Hbo-master Management of Development Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein
6 juli 2006 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Inhoud 1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
5 5 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 7
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
9 9 13 19 22 24 26
5
Overzicht advies
28
Bijlage 1: Samenstelling panel
29
Bijlage 2: Programma site visit
30
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
32
Bijlage 4: Eindtermen MOD
34
Bijlage 5: Lijst met afkortingen
36
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 2
1 Samenvattend advies De Hogeschool Larenstein leidt al sinds 1963 professionals in ontwikkelingswerk op. Globalisering, internationale export- en handelsverdragen, en een andere kijk op ontwikkeling(sproblematiek), maken het werk van deze professionals complexer. De hogeschool – sinds 2003 onderdeel van Hogeschool Van Hall Larenstein (VHL) - acht het daarom gewenst deze professionals masteropleidingen aan te bieden. De opleiding Management of Development (MOD) is er daar één van. MOD richt zich op professionals die als manager werkzaam zijn in overheidorganisaties, NGO’s of commerciële bedrijven en die behoefte hebben aan een verdere training van hun managementkwaliteiten, met name op het gebied van organisatieverandering. Het programma beslaat 70 EC. Na een introductie volgt het vak Organisatieverandering; parallel daaraan verdiepen studenten zich in één van de agrarische specialisaties: International Agriculture, AIDS and Rural Development, Gender and Agriculture en Training, Rural Extension and Transformation. Integratie van (organisatieverandering)management en de specialisatie vindt ondermeer plaats in Virtual Problem Appraisal, onderzoeksvoorbereiding en de thesis. Het panel heeft MOD leren kennen als een opleiding die beschikt over goede contacten met het internationale werkveld en met alumni, en mede op grond hiervan weet men met de beoogde eindtermen voldoende aan te sluiten bij de eisen die ontwikkelingsdeskundigen in internationaal verband stellen. De beoogde eindtermen worden door de Dublin-descriptoren afgedekt en waarborgen het masterniveau; en zij zijn een adequate vertaling van de vereiste beroepscompetenties voor managers bij overheid, NGO’s en commerciële partijen, die werkzaam zijn in of ten behoeve van management van organisatieverandering in ontwikkelingsorganisaties op het gebied van de landbouw. De binnen de opleiding gebruikte vakliteratuur en het studiemateriaal zijn actueel. De ontwikkeling van kennis en van beroepsvaardigheden vindt ondermeer plaats in toegepast onderzoek, in de eigen arbeidsorganisatie van de student en in een fictieve organisatie. Het beoogde programma weerspiegelt in hoofdlijnen de te bereiken eindkwalificaties: de hoofd- en deelcompetenties komen aantoonbaar terug in de moduledoelen. De opleiding bevindt zich in een overgang: van probleemgestuurd onderwijs naar competentiegericht opleiden. Dit nieuwe didactisch concept en de bijbehorende toetscriteria en -vormen behoeven nog nadere uitwerking. Onveranderd sterke punten van de opleiding zijn de activerende werkvormen, de gerichte feedback en beoordeling door docenten, én de tevredenheid van studenten over werkvormen en toetsing. Op deze basis ziet het panel de verdere didactische uitwerking van MOD met vertrouwen tegemoet. De betrokken docenten voldoen aan de eisen hbo en de kwaliteitseisen: zij hebben ruime onderwijservaring en eveneens ruime ervaring in internationale projecten en consultancy; de staf is voldoende gekwalificeerd om MOD inhoudelijk te verzorgen. Er is voldoende capaciteit beschikbaar om het programma verder te ontwikkelen en om de nieuwe opleiding te kunnen continueren. Verder tonen studenten zich tevreden over de studiebegeleiding. De ontwikkeling van MOD en de aanvraag van de toets nieuwe opleiding zijn niet vlekkeloos verlopen en de gevolgde gang van zaken heeft tot verwarring geleid. Dat VHL deze gang
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 3
van zaken heeft laten gebeuren, valt volgens het panel het bestuur en management aan te rekenen als een uiting van een onvolkomen systematische aanpak van de kwaliteitszorg. Daarom beoordeelt het panel het facet Systematische aanpak als onvoldoende. Er is echter op programmaniveau wel sprake van een systeem van interne kwaliteitszorg, van periodieke evaluaties en van verbetermaatregelen. Verder is ook de betrokkenheid van studenten, medewerkers, alumni en werkveld voldoende. Het onderwerp Kwaliteitszorg als geheel beoordeelt het panel daarom als voldoende. Vanwege het CvB is voldoende gegarandeerd dat studenten, binnen een redelijke termijn, het programma volledig kunnen doorlopen. Omdat onderdelen van de opleiding al langer bestaan, blijven de ontwikkelkosten beperkt en zijn deze voldoende gedekt. Er zijn geen aanloopverliezen voorzien. Het panel adviseert de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding Managment of Development van de Hogeschool Larenstein.
Den Haag, 6 juli 2006 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding Management of Development van de Hogeschool Larenstein
Prof.dr. O. Verkoren (voorzitter)
Dr. N.P. Vergunst (secretaris)
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 4
2 Inleiding en verantwoording
2.1
Werkwijze panel De NVAO heeft een panel van deskundigen samengesteld voor de beoordeling van twee nieuwe opleidingen van de Hogeschool Van Hall Larenstein (VHL): Management of Development (MOD) en Agricultural Production Chain Management (APCM). Dit panel bestond uit prof.dr. O. Verkoren (Hoogleraar Faculteit Geowetenschappen, Universiteit Utrecht), prof.dr. E. T. Tollens (Hoogleraar Landbouw- en Voedseleconomie, Katholieke Universiteit Leuven) en dr. F. van der Pol (Senior adviseur Sustainable Economic Development Group, Koninklijk Instituut voor de Tropen). Drs. J. van Alst (adviseur IOWO, Radboud Universiteit Nijmegen) trad op als secretaris voor APCM en dr. N.P. Vergunst (eveneens IOWO) voor MOD. Drs. F. Mulder begeleidde het proces namens de NVAO. Prof. Verkoren trad op als voorzitter van het panel. De panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring afgelegd. Het panel heeft zich bij de toetsing gebaseerd op de criteria van het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van de NVAO van 14 februari 2003 (hierna toetsingskader genoemd) en de Handreiking aanvraag toets nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Omdat van beide nieuwe opleidingen sommige specialisaties reeds langer bestaan, heeft het panel haar werkwijze deels aangepast, bijvoorbeeld door tijdens de site-visit ook studentendelegaties uit te nodigen en door producten van studenten ter inzage op te vragen. Het panel heeft de volgende werkwijze gehanteerd. Het panel heeft het informatiedossier ten behoeve van de aanvraag toets nieuwe opleiding bestudeerd. Voorafgaand aan het locatiebezoek werd op 13 april 2006 een besloten, voorbereidende vergadering georganiseerd om de eerste bevindingen te bespreken. Daarop werd aan de instelling aanvullende informatie opgevraagd. Deze had betrekking op de doelstellingen van de opleiding, de toelatingscriteria, inzet van personeel, het interne systeem van kwaliteitszorg en de afstudeergarantie. Op 15 mei 2006 heeft de opleiding de vragen schriftelijk beantwoord. De cv’s van stafleden en de schriftelijke verklaring inzake de afstudeergarantie zijn tijdens het locatiebezoek verstrekt. Donderdag 1 juni 2006 kwam het panel nogmaals bijeen om het locatiebezoek voor te bereiden en een aantal documenten in te zien. Het locatiebezoek vond plaats op vrijdag 2 juni 2006 te Deventer (programma locatiebezoek: bijlage 2). Het panel heeft afgezien van een gesprek met het CvB en gesproken met een lid van het centraal managementteam tevens zijnde de directie van de locatie Deventer, en verder met docenten. Ook heeft het panel gesproken met studenten van International Agriculture, Gender en Agriculture, AIDS en Rural Development en Training, Rural Extension en Transformation. Tijdens het bezoek bleek het panel niet over de meest actuele modulebeschrijvingen te beschikken, doordat deze onlangs nog waren bijgesteld. Desgevraagd heeft MOD de meest actuele modulebeschrijvingen op 12 juni nagestuurd.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 5
