hbo-master Executive MBA Lemniscaat School of Management Utrecht
8 februari 2010 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Inhoud
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
6 6 7
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
8 8 8 9
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet van personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Condities van continuïteit
5 6
pagina 2
Toetsing aan de kernonderdelen van de AMB-criteria Overzicht advies
11 11 16 25 28 30 35 38 41
Bijlage 1: Samenstelling panel
42
Bijlage 2: Programma locatiebezoek
44
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
45
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
46
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
1 Samenvattend advies De aanvragende instelling heeft een Informatiedossier aangeleverd dat door de NVAO in voldoende mate geschikt werd bevonden om inhoudelijk te worden beoordeeld door een panel van deskundigen. Die inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van de kwaliteitscriteria die het ‘Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs’ daarvoor aanreikt. Tevens heeft het panel de voorgedragen opleiding beoordeeld op het voldaan zijn aan de door de NVAO geïndiceerde kernonderdelen van de ‘AMBA-criteria’. Het informatiedossier en de nader verstrekte schriftelijke en - ter gelegenheid van het locatiebezoek - gegeven mondelinge informatie hebben het panel van deskundigen in staat gesteld om tot de volgende, weloverwogen beoordeling van de voorgedragen opleiding te komen. Gelet op de doelstellingen is de voorgedragen opleiding zonder twijfel als voldoende domeinspecifiek aan te merken. De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten goed aan bij de eisen die door vakgenoten en beroepspraktijk worden gesteld aan managers, vanaf het niveau van ‘algemeen manager’ bij kleine en middelgrote bedrijven en instellingen. Deze zogenoemde ‘eindeisen’ zijn door instelling op inzichtelijke en verifieerbare wijze vertaald naar generieke en (op een viertal beroepssectoren toegespitste) specifieke leerdoelen en te ontwikkelen competenties. De instelling is er voor het panel op overtuigende wijze in geslaagd aan te tonen dat de met het voorgedragen curriculum op te leiden professionals zijn aan te merken als masters, die voldoen aan de nationaal en internationaal beschreven standaarden van een master, in het bijzonder aan de Dublin descriptoren. Een afgestudeerde beschikt, naar het oordeel van het panel, in beginsel over de kwalificaties waartoe bij uitstek een hbo-master opleidt en die nodig zijn om als ‘executive manager’ te kunnen functioneren in met name kennisintensieve organisaties. De instelling heeft naar het oordeel van het panel op overtuigende wijze duidelijk weten te maken dat het voorgedragen programma voldoet aan de eisen die het Toetsingskader aan een hbo-programma stelt. In het programma is interactie met de beroepspraktijk uitdrukkelijk het vertrekpunt en beoogt de instelling met de vier uitstroomvarianten, de inbreng van de ‘founders’ en de inzet van gastdocenten het programma zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de meest actuele ontwikkelingen in het vakgebied en de daaraan gerelateerde beroepspraktijk. Verder is het zo dat van alle eindkwalificaties de kwalificaties die gericht zijn op het ontwikkelen en uitbouwen van beroepsvaardigheden de hoofdmoot vormen. In het geheel van het programma zou, naar het gevoelen van het panel, de component ‘financial management’ wel meer statuur dienen te krijgen en ook beter geïntegreerd dienen te worden in de andere modules. Het didactisch concept van action-learning sluit naar het idee van het panel naadloos aan bij de eindkwalificaties die met de opleiding worden beoogd te bereiken op het punt van, door de deelnemers zelf, te ontwikkelen competenties. Het concept sluit aan bij de zelfstandigheid die studenten in het dagelijks leven ervaren. Datzelfde geldt voor de werkvorm van het ‘seminar’, met een hoog gehalte aan zelfwerkzaamheid en presentatie van oplossingen aan de hand van praktijkgeoriënteerde opdrachten. Verder zijn de te bereiken eindkwalificaties naar het oordeel van het panel aantoonbaar vertaald in leerdoelen van het beoogde programma.
pagina 3
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Bij het aspect van de toetsing (of de beoogde leerdoelen ook daadwerkelijk worden behaald) is het panel evenwel geneigd enkele kritische kanttekeningen te plaatsen. Onduidelijk is of en hoe de doelstellingen en leerdoelen van de opleiding gekoppeld zijn aan de toetsingscriteria die worden gehanteerd. Verder is, met uitzondering van de afstudeeropdracht, de toetsing nergens in het programma individueel en wordt geen gebruik gemaakt van tentamina. Het panel acht één en ander op gespannen voet te staan met de eisen die de AMBA stelt aan assessments in het kader van een MBA-opleiding. Daar staat wel tegenover dat het panel, kijkende naar de afstudeeropdrachten/mastertheses die door deelnemers uit verschillende instroomcohorten zijn afgerond, heeft kunnen opmaken dat het met de opleiding beoogde hbo-masterniveau aan kennis, inzicht en vaardigheden onmiskenbaar wordt gehaald. Het programma is volgens het panel inhoudelijk zeker wel samenhangend te noemen en ook studeerbaar, al zij daarbij wel aangetekend dat het door studenten als een zwaar curriculum wordt ervaren. De door de instelling gestelde instroomvereisten doen recht aan de eindkwalificaties die met de opleiding beoogd worden te bereiken, en - naar het panel heeft kunnen vaststellen wordt aan die instroomvereisten ook vrij strikt de hand gehouden. En in de gevallen dat daarvan is afgeweken is dat niet gebeurd dan nadat daarvoor op zorgvuldige wijze is bezien of de kandidaten niet anderszins als gekwalificeerd zijn aan te merken. Toch wil het panel hier wel een tweetal kritische kanttekeningen bij geplaatst zien, te weten: ▫ dat de instelling te allen tijde dient te vermijden dat het commercieel belang bij voldoende instroom van deelnemers zou kunnen gaan prevaleren boven het handhaven van de kwaliteit en het niveau van de opleiding, met name als de aanmelding van gekwalificeerde kandidaten (sterk) achter blijft bij de verwachtingen. Strikte handhaving van de instroomvereisten dient dan ook de regel te zijn en toelating van ‘anderszins gekwalificeerde’ kandidaten uitzondering; ▫ dat het geen aanbeveling verdient om te kleine groepen (cohorten) te vormen, zoals in 2008 wel is gebeurd met de Cross Media groep nr. 2 die toen, met slechts zes deelnemers van start ging. Een groepsgrootte van tenminste 12 lijkt in dezen, met het oog op een wenselijke diversiteit aan herkomst en achtergrond van deelnemers, aangewezen. Het onderwerp inzet van personeel waardeert het panel over de hele linie als voldoende. De kwantiteit van het in te zetten personeel beoordeelt het panel als meer dan toereikend. De kwaliteit van de in te zetten kerndocenten is goed en met een duidelijke wo-oriëntatie, gelet onder meer op het percentage gepromoveerden onder hen. Ook de kwaliteit van de in te zetten gastdocenten is goed en wordt door de instelling nauwlettend in de gaten gehouden. De materiële voorzieningen voldoen aan de daarvoor geldende eisen. De beschikbare digitale leeromgeving heeft voor de opleiding in potentie op zich wel meerwaarde, maar van de mogelijkheden die deze omgeving te bieden heeft wordt maar in heel beperkte mate gebruik gemaakt. De studiebegeleiding en de informatievoorziening zijn van een adequaat niveau. Het panel is van oordeel dat Lemniscaat in feitelijke zin wel over een operationeel stelsel van kwaliteitszorg beschikt, maar dat dit niet op integrale wijze is neergelegd en beschreven in een werkdocument, zoals een ‘Handboek kwaliteitszorg’. Niettemin levert het geheel van meetinstrumenten en evaluerende gremia en de betrokkenheid daarbij van de verschillende stakeholders wel duidelijke verbetermaatregelen op, zoals het panel heeft
pagina 4
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
kunnen constateren aan de hand van gesprekken met het management, docenten en studenten. Het betrekken van alumni bij de kwaliteitszorg zou naar het idee van het panel systematischer en structureler kunnen en moeten. Er gebeurt al wel het nodige aan het onderhouden van contacten met alumni, maar dat krijgt maar heel beperkt de vorm van activiteiten die liggen in de sfeer van kwaliteitszorg, terwijl ook van een institutionele vertegenwoordiging van deze groep van stakeholders in het ‘systeem’ van kwaliteitszorg geen sprake is. De condities voor continuïteit zijn aanwezig, zowel waar het de afstudeergarantie betreft als waar het gaat om eventueel nog te verrichten investeringen of te treffen financiële voorzieningen. Met uitzondering van het punt van de borging van de kwaliteit van de toetsing, voldoet de voorgedragen opleiding ook aan de kernonderdelen van de AMBA-criteria, waarop VBI’s en accreditatiepanels MBA-opleidingen - ingevolge instructie van de NVAO - mede dienen te beoordelen.
Het panel adviseert de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding .
Den Haag, 8 februari 2010
Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding hbo masteropleiding Executive Master of Business Administration (aanvraagnummer # 3765)
prof. dr. H.G. Sol (voorzitter)
pagina 5
mr. dr. Th.L. Bellekom (secretaris)
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
2 Inleiding en verantwoording Bij brief van 25 september 2009 is door de directeur van Lemniscaat School of 1 Management , onder aanbieding van een informatiedossier met bijlagen, bij de NVAO een aanvraag ingediend voor een toets nieuwe opleiding (Tno) ten behoeve van de hbomasteropleiding Executive Master of Business Administration. Na te hebben vastgesteld dat het aanvraagdossier in voldoende mate geschikt was om inhoudelijk te worden beoordeeld, is van de kant van de NVAO een aanvang gemaakt met de Tno-procedure. Met het oog op een in dat verband uit te brengen advies over de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding is bij besluit van 10 november 2009 door het bestuur van de NVAO een panel van deskundigen ingesteld. Voor de samenstelling van dat panel, alsmede een opgaaf van relevante kwalificaties van de afzonderlijke leden daarvan, zij verwezen naar bijlage 1 bij dit advies.
2.1
Werkwijze panel Het panel heeft zich bij de toetsing van de kwaliteit en het niveau van de opleiding gebaseerd op de criteria van het ‘Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs’ van 2 de NVAO en de door de NVAO geïndiceerde kernonderdelen van de zogeheten AMBA3 criteria . Het panel is daarbij als volgt te werk gegaan. Het is zijn toetsingsarbeid begonnen met het bestuderen van het door de instelling aangeleverde informatiedossier, met het daarbij 4 gevoegde bijlagendossier , en heeft vervolgens vooroverleg gehouden om de eerste bevindingen te bespreken. Op dit vooroverleg, dat op 23 november 2009 in Utrecht (NH Hotel, Jaarbeursplein) plaatsvond, is een aantal uiteenlopende vragen en vraagpunten geformuleerd met de bedoeling om tijdens het locatiebezoek de verschillende facetten van het Toetsingskader bespreekbaar te maken. Met betrekking tot een deel van die vragen wilde het panel nog graag voorafgaande aan het locatiebezoek over een antwoord van de aanvragende instelling beschikken, deels ter completering van informatie die in het dossier ontbrak, deels ter nadere toelichting van gegevens die het wel bevatte. Die verzoeken om nadere toelichting en informatie zijn op 25 november per e-mail aan de instelling voorgelegd en door haar bij (e-mail) schrijven van 23 december 2009 beantwoord. Het locatiebezoek heeft op 19 januari 2010 plaatsgevonden in de vestiging van Lemniscaat School of Management aan het Herculesplein 80, te Utrecht. Tijdens dit bezoek heeft het panel zich in verschillende gespreksronden van nadere informatie voorzien, onder meer aan de hand van de vragen die op het vooroverleg in Utrecht waren voorbereid. Bijlage 2 bij dit advies geeft een overzicht van het programma van het locatiebezoek. Na afloop heeft het panel de bevindingen op basis van het materiaal en de uitkomsten van de verschillende gespreksronden onderling besproken en vertaald naar, aan het Toetsingskader gekoppelde, conclusies. Daarbij is eerst per facet afzonderlijk een
1 2 3
De brief was mede ondertekend door de directeur van Conclusion B.V. D.d. 14 februari 2003, hierna te noemen: Toetsingskader De criteria van de Association of MBas (AMBA) die als kernonderdelen van een MBA-opleiding zijn aan te merken en waaraan een te
accrediteren MBA-opleiding dient te voldoen, heeft de NVAO bij brief van 16 juli 2009 aangewezen (geïndiceerd).
4
pagina 6
Zie voor een overzicht van al het materiaal dat het panel heeft bestudeerd Bijlage 3 bij dit rapport.
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
beoordeling uitgesproken en is vervolgens per onderwerp een oordeel gegeven over de desbetreffende facetten in onderling verband, uitmondend in een voorlopig eindadvies. De secretaris van het panel heeft daarna een concept paneladvies opgesteld dat, na verwerking van de daarop binnengekomen commentaren van de panelleden, is geworden tot het definitieve advies zoals dat hier voorligt. Het paneladvies is geaccordeerd door alle panelleden en definitief vastgesteld door voorzitter en secretaris op 8 februari 2010.
2.2
Opbouw paneladvies De kern van dit paneladvies is hoofdstuk 4, waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de aangevraagde opleiding toetst. Die toetsing gebeurde aan de hand van de zes onderwerpen met bijbehorende facetten die in het Toetsingskader worden aangereikt. De opbouw is daarbij zo dat het panel eerst per facet - onder het kopje Bevindingen - een samenvatting geeft van de door de aanvragende instelling aangeleverde informatie. Het gaat dan om een weergave van feiten en argumenten, voorzover vermelding daarvan naar het oordeel van het panel relevant is. Na de Bevindingen volgen de Overwegingen van het panel, waarbij hetgeen aan bevindingen is gereleveerd wordt beoordeeld en gewogen, uitmondend in een (per facet) afsluitende Conclusie. Ook per onderwerp geeft het panel steeds een samenvattend oordeel, daarbij summier concluderend tot voldoende wanneer de facetten eenduidig voldoende zijn gewaardeerd. Aan het kernhoofdstuk gaat een hoofdstuk (3) vooraf, waarin onder meer de voorgedragen opleiding (kort) wordt beschreven. Hoofdstuk 5 behelst de weergave van het oordeel van het panel over het al of niet voldaan zijn aan de (kernonderdelen van de) AMBA-criteria. In een afsluitend hoofdstuk (6) wordt met behulp van een tabel een samenvattend overzicht gegeven van de door het panel uitgesproken oordelen bij de verschillende onderwerpen en facetten. Een samenvatting van zijn bevindingen en overwegingen die hebben geleid tot het eindoordeel, waartoe het panel is gekomen, is te vinden in hoofdstuk 1. Aan het advies is een viertal bijlagen toegevoegd, met informatie over de samenstelling van het panel, het programma van het locatiebezoek, een overzicht van geraadpleegde stukken en bronnen en een lijst van veelgebruikte afkortingen.
pagina 7
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector
3.2
Nederland Lemniscaat School of Management Executive Master of Business Administration master hbo MBA (Master of Business Administration) Utrecht, Herculesplein 80 en De Steeg, Landgoed Rhederoord deeltijd Economie
Profiel instelling 5
Lemniscaat School of Management profileert zich, blijkens haar website , als: “[….] het instituut voor executieve managementopleidingen voor ervaren managers en professionals. Wij richten ons op integrale managementvraagstukken van strategische aard. Deze zijn gebaseerd op de voortdurende wisselwerking tussen de tendensen en wensen in de omgeving en de competenties van organisatie en mensen. In de praktijk bleek dat ervaren mensen een eigen werk- en leerstijl hebben ontwikkeld die niet meer strookt met de ‘top-down-opdrachten’, ‘afstandelijke adviezen’ en ‘academisch studeren’. Lemniscaat School of Management heeft een methode voor vernieuwing in werken en leren ontwikkeld die volledig past bij de stijl, de praktijk en de wensen van ervaren mensen: action learning. Lemniscaat School of Management wordt als instituut voor executieve managementopleidingen erkend door de European Foundation for Management Development (EFMD) en de International University Consortium for Executive education (UNICON).” Lemniscaat School of Management bestaat sinds 1996 en heeft, volgens eigen opgave, inmiddels 250 alumni. Lemniscaat is onderdeel van Conclusion B.V. Conclusion B.V. is in 1997 opgericht en heeft circa 1500 medewerkers (peildatum januari 2009). Conclusion omvat verschillende organisaties, waaronder bedrijven gericht op opleiding, ontwikkeling en training. Hiernaast omvat Conclusion ook bedrijven die zich bezig houden met organisatieontwikkeling, IT, Cross media en communicatie en HRM. Lemniscaat, School of Management, is een van de werkmaatschappijen van Conclusion en biedt executive managementopleidingen aan.
