KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG St. Bonifatiuscollege
Plaats BRIN nummer Onderzoeksnummer Datum onderzoek Datum vaststelling
: : : : :
Utrecht 02UE 282211 7 - 8 januari 2015 23 juni 2015
Pagina 2 van 12
1. INLEIDING De Inspectie van het Onderwijs heeft op 7 en 8 januari 2015 een onderzoek uitgevoerd op het Bonifatiuscollege afdeling afdeling vwo, om een oordeel te kunnen uitspreken over de kwaliteit van het onderwijs op deze afdeling en over de naleving van wet- en regelgeving. Daarmee geldt dit onderzoek ook als het bezoek dat de inspectie op alle scholen voor voortgezet onderwijs ten minste eens in de vier jaar aflegt. Aanleiding De aanleiding voor dit onderzoek is het volgende. De afdeling is betrokken in het jaarlijkse steekproefonderzoek voor het Onderwijsverslag 2015. In dit onderzoek verzamelen wij informatie over een aantal aspecten. Deze aspecten hebben naast de kernindicatoren betrekking op aspecten van het schoolklimaat, de loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB). Dit onderzoek leidt tot een kwaliteitsprofiel voor uw school en een bepaling van het toezichtarrangement. De verzamelde informatie gebruiken wij bovendien voor rapportage over de kwaliteit van het stelsel in het Onderwijsverslag 2015. Ook gebruiken we dit onderzoek om informatie te verzamelen over een aantal thema’s waarover we in het Onderwijsverslag 2015 zullen rapporteren, te weten de loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) en de positie van de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs (onderdeel van burgerschapsvorming). Het aantal leerlingen op het Bonifatiuscollege is in de afgelopen drie jaar ongeveer 1450. Hiervan volgen ongeveer 800 leerlingen het vwo (inclusief gymnasium). Toezichthistorie In de afgelopen vier jaar is er geen reden geweest het Bonifatiuscollege te bezoeken. Onderzoeksopzet De inspectie baseert haar kwaliteitsoordelen door de onderwijspraktijk van de school te toetsen aan een selectie van kwaliteitsindicatoren uit het toezichtkader voortgezet onderwijs 2013. Bij dit onderzoek hebben we de indicatoren uit het
Pagina 3 van 12
zogenaamde kernkader onderzocht. Dit is het gedeelte uit het toezichtkader dat bij al onze kwaliteitsonderzoeken minimaal wordt beoordeeld. In het onderzoek is ook een aantal indicatoren uit het aanvullende kader onderzocht waarmee we de sociale kwaliteit in beeld brengen. Het onderzoek bestond uit de volgende activiteiten: • Wij hebben relevante documenten van en over de school geanalyseerd. • Het leerlingvolgsysteem is ingezien. In aansluiting daarop is een aantal dossiers van leerlingen bestudeerd. • De incidentenregistratie is ingezien. • Onder de leerlingen is een digitale vragenlijst uitgezet waarin leerlingen bevraagd zijn naar hun oordeel over het schoolklimaat en de schoolveiligheid. • Schoolbezoek, waarbij wij in een aantal lessen de onderwijspraktijk • •
hebben geobserveerd. Wij hebben gesprekken gevoerd met het management, leraren, zorgcoördinatoren, mentoren, decanen en leerlingen. Aan het eind van het schoolbezoek heeft de inspectie de bevindingen van het onderzoek besproken met de directie en bestuur.
Opbouw rapport In hoofdstuk 2 staat de conclusie van het onderzoek waaronder het vervolgtoezicht. In hoofdstuk 3 beschrijven we de bevindingen uit het onderzoek in de vorm van een kwaliteitsprofiel. Dit wordt gevolgd door een paragraaf waarin het oordeel van de inspectie wordt toegelicht en waar mogelijk de schoolontwikkeling in samenhang wordt beschreven.