2.2
Opbouw paneladvies De kern van dit paneladvies vormt hoofdstuk vier waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de aangevraagde opleiding toetst. Die toetsing gebeurde aan de hand van de zes onderwerpen met bijbehorende facetten die in het toetsingskader van de NVAO worden aangereikt. Per facet geeft het panel de bevindingen: een samenvatting van de door de VHL aangeleverde informatie met een weergave van die zaken die naar het oordeel van het panel relevant zijn. Daarna volgen de overwegingen van het panel, waarin de bevindingen worden beoordeeld en gewogen, resulterend in een afsluitende conclusie. Per overkoepelend onderwerp is een samenvattend oordeel gegeven. Aan het kernhoofdstuk gaat een beschrijving van de opleiding vooraf (hoofdstuk 3). In het afsluitende hoofdstuk vijf wordt in een tabel het samenvattende overzicht gegeven van de door het panel gepresenteerde oordelen over de opleiding. Het advies bevat 5 bijlagen met relevante informatie.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 6
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector
3.2
Nederland Hogeschool Van Hall Larenstein Management of Development master (postinitieel) hbo Master in Management of Development Deventer (per 1 september 2006 Wageningen) Voltijd Landbouw
Profiel instelling De Internationale Agrarische Hogeschool Larenstein maakt deel uit van de Van Hall Larenstein Hogeschool. Sinds 2004 maakt Van Hall Larenstein (VHL) tevens deel uit van het consortium Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR) als een zelfstandige eenheid voor professioneel hoger onderwijs. De locatie Deventer kent een eigen directeur die naast de nieuwe opleiding Management of Development (MOD) verantwoordelijk is voor de opleidingen: Agricultural Production Chain Management, Agri-systems management/ Tropische Landbouw; Bedrijfskunde en agribusiness; Dier en veehouderij; Internationaal Onderwijs; Plattelandsvernieuwing; Tuinbouw en akkerbouw; en Voedingsmiddelentechnologie. De directeur maakt deel uit van het managementteam VHL. In 2004 heeft het opleidingsmanagement met Koersen op de Toekomst erop ingezet dat alle opleidingen op de locatie Deventer exclusief internationaal gericht zijn en dat alle programma’s in het Engels verzorgd worden. Deze strategie wordt momenteel geïmplementeerd. Vanaf 1 september 2006 wordt de opleiding MOD aangeboden vanaf de locatie Wageningen; de verantwoordelijk voor MOD blijft in handen van de huidige directie.
3.3
Profiel opleiding Larenstein biedt al lange tijd (sinds 1963) onderwijs aan voor professionals in ontwikkelingswerk. Globalisering, export, handelsverdragen en veranderende prioriteiten van donoren, zijn van grote invloed op lokale markten, regelgeving en beleid. Daarop heeft VHL de keuze gemaakt de programma’s op masterniveau aan te bieden en de aandacht te verleggen van technische, agrarische productie naar dienstverlening aan de hele keten van boer tot en met groothandel, in een sterk internationale en commerciële wereld. De nieuwe professionele master MOD bouwt voort op een aantal bestaande opleidingen die als specialisatie terugkomen in de nieuwe masteropleiding. Dit komt tot uitdrukking in de verschillende specialisaties die bestaan binnen de nieuwe masteropleiding MOD: AIDS and Rural Development (ARD), International Agriculture (IA), Gender and Agriculture (GEA) en Training, Rural Extensions and Transformation (TREAT). De opleiding is gericht op ervaren professionals. Het doel van de opleiding is om deze professionals te trainen op het gebied van organisatieverandering.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 7
De opleiding zit in een overgang van probleemgestuurd naar competentiegericht onderwijs. Het docententeam wordt bij het vormgeven van competentiegericht onderwijs ondersteund door een extern bureau. De eindtermen zijn als competenties geformuleerd: de centrale competentie is uitgewerkt in zes (deel)competenties die elk op hun beurt weer zijn vertaald in de leerdoelen van de verschillende modules. Nieuwe opleiding voor Nederland Larenstein richt zich met de nieuwe opleiding MOD op ervaren professionals op het gebied van ontwikkelingswerk die onvoldoende getraind zijn in verandermanagement. Een dergelijke opleiding wordt ook volgens het panel nog niet in Nederland aangeboden. Nieuwe opleiding voor de instelling De opleiding MOD bouwt voort op vier masters, die als specialisaties worden opgenomen in MOD. Een dergelijke opleiding gericht op het management van ontwikkelingsvraagstukken is ook nieuw voor VHL. Studieomvang 70 EC
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 8
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding De opleiding Management of Development heeft als doelstelling de volgende competentie te versterken: “Het systematisch stimuleren en beïnvloeden en managen van het integreren van opkomende ontwikkelingsvraagstukken in een agrarische ontwikkelingsorganisatie, haar opdracht en haar activiteiten.” In het informatiedossier wordt deze hoofdcompetentie nader uitgewerkt in zes deelcompetenties (zie bijlage 4): - analyse van de invloed van opkomende sociale problemen op het levensonderhoud in de landbouw; - ontwikkeling van beleid dat landbouwgemeenschappen om leert gaan met sociale problemen; - analyseren en formuleren van maatregelen die de prestatie van organisaties verbetert en die veranderingsprocessen mogelijk maakt; - beoordelen van de positie van de ontwikkelingsorganisatie in een bredere institutionele context; - initiëren van veranderingsprocessen; - reflecteren op eigen ervaringen en die van anderen om prestaties te verbeteren.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen De opleiding heeft een werkveldcommissie in het leven geroepen en om advies gevraagd. Volgens deze werkveldcommissie is de ontwikkeling van een masteropleiding Management of Development naast Agricultural Production Chain Management een goede zaak. Uit de cv’s en de gesprekken heeft het panel kunnen constateren dat de stafleden zelf een uitgebreid netwerk van relaties met het beroepenveld hebben, onder andere door consultancy-oprachten en projecten. Hierdoor is men goed op de hoogte van de behoeftes van ontwikkelingsorganisaties en van potentieel geïnteresseerden in de masteropleiding. Volgens het informatiedossier hebben professionals in ontwikkelingsorganisaties onvoldoende training gehad op het gebied van het managen van organisatieveranderingen. De behoefte blijkt ook uit het marktonderzoek, en wordt bevestigd in het gesprek met studenten. De opleiding richt zich daarom op een combinatie van een specialisatie op één van de vier thema’s (zie Hoofdstuk 3) met een opleiding in organisatieverandering gericht op de ontwikkelingsproblematiek. De formuleringen in het informatiedossier zijn wat dit betreft nog eenzijdig gericht op verandermanagement in organisaties en geven de feitelijke behoeften van ontwikkelingsorganisaties niet zuiver aan.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 9
