directie van Akzo te gaan praten eigenlijk overbodig. Want ik vind het tot de normale taak behoren dat het college op de hoogte is van wat er met de bedrijven in Hengelo gebeurt. Ik vind dus dat de desbetreffende wethouder regelmatig bij dit soort besturen hoort te zitten vanuit de vraag: Gaat het goed met het bedrijf? Wat is het bedrijf van plan? Hoe kunnen wij als gemeente daar nog eens flankerend beleid op zetten, opdat het economisch goed gaat bij ons? Dus in die zin vind ik de hele motie overbodig. Er zit nog een puntje in, namelijk dat in de motie wordt gezegd: Als we er dan geweest zijn, gaan we nog eens even kijken of we het een en ander gaan toetsen aan de maatschappelijke betrokkenheid van het bedrijf. Dat verbaast me toch een beetje. Hebben we desbetreffende criteria? Hebben we criteria die aangeven wat de maatschappelijke betrokkenheid is? Wij zouden toch eerst eens even met elkaar moeten zeggen hoe we dat gezamenlijk zien, en dan zou je kunnen toetsen. Ik denk dat we daar nog lang niet aan toe zijn. Dus ook dat voorstel zullen wij niet ondersteunen. Ik denk dat wij meegaan met: Ga naar Akzo toe, ga horen hoe het zit en zorg dat dat een regelmatig overleg wordt. Dan zijn wij tevreden. De heer Weber (CDA): Voorzitter! Het college zou het eerste deel van de motie, betreffende de maatschappelijke betrokkenheid van Akzo Nobel, niet willen overnemen, en het tweede deel wel. Het gaat ons er vooral om onze bezorgdheid als raad uit te spreken over het verdwijnen van 200 arbeidsplaatsen. Dus als het college het onderste deel van de motie overneemt, hebben wij niet meer zo’n behoefte aan de motie. De heer Van Schie (D66): Voorzitter! Ik sluit mij aan bij de mening van de heer De Hont. De heer Laan (ChristenUnie): Voorzitter! Ik denk dat ik bij de heer Weber in die zin kan aansluiten, dat het gaat om de acute werkgelegenheid van pak-weg 200 mensen. In die zin heb ik ook wat moeite met de zin in de motie
-10-
waarin staat: “verzoekt de Raad van Bestuur van de AKZO NOBEL geen beslissingen te nemen die de werkgelegenheid in Hengelo verder doen afkalven”. Als wij dit uitspreken, kan als wij over bijvoorbeeld twee jaar zeggen dat het voor ons wat plezieriger is als de chloorfabriek dichtgaat, Akzo terecht tegen ons zeggen: Maar wij hebben een motie van u waarin u ons vraagt om dat niet te doen. Dat vind ik het lastige. De intentie van de motie onderstreep ik van ganser harte; die zou ik ook graag willen uitspreken. Verder zou ik het college nog eens willen meegeven: Hoe gaan wij met grote werkgevers in onze stad om? En hoe met de omslag in verband met het feit dat wij bepaalde werkgevers nog steeds groot noemen, terwijl er inmiddels heel andere grote werkgevers in deze stad zijn, die wij nauwelijks kennen; ik ken er tenminste één. De heer Otten (AOV/Unie 55+): Voorzitter! Er is al veel gestreept in de oorspronkelijke tekst van de motie, maar ik had graag ook de door de heer Laan bedoelde zin er nog uitgehaald gezien. Dus als de intentie van het college is om de inhoud van die zin niet mee te nemen, sta ik achter die intentie. De heer Rouwet (SP): Voorzitter! Ik heb ook getwijfeld over de door de heer Laan aangehaalde zin uit de motie. Maar die zin is ook voor een andere uitleg vatbaar, zodanig dat je van een bedrijf verwacht dat er bij reorganisaties gekeken wordt naar vervangende werkgelegenheid. Mevrouw Doornbos-Geerdink (Burger Belangen): Voorzitter! Wij kunnen de motie ondersteunen zoals ze is gaan luiden na de aanpassing (het wegstrepen van een aantal zinsneden) van het concept. Wij sluiten ons graag aan bij het CDA in die zin dat wij het signaal duidelijk vinden. De Voorzitter: Dames en heren! Ik recapituleer nog even voordat ik mij tot de indieners van de motie richt. Gelezen de motie en gehoord de gedachtewisseling, stelt het college voor dat, omdat we hier nu met elkaar over spreken aan de hand van de zelfanalyse grotestedenbeleid en zien dat deze ontwikkeling zich in onze stad voordoet, op grond van wat hier naar voren is gebracht wij inderdaad een brief aan de raad van bestuur van Akzo Nobel gaan sturen over de locatie Hengelo zoals wethouder Kok straks uitlegde. Een brief waarin wij er onze zorg over uitspreken dat er hier binnen een paar jaar maximaal 200 banen zouden verdwijnen, juist het type banen waar wij vanuit het
3 juli 2001.
grotestedenbeleid zeer veel behoefte aan hebben. En waarin wij ook uitspreken dat wij graag echt wat meer willen weten over het middellange- en langere-termijnperspectief van deze onderneming in onze stad. Daar is ook het aspect van veiligheid bij betrokken, al gaat het hier om werkgelegenheid waar het veiligheidsaspect niet zozeer in zit, namelijk het inpakken van zout. Maar die vragen zullen we daar stellen. Wij hebben overigens, mijnheer Noest, redelijk contact met de ondernemingen en de bedrijven. Maar wij zullen dat, dames en heren, nu zeker nog weer eens aanzetten. Met ook de uitspraak dat uw raad - als u dat ook allemaal vindt, en dat begrijp ik wel - de situatie die nu ontstaat, als een grote zorg ervaart en heel onplezierig vindt. Als wij met die boodschap een brief kunnen sturen en dan dat gesprek kunnen aangaan en u daarvan vervolgens op de hoogte brengen, via de commissie ROVEZ en, wat veligheidsaspecten betreft, ook via de commissie ABZ, denk ik dat wij hebben gedaan wat wij zo gewisseld hebben. En dan zou het het mooiste zijn als de indieners van de motie tevreden zouden zijn over deze afhandeling en dus de motie zouden terugtrekken omdat deze dan niet meer nodig is zou zijn. De heer Noltes (PvdA): Voorzitter! Het gaat ons om het signaal richting de werkgelegenheid. Dat neemt u over. Dus in die zin ga ik akkoord met uw voorstel. Ik wil echter voor de anderen nog wel even iets duidelijk maken. Het is, denk ik, nog geen tien jaar geleden dat er bij Akzo 1250 mensen werkten. Nu gaat het aantal werknemers daar dus terug naar 400. Wij hebben het dus over een forse afkalving die al geschied is. Daarnaast wil ik ook nog opmerken, dat ik inderdaad vind en ook heb bedoeld dat als je straks iets wilt ten behoeve van de veiligheid, bijvoorbeeld met betrekking tot chloor, je ook over vervangende werkgelegenheid moet praten. Het gaat mij even om de positie van Akzo in het Hengelose, waarbij dit bedrijf naast de zoutwinning (het heeft, zo heb ik gelezen, hier de afgelopen ongeveer zestig jaar al 60 miljoen ton zout uit de grond gehaald) ook een taak en een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van de werkgelegenheid. Al het college dat kan overbrengen, zie ik dat heel graag gebeuren. Dat wil zeggen: natuurlijk naar de raad van bestuur, niet naar de lokale directie Hengelo. De heer De Hont (GroenLinks): Voorzitter! Ik wil de heer Noltes nu graag om wat verduidelijking vragen. Eerder heeft hij gediscussieerd over de veiligheidsaspecten van Akzo. Er was o.a. een voorstel van de PvdA om
-11-
het vervoer per boot te doen. Ziet de heer Noltes niet een relatie tussen de omvang van het bedrijf, de productie die daar plaatsvindt en de onveiligheidsaspecten die een en ander met zich meebrengt, en tegelijkertijd zijn pleidooi om de onveiligheidsaspecten te verminderen? Ik begrijp dit allemaal niet. Want het een hangt samen met het ander. Ik kan het niet los van elkaar zien. De heer Noltes (PvdA): Het is, denk ik, ook best een beetje ingewikkeld. Je kunt de chloorproductie wel uit Hengelo weghalen, maar als die productie dan wordt verplaatst naar Stade, in Noord-Duitsland, ben je, zoals ik bij een andere gelegenheid ook al eens heb gezegd, als Nederland, en misschien wel als Hengelo niets opgeschoten, want dan blijft het chloor door Nederland gaan, richting Rotterdam. Die zaak vraagt dus een heel andere aanpak, en misschien andere technologieën waar we nog niet aan toe zijn. Dus ik vind dat u die discussie nu te vroeg voert. Wij zijn best voorstander van terugbrenging van chloor, maar chloor afschaffen in de wereld kan niet. Dus je moet andere technologieen toepassen. En het is iets te gemakkelijk om te roepen: Schaf het chloor in Hengelo maar af! U praat eigenlijk over iets heel anders, want het ging over... De heer De Hont (GroenLinks): Ik roep niet: Schaf het chloor af! Ik roep: Schaf de chloortransporten af! De Voorzitter: Ik onderbreek deze discussie, dames en heren, omdat we in nog iets wijdere kringen rond het zelfanalyserapport GSB dreigen terecht te komen. Ik stel vast dat we hierover gesproken hebben, dat de motie is ingetrokken, omdat het college op voldoende wijze is tegemoetgekomen aan de bedoelingen van de indieners van de motie, en dat daarmee wij een toezegging hebben gedaan die wij uiteraard zullen waarmaken richting de raad van bestuur van Akzo Nobel, uiteraard met een afschrift aan de Akzo-directie Hengelo. U hoort daar meer over. Dat gewisseld zijnde, komen wij terug bij het onderwerp zelf, te weten het zelfanalyserapport GSB 2001 - met de aangebrachte wijziging, toegelicht door wethouder Huitink. Ik stel u voor om nu tot vaststelling daarvan over te gaan. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van de voorzitter besloten. De voorzitter stelt vervolgens tegelijkertijd aan de orde:
3 juli 2001.
C.1.
Doorlichting gemeentelijke Reserves en Voorzieningen 2001 (7460).
C.2.
Onuitstelbare voornemens vooruitlopend op het Meerjarenbeleidsplan 2002-2005 (7461).
De heer Noltes (PvdA): Voorzitter! Wij hebben hierover uitgebreid gesproken in de commissie ABZ. Dus zal ik nu trachten mij te beperken tot de hoofdlijnen. Wij vinden het buitengewoon positief dat de reserves zijn doorgelicht. Ik wil hier nu op een paar posten terugkomen. In de commissie was het niet helemaal duidelijk hoe de bestaande reserve kinderopvang is ontstaan. Inmiddels begrijpen wij dat ze waarschijnlijk ontstaan is door de ouderbijdragen. In die zin vinden wij het terecht dat het grootste deel van het desbetreffende geld in deze reserve blijft. Maar wij willen het college hierbij wel verzoeken om die middelen dan ook ten nutte te maken van het doel; wij denken hierbij bijvoorbeeld aan de buitenschoolse opvang, die in Hengelo nog verder ontwikkeld moet worden, waarvoor vaak investeringen nodig zijn en waarvoor die middelen goed gebruikt zouden kunnen worden. We hebben gemerkt dat er met name met betrekking tot de reserves die ik nu maar even de sociale reserves noem, sprake is van een nogal voorzichtig beleid, zodanig dat de middelen daarin wat royaal blijven. We zouden er nog een toelichting op krijgen hoe de instroom en de uitstroom zich tot elkaar verhouden. Die toelichting hebben we nog niet gehad en wordt door mij nog even afgewacht. Op basis daarvan zouden we kunnen beoordelen of deze reserves een omvang als de huidige omvang moeten behouden dan wel bedragen uit deze reserves wellicht naar de algemene reserve zouden kunnen vloeien. Een punt van aandacht was ook het accres. Wij hebben al opgemerkt dat wij eigenlijk van mening zijn, dat dat verder gedifferentieerd zou moeten worden. Het accres is niet voor alle geledingen hetzelfde. In de civiele sector is het duidelijk wat hoger dan in de dienstensector. Het college heeft daarop geantwoord, dat zo’n differentiatie een uiterst ingewikkelde zaak is. Dat begrijpen wij. Maar als je ter zake niet differentieert, is het vervelende dat dan toch bepaalde sectoren daar het slachtoffer van dreigen te worden. Ik denk nu met name aan de Crow-index, die beduidend hoger is gestegen dan de andere indexen. De Crow-index betreft grof vertaald het grijs en het groen in de stad, en
-12-
wij vinden dat daar toch de komende jaren veel aandacht aan moet worden besteed. Het raakt burgers als hun omgeving niet zo wordt aangepakt als noodzakelijk is. En als dat als gevolg van die sterke stijging onvoldoende zou kunnen worden gedaan, zou dat een verarming van de stad betekenen. Ik wil het college dus toch verzoeken nadrukkelijk te bekijken hoe dat zou kunnen worden opgevangen. Er zou dan inderdaad kunnen worden gedacht aan differentiatie van het accres. Want als het gemiddeld een bepaald percentage is en het ergens hoger is, moet het ergens anders lager zijn. Misschien is dat wel bij sociale zaken het geval; ik weet het niet, ik doe maar eens een suggestie. Maar anderzijds zou ook kunnen worden gezegd, dat er misschien wat moet worden verschoven in de kosten. Want het is als je naar het grijs en het groen in de stad kijkt, natuurlijk wel opvallend dat de in aanbouw zijnde wijken of net ontwikkelde wijken vaak heel wat beter af zijn dan de wat oudere wijken. Wij zouden er dus nadrukkelijk voor willen pleiten om in dat geval gelden maar te verschuiven naar de oudere wijken. Want wij vinden het bijzonder hard nodig dat er daar meer aandacht wordt besteed aan het grijs en het groen. Ik heb in de commissie ABZ even een balletje opgegooid over de algemene reserve. Deze reserve is f 25 miljoen. Met dit geld wordt uiteraard buitengewoon goed omgegaan. Er is een heel treasure-management op gezet. Gezien de kwaliteiten van onze gemeentesecretaris, geloof ik dat er wat dat betreft meer dan perfect zal worden gewerkt. Toch hebben wij ons afgevraagd of er met het geld in kwestie niet ook op een andere wijze kan worden omgegaan, zodanig we het wel behouden, maar toch ook nuttig voor de gemeente laten zijn. Ik moet zeggen dat wij niet honderd procent zeker weten of dat mag. Maar ik heb even een vergelijking getrokken met het feit dat de goudstaven die in het Amerikaanse Fort Knox liggen, indertijd zijn gekoppeld aan de waarde van de dollar. Als je naar de gemeente kijkt, zou je kunnen vragen: Wat is voor de gemeente heel waardevol, waar kun je het bezit van de gemeente aan afmeten? Dat is grond. De waarde van de grond wordt bepaald door de bestemmingen, en de bestemmingen worden bepaald door de gemeente. Met andere woorden: je zou grond kunnen gebruiken als reserve. Je kunt grond ook te gelde maken, je kunt grond ook belenen. Grond is dus in zekere zin een fonds. Waarom roepen wij de gedachte daaraan op? Eigenlijk omdat wij denken dat in een tijd van ruimtenood het bezit van grond buitengewoon strategisch is. Het kan zijn dat je
3 juli 2001.
als gemeentebestuur bepaalde stukken grond wilt hebben om datgene te bereiken wat je belangrijk vindt voor je gemeente en dan niet overgeleverd te zijn aan mensen die die grond van tevoren hebben gekocht, bijvoorbeeld projectontwikkelaars, of aan eigenaars van tuinen enz. Dan heb ik liever dat wij als overheid zulke stukken grond in handen hebben. Daarom was onze gedachte: Zou je het stukje algemene reserve dat je nu hebt, niet kunnen beleggen in zulke stukken grond, en wel zodanig dat er geen sprake is van enige vorm van risico. Ik zou eigenlijk wel eens van het college willen horen of het kan, of het mag en wat voor mogelijkheden het zou bieden. Want ik denk dat het ons als stad kansen zou bieden. Wat het meerjarenbeleidsplan betreft zijn wij het eens met het voorstel van het college om datgene te doen wat nu onuitstelbaar is. Wij hebben een doorkijkje genomen naar het meerjarenbeleidsplan dat we hier eind van dit jaar gaan behandelen. Wij hebben in de commissie ABZ al aangegeven dat wat ons betreft een aantal punten ontbreken; ik wil ze nog wel even noemen: uitwerking van de aanbevelingen vuurwerkramp, formatieuitbreiding verkeer, herontwikkeling Twentekanaal, het industrieterrein, de joodse begraafplaats en tuindorp ‘t Lansink. Wij vinden dit aandachtspunten voor de toekomst. Wij begrijpen dat het college ze in november kan meenemen. Maar onze zorg zit wel een beetje in het feit dat waar wij zo ambitieus zijn (en wij spreken eigenlijk nu uit dat we dat zijn), wij het als gemeente ook moeten kunnen behappen. En wij hebben al vaker bij een meerjarenbeleidsplanbehandeling geconstateerd, dat een van de grote bottle-necks in onze gemeente het overbezet zijn van ons personeel is. Vandaar dat ik er eigenlijk nu al voor wil pleiten dat daar het komende halfjaar toch meer aandacht aan wordt besteed. Ik vind gewoon dat als je deze plannen wilt uitvoeren en ook wilt weten dat je in de toekomst deze plannen kunt uitvoeren, je nu ook moet beginnen je personeelsbeleid op te tuigen, zodanig je dat je dat aankunt. Dat betekent o.a. dat je misschien mensen niet meer voor kortlopende projecten, maar voor langere termijnen moet aannemen, opdat je mensen ook een carrièrepatroon kunt geven; dat je eigen mensen opleidt, zodat je niet steeds weer mensen van buiten moet inhuren; dat je er voor zorgt dat je ze zelf de nodige mensen in dienst hebt. In die zin wil ik er voor pleiten dat wij nu extra aandacht besteden aan het personeelsbeleid, extra mensen aantrekken om te kunnen voldoen aan onze ambities van nu en om de voornemens die wij nu gaan waarmaken, maar ook de
-13-
voornemens die wij over een halfjaar willen gaan waarmaken, inderdaad te kunnen uitvoeren. In deze zin ben ik het volledig eens met deze in de commissie ABZ door het CDA gemaakte opmerking: Je kunt wel van alles willen, maar als je het niet kunt waarmaken omdat je het ervoor benodigde personeel niet hebt, kun je het beter niet willen. Vandaar dat wij zeggen: Zorg er in het kader van je personeelsbeleid nu voor, dat je de nodige mensen aanneemt, en kijk naar creatieve oplossingen, want dan kun je plannen die wij van plan zijn uit te voeren, ook daadwerkelijk uitvoeren. De heer Weber (CDA): Voorzitter! Ik zal mij ook zoveel mogelijk op grote lijnen houden, dus niet spreken over Crow-indexen, waar ik geen verstand van heb. Verleden jaar hebben wij al voorgesteld om de behandeling van de meerjarenplanning gelijk te laten vallen met de begrotingsbehandeling. Door allerlei oorzaken wordt daar nu reeds gehoor aan gegeven. En wij merken door deze ingelaste operatie met onuitstelbare beleidsvoornemens en ook nog het schudden aan de boom van reserves en voorzieningen, dat een vraag vrij snel gesteld is, maar dat realisatie nog heel wat voeten in de aarde heeft. Misschien moeten we ook eens denken aan een tussentijdse rapportage in juni (de PvdA heeft het hier ook al over gehad), met de bedoeling om vast te stellen hoe we het gat in de beleidscyclus dat ontstaan is, kunnen dichten. Maar we spreken ook al een tijdlang over maraps; we hebben wel een aantal keren een proefexemplaar gezien, doch tot nu toe zijn de managementrapportages nog nooit van de grond gekomen. Maar misschien zijn maraps iets om dat gat te dichten. Een van de oorzaken van de opgelopen vertraging van het samenstellen van de meerjarenplanning is de hausse aan nieuw beleid in het afgelopen voorjaar, zo is mij verteld. Op zichzelf is die hausse toe te juichen; er is dynamiek, er is leven in de brouwerij en wij willen de problemen die er in Hengelo zijn, versneld aanpakken, en daarnaast Hengelo ook nog laten groeien en de voorzieningen op een hoger peil brengen. Dat vinden wij allemaal prachtig. Maar die ambitie heeft ook een keerzijde; wij hebben het hier in de commissie ook al over gehad, en de PvdA is er nu ook op teruggekomen, wat wij zeer toejuichen. Ik doel nu op de vraag of ons apparaat wel is ingesteld op steeds meer en ook telkens weer veranderen, de vraag of alle ter zake benodigde extra energie wel opgebracht kan worden. Wij hebben het idee dat er roofbouw wordt gepleegd op telkens weer
3 juli 2001.
dezelfde mensen. Naar onze inschatting lopen wij op dit moment tegen de grenzen van in ieder geval een deel van onze organisatie aan. Ik kan wat dat betreft zo een aantal voorbeelden opnoemen: o.m. vertraging van het meerjarenbeleidsplan, de jaarrekening, de parkeergarage, het stadserf, het verkeers- en vervoerplan, de fietsnota, milieuvergunningen, de HOV-lijn en, niet te vergeten, de bestemmingsplannen. Deze punten schoten mij zo te binnen, maar als ik wat dat betreft enige inspanning doe, kan ik dit lijstje zo uitbreiden. Wat wil ik hiermee aangeven? We kunnen onze ambities telkens opschroeven, maar laten wij eerst eens inventariseren wat wij aankunnen. Moeten wij onze diensten niet eerst de tijd gunnen om de organisatie waar nodig op orde te brengen, zoals nu gebeurt bij de Dienst SBO? Ook bij de Bestuursdienst wringt het op bepaalde plekken. Het verhaal is niet nieuw, wij hebben het hier verleden jaar ook al over gehad bij de meerjarenbeleidsplanning, maar wij willen er toch extra aandacht voor vragen. Dit jaar hebben we f 6 miljoen aan nieuw beleid, en we zijn van plan om voor 2002 opnieuw voor ruim f 6 miljoen aan nieuw beleid te gaan ontwikkelen. En dan hebben we het nog niet eens over Hart van Zuid. Een andere vraag is of we dit ook financieel wel kunnen verhapstukken. Het college zegt dat we het kunnen betalen als we de OZB extra verhogen, boven de trend, met 1% in 2002 en 2003. Deze 2 x 1% komt nog eens boven op een vrij forse verhoging van het rioolrecht, waar wij vanavond over praten. Wij streven, zoals u wellicht weet, een gematigde ontwikkeling van de gemeentelijke heffingen na. Dat hebben wij ook in ons verkiezingsprogramma staan, en daar willen wij ons ook zoveel mogelijk aan houden. De komende jaren ontkomen wij helaas niet aan de extra verhoging van het rioolrecht. Daar bovenop nog de extra verhoging van de OZB is wat ons betreft te veel van het goede. En als geen extra verhoging van de OZB een beetje minder meer ambitie betekent, zeggen wij: Dan moet dat maar. De doorlichting van de reserves en voorzieningen heeft een nogal vrij fors bedrag opgeleverd voor de financiering van het nieuwe beleid. Wij kunnen deze onttrekkingen aan de reserves en voorzieningen gelukkig wel lijden, want door een jarenlang goed, voorzichtig financieel beleid hebben wij een behoorlijk weerstandsvermogen kunnen opbouwen, en ik denk dat wij wat dat betreft na deze onttrekkingen nog ruimschoots voldoende hebben. Door de doorlichting van de reserves en voorzieningen wordt aangegeven, dat soms al te
-14-
voorzichtig zijn betekent dat er geld in de reserves blijft dat een beter lot verdient. De heer Noltes heeft het hier ook al over gehad. Niet dat ik het eens ben met zijn stelling, want ik denk dat grond kopen door ons momenteel al ruimschoots wordt gedaan en dat wij dat financieren met de reserves die wij hebben. Dit heb ik geleerd in het kader van de studie voor het praktijkdiploma boekhouden. Je hoeft dus niet de reserves uit te geven om grond te kopen. Met wat hier nu aan de orde is inzake niet uitstelbare en wellicht nog verstelbare beleidsvoornemens wordt vooruitgelopen op de behandeling van de meerjarenplanning in november, maar deze voornemens doorlopend, schatten wij in dat ze in november ook wel aangenomen zouden zijn en dat wij er dan ook niet omheen gekund hadden. Na mijn eerder gehouden verhaal kan ik toch niet tegen een formatie-uitbreiding zijn om de organisatie weer in balans te brengen. Bovendien staan er op het lijstje ook nog zeer behartigenswaardige projecten, zoals het maatjesproject, sociale activering en het moedercentrum, ten aanzien waarvan wij ons geen vertraging kunnen veroorloven doordat de procedure niet helemaal gevolgd kan worden. Het schijnt er dan nu toch eindelijk van te komen, dat het HEIM gaat verhuizen van de Bornsestraat naar de Wilhelminaschool. Dit wordt dan het tweede prachtige gebouw, na de brandweerkazerne, dat op een verantwoorde en op tekening prachtige manier wordt verbouwd, waarmee de Wilhelminaschool een nieuw leven kan beginnen, als museum. Wat dat betreft complimenten voor het plan. En als de werkelijkheid nu ook eens zo mooi wordt als het plaatje... De heer Fens (VVD): Mijnheer de voorzitter! De kansen lijken gekeerd. Na jarenlange gunstige financiële ontwikkelingen heeft het college er nu moeite mee de eindjes aan elkaar te knopen. Er is een duidelijke stijging van de kosten. In een halfjaar tijd is de situatie blijkbaar omgeslagen. Als er op de huidige wijze wordt doorgegaan, hebben we zeker de eerstkomende jaren geen sluitende begroting. Dit lijkt ons een belangrijke reden waarom het college dit jaar keer op keer de behandeling van de meerjarenbegroting uitstelt, en ook waarom het college nu, lang vóór de feitelijke behandeling van de meerjarenbegroting, ons voorstellen doet om de handen wat meer vrij te krijgen voor het bedenken van ingrijpende maatregelen bij de meerjarenbegroting. Wij hebben er verleden jaar tijdens onze beschouwingen al op gewezen, dat de kans op
3 juli 2001.
