KWALITEITSONDERZOEK IN HET KADER VAN HET ONDERWIJSVERSLAG Stanislascollege Westplantsoen
Plaats BRIN nummer Onderzoeksnummer Datum onderzoek Datum vaststelling
: : : : :
Delft 02DZ|00 281693 21 - 22 januari 2015 31 maart 2015
Pagina 2 van 14
1. INLEIDING De Inspectie van het Onderwijs heeft een onderzoek uitgevoerd op 21 en 22 januari 2015 op het Stanislascollege, vestiging Westplantsoen afdeling havo om een oordeel te kunnen uitspreken over de kwaliteit van het onderwijs op deze afdeling en over de naleving van wet- en regelgeving. Daarmee geldt dit onderzoek ook als het bezoek dat de inspectie op alle scholen voor voortgezet onderwijs ten minste eens in de vier jaar aflegt. Aanleiding De aanleiding voor dit onderzoek is het volgende. De afdeling is betrokken in het jaarlijkse steekproefonderzoek voor het Onderwijsverslag 2015. In dit onderzoek verzamelen wij informatie over een aantal aspecten. Deze aspecten hebben naast de kernindicatoren betrekking op aspecten van het schoolklimaat, de loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB) en de maatschappelijke stage. Dit onderzoek leidt tot een kwaliteitsprofiel voor uw school en een bepaling van het toezichtarrangement. De verzamelde informatie gebruiken wij bovendien voor rapportage over de kwaliteit van het stelsel in het Onderwijsverslag 2015. Ook gebruiken we dit onderzoek om informatie te verzamelen over een aantal thema’s waarover we in het Onderwijsverslag 2015 zullen rapporteren, te weten de loopbaanoriëntatie en loopbaanbegeleiding (LOB) en de positie van de maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs (onderdeel van burgerschapsvorming). Het Stanislascollege, vestiging Westplantsoen is een school voor havo en vwo met ruim 1800 leerlingen. Onderzoeksopzet De inspectie baseert haar kwaliteitsoordelen door de onderwijspraktijk van de school te toetsen aan een selectie van kwaliteitsindicatoren uit het toezichtkader voortgezet onderwijs 2013. Bij dit onderzoek hebben we de indicatoren uit het zogenaamde kernkader onderzocht. Dit is het gedeelte uit het toezichtkader dat bij al onze kwaliteitsonderzoeken minimaal wordt beoordeeld. In het onderzoek is ook een aantal indicatoren uit het aanvullende kader onderzocht waarmee we de sociale kwaliteit in beeld brengen.
Pagina 3 van 14
Het onderzoek bestond uit de volgende activiteiten: • Wij hebben relevante documenten van en over de school geanalyseerd; • Het leerlingvolgsysteem is ingezien. In aansluiting daarop is een aantal dossiers van leerlingen bestudeerd; • De incidentenregistratie is ingezien. • Onder de leerlingen is een digitale vragenlijst uitgezet waarin leerlingen bevraagd zijn naar hun oordeel over het schoolklimaat en de schoolveiligheid. • Schoolbezoek, waarbij wij in een aantal lessen de onderwijspraktijk hebben geobserveerd. • Wij hebben gesprekken gevoerd met het management, leraren, zorgcoördinatoren, mentoren, decanen en leerlingen. • Aan het eind van het schoolbezoek heeft de inspectie de bevindingen van het onderzoek besproken met de directie en bestuur.
Opbouw rapport In hoofdstuk 2 staat de conclusie van het onderzoek waaronder het vervolgtoezicht. In hoofdstuk 3 beschrijven we de bevindingen uit het onderzoek in de vorm van een kwaliteitsprofiel. Dit wordt gevolgd door een paragraaf waarin het oordeel van de inspectie wordt toegelicht en waar mogelijk de schoolontwikkeling in samenhang wordt beschreven.