Uit de gesprekken met de docenten is gebleken dat de thema’s van de specialisaties niet voor altijd vaststaan, maar aangepast kunnen worden indien nieuwe ontwikkelingen daarom vragen. Overwegingen Het panel is op grond van de adviezen van de werkveldcommissie, het marktonderzoek en de gesprekken met studenten van mening dat de doelstellingen van de opleiding voldoende evenwicht kennen tussen de gerichtheid op verandering van organisaties en de ontwikkelingsproblematiek. De wijze waarop ontwikkelingsproblematiek aan de orde komt kan echter scherper gedefinieerd worden en meer gericht op de (historische) ontwikkelingsprocessen en de visie daarop. De opleiding sluit voldoende aan bij eisen die men in internationaal verband stelt aan ontwikkelingsmanagement en op de behoeften van (midden)managers bij overheid, NGO’s en commerciële partijen betrokken bij agrarische ontwikkelingsorganisaties. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
4.1.2
Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen In het aanvraagdossier en de aanvullende schriftelijke informatie beargumenteert de opleiding de aansluiting van de eigen eindtermen op internationaal geaccepteerde definities van het masterniveau aan de hand van de Dublin-descriptoren. Het panel heeft op basis van de verstrekte informatie een reconstructie kunnen maken van de relatie tussen eindtermen en Dublin-descriptoren, zoals hieronder beschreven. 1.Kennis en inzicht Studenten doen kennis en inzicht op van opkomende sociale problemen op het gebied van levensonderhoud in de landbouw en de positie van ontwikkelingsorganisaties in een bredere institutionele context. Hierdoor beschikt een student over voldoende kennis en inzicht die nodig zijn voor het ontwikkelen en toepassen van ideeën in een onderzoekssetting. 2. Toepassen kennis en inzicht Van afgestudeerden wordt verwacht dat ze in staat zijn om beleid te ontwikkelen dat landbouwgemeenschappen om leert gaan met sociale problemen, om maatregelen te analyseren en formuleren die de prestaties van hun organisatie verbetert en om veranderingsprocessen mogelijk te maken. Deze vaardigheden stellen afgestudeerden in staat om hun opgedane kennis en inzicht toe te passen. 3. Oordeelsvorming Door het kunnen analyseren van sociale problemen, het ontwikkelen van beleid en maatregelen om de effectiviteit van de organisatie te verhogen en het kunnen beoordelen van de organisatie in een breder perspectief, blijkt dat afgestudeerden in staat zijn om hun
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 10
kennis en handelen te integreren en om oordelen te formuleren op basis van onvolledige informatie. 4. Communicatie Van afgestudeerden wordt verwacht dat ze in staat zijn tot het initiëren van veranderingsprocessen en het reflecteren op eigen ervaringen en die van anderen. Hiervoor is het nodig dat men in staat is om kennis over te brengen op zowel specialisten als nietspecialisten. 5. Leervaardigheden Door het kunnen analyseren van sociale problemen, het ontwikkelen van beleid en maatregelen en het beoordelen van de eigen organisatie blijkt dat afgestudeerden in staat zijn om in grote mate zelfstandig te leren, om nieuwe kennis op te doen en deze in te zetten voor innovatie. Overwegingen Bovenstaand overzicht laat zien hoe volgens het panel de eindtermen door de opleiding zijn gerelateerd aan de Dublin descriptoren. Op basis hiervan trekt het panel de conclusie dat kennis en inzicht, toepassen kennis en inzicht, oordeelsvorming, communicatie en leervaardigheden in voldoende mate worden afgedekt met de beoogde eindkwalificaties van de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende.
4.1.3
Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in hbo: 1 De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. 2 Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen Eerste criterium Uit het informatiedossier blijkt dat de opleiding competentieprofielen heeft opgesteld op basis van feedback van alumni tijdens opfriscursussen en op basis van vacatureomschrijvingen die verschenen zijn in internationale tijdschriften. Deze competentieprofielen zijn vervolgens besproken met leden van de werkveldcommissie (Professional Advisory Committee) en de opleidingscommissie (Academic Programme Committee). De afgestudeerden werken hoofdzakelijk in de functie van afdelingshoofd of projectcoördinator/manager en van specialist of programmaleider. De opleiding vindt dat afgestudeerden daarom één of meer van de volgende rollen moeten kunnen vervullen: adviseur, planner, trainer/coach, lobbyist, besluitvormer en onderzoeker. De opgestelde competentieprofielen en de verschillende rollen heeft de opleiding vervolgens gebruikt om de algemene eindtermen en de eindtermen van de specialisaties op te stellen.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 11
Tweede criterium Voor deze masteropleiding zijn algemene eindtermen opgesteld voor de gehele opleiding en eindtermen voor iedere specialisatie. MOD beoogt met deze eindtermen studenten op te leiden voor het vervullen van functies als middenmanager bij lokale, regionale of nationale overheidsinstellingen, NOG’s en commerciële bedrijven betrokken bij ontwikkelingsmanagement. Overwegingen Het panel is gegeven het bovenstaande van oordeel dat deze masteropleiding voldoende gestoeld is op door het beroepenveld en alumni relevant geachte beroepscompetenties. Ook acht het panel in voldoende mate gewaarborgd dat deze hbo master de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een multidisciplinair werkveld respectievelijk in multidisciplinaire projecten bereikt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
4.1.4
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding Het panel is op grond van de adviezen van de werkveldcommissie, het marktonderzoek, het alumni-onderzoek en de gesprekken met studenten van mening dat de opleiding in voldoende mate aansluit bij eisen die domeindeskundigen in internationaal verband stellen. Verder heeft het panel kunnen vaststellen dat de beoogde eindtermen in voldoende mate door de Dublin-descriptoren worden afgedekt, en daarmee voldoen aan de kwalificaties voor masterniveau. Tot slot is het panel van mening dat de eindtermen voldoende gestoeld zijn op door het beroepenveld en door alumni relevant geachte beroepscompetenties voor (midden)managers, die werkzaam zijn in agrarische ontwikkelingsorganisaties. Het panel beoordeelt het onderwerp Doelstellingen derhalve als voldoende.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 12
4.2
Programma Het programma beslaat in totaal 70 EC. Hiervan wordt 51 EC ingeruimd voor het algemene deel van de masteropleiding en 19 EC voor de gekozen specialisatie. Het algemene deel bestaat voor 4 EC uit een algemene inleiding, voor 22 EC uit onderdelen gericht op organisatieverandering en – management, voor 4 EC uit een onderzoek, voor 4 EC voor de onderzoeksbeoordeling en voor 17 EC uit een thesis. Organisatieverandering (22 EC) biedt een brede oriëntatie op de veranderende sociaalpolitieke en economisch-technologische context van ontwikkelingsorganisaties en op verander- en projectmanagement binnen de eigen organisatie. Dit onderdeel wordt gevolgd door studenten van MOD en van APCM gezamenlijk. In de vier specialisaties (19 EC; ARD, GEA, IA en TREAT) verdiepen studenten zich nader in ontwikkelingsmanagement op een bepaald thema. Integratie van ontwikkelingsmanagement, organisatieverandering en specialisatie vindt verder plaats in drie onderzoeksopdrachten (Onderzoeksvoorbereiding (4 EC), Virtual Problem Appraisal (4 EC) en Thesis (17 EC). Organisatieverandering enerzijds en de specialisaties anderzijds zijn parallel geroosterd. Introduction Organisatieverandering Specialisatie Virtual Problem Appraisal Onderzoeksvoorbereiding Thesis Totaal