Pagina 4 van 12
2. CONCLUSIE EN TOEZICHTARRANGEMENT Een kwaliteitsonderzoek zoals wij op het Bonifatiuscollege afdeling vwo hebben uitgevoerd, leidt tot een zogenaamd toezichtarrangement voor kwaliteit en/of voor naleving. Een arrangement kan basistoezicht inhouden of juist aangepast toezicht. In het eerste geval (bij basistoezicht) vinden wij de kwaliteit van voldoende niveau en is het daarom niet nodig om de school onder intensief toezicht te plaatsen. Als er echter teveel tekortkomingen zijn geconstateerd, wordt conform beslisregels geoordeeld dat de kwaliteit onvoldoende is en stellen we een aangepast arrangement vast voor zwakke of voor zeer zwakke kwaliteit en/of voor naleving. Onze conclusie voor het Bonifatiuscollege is als volgt: Op basis van het onderzoek kennen wij aan de het Bonifatiuscollege afdeling vwo het basisarrangement toe omdat zowel de opbrengsten als de kwaliteit van het onderwijsproces op het Bonifatiuscollege afdeling vwo op de onderzochte onderdelen van voldoende niveau zijn. Dit betekent dat wij op dit moment geen reden hebben om het toezicht te intensiveren. De inspectie heeft niet kunnen vaststellen of de sociale opbrengsten van voldoende niveau zijn. De inspectie dringt er bij de school op aan naar verbetering van deze situatie te streven. Ondanks dat het geen deel uitmaakt van het reguliere waarderingskader wil de inspectie de schoolleiding er op attenderen dat de inhoud van het veiligheidsplan onvoldoende ingaat op de vereisten die de wet stelt. Dit betreft: • de vereisten van de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. • de periodieke evaluatie en actualisering van het veiligheidsplan.
Pagina 5 van 12
3. BEVINDINGEN In dit hoofdstuk leest u de bevindingen uit ons onderzoek op basis waarvan we tot onze conclusie over de kwaliteit zijn gekomen. Eerst geven we een samenvattend algemeen beeld over de kwaliteit van het onderwijs op het Bonifatiuscollege afdeling vwo. Daarna volgt het kwaliteitsprofiel waarin de oordelen op de indicatoren staan. Vervolgens lichten we die oordelen in onderlinge samenhang toe. 3.1 Algemeen Beeld Het Bonifatiuscollege te Utrecht vormt een schoolgemeenschap met een goed schoolklimaat. De basis hiervoor is de vrij homogene leerlingenpopulatie. Dit gunstige schoolklimaat schept een gevoel van veiligheid. In dit klimaat behalen de leerlingen in het algemeen voldoende tot goede leerresultaten. De keerzijde van dit prettige schoolklimaat is soms de te gemoedelijke werksfeer tijdens een deel van de lessen. Tempo en inzet lijden daaronder. De betrokkenheid van leerlingen kan worden verhoogd door hen aan te spreken op hun eigen rol in het onderwijsleerproces. Binnen de lessen wordt er naar het oordeel van de inspectie te weinig gedifferentieerd en krijgt de leerling onvoldoende feedback. Hierdoor is het leerrendement per leerling verschillend en voor een aantal leerlingen onvoldoende. 3.2 Kwaliteits- en nalevingsprofiel In onderstaande tabel staan de indicatoren die in dit onderzoek zijn betrokken en tot welke oordelen het onderzoek heeft geleid. De oordelen zijn weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de betreffende indicator gerealiseerd is. Legenda: 1. slecht 2. onvoldoende 3. voldoende 4. goed 5. niet te beoordelen Wij hebben daarnaast onderzocht of de school voldoet aan de naleving van enkele wettelijke voorschriften. Dit wordt tot uitdrukking gebracht met de score ‘ja’ of ‘nee’.
Pagina 6 van 12
De opbrengsten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden
1
2
3
4
1.1
De leerlingen behalen in de onderbouw het opleidingsniveau dat mag worden verwacht.
1.2.5
De leerlingen lopen weinig vertraging op in de bovenbouw van de opleiding vwo.
•
1.3.5
De leerlingen van de opleiding vwo behalen voor het centraal examen de cijfers die mogen worden verwacht.