een tekort, zelfs een groot tekort bestond. Maar het is wel heel erg snel gegaan. En wij vragen ons af wat de werkelijke reden is waarom in zo’n korte tijd die omslag heeft plaatsgevonden. Het is bij de huidige situatie wel jammer dat de cyclus verstoord wordt. Jarenlang hebben onze ambtelijke medewerkers er voor gewerkt om de cyclus tot stand te brengen, en wij willen niet dat deze nieuwe afwijking een regel gaat worden. Het gevolg is immers dat de beslismomenten bij de behandeling in de raad van het jaarverslag, het meerjarenbeleidsplan en de begroting bij elkaar worden gedrukt, en gelegenheid tot het overdenken en het aangeven van nuances, die bij bijna elk beslismoment horen, bestaat dan niet meer. Dat kan leiden tot een te snelle en daardoor slordige behandeling van de voorstellen. Bovendien heeft de raad bij de handhaving van het systeem gewoon beter de gelegenheid om zijn initiërende en controlerende functie richting het college uit te oefenen. En zeker nu we er financieel minder goed voorstaan, is dat juist van bijzonder belang. Wij vinden het terecht dat het college de reserves en de voorzieningen doorlicht. Dat is wel vaker gebeurd; ook dat is terecht, want er is al op 23 november 1999 in de raad besloten dat het zou gebeuren. Maar nu graaft het college duidelijk dieper. En de noodzaak is dan ook aanwezig. Reserves en voorzieningen die door de ontwikkelingen niet meer actueel zijn, kunnen daarmee voor de juiste doelen worden ingezet. En middelen die daarmee vrijvallen, kunnen dan worden gebruikt om autonome ontwikkelingen en eventueel nieuw beleid geheel of gedeeltelijk te financieren. Om de ernst van de situatie duidelijker te maken: het lijkt er op dat we ook niet hoeven te hopen op extra middelen uit de septembercirculaire. Die verwachte f 2 miljoen extra biedt geen soelaas, want dat geld gaat op aan loonkosten of is geoormerkt geld. Normaliter zouden wij hevig moeten protesteren wanneer het college een klein halfjaar vóór de behandeling van de meerjarenbegroting al met verstrekkende voorstellen zou komen. Wij kunnen deze voorstellen immers niet afwegen tegen de andere maatregelen die genomen moeten gaan worden. Doordat het college zo erg laat is met de meerjarenbegroting, kunnen wij ons indenken dat het college nu wel met enkele voorstellen móet komen, omdat anders het beleid verder vastloopt. In grote lijn kunnen wij het met die voorstellen dan ook wel eens zijn. De meest strikt noodzakelijke van die voorstellen zijn: de reconstructie van de OldenzaalsestraatBornsestraat en de actualisatie van de openbare ruimte binnenstad. Wat op het ogenblik misschien wel het meeste in het oog springt, is
-15-
het HEIM. Nadat men er jarenlang mee bezig is geweest, is het terecht dat het HEIM nu zijn juiste plaats krijgt in de Wilhelminaschool, en dat de financiële middelen daarvoor daar op een correcte manier aan besteed gaan worden. Het zal een sieraad zijn in onze stad. En ook een bevordering van ons culturele gehalte. Meer dan dat willen wij op dit moment niet aangeven. Het bijstellen van het feitelijke beleid moet niet nu, maar in november bij de behandeling van de meerjarenbegroting plaatsvinden. Om toch nog een schot voor de boeg te geven met betrekking tot de behandeling van de meerjarenbegroting in november: de tarieven mogen uitsluitend met het gebruikelijke accres verhoogd worden. Dat is afgesproken, en daar houden wij het college dan ook aan. De afgelopen jaren en ook nu weer lijkt de OZB voor het college een probaat middelen om nog meer geld uit de zakken van de burgers te kloppen. Het is duidelijk dat wij geen extra verhoging van de OZB-tarieven noch van andere tarieven tegen de tijd van november zullen goedkeuren. Om de juiste dekking te kunnen vinden zullen we moeten ombuigen, dus besparen op het ene om het andere te kunnen bekostigen. Dan komen we natuurlijk ook bij ons ambitieniveau. Het voorstel van het CDA om onze ambities eerst eens goed te inventariseren, kunnen wij dan ook steunen. Het geeft een helder inzicht in hetgeen waarmee wij bezig zijn. We moeten daarbij natuurlijk wel de financiering van onze projecten betrekken. Wij denken niet dat er een andere weg is. De heer Coopman (Burger Belangen): Mijnheer de voorzitter! Wij vinden het een goede zaak dat binnen de reserves en voorzieningen wordt gekeken of het mogelijk is om dekking te vinden voor beleidsvoornemens. We vinden eigenlijk dat het nodig is om dit jaarlijks te doen. Je kunt dan gelijktijdig kijken of bepaalde fondsen uit de tijd zijn, überhaupt nog wel bestaansrecht hebben of moeten worden aangepast. Als je alle reserves en voorzieningen doorlicht, kun je in samenhang met een eventueel overschot op de jaarrekening kijken of er nog mogelijkheden zijn om ze anders in te zetten. In het bedrijfsleven noemt men zoiets een onderdeel van het beleid. In het voorliggende agendapunt is duidelijk een doelredenatie gebruikt: we hebben geld nodig voor voorliggende onuitstelbare beleidsvoornemens, en we stoppen met zoeken binnen de reserves en voorzieningen zodra we voldoende dekking hebben gevonden. Het
3 juli 2001.
voordeel hiervan is wel, dat als je weer wat te kort komt, je nog eens een bedrag uit de hoge hoed kunt toveren en er dan weer geld beschikbaar is. Het nadeel is dat we straks, in het najaar, eigenlijk niet weten of er niet toch nog een aantal nieuwe beleidsvoorstellen meer kunnen worden uitgevoerd. We beschikken dan eigenlijk niet over een volledig duidelijk financieel overzicht. Bovendien hebben we nog steeds geen jaarrekening 2000. En in aansluiting aan opmerkingen van de heren Weber en Noltes merk ik op, dat we nog steeds geen personeelsnota met een daarbij behorend beleidsplan hebben. Ambtenaren kunnen ons op dit moment alleen maar voorstellen doen met betrekking tot tekorten die op een bepaalde afdeling heersen. We kunnen dus eigenlijk alleen maar brandjes blussen. En we moeten er van uitgaan dat we naar eer en geweten worden voorgelicht. In de commissie is ook al gebleken, dat men niet gelukkig is met de huidige gang van zaken. We zijn ook niet blij met de financiële claim die op dit moment bij agendapunt 2.C wordt gelegd op nieuw beleid. Alleen, we kunnen op dit moment ook als Burger Belangen geen enkel alternatief vinden ten aanzien van de gekozen oplossing. Dat is de reden waarom wij, zij het morrend, instemmen met de agendapunten C.1 en C.2. We gaan er wel van uit dat als wij zo meteen in het najaar het meerjarenbeleidsplan 20022005 behandelen, we in ieder geval in het bezit zijn van de door mij aangegeven ontbrekende gegevens, zoals een fatsoenlijke personeelsnota waarmee toch over een wat langere termijn beleid wordt gemaakt, aangegeven door de heren Noltes en Weber, en we ook een duidelijk financieel overzicht hebben, zodat wij dus ook daar onze keuzes op kunnen afstemmen. Wat het HEIM betreft zijn we na jarenlange discussie over de vestigingsplek en de financiële scenario’s nu eindelijk zo ver, dat er knopen kunnen worden doorgehakt. In een gloedvol betoog hebben de initiatiefnemers van het HEIM in de bibliotheek aangegeven dat zij er niet aan twijfelen hun deel van de door de gemeente gestelde randvoorwaarden te kunnen waarmaken. Wij vinden ook dat we nu snel moeten beslissen. Je kunt anders ook niet het aantal vrijwilligers dat er nu loopt, blijven motiveren. We gaan dan ook akkoord met het voorliggende raadsvoorstel om ruim f 9 miljoen als totaal voor het HEIM te investeren, mits aan de gestelde randvoorwaarden wordt voldaan. De heer De Hont (GroenLinks): Mijnheer de voorzitter! We staan weer voor de keuzes om nieuw beleid op de rails te zetten. Ik ben er blij
-16-
mee dat wij er toch ieder jaar weer in slagen om nieuw beleid op de rails te zetten. Ik wil hier de volgende relativerende opmerking over maken. Wij stoten op grenzen aan de ambtelijke organisatie. Beleid moet vertaald worden naar personeel. Wat dat betreft wil ik de aandacht voor de mensen ook nadrukkelijk onderstrepen. Er wordt hier en daar van roofbouw gesproken. Statistieken geven een groot ziekteverzuim te zien. Ik denk dat daar heel veel aandacht voor moet zijn. Ik wil dan ook nadrukkelijk zeggen dat als je ambtelijke apparaat een bepaalde omvang heeft, je ook niet meer moet willen. Ik denk dus dat we te dien aanzien op grenzen stuiten. Ik stuit overigens niet op financiële grenzen. De somberheid die in dat opzicht weer wordt tentoongespreid door de VVD, deel ik dus absoluut niet. Ik begrijp ook niet waar die somberheid vandaan komt. Ik zou de wethouder dan ook willen vragen om die somberheid enigszins te relativeren. En wel om de volgende reden. De loonkostenstijging 2002 is opgenomen in de begroting, althans in het perspectief 20022006, terwijl de meicirculaire en de septembercirculaire daarin niet zijn verwerkt. Ik heb de meicirculaire gedownload van internet, om eens eerder te weten wat erin staat dan de wethouder. Ik ben toen tot f 3 miljoen gekomen. Ik doe er in september nog eens f 2 miljoen bij. Dan heb ik het over f 5 miljoen structureel. Daar gaat het college zo meteen aan knabbelen, dan gaat het college allerlei dingen roepen die daar weer van afgaan, dat weet ik ook wel, maar dat laat onverlet dat er weer geld aankomt. Dus ik ben niet zo somber over de dekking van toekomstige plannen. Als bepaalde partijen uitstralen dat je eigenlijk geen nieuw beleid meer moet willen omdat je ter zake onder financiële druk zit, denk ik: Ik wil niet in de politiek zitten om op de winkel te passen, ik wil in de politiek zitten om dingen uit te voeren. Maar kennelijk denken andere partijen daar anders over. Dat is overigens hun goed recht. Wij hebben natuurlijk ook met aandacht de doorlichting van de reserves en voorzieningen doorgenomen. En wat mij is opgevallen, is eigenlijk dat we het doorlichten daarvan eigenlijk ieder jaar zouden moeten doen. Er zijn nogal wat postjes waarvan je je afvraagt wat de zin ervan is. Ik denk dat het een en ander goed is doorgesproken met alle portefeuillehouders. De uitkomst van de doorlichting leidt tot incidentele middelen voor het fonds grote investeringen, om op die manier de ambities die wij op dat terrein hebben waar te maken, en tot structurele middelen waarmee we in het najaar ook dingen kunnen realiseren.
3 juli 2001.
Met betrekking tot de onuitstelbare beleidsvoornemens kun je zeggen: Wat moet je ermee? Laten we er even mee wachten. Maar feitelijk kun je ook zeggen, dat je door akkoord te gaan met de doorlichting van de reserves en voorzieningen in feite dekking hebt gevonden voor het onuitstelbare beleid. Wij zouden aan het onuitstelbare beleid een punt willen toevoegen, en wel een buitengewoon onuitstaanbare zaak, namelijk de Pastoriestraat. Wij hebben gisteren als fractie onze taak serieus genomen en zijn een onderzoek gestart in de Pastoriestraat na signalen die ons bereikt hebben over de problemen die daar zijn ten aanzien van het verkeer. Wij hebben daar zittende een participerende observatie gepleegd en een aantal dingen geconstateerd. Onder meer dat er bijna iedere minuut iemand met de auto door de Pastoriestraat rijdt en dat de helft dergenen die door die straat rijden, dat met verhoogde snelheid doet, en met achter in de auto iets onduidelijks dat een hinderlijk gebonk laat horen. We hebben ook geconstateerd dat er zelfs mensen in de verboden rijrichting door de Pastoriestraat rijden. Overigens met dezelfde aspecten. Als mensen dat nog stil doen, zeg je: Oké. Maar nee, ook weer met hinderlijk gebonk. Verder hebben we, gedurende de anderhalf uur dat we daar gezeten hebben, geconstateerd dat wat de Willemstraat betreft een tiental mensen simpelweg rechtdoor is gereden. En we hebben met z’n allen geconstateerd dat het slechts een maandagavond, dus niet eens een weekend-avond was. Wij hoorden van de uitbaters (van wie sommigen ons zeer dierbaar zijn) dat het op weekend-avonden nog veel erger is. Een en ander heeft er toe geleid dat in onze fractie - niet door mij, maar door iemand anders als conclusie is geformuleerd: uitermate laakbaar. Nu weet ik niet precies wat dat is, maar het klinkt ieder geval heel grimmig, en ik zou het college dan ook met nadruk willen adviseren om dat plekje Hengelo, ten aanzien waarvan ik absoluut niet inzie waarom daar auto’s zouden moeten rijden, nu eens af te sluiten. Ik vind dit een heel serieuze zaak. Het betreft hier een deel van de stad dat naar mijn mening echt onaf is. Met grote vreugde hebben wij kennisgenomen van het voornemen om het HEIM in te richten in de Wilhelminaschool. Wij kennen de financiële perikelen met betrekking tot de realisering van dat plan. Wij gaan er van uit dat het inderdaad zal worden gerealiseerd. Ik heb eerder in de commissie gezegd, dat ik het een goede zaak zou vinden als daar niet alleen de materiële neerslag van de Hengelose geschiede-
-17-
nis zou liggen, maar ook de sociaal-economische, met andere woorden: de mens achter de machine en de omstandigheden die daartoe geleid hebben. Want ook dat is een aspect van Hengelo. Industrialisatie is niet alleen technologie, maar is ook de mens achter de machine, met alle arbeidsconflicten van dien. Ook dat aspect zou ik eens zichtbaar willen hebben. Want dat vind ik met name voor een industriestad, wat wij nog steeds zijn, buitengewoon belangrijk. Als dat binnen het HEIM ondergebracht kan worden, zijn wij als fractie wild enthousiast. De heer Rouwet (SP): Voorzitter! Ik wil beginnen met een opmerking over de procedure. In de commissie is gezegd: Zet nu eens precies op een rij wat de voordelen en de nadelen zijn van het apart of gezamenlijk behandelen van het meerjarenbeleidsplan en de begroting. Ik zie de voordelen van een gezamenlijke behandeling in ieder geval niet in die mate, dat mijn voorkeur daarnaar zou uitgaan. Ik zou daar dus graag nog eens wat meer uitgebreide gegevens over vernemen. Er zit wat tegenstrijdigheid in hetgeen hier met betrekking tot het personeel door anderen naar voren is gebracht. De PvdA ziet de oplossing in meer geld voor meer personeel. Het CDA zegt: Pas maar op, ga eerst maar eens kijken hoe ver je komt. Wat zeker is, is dat we het personeel in de afgelopen jaren over de kop hebben gedraaid. Dat staat vast. En daar kun je niet mee blijven doorgaan. Je lost het ook niet op met het aantrekken van een paar nieuwe mensen. We zullen wat dat betreft echt moeten kijken op welk niveau we willen doorgaan. Ik denk hierbij vooral ook aan het Hart van Zuid, waarop ook al is gewezen vanuit het CDA. Dat is een gigantisch verhaal, en dat heeft alles in zich om de volledige bestuurlijke en organisatorische aandacht naar zich toe te trekken, waardoor de belasting van het personeel automatisch blijft doorgaan, waardoor allerlei lopend werk in de verdrukking blijft komen. Ik vind dat dat niet mag gebeuren. Nu heb ik drie opmerkingen over de doorlichting van de reserves en voorzieningen. Ik heb in de commissie ABZ opgemerkt dat er wat het fonds afvalverwerking betreft f 1 miljoen wordt gereserveerd om de gevolgen van grote investeringen c.q. andere maatregelen voor de tarieven te dempen. Wanneer niet kan worden aangegeven dat op redelijk korte termijn dergelijke investeringen of grote maatregelen eraan komen, zou wat ons betreft die reserve moeten teruggaan naar waar ze vandaan komt: de tarieven voor de burgers. Het CDA heeft dat
3 juli 2001.
voorstel in de commissie FICU ook gelanceerd. Ik ben er benieuwd naar waarom het CDA daar nu niet opnieuw mee naar voren komt. Met betrekking tot het boekenfonds merkt het college op, dat de ouderbijdragen recentelijk met 30% tot 50% zijn verhoogd, maar dat door de gigantische toename van de kosten van de boeken voor het studiehuis er waarschijnlijk nog wel eens dergelijke maatregelen nodig zullen zijn. Dat lijkt mij absoluut uit den boze. De ouderbijdragen zijn al veel te hoog en ik denk niet dat we ze nog verder zouden moeten verhogen. In de commissie FICU is door de wethouder van sociale zaken de verheugende opmerking gemaakt, dat er in ieder geval wat hem betreft geen greep gedaan zou kunnen worden in de bestemmingsreserve flankerend gehandicaptenbeleid. Ik ben er blij mee dat hij daarin volhardt. De heer Huitink (wethouder): U had toch ook niet anders verwacht, hè? De heer Rouwet (SP): Nee. Voorzitter! Het is echter ook zo, dat ik vind dat het desbetreffende geld niet moet worden opgepot, maar terug moet naar waar het vandaan komt, namelijk de individuele voorzieningen voor de gahandicapten. Ik heb daar eerder al op aangedrongen en ik verwacht wat dat betreft dus voorstellen. De heer Huitink (wethouder): Daarover verschillen wij al een paar jaar met elkaar van mening. De heer Rouwet (SP): Ja, maar... De heer Huitink (wethouder): En dat zal ook zo blijven, denk ik. De heer Rouwet (SP): ...ik wil er toch opnieuw op hameren dat ik graag voorstellen zou zien om geld uit deze reserve daar te laten komen waar... De heer Huitink (wethouder): Die voorstellen komen, maar niet op individuen gericht. De heer Rouwet (SP): Voorzitter! Er wordt nu voorgesteld om aan de middelen uit de verkoop van de aandelen bouwfonds een andere bestemming te geven dan eerder is besloten. Ze gaan nu naar de aflossing van het stuwmeer van grote investeringen. Er is indertijd besloten om die middelen te bestemmen voor nieuw beleid. Omdat er nu een ander voorstel ligt, kom ik terug met mijn oude voorstel, namelijk om die
-18-
middelen toch maar in het volkshuisvestingsfonds te storten, omdat dat het meest verwant is met hetgeen waarvoor de gelden uit het bouwfonds ooit zijn bedoeld en zijn bijeengebracht. Ik heb in de commissie een vraag gesteld (maar niet beantwoord gekregen) ten aanzien van de behoedzaamheidsreserve, die voor f 1,1 miljoen wordt gebruikt voor nieuw beleid. Een paar weken terug heb ik gehoord dat er binnen het gemeentefonds sprake zou zijn van een onderuitputting van f 2 miljard. Welke gevolgen staan ons op dit gebied nu te wachten? Is daar al enig zicht op? Volgens mij slaat een korting van 0,5% al een gigantisch gat in de uitkering uit het gemeentefonds. Ik ben het er van harte mee eens dat het HEIM kan beginnen met de renovatie van de Wilhelminaschool om daar op zo kort mogelijke termijn naar toe te kunnen verhuizen. Er blijft één punt zitten, namelijk dat er niet alleen in de investeringskosten, maar ook in de exploitatie een pot sponsoring wordt opgevoerd. Met name in de exploitatie vind ik dat een hachelijke zaak, te meer omdat ik niet alleen heb gehoord dat er in de commissie werd gesproken over een drietal bedrijven die daarvoor tot nu toe vrijwel zeker in aanmerking wilden komen, maar ik ter zake ook iets heb gehoord over een termijn van drie jaar. Dat lijkt mij absoluut veel te kort voor een termijn die je voor een dergelijke sponsorbijdrage voor zo’n flinke exploitatie als eis zou moeten stellen. De afvalstoffenheffing, de voorgenomen verhoging van de OZB met 1% en de straks te bespreken verhoging van de rioolheffing met drie keer f 50,-- in de komende drie jaar vormen wat ons betreft bij elkaar een onaanvaardbare lastenverhoging. Het betreft hier niet een lastenverhoging voor “de burgers”, waar de VVD altijd over spreekt, maar een onaanvaardbare lastenverhoging voor een deel van de burgers, namelijk dat deel dat niet heeft geprofiteerd van de welvaart zoals die zich in de afgelopen tien jaar heeft ontwikkeld, maar vrijwel op een gelijk niveau gebleven of zelfs relatief is achtergeraakt. Die mensen krijgen waar het de OZB betreft een flinke klap in de rug. Ze krijgen te dien aanzien dit jaar al de eerste schijf op hun bord. Hierbij zij te denken aan bijvoorbeeld de huurwoningen, ten aanzien waarvan een onevenredig grote verhoging is vastgesteld, waarvan allerlei andere zaken weer zijn afgeleid. Die onevenredig grote verhoging komt voort uit het stimuleren van het eigen woningbezit. Er heeft wat het eigen woningbezit betreft een geweldige prijsopdrijving plaatsgevonden, en die wordt nu teruggeploegd naar de
3 juli 2001.
huurwoningen. Ik was er dan ook aangenaam door verrast dat ik het laatste nummer van het blad van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een artikel van de CDA-wethouder Bolhuis uit Apeldoorn tegenkwam met als kop: De tijd is rijp voor afschaffing van de OZB. Wij zijn met hem van mening dat de OZB - wat ons betreft ook de rioolheffing en de afvalstoffenheffing, kortom het geheel van de gemeentelijke heffingen - naar de inkomstenbelasting gebracht zou moeten worden. Dat lijkt mij een zaak waar het komende halfjaar maar eens goed naar gekeken zou moeten worden, ook vanuit de vraag of er ter zake actie georganiseerd zou kunnen worden in het verband van de VNG. De heer Weber (CDA): Hebt u ook gelezen op welke wijze dat dan gebeurt in de inkomstenbelasting, via opcenten? Dat is niet de methode die u voorstaat. De heer Otten (AOV/Unie 55+): Voorzitter! Het doorlichten van de reserves en voorzieningen is een goede zaak. Het levert dit jaar eenmalig ruim f 8 miljoen op. Wij kunnen met de meeste punten akkoord gaan, maar vragen nog aandacht voor het volgende. De bestemmingsreserve ouderenbeleid is gemaximeerd op f 700.000,--. In het voorstel staat dat eventuele voorstellen tot onttrekking na de peildatum van de vorige doorlichting afgaan van de f 700.000,--. Is de huidige reserve al aan te geven? Als dat zo, is kunnen wij beter bekijken of wij akkoord kunnen gaan met de vrijval van f 55.000,--. Het is een heel goede zaak dat het fonds aanpassing telefooncentrale, groot ruim f 195.000,--, ongewijzigd wordt gehandhaafd. Maar ons was toegezegd dat er nog eens zou worden gediscussieerd over het gebruik etc. van de telefooncentrale omdat er nogal wat klachten waren over onder meer de bereikbaarheid. Kan dit punt nog weer eens behandeld worden in de commissie ABZ? Wat de onuitstelbare beleidsvoornemens betreft is het natuurlijk zo, dat wij er ook moeite mee hebben om daar nu over te praten. Wij hadden het een en ander liever in z’n totaliteit afgewogen, en wij zien toch dat het de laatste jaren wat moeilijk is om dat goed in de planning te houden. Ik had daar nog veel meer over willen zeggen, maar ik denk toch dat het goed is om maar even wachten totdat we in november de algemene beschouwingen te hebben. Dat lijkt mij dan een beter moment. Eigenlijk wilden wij, kijkende naar al deze beleidsvoornemens, tegen de voorstellen stemmen, maar wij beseffen ook wel dat uitstel bijna onmogelijk is.
-19-
Wél één ding nog over het HEIM. Het beschikbaar stellen van een bedrag van f 2,2 miljoen kent voorwaarden. In het overleg met het bestuur van het HEIM hebben wij gehoord dat de voorwaarden zijn te realiseren. Dit heeft ons er van overtuigd dat het voorstel onze instemming kan hebben. Wij wensen het bestuur en alle medewerkers van het HEIM een succesvolle verbouwing en verhuizing toe. Wij gaan dan ook, zij het schoorvoetend, akkoord met de beleidsvoornemens zoals ze op schrift staan. De heer Van Schie (D66): Voorzitter! ik zal proberen om de punten C.1, C.2 en C.4 in één adem te behandelen. Laat ik beginnen met er toch eens een krachtig pleidooi voor te houden dat we ophouden met dat gehannes met het schuiven met de meerjarenbegroting. Elk voordeel heeft z’n nadeel, zegt iemand. We zitten nu in feite de algemene beschouwing, de integrale afweging af te graven, te ondermijnen, en we zitten op dit moment bij de besluitvorming toch ook met onzekerheden. Wat de meicirculaire betreft is de onzekerheid ten dele opgelost, maar de septembercirculaire komt er nog aan en wat we hier nu doen lost dus qua duidelijkheid ook niet te veel op. Wij zien graag in het vervolg een vaste periode, ongeacht wat er gebeurt. Wat de doorlichting van de reserves betreft is er bij ons niet zo’n probleem. Alleen zou je ten aanzien van een paar punten (maar ik vind het niet nodig om ze nu in extenso te behandelen) kunnen zeggen: Of je dat wel of niet wilt, hangt weer af van de relatieve schaarste aan geldmiddelen, en daar kun je op dit moment geen zinnig woord over zeggen. Als we echt heel erg krap zitten, zijn er wat dingen bij waarvan je zegt: Nou, dat dan maar niet. Maar valt het mee in september, dan zou je kunnen zeggen: Nou, dat kan er dan nog net mee doorheen slippen. Dat blijft dus het dilemma. Hetgeen waarmee wij wel problemen hebben, is wat je met de vrijvallende middelen kunt doen. Dat sluit eigenlijk aan op wat ik zo hier en daar al gehoord heb. Bij voorbeeld over de extra verhoging van der OZB met 1%, waarop ik in een ander verband nog terugkom, de drastische verhoging van het rioolrecht en de vraag wat je met de vrijvallende middelen allemaal gaat doen. Nu, we wachten maar af wat er hier in dat opzicht in november gebeurt. Ik heb eigenlijk ook niet zo veel problemen met de onuitstelbare beleidsvoornemens behalve uiteraard (en dat hoef ik niet verder uit te leggen) met wat samenhangt met het HOV. Wél heb ik enig probleem met de taakstellende verhoging van de reclameopbrengsten
3 juli 2001.
in verband met de handhaving van de openbare ruimte. Want we vinden de veiligheidsaspecten enz. en het aanzicht van de straten er toch wel een beetje te veel op achteruitgaan. Wat het HEIM betreft zijn er wat onzekerheden. Met de move op zich zijn we het van harte eens. Er zijn wat nog wat onzekerheden over de bijdrage van de Rijksmonumentendienst en de EFRO-bijdrage. Wat voor gevolgen kan dat precies hebben? Er is ook onzekerheid bij Visa Versa, terwijl er wel bij de bouw rekening mee wordt gehouden. Men gaat er al van uit dat Visa Versa toch hoogstwaarschijnlijk wel doorgaat. De vraag is nu wat bij niet doorgaan de consequenties zouden zijn wat de extra kosten betreft die bij de bouw worden gemaakt. De fondsenwerving is nog niet helemaal rond. Laat ik volstaan met te zeggen, dat ik er toch op reken dat het HEIM HEIM blijft heten. In een tijd waarin we wat ruimer in ons jasje zaten, heb ik, indachtig het feit dat iedereen natuurlijk wel wat nieuw beleid wil hebben, wel eens gezegd: Je moet niet alleen kijken naar vrijvallende middelen en of je iets kunt halen uit extra lastenverhoging, maar je mag ook best wel eens kijken - voor mijn part in de vorm van een kerntakendiscussie - of er taken kunnen worden afgestoten. Ik wil er nu alleen op wijzen dat ik dat hier nu nog niet heb gehoord. Hierna wordt gepauzeerd. Na hervatting der vergadering verleent de voorzitter het woord aan de heer Laan. De heer Laan (ChristenUnie): Voorzitter! Het was in het midden van de jaren negentig dat ik het genoegen had een cursus te mogen opzetten voor schoolleiders in verband met de invoering van lump sum in het voortgezet onderwijs. Een van de dingen die in die cursus zijn terechtgekomen, is de beleidscyclus zoals die in deze stad gehanteerd werd (die kon ik zo uit mijn hoofd produceren en die kon ik mooi op het bord zetten), en ik was daar trots op. Ik kan hem de wethouder van financiën uit het cursusmateriaal nog wel weer doen toekomen. Ik vind het jammer dat in deze collegeperiode daar weinig van terechtgekomen is. Ik denk nu bijvoorbeeld aan de kadernota van december 1998; het werd juli 1999 voordat we die nota gingen behandelen. Dan gingen we de grote investeringen nog weer eens apart behandelen. Ik hoef het hier nu niet allemaal op te noemen. Dit jaar hebben we het gegeven dat we ook weer een meerjarenbeleidsplan zouden hebben. De jaarrekening moest worden uitgesteld. Er is
-20-
genoeg. Vanavond spreken we hier over onuitstelbare beleidsvoornemens. Ik vind het prachtig. Word kent het woord niet. Ik vroeg mij af of dat illustratief is voor het gebeuren. Ik weet het niet, maar ik vond het wel opvallend. Ik moet constateren dat op dit moment naar de mening van onze fractie de beleidsplanning en de control-cyclus in dit huis niet op orde zijn zoals wij dat graag zouden zien. Ik vind dat gewoon jammer, want Hengelo was, zoals ik al heb gezegd, wat dat betreft een lichtend voorbeeld in ons land. Vanavond krijgen we opnieuw voorstellen, betreffende f 16 miljoen à f 17 miljoen, ten aanzien waarvan ik begrepen heb dat ze kortgeleden uit ambtelijke kokers en politieke kokers omhoog kwamen, allemaal voor nieuw beleid. En daar moeten we elkaar dan eens over spreken. Ik heb ook al in de commissie gezegd en pagina 45 van het beleidsplan dat hier nu niet voorligt, vermeldt dat niet alle wensen kunnen worden gehonoreerd en dat er, gelet op de beperkte beschikbare middelen, dus prioriteiten gesteld zullen moeten worden. Dat geldt ten opzichte van de voornemens en dat geldt ten opzichte van de tarieven. Ik was blij met de bijdrage van de heer Weber, want ik vond dat zijn partijprogram, evenals het onze, heel duidelijk is over bijvoorbeeld lastenverhogingen; zijn partijprogramma doet niet onder voor dat van ons. Wij sluiten ons in deze graag aan bij het programma van het CDA, dat beloofd heeft zich in te spannen voor een sobere en efficiënte overheid om zo in deze raadsperiode de lastenstijgingen voor de burgers zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Ik hoorde de heer Weber vanavond het woord “gematigd” gebruiken. Misschien kan hij nog eens uitleggen wat dat betekent. Interessant was ook de ingezonden brief van de wethouder van financiën en cultuur in Twentsche Courant/Tubantia waarin hij uitlegt, dat onze burgers geen 20% verhoging gekregen hebben. Er was wat dat betreft sprake van een fout bericht. Ik moet zeggen dat ik die brief begreep; ik vond hem goed, ik heb het een en ander nagerekend en ben tot de conclusie gekomen dat het klopte. Maar - en nu komt wat mij betreft des poedels kern - wij leggen naar mijn mening vanavond de burger wat de komende jaren betreft wel 20% verhoging op, en dit wil ik hier nu wel eens scherp neerzetten. Want volgens de ingezonden brief van de wethouder (bedankt, want ik kon de getallen zo gebruiken) is in deze stad de gemiddelde eigenaar/huurder f 1222,-- kwijt. Kijk ik naar de stijging van de rioollasten tot 2005, dan zie ik een stijging van bijna 14%; dus 14% meer lasten
3 juli 2001.