4.2.1
4 EC 22 EC 19 EC 4 EC 4 EC 17 EC 70 EC
Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding: 1 Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. 2 Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/ de discipline. 3 Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen Eerste criterium De in de modulebeschrijvingen opgenomen literatuur acht het panel in voldoende mate actueel en breed. In het programma wordt veel gebruik gemaakt van zowel de praktijkervaring van de studenten als van de docenten. Zo wordt in de module Visual Problem Appraisal een consultancy-project gesimuleerd, waarin studenten leren om problemen te analyseren en beleid te ontwikkelen om deze problemen aan te pakken. Een dergelijke module sluit nauw aan bij de beroepspraktijk, omdat daarin de praktijk wordt gesimuleerd.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 13
Tweede criterium Actuele ontwikkelingen in het vakgebied komen ondermeer aan de orde waar het gaat om ontwikkelingen in ontwikkelingsmanagement en veranderende paradigmata in het denken over ontwikkeling. Docenten zijn, bijvoorbeeld in hun werk als consultant, betrokken bij projecten in het werkveld en in het onderwijs leren studenten van elkaars ervaringen. Derde criterium Het programma is sterk gericht op het ontwikkelen van beroepsvaardigheden en het uitwisselen van ervaringen met de actuele beroepspraktijk, onder andere doordat studenten hun eigen ervaring en organisatie moeten inbrengen, door cases en onderzoeksopdrachten aangedragen door alumni, staf en internationale werkveldcontacten. Overwegingen Het programma besteedt aandacht aan actuele ontwikkelingen in het multidisciplinaire vakgebied. Het panel heeft op grond van de modulebeschrijvingen en van gesprekken met docenten en studenten kunnen constateren dat de kennisontwikkeling en de ontwikkeling van beroepsvaardigheden door studenten in het beschreven programma consequent plaats vindt in relatie tot het beroepenveld, bijvoorbeeld door analyse van de organisatiecontext, door onderzoeksopdrachten in de eigen organisatie van studenten en door cases aangedragen door alumni. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Uit het informatiedossier en de gesprekken met docenten en studenten is gebleken dat de opleiding erop gericht is professionals verder te ontwikkelen, vooral op het gebied van het managen van organisatieverandering. Deze organisatieverandering wordt getraind aan de hand van de thema’s van de afstudeerspecialisaties. Op deze wijze vindt er voortdurende interactie plaats tussen het trainen van managementvaardigheden en het ontwikkelen en toepassen van kennis en inzicht op het gebied van ontwikkelingsproblematiek. Theorie en praktijk gaan voortduren hand in hand. De opleiding geeft aan dat men studenten ook wil leren om zichzelf voortdurend te kunnen verbeteren en ook om een bijdrage te leveren aan het ontwikkelen van andere professionals. De opleiding bevindt zich in een overgang van probleemgestuurd naar competentiegericht onderwijs. Op dit moment zijn de eindtermen al als competenties geformuleerd. Bij de verdere uitwerking van het programma laat het docententeam zich op het punt van competentiegericht opleiden en toetsen bijstaan door een extern bureau; ook heeft het docententeam intern concrete ontwikkeltaken aan stafleden toebedeeld. De werkvormen variëren: hoorcolleges, werkgroepen, zelfstudie, workshops waarin de studentengroep verantwoordelijk is voor een presentatie of product, simulatie-games en excursies. De werkvormen zijn zo gekozen dat studenten actief de eigen ervaring binnen hun organisatie moeten inbrengen; dat de interactie tussen student en docent intensief is;
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 14
en dat een student in opdrachten samenwerkt met collega-studenten van verschillende nationaliteiten en organisaties - zowel met studenten vanuit de beide andere specialisaties als met APCM-studenten. Op deze wijze wordt een leerrijke omgeving geboden en worden studenten steeds uitgedaagd theorie en praktijk te integreren en om op zichzelf en op anderen te reflecteren. Studenten worden niet alleen getoetst op traditionele wijze, zoals door schriftelijke tentamens, essays en scripties. Studenten worden ook getraind in en getoetst op (zelf)reflectie. Deze manier van toetsen versterkt een (zelf)-kritische houding. en de uitwisseling van ervaringen tussen studenten. Naast een de hoofdcompetentie en de algemene eindtermen zijn per specialisatie de eindtermen verder uitgewerkt. Deze eindtermen zijn vervolgens weer vertaald in de leerdoelen van de verschillende modules. Alle eindtermen bij elkaar worden integraal getoetst op het einde van het programma in het onderzoeksproject, onderzoeksbeoordeling en de thesis. Studenten toonden zich in de gesprekken tevreden over de feedback van docenten. Het panel heeft met het inzien van studentproducten plus de bijbehorende beoordelingen van theses van de reeds bestaande opleidingen ook geconstateerd dat de staf gerichte feedback geeft, en daarbij waar nodig confrontaties niet schuwt. Overwegingen Het panel is van oordeel dat het programma theoretische training voldoende aansluit op ervaringen van studenten, dat studenten voldoende in staat worden geacht hun ervaringen uit te wisselen en dat de gekozen werkvorm van (zelf)reflectie voldoende waarborgen biedt voor een kritische houding als professional. Op basis van de modulebeschrijvingen heeft het panel kunnen vaststellen dat de eindkwalificaties voor het grootste deel aantoonbaar zijn vertaald in de leerdoelen van deze masteropleiding. Het panel is van mening dat een aantal onderdelen nog sterker aan bod zouden kunnen komen in het programma, zoals kennis van de opgetreden en optredende veranderingen in de institutionele context en de redenen voor deze veranderingen en kennis van hoe ontwikkelingsorganisaties zich in het verleden al hebben aangepast aan de veranderende context. Deze onderdelen dienen voldoende terug te komen in de modules, zodat de daarop betrekking hebbende eindtermen van de opleiding en de specialisaties bereikt kunnen worden. Het didactisch concept van competentiegericht opleiden is weliswaar nog in ontwikkeling maar de ruime ervaring in probleemgestuurd onderwijs, de activerende werkvormen, de praktijkcases en de intensieve student-docent interactie en gerichte feedback bieden goede bouwstenen om dit concept met de bijbehorende toetsvormen de komende tijd verder uit te werken. Het docententeam laat zich hierin bijstaan door een extern bureau en heeft intern ook concrete ontwikkeltaken aan stafleden toebedeeld. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen Na de algemene inleiding worden de onderdelen gericht op organisatieverandering en – management parallel gegeven aan de specialisatie. De structurering van de modules is niet altijd helder. In een aantal gevallen worden algemene aspecten behandeld in de
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 15