Pagina 4 van 14
2. CONCLUSIE EN TOEZICHTARRANGEMENT Een kwaliteitsonderzoek zoals wij op het Stanislascollege, vestiging Westplantsoen afdeling havo hebben uitgevoerd, leidt tot een zogenaamd toezichtarrangement voor kwaliteit en/of voor naleving. Een arrangement kan basistoezicht inhouden of juist aangepast toezicht. In het eerste geval (bij basistoezicht) vinden wij de kwaliteit van voldoende niveau en is het daarom niet nodig om de school onder intensief toezicht te plaatsen. Als er echter teveel tekortkomingen zijn geconstateerd, wordt conform beslisregels geoordeeld dat de kwaliteit onvoldoende is en stellen we een aangepast arrangement vast voor zwakke of voor zeer zwakke kwaliteit en/of voor naleving. Onze conclusie voor het Stanislascollege, vestiging Westplantsoen afdeling havo is als volgt: Op basis van het onderzoek kennen wij aan de school het basisarrangement toe, omdat zowel de opbrengsten als ook de kwaliteit van het onderwijs op de onderzochte onderdelen van voldoende niveau zijn. Er is geen sprake van tekortkomingen in de naleving van de wettelijke vereisten.
Pagina 5 van 14
3. BEVINDINGEN In dit hoofdstuk leest u de bevindingen uit ons onderzoek op basis waarvan we tot onze conclusie over de kwaliteit zijn gekomen. Eerst geven we een samenvattend algemeen beeld over de kwaliteit van het onderwijs op het Stanislascollege, vestiging Westplantsoen, afdeling havo. Daarna volgt het kwaliteitsprofiel waarin de oordelen op de indicatoren staan. Vervolgens lichten we die oordelen in onderlinge samenhang toe. 3.1 Algemeen Beeld Het Stanislascollege, vestiging Westplantsoen is van oorsprong een Jezuitenschool waar de zogenaamde Ignatiaanse pedagogiek een belangrijke plaats inneemt. Dit betekent onder andere dat de school veel waarde hecht aan een positieve benadering van leerlingen en dat vieringen en bezinningsdagen belangrijke momenten in het schooljaar zijn. Deze grondhouding is terug te zien in de respectvolle manier waarop docenten en leerlingen met elkaar omgaan. De leerlingenpopulatie toont zich taakgericht en bereid tot leren. In dit positieve schoolklimaat behalen de leerlingen voldoende leerresultaten. Het didactisch handelen van het merendeel van de leraren is van voldoende kwaliteit maar we zien nog wel verbetermogelijkheden. Zo geven nog te weinig docenten feedback aan de leerlingen die echt gericht is op hun individuele leerproces. En alhoewel differentiatie een van de speerpunten is van de school en we een aantal goede voorbeelden van differentiatie hebben gezien, gebeurt dit nog niet in het merendeel van de lessen. Buiten de reguliere lessen biedt de school wel veel extra's voor leerlingen die meer willen en kunnen. Ook in de laptop klassen lukt het een aantal docenten goed om te differentiëren. Bovendien heeft de invoer van de laptop klassen gezorgd voor een versnelling van het gebruik van ict om het onderwijs te ondersteunen en te verlevendigen. De kwaliteitszorg is van een voldoende niveau, met een enkele tekortkoming. Zo is er nog te weinig toetsbeleid om de kwaliteit en afstemming van de toetsen te waarborgen. Verder is de school pas relatief kort bezig met collegiaal lesbezoek en structureel lesbezoek vanuit het managementteam. De school kan nog een verbeterslag maken door meer good practices met elkaar te delen en meer samenhang te brengen in de individuele vakgroepontwikkelingen.
Pagina 6 van 14
3.2 Kwaliteits- en nalevingsprofiel In onderstaande tabel staan de indicatoren die in dit onderzoek zijn betrokken en tot welke oordelen het onderzoek heeft geleid. De nummering in de tabellen verwijst naar het volledige waarderingskader voortgezet onderwijs. De oordelen zijn weergegeven in de vorm van een score. De score geeft aan in welke mate de betreffende indicator gerealiseerd is. Legenda: 1. slecht 2. onvoldoende 3. voldoende 4. goed 5. niet te beoordelen Wij hebben daarnaast onderzocht of de school voldoet aan de naleving van enkele wettelijke voorschriften. Dit wordt tot uitdrukking gebracht met de score ‘ja’ of ‘nee’. De opbrengsten liggen op het niveau dat op grond van de kenmerken van de leerlingenpopulatie verwacht mag worden
1
2
3
1.1
De leerlingen behalen in de onderbouw het opleidingsniveau dat mag worden verwacht.
•
1.2.4
De leerlingen lopen weinig vertraging op in de bovenbouw van de opleiding havo.
•
1.3.4
De leerlingen van de opleiding havo behalen voor het centraal examen de cijfers die mogen worden verwacht.
