Hbo-ba Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI
28 mei 2008 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
6 6 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
8 8 8 8
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
12 12 17 26 30 32 35
5
Overzicht advies
37
Bijlage 1: Samenstelling panel
38
Bijlage 2: Programma site visit
40
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
42
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
44
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
1 Samenvattend advies Door de NCOI Opleidingsgroep is een aanvraag ingediend bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) voor een toets nieuwe opleiding (Tno) van de hbo bachelor Organisatiepsychologie van Hogeschool NCOI. Bij de aanvraag werd door de instelling een 1 informatiedossier overgelegd dat naar inhoud en vorm voldeed aan de eisen die de NVAO gebruikelijk is te stellen aan dit soort dossiers om de Tno-procedure te kunnen starten. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de nieuwe opleiding heeft de NVAO een panel van deskundigen samengesteld. Dat panel heeft het aanvraagdossier bestudeerd en zich van nadere informatie voorzien door onder meer een locatiebezoek aan de instelling af te leggen. Het aanvraagdossier en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het panel in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. Het panel tekent daar wel als kritische kanttekening bij aan dat belangrijke aanvullende schriftelijke informatie eerst bij gelegenheid van het locatiebezoek boven tafel kwam en die, betreffende de plaats en het niveau van de beroepsvaardigheden in het programma, zelfs eerst daarna. Dat had naar het idee van het panel eerder gekund en gemoeten. In het kader van het onderwerp doelstellingen stelt het panel vast dat de opleiding op bevredigende wijze aannemelijk heeft gemaakt dat de beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn geformuleerd in samenspraak met het beroepenveld en dat die kwalificaties aansluiten bij de eisen die door het werkveld aan een professionele bachelor Organisatiepsychologie worden gesteld. Het panel meent dat de instelling erin geslaagd is aan te tonen dat de voor de opleiding geformuleerde eindkwalificaties aansluiten bij algemeen en internationaal aanvaarde kwalificaties van een bachelor, in het bijzonder bij de zgn. Dublin-descriptoren. De instelling is er verder in geslaagd om aan te tonen dat de opleiding voldoet aan de eisen en elementen die de voorgedragen opleiding hbo-oriëntatie geven. Voor de inzichtelijke presentatie van de leerdoelen van de opleiding en de relatie daarvan met de eindkwalificaties en de Dublin-descriptoren verdient de instelling een compliment. Het panel heeft (in het kader van het onderwerp ‘doelstellingen’) echter niet eenduidig kunnen vaststellen of de opleiding ook voldoende internationale dimensie zal krijgen. Het panel adviseert de instelling aan de internationale dimensie van de opleiding nog de nodige zorg en aandacht te besteden. Het programma is opgezet vanuit het voor de instelling karakteristieke en beproefde didactisch concept van de Actief Leer Principe (ALP)-methode. De gekozen werkvormen en de wijzen van toetsing sluiten daar goed bij aan. Het panel is van mening dat er in het programma voldoende interactie is tussen theorie en praktijk: de werkervaring van studenten wordt op afdoende wijze geïntegreerd in het programma. Via de beroepspraktijk van de studenten levert de interactie met het beroepenveld ook garanties dat in de opleiding de actuele ontwikkelingen op het terrein aan bod komen. Het panel oordeelt dat het programma inhoudelijk samenhangend is en een toelatingsprocedure kent die - gelet ook op de daarbij gehanteerde toelatingseisen - een adequate selectie mogelijk maakt van studenten, die de instelling voor de opleiding op het oog heeft. Het panel noteert echter twee punten van zorg bij het programma. Het eerste betreft het gegeven dat 2520 uur van de reguliere werktijd als ‘stage’ wordt aangemerkt. Het panel 1
pagina 3
Hierna ook wel aanvraagdossier genoemd.
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
waarschuwt de instelling voor het gevaar van dubbele honorering dat hierin schuilt en spreekt zijn twijfels uit of het totaal opgevoerde urenbeslag zich ook daadwerkelijk als stage laat aanmerken. Het tweede punt van zorg betreft de studeerbaarheid van het programma, gelet in het bijzonder op het aantal uur dat cursisten naar verluidt in de werktijd voor de studie te besteden hebben. Uit gesprekken met studenten is gebleken dat die bestedingsruimte in de praktijk maar heel krap bemeten is; krapper in ieder geval dan waarvan de instelling uitgaat. Ten aanzien van het onderwerp inzet van personeel constateert het panel dat de beroepservaring van veel docenten qua spreiding en reikwijdte veelal beperkt is. Een aanzienlijk deel is werkzaam in het eigen (eenmans)bedrijf, waarbij de omvang van de rol als free-lance docent beperkt is. Hoewel de opleiding argumenteert dat mensen in grote bedrijven vaak minder beschikbaar zijn voor inzet als docenten voor opleidingen als de onderhavige, vindt het panel de huidige gang van zaken ten aanzien van de recrutering en inzet van docenten niet optimaal. Het werken met een aanzienlijk aantal free-lance docenten op een groot aantal locaties houdt het gevaar in van versnippering en fragmentatie. Het panel is van mening dat dit gegeven de effectieve betrokkenheid van docenten bij de opleiding op zijn minst bemoeilijkt. Het panel vindt het algehele opleidingsniveau van de docenten voor de bachelor organisatiepsychologie wel aan de maat. Enkele docenten zijn gepromoveerd, en het gemiddeld niveau van het docentencorps is dat van doctoraal niveau. Op het vlak van de voorzieningen voorziet de commissie geen problemen. Op de locaties waar contactonderwijs gegeven wordt biedt de instelling voldoende onderwijsruimten en faciliteiten aan om de opleiding te kunnen verzorgen. De kwaliteit van de ondersteunende leermiddelen, waaronder de audiovisuele voorzieningen en de digitale leeromgeving is goed. Wel ontbreekt een goede bibliotheekvoorziening, waardoor studenten niet gemakkelijk recent onderzoek kunnen opzoeken. Het informatiesysteem Olympus en de leeromgeving E-connect vormen sterke punten in de voorzieningen en in het systeem van studiebegeleiding en de interne kwaliteitszorg. Het panel is met name onder de indruk van de mogelijkheden en de klantvriendelijkheid van het E-connect systeem, als digitaal leerplatform. Studenten verwerven met E-connect als zodanig echter geen toegang tot digitale bilbliotheken en databestanden, en dat wil het panel toch wel als een gemis aangemerkt zien. De instelling kent een geprotocolleerd systeem van interne kwaliteitszorg dat ook voor de onderhavige opleiding zal worden gebruikt. Bij andere bacheloropleidingen van de instelling is dat systeem adequaat gebleken en heeft daar ook daadwerkelijk aanleiding gegeven tot verbetermaatregelen. Gelijke operationaliteit van dit systeem verwacht het panel voor de voorgedragen opleiding, met name waar het de zorg voor adequate managementprocessen betreft. De zorg voor de meer inhoudelijke kwaliteit van de bacheloropleiding is primair in handen gelegd van een core faculty, met betrokkenheid van het werkveld via de adviesraad die voor de opleiding zal functioneren. Het panel heeft er vertrouwen in dat de interne kwaliteitszorg aldus bevredigend vorm en inhoud is gegeven. De condities voor continuïteit van de opleiding zijn naar het oordeel van het panel in bevredigende mate gegeven.
pagina 4
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Alles overziend adviseert het panel de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding hbo bachelor Organisatiepsychologie van de Hogeschool NCOI.
