Hbo-ba Climate & Environment De Haagse Hogeschool 9 juli 2008 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Inhoudsopgave
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
5 5 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 7
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
10 10 15 21 25 27 29
5
Overzicht advies
31
Bijlage 1: Samenstelling panel
32
Bijlage 2: Programma site visit
34
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
35
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
36
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
1 Samenvattend advies De aanvragende instelling (De Haagse Hogeschool:HHS) heeft een informatiedossier aangeleverd dat voldoet aan de eisen van het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger 1 onderwijs . Dat dossier en de op verzoek van het panel nog nader verstrekte schriftelijke informatie hebben het panel, tezamen met de mondeling - ter gelegenheid van het locatiebezoek gegeven nadere toelichtingen, in staat gesteld om tot een weloverwogen beoordeling van de voorgedragen opleiding te komen. Gemeten naar de doelstellingen is het voorgedragen programma in voldoende mate domeinspecifiek te noemen. Het programma is uitgewerkt aan de hand van eindkwalificaties die in samenspraak met het beroepenveld zijn ontwikkeld. Van de kant van dat werkveld werd het belang van het realiseren van de voorgedragen opleiding met klem onder de aandacht van het panel gebracht. Het panel onderschrijft het belang van de opleiding, zoals voorgedragen, op bachelor niveau en met een duidelijke praktijkgerichte hbo-oriëntatie. Wel beveelt het panel aan om in de eindkwalificaties ook tot uitdrukking te doen komen dat een opgeleide in staat is tot innovatief en levenscyclus denken vanuit termen van duurzaamheid. Het programma kent een didactisch concept dat overeenstemt met de visie van de instelling op ‘leren’. Gekozen is voor een concentrische opbouw van competenties, waarbij de begeleiding van de kant van de docenten geleidelijk aan vermindert, onder gelijktijdige toename van de studiezelfstandigheid van de student. De werk- en toetsvormen waarvoor in het programma is gekozen sluiten goed aan bij dit door de instelling gekozen didactisch concept. Het programma is competentiegericht en kent drie leerlijnen. Per blok staat beschreven aan welke competenties wordt gewerkt. De eindkwalificaties zijn vertaald in leerdoelen, die per blok weer concreet zijn uitgewerkt. Het programma is zowel in horizontale als verticale zin samenhangend te noemen en kent een acceptabele studielast. Het programma voldoet tot slot aan de wettelijke minimumduur voor een bacheloropleiding. Ook het onderwerp inzet van personeel waardeert het panel over de hele linie als voldoende. De kwantiteit van het in te zetten personeel is toereikend om de opleiding te kunnen starten en te continueren. De kwaliteit van de in te zetten docenten in vaste dienst is gedegen te noemen, met een duidelijke praktijkoriëntatie. De ruime inzet van specialistische gastdocenten waardeert het panel als bijzonder positief: de snelle ontwikkeling van het vakgebied maakt een dergelijke ruime inzet naar het idee van het panel ook gewenst en nodig. De materiële voorzieningen voldoen aan de daarvoor geldende eisen. Voorzover het panel ter plekke heeft kunnen waarnemen zijn er voldoende en moderne onderwijsruimten en faciliteiten beschikbaar om de opleiding te kunnen aanbieden. De leerondersteunende voorzieningen, waaronder de bibliotheek, de audiovisuele middelen, de digitale leeromgeving (Blackboard) en de verschillende labs zijn van goede kwaliteit. De voor de opleiding benodigde CAD programmatuur en simulatiepakketten zijn aanwezig en voor een 1
pagina 3
Hierna kortweg aan te duiden als: het Toetsingskader
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
ruim aantal gebruikers toegankelijk en operationeel. Verder zijn ook de studiebegeleiding en de informatievoorziening van een adequaat niveau. De kwaliteitszorg is ingebed in de uitgangspunten van het basiskwaliteitszorgsysteem van de HHS en de daarop gebaseerde richtlijnen. Door de Academie Technologie & Environment (waar de voorgedragen opleiding wordt ondergebracht) is een Handboek kwaliteitszorg samengesteld, waarin noodzakelijke begrippen worden verhelderd en de visie op kwaliteitszorg wordt geëxpliciteerd. Het Handboek bevat heldere beschrijvingen van de onderwerpen die de opleiding in haar kwaliteitszorg betrekt, zoals: doelstellingen, onderwijsprogramma, inzet personeel, voorzieningen, interne kwaliteitszorg en geboekte resultaten. Ook de wijze(n) waarop de onderscheiden stakeholders (docenten, studenten, werkveld en alumni) bij de zorg voor de kwaliteit betrokken worden is (zijn) daarin aangegeven en nader uitgewerkt. Het panel is van oordeel dat de beschreven systematiek voor de kwaliteitszorg ten volle beantwoordt aan de in het Toetsingskader vermelde eisen. De condities voor continuïteit zijn aanwezig, zowel wat betreft de afstudeergarantie als waar het gaat om de investeringen en de financiële voorzieningen. De initiële kosten die gemoeid zijn met het realiseren van de opleiding worden afgedekt via een voorfinanciering uit het innovatiefonds van de HHS, terwijl verder eventuele aanloopverliezen uit de gewone middelen van de HS en de collegegelden van de studenteninstroom zullen worden bekostigd. Alles overziend adviseert het panel de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding Bachelor Climate & Environment van De Haagse Hogeschool.
Den Haag, 9 juli 2008 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding Hbo Ba. Climate & Environment van De Haagse Hogeschool,
drs. C. Horsman (voorzitter)
pagina 4
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
mr. dr. Th.L. Bellekom (secretaris)
2 Inleiding en verantwoording Bij brief van 20 december 2007 is door de voorzitter van het College van Bestuur van De Haagse Hogeschool - onder aanbieding van een informatiedossier2 - bij de NVAO een aanvraag ingediend voor een toets nieuwe opleiding (Tno) ten behoeve van de hbo bacheloropleiding Climate & Environment. Na te hebben vastgesteld dat het aanvraagdossier in voldoende mate geschikt was om inhoudelijk te worden beoordeeld, is van de kant van de NVAO een aanvang gemaakt met de Tno-procedure. Met het oog op een in dat verband uit te brengen advies over de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding is bij besluit van 6 mei 2008 door het bestuur van de NVAO een panel van deskundigen ingesteld. Voor de samenstelling van dat panel, alsmede een opgaaf van relevante kwalificaties van de afzonderlijke leden daarvan, zij verwezen naar Bijlage 1 bij dit advies.
2.1
Werkwijze panel Het panel heeft, na bestudering van het door de instelling samengestelde informatiedossier een voorbespreking gehouden, ter voorbereiding op een bij die instelling af te leggen locatiebezoek. Op dit vooroverleg, dat op 9 juni 2008 ten kantore van de NVAO in Den Haag plaatsvond, is een aantal uiteenlopende vragen en vraagpunten geformuleerd met de bedoeling om tijdens het locatiebezoek de verschillende facetten van het Toetsingskader bespreekbaar te maken. Voor een schriftelijke vragenronde, voorafgaand aan de dag van het geplande locatiebezoek (16 juni 2006) was er onvoldoende tijd. Niettemin wilde het panel de instelling op de dag van de site visit niet overvallen met vragen die van de kant van de instelling waarschijnlijk toch wat meer tijd aan voorbereiding, reflectie of naslagwerk vergden dan de ruimte die haar in de verschillende gespreksronden tijdens het locatiebezoek bemeten was. Het panel heeft daarom aan de instelling, ter voorbereiding op het locatiebezoek, nog in de loop van week 24 een lijst van vragen en vraagpunten doen toekomen, om de instelling een indruk te geven van het soort van vragen en kritiekpunten waarover het panel met haar van gedachten zou willen wisselen. Op de dag van de site visit bleek de instelling de antwoorden op de toegestuurde vragen toch ook al op schrift gereed te hebben. Ze werden de panelleden ter plekke ter hand gesteld. Het locatiebezoek aan de instelling heeft op 16 juni 2008 plaatsgevonden in de vestiging van de instelling aan het Westerdijkplein (nr. 75) te Den Haag. Tijdens dit bezoek heeft het panel zich in verschillende gespreksronden van nadere informatie voorzien, onder meer aan de hand van de tevoren toegestuurde vragen - en de daarop verkregen schriftelijke antwoorden - alsmede aan de hand van een aantal bijkomende vragen die het panel op het vooroverleg in Den Haag had aangemerkt als ‘mondeling te stellen’. Bijlage 2 bij dit advies geeft een overzicht van het programma van het locatiebezoek. Na afloop heeft het panel de bevindingen op basis van het materiaal en de uitkomsten van de verschillende gespreksronden onderling besproken en vertaald naar, aan het Toetsingskader gekoppelde, conclusies. Daarbij is eerst per facet afzonderlijk een beoordeling uitgesproken en is vervolgens per onderwerp een oordeel gegeven over de desbetreffende facetten in onderling verband, uitmondend in een voorlopig eindadvies. 2
pagina 5
Hierna ook wel aangeduid als ‘aanvraagdossier’.
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
De secretaris (tevens procescoördinator) van het panel heeft daarna een concept paneladvies opgesteld dat, na verwerking van de daarop binnengekomen commentaren van de panelleden, is geworden tot het definitieve advies zoals dat hier voorligt. Het paneladvies is geaccordeerd door alle panelleden en definitief vastgesteld door de voorzitter op 9 juli 2008.
2.2
Opbouw paneladvies Kern van het achterliggende advies vormt hoofdstuk 4, waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding toetst aan de hand van de zes onderwerpen en de negentien facetten die het Toetsingskader daarvoor aanreikt. De opbouw is daarbij zo dat het panel, per facet, onder het kopje Bevindingen eerst een samenvatting geeft van de door de aanvragende instelling aangeleverde informatie. Het gaat dan om een weergave van feiten en argumenten, voor zover vermelding daarvan naar het oordeel van het panel relevant is. Na de Bevindingen volgen de Overwegingen van het panel, waarbij hetgeen aan bevindingen is gereleveerd wordt beoordeeld en gewogen, uitmondend in een (per facet) afsluitende Conclusie. Ook per onderwerp geeft het panel steeds een samenvattend oordeel, daarbij summier concluderend tot voldoende als ook de facetten eenduidig voldoende zijn gewaardeerd. Aan het kernhoofdstuk gaat een hoofdstuk (3) vooraf, waarin de voorgedragen opleiding kort wordt beschreven. In een afsluitend hoofdstuk (5) wordt met behulp van een tabel een samenvattend overzicht van de door het panel uitgesproken oordelen gegeven. Een samenvatting van zijn bevindingen en overwegingen die hebben geleid tot het eindoordeel waartoe het panel is gekomen, is te vinden in hoofdstuk 1. Aan het advies is een aantal bijlagen toegevoegd, met informatie over de samenstelling van het panel, het programma van het locatiebezoek, een overzicht van geraadpleegde stukken en lijst van veel gebruikte afkortingen.
pagina 6
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Locatie(s) Variant Sector
3.2
Nederland De Haagse Hogeschool Climate & Environment (C & E) bachelor hbo Den Haag voltijds Techniek
Profiel instelling 3
De Haagse Hogeschool profileert zichzelf, blijkens haar website , als de toonaangevende hogeschool van de regio, die werkt vanuit het concept ‘nieuwsgierig maken en aanzetten tot denken’. Met die ‘Haagse aanpak’ zegt de instelling talent te kunnen ontdekken en ontwikkelen. Naar eigen zeggen biedt de instelling haar studenten een internationaal georiënteerde omgeving die prikkelt en uitdaagt, en waarbinnen studenten zich kunnen ontwikkelen tot denkende doeners. Een en ander gebeurt in een bonte verzameling van jonge en oude(re) mensen, van diverse culturele komaf en met verschillende intellectuele achtergronden. Voor het up to date houden van de opleidingen gaat de instelling - naar verluidt - continu samenwerkingsverbanden aan en zegt zij door permanente interactie met professionals in het veld voeling te houden met maatschappij en werkvloer. Die permanente interactie vindt, naar zeggen van de hogeschool, plaats doordat studenten, docenten en lectoren tijdens stages, afstudeeropdrachten, projecten en onderzoeken voortdurend kennis uitwisselen met onderwijsinstellingen, bedrijven en overheden in de regio, in Nederland en steeds vaker ook daarbuiten.