specialisaties, waar deze beter op hun plaats waren in het algemene deel. Gender is een specialisatie, maar komt in het algemene deel niet zichtbaar aan de orde. In de samengevoegde modules Organisational Analysis en Institutional Analysis is een te grote mix van leerdoelen ontstaan. Ook komen onderwerpen terug in de specialisaties zonder dat daarmee een verdieping zichtbaar wordt. In beide stromen worden zowel theorie en praktijk als management en inhoud aan elkaar gekoppeld. Zo wordt het vak Institutional analysis specifiek toegespitst op de vier specialisaties. De samenhang tussen de inhoudelijke specialisatie en het managementdeel wordt op het einde van het programma gewaarborgd door het onderzoeksproject, onderzoeksbeoordeling en de thesis. Overwegingen Op basis van de hierboven beschreven bevindingen en gesprekken met de studenten tijdens de sitevisit is het panel van oordeel dat het beoogde programma inhoudelijk samenhangend is, waarbij echter de structurering en de verschillende modules en de onderlinge afstemming nog zwak zijn. Wel is er voldoende aansluiting van de theorie en praktijk, met name vanwege de onderzoeksprojecten op het einde van het programma. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen De opleiding beslaat 70 EC en loopt van 1 oktober tot eind september, zonder een zomervakantie. In het informatiedossier geeft de opleiding aan dat de studielast van 70 EC in 12 maanden hoog is, maar niet ondoenlijk. Zij beargumenteert dat het programma studeerbaar is mede dankzij de intensieve studiebegeleiding en vanwege de hoge motivatie van internationale studenten en de sterke cohesie in de studentgroepen. Uit de gesprekken met studenten tijdens de sitevisit is gebleken dat het programma inderdaad studeerbaar is, met name door de variatie in werkvormen, de aandacht voor studieplanning en de groepsopdrachten. De uitval van studenten is gering, minder dan 10% van de studenten haalt niet binnen het jaar het diploma. Overwegingen Het panel is van oordeel dat de opleiding voldoende maatregelen heeft getroffen om het beoogde programma studeerbaar te maken. Het panel constateert op basis van de gesprekken met de studenten dat het programma weliswaar zwaar is, maar wel binnen een jaar te halen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 16
4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen Het toelatingsbeleid is volgens het informatiedossier en aanvullende schriftelijke informatie gebaseerd op de volgende criteria: - de kandidaten beschikken over een Bachelor diploma, of een vergelijkbaar getuigschrift, op het gebied van landbouw of aanverwante vakgebieden; - de kandidaten moeten in het profiel van de opleiding passen: het moet gaan om ervaren professionals uit ontwikkelingsorganisaties; - de kandidaten moet minimaal twee jaar en liefst vier á vijf jaar relevante werkervaring hebben; - tijdens de selectieprocedure wordt tevens gekeken naar een evenredige vertegenwoordiging van vrouwen; - kandidaten die niet afkomstig zijn uit landen waar Engels de voertaal is en/of wordt gebruikt in het middelbaar en hoger onderwijs, dienen aanvullend een bewijs van Engelse taalvaardigheid te kunnen overleggen (TOEFL op niveau 550 of 213 voor de computerversie, of een 6.0 of meer voor de British Council Test). De selectieprocedure beslaat de volgende stappen: studenten vullen uitgebreide inschrijfformulieren in; het team van de specialisatie-docenten bespreekt de inschrijvingen en prioriteert aan de hand van de criteria de kandidaten; de programmacoördinator controleert of de selectie procedureel correct is verlopen; en de studenten worden schriftelijk op de hoogte gesteld of zij al dan niet tot de opleiding zijn toegelaten. Overwegingen Op basis van het aanvraagdossier en de aanvullende informatie met toelichting op de selectiecriteria en de gesprekken met studenten heeft het panel kunnen constateren dat met de selectiecriteria en de manier van selecteren is gewaarborgd dat het beoogde programma qua vorm en inhoud aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-master met minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding Bevindingen De opleiding beslaat 70 EC, hetgeen meer is dan de minimale vereiste 60 EC van een hbomaster. Overwegingen Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding voldoet aan de formele eis voor studieduur van een hbo master van minimaal 60 EC. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 17
4.2.7
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Op grond van de contacten van de opleiding met de werkveldcommissie en alumni, en op basis van de modulebeschrijvingen en van gesprekken met docenten en studenten is het panel ervan overtuigd dat het programma voldoet aan de ‘eisen hbo’. Het beoogde programma weerspiegelt de te bereiken eindkwalificaties in voldoende mate, aangezien in de modulebeschrijvingen de hoofd- en deelcompetenties aantoonbaar terugkomen in de leerdoelen van de modules. De opleiding geeft aan in een overgangsfase naar competentiegericht opleiden te verkeren. Het panel is van mening dat de ruime ervaring in probleemgestuurd onderwijs, activerende praktijkcases en doelgerichte feedback goede bouwstenen vormen om dit concept met de bijbehorende toetscriteria en -vormen verder uit te werken. Het docententeam laat zich hierin bijstaan door een extern bureau en heeft intern ook concrete ontwikkeltaken aan stafleden toebedeeld. Het beoogde programma is inhoudelijk voldoende samenhangend, met name vanwege de submodules in Organisatieverandering waarin studenten worden uitgedaagd relaties te leggen met hun specialisaties, en vanwege de Virtual Problem Appraisal en Thesis als verdere integratiemomenten. De selectiecriteria en de selectiemethode waarborgen dat het beoogde programma qua vorm en inhoud aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten. De opleiding voldoet aan de formele eis voor studieduur van een hbo master van minimaal 60 EC. Het oordeel van het panel over het onderwerp Programma luidt dan ook: voldoende.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 18
4.3 4.3.1
Inzet personeel Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen Het aanvraagdossier betoogt dat de stafleden in ruime mate voldoen aan de eisen HBO. De cv’s die het panel tijdens de site-visit heeft bestudeerd, staven dit beeld: de docenten hebben allen ervaring in consultancy en projecten in het beroepenveld, veelal in meerdere internationale contexten en bij uiteenlopende werk- of opdrachtgevers. Bovendien hebben zij allen meerdere jaren onderwijservaring. Uit de gesprekken met docenten blijkt ondermeer dat zij cases uit de consultancypraktijk inbrengen in het onderwijs. Studenten geven aan vooral de brede internationale ervaring van docenten te waarderen. De docenten hebben ook ruime onderzoekservaring. Bovendien zijn veel docenten gepromoveerd. Verder bleek dat 1,0 fte beschikbaar is voor toepast onderzoek door de stafleden (in 20062007 toegewezen aan vier stafleden), dat twee stafleden zullen gaan participeren in de kenniskring Regional Development. Overwegingen Het panel heeft vastgesteld dat het onderwijs voor en belangrijk deel wordt verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen onderwijs en beroepspraktijk en dat er faciliteiten (tijd en geld) beschikbaar zijn voor toegepast onderzoek en promoveren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen Voor de masteropleidingen MOD en APCM (met samen ongeveer 50 studenten) is 4,4 fte onderwijscapaciteit beschikbaar. Voor de programmadirecteur en de drie specialisatiecoördinatoren is aanvullend 0,3 fte coördinatie; 0,4 fte voor ontwikkeling van het programma; 1,0 fte voor onderzoek en 0,4 fte voor marketing en promotie beschikbaar. De totale beschikbare capaciteit betreft dus 6,5 fte voor APCM en MOD gezamenlijk. Overwegingen 4,4 fte komt neer op een docent-studentratio van ongeveer 1 op 11. Het panel acht deze omvang in combinatie met de fte’s voor coördinatie en ontwikkeling voldoende om de nieuwe onderdelen van de opleiding te kunnen ontwikkelen en de nieuwe opleiding te kunnen continueren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 19