voor de burger. Daarnaast staat er in het boek dat vanavond niet ter discussie staat, twee keer 1%. Dat betekent samen 16%. Als ik daarbij de inflatoire stijging voor volgend jaar optel, zit ik al op 20%. En dan zie ik toch maar af van de minmodale inkomens. Een van onze, hier vanavond aanwezige, collega’s liet mij gisteravond de aanslag van de gemeente Hengelo zien, en ik kon toen gewoon uitrekenen dat hij alleen door de rioolbelasting de komende jaren een 25,5% hogere rekening moet betalen. Ik vind dat geen wenkend perspectief voor onze burgers. Wij zullen ons wat dat betreft dan ook niet kunnen verenigen met de stijging van de heffingen zoals die straks bij agendapunt G.4 aan de orde komt. Vooral omdat ik toch nog steeds zorgen heb over het meerjarenbeleidsplan. We hebben wat Metropool betreft in het collegeprogramma f 4 miljoen afgesproken. Ik heb nog niet gezien dat dat veel hoger geworden is. Er zou inmiddels f 6 miljoen bij kunnen komen. Want in de wandelgangen wordt f 10 miljoen genoemd. Ik heb niet zo lang geleden een aardige kerk gebouwd voor 600 mensen, goed geïsoleerd zowel qua warmte als qua geluid, met een mooie centrale hal voor 200 mensen, met vijf zalen erbij en een orgeltje erbij. De heer Kok (wethouder): Die stelt u beschikbaar? De heer Laan (ChristenUnie): Ja. Dat alles, voorzitter, kostte all in maar f 3,3 miljoen. Ik weet niet of dat niet te vergelijken is. Ik heb niet mee gekund naar Amsterdam. Maar ik vraag mij wel af of het zo veel zou moeten zijn. Want wij hebben Metropool toegezegd, dat er in deze collegeperiode besluiten zouden vallen, en ik constateer dat wij wel heel dicht bij het eind van deze collegeperiode zitten. Ik vind dat als wij in november een besluit willen nemen, wij een eerlijk besluit moeten nemen, ook ten opzichte van bijvoorbeeld Metropool. Ten aanzien van HEIM nemen wij vanavond een goede beslissing. Ook wij kunnen ons daarmee verenigen - zij het dat (en dit ik wil ik ook gezegd hebben) ik nog wel twijfels heb over de exploitatie op lange termijn. Ik blijf die kant van de zaak een gevaarlijk punt vinden. Maar dat zal mijn vak wel met zich meebrengen. Wij willen, zoals gezegd, niet meewerken aan sterke kostenstijgingen voor de burgers. Wij gaan er niet mee akkoord dat de lokale overheid de inflatie-aanjager is met alle mogelijke gevolgen van dien voor de loon- en prijsspiraal en de hieruit mogelijk voortvloeiende recessie. We kunnen daar niet genoeg voor waarschuwen. Dat betekent dat wij ons ambitieniveau zullen
-21-
moeten bijstellen. Er liggen heel wat voorstellen, we hebben lang gedubd... De heer De Hont (GroenLinks): Voorzitter! Ik merk nu dat ik toch weer enige bijscholing op het terrein van economie heb. De heer Laan (ChristenUnie): Ja. De heer De Hont (GroenLinks): Zegt de heer Laan nu dat als wij hier aan lastenverhoging voor de burger doen, daardoor de recessie in Nederland ontstaat? Moet ik dat uit zijn woorden begrijpen? De heer Laan (ChristenUnie): Ja, dat is geheel correct. Als u goede economieboeken leest, ik heb bijvoorbeeld een aardig boek van Heertje voor u... De heer De Hont (GroenLinks): Nee, maar goed, dan begrijp ik nu waarom economie geen wetenschap is. Ik dank u wel. De heer Laan (ChristenUnie): Als u economie gestudeerd had, was dat een van de eerste dingen geweest die men u bijgebracht had. Het is slechts kennis van enige cijfers en het nadenken over hoe mensen reageren. Als we met elkaar allen de prijzen verhogen, valt te voorspellen dat er recessie komt. Heel simpel. Ik hoop dat ik u dit over drie jaar niet zal hoeven te bewijzen. Voorzitter! Wij hebben lang geaarzeld of wij akkoord zouden gaan met de voorstellen. Heel simpel: we staan met elkaar voor het blok. Zo voelen we ons ook. Wij zullen voorstemmen. Maar wij gaan niet akkoord met de extra stijging van de reclame-inkomsten. Wij hebben al vaker gezegd dat er te dien aanzien sprake is van een punt dat wat ons betreft bereikt is. Wij willen niet verder gaan en gaan dan ook niet verder. Maar wij zullen daar vanavond verder niets over zeggen. Want u kent ons standpunt over de voornemens. Wij zullen wellicht nog iets zeggen van de rioolheffing; dat ligt aan de reactie van het college. Het doorlichten van de reserves en voorzieningen vind ik geweldig. Ik heb met veel genoegen geluisterd naar alle desbetreffende bijdragen van mijn collega’s. Ik heb ongeveer acht jaar nodig gehad om de voormalige wethouder van financiën zo ver te krijgen, dat hij het ging doen. Daarna hebben we het besluit genomen dat het moest. En ik wil de huidige wethouder van financiën prijzen op dit gebied. Want hij steekt zijn voorganger naar de kroon. En dat is op dit punt heel goed.
3 juli 2001.
Ik wil nog wel even terugkomen op de waarderingsgrondslagen. De heer Noltes noemde ze al met betrekking tot de algemene reserve. De heer Weber ging er vanuit zijn praktijkdiploma boekhouden op in. Ik vind dat hier aan ten minste twee reserves, te weten de WIW en de algemene reserve geen waarderingsgrondslag ten grondslag ligt zoals dat op dit moment door accountants vaak geëist wordt. Het gaat wat dat betreft om vragen zoals: Waarom doe je het? Op grond van welke gegevens? Welke schaalgrootte? Ik weet dat dat voor de algemene reserve best moeilijk is, maar niemand kan mij duidelijk maken of we bijvoorbeeld de f 5 miljoen die extra nodig is voor Metropool, niet uit die reserve zouden kunnen halen en of dan onze algemene reserve en ons algemeen weerstandsvermogen dan echt fundamenteel meer of minder zouden zijn. De Voorzitter: Dames en heren! We hebben in het college afgesproken ons ook in de tijd te beperken in die zin, dat we zo geconcentreerd mogelijk zullen beantwoorden. De wethouder van financiën neemt nu de beantwoording vanuit het college voor zijn rekening, en daarna zien we nog wel even of er inhoudelijk nog verdere toelichting nodig is. Maar dat zal niet zo heel veel zijn, denken wij. De heer Ter Ellen (wethouder): Voorzitter! U hebt hoge verwachtingen. Maar ik dank u daarvoor. Als we kijken naar de bijdragen van de raad in eerste termijn, zie ik dat toch bijna ieder van de woordvoerders wel een opmerking heeft gemaakt over de procedure van de onderhavige twee voorstellen en de procedure waaronder we uiteindelijk komen tot een meerjarenbeleidsplan in november. Ik meen ook dat we in de commissies ABZ en FICU bij herhaling uitgelegd hebben hoe het nu gekomen is, dat er dit jaar een wat andere procedure is dan we in andere jaren gewend waren, en die prachtige BBI-cyclus van de heer Laan dus nu wat hebben moeten doorbreken, althans de ervaringen die de heer Laan met die prachtige BBI-cyclus had, naar ik nu begrijp hartverscheurend hebben moeten doorbreken. Het heeft een aantal oorzaken die naar ik denk heel makkelijk te verklaren zijn. Wij hebben in deze raadsperiode eigenlijk pas verleden jaar bij de meerjarenbeleidsplanbehandeling voor de eerste keer een echt beleidsplan aan de raad voorgelegd, een echt beleidsplan waarbij we nieuw beleid hebben gepresenteerd, tot een bedrag van in totaal f 5,5 miljoen. Dat betekende dat we, zoals ook heel veel mensen heel duidelijk is, in de periode
-22-
daarvóór erg veel aandacht hebben besteed aan andere zaken. Ieder van ons weet welke zaken dat geweest zijn. Toen wij verleden jaar op basis van de kadernota zoals die is vastgesteld, nieuw beleid hebben vastgesteld voor f 5,5 miljoen, hadden we daarvóór een soort van kleine kerntakendiscussie opgezet. Wij hebben dat genoemd een bestuurlijk-ambtelijke werkgroep die zich heeft beziggehouden met: Waar kunnen we nu oud beleid inzetten om nieuw beleid te realiseren? Dat betrof dus het schrappen van oud beleid voor nieuw beleid. Dat is verleden jaar een redelijk pijnlijke en lastige procedure geweest, waarbij we uiteindelijk toch het resultaat hebben mogen zien, dat we in staat zijn geweest om voldoende dekkingsmiddelen te vinden om f 5,5 miljoen aan nieuw beleid te realiseren. Dat heeft niet weggenomen dat in deze periode, toen wij aan de diensten vroegen om ons nieuw beleid aan te leveren, er een verschrikkelijke hoeveelheid aan wensen, ook heel gerechtvaardigde wensen, naar boven is gekomen. Wij werden als college in die eerste sessies geconfronteerd met vele miljoenen aan nieuw beleid. Dat is ook niet helemaal verwonderlijk. Want als je dat even afzet tegen het feit dat we in die periode van vier jaar toch een wat vertraagde opmaat hebben gehad naar de eerste beleidsplanbehandeling, die ook inderdaad veel nieuw beleid heeft gerealiseerd, is het duidelijk dat er ook veel is blijven liggen. En dat vele dat is blijven liggen, komt nu naar voren. Wij zouden Hengelo niet zijn als wij niet zouden proberen om daar op een optimale wijze gebruik van te maken. Want dat nieuwe beleid is nodig voor onze stad. Ik denk dat er onder de raadsleden die de totale voorstellen zien zoals die nu ook duidelijk zijn geworden voor de raad, die het conceptmeerjarenbeleidsplan heeft gekregen, maar weinigen zijn die er niet van overtuigd zijn dat het nieuwe beleid dat in dat plan staat, absoluut nodig is om ons ambitieniveau in deze stad op het niveau te houden waarop we het willen hebben. Dat heeft er ook toe geleid, dat wij uiteindelijk, na het schrappen van toch een aantal zaken en het stellen van prioriteiten, hebben gezegd: Wij willen niet nog een keer weer zo’n heel pijnlijke procedure van oud beleid op dit moment realiseren, wij willen toch een behoorlijke hoeveelheid nieuw beleid realiseren, en dat kunnen wij alleen maar als wij alle mogelijkheden uitnutten om het geld dat voor het nieuwe beleid nodig is, beschikbaar te krijgen. En dat kan kon alleen maar door te zeggen: We gaan de meerjarenbeleidsplanbehandeling uitstellen totdat we weten wat er in de meicirculaire en de septembercirculaire in ieder geval aan nieuw geld naar de gemeente toe
3 juli 2001.
komt. Ons daarbij ook realiserend dat wij in de doorrekening van de primitieve begroting toch wat ongunstiger uitkwamen dan wij in eerste instantie hadden gedacht. Dat was de reden waarom wij hebben gezegd: Wij kunnen niet anders, we gaan naar november. Toen we dat eenmaal gedaan hadden, werden we geconfronteerd met een verschijnsel dat altijd zal optreden als je het beleidsplan laat in het jaar legt. Maar ik vraag mij af en de raadsleden kunnen zich ook afvragen of dat zo verschrikkelijk erg is. Het verschijnsel is namelijk dat we te maken hebben met een bedrijf dat gewoon doorgaat, dat gewoon zijn normale gang te maken heeft en waar dus een heleboel dingen gewoon moeten gebeuren. We kregen dus te maken met de nieuwe beleidsvoornemens die waren blijven liggen of omdat we subsidies binnen moesten halen of omdat we door verschuivingen binnen de budgetten ander beleid konden realiseren of soms ook omdat we beleid al willen realiseren vóór 1 januari 2002 en daar ook al het geld voor nodig hadden. Dat zou in een normale procedure, waarin we het beleidsplan in mei of in juni zouden hebben behandeld, ook het geval geweest zijn. Dan zou er ook op dat moment vanaf mei, als de raad het nieuwe beleid globaal had vastgesteld, al nieuw beleid vooruitgeschoven zijn, al begonnen zijn en in sommige gevallen zelfs geld van de lopende begroting of in de bestaande reserves of in de bestaande voorzieningen gevonden moeten zijn om het beleid alvast te kunnen beginnen. Want anders zou het betekenen dat je op het moment dat de raad het nieuwe beleid heeft vastgesteld in mei, met de armen over elkaar zou kunnen gaan zitten en dan pas op 1 januari 2002 weer opnieuw zou kunnen beginnen met het nieuwe beleid. Dat zal, denk ik, niemand in deze raad willen. Dat is dan ook de reden waarom wij gezegd hebben: Wij moeten op dit moment nieuw beleid naar voren schuiven en wij moeten dat nu ook aan de raad kenbaar maken. Met als groot voordeel, denk ik (zo kijk ik ertegenaan), dat daarmee de hele behandeling van dat nieuwe beleid ook voor de raad veel transparanter is geworden dan het in het verleden is geweest. Veel transparanter, want de raad, die zelfs een conceptmeerjarenbeleidsplan krijgt, is er eigenlijk vanaf het begin bij betrokken en ziet dus hoe dit hele verhaal tot stand komt. Willen we dat ook in de toekomst? Nu, volgend jaar zitten we met een verkiezingsjaar, en dan zal het absoluut zeker gebeuren. Want dat kan niet anders. Dan moeten we een kadernota vaststellen, en dat betekent dat we met een meerjarenbeleidsplan in ieder geval pas in oktober of november voor de dag kunnen komen.
-23-
Maar willen we het ook in de jaren daarop? We hebben daar in het verleden al eens met de raad over gesproken, en ik heb de raad toentertijd toegezegd dat wij een notitie zouden maken waarin wij de voordelen en de nadelen van dit verhaal op een rij zouden zetten. Ik zou mij kunnen voorstellen dat we tot een cyclus komen die er wat anders uitziet dan die prachtige cyclus die de heer Laan in het midden van de jaren negentig gedebiteerd heeft gekregen, maar die misschien niet minder goed is; een cyclus waarbij je zegt: We beginnen in mei met de jaarrekening, we hebben in juni/juli een soort van voorjaarsnotitie waarin je een aantal zaken naar voren trekt ten aanzien waarvan je met elkaar zegt dat je ze gewoon moet doet en bovendien een doorkijkje geeft, zoals wij dat nu ook geboden hebben, naar het nieuw beleid dat we in de totaliteit aan het eind van het jaar zouden willen behandelen, en we behandelen het meerjarenbeleidsplan in extenso pas op het moment dat ook alle gegevens beschikbaar zijn, namelijk in oktober/november. En tegelijkertijd met de eerste jaarschijf van het meerjarenbeleidsplan is dan ook de begroting vastgelegd. Dat is een procedure die ik mij zou kunnen voorstellen, en daar gaan wij met de raad over spreken. Wij zullen proberen om - het zal, gezien de bezetting op dit moment bij Concernfinancien, best nog een probleem zijn - aan het eind van dit jaar, dus in dezelfde tijd waarin we ook met het meerjarenbeleidsplan met de raad aan de gang gaan, ook een notitie over een eventuele toekomstig BBI-cyclus met de raad te kunnen bespreken. De voordelen en de nadelen heeft de raad tijdens deze behandeling eigenlijk al een klein beetje aan den lijve kunnen ervaren, en raad zal er dan dus ook met recht over kunnen spreken. De heer Van Schie heeft de vraag opgeworpen of we nu niet een kerntakendiscussie hadden kunnen houden en dan door middel van die discussie nog eens precies weer hadden kunnen vaststellen wat wij nu eigenlijk nog aan ruimte hebben om nieuw beleid te kunnen realiseren. Op zich is het houden van een kerntakendiscussie een goede zaak. Maar wij hebben ons als college afgevraagd of het laatste jaar dat de gemeenteraad zit, vlak vóór de verkiezingen, wel het meest geëigende tijdstip is om zo’n discussie te voeren, en wij hebben vervolgens gezegd dat ons dat niet het geval lijkt. Het lijkt ons dat als wij willen zeggen dat wij in de toekomst veel nieuw beleid willen realiseren en dat wij daarvoor oud voor nieuw willen inleveren, dat aan de nieuwe raad moet worden overgelaten, in een zodanig vroegtijdig stadium, dat die nieuwe raad in zijn hele periode er het nodige over kan
3 juli 2001.
zeggen. En dan de vraag: Waarom zo veel nieuw beleid als wij al een heleboel dingen niet kunnen uitvoeren? Ik deel de opvatting dat we hier en daar tegen problemen zijn aangelopen met betrekking tot het uitvoeren van nieuw beleid. De heer Weber noemde een aantal zaken ten aanzien waarvan je dat inderdaad kunt zeggen. Maar er zijn talloos veel meer zaken te vermelden ten aanzien waarvan geldt dat we het wél hebben gered. Ik geef overigens onmiddellijk toe dat ook in het college dit onderwerp een deel van de discussie heeft uitgemaakt. Wij hebben er natuurlijk met elkaar over gesproken of wij op dit moment zo veel nieuw beleid moeten accorderen. Die vraag is nadrukkelijk aan de orde geweest. Dat is ook de reden geweest waarom wij een prioritering hebben aangebracht in de grote hoeveelheid beleidsvoornemens die op onze tafel is gekomen. En op dat moment hebben wij gezegd: Dit voorstel, het voorstel zoals wij het nu neerleggen, en dat de raad in het conceptmeerjarenbeleidsplan heeft kunnen zien, is in ieder geval iets waarvan wij vinden dat het nodig is, waarvan wij ook denken dat het kan en ten aanzien waarvan er overigen ook nog eens een extra inzet van personeel plaatsvindt. Ik neem aan dat de wethouder van personeelszaken zo meteen over de implicaties van nieuw beleid voor het personeel nog wel het een en ander zal zeggen. De tarieven zijn een item waarover nu door vele woordvoerders is gesproken, waarbij er ook al schoten voor de boeg zijn gelost. Ik denk dat als we naar de stijging kijken, we moeten vaststellen dat wat de tarieven voor de woonlasten betreft, met name het rioolrecht, de OZB en de afvalstoffenheffing, er de afgelopen jaren een zeer gematigd beleid is gevoerd. Wat het rioolrecht betreft hebben we in het verleden eigenlijk een heel gematigde stijging, namelijk van 5,7%, toegepast. Achteraf blijkt, zoals men ook ziet in de nota die over de riolering gaat voor de nieuwe periode, dat we waarschijnlijk wat eerder hadden moeten beginnen met het meer verhogen van de rioolrechten. Maar goed, het is niet gebeurd, en dat betekent dat we nu met een probleem zitten om die taakstelling te kunnen uitvoeren. In de afgelopen jaren hebben we een zeer gematigde stijging van tarieven gehad. We worden nu geconfronteerd met een retributie ten aanzien van het rioolrecht waarbij we meer geld nodig hebben om het hele verhaal kostendekkend te houden. Daarbij zeggen we ook nog eens, dat we daar minder voor kunnen gaan doen. Dat betekent dat nu de verhoging f 50,-per jaar zal gaan worden; we hebben het gefaseerd aangepakt. Als ik sec die verhoging
-24-
boven op de door de heer Laan gememoreerde f 1222,-- zet, kom ik niet aan 14%. We hebben overigens ook nog eens aangegeven, dat wij om het hele dekkingsplaatje rond te maken de eerstkomende twee jaar de OZB met 1% per jaar meer willen gaan verhogen. Die 1% per jaar boven op de normale stijging van 4% zal betekenen dat er sprake zal zijn van in totaal 5% stijging. Dat past naar mijn mening in het totale plaatje van de normale stijging van 4% à 5% van de woonlasten zoals we die ook de afgelopen keren hebben gezien. Daaruit kun je dus concluderen dat weliswaar de woonlasten het komende jaar stijgen, maar niet met de nu door de heer Laan aangegeven gigantische hoeveelheden. Wel is het zo, dat we voor de jaren daarop... De heer Laan (ChristenUnie): Mijnheer de voorzitter! Ik begrijp dat de heer Ter Ellen probeert om duidelijk te maken dat mijn cijfers niet juist zijn, maar dan wil ik er graag met hem over in discussie gaan waar ik dan fout ben. Ik kom aan 13,74% verhoging en ik kan hem alle desbetreffende sommetjes laten zien. De heer Ter Ellen (wethouder): U heeft het prachtig uitgerekend, maar... De heer Laan (ChristenUnie): Ja, maar als u dan zegt dat u bij lange na niet aan 14% verhoging komt, wijs ik op het volgende. Er is f 167,50 verhoging, en als u dat deelt op f 1222,-, komt u op 13,74%. Zo simpel is het. De heer Ter Ellen (wethouder): Ja, en u zegt 20%. De heer Laan (ChristenUnie): Nee. Ik heb erbij gezet: twee keer 1% OZB, dat is dus 2,1%. Dat zit ik op 16%. En ik heb de 4% autonome stijging voor dit jaar genoemd. Aldus zitten we mooi bij 20% verhoging. De heer Ter Ellen (wethouder): Maar u heeft de f 167,-- in één jaar, oftewel al in één keer meegenomen. Daar zit het verschil dus in. De heer Laan (ChristenUnie): Nee, ik heb ook nadrukkelijk aangegeven... De heer Ter Ellen (wethouder): Nee, daar zit het verschil in. Dan moet u... De heer Laan (ChristenUnie): Ik heb ook nadrukkelijk gezegd: de komende jaren, tot 2005. Want u gaat in uw brief ook jaren terug, en ik dacht: Dan mag ik een aantal jaren vooruit.
3 juli 2001.
De heer Ter Ellen (wethouder): Dat mag u ook, u mag rustig net zo veel jaren vooruitrekenen als u wilt, maar dan wordt, zoals u weet, de uitkomst steeds ongewisser. Ik kijk dus even naar het volgende jaar, en in het volgende jaar gaan wij dus nog een redelijk gematigde stijging realiseren. Waar is dat we de jaren daarop om uiteindelijk naar de f 167,50 te komen de woonlasten, in ieder geval het rioolrecht, verder zullen moeten verhogen. Maar afgezet tegen de gematigde stijging daarvan die we in het verleden hebben gehad, denken wij dat het een aanvaardbare stijging is. De heer Laan (ChristenUnie): Mijnheer de voorzitter! Kan de wethouder van financiën mij uitleggen... De Voorzitter: Ik moge u even onderbreken, mijnheer Laan. De orde is nu, dat we het nu hebben over de onuitstelbare beleidsvoornemens vooruitlopend op het meerjarenbeleidsplan en de doorlichting van de reserves. Het verhogen van de OZB met nog 1% extra komt pas aan de orde in november. Dat is nu niet aan de orde. Sommigen nemen hun positie al in, maar er te dien aanzien vandaag nog geen besluitvorming. Het al of niet besluiten over de verhoging van de rioolrechten komt straks apart aan de orde bij agendapunt G.4. Het is goed om daar nu even over te spreken, maar laten we nu niet alles op één hoop gooien, want anders weten we niet meer waar we mee bezig zijn. De heer Ter Ellen (wethouder): Voorzitter! Wat de reserves en voorzieningen betreft heb ik van de meeste fracties begrepen, dat ze akkoord kunnen gaan met de zaken die in het stuk inzake de doorlichting van de gemeentelijke reserves en voorzieningen staan. Sommige woordvoerders hebben aangegeven dat we het doorlichten van de reserves en voorzieningen elk jaar zouden moeten doen. Maar realiteit is dat wij een tijdje geleden afgesproken hebben dat we het elk jaar gaan doen. Met andere woorden: dit is niets anders dan een gevolg van een afspraak zoals we die in het verleden hebben gemaakt. En dat blijven we ook zo vasthouden. Dat is niet een afspraak die op het conto van mij als wethouder komt, maar een afspraak die op het conto van het gehele huidige college komt. En het is al eerder een keer gebeurd. De heer Noest (VVD): Op grond van een raadsbesluit van 23 november 1999. De heer Ter Ellen (wethouder): Ja, dit is correct.