3.3
Profiel opleiding Achtergronden van de opleiding De ter erkenning voorgedragen hbo-bacheloropleiding Climate & Environment bedoelt in te spelen op internationale en nationale ontwikkelingen en afspraken in de sfeer van klimaatbeleid, gericht op geringere uitstoot van broeikasgassen (mitigatie) en op aanpassing aan klimaatsverandering (adaptatie). Genoemde ontwikkelingen en afspraken hebben de Academie voor Technology & Environment van de HHS doen besluiten onderzoek te doen naar de behoefte aan hbobachelors die de problematiek rond klimaatverandering integraal kunnen benaderen. Naast deskresearch heeft de opleiding een groot aantal bij dit onderwerp betrokken partijen gesproken. Enerzijds om de behoefte aan toekomstige hbo-bachelors op dit terrein te polsen, anderzijds om het profiel aan te scherpen.
3
pagina 7
Zie: http://www.hhs.nl → Over de hogeschool
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
De bachelor Climate & Environment beperkt zich tot de gebouwde omgeving. Uit gesprekken met het toekomstige werkveld bleek dat men op zoek is naar bachelors die op het gebied van klimaatsverandering integraal kunnen denken maar ook voldoende technische diepgang hebben om de verschillende rollen op het terrein van klimaatsverandering te kunnen vervullen. Invalshoeken die tot de kern van het curriculum behoren zijn hierbij technische kennis van bouw, civiele techniek en energie. Andere invalshoeken die niet tot de kern horen zijn landelijk gebied, recreatie, natuur, landbouw of gezondheid. Vertrekpunt voor de opleiding zijn een viertal thema’s, gebaseerd op het beleidsprogramma Nederlandse Overheid 2007-2011 die - zij het in wisselende mate - het arbeidsterrein van de bachelor Climate & Environment sturen, te weten: (i) klimaat en energie, (ii)duurzame producten en systemen, (iii) samenhangende en duurzame ruimtelijke ontwikkeling en (iv) leven met water. Beschrijving van de opleiding op hoofdlijnen/programmaopbouw en -inhoud De bachelor Climate & Environment is gericht op het leveren van een bijdrage aan het managen van de vraagstukken op het vlak van mitigatie en adaptatie voor zover deze in relatie staan tot de ‘geconstrueerde omgeving’ (gebouwde omgeving, wegen, en waterwerken). Afgestudeerden zijn, aldus de instelling, in staat om actuele ontwikkelingen binnen de uitoefening van het beroep te integreren en een actieve bijdrage te leveren aan de verdere professionalisering van dit beroep. In het competentieprofiel en curriculum van de opleiding is aandacht gegeven aan een viertal, specifiek ‘Haagse accenten’, te weten: (i) werkt samen over de grenzen van disciplines en beroepen, de hogeschool richting samenleving, afkomst, taal en cultuur en weet mensen samen te brengen; (ii) oefent het beroep uit in een internationa(a)l(e) en multiculture(e)le) context en perspectief; (iii) is zelfbewust en verantwoordelijk voor de ontwikkeling van zichzelf als professional, de ontwikkeling van het beroep en de organisatie en draagt bij aan de samenleving als geheel; en (iv) weet situaties te beoordelen, is besluitvaardig en handelt (pro-) actief en resultaatgericht. De opleiding baseert het eigen onderwijskundig perspectief op dat van de HHS en de eisen die het werkveld stelt, aldus nog steeds de instelling, die daar nog aan toe voegt dat het opleiden van studenten volgens de hierboven geformuleerde visie op het beroep om een dynamische opvatting over leren vraagt. De opbouw en globale inhoud van het programma zijn schematisch weergegeven in onderstaande tabel. De onderwijsperioden van de propedeuse (jaar 1) zijn tot op het niveau van leerdoelen uitgewerkt. Per onderwijsperiode zijn c.q. worden competenties; doelstellingen; (globale) inhoud, en toetsvorm vastgesteld. Voor de propedeuse is dit proces afgerond. Leerdoelen en toetsvormen voor de hoofdfase zijn in ontwikkeling. Zoals eerder gezegd is het programma opgebouwd vanuit een viertal centrale thema’s (klimaat en energie, duurzame producten en systemen, samenhangende en duurzame ruimtelijke ontwikkeling en leven met water) die in de opeenvolgende jaren concentrisch terugkeren. In jaar 1 gebeurt dat in vier blokken vanuit een meer domeininhoudelijke benadering, waar dat in jaar 2 gebeurt vanuit het perspectief van de verschillende
pagina 8
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
rollen/functies die een toekomstig bachelor C&E in het beroepenveld kan komen te vervullen. Ook in de jaren 3 en 4 vormen de vier centrale thema’s in beginsel het uitgangspunt voor een nadere invulling van het programma, maar met de nodige keuzevrijheid voor de studenten in verband met het door deze gewenste persoonlijk ontwikkelingsplan (POP).
JAAR 1
Periode 1 1: GEBOUWCONSTRUCTIES
Periode 2 2: ENERGIEHUISHOUDING
Periode 3 3: WATERHUISHOUDING
Periode 4 4: VERKEER EN VERVOER
JAAR 2
5: AANNEMERIJ
6: ADVISERING
7: PUBLIEK/PRIVAAT
8: OVERHEID
JAAR 3
9: MINOR
10: STAGE + LEERKRING
JAAR 4
12: MINOR
11: VERDIEPING/ UITSTROOOMRICHTING
14: AFSTUDEERSEMESTER
13: MINOR
Nieuwe opleiding voor Nederland De opleiding is nieuw voor Nederland Nieuwe opleiding voor de instelling De opleiding is nieuw voor de instelling Studieomvang De voltijdse opleiding Climate & Environment omvat 240 studiepunten (credits), verdeeld over vier studiejaren. De propedeuse telt 60 studiepunten, de hoofdfase in totaal 180. Elk studiejaar is verdeeld in vier perioden van 15 studiepunten.
pagina 9
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Voor een beschrijving van programma en de algemene doelstellingen van de opleiding wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. De doelstellingen, in termen van te behalen eindkwalificaties, worden in deze paragraaf besproken.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen Bij het formuleren van de eindkwalificaties voor de bacheloropleiding C&E is de instelling uitgegaan van de domeincompetenties in de profielbeschrijving Bachelor of Built Environment, zoals die in 2006 door een ruime vertegenwoordiging van het beroepenveld werd gevalideerd. Aan de hand van deskresearch en gesprekken met professionals uit het werkveld heeft de instelling de domeinspecifieke eisen van de opleiding nader uitgewerkt en meer toegespitst op de rol van de toekomstige bachelor Climate & Environment in het beroepenveld. De klimaatdoelstellingen vormen daarin het uitgangspunt van een geïntegreerde aanpak van ruimtelijke vraagstukken binnen de bestuurlijke context. De door de instelling geformuleerde eindkwalificaties laten zich onderscheiden in vijf zgn. domeincompetenties, verdeeld over de verschillende fasen van het ‘voortbrengingsproces’ te weten: (I) de programmafase, met eisen voor het ontwikkelen van een ontwerp; (II) de ontwerpfase, met eisen voor het maken en verantwoorden van een ontwerp; (III) de uitwerkfase, met eisen voor het specificeren van een ontwerp; (IV) de uitvoeringsfase, met eisen voor het sturen en bewaken van het uitvoeringsproces en (V) de gebruiksfase, met eisen ten aanzien van het implementeren van een beheersplan. De instelling werkt deze domeincompetenties nader uit in een aantal - per domein onderscheiden - ‘beroepscompetenties’, die zich blijkens de daaraan door de instelling 4 gegeven invulling ook laten aanmerken als ‘opleidingscompetenties’. In totaal gaat het om vijftien competenties die zich als volgt kort laten weergeven: [in staat om:] 1. op basis van de wensen en/of de behoefte van de opdrachtgever/klant een programma van eisen op te stellen voor een product/systeem/dienst dat/die voldoet aan de wensen van de opdrachtgever en realiseerbaar is; 2. de opdrachtgever/klant te adviseren; 3. kwalitatief en kwantitatief onderzoek te doen naar mogelijkheden en trends in de markt; 4
Tabel 3 op de pp. 7-10 van de eigenlijke aanvraag gelezen in samenhang met Bijlage 2 bij het aanvraagdossier. Waar in tabel 3
gesproken wordt van ‘Beroepscompetenties’ heten deze in Bijlage 2 ‘Opleidingscompetenties’.
pagina 10
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
4.