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen 1. Inhoud Het personele hoofdstuk in het aanvraagdossier is normatief van aard en bevat weinig evaluerende gegevens. Tijdens de sitevisit heeft het panel het Strategisch Personeelsplan (2005) kunnen inzien, waarin de opleiding de zittende en de benodigde staf op meer analytische en ook zelfkritische manier in kaart brengt. Tijdens de gesprekken gaf de opleiding aan dat de benodigde inhoudelijke expertise nu al zo goed als volledig aanwezig is. Het panel heeft aan de hand van de cv’s en de gesprekken met de docenten kunnen constateren dat de inhoudelijke expertise die nodig is om het programma te draaien inderdaad aanwezig is onder de stafleden. 2. Didactiek In het aanvraagdossier staat dat aan docenten eisen gesteld worden wat betreft hun didactische kwaliteiten. Docenten kunnen een deel van hun werktijd gebruiken om zich verder te ontwikkelen op didactisch gebied. Uit gesprekken met het opleidingsmanagement blijkt dat docenten regelmatig worden begeleid door een extern bureau, en dat zij verder deelnemen aan scholingsdagen en congressen. Dit beeld is in de gesprekken met de docenten bevestigd. De studenten tonen zich zeer tevreden over de didactische kwaliteit van de docenten, in het bijzonder over de wijze van feedback geven en over de toegankelijkheid. 3. Organisatie In het aanvraagdossier wordt over de organisatorische kwaliteiten van de staf binnen de opleiding niets vermeld. Het panel heeft mede op basis van notulen de indruk gekregen dat de docenten onderling regelmatig overleggen. Uit gesprekken met studenten kwamen verder geen organisatorische knelpunten naar voren. Overwegingen Het panel is van oordeel dat het personeel voldoende gekwalificeerd is om zowel de inhoud van het programma als de didactiek die het programma vereist op voldoende niveau te verzorgen. Wat betreft de organisatorische vermogens heeft het panel kunnen constateren dat docenten in teamverband regelmatig hun onderwijs afstemmen. Er zijn geen onderwijsorganisatorische knelpunten gebleken.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 20
4.3.4
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel Het panel heeft op basis van de cv’s en de gesprekken met docenten en studenten vastgesteld dat het personeel voldoet aan de ‘eisen hbo’, mede omdat docenten ervaring hebben in internationale projecten en consultancy en doordat er faciliteiten beschikbaar zijn voor toegepast onderzoek en promoveren. Er is voldoende capaciteit beschikbaar om de nieuwe programma-onderdelen van de opleiding te ontwikkelen en de nieuwe opleiding te kunnen continueren. Het personeel is voldoende gekwalificeerd om zowel de inhoud van het programma als de didactiek die het programma vereist op voldoende niveau te verzorgen. Het panel beoordeelt het onderwerp Inzet personeel daarom als voldoende.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 21
4.4 4.4.1
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen De huidige huisvesting van de opleiding wordt in juni 2006 definitief gesloten. Per 1 september 2007 start de opleiding in een nieuwbouwcomplex gevestigd op de WURcampus. In de tussentijd zal een tijdelijke huisvesting betrokken worden. Het panel heeft de nieuwe locatie niet kunnen bezichtigen maar heeft er, aangezien het nieuwbouw betreft, vertrouwen in dat deze locatie over adequate lokalen en voorzieningen beschikt. Opleidingsmanagement, studenten en docenten tonen zich in gesprekken tevreden over biblio- en mediatheek en computerfaciliteiten. Het enige minpunt dat door studenten wordt geconstateerd betreft het feit dat zij in hun huisvesting geen internettoegang hebben. Toegezegd is dat studenten op hun nieuwe Wageningse locatie hierover wel kunnen beschikken. Uit evaluatiegegevens komen geen nadere knelpunten naar voren. Overwegingen Het panel verwacht dat de nieuwbouw toereikend zal zijn om het programma te realiseren en dat eventuele nieuwe klachten van studenten door het opleidingsmanagement even consciëntieus zullen worden behandeld als nu het geval is. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen 1. Studiebegeleiding In het aanvraagdossier wordt gewezen op de kleine groepen studenten waardoor goed contact tussen begeleiding en studenten mogelijk is. Studenten tonen zich in de gesprekken tevreden over de studiebegeleiding: zij ontvangen adequate feedback en binnen de gestelde termijn van 14 dagen, ze kunnen aanvullend op de formele studiebegeleiding altijd bij docenten binnenlopen voor advies, en docenten zijn ook tijdens buitenlands verblijf goed bereikbaar via email. De specialisatiecoördinatoren ontmoeten studenten regelmatig, bij voorkeur iedere week, om de studievoortgang te bespreken. 2. Informatievoorzieningen De informatievoorziening voor de studenten gebeurt grotendeels via Blackboard en email. Studenten signaleren geen knelpunten in de informatievoorziening.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 22
Overwegingen Het panel is van oordeel dat de studiebegeleiding en informatievoorziening voldoende zijn. Studenten tonen zich tevreden over de studiebegeleiding: zij ontvangen adequate feedback en kunnen bij docenten terecht voor advies. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen De materiële voorzieningen en de studiebegeleiding worden door het panel als voldoende beoordeeld. Het panel verwacht dat de nieuwbouw toereikend zal zijn om het programma te realiseren. Het panel is van oordeel dat de studiebegeleiding en informatievoorziening voldoende zijn. Studenten tonen zich tevreden over de studiebegeleiding: zij ontvangen adequate feedback en kunnen bij docenten terecht voor advies. Het oordeel van het panel over het onderwerp Voorzieningen is voldoende.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 23
4.5 4.5.1
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen Het aanvraagdossier beschrijft de formele kwaliteitszorgprocedures van cursus- en programma-evaluaties en de verantwoordelijkheden van opleidingsmanagement en de kwaliteitscoördinatoren. In reactie op schriftelijke vragen heeft de opleiding een overzicht gegeven van verbetermaatregelen die zijn getroffen op basis van feedback van studenten, staf en werkveldcommissie. Tijdens de gesprekken blijkt dat opleidingscoördinator en betrokken docenten eens per 6 weken formele en informele studentevaluaties en –reacties en eigen ervaringen van de staf bespreken, bijvoorbeeld over afstemming tussen cursussen, literatuur of wijze van beoordeling. Tijdens de sitevisit heeft het panel ook het Kwaliteitszorg Handboek, cursusevaluaties, alumni-onderzoek en notulen van stafoverleg, Programme Advisory Committee (werkveldcommissie) en Academic Progamme Committee (opleidingscommissie) ingezien. Overwegingen Het panel heeft kunnen constateren dat, hoewel concrete streefdoelen (nog) niet zijn geformuleerd, met regelmaat periodieke evaluaties van bestaande programma(onderdelen) worden gehouden en dat naar aanleiding daarvan ook daadwerkelijk verbetermaatregelen zijn getroffen. Het panel heeft echter ook moeten constateren dat men bij de ontwikkeling van MOD en bij de aanvraag van de toets nieuwe opleiding steken heeft laten vallen: modules werden vernieuwd nadat de aanvraag was ingediend, waardoor de aanvraag geen getrouw beeld van de stand van zaken bood. Dat VHL deze gang van zaken heeft laten gebeuren, valt volgens het panel het bestuur en management aan te rekenen als uiting van een onvolkomen systematische aanpak van de kwaliteitszorg. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als onvoldoende.