Den Haag, 28 mei 2008
Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding hbo bachelor Organisatiepsychologie van de Hogeschool NCOI (#2496),
drs. L. Pater (voorzitter)
pagina 5
mr. dr. Th.L. Bellekom (secretaris)
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
2 Inleiding en verantwoording 2.1
Werkwijze panel Bij brief van 28 november 2007 is door de directie van de NCOI-opleidingsgroep bij de NVAO een aanvraag ingediend voor een toets nieuwe opleiding (Tno) ten behoeve van de hbo bachelor Organisatiepsychologie van Hogeschool NCOI. Na te hebben vastgesteld dat het aanvraagdossier in voldoende mate geschikt is om inhoudelijk te worden beoordeeld, is van de kant van de NVAO een aanvang gemaakt met de Tno-procedure. Met het oog op een in dat verband uit te brengen advies over de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding is bij besluit van 20 januari 2008 door het bestuur van de NVAO een panel van deskundigen ingesteld. Voor de samenstelling van dat panel, alsmede een opgaaf van relevante kwalificaties van de afzonderlijke leden daarvan, zie bijlage 1 bij dit advies Het panel heeft zich bij de toetsing van de kwaliteit en het niveau van de opleiding gebaseerd op de criteria van het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van de NVAO van 14 februari 2003 (hierna Toetsingskader genoemd) en de Handreiking aanvraag toets nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Het panel is daarbij als volgt te werk gegaan. Het is zijn toetsingsarbeid begonnen met het bestuderen van het door de instelling aangeleverde informatiedossier en heeft vervolgens vooroverleg gehouden om de eerste bevindingen te bespreken. Op dit vooroverleg, dat op 19 februari 2008 in Hotel NH te Utrecht plaatsvond, is een aantal uiteenlopende vragen en vraagpunten geformuleerd met de bedoeling om tijdens het bij de instelling af te leggen locatiebezoek de verschillende facetten van het Toetsingskader bespreekbaar te maken. Het locatiebezoek aan de instelling heeft op 31 maart 2008 plaats gevonden in de vestiging van de NCOI opleidingsgroep aan de Daltonlaan 100 te Utrecht. Bijlage 2 bij dit advies geeft een overzicht van het programma van het locatiebezoek. Na afloop van de gespreksronden die tijdens het locatiebezoek zijn gehouden heeft het panel de bevindingen op basis van het materiaal en de uitkomsten van de gesprekken onderling besproken en vertaald naar, aan het Toetsingskader gekoppelde, conclusies. Daarbij is eerst per facet afzonderlijk een beoordeling uitgesproken en is vervolgens per onderwerp een oordeel gegeven over de desbetreffende facetten in onderling verband, uitmondend in een voorlopig eindadvies. De secretaris van het panel heeft daarna een concept paneladvies opgesteld dat, na verwerking van de daarop binnengekomen commentaren van de panelleden, is geworden tot het definitieve advies zoals dat hier voorligt. Het paneladvies is geaccordeerd door alle panelleden en definitief vastgesteld door de voorzitter op 28 mei 2008.
2.2
Opbouw paneladvies De kern van dit paneladvies is hoofdstuk vier, waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de aangevraagde opleiding toetst. Die toetsing gebeurde aan de hand van de zes onderwerpen met bijbehorende facetten die in het toetsingskader van de NVAO worden aangereikt. Per facet geeft het panel de bevindingen: een samenvatting van de door de NCOI aangeleverde informatie met een weergave van die zaken die naar het oordeel van het panel relevant zijn. Daarna volgen de overwegingen van het panel, waarin de bevindingen worden beoordeeld en gewogen, resulterend in een afsluitende conclusie.
pagina 6
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Ook per onderwerp geeft het panel steeds een samenvattend oordeel, daarbij summier concluderend tot voldoende wanneer de facetten eenduidig voldoende zijn gewaardeerd. Aan het kernhoofdstuk gaat een hoofdstuk (3) vooraf, waarin onder meer de voorgedragen opleiding (kort) wordt beschreven. In een afsluitend hoofdstuk (5) wordt met behulp van een tabel een samenvattend overzicht van de door het panel uitgesproken oordelen gegeven. Een samenvatting van zijn bevindingen en overwegingen die hebben geleid tot het eindoordeel, waartoe het panel is gekomen is te vinden in hoofdstuk 1. Aan het advies is een viertal bijlagen toegevoegd, met informatie over de samenstelling van het panel, het programma van het locatiebezoek, een overzicht van geraadpleegde stukken en een lijst van veelgebruikte afkortingen.
pagina 7
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector
3.2
Nederland Hogeschool NCOI Organisatiepsychologie bachelor hbo Bachelor of Psychology (BPs) Amsterdam, Breda, Eindhoven, Rotterdam, Utrecht en Zwolle Deeltijd Gedrag en Maatschappij
Profiel instelling Zoals blijkt uit het informatiedossier en de NCOI-website is de Hogeschool NCOI onderdeel van NCOI Opleidingsgroep, die opleidingen aanbiedt op 26 locaties in Nederland. Vanuit het hoofdkantoor in Hilversum wordt de planning, ontwikkeling en organisatie van het hele programma verzorgd. De NCOI Opleidingsgroep noemt zichzelf een brede bedrijfsopleider met erkende opleidingen en vaardigheidsgerichte trainingen op diverse gebieden. De NCOI Opleidingsgroep is een door het Ministerie van OC&W aangewezen instelling [in de zin van art. 6.9 WHW], aangesloten bij PEAPON en VETRON, erkend door CEDEO en ISOgecertificeerd. Hogeschool NCOI richt zich met deeltijd Hbo-opleidingen op werkenden. Verschillende geaccrediteerde bachelorvarianten worden aangeboden op het gebied van bedrijfskunde, personeelsmanagement en commerciële economie. Per 1 september 2006 worden bacheloropleidingen aangeboden op het gebied van financieel management, organisatiepsychologie en bedrijfscommunicatie. De afdeling Opleidingsmanagement is verantwoordelijk voor de inhoudelijke kwaliteit van de opleiding en stelt in samenwerking met de andere afdelingen procedures op conform de (externe) en inhoudelijke eisen die aan de programma’s gesteld worden. Hogeschool NCOI bevestigt dat het werkt met een vaste adviesraad, die de programmakwaliteit bewaakt. De adviesraad is samengesteld uit vertegenwoordigers afkomstig uit het bedrijfsleven, de (semi)overheid en het hbo-opleidingsveld.
3.3
Profiel opleiding Beschrijving van de opleiding op hoofdlijnen/context van de opleiding NCOI beoogt een aanpak die sterk is afgestemd op de beroepspraktijk en werft alleen studenten die beschikken over een relevante werkomgeving op hbo-niveau. De centrale 2 leermethodiek van NCOI is het Actief Leer Principe , dat volledig is toegespitst op werkenden. Hogeschool NCOI studenten werken actief vanuit hun eigen werkomgeving als
2
pagina 8
Ook wel aangeduid als Active Learning Principle-methode.