-25-
Voorzitter! Er zijn over de reserves en voorzieningen ook een aantal andere zaken opgemerkt. Allereerst is er door de heer Noltes het een en ander naar voren gebracht over de algemene reserve. Hij heeft opgemerkt dat deze reserve f 25 miljoen bedraagt en heeft vervolgens gevraagd: Kunnen we dit geld niet op een andere wijze besteden? Kunnen we niet voor deze f 25 miljoen bijvoorbeeld gewoon grond kopen? Daarbij heeft gezegd: Dat moeten we dan natuurlijk wel doen op een wijze dat het risico niet al te groot is. Maar je kunt er strategisch grond voor verwerven, grond is een goed, dat is beter dan geld, want het brengt meer geld op. Dat is op dit moment waar. Ik hoop dat het zo blijft. Het is wel zo, dat als je grond koopt voor de f 25 miljoen en je een probleem hebt met bijvoorbeeld de rente, je dan wel eens op de blaren zou kunnen komen te zitten. Dat zou heel goed mogelijk kunnen zijn. En overigens denk ik als ik eens even kijk naar de waarde die op dit moment al in het grondbedrijf zit, dat een bedrag van f 25 miljoen op druppel op een gloeiende plaat is. Wij zijn bezig om zeker in het grondbedrijf (en we hebben hier in het verleden ook met de commissie en met de raad over gesproken) op een strategische wijze gronden te verwerven, maar als we dat doen, zien we dat de boekwaarde in het grondbedrijf tot heel wat grotere hoogten stijgt dan het bedrag dat nu in de algemene reserve zit, en ik zou niet graag zien dat we het stukje veiligheid dat we in de algemene reserve hebben ingebouwd, zouden kwijtraken als we daar grond voor zouden kopen. Door de heer Laan is het een en ander naar voren gebracht over de waarderingsgrondslag van de algemene reserve. Ik ben het daarmee eens. We hebben te dien aanzien ooit een bedrag vastgesteld. We hebben nooit gezegd waarom de algemene reserve f 25 miljoen groot zou moeten zijn. Ik noem het voorlopig maar even een ervaringsgegeven, waar ik als wethouder van financiën in deze periode nog van willen blijven uitgaan. De heer Laan (ChristenUnie): Echte economie! De heer Ter Ellen (wethouder): Ja, zo is dat. Voorzitter! De heer Weber heeft gezegd dat er ontzettend veel dynamiek is, maar dat er ook een keerzijde is. Hij heeft gesproken over roofbouw, gezegd dat we de grenzen van de organisatie hebben bereikt, dat er wat allerlei zaken betreft sprake is van vertraging, dat het dit jaar over f 6 miljoen voor nieuw beleid gaat en dat volgend jaar opnieuw over f 6 miljoen voor
3 juli 2001.
nieuw beleid gaat. Vervolgens heeft hij gevraagd of dat allemaal financieel wel kan. Wel, we hebben de raad nu juist een conceptmeerjarenbegroting gegeven om hem te laten zien, dat wij inderdaad een gezond financieel beleid wensen te voeren. De raad kan nu al zien dat wij voldoende dekkingsmiddelen aangeven om de bijna f 6 miljoen nieuw beleid die we nu wat dit jaar betreft voorstellen, ook inderdaad kunnen uitvoeren. Ik ben het dan ook volstrekt oneens met de manier waarop de VVD-fractie het doet voorkomen alsof het allemaal zo vreselijk slecht gaat en onze financiële positie ineens ontzettend verslechterd is. Niets minder waar. Het feit dat wij in staat zijn om in twee jaar tijd voor f 12 miljoen aan nieuw beleid op te hoesten en dat ook nog op een goede manier weg te zetten en te dekken, geeft aan dat het weerstandsvermogen van onze gemeente meer dan voldoende is. Wij hebben in deze gemeente tot nu toe altijd de gewoonte gehad om veel geld in voorzieningen en reserves weg te zetten. Dat is op dit moment een trend die we iets aan het ombuigen zijn. We halen daar nu weer wat geld uit, we gebruiken dat op een manier waardoor het voor lopend beleid op dit moment aangewend kan worden. Maar dat betekent allerminst dat we te maken hebben met een heel slechte financiële situatie. Ik ben het absoluut niet eens met wie het tegendeel beweert. Volgens de heer Coopman zouden we wat uit de reserves en voorzieningen komt met het overschot van de jaarrekening tezamen moeten gebruiken voor nieuw beleid. Welnu, wij doen niet anders. Wij doen precies hetgeen hij voorstelt. Ik ben dus eigenlijk blij met zijn opmerking. De heer Coopman (Burger Belangen): Ik vroeg mij alleen af of er in het potje reserves en voorzieningen met de stofkam niet nog wat meer te vinden zou zijn. De heer Ter Ellen (wethouder): U kunt in de nota inzake de reserves en voorzieningen zoals we die aan de raad hebben aangeboden, zien dat we daar zeer grondig doorheen zijn gegaan en dat we ook inderdaad wel een aantal reserves en voorzieningen hebben aangewezen waar volgende jaren zeker naar gekeken zou kunnen worden. Overigens niet alleen in die zin dat we er geld uit kunnen halen; er zijn ook een paar reserves en voorzieningen waarvan we gezegd hebben: Dat zijn zorgenkindjes, daar moeten we naar kijken en daar moeten we wellicht volgend jaar of het jaar daarop wat aan doen. Ook dat is in deze nota aangegeven. En ik ben er van overtuigd dat zoals ik nu deze nota voor mij heb
-26-
liggen, ik kan zeggen dat we er nu een heel grondige stofkam doorheen hebben gehaald. Dat blijkt ook wel uit de opbrengst. De vorige keer hebben we er eenmalig f 5 miljoen uitgehaald. Nu halen we er eenmalig f 8 miljoen uit, maar bovendien ook nog eens bijna f 1 miljoen structureel. Welnu, dan kan het niet anders dan dat we daar op een heel zorgvuldige manier mee zijn omgegaan. Ik vind het jammer dat de fractie van Burger Belangen morrend instemt met het onderhavige verhaal. Want ze zou ook kunnen zeggen: Laten we eens kijken naar de positieve kanten van het verhaal, laten we eens kijken naar het feit dat we nu toch wat meer inzicht hebben in... De heer Coopman (Burger Belangen): Maar ons morren betreft niet zozeer de getallen en de toestanden als wel het feit dat wij, net zoals de heer Laan, niet blij zijn met de gevolgde procedure. De heer Ter Ellen (wethouder): Ja ja, maar u kunt, neem ik aan, er mee akkoord gaan dat wij in het najaar of zo snel als mogelijk is met u daarover een discussie starten. Voorzitter! De SP heeft gevraagd waarvoor het fonds afvalverwerking is bedoeld. Het is bedoeld om al te grote tariefstijgingen een tijdlang te kunnen dempen, opdat de tarieven niet ineens van het ene op het andere moment vele procenten stijgen. We hebben op dit moment f 1 miljoen in dit fonds. We hebben ter zake vanuit de regio een hoeveelheid extra gelden gekregen, en die hebben we gebruikt om een investering te betalen die er anders toe zou hebben geleid dat de tarieven behoorlijk zouden zijn gestegen. Dus dat betekent dat we op een uitstekende manier gebruik hebben gemaakt van het fonds afvalverwerking. Ik zou de hoeveelheid geld die nu in dit fonds zit niet graag lager zien worden. Want wie ziet wat in het totaal van de tarieven mogelijk is om hiermee de dempende werking inderdaad teweeg te brengen, zou dat nog wel eens kunnen tegenvallen. Met betrekking tot het boekenfonds heeft de heer Rouwet gezegd, dat nieuwe verhogingen van de ouderbijdragen uit den boze zijn. Wij zijn van het boekenfonds afgebleven. Wij hebben gezegd dat wij een behoorlijke verhoging van de ouderbijdragen hebben gehad in verband met het feit dat de tweede fase is begonnen. Wij verwachten dat op den duur het boekenfonds weer een behoorlijk positief saldo zal aannemen en dat wij daar dus weer behoorlijk mee uit kunnen. Maar wij willen dat van jaar tot jaar bekijken. Dat is de strekking van de opmerking zoals die op dit moment in het stuk staat.
3 juli 2001.
Wat het flankerend gehandicaptenbeleid betreft heb ik in de commissie al gezegd wat in het college daarover nadrukkelijk aan de orde is geweest. En daar blijven wij verder ook bij. Er is door de heer Rouwet voorgesteld - de vorige keer ook al - om de opbrengt van de verkoop van de aandelen bouwfonds ten goede te laten komen aan het volkshuisvestingsfonds. Wat wij op het oog hebben, is in feite een methode om nog meer rendement te halen uit het geld van die opbrengst en uit de reserve Crematoria Twenthe. Verleden jaar, zoals men zich hier vast nog kan herinneren, hebben wij gewoon de normale hoeveelheid structureel geld ingezet, eentiende deel van het bedrag. Wat we nu hebben gedaan, is eigenlijk een veel slimmere truc. We hebben gezegd: We hebben nog een belangrijk tekort uit het stuwmeer, daar moeten we jaarlijks én rente én aflossing voor betalen, en als we het stuwmeer nu in één keer aflossen met dat geld, halen we er nog veel meer geld uit dan we verleden jaar deden. Het betekent dat je er f 180.000,-- structureel uithaalt en er ook nog eens een bedrag van f 2 miljoen eenmalig uithaalt. Dat kunnen we vervolgens inzetten voor het nieuwe beleid zoals we dat hebben voorgesteld, op allerlei fronten. En dan gebeurt dat ook voor de herstructurering. Want met betrekking tot het fonds grote investeringen hebben wij nadrukkelijk ook de vorige keer aangegeven, dat het ook gebruikt zou kunnen worden voor de herstructurering. En dan zie ik niet in wat men daar nog tegen kan hebben. De heer Rouwet (SP): Het moet dan wel concurreren met de andere doelstellingen. Mijn idee was dat het geld dat afkomstig is uit het bouwfonds zoals dat ten behoeve van de volkshuisvesting als doelstelling van de gezamenlijke gemeenten is opgericht, als het ware geoormerkt zou zijn. De heer Ter Ellen (wethouder): Goed. Maar wij hebben daar niet voor gekozen. Voorzitter! Er is ook een vraag gesteld over de behoedzaamheidsreserve. Uitgaven van het rijk schijnen een onderuitputting van f 2 miljard te vertonen. Dat heeft inderdaad gevolgen voor de gemeentefondsuitkering, in die zin dat die uitkering daardoor lager wordt. Of dat ook betekent dat de behoedzaamheidsreserve niet tot haar volle hoogte tot uitkering komt, weet ik niet. Dat kan ik op dit moment niet bekijken. Want wij praten over de uitgaven het rijk op dit moment, en dat betekent dus pas iets voor de gemeentefondsuitkering van volgend jaar. Daar kun je op dit moment weinig over zeggen. Maar het betekent wel dat het een risico is als er door
-27-
het rijk minder wordt uitgegeven dan begroot. De heer Rouwet heeft het ook even over de heer Bolhuis gehad. De heer Bolhuis is een collega van mij, die overigens naast financiën ook cultuur in zijn portefeuille heeft, en dat doet wel eens gekke ideeën opborrelen. Nu heb ik de meeste vragen over de financiën wel beantwoord moet ik nog even iets zeggen over het HEIM. Velen hebben daar vanavond op een heel positieve manier over gesproken. Ik ben daar blij mee. Ik heb ook in de commissie al gezegd, dat ik vind dat we eigenlijk tot een zo snel mogelijke uitvoering van onze voorstellen moeten komen. Maar er zijn wel een paar maren aan verbonden. Sommige woordvoerders hebben hier vanavond die risico’s ook nadrukkelijk aangegeven. Wij hebben als college die risico’s ook nadrukkelijk aan de raad willen communiceren. Het gaat in deze om een investeringsbegroting die wellicht nog niet zo veel risico’s in zich heeft. Als wij daarnaar kijken, zien wij een subsidie van Monumenten voor ongeveer f 760.000,-- begroot. Het HEIM heeft van de week een gesprek gehad met het Oversticht. Dat is, heb ik begrepen, heel positief verlopen. Daar zou je dus misschien uit mogen concluderen, dat de risico’s daar wat minder worden. Wat het EFRO betreft hebben we morgen een gesprek over de hoogte van de bijdrage van die kant, f 1,6 miljoen. We hebben goede hoop dat ook dat gehaald zou kunnen worden. Een groot risico betreft de eigen fondsen die het HEIM moet aanboren bij de “founding fathers” en andere industrieën in deze stad. Wat de investering betreft zou het HEIM ongeveer 1,1 miljoen moeten ophoesten. Dat lijkt mij nog wel een keer te doen, gegeven het feit dat het om een eenmalig bedrag gaat. Wat de structurele bijdrage in de exploitatie betreft praten we over een bedrag van f 184.000,-- dat door het HEIM in de begroting van f 700.000,-- is opgenomen vanuit de sponsorbijdragen. Uit mededelingen van de voorzitter van het bestuur kan ik niet anders dan constateren, dat hij denkt dat dat haalbaar is. Op het moment dat hij mij aantoont dat het haalbaar is, gaan we verder, denk ik. Want ik vind dat wel een harde voorwaarde. Als je namelijk in die hele exploitatie niet kunt rekenen op een vaste bijdrage in ieder geval voor een behoorlijk aantal jaren (een termijn van drie jaar vind ik in deze zeker te kort), denk ik dat wij hier een behoorlijk risico lopen. Nu, we hebben geprobeerd om dat eigenlijk toch een beetje af te sluiten. Ik hoop in alle eerlijkheid dat we er voor een belangrijk deel uitkomen, ik hoop ook dat de sponsorbijdragen gehaald worden, maar eerst zien en dan geloven, zou ik zeggen. Het project Visa Versa heeft te maken met
3 juli 2001.
een technologische innovatie die bij het HEIM zou moeten plaatsvinden. Wij hebben daar de mogelijkheden voor geschapen door een extra bedrag beschikbaar te stellen. Ik weet op dit moment niet hoe ver het daarmee staat. Er is een aparte stichting voor in het leven geroepen. Die stichting zal proberen om de middelen voor dit project bij elkaar te halen. Het zou goed zijn als dat ook inderdaad zou lukken. Want je zou de wijze waarop het HEIM zich presenteert, wat monocultureel kunnen noemen. Je zou kunnen zeggen dat er in het HEIM wat meer zaken aan de orde moeten komen dan de technologische ontwikkelingen van de negentiende en de twintigste eeuw. Wat de sociaal-culturele geschiedenis betreft hebben we ook in de commissie al aan de heer De Hont verteld, dat we meer speciaal bij het HEIM een story-lijn hebben laten maken die aangeeft hoe dat nu allemaal zo heeft kunnen komen en waarom juist Hengelo zo’n belangrijke rol in de hele metaalindustrie gespeeld heeft en ook waarom de textielindustrie daar ook nog weer een beginnende rol heeft gespeeld. Ik denk dus dat dat goed zal komen. De heer Nijhof (wethouder): Voorzitter! De reserve kinderopvang is inderdaad ontstaan doordat er meer ouderbijdragen zijn binnengekomen dan begroot. Dat heeft alles te maken met het feit dat de gemeenteplaatsen die wij kennen en waar geen ouderbijdrage voor wordt gerekend, niet alleen worden bezet door kinderen die daar op basis van gemeenteplaatsen zitten, maar ook door kinderen voor wie wel een ouderbijdrage wordt betaald. Het is ene ingewikkeld verhaal, maar dat genereert geld en dat heeft in de loop der jaren deze reserve doen ontstaan. Wij hebben daar in het verleden al vaker zaken uit bekostigd die in de sfeer van aanpalende voorzieningen, bijvoorbeeld peuterspeelzaalwerk, gezien moeten worden, en wij denken deze reserve ook in de toekomst, zeker als het gaat om brede-schoolontwikkelingen of andere aanpalende voorzieningen, op die manier te gaan gebruiken. Het zou kunnen dat geld uit deze reserve ook voor BSO zal worden ingezet, maar we hebben er zojuist vanuit het ministerie een forse impuls voor gekregen om BSO te stimuleren. Ik weet niet of het verstandig is om geld uit de reserve kinderopvang voor BSO in te zetten, maar onmogelijk is het niet. Er is door heel veel fracties gesproken over de personele situatie. Ik ben er blij mee dat heel veel fracties hun zorgen hebben uitgesproken over de werkdruk binnen de gemeentelijke organisatie en over het personeel in zijn algemeenheid. Ik denk dat het personeel van
-28-
deze gemeente dat ook verdient. Want er wordt inderdaad hard gewerkt. Er wordt op sommige plaatsen te hard gewerkt. De werkdruk is op sommige plekken ook hoog. Dat betekent dat we daar ook heel nadrukkelijk mee bezig zijn. Er zijn ook een aantal signalen in de organisatie die dat nog eens onderstrepen, o.a. het ziekteverzuimpercentage. Het verbetertraject waarmee we binnen de DSBO aan de slag zijn, is daar met groot enthousiasme opgepakt en nadert zijn eerste evaluatieve moment. We hebben ook afgesproken dat we in het najaar in de commissie SPOW daarop zullen terugkomen om daar dan de eerste resultaten ervan mede te delen. Bij de DSZW is de werkdruk ook hoog, maar niet onaanvaardbaar hoog. Er zijn daar na de reorganisatie ook een aantal zaken opgepakt, zodanig dat het daar vrij goed loopt. Binnen de Bestuursdienst zitten ook nog een aantal knelpunten die we al hebben geconstateerd en ten aanzien waarvan er ook een aantal kleinere aanpassingen hebben plaatsgevonden. De aanpassingen hebben nog niet helemaal hun beslag gekregen. Ik denk bijvoorbeeld ook aan de voorstellen die de raad via het meerjarenbeleidsplan in november hopelijk zal accorderen, maar ook aan een aantal niet uit te stellen beleidsvoornemens die als het allemaal goed gaat, vanavond door de raad zullen worden geaccordeerd. Een en ander betekent naar ik denk dat we ons met z’n allen goed moeten realiseren, dat een goed personeelsbeleid belangrijk is en dat we daarvoor een personeelsbeleidsfunctionris hard nodig hebben. We zijn op zoek naar zo’n functionaris. We hadden er bijna eentje, maar die zegde op het allerlaatste moment af. Ik vind het niet verantwoord om die taak nog eens extra neer te leggen bij de bestaande functionarissen bij P&O, omdat zij al tot over hun oren in het werk zitten en ik hun werkdruk zeker niet onaanvaardbaar hoog wil laten zijn, omdat zij heel belangrijke sleutelfiguren in deze organisatie zijn. Het betekent dat we toch op de personeeelsbeleidsfunctionaris moeten wachten, hoe vervelend ik dat ook vind en hoezeer mij dat ook spijt, omdat ik heel graag een personeelsbeleidsnota zou willen presenteren aan de raad, en als het even kan nog in deze collegeperiode; ik kan dat niet garanderen, maar ik hoop dat we in ieder geval belangrijke eerste aanzetten met de huidige raad zullen kunnen bespreken. Als het allemaal goed gaat, zullen we vanavond voor 11,25 fte nieuw personeel benoemen. In een aantal situaties betekent dat dat het met name gebeurt op plekken waar de werkdruk op dit moment hoog is of waar we ons
3 juli 2001.
ambitieniveau hebben aangepast. Ik denk dat het verstandig is om daar in de toekomst ook heel goed naar te blijven kijken. Voor het overige is het ook zo, dat we de afgelopen jaren niet hebben stilgezeten. We zijn dit jaar gestart met het ontwikkelen van een nieuwe functiewaarderingssystematiek, en wij hopen dat rond de jaarwisseling afgerond te hebben. We hebben in de sfeer van de secundaire arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de gemeente en zelfs ook voor de raadsleden het een en ander kunnen doen. Het DSBOverbetertraject heb ik al genoemd, en we zijn bezig om het ziekteverzuimprobleem te inventariseren, in kaart te brengen en met diverse daarbij betrokken organisaties te bekijken en te analyseren, zodat we in september met alle leidinggevenden van deze organisatie dat kunnen bediscussiëren, en we zullen proberen om vanuit die analyse tot een aanpak te komen die er toe moet leiden dat het ziekteverzuim in deze organisatie weer gaat dalen. Ik spreek tot slot nogmaals van harte de hoop uit dat we snel de personeelsbeleidsfunctionaris kunnen aantrekken, want dat zou betekenen dat we niet alleen op een aantal zaken beleid kunnen gaan formuleren, maar dat we dat ook in een breder kader kunnen doen. De heer Kok (wethouder): Voorzitter! In de Pastoriestraat zijn een aantal dingen aan de hand die niet goed zijn. Dat hebben we natuurlijk al langer geconstateerd en ook in de commissie is daar al vaker aandacht voor gevraagd. Het gaat er natuurlijk om dat de huidige ontsluiting via de Pastoriestraat en de Deldenerstraat verkeerstechnisch gezien helemaal niets meer toevoegt aan het circulatieplan zoals we dat aan het maken zijn voor de binnenstad. Dus op zich is het, denk ik, verstandig om zo snel mogelijk een verkeersbesluit te nemen om de Pastoriestraat af te sluiten voor doorgaand verkeer; dat heeft de commissie ook al uitgesproken, en ik constateer dat er hier in de raad een meerderheid ontstaat. Dan ben je ook al die GTI’tjes kwijt. Ik zou nog een stap verder willen gaan. Want ik vind de parkeervakken die ik daar aantref, ook afbreuk doen aan de sfeer in de straat. Ik vind het jammer dat daar ooit zo veel parkeerplaatsen zijn gerealiseerd. Dat hoort niet bij de sfeer van de straat. En het past ook niet in de investeringen die we daar jaren geleden hebben gedaan. Ik wijs hierbij ook op het afsluiten van de Willemstraat. Dat was een experiment. Dat hebben we in de experimentvorm gegoten omdat je anders via heel lange procedures misschien nog niet zo ver was geweest. De afspraak is ook dat we dat experiment zullen evalueren. De oorspronkelijke
-29-
klachten ook van de fractie van GroenLinks welgezinde uitbaters in de Pastoriestraat zijn afgenomen. Het heeft wel betekend dat de snelle GTI’s nu door de Pastoriestraat gaan; niet in aantal meer, maar wel in snelheid. Dat is heel vervelend. Daar moeten we van af. Er gaat inderdaad toch nog steeds verkeer over het Willemsplein. Dat heeft met de inrichting op dit moment, met name de bestrating, te maken. Wij zijn bezig nu een verkeersbesluit te nemen, want dat moet natuurlijk formeel nog wel geregeld worden. Het betekent niet dat we intussen niets kunnen doen. Ik heb begrepen dat er momenteel wat klachten uit de samenleving zijn over het al te groene karakter van de Markt. Het betekent dat we de daar overtollige plantenbakken wat mij betreft op het Willemsplein kunnen zetten, zodat we het voor automobilisten fysiek onmogelijk maken om over dat plein te raggen, want dat is ook niet de bedoeling. Dus in die zin zeg ik toe dat we daar ook voor de tijd dat er nog geen officieel verkeersbesluit ligt, maatregelen zullen nemen. Ik denk dat men als raad ook zal moeten bekijken of het niet verstandig is om het verkeer helemaal uit dat hele gebied, dus tot en met de Langestraat, te halen. Dat zou mijn voorkeur hebben. De heer Kamp (CDA): Ik neem aan dat we hierover van de wethouder een aantal voorstellen in de commissie ROVEZ krijgen. De heer Kok (wethouder): Absoluut. De heer Kamp (CDA): Want ik voorzie toch een probleempje met het draaien van al dat verkeer op het Willemsplein tussen al die plantenbakken door. De Voorzitter: We hebben in het college ook afgesproken dat ook het punt van de hulpverleningsvoertuigen, bijvoorbeeld brandweerwagens, de doorstroming enz. bekeken moeten worden. Maar onze inzet in het college is inderdaad toch wel om te proberen om het verkeer uit dat stukje te halen als dat verantwoord is. Maar dat moet goed bekeken worden van alle kanten, en het komt uiteraard in de commissie aan de orde.
3 juli 2001.
De heer Kok (wethouder): Ik noem nooit data. Dat weet u wel. Zo snel mogelijk. Voorzitter! Het is natuurlijk inderdaad zo, dat je het niet zo maar kunt doen. Je zult moeten overleggen met zowel de belanghebbenden in die omgeving als met de hulpverleningsmensen. Want zij hebben toch al zo veel problemen met wat wij allemaal in de stad doen. Daar moet je dus wel heel zorgvuldig mee omgaan. Als je alleen maar wel in de gaten houdt, dat je ergens naar streeft. En dan moet je ook accepteren dat via procedures dingen soms iets langer duren dan je graag zou willen. Maar als dat beleid eenmaal door de raad wordt geaccordeerd, gaan we gewoon die kant op. Zo snel mogelijk wat mij betreft. De Voorzitter: Dames en heren! Ik zag toe dat het punt van de telefooncentrale en de bereikbaarheid, waarover de heer Otten een vraag heeft gesteld, een keer in de commissie ABZ aan de orde zal komen. Als we daar eens wat gegevens over krijgen van onze interne dienst en weten wat de planning is, kunnen we een en ander eens in de commissie bespreken. Wat de bestemmingsreserve ouderenbeleid betreft is de vrijval van f 55.000,--- een puntje dat ook in de commissie is geweest. Afgesproken is dat het plafond f 700.000,-- is, en dus gaat wat erbovenuit is gekomen, naar de algemene reserve. Het college broedt nog op het eventueel differentiëren in de accressen. In het kader van de meerjarenbeleidsplanbehandeling in november zal men hier horen wat het college rond die differentiatie heeft besloten. We hebben alle voors en tegens nog in studie en houden ons te dien aanzien ook bezig met de vraag: Wat wel en wat niet? Men vindt wat dat betreft het een en ander op pagina 14 van het hier in november te behandelen stuk. Het is dus nu zo, dat we er op dit moment nog niet voor en nog niet tegen zijn, maar dat we het bekijken. Maar we hebben goed begrepen wat hierover vanuit de raad is gezegd. De beraadslaging wordt geschorst. Hierna wordt gepauzeerd. (Tijdens deze pauze verlaat mevrouw Araci de vergadering.)
De heer Kamp (CDA): Ik dank u voor deze toezegging, voorzitter. De heer De Hont (GroenLinks): Wanneer ongeveer, voorzitter?
Na hervatting der vergadering stelt de voorzitter opnieuw aan de orde:
De Voorzitter: Dat weet wethouder Kok natuurlijk wel.
A.3.
Benoeming nieuw lid Seniorenraad (4035).