5
pagina 8
http://www.lemniscaat-edu.nl/ > Profiel
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
3.3
Profiel opleiding Algemene context van de opleiding Uit het aanvraagdossier blijkt dat Lemniscaat zich bij de ontwikkeling en uitwerking van de voorgedragen MBA-opleiding in hoofdzaak heeft laten leiden door de behoeften die in de praktijk bestaan aan goed opgeleide ‘executive managers’ en ‘professionals’ in een viertal sectoren, te weten: ◦ Cross Media, voor de media- en communicatiebedrijven; ◦ Health Management, voor de cure- en care-organisaties; ◦ Social Capital, voor HRM gerelateerde bedrijven en bedrijfsonderdelen; ◦ Strategy on Service, voor infrastructurele dienstverleners. In deze sectoren is Conclusion (waar Leminiscaat onderdeel van uitmaakt) zelf actief en uit dien hoofde dus goed op de hoogte van ontwikkelingen en veranderingen die zich in die sectoren voordoen, aldus de instelling. Omdat geen landelijk beroeps- en daarvan afgeleid opleidingsprofiel beschikbaar was voor een op genoemde sectoren toegesneden managementopleiding, heeft Lemniscaat zelf een beroepsprofiel (en opleidingsprofiel) opgesteld. En wel op basis van de hierboven genoemde eisen vanuit de beroepspraktijk, de ontwikkelingen in het werkveld van de executive-functie, de gesprekken met de programmaraad hierover en de ervaringen van Conclusion op dit gebied. Per programmamodule zijn vervolgens de leerdoelen geformuleerd en afgestemd op de criteria en standaarden die de AMBA stelt aan een executive MBA-opleiding. Beschrijving van de opleiding op hoofdlijnen Het curriculum beslaat twee jaar en kent in beginsel de volgende opbouw en volgtijdelijkheid van verplichte modules:
Module code MBAC01 MBAC02 MBAC03 MBAC04 MBAC05 MBAC06 MBAC07 MBAC08 MBAC09
Naam module Omgeving Strategie Organisatie Innovatie & Verandering HRM & Social Capital Ondernemerschap en Financiën Marketing & Sales Researchmethoden Scriptie (Thesis)
ECTS 5 5 5 5 5 5 5 5 20
Omdat beoogd wordt het programma zo dicht mogelijk te laten aansluiten bij de behoeften zoals die door Lemniscaat in kaart zijn gebracht, is voorzien in een viertal uitstroomvarianten, die gericht zijn op de eerder genoemde sectoren die op dit moment belangrijke veranderingen ondergaan. De programmatische invulling van deze vier uitstroomvarianten is voor het overgrote deel (85%) generiek, maar wordt voor de resterende 15% ingevuld met specifieke, op de betreffende sector gerichte literatuur, opdrachten, etc. Het generieke deel van de opleiding wordt sectorgericht gemaakt door groepen van instromende studenten te vormen die in dezelfde sector werkzaam zijn en door
pagina 9
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
het gebruik van cases en opdrachten uit de betreffende sector. Op deze manier wil Lemniscaat ook een bijdrage leveren aan de implementatie van de veranderingen in een bepaalde sector en de organisaties waar de studenten werkzaam zijn. Hiernaast is het de overtuiging van Lemniscaat dat leren alleen dan effectief is als studenten de geleerde kennis en vaardigheden direct kunnen toepassen in de eigen werkomgeving. Nieuwe opleiding voor Nederland? De voorgedragen MBA-opleiding is als zodanig niet nieuw voor Nederland. Wel onderscheidt de opleiding zich, naar eigen zeggen, van vergelijkbare MBA-opleidingen door het gegeven dat zij vier uitstroomvarianten kent en verder nog door de volgende omstandigheden: “- Lemniscaat is [zoals eerder opgemerkt] onderdeel van Conclusion. Conclusion is werkzaam voor de top 150 bedrijven en non profit organisaties in Nederland. Het continue contact tussen Conclusion en haar opdrachtgevers stelt Lemniscaat in staat nieuwe kansen en mogelijkheden te benutten. - Door de nauwe contacten met de klant/opdrachtgever (onder andere de bedrijven waar de studenten van Lemniscaat werkzaam zijn) kan er een win-win situatie voor klanten/opdrachtgevers gecreëerd worden. Klanten/opdrachtgevers kunnen - passend binnen de MBA opleiding - cases inbrengen die door studenten behandeld worden en waarover de betreffende klant advies van de studenten krijgt. - Door deze contacten met de beroepspraktijk heeft Conclusion goed zicht op de (veranderende) kennis en vaardigheden die van executives verwacht worden. Lemniscaat kan deze veranderende kennis en vaardigheden vertalen in doelstellingen voor haar MBA opleiding. - Onderdeel van Conclusion zijn diverse organisaties gericht op training en coaching. Deze dienstverlening wordt door Lemniscaat ingezet ten behoeve van haar studenten.” Nieuwe opleiding voor de instelling? Voor de instelling is de Excutive Master of Business Administration wel een nieuwe opleiding, met dien verstande dat zij al vanaf 2006 feitelijk door Lemniscaat wordt aangeboden, in resp. de Strategy on Service-variant (1 groep: 2006-2008) en de Cross Media-variant (3 groepen: 2007-2009; 2008-2010 en 2009-2011). Studieomvang De studielast bedraagt in totaal 60 ECTS, verspreid over twee studiejaren. Elk van de 8 modules beslaat in beginsel een periode van 2 maanden (140 uur). Voor de masterthesis is in het programma 6 maanden uitgetrokken (560 uur).
pagina 10
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Voor een beschrijving van het programma en de algemene doelstellingen (achtergronden) van de opleiding wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. De doelstellingen, in de betekenis van te behalen ‘eindkwalificaties’, komen in de volgende drie paragrafen ter sprake.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen Bij de ontwikkeling en uitwerking van de voorgedragen opleiding heeft de instelling (hierna ook: Lemniscaat), naar eigen zeggen, in overleg met de beroepspraktijk geïnventariseerd aan welke functie-eisen een executive manager dient te voldoen om in de sectoren Cross media, Health management, HRM en Strategy on Service werkzaam te kunnen zijn. Op basis daarvan is door Lemniscaat een beroeps- en opleidingsprofiel vastgesteld, als richtsnoer voor de nadere invulling van het programma van de opleiding. Aan de hand van die profielen zijn de eindkwalificaties van de opleiding geformuleerd, die te beschouwen zijn als een vertaling van de door de beroepspraktijk gestelde functie-eisen in met de opleiding te behalen kwalificaties. In het aanvraagdossier worden deze eindkwalificaties - modulegewijs - als volgt weergegeven: Module
Eindkwalificaties
1. Strategie
1. Het kunnen ontwikkelen en invoeren van strategieën 2. Het kunnen vertalen van strategie naar tactiek
2. Omgeving 3. Organisatie
3. Het kunnen vertalen van externe ontwikkelingen naar een organisatiestrategie 4. Kennis hebben van het ontwerpen van organisaties 5. Het kunnen managen van veranderingen in organisaties 6. Het hebben van een persoonlijke leiderschapsstijl 7. Open staan voor culturele en ethische onderwerpen
4. HR Management
8. Kennis hebben van de veranderende rol van HR in organisaties op strategisch en tactisch niveau 9. Het hebben van kennis over de nieuwe manier van het organiseren van HR in organisaties 10. Het hebben van kennis op het gebied van netwerk analyse en het aansturen van netwerken 11. Het kunnen managen van sociaal kapitaal en de cultuur in organisaties
pagina 11
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
12. Het hebben van kennis op het gebied van de strategische waarde van het werven van personeel 13. Het hebben van kennis over de (nieuwe) mogelijkheden van het werven van personeel 5. Marketing & Sales
14. Kunnen organiseren van verkoop- en marketingafdelingen 15. Het hebben van kennis van marketingmodellen 16. Het kunnen managen van verkoop- en marketingafdelingen 17. Het kunnen communiceren met verkoop- en marketingmedewerkers
6. Financiën
18. Het kunnen analyseren en maken van een bedrijfsplan 19. Het hebben van kennis van financiële instrumenten en het kunnen toepassen van deze kennis 20. Het kunnen vaststellen van de financiële consequenties van beslissingen in de organisatie 21. Het hebben van inzicht in alle financiële aspecten van een organisatie in een bepaalde sector
7. Onderzoeksmethodiek
22. Het kunnen denken op academisch niveau 23. Het hebben van kennis van onderzoekmethoden en het kunnen toepassen van deze methoden
8. Innovatie
24. Het kunnen managen van vernieuwing 25. Het kunnen identificeren van vernieuwingen als gevolg van technologische of organisatorische veranderingen
De eindkwalificaties zijn door Leminiscaat vervolgens vertaald in (per module) te bereiken generieke en specifieke leerdoelen en daaraan gerelateerde competenties. Hoe die leerdoelen en competenties zich verhouden tot de AMBA-criteria voor een MBAopleiding doet Lemniscaat uit de doeken in een bij het aanvraagdossier gevoegd 6 ‘Raamwerk’ , waarin met behulp van een matrix de relatie wordt weergegeven tussen modules, eindkwalificaties, competenties en (generieke en specifieke) leerdoelen. Overwegingen De instelling heeft, naar het oordeel van het panel, op inzichtelijke wijze duidelijk weten te maken dat de geformuleerde eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld aan een MBA-opleiding. Daarbij heeft zij acht geslagen op generieke eisen en behoeften, zoals die door vakgenoten en beroepenveld worden gesteld en op de wat meer specifieke eisen zoals die voor een viertal nader aangeduide sectoren gelden. De vertaalslag die de instelling vervolgens van een en ander heeft gemaakt naar generieke en (per sector) aanvullende leerdoelen en van te ontwikkelen competenties, is op verifieerbare wijze in kaart gebracht door middel van het zgn. Raamwerk. De instelling doet dat op minutieuze wijze en gerelateerd aan de modules die het programma telt. Voor de wijze waarop zij aanschouwelijk heeft weten te maken dat de opleiding voldoet aan de relevante domeinspecifieke eisen, valt de instelling een compliment te maken. Of de opleiding ook voldoet aan de kernonderdelen van de domeinspecifieke AMBA-criteria - zoals die door de NVAO zijn aangewezen als extra toetsstenen voor de beoordeling van ter erkenning voorgedragen MBA opleidingen - zal het panel in hoofdstuk 5 bespreken.
6
pagina 12
Als bijlage 3 bij het aanvraagdossier gevoegd
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
4.1.2
Niveau master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen Dat de eindkwalificaties die een opgeleide geacht wordt met de voorgedragen opleiding te behalen aansluiten bij internationaal algemeen gangbare beschrijvingen van een afgestudeerde master - i.h.b. bij de zogeheten Dublin descriptoren - , onderbouwt de instelling door ten aanzien van elk van die descriptoren aan te geven wat het niveau is dat met de opleiding beoogd wordt te bereiken op het punt van competenties, vaardigheden en attitudes. De instelling doet dat als volgt: [ad Dublin descriptor 1: kennis en inzicht] “Gedurende de opleiding doen de studenten kennis en inzicht op van en in de verschillende deskundigheidsgebieden. Dit betreft onder andere kennis van HRM, financiën, strategie, etc. Hiernaast krijgen de studenten inzicht in het analyseren en oplossen van problemen, het implementeren van oplossingen, veranderingen en vernieuwingen, communicatie, het opzetten van business cases etc. Eindkwalificaties 9, 10 en 11 gaan expliciet in op de kennis rondom het onderdeel HRM. Eindkwalificatie 24 betreft de kennis van methoden van onderzoek.” [ad Dublin descriptor 2: toepassen van kennis en inzicht] “In de opleiding staat het feitelijk kunnen toepassen van de opgedane kennis in de eigen beroepspraktijk centraal. Van studenten wordt verwacht dat zij een relevante werkplek hebben in de betreffende sector, waar zij opdrachten kunnen uitvoeren en van waaruit zij problemen/opdrachten kunnen inbrengen. Het toepassen van kennis in de vorm van het analyseren van business cases, het opstellen van business cases, het analyseren van problemen en formuleren van oplossingen komt gedurende de gehele opleiding aan de orde, tijdens de modules, de opdrachten en bij de afstudeeropdracht. Meer expliciet komt dit onder andere aan de orde bij eindkwalificaties 2, 4, 12, 17, 20 en 24. [ad Dublin descriptor 3: Oordeelsvorming]” “Van studenten wordt verwacht dat zij gedurende de gehele opleiding hun eigen oordeel vormen over de cases, lesstof etc. Bij cases wordt verwacht dat studenten zelf informatie verzamelen, analyseren en gebruiken voor het oplossen van de geschetste problemen. De case is een vast onderdeel van elke module. Ook is het onderdeel van de afstudeeropdracht. Dit komt onder andere tot uitdrukking in eindkwalificatie 2 en 4, gericht op het vertalen van strategie naar tactiek (waarbij oordeelsvorming een belangrijk onderdeel is), maar ook bij eindkwalificaties 12 en 17 (gericht op het managen van medewerkers). Ook komt het naar voren bij eindkwalificatie 21, waarbij van studenten verwacht wordt dat zij de financiële consequenties van bepaalde beslissingen kunnen vaststellen.” [ad Dublin descriptor 4: communicatie] “Ondanks dat het begrip ‘communicatie’ impliciet zichtbaar is in de eindkwalificaties, is het een zeer belangrijk en expliciet onderdeel van de opleiding. In de eindkwalificaties komt het onder andere naar voren in eindkwalificatie 17, het communiceren met marketing en sales medewerkers. Ook komt het tot uitdrukking in eindkwalificaties 5, 11, 16 en 24, gericht op het managen van personeel, afdelingen, veranderingen en vernieuwingen. Hierbij is professionele communicatie een belangrijke voorwaarde voor succes.
