KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG Vrije School Noord Holland, locatie Rudolf Steiner College HAVO
Plaats BRIN nummer BRIN nummer Onderzoeksnummer Datum onderzoek Datum vaststelling
: : : : : :
Haarlem 16TS|C2 16TS|02|HAVO 280786 4 februari 2015 23 april 2015
Pagina 2 van 13
1. INLEIDING De Inspectie van het Onderwijs heeft op 4 en 5 februari 2015 een onderzoek uitgevoerd op het Rudolf Steiner College, afdeling havo, om een oordeel te kunnen uitspreken over de kwaliteit van het onderwijs op deze afdeling en over de naleving van wet- en regelgeving. Daarmee geldt dit onderzoek ook als het bezoek dat de inspectie op alle scholen voor voortgezet onderwijs ten minste eens in de vier jaar aflegt. Aanleiding De aanleiding voor dit onderzoek is het volgende. De afdeling is betrokken in het jaarlijkse steekproefonderzoek voor het Onderwijsverslag 2015. In dit onderzoek verzamelen wij informatie over een aantal aspecten. Deze aspecten hebben naast de kernindicatoren betrekking op aspecten van het schoolklimaat, de Loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB) en de maatschappelijke stage. Dit onderzoek leidt tot een kwaliteitsprofiel voor uw school en een bepaling van het toezichtarrangement. De verzamelde informatie gebruiken wij bovendien voor rapportage over de kwaliteit van het stelsel in het Onderwijsverslag 2015. Ook gebruiken we dit onderzoek om informatie te verzamelen over een aantal thema’s waarover we in het Onderwijsverslag 2015 zullen rapporteren, te weten de loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) en de positie van de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs (onderdeel van burgerschapsvorming). De afdeling havo heeft in de onderbouw dakpanklassen en kent voor vrijwel alle leerlingen een verblijfsduur van 6 jaar. In het vierde leerjaar stromen de leerlingen af naar het i-vmbo (groep 10), het jaar erna stromen ze weer op naar havo 4 (groep 11). De afdeling heeft 317 leerlingen. Toezichthistorie In 2009 - rapport bevindingen 19-01-2009 - is de afdeling havo onder verscherpt toezicht gesteld. De school heeft vanaf het najaar van 2008 intensief aan de verbeteringen gewerkt. In april 2010 kon worden vastgesteld dat bij de afdeling havo de belangrijkste tekortkomingen waren opgeheven.
Pagina 3 van 13
Onderzoeksopzet De inspectie baseert haar kwaliteitsoordelen door de onderwijspraktijk van de school te toetsen aan een selectie van kwaliteitsindicatoren uit het toezichtkader voortgezet onderwijs 2013. Bij dit onderzoek hebben we de indicatoren uit het zogenaamde kernkader onderzocht. Dit is het gedeelte uit het toezichtkader dat bij al onze kwaliteitsonderzoeken minimaal wordt beoordeeld. In het onderzoek is ook een aantal indicatoren uit het aanvullende kader onderzocht waarmee we de sociale kwaliteit in beeld brengen. Het onderzoek bestond uit de volgende activiteiten: • Wij hebben relevante documenten van en over de school geanalyseerd; • Wij hebben gegevens over resultaten bij taal en rekenen bestudeerd; • Onder de leerlingen is een digitale vragenlijst uitgezet waarin leerlingen bevraagd zijn naar hun oordeel over het schoolklimaat en de • •
•
schoolveiligheid; Schoolbezoek, waarbij wij in een aantal lessen de onderwijspraktijk hebben geobserveerd en observaties hebben gedaan tijdens de pauzes; Wij hebben gesprekken gevoerd met de schoolleiding, leraren, zorgfunctionarissen, remedial teachers, de veiligheidscoördinator, de verzuimcoördinator, teamleiders, docentenbegeleiders, decanen, onderwijsondersteunend personeel en leerlingen. Aan het eind van het schoolbezoek hebben wij de bevindingen van het onderzoek besproken met de directie en bestuur.