-30-
Mevrouw Langenkamp-Mosman (CDA) deelt mede namens de heer W. Mulder mee, dat er 31 geldige stemmen zijn uitgebracht, alle op de heer J. Grotholt. De Voorzitter: Ik dank u wel. Dames en heren! Ik constateer dat het beoogde lid met algemene stemmen is benoemd. Hierna stelt de voorzitter aan de orde de voortzetting van de behandeling van de agendapunten C.1 en C.2. De Voorzitter: Dames en heren! We hebben er goed op gelet dat alle gestelde vragen zijn beantwoord. We hebben ook wat bespiegelingen van verschillende fracties met betrekking tot lastenstijgingen, het wel of niet extra verhogen van de OZB en wensen met betrekking tot de behandeling van de begroting en het meerjarenbeleidsplan in november. Maar dat alles is hier nu niet aan de orde. Wel is aan de orde hoe we met de reserves en voorzieningen zijn omgegaan, en voorts is aan de orde wat we nu al, vooruitlopende op de behandeling in november, willen doen met betrekking tot onuitstelbare beleidsvoornemens. Volgens mij zou het nu zo kunnen zijn, dat we vaststellen dat iedereen zijn vragen beantwoord heeft gekregen en dat we de tweede termijn tot het minimum kunnen beperken, of misschien wel helemaal niet nodig hebben. Ik wil nu even nagaan hoe de raad hierover denkt, en begin bij de PvdA. De heer Noltes (PvdA): Daar zijn wij niet bijster enthousiast over, voorzitter. Maar ik wil niet de enige zijn die een tweede termijn ingaat. Wij nemen dan wat punten mee naar volgende agendapunten die hier vanavond nog aan de orde komen en dan gaat de rest natuurlijk naar oktober/november. Maar wij zijn niet echt enthousiast. Dus wat ons betreft mag er nu wel een tweede termijn volgen. De Voorzitter: Goed, dan moet u nu gewoon uw tweede termijn doen. Graag niet nodeloos lang, maar hetgeen u nog in tweede termijn wilt brengen, moet u nu brengen. De heer Noltes (PvdA): Ik dank u wel, voorzitter. Een van de dingen die ik graag toch nog wil zeggen, is dat ik mij vanavond eigenlijk mateloos stoor. Wij nemen een hele hoop beslissingen voor nieuw beleid, en ik hoor hier alleen maar treurnis. Bijvoorbeeld in die zin dat wordt gesuggereerd dat we alleen maar geld
3 juli 2001.
uitgeven en dat dat erg is. Dat hoor ik met name van de VVD, die twee jaar geleden nota bene zei: Dit college past alleen maar op de winkel. En ik hoor van de VVD niet anders. Volgens mij kan de VVD ook haar collegeprogramma in één regel schrijven; gewoon: Wij passen op de winkel. Ik herken daar ook minister Zalm helemaal niet in terug. Hij past goed op de winkel, maar glimlacht er tenminste nog bij. Ik begrijp het dus niet. Gehoord nu de reacties, concludeer ik dat ik in deze gelukkig niet de enige ben. Wij hebben het personeelsbeleid heel strak aangezet, omdat wij dat belangrijk vinden. Wij vinden dat als je ambitieus wilt zijn, je het personeelsbeleid nu moet neerzetten. De wethouder zegt dat het college ter zake zijn best doet en al heel veel doet. Ik ben het er wel met hem over eens dat het college zijn best doet, maar ik heb er toch wel mijn twijfels over of er nu wel zo veel wordt gedaan. Ik kijk nu alleen maar naar de cijfers die wij van het GO hebben gekregen. Dan zie ik dat bijvoorbeeld de DSBO, een dienst waar wij heel veel knelpunten zien, eigenlijk wat de fte-uitbreiding betreft het meest minimaal aan bod komt. Ik vraag mij af hoe dat dan kan. Ligt dat nu aan het personeelsbeleid? Ik bedoel: je ziet knelpunten en je ziet vervolgens dat ze niet worden opgelost. Ik heb dus toch wel iets van: We moeten daarin toch wat voortvarender te werk gaan. Vandaar ons pleidooi om dat nu aan te zetten, opdat wij inderdaad in november de nieuwe beleidsplannen ook echt kunnen doorzetten doordat we daar ook het personeel voor hebben. Dat hoeft niet alleen geld te kosten. Dat moeten we ons ook realiseren. Terugbrenging van het ziekteverzuim levert geld op. Mensen beter motiveren, mensen meer kansen geven betekent dat je efficiënter kunt werken. Het hoeft dus niet altijd geld te kosten. Je moet het een en ander wat voortvarend aanpakken. Ik constateer dat het schouwburgbestuur op het ogenblik lef toont. Welnu, ik daag het college uit om dat lef ook eens te tonen. De Voorzitter: Dat was het, mijnheer Noltes? De heer Noltes (PvdA): Dat was het, de rest neem ik in november wel mee. De Voorzitter: Oké. We zullen wat lef tonen. Dat is geen probleem. De heer Weber (CDA): Voorzitter! Ik ben blij met de bijdrage van de heer Nijhof, met name met het feit dat hij ons pleidooi ondersteunt en ter zake ook actie onderneemt. Met betrekking tot de financiën heeft de
-31-
wethouder heel duidelijk gezegd, dat het college ter zake keuzen maakt. Nu, wij maken daar ook heel duidelijk keuzen in. Wij willen het ambitieniveau graag op niveau houden, maar wij hebben ook de personele randvoorwaarden aangegeven (er zal in ieder geval goed personeelsbeleid gevoerd moeten worden) en aan de andere kant ook financiële randvoorwaarden. Bij dit laatste hebben wij het oog op een trendmatige verhoging van de OZB. We hoeven te dien aanzien naar onze mening ook niet verder te gaan. Laten we eerst maar eens kijken wat de meicirculaire en de septembercirculaire aan ruimte bieden. Wat dat betreft is de toekomst op financieel gebied best zonnig. De wethouder heeft gezegd dat we als gemeente in het verleden een pijnlijke procedure hebben moeten doorlopen, maar niet iedere procedure bij krap geld hoeft pijnlijk te zijn. Een procedure bij krap geld kan ook tot grote creativiteit leiden. Er zijn ook in de economie mensen die zeggen dat ruimte alleen maar luiheid geeft. Krapte is het tegenovergestelde van ruimte en biedt dus prima mogelijkheden voor creativiteit. De heer Laan heeft gevraagd wat wij onder “gematigd” verstaan. Welnu, daaronder verstaan wij wat de tarieven betreft: bij voorkeur niet meer dan de trend. De heer Fens (VVD): Mijnheer de voorzitter! Wat de cyclus betreft heeft de heer Ter Ellen aangegeven, dat hij de door ons geconstateerde afwijking van het oorspronkelijke idee toch wel graag met de commissie en de raad zou willen bespreken. Wij denken er toch wel genuanceerd over. De cyclus is niet voor niets tot stand gekomen. Er is heel hard voor gewerkt en er is ter zake het een en ander op een heel goede manier geregeld. Wij blijven er bij dat de gelegenheid tot overdenken, het rustig afwegen en het zien van de nuances in het geheel uitermate belangrijk zijn. In het voorstel van het college zien wij dat niet terug. Maar ik denk dat als de wethouder het met de commissie en daarna ook met de raad bespreekt, hij ook zal zien dat het oude systeem, waar jaren aan gewerkt is, eigenlijk heel veel goede kanten had. Volgens de heer De Hont heb ik gezegd dat onze gemeente er financieel slecht voor staat, en heb ik dat nogal somber verteld. Het ligt niet in mijn aard om de cabaretier uit te hangen, dat moet ik overlaten aan de heer De Hont, die wat dat betreft een van de besten in onze raad is, maar ik kan wel even aangeven dat wij helemaal niet zo’n somber verhaal hebben gehouden. Wij hebben gezegd dat als we op de huidige wijze zouden doorgaan, er geen sluitende begroting zou zijn. Wij hebben de vorige keer ook
3 juli 2001.
aangegeven, dat er een kans op een tekort was. Voorts hebben wij aangegeven, dat het college momenteel dieper aan het graven is. Verder hebben wij vastgesteld dat dat al op 23 november 1999 is afgesproken. Allemaal zaken die heel realistisch zijn. Wij komen met een realistisch beeld. En niet alleen dat, wij volgen ook nog de voorstellen van het college. Al met al zijn wij niet somber, maar wel realistisch. Het is een beetje een rituele dans geworden: het is al heel lang zo, dat elke keer als de VVD het over een bepaalde financiële situatie heeft, de heer De Hont zegt dat de VVD veel te somber is en veel te moeilijk doet. Maar sinds ik in de raad zit, merk ik elke keer opnieuw dat het college zo verstandig is om dan toch in grote lijn ook onze ideeën te volgen, ook al zitten wij niet altijd in het college. En dan zeggen wij dat dat een goede zaak is en dat wij dat graag zo willen houden. En wij hopen dat het college deze keer weer onze ideeën zal volgen. Want we zijn het helemaal met elkaar eens en zijn op de goede weg. De heer Coopman (Burger Belangen): Voorzitter! Wij zijn blij met de toezegging van wethouder Nijhof betreffende het zo snel mogelijk in dienst nemen van een personeelsbeleidsfunctionaris om de personeelsbeleidsnota te maken. Mocht dat nu niet lukken, dan zouden wij hem toch ter overpeinzing willen meegeven om eens te kijken of hij het totstandbrengen van zo’n nota op korte termijn nog zou kunnen verwezenlijken middels inlenen of uitbesteden. Want het zou toch voor ons in het kader van het beleid buitengewoon belangrijk zijn om daar toch in november over te kunnen beschikken. Wij zouden dat buitengewoon op prijs stellen. Op de andere zaken komen wij terug in het kader van de behandeling van meerjarenbegroting in november. De heer De Hont (GroenLinks): Voorzitter! Ik ben blij met de beantwoording inzake de Pastoriestraat. Want er is te dien aanzien sprake van een ernstige zaak. Als we hier naar buiten kijken, zien we eigenlijk ook een situatie die een beetje onaanvaardbaar is; we zien hier dan tien à twaalf auto’s staan, waardoor in feite het hele plein, de hele allure van de stad wordt verpest. Maar goed, ik wil die discussie niet nu voeren; ik ben er nu voldoende over beantwoord en wij zullen in de commissie de wethouder er voortdurend aan herinneren. Ik heb nu in ieder geval te maken gehad met een kenner van de materie. De heer Kamp (CDA): Voorzitter! Mag ik van de heer De Hont verwachten, dat hij dan ook
-32-
datzelfde pleidooi in de richting van het college houdt wat het gemeentelijke verkeers- en vervoerplan betreft? Want persoonlijk geef ik daar nog meer prioriteit aan dan aan de Pastoriestraat. De heer De Hont (GroenLinks): Daar kan ik rustig ja op zeggen. Ik zit niet in de commissie. De heer Rouwet (SP): Voorzitter! Ik wil, alhoewel het gaat over iets dat hier op dit moment niet aan de orde is, alleen nog opmerken dat wij ons zullen blijven verzetten tegen de onevenredige verdeling van lusten en lasten die zich straks zullen voordoen met betrekking tot de OZB en de rioolheffing. De heer Otten (AOV/Unie 55+): Voorzitter! Ik heb twee vragen gesteld. Op de ene vraag heb ik voor honderd procent tevredenheid gekregen in het antwoord van het college, en op de andere voor negentig procent. Ik ben dus uitermate tevreden. De heer Van Schie (D66): Voorzitter! Het kan mij niet zo veel schelen welk spoorboekje bij de beleidscyclus gevolgd wordt. Ik vind behandeling van de meerjarenbegroting in het najaar ook prima. Trouwens, spoorboekje is tegenwoordig een slechte term in dit verband. Met betrekking tot kerntaken wil ik nog zeggen, dat een ambtelijke stofkam en een politieke stofkam natuurlijk niet hetzelfde hoeven te zijn. Maar daar praten we op een ander moment wel eens over. Wat de tarieven betreft: voorlopig niet akkoord zolang ik niet weet wat er met alle circulaires aan de hand is. De heer Laan (ChristenUnie): Voorzitter! Ik hoop na de notitie van de wethouder van financiën met evenveel elan weer de nieuwe beleidscyclus te kunnen uitleggen. Ik zal dat met erg veel plezier doen als die notitie en het beleid vastgesteld zijn. Ik constateer met vreugde dat bij het CDA bij trendmatige verhoging vooral ook het woord “matig” met nadruk gevallen is. En de trend, welke dan ook, zullen we nog wel afspreken. Ik hoop dat het niet de trend uit het begin van de jaren negentig zal zijn, maar gewoon de trend van de laatste vijf jaar, waar de wethouder op duidde. Met betrekking tot het bedrag van f 75.000,-dat we vanavond hebben gereserveerd voor de luchthaven, geef ik de wethouder alvast de tip om het eind 2003 weer uit het geheel van de reserves en voorzieningen te halen. Dan hebben
3 juli 2001.
we weer wat geld. Maar dit is zo maar een gratis tip. En ik wil in november graag met de wethouder verder discussiëren over de financiële lusten een lasten. Want ik begreep in de pauze dat wij er wat verschil over hebben of je het een en ander eenjarig dan wel meerjarig moet bekijken. Daar zou verschillend over gerekend kunnen worden. Maar ik wil er graag met hem over in discussie of mijn cijfers kloppen, want daar houd ik voorlopig wel aan vast. De Voorzitter: Ik constateer, dames en heren, dat de wethouder van financiën in tweede termijn niet meer aan het woord hoeft te komen, en dat is gevraagd of wethouder Nijhof toch nog iets meer over het personeelsbeleid zou kunnen zeggen dan hij in eerste termijn heeft gedaan. De heer Nijhof (wethouder): Voorzitter! De heer Noltes noemde het aantal fte’s bij de Bestuursdienst nogal minimaal. Nu is de Bestuursdienst ook de kleinste dienst van de drie, en relatief gezien valt het wel mee als je vergelijkt met de andere diensten. En bovendien... De heer Noltes (PvdA): Het ging over de DSBO, niet over de Bestuursdienst, hoor!. De heer Nijhof (wethouder): O, sorry. De heer Noltes (PvdA): De bestuursdienst is het meest gestegen. De heer Nijhof (wethouder): Ja, precies. Maar het aantal knelpunten is daar op het ogenblik ook behoorlijk fors; met name bij VEB en Automatisering, ten aanzien waarvan er verderop ook een aantal voorstellen liggen. Voorzitter! De heer Noltes heeft ook gesproken over het geven van meer kansen. Dat hebben we o.m. gedaan door het opleidingsbudget te verhogen en ook met name daarop in te zetten. En het kan de raad ook niet ontgaan zijn, dat een aantal aanstormende talenten in onze organisatie zijn doorgestroomd naar hogere posities in deze organisatie. Dus wat dat betreft heeft het beleid ook wel degelijk een draai gekregen. Verder heeft de heer Noltes het ook gehad over een voortvarende aanpak en meer lef tonen. Ik ben er blij mee dat wij zo veel aandacht vanuit de raad voor het personeelsbeleid hebben. Dat is in het verleden wel eens anders geweest, wat naar ik denk een zelfkritische raad ook zal beamen. Als we een aantal jaren terugkijken en zien wat er in de afgelopen jaren op dat gebied
-33-
neergezet is, kunnen we niet zeggen dat er niets gebeurd is. Er is wel degelijk het een en ander voortvarend op de rails gezet. Er is draagvlak voor het oppakken van het personeelsbeleid en het goed vormgeven van dat beleid, en dat zullen we ook daadkrachtig blijven doen. Ik ben, zo zeg ik met name in de richting van de heer Coopman, bijna zo ver, dat als we er niet op korte termijn in slagen om inderdaad een personeelsbeleidsfunctionaris aan te trekken, maar iemand van buiten in te huren die voor ons een personeelsbeleidsnota moet gaan schrijven. Want ik vind het wel dringend noodzakelijk dat er zo’n nota komt. Wij kunnen zo’n nota niet boven water krijgen met het huidige zittende personeel, want dat is al te zwaar belast. Ik hoop dus dat we er snel in slagen om iemand te vinden die dat voor ons kan doen. Anders vrees ik dat we moeten grijpen naar noodmaatregelen zoals bedoeld door de heer Coopman. Het voorstel onder C.1 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Vervolgens wordt het voorstel onder C.2 zonder hoofdelijke stemming aangenomen, waarbij op hun verzoek wordt aangetekend dat de heren Laan en Van Schie bezwaar hebben tegen de in het voorstel genoemde taakstellende verhoging van de reclameopbrengsten. C.4.
Subsidie-aanvraag HEIM i.v.m. verhuizing naar de Wilhelminaschool (1996).
De heer Straub (PvdA): Voorzitter! De PvdA heeft het bij de behandeling van de voorstellen onder C.1 en C.2. niet over het HEIM gehad. Dat wil niet zeggen dat wij niet enthousiast zijn over de desbetreffende plannen. Integendeel. Het zijn zorgvuldige plannen, passend in de plannen van Hart van Zuid, ten aanzien waarvan de eerste aanzet al te zien is bij de brandweerkazerne en er wat ons betreft ook iets heel moois komt bij de Wilhelminaschool. Als dit een aanzet is voor de Hart van Zuid waarin wij markante gebouwen blijven bewaren en opnieuw gaan gebruiken, heeft dat meer dan onze instemming. Het financiële kader is duidelijk, op basis van redelijke voorwaarden die geëist worden naar aanleiding van de EFRO-subsidie enz., en binnen dat kader moet er onzes inziens dan ook iets moois tot stand kunnen komen. Het HEIM maakt daar ook al werk van door zo snel mogelijk met een conservator te komen. Maar als dat dan allemaal toch niet zou lukken binnen de financiële kaders en het HEIM zou terugkomen (ik heb nog altijd een beetje het schouwburgver-
3 juli 2001.
haal in mijn achterhoofd), dan zou het HEIM een heel goed verhaal moeten hebben. En mochten onverhoopt de benodigde subsidies er toch niet zijn, dan zullen we toch ook alles weer terugkrijgen in de commissie. Daar ga ik ook vanuit met de betrokken wethouder. Maar vooralsnog is er sprake van een goed financieel kader en een goed inhoudelijk verhaal. Dus wat ons betreft aan de slag. De heer Noest (VVD): Voorzitter! Voorzitter! Ik zal niet ingaan op wat er straks al gezegd is, maar ik wil nog één poging wagen om de wethouder te verleiden om toch nog iets dieper in de buidel te tasten. Als je naar het raadsvoorstel kijkt, zou je de inruk kunnen krijgen, dat er vanaf 1 januari 2001 al f 90.000,-- per jaar extra beschikbaar is. Dat is niet zo, want als je naar het voorstel van het voorlopige beleidsplan kijkt, zie je staan dat dat pas ingaat op 1 januari 2003. Maar er ligt een verschil in gevoel voor wat betreft het tijdpad. De wethouder heeft in de commissie aangegeven dat we per 1 januari 2003 pas echt moeten beginnen, maar het bestuur van het HEIM geeft aan, dat het eigenlijk de conservator al per 1 januari 2002 in dienst wil hebben. Want die man moet meelopen, moet inwerken, moet meedoen met de verhuizing en moet zijn plannen al opzetten. Maar dat wordt moeizaam als niet ook de f 90.000,-- in 2002 ter beschikking is. Ons voorstel is om dus wel de f 90.000,-- voor 2002 ter beschikking te stellen. Weliswaar onder een voorwaarde, want het college zal nu ongetwijfeld willen vragen waar dat geld dan vandaan gehaald wordt. Welnu, in het voorstel staat dat als de uitkering van de Rijksmonumentendienst hoger is dan f 760.000,-, het meerdere terugvloeit naar de algemene reserve; dit vindt men op pagina 75 van het meerjarengebeuren. Ons voorstel is om als die uitkering hoger is, het meerdere te gaan gebruiken voor een eerdere uitkering van de f 90.000,--, dus ingaande 1 januari 2002, en het daarmee het HEIM mogelijk maken om al per 1 januari 2002 de conservator in dienst te nemen. Gelet op het enthousiasme dat ik heb gehoord in de raad, en bovendien de reactie van de wethouder in de commissie, waar hij zei dat welwillend tegemoet te willen treden, hoop ik dat de wethouder dat vanavond herhaalt en dat de raad daar ook vol achter staat, zodat we het HEIM nog f 90.000,-- snel ter beschikking kunnen stellen. De heer Rouwet (SP): Voorzitter! Ik heb in de vorige termijn een opmerking vergeten, en wel betreffende de vrijwilligers. Ik zou mijn waardering willen uitspreken voor het vele werk
-34-
van de vrijwilligers die het HEIM hebben gemaakt tot zo’n belangrijke plek voor het industrieel erfgoed in Hengelo. En dat moet welhaast een overtuigend argument zijn voor de belangrijke Hengelose bedrijven om hun bijdrage in de exploitatie duurzamer te maken dan ik heb begrepen in de commissie. Maar ik wil ook onderstrepen dat de vrijwilligers niet iets van de voorbije tijd zullen zijn. De verbinding met de metaalindustrie zal in de toekomst gaan uitsterven, en het zal dus van erg groot belang zijn, dat er steeds opnieuw vrijwilligers beschikbaar zijn. Het HEIM zal een vrijwilligersorganisatie moeten blijven. Dat, de rol van de vrijwilligers bij het museum, zou ik dus in ieder geval nadrukkelijk nog eens willen onderstrepen. De heer Ter Ellen (wethouder): Voorzitter! Ik zeg dank voor de waarderende woorden van de PvdA ten aanzien van het voorstel. Ik denk dat we zullen proberen om het voorstel inderdaad te realiseren zoals het nu in het stuk staat. Ik hoop dat ook inderdaad het bestuur van het HEIM in staat is om tijdig 80% van de te realiseren sponsoropbrengsten binnen te halen. De vraag van de heer Noest is een lastige. Want we hebben in dit hele verhaal afgesproken, dat we in het meerjarenperspectief zouden vaststellen, dat er met ingang van 1 januari 2003 - het vroegste tijdstip waarop de verhuizing kan plaatsvinden - f 90.000,-- extra beschikbaar is. Daar zou ik ook aan willen vasthouden. Het is wel zo, dat we aangegeven hebben dat het wellicht mogelijk is dat er via de Rijksmonumentendienst of via het EFRO meer geld ter beschikking komt voor het HEIM. Daarvan hebben we ook vastgesteld, dat - en dat is altijd zo bij bijdragen uit het fonds grote investeringen - dat geld dan terug moet terugvloeien naar het fonds grote investeringen. Mocht in de loop van het jaar duidelijk blijken (er is nog een heel pad te gaan door het bestuur van het HEIM voordat we zo ver zijn), dat er in dat opzicht problemen ontstaan, dan denk ik dat ik met dat probleem bij het college en de raad zal komen. En dan proberen we er een adequate oplossing voor te vinden. Maar dat is anders dan op dit moment al de f 90.000,-- extra ter beschikking te stellen van het HEIM. Dat gaat mij op dit moment te ver. De heer Noest (VVD): Voorzitter! Ik vraag ook duidelijk niet om nu al de f 90.000,-- ter beschikking te stellen. In de stukken staat heel duidelijk dat als er meer geld van het EFRO en de Rijksmonumentendienst binnenkomt dan de nu ter zake genoemde bedragen, het meerdere in mindering zal worden gebracht op de gemeente-
3 juli 2001.
lijke bijdrage. Ik zeg ook van mijn zijde: Alleen in dat geval, en het dan niet laten terugvloeien naar de gemeentekas, maar daar dan de f 90.000,-- vervroegd inzetten. De heer Ter Ellen (wethouder): Voorzitter! Ik meen duidelijk te hebben gemaakt dat dat niet de gang van zaken is bij investeringen die uit het fonds grote investeringen worden gefinancierd. De gang van zaken is, dat het meerdere geld naar dat fonds teruggaat. Maar als er een probleem mocht komen (en dan wil ik eerst even zien hoe het HEIM omgaat met de hele verhuizing, met alles wat daarmee samenhangt en met het inzetten van een nieuwe lijn naar het nieuwe museum), dan kom ik gegarandeerd bij het college en de raad terug. Want dan zal ik dat probleem daar rapporteren, en dan kijken we of we dan een oplossing vinden. De Voorzitter: Nu ziet u maar weer hoe goed het is dat de wethouder cultuur ook financiën heeft. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. C.6.
Boscompensatie IKEA/HOV Westermaat Plus (8618).
De heer Rouwet (SP): Voorzitter! Wij hebben in de commissie een vraag gesteld. Ik kan mij niet meer herinneren of die vraag beantwoord is. Dat is mij ontgaan. De vraag was waarom de ruim f 11.000,-- bankgarantiekosten niet is doorberekend aan IKEA. De heer Straub (PvdA): Voorzitter! Ook ik wil even kort terugkomen op onze bijdrage op dit punt in de commissie. Er zijn ons twee dingen opgevallen bij deze boscompensatie. Allereerst de haast die er blijkbaar ineens bij is. Die haast vinden wij eigenlijk een beetje raar op het moment dat wij lezen, dat er van de kant van de provincie al op 16 april 1997 gewezen is op de noodzaak van compensatie van het onderhavige bos. Dan kun je denken over het bos of over de bomen daar wat je wilt, dan kan iedereen er een eigen mening over hebben of hier sprake is van waardevol bos en of compensatie noodzakelijk is, maar gegeven het feit dat die waarschuwing al in april 1997 is ontstaan, kun je je wat ons betreft er niet van afmaken met: Goh, wat een schrik, nu moeten we ineens wat! Dat is een opmerking die we toch gemaakt willen hebben. In de tweede plaats is er de vraag waar we
-35-
dan gaan compenseren. Daar zijn richtlijnen voor. Wij hebben ondertussen begrepen dat wij blijkbaar aan die richtlijnen voldoen door nieuw bos aan te planten in ‘t Weusthag. Ons gevoel bij dit hele verhaal was toch iets in deze trant: Je hebt iets groens, daar ga je kappen en daar ga je bouwen, dus er zal ergens wel iets dat bebouwd is of niet de bestemming “groen” heeft, groen moeten worden. Maar dat is dus blijkbaar niet zo, want de provincie geeft toestemming. Dat vinden we aan de ene kant vreemd. Aan de andere kant betreft het hier - en dit is voor ons ook wel een doorslaggevende reden om te zeggen dat we toch wel met het voorstel akkoord gaan - een leuke aanzet om eindelijk eens wat met ‘t Weusthag te gaan doen. De heer Ter Ellen (wethouder): Voorzitter! Ik meen dat ik de vraag van de heer Rouwet inzake doorberekening aan IKEA van de bankgarantiekosten in de commissie wel heb beantwoord. Maar misschien was het antwoord niet duidelijk. We hebben met IKEA en met Trammel Crow afspraken gemaakt over de manier waarop het Plein wordt ingericht. Dat zijn ook financiële afspraken. Daarbij is vastgesteld dat wij niets zullen doen aan de inrichting van het terrein, en de desbetreffende kosten aan IKEA en Trammel Crow zullen laten. Er is ook vrij nauwkeurig afgesproken om welke posten het allemaal gaat. Hier gaat het om een probleem dat zich manifesteert bij de gemeente. Wij hebben een hoeveelheid bos die we moeten kappen en dat moet gecompenseerd worden. Daarvoor vraagt de provincie op dit moment van ons een bankgarantie en daar zitten rentekosten aan. Dat lijkt mij een gemeentelijke probleem. Dat hoort dus nadrukkelijk niet bij de zo-even bedoelde posten. Wij zouden ook niet meer kunnen inbreken op dat lijstje, waar we overigens al lang geleden zowel met IKEA als met Trammel Crow een afspraak over hebben gemaakt. De heer Straub (PvdA): Waaruit is gebleken dat dat niet alsnog aan IKEA kan worden voorgelegd? De heer Ter Ellen (wethouder): Dat kan natuurlijk altijd, maar er is in een proces van onderhandeling op een bepaald moment een eind. Het is al zo, dat IKEA en Trammel Crow behoorlijk wat bijdragen in het hele verhaal wat de ontwikkeling van het gebied betreft. En je moet als je dat soort afspraken maakt, op een gegeven moment de deal bezegelen, en dan kun je niet naderhand nog eens dat soort zaken daar extra bij opzetten. Dat gaat niet, dat is in normaal
3 juli 2001.
zakendoen niet gebruikelijk. Wat de opmerking van de heer Straub over de haast betreft, erken ik dat er inderdaad in het verleden van de kant van de provincie op de noodzaak van compensatie is gewezen en dat we daar toen op hadden kunnen reageren, maar dat ik helaas moet vaststellen dat dat niet is gebeurd en dat dat de reden is waarom we nu voor de noodzaak zitten om een bankgarantie te accepteren. Het feit dat we wat de compensatie betreft op dit moment ‘t Weusthag gekozen hebben, betekent nog niet dat het definitief ook ‘t Weusthag wordt. Dat moet nog verder bekeken worden. Het is in ieder geval een gebied waarmee de provincie akkoord gaat. Maar de bestemmingsplanwijzigingen die daarvoor noodzakelijk zijn, zullen nog in de commissie ROVEZ aan de orde komen, en dan zullen wij definitief vaststellen of het ‘t Weusthag wordt. Nu gaat het over de bankgarantie. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De voorzitter stelt vervolgens tegelijkertijd aan de orde: G.1.
Vaststellen Milieujaarverslag 2000 (7109).
G.2.
Vaststellen Milieuprogramma 2001 (6519).
G.3.
Handhaving in het kader van de wet Milieubeheer (7428).