pagina 13
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Hiernaast wordt van studenten van Lemniscaat verwacht dat zij communiceren op een professionele manier, zowel in woord als in geschrift. Studenten geven tijdens de opleiding veel presentaties, waarin op een duidelijke en gestructureerde wijze de opdracht wordt vertaald naar een (mogelijke) oplossing. Ook stellen de studenten diverse rapporten/plannen op, waarbij de schriftelijke communicatie aan de orde komt.” [ad Dublin descriptor 5: leervaardigheden] “Ook voor het onderdeel ‘leervaardigheden’ geldt dat deze vooral impliciet aan de orde komen in de eindkwalificaties en meer expliciet in het programma en het didactische concept van de opleiding. Hiernaast geldt dat de opleiding is ingericht als een professionele master en niet opleidt voor een vervolgstudie maar juist voor een functie als manager of professional op executive niveau. Van studenten wordt verwacht dat zij het geleerde in de praktijk kunnen toepassen, niet pas na de opleiding maar ook juist tijdens de opleiding. Tijdens de opdrachten en op de eigen relevante werkplek. Dit veronderstelt (leer)vaardigheden die een student in staat stellen de kennis te socialiseren, externaliseren, combineren en internaliseren.” Overwegingen De instelling is er voor het panel op overtuigende wijze in geslaagd aan te tonen dat de met het voorgedragen curriculum op te leiden professionals zijn aan te merken als masters, die voldoen aan de nationaal en internationaal daarvoor geldende standaarden, in het bijzonder de Dublin descriptoren. De eindeisen, zoals die vanuit de beroepspraktijk, worden gesteld aan een professionele manager in de sectoren (waarop de voorgedragen MBA-opleiding zich richt) veronderstellen het bezit van kwalificaties en competenties op masterniveau. Immers professionals die (onder meer) in staat moeten geacht het sociale kapitaal van grote en middelgrote bedrijven of instellingen (organisaties) te kunnen managen en die over strategisch-tactische leiderschapskwaliteiten beschikken, organisaties effectief een veranderingsproces door weten te laten maken en financieel verantwoord aan te sturen en die daarenboven in staat zijn op adequaat niveau onderzoek voor te bereiden, uit te voeren 7 en te interpreteren , kunnen dat alleen als ze daar op masterniveau voor zijn toegerust. Het curriculum bouwt vanaf minimaal bachelor niveau plus een relevant aantal werkervaringsjaren verder aan verdieping en verbreding van competenties, vaardigheden en attitudes, die typerend zijn voor wat een executive manager wordt geacht te kunnen en te kennen. Van een opgeleide mag op basis van het curriculum worden verwacht dat hij de daarvoor vereiste kennis bezit en praktijkgericht problemen weet op te lossen vanuit een kritische, onderzoekende attitude en op basis van een gewogen oordeelsvorming, waar nodig aan de hand van zelf gedaan onderzoek. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘master’ als voldoende.
4.1.3
Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in hbo:
7
Van de eindeisen die vanuit de beroepspraktijk zijn geformuleerd zijn dit, naar het idee van het panel, wel de belangrijkste kwalificaties
waaraan een executive manager dient te voldoen. Daarnaast worden nog als gewenste competenties vanuit het beroepenveld genoemd: marketing- en salesafdelingen van grote en middelgrote organisaties kunnen managen, en verantwoordelijk en creatief zijn.
pagina 14
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
a.
b.
De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is.
Bevindingen Het aanvraagdossier bevat ten aanzien van dit facet de volgende relevante tekstpassages: [ad a.] “De MBA opleiding is opgezet in nauw overleg met de betrokken ‘founders’. Dit zijn de bedrijven waar Conclusion mee samen werkt en waarvan vertegenwoordigers zitting hebben in de programmaraad van Lemniscaat. In de programmaraad staat de inhoud van de opleiding en de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud van de opleiding centraal. Deze ‘founders’ leveren ook cases aan de opleiding, waardoor de studenten aan actuele problemen kunnen werken en de betrokken bedrijven een advies krijgen over de aanpak van hun probleem/case. In de programmaraad hebben naast de ‘founders’ ook betrokken hoogleraren en de academic director van Lemniscaat zitting. Hierdoor wordt de relatie met de wetenschappelijke discipline gewaarborgd. De hoogleraren die door Lemniscaat ingezet worden zijn in dienst bij Nederlandse universiteiten en hebben een ruime ervaring in het vakgebied, zowel wetenschappelijk als in de beroepspraktijk, die zij inbrengen in de professionele master van Lemniscaat.” [ ad b.] “De module onderzoeksmethodiek besteedt expliciet aandacht aan het opdoen van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Van afgestudeerde studenten wordt verwacht dat zij na afronding van deze module op dit gebied kunnen denken op academisch niveau en verschillende onderzoeksmethoden kunnen toepassen.” Overwegingen Het panel heeft zich aan de hand van het aanvraagdossier en de gesprekken tijdens het locatiebezoek ervan vergewist of aan de eisen van het onderhavige facet bij de voorgedragen opleiding wordt voldaan. Het panel is daarbij tot een positieve slotsom gekomen. De beoogde eindkwalificaties zijn in samenspraak met het beroepenveld geformuleerd, in termen van een beroepsprofiel, en vertaald in leerdoelen van de opleiding. Bij het locatiebezoek heeft het panel in de gespreksronde met de werkveldvertegenwoordigers kunnen vaststellen dat het overleg met het beroepenveld op dit punt intensief is geweest en geresulteerd heeft in op het beroepenveld afgestemde eindkwalificaties. Een afgestudeerde beschikt, naar het oordeel van het panel, in beginsel over de kwalificaties waartoe bij uitstek een hbo-master opleidt en die nodig zijn om als ‘executive manager’ te kunnen functioneren in met name kennisintensieve organisaties, vanaf het niveau van ‘algemeen manager’ bij kleine en middelgrote bedrijven. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘oriëntatie’ als voldoende.
pagina 15
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
4.1.4
4.2 4.2.1
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding De facetten ‘Domeinspecifieke eisen’, ‘Master’ en ‘Oriëntatie hbo’ heeft het panel als voldoende beoordeeld. Daarmee krijgt het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ als geheel een positieve beoordeling
Programma Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. – Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen Ten bewijze van het feit dat het voorgedragen programma aansluit bij de eisen die het Toetsingkader aan een hbo-opleiding stelt, voert de instelling in het informatiedossier onder meer de volgende relevante gegevens en argumenten aan: “Lemniscaat profileert haar MBA opleiding als een professionele master. De opleiding leidt studenten op voor een functie als manager of professional op executive niveau. De relatie met de praktijk waarvoor opgeleid wordt speelt een belangrijke rol in de opleiding. Tijdens de opleiding wordt veel gebruik gemaakt van cases waarin de actuele problematiek binnen echte bedrijven behandeld wordt. Deze cases worden zoals eerder aangegeven, veelal aangeleverd door de ‘founders’. De modules zijn ingericht rondom de functionele aandachtsgebieden van een manager, strategie, HRM, omgeving, organisatie, financiën, etc. Lemniscaat werkt bij de ontwikkeling en uitvoering van de modules uitsluitend samen met hoogleraren/docenten die hun sporen verdiend hebben bij Nederlandse en Belgische universiteiten en expert zijn in hun eigen vakgebied. De kerndocenten hebben in de meeste gevallen een onderzoekstaak. Daarnaast 8 heeft Lemniscaat School of Management haar eigen DBA programma. Dit onderzoek wordt betrokken bij het inrichten van de executive MBA. Ook wordt van de hoogleraren/docenten verwacht dat zij kennis hebben van en ervaring hebben in een of meer van de vier uitstroomvarianten (de vier sectoren). De module onderzoeksmethodiek besteedt expliciet aandacht aan het opdoen van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. In deze module wordt onder andere ingegaan op kennis van en het kunnen toepassen van verschillende kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden, het kunnen vergelijken en beoordelen van informatie uit (wetenschappelijke) literatuur en de (verdere) ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van presentatie en vastlegging.
8
pagina 16
Doctor of Business Administration
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
In het programma wordt ook regelmatig gebruik gemaakt van gastsprekers, veelal afkomstig van de ‘founders’. Voorbeelden zijn de Koninklijke Marechaussee, Monsterboard, Sanoma 9 Uitgevers, PCM en ING. Hiernaast wordt van de betrokken hoogleraren/docenten verwacht dat zij een ruime ervaring hebben in hun deskundigheidsgebied en in een of meer van de sectoren van de uitstroomvarianten. Al eerder is vermeld dat de werkplek van de student een belangrijke rol speelt in de opleiding. De groepen worden samengesteld rondom een van de vier sectoren. Van studenten wordt verwacht dat zij een relevante werkplek hebben in de betreffende sector. Lemniscaat is van mening dat hierdoor de relatie met de beroepspraktijk wordt versterkt. Ook wordt verwacht dat de studenten enige ervaring hebben in managementfuncties.” Overwegingen De instelling heeft naar het oordeel van het panel - zowel in het aanvraagdossier als in de verschillende gespreksrondes tijdens het locatiebezoek - op overtuigende wijze duidelijk weten te maken dat het voorgedragen programma voldoet aan de eisen die het Toetsingskader aan een hbo-masterprogramma stelt. In het programma is interactie met de beroepspraktijk uitdrukkelijk het vertrekpunt en beoogt de instelling met de vier uitstroomvarianten, de inbreng van de ‘founders’ en de inzet van gastdocenten het programma zoveel mogelijk te laten aansluiten bij de meest actuele ontwikkelingen in het vakgebied en de daaraan gerelateerde beroepspraktijk. Verder is het zo dat van alle eindkwalificaties de kwalificaties die gericht zijn op het ontwikkelen en uitbouwen van beroepsvaardigheden de hoofdmoot vormen. In het geheel van het programma zou, naar het gevoelen van het panel, de component ‘financial management’ (finance) wel meer statuur dienen te krijgen en ook meer geïntegreerd dienen te worden in de andere modules. Gelet op het beroepsprofiel waarvan Lemniscaat uitgaat moet een opgeleide professionele manager (of ‘executive’) in een bedrijf of instelling immers gesprekspartner kunnen zijn van de controller. Dat nu veronderstelt een bagage aan kennis en kunde op het gebied van financiën die met de module ‘Financiën’ alleen voldoende wordt afgedekt als in de vooropleiding van de deelnemers die component reeds voldoende aan bod is gekomen. Het panel zou dan ook menen dat de instelling bij de toegang tot de opleiding instromende deelnemers op het bezit van adequate kennis van en ervaring met Financial management zou dienen te selecteren. Maar ook zonder een daarop afgestemde selectie zou de component finance naar het idee van het panel in het geheel van het programma een scherper en zwaarder profiel dienen te krijgen. Scherper - en tegelijk ook meer op de beroepspraktijk georiënteerd - omdat het Financial management zoals die nu in het programma aan bod komt zich hoofdzakelijk lijkt te beperken tot de kennis van concepten met betrekking tot het gebruik van financiële 10 modellen . Die kennis is tot op zekere hoogte wel nuttig voor een manager, maar die zou ook vertaald moeten worden in praktische kennis en vaardigheden op het gebied van ondernemings-financiering, externe verslaglegging en management accounting. Of dat in het programma ook gebeurt is niet duidelijjk, temeer omdat de ‘financiële module’ in de presentatie van het curriculum steeds weer onder een ander naam opduikt, namelijk als resp.: (1) Ondernemerschap en Financiën (bij de ter inzage gelegde documenten van de module tijdens het locatiebezoek), (2) Financiën (p. 21 van het aanvraagdossier), (3) Financiële inrichting (in het ‘Raamwerk’, bijlage 3 bij het aanvraagdossier) en (4) Finance and Portfoliomanagement (p. 6 Staff Handbook, bijlage 5 bij het aanvraagdossier). 9
Perscombinatie-Meulenhoff, vanaf 1 december 2009: Persgroep Nederland
10
pagina 17
Zoals valt op te maken uit het ‘Raamwerk’, bijlage 3 bij het aanvraagdossier.
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Als in de module ‘Financiën’ alleen of in hoofdzaak de kennis van concepten van financiële modellen (en administraties) aan bod komt, dan zou de praktische relevantie van ‘financial management’ - in de vorm van vaardigheden in de sfeer van ondernemings-financiering, externe verslaglegging en management accounting - in (de) andere modules invulling dienen te krijgen.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ vooralsnog als voldoende.
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Uit het samenstel van gegevens dat het aanvraagdossier en de bijbehorende bijlagen ter zake bevatten, heeft het panel de volgende relevante informatie met betrekking tot het onderhavige facet gevonden: [didactisch concept] Het didactisch concept waarvoor in het programma is gekozen kwalificeert de instelling zelf als ‘action learning’. In de kern komt dit concept erop neer dat de deelnemer zelf de verschillende competenties ontwikkelt, geholpen door praktijkgerichte casuïstiek en opdrachten. Het concept is gebaseerd op het empirisch wetenschappelijke gegeven dat overgedragen kennis, die niet binnen tien weken na de overdracht in de praktijk wordt gebracht, verdwenen is. Lemniscaat heeft er daarom voor gekozen om de voorgedragen opleiding te laten aansluiten op de dagelijkse praktijk en zijn er vier varianten in het programma aangebracht, alle gericht op een bepaalde sector. Door deze varianten ook in vier verschillende groepen aan te bieden ‘komen de deelnemers uit dezelfde sector en krijgen ze kennis, die via de casuïstiek en de voorbeelden van de docenten aansluit op hun dagelijkse praktijk’, aldus de instelling in het aanvraagdossier. [werkvormen] In de acht modules die het programma telt wordt gewerkt met de werkvorm ‘seminar’. Iedere module bestaat uit twee seminars. De seminars bestaan uit een avond, gevolgd door een dag met drie dagdelen, weer gevolgd door een dag met twee dagdelen. In totaal behelst een seminar dus 6 dagdelen van ieder 4 uur. De deelnemers krijgen van tevoren een opdracht waaraan zij gemiddeld ongeveer 24 uur zullen werken. Het resultaat van de opdracht moeten ze expliciteren. Op de eerste avond wordt dit werk in de groep besproken en vervolgens gerelateerd aan de (die avond) behandelde theorie. De daarop volgende dag wordt er eerst tijd besteed aan kennisoverdracht door de docent. Deze kennis wordt gerelateerd aan de casuïstiek en er worden opdrachten verstrekt. Deze opdrachten worden meestal in kleine groepen gedaan. Het resultaat wordt plenair gepresenteerd. Alle deelnemers hebben een laptop, die is aangesloten aan het Internet. Hierdoor is het mogelijk op ieder moment andere expliciete kennis te vinden.
