KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG Vrijeschool Zutphen VO VWO
Plaats BRIN nummer BRIN nummer Onderzoeksnummer Datum onderzoek Datum vaststelling
: : : : : :
Zutphen 16NK|C1 16NK|00|VWO 283344 16 april en 27 mei 2015 25 juni 2015
Pagina 2 van 15
1. INLEIDING De Inspectie van het Onderwijs heeft op 16 april en 27 mei 2015 een onderzoek uitgevoerd op de Vrije School, afdeling vwo in Zutphen, om een oordeel te kunnen uitspreken over de kwaliteit van het onderwijs op deze afdeling en over de naleving van wet- en regelgeving. Daarmee geldt dit onderzoek ook als het bezoek dat de inspectie op alle scholen voor voortgezet onderwijs ten minste eens in de vier jaar aflegt. Aanleiding De aanleiding voor dit onderzoek is het volgende. De afdeling is betrokken in het jaarlijkse steekproefonderzoek voor het Onderwijsverslag 2015. In dit onderzoek verzamelen wij informatie over een aantal aspecten. Deze aspecten hebben naast de kernindicatoren betrekking op aspecten van het schoolklimaat. Dit onderzoek leidt tot een kwaliteitsprofiel voor uw school en een bepaling van het toezichtarrangement. De verzamelde informatie gebruiken wij bovendien voor rapportage over de kwaliteit van het stelsel in het Onderwijsverslag 2015. Ook gebruiken we dit onderzoek om informatie te verzamelen over een aantal thema’s waarover we in het Onderwijsverslag 2015 zullen rapporteren, te weten de loopbaanoriëntatie en loopbaanbegeleiding (LOB) en de positie van de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs (onderdeel van burgerschapsvorming). De Vrije School in Zutphen heeft momenteel nog twee vestigingen: de Weerslag en de Diezerstraat. Het voornemen is om eind 2015 deze locaties samen te voegen. In totaal zitten er ca. 1150 leerlingen op school, waarvan 266 op de afdeling vwo. Door de toename van het aantal leerlingen in de afgelopen jaren heeft de school een wachtlijst met een lotingsysteem moeten instellen. De Vrije School in Zutphen is de grootste Vrije School ter wereld. Toezichthistorie De Vrije School in Zutphen is gedurende een lange periode niet door de Inspectie bezocht in het kader van een kwaliteitsonderzoek. Wel heeft twee jaar geleden een onderzoek naar bevoegdheden plaatsgevonden. Verder heeft de
Pagina 3 van 15
school deelgenomen aan de pilot 'leerwinst en toegevoegde waarde in het voortgezet onderwijs'. Binnen de context van de school is het van belang dat de directeur door ziekte al geruime tijd vervangen wordt door een waarnemend directeur afkomstig uit de eigen schoolorganisatie. Onderzoeksopzet De inspectie baseert haar kwaliteitsoordelen door de onderwijspraktijk van de school te toetsen aan een selectie van kwaliteitsindicatoren uit het toezichtkader voortgezet onderwijs 2013. Bij dit onderzoek hebben we de indicatoren uit het zogenaamde kernkader onderzocht. Dit is het gedeelte uit het toezichtkader dat bij al onze kwaliteitsonderzoeken minimaal wordt beoordeeld. In het onderzoek is ook een aantal indicatoren uit het aanvullende kader onderzocht waarmee we de sociale kwaliteit in beeld brengen. Het onderzoek bestond uit de volgende activiteiten: • Wij hebben relevante documenten van en over de school geanalyseerd. • Het leerlingvolgsysteem is ingezien en besproken. • Onder de leerlingen is een digitale vragenlijst uitgezet waarin leerlingen bevraagd zijn naar hun oordeel over het schoolklimaat en de schoolveiligheid. • Schoolbezoek, waarbij wij in een aantal lessen de onderwijspraktijk hebben geobserveerd. • Wij hebben gesprekken gevoerd met het management, leraren, zorgfunctionarissen, decanen en leerlingen. • Aan het eind van het schoolbezoek heeft de inspectie de bevindingen van het onderzoek besproken met de directie en bestuur. Opbouw rapport In hoofdstuk 2 staat de conclusie van het onderzoek waaronder het vervolgtoezicht. In hoofdstuk 3 beschrijven we de bevindingen uit het onderzoek in de vorm van een kwaliteitsprofiel. Dit wordt gevolgd door een paragraaf waarin het oordeel van de inspectie wordt toegelicht en waar mogelijk de schoolontwikkeling in samenhang wordt beschreven.