Mevrouw Langenkamp-Mosman (CDA): Voorzitter! Wij vinden het Milieujaarverslag 2000 een zeer helder en goed leesbaar verslag, waarvoor dank en de complimenten van de CDA-fractie. In het verslag wordt helaas zeer helder en duidelijk dat de oorzaken van de beperkte resultaten van voorgenomen plannen niet alleen gelegen zijn in het bijzondere jaar 2000 wat de vuurwerkramp in Enschede en de daaruit voortvloeiende extra aandacht voor vergunningen en handhaving betreft en wat het extreem hoge ziekteverzuim in dat jaar betreft. Bij de voorstellen onder C.1 en C.2 is ook al het nodige aan de orde geweest. Het blijkt dat er naast de zeer bijzondere incidentele oorzaken nog structurelere oorzaken zijn te benoemen waardoor de doelstellingen die wij ons gesteld hebben, niet te realiseren zijn geweest. In het verslag wordt melding gemaakt van een notitie waarin de problematiek wordt toegelicht
-36-
en waarin, naar ik aanneem, voorstellen worden gedaan voor de mogelijk oplossingsmaatregelen voor die structurele oorzaken. Wanneer zouden wij die notitie tegemoet kunnen zien? Wat het Milieuprogramma 2001 betreft zal het duidelijk zijn, dat de situatie in het jaar 2000 doorwerkt in het jaar 2001, en dat daar waar het structurele problemen betreft ze zich ook in 2001 zullen voordoen. Het Milieuprogramma 2001, voorafgegaan door een aanvullend A4’tje, maakt dat wel heel erg duidelijk. Gezien die situatie die er nu is, gaan wij akkoord met het programma zoals het is, maar wij zouden wel graag de toegezegde notitie zo spoedig mogelijk ontvangen. De CDA-fractie is van mening, dat deze problematiek zo spoedig mogelijk aangepakt zou moeten worden. Maar die toezegging is in feite zijdelings al gedaan. Wat het voorstel onder G.3 betreft gaan wij er van uit, dat het een tussentijdse maatregel betreft en dat aan de hand van de notitie die nog komt en de voorstellen die nog komen, er een structurele oplossing voor de problemen komt. Met de nu voorgestelde tijdelijke oplossing gaan wij van harte akkoord. Mevrouw De Waal (wethouder): Voorzitter! Allereerst dank voor de lovende woorden over deze nota’s. Ik zal ze met heel veel plezier doorgeven aan de ambtelijke medewerkers. Met betrekking tot de problemen die uit met name het jaarverslag te voorschijn komen, wijs ik er op dat er een aantal zaken zijn waar wij de komende tijd aandacht aan moeten besteden. Wij kunnen niet handhaven zoals dat conform de regelgeving zou moeten. Dat kan in heel Nederland niet. Dan komen we er ook niet met een paar medewerkers; dan moet je ontzettend veel extra medewerkers aanstellen als je het echt zou willen doen zoals het volgens de regelgeving moet. Dat betekent dat er een notitie moet komen waarin wij vastleggen wat het door ons gewenste handhavingsniveau is. Dat is nu een notitie die wat mij betreft de hoogste prioriteit heeft om daarmee ook de rugdekking te geven aan de ambtelijke medewerkers die op onderdelen het gevoel hebben dat zij niet kunnen doen wat wij van hen verlangen. Die notitie mag de raad in elk geval nog dit jaar tegemoetzien. Er is door mevrouw Langenkamp ook gesproken over de problemen wat de menskracht betreft. Uit dit verhaal blijkt, dat het inderdaad niet om incidentele oorzaken, maar ook om een structureel probleem gaat. Dat proberen we op te lossen bij de volgende beleidsplanbehandeling. Daaruit concludeer ik dan ook, dat dat een iets minder hoge prioriteit heeft, ondanks de vraag van mevrouw Langenkamp om het toch zo rap
3 juli 2001.
mogelijk op te lossen. Maar ik denk dat we ook moeten kiezen wat het meest belangrijke is, en wat mij betreft is een keuze voor het handhavingsniveau nog belangrijker dan het in kaart brengen van de structurele problemen. Dit laatste zal de eerstvolgende keuze zijn die daarna gemaakt moet worden, daarover ben ik het wel met mevrouw Langenkamp over. Maar in de commissie komen nog meer vragen, bijvoorbeeld over vuurwerkbeleid. Zo zijn er nog een aantal andere zaken. En als men aan de ene kant zegt dat er sprake is van een personeel probleem, zullen we met elkaar ook voorzichtig moeten zijn met alles de hoogste prioriteit te geven. En daar geef ik nu een aanzet toe. De voorstellen onder G.1, G.2 en G.3 worden zonder hoofdelijke stemming aangenomen. G.4.
Gemeentelijk Rioleringsplan 20002007 (7408).
De heer Laan (ChristenUnie): Voorzitter! Ik kan redelijk kort zijn over dit voorstel. Ik heb net al aangegeven dat ik er niet mee kan instemmen. Ik wil nu graag toch nog even stilstaan bij de gevolgen van dit voorstel voor met name onze burgers die het niet al te breed hebben en ook niet in al te brede huizen wonen. Naar mijn mening krijgen de meeste bewoners van bijvoorbeeld de Hengelose Es, Klein Driene, de Berflo Es en Veldwijk met betrekking tot het geheel van het rioolrecht, de OZB, de reinigingsheffing en de afvalheffing jaarlijks van de gemeente een rekening ad ongeveer f 850,--, en het onderhavige voorstel betekent dat die mensen ter zake een verhoging van 20% krijgen. Is er niet een systeem te bedenken om bijvoorbeeld op basis van watergebruik of iets in die geest tot dit soort heffingen te komen? Wij hebben hier al vaker voor gepleit, ook in ons programma. Want het onderhavige voorstel betekent in onze optiek dat de mensen met nu de hoogste rekeningen van de gemeente er procentueel het minst bij krijgen en dat de mensen met de kleinste rekeningen van de gemeente er het grootste deel bij krijgen. Dat vinden wij zeer onwenselijk. De heer K. Mulder (Burger Belangen): Voorzitter! Natuurlijk is elke verhoging niet prettig, en als een verhoging direct op het bordje van de burger wordt gelegd, ga je als lokale partij toch wel even goed nadenken vanuit de vraag wat er eigenlijk gebeurt. Aan de ene kant is natuurlijk het ruime beleid er de oorzaak van geweest dat we met onze uitgaven de potten eigenlijk een beetje hebben geleegd en dus nu naar een reëel beleid gaan. Dat geeft dus
-37-
eigenlijk aan dat we in het verleden geen reëel beleid hebben gehad. Anders zou je het niet zo kunnen noemen. Bij de bestudering van het rioleringsplan - ik had alleen maar de beschikking over een in december 2000 uitgegeven ontwerp hiervan kwam ik een eigenaardigheid tegen waarvoor ik hier nu toch even aandacht wil vragen. Ik wil wat dat betreft een stukje voorlezen, omdat ik heb gehoord dat anderen een definitief programma hebben gekregen waarin het niet wordt vermeld of in ieder geval niet direct zichtbaar is gemaakt. Op bladzijde 40 van het ontwerp staat: “De pijn van rioolrechtverhoging kan worden verzacht door stapsgewijze verhoging in plaats van directe verhoging per 2002. Stapsgewijze verhoging heeft echter als nadeel dat per saldo een nog hoger rioolrecht wordt bereikt en dat nog vele jaren moet worden gewerkt vanuit een achterstandspositie door een voortdurend negatief saldo in het rioolfonds.” Dat is allemaal heel begrijpelijk. Verder staat er: “Het benodigde rioolrecht wordt dan f 22,-- ofwel 10 euro hoger bij stapsgewijze verhoging.” Dan denk je: Hé, de burger gaat de consequentie van stapsgewijs verhogen dus betalen. De burger krijgt aldus een sigaar uit eigen doos, want hij gaat er, zoals daar glashard staat, uiteindelijk gewoon f 22,-- meer voor betalen. Nu gaan we in 2005 op het niveau van 175 euro zitten, en dan is het structureel ingebed. Waarom is het niet mogelijk om de burger in deze de keuze te laten tussen een stapsgewijs model, waarbij men weet dat men in 2005 175,-euro betaalt, en het in 2002 direct betalen van 164 euro? Het laatste betekent dat het rioolfonds in feite gaat vollopen, want de mensen die daarvoor kiezen, geven een extra donatie en dat gaat rentedragend werken. Ik ben er voor dat de burger in deze de bedoelde keuzemogelijkheid wordt geboden. Wij doen hetzelfde een beetje met de OZB; te dien aanzien mag de burger ook kiezen, tussen in één keer betalen en in termijnen betalen. Ik ben er benieuwd naar hoe het college reageert op de door mij gesuggereerde keuzemogelijkheid. De heer De Hont (GroenLinks): Voorzitter! Wij hebben over dit onderwerp al uitvoerig in verschillende gremia gesproken. De discussie spitste zich in de meeste gevallen toe op de financiering, want er waren weinig opmerkingen over de inhoud van het nieuwe gemeentelijke rioleringsplan. Dat geeft in ieder geval aan dat we daar het belang van inzien. Feitelijk moet je
3 juli 2001.
dan ook constateren dat als we dat belang eerder geaccentueerd hadden en bijvoorbeeld al vijftig jaar geleden, wetende dat je een keer aan de beurt bent om de riolering te vervangen, het weten van nu hadden meegenomen, we vervangsinvesteringen hadden bespaard die ergens ook op een bepaalde manier bij de burger terechtkomen. Dat is een feitelijke constatering. Een tweede constatering is dat als de aannames zoals ze een aantal jaren geleden bij het eerdere rioleringsplan hebben gegolden, wat adequater waren geweest, er sneller tot actie was overgegaan. Dat alles laat onverlet dat het hier een onderwerp betreft waarbij je nogal eens diepgaand kunt denken over een heleboel zaken. Ik heb wel eens gezegd dat riolering een vorm van preventieve gezondheidszorg is. Sommige mensen kijken mij dan smalend aan, maar als je in de geschiedenis kijkt en weet waar er geen riolering is, besef je het belang ervan. Als je dat vervolgens afzet tegen de vele miljarden die in Nederland worden uitgegeven aan smeersels en pilletjes om schoonheid en gezondheid te kopen, en soms ook de illusie daarvan, en je die aspecten tegenover elkaar plaatst, moet je zeggen: Sorry, burger, maar mogen we een beetje voor de echte gezondheid, voor iets dat er echt toe doet, van u vragen? En nu stuit ik op het echte probleem. Men heeft het altijd maar weer over “de burger”. Ik vind dat niet juist. Want ik ben een andere burger dan de burger over wie de heer Laan het net had. Ik vind dat er wat dat betreft van een echt probleem sprake is. Je praat voortdurend over maatregelen waarvan je moet zeggen: Die hebben op mij geen effect, omdat ik de noodzaak ervan erken. Maar ze hebben op een heleboel mensen wél effect, namelijk de groep mensen die altijd de pineut zijn. Als de benzineprijs omhooggaat, zijn zij de pineut. Wij zijn dan niet de pineut, wij rijden dan net zo vrolijk wel weer door. Hetzelfde geldt met betrekking tot een heleboel andere maatregelen. Als de winkelprijzen omhooggaan, zijn diezelfde mensen weer de pineut. Hoe kun je nu eens in Nederland - en hier daag ik de PvdA uit, want zij zit uiteindelijk in Den Haag in het kabinet - op dat gebied een rechtvaardig systeem krijgen, zodanig dat je die lasten die wij op lokaal niveau niet kunnen differentiëren. op een eerlijker manier weet te vertalen naar de burger toe? Het zou mij een heilige deugd zijn als de PvdA nu eens tot een linkse meerderheid kwam, want dan zouden we dat gewoon de komende vier jaar oplossen. Maar u begrijpt dat het nu dit soort dilemma’s zijn waar je voortdurend tegenaan loopt. En als je dan met z’n allen zoals we hier zitten, het beeld
-38-
creëert en instandhoudt van de boosaardige overheid die als taak heeft om in de zakken van de burger te graaien, heb je een oneigenlijk beeld van de gemeente. Want wij hebben dit soort geld nodig om de noodzakelijke voorzieningen in stand te houden. De heer Otten (AOV/Unie 55+): Voorzitter! Het vervangen en het uitbreiden van de rioleringen is noodzakelijk, voor - en ik stem dan helemaal in met wat de heer De Hont hierover net heeft gezegd - in eerste instantie de volksgezondheid en duurzaam stedelijk waterbeheer. Ook het afkoppelen van verhard oppervlak hoort hierbij. Het voorstel vraagt een forse verhoging van onze inwoners, maar zij krijgen er ook heel veel voor terug. In het verleden hebben zij misschien wel onvoldoende betaald. In het verleden hebben wij nogal eens geld aan het rioolfonds onttrokken voor iets waarvoor het niet bestemd was. Wij vragen het college er nu extra op te letten waarvoor onttrekkingen aan dit fonds gebruikt gaan worden. Bij een stad zoals wij die voorstellen in ons MOP, hoort een gedegen rioleringsplan. Wij gaan dan ook akkoord met het voorstel. De heer Noest (VVD): Voorzitter! Dit is het tweede rioleringsplan dat hier voorligt, en hierin zie je m.i. duidelijk de voortgang in het denken over we hoe daarmee moeten omgaan. Maar gelukkig is in het plan ook aangegeven dat we over enige tijd, als dit plan draaiende is, toch zullen overgaan tot een evaluatie. Ik denk dat dat strikt noodzakelijk is Want je kunt wel leuke plannen maken, maar als je dan achteraf hoort (ik denk ook aan wat we net met betrekking tot het milieuplan hebben gehoord) dat je er niets van hebt gebakken, moet je natuurlijk vragen waarom we plannen maken. Dus evalueren en terugkoppelen en zo snel mogelijk corrigerende maatregelen uitvoeren. We hebben het rioolfonds de afgelopen vier jaar geplunderd. We hebben het oneigenlijk gebruikt. Dat hebben we allemaal toegelaten. Misschien klinkt het woord “oneigenlijk” niet aardig, maar we hebben het rioolfonds niet typisch toegepast voor zaken waarvan we dachten dat ze rioleringszaken zouden zijn. Dat blijkt uit het feit dat we nu een andere verdeelsleutel zijn gaan zoeken, en ook hebben gevonden. Er staan in het plan drie voorbeelden, en uiteindelijk ligt hier het collegevoorstel om de reële kostentoedeling te kiezen. Dat heeft absoluut onze steun. Dat heeft dan wel consequenties, want je moet dan straks wel nog wel iets vinden, gegeven het ook door de wethouder van financiën al aangegeven feit, dat
3 juli 2001.
we het geld dat we tot nu toe uit het rioolfonds hebben geplunderd, ook nodig hebben. Daar moet je dan dus ook nog wel een potje voor weten te creëren. Anders krijgen we straks wil riolen, maar hebben we er geen wegdekken op liggen. Wat de tarieven betreft kent het college ons standpunt. Wij vinden dat de kosten die gemaakt worden voor iets, moeten worden doorberekend, en wij zijn dan ook voorstanders van kostendekkende tarieven, aansluitend bij de keuze van reële kosten. Wij vinden het heel aardig dat het college een plaatje heeft weten te bereiken waarbij we dat een stuk gestaffeld doen. Burger Belangen wekte de suggestie dat bij het naar voren halen van het voor 2005 beoogde tarief we een volstromend rioolfonds zouden krijgen. Ik geloof daar niet in. Dat voorstel zullen we dus waarschijnlijk niet steunen. De heer K. Mulder (Burger Belangen): Uw uitleg van mijn voorstel is zo absurd, dat ik er bijna van schrik. Ik heb gevraagd of de burger de keuze zou kunnen krijgen in die zin, dat hij óf in één keer 164 euro betaalt tot en met het einde van dit verhaal - en dan spaart hij f 66,-- uit; dit kan worden nagerekend, maar ik weet niet of u dat kunt- óf kiest voor de door het college voorgestelde fasering, wat hem vanaf 2005 f 22,- per jaar kost, welke bedrag gewoon in de prijs verdisconteerd is. Ik ben er voor dat de burger die keuze wordt gelaten. Dat is iets heel anders. En zou dan 80% van de Hengeloërs zeggen dat zij die f 22,-- wensen te besparen, dan zouden we inderdaad een meelopertje in ons rioolfonds hebben. Ik heb gevraagd of die mogelijkheid aanwezig is. Meer niet. De heer Noest (VVD): Dat voorstel heb ik gehoord, voorzitter. Maar ik heb ook zijn opmerking gehoord, dat als we het naar voren halen, het rioolfonds volstroomt. Aan die opmerking refereerde ik even. Een fonds kan niet meer volstromen als je er ook nog wat extra uithaalt, wat Burger Belangen voorstelt. Ik denk dat als we doen wat het college voorstelt, we zelfs nog iets meer in het fonds krijgen dan bij wat Burger Belangen voorstelt. Wij zijn in ieder geval voor een gestaffelde situatie en dat betekent dat als we de evaluatie over een poosje hebben, wij blij zijn met dit rioolplan. Wij gaan akkoord met het collegevoorstel. De heer Kruiskamp (CDA): Voorzitter! Ik zal, ook al gegeven het tijdstip van deze vergadering, volstaan met enkele puntsgewijze opmerkingen over het voorstel.
-39-
Ik constateer uit de voorliggende stukken, dat wat we nu van plan zijn te doen (de voorgenomen investeringen), mede gelet op de brief van het waterschap, een minimaal noodzakelijke aangelegenheid is. Met minder kunnen we gewoon niet toe. Dat vertaalt zich uiteraard in een aantal kosten. De financiering vanuit het rioolfonds zoals die in het verleden heeft plaatsgehad, heeft uiteraard ook ons gestoord. Er zijn ook wel dingen uit gefinancierd die ook wel anders gefinancierd hadden kunnen worden. Maar we moeten ook wel even reëel zijn; ik bedoel: daar hebben we wel met z’n allen bij gezeten, en dat hebben we allemaal op zijn minst gewoon laten gebeuren. Ik ben erg blij met het beleid dat hier nu voorligt, inhoudende dat we in de toekomst alleen de reële kosten gaan toerekenen en op basis daarvan zaken aan elkaar gaan doorrekenen. Dus wat dat betreft onze instemming ook daarmee. Een punt is voor ons nog wel, dat het toch wel heel waarschijnlijk lijkt, dat in de toekomst een aantal investeringen naar voren gehaald zullen moeten worden, bijvoorbeeld de Oldenzaalsestraat. We gaan er wel van uit dat dat binnen de nu voorliggende kosten-batenverhoudingen blijft, in die zin dat we niet volgend jaar nog weer een cadeautje krijgen in de vorm van de boodschap dat het weer zoveel meer zou moeten kosten. Dat moet dan misschien meer in de tijd dan in tariefverhoging worden gezien. Alles op een rij zettende, onder meer het feit dat nu een beleid wordt beoogd dat is gericht op een deugdelijk rioleringssysteem en kostendekkende tarieven (ik heb vanavond van de heer Laan begrepen dat hij van de kostendekkende tarieven af wil; ik denk dat ik daar nog wel eens wat over hoor), zijn wij van mening dat de voorliggende voorstellen gewoon goed zijn. Daar stemmen wij graag mee in. Wij hebben dus geen behoefte aan nog meer uitwerkingen zoals voorgesteld door Burger Belangen. De heer Van Schie (D66): Voorzitter! Ik heb in twee commissievergaderingen nogal breed uitgehaald richting gemeentelijk rioleringsplan. Ik zal dat nu niet allemaal gaan herhalen, want ik heb het idee dat de spanningsboog al een beetje begint weg te vallen. Ik wil mijn bijdrage nu toespitsen op een paar dingen. Ik ga er van uit dat het gemeentelijk rioleringsplan 1995-1999 niet door klungels, maar door bekwame mensen is samengesteld. Dan valt het een beetje tegen, dat het beeld in het rioleringsplan 2000-2007 ineens heel anders is. Maar goed, dat kan gebeuren - al is niet helemaal
3 juli 2001.
duidelijk geworden waarom. Nu, dan wil je dat graag weten, dan ga je kijken en dan constateer je, dat er drie verschillende methoden van toerekenen zijn, namelijk een ruime, zelfs royale genoemd, een reële en een karige. Ik kan dan niet anders dan tot de conclusie komen, dat in de periode tussen 1995 en 1999 een groot aantal zaken aan het rioolfonds zijn toegerekend die eigenlijk op een ander vlak liggen. Anders gezegd: wanneer ook in die tijd de reële kostentoerekening was toegepast, was het rioolfonds nu niet helemaal leeg geweest. Nu is het saldo precies nul. Dat is weliswaar makkelijk in verband met de invoering van de euro, maar dat is dan ook de enige reden voor vreugde in deze. Mijn volgende punt betreft iets dat ik eigenlijk helemaal nergens heb gehoord. Er wordt zelfs in de nota, op pagina 38, gevraagd of wat wij doen, wel wettig is, en wel omdat, zo staat er, de opbrengsten uit de rioolbelastingen alleen maar mogen worden gebruikt voor wat echt voor het riool is. Dat is dus kennelijk niet gebeurd. Ik vind het vreemd dat daar verder geen aandacht aan besteed wordt. In het kostendekkingsplan is er sprake van, dat het onderhoud van het drainagesysteem onterecht voor rekening van het riool is gebracht. Dan zeg ik, mij nu echt maar tot dit ene punt beperkend, dat dat zo niet had mogen gebeuren, dat als het niet was gebeurd, het rioolfonds nu niet uitgeput was geweest en er hier nu dus een ander plaatje op tafel had gelegen om de tarieven vast te stellen, eventueel voor de komende paar jaar. Ik zou dus pas in november, wanneer alle plaatjes op tafel liggen, willen vaststellen of de tariefverhoging voor de rioolbelasting waarover het hier nu gaat, in volle omvang ten laste van de burgers moet worden gebracht. Op voorhand ben ik daar nog niet zo voor. Als je dan weinig vertrouwen mag hebben in het plan zoals het in 1995 is geproduceerd, rijst de vraag welke waarde je dan mag hechten aan het plan zoals het hier nu ligt. Kan daarmee hetzelfde gebeuren? Dit baart mij een beetje zorgen. Want ik heb gehoord dat het rioolfonds tot 2005 positief is en dat daarna de uitgaven groter zijn dan de inkomsten plus het fonds. Nu, dan slaat mij de schrik om het hart. Ik zou eigenlijk in aansluiting aan wat ik wel eens eerder heb gevraagd, nu een vraag aan de wethouder van financiën willen stellen. We hebben van de afdeling financiën een keurige grafiek gekregen over het verloop van allerlei belastingen over een reeks van jaren. Er was vanavond ook wat verschil van inzicht tussen de heer Laan en de wethouder van financiën over de precieze percentages enz. Ik zou het op prijs
-40-
stellen wanneer wij in november een grafiek zouden kunnen krijgen die weergeeft wat het verloop is van de verschillende belastingen, dus de OZB, de rioolbelasting enz. Mevrouw Heidkamp (PvdA): Voorzitter! De PvdA heeft in het verleden al eens aangedrongen op meer duidelijkheid over de kostentoerekening aan het rioolfonds. Dit nieuwe rioleringsplan geeft die duidelijkheid. Het is heel jammer dat dit leidt tot een vrij forse tariefverhoging. Maar dat is onvermijdbaar. Toch heeft onze oude manier van werken in het verleden ook tot leuke projecten geleid. Als een weg toch opgebroken moest worden, was het vrij eenvoudig om de hele straat een opknapbeurt te geven. Het ging meestal niet eens om heel bijzondere zaken, maar voor de bewoners waren ze vaak wel erg belangrijk. Mijn vraag is nu of het college ons kan vertellen hoe we dit soort projecten in de toekomst toch nog integraal kunnen aanpakken. De PvdA hecht daar wel aan. Daarnaast wil ik ook mijn zorg uitspreken over de voorgestelde temporisering. De achtergronden daarvan begrijpen we wel; de rekening loopt namelijk nu al zo hoog op. Toch moeten we er voor waken dat we met het uitstellen van werkzaamheden niet in de problemen komen. Want in dat geval zou de rekening in 2007 helemaal schrikbarend hoog zijn. Ik kan dan ook heel moeilijk begrijpen, dat de heer Laan de voorgestelde tariefwijziging afwijst. De planning is al zo bijzonder krap, en als wij er niet voldoende geld bij leggen, laten we hele straten nog langer wachten op zeer noodzakelijke verbeteringen. Dat lijkt ons niet verantwoord. Ik neem aan dat een en ander bij de tussentijdse evaluatie in 2003 uitgebreid aan de orde komt. Een (zeker in dit licht bezien) kleiner punt van zorg betreft de foutieve rioolaansluitingen. Ik zou graag eens in de commissie een verslag krijgen van de controles hierop, zodat we wat meer inzicht kunnen krijgen in de ernst van dit probleem. De heer Rouwet (SP): Voorzitter! Uit de behandeling in de commissie en uit het lezen van het plan heb ik begrepen, dat de uitvoering van het plan noodzakelijk is, dat er slechts gering getornd kan worden aan de mate waarin en dat temporiseren op onderdelen geen soelaas biedt voor de grote kostenverhoging waarvoor we geplaatst worden. Ook heb ik begrepen dat een deel van de plannen te maken heeft met verscherpte regelgeving van de rijksoverheid en dat de
3 juli 2001.
discussie op rijksniveau over het dan ook beschikbaar stellen van extra rijksmiddelen daar is afgesloten en niets heeft opgeleverd. Met betrekking tot het punt van de gemeentelijke extra bijdragen in de woonomgevingsverbeteringen gekoppeld aan de rioolvernieuwing hebben wij ons afgevraagd of er ter zake niet een soort restitutie uit de algemene middelen zou moeten plaatsvinden. Maar ook dat biedt geen soelaas. Want zelfs het geheel van de algemene middelen zou nog lang niet voldoende zijn voor een enigermate substantiële bijdrage in de noodzakelijke kosten van de uitvoering. Blijft nog over het punt van de herverdeling tussen particulieren en bedrijven. Er zou ter zake wellicht een kleine verschuiving mogelijk zijn. Wij zijn overtuigd van de noodzaak van de uitvoering van de plannen, maar wat de verdeling van de lasten betreft vinden het hier nu voorliggende voorstel tot hoofdelijke omslag over alle burgers principieel onaanvaardbaar. Het is net alsof we teruggaan naar de jaren negentig. Wat de afvalstoffenheffing, de rioolbelasting nu en de verhoging van de OZB in de afgelopen jaren ten gevolge van de hertaxatie betreft is er sprake van honderden procenten stijging voor de laagste inkomens. Het principe van de hoofdelijke omslag in de desbetreffende verdeling is voor ons onaanvaardbaar. Wij zijn er vast van overtuigd, dat deze lasten overgebracht moeten worden naar de inkomstenbelasting als enige mogelijkheid om die lasten naar draagkracht te kunnen opleggen. Mevrouw De Waal (wethouder): Voorzitter! Ik constateer dat de noodzaak van een aantal maatregelen niet ter discussie staat. Ik denk dat dat ook correct is, omdat er toch vrij kritisch gekeken is wat er moet gebeuren en wanneer het moet gebeuren en we de afgelopen jaren ook geprobeerd hebben om zaken wat naar achteren te schuiven voorzover mogelijk. Er zijn wat betreft dus een aantal zaken waar we vervolgens gewoon de rekening voor moeten betalen. Het komt op onderdelen nogal hard op ons af. Toch denk ik dat gewoon de onderliggende studies het helder doen zijn dat we niet gewoon op de oude voet verder kunnen gaan. Alleen al het vervangen van het riool eens per zestig jaar (het moet in Nederland tussen de veertig en de zeventig jaar gebeuren, afhankelijk van de grondslag) betekent dat wij hier zo’n f 8 miljoen per jaar nodig hebben, terwijl wij maar f 7,7 miljoen aan inkomsten krijgen. Het is helder dat we zo niet langer kunnen doorgaan. Daarbij is het zo, dat we ook voor de milieumaatregelen nog de nodige gelden nodig hebben. Het feit dat
-41-
er voor en ander meer geld nodig is, staat hier niet ter discussie. Het enige discussiepunt dat ik hier hoor betreft de vraag hoe je dat dan dekt. In Hengelo hebben we een aantal jaren geleden voor honderd procent kostendekking gekozen. En dat staat wat het college betreft niet ter discussie. Er zijn ter zake overigens landelijk wel grote verschillen. Dus als men verschillende riooltarieven ziet, is het wel handig om even te kijken naar het kostendekkingspercentage, want er zijn echt vrij grote verschillen. Ik denk dat de hier met betrekking tot de kostendekking gemaakte keuze een goede is. Hadden we dit kunnen voorzien? Ja, eigenlijk stond het voor een deel al in het vorige rioolplan. Want toen is becijferd wat alle milieumaatregelen zouden kosten, en de helft van die kosten is meegenomen in de eerste vijf jaar. Want we moesten het ook in tien jaar doen, en die periode loopt tot 2005. Dus voor een deel hadden we het kunnen voorzien. Terecht wordt hier gezegd, dat we het in Hengelo een slag royaler hebben gedaan dan wat we in de toekomst van plan zijn. Dat is overigens wel een keuze van de raad geweest. Als wij in een straat een riool vervangen dat daar zo’n zestig jaar in ligt, is er in zo’n straat vaak veel meer aan de hand. Er werd hier steeds gevraagd om het een en ander dan wat integraal aan te pakken. Natuurlijk werden er ook wel andere potjes bij betrokken voor echte extra’s, maar de straat werd er helemaal uitgehaald, waarna er opnieuw werd bestraat. Wij zijn nu van plan om een beetje royaal om het riool heen de straat eruit te halen en alleen die kosten ten laste van het rioolfonds te brengen. Als we meer willen doen, zullen we dus moeten sprokkelen. Nu, men ziet er hier vandaag op de agenda een prachtig voorbeeld van hoe zo’n sprokkelvoorstel eruitziet rond de Waarbekenweg. Je wordt er niet echt vrolijk van als je ziet wat de doorlooptijd van zo’n voorstel is. Ik wil er nu toch op wijzen dat we de afgelopen jaren een aantal van die projecten hebben gerealiseerd. Ik denk nu aan bijvoorbeeld de Lijsterweg, Tuindorp Zuid en de Bomenbuurt. Het moment van rioolvernieuwing aanvattend, hebben we eigenlijk straten weer wat actueler gemaakt, met als gevolg dat de hele omgeving er stukken plezieriger uitziet. We hebben dat gedaan ook met gebruikmaking van andere potjes, maar ook met een vrij royale toerekening aan het rioolfonds. Wij kunnen ons dat niet permitteren, toch denk ik dat het probleem spijkerhard op tafel komt. Het gaat dan wel over straten en buurten waar wij ons zorgen over zouden moeten maken, omdat het verschil met de noordwijken en sommige buurten in HengeloZuid of andere oudere wijken wel heel erg groot
3 juli 2001.