pagina 18
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Meestal zijn er dan in de avond gastsprekers, die hun ervaringen uit de praktijk overdragen. De dag daarna is er eerst weer tijd voor kennis overdracht gevolgd door opdrachten en korte presentaties. Aan het einde van het eerste seminar krijgen de deelnemers een individuele opdracht mee (met een omvang van 24 uur). Het tweede seminar begint met de presentatie van de resultaten van de opdrachten die aan het eind van het eerste seminar werd uitgedeeld. De dagen daarna volgen hetzelfde stramien als dat van het eerste seminar. Aan het einde van het tweede seminar krijgen de deelnemers opnieuw een opdracht. Deze opdracht, die meer uren zelfstudie dan de eerste kost (namelijk 44 uur), wordt ter beoordeling naar de kerndocent opgestuurd. De opdracht kan individueel of in groepjes van twee worden uitgevoerd. [toetsing] Over de toetsing valt in het aanvraagdossier onder meer het volgende te lezen: “Tijdens de modules wordt vooral gebruik gemaakt van formatieve toetsing. De student krijgt feedback op de gemaakte opdrachten (voorafgaand aan de module en tijdens de module), de mate waarin de student de kennis kan reproduceren, de mate waarin de student laat zien de kennis te kunnen toepassen, de presentatie en communicatievaardigheden. Deze feedback en ‘beoordeling’ hebben als doel te zorgen dat de kennis ook daadwerkelijk ‘aankomt’ bij de student en speelt geen rol in de eindbeoordeling van de module. De summatieve toetsing vindt plaats aan het einde van de module. Door middel van de eindopdracht aan het einde van het tweede seminar van de module wordt bepaald of de student daadwerkelijk de leerdoelen heeft bereikt, zich de competenties heeft eigen gemaakt en de kennis kan reproduceren. De beoordeling van de eindopdracht bepaalt het cijfer, dat voor de module gegeven wordt. De eindbeoordeling wordt gemodereerd door de academic director.” De eindopdrachten van de modules kunnen van vorm verschillen. Lemniscaat maakt gebruik van de volgende vormen: essay, onderzoeksvoorstel, presentatie, literatuurverslag, businessplan of een ander (relevant) plan. De eindbeoordeling gebeurt aan de hand van een standaard beoordelingsformulier waarbij op vijf facetten een waardering wordt gegeven, te weten: (1) de (onderzoeks)doelstelling, (2) het gebruik van relevante literatuur, (3) de context van het gekozen probleem (is het perspectief van waaruit het probleem wordt benaderd wel correct en relevant?), (4) de verantwoording van het resultaat (de kwaliteit van de gekozen oplossing) en (5) de presentatie van het resultaat, gelet op structuur of opmaak, consistentie, taalgebruik e.d. In totaal zijn er per eindopdracht 100 punten te vergeven, volgens een vaste sleutel verdeeld over de vijf te waarderen facetten. Bij de beoordeling van de afstudeeropdracht (thesis) wordt een checklist van beoordelingscriteria gehanteerd, die zowel door 1e als 2e beoordelaar wordt ingevuld. Ook hierbij geldt dat in er totaal 100 punten te vergeven zijn. Het eindcijfer wordt in eerste instantie bepaald door de 1e beoordelaar. Indien de beoordeling van de 2e beoordelaar niet meer dan 10 punten afwijkt van die van de 1e beoordelaar, geldt de beoordeling van de 1e beoordelaar. Bij een grotere afwijking moet er overleg zijn tussen de twee beoordelaars. Indien die niet tot overeenstemming kunnen komen wordt het aan de academic director voorgelegd en, indien nodig, tevens aan de decaan. [leerdoelen] Door de instelling zijn veertig leerdoelen geformuleerd, gerelateerd aan negen competenties (in kennis, vaardigheden en attitudes) die een student zich gedurende de opleiding eigen dient te maken.
pagina 19
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Overwegingen Het didactisch concept van action-learning sluit naar het idee van het panel naadloos aan bij de eindkwalificaties die met de opleiding worden beoogd te bereiken op het punt van de, door de deelnemers zelf, te ontwikkelen competenties. Het concept sluit aan bij de zelfstandigheid die studenten in het dagelijks leven ervaren. Datzelfde geldt voor de werkvorm van het ‘seminar’, met een hoog gehalte aan zelfwerkzaamheid en presentatie van oplossingen aan de hand van praktijkgeoriënteerde opdrachten. De te bereiken eindkwalificaties zijn naar het oordeel van het panel aantoonbaar vertaald in leerdoelen van het beoogde programma. De instelling heeft - per module - leerdoelen geformuleerd, die in cumulatieve zin leiden tot de eindkwalificaties die met het programma beoogd worden te bereiken. Het totaal van de leerdoelen van het curriculum laat een consistent beeld zien van geleidelijk te ontwikkelen elementen aan kennis, competenties, vaardigheden en attitudes, met een evenwichtige verdeling over de verschillende modules. Bij het aspect van de toetsing (of de beoogde leerdoelen ook daadwerkelijk worden behaald) is het panel evenwel geneigd enkele kritische kanttekeningen te plaatsen. Over de hele linie werkt de instelling met prestatiebeoordeling in vorm van groepsopdrachten. Bij geen enkele module wordt gebruik gemaakt van assessment in de vorm van tentamens. De instelling voert daar ter verdediging een tweetal argumenten voor aan - zo bleek bij het locatiebezoek. In de eerste plaats dat deze wijze van beoordeling haar in ‘in de genen’ zit: alle werkmaatschappijen van Conclusion B.V. die actief zijn in de sfeer van training, ontwikkeling en coaching werken met assessments middels (presentatie van) opdrachten. En in de tweede plaats omdat die vorm van beoordeling ook het beste spoort met het didactisch concept van ‘action learning’. Het panel vindt die argumentatie van de instelling tot op zekere hoogte wel verdedigbaar, maar meent dat zij weinig recht doet aan het belang dat moet worden gehecht aan het kunnen vaststellen of individuele deelnemers wel aan de maat presteren en of zij de gestelde leerdoelen ook daadwerkelijk weten te behalen. Een combinatie van - zichzelf versterkende - factoren maakt dat daar in het huidige stelsel van toetsing geen goed zicht op is, namelijk: het feit dat in het aanvraagdossier niet duidelijk wordt gemaakt wat precies de relatie (koppeling) is tussen de geformuleerde leerdoelen en de toetsing zoals die nu plaats vindt, het feit dat überhaupt geen (individueel waardeerbare) tentamina worden afgenomen en het feit dat opdrachten in het bestaande curriculum per saldo groepsopdrachten zijn, met een kleine marge van individualiseerbaarheid (namelijk op het punt van de presentatie). Positief waardeert het panel dan ook dat de instelling besloten heeft om met ingang van het studiejaar 2009-2010 nog uitsluitend te zullen werken met individuele afstudeeropdrachten. Een verdere individualisering bij de toetsing van opdrachten acht het panel niettemin als dringend aanbevolen. En dat zelfde geldt voor de invoering van individuele tentaminering ten aanzien van de kernelementen op het punt van kennis en inzicht van het met de opleiding bestreken vakgebied. In het licht van de AMBA-criteria inzake de kwaliteisborging van de ‘toetsing’ (6.12, 6.13 en 6.15) scoort de opleiding naar het oordeel van het panel op dit punt een onvoldoende. Verwezen zij hier ook naar de beoordeling van deze criteria in hoofdstuk 5, hierna. Omdat het om een bestaande opleiding gaat, dient het panel ook een oordeel te geven over de resultaten die inmiddels met de opleiding zijn geboekt. Afgaande op de afstudeeropdrachten/mastertheses die door deelnemers uit verschillende instroomcohorten
pagina 20
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
zijn afgerond en bij het locatiebezoek voor het panel ter inzage lagen, heeft het panel kunnen vaststellen dat het met de opleiding beoogde hbo-masterniveau onmiskenbaar wordt gehaald. De probleemstelling van de afstudeerwerkstukken is van verantwoord academisch niveau en de uitwerking leidt tot relevante praktijkgerelateerde oplossingen en oplossingsrichtingen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende, met de aantekening dat het aspect ‘toetsing’ naar het oordel van het panel onvoldoende scoort in het licht van de terzake geformuleerde AMBA-criteria. Tot een onvoldoende voor het onderhavige facet leidt dat niet, omdat aan de overige elementen van dit facet wel wordt voldaan, Wel doet het panel aan de instelling de dringende aanbeveling de ‘toetsing’ duidelijker te relateren aan de gestelde leerdoelen en, waar mogelijk, meer te individualiseren.
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen De samenhang van het programma wordt volgens de instelling op verschillende manieren bereikt en bewaakt. Zij onderbouwt die stelling met de volgende vijf punten: 11 “● Het ‘Raamwerk’ dient als uitgangspunt en kader voor de kerndocenten bij het ontwikkelen van de verschillende modules. Per module is beschreven wat generieke en specifieke leerdoelen zijn. Het Raamwerk dient ook als uitgangspunt bij de uitvoering van de diverse modules. Het Raamwerk is vastgesteld in de programmaraad. ● De programmamanager heeft ook een belangrijke rol in het bewaken van de samenhang. De programmamanager is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken van de opleiding en heeft direct contact met docenten, studenten en de opleidingsraad. De programmamanager maakt ook deel uit van de programmaraad en de onderwijscommissie en is de linking pin tussen deze twee gremia. ● De inhoudelijke samenhang van de opleiding komt op twee manieren naar voren. Aan de ene kant in de thema’s van de modules, die aansluiten bij de deskundigheidsgebieden die op het niveau van executive management een rol spelen. Daarnaast komt de inhoudelijke samenhang naar voren middels de gezamenlijke achtergrond van de studenten: alle studenten in een bepaalde groep hebben een werkplek in dezelfde sector. Dit maakt het mogelijk binnen de generieke deskundigheidsgebieden meer specifieke thema’s en issues voor die betreffende sector aan de orde te stellen. Dit gebeurt in de zogenaamde uitstroomvarianten. ● Elke module heeft dezelfde herkenbare opbouw voor de studenten en de hoogleraren/docenten. Zowel bij het ontwikkelen van de modules en toetsen als bij het beoordelen van de gemaakte toetsen/essays wordt gebruik gemaakt van het ‘vier ogen principe’. Alle eindopdrachten van de modules (de eindopdracht zelf en het resultaat opgeleverd door de studenten) worden door een tweede lezer/beoordelaar bekeken.
11
Het ‘Raamwerk’ dat als bijlage 3 bij het aanvraagdossier is gevoegd behelst een integrale weergave van eindkwalificaties,
competenties en (generieke en specifieke) leerdoelen van de opleiding, gerelateerd aan de verschillende modules en de relevante AMBAcriteria.
pagina 21
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
● De academic director is verantwoordelijk voor de inhoudelijke ontwikkeling van het
programma en heeft regelmatig (informeel) contact met alle docenten over de uitvoering van het programma.” Overwegingen Naar het panel heeft kunnen vaststellen is de consistentie van het programma een punt waarover op het niveau van het programmamanagement wel goed is nagedacht en consensus bestaat, maar dat op module- en docentenniveau nog wel de nodige doorvertaling verdient. Docenten zijn - zo bleek het panel tijdens het locatiebezoek - toch vooral betrokken en gericht op de eigen module. Dat geldt in hoofdzaak voor de gastdocenten, maar ook de kerndocenten blijken zich toch in de eerste plaats verantwoordelijk te voelen voor de inhoud van de eigen module en veel minder voor het programma als geheel. De kerndocenten zien elkaar, met het oog op hun verantwoordelijkheid voor een samenhangende opleiding maar een keer per jaar, namelijk in het verband van de Onderwijscommissie. Daar staat wel tegenover dat de kerndocenten elkaar wel geregeld in informele zin ontmoeten en met elkaar van gedachten wisselen over het programma en de onderlinge afstemming van de modules, maar dan meestal op bilaterale basis. Het panel acht evenwel een frequenter contact van de (kern)docenten over het programma als geheel toch wel als aanbevolen. Het geheel van de modules vormt als zodanig naar het oordeel van het panel in programmatisch zin wel een logisch geheel, maar de instelling zou er goed aan doen om de aandacht voor de samenhang van het programma nog wat vaker op de agenda van de gremia te zetten die verantwoordelijk zijn voor de interne kwaliteitszorg, waaronder de Programmaraad en de Onderwijscommissie. Conclusie Het programma is op zichzelf inhoudelijk samenhangend te noemen, met de kanttekening dat de instelling er goed aan zou doen om de aandacht voor het behoud van die samenhang nog meer te borgen, met name door een grotere betrokkenheid van de docenten voor dit aspect van het onderwijsprogramma te bewerkstelligen. Het panel beoordeelt facet 2.3 daarmee als voldoende. 4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen Ten aanzien va dit facet voert de instelling in het aanvraagdossier het volgende aan: “Voor de studeerbaarheid van de opleiding is gepoogd te komen tot een evenwichtige verdeling van de studielast over het jaar. De studielast van de opleiding bedraagt 60 ECTS (1680 uur), verdeeld over 2 jaar: ● 8 modules van elk 5 ECTS= 40 ECTS, die elk een periode van 2 maanden in beslag nemen. ● Afstudeeropdracht van 20 ECTS, waarvoor een periode van 6 maanden wordt uitgetrokken. De opbouw van de opleiding en de verdeling over de twee jaar leidt tot een studielast van circa 16 – 20 uur per week.”
pagina 22
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Overwegingen De studielast die voor de modules wordt bemeten (te weten: 8 x 140 uur) klopt globaal wel met de tijd die studenten feitelijk nodig hebben om die programmaonderdelen af te ronden. Het stramien volgens welke elk van de modules is opgebouwd, is een herkenbaar patroon van dagdelen onderwijs die moeten worden doorgemaakt en opdrachten die daarvoor moeten worden voorbereid of afgewerkt, met een duidelijk geïndiceerde tijdsbesteding. Het werken in groepsverband aan de opdrachten tijdens de modules en de daarbij door de docenten gegeven begeleiding dragen er verder toe bij dat de modules in tijd en werkdruk overzienbaar zijn. De voor de thesis bemeten studieduur van 6 maanden wordt in de praktijk door de meeste studenten echter ruimschoots overschreden. Studenten zeggen die overschrijding niet als een zwaarwegend probleem te ervaren. Persoonlijke omstandigheden zijn er vaak de oorzaak van dat de afronding van de thesis wat langer op zich laat wachten, zo heeft het panel begrepen. Studenten gaven, daarnaar door het panel gevraagd, aan de studielast als ‘behoorlijk aan de maat’ te ervaren, maar per saldo wel als doenlijk. Het panel adviseert de instelling de begeleiding bij de afstudeeropdracht, waar mogelijk nog te intensiveren [zie ook de Overwegingen bij facet 5.2]. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘studielast’ als voldoende.