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
referentie. De student moet de medewerking van zijn/haar organisatie hebben om de action learning opdrachten uit te voeren. De algemene doelstelling van de opleiding Hbo bachelor Organisatiepsychologie is het opleiden van studenten met professionele deskundigheid in de psychodiagnostiek en de psychologische begeleiding van individuen, groepen en/of organisaties. Het psychisch welzijn en functioneel gedrag staat centraal in deze dienstverlening. Het doel van de opleiding is studenten de competenties te laten verwerven die nodig zijn om goed te kunnen functioneren in de beroepspraktijk. Voor de juiste invulling van de opleiding is een goed beeld nodig van deze gewenste competenties. Dit beeld is verkregen met een profielschets van het beroep dat de afgestudeerde bachelor gaat uitoefenen. Deze profielschets is opgesteld aan de hand van beroepskwalificaties en laat zich het best als volgt weergeven: de hbo bachelor Organisatiepsycholoog is een vakspecialist die vanuit een psychologisch referentiekader zijn (organisatiepsychologische) kennis en vaardigheden praktisch toepasbaar maakt ten behoeve van een optimale afstemming tussen de persoon, zijn taak, de organisatie en haar omgeving. Hij richt zich daarbij met name op het functioneren en het (psychosociaal) welbevinden van individuen en groepen in de organisatie. Het onderwijsprogramma van de voorgedragen bachelor is op dit profiel is afgestemd en kent drie fases die zich als volgt laten beschrijven: [Fase 1] In fase 1 van de Bacheloropleiding doorlopen studenten een modulair programma waarin de kernthema’s van de organisatiepsychologie, de persoonlijkheidsleer en de gedragswetenschap aan bod komen. Deze kernthema’s zijn vervat in zes verplichte hoofdmodules. Iedere module wordt afgesloten met een schriftelijk examen, met uitzondering van de module ‘Communicatie en gesprekstechnieken’ die wordt afgerond met een mondeling examen. De eerste fase wordt afgesloten met een praktijkopdracht waarin de verschillende onderdelen uit deze eerste fase terugkomen. [Fase 2] In de tweede fase volgen de studenten het modulaire verdiepingsprogramma van de hbo bachelor Organisatiepsychologie. In deze fase doorlopen de studenten vier inhoudelijke modules. Deze modules worden telkens afgerond met een schriftelijk examen. De tweede fase wordt afgesloten met een praktijkopdracht waarin de verschillende onderdelen uit deze tweede fase terugkomen. 3 [Fase 3] Deze laatste fase vormt het integrale sluitstuk van de bacheloropleiding van Hogeschool NCOI. In het derde studiejaar van de Hbo bachelor Organisatiepsychologie doorlopen studenten een programma dat is opgebouwd uit twee verplichte modules en een keuzeprogramma (gekoppeld aan de uitstroomrichting individu, groep of organisatie). De beide verplichte modules worden afgerond met een persoonlijk ontwikkelplan. Het keuzeprogramma wordt afgesloten met een integrale praktijkopdracht. In deze laatste fase wordt tevens de eindscriptie geschreven.
De bacheloropleiding Organisatiepsychologie heeft een doorlooptijd van ongeveer 3,5 jaar met de volgende vakken-/moduleninvulling: Jaar 1 Inleiding in de psychologie 3
ECTS 6
In het informatiedossier wordt deze fase ook wel voorgesteld als gesplitst in tweeën (nl. als fase 3 van 1 jaar t.b.v. cursorisch onderwijs
en fase 4 van 0,5 jaar voor het afstudeerproject), zie voor deze presentatie van de fases bij de Bevindingen van facet 2.3.
pagina 9
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
(Cognitieve) sociale psychologie en theoretische groepsdynamica 6 Persoonlijkheidsleer 6 Methoden en technieken 1 6 Fundamenten van de organisatiepsychologie 6 Communicatievaardigheden en gesprekstechnieken 6 Praktijkopdracht organisatiepsychologie 8 ______ 44 ECTS Jaar 2 Personeelspsychologie en HRM Psychologie van arbeid en gezondheid Organisatieontwikkeling en toegepaste groepsdynamica Methoden en technieken 2 (psychodiagnostiek) Praktijkopdracht
8 8 8 8 8 _______ 40 ECTS
Jaar 3 en 4 Crossculturele psychologie en interculturele communicatie Interventiekunde Praktijkopdracht en persoonlijke reflectie Keuzeprogramma *
5 5 6 20 _______ 36 ECTS
Stage Afstuderen (kritisch lezen en schrijven, gekoppeld aan Methoden en technieken 3
90 30 _______ 120 ECTS
* Keuzeprogramma in drie uitstroomrichtingen Totaal:
240 ECTS
Nieuwe opleiding voor Nederland In het informatiedossier zegt de instelling dat het van belang is dat de voorgedragen bacheloropleiding zich als nieuwe opleiding dient te onderscheiden van reeds gevestigde opleidingen, zoals daar zijn de hbo-opleidingen: Psychodiagnostiek, MWD, Pedagogiek, Personeel & Organisatie en SPH, de wo-opleidingen: Psychologie (en dan met name de A&O-psychologie en Sociale Psychologie), Pedagogiek en de master Personeelswetenschappen, en de mbo-opleidingen: SPW of psychologisch assistent. Daarmee wordt in ieder geval de suggestie gewekt dat de voorgedragen bacheloropleiding nieuw is voor Nederland. De voorgedragen bachelor Organisatiepsychologie onderscheidt zich van genoemde andere opleidingen vooral door de specifieke aandacht voor de toepassing van de psychologische kennis en vaardigheden (met betrekking tot persoonlijke effectiviteit, groepsdynamica, gesprekstechnieken, gecombineerd met kennis over organisatie van arbeid, de structuur en cultuur van organisaties) op het snijvlak van individu, groep, de organisatie en haar omgeving, gecombineerd met een grote mate van zelfstandigheid van werken.
pagina 10
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Inmiddels zijn er echter diverse hbo-opleidingen Toegepaste Psychologie in Nederland en de voorgestelde opleiding Organisatiepsychologie lijkt in enkele opzichten hierop. Hoewel de voorliggende opleiding wellicht niet geheel nieuw is, maakt zij deel uit van een grotere groep jonge hbo-opleidingen die zich richten op toegepaste psychologie, in dit geval specifiek georiënteerd op de werkomgeving. Nieuwe opleiding voor de instelling De opleiding hbo bachelor Organisatiepsychologie is een nieuwe opleiding voor de Hogeschool NCOI. Studieomvang De totale studielast van het Ba-programma is 240 ECTS.