Pagina 4 van 15
2. CONCLUSIE EN TOEZICHTARRANGEMENT Een kwaliteitsonderzoek zoals wij op de Vrije School, afdeling vwo hebben uitgevoerd, leidt tot een zogenaamd toezichtarrangement voor kwaliteit en/of voor naleving. Een arrangement kan basistoezicht inhouden of juist aangepast toezicht. In het eerste geval (bij basistoezicht) vinden wij de kwaliteit van voldoende niveau en is het daarom niet nodig om de school onder intensief toezicht te plaatsen. Als er echter teveel tekortkomingen zijn geconstateerd, wordt conform beslisregels geoordeeld dat de kwaliteit onvoldoende is en stellen we een aangepast arrangement vast voor zwakke of voor zeer zwakke kwaliteit en/of voor naleving. Onze conclusie is als volgt. Op basis van het onderzoek kennen wij aan de Vrije School, afdeling vwo het basisarrangement toe omdat zowel de opbrengsten alsook de kwaliteit van het onderwijsproces op de onderzochte onderdelen van voldoende niveau is. Dit betekent dat wij op dit moment geen reden hebben om het toezicht te intensiveren. Wij hebben geen tekortkomingen in de naleving van de wettelijke voorschriften vastgesteld.
Pagina 5 van 15
3. BEVINDINGEN In dit hoofdstuk leest u de bevindingen uit ons onderzoek op basis waarvan we tot onze conclusie over de kwaliteit zijn gekomen. Eerst geven we een samenvattend algemeen beeld over de kwaliteit van het onderwijs op de Vrije School, afdeling vwo. Daarna volgt het kwaliteitsprofiel waarin de oordelen op de indicatoren staan. Vervolgens lichten we die oordelen in onderlinge samenhang toe. 3.1 Algemeen Beeld De Vrije School in Zutphen is een school waar het opdoen van cognitieve kennis weliswaar belangrijk is, maar waar de persoonlijke, brede ontwikkeling van leerlingen voorop staat. Het onderwijs (de leerstof) is gericht op het aanspreken van de totale leerling (hoofd, hart, handen) in de verschillende leeftijdsfases. Dat heeft geresulteerd in een rijk curriculum waarin veel aandacht is voor bewegen, muziek en creativiteit. De aandacht voor de brede ontwikkeling is goed zichtbaar in de periodelessen en in de benadering van de leerling; in de eerste leerjaren zijn cijfers minder belangrijk dan de persoonlijke ontwikkeling. Dit neemt niet weg dat de afdeling vwo - binnen de vereiste 6-jaren termijn - al enige jaren achtereen voldoende tot goede examenresultaten behaalt. De school daagt leerlingen uit het maximale uit zichzelf te halen, waarbij het brede curriculum (creatieve vakken) en aandacht voor sociale (groeps)processen belangrijke voorwaarden zijn om tot goede cognitieve resultaten te komen. Daarnaast is er sprake van een prettige en veilige leeromgeving, waar zorg en begeleiding hoog in het vaandel staan en waar de leerlingen worden gekend. Er is sprake van een goed sociaal klimaat op school. Het onderwijsproces is eveneens op orde. De school heeft een duidelijke visie op het onderwijs uit het gedachtegoed van Rudolf Steiner en slaagt erin om deze visie in haar aanbod (periodeonderwijs) te vertalen naar voor leerlingen aansprekende onderwijsactiviteiten en inhouden. Docenten zijn in hoge mate zelf verantwoordelijk voor de inhoud en vormgeving van het onderwijs. Dit betekent aan de ene kant een hoge werkdruk, maar de inhoud en vormgeving van de periodelessen leidt ook tot een grote betrokkenheid van het onderwijspersoneel bij de school. Ook de wijze waarop de school de zorg en ondersteuning heeft georganiseerd geeft duidelijk aan vanuit welke visie de docenten naar het begeleiden van leerlingen kijken. De leerling staat centraal en het is aan de
Pagina 6 van 15
docent, de mentor en het decanaat om samen met de leerling te bepalen wat hij/zij nodig heeft om verder te komen in het persoonlijke leerproces. Hoewel het onderwijsproces op de meeste onderdelen voldoet aan de eisen die wij hieraan stellen kan het op een belangrijk onderdeel wel versterkt worden. De school maakt namelijk geen gebruik van een dekkend systeem van genormeerde toetsen voor de kernvakken waarmee zij leerlingen systematisch volgen in hun ontwikkeling. Het feit dat de Vrije School op dit gebied andere keuzes heeft gemaakt is vanuit de Vrije School-gedachte begrijpelijk, maar binnen ons kader beoordelen we deze indicator echter als onvoldoende. We vinden het belangrijk omdat het een instrument is om voor leerlingen op verschillende niveau's binnen een klas doelen te stellen wat betreft resultaten. Ondanks het ontbreken van een dergelijk leerlingvolgsysteem stellen we vast dat alle leerlingen in beeld zijn en op andere manieren worden gevolgd in hun ontwikkeling. Verder is het jammer dat - ondanks het brede aanbod - de sociale opbrengsten niet beoordeeld kunnen worden wegens het ontbreken van een landelijk genormeerd instrument waarmee sociale vaardigheden en maatschappelijke competenties in beeld worden gebracht. Het is daarom lastig voor de school om de sociale opbrengsten te evalueren. De school heeft besloten de maatschappelijke stage - ondanks het verdwijnen van de wettelijke verplichting hiervan - te continueren. De maatschappelijke stage is in het leerplan ingebed in andere stagevormen, als belangrijk onderdeel van de sociale en economische ontwikkeling van leerlingen in het 3e t/m 5e leerjaar (klas 9, 10 en 11). Ondanks het feit dat de school een fusie (2010) achter de rug heeft waarbij twee 'organisaties' geïntegreerd werden, is de school erin geslaagd voldoende vorm en inhoud te geven aan de kwaliteitszorg. In de komende jaren wordt gericht gewerkt aan de ontwikkeling van een lerende 'professionele'organisatie, met zelfsturende teams. Het concept schoolplan 2015-2019 geeft helder aan waar de prioriteiten liggen en op welke wijze de schoolontwikkeling ter hand wordt genomen. 3.2 Kwaliteits- en nalevingsprofiel In onderstaande tabel staan de indicatoren die in dit onderzoek zijn betrokken en tot welke oordelen het onderzoek heeft geleid. De nummering in de tabellen verwijst naar het volledige waarderingskader voortgezet onderwijs. Het volledige kader kunt u op de website van de inspectie bekijken en downloaden. Hierin zijn de indicatoren voorzien van een kleur. Sommige nummers zijn rood. Dit
Pagina 7 van 15
betekent dat zij tot het zogenaamde kernkader behoren. De blauw genummerde indicatoren (aanvullend kader) zijn indicatoren die de inspectie aan een onderzoek kan toevoegen om de kwaliteit van de betreffende indicator te beoordelen en de groen genummerde indicatoren (verdiepend kader) zijn indicatoren die de inspectie bijvoorbeeld bij een themaonderzoek wil beoordelen. De oordelen zijn weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de betreffende indicator gerealiseerd is. Legenda: 1. slecht 2. onvoldoende 3. voldoende 4. goed 5. niet te beoordelen Wij hebben daarnaast onderzocht of de school voldoet aan de naleving van enkele wettelijke voorschriften. Dit wordt tot uitdrukking gebracht met de score ‘ja’ of ‘nee’. De opbrengsten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden 1.1
De leerlingen behalen in de onderbouw het opleidingsniveau dat mag worden verwacht.
1.2.5
De leerlingen lopen weinig vertraging op in de bovenbouw van de opleiding vwo.
1.3.5
De leerlingen van de opleiding vwo behalen voor het centraal examen de cijfers die mogen worden verwacht.
1.4.5
Bij de opleiding vwo zijn de verschillen tussen het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen van een aanvaardbaar niveau.
De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau 2.1
1
4
5
• • •
1
2
3
4
1
2
3
4
•
De leerlingen maken efficiënt gebruik van de onderwijstijd.
De leraren bevorderen door hun handelen de verwerving van sociale en maatschappelijke competenties van leerlingen.
5
•
De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau.
Het schoolklimaat is ondersteunend en gericht op een brede vorming 5.1
3
•
De leerlingen krijgen voldoende tijd om zich het leerstofaanbod eigen te maken 4.3
2
1
2
3
4
•
Pagina 8 van 15
Het schoolklimaat is ondersteunend en gericht op een brede vorming
1
2
3
4
5.2
De school en haar omgeving vormen een gezamenlijke pedagogische gemeenschap.
•
5.3
De school vormt een sociaal veilige gemeenschap.
•
5.4
De school ondersteunt de leerlingen en de ouders/verzorgers bij de keuzes tijdens de schoolloopbaan.
•
5.5
De school kent een op ondersteuning en begeleiding gerichte cultuur.
•
Het (vak)didactisch handelen van leraren stelt leerlingen in staat tot leren en ontwikkeling
1
2
3
7.1
De onderwijsactiviteit heeft een doelgerichte opbouw.
•
7.2
De leraar geeft een begrijpelijke uitleg.
•
7.3
De leerlingen zijn actief betrokken.
•
7.4
De leerlingen krijgen effectieve feedback op hun leerproces.
De leraren stemmen hun didactisch handelen af op verschillen tussen leerlingen
•
1
2
8.2
De leraar stemt de instructie af op verschillen tussen leerlingen.
•
8.3
De leraar stemt de verwerking af op verschillen tussen leerlingen.
•
De school biedt effectief aanvullend onderwijs en ondersteuning aan leerlingen die dat nodig hebben (basisondersteuning). (De school bestrijdt effectief achterstanden)
1
2
3
4
3
4
9.1
De school volgt systematisch de vorderingen van de leerlingen aan de hand van genormeerde toetsen.
9.2
De school bepaalt wat de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte is van individuele of groepen leerlingen.
•
9.4
De school voert de ondersteuning planmatig uit.
•
De school bewaakt de kwaliteit van haar opbrengsten
•
1
2
3
12.1
De school evalueert systematisch de opbrengsten.
•
12.2
De school werkt doelgericht aan de kwaliteit van de opbrengsten.
•
De school bewaakt de kwaliteit van het onderwijsproces 13.1
De school evalueert systematisch het onderwijsproces.
4
1
2
3
4
4
•
Pagina 9 van 15
De school bewaakt de kwaliteit van het onderwijsproces
1
2
3
13.2
De school werkt doelgericht aan de verbetering van het onderwijsproces.
•
13.3
De school borgt de kwaliteit van het onderwijsproces.
•
Nalevingsindicatoren 2013
4
ja nee
N1
Door of namens het bestuur is de vastgestelde schoolgids naar de inspectie gestuurd en deze schoolgids bevat de onderzochte onderdelen (WVO, art. 24c en 24a).
•
N2
Door of namens het bestuur is het vastgestelde schoolplan naar de inspectie gestuurd en dit schoolplan bevat de onderzochte onderdelen (art. 24c en 24 WVO).
•
N4
Door of namens het bestuur zijn het Examenreglement en het PTA naar de inspectie gestuurd en deze documenten bevatten de onderzochte onderdelen (Eindexamenbesluit art. 31).
•
3.3 Toelichting bij kwaliteitsprofiel Het bovenstaande algemene beeld en kwaliteitsprofiel lichten we hieronder toe. Daarbij komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan bod: opbrengsten, onderwijsproces, sociaal klimaat en kwaliteitszorg. Opbrengsten De opbrengstenkaart 2015 (gebaseerd op de behaalde resultaten in 2012, 2013 en 2014) laat zien dat de afdeling vwo voldoende tot goede opbrengsten realiseert. Van de vier opbrengstindicatoren liggen het rendement onderbouw en het gemiddeld cijfer centraal examen boven het landelijk gemiddelde. Het bovenbouwrendement is voldoende en het verschil tussen de cijfers voor het schoolexamen en het centraal examen ligt binnen de norm van 0.5 punt. De goede resultaten bij het onderbouwrendement worden veroorzaakt doordat er geen leerlingen doubleren in de eerste twee leerjaren, maar ook omdat veel leerlingen met een havo advies (25%) of een havo/vwo advies (33%) vanaf het derde leerjaar havo/vwo-onderwijs volgen en uiteindelijk het vwo-diploma halen. Het rendement bovenbouw (van 3e leerjaar naar diploma zonder zittenblijven) is 67% en is daarmee voldoende. Het 3-jaarsgemiddeld examencijfer is 6.83. Daarmee behoort de school tot de tien procent best presterende scholen.
Pagina 10 van 15
Onderwijsproces De kwaliteit van de lessen Op basis van de lesobservaties bij zowel de periodelessen als de vaklessen, stellen wij vast dat er sprake is van voldoende basiskwaliteit. De lessen kenmerken zich door een goede pedagogische relatie tussen docenten en leerlingen. We zien betrokken en bevlogen docenten die veel oog hebben voor zowel de individuele leerling als het groepsproces. Op schoolniveau (dat wil zeggen in meer dan 75% van de lessen waargenomen) voldoen de meeste lessen aan de normen die wij stellen als het gaat om het efficiënt benutten van de onderwijstijd, de opbouw van de les, de kwaliteit van de uitleg en actieve betrokkenheid van leerlingen. Waar wij echter kritisch op zijn is de mate waarop in de lessen zelf gerichte feedback wordt gegeven op het leerproces. Wat hebben de leerlingen nodig om de volgende keer, bijvoorbeeld bij een proefwerk, een voldoende te behalen? Maak in de interactie met de klas expliciet helder waarom een antwoord goed of fout is. Leerlingen moeten (bewust) veel zelf ontdekken, maar de kwaliteit en effectiviteit van de les wordt versterkt indien gerichte feedback op het leerproces vaker en bewuster wordt toegepast. Wij zien overigens dat buiten de lessituatie wel feedback aan leerlingen wordt gegeven, onder meer in de woordrapporten. Rekening houden met verschillen (differentiatie) Wij stellen vast dat docenten in hun lessen nauwelijks onderscheid maken tussen de verschillen in leerbehoeften van leerlingen. De lessen zijn veelal gericht op de gehele groep, waar zowel leerlingen zitten die op een havo- of vwo niveau functioneren. Tijdens de periodelessen is dit veelal een bewuste keuze, maar bij de overige vaklessen mag van de docent verwacht worden dat er meer gedifferentieerd wordt bij de instructie en verwerkingsopdrachten. Ook dan hebben we echter gezien dat er sprake is van een klassikaal aanbod dat feitelijk voor iedere leerling hetzelfde is. Dat het rekening houden met verschillen tussen leerlingen een aandachtspunt is blijkt uit het feit dat differentiatie in de klas een onderwerp is dat door de schoolleiding op de ontwikkelagenda 2014-2017 is gezet. Doel hiervan is om met behulp van differentiatie en activerende werkvormen tijd vrij te maken voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften. Zorg en ondersteuning In de afgelopen vijf jaar heeft de school meer ordening en structuur aangebracht in de zorgstructuur van de school. Ook de ontwikkelingen in het
Pagina 11 van 15
kader van Passend onderwijs hebben bijgedragen tot een herijking van de zorg en ondersteuning die de school kan bieden aan leerlingen met extra zorgbehoeften. De Vrije School geeft aan dat zij kwetsbare jongeren aantrekt: leerlingen met sociaal-emotionele problematiek, zogenaamde 'buitenbeentjes' en leerlingen die elders gepest worden voelen zich op de Vrije School welkom. Er zijn daardoor ook relatief veel zij-instromers. Dit beeld wordt bevestigd door leerlingen. Zij geven aan dat iedereen op school zichzelf kan zijn, dat pesten niet of nauwelijks voorkomet en dat zij 'gezien' worden door de leraren/mentoren. Leerlingen in de 'onderbouw' krijgen voldoende hulp aangereikt indien zij problemen hebben op sociaal-emotioneel gebied en/of op het cognitieve vlak. Van leerlingen in de 'bovenbouw' wordt verwacht dat zij zelf meer initiatieven nemen om hulp te vragen. Dat hoort bij hun ontwikkelingsproces. Dat betekent overigens niet dat deze leerlingen uit beeld zijn bij de mentor. Tijdens de leerlingbesprekingen wordt de ontwikkeling van leerlingen op cognitief en sociaal-emotioneel gebied besproken, waarbij het welbevinden van de leerlingen centraal staat. Resultaten en/of analyses op basis van landelijk genormeerde toetsen worden hier niet bij betrokken, omdat de school geen leerlingvolgsysteem met dergelijke toetsen gebruikt. Er wordt wel een drempeltoets, rekentoets en dyslexietoets afgenomen. Ondanks het ontbreken ven een genormeerd systeem van landelijke toetsen slaagt de school erin om leerlingen die in het kader van de referentieniveaus voor rekenen extra hulp nodig hebben, te signaleren en hulp aan te bieden. Het feit dat leerlingen goed in beeld zijn blijkt ook uit de woordrapporten die ouders en leerlingen ontvangen. Daarin staat per vak het leerproces, de leerstof en de resultaten beschreven. Daarnaast is de school voornemens het werken met groepsplannen, als onderdeel van de extra ondersteuning, in te voeren. Sociaal klimaat Algemeen Op de Vrije School in Zutphen is sprake van een goed sociaal klimaat. Niet alleen ervaren de leerlingen de school als veilig en prettig, ook de wijze waarop de school in haar aanbod en leerplan aandacht besteedt aan het verwerven van maatschappelijke en sociale competenties verdient een compliment. Duidelijk is dat alle geledingen binnen de school bijdragen aan het functioneren van de school als een sociale en pedagogische gemeenschap. Sociale opbrengsten De sociale opbrengsten kunnen niet beoordeeld worden omdat de school geen meetinstrument gebruikt waarmee de sociale en maatschappelijke competenties
Pagina 12 van 15
van leerlingen in beeld worden gebracht. De inspectie stelt het op prijs dat de school zich inspant om naar een verbetering van deze situatie te streven, juist omdat deze school over een heel breed en stimulerend aanbod ten aanzien van deze vaardigheden en competenties beschikt. Zo heeft de school meegedaan aan de pilot leerwinst en toegevoegde waarde in het onderwijs, waarin ook vragen over burgerschapscompetenties zaten. Ook is de school bereid te onderzoeken welk landelijk genormeerd instrument mogelijk geschikt is om sociale opbrengsten op school in kaart te brengen. Schoolklimaat Op school is sprake van een prettig sociaal klimaat en leerlingen geven aan dat zij zich op school veilig en gezien voelen. Er is veel aandacht voor het welbevinden van leerlingen. Incidenten doen zich niet of nauwelijks voor. De school hanteert geen incidentenregistratie. Als er zich incidenten voordoen dan wordt direct en adequaat opgetreden. We hebben gezien dat in dat geval leerlingen dan zelfs uit de periodeles gehaald worden, hetgeen uitzonderlijk is om te doen. Leerlingen worden actief betrokken bij het schoolgebeuren omdat zij een belangrijk onderdeel vormen van de school als gemeenschap. Zo is er een leerlingenraad en een leerlingenstatuut. Om het gevoel van veiligheid te verzorgen en te borgen is er structureel aandacht voor pestpreventie, verslavingspreventie en preventie van ongewenst gedrag. Wat in het beleid nog ontbreekt is de meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Deze meldcode helpt professionals goed te reageren bij signalen van dit soort geweld. Sinds 1 juli 2013 zijn professionals verplicht de meldcode te gebruiken bij vermoedens van geweld in huiselijke kring. Loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) en maatschappelijke stage Het LOB-beleid op de Vrije School in Zutphen heeft vanaf het schooljaar 2012-2013 een duidelijk karakter gekregen en is vastgelegd in het decaanplan. Er is gekozen voor een 1e lijns decanaat, waarbij de decaan de leerling kent en bij voorkeur betrokken is bij de maatschappelijke stages van de leerlingen. Door deze constructie zijn er nauwelijks kosten voor de coördinatie van de maatschappelijke stage en is dit laatste ingebed in het LOB-beleid. De decaan op school heeft een centrale rol voor wat betreft loopbaanzaken. Hij heeft een adviserende en signalerende rol en stuurt daarnaast leerlingen, mentoren en andere collega's aan op LOB-terrein. Het decanaat is laagdrempelig opgezet en speelt eveneens een rol bij het bespreken van zorgaspecten met en van leerlingen. Uit het decaanplan blijkt dat de school heel gericht werkt aan het begeleiden van de schoolloopbaan en het keuzeproces van leerlingen naar het vervolgonderwijs. Opbrengsten en doelen zijn geformuleerd en per leeftijdsfase is aangegeven
Pagina 13 van 15
welke activiteiten worden aangereikt of uitgevoerd. Naast de beroepsoriëntatie, oriëntatie op het vervolgonderwijs, het ontwikkelen van loopbaancompetenties is het ontwikkelen van de competentie om met veranderingen en onzekerheid om te gaan een belangrijk aspect binnen het LOB. Leerlingen worden via een aantal specifieke stages goed voorbereid op het keuzeproces en hun toekomst. Zo is er een snuffelstage, een communicatiestage en een toekomststage. Opvallend is dat ca. 50 procent van de leerlingen na afronding van de school een tussenjaar gaat doen. Ze willen eerst meer van de wereld zien alvorens een vervolgstudie op te pakken. De decaan bereidt de leerlingen overigens wel goed voor op de gevolgen van het opnemen van een tussenjaar. Leerlingen moeten zich namelijk vroegtijdig aanmelden voor een vervolgstudie waar, in het kader van de wet Kwaliteit in Verscheidenheid, zij te maken hebben met matchingsgesprekken voor hoger- en wetenschappelijk onderwijs. Binnen het LOB-beleid wordt aandacht besteed aan het evalueren van de resultaten hiervan. Er worden stageverslagen geschreven, leerlingen krijgen een getuigschrift van de mentor en ze moeten zelf een profielwerkstuk en einddossier bijhouden. In dat profielwerkstuk is onder meer aandacht voor zelfreflectie van de leerling. De evaluatie van het LOB-beleid kan versterkt worden indien de school in afstemming met de HBO en WO-opleidingen systematisch in beeld brengt hoe oud-leerlingen functioneren op de vervolgopleiding. Gegevens van 'School in beeld' kunnen hiertoe benut worden. Een postief element in de evaluatie van het LOB is het gegeven dat de decanen ieder schooljaar een jaarverslag maken dat met de schoolleiding wordt besproken. Dit bevat ook een analyse van de op- en afstroom van leerlingen. Kwaliteitszorg De school werkt in haar kwaliteitszorg systematisch en planmatig; wij hebben de kwaliteitszorg daarom in z'n geheel als voldoende beoordeeld. Uit documenten en gesprekken blijkt dat de school voldoende zicht heeft op de kwaliteit van de opbrengsten en het onderwijsproces. Wel stellen we vast dat de school meer zelfreflectie kan betonen als het gaat om het beoordelen van de kwaliteit van de lessen op basis van de vastgestelde visie. Niet alleen nieuwe docenten moeten worden beoordeeld, maar ook de docenten die al langer aan school verbonden zijn. Door dit systematisch uit te voeren krijgt de school een completer beeld van de kwaliteit van het primaire proces en kan het daar het scholingsbeleid op afstemmen. Positief in dit verband is dat docenten wel bij elkaar in de les kijken (intervisegroep) en dat er periodiek tevredenheidsonderzoeken worden uitgezet.
Pagina 14 van 15
Vanwege het feit dat de school in leerlingenaantal enorm is gegroeid en er jaarlijks veel nieuwe docenten bijkomen, is het belangrijk bestaande afspraken en procedures goed te blijven borgen.
Pagina 15 van 15