4.5.2
Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Het aanvraagdossier beschrijft dat medewerkers, studenten, alumni en werkveld als volgt actief bij de kwaliteitszorg worden betrokken. 1. Medewerkers De medewerkers zijn actief bij de kwaliteitszorg betrokken door het zeswekelijkse overleg tussen docententeam en opleidingscoördinator. Verder participeren enkele stafleden in de opleidingscommissie (Academic Progamme Committee).
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 24
2. Studenten en alumni Studenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg door de cursusevaluaties, studentenpanels en door middel van de opleidingscommissie (Academic Progamme Committee). In 2006 is er een rapport verschenen van het alumni-onderzoek gehouden onder 29 afgestudeerden van de al bestaande opleidingen in de periode 2002-2005. Hieruit bleek dat de meeste alumni van mening zijn dat het programma op een positieve manier bijdraagt aan hun professioneel functioneren De meeste alumni zijn werkzaam als afdelingshoofd, projectleider of als specialist. Sommigen zijn van positie veranderd, maar de meesten bleven in dezelfde baan. Contacten met internationale alumni worden actief onderhouden via email, via bezoeken in het kader van samenwerkings- en uitwisselingsprogramma’s en via de zogeheten refresher courses (kortdurende opfriscursussen voor alumni). 3. Afnemend beroepenveld Er is een werkveldcommissie MOD bestaande uit nationale en internationale contacten. De commissie is eenmaal bij elkaar gekomen en heeft als taak de opleiding inhoudelijk te adviseren. Uit notulen en correspondentie blijkt dat de commissie actief heeft meegedacht, met name over de eindkwalificaties (op instigatie van de werkveldcommissie is bijvoorbeeld meer nadruk kommen te liggen op innovatie en kwaliteitsmanagement), programma en de staf. Overwegingen Het panel concludeert op basis van ondermeer notulen van het docentenoverleg en van de werkveldcommissie, van overzichten van cursusevaluaties en van het marktonderzoek dat medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief worden betrokken bij de interne kwaliteitszorg. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg VHL heeft bij de ontwikkeling van MOD en bij de aanvraag van de toets nieuwe opleiding enige steken laten vallen, die het panel beschouwt als een uiting van een onvolkomen systematische aanpak van de kwaliteitszorg en daarom beoordeelt zij het facet Systematische aanpak als onvoldoende. Er is echter op programmaniveau wel sprake van een systeem van interne kwaliteitszorg, van periodieke evaluaties en van verbetermaatregelen. Verder is ook de betrokkenheid van studenten, medewerkers, alumni en werkveld voldoende. Derhalve beoordeelt het panel het onderwerp Kwaliteitszorg als geheel als voldoende.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 25
4.6 4.6.1
Continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Uit het informatiedossier blijkt dat Larenstein al jarenlang internationale programma’s aanbiedt aan studenten uit ontwikkelingslanden. Op de korte termijn garanderen de beurzen van NUFFIC dat er voldoende financiële middelen zijn om te kunnen afstuderen. Naast NUFFIC-bursalen zijn er niet te verwaarlozen aantallen zelfbetalende studenten. Tijdens de site visit verklaarde de opleiding ook zonder beurzen van NUFFIC studenten een afstudeergarantie te kunnen bieden. Hiervan is ook een schriftelijk bewijsstuk afgegeven in de vorm van een brief van het CvB d.d. 11 mei 2006 (kenmerk bsue/2006-0620/6.10). Overwegingen Het panel is van oordeel dat gegarandeerd is dat studenten het programma volledig kunnen doorlopen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen Voor het programma zijn geen extra materiële voorzieningen nodig omdat men gebruik maakt van de bestaande gebouwen en de geplande nieuwbouw. De kosten van het gebruik hiervan zijn opgenomen in het budget van het programma zoals aangegeven in het informatiedossier. Overwegingen Het panel concludeert dat er inderdaad geen extra materiële voorzieningen nodig zijn voor de uitvoering van dit programma temeer daar de opleiding al enkele jaren loopt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 26
4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen Voor het collegejaar 2006-2007 bedraagt een NUFFIC-beurs € 8.000,-. Particuliere studenten betalen € 8.500,-. Van de in totaal 47 studenten MOD en APCM in 2005-2006, hadden er 29 een NUFFIC-beurs en nog eens 4 worden gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Uit de bij het informatiedossier gevoegde begroting bleek dat er geen aanloopverliezen worden gemaakt en dat de ontwikkelkosten beperkt en gedekt waren. Overwegingen Het panel is van oordeel dat de financiële basis voor deze masteropleiding gezond is. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit Het panel is van mening dat voldoende gegarandeerd is dat studenten, binnen een redelijke termijn, het programma volledig kunnen doorlopen. Omdat onderdelen van de opleiding al langer bestaan, blijven de ontwikkelkosten beperkt en zijn deze voldoende gedekt. Er zijn geen aanloopverliezen voorzien. Het panel spreekt het oordeel voldoende uit over het onderwerp Continuïteit.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 27
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet
Oordeel
1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
O
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
ADVIES Op basis van de resultaten van de beoordeling adviseert het panel het bestuur van de NVAO om een positief besluit te nemen.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 28
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter Prof.dr. O. Verkoren, hoogleraar, Faculteit Geowetenschappen, Universiteit Utrecht Panellid Prof.dr.ir. E. Tollens, hoogleraar, Afdeling landbouw- en voedseleconomie, Katholieke Universiteit Leuven Panellid Dr. F. van der Pol, senior adviseur, Sustainable Economic Development Group, Koninklijk Instituut voor de Tropen, Amsterdam Secretaris Drs. J. van Alst, adviseur IOWO, Radboud Universiteit Nijmegen Dr. N.P. Vergunst, adviseur IOWO, Radboud Universiteit Nijmegen Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend. Procescoördinator Drs. F. Mulder, beleidsmedewerker NVAO
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 29
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 2 juni 2006 voor de toetsing van de nieuwe opleidingen Management of Development en Agricultural Production Chain Management van de Hogeschool Larenstein Locatie: Hogeschool Larenstein te Deventer Programma 08.30-09.00 uur
aankomst beoordelingspanel
09.00-10.00 uur
eerste gesprek met vertegenwoordigers van Larenstein-MT en opleidingsmanagement: Ir. Geartsje Oosterhof, directeur Ir. Kleis Oenema, Course Manager MOD en APCM
10.00-10.15 uur
pauze (besloten)
10.15-11.15 uur
gesprek met docenten van de opleiding APCM: Dr. Robert Baars, coördinator APCM Ir. Gerard van Sonsbeek, specialisatiecoördinator PTL Ir. Albertien Kijne, docent groente en fruit en horticulural chain Ir. Jos Leeters, ketendeskundige en docent ketenkunde Ir. Paulien Couenberg, docent livestock chain en information systems Dr. Marcel Put, docent project planning en project management Ivonne de Moor (M. Ed), docent institutional and organisational analysis and development en onderwijskunde Drs. Simone Bijman, coördinator trainingen en self development
11.15-11.30 uur
pauze (besloten)
11.30-12.30 uur
gesprek met studenten van de opleiding APCM: Moses Kwesi Narteh, Jigme Wangchuk, Raviray Anant Advilkar en Felix Danquah Nketiah lunch, tussenbespreking en consultatie klaargelegde documenten (besloten)