is als het gaat om de beleving van de woonomgeving. Wij zijn daar dus nog niet van af, maar ik denk dat we per keer moeten bekijken wat noodzakelijk is en hoe we het kunnen regelen. In die zin pak ik de uitdaging van mevrouw Heidkamp graag op om daar toch steeds vanuit de vraag wat noodzakelijk is een invulling aan te geven. Ik wijs er ook op, dat wij de afgelopen jaren als raad willens en wetens een aantal grote projecten naar voren hebben getrokken. Ik noem bijvoorbeeld een bergbezinkbassin, het Stationsplein en de rioolvervanging in de binnenstad. We hebben een en ander bewust gedaan om de overlast niet groter te maken. Eigenlijk waren een aantal van die vervangingen pas over een aantal jaren aan de orde. Dat zijn bewuste keuzes geweest, waardoor we niet het rioolfonds geplunderd hebben (die term werp ik verre van mij), maar er wel wat forser op hebben ingeteerd dan een aantal jaren geleden voorzienbaar was. Hoe ga je daar dan de aankomende tijd mee om? Men heeft kunnen zien dat het college heeft gekozen voor een wat gefaseerde verhoging in plaats van een forse verhoging in één slag, en ook voor het wat naar achteren schuiven van een aantal uitvoeringsprojecten. Op onderdelen zullen we dit laatste niet waarmaken. Ik kondig hier nu de eerste tegenvaller op dat punt al aan. Dat is Tuindorp Noord. Dit stond in het vorige rioolplan voor 1999. De buurt heeft een harde schriftelijke toezegging gekregen dat het ook rondom die tijd zou gebeuren en komt dus nu bij ons incasseren. Wij hebben als college ook gezegd, dat dat dus betekent dat we er nu mee aan de gang moeten. Die toezegging was zeer hard, en terecht gedaan op basis van een besluit van de raad, en wij zullen, gezien wat daar aan de hand is, die zaak naar voren trekken. In het planningsschema staan ook nog een paar andere projecten waar al een sterretje bij is gezet vanuit de gedachte dat ze iets naar voren moeten worden getrokken. Ik denk dat we dan in elk geval aan de raad nadrukkelijk moeten voorleggen hoe we dan met het rioolfonds kunnen omgaan. Want je zou je ook kunnen voorstellen, dat de voorfinanciering dan ten laste van zo’n project komt om op die manier het rioolfonds niet meer te belasten dan noodzakelijk is. We zullen steeds weer opnieuw moeten bekijken hoe we dat op een nette manier regelen en ook dit plan kunnen uitvoeren. Want terecht is er al opgemerkt dat het wat de investeringen betreft die wij doen ten behoeve van het milieu, niet overhoudt. Dat wordt ook duidelijk uit de reactie van het waterschap, dat mede met de provincie zal moeten beoordelen of wij op tijd
-42-
aan onze basisvoorwaarden voldoen. Wij denken dat dat kan, maar het houdt zeker niet over. Dus wij zullen op dat punt de investeringen niet naar achteren kunnen schuiven zonder dat we in de problemen komen met gewoon regelgeving. Dan komt de vraag: Hoe ga je de mensen belasten, wordt het een tarief voor eenieder op eenzelfde manier? Kijkende naar de functie van de riolen, moet je zeggen dat het eigenlijk niet zo reëel is om het tarief te koppelen aan de hoeveelheid verbruikt water. Dat verhaal kun je staande houden als het gaat om zuiveringslasten, maar je kunt het niet staande houden als het gaat om de riolen. Een groot gedeelte van de capaciteit van de riolen heeft met name te maken met hemelwater, en dan zou je dus meer moeten kijken naar de oppervlakte van een perceel, en dan met name de verharde oppervlakte. Maar ook te dien aanzien kun je weer de vraag stellen of dat reëel is, omdat we juist bezig zijn met afkoppelprojecten. Ik denk dat we wat dat betreft met elkaar fors in de problemen komen. We zien ook dat die discussie landelijk ook loopt en dat dat wat de riolen en de rioolbelasting betreft eigenlijk geen zinnige oplossing is, omdat je de samenhang tussen lusten en lasten niet zo sterk kunt aangeven. De lusten zijn voor de hele samenleving; nu sluit ik aan bij het volksgezondsheidsverhaal van de heer De Hont. Niet de hoeveelheid die je door de riolen heen stuurt bepaalt de kosten, maar de kosten worden bepaald door het feit dat je de infrastuctuur in kwestie moet hebben en in stand moet houden. Het wordt dus geen sterk verhaal als we die weg opgaan. Datzelfde geldt wat ons betreft ook voor het verhaal van de fractie van Burger Belangen, die zegt dat het wat duurder wordt als we de tariefverhoging wat gefaseerd invoeren. Het is inderdaad zo, dat je dan uiteindelijk op een hoger niveau uitkomt, maar het lijkt niet doenlijk om met verschillende tarieven te gaan werken. De raad zal jaarlijks de tarieven vaststellen, en het is wat opmerkelijk om ter zake heel verschillende tarieven te hanteren waarbij burgers hun eigen spaarpotje bij de gemeente hebben. Dat lijkt mij alleen al vanwege mogelijke perceptiekosten niet direct aan te bevelen, en nu druk ik mij nog voorzichtig uit volgens mij. Wat de foutieve rioolaansluitingen betreft is het zo, dat er een aantal aannames onder zitten en dat we weten dat ze iets betreffen dat aan de orde is. Als het gaat om de omvang, de orde van grootte, moeten we zeggen dat het beeld niet erg helder is. In de gebieden waarin we werken met een gescheiden systeem, weten we op basis van het effluent dat daar verkeerde aansluitingen moeten zijn. Desbetreffend onderzoek wordt een
3 juli 2001.
heel arbeidstintensieve klus, want je zult gewoon ter plekke moeten kijken of er sprake is van een foutieve aansluiting. Maar ik denk dat het goed is dat we met elkaar ook een beetje in de gaten houden wat dat nu oplevert en op welke manier wij dit problemen kunnen tackelen. Want we zijn natuurlijk wel op een heel vreemde manier bezig als we het vuile water rechtstreeks op het oppervlaktewater lozen, en op onderdelen is dat gewoon het geval in deze stad. Dus daar moeten we nog het een en ander aan doen. De heer Noest (VVD): Voorzitter! De beantwoording van wethouder De Waal doet toch vermoeden dat zij ook graag meedoet aan de rituele dans tegen de VVD. Als wij een opmerking maken over plundering, vindt zij dat zij daartegen stelling moet nemen. Dat mag zij natuurlijk, maar ik denk dat het niet verstandig is. Als mevrouw Heidkamp vervolgens zorgen uitspreekt over de integrale aanpak, vertaalt zij dat plotseling in deze zin: Ja, maar als we bij de herinrichting toch dingen tegenkomen die nodig zijn, moeten we misschien toch... En dan weer naar het rioolfonds. Daar komt zij, gelukkig, op terug als zij vervolgens gaat zeggen: Ja, maar we zullen toch met de raad moeten gaan bespreken hoe we met het fonds omgaan, en dan moeten we toch echt wel goed kijken naar de reële kosten. Mevrouw Heidkamp (PvdA): Voorzitter! De heer Noest geeft de intentie van mijn woorden niet goed weer. Integrale aanpak betekent niet dat je het rioolfonds daarvoor moet gebruiken. Daar... De heer Noest (VVD): Dat zei ik ook niet! Mevrouw Heidkamp (PvdA): ...zijn ook andere potjes voor. De heer Noest (VVD): U bracht de problematiek van de integrale aanpak, gaf aan hoe er tewerkgegaan zou moeten worden als er met het riool iets moet worden gedaan. Ik dacht dat ik u goed begrepen had. Wat u er nu aan toevoegt, heb ik niet gezegd. Mevrouw Heidkamp (PvdA): Dan heb ik u misschien verkeerd begrepen. Maar de kostentoerekening lijkt mij duidelijk: rioolzaken uit het rioolfonds, integrale aanpak met gebruikmaking van andere potjes. De heer Noest (VVD): Ik heb uw standpunt niet aangevallen.
-43-
Mevrouw Heidkamp (PvdA): Maar ik vind niet dat we zo’n integrale aanpak moeten laten vallen. De heer Noest (VVD): Prima. Daar ben ik het absoluut met u over eens. Want die zorg die u uitspreekt, is wel degelijk aanwezig. Maar ik haak in op de wethouder, die dan wel vriendelijk reageert op de integrale aanpak, maar vervolgens ook de integrale aanpak als sleutelwoord gebruikt om toch maar weer te gaan kijken of er niet toch wat meer uit het rioolfonds kan worden gehaald. Nu, dat vind ik dan toch maar weer de zaak oprekken. Aan de andere kant... Mevrouw De Waal (wethouder): Nee. Absoluut niet, mijnheer Noest! Wat ik betoogd heb, is dat we in het verleden dat willens en wetens als raad gedaan hebben, op onderdelen zelfs... De heer Noest (VVD): Akkoord. Daar waren we allemaal bij. Mevrouw De Waal (wethouder): ...bepleit hebben, en dat in de toekomst als het nodig is, ik wel met voorstellen kom - maar niet vanuit het rioolfonds, doch met de bedoeling daarbij dat we dan met elkaar moeten kijken hoe we het goed zullen dekken. Als het in een straat nodig is, moet je wel met elkaar proberen om het een en ander op een fatsoenlijke manier op te leveren, zodanig dat je er weer een aantal jaren mee voort kunt. Want het gaat vaak om hele straten waar je best het nodige in mag investeren. De heer Noest (VVD): Prima. En dan was het ook erg prettig geweest als u de ook in de commissie besproken suggestie had opgepakt dat we heel kritisch moeten gaan kijken hoe we dan in andere potjes gelden kunnen reserveren om inderdaad tot zo’n integrale aanpak te kunnen komen. En dan had de reactie op de VVDinbreng in ieder geval sympathieker geklonken. De heer Van Schie (D66): Voorzitter! Ik heb alle waardering voor de inzet en het betoog van de wethouder, maar ik neem niet aan dat we van elkaar verwachtten dat we elkaar zouden overtuigen. Misschien had zij die illusie nog, maar, helaas, ik moet haar teleurstellen: we blijven het grondig met elkaar oneens. Het viel mij op dat de wethouder van financiën zeer stil zweeg. Niettemin had ik hem nog een vraag gesteld over een grafiek betreffende lasten enz. Ik neem aan dat zijn stilzwijgen instemming inhoudt.
3 juli 2001.
De heer K. Mulder (Burger Belangen): Voorzitter! Ik heb begrepen dat de wethouder heeft gezegd dat het bijna onmogelijk is om wat de tarieven betreft een differentiatiemodel in te voeren. Oké. Aan de andere kant is het natuurlijk zo, dat we in het verleden in straten ook heel leuke dingen hebben kunnen doen met meelifteffecten waar we toentertijd ook allemaal bij hebben gezeten, zeggende dat het een en ander gelijk maar moest worden meegepakt. En dus gaan wij als Burger Belangen nu akkoord met het voorstel van het college. Als we over honderd procent kostendekking praten, verwacht je ook eerlijk dat de toerekening naar dat soort tarieven toe heel duidelijk wordt, zodanig dat je ook ziet waar geldstromen vandaan komen, waar zaken worden afgeremd enz. En die duidelijkheid mis ik nog wel eens. Ik zou het college willen uitdagen om als we over kostendekking praten en ter zake de 100%-grens is bereikt, inzichtelijk te maken hoe het tarief is opgebouwd. Ik mis dat nog wel eens. Mevrouw De Waal (wethouder): Voorzitter! Ik wil even terugkomen op het betoog van de VVD. Het was zeker niet mijn bedoeling om een onvolledig antwoord te geven. We hebben in de commissie ook aangegeven, dat dit betekent dat, zoals men ook in het meerjarenbeleidsplan vindt, er extra geld beschikbaar moet komen voor renovatie van straten. Dan wordt het dus niet meer betaald uit het rioolfonds, maar zullen we andere potten moeten vullen. Op dit moment hebben we er niet het geld voor om aansluitend op rioolrenovatieprojecten ook de straten voldoende op te pakken. Ik was in de veronderstelling... De heer Noest (VVD): Daar zijn we het volstrekt met elkaar over eens. Mevrouw De Waal (wethouder): ...dat de VVD daar weet van had. Wat de kostendekkendheid betreft wijs ik er op dat we hier met een fonds werken, dat de raad jaarlijks in een jaarverslag wordt gemeld hoe de stand van zaken is en dat de raad ook kan zien wat de inkomsten zijn. Het lijkt mij dus dat het ook voor de raad zelf zelfs op onderdelen vrij simpel is om in de gaten te houden hoe wij hiermee omgaan. Ik heb in eerste termijn vergeten een bepaalde opmerking te maken. Dit betreft het volgende. Er is zorg uitgesproken voor de laagste inkomens, die toch ook te maken hebben met de onderhavige tarieven. Mijn opmerking is dat er ook met betrekking tot het rioolrecht sprake is van een
-44-
kwijtscheldingsbeleid. De heer Van Schie heeft ook gezien welke bedragen er mee gemoeid zijn om toch de laagste inkomens in elk geval... De heer Van Schie (D66): Nu slaagde ik er in om me in te houden, en nu daagt u me toch weer uit. Maar ik zal er niet op ingaan. De heer Rouwet (SP): Het kwijtscheldingsbeleid bevestigt de onrechtvaardigheid van het systeem. De heer Laan (ChristenUnie): Ik begrijp, voorzitter, dat de wethouder, die zegt dat het bepalen van de tarieven niet op basis van oppervlakte en ook niet op basis van waterverbruik kan gebeuren, en ik het er met elkaar over eens zijn, dat in principe de lasten (de lusten zijn voor ons allen, voor alle burgers) voor een deel bij de verkeerde burgers terechtkomen. Dat is de moeite die ik met het voorstel heb (over al het andere heeft u mij niet gehoord), dat is ook mijn koppeling geweest aan het begin van deze avond, dat ik het daar leg, en dat had ik ook in november... Mevrouw De Waal (wethouder): Maar dit levert een heel bijzonder beeld op. Want als je een relatie zou willen aanbrengen met het principe dat de vervuiler wat meer zou moeten betalen, concludeer ik dat in de nieuwste wijken eigenlijk de laagste lasten betaald zouden moeten worden, omdat we daar het hemelwater al hebben afgekoppeld en daar dus een simpeler rioolinfrastructuur noodzakelijk is, en in de oudere wijken, waar we te maken hebben met het gemengde stelsel, waar dus grote hoeveelheden water doorheen moeten, en waar we vrij forse investeringen moeten doen om de riolen in stand te houden en de waterproblematiek een beetje de baas te blijven, dus hogere tarieven zouden moeten gelden. Dus je kunt met betrekking tot de riolen geen relatie aanbrengen tussen het gebruik en de kosten, wil je jezelf niet ontzettend in de weg zitten. Ten aanzien van andersoortige differentiaties kom je dezelfde argumenten tegen. Dat leidt er dus toe dat we daar ook nauwelijks verder mee bezig zijn. Het enige waarin iets meer verschuiving mogelijk zou kunnen zijn, is: bedrijven versus huishoudens. Nu, daar zit een...
3 juli 2001.
De heer Rouwet (SP): U zegt nu wel... De Voorzitter: Geen derde termijn! De punten zijn duidelijk gemaakt. Nu alleen nog de beantwoording van de aan het college gestelde vragen. Mevrouw De Waal (wethouder): Het enige dat ik wilde aangeven, voorzitter, is we in elk geval de laagste inkomens via de kwijtschelding proberen te vrijwaren van deze tarieven. Men kan zien wat dat kost per aansluiting. En ik denk dat het de moeite waard is dat we op die weg ook doorgaan. Men vindt hier dus op dat punt ook geen ander voorstel. De Voorzitter: Nu alleen nog de wethouder van financiën over de staatjes van de tariefstijgingen. De heer Ter Ellen (wethouder): Ik kan de heer Van Schie meedelen, voorzitter, dat ik zijn verzoek met een positieve grondhouding zal bekijken. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, waarbij op hun verzoek wordt aangetekend dat de heer Laan, mevrouw Friesendorp en de heren Rouwet en Van Schie geacht wensen te worden te hebben tegengestemd. G.5.
Nota organisatie-ontwikkeling wijkbeheer (5152).
Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. G.6.
Nota handhaving openbare ruimte (6883).
De Voorzitter: Dames en heren! We hebben al aangetekend, dat de fracties van D66 en de ChristenUnie geacht wensen te worden te hebben gestemd tegen de tegen de taakstellende verhoging van de reclameopbrengsten. Ik mag aannemen dat voor het overige iedereen met het voorstel akkoord is. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer Rouwet (SP): Via de inkomstenbelasing!
G.7.
Mevrouw De Waal (wethouder): Ja, maar dat is niet aan ons. En ik denk dat we wat dat betreft...
De Voorzitter: Bent u voor dit voorstel, mijnheer Laan?
Rioolrenovatie en herinrichting Waarbekenweg en omgeving (6875).
-45-
De heer Laan (ChristenUnie): Gegeven de uitslag van de stemming van zo-even, zal ik mij niet verzetten. De Voorzitter: Ik neem nu aan, dames en heren, dat het voorstel met algemene stemmen wordt aanvaard. En de democraat Laan sluit zich aan bij de raadsbesluiten. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. F.1.
Grondzaken/Projectfinanciering: organisatieaanpassing binnen de sector SPO (7612).
De Voorzitter: Dames en heren! Dit betreft ook het feit dat we het personele belang naar voren hebben gehaald. Dat hebben we ook al min of meer besloten door C.2. te aanvaarden. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. F.2.
Nota ICT-visie gemeente Hengelo (7166).
De heer Otten (AOV/Unie 55+): Voorzitter! Zoals in de commissie SPOW toegezegd, willen wij nu reageren op de voor ons liggende voorstellen. Allereerst een reactie op de nota ICT-visie gemeente Hengelo, die alweer zeven maanden oud is. 1. De informatievoorziening raadsleden laat veel te lang op zich wachten. Dit vraagt een snelle aanpak. Wij dringen hierop aan. 2. Het is juist dat workflow en DIS in nauwe relatie met elkaar moeten worden gezien. Het komt ons voor dat er nog te veel een hapsnapbeleid op dit punt wordt gevoerd, waardoor de voordelen niet goed uit de verf komen en er zelfs nadelen kunnen ontstaan. Op diverse afdelingen wordt wat gedaan, maar een integrale aanpak ontbreekt. Een vooronderzoek om te komen tot een goede DIS- en workflow-architectuur is een vereiste. Wij vragen dit al vanaf 1994, dus sinds alweer bijna zeven jaar geleden, en wij willen dit nogmaals onder de aandacht van het college brengen. Willen wij naar een digitale democratie in Hengelo, dan zullen ook intern de puntjes op de i moeten worden gezet. 3. Het stimuleren van een portal, oftewel de digitale hoofdingang, is een richting die wij ook voorstaan. We zijn wel voor een lokale portal die wijzelf beheren, maar wel aansluiting kan vinden bij een regio-portal.
3 juli 2001.
4. Over de kanttekening in het rapport nog het volgende. Het lijkt ons zeker tot de mogelijkheden behoren om op meerdere beleidsterreinen projecten te definiëren en in deze in een totaalplan af te wegen op prioriteiten. Hierdoor voorkom je een verkeerde keus en blijf je afstemming op een totaalplan de juiste richting geven. Een goed programma-management zoals men voorstelt, is volgens ons echt een must. 5. Over het projectenoverzicht nog het volgende. 5.1. De keus van een postregistratiesysteem moet worden gezien in de relatie met het te ontwikkelen architectuurplan voor de hele gemeente. 5.2. Het bevreemdt ons dat er nog zo veel gespijkerd moet worden aan ons nieuwe financiële systeem. Op vragen van ons uit het verleden werd altijd gezegd, dat het systeem geen enkele moeite zou hebben met de omzetting naar de euro. Dit lijkt nu wat voorbarig te zijn geweest. 5.3. Wij willen vooral aandacht vragen voor een goed beheer van e-mails. Het zou wel eens de voorkeur kunnen hebben dat de medewerkers over twee e-emailadressen beschikken, namelijk een voor formeel contact en een en een voor informeel contact. Het beheer van de formele contacten wordt dan veel makkelijker en simpeler. De heer Nijhof (wethouder): Mijnheer Otten, u bent vanaf nu van harte welkom in de commissie SPOW. De heer Otten (AOV/Unie 55+): Goed, we zullen het daar in de fractie over hebben. Maar ik ga nu even door. Voorzitter! De nota “Het is nieuw en het is fris” is een concept-nota van juni 2001, dus van veel recentere datum, waar ook interessante dingen in staan. Wij willen graag dat er weer meer aandacht komt voor de beeldschermen op de werkplek. Zo snel mogelijk moet worden overgeschakeld op 18 inch LCD-schermen, oftewel platte schermen, met de volgende voordelen: 1. te gebruiken bij DIS en workflowtoepassingen; 2. de schermen vragen veel minder energie, het kan behoorlijke kosten besparen; 3. de schermen vragen minder ruimte, waardoor meer mensen in dezelfde ruimte kunnen worden ondergebracht en kunnen werken, wat voor de centralisatie van onze medewerkers een belangrijk punt is. Vorenstaande punten geven zo veel
-46-
voordelen, dat de meerkosten van de schermen geen rol meer spelen. Een onderzoek naar telewerken in de gemeente Hengelo willen wij nog eens duidelijk onderstrepen. Een afdelingshoofd voor de afdeling DIS zal een niet gemakkelijke taak krijgen. Het is een vereiste dat het management van andere afdelingen hem of haar voldoende ruimte geeft om goed te kunnen functioneren. Het valt ons op dat onder de C van communicatie niets wordt gezegd over de telefoon en de telefonistes, alsof zij geen deel uitmaken van de C van het ICT-beleid. Wij vragen hier toch aandacht voor. De kritische geluiden die wij hebben laten horen, houden niet in dat wij tegen de voorstellen zijn. Maar bepaalde zaken fundamenteler aanpakken zal het uiteindelijke resultaat ten goede komen. De heer Van Schie (D66): Voorzitter! Wij hebben waardering voor de nota als inventarisatie. Hetgeen waarop we wat kritiek hebben, is dat er naar onze smaak iets te weinig dynamiek in zit. Dat is vooral bij deze branche heel erg verraderlijk. Bij wijze van illustratie twee voorbeelden: Pagina 7: aan de informatievoorziening naar raadsleden is sinds 1998 niets gedaan. Pagina 22: de digitale democratie kan ook wel iets meer aandacht hebben. De heer Kamp (CDA): Voorzitter! Ik dacht net bij het vorige onderwerp, dat we na de tolpoorten van mevrouw Netelenbos zouden uitkomen bij de tolpotten van mevrouw De Waal, waarbij we als gemeente Hengelo meteen een interactief closettarief zouden invoeren. Maar gelukkig gaat dit over iets anders. Ik had de neiging om de heer Otten heel veel lof toe te zwaaien, tot het moment waarop hij over 18 inch LCD-schermen begon te praten. Wat hij daarvóór heeft gezegd, is naar ik denk heel erg waardevol. En daar zou ik ook met betrekking tot deze nota onze aandacht op willen richten. Er wordt in de nota nogal wat aandacht besteed aan de uitvoering van het ICT-beleid. Ik denk dat dat op zichzelf heel noodzakelijk is om die beleving tot stand te brengen waarover gesproken wordt, maar het is wel aan het achterste eind van het touw beginnen te trekken. Succesvol ICT-beleid staat of valt met de beschikbaarheid en de toegankelijkheid van informatie en met de beheersbaarheid van het communicatieproces daaromheen. Dat betekent dat er waarschijnlijk niet ontkomen kan worden
3 juli 2001.
aan ingrijpende veranderingen in het bedrijfsproces van de organisatie waar je actiever ICTbeleid wilt gaan toepassen. En dat zal voor de gemeente Hengelo niet anders zijn dan voor welke andere organisatie dan ook. En met name op dat punt vinden wij dat er eigenlijk te weinig aandacht in deze nota is, omdat er in dit huis nogal wat aan het proces en aan de processen gesleuteld en bijgeschaafd zou moeten worden om succesvol ICT-beleid mogelijk te kunnen maken. We zouden het college dan ook nadrukkelijk willen oproepen om aan dat onderdeel de komende maanden nog ernstig aandacht te besteden. Het zou ook kunnen helpen om ook de beheersbaarheid van het totale proces waar we al eerder op de avond over hebben gesproken, nog wat beter in het gareel te krijgen. De Voorzitter: Dames en heren! Ik wijs er nog op, dat we de financiële uitbreiding met personeel bij Automatisering en VEB al bij C.2. hebben gehad. Maar de opmerkingen die zijn gemaakt over aan de ene kant het belang van het beheersen en aan de andere kant het belang van het misschien nog wel wat laten toenemen van de ambitie wringen natuurlijk wel een beetje met wat we wel en niet aankunnen. Maar het woord is aan de heer Nijhof om op de gestelde vragen in te gaan. De heer Nijhof (wethouder): Voorzitter! Het is jammer dat de heer Otten niet in mijn commissie zit, want anders hadden we een heleboel van zijn opmerkingen daar kunnen behandelen. Nu even naar de kritische noten van de heer Van Schie betreffende de dynamiek en dan met name raadsleden en de democratie waarover hij het had. Wat de raadsleden betreft kan ik hem geruststellen: wij zullen er met grote spoed aan werken; we hebben in de stuurgroep I&A besloten om dat onderdeel vlot op te pakken, en in het komende najaar zullen de raad desbetreffende voorstellen bereiken. Als het gaat om de democratie, denk ik dat we er toch ook een fundamentele discussie in deze raad over aan zouden moeten laten voorafgaan hoe we daaraan vormgeven in deze nieuwe wereld. Want ik denk dat dat meer is dan alleen maar via de beeldschermen communiceren; het vraagt ook een fundamentele discussie over hoe we daaraan dan vormgeven en hoe we daar de rol van de burger en de overheid in positioneren. De heer Kamp heeft en aantal behartigenswaardige dingen gezegd over de ingrijpende veranderingen die deze ICT-ontwikkelingen binnen de organisatie zullen betekenen. En ik
-47-
ben het er met hem over eens, dat in de onderhavige nota niet de meest vergaande voorstellen staan om dat ook allemaal te realiseren. Dat kan naar ik denk ook niet als je kijkt naar waar we op dit moment in onze organisatie op dat punt staan. Wij moeten dat met erg weinig mensen doen, en een van de eerste zaken die we dan ook geregeld hebben, is om via de personele uitbreiding er voor te zorgen dat we een aantal expertisegelden binnenhalen, zodat we daar ook nadrukkelijk vorm aan kunnen geven. Vandaar ook dat we een bedrijfskundig ingenieur hebben ingehuurd om een flinke Schwung te geven aan workflow management en DIS. Dit is naar ik denk ook een antwoord op een aantal vragen die de heer Otten daarover heeft gesteld. Inderdaad kunnen in die processen nog een heleboel zaken verbeterd worden. Wat dat betreft is een integrale aanpak ook van het grootste belang. Vandaar ook dat de stuurgroep I&A er is, waar we proberen om op het vlak van de hele organisatie goede afspraken met elkaar te maken over hoe we met automatisering en informati-sering met elkaar omgaan. Wat de omzetting naar de euro betreft, zijn er wel wat problemen, maar ik heb de rapportages van de diverse afdelingen begrepen, dat die niet van zodanige aard zijn, dat we bang moeten zijn dat we dat niet goed geregeld hebben vóór de jaarwisseling. Ook dat zullen we op tijd opgelost hebben, is de verwachting. Van platte beeldschermen heb ik geen verstand, maar ik waag te betwijfelen of die nu zo gek veel ruimte zullen opleveren. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. D.1.