samen met anderen het in het programma van eisen aangegeven product/systeem/dienst op gestructureerde wijze op conceptniveau te ontwerpen; 5. een product/systeem/dienst uit te werken tot een geheel dat samengesteld kan worden uit beschikbare deelproducten/ontwerp waarbij gebruikgemaakt wordt van beschikbare deelproducten/kennis; 6. het productieproces te optimaliseren door op basis van een analyse verbeteringen aan te brengen of zonodig innovatie te starten; 7. in een multidisciplinaire groep vanuit zijn specifieke achtergrond een bijdrage te leveren aan de totstandkoming van een projectplan waarmee kan worden voldaan aan de vraag van de opdrachtgever; 8. verantwoording af te leggen aan alle betrokkenen; 9. op basis van een projectplan de voortgang te bewaken en zonodig bij te sturen; 10. aan te tonen aan de opdrachtgever/klant dat geleverde product/systeem/dienst voldoet aan de specificaties; 11. met opdrachtgever/klant een duurzame relatie te onderhouden die voor zijn organisatie profijtelijk is; 12. service te verlenen en onderhoud te doen; 13. leveranciers en klanten te beoordelen en kiezen; 14. tot het uitvoeren van eenvoudige leidinggevende en managementtaken; 15. op basis van een analyse van een technisch systeem verbeteringen voor te stellen. De beroeps-/opleidingscompetenties nrs.1 t/m 3 vormen tezamen de uitwerking van domeincompetentie I, de nrs. 4 t/m 6 van domeincompetentie II, de nrs. 7 en 8 van domeincompetentie III, de nrs. 2 en 9 t/m 15 van domeincompetentie IV, en tot slot vormen de nrs. 2 en 5 t/m 8 de uitwerking van domeincompetentie V. Daarnaast maken van de eindkwalificaties ook nog deel uit de zgn. ‘algemene hbocompetenties’ en de ‘competenties met betrekking het beroepsmatig handelen’. Als algemene hbo-competenties merkt de instelling in dit verband aan het vermogen van een beginnende bachelor C&E om: 1. vanuit een basishouding gericht op leven lang leren zelfstandig een leerdoel ( ten aanzien van persoonlijke ontwikkeling en het verwerven van beroepscompetenties ) en een leerstrategie te bepalen, uit te voeren en resultaat terug te koppelen naar het leerdoel (leren leren); 2. door reflectie op eigen gedrag, door het geven en ontvangen van terugkoppeling te formuleren wat zijn sterke/zwakke punten zijn, welke competenties hij heeft, welke rollen hij kan en wil spelen en in welke richting hij zich kan en wil ontwikkelen (reflectie); 3. op basis van zijn deskundigheid de communicatie met opdrachtgever/klant, ontwikkelaars, commerciële medewerkers en andere betrokkenen te onderhouden (communicatie). De ‘competenties met betrekking tot het beroepsmatig handelen’ zien op de vier fases van het beroepsmatig handelen die in beginsel bij elke taak worden doorlopen, t.w. de fases van (i) inzicht krijgen, (ii) ontwerpen, (iii) plannen en (iv) uitvoeren. Overwegingen Het panel heeft kunnen vaststellen dat de door de instelling geformuleerde eindkwalificaties aansluiten bij de eisen die door de beroepspraktijk worden gesteld voor beroepen op het domein van de klimaatbestendigheid en duurzaamheid in relatie tot de gebouwde omgeving. Het panel heeft er verder ook kennis van genomen dat het werkveld zich uitdrukkelijk een voorstander van een geheel nieuwe opleiding betoont, eerder dan van het creëren van een afstudeerrichting binnen een bestaande opleiding. In het laatste geval zou
pagina 11
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
namelijk toch altijd de perceptie van de oorspronkelijke opleiding het overheersende uitgangspunt blijven. Het beroepenveld heeft echter duidelijk behoefte aan een opleiding waarin de problematiek van de klimaatverandering centraal staat en waarin studenten vanaf de start leren die problematiek integraal aan te pakken vanuit een samenhangende perceptie van mitigatie van de uitstoot van broeikasgassen en aanpassing van de ruimtelijke inrichting aan het veranderende klimaat. Met de voorgedragen opleiding wordt in die behoefte voorzien. Het panel onderschrijft de eindkwalificaties die met de opleiding worden beoogd te bereiken. Het zag daar alleen nog graag één domeincompetentie aan toegevoegd. In de totale opleiding mist het panel namelijk aandacht en ruimte voor innovatief en levenscyclus denken, vanuit termen van duurzaamheid. In de tabellen passen deze wellicht in de gebruiksfase en de innovaties ontstaan waarschijnlijk vanzelf als van het geheel van de opleiding een cyclisch proces wordt gemaakt, met input van nieuwe ideeën of ideeën die voortkomen uit een evaluatie van zaken of studieopdrachten. Vanzelfsprekend moeten eerst de basisbeginselen zijn geborgd, maar aan innovatief en levenscyclus denken ware in het programma toch ook wel de nodige aandacht te besteden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende. 4.1.2
Bachelor (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen Met het formuleren van de eindkwalificaties, als weergegeven onder 4.1.1 (facet 1.1), meent de instelling tegelijk ook al op substantiële wijze invulling te hebben gegeven aan het hbo bachelor-niveau van de opleiding, zoals de Dublin descriptoren dat als maatstaf voor een bachelor formuleren. Maar daar laat de instelling het niet bij, voor elk van de componenten die de Dublin descriptoren behelzen beargumenteert zij waarom een opgeleide bachelor C& E de daarin begrepen (internationale) standaard haalt. Zij doet dat door per descriptor steeds een domeinspecifieke uitwerking te geven aan het met de opleiding te behalen niveau. Voor de component kennis en inzicht luidt die uitwerking als volgt: “Een afgestudeerde bachelor C& E heeft aantoonbare kennis van de producten en processen zoals die in de gebouwde omgeving worden gerealiseerd en functioneert op een niveau waarop - met ondersteuning van gespecialiseerde informatiebronnen/leveranciers - aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is. Een afgestudeerde bachelor kwalificeert zich met de opgedane kennis voor (i) het zelfstandig uitvoeren van taken van een beginnende beroepsbeoefenaar, (ii) het functioneren binnen een arbeidsorganisatie en voor (iii) verdere professionalisering van de eigen beroepsbeoefening c.q. het beroep.” Ten aanzien van de component toepassen van kennis en inzicht claimt de instelling dat een opgeleide onder meer tot het volgende capabel is: “Definieert zelfstandig een probleem bij een (complexe) praktijksituatie. Pakt de problemen uit het vakgebied stelselmatig aan op basis van relevante kennis en (theoretische) inzichten. Ontwikkelt en past zinvolle (nieuwe) oplossingsstrategieën toe en kan de effectiviteit hiervan beoordelen. Kan vraagstukken uit de beroepspraktijk analyseren, ook als het probleem op voorhand niet duidelijk is omschreven en standaardprocedures niet van toepassing zijn. [….] Is creatief, heeft zicht op (on)mogelijkheden en denkt vanuit de gebruiker(s) en werkt zowel sturend als
pagina 12
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
participerend in multidisciplinaire teams. En is in staat problemen op te lossen waarbij de invloed van de omgeving een rol speelt.” Voor de component oordeelsvorming komt de domeinspecifieke uitwerking van het niveau van een uitstromende bachelor volgens de instelling op het volgende neer: “Hij/zij is omgevingsbewust en in staat een oordeel te vormen over probleemstellingen waarbij sprake is van zowel maatschappelijke impact als invloed op de verschillende schaalniveaus binnen het domein. Stelt realistische doelen en pakt werkzaamheden planmatig aan, reflecteert op het (beroepsmatig) handelen op basis van het verzamelen en analyseren van relevante informatie. Heeft een professionele beroepshouding en betrekt daarin relevante ethische, normatieve en maatschappelijke aspecten.” Ten aanzien van de component communicatie gaat de instelling ervan uit dat een opgeleide: “in staat is te communiceren (in de breedste zin des woords) en samen te werken met anderen in een multiculturele, internationale en/of multidisciplinaire omgeving. Een opgeleide voldoet tevens aan de eisen die gelden voor het participeren in een arbeidsorganisatie. Hij/zij is in staat eenvoudige leidinggevende- en managementtaken uit te voeren.” Tot slot geeft de instelling aan de component leervaardigheden de volgende domeinspecifieke uitwerking van het te behalen niveau: “Een opgeleide kan kennis, inzichten en vaardigheden toepassen in uiteenlopende beroepssituaties. Is blijvend toegerust met vaardigheden voor het ontwikkelen van actuele kennis die aansluit op recente kennis, inzichten, concepten en onderzoeksresultaten, alsmede op de (internationale) ontwikkelingen in het beroepenveld. Op basis daarvan is een opgeleide in staat zich verder te professionaliseren in de beroepsuitoefening c.q. het beroep.” Overwegingen De instelling is er, naar het oordeel van het panel, op overtuigende wijze in geslaagd te onderbouwen dat de door haar geformuleerde eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de algemeen geaccepteerde internationale beschrijvingen van de kwalificaties van een (hbo-) bachelor. Er is door de instelling op inzichtelijke en zorgvuldig wijze invulling gegeven aan de kwalificaties waarover een afgestudeerde bachelor C& E beschikt. Uit de gegeven beschrijvingen valt op eenduidige wijze af te leiden dat op alle vijf de competentiedomeinen van de Dublin descriptoren opgeleiden de internationale standaard van een bachelor zullen behalen en deels zelfs overtreffen. De door de instelling gegeven beschrijvingen van te behalen kwalificaties worden gestaafd door de beschrijving van het programma, het niveau van de literatuur en dat van de toetsen en het concentrisch didactisch concept met betrekking tot de aan te leren competenties, zoals het panel die uit de aanvraag, de overgelegde blokboeken en de overige verstrekte informatie heeft kunnen opmaken. Het bachelor niveau staat met dat alles voor het panel buiten kijf. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Bachelor’ als voldoende.
4.1.3
pagina 13
Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor in hbo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties.
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
– Een hbo-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen, waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen Bij de beschrijving van het profiel van de opleiding en bij facet 1.1 kwam al ter sprake dat de opleiding geënt is op de domeincompetenties, zoals die voor een Bachelor of Built Environment zijn uitgewerkt en in 2006 door het beroepenveld zijn gevalideerd. In 2007 is aan de hand van een ruim aantal interviews met vertegenwoordigers van voor de opleiding relevante werkvelden, het profiel van de opleiding Climate & Environment ontwikkeld en verder aangescherpt. Vertegenwoordigers met wie gesproken is, gaven aan graag betrokken te blijven bij de verdere invulling van de opleiding. Zij zullen de komende periode dan ook klankbord zijn bij de verdere ontwikkeling van het curriculum. Bij het van start gaan van de opleiding zal bij wederzijdse instemming hun rol geformaliseerd worden tot beroepenveldcommissie. Overwegingen Het voorgedragen programma en daarmee beoogde eindkwalificaties zijn onmiskenbaar in samenspraak met het beroepenveld opgesteld en ontwikkeld. Een en ander is mede gebeurd aan de hand van een door de Hoger onderwijsgroep Bouw & Ruimte opgesteld beroepsprofiel van een bachelor voor het domein Built Environment (BBE, van 2006). Met verschillende partners uit het werkveld zijn verder bilaterale gesprekken gevoerd; en beschikt de instelling over een aantal aanbevelingsbrieven van belangrijke spelers op het terrein van de gebouwde omgeving - waarbij steun wordt betuigd voor het door de HHS genomen initiatief om te komen een bacheloropleiding C&E - zoals Bouwend Nederland, het ministerie van VROM, het bouwconsortium BAM en het internationaal adviesbureau Ecofys. Op het tweede vraagpunt dat onder het onderhavige facet ter sprake wordt gebracht namelijk of een opgeleide bachelor de kwalificaties heeft voor het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of een samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo opleiding vereist of dienstig is - geeft de instelling op het punt waar dat in de aanvraag verwacht mocht worden (paragraaf 1.3 op p. 12) geen expliciet antwoord. Uit andere passages van het aanvraagdossier valt niettemin op te maken dat de instelling daar impliciet wel een bevestigend antwoord op geeft. De instelling onderscheidt namelijk bij de beschrijving van het door de opleiding bestreken domein een veertiental beroepsrollen die zij in een matrix van thema’s en werkvelden (pp. 7-10 van het aanvraagdossier) relateert aan organisaties en bedrijven waarbinnen die rollen worden vervuld; onderscheiden naar de vijf (hoofd)activiteiten die in het domein worden verricht. Uit het overzicht dat de instelling aldus presenteert valt eenduidig op te maken dat de opleiding gericht is op een samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo opleiding - gegeven het vereiste instapniveau van de beginnend beroepsbeoefenaar - onmiskenbaar wenselijk en nodig is. Gaat men uit van de twee uitstroomrichtingen die de opleiding telt (C&E - Energie en C&EWater) is het wellicht juister te spreken van twee samenhangende spectra van beroepen; aan het gegeven van de wenselijkheid en de noodzakelijkheid van een hbo-georiënteerde opleiding voor de met die spectra bestreken beroepen doet dat niet af. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
pagina 14
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
4.1.4
4.2
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding De facetten ‘domeinspecifieke eisen’, ‘bachelor’ en ‘oriëntatie hbo’ heeft het panel als voldoende beoordeeld. Daarmee krijgt het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ als geheel een positieve beoordeling.
Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3.
4.2.1
Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding. – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. – Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen Over dit facet valt in het aanvraagdossier onder meer het volgende te lezen: “Studenten verdiepen zich in recente, wetenschappelijke literatuur met betrekking tot het aandachtsgebied van de opleiding. Het betreft een breed terrein dat in ontwikkeling is. In de eerste jaren zullen de studenten zich breed oriënteren, in het vervolg van de studie vindt verdere specialisatie plaats. Binnen De Haagse Hogeschool zijn verschillende mogelijkheden aanwezig voor verdieping en verbreding van de opleiding. Daar waar deze specialisatie niet in huis is, wordt in samenspraak met de studieloopbaanbegeleider en betrokken docent(en) de student met externe experts in contact gebracht. Met het verstrekken van uitdagende opdrachten met een toenemend niveau van complexiteit, wil de opleiding de ontwikkeling van studenten stimuleren tot een beroepsbeoefenaar die hoogwaardige kennis uit verschillende disciplines in de uitvoering van het beroep integreert. Bij dit alles wordt van studenten een toenemende mate van studiezelfstandigheid verwacht. Binnen de conceptuele en competentiegerichte leerlijnen wordt de gelegenheid geboden om de opgedane inzichten uit te wisselen en te toetsen, zowel tussen studenten onderling als met de docent. Naast frequente bedrijfsbezoeken maken studenten zowel in het derde als het vierde jaar in de vorm van stage kennis met de beroepspraktijk. Studenten reflecteren tijdens de stage niet alleen in verslagen op de praktijk maar ook in leerkringen. Deze laatste bieden de student de mogelijkheid zijn inzicht in het werkveld te verbreden (middels ervaringen van andere studenten) en te verdiepen (middels het gezamenlijk verder uitdiepen van gesignaleerde problematiek).” Overwegingen De kennisontwikkeling door studenten vindt inderdaad plaats aan de hand van relevante vakliteratuur, zo heeft het panel kunnen vaststellen aan de hand van de door de instelling ter gelegenheid van het locatiebezoek ter inzage gelegde blokboeken van het eerste studiejaar. Ook wordt gebruik gemaakt van aan de beroepspraktijk ontleend
pagina 15
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
studiemateriaal, in de vorm casuïstiek en projectopdrachten. Over de gebruikte vakliteratuur is het panel tevreden. De thema’s zoals die in de blokboeken voor het eerste jaar nader zijn uitgewerkt behelzen actuele problemen en ontwikkelingen van het vakgebied en getuigen tevens van praktijkgerichtheid. De basale thema’s van het programma zijn ontleend aan het ‘lenteplan’ 5 van het kabinet-Balkenende en worden geconcretiseerd aan de hand van opdrachten die door bedrijven of overheidsinstanties uit de dagelijkse praktijk worden aangeleverd. Het programma voorziet verder in twee praktijkstages in het 3e en het 4e jaar en de inzet van veel gastdocenten uit het relevante beroepenveld. Verder stelt het panel in dit verband nog vast dat de competentieleerlijn nauwkeurig wordt beschreven (zowel in de aanvraag als de blokboeken) en uitdrukkelijk gekoppeld wordt aan de uiteenlopende beroepsrollen die een opgeleide wordt geacht te kunnen vervullen in het beroepenveld. Het panel zou de instelling nog wel willen adviseren de internationale focus van de opleiding expliciet gestalte en invulling te geven. In de invulling die nu aan het programma is gegeven ontbreekt die dimensie nagenoeg geheel. Als van docenten in vaste dienst een internationale oriëntatie wordt verlangd (zie facet 3.3), is het niet meer dan logisch dat die dimensie ook in het onderwijsprogramma tot uitdrukking komt. Quod non. Het panel vindt dat de invulling die door de instelling in het aanvraagdossier is gegeven aan met name het derde en vierde jaar eigenlijk te summier. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel zich aan de hand van het zgn. ‘opleidingsplan’, de blokboeken voor het eerste jaar en de mondelinge toelichting van de programmaverantwoordelijken voor de jaren daarop volgende wel een helder beeld weten te vormen van de invulling die aan het programma na het eerste jaar gegeven gaat worden, maar dat had de instelling naar het idee van het panel eigenlijk al in het aanvraagdossier behoren te doen. Voor het panel is die invulling nu wel duidelijk, maar voor een willekeurige buitenstaander zal dat op basis van het onderhavige advies niet zonder meer duidelijk zijn. In de verdere presentatie van de voorgedragen opleiding doet de instelling er dan ook goed aan de jaren, volgende op de propedeuse, meer concreet inhoudelijke invulling te geven. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ vooralsnog als voldoende.
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Met betrekking tot het onderhavige facet meldt het aanvraagdossier o.a. de volgende relevante gegevens: “Het programma is gebaseerd op het competentieprofiel en vormgegeven aan de hand van de visie op beroep en leren en de daaruit voortvloeiende uitgangspunten. Het curriculum is opgebouwd rond de beroepsrollen die een bachelor C&E in de praktijk mogelijk zal gaan vervullen en georganiseerd in onderwijsperioden (van 10 weken) waarin steeds een aantal (deel)competenties centraal staat. Het programma is zodanig opgebouwd dat de gevraagde 5
pagina 16
Bedoeld is het Beleidsprogramma 2007-2011 van 14 juni 2007
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
beroepsspecifieke en algemene (bachelor) competenties meerdere malen aan de orde komen op een steeds complexer wordend niveau. In de buitenschoolse componenten van de opleiding worden de competenties geïntegreerd toegepast, zodat een hoog niveau van complexiteit wordt bereikt. De opleiding maakt voor de (didactische) ordening gebruik van drie ‘leerlijnen’, te weten: de competentiegerichte leerlijn, de conceptuele leerlijn en de studieloopbaan leerlijn. In de competentiegerichte leerlijn wordt onderwijs aangeboden waarbij kennis, vaardigheden en houding in praktische leeropdrachten moeten worden geïntegreerd. De praktische leeropdrachten worden in een vakoverschrijdende beroepscontext geplaatst. De toetsing vindt plaats op basis van productindicatoren en gedragsindicatoren uit het bijbehorende competentieprofiel. In de conceptuele leerlijn worden kennis en vaardigheden die voorwaardelijk zijn voor de praktische leeropdrachten uit de competentiegerichte leerlijn getoetst. Het betreft reproduceerbare kennis en vaardigheden. De leeropdrachten kunnen worden geplaatst in een vakgerichte context. De toetsing vindt plaats op basis van kennis- en vaardighedenbeschrijvingen van de K&V lijst. In de loop van de studie zal de student steeds meer sturing kunnen geven aan het verkrijgen van kennis en vaardigheden. Deze leerlijn loopt halverwege de studie af. De student zal dan het verwerven van reproduceerbare kennis en vaardigheden in samenspraak met vakdocent en studieloopbaanbegeleider zelf sturen. De keuzes zullen geleid worden door (het niveau) van competenties die de student wil beheersen. In de studieloopbaan leerlijn leert de student zijn eigen studie en loopbaanambities sturen. De student kiest een studie en beroep die bij hem passen en stippelt een leerroute uit op zijn studie- en beroepsperspectief. De studieloopbaan leerlijn is sterk verweven met de conceptuele en competentiegerichte leerlijn en gekoppeld aan de opleidingscompetenties. In het verloop van de opleiding is er sprake van afnemende externe sturing en toenemende zelfstandigheid van de student. De conceptuele leerlijn zorgt in eerste instantie voor een sterke externe sturing; deze leerlijn wordt alleen in de eerste twee jaar van de opleiding aangeboden. De competentiegerichte leerlijn zorgt voor een meer geïntegreerde, praktijkgerichte wijze van kennisverwerving en veronderstelt een grotere zelfstandigheid. De sturing door de opleiding binnen deze leerlijn neemt in het verloop van de eerste twee jaar af. In het tweede deel van de opleiding wordt aan de inhoud van deze leerlijn geen sturing meer gegeven maar krijgt de student d.m.v. coaching de mogelijkheid tot zelfregie. De vaststelling of en in welke mate de afzonderlijke deelcompetenties daadwerkelijk zijn verworven vindt plaats volgens de bij de verschillende leerlijnen aansluitende toetsvormen. In de competentieleerlijn is sprake van het toetsen van alle aspecten van de competenties (kennis, houding en vaardigheden). De andere leerlijnen en de toetsing daarvan spelen hierbij een ondersteunende rol omdat in dat geval deelaspecten van de competenties aan de orde komen (d.i. specifieke kennis- of vaardigheidselementen). Voor het toetsen binnen de conceptuele leerlijn wordt gebruik gemaakt van combinaties van gesloten en open vragen, deze toetsen kunnen zowel formatief als summatief zijn. De toetsen binnen de competentiegerichte leerlijn hebben de vorm van een assessment. De beoordeling van de buitenschoolse curriculumonderdelen vindt plaats door de opleiding en de praktijkbegeleider. Hierbij heeft de opleiding de eindverantwoordelijkheid. In het kader van de studieloopbaanbegeleiding worden bewijsstukken en reflectieverslagen vanuit de verschillende onderwijsonderdelen door de student in diens portfolio bijeengebracht als ‘bewijsmateriaal’ voor de ontwikkeling van algemene hbo- en beroepscompetenties.”