pagina 11
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Voor een beschrijving van programma en de algemene doelstellingen (achtergronden) van de opleiding wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. De doelstellingen, in termen van te behalen eindkwalificaties, komen onder 4.1.1 ter sprake.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen Om invulling te geven aan de centrale oriëntatie van de opleiding werd een beroepsprofiel opgesteld. Dit is volgens NCOI tot stand gekomen op basis van het een aantal relevante nationale en internationale bronnen en documenten, waaruit de ijkpunten voor het beroepsprofiel werden gedistilleerd. Een belangrijke rol was daarbij weggelegd voor de denktank, waarin experts zitting hadden uit het (voor de onderhavige opleiding relevante) onderwijs- en beroepenveld. Nadat de ontwikkeling van het beroepsprofiel en het curriculum was afgerond is de denktank omgevormd tot Raad van Advies (hierna ook wel adviesraad genoemd), met als taak Hogeschool NCOI te informeren over nieuwe ontwikkelingen in het bedrijfsleven en de maatschappij, die van invloed kunnen zijn op het beroepsprofiel en de inhoud van de opleiding. De vertaling van het beroeps- of competentieprofiel naar het profiel van de opleiding is tot stand gekomen en wordt onderhouden op basis van gesprekken met bedrijven en instellingen, waaronder brancheverenigingen en de genoemde adviesraad. Kort weergegeven behelst het competentieprofiel van een bachelor Organisatiepsychologie het beroepsbeeld van een “beginnend vakspecialist die voorbereidende en uitvoerende taken verricht op het gebied van het begeleiden en ontwikkelen van mensen en organisaties. Hij is werkzaam in profitorganisaties, non-profitorganisaties en (semi-) overheidsorganisaties op het snijvlak van organisatie, management en medewerkers en richt zich in zijn werkzaamheden voornamelijk op analyse en beïnvloeding van het gedrag van mensen. Hij richt zich daarbij met name op het functioneren en het (psychosociaal) welbevinden van individuen en groepen in de organisatie.” De hbo-bachelor Organisatiepsychologie is, aldus de instelling, werkzaam op het gebied van preventie, diagnose, ondersteunende en adviserende begeleiding, opleiding en training. Hij werkt interdisciplinair samen met andere deskundigen (zoals psychologen, bedrijfs- of verzekeringsartsen, maatschappelijk werkers, bedrijfskundigen, personeelschefs en/of managers). Klassieke oriëntaties binnen het beroepsdomein zijn: loopbaanbegeleiding,
pagina 12
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
functie-onderzoek, werving en selectie, personeelsbeleid, training en opleiding, coaching, reïntegratie en organisatieonderzoek. Al naar gelang de concrete diensten, organisaties, settings en voorzieningen binnen de diverse werkvelden wordt de hbo bachelor Organisatiepsycholoog ingeschakeld als adviseur, bemiddelaar, begeleider, consulent, consultant, coördinator, onderzoeksmedewerker, HRM/HRD-medewerker, projectmedewerker, preventiewerker, wervings- & selectiemedewerker, assessment-/testmedewerker, trainer en/of arbodeskundige. Als eindkwalificaties, althans belangrijkste competenties, waarover een hbo bachelor Organisatiepsychologie beschikt na afronding van de opleiding, vermeldt de instelling de volgende: • bezit kennis en inzicht en kan zelfstandig vakspecifieke problemen oplossen ten aanzien van de basistaken van de organisatiepsychologie; • beschikt over kennis en inzicht voor wat de elementaire methodes van sociaalwetenschappelijk onderzoek en data-analyse betreft en kan een verantwoorde bijdrage leveren aan de opzet en uitvoering van praktijkgericht onderzoek; • bezit kennis en inzicht voor wat de meest gangbare methodes van diagnostiek en interventie betreft op het gebied van arbeid- en organisatiepsychologie en kan die methodes toepassen; • heeft de capaciteit om op een zelfstandige – al dan niet onder supervisie - en verantwoorde wijze kennis en inzicht uit de basisvakken toe te passen in concrete situaties uit de professionele praktijk; • bezit de nodige ondersteunende vaardigheden inzake communicatie, samenwerking en rapportering; • heeft een ethisch verantwoorde en een kritisch reflectieve beroepshouding; • bezit de vaardigheid om ontwikkelingen in zijn vakgebied te volgen en zich bij te scholen. Overwegingen Het panel oordeelt dat de instelling op overtuigende wijze aannemelijk maakt dat de beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn geformuleerd in samenspraak met het beroepenveld en dat aan de hand van documenten van toonaangevende nationale en internationale beroeps- en brancheorganisaties een beroepsprofiel is opgesteld van een beginnend BPs. Het beroepsprofiel richt zich op functies waarin de BPs als vakspecialist kan uitstromen, met klassieke oriëntaties maar ook met uitzicht op inzetbaarheid in perifere beroepen. Het profiel is, voor zover het panel heeft kunnen vaststellen, accuraat vertaald in competenties, vaardigheden en attitudes die specifiek zijn voor de beroepspraktijk waarop de opleiding zich richt. De domeinspecificiteit van de opleiding is daarmee, naar het oordeel van het panel, zonder meer een gegeven. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
4.1.2
Bachelor (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen
pagina 13
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Ter onderbouwing van het feit dat de voor de opleiding geformuleerde eindkwalificaties aansluiten bij internationaal algemeen aanvaarde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor [i.h.b. de Dublin-descriptoren] geeft de instelling in het aanvraagdossier - per relevant competentiedomein - eerst een beschrijving van de beoogde eindkwalificaties om vervolgens met een toelichtende tekst - tentatief - een koppeling tot stand te brengen met 4 de betreffende Dublin-standaard. Voor de vijf competentiedomeinen (descriptoren) levert dat het volgende beeld op: [Competentiedomein 1: Kennis en inzicht] Als voor dit domein beoogde eindkwalificaties geeft de instelling de volgende op: “Een afgestudeerde BPs: ▪ is goed op de hoogte van de vigerende modellen en theorieën in het psychologisch werkveld. ▪ heeft kennis van de menselijke functioneringsmogelijkheden en de biologische grondslagen daarvan. ▪ is goed op de hoogte van de theorie van de organisatieopbouw en het functioneren van het individu in de organisatie. ▪ heeft kennis van methodes van onderzoek, en inzicht in de aard, de problemen en de mogelijkheden van het psychologisch onderzoek. ▪ kent de ontwikkelingen en trends op het gebied van organisatiepsychologie. ▪ is op de hoogte van de relevante maatschappelijke, sociale en economische ontwikkelingen. ▪ heeft een goed besef van de ethische aspecten van de beroepsmatige omgang met anderen.
En ter koppeling aan Dublin-descriptor 1 voert de instelling hier in toelichtende zin aan toe: “In de Bacheloropleiding wordt gebruikgemaakt van de meest actuele theorieën en inzichten. Buiten een groot aantal gangbare handboeken, wordt ook eigen materiaal gebruikt om hierin te voorzien. Naarmate de opleiding vordert, wordt kennisontwikkeling gekoppeld aan meer complexe situaties.”
[Competentiedomein 2: Toepassen kennis en inzicht] Als voor dit domein beoogde eindkwalificaties geeft de instelling de volgende op: “Een afgestudeerde BPs: ▪ kan de voornaamste technieken voor praktijkgericht psychologisch onderzoek toepassen. ▪ kan een literatuuronderzoek uitvoeren. ▪ kan een onderzoeksplan opstellen. ▪ is in staat de elementaire regels van de psychologische gespreksvoering toe te passen. ▪ heeft een zelfstandige inbreng op onderdelen van het organisatiebeleid vanuit de optiek van de organisatiepsychologie. ▪ kan voorstellen, plannen en rapporten presenteren en verdedigen. ▪ is in staat zelfstandig prioriteiten te stellen en planningen op te stellen.