Actualisatie Nota van Uitgangspunten O-kwadraat 1995 (6609).
De heer Noltes (PvdA): Voorzitter! Ik heb eerder op de avond te kennen gegeven het woord te willen voeren over dit punt. Ik wil daar nu simpel in zijn: ik trek dat verzoek in. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. D.2.
Nota van uitgangspunten Drienerpoort (6839).
Mevrouw Oude Alink (GroenLinks): Mijnheer de voorzitter! Rond dit voorstel is al het nodige uitgewisseld in de commissie. Ook is er inmiddels al een informatiebijeenkomst geweest. Een punt dat steeds terugkomt in dergelijke discussies, is de bouwhoogte van
3 juli 2001.
bouwplannen. Dat geldt bijvoorbeeld ook voor de plannen ten aanzien van de Hasseler Es. In dat licht is mijn vraag of er een breder standpunt geformuleerd zou kunnen worden over wat wij willen met de hoogbouw in Hengelo, zodat wij niet bij elk bouwplan dat zich aandient opnieuw in discussie hoeven te gaan over wat wij op het vlak van hoogbouw wel en niet willen. Het lijkt mij goed dat wij op dit punt voor de toekomst helderheid creëren, zowel voor de bewoners als voor onszelf. Op basis van een visie over hoogbouw zullen discussies over voorstellen als het onderhavige wat makkelijker kunnen verlopen. De heer Kamp (CDA): Voorzitter! Als wij op de Drienerstraat staan of op de speelplaats van de Titus Brandsmaschool, dan kunnen wij alleen maar lof hebben voor het onderhavige plan. Maar naarmate wij verder in de richting van de Steijnstraat draaien, komt het plan wel heel erg op ons af. Ik moet er persoonlijk niet aan denken dat ik woonachtig zou zijn in één van de vier of zes percelen aan de Paul Krugerstraat. Het voorgaande betekent dat onze fractie de voorkant van het gebouw kan goedkeuren, maar dat ze met de achterkant ervan helaas wat moeite heeft. Wij hebben begrepen dat er inmiddels overleg is geweest met de betrokkenen. Wij gaan niet zo ver dat wij de Nota van uitgangspunten niet zouden goedkeuren. Maar wij willen wel aangeven dat wij, op het moment waarop dit plan wat verder komt in de inspraak en het tot een bestemmingsplan komt, een zeer kritische houding zullen innemen als er dan geen goede oplossing gevonden is voor de woningen aan de achterzijde. Wij zouden in dat stadium zelfs kunnen besluiten om alsnog tegen te stemmen. Er zal echt aandacht moeten komen voor de bestaande bebouwing en hetgeen daar naast wordt gebouwd. Mevrouw Timmer (PvdA): Voorzitter! Ten aanzien van de Nota van uitgangspunten Drienerpoort willen wij de volgende kritische kanttekeningen maken. Hier en daar zijn er wat verschillen opgetreden tussen de aanvankelijke nota en het daarna gepresenteerde voorlopig ontwerp. Ik noem in dit verband het aantal bouwlagen. Wij vinden dat deze zaak een betere afstemming en controle verdient, zeker als er met externe partners wordt gewerkt. Vervolgens een opmerking over de aansluiting met de Afrikanerbuurt. In het verleden is de Drienerborg gebouwd en is de Paul Krugerstraat deels afgesloten. Met alle respect voor degenen die dachten dat zij daarmee
-48-
een goed stedenbouwkundig plan hadden bedacht en uitgevoerd, moeten wij constateren dat wij nu niet meer zouden kiezen voor de toen gekozen oplossing, omdat die oplossing het betrokken stukje Afrikanerbuurt niet fraaier heeft gemaakt. Het nu aan de orde zijnde plan is eigentijds, maar in zijn uitwerking heel eenzijdig belicht. Het kan niet zo zijn dat dit gebouw als een soort muur om een stukje buurt gezet wordt. Het gebouw zou eigenlijk twee voorkanten moeten hebben. Tijdens de commissievergadering en de inloopavond voor bewoners zijn er wat suggesties gedaan om het plan te verbeteren – aan beide kanten een voorkant met een fraai en passend aanzien, een andere situering van de balkons en groentoevoegingen aan de zijden van de Paul Krugerstraat en de Steijnstraat, op welke plaatsen het gebouw relatief dicht op de bestaande bebouwing komt te staan. Ik hoop dat de voorgestelde verbeteringen in de verdere besprekingen met de architect en de ontwikkelaar gestalte krijgen. Vervolgens een opmerking over de communicatie met omwonenden en belanghebbenden. Gezien de grote opkomst tijdens de inloopavond en de grote betrokkenheid van de buurtbewoners, vind ik het belangrijk dat er gezorgd wordt voor duidelijkheid en kloppende informatie. Een deel van de weerstand in de buurt wordt met name veroorzaakt door het feit dat men het gevoel heeft geconfronteerd te worden met een half plan, omdat er aan de overkant van het plan nog een heel gebied ligt over de bestemming waarvan wij z’n allen nog moeten praten, te weten de locatie Bataafse Kamp. Graag hoor ik of er een termijn aan te geven is waarop wij de discussie over dit stukje Hengelo kunnen aangaan. Bouwen in de hoogte in bestaande woonomgeving is altijd ingrijpend. Bouwen in de hoogte is een verdedigbare keus, in verband met het ruimtegebrek, maar moet wel goed afgewogen zijn. Wij moeten het nu niet hebben over de vraag of het nu aan de orde zijnde plan mooi of niet mooi is; dat is een subjectieve zaak. Maar wij pleiten er wel voor dat er een visie of beleid wordt opgesteld waaruit duidelijk wordt op welke plaatsen in de stad wij wel en geen hoogbouw willen. Die discussie zullen wij met elkaar moeten voeren. Het is geen goede zaak als wij plannen steeds ad hoc blijven bekijken, aangezien het effect van zo’n plan zich verder uitstrekt dan over het plangebied alleen - wij hebben dat al op verschillende plekken gezien en dat zou ook met dit plan het geval kunnen zijn.
3 juli 2001.
De heer W. Mulder (Burger Belangen): Voorzitter! Enkele punten die wij wilden inbrengen, zijn al gezegd. Kortheidshalve kan ik daar naar verwijzen. Onze fractie heeft meer dan eens aangegeven geen voorstander te zijn van al te hoge bebouwing en al te hoge dichtheden in de binnenstad, zeker niet op plekken waar de bebouwing nu al vrij compact is. En wij moeten constateren dat in de Steijnstraat en de Paul Krugerstraat de huisjes behoorlijk dicht op elkaar staan en de leefruimte beperkt is. Net als de heer Kamp en mevrouw Timmer zijn wij tot de conclusie gekomen dat de voorkant van het gebouw wel aardig lijkt, maar dat wij ons kunnen voorstellen dat de betrokken bewoners van de Paul Krugerstraat en de Steijnstraat de achterkant van het gebouw niet graag in hun achtertuin willen hebben. Wat dit betreft ben ik ervaringsdeskundige; ik woon in de binnenstad en heb sinds een paar jaar een grote flat op de hoek van de Marskant en de Deldenerstraat in mijn achtertuintje gekregen, dus ik weet wat het is. Wanneer er iemand vanaf vier hoog in je achtertuin kijkt, dan is dat geen pretje. Ook in het onderhavige geval zouden wij het aantal bouwlagen willen beperken tot maximaal vier. Graag horen wij van de wethouder of hij het met ons eens is dat er niet zo hoog gebouwd zou mogen worden als thans in de Nota van uitgangspunten wordt aangegeven. Wellicht zullen wij moeten besluiten om op dit punt een minderheidsstandpunt in te nemen. Ten aanzien van de communicatie merk ik op dat mevrouw Timmer ons standpunt uitstekend heeft verwoord. Een nota waarin wij aangeven wat ons standpunt is ten aanzien van hoogbouw in de stad, kan misschien in deze raad wel het een en ander oplossen. Maar de burger zal daar niets mee opschieten, want die zullen lak hebben aan zo’n nota, wanneer in hun achtertuin een hoge flat gebouwd gerealiseerd wordt. Overigens hebben wij al een nota, namelijk de nota “Hengelo in hoger sferen”. Gelet op de ontwikkelingen op allerlei plekken in Hengelo, moeten wij constateren dat die nota momenteel met voeten wordt getreden. De heer Kok (wethouder): Voorzitter! Ook bij voorgaande bouwplannen, zoals in de Hasseler Es, is het duidelijk geworden dat het tijd is geworden dat er een visie, een beleid wordt opgesteld voor de realisering van hoogbouw in de stad. Die visie zou een voortzetting moeten zijn van de nota “Hengelo in
-49-
hoger sferen”. In die visie zou moeten worden aangegeven waar in welke gebieden men hoogbouw wil en in welke gebieden niet, en hoe hoog die hoogbouw precies zou moeten zijn. Daarbij moet men wel beseffen dat wij vanuit de Vijfde nota over de ruimtelijke ordening gedwongen worden om binnenstedelijk meer te verdichten en dus ook hoger te bouwen. In dit verband wordt een verhouding genoemd van 8020. Of die verhouding precies zo zal worden, is nog de vraag. In elk geval is duidelijk dat uitbreidingen bestraft en inbreidingen beloond worden. Het voorgaande betekent automatisch dat de burgers in de bestaande stad in opstand zullen komen, aangezien wij in de bestaande stad hoger zullen gaan bouwen. Dit laatste is onvermijdelijk. Terecht heeft mevrouw Oude Alink opgemerkt dat het belangrijk is dat achter dat hoger bouwen een beleid zit, zodat de raad niet van incident naar incident hobbelt. Wat zich een beetje wreekt, is dat wij als stad een behoorlijk enthousiasme en ambitie-niveau hebben. Alleen al langs de Oldenzaalsestraat lopen zo’n zestien verschillende projecten, waar aan gewerkt wordt door verschillende ontwikkelaars, die wij allemaal graag willen bedienen. Daarnaast hebben wij enthousiaste medewerkers, die het prachtig vinden dat her en der in de stad allerlei lege plekken worden gevuld en dus graag en met veel inzet meewerken aan de bouwplannen. Dit laatste heeft echter het risico in zich dat er hier en daar wat slordigheden in de plannen komen en dat de communicatie iets beter zou kunnen. In het onderhavige geval zien wij dat dit zich voordoet. Wij moeten dus constateren dat het verstandig is - in die zin kan ik mij aansluiten bij de vanuit de raad gemaakte opmerkingen dat wij ervoor zorgen dat de nu geuite kritiek in de Nota van uitgangspunten wordt meegenomen. In feite is dat de enig juiste weg om de kritiek af te handelen. Dit betekent dus dat in de Nota van uitgangspunten nadrukkelijk enkele passages moeten worden opgenomen over de kritiek op de achterkant van het gebouw en de bouwwijze. De raad heeft het recht om daar om te vragen en wat mij betreft krijgt de raad daar gelijk in. Mevrouw Timmer heeft terecht geconstateerd dat een aantal zaken al in overleg tussen de stedenbouwkundige en de architect zijn geregeld, op basis van de kritiek die al eerder is geuit. Geprobeerd is om de voorkant, die inderdaad wat sympathieker overkomt dan de achterkant, zodanig te maken, dat die, los van wat er bij de Bataafse Kamp gebeurt, aanvaardbaar is.
3 juli 2001.
De discussie over wat er met de Bataafse Kamp gebeurt, volgt nog. Wanneer er over die locatie gediscussieerd zal worden, durf ik niet hardop te zeggen. In elk geval zal de scholengemeenschap De Grundel het komende schooljaar nog op die locatie verblijven, zolang de verbouwing van het schoolgebouw van De Grundel voortduurt. Het lijkt me goed om, als de dienst weer op volle sterkte is, te onderzoeken wat er precies met de Bataafse Kamp zou moeten gebeuren. Nu die locatie nog wat langer door De Grundel gebruikt wordt, is er ook wat meer tijd voor een dergelijk onderzoek. Die zaak is steeds wat vooruit geschoven, omdat wij een heleboel andere prioriteiten hebben, maar het lijkt mij goed om de plannen voor de Bataafse Kamp nu ook zo snel mogelijk te ontwikkelen, zodat de raad zo snel mogelijk kan discussiëren over wat er met deze locatie moet gebeuren. Overigens kan ik tussendoor even melden dat het de goede kant opgaat met het weer op volle sterkte komen van de dienst. Er komen steeds meer kandidaten voor vacatures, nu men heeft gehoord van het Hart van Zuid. Het Hart van Zuid heeft een heel positief effect op de invulling van vacatures. De heer W. Mulder heeft gesteld dat de nota “Hengelo in hoger sferen” met voeten wordt getreden. Zo ernstig is het niet. Wel is het zo dat er geleidelijk aan, als gevolg van de huidige inzichten en de door de rijksoverheid aangedragen opdrachten, het een en ander begint te veranderen aan de in die nota geformuleerde uitgangspunten. “Met voeten treden” gaat echter een slag te ver, want in de nota “Hengelo in hoger sferen” was al voorzien om in de gebieden rond de centrumring enkele beeldbepalende gebouwen neer te zetten. Het onderhavige gebouw voldoet daaraan. Voordeel van het onderhavige gebouw is dat het het wat moeilijke gebouw van Drienerborg wat beter laat aansluiten bij de omgeving dan tot nu toe het geval was. Nu wil ik de bewoners van de Drienerborg niet beledigen, maar wij kunnen constateren dat de daar gecreëerde poort natuurlijk de doodsteek is geweest voor dat stuk van de Paul Krugerstraat; dat stuk heeft daardoor absoluut zijn charme verloren. Dat is echter een constatering achteraf; achteraf gezien hadden wij de zaak misschien beter anders kunnen doen. Maar misschien komt er een nog een moment dat wij daar iets aan kunnen doen. Ik herhaal dat wij de in de raad gedane suggesties gewoon zullen opnemen in de Nota van uitgangspunten. Dan krijgen die opmerkingen ook de status die ze moeten krijgen en dan zal de architect daar rekening mee moeten
-50-
houden - zo simpel is het. Het is jammer dat ik niet in de commissievergadering aanwezig was, anders had ik dit daar al kunnen zeggen. Mevrouw Timmer (PvdA): Voorzitter! Ik ben het met de wethouder eens dat het tijdelijk verhuren van de Bataafse Kamp aan De Grundel de discussie over de Bataafse Kamp niet in de weg hoeft te staan. Wij zullen de zaak kritisch volgen. Bij het uiteindelijke ontwerp zullen wij zien wat is waargemaakt van hetgeen wij geprobeerd hebben duidelijk te maken. Mevrouw Oude Alink (GroenLinks): Voorzitter! De wethouder zei zo-even dat hij er wel voor voelt om te kijken naar een beleid en een visie op het realiseren van hoogbouw, maar ik heb nog niet van hem gehoord hoe hij dit concreet wil invullen. In de richting van de heer W. Mulder kan ik zeggen: geschreven woorden zeggen niet alles, maar ze geven wel duidelijkheid voor de burgers. Aan de hand van hetgeen op papier is gezet, kunnen wij met die burgers in gesprek gaan. Nu gaan wij ad hoc en incidenteel met de burgers in gesprek. Dat is geen goede zaak. Wij zullen heel eerlijk moeten zijn over wat wij in de toekomst wel en niet willen. Dat kan wel pijnlijk zijn, maar het is wel eerlijk. Wij kunnen nu heel makkelijk zeggen “Laten wij maar een laagje minder bouwen”, want dan worden wij sympathiek gevonden door de burgers. Als wij zeggen: “Laten wij maar een laagje meer bouwen, omdat het niet anders kan”, dan zullen wij ongetwijfeld minder sympathiek gevonden worden. Wij hebben echter geen zin om in die sfeer verder te gaan. Vandaar wij graag zien dat er een visie wordt ontwikkeld op het hoger bouwen in Hengelo, opdat wij op een andere manier met de burgers in gesprek kunnen gaan. De heer Kamp (CDA): Voorzitter! Ik ben blij met de toezegging van de wethouder dat het verslag van het besprokene over dit agendapunt wordt toegevoegd aan de Nota van uitgangspunten. Toch is dit voor een klein deel niet helemaal wat ik bedoeld heb. Ik denk dat het inbreiden in de stad vraagt om maatwerk-oplossingen. Eerlijk gezegd geloof ik niet in een algemene visie, waarin iets wordt gezegd over hoogbouw of laagbouw in de stad. Daar komen wij niet mee weg. Iedere locatie vraagt immers om een specifieke aanpak. In die zin denk ik dat wij moeten oppassen voor een algemene nota, waarin wij toch weer kiezen voor grootste gemene delers, waardoor wij uiteinde-
3 juli 2001.
lijk toch niet de kwaliteit kunnen krijgen die wij graag in de stad willen hebben. Op het moment waarop mijn in eerste termijn gemaakte opmerkingen te specifiek en te enkelvoudig worden uitgelegd, wordt het nu te realiseren gebouw aangepast om de vier percelen aan de Paul Krugerstraat recht te doen, maar dan wel op een zodanige manier, dat het te realiseren gebouw waarschijnlijk veel aan kwaliteit inlevert. En dit laatste is absoluut niet de bedoeling van mijn opmerkingen in eerste termijn. De ontwikkelaar is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het gebouw dat wordt neergezet. De gemeente is verantwoordelijk voor de wijze waarop dat gebouw aansluit bij de omgeving. Daar zijn wij als overheid voor en ik denk dat dit de opdracht is die wij onszelf moeten geven. Dit betekent dat wij er in gesprek met betrokkenen en in gesprek met de ontwikkelaar voor moeten zorgen dat de kwaliteit die wij aan de Drienerstraat willen geven, op een goede manier aansluit bij de Afrikanerbuurt. En laat ik er maar heel duidelijk over zijn: als dit zou betekenen dat de vier woningen aan de Paul Krugerstraat gesloopt moeten worden om het gebouw aan de Drienerstraat op een goede manier te kunnen inpassen in de omgeving, dan zou dat wel eens een betere oplossing kunnen zijn dan een verdiepinkje eraf of een gevel een paar meter terug plaatsen. De heer W. Mulder (Burger Belangen): Voorzitter! Wij zullen in de toekomst ongetwijfeld nog verder praten over de consequenties van de Vijfde nota. De verdichting van de bestaande stad en ook de hoogte van de bebouwing zullen daarbij ongetwijfeld ter sprake komen. Wellicht kunnen die zaken in dat kader meteen geregeld worden. Misschien moeten wij niet al te hard van stapel lopen en niet vooruitlopen op die discussie. Toch zullen wij gebouwen die wij neerzetten, optimaal moeten inpassen in de omgeving. Wij zullen rekening moeten houden met de ter plaatse al bestaande druk van wonen en werken. Dit zou wel eens kunnen betekenen dat wij met betrekking tot gebieden waar al veel staat, terughoudend moeten zijn met het toevoegen van nog meer zaken. Ik kan voorbeelden geven in Hengelo waar wij de laatste grashalmen opofferen aan gebouwen. Wij zouden dat ook voor de toekomstige leefbaarheid niet altijd zo willen doen. Op andere plekken zal het misschien prima mogelijk zijn om enigszins te verdichten. Natuurlijk willen de projectontwikkelaars van harte meewerken om zo hoog mogelijk te
-51-
bouwen. Voor hen betekent elke steen meer immers meer omzet. Ik merk ook dat bij sommige plannen de “opwaartse druk” vooral van de kant van de gemeente komt. Ik zou graag zien dat de druk vanuit de gemeente om hoger te bouwen zoveel mogelijk getemperd wordt, zolang de raad daar nog geen uitgangspunt van gemaakt heeft. Ik ben blij met de toezegging van de wethouder dat hij het vanavond naar voren gebrachte wil meenemen in de Nota van uitgangspunten. Wij wachten dan ook positiefkritisch de verdere invulling van het bestemmingsplan af. De heer Kok (wethouder): Voorzitter! Ik kan mevrouw Oude Alink zeggen dat ik zo’n twee maanden geleden bij de dienst de opdracht heb neergelegd om iets van een visie te gaan ontwikkelen. In de richting van de heer Kamp kan ik zeggen dat het daarbij niet gaat om het vinden van een grootste gemene deler. Maar wij moeten wel voorkomen dat wij, zonder dat daaraan een visie ten grondslag ligt, gaan bouwen op andere plekken waar dat volgens ons beter kan. Wij zullen goed moeten bepalen op welke plekken er nog wel gebouwd kan worden en wat daar gebouwd kan worden. Uiteindelijk zullen wij toe moeten naar een beleid waarin wij aangeven of wij kiezen voor het piramidemodel (hoogbouw in de binnenstad, laagbouw daar omheen), dan wel voor het vulkaanmodel (laagbouw in de binnenstad, hoogbouw daaromheen). Als daarover geen duidelijkheid bestaat, ontstaan er discussies over plekken, zoals in de Hasseler Es. Want op grond waarvan zouden wij met een voorstel komen om daar tien verdiepingen hoog te gaan bouwen? Wij zouden niet moeten willen dat er over de hoogbouw op dergelijke locaties steeds discussies ad hoc ontstaan. Overigens doen wij niet alleen aan hoogbouw om de ontwikkelaar een plezier te doen; wij kiezen ook voor hoogbouw om het rijksbeleid te kunnen volgen en om het buitengebied maximaal te sparen. Dit laatste gebeurt trouwens niet alleen in Hengelo, maar in alle stedelijke netwerken. Als wij in Twente de ruimte die goed en mooi is, willen bewaren, dan zullen wij in de steden moeten verdichten en in de hoogte moeten bouwen. Dit wil niet altijd zeggen dat de steden daardoor onleefbaar worden. Er zal hier geen Manhattan aan de Berflo Beek ontstaan. Wij kunnen ook een heleboel bereiken met groen in de stad - het is mogelijk om hoger te bouwen en toch groen toe te voegen. In elk geval moet de discussie over voornoemde zaken wel gevoerd worden.
3 juli 2001.
Ik weet dat de ontwikkelaar gesprekken heeft gevoerd over de sloop van panden aan de achterzijde. Zulke zaken liggen natuurlijk altijd heel gevoelig. Wij zullen er nog eens naar kijken of het mogelijk is om op dit punt iets te doen. Ik vermoed dat een en ander kostentechnisch wat ingewikkeld wordt. De vraag is ook of je bepaalde karakteristieke panden meteen bederft door er een moderne flat naast te zetten. In elk geval beschadig je in dat geval altijd minder dan wanneer die karakteristieke panden gesloopt zouden worden. Het rijksbeleid is overigens om oud en nieuw te combineren. Natuurlijk kan er alvast nagedacht worden over de bestemming van de locatie Bataafse Kamp. Maar op het moment waarop wij de Bataafse Kamp willen slopen terwijl wij de locatie verhuurd hebben, hebben wij natuurlijk wel een belemmering. Nogmaals: het beleid komt er aan; de opdracht ligt er al en ambtelijk is er al iemand aan begonnen. Ik heb dus goede hoop dat wij dat beleid nog voor het einde van deze raadsperiode aan de orde zullen kunnen stellen. De Voorzitter: Dames en heren! In feite is het voorstel nu geamendeerd in die zin, dat de Nota van uitgangspunten Drienerpoort wordt aangevuld met de vanavond gemaakte opmerkingen, welke in het raadsverslag zullen worden opgenomen. Mevrouw Timmer (PvdA): Voorzitter! Ik neem aan dat ook de tijdens de inloopavond gedane suggesties in de Nota van uitgangspunten worden meegenomen. De Voorzitter: Dat komt er vanzelf bij. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen, met inachtneming van de toezegging van de voorzitter dat de Nota van uitgangspunten Drienerpoort zal worden aangevuld met het verslag van het besprokene in het kader van agendapunt D.2. D.6.
Kredietaanvraag voor bevordering veilig en goed fietsverkeer in en nabij de Binnenstad (6843).
Mevrouw Timmer (PvdA): Voorzitter! Ik heb in de commissie ROVEZ een voorbehoud gemaakt met betrekking tot de simulatie. Dit betreft punt 1 in het voorstel, “Wachttijd bij VRI’s”. Dat had er met name mee te maken dat in de commissie niet duidelijk werd of het in deze ging om iets dat bedoeld was voor programmatuur. Aangezien ik een heel leerzame
-52-
ochtend heb doorgebracht bij de afdeling Verkeer, kon ik me niet voorstellen dat het daarvoor was, want daar beschikken we al over. Dat klopt inderdaad: de financiën zijn bedoeld om het uit te besteden aan een verkeersdeskundig bureau. Gezien de bezetting op de afdeling, kan ik me daar van alles bij voorstellen. Ik heb begrepen dat het de bedoeling is dat Hengelo de gegevens van de bestaande situatie aanlevert en dat dat bureau gaat berekenen en er met uitkomsten over komt wat er zou gebeuren als je op het kruispunt in kwestie “vier richtingen groen” instelt, wat dat zou betekenen voor wachttijden enz. Ik ga er van uit dat die uitkomsten en de gegevens waar het verkeerskundig bureau op uitkomt, dan terugkomen in de commissie ROVEZ. Ik neem ook aan dat dat niet één op één te vertalen valt op alle kruispunten, maar dat we daar dan nog wel over spreken op een moment dat het zo ver is. De heer Laan (ChristenUnie): Voorzitter! Ik mag mede namens de dames Oude Alink en Timmer meedelen, dat degenen die zich daar druk voor gemaakt hebben, erg blij zijn met het verhaal dat hier nu ter tafel ligt. Wij hebben slechts één vraag aan de wethouder, namelijk of hij genegen is om de voortgang van de uitvoering eens per drie maanden in de commissie te melden. En voor hen die nog niet fietsen: er is onder F.3 een heel aardig voorstel aangenomen. De heer Kok (wethouder): Die toezegging in de richting van de heer Laan wil ik wel doen, voorzitter, op voorwaarde dat we ook maar één keer in de drie maanden vergaderen met de commissie. Dan lijkt mij dat een prima plan. Maar uiteraard wordt men op de hoogte gehouden. Die voortgang komt op een voortgangslijst, omdat het hier wel een heel belangrijk onderwerp betreft. De simulatie wordt één keer toegepast voor de huidige situatie en twee keer op “alle richtingen groen”. De uitslag daarvan krijgt de raad. Het heeft allemaal te maken met kruispunten op de wijkverbindingsring. Het komt allemaal goed. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter sluit hierna, te 23.20 uur, de vergadering.
De raad der gemeente Hengelo (O) heeft vorenstaand verslag in zijn openbare verga-
3 juli 2001.
dering van goedgekeurd en vastgesteld.
, voorzitter,
, secretaris.