4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen De eisen die Lemniscaat hanteert als voorwaarden voor toelating zijn: - Een aantal jaren werkervaring in een managementfunctie of stafpositie. - Minimaal een bachelorniveau behaald in een relevante studierichting (bedrijfskunde en aanverwante studies). Voor (potentiële) studenten die hier niet aan voldoen is het mogelijk een deficiëntieprogramma te volgen. - Academisch denk- en werkniveau. - De mogelijkheid om de eigen organisatie te kunnen bestuderen (in het kader van opdrachten tijdens de executive MBA), in de vorm van een werkplek in een relevante sector. Over de intake en de toetsing van het vereiste startniveau vemeldt het aanvraagdossier nog de volgende details: “De instroomeisen komen aan de orde tijdens een uitgebreide intake, die wordt uitgevoerd door de academic director. Tijdens de intake worden niet alleen motivatie, maar ook studievaardigheid en startniveau getest. De procedure van de intake verloopt volgens de volgende stappen: - Geïnteresseerden krijgen een informatiepakket, waarin naast een beschrijving van het programma en de doelstellingen, de instroomeisen voor de opleiding zijn opgenomen. - De kandidaat wordt uitgenodigd voor een intake gesprek. - Het intakegesprek wordt gevoerd op basis van de door de kandidaat aangeleverde schriftelijke informatie. Het gesprek richt zich met name op de vraag of de kandidaat voldoende in staat is om de opleiding met goed gevolg te doorlopen. In het gesprek wordt
pagina 23
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
getoetst in hoeverre het beeld dat voortkomt uit het schriftelijke dossier van de kandidaat overeenkomt met zijn presentatie. - De kandidaat kan gevraagd worden om casuïstiek aan te leveren. In dit geval moet de kandidaat een portfolio samenstellen met bewijzen voor werk, projecten en resultaten die hij heeft opgeleverd, voorzien van extern gelegitimeerde bewijzen. Dit werk wordt voor het gesprek bekeken en besproken tijdens het gesprek. In het geval er sprake is van kandidaten die niet aan alle eisen voldoen, dan wordt deze eisen standaard gesteld. - Zo mogelijk kan een assessment onderdeel zijn van de intakeprocedure. In dit geval krijgt de student een week voor het assessment een casus (opdracht) aangeboden die hij/zij moet maken, inleveren en die besproken wordt tijdens het assessment. - De academic director, die het intake gesprek voert, legt tenslotte alle bevindingen naast elkaar, en overlegt zo nodig motivatie en advies voor wel of geen aanname van de kandidaat aan de decaan. Voor kandidaten die niet aan het instroomniveau voldoen is het in sommige gevallen mogelijk om een deficiëntieprogramma te volgen dat aansluiting biedt op de executive MBA.” Overwegingen Het panel is van oordeel dat de door de instelling gestelde instroomvereisten recht doen aan de eindkwalificaties die met de opleiding beoogd worden te bereiken. Van de instroomcohorten die de opleiding sinds 2006 heeft gekend voldoet ongeveer één derde niet aan de formele instroomvereisten voor de opleiding. Kandidaten die niet aan de formele instroomeisen voldoen maar daarvoor niettemin toch in aanmerking lijken te komen, maken tot dat doel een assessment-procedure door. Het panel stelt vast dat die procedure door de instelling zorgvuldig wordt uitgevoerd. De op basis van die procedure toegelaten kandidaten zijn - voor zover het panel heeft kunnen vaststellen - ook zeker wel gekwalificeerd te noemen om de opleiding te volgen. Toch wil het panel hier wel een tweetal kritische kanttekeningen bij geplaatst zien, te weten: ▫ dat de instelling te allen tijde dient te vermijden dat het commercieel belang bij voldoende instroom van deelnemers zou kunnen gaan prevaleren boven het handhaven van de kwaliteit en het niveau van de opleiding, met name als de aanmelding van gekwalificeerde kandidaten (sterk) achter blijft bij de verwachtingen. Strikte handhaving van de instroomvereisten dient dan ook de regel te zijn en toelating van ‘anderszins gekwalificeerde’ kandidaten uitzondering; ▫ dat het geen aanbeveling verdient om te kleine groepen (cohorten) te vormen, zoals in 2008 wel is gebeurd met de Cross Media groep nr. 2 die toen, met slechts zes deelnemers van start ging en nu nog slechts vijf deelnemers telt. Een groepsgrootte van tenminste 12 lijkt in dezen, met het oog op een wenselijke diversiteit aan herkomst en achtergrond van deelnemers, aangewezen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende 4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-master met minimaal 60 studiepunten. Bevindingen De studieduur behelst 60 ECTS. Zoals eerder aangegeven omvat de opleiding 8 modules van elk 5 ECT en een afstudeeropdracht van 20 ECTS. De belasting van 60 ECTS komt
pagina 24
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
neer op een nominale omvang van 1680 studieuren. De opleiding duurt 2 jaar, 2 maanden voor elke module en 6 maanden voor het afstudeerproject. Overwegingen Het voorgestelde programma voldoet met de berekende studiebelasting van 60 ECTS aan de minimumeis die door de WHW, qua duur, aan een master wordt gesteld. Het panel heeft geen reden om aan te nemen dat de opleiding in significante zin meer of minder belasting zou behelzen dan de 60 ECTS die de aanvragende instelling als belasting aangeeft. De door de instelling gegeven verantwoording van de voor de modules berekende en benodigde ECTS acht het panel realistisch. Het beslag aan contacturen per seminar (2 x 4 x 6) en aan uren voor uit te voeren opdrachten (2 x 24 en 1 x44), zoals dat door de instelling wordt aangehouden beschouwt het panel als een redelijk gemiddelde voor onderwijsmodules van deze aard. De voor de afstudeeropdracht berekende studieduur van 6 maanden (met een belasting van 20 ECTS = 560 uur) is naar het idee van het panel een gangbare zwaartemaat voor mastertheses. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
4.3 4.3.1
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma De facetten ‘Eisen hbo’, ‘Relatie tussen doelstellingen en programma’, ‘Samenhang programma’, ‘Studielast’, ‘Instroom’ en ‘Duur’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 2 ‘Programma’ als geheel een positieve beoordeling.
Inzet van personeel Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen Uit het bij de aanvraag gevoegde overzicht van in te zetten docenten (bijlage 7) blijkt dat Lemniscaat voor de feitelijke uitvoering van de modules samenwerkt met ruim 50 externe docenten. Een negental van hen is aan het programma verbonden als kerndocent en zijn vrijwel allen als hoogleraar aan een universiteit verbonden, of vervullen anderszins een (wetenschappelijke) functie bij een wo-instelling. De meeste van hen kunnen bogen op ruime ervaring met wetenschappelijk onderwijs en onderzoek. De overige externe docenten worden als gastdocenten bij het programma betrokken. Zij worden vooral geselecteerd op hun didactische vaardigheden en inhoudelijke inbreng. Zij leveren, vanuit de sectoren waarop de MBA-opleiding zich in het bijzonder richt, de cases en achtergrondinformatie aan die in de modules het vertrekpunt vormen voor de te ontwikkelen competenties en aan te leren vaardigheden. Naast gastdocenten die worden ’aangeleverd’ door bedrijven en instellingen die de instelling kwalificeert als de ‘founders’ van de vier uitstroomvarianten, worden ook professionals uit de verschillende
pagina 25
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
werkmaatschappijen van Conclusion B.V. als gastdocenten ingezet. Met name vanuit de divisie Human Capital Group is dat het geval. Met de externe docenten wordt een contract overeengekomen dat, indien nodig, ook ingaat op extra taken zoals het ontwikkelen van modules of het begeleiden van afstudeerders. Overwegingen Het panel stelt vast dat een breed scala van docenten wordt ingezet. Een aantal van hen (met name de kerndocenten) legt daarbij heel nadrukkelijk een relatie met de theorie en de wetenschappelijke methodiek aan de dag, waar anderen (met name de gastdocenten) weer een duidelijke verbinding leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het panel meent dat de instelling met de samenstelling van het docententeam en de invulling van het programma, met praktijkgerichte opdrachten en (door gastdocenten) ingebrachte casuïstiek, een goede mix heeft weten te bewerkstelligen van theorie en praktijk, zoals een hbo-opleiding idealiter ook dient te bevatten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren
Bevindingen De instelling geeft aan dat op het moment van aanvraag een dertigtal studenten (MBA en DBA) staat ingeschreven. Bij een totale inzet van ongeveer 3,0 fte docent, komt dat neer op een staf/student ratio van 1 op 10. Voor de organisatorische en administratief-technische aansturing van het programma maakt Lemniscaat gebruik van de backoffice die Conclusion Learning Centers - één van de werkmaatschappijen van Conclusion B.V. - te bieden heeft. Die backoffice omvat ongeveer 20 medewerkers. De programmamanagers (één per uitstroomvariant) maken onderdeel uit van deze backoffice en zijn verantwoordelijk voor de dagelijkse (organisatorische) gang van zaken. Daarnaast kent Lemniscaat voor de voorgedragen opleiding nog een program management, bestaande uit een managing director en een academic director. Overwegingen De opleiding is bestaand, dus de vraag of voldoende capaciteit wordt vrijgemaakt om de opleiding te kunnen starten is niet meer aan de orde. De instelling maakt, naar het oordeel van het panel ruim voldoende capaciteit vrij om de opleiding te kunnen continueren. De staf/student-ratio van 1 op 10 die de opleiding zegt te kunnen realiseren is voor een opleiding, als die wordt voorgedragen, bepaald ideaal-typisch te noemen. Met deze ratio is het mogelijk om studenten in verregaande mate individueel te begeleiden en praktijkgericht aan te sturen. Het panel waardeert dit facet als bijzonder positief. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
pagina 26
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen Over dit facet bevat het aanvraagdossier de volgende relevante tekstpassage: “De kwaliteit van de modules en de opleiding wordt voor een groot deel bepaald door de kwaliteit van de docenten/hoogleraren. Om te komen tot een goed docententeam heeft Lemniscaat een selectieprocedure ontwikkeld. Potentiële docenten worden voorgedragen door de academische raad. Met deze docenten wordt een gesprek gevoerd en hen wordt gevraagd een module beschrijving van de betreffende module op te stellen. Op basis van deze twee onderdelen worden de hoogleraren/docenten geselecteerd en voorgedragen aan de programmaraad. De programmaraad besluit uiteindelijk welke docenten bij het programma betrokken worden. De docenten/hoogleraren die door Lemniscaat ingezet worden hebben allen meerdere jaren academische ervaring, in onderwijs en onderzoek. De kerndocenten hebben in de meeste gevallen een onderzoekstaak. Lemniscaat ziet de (persoonlijke) ontwikkeling van de docenten/hoogleraren als een persoonlijke verantwoordelijkheid en biedt de hoogleraren/docenten geen verdere opleidingsmogelijkheden. Middels de contracten die met elke hoogleraar/docent worden afgesloten managet Lemniscaat haar docentencorps. Het is mogelijk om contracten bij bijvoorbeeld slechte student evaluaties te beëindigen.” Overwegingen Uit de bij het aanvraagdossier gevoegde cv’s van kerndocenten en de ter gelegenheid van het locatiebezoek (op verzoek van het panel) aangeleverde cv’s van gastdocenten heeft het panel eenduidig kunnen opmaken dat goed gekwalificeerd personeel wordt ingezet voor de opleiding. De kerndocenten zijn in de meeste gevallen hoogleraren van bewezen wetenschappelijke kwaliteit, met veelal een groot aantal jaren didactische ervaring in het wo-onderwijs. De gastdocenten worden, zoals bij facet 3.1 al werd geconstateerd, vooral geselecteerd op hun didactische vaardigheden en inhoudelijke inbreng. Met hun inbreng wordt vooral beoogd een verbinding tot stand te brengen tussen beroepspraktijk en theorie. Van studentzijde werd bij het locatiebezoek de meerwaarde van de inzet van deze docenten benadrukt: de cases en achtergrondinformatie die van hun kant vanuit de beroepspraktijk werden ingebracht werden als bijzonder verhelderend en instructief ervaren. Studenten waren zeer te spreken over de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van zowel kerndocenten als gastdocenten. De organisatorische kwaliteiten van het in te zetten personeel schat het panel als in beginsel toereikend in. De technische ondersteuning vanuit de back office heeft de eerste jaren van de opleiding te wensen overgelaten, maar is inmiddels op orde. Het panel heeft, met instemming, kunnen vaststellen dat docenten en management een grote mate van betrokkenheid met het programma aan de dag leggen, die aanstekelijk werkt en door studenten ook als zodanig wordt ervaren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
pagina 27
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
4.3.4
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet van van personeel Het panel beoordeelt de drie facetten van het onderwerp 'Inzet personeel' als voldoende;, waardoor het onderwerp zelf ook voldoende is.