•
1.4.5
Bij de opleiding vwo zijn de verschillen tussen het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen van een aanvaardbaar niveau.
De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau 2.1
•
•
1
2
3
4
1
2
3
4
3
4
•
De leerlingen maken efficiënt gebruik van de onderwijstijd.
Het schoolklimaat is ondersteunend en gericht op een brede vorming
1
2
5.1
De leraren bevorderen door hun handelen de verwerving van sociale en maatschappelijke competenties van leerlingen.
•
5.2
De school en haar omgeving vormen een gezamenlijke pedagogische gemeenschap.
•
5.3
De school vormt een sociaal veilige gemeenschap.
•
5.4
De school ondersteunt de leerlingen en de ouders/verzorgers bij de keuzes tijdens de schoolloopbaan.
•
5.5
De school kent een op ondersteuning en begeleiding gerichte cultuur.
•
Het (vak)didactisch handelen van leraren stelt leerlingen in staat tot leren en ontwikkeling
5
•
De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau.
De leerlingen krijgen voldoende tijd om zich het leerstofaanbod eigen te maken 4.3
5
1
2
3
7.1
De onderwijsactiviteit heeft een doelgerichte opbouw.
•
7.2
De leraar geeft een begrijpelijke uitleg.
•
7.3
De leerlingen zijn actief betrokken.
•
7.4
De leerlingen krijgen effectieve feedback op hun leerproces.
4
•
Pagina 7 van 12
De leraren stemmen hun didactisch handelen af op verschillen tussen leerlingen
1
2
8.2
De leraar stemt de instructie af op verschillen tussen leerlingen.
•
8.3
De leraar stemt de verwerking af op verschillen tussen leerlingen.
•
De school biedt effectief aanvullend onderwijs en ondersteuning aan leerlingen die dat nodig hebben (basisondersteuning). (De school bestrijdt effectief achterstanden)
1
2
3
4
3
4
9.1
De school volgt systematisch de vorderingen van de leerlingen aan de hand van genormeerde toetsen.
•
9.2
De school bepaalt wat de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte is van individuele of groepen leerlingen.
•
9.4
De school voert de ondersteuning planmatig uit.
•
De school bewaakt de kwaliteit van haar opbrengsten
1
2
3
12.1
De school evalueert systematisch de opbrengsten.
•
12.2
De school werkt doelgericht aan de kwaliteit van de opbrengsten.
•
De school bewaakt de kwaliteit van het onderwijsproces
1
2
3
13.1
De school evalueert systematisch het onderwijsproces.
•
13.2
De school werkt doelgericht aan de verbetering van het onderwijsproces.
•
13.3
De school borgt de kwaliteit van het onderwijsproces.
•
13.4
De school bewaakt de kwaliteit van de sociale veiligheid.
•
13.5
De school bewaakt de kwaliteit van het onderwijs van de sociale en maatschappelijke ontwikkeling van leerlingen.
•
Nalevingsindicatoren 2013
4
4
ja nee
N1
Door of namens het bestuur is de vastgestelde schoolgids naar de inspectie gestuurd en deze schoolgids bevat de onderzochte onderdelen (WVO, art. 24c en 24a).
•
N2
Door of namens het bestuur is het vastgestelde schoolplan naar de inspectie gestuurd en dit schoolplan bevat de onderzochte onderdelen (art. 24c en 24 WVO).
•
N4
Door of namens het bestuur zijn het Examenreglement en het PTA naar de inspectie gestuurd en deze documenten bevatten de onderzochte onderdelen (Eindexamenbesluit art. 31).