pagina 17
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
Overwegingen Het programma kent een didactisch concept dat overeenstemt met de visie van de instelling op ‘leren’. Gekozen is voor een concentrische opbouw van competenties, waarbij de begeleiding van de kant van de docenten geleidelijk aan vermindert, onder gelijktijdige toename van studiezelfstandigheid van de student. De werk- en toetsvormen waarvoor in het programma is gekozen sluiten naadloos aan bij dit door de instelling gekozen didactisch concept. Het programma is competentiegericht en kent drie leerlijnen. Per blok staat beschreven aan welke competenties wordt gewerkt. De eindkwalificaties zijn vertaald in leerdoelen, die per blok weer concreet zijn uitgewerkt. De te bereiken eindkwalificaties zijn, naar het oordeel van het panel, aantoonbaar vertaald in leerdoelen van het beoogde programma. Momenteel is voor het panel nog onvoldoende duidelijk op welke wijze aan het eind van het 4e jaar wordt getoetst of de studenten alle competenties in samenhang hebben verworven. In dit verband steunt het panel het idee om het werkveld als gecommitteerden in te schakelen bij de (eind) beoordeling.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen Volgens de instelling vertoont het programma zowel horizontale als verticale samenhang. Zij beargumenteert dat als volgt. [Horizontale samenhang] “De koppeling tussen de verschillende leerlijnen in elke onderwijsperiode borgt de inhoudelijke samenhang van het curriculum. Deze samenhang wordt nog versterkt door de thematische opbouw die concentrisch is ontworpen: alle beroepscompetenties komen meerdere malen aan bod, in steeds complexere situaties. Binnen de conceptuele leerlijn wordt waar mogelijk (bij probleemstellingen en illustraties) aangesloten bij de thema’s. Dit betekent voor de onderwijsuitvoering in de conceptuele leerlijn dat de docenten de blokthema’s goed kennen. De kennis die wordt opgedaan binnen de conceptuele leerlijn vindt daar waar relevant direct toepassing in de conceptuele leerlijn. Dit is echter geen doel op zich, conceptuele vakken zoals wiskunde en natuurkunde worden aangeboden en getoetst met het doel voldoende basiskennis aan te reiken voor de beginnende beroepsbeoefenaar. De studieloopbaanbegeleiding legt het verband tussen conceptuele en competentiegerichte leerlijn en de afspraken die met de student in de vorm van POP worden gemaakt.” [Verticale samenhang] “De onderlinge samenhang (inhoud, vorm) tussen de verschillende modulen is duidelijk in het curriculum aanwezig en komt in grote lijnen op de volgende wijzen tot uitdrukking:
pagina 18
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
-
-
-
alle competenties komen meerdere keren aan bod, op een steeds complexer niveau; Voor het curriculum betekent dit dat in de propedeuse begonnen wordt met oriënterende thema’s die in het tweede jaar overgaan in beroepen en werkvelden. De thema’s blijven in het tweede jaar in principe gelijk maar de context en het uitgangspunt van waaruit de thema’s worden benaderd verandert; de opleiding kent een concentrische opbouw. In de eerste fase van de opleiding wordt met betrekking tot het ontwikkelen van de competenties een steeds complexer niveau aangeboden. In de tweede helft van de opleiding bouwt de student deze competenties verder uit. De student neemt ervaringen uit eerdere buitenschoolse curriculumonderdelen zoals excursies, externe cursussen en stage mee als uitgangspunt voor de voorbereiding van het volgende (buitenschoolse) curriculumonderdeel zoals minors, verdieping uitstroomrichting, internationaal project en afstuderen; de studieloopbaanbegeleiding is door de gehele opleiding heen geweven. Reflectie op ervaringen in de ene onderwijsperiode worden gebruikt om activiteiten van een volgende onderwijsperiode voor te bereiden en het persoonlijk ontwikkelingsplan te actualiseren.“
Overwegingen Het panel meent dat de instelling er op overtuigende wijze in is geslaagd om aan te geven en te onderbouwen dat het programma zowel in horizontale als verticale zin samenhang vertoont. Aan de door de instelling gegeven onderbouwing op dit punt heeft het panel niets toe te voegen of af te doen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Bevindingen Volgens opgave van de instelling omvat de voorgedragen opleiding 240 studiepunten (ECTS), verdeeld over vier studiejaren. De propedeuse telt 60 studiepunten, de hoofdfase in totaal 180. Elk studiejaar is verdeeld in vier perioden van 15 studiepunten. Op deze wijze wordt een gelijkmatige spreiding van de studielast gerealiseerd, aldus de instelling. In het kwaliteitssysteem is voorzien in een evaluatie van geplande studielast in relatie tot door studenten ervaren studielast. De studieloopbaanbegeleider ondersteunt de student bij het plannen van diens studie. Gezamenlijk bewaken zij de studievoortgang. De verdeling van studiepunten over het programma en de keuzeruimte daarbinnen ziet er schematisch als volgt uit:
pagina 19
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
Studiefase
Studiepunten
PROPEDEUSE -060 ECTS
REGULIER - 60 ECTS00
HOOFDFASE - 180 ECTS
MAJOR - 135 ECTS* MINOR -
*
45 ECTS
Waarvan 60 ECTS stage en afstuderen met stage
Overwegingen Het panel heeft geen reden om aan te nemen dat er factoren zijn die in significante zin belemmerend zouden kunnen werken op voortgang van de studie. De door de instelling in het aanvraagdossier opgevoerde factoren als de gelijkmatige spreiding van de studielast, de voorziene (en met regelmaat te houden) evaluatie van de reële studielast in relatie tot de geplande studielast en de voorziene studieloopbaanbegeleiding duiden eerder op het tegendeel. Van de zijde van programmaverantwoordelijken en docenten werd tijdens het locatiebezoek nog benadrukt dat alles in het werk wordt gesteld om mogelijke studiebelemmerende factoren weg te nemen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-bachelor: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen De Academie voor Technology en Environment streeft naar een instroom in de opleiding Climate & Environment van 60 studenten in 2008, oplopend naar 80 studenten in 2009 en 100 studenten in 2010. Aankomende studenten hebben een HAVO of VWO achtergrond of zijn afkomstig uit het middelbaar beroepsonderwijs. Indien een student instroomt met eerder verworven competenties (EVC’s), kan een aangepast studieprogramma worden geboden. Gegeven de multiculturele samenstelling van de bevolking in de Haagse regio en de Randstad wil de opleiding Climate en Environment tenminste een proportioneel aantal studenten van allochtone afkomst opleiden. Een en ander sluit aan bij het geformuleerde beleid van De Haagse Hogeschool. Bij de werving wordt gebruik gemaakt van de expertise die elders in de hogeschool is opgedaan alsmede van reeds bestaande contacten van De Haagse Hogeschool. Overwegingen Het panel heeft er kennis van genomen dat de instelling er rekening mee houdt dat het vooropgezette aantal instromers de eerste jaren niet zal worden behaald. Op de langere termijn verwacht het panel dat dit echter wel geval zal zijn. De gestelde instroomkwalificaties sluiten naar het oordeel van het panel aan bij het niveau en de oriëntatie van de opleiding.
pagina 20
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-bachelor met in de regel 240 studiepunten. Bevindingen De totale omvang van het vierjarige hbo bachelorprogramma Climate & Environment bedraagt 240 ECTS Overwegingen Het voorgestelde programma voldoet met de berekende studiebelasting van 240 ECTS aan de minimumeis die door de WHW, qua duur, aan een bacheloropleiding wordt gesteld. Het panel heeft geen reden om aan te nemen dat de opleiding in significante zin meer of minder belasting zou behelzen dan de 240 ECTS die de aanvragende instelling als belasting aangeeft. Het panel acht die opgave realistisch, gelet ook op de door de instelling - in de zgn. blokboeken - verstrekte exacte gegevens omtrent contacturen, uren voor zelfstudie en uren benodigd voor assessments en toetsing voor het eerste jaar. Voor de drie opvolgende studiejaren verwacht het panel een even exacte berekening van de studielast. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
4.3 4.3.1
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma De facetten ‘eisen hbo’, ‘relatie tussen doelstellingen en programma’, ‘samenhang programma’, ‘instroom’, en ‘duur’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 2 ‘Programma’ als geheel een positieve beoordeling.
Inzet personeel Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen De beoogde docenten voor de nieuwe opleiding zijn medewerkers die reeds werkzaam zijn bij een drietal academies van de HHS (Technology & Environment; Engineering en Bestuur, Recht en Veiligheid). Zij beschikken, naar verluidt, over relevante deskundigheid op de verschillende onderwerpen waarop het aandachtsgebied Climate & Environment betrekking heeft. Voor de meer specialistische onderdelen van het curriculum wordt een beroep gedaan op de inbreng van diverse deskundigen uit de beroepspraktijk (aannemerij, adviesbureaus, industrie en overheid) in de vorm van gastdocentschap.
pagina 21
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
Medewerkers van de opleiding Climate & Environment zijn inzetbaar in alle onderscheiden docentrollen (t.w. Inhoudsdeskundige, proces- en studieloopbaan begeleider, onderwijsontwikkelaar en beoordelaar) en beschikken over een professioneel netwerk van contacten met instellingen en organisaties in het werkveld. Hierdoor zijn zij, aldus de instelling, in staat om een verbinding te leggen tussen opleiding en beroepspraktijk. Gezien de snelle ontwikkelingen binnen het aandachtsgebied Climate & Environment zal in het personeelsplan fors ingezet worden op bijscholing van het docententeam en docentstages in de beroepspraktijk, zo wordt gesteld. Verder hebben de docenten van de opleiding, naar verluidt, een groot netwerk dat onder meer zal worden ingezet voor het ontwikkelen c.q. het up-to-date houden van het onderwijs en de eigen professionalisering. Met het oog op de curriculumontwikkeling wordt in de komende periode met medewerkers besproken wat dienaangaande de bijzondere inbreng van hun relaties kan zijn, bijvoorbeeld in de hoedanigheid van expert/inhoudsdeskundige. Overwegingen Uit de CV’s van de beoogde docenten voor de opleiding heeft het panel inderdaad kunnen opmaken dat de meeste docenten beschikken over een brede ervaring in de beroepspraktijk, in sectoren die relevant zijn voor het voorgedragen programma. Gebleken is ook - mede op basis van de tijdens het locatiebezoek gevoerde gesprekken met onder meer de beoogde docenten - dat de in te zetten docenten beschikken over uitgebreide contacten met het beroepenveld. Beide omstandigheden maken naar het oordeel van het panel dat inderdaad gezegd kan worden dat het onderwijs voor een aanzienlijk deel verzorgd zal worden door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Voor programmaonderdelen die specialistische expertise vereisen zal de instelling een beroep doen op deskundigen uit het beroepenveld, bij wijze van gastdocentschap. Ook langs die weg is de relatie tussen onderwijs en beroepspraktijk verzekerd. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren. Bevindingen De voorbereiding van de opleiding (inhoud, organisatie, beheer) wordt aangestuurd door de directeur van de Academie Technology & Environment (T&E). Tijdens de voorbereidingsfase bestaat de ontwikkelgroep uit vier medewerkers van de HHS, tezamen 1 fte beslaand. De ontwikkeling (voorbereiding) en uitvoering van de afzonderlijke onderwijseenheden ligt bij docenten van de opleiding. Met betrekking tot bepaalde expertisegebieden wordt, zoals gezegd (zie onder facet 3.1) gebruik gemaakt van specialismen uit de beroepspraktijk. Een en ander leidt tot een kwantitatieve personeelsinzet zoals weergegeven in de navolgende tabel.
pagina 22
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
Categorie Studentenaantal (Raming)
2007
2008 60
2009 128
2010 186
OP HHS EN EXTERN* ONTWIKKELING WERVING EN PR SECRETARIAAT Totaal Fte
2,5 1 25.000 0,3 3,8
5,5 1 PM 0,4 6,9
7,5 1 PM 0,4 8,9
1
1,0
* OP = Onderwijzend Personeel, de coördinatie zit binnen de OP formatie
Als basis voor de berekening van de personele kosten is uitgegaan van een docent/studentratio van 1 fte op 25. In de startfase schat de instelling dat een lagere ratio nodig zal zijn om alle lessen te kunnen verzorgen. Na drie jaar denkt de instelling met de ratio van 1:25 voldoende uit de voeten te kunnen. Overwegingen De ratio van 1:25 is binnen de HHS een algemeen geaccepteerde en toegepaste rekennorm voor de opleidingen, die zij binnen haar assortiment aanbiedt. Vanwege de opbouw en uitbouw van de opleiding zal in de startfase (2008-2010) waarschijnlijk een grotere formatieruimte dan1 fte nodig blijken. Daarvoor is binnen het innovatiefonds van de HHS voldoende ruimte. Uit de verantwoording die door de instelling is gegeven van de aantallen door het personeel te verzorgen contacturen (aan cursorisch onderwijs, coaching, studieloopbaanbegeleiding, toetsing en assessments) - blijkende uit de blokboeken voor de vier periodes waaruit het eerste jaar van de opleiding bestaat - heeft het panel inderdaad kunnen opmaken dat een ratio van 1fte op 25 studenten toereikend zal blijken te zijn om het programma te kunnen draaien; uitgaande van een gemiddelde instroom van 100 studenten op jaarbasis in de stabiele fase. Overigens merkt het panel in dit verband nog op dat de ratio van 1:25 een gemiddelde is over de vier studiejaren die het programma telt. Voor het eerste studiejaar kan dit tot effect hebben dat de feitelijke ratio gunstiger uitpakt, omdat de intensiteit van begeleiding in het programma geleidelijk aan afneemt. Dat ligt immers besloten in het didactisch concept van de concentrische opbouw van competenties, waarbij studenten allengs zelfstandiger worden geacht te werken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen Naar zeggen van de instelling is borging van de kwaliteit van het in te zetten personeel verankerd in het personeelsbeleid van de HHS en de daarbinnen gehanteerde
pagina 23
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
instrumenten voor beoordeling. Deskundigheidsbevordering wordt gezien als een natuurlijk onderdeel van het beroep, waarvoor binnen het dagelijks functioneren voldoende ruimte en middelen beschikbaar zijn, aldus de instelling. De docenten van de opleiding Climate & Environment zijn allen in voldoende mate gekwalificeerd en voldoen in beginsel aan de eisen die de HHS gebruikelijk is te stellen aan haar vaste docenten, te weten: [betrokkene beschikt aantoonbaar over:] (i) voor de opleiding relevante competenties, bij voorkeur op masterniveau, (ii) relevante, bij voorkeur recente praktijkervaring, (iii) ervaring en/of affiniteit met competentiegericht onderwijs en (iv) een internationale oriëntatie. In het door de academie ingevoerde competentiemanagement komen individuele vorderingen in een jaarlijks te voeren competentiegericht functioneringsgesprek aan de orde, waarna een persoonlijk ontwikkelingsplan wordt opgesteld. Mede op basis van deze ontwikkelingsplannen stelt de academie jaarlijks een scholingsplan op en worden met individuele medewerkers afspraken over de ontwikkeling van hun competenties gemaakt. In 2007 en 2008 zal scholing langs een viertal hoofdlijnen lopen: (1) organisatie (implementatie van Osiris), (2) cultuur, (3) docentrol: veel aandacht zal worden besteed aan de coachende rol van de docent, maar ook aan de boordelende rol (i.h.b. aan het element ‘assessment’) en (4) expertise in het vakgebied Overwegingen Het panel is positief over de kwalificaties die de HHS van haar docenten in vaste dienst verlangt. Naar het panel heeft kunnen vaststellen voldoen de beoogde docenten daaraan in toereikende mate. Het in te zetten personeel is sterk praktijkgeoriënteerd, inhoudelijk ter zake kundig en beschikt - afgaande op het door de academie sinds enige jaren ingevoerde competentiemanagement en de ervaringsjaren waarop de meeste docenten (bij de HHS) kunnen bogen - over adequate didactische vaardigheden. Organisatorisch-technisch is de (penvoerende) academie (T&E) voldoende toegerust om de nieuwe opleiding de baas te kunnen. Verwacht mag worden dat het nieuwe studievolg- en registratiesysteem Osiris zal bijdragen aan de organisatorische realisatie van de voorgedragen opleiding. Naast de kwaliteit van de docenten in vaste dienst is het panel, alsook het werkveld, zeer te spreken over de ruime inzet van gastdocenten die de opleiding voor het programma voorziet. Gezien de snelle ontwikkeling van het vakgebied is een ruime inzet van gastdocenten zeker ook gewenst en nodig. Het panel wijst er verder in waarderende zin nog op dat een belangrijke scholingsimpuls kan uitgaan van de terugkoppeling van ervaringen van studenten naar aanleiding van de stages, zoals de academie die van plan is te gaan doorvoeren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende. 4.3.4
pagina 24
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel De facetten ‘eisen hbo’, ‘kwantiteit personeel’ en ‘kwaliteit personeel’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 3 ‘Inzet van personeel’ als geheel een positieve beoordeling.
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
4.4 4.4.1
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen Volgens opgaaf van de instelling zijn de voor de uitvoering van het onderwijs noodzakelijke voorzieningen zoals geschikte lokalen en werkgroepruimten en een bibliotheek beschikbaar. De moderne lokalen voldoen aan de eisen die aan het onderwijs worden gesteld. Voor de ondersteuning van het onderwijs zijn voldoende audiovisuele media en Pc’s aanwezig, aldus de instelling. Op de computernetwerken van de Academie T&E kunnen studenten vrij gebruik maken van diverse soorten software waaronder simulatiepakketten en CADprogrammatuur. De technische opleidingen van de hogeschool beschikken over de zogenaamde ‘Envisioneeringsruimte’, welke beschikt over moderne multimedia-apparatuur. De academie maakt gebruik van practicaruimten en een werkplaats. In de hogeschoolbibliotheek kunnen studenten gebruik maken van online informatie met behulp van wetenschappelijke zoeksystemen zoals HBO Kennisbank, Picarta of de Nationale Pakketten Duurzaam Bouwen. De aanwezige collectie met betrekking tot milieu en klimaatbeheersing wordt verder uitgebouwd. De opleidingen van de Academie maken eveneens gebruik van een Documentatiecentrum. In dit centrum is vooral fabrikant- en leveranciersgerichte documentatie aanwezig maar ook documentatie over bijvoorbeeld duurzame bouwproducten en milieu. Studenten kunnen vanaf het huisadres inloggen op de studentenportal (studentennet) met onder meer toegang tot het studievolg- en registratiesysteem. De voorzieningen zijn vastgelegd in het beleidsplan behorende bij de begroting van de academie (investeringen, verbruiksplan) dat jaarlijks wordt geactualiseerd. Overwegingen Voorzover het panel ter plekke heeft kunnen waarnemen zijn er voldoende en moderne onderwijsruimten en faciliteiten beschikbaar om de opleiding te kunnen aanbieden. De leerondersteunende voorzieningen, waaronder de bibliotheek, de audiovisuele middelen, de digitale leeromgeving (Blackboard) en de verschillende labs zijn van goede kwaliteit. De voor de opleiding benodigde CAD programmatuur en simulatiepakketten zijn aanwezig en voor een ruim aantal gebruikers toegankelijk en operationeel. Het laboratorium voor energietechniek, waarvan studenten in de voorgedragen opleiding veelvuldig gebruik zullen maken heeft het panel niet kunnen bekijken, omdat dit in een andere vestigingsplaats van de HHS (nl. aan de Lange Kleiweg in Rijswijk) is gehuisvest dan waar het locatiebezoek aan de instelling plaatsvond (t.w. in de hoofdvestiging in Den Haag, aan het Johanna Westerdijkplein). Wel heeft het panel zich middels een mondelinge presentatie, aan de hand van sheets en dia’s, een voorstelling kunnen maken van de mogelijkheden die het laboratorium voor energietechniek te bieden heeft voor de voorgedragen opleiding. Het is voor het panel duidelijk geworden dat de laboratoriumruimte vooral gebruikt zal worden voor het huisvesten van een tiental zgn. practicumopstellingen voor het doen van uiteenlopende metingen en het uitvoeren van analyses. Daarnaast biedt het laboratorium ruimte voor projectonderwijs met bijbehorende testopstellingen. Het panel is van oordeel dat het laboratorium - naast en bovenop de andere ruimten die beschikbaar zijn voor het doen van practica- in voldoende mate zal voorzien in de
pagina 25
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
domeinspecifieke (de energiehuishouding betreffende) meet- en testbehoeften die de voorgedragen opleiding met zich brengt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen Over studie(loopbaan)begeleiding en informatievoorziening bevat het aanvraagdossier onder meer de volgende relevante tekstpassages: “De studieloopbaanbegeleiding (SLB) van de opleiding volgt de uitgangspunten van de Haagse Bachelor en stelt zich als zodanig ten doel het bevorderen van een verantwoorde keuze van studie, beroep en loopbaan; de zelfregie van studenten over hun studie, en een optimale ontwikkeling van hun talenten en (beroeps)competenties.[….] Instrumenten die de studieloopbaan begeleider hanteert zijn portfolio, POP en reflectieverslag. Op het niveau van de academie vinden regelmatig scholingsbijeenkomsten plaats voor de bij de SLB betrokken docenten. Deze zijn ook opgenomen in het scholingsplan. In de studiegids van de opleiding is volgens een format de belangrijkste informatie van de hogeschool, de academie en de opleiding met betrekking tot voorzieningen, procedures, programma, en toetsen opgenomen. Eventuele aanvullingen zijn continu digitaal beschikbaar via de studentenportal van de hogeschool. De kwaliteit van de studiegids wordt als instrument van informatievoorziening periodiek geëvalueerd. De kwaliteit van de informatievoorziening van de studentenportal maakt systematisch onderdeel uit van het hogeschoolonderzoek de Reflector. Met ingang van 2007 is binnen de Academie Technology & Environment het studievolg- en registratiesysteem Osiris ingevoerd. De student kan zijn vorderingen inzien via de studentenportal van de hogeschool en ontvangt tweemaal per jaar een overzicht van de studieresultaten. De studievoortgang van de student komt in de gesprekken met de studieloopbaan begeleider systematisch aan de orde. Overwegingen Er is naar het oordeel van het panel in voldoende personele capaciteit voorzien voor studiebegeleiding en informatievoorziening. De intensiteit van de voorziene studiebegeleiding ligt op een hoog niveau en zal naar verwachting - gelet op de regelmatige scholingsbijeenkomsten en de aandacht daarvoor in het scholingsplan - van goede kwaliteit zijn. In de beschrijving van de blokken is de studieloopbaan leerlijn goed en consequent uitgewerkt, zo heeft het panel kunnen vaststellen. Het in 2007 ingevoerde nieuwe studievolg- en registratiesysteem Osiris zal naar de verwachting van het panel nog verder bijdragen aan de kwaliteit van de studie(loopbaan)begeleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
pagina 26
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
4.4.3
4.5 4.5.1
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen De facetten ‘materiële voorzieningen’ en de ‘studiebegeleiding’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 4 ‘Voorzieningen’ als geheel een positieve beoordeling.
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen/Overwegingen De kwaliteitszorg is ingebed in de uitgangspunten van het basiskwaliteitszorgsysteem van de HHS en de daarop gebaseerde richtlijnen. De Academie Technologie & Environment heeft voor de opleiding Climate & Environment een Handboek kwaliteitszorg samengesteld, waarin noodzakelijke begrippen worden verhelderd en de visie op kwaliteitszorg wordt geëxpliciteerd. Het Handboek bevat heldere beschrijvingen van de onderwerpen die de opleiding in haar kwaliteitszorg betrekt (doelstellingen, onderwijsprogramma, inzet personeel, voorzieningen, interne kwaliteitszorg en geboekte resultaten). Voor elk van de onderwerpen wordt expliciet aangegeven wie verantwoordelijk voor evaluaties is, welke evaluatiemiddelen worden gehanteerd, welke procedures worden gevolgd en welke bronnen binnen de Academie worden ingezet. Het Handboek geeft aan dat kwaliteitsbepaling zonder heldere doelen niet goed mogelijk is. De jaarlijkse doelen van de Academie (en daarmee van de opleiding) zijn afgeleid van de managementovereenkomst tussen CvB en het strategisch meerjarenbeleid van de Academie. De jaardoelen zijn afgeleid van de hierboven vermelde zes onderwerpen waarop de kwaliteitszorg betrekking heeft. De jaardoelen worden m.b.v. het zogenaamde ‘Haags kader’ operationeel en daardoor meetbaar gemaakt. De aanvraag geeft duidelijk aan hoe de kwaliteitszorg van de opleiding zich verhoudt tot die van de opleiding: de hogeschoolonderzoeken zijn leidend. De resultaten van de evaluaties en onderzoeken, klachten en verbetersuggesties worden in het kwaliteitsoverleg van de opleiding besproken, waaraan behalve medewerkers ook studenten deelnemen. Het panel is van oordeel dat de beschreven systematiek voor de kwaliteitszorg ten volle beantwoordt aan de in het Toetsingskader vermelde eisen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2
Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Volgens opgaaf van de instelling zal de kwaliteit van de opleiding periodiek geëvalueerd worden door studenten, docenten, alumni en beroepenveld. De opleiding zal daarbij de
pagina 27
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
hogeschoolevaluaties als vertrekpunt hanteren. Niet alle door de academie en opleiding gestelde doelen zullen in de hogeschoolevaluaties aan de orde komen. Daarnaast geven hogeschoolevaluaties vaak een signaal dat verder onderzocht dient te worden. De opleiding zal dan ook zelf evalueren, aldus de instelling. Gezien de omvang van de opleiding zullen evaluaties die de opleiding zelf betreffen zoveel mogelijk uit gesprekken met studenten bestaan. De verslaglegging hiervan wordt evenals de overige evaluaties systematisch in het verbetertraject opgenomen. Binnen de evaluatiesystematiek zal de opleiding - onderscheiden naar de verschillende stakeholders die bij de kwaliteitsbewaking betrokken zijn - de navolgende kwaliteitsinstrumenten hanteren: - Studenten: (i) evaluatie onderwijsperioden en jaarevaluaties, (ii) evaluatie door afgestudeerden (beginnend beroepsbeoefenaren) en (iii) jaarlijkse meting studententevredenheid in de HHS (ook wel aangeduid als de Reflector). - Docenten: (i) evaluatie uitvoering, inhoud en toetsing van onderwijsonderdelen en (ii) tweejaarlijkse meting medewerkerstevredenheid in de HHS (ook wel aangeduid als het Kompas). - Alumni: (i) evaluatie niveau opleiding (alumni-onderzoek van de opleiding, tweejaarlijks) en (ii) bestudering van resultaten van extern onderzoek, zoals uitgevoerd door bijv. Hbo Monitor, Keuzegids en Elzevier. - Werkveld (beroepenveldcommissie): (i) evaluatie inhoud en kwaliteit van de stages, (ii) evaluatie kwaliteit van de afstudeeronderzoeken en (iii) evaluatie kwaliteit van de afgestudeerden. Overwegingen De kwaliteit van de opleiding zal periodiek geëvalueerd worden door docenten, studenten, alumni en beroepenveld. De aanvraag vermeldt niet alleen duidelijk dat bovengenoemde groeperingen bij de kwaliteitszorg worden betrokken, maar ook hoe dat plaats zal vinden. Jaarlijks wordt vastgesteld welke onderwerpen worden onderzocht en besproken. Minimaal twee maal per jaar worden verbetervoorstellen ontworpen, die besproken worden met opleidingscommissie, studenten, docenten en werkveld. Tijdens de site visit heeft het panel geconstateerd dat het voornemen bestaat de werkveldcommissie minimaal twee maal per jaar bijeen te laten komen. De vertegenwoordigers van het werkveld die het panel heeft gesproken, vragen ook om een gestructureerd contact met de opleiding over vereiste en gerealiseerde kwaliteit. Het panel is van oordeel dat de beschreven aanpak om genoemde groeperingen bij de kwaliteitszorg te betrekken voldoet aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3
pagina 28
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg De systematische aanpak van en de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt onderwerp 5 ‘Interne kwaliteitszorg’ als geheel een positieve beoordeling.
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
4.6 4.6.1
Continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen De instelling verwoordt de afstudeergarantie in het aanvraagdossier als volgt: “De bacheloropleiding Climate & Environment is ontwikkeld als resultaat van de ambitie van de HHS om haar actuele assortiment van opleidingen binnen het Technologiedomein te verbreden en te versterken, dit om zowel in te spelen op de behoefte aan gekwalificeerd personeel als aan de behoefte om een kennisinstelling binnen de regio te zijn. Het behoeft geen betoog dat deze intentie slechts kan worden waargemaakt indien studenten de absolute garantie wordt geboden dat zij het in de voorliggende rapportage beschreven traject volledig zullen kunnen doorlopen. De HHS verkeert in de vaste overtuiging daartoe voldoende condities te hebben gecreëerd (programma, personeel, voorzieningen).” Overwegingen De door de instelling gegeven garantie, zoals afgegeven in het aanvraagdossier en bevestigd bij gelegenheid van het locatiebezoek, voldoet aan de eisen die het Toesingskader ter zake stelt. De garantie geldt ook als het aantal instromende studenten achter blijft bij de verwachtingen. De afstudeergarantie gaat in vanaf het moment dat beslist wordt om de opleiding te starten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen Over dit facet releveert de instelling kort het volgende: “Het programma van de opleiding is bekostigd uit het innovatiefonds van de HHS. In dit kader is een bedrag ter grootte van circa € 125.000 ter beschikking gesteld als eerste dekking van alle in de voorbereiding en ontwikkeling van de opleiding voorziene personele en materiële kosten. Dit betreft zowel de fase van de opzet van de opleiding in een projectteam als de verdere invulling van het programma waarvoor schrijvers zullen worden vrijgesteld.” Overwegingen Het panel heeft er alle vertrouwen in dat de instelling voldoende middelen heeft gealloceerd om de voorgedragen opleiding tot stand te brengen en bereid is desnoods aanvullende middelen vrij te maken en personen in te schakelen om dat doel te bereiken. Voor het panel is genoegzaam komen vast te staan dat er voor de instelling veel aan gelegen is om de opleiding tot stand te brengen en, na realisatie, te continueren.
pagina 29
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
Ook van de kant van het beroepenveld is het panel gebleken dat er voldoende commitment bestaat om bij te dragen aan het realiseren en continueren van de opleiding. Die bijdrage zal vooral gestalte krijgen in de vorm van het helpen bewaken van de kwaliteit (door deelname aan de beroepenveldcommissie), het aanleveren van gastdocenten en casuïstiek en het aanbieden van goede en aansluitende stageplaatsen. Het panel heeft kunnen vaststellen dat ook het beroepenveld er veel aan gelegen is om de opleiding te realiseren. ‘Liever nog vandaag dan morgen’, zo is het panel gebleken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen De instelling meldt over het voldaan zijn aan dit facet onder meer het volgende: “In afwachting van het resultaat van de doelmatigheidstoets door het Ministerie van OC&W en de toekenning van een reguliere overheidsfinanciering wordt de opleiding bekostigd via een voorfinanciering ten laste van het innovatiefonds van de hogeschool en - vanaf 2008 tevens uit de collegegelden van de studenteninstroom van de opleiding. Een begroting van de exploitatiekosten van de opleiding is opgesteld. Eventuele aanloopverliezen zullen worden gedragen door de HHS. De opleiding heeft toezeggingen uit het werkveld dat dit wil bijdragen aan het verder ontwikkelen en uitvoeren van de opleiding.[….] Ook zal er een ‘praktijkcoördinator’ worden aangesteld die intensieve contacten met de beroepspraktijk aanhaalt en onderhoudt. Mede in het kader van een hogeschoolbrede aanpak heeft de Academie Technology & Environment de nodige initiatieven ontplooid ter bevordering van het studiesucces van haar opleidingen.” Overwegingen Het panel heeft er - mede in het licht van de bevindingen onder facet 3.2 (kwantiteit personeel) - voldoende vertrouwen in dat de instelling toereikende personele en materiële middelen zal weten in te zetten om eventuele aanloopverliezen af te dekken. Die aanloopverliezen zouden zich naar de inschatting van het panel waarschijnlijk alleen kunnen voordoen in de sfeer van bij de verwachting achterblijvende instroomaantallen. Naar het panel heeft kunnen uitmaken is het niet waarschijnlijk dat de instroomcijfers in significante zin zullen achterblijven bij de geraamde getallen. Aanloopverliezen verwacht het dan ook niet. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4
pagina 30
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit Het panel heeft de facetten ‘Afstudeergarantie’, ‘Investeringen’ en ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende gekwalificeerd, daarmee krijgt het onder werp ‘Condities voor continuïteit’ in zijn geheel een voldoende waardering.