4.4 4.4.1
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen Volgens opgaaf van de instelling wordt de opleiding op twee locaties verzorgd, te weten: - op landgoed ‘Rhederoord’ in De Steeg. Hier heeft Lemniscaat verschillende trainingsfaciliteiten, een goed restaurant en 25 (slaap)kamers ter beschikking. - en in gebouw ‘Conclusion’ te Utrecht. In dit gebouw is een verdieping beschikbaar voor de trainingsactiviteiten van Conclusion B.V. Hier zijn trainingsfaciliteiten, een kleine bibliotheek en een back office beschikbaar. Ook is er een goed restaurant aanwezig. In de nabije omgeving van het gebouw ‘Conclusion’ is voldoende hotelaccommodatie beschikbaar. Studenten kunnen gebruik maken van de kleine bibliotheek van Conclusion maar krijgen ook een pas voor de bibliotheek van de Universiteit van Utrecht. Met die pas hebben studenten ook toegang tot de andere universitaire en hbo-bibliotheken, namelijk via het 12 Open Bibliotheeknetwerk (OBN) van Pica . Overwegingen Uit de door het management gegeven toelichting ter gelegenheid van het locatiebezoek is het panel gebleken dat de locatie Rhederoord eigenlijk alleen voor ceremoniële programma activiteiten, zoals de startbijeenkomst van een nieuwe groep en het afstuderen van deelnemers. In het Conclusion-gebouw aan het Herculesplein stelt de instelling, naar het oordeel van het panel, voldoende onderwijsruimten en -faciliteiten beschikbaar om de opleiding te kunnen aanbieden. Ook de leerondersteunende voorzieningen, waaronder de algemene ICTfaciliteiten en de digitale mogelijkheden tot raadpleging van landelijke bibliotheekbestanden, zijn toereikend voor het aldaar gegeven onderwijs. Van de kant van studenten werd bij gelegenheid van het locatiebezoek, desgevraagd, bevestigd dat die voorzieningen inderdaad toereikend tot goed zijn. Van de mogelijkheden van digitale leeromgeving die Lemniscaat kent, wordt nog maar zeer summier gebruik gemaakt. Dat geldt zowel voor de instelling zelf als de studenten. Van de functionaliteiten (programmatuur) die de omgeving te bieden heeft zijn de meeste studenten niet op de hoogte. Voor een opleiding met Cross Media als uitstroomvariant vindt het panel dat een opmerkelijk gegeven, al moet daar direct bij worden aangetekend dat de meeste studenten in de eigen werkomgeving met veel geavanceerdere programmatuur werkt dan de leeromgeving van Lemniscaat op dit moment te bieden heeft. Niettemin vindt het panel dat de digitale leeromgeving ten behoeve van de opleiding zou behoren te worden
12
pagina 28
Project voor geïntegreerde Catalogus Automatisering
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
uitgebouwd en meer in het programma zou dienen te worden geïntegreerd. Denkbaar zou zijn om dit als werkopdracht in het programma (van Cross Media-cohorten) te verwerken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende. 4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen In het aanvraagdossier beschrijft de instelling een drietal, deels situatief bepaalde, vormen van begeleiding, te weten: (a) cognitieve en persoonlijke begeleiding van de student, gerelateerd aan de opleiding als geheel, (b) begeleiding tijdens de afstudeeropdracht en (c) begeleiding op de werkplek. De instelling voorziet de drie genoemde vormen van studiebegeleiding van de volgende toelichting: [ad a.] “◦ Cognitieve begeleiding: is gericht op kennisontwikkeling bij de student. Tijdens de uitvoering van de modules vindt dit plaats door de betrokken docenten/hoogleraren en de academic director. De academic director bewaakt de kennisontwikkeling van de studenten. De academic director voert hiertoe diverse gesprekken met de student en de kerndocenten. De gesprekken met de student vinden plaats op initiatief van de student. Het aantal gesprekken is afhankelijk van de studievoortgang. Gemiddeld is er 2 uur per student per module beschikbaar. ◦ Persoonlijke begeleiding: ziet op de persoonlijke ontwikkeling van de student en is met name gericht op de effectiviteit van het geleerde in de praktijk. Lemniscaat maakt hierbij gebruik van de mogelijkheden van Conclusion B.V. Een van de bedrijven is gericht op coaching en assessment, waar ervaren psychologen beschikbaar zijn. Bij deze vorm van begeleiding zijn er drie belangrijke momenten in de opleiding: (1) Tijdens de intake en het hieraan gerelateerde assessment. Bij de intake gaat het niet alleen om het academische niveau en de mate van werkervaring van de student maar ook om de vraag of de student in staat geacht wordt de opleiding af te ronden en zich de competenties eigen te maken om op het niveau van een executive manager te opereren. (2) Tijdens de opleiding is er per module 4 uur persoonlijke begeleiding beschikbaar voor de student. Het doel is om studenten op een meer persoonlijk niveau te begeleiden bij hun eigen veranderingsproces. Dit vindt plaats in diverse korte bijeenkomsten. (3) Aan het einde van de opleiding vindt er nogmaals een assessment plaats om te kijken of de opleiding ook op persoonlijk niveau het gewenste resultaat heeft gehad. Indien nodig is het mogelijk de begeleiding van een student te intensiveren.” [ad b.] “Tijdens de afstudeeropdracht wordt de student begeleid door een supervisor. Hiernaast houdt de academic director zicht op de diverse afstudeertrajecten en geeft extra ondersteuning, indien nodig. Om tot een succesvolle afstudeeropdracht te komen is het van belang dat er in de organisatie waar de opdracht uitgevoerd wordt, een sponsor aanwezig is. Bij mogelijke problemen (veranderingen in de opdracht of in de organisatie) is er overleg tussen de sponsor en de academic director.
pagina 29
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Indien er sprake is van een zeer problematisch afstudeertraject,ontvangt de student extra directe begeleiding van de academic director. De supervisor blijft echter verantwoordelijk.” [ad c.] “De begeleiding op de werkplek is de verantwoordelijkheid van (het management van) de organisatie waar de student werkzaam is. Als er aanwijsbare redenen zijn dat de begeleiding/steun onvoldoende is waardoor de student de leerdoelen niet kan halen, neemt Lemniscaat contact op met de betreffende organisatie.” Overwegingen De capaciteit waarover Lemniscaat (via Conclusion B.V.) beschikt voor studiebegeleiding en 13 informatievoorziening - in de vorm van een back office van 20 medewerkers - is in beginsel zeker toereikend en adequaat met het oog op de studievoortgang. Uit gesprekken met studenten uit de groepen MBA Strategy on Service nr. 1 (2006-2008) en MBA Cross Media nr. 1 (2007-2009) is het panel evenwel gebleken dat de back office in de 14 eerste jaren van de MBA-opleiding nieuwe stijl niet goed op haar taak berekend was. Organisatorisch was er veel mis en de informatievoorziening slecht. Studenten hebben daarover bij docenten en management direct aan de bel getrokken en Lemniscaat heeft daarop in adequate zin gereageerd. Op dit moment zijn er op deze punten geen problemen meer, aldus de deelnemers die het panel heeft gehoord. Het panel heeft waardering voor de verschillende (intensieve) vormen van begeleiding die de instelling in het programma heeft voorzien. Ook studenten zeggen de door Lemniscaat op diverse momenten van de studie voorziene vormen van (cognitieve, persoonlijke en carrièreperspectivische) begeleiding als positief en bemoedigend te ervaren. De voor die begeleiding benodigde en uitgetrokken docenturen waren volgens de docenten die het panel heeft gesproken ook zeker wel toereikend. Het panel beveelt de instelling wel aan om studiebegeleiding en informatievoorziening als punten van ‘kleine kwaliteit’ de komende jaren nog wel nauwlettend in de gaten te houden, met name de begeleiding bij de afstudeeropdracht zou - gelet op het feit dat veel studenten de daarvoor toebemeten studieduur overschrijden - wellicht nog wat intensiever kunnen zijn. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende. 4.4.3
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen Het panel beoordeelt beide facetten van het onderwerp 'Voorzieningen' als voldoende. Daarmee is het onderwerp zelf ook voldoende.
4.5 4.5.1
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. 13 14
pagina 30
Zie de Bevindingen bij facet 3.2. hierboven. D.w.z. de MBA-opleiding zoals die sinds 2006 in vier uitstroomvarianten wordt aangeboden.
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Bevindingen De instelling zegt te werken met een systeem van interne kwaliteitszorg, volgens de bekende plan-do-check-act aanpak. Wat elk van die fases inhoudt, licht de instelling in het aanvraagdossier als volgt nader toe. ▫ Plan-fase (ontwikkelfase opleiding) In deze fase wordt de academische kwaliteit vastgesteld door de academische raad. Daarnaast vindt er een toetsing naar de markt plaats door de programmaraad. De te behalen doelen worden vastgelegd in de diverse handboeken, zoals daar zijn: het school-, programma-, en studentenhandboek. ▫ Do-fase (uitvoering programma) In de uitvoeringsfase worden de onderdelen van het programma middels een deelnemersevaluatie geëvalueerd. Tevens vindt er twee keer per jaar een bijeenkomst van de academische raad plaats waarin het niveau van de door de deelnemers ingeleverde stukken worden besproken. De deelnemersevaluatie en de verslagen van de academische raad worden gearchiveerd en zijn ter inzage beschikbaar. De deelnemersevaluatie richt zich op de link naar het werkveld, en de toepasbaarheid voor de deelnemers, de kwaliteit van het onderwijs, de werkvorm (en) en de gebruikte literatuur. Evaluatie door de deelnemers vindt plaats per dagdeel van het onderwijs. Daarnaast wordt er middels het beoordelingsformulier van de eindwerkstukken en de thesis het niveau van de door de deelnemers ingeleverde stukken bepaald. Hierbij is van belang dat het academisch werk- en denkniveau wordt bereikt. De resultaten van zowel de deelnemersevaluatie als de beoordeling van de eindwerkstukken en de thesis worden door de programmamanager verwerkt in een rapportage voor de academische raad en de programmaraad. ▫ Check-fase (Academic board / Programmaraad) De door de programmamanager opgestelde analyse van de evaluatieresultaten en het door de academische raad afgegeven advies over het niveau van de door de deelnemers ingeleverde stukken kan aanleiding geven om tot aanpassingen in het programma te komen. Deze aanpassingen worden door de academic director tijdens de programmaraad besproken. De academische raad neemt het uiteindelijke besluit om (onderdelen van) het programma aan te passen. ▫Act-fase (Programmamanager / kerndocent) Zodra het besluit tot aanpassing is genomen worden de noodzakelijke aanpassingen door de programmamanager met de kerndocent doorgenomen en doorgevoerd.” Als streefdoelen in het kader van de interne kwaliteitszorg heeft de instelling zich, blijkens het aanvraagdossier, de volgende targets gesteld: “▫ Leidt mensen op tot brede managers in hun sector met doorgroeimogelijkheden naar andere sectoren. De meting is verbetering positie, hiermee wordt tijdens de studie begonnen, en Lemniscaat volgt de deelnemers hierop het eerste jaar na hun studie. Tijdens deze gesprekken wordt gevraagd het carrièreperspectief aan te geven. Deze gesprekken worden vastgelegd in gespreksverslagen en besproken in de programmaraad en de academische raad. ▫ Leveren van een hoogwaardige MBA opleiding, waarin wetenschap in praktijk wordt gebracht. Meting is het niveau van gastdocenten en de evaluaties door de deelnemers, hierbij werkt Lemniscaat volgens de plan-do-check-act methodiek. De kerndocenten zijn academisch geschoold en zijn in dienst van een universiteit. De kerndocenten maken gebruik van gastdocenten. Voor het niveau van de gastdocenten wordt geen gebruik
pagina 31
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
gemaakt van een cijferindicatie, maar wordt op basis van de evaluaties door de studenten vastgesteld of de lezing van de gastdocent aansluit op het programma van de betreffende module en of de didactische vaardigheden van de gastdocenten voldoende waren. Hiertoe is er een evaluatie per dagdeel ingevoerd. ▫ Operational excellence in de back office-operatie. De operationele uitvoering wordt meegenomen op het evaluatieformulier met de deelnemers. ▫ Erkend in het werkveld van de sectoren. In de programmaraad wordt geëvalueerd of de resultaten van het programma overeenstemmen met de verwachtingen uit het beroepenveld.” Overwegingen Lemniscaat zegt volgens het PDCA-principe te werk te gaan tot het doel van interne kwaliteitszorg ten aanzien van de voorgedragen opleiding, maar hoe dat precies gebeurt, waar de verantwoordelijkheden en initiatieven liggen voor de stappen die dit proces omvat, en hoe en door wie verbeterpunten worden geformuleerd en wie toeziet op de uitvoering daarvan is niet integraal vastgelegd of beschreven in een Handboek Kwaliteitszorg of daarmee vergelijkbaar document. In bepaalde documenten (zoals het Staff- en Student handbook) laat zich verspreid en incidenteel wel het een en ander vinden wat met kwaliteitszorg te maken heeft, en wordt voor de evaluatie van modules van een standaard evaluatieformulier gebruik gemaakt, maar alles bij elkaar genomen laat dit zich naar het oordeel van het panel toch moeilijk kwalificeren als een beschreven en uitgewerkt stelsel van interne kwaliteitszorg op, zoals het NVAO Toetsingskader veronderstelt dat bestaat. Ook meent het panel dat van vooraf gestelde toetsbare streefdoelen niet gesproken kan worden. Voor zover die zijn geformuleerd, is dat - naar het panel heeft kunnen vaststellen eerst in inventariserende zin in het aanvraagdossier zelf gebeurd. Niettemin is het panel van oordeel dat de instelling, gelet op de verschillende gremia en functionarissen die bij het bewaken van de kwaliteit worden ingezet, de metingen die worden verricht en de verbetermaatregelen die op basis van die metingen worden geformuleerd en uitgevoerd, in feitelijke zin wel beschikt over een operationeel stelsel van kwaliteitszorg, dat in het verleden ook daadwerkelijk aanleiding heeft gegeven tot maatregelen in de sfeer van kwaliteitsverbetering. Daar dient overigens wel bij bedacht te worden dat de kleinschaligheid van de opleiding maakt dat de ‘lijntjes’ tussen bijv. studenten, docenten en programmamanagement kort zijn, waardoor vaak (en ook meer) op informele wijze verbeteringen en aanpassingen worden gerealiseerd. Die informaliteit in de kwaliteitszorg is bij de huidige kleinschaligheid een sterk punt van de opleiding, maar kan bij een eventuele verdere uitgroei in de toekomst tot een intrinsiek gevaar worden. Het panel doet daarom de dringende aanbeveling om één en ander meer te structureren en te formaliseren, door het te hanteren stelsel van interne kwaliteitszorg integraal te beschrijven in een werkdocument, waaruit eenduidig valt op te maken aan de hand welke toetsbare streefdoelen en met behulp van welke meetinstrumenten eventuele verbetermaatregelen kunnen worden geformuleerd en wie voor welke stap in het proces van kwaliteitszorg verantwoordelijk is of het initiatief neemt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ feitelijk wel als voldoende, maar beveelt dringend aan om één en ander meer te structureren en te formaliseren.