En ter koppeling aan Dublin-descriptor 2 voert de instelling hier in toelichtende zin aan toe: “NCOI werkt sterk vanuit de eigen praktijk van mensen, om ze het geleerde toe te laten passen. Voor NCOI ligt daar de essentie van leren. De ALP-methode van NCOI prikkelt cursisten om kennis en inzicht uit de opleiding continu te koppelen aan de eigen werksituatie. Dit vindt niet alleen plaats in korte opdrachten, maar ook in de vorm van een aantal praktijkopdrachten, die over de opleiding zijn verspreid.”
[Competentiedomein 3:Oordeelsvorming] Als voor dit domein beoogde eindkwalificaties geeft de instelling de volgende op: 4
Aan de beschrijving van de eindkwalificaties per competentiedomein gaat eerst de letterlijke tekst van de desbetreffende Dublin-
descriptor vooraf..
pagina 14
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
“Een afgestudeerde BPs: ▪ kan gegevens uit gevoerde gesprekken interpreteren en op basis daarvan een advies opstellen. ▪ kan gegevens uit publicaties en literatuuronderzoek interpreteren en op hun merites beoordelen en zo nodig inpassen in bestaande structuren of werkwijzen. ▪ kan afhankelijk van de situatie, het moment, de context en de gesprekspartner de juiste toon, stijl en argumenten kiezen. ▪ kan in conflicterende situaties een heldere analyse geven die tot basis kan dienen om tot een oplossing te komen van problematische situaties. ▪ kan aan de hand van een risicoanalyse situaties uit de theorie beoordelen en vertalen in een praktische toepassing.
En ter koppeling aan Dublin-descriptor 3 voert de instelling hier in toelichtende zin aan toe: “In de opleiding wordt veel gewerkt met interactieve werkvormen waarin cursisten samen met de docent discussiëren, interpreteren, belangen afwegen en juiste keuzes moeten maken. Het gaat daarbij naast oordeelsvorming ook om onderbouwing van het besluit. Cursisten worden gedwongen om geordend te redeneren door middel van schriftelijke rapportages en mondelinge sessies. Argumentatie wordt daarin als beoordelingscriterium meegenomen.”
[Competentiedomein 4: Communicatie/Persoonlijke vaardigheden] Als voor dit domein beoogde eindkwalificaties geeft de instelling de volgende op: “Een afgestudeerde BPs: ▪ kan op diverse niveaus en in uiteenlopende situaties communiceren. ▪ kan medewerkers zowel individueel, in groepsverband als ook in totaal organisatieverband stimuleren, motiveren en zorgen voor draagvlak. ▪ kan gestructureerde, toegankelijke en effectieve voorstellen en beleidsnotities schrijven. ▪ kan aansprekende presentaties verzorgen en groepsbijeenkomsten begeleiden. ▪ weet ook in conflicterende situaties beladen onderwerpen bespreekbaar te maken. ▪ kan in (multidisciplinair/internationaal/intercultureel/interorganisationeel) teamverband samenwerken met andere professionals om analyses dan wel interventies in de juiste context te plaatsen. ▪ kan groepsbijeenkomsten begeleiden.
En ter koppeling aan Dublin-descriptor 4 voert de instelling hier in toelichtende zin aan toe: “Hogeschool NCOI kent veel waarde toe aan communicatie. In een groot aantal vakken binnen de Bacheloropleiding vormt ‘communicatie’ een integraal onderdeel. Door middel van het frequent opstellen en presenteren van rapportages en het werken in intervisiegroepjes en het bediscussiëren en beargumenteren van modellen en theorieën tijdens de bijeenkomsten leren de studenten het nut en de waarde van goede communicatie onderkennen.”
[Competentiedomein 5: Leervaardigheden] Als voor dit domein beoogde eindkwalificaties geeft de instelling de volgende op: “Een afgestudeerde BPs: ▪ houdt ontwikkelingen in het vak bij. ▪ neemt actief deel aan actuele discussies over het vakgebied. ▪ kan reflecteren op de eigen positie, rol en taak en is in staat hieraan consequenties te verbinden.
En ter koppeling aan Dublin-descriptor 5 voert de instelling hier in toelichtende zin aan toe: “NCOI verzorgt de opleiding voor werkenden. In het ontwerp van de opleiding is rekening gehouden met de kenmerken van de doelgroep. De intensiteit van het aantal contactmomenten is beperkt tot gemiddeld één avond per week of één dag per twee weken.
pagina 15
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Daarbuiten wordt het leren georganiseerd via E-connect. Dit doet een groot beroep op de zelfstandigheid en discipline van de cursist. Cursisten stellen twee keer per jaar een stageverslag op waar persoonlijke reflectie een belangrijk onderdeel van uitmaakt.”
Overwegingen Het panel meent dat de instelling op overtuigende wijze aannemelijk heeft weten te maken dat de voor de opleiding geformuleerde eindkwalificaties aansluiten bij algemeen en internationaal aanvaarde kwalificaties van een bachelor, in het bijzonder bij de zgn. Dublin descriptoren. De instelling heeft de eindkwalificaties, gelet op de daarmee beoogde competenties, vaardigheden en attitudes voldoende kenbaar bachelorniveau en -invulling gegeven. Er zijn door de instelling in het aanvraagdossier en mondeling - ter gelegenheid van het locatiebezoek - voldoende rationalisaties gegeven om de stelling te onderbouwen dat de beoogde eindkwalificaties matchen met het door de Dublin-descriptoren veronderstelde niveau dat een bachelor dient te bezitten aan kennis en inzicht en aan vermogen tot het toepassen van die kennis, tot oordeelsvorming en communicatie en tot het autonoom kunnen volgen van eventuele vervolgstudies. Het panel onderschrijft volledig de door de instelling ter zake gegeven onderbouwingen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Bachelor’ als voldoende.