1.4.4
Bij de opleiding havo zijn de verschillen tussen het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen van een aanvaardbaar niveau.
De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau 2.1
4
5
•
1
2
3
•
De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau.
1
2
De leraren bevorderen door hun handelen de verwerving van sociale en maatschappelijke competenties van leerlingen.
3
4
•
De leerlingen maken efficiënt gebruik van de onderwijstijd.
Het schoolklimaat is ondersteunend en gericht op een brede vorming 5.1
5
•
De leerlingen krijgen voldoende tijd om zich het leerstofaanbod eigen te maken 4.3
4
1
2
3
4
•
Pagina 7 van 14
Het schoolklimaat is ondersteunend en gericht op een brede vorming
1
2
3
5.2
De school en haar omgeving vormen een gezamenlijke pedagogische gemeenschap.
5.3
De school vormt een sociaal veilige gemeenschap.
•
5.4
De school ondersteunt de leerlingen en de ouders/verzorgers bij de keuzes tijdens de schoolloopbaan.
•
5.5
De school kent een op ondersteuning en begeleiding gerichte cultuur.
•
Het (vak)didactisch handelen van leraren stelt leerlingen in staat tot leren en ontwikkeling
•
1
2
3
7.1
De onderwijsactiviteit heeft een doelgerichte opbouw.
•
7.2
De leraar geeft een begrijpelijke uitleg.
•
7.3
De leerlingen zijn actief betrokken.
•
7.4
De leerlingen krijgen effectieve feedback op hun leerproces.
De leraren stemmen hun didactisch handelen af op verschillen tussen leerlingen
1
2
De leraar stemt de instructie af op verschillen tussen leerlingen.
•
8.3
De leraar stemt de verwerking af op verschillen tussen leerlingen.
•
1
2
3
4
3
4
9.1
De school volgt systematisch de vorderingen van de leerlingen aan de hand van genormeerde toetsen.
•
9.2
De school bepaalt wat de onderwijs- en ondersteuningsbehoefte is van individuele of groepen leerlingen.
•
9.4
De school voert de ondersteuning planmatig uit.
•
De school bewaakt de kwaliteit van haar opbrengsten 12.1
De school evalueert systematisch de opbrengsten.
12.2
De school werkt doelgericht aan de kwaliteit van de opbrengsten.
De school bewaakt de kwaliteit van het onderwijsproces 13.1
De school evalueert systematisch het onderwijsproces.
4
•
8.2
De school biedt effectief aanvullend onderwijs en ondersteuning aan leerlingen die dat nodig hebben (basisondersteuning). (De school bestrijdt effectief achterstanden)
4
1
2
3
4
• •
1
2
3
4
•
Pagina 8 van 14
De school bewaakt de kwaliteit van het onderwijsproces 13.2
De school werkt doelgericht aan de verbetering van het onderwijsproces.
13.3
De school borgt de kwaliteit van het onderwijsproces.
1
2
3
4
• •
Nalevingsindicatoren 2013
ja nee
N1
Door of namens het bestuur is de vastgestelde schoolgids naar de inspectie gestuurd en deze schoolgids bevat de onderzochte onderdelen (WVO, art. 24c en 24a).
•
N2
Door of namens het bestuur is het vastgestelde schoolplan naar de inspectie gestuurd en dit schoolplan bevat de onderzochte onderdelen (art. 24c en 24 WVO).
•
N4
Door of namens het bestuur zijn het Examenreglement en het PTA naar de inspectie gestuurd en deze documenten bevatten de onderzochte onderdelen (Eindexamenbesluit art. 31).
•
3.3 Toelichting bij kwaliteitsprofiel Het bovenstaande algemene beeld en kwaliteitsprofiel lichten we hieronder toe. Daarbij komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan bod: cognitieve opbrengsten, sociale opbrengsten, sociale kwaliteit, loopbaanorientatie en begeleiding (LOB), onderwijsproces, ondersteuning en begeleiding en kwaliteitszorg.