•
Pagina 8 van 12
3.3 Toelichting bij kwaliteitsprofiel Het bovenstaande algemene beeld en kwaliteitsprofiel lichten we hieronder toe. Daarbij komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan bod: de opbrengsten, het onderwijsproces, de zorg en ondersteuning, de kwaliteitszorg, het sociaal klimaat en LOB. Opbrengsten De resultaten op de afdeling vwo zijn al jaren voldoende tot goed. De cijfers die voor het centraal examen gehaald worden, liggen ruim boven het landelijk gemiddelde en het verschil tussen het schoolexamencijfer en het cijfer dat op het centraal examen gehaald wordt, ligt ruim onder de norm van 0,5. Het onderbouwrendement is volgens de opbrengstenkaart 2014 voldoende maar in de jaren daarvoor onvoldoende. Relatief veel leerlingen met een vwo-advies stromen af naar de havo. Het bovenbouwrendement is goed. Onderwijsproces De kwaliteit van het onderwijs op de afdeling vwo van het Bonifatiuscollege is voldoende, maar kent wel een aantal tekortkomingen. De inspectie heeft in alle leerjaren een aantal lessen bijgewoond. Over het geheel genomen was de kwaliteit van deze lessen voldoende te noemen en was er sprake van een prettig pedagogisch klimaat. Veel lessen zijn docentgestuurd en klassikaal. De inspectie heeft in zeer beperkte mate in de lessen kunnen waarnemen dat er voldoende variatie in werkvormen werd aangebracht. Zo bespreken docenten veelal klassikaal huiswerk of opdrachten, waarbij zij zich over het algemeen op één leerling richten en onduidelijk is in hoeverre de andere leerlingen hierbij betrokken zijn. We stellen vast dat docenten tijdens de lessen niet differentiëren. Zowel de uitleg als de verwerkingsopdrachten zijn bijna altijd gericht op de groep. Iedereen werkt in hetzelfde tempo tenzij de leerling voor zichzelf moet werken. Door meer in te spelen op de verschillen die er tussen leerlingen zijn, kan ook de actieve betrokkenheid van de leerlingen worden vergroot en de school het maximale uit de leerling halen. De effectieve feedback die docenten aan leerlingen geven, is zeer beperkt en is niet gericht op wat de leerling nodig heeft ter verbetering van het resultaat. Zorg en ondersteuning De zorg voor leerlingen op sociaal-emotioneel en gedragsmatig vlak vinden we voldoende. Er is een heldere zorgstructuur en de zorg wordt systematisch en op verschillende niveaus geëvalueerd. Ongeveer 50 leerlingen worden individueel ondersteund. Door het instellen van een absentiecoördinator worden eventuele problemen nu veel sneller gesignaleerd.
Pagina 9 van 12
Er zijn twee aandachtspunten. We vinden de handelingsplannen van de ambulant begeleider te algemeen geformuleerd. Deze zijn nauwelijks gericht op het (ortho)didactisch handelen. Daarmee geven ze docenten maar weinig handvatten. Verder geven leerlingen in de bovenbouw aan dat de rol van de mentor in de leerlingbegeleiding versterkt kan worden. Kwaliteitszorg De kwaliteitszorg is voldoende. Dat geldt voor het evalueren van de opbrengsten, het onderwijsproces en voor het planmatig werken aan verbeteringen. De schoolleiding heeft zicht op de resultaten van de leerlingen en de examencijfers en bespreekt deze met de verschillende secties. Tegelijkertijd heeft men nog onvoldoende zicht op de op- en afstroom van leerlingen in de onderbouw. Als het nodig is, koppelt de schoolleiding verbeteracties aan de resultaten en legt die vast in afspraken met de betrokken secties/docenten. De evaluatie van het onderwijsproces is voldoende. De teamleiders bezoeken de lessen en bespreken deze na, maar doen dat niet in alle gevallen even regelmatig. Door de relatief goede resultaten is er weinig kritisch naar de kwaliteit van de lessen gekeken. In het schooljaar 2012-2013 is de werkgroep MOM (Met het Oog op Morgen) van start gegaan met de ambitie en opdracht om een ontwerp te maken van het Bonifatius College in de toekomst (2020). In de werkgroep MOM waren bijna alle secties vertegenwoordigd. Uiteindelijk zijn er de volgende keuzes gemaakt voor de inrichting van het onderwijs op het Bonifatiuscollege: • • • • • •
Een verdere uitwerking van de missie en visie van de school; De klassikale les moet ook in de toekomst een belangrijk onderdeel van het onderwijs blijven; De invulling van de klassikale les moet gevarieerder en flexibeler; Brugklaspilot voor differentiatie in de klas; Deskundigheidsbevordering van docenten; Gebouw en inrichting.
In een pilot wil de school de hierbovengenoemde ontwikkeling in gang zetten in de brugklas en men wil in de les nadrukkelijker rekening houden met de individuele verschillen tussen leerlingen op het gebied van capaciteiten, belangstelling, tempo en leerstrategie.
Pagina 10 van 12
De schoolleiding is zich ervan bewust dat dit de nodige scholing vraagt van de docenten. Zij heeft dit vastgelegd in het document ‘MOM-professionalisering docenten’. De doelen in dit document zijn voor een deel vrijblijvend en dienen duidelijker en strakker (SMART) geformuleerd te worden. Al deze verbeteractiviteiten zijn in de laatste twee jaren ingezet en uitgevoerd maar zijn nog niet schoolbreed geïmplementeerd. Van borging van het onderwijsproces is dan ook nu nog geen sprake. Sociaal klimaat De leerlingen van het Bonifatiuscollege zijn tevreden over de school. Er zijn de laatste tijd geen ernstige incidenten geweest op het gebied van veiligheid. Het schoolklimaat is ondersteunend in de zin dat leraren en schoolleiding alert zijn op pesten en agressie voor zover dat aan de orde is, daar adequaat op reageren en ook in preventieve zin voldoende inspanningen verrichten. Leerlingen voelen zich gezien op school, weten waar ze terecht kunnen als er iets is met henzelf of anderen en stappen ook daadwerkelijk naar iemand toe. De relatie met veel docenten is goed en dit vinden leerlingen belangrijk. Wel geven leerlingen een wisselend beeld van de kwaliteit van de mentor met name in de bovenbouw. LOB De inspectie oordeelt positief over de loopbaanbegeleiding op het Bonifatiuscollege. De LOB-activiteiten beginnen in het derde leerjaar. Dan vindt de voorlichting plaats over de opbouw van het vwo in de bovenbouw (pakketkeuze). Deze voorlichting vindt plaats in de ‘KeuzeBegeleidingslessen’. Daarna kiest de leerling voor een pakket dat twee of meer profielen mogelijk maakt. In vwo 4 kiest de leerling definitief voor een eindexamenprofiel plus de invulling van het vrije deel. De school probeert zowel in vwo 3 als in vwo 4 via de mentor, decaan en de afdelingsleider de leerling zo veel mogelijk te ondersteunen bij het maken van een keuze voor een profiel. In leerjaar 4 moet de leerling een werkdag met iemand meelopen. Bij voorkeur met iemand die een beroep uitoefent of studie heeft gedaan waar de leerling belangstelling voor heeft. In leerjaar 5 en leerjaar 6 is de LOB gericht op het kiezen van een vervolgstudie. Hiervoor bezoeken de leerlingen ook de open dagen die de universiteiten organiseren.
Pagina 11 van 12
Tijdens ons bezoek hebben ongeveer 30 leerlingen nog geen keuze gemaakt voor een vervolgstudie. Veel leerlingen kiezen voor een tussenjaar. Het Bonifatiuscollege heeft ervoor gekozen de maatschappelijke stage in het derde leerjaar te doen plaatsvinden. Wegens het overvolle programma van 3 gymnasium lopen de leerlingen van 3 gymnasium 15 klokuren stage. Het doel van de maatschappelijke stage is: - vergroten van de maatschappelijke bewustwording van de leerling; - ontwikkelen van de zelfstandigheid van de leerling; - het nemen van verantwoordelijkheid voor de medemens. De middelbare scholen in de stad Utrecht hebben met de gemeente een samenwerkingsverband gesloten onder de naam ‘Maat-schap+’. De Vrijwilligerscentrale (VWC) Utrecht speelt bij de organisatie van de maatschappelijke stage een centrale rol.
Pagina 12 van 12