12.30-14.00 uur
14.00-14.45 uur
gesprek met docenten van de opleiding MOD: Ir. Kleis Oenema, coördinator MOD Annemarie Westendorp (Msc), specialisatiecoördinator GEA en ARD Loes Wittenveen (BA), specialisatiecoördinator TREAT Dr. Adnan Koucher, specialisatiecoördinator IA Ivonne de Moor (M. Ed), docent institutional and organisational analysis and development en onderwijskunde Drs. Simone Bijman, coördinator trainingen en self development
14.45-15.00 uur
pauze (besloten)
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 30
15.00-15.45 uur
gesprek met studenten van de opleiding MOD: Mary Rucibigango, Tiruset Haile, Crisanty Chama, Lawrence Okwuchukwu Okwuonye, Getachew Hruy, Seleman Rashid Kaoneka en Andua Demetrius
15.45-16.00 uur
pauze (besloten)
16.00-16.30 uur
tweede gesprek met vertegenwoordigers van Larenstein-MT en opleidingsmanagement Ir. Kleis Oenema, Course Manager MOD en APCM
16.30-18.00 uur
nabespreking door het panel (besloten)
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 31
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding/instelling Programme Information Document Professional Master in Management of Development, maart 2006, Hogeschool Larenstein Informatiedossier Nieuwe Opleiding HBO-Master Management of Development, maart 2006, Hogeschool Larenstein Brief CvB d.d. 11 mei 2006 inzake afstudeergarantie (kenmerk bsue/2006-0620/6.10) Appendix to Programme Information professional master MOD d.d. 12 juni 2006. Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek Algemeen: Strategisch Personeelsplan “Wageningense Opleidingen”, april 2005 Instellingsplan 2005 – 2008. Contacten werkveld en alumni: Larenstein Alumni Network for Aids and Rural Development informatie dossier Report of the Larenstein Alumni Refresher Course, in Andra Pradesh, November 2005 Report and Proceedings of the Larenstein Alumni Refresher Course, in Andra Pradesh, May 2005 Notulen van de Academic Programme Committee Notulen van de Professional Advisory Committee meetings Kwaliteitszorg: Handboek Kwaliteit, december 2004 Op weg naar één kwaliteitszorgsysteem voor van Hall Larenstein, april 2005 NUFFIC programma evaluatie MOD Notulen van het kwaliteitszorgteam Module-evaluaties met voorstellen voor verbetering. Onderwijsmaterialen: Moduleboeken Boeken en readers en andere relevante literatuur behorende bij het onderwijsprogramma en de modules CD-Roms, DVD’s en films Theses met beoordelingsschema, marking criteria en cijfers Voorbeelden van afgewezen theses met protocol. Agenda en notulen van de examenvergadering cursus 2004 – 2005 met cijferlijsten van studenten en rapportage van external examiners Informal curriculum in de vorm van schilderijen gemaakt in het kader van de media workshop Examens met marking schemes en cijfers Opdrachten met marking schemes en cijfers van de Professional Environment Analysis Paper en van de Project Exercise Informatiedossiers van met name nieuwe docenten met CV, lijst van publicaties, voorbeelden van publicaties en consultancy reports
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 32
-
Lijsten van studenten die zich aangemeld hebben voor de cursus 2006 – 2007 met een korte beroepsbeschrijving. De Visual Problem Appraisal Method met instructor manual, student manual, en DVD’s. Course Manual MOD, september 2005 Rapport van het Alumni onderzoek voor MOD, januari 2006
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 33
Bijlage 4: Eindtermen MOD The overall MOD competence is “to stimulate and influence systematically and manage the incorporation of emerging development issues in a rural development organisation, its mandate and activities”. The MOD graduate will have the overall competence if the following 6 specific competences are realised: 1. analysis of the impact of emerging social issues on rural livelihoods; 2. development of policies and countervailing strategies to support rural communities to cope with emerging social issues; 3. analysis and formulation of measures to enhance the organisational performance; 4. assessment of the position of the organization and its mandate and activities in the wider institutional context; 5. facilitation of processes of change and transformation; 6. reflection on own experiences and those of others to improve his/her performance. These MOD competences are further specified in the specialisation competences for the 4 specialisations, i.e. ARD, IA, GEA, and TREAT. For ARD the specialisation competences are to: - analyse rural livelihoods in their coping/mitigating strategies and develop an action plan for support; - identify strengths, weaknesses, threats, and opportunities for an organisation to support HIV/AIDS affected client groups; - organise and implement HIV/AIDS lobby and advocacy activities in the work place and in the wider community; - develop and organise Information, Education and Communication activities on HIV/AIDS. For IA the specialisation competences are to: - translate opportunities in the agricultural sector into approaches and policies; - translate agricultural policies / approaches into operational programmes; - formulate and manage a project / organisation for agricultural production and rural development; - apply manageable and feasible solutions for organisational problems; - network with government and non government organisations. For GEA the specialisation competences are to: - analyse the gender differential contribution towards rural livelihood food security; - mainstream gender in agricultural and rural development programmes and projects; - assess the impact of agricultural; or rural policies on men and women with a view to make recommendations to adapt policies or programmes to make sure they contribute to gender equality; - develop strategies to work towards gender equality; - develop and conduct gender training; - work as a gender specialist in a multi-disciplinary team.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 34
For TREAT the specialisation competences are to: - design, organise, facilitate and evaluate learning activities and learning interventions for diverse learner groups; - induce and facilitate learning, communication processes, and strategies leading to public participation and transformation; - induce and facilitate learning and communication processes leading to organisational change; - represent the interest of the organisation or client group in a complex and learning mission; - promote knowledge circulation (interpersonal and mediated); - implement creative, flexible, committed, energetic, fearless and out of the box thinking modes to fuel IEC processes ad products.
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 35
Bijlage 5: Lijst met afkortingen APCM
Agricultural Production Chain Management
ARD
AIDS and Rural Development
ba
bachelor
EC
studiepunt volgens het European Credit Transfer System
GEA
Gender and Agriculture
hbo
hoger beroepsonderwijs
IA
International Agriculture
ma
master
MOD
Management of Development
NGO
niet-gouvernementele organisatie
Nuffic
Netherlands organisation for international cooperation in higher education
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
PTL
Post-harvest Technology and Logistics
TREAT
Training, Rural Extension and Transformation
VHL
Van Hall Larenstein Hogeschool
WUR
Wageningen Universiteit en Researchcentrum
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 36
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding hbo-master Management of Development van de Hogeschool Larenstein. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
#1107
hbo-master Management of Development | Hogeschool Larenstein | 6 juli 2006 |
pagina 37