Cognitieve opbrengsten De opbrengsten van het Stanislascollege, vestiging Westplantsoen, afdeling havo zijn gemiddeld over drie jaar gemeten (2010-2011, 2011-2012, 2012-2013) voldoende. Dit geldt voor zowel het onder- als het bovenbouwrendement. Leerlingen stromen gemiddeld genomen door naar het niveau dat het advies bij de toelating aangaf. Ook het tempo waarin leerlingen hun diploma behalen ligt op het gemiddelde van de vergelijkingsgroep. De school heeft sinds twee jaar stringentere determinatienormen wat het onderbouwrendement wel onder druk kan zetten. Ook omdat de school niet een breed pakket aan ondersteuning inzet voor leerlingen die onvoldoende resultaten halen. Het gemiddelde eindexamencijfer is over drie jaar gemeten nog onvoldoende maar de resultaten van het eindexamen in 2014 lagen -met een 6,4- weer op het landelijk gemiddelde en het opbrengstenoordeel zal in 2015 op dit onderdeel weer voldoende zijn. Het verschil tussen het centraal examen en het schriftelijk examen is met een 0,04 ruim binnen de norm van 0,5 die de inspectie hiervoor hanteert.
Pagina 9 van 14
De onvoldoende resultaten behaald voor het examen in 2011, hebben voor een cultuuromslag gezorgd naar meer opbrengstgericht werken en het goed monitoren van de resultaten. De verwachting is dan ook dat de school de examenresultaten rond het landelijk gemiddelde kan houden. De school streeft ernaar boven het landelijk gemiddelde te scoren maar heeft nog geen concrete resultaatafspraken hierover gemaakt met de vakgroepen. Sociale opbrengsten De school heeft een duidelijke visie waar het gaat om de bevordering van de sociale en maatschappelijke competenties van de leerlingen. Vanuit de theorie van de 'positive behaviour support' werkt de school aan een pedagogisch klimaat waarin leerlingen aangemoedigd worden en elkaar positief benaderen. Tijdens vieringen en bezinningsdagen komt dit verder tot uiting. Alhoewel de school verschillende vragenlijsten inzet om een beeld te krijgen van het sociaal en emotioneel welzijn van de leerlingen, beschikt zij niet over gegevens die een beeld geven van de sociale en maatschappelijke competenties van de leerlingen. We kunnen de sociale opbrengsten dan ook niet beoordelen.
Sociale kwaliteit Het schoolklimaat van de school hebben wij als positief beoordeeld. We komen tot dat oordeel onder andere omdat leerlingen aangeven zich veilig te voelen, er nauwelijks incidenten zijn en we tijdens de pauzes in de volle gangen en aula’s een opmerkelijke rust hebben waargenomen. Een aantal factoren draagt bij aan dit gunstige klimaat. De belangrijkste daarvan is uiteraard de positieve grondhouding van alle medewerkers. De identiteitscommissie voedt hen daarin en betrekt ouders hierbij via speciale gespreksgroepen. De betrekkelijke homogeniteit van de schoolpopulatie zal ook bijdragen aan een klimaat waarin weinig incidenten plaatsvinden. Om de sociale vaardigheden van de leerlingen te versterken bieden alle mentoren tijdens de mentorlessen in de eerste, tweede en derde klassen speciaal daartoe ontworpen lesprogramma’s aan. Daarnaast krijgen alle eerste klassen een serie ‘rots en water’ lessen. Dit is een speciale vorm van bewegingsonderwijs die gericht is op versterking van het sociaal- emotioneel welzijn van de leerlingen. Ook is er een aantal projecten om thema's zoals seksuele diversiteit aan de orde te stellen. Verder heeft de school een pestprotocol en een schoolveiligheidsplan. Een preventiemedewerker actualiseert dit plan geregeld en stemt af met betrokkenen.