4.1.3
Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor in hbo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. – Een hbo-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen, waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen Hogeschool NCOI heeft de eindkwalificaties ontleend aan relevante beroepsprofielen en beroepscompetenties, zoals verantwoord onder facet 1.1 hierboven. Daarnaast zijn er diverse gesprekken gevoerd met het Nederlandse werkveld over het profiel van de hbo bachelor Organisatiepsycholoog. De adviesraad heeft zich positief uitgelaten over dit profiel. En het kwaliteitszorgsysteem van NCOI draagt zorg voor een gestructureerde bewaking van het beroepsprofiel, aldus de instelling. De instelling stelt dat de opleiding bachelor Organisatiepsychologie opleidt tot een breed spectrum van beroepen: “Te denken valt aan praktijkfuncties binnen de zakelijke dienstverlening als adviseur, begeleider, coach, bemiddelaar, trainer, consulent, medewerker op het gebied van personeel en organisatie, werving en selectie, outplacement, reïntegratie of loopbaanbegeleiding, HRM-/HRD-deskundige. Daarnaast tot staf- en coördinatiefuncties bij afdelingen P&O, training en opleiding en Arbodiensten. Er is in de opleiding sprake van (beginnende) beroepsbeoefenaren, in die zin dat er bij Hogeschool NCOI sprake is van studenten met werkervaring. Vanwege die aanwezige werkervaring op het opleidingsgebied, beschikt de student over een referentiekader dat het mogelijk maakt om de opleiding goed te kunnen toepassen. Door de directe combinatie van leren en werken is de opleiding en oriëntatie anders dan in voltijdsonderwijs. Juist door de aanwezigheid van een werkomgeving is er een goede
pagina 16
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
oriëntatie op het beroepenveld. Hier gaat het meer om loopbaanoriëntatie, zoals het opklimmen in een functie of doorgroeien naar een andere functie. De kwalificaties zijn zodanig geschreven dat we invulling geven aan de ontwikkeling van die werkende in de rol van hbo bachelor Organisatiepsychologie. De bewaking van het profiel en de herijking van de oriëntatie van de opleiding wordt permanent getoetst aan ontwikkelingen in het werkveld. Dit is een belangrijk aspect binnen de werkwijze van Hogeschool NCOI. Als particuliere organisatie, primair gericht op werkenden en hun achterliggende organisaties, zijn we continu zelf actief in het beroepenveld van de opleiding. Niet alleen ontstaat daarmee een goed beeld van belangrijke thema’s die spelen, ook vraagt dat van de organisatie aanpassingsvermogen om belangrijke ontwikkelingen in het werkveld snel toe te passen in de opleiding.” Overwegingen De instelling heeft naar het oordeel van het panel op inzichtelijke en duidelijke wijze aangetoond dat de opleiding voldoet aan de eisen en elementen die de voorgedragen opleiding hbo-status en -oriëntatie geven. Voor het voldaan zijn aan het vereiste dat de eindkwalificaties zijn ontleend aan in samenspraak met het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen refereert het panel aan wat het hieromtrent reeds bij facet 1.1. overwoog. Voor de vraag of een afgestudeerde bachelor in Organisatiepsychologie (BPs) de kwalificaties bezit om als zelfstandige en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar werkzaam te zijn in een multidisciplinaire omgeving, ligt het bevestigende antwoord besloten in de omstandigheid dat de kern van de opleiding daarin nu juist gelegen is. De leerdoelen van alle modules, zowel de verplichte als de keuzeonderdelen, zijn daar allemaal op afgestemd; het POP is daarop ingericht en de begeleiding van de kant van docenten, bedrijfsmentor en stagecoördinator is daarop in hoofdzaak betrokken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
4.1.4
4.2
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding De facetten ‘domeinspecifieke eisen’, ‘bachelor’ en ‘oriëntatie hbo’ heeft het panel als voldoende beoordeeld. Daarmee krijgt het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ als geheel een positieve beoordeling.
Programma Voor een meer inhoudelijke beschrijving van het programma zie paragraaf 3 van hoofdstuk 3 (profiel opleiding) hierboven. Hier wordt voor een kort totaalbeeld nog even een aantal kerngegevens van de opleiding op een rijtje gezet. Het curriculum beslaat in totaal 240 ECTS. Daarvan worden 100 ECTS ingeruimd voor het vaste kernprogramma van de opleiding, 90 ECTS voor de stages, 30 ECTS voor de afstudeeropdracht, en 20 ECTS voor de gekozen specialisatie (minor). Het Ba-programma is flexibel en volledig modulair opgebouwd, waardoor de studenten tijdens het traject kunnen wisselen in tempo, en het hele programma stapsgewijs kunnen doorlopen. Het totale opleidingstraject kan in drie en een half jaar afgerond worden, volgens de instelling. Het moet in ieder geval binnen de 6 jaar worden voltooid.
pagina 17
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
4.2.1
Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding. – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. – Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen NCOI stelt dat het in samenspraak met deskundigen voor elke deeldiscipline literatuur heeft geselecteerd die actueel en relevant is. De voorgeschreven literatuur is volgens de instelling standaardliteratuur op het bachelorniveau voor het vakgebied. De studenten worden ook uitgedaagd om in het leertraject zelf op zoek te gaan naar relevante publicaties en die in werkstukken op te nemen. Naast Nederlandstalige literatuur of vertaalde werken, wordt ook aansluiting gezocht bij standaard Engelstalige literatuur die opleiders in binnen- en buitenland gebruiken. Jaarlijks wordt de actuele literatuur geëvalueerd en worden nieuwe publicaties bestudeerd om in het programma op te nemen. De literatuur is, zo stelt de instelling, mede tot stand gekomen op basis van een vergelijking met andere opleiders, en voldoet aan nationale en internationale standaarden voor een opleiding op het onderhavige vakgebied, met een behoorlijk aandeel aan Engelstalige boeken en artikelen daarin. Interactie met (toegepast) onderzoek maakt volgens de instelling een belangrijk onderdeel uit van de opleiding: vanwege de onderwijsfilosofie Action Learning zijn methoden en technieken verweven door het gehele programma. Ter gelegenheid van het locatiebezoek is door de instelling nog een document ter hand gesteld, met daarin een overzicht van hoe en waar in de opleiding methoden en technieken aan bod komen. Per module wordt aangegeven welk type opdracht moet worden uitgevoerd en welke methode of techniek daarbij moet worden eigen gemaakt. Over aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen en de ontwikkeling van beroepsvaardigheden meldt het informatiedossier onder meer nog het volgende: “Tijdens de bijeenkomsten van de modules ligt een sterk accent op uitwisseling (discussie) tussen docent en studenten en studenten onderling. Naar aanleiding van de besproken theorie voeren studenten praktijkopdrachten uit die gerelateerd zijn aan de eigen organisatie en aan andere bedrijven door middel van cases. Deze sociaal-constructivistische benadering van opleiden zorgt voor een optimale inbreng van context in de opleiding. Door deze aanpak vindt transfer plaats van theorie naar de praktijk. Ontwikkeling van beroepsvaardigheden wordt gerealiseerd middels gevarieerde werkvormen binnen de opleiding zelf, waarin naast kenniselementen ook voortdurend de link wordt gelegd naar de relevante bijbehorende vaardigheden. Daarnaast heeft iedere student een directe relatie met het eigen werk, die van grote betekenis is om de opleiding toe te passen en om te reflecteren op het eigen vermogen. Omdat alle studenten werken, is er ook een grote inbreng van actuele problematiek binnen de beroepspraktijk. Studenten worden uitgedaagd om zelf cases in te brengen binnen de opleiding. De docent kan vanuit die praktijkgerichtheid een kader schetsen waarin vanuit meer algemene invalshoek
pagina 18
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
bepaalde theorieën en ontwikkelingen in stromingen worden bediscussieerd en waarbij wordt bewerkstelligd dat kennis en vaardigheden up-to-date zijn.” Op verzoek van het panel is door de instelling, na het locatiebezoek, nog een overzicht verstrekt van het soort beroepsvaardigheden dat in de verschillende modules van het programma wordt aangeleerd en de wijze waarop het behaald zijn van die vaardigheden wordt getoetst. Dit is door de instelling op minutieuze wijze uitgewerkt in een matrix. Bij de aan te leren beroepsvaardigheden blijkt het met name te gaan om communicatievaardigheden als: vragen stellen, luisteren, discussievaardigheden, overtuigen, presenteren en schriftelijk rapporteren, maar daarnaast ook om analysevaardigheden, samenwerken en reflecteren. In de matrix worden achter de desbetreffende vaardigheid alleen die modules vermeld, waar het oefenen met de beroepsvaardigheid als hoofdonderdeel van de module kan worden aangemerkt. Als toetsingsvorm wordt meestentijds gebruik gemaakt van de praktijkopdracht, al of niet in combinatie met een mondeling of schriftelijk examen; in sommige gevallen wordt alleen voor de mondelinge examenvorm gekozen in een enkel geval alleen voor de schriftelijke examenvorm. Overwegingen Het panel is van mening dat er voldoende interactie is tussen theorie en praktijk: de werkervaring van studenten wordt op afdoende wijze geïntegreerd in het programma. De opleiding besteedt veel zorg aan het toepassen van geleerde kennis en vaardigheden in de praktijk. Het panel is positief over de sterke nadruk op de beroepspraktijk en de plaats van de praktijkopdrachten. Dat geldt ook voor de diversiteit van de beroepservaring die de instromende studenten met zich meebrengen: daar kan een belangrijke kruisbestuivende werking vanuit gaan. Wel dient de instelling er naar het oordeel van het panel steeds op toe te zien dat die diversiteit niet al te groot wordt, wat ten koste zou kunnen gaan van de kwaliteit van het programma. Via de beroepspraktijk van de studenten levert de interactie met het beroepenveld ook garanties dat in de opleiding de actuele ontwikkelingen op het terrein aan bod komen. Het panel is van oordeel dat niveau van de literatuur adequaat is voor de hbo-oriëntatie van de opleiding. De internationale ambitie die de instelling met de opleiding heeft zou wat het panel betreft nog wat meer statuur kunnen krijgen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als onvoldoende.