Opbouw rapport In hoofdstuk 2 staat de conclusie van het onderzoek waaronder het vervolgtoezicht. In hoofdstuk 3 beschrijven we de bevindingen uit het onderzoek in de vorm van een kwaliteitsprofiel. Dit wordt gevolgd door een paragraaf waarin het oordeel van de inspectie wordt toegelicht en waar mogelijk de schoolontwikkeling in samenhang wordt beschreven.
Pagina 4 van 13
2. CONCLUSIE EN TOEZICHTARRANGEMENT Een kwaliteitsonderzoek zoals wij op het Rudolf Steiner College, afdeling havo, hebben uitgevoerd, leidt tot een zogenaamd toezichtarrangement voor kwaliteit en/of voor naleving. Een arrangement kan basistoezicht inhouden of juist aangepast toezicht. In het eerste geval (bij basistoezicht) vinden wij de kwaliteit van voldoende niveau en is het daarom niet nodig om de school onder intensief toezicht te plaatsen. Als er echter teveel tekortkomingen zijn geconstateerd, wordt conform beslisregels geoordeeld dat de kwaliteit onvoldoende is en stellen we een aangepast arrangement vast voor zwakke of voor zeer zwakke kwaliteit en/of voor naleving. Onze conclusie voor het Rudolf Steiner College, afdeling havo, is als volgt: Op basis van het onderzoek kennen wij aan de afdeling het basisarrangement toe omdat zowel de opbrengsten alsook de kwaliteit van het onderwijsproces op de onderzochte onderdelen van voldoende niveau is. Dit betekent dat wij op dit moment geen reden hebben om het toezicht te intensiveren. Er zijn tekortkomingen geconstateerd in de naleving van wettelijke voorschriften, die vanwege het programmatisch handhaven standaard zijn gecontroleerd. Er is sprake van tekortkomingen in de naleving van wettelijke vereisten, namelijk dat het bevoegd gezag de schoolgids en het schoolplan niet voor 1 oktober 2014 aan de inspectie heeft toegezonden. Om deze reden hebben wij de volgende afspraken gemaakt met het bevoegd gezag: Het bevoegd gezag dient de geconstateerde tekortkomingen in de naleving van wettelijke voorschriften op te heffen. Het bevoegd gezag stuurt binnen twee maanden na vaststelling van dit rapport de schoolgids en het schoolplan naar de inspectie. Begin juli 2015 voeren wij een onderzoek uit om na te gaan of de tekortkomingen zijn opgeheven.
Pagina 5 van 13
3. BEVINDINGEN In dit hoofdstuk leest u de bevindingen uit ons onderzoek op basis waarvan we tot onze conclusie over de kwaliteit zijn gekomen. Eerst geven we een samenvattend algemeen beeld over de kwaliteit van het onderwijs op het Rudolf Steiner College, afdeling havo. Daarna volgt het kwaliteitsprofiel waarin de oordelen op de indicatoren staan. Vervolgens lichten we die oordelen in onderlinge samenhang toe. 3.1 Algemeen Beeld Het Rudolf Steiner College is een vrijeschool, die vanuit antroposofische overtuigingen haar onderwijs organiseert en vorm geeft. Kernelementen in het vrijeschool-denken zijn onder andere een brede algemene vorming, een rijk, en voor alle leerlingen verplicht aanbod van 'niet verplichte vakken' en veel aandacht voor persoonlijke en sociale ontwikkeling. De verantwoordelijkheid van het individu ten opzichte van zijn of haar directe en maatschappelijke context heeft in de persoonlijkheidsontwikkeling een centrale plaats. We stellen vast dat de afgelopen jaren hard is gewerkt aan het verhogen van de kwaliteit van het onderwijsaanbod met als resultaat dat leerlingen goede lessen krijgen en dat de opbrengsten, met name de examenresultaten, van meer dan voldoende niveau zijn. Uitzondering is het rendement bovenbouw dat structureel te laag is. De kwaliteitszorg is van voldoende niveau. Wat bijzonder opvalt is de ontwikkelingsgerichte cultuur die in de school aanwezig is, wat blijkt uit de gesprekken met de medewerkers van de school, docenten, conciërges, coördinatoren, docentbegeleiders en directie. 3.2 Kwaliteits- en nalevingsprofiel In onderstaande tabel staan de indicatoren die in dit onderzoek zijn betrokken en tot welke oordelen het onderzoek heeft geleid. De nummering in de tabellen verwijst naar het volledige waarderingskader voortgezet onderwijs. De oordelen zijn weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de betreffende indicator gerealiseerd is. Legenda: 1. slecht 2. onvoldoende 3. voldoende
Pagina 6 van 13
4. 5.
goed niet te beoordelen
Wij hebben daarnaast onderzocht of de school voldoet aan de naleving van enkele wettelijke voorschriften. Dit wordt tot uitdrukking gebracht met de score ‘ja’ of ‘nee’. De opbrengsten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden 1.1
De leerlingen behalen in de onderbouw het opleidingsniveau dat mag worden verwacht.
1.2.4
De leerlingen lopen weinig vertraging op in de bovenbouw van de opleiding havo.
1.3.4
De leerlingen van de opleiding havo behalen voor het centraal examen de cijfers die mogen worden verwacht.
1.4.4
Bij de opleiding havo zijn de verschillen tussen het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen van een aanvaardbaar niveau.
1
3
4
5
• •
De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau 2.1
2
• •
1
2
3
4
•
De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau.
De aangeboden leerstofinhouden bereiden de leerlingen voor op vervolgonderwijs en samenleving
5
1
2
3
4
3.7
De school heeft een specifiek aanbod om de sociale en maatschappelijk competenties van leerlingen te ontwikkelen passend bij de wettelijke voorschriften.
•
3.8
De school heeft een aanbod dat past bij haar eigen doelen.
•
De leerlingen krijgen voldoende tijd om zich het leerstofaanbod eigen te maken 4.3
1
2
4
•
De leerlingen maken efficiënt gebruik van de onderwijstijd.
Het schoolklimaat is ondersteunend en gericht op een brede vorming
3
1
2
3
5.1
De leraren bevorderen door hun handelen de verwerving van sociale en maatschappelijke competenties van leerlingen.
•
5.2
De school en haar omgeving vormen een gezamenlijke pedagogische gemeenschap.
•
5.3
De school vormt een sociaal veilige gemeenschap.
•
5.4
De school ondersteunt de leerlingen en de ouders/verzorgers bij de keuzes tijdens de schoolloopbaan.
•
4
Pagina 7 van 13
Het schoolklimaat is ondersteunend en gericht op een brede vorming 5.5
1
2
3
De school kent een op ondersteuning en begeleiding gerichte cultuur.
Het (vak)didactisch handelen van leraren stelt leerlingen in staat tot leren en ontwikkeling
•
1
2
3
De onderwijsactiviteit heeft een doelgerichte opbouw.
7.2
De leraar geeft een begrijpelijke uitleg.
•
7.3
De leerlingen zijn actief betrokken.
•
7.4
De leerlingen krijgen effectieve feedback op hun leerproces.
•
1
2
8.2
De leraar stemt de instructie af op verschillen tussen leerlingen.
•
8.3
De leraar stemt de verwerking af op verschillen tussen leerlingen.
•
De school biedt effectief aanvullend onderwijs en ondersteuning aan leerlingen die dat nodig hebben (basisondersteuning). (De school bestrijdt effectief achterstanden)
1
2
3
4
3
4
9.1
De school volgt systematisch de vorderingen van de leerlingen aan de hand van genormeerde toetsen.
•
9.2
De school bepaalt wat de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte is van individuele of groepen leerlingen.
•
9.4
De school voert de ondersteuning planmatig uit.
•
De school bewaakt de kwaliteit van haar opbrengsten
1
2
3
12.1
De school evalueert systematisch de opbrengsten.
•
12.2
De school werkt doelgericht aan de kwaliteit van de opbrengsten.
•
De school bewaakt de kwaliteit van het onderwijsproces
4
•
7.1
De leraren stemmen hun didactisch handelen af op verschillen tussen leerlingen
4
1
2
3
13.1
De school evalueert systematisch het onderwijsproces.
•
13.2
De school werkt doelgericht aan de verbetering van het onderwijsproces.
•
13.3
De school borgt de kwaliteit van het onderwijsproces.
•
4
4
Pagina 8 van 13
Nalevingsindicatoren 2013
ja nee
N1
Door of namens het bestuur is de vastgestelde schoolgids naar de inspectie gestuurd en deze schoolgids bevat de onderzochte onderdelen (WVO, art. 24c en 24a).
•
N2
Door of namens het bestuur is het vastgestelde schoolplan naar de inspectie gestuurd en dit schoolplan bevat de onderzochte onderdelen (art. 24c en 24 WVO).
•
N4
Door of namens het bestuur zijn het Examenreglement en het PTA naar de inspectie gestuurd en deze documenten bevatten de onderzochte onderdelen (Eindexamenbesluit art. 31).
•
3.3 Toelichting bij kwaliteitsprofiel Het bovenstaande algemene beeld en kwaliteitsprofiel lichten we hieronder toe. Daarbij komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan bod: opbrengsten, loopbaanoriëntatie en sociale kwaliteit, sterke punten en verbeterpunten. Opbrengsten Bij de beoordeling van de opbrengsten komen we bij drie indicatoren tot de conclusie dat de school meer dan voldoende 'scoort'. De driejaarsgemiddelden van het rendement onderbouw, behaalde resultaten voor het centraal examen (CE) zijn hoog en stabiel en het verschil tussen het schoolexamencijfer (SE) en CE is structureel kleiner dan onze norm van 0,5. Het rendement bovenbouw is stabiel, maar over de jaren heen extreem laag. De oorzaak daarvan is de grote afstroom van havo 3 naar vmbo-g/t. Het probleem is dat scholen formeel geen 6-jarig havo mogen aanbieden en dat in de filosofie van het vrijeschool-onderwijs is verankerd dat alle havo- en vwo-leerlingen in 6 jaar hun middelbare school doorlopen. Door de afdeling Juridische Zaken van de inspectie is de situatie op het Rudolf Steiner College onderzocht en is geconstateerd dat de constructie - afstroom van havo 3 naar vmbo-4 en daarna opstroom van i-vmbo-4 naar havo 4 - wettelijk is toegestaan. Nu de situatie op de school verandert omdat er geen i-vmbo meer zal worden aangeboden, wil de school in overleg met OCW bespreken hoe de school toch een 6-jarig havo kan aanbieden zonder daarbij wet- en regelgeving te trotseren. De afspraken die zijn gemaakt in het sectorakkoord 2014 bieden ruimte voor meer flexibiliteit, maar wettelijk zal er dan het één en ander moeten veranderen. De school onderzoekt in hoeverre de experimenteerruimte kan worden gebruikt om tot een voor alle partijen aanvaardbare oplossing te komen. Loopbaanoriëntatie en sociale kwaliteit
Pagina 9 van 13
In het onderzoek in het kader van het Onderwijs Verslag is specifiek gekeken naar de sociale kwaliteit (burgerschap), naar veiligheidsbeleving van leerlingen en naar Loopbaanoriëntatie en keuzebegeleiding (LOB). Wij stellen vast dat er op de school bijzonder veel aandacht is voor persoonlijkheidsontwikkeling van leerlingen en sociale kwaliteit. Leerlingen voelen zich veilig en geven aan dat ze de sfeer in de school plezierig vinden. In de klassen 9 en 10 (leerjaar 3 en 4) doen de leerlingen een maatschappelijke stage. De focus van burgerschapsvorming is voornamelijk, en daardoor wellicht iets te eenzijdig, gericht op sexuele diversiteit en het leren kennen en omgaan met verstandelijk gehandicapten. De school werkt samen met een instelling voor verstandelijk beperkte mensen en brengt eigen leerlingen in contact met verstandelijk beperkten door deze in de school te laten meewerken in de kantine en de catering. De school heeft verder welliswaar een uitgebreid aanbod dat moet leiden tot het verwerven van sociale en maatschappelijke competenties door leerlingen, maar heeft tegelijkertijd nauwelijks concrete doelen geformuleerd. Het is dan ook lastig om expliciet vast te stellen of leerlingen deze competenties hebben verworven. De inspectie dringt er bij de school op aan naar verbetering van deze situatie te streven. Bij LOB wordt er nauw samengewerkt tussen decanen en mentoren. De school is door groei van het aantal leerlingen nu op een transitiepunt waar de centrale rol van decanen als eerstelijnsfunctionaris wordt overgenomen door de mentoren. Leerlingen lopen in groep 10 en 11 beroepsoriënterende stages en met hen wordt gereflecteerd op hun ervaringen en ontwikkeling. De school beschikt over een fors bestand stageaanbieders. Deze aanbieders zijn volgens eigen analyse van de school over het algemeen positief over de vaardigheden van de Rudolf Steinerleerlingen in vergelijking met leerlingen van andere scholen. Sterke punten Kernkwaliteiten Na een aangepast arrangement in 2009 is er door de school veel inhoudelijke aandacht besteed aan het onderwijsaanbod. Er moesten grote slagen worden gemaakt om 'het vrijeschool-denken' in overeenstemming te brengen met de eisen - curriculum, PTA's, doorlopende leerlijnen, opbrengstgerichtheid - die er vanuit (de samenleving en) de overheid aan kwaliteit van onderwijs worden gesteld.
Pagina 10 van 13
We stellen vast dat de school er in is geslaagd de leerlingen tot resultaten te brengen die boven het landelijk gemiddelde liggen. Dit ondanks het gegeven dat de school op enkele punten voor haar gevoel heeft ingeleverd op antroposofische overtuigingen en daarbij waardevolle aspecten is kwijtgeraakt. Een voorbeeld daarvan is het inleveren van de zogenaamde 'biografieperiode' waarin leerlingen vanuit eigen reflectie hun persoonlijke ontwikkeling beschrijven en presenteren. Ook kijken ze in die biografie terug op hun gehele schoolperiode en geven de school waardevolle beedback. We constateren dat er in de school grote bereidheid is om voortdurend te zoeken naar kwaliteitsverbetering. Daarbij is er niet alleen focus op de ontwikkeling van leerlingen, maar ook op de persoonlijke ontwikkelig van medewerkers en op ontwikkeling professionele kwaliteit. De kleinschaligheid van de school maakt het mogelijk om snel en frequent te communiceren en te reageren als situaties daarom vragen. Er is wekelijks vergadertijd ingeroosterd om zowel pedagogische als organisatorische en onderwijskundige thema's te bespreken. De open en persoonsgerichte cultuur in de school leiden er toe dat er sprake is van overeenstemming op opvoedkundige en onderwijskundige overtuigingen en een prettig professioneel klimaat. Het vrijeschool-onderwijs heeft potentieel een rijk en gevarieerd onderwijsaanbod. Dit komt voort uit het gedachtengoed van Rudolf Steiner en Bernard Lievegoed waarin veel aandacht is voor opvoedingsaspecten waar de school verantwoordelijkheid voor draagt. Daarom is er in het curriculum veel aandacht en tijd ingeruimd voor persoonlijke vorming van leerlingen. Leerlingen leren hun persoonlijke ambities af te stemmen op eisen en verwachtingen die er vanuit de samenleving aan hen worden gesteld. Tevens is er veel aandacht voor creativiteit en een onderzoekende levenshouding. We stellen vast dat in de school op alle niveaus - schoolleiding, docenten, OOP en leerlingen waarneembaar eensgezindheid is op sociale interactie en welbevinden. Leerlingen ervaren de school als een plezierige en veilige school. Verbeterpunten Didactische wendbaarheid kan beter Uit de vragenlijst die door leerlingen uit groep 8 en 9 is ingevuld komt naar voren dat - ondanks de plezierige sfeer in de school en de veiligheidsbeleving - ongeveer eenderde van de leerlingen aangeeft het pedagogisch klimaat in de klas niet prettig te vinden. Met name 'rust tijdens de les' en 'voorspelbaarheid van docenten' scoren relatief laag. In de gesprekken met docenten en schoolleiders hebben we kunnen constateren dat er in het proces van verbeteren
Pagina 11 van 13
van de opbrengsten veel aandacht is geweest voor pedagogisch en antroposofische thema's. Daarbij is de gerichtheid op didactische thema's op de achtergrond geraakt. In de lessen nemen we dit waar. De lessen van de algemeen vormende vakken, in tegenstelling tot die van de praktijkvakken, zijn over het algemeen weinig inspirerend. Bij de lesobservaties stellen we vast dat het voor ons, en dus ook voor de leerlingen, meestal niet duidelijk is wat de lesdoelen zijn. Daardoor is niet goed vast te stellen of de werkvormen logisch gekozen zijn en of de feedback van de docent er aan bijdraagt dat doelen door leerlingen daadwerkelijk gehaald worden. We nemen in veel lessen waar dat aan het einde van de les niet vastgesteld wordt wat het rendement van een les is geweest. Ook zien we nauwelijks dat docenten leerlingen laten reflecteren op hun eigen leerproces en dat docenten aandacht besteden aan het zelfregulerend vermogen van leerlingen. Verder valt op dat docenten wel goed uitleggen op vakinhoudelijk niveau, maar dat de instructies op uitvoeringsniveau meestal onvolledig zijn. Hierdoor weten veel leerlingen niet precies wat ze moeten doen of hoe ze iets moeten doen. Onduidelijk blijft hoeveel tijd ze hebben, wat het resultaat van hun inspanningen moet zijn en wat er met die resultaten zal gaan gebeuren. Niet zelden leidt dit tot vragen, onrust en een aarzelende start van zelfstandig werken. Alhoewel er in sommige klassen met een dakpanconstructie wordt gewerkt, en zelfs in de examenklassen zowel havo- als vwo-leerlingen les krijgen, zien we slechts in een enkel geval dat docenten differentiëren. De meeste lessen zijn klassikaalfrontaal en docent-centraal. In de organisatie en structuur is duidelijkheid, maar onze indruk is dat er op onderwijskundig gebied nog veel winst is te behalen. Wij nodigen de school uit om komende jaren vooral te gaan ontwikkelen op de thema's didactische wendbaarheid en differentiatie. Pedagogisch handelen in de lespraktijk Het goede schoolklimaat zien we niet weerspiegeld in het pedagogisch handelen van alle docenten tijdens de lespraktijk. Een aantal docenten laat kansen lopen om negatieve acties en reacties van leerlingen te gebruiken om sociale vaardigheden te oefenen. In enkele gevallen grijpen docenten helemaal niet in als leerlingen op een negatieve manier met elkaar omgaan. Dit komt mede doordat een aantal docenten door beperkte didactische en pedagogische vaardigheden nog veel energie in het klassenmanagement moet steken en daardoor soms te weinig alert is op gedragingen van leerlingen buiten het directe gezichtsveld. Doordat leerlingen over het algemeen over goede sociale vaardigheden beschikken zijn ze zelf in staat om onenigheden niet te laten escaleren.
Pagina 12 van 13
Pagina 13 van 13