Pagina 10 van 14
Het aanleren van burgerschaps- en maatschappelijke competenties vindt voornamelijk tijdens de lessen geschiedenis, maatschappijwetenschappen en levensbeschouwing plaats. Deze vakken organiseren een aantal projecten. Zo bezoeken leerlingen de Tweede Kamer en ‘kruipen in de huid’ van een wethouder. De school heeft niet expliciet beleidsdoelstellingen geformuleerd rond het verwerven van burgerschaps- en maatschappelijke competenties en checkt dan ook niet systematisch of deze zijn gehaald. Wanneer de school wel een overzicht zou maken van de burgerschapsdoelen zouden ook andere vakken dan geschiedenis- en maatschappijwetenschappen de mogelijkheden om aan dergelijke doelen te werken, beter kunnen benutten. Loopbaanoriëntatie en -begeleiding Het beleid rond loopbaanoriëntatie en -begeleiding is nog in ontwikkeling. De school heeft dit jaar voor alle derde klassers een dag georganiseerd buiten school die in het teken stond van ‘wie ben ik, wat kan ik en wat wil ik’. Hoewel deze dag vanuit de identiteitswerkgroep is georganiseerd, sluit de inhoud ook aan bij de keuzelessen die de decanen aan de derde klassers geven. Voor de bovenbouwleerlingen organiseert de school een beroepenmiddag en leerlingen bezoeken open dagen. Via een digitaal portfolio houden leerlingen uitslagen van beroepeninteresse testen e.d. bij. Een duidelijke afsluiting van het keuzeproces vindt niet plaats. De decanen roepen wel leerlingen op voor hun spreekuur wanneer zij niet tijdig keuzes maken en leerlingen kunnen zelf hulp inroepen van een van de decanen. In de bovenbouw zien mentoren verder toe op het keuzeproces van de leerlingen. De manier waarop dit gebeurt verschilt per mentor. Leerlingen geven aan meer persoonlijke gesprekken te willen. De gelegenheid is er voor leerlingen die erom vragen. Maar ook leerlingen die er niet om vragen, blijken er wel behoefte aan te hebben. Alhoewel we de ondersteuning in de keuzeprocessen als voldoende beoordelen, menen we wel dat de school moet waarborgen dat er met alle leerlingen loopbaangesprekken plaats vinden.
Onderwijsproces De lessen vertonen voldoende basiskwaliteit van pedagogisch-didactisch handelen. Het merendeel van de geobserveerde lessen is docentgestuurd. Er wordt veelal klassikaal instructie en uitleg gegeven, waarna leerlingen
Pagina 11 van 14
individueel of in tweetallen (huiswerk-)opdrachten maken voor de verdere verwerking van de leerstof. We zullen in het hiernavolgende kort ingaan op een aantal deelaspecten van de leskwaliteit, te weten: opbouw van de lessen, uitleg en interactie en feedback en differentiatie. Opbouw van de lessen Er is voldoende structuur in de lessen en docenten geven over het algemeen wel aan wat ze gaan behandelen in de les maar dit ligt op het niveau van de activiteiten. Er is te weinig aandacht voor de leerdoelen en de betekenis ervan voor de leerlingen, zowel bij de start van de lessen als bij de afsluiting. Uitleg en interactie De meeste docenten weten in begrijpelijke taal en met heldere uitleg en gebruik van de beamer en beeldmateriaal de leerstof toegankelijk te maken en beschikken over de nodige vakdeskundigheid. De interactie tussen docenten en leerlingen is respectvol. Bij de klassikale instructie en uitleg richten de docenten zich vooral op leerlingen met een actieve inbreng. Docenten maken bijvoorbeeld relatief weinig gebruik van de mogelijkheid om vragen door te spelen naar andere leerlingen of de stof te laten samenvatten. Differentiatie en feedback De school wil graag ‘goed zijn in het omgaan met verschillen’. Dit streven hebben we in enkele lessen teruggezien waar leerlingen in verschillende niveaugroepjes en aan individuele leerdoelen konden werken. De leerlingen kregen hier persoonlijke feedback. Ook in de ‘laptop klassen’ is er gelegenheid voor leerlingen om ieder in eigen tempo en naar eigen behoefte te werken. In het merendeel van de lessen was er echter weinig afstemming op verschillen tussen leerlingen en gaven docenten weinig individuele feedback. Docenten zijn vooral gericht op het geven van het goede antwoord of de juiste oplossing. Op enkele uitzonderingen na wordt er onvoldoende doorgevraagd naar de aanpak of de achterliggende redenering van de leerling. We hebben het geven van feedback daarom als onvoldoende beoordeeld. Dit geldt ook voor het omgaan met verschillen. Met de indicatoren 8.2 en 8.3 beoordelen we het omgaan met verschillen in de klas. Buiten de klas biedt de school leerlingen die meer kunnen wel extra uitdaging. Zo is er een ‘beter bèta’ programma waarvoor veel materiaal op de elektronische leeromgeving staat. Leerlingen kunnen meedoen met de robotclub en met olympiades. Ook is er een zogenaamde ‘Cambridge track’ klas, waar de leerlingen versterkt Engels krijgen.