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Bachelor
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 31
Oordeel
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter Drs. C. Horsman Kees Horsman is aanvankelijk werkzaam geweest als leraar in het voortgezet onderwijs, waarna hij verschillende functies heeft uitgeoefend bij de tweedegraads lerarenopleidingen. Vervolgens was hij verbonden aan het Nienoordcollege in Leek, eerst als rector vervolgens na een fusie met andere onderwijsinstellingen als voorzitter van de centrale directie. Op dit moment is hij als projectleider verbonden aan het landelijke Q5-project, dat scholen voor voortgezet onderwijs wil stimuleren om zelf verantwoordelijk te zijn voor hun eigen kwaliteit en kwaliteitszorg. Hij is lang lid geweest van het AB en DB van Schoolmanagers_VO, een vereniging die schoolleiders in het VO verbond en nu is opgegaan in de VO-raad. Hij maakt nog steeds deel uit van verschillende besturen in de onderwijssector. De heer Horsman is lid geweest van verschillende visitatiecommissies die rapporten hebben uitgebracht over de eerste- en tweedegraads lerarenopleidingen. Hij maakt deel uit van de redactie van Meso en heeft ook zelf regelmatig in diverse bladen gepubliceerd, meest over kwaliteitszorg. Panellid Ing. J. Bauwens Jimmy Bauwens studeerde in 1980 af als toenmalig industrieël ingenieur (nu master) in de richting Elektromechanica. Hij was gedurende een 5-tal jaren werkzaam in de farmaceutische industrie als productie coördinator en op de dienst industrial engineering. Sedert 1987 is hij docent aan de Hogeschool De Nayer te Mechelen in de richting thermodynamica/toegepaste thermodynamica. De heer Bauwens is een erkende energiedeskundige (EPC) publieke en residentiële gebouwen. Hij is via onderzoeksprojecten betrokken bij onderzoek op gebied van duurzame energie en duurzaam bouwen: projecten in verband met P.V. panelen, zonnecollectoren, warmtepompen en ventilatie met energierecuperatie. Sedert 2006 is hij medeoprichter van de opleiding postgraduaat energiecoördinator samen met een aantal Hogescholen binnen de associatie KU-Leuven. Panellid Ir. G.M.J. Nieuwenhuijzen, MSc Gerard (Gelde) Nieuwenhuijzen studeerde af in 1973 aan de Technische Universiteit Eindhoven Bouwkunde als architect, bouwproductietechnoloog en bouwtechnicus. Hij was van 1973 tot1976 bij Holborn Lelystad (nu Heembeton BV) hoofd research ontwikkeling Industriële bouwonderneming en van 1976 tot 1990 lid van de groepsdirectie bouwgroep v/h Panel BV van Nagron/ Nationaal Grondbezit en is hij in verschillende kwaliteiten betrokken geweest bij de realisatie van diverse bouwprojecten in woning- en utiliteitsbouw. Vanaf 1990 is de heer Nieuwenhuijzen als zelfstandig ondernemer werkzaam bij het adviesen ingenieursbureau GeNieConsult en Partners BV. De heer Nieuwenhuijzen is vanuit deze maatschap onder meer werkzaam in diverse normcommissies - zowel nationaal als internationaal - met een accent op klimaatbeheersing in gebouwen. Verder is hij vanuit genoemd ingenieursbureau in het bijzonder betrokken bij nieuwe projecten met lichte bouwsystemen (staalframebouw), waarvoor als uitgangspunten gelden: (industrieel) flexibel
pagina 32
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
en demontabel bouwen en het maken van gebouwen met een laag energieverbruik, met weinig CO2 belasting. De heer Nieuwenhuijzen is in de loop der jaren bij diverse onderwijsinstellingen in Nederland en het buitenland als (gast)docent, toezichthouder, adviseur of cursusontwikkelaar betrokken geweest. Zo onder meer bij de TU Eindhoven, de TU Delft , het College van Toezicht Bouwkunde Hogeschool Utrecht; de Hogeschool Zeeland; de Hogeschool van Amsterdam (PHTO), de HAN en de HHS. Sedert 2003 is de heer Nieuwenhuijzen ook nog actief als senior expert in het kader van het zgn. PUM-programma van VNO/NCW. Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend, welke in het bezit is van de NVAO.
Secretaris en procescoördinator Drs. N. van San Nancy van San is als beleidsmedewerker werkzaam bij de NVAO.
pagina 33
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 16 juni 2008 voor de toetsing van de nieuwe opleiding Bachelor Climate & Environment (#2588) van De Haagse Hogeschool Locatie: Westerdijkplein 75, Den Haag Zaal: SL 1.70 Programma: 08.30 - 09.00 uur: Ontvangst panel/doornemen van ter inzage gelegde documenten 09.00 - 10.30 uur: Sessie 1 - Gespreksronde met opstellers aanvraag en (kern)docenten ing. F. Zoller, docent/ontwikkelaar sinds 1 sept. 2007; duurzame technologie ing. A. van Kampen, docent/ontwikkelaar sinds 1 sept. 2007; bouwkunde L.J. Polak MBA, docent/ontwikkelaar sinds 1 sept. 2007; bestuurskunde Mw. E.J.G.M. Hollander, docent communicatie ing. P.J.A. van Rest, docent civiele techniek, verkeer en vervoer ir. N. Mohamedhoesein, docent wiskunde ing. B.L.S. Kranenburg, docent bouwkunde 10.45 - 11.45 uur: Sessie 2 - Gespreksronde met werkveld en opdrachtgevers H. Bakker, Dienst Stedelijke Ontwikkeling gemeente Den Haag ir. P. Blonk, creatief directeur Aqua Planning ir. W. Niekerk, directievoorzitter BAM Infraconsulent ir. P.J.M. Schumacher, beleidsmedewerker en plv. directeur Bouweconomie, Bouwend Nederland ir. drs. M. Willemsen, marketingdirecteur DHV groep 12.00 - 13.00 uur: Lunch (besloten) 13.00 - 13.45 uur: Sessie 3 - Gespreksronde met vertegenwoordigers van het bestuur en het management mw. E.R.M. Verhoef, lid College van bestuur HHS ing. A. de Jager, directeur Academie voor Technologie & Environment mw. ing. O.M.P. Kok, teamleider Climate& Environment 14.00 - 14.30 uur: Sessie 4 – Rondleiding ( met name naar en in het Labo Energiehuishouding) o.l.v.: ing. A. de Jager mw. ing. O.M.P. Kok NB: Dit programmaonderdeel is vervangen door een korte diavoorstelling over genoemd labo. Een nadere schriftelijke toelichting/beschrijving van dit labo werd door de instelling later nog nagezonden 14.45 - 17.00 uur: Afrondend paneloverleg (besloten)
pagina 34
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten I. Informatiedossier instelling en bijbehorende stukken/bronnen * Hbo Bachelor Climate & Environment (VT), Rapport Toets Nieuwe Opleiding, De Haagse Hogeschool, december 2007 [33 pp.] * Bijlagen bij Hbo Bachelor Climate & Environment (VT), HHS december 2007 [59 pp.] * In verband met de missie van De Haagse Hogeschool: http://portal.hhs.nl /portal/page?_pageid=130,828260&_dad=portal&_schema=PORTAL
II. Documenten beschikbaar gesteld tijdens het locatiebezoek * Kaders voor de Haagse Bachelor, CvB HHS, Den Haag 2005 * Nationaal Programma adaptatie Ruimte en Klimaat (ARK), ministeries VROM, V&W, LNV en EZ, 9 maart 2006 * Bachelor of Built Environment (BBE). Een toekomstige profielbeschrijving, Hoger onderwijsgroep Bouw & Ruimte, sept. 2006 * Meer met minder Nationaal Energiebesparingsplanvan energieleveranciers en organisaties actief in de gebouwde omgeving, juni 2007 * Beleidsprogramma 2007-2011, Kabinet Balkenende/Bos/Rouvoet 14 juni 2007 * Competentieprofiel Climate & Environment, HHS 2007 * Visie op begeleiden, C&E 2008 * Opleidingsplan Bachelor Climate & Environment, F. Zoller (tekstversie juni 2008) * Opleidingsplan hbo Bachelor Climate & Environment, F. Zoller (tekstversie juni 2008) * Visie op toetsen in de opleiding Climate & Environment, Academie voor T&E, HHS 2007 * Scholingsbeleidsplan T&E, juli 2007 * Projectplan Implementatie Osiris, F. Hartemink, Den Haag 2006 * Blokboeken van de blokken 1.1 t/m 1.4 van het eerste jaar hbo bachelor C&E, HHS resp. april 2008 en juni 2008-07-01
III. Overige documenten * Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs, NVAO 14 febr. 2003 * Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleidingen Hoger Onderwijs, NVAO 15 juni 2005 * Notitie ‘Panel: samenstelling, taakstelling en werkwijze panel’, NVAO 13 juli 2006
pagina 35
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
Ba/ba BAM BBE CAD C&E DHV ECTS EVC’s EZ Fte/fte hbo HAN HHS HTNO K&V (lijst) LNV Ma/ma NVAO PHTO POP PUM SLB T& E VNO/NCW VROM VROM-raad VT V&W wo
pagina 36
bachelor oorspronkelijk: Bataafsche Aanneming Mij, nu: Koninklijke BAM groep Bachelor of Built Environment Computer Aided Design Climate & Environment oorspronkelijk: Vereenigde Ingenieursbureaux Dwars, Heederik en Verhey, nu: DHV groep European Credit Transfer System Eerder verworven competenties ministerie van Economische Zaken Full time equivalent hoger beroepsonderwijs Hogeschool van Arnhem en Nijmegen De Haagse Hogeschool Hoger Technisch en Natuurwetenschappelijk Onderwijs (comptent/opgeleid) Kennis en vaardigheden ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit master Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie Post Hoger Technisch Onderwijs Persoonlijk Ontwikkelingsplan (Stichting) Programma Uitzending Managers, nauw verbonden aan VNO/NCW Studieloopbaanbegeleiding Academie Technology & Environment Vereniging van het Verbond van Nederlandse Ondernemingen en het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (advies)raad voor de volkshuisvesting, de ruimtelijke ordening en het milieubeheer (ingesteld bij wet van 10 oktober 1996, Stb. 551) Voltijds ministerie van Verkeer en Waterstaat wetenschappelijk onderwijs
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding hbo-bachelor Climate & Environment van De Haagse Hogeschool. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 37
#2588
NVAO | Hbo-ba. Climate & Environment HHS | 9 juli 2008 |