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen De opleidingskwalificaties, als beschreven onder facet 1.2, zijn door de instelling uitgewerkt in leerdoelen per module/vak. De instelling doet dat minutieus door, per module, de te bereiken leerdoelen te beschrijven en te relateren aan daarbij behorende werk- en toetsvormen (Bijlage 3 bij het informatiedossier). In Bijlage 4 geeft de instelling - op even minutieuze wijze - aan hoe de leerdoelen per module zich verhouden tot de vijf
pagina 19
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
competentiedomeinen van de Dublin-descriptoren. Voor die inzichtelijke presentatie verdient de instelling een compliment. Over het didactisch concept, de werkvormen en de wijze(n) van toetsing meldt het informatiedossier het volgende: “Het programma wordt uitgevoerd op basis van de ALP-methode van NCOI. Deze methode is bij uitstek geschikt voor werkenden, omdat het aanwezige referentiekader (de werkomgeving) hiermee actief wordt betrokken binnen de opleiding. […] De didactische methode, gekoppeld aan de werkomgeving, maakt het goed mogelijk om vanuit het kader van het beroepsprofiel met eindkwalificaties te werken. Om de verbanden zichtbaar te maken is bij iedere module opgenomen aan welke eindkwalificaties de module bijdraagt. Aan ieder leerdoel zijn expliciet werkvormen gekoppeld. [….] De programmamanager bewaakt of de werkvormen bijdragen aan de meest efficiënte route om de leerdoelen te bereiken. Daarnaast is het van belang voor de studenten dat de werkvormen een gevarieerde aanpak bieden. In de werkvormen wordt een groot beroep gedaan op de zelfstandigheid en actieve participatie van de studenten. Studenten zijn erg veeleisend naar elkaar. Ze verwachten actieve inbreng van elkaar. Daarnaast zijn studenten ook veeleisend naar de docent. Van de docent wordt een sterk praktijkgerichte vertaling verwacht van het programma waarmee de herkenbaarheid wordt vergroot. Juist de interactieve werkvormen sluiten nauw aan bij het concept van actief leren dat Hogeschool NCOI onderschrijft. De werkvormen zijn in de docentenhandleiding gespecificeerd. De toetsing is georganiseerd per module. In de toetsontwikkeling wordt nauwgezet een koppeling aangebracht met de leerdoelen, die het uitgangspunt zijn van de toetsing. In het ontwikkelproces is een toetsmatrijs opgenomen waarin alle leerdoelen evenwichtig over het examen zijn verdeeld. De examens bestaan uit verschillende toetsvormen. Deze toetsvormen zijn vanuit de leerdoelen gekoppeld aan de Dublin-descriptoren. Ontwikkelen, doceren en examineren zijn als regel in de gehele opleiding ontkoppeld. Door deze ontkoppeling wordt bewaakt dat de docent niet een eigen invulling geeft aan een module en het vervolgens naar eigen inzicht toetst. Dit aspect is ook een extra borging voor objectieve niveaubewaking. Het examenbureau toetst de resultaten. Indien de resultaten sterk negatief dan wel sterk positief uitvallen, vindt nader onderzoek plaats in de vorm van een tweede beoordeling. Er wordt steekproefsgewijs een tweede beoordeling uitgevoerd op examenresultaten door de externe examinator die lid is van de examencommissie van NCOI. Op deze manier wordt gewaarborgd dat een vaste norm in het beoordelen wordt gehanteerd […...].” Overwegingen Het gekozen didactisch concept, volgens de Active Learning Principle-methode, is karakteristiek voor het totale onderwijsaanbod van de Hogeschool NCOI. De NCOI profileert zich als ‘bedrijfsopleider‘ met een breed scala aan deeltijd Hbo-opleidingen voor werkenden, voor wie de eigen werkomgeving als referentie dient voor de studie die ze volgen. Op dat concept is ook het voorgedragen programma geënt en de voor het curriculum gekozen werkvormen sluiten daar goed bij aan. Dat zelfde geldt voor de wijze(n) van beoordeling van de opdrachten, verslagen en presentaties waarvoor in het programma is gekozen. Het aldus ingevulde programma vormt met dat al onmiskenbaar een weerspiegeling van de te bereiken eindkwalificaties. De leerdoelen van de opleiding zijn, per module, helder en adequaat uitgewerkt en sluiten qua niveau goed aan bij de eindkwalificaties.