Pagina 12 van 14
Ondersteuning en begeleiding De zorg voor leerlingen die extra ondersteuning en begeleiding nodig hebben is voldoende planmatig geregeld. De school doet verder mee met een pilot vanuit het samenwerkingsverband Delft om samen met jeugdzorg integrale hulp aan te kunnen bieden aan leerlingen die dat nodig hebben. De zorg komt nu sneller en gerichter bij leerlingen terecht, is meer vraag- dan aanbod gericht en de aanmeldformulieren zijn zo ingericht dat een doorlopende zorglijn ontstaat. De begeleiders passend onderwijs geven ook tips en tools aan docenten en verrichten zowel leerling- als klassenobservaties op aanvraag. De zorgcoördinator bewaakt samen met de afdelingsleiders de procedures. Om het sociaal- emotioneel welbevinden in de gaten te houden zet de school verschillende vragenlijsten in. Ook gebruikt de school landelijk genormeerde toetsen voor taal en rekenen. De uitslagen zijn bij de vakdocenten bekend die met maatwerk binnen de les leerlingen zonodig bijspijkeren. Ook kunnen leerlingen naar het ‘spijkeruur’ worden gestuurd. Ze werken daar echter niet aan programma’s die afgestemd zijn op hun persoonlijke hiaten. Zowel in de onderbouw als in de bovenbouw heeft de school weinig voorzieningen voor leerlingen die onvoldoende resultaten behalen. Vijfde klassers die veel tekorten hebben, krijgen een handelingsplan. Voor de overige leerlingen gaat de school ervan uit dat de mentor de resultaten in de gaten houdt en dat vakdocenten tijdens de les bijsturen. Alhoewel we de indicatoren die de zorg en ondersteuning betreffen als voldoende beoordelen, menen we wel dat de school betere resultaten kan behalen wanneer zij gerichter beleid zet op leerlingen met tekorten voor bepaalde vakken. Kwaliteitszorg Kwaliteit opbrengsten De kwaliteitszorg op het Stanislascollege, vestiging Westplantsoen is van een voldoende niveau. De jaarplannen die van het schoolplan zijn afgeleid, worden jaarlijks geëvalueerd en bijgesteld. Ruim twee jaar geleden heeft er een cultuuromslag plaatsgevonden naar meer opbrengstgericht werken. Inmiddels is het gewoonte om resultaten te analyseren op het niveau van secties, docenten en leerlingen. Zowel binnen secties als tussen secties en schoolleiding vindt er constante monitoring van de resultaten plaats. We hebben de indicator 12.1 die hierop betrekking heeft dan ook als goed beoordeeld. De school maakt verbeterafspraken met secties en docenten waarvan de resultaten
Pagina 13 van 14
achterblijven of opvallen. Prestatieafspraken maken gericht op het behalen van ambitieuzere resultaten kan een volgende stap zijn.
Kwaliteit onderwijs Om het onderwijs te evalueren en om aan verbeteringen te werken heeft de school een aantal stappen gezet. De schoolleider heeft vorig jaar lessen van alle docenten bezocht en daarvan verslagen gemaakt. Dit jaar gaan de teamleiders de lessen bezoeken gekoppeld aan functioneringsgesprekken. Docenten waren niet gewend aan lesbezoeken, maar het begint nu steeds vanzelfsprekender te worden. Er is ook een aantal intervisiegroepen opgericht en collegiale consultatie wordt ingezet om te werken aan onderwijsverbetering. Speerpunten voor onderwijsverbetering zijn differentiatie en ict. De school pakt ook de professionalisering op deze onderdelen schoolbreed aan. Van en met elkaar leren gebeurt veelal binnen de vakgroepen en binnen de verschillende teams. Zo heeft het havo team met elkaar uitgezocht hoe een goede havo didactiek zich onderscheidt van vwo didactiek. Uitwisseling van good practice tussen de vakgroepen gebeurt echter nog niet systematisch en op grote schaal. De schoolleiding is wel op zoek naar de kritische succesfactoren bij de secties die hoge resultaten behalen, maar is nog niet zover dat dit tot andere aanpakken binnen andere secties heeft geleid. Zo zijn er bijvoorbeeld niet binnen alle secties dezelfde afspraken over toetsbeleid en over de bewaking van de toetskwaliteit. We hebben de borging van de kwaliteitszorg daarom nog als onvoldoende beoordeeld.
Pagina 14 van 14