pagina 32
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
4.5.2
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Over de betrokkenheid van (a) studenten, (b) docenten en (c) alumni bij de interne kwaliteitszorg wordt in het aanvraagdossier als volgt melding gemaakt: “Studenten Tijdens de uitvoering van een programma wordt de studenten gevraagd twee medestudenten af te vaardigen in de programmaraad. Op deze manier wil Lemniscaat de studenten betrekken bij de kwaliteit van de opleiding en kunnen de studenten verbeterpunten en –voorstellen direct indienen bij de programmaraad. De twee betrokken studenten hebben tijdens de seminars overleg met hun collega-studenten. Docenten In elk overlegorgaan zijn (kern)docenten betrokken: ▫ In de programmaraad, waarin betrokken hoogleraren zitting hebben, worden de evaluatieresultaten besproken. De programmaraad formuleert verbetervoorstellen die worden voorgelegd aan de academic board. De programmaraad komt twee keer per jaar bijeen. ▫ De academic board bestaat naast de ‘founders’ ook uit hoogleraren. Deze raad is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de opleiding in haar totaliteit en vergadert hier twee keer per jaar over. ▫ In de onderwijscommissie ten slotte hebben de kerndocenten zitting. Zij zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de afzonderlijke modules en de samenhang tussen de modules. De onderwijscommissie komt een keer per jaar bijeen. Hiernaast is er continu (informeel) overleg tussen de academic director en de diverse betrokken docenten, over de voortgang van het programma en de modules en over de kwaliteit van de modules (en het programma). Alumni Sinds de oprichting in 1996 hebben meer dan 250 studenten hun opleiding bij Lemniscaat afgerond. Zij vormen de basis van het alumninetwerk van Lemniscaat. Het alumninetwerk heeft als doelstellingen: ▫ Het behoud van het contact met de oud studenten. ▫ Het verkrijgen van marktinformatie voor de ontwikkeling van nieuwe programma’s ▫ Ondersteuning van de reputatie van Lemniscaat School of Management De inrichting van het programma berust op een aantal activiteiten, dat gericht is op het verstrekken van informatie, het laten deelnemen aan (on)betaalde activiteiten en het in contact brengen met andere (oud) studenten. Hiertoe worden de volgende activiteiten ontplooid: ▫ Versturen van een kwartaalnieuwsbrief ▫ Uitnodiging voor de relatiebijeenkomsten van Conclusion ▫ Uitnodiging voor deelname aan specifieke activiteiten van Lemniscaat zoals bijvoorbeeld de studiereis. ▫ Actief werven en onderhouden van de Linkedin Group Lemniscaat.” Overwegingen Over de rol van het afnemend beroepenveld in het geheel van de interne kwaliteitszorg is de instelling, bij de beschrijving van de betrokkenheid van de verschillende stakeholders, weinig expliciet. Gemeld wordt wel dat vertegenwoordigers van het werkveld als ‘founders’ deel uitmaken van de academic board, maar wat hun bijdrage daarin precies behelst wordt
pagina 33
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
15
niet echt duidelijk. Op andere plaatsen in het aanvraagdossier wordt die rol explicieter geduid en beschreven. Daar blijkt ook dat de ‘founders’ geen deel uitmaken van de academic board - zoals bij het onderhavige facet abusievelijk wordt gemeld - maar van de programmaraad. De programmaraad is verantwoordelijk voor de inhoud van de opleiding en (de bewaking van) de relatie tussen de doelstellingen en de inhoud. Uit het gesprek dat het panel met vertegenwoordigers van het werkveld had, is gebleken dat de ‘founders’ in de programmaraad een gewichtige rol spelen. Met hun wensen en ervaringen vanuit de beroepspraktijk en hun ideeën over programma-invulling wordt terdege rekening gehouden. De programmaraad komt twee keer per jaar bijeen en per saldo blijkt die frequentie ook wel voldoende om de vinger aan de pols te houden en eventuele verbetersuggesties te doen. De docenten zijn, naar het oordeel van het panel, in alle relevante gremia (academische raad, programmaraad en onderwijscommissie) die een taak hebben in de sfeer van kwaliteitszorg goed vertegenwoordigd. Institutioneel en inhoudelijk is hun betrokkenheid verzekerd, al lijkt die betrokkenheid zich in hoofdzaak te beperken tot inbreng op moduleniveau. Het panel zou ook graag zien dat de betrokkenheid van docenten bij de cursus als geheel beter wordt geregeld of verzekerd; bijvoorbeeld door middel van cursusevaluaties. De betrokkenheid van studenten is via een delegatie van twee deelnemers in de programmaraad op institutionele wijze geregeld, zo lijkt te volgen uit de door de instelling op dit punt gegeven toelichting [zie de Bevindingen hierboven]. In het hoofdstuk over de organisatie van Lemniscaat School of Management (1.3) en in Staff Handbook (bijlage 5 bij het aanvraagdossier, hoofdstuk 3.1) wordt echter van een afvaardiging van studenten niet gerept, resp. gezegd dat de aanwijzing van studenten als leden van de programmaraad ‘optional‘ is. Het panel gaat er echter vanuit dat wat de instelling hier onder facet 5.2 heeft opgemerkt en bij ook het locatiebezoek heeft bevestigd juist is, namelijk dat de betrokkenheid van studenten wel degelijk institutioneel is verzekerd middels een delegatie van twee leden in de programmaraad. De frequentie waarmee de Programmaraad jaarlijks bijeenkomt is, vanuit studentenperspectief, aan de geringe kant (twee keer per jaar), maar daar staat tegenover dat door de kleinschaligheid van de opleiding de informele contacten van studenten met docenten en programmamanagement vele malen groter is en vaak tot directe resultaten leidt in de sfeer van programma-aanpassing of organisatorisch-technische afhandeling van zaken. Het betrekken van alumni bij de kwaliteitszorg zou naar het idee van het panel systematischer en structureler kunnen en moeten. Er gebeurt al wel het nodige aan het onderhouden van contacten met alumni, maar dat krijgt maar zeer ten dele de vorm van activiteiten die liggen in de sfeer van kwaliteitszorg, terwijl ook van een institutionele vertegenwoordiging van deze groep van stakeholders in het ‘systeem’ van kwaliteitszorg niet gesproken kan worden (hooguit is dat geval als een ‘founder’ tevens alumnus is). Een actiever beleid op dit punt acht het panel aan te bevelen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
15
Verwezen zij hier naar onder meer paragraaf 2 van Hoofdstuk 1 (Organisatie van Lemniscaat School of Management) en Hoofdstuk
3.1 van Staff Handbook 2008-2010.
pagina 34
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
4.5.3
4.6 4.6.1
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Het panel beoordeelt de twee facetten van het onderwerp 'Interne kwaliteitszorg' als voldoende; ook het onderwerp zelf is daarmee voldoende.
Condities van continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen De afstudeergarantie die met het onderhavige facet wordt verlangd, beoogt de instelling in het aanvraagdossier met de volgende bewoordingen af te geven: “Lemniscaat geeft studenten de garantie dat ze de opleiding kunnen afronden, ook als dit bijvoorbeeld een aantal jaren na aanvang is (niet conform de normale planning). Begeleiding van studenten speelt hierbij een belangrijke rol. Het is van belang dat docenten en begeleiders voortijdig signaleren dat de ontwikkeling en voortgang van een student achterloopt. Als dit het geval is kan de student geholpen worden of kan de student geadviseerd worden de opleiding te beëindigen. In het contract dat studenten bij aanvang van de opleiding met Lemniscaat overeenkomen staat dat studenten die (volledig) participeren de opleiding binnen de gestelde tijd kunnen afronden.” Overwegingen Het panel meent dat de tekst van het aanvraagdossier over dit facet niet op eenduidige wijze uitsluitsel geeft over de afstudeergarantie, zoals die door het Toetsingskader wordt verlangd. De garantie zoals die in de eerste zin van de (hierboven) aangehaalde tekstpassage van het aanvraagdossier wordt gegeven, komt in het met de studenten af te sluiten contract niet in diezelfde bewoordingen terug - zo valt uit de laatste zin van de tekstpassage op te maken. Uit het gesprek met het management op de dag van het locatiebezoek is het panel gebleken dat het wel degelijk de bedoeling is om studenten die eenmaal zijn ingestroomd ook daadwerkelijk uitzicht te bieden op afronding van de studie, ook als daarmee de reguliere planning wordt overschreden. Iedere student die met de opleiding start moet in principe in staat worden gesteld om de opleiding op eigen tempo af te ronden, aangenomen dat ook de studenten van hun kant doen wat in redelijkheid aan inspanning van een deelnemer verlangd mag worden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende, ervan uitgaande dat de instelling in het contract zij dat met instromende studenten afsluit ook uitdrukkelijk de garantieclausule - die in de praktijk reeds van toepassing is - zal worden opgenomen ‘dat afronding van de studie door de instelling verzekerd wordt, ook als daarmee de reguliere studieduur wordt overschreden, op voorwaarde dat ook de betrokken deelnemer zich ervoor inspant om de studieverrichtingen te leveren die van een serieuze deelnemer mogen worden verlangd’ (of bewoordingen van gelijke strekking).
pagina 35
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen Voor de toereikendheid van de gedane investeringen (en de getroffen financiële voorzieningen, zie facet 6.3) refereert de instelling in het aanvraagdossier aan het feit dat Conclusion een van de grootste zakelijke dienstverleners in Nederland is en een financieel gezonde organisatie. Conclusion investeert, naar zeggen van de instelling, ook continu in nieuwe opleidingsprogramma’s en faciliteiten. De instelling verwijst ten bewijze van één en ander naar het bij de aanvraag gevoegde jaarverslag en de jaarrekening over 2008, alsmede naar de kosten-baten analyse van het opzetten van een executive MBA-opleiding. Overwegingen Het panel constateert dat voor het realiseren van de opleiding geen initiële kosten en aanloopinvesteringen meer hoeven te worden gemaakt. De opleiding is immers bestaand, 16 en wel sedert 2006 . Niettemin meent het panel uit de door de instelling aangeleverde financiële gegevens, zoals die blijken uit de aangeleverde jaarrekening en het jaarverslag over 2008, en uit de door het management gegeven toelichting tijdens het locatiebezoek te mogen afleiden dat Conclusion B.V. er veel aan gelegen is om de MBA-opleiding van Lemniscaat goed in de markt te zetten en tot dat doel de investeringen te doen die nodig mochten blijken om de opleiding -vooralsnog voor onbepaalde tijd - te continueren Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen De bij facet 6.2 gegeven toelichting en argumentatie, waarom aan dat facet zou zijn voldaan, is in gelijke zin van toepassing op het onderhavige facet, zo laat zich uit de simultane bespreking van de facetten 6.2 en 6.3 in het aanvraagdossier afleiden. In ieder geval wijdt de instelling aan facet 6.3 geen aparte beschouwingen. Overwegingen Het panel constateert - in vergelijkbare zin als het bij facet 6.2 deed - dat van financiële voorzieningen die voldoende zijn voor de dekking van aanloopverliezen in de eigenlijke zin van dat woord geen sprake kan zijn: de opleiding bestaat immers al sinds 2006. Verliezen zijn in de toekomst verder ook alleen te verwachten als de instroom gedurende langere tijd sterk achter zou blijven bij het aantal dat op jaarbasis als instroom verwacht wordt, te weten zo´n 8 tot 12 deelnemers per groep (en per afstudeervariant).
16
Dat wil zeggen in de huidige vorm, met vier uitstroomvarianten. Een voorloper van de huidige MBA werd door Lemniscaat al sinds
1996o verzorgd. Lemniscaat telt dan ook op dit moment reeds zo’n 250 alumni.
pagina 36
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Naar het panel is gebleken, is Conclusion B.V bereid om gedurende langere tijd eventuele verliezen van de opleiding af te dekken, omdat zij overtuigd is van de meerwaarde van de opleiding in het MBA-marktsegment en Lemniscaat, als volle dochter, wenst te ondersteunen.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4
pagina 37
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Condities van continuïteit Het panel beoordeelt de drie facetten van het onderwerp 'Continuïteit' als voldoende; ook het onderwerp zelf is daarmee voldoende.
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
5 Toetsing aan de kernonderdelen van de AMBA-criteria Cursief wordt eerst de tekst weergegeven van het aspect dat de NVAO als kernonderdeel van de AMBA-criteria beoordeeld wenst te zien door VBI’s en accreditatiepanels, daarna volgt het oordeel van het panel. ● Is de aandacht voor noodzakelijk geachte deelgebieden geborgd, d.w.z. herkenbaar aanwezig in het programma van het curriculum? (AMBA-criterium 6.5) Het panel heeft kunnen vaststellen dat dit inderdaad het geval is. In het door de instelling aangeleverde ‘Raamwerk’ van met de opleiding te behalen leerdoelen en competenties is per module aangegeven waar de verschillende, door de AMBA verlangde ‘major areas of 17 knowledge which underpin general management’ aan bod komen in het programma. Het panel heeft zich er vervolgens van vergewist of dat ook daadwerkelijk het geval is. Dat onderzoek leidde tot een bevestigend antwoord, zij het met de aantekening dat het panel het deelgebied van het ‘financial management’ zwak of niet duidelijk herkenbaar vertegenwoordigd vindt in het programma waar het gaat om kennis en vaardigheden op het gebied van ondernemingsfinanciering, externe verslaglegging en management accounting. ● Is er voldoende aandacht voor de verwerving van kennis in vergelijking met de ontwikkeling van vaardigheden? (AMBA-criteria 5.2v, 5.2vi en 6.5) Naar het oordeel van het panel is in het programma een goede balans aanwezig tussen enerzijds kennisverwerving en anderzijds de ontwikkeling van vaardigheden, technieken en attitudes. In elk van de (twee) seminars waaruit de verschillende modules bestaan is casuïstiek steeds het vertrekpunt, maar dan wel steeds zo dat het werken aan de cases en opdrachten gerelateerd wordt aan de relevante theorie. Elke tweede dag van een seminar wordt tenminste een dagdeel besteed aan kennisoverdracht door de docent. En via de laptop die deelnemers gedurende seminars bij zich hebben is er voortdurend aansluiting met het internet, waardoor het mogelijk is op ieder moment expliciete kennis te vinden. Maar kennisoverdracht en theorie zijn geen doel in zichzelf, beoogd wordt toch altijd om competenties en praktische vaardigheden verder te ontwikkelen, teneinde oplossingen te vinden voor praktijkproblemen die in de sector spelen waaruit de deelnemers afkomstig zijn. De opleiding voldoet, naar het oordeel van het panel, aan de op dit punt geldende AMBAcriteria. ● Onder welke voorwaarden kunnen studenten worden toegelaten tot de opleiding? (AMBAcriteria 4.3, 4.4, 4.5) Het panel heeft aan de hand van de beschikbare instroomgegevens kunnen constateren dat de instelling het toelatingsvereiste hanteert dat deelnemers moeten beschikken over (tenminste) een diploma op bachelorniveau in een voor de opleiding relevante discipline, maar ook dat in een ¼ tot ⅓ van de toelatingen van die eis wordt afgezien. Zij het niet dan nadat de kandidaat in kwestie een intakegesprek en - in voorkomende gevallen - ook nog een assessment heeft doorgemaakt, waarbij deze is beoordeeld op studievaardigheid en 17
pagina 38
Genummerd van (i) tot en met (xi)
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
startniveau. Geschikte kandidaten met een te laag startniveau worden eventueel verwezen naar een deficiëntieprogramma. Daarnaast en bovenop het vereiste van een afgeronde relevante vooropleiding hanteert de instelling ook ‘een aantal jaren werkervaring’ als toelatingsvereiste. In het Student Handbook wordt als indicatie voor voldoende werkervaring 3-5 jaar ‘management or equivalent experience’ genoemd. Door de bank genomen gaat het bij de toegelaten kandidaten om managers met gemiddeld vijf jaar werkervaring. Aan het minimum van drie jaar, zoals AMBA-criterium 4.4. eist, wordt in alle gevallen voldaan. De toelatingsprocedure wordt zeer zorgvuldig en strikt door de instelling uitgevoerd, naar het panel heeft kunnen waarnemen. Per saldo kan dan ook worden gezegd dat het bij de ¼ tot ⅓ ‘afwijkende’ instroomgevallen gaat om ‘mature and experienced managers with the potential to meet the learning requirements of the MBA’, zoals AMBA-criterium 4.3 dat formuleert. Voor de toelating tot de opleiding hanteert de instelling geen expliciete eis met betrekking tot de beheersing van de Engelse taal, zoals door AMBA-criterium 4.5 wordt verlangd (‘Evidence of language proficiency will be required.’). Impliciet geldt dit vereiste echter wel degelijk, gelet op de voor de verschillende modules voorgeschreven Engelstalige handboeken en ander studiemateriaal en de in het Engels gestelde studiehandleidingen, waardonder het Student Handboor en de Manuel Master Thesis. Meerdere afstudeeropdrachten waren zelf geheel in het Engels uitgewerkt, en taalkundig van goede kwaliteit, zo heeft het panel kunnen vaststellen. De opleiding voldoet grosso modo aan de AMBA-criteria voor toelating tot een MBAopleiding. ● Wordt voldaan aan het minimum aantal contacturen? (AMBA-criterium 7.5) 18
Volgens opgaaf van de kant van de instelling bedraagt het aantal contacturen aan onderwijs voor de modules 384 (namelijk: 8 modules met ieder 48 contacturen) en 32 uur voor begeleiding. In totaal komt dat dus neer op 416 uur. Het AMBA-criterium eist echter 19 tenminste 500 contacturen , hetgeen zou betekenen dat de opleiding daar niet aan voldoet. Het panel voegt daar, in voor de instelling tegemoetkomende zin, wel aan toe dat de AMBA ook van een nominaal hoger aantal uren voor de hele studie uitgaat - namelijk 1800, terwijl naar Nederlands recht een totaal van 1680 uur voldoende is. Verder heeft de instelling voor zover het panel heeft kunnen vaststellen - ook geen uren aan studiebegeleiding opgevoerd voor de afstudeeropdracht, terwijl daar toch een substantieel aantal contacturen mee gemoeid is. Verder zou ook voor de begeleiding vanuit de werkplek nog de nodige contacturen zijn bij te tellen. Het panel adviseert de NVAO op dit punt positief. ● Hoe is de kwaliteit van de toetsing geborgd? (AMBA-criteria 6.12, 6.13, 6.15) De AMBA-criteria veronderstellen enerzijds een duidelijke koppeling van leerdoelen naar toetsmaatstaven (The assessment scheme should reflect the particular aims and characteristics of the course, zo formuleert criterium 6.13 het) en anderzijds dat de toetsing individueel plaatsvindt, althans individualiseerbaar naar examinandi is (‘Individual examinations should play a significant role in any such scheme’, en: ‘Evidence is required
18 19
Op een schriftelijke vraag van het panel dien aangaande. Voor zogeheten Open & Distance Learning-programma’s geldt een lagere norm voor de ‘face-to-face’ component, maar de
voorgedragen MBA-opleiding is niet als een O/DL-programma in de zin van de AMBA-criteria aan te merken.
pagina 39
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
that steps are taken to ensure that the individual’s own work is being assessed’) zo valt in de criteria 6.13 en 6.15 te lezen. Het panel heeft bij facet 2.2 vastgesteld dat onduidelijk is hoe de leerdoelen gekoppeld zijn aan de toetsingsmaatstaven en dat het programma, met uitzondering van de afstudeeropdracht, geen individuele of individualiseerbare assessments kent. Die constatering brengt het panel tot de bevinding dat op dit moment de voorgedragen opleiding op deze punten niet voldoet aan de ter zake geldende AMBA-criteria. ● Voldoen de docenten aan de vereiste kwalificaties? (AMBA-criteria 3.1, 3.6) Het panel heeft zich ervan vergewist of de voor de opleiding in te zetten docenten voldoen aan de eisen die de AMBA-criteria in kwalitatieve en kwantitatieve zin op dit punt verlangen. Het panel heeft weten vast te stellen dat inderdaad tenminste 75% van de in te zetten docenten beschikt over een relevante (post)graduate opleiding. En ook dat een meerderheid van de kerndocenten gepromoveerd is. Ook aan het vereiste van een ‘critical mass of core staff to administer, deliver and manage the MBA programme effectivily’ voldoet de opleiding. Bij facet 3.2 en 3.3 heeft het panel daar al uitdrukkelijk bij stil gestaan. Het panel heeft verder geen reden tot twijfelen aan de capaciteit van de in te zetten docenten tot ‘new innovative approaches to delivery and learning which transcend the traditional concept of the school and tutor/student interaction’. In tegendeel, uit de gesprekken die met opleidingsmanagement en docenten zijn gevoerd heeft het panel kunnen opmaken dat instelling en docenten openstaan voor en alert zijn op innovatieve ideeën in de sfeer van didactiek en programmaopbouw. Ook de vertegenwoordigers van het beroepenveld (vertegenwoordigd in de Programmaraad) gaven aan dat dit aspect punt van aandacht vormt en in de toekomst zal blijven.
pagina 40
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
6 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen opleiding
2 Programma
3 Inzet van personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Condities van continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet
Oordeel
1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 41
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Bijlage 1: Samenstelling panel
Voorzitter prof. dr. H.G. Sol Henk Sol (1951) behaalde zijn doctoraal aan de RUG, waar hij in 1974 cum laude afstudeerde in Econometrics, Operation Research and Information Systems op de masterthesis ‘Simula, Simulation, Simulation languages’. In de jaren 1974-1984 heeft hij postgraduate opleidingen gevolgd aan de universiteiten van Oslo, Stockhom en Aarhus. In diezelfde jaren was hij als medewerker verbonden aan het departement ‘Management Sciences’, aan de RUG, waar hij eindverantwoordelijke was voor het programma Management Information Systems. In 1982 promoveerde de heer Sol, cum laude, aan de RUG op het proefschrift ‘Simulation in Information Systems Development’. Vanaf 1984 heeft de heer Sol als hoogleraar verschillende leeropdrachten vervuld, t.w. in: ‘Information Systems Design’ aan de faculteit Wiskunde en Informatica aan de Tu Delft (1984-1998), i.h.b. belast met de ontwikkeling van een nieuwe MSc in Information Systems; in ‘Systems Engineering, Policy Analysis and Management’ (1992-2000); in ‘Business Engineering and ICT’ (2000-2003); in ‘System Engineering’ (2003-2004) - alle aan de Tu Delft - en in ‘Business Engineering and ICT’ aan de Tu Delft en de RUG (2004-2007). Van 1992 tot 2002 heeft de heer Sol gefungeerd als bouwdecaan van de faculteit Techniek, Bestuur en Management aan de Tu Delft. Vanaf medio 2004 bekleedde de heer Sol het decanaat van de faculteit Management and Organization aan de RUG en van 2007-2008 dat van de faculteit Economics and Business eveneens te Groningen. Vanaf 2008 tot heden bekleedt de heer Sol (weer) de leerstoel ‘Business Engineering and ICT’ aan de Tu Delft en de RUG Groningen. Panellid drs. J.N. Leppink Jan Leppink (1946) is afgestudeerd als bedrijfseconoom en begon zijn loopbaan binnen de afdeling internal audit van Unilever. In het vervolg van zijn loopbaan is hij als docent en opleidingscoördinator verbonden geweest aan de Haagse Hogeschool, waar hij leiding gaf aan de opleidingen Accountancy en Bedrijfseconomie. Daarnaast is hij gedurende lange tijd als docent en ontwikkelaar betrokken geweest bij management / accountancy opleidingen van NIVRA/Nijenrode, en was hij als docent en examinator verbonden aan de Open Universiteit. Tenslotte is hij (senior) lecturer binnen de MBA-opleiding en de masteropleiding in Accounting en Control van de Haagse Hogeschool. Panellid prof. dr. F. Bostyn Frank Bostyn (1959) studeerde Economie en Wijsbegeerte aan de UGent, Management aan de Wharton School van University of Pennsylvania en Macroeconomisch beleid aan Harvard University. Werkte geruime tijd als consultant en beleidsadviseur, voornamelijk in transitie-economieën. De heer Bostyn is sinds 1997 verbonden aan de Universiteit Antwerpen als hoogleraar Management (strategisch management, strategie-implementatie en -controle). Hij heeft binnen de universiteit uiteenlopende functies vervuld, waaronder die van voorzitter van het departement Management, van vice-decaan van de faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen, van lid van de Raad van Bestuur en het Bestuurscollege en
pagina 42
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
van decaan van de Managementschool (2004-2009). Sinds augustus 2009 is hij als adjunctkabinetschef voor economische aangelegenheden verbonden aan het Kabinet van de viceminister president van Vlaanderen. Hij vervult daarnaast internationaal nog de functie van vice-chair van het Initial Accreditation Committee en is hij lid van het Accreditation Coordination Committee van AACSB International.
Studentpanellid P. Weijers BSc Pascal Weijers (1985) behaalde in 2004 zijn Gymnasiumdiploma aan het Stedelijk Gymnasium te Leiden, met als profiel natuur & techniek en natuur & gezondheid in combinatie met economie 1 en 2. Vanaf het studiejaar 2004/2005 volgde hij de bacheloropleiding Scheikunde aan de Universiteit Utrecht, welke opleiding hij in 2007 met succes afrondde. In het kader van die bacheloropleiding heeft de heer Weijers deelgenomen aan het project ‘Medical Chemistry’, dat uitgemond is in een publicatie in het tijdschrift Biomacromolecules. In 2007 is hij begonnen aan de masteropleiding Science and Business aan de Universiteit Utrecht en neemt in dat verband deel aan het masterproject ‘Physics of Devices’, een onderzoek dat bedoelt bij te dragen aan de ontwikkeling van een dunne laag zonnecellen. Hij is al meerdere malen opgetreden als studentlid van Tno-panels in NVAO-verband.
Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend, welke in het bezit is van de NVAO
Secretaris mr. dr. Th.L. Bellekom Theo Bellekom (1949) is directeur van adviesbureau Ars Docendi te Wassenaar. Hij verricht in dat verband naast advieswerkzaamheden ten behoeve van de NVAO onder meer ook juridisch gekwalificeerd werk in de functie van rechter-plaatsvervanger (Rechtbank Den Haag) en als lid en (vice)voorzitter van enkele bezwaarschriften- en klachtencommissies, o.a. van de gemeente Teylingen en de Universiteit Leiden. Hij was van 1974 tot 2003 als universitair docent, later als universitair hoofddocent Staats- en bestuursrecht verbonden aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden. Hij is in 1987 aan die universiteit cum laude gepromoveerd op het proefschrift: ‘Verfassungsfeinde’ en Openbare dienst.
Procescoördinator drs. N. Pronk Niek Pronk (1948) is beleidsmedewerker bij de NVAO.
pagina 43
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Bijlage 2: Programma locatiebezoek Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 19 januari 2010 voor de toetsing van de nieuwe hbo masteropleiding Executive Master of Business Administration van Lemniscaat School of Management Locatie:
Herculesplein 80 Utrecht
Programma: 09.00-09.30 uur
Intern beraad panel en inzage in de materialen (besloten)
09.30-10.00 uur
Sessie 1: Gesprek met management Lemniscaat - Willem de Nijs, dean - Renee van Nistelrooij, programmanager - Steef Peters, academic director - Joost Veldman, managing director
10.15-11.15 uur
Sessie 2: Gesprek met docenten - Meindert Flikkema, docent module Innovatie (Strategy on Service) en scriptiebegeleider (Cross Media) - Paul Jansen, docent voor de modules HR en Researchmethoden (Strategy on Service) en scriptiebegeleider (Cross Media) - Rik Riezebos, docent module Marketing & Sales (Cross Media) - Diederik Stols, gastdocentmodule Organisatie (Cross Media), bijdrage: Crossmedia & Recht
11.30-12.15 uur
Sessie 3: Gesprek met het werkveld - Norbert van Halderen, Ricoh (bericht van verhindering) - Paul Heldeweg, Persgroep - Peter Kosterman, Hogeschool Utrecht
12.15-13.15 uur 13.15-14.00 uur
Sessie 4: Gesprek met studenten - Marijn Deurloo, deelnemer MBA Cross Media groep 1 (2007-2009) - Bert Kok, MBA Cross Media groep 1 (idem) - Marcel Kuil, deelnemer MBA Cross Media groep 2 (2008-2010)
14.15-15.00 uur
Sessie 5 Gesprek met alumni - Jon Bouwman, oud-deelnemer Strategy on Service groep 20062008 -Werner Kleiss, oud-deelnemer MBA Cross Media groep 1 (20072009)
15.15-17.00 uur
pagina 44
Lunch (besloten)
Afsluitend paneloverleg (besloten)
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
I. Informatiedossier instelling en bijbehorende stukken/bronnen * Aanvraagdossier, ten behoeve van de toets nieuwe opleiding Executive MBA van Lemniscaat School of Management, Utrecht, september 2009 [34 pp.] * Bijlagen bij het Aanvraagdossier [121 pp. In omvang], en wel de volgende: (1) Beroepsprofiel, (2) Opleidingsprofiel, (3) Raamwerk (AMBA-leerdoelen, generieke leerdoelen en competenties en aanvullende leerdoelen per uitstroomvariant), (4) Student Handbook, (5) Staff Handbook, (6) Manual Master Thesis, (7) Overzicht in te zetten docenten, (8) Beoordelingsformulier opdracht, (9) Beoordelingsformulier masterthesis, (10) Evaluatieformulier modules, (11) Jaarverslag en Jaarrekening 2008 Conclusion B.V., (12) Kosten/baten overzicht MBA-master (uitgaande van 8 modules en 1 thesis), (13) Vergelijking AMBA-criteria (14) CV’s docenten/hoogleraren (15) Overzicht wijzigingen * Criteria for the Accreditation of MBA Programmes, Association of MBAs, 08/2007 * Open & Distance Learning, Additional Principles for Accreditation Standards, Association of MBAs, 08/2007 * Afspraak over werkwijze bij beoordeling MBA-opleidingen, brief NVAO, 16 juli 2009 * http://www.lemniscaat-edu.nl/ profiel en http://www.conclusion.nl/cms/internet > werkmaatschappijen > Lemniscaat School of Management, in verband met het profiel en de missie van de instelling II. Documenten beschikbaar gesteld tijdens het locatiebezoek * Algemene informatie/brochures over de opleiding, over Lemniscaat School of management en over de Conclusion, de moedermaatschappij waarvan Lemniscaat een van de werkmaatschappijen is. * Deelnemersoverzichten van ingestroomde cohorten Cross Media (2007-2009; 2080-2010; 2009-2011) en Strategy on Service (2006-2008) * CV’s van in totaal 34 docenten: (kern)docenten en gastdocenten * Beschrijvingen van elk van acht modules die het programma telt, met opgave van leerdoelen en te gebruiken literatuur. Van elk van de modules was ook de voorgeschreven literatuur en het werkmateriaal ter inzage gelegd. * Voorbeelden van opdrachten bij enkele modules * Thesis-handleiding * Een zevental afgeronde en beoordeelde mastertheses III. Overige documenten * Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs, NVAO 14 febr. 2003 * Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleidingen Hoger Onderwijs, NVAO 15 juni 2005 * Notitie ‘Panel: samenstelling, taakstelling en werkwijze panel’, NVAO 13 juli 2006
pagina 45
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
AACSB AMBA ba BIT cv DBA ECTS EMBA EFMD IRC IT fte hbo HR(M) ING ma MBA NVAO OER PCM PICA
Sanoma Tno VBI’s VNU wo
pagina 46
Association to Advance Collegiate Schools of Business Association of MBA’s bachelor Beijing Institute of Technology curriculum vitae Doctor of Business Administration European Credit Transfer System Executive Master of Business Administration European Foundation for Management Development information system research centre Informatie technologie fulltime equivalent hoger beroepsonderwijs Human Resource Management Internationale Nederlanden Groep master Master of Business Administration Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie Onderwijs- en Examenregeling Personal Computer Magazine Project voor geïntegreerde Catalogus Automatisering, samenwerkingsverband van Nederlandse (universitaire en hbo-) bibliotheken Sanoma Uitgevers, rechtsopvolger van VNU Toets nieuwe opleiding Visiterende en Beoordelende Instanties Verenigde Nederlandse Uitgeversbedrijven wetenschappelijk onderwijs
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding hbo-masteropleiding Executive Master of Business Administration van Lemniscaat School of Management. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 47
#3765
NVAO | hbo-ma Exucutive Master of Business Administration | Lemniscaat School of Management | 8 februari 2010 |