pagina 20
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen De instelling beargumenteert de inhoudelijke samenhang van het programma in eerste instantie vanuit de overzichtelijke opbouw en indeling van het programma in vier fases of jaren: “Elke fase vertegenwoordigt een specifieke oriëntatie. Binnen iedere fase is sprake van een inhoudelijke samenhang. De vier fases werken vanuit een algemene functiegerichte basis, via verdieping, naar een integrale oriëntatie en vervolgens naar het afstuderen. [….] De opleiding dient verplicht te worden doorlopen in een vaste volgorde van fase 1 naar fase 4. Jaar 1: Beroepsgerichte basis In deze fase wordt, in zes inhoudelijk op elkaar afgestemde modules, de basis gelegd voor een gedegen kennis van het gedragskundige werkveld. In deze zes modules zijn alle essentiële deelgebieden van de organisatiepsychologie opgenomen. […] Jaar 2: Vaardigheden sociale psychologie en keuzeprogramma In fase 2 wordt de opgedane kennis uit de propedeusefase in jaar 1 verder verdiept. Deze fase bestaat uit vier inhoudelijke modules en een afsluitende praktijkopdracht. Jaar 3: Cross-culturele psychologie en Interventiekunde In het derde jaar worden twee verplichte modules gevolgd. Daarnaast volgt de student een keuzeprogramma. Jaar 4: Integratie en afstuderen De opleiding wordt afgesloten met een integrale afstudeerscriptie. Tijdens deze fase worden studenten individueel begeleid.” De instelling voegt daar nog aan toe dat het programma tot stand is gekomen op basis van de consequente toepassing van de ontwikkelcyclus en dat het ook op deze wijze zal worden onderhouden. Als punten die ook de samenhang van het programma ten goede komen merkt de instelling nog aan: “Studentenvoorlichting Iedere startende bachelorstudent neemt deel aan een verplichte introductiebijeenkomst waarin het programma volledig wordt doorgenomen en verbanden tussen de onderdelen expliciet worden gelegd. Door het gehele programma op voorhand te verkennen, ontstaat meer inzicht in de structuur en de onderlinge samenhang van modules. Docentenuitwisseling Er vindt periodiek vakoverleg plaats met docenten vanuit verschillende disciplines, om ‘cross-over’ kennis te maken. De aansluiting tussen de modules wordt in deze sessies besproken. In de sessies zijn docenten en ontwikkelaars betrokken. Daarnaast is er per bacheloropleiding een core faculty ingesteld die samen met de programmamanager de inhoudelijke samenhang en actualiteit bewaakt. De sessies worden twee keer per jaar georganiseerd door de programmamanager.
pagina 21
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Programmaopbouw Om de inhoudelijke samenhang van de Bachelor te versterken, is een integrerende eindopdracht opgenomen bij iedere fase van de opleiding. Door deze opdrachten, waarin verschillende modules worden gecombineerd, worden studenten gedwongen om integraal te leren werken en denken. Daarmee wordt de samenhang in het curriculum nog duidelijker: (i) Fase 1 wordt afgesloten met een praktijkopdracht waarin de doorlopen modules worden gecombineerd. (ii) Fase 2 wordt afgesloten met een praktijkopdracht waarin eveneens de doorlopen modules worden gecombineerd. (iii) Fase 3 wordt integraal afgesloten met de afstudeerscriptie. Naast de werkstukken worden in iedere fase twee praktijkrapportages of ‘stageverslagen’ gemaakt, op basis waarvan de studiepunten voor de stage/werkervaring worden toegekend. Juist deze praktijkrapportages maken de studenten bewust van de betekenis van de opleiding voor de eigen werksituatie.” Tot slot verwijst de instelling naar de bijlagen 3 (Leerdoelen per module) en 4 (Relatie 5 tussen leerdoelen en eindtermen opleiding/Dublin-descriptoren) waaruit eenduidig zou zijn op te maken hoe en in welke mate de per module en fase geformuleerde leerdoelen een bijdrage leveren aan het bereiken van de eindtermen. Overwegingen Het panel oordeelt dat de instelling er op overtuigende wijze in is geslaagd om een inhoudelijk samenhangend programma aan te bieden. De opbouw van het programma in vier fases, met een geleidelijk verlopende oriëntatie van algemene profielverkenning, via verdieping en verbreding, naar integratie in, is doordacht te noemen. Datzelfde geldt voor de in moeilijkheidsgraad opklimmende invulling van praktijkopdrachten, met als ultieme proef op de som de afstudeeropdracht, waarmee beoogd wordt om de eerdere studiefases inhoudelijk met elkaar te relateren en de integratie van het in eerdere fases geleerde te borgen. Het panel is van oordeel dat ook de overige door de instelling aangevoerde omstandigheden(studievoorlichting, docentenuitwisseling en integrerende eindopdracht per module) bijdragen aan de innerlijke consistentie en coherentie van het programma . Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen Het programma bedraagt 240 ECTS. In het informatiedossier stelt NCOI dat de studeerbaarheid van het programma wordt bewaakt door een zorgvuldige afstemming van het beroepsprofiel, de kwalificaties en de leerdoelen. Deze laatste geven concreet het niveau van de opleiding aan. Een zorgvuldige selectieprocedure vermijdt een te laag niveau van de opleiding en een groot uitvalpercentage. Verder is de planning en organisatie van de opleiding volledig ingericht voor werkenden. Het aantal contactmomenten is beperkt tot een avond per week of een volledige dag in de twee weken. De digitale leeromgeving E-connect 5
pagina 22
Zie ook de Bevindingen bij facet 2.2.
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
en de studiewijzers bieden verdere ondersteuning bij de planning en organisatie van de studieactiviteiten. De student besteedt gemiddeld 40 uur per week aan de verschillende studie-activiteiten; 21 uren zijn instituutsgebonden uren die buiten de werktijd van de student vallen; 19 uren studie-activiteit worden tijdens de werkzaamheden uitgevoerd. Iedere student beschikt over medewerking van zijn organisatie om de action-learning opdrachten uit te voeren. De totale studielast is 7056 studie-uren. De opleiding is volledig modulair opgebouwd en laat verschillende mogelijkheden in studietempo toe. Studenten kunnen gebruik maken van speciale voorzieningen op het gebied van studiebegeleiding (timemanagement, studievaardigheidstrainingen en individuele coaching). In een document met aanvullende informatie over de studielast en de studeerbaarheid van de opleiding, dat het panel eerst ter gelegenheid van het locatiebezoek onder ogen kreeg, benadrukt de instelling nog het belang van de component ‘informeel leren’ voor een opleiding - als de onderhavige – die opgezet is vanuit de ‘action learning’ didactiek. De omvang van die component van leren in de meer informele setting van de sociale context van de werkomgeving is volgens de instelling aanzienlijk, zeker als dat concreet wordt gestimuleerd door gerichte opdrachten. Datzelfde geldt voor de competentieontwikkeling, aldus de instelling, die daar in verklarende zin aan toevoegt: “De competentieontwikkeling op de werkplek is een concrete vertaling van de sociaal-constructivistische grondslagen van de NCOI didactiek. In onze visie laten competenties zich alleen in hun context ontwikkelen. Het uitwisselen van ervaringen en gedachten hierover in de bijeenkomsten en via E-connect vormen de belangrijke multi-contextualiteit die nodig is om ook meer generieke kennis en inzichten te ontwikkelen, die verder gaan de scope van de eigen werkplek. Het informele leren en de competentieontwikkeling spelen een belangrijke rol in de didactiek van NCOI. NCOI houdt vat op deze ontwikkeling door begeleiding.” Over die begeleiding bevat het genoemde document ook nog enige belangrijke aanvullende informatie. Met name met betrekking tot de zgn. organisatiegestuurde begeleiding bevat het document interessante informatie, in verband met de daarin weggelegde taken van het Studiecentrum (bewaking cursistenvoortgang via het student volgsysteem in Olympus), de docent (invulling eventverslag), de stagebegeleider (koppeling van de opleiding naar de werkplek) en de bedrijfsmentor (begeleidende en beoordelende rol op de werkplek). Overwegingen Het panel wil een kanttekening maken bij de studiebelasting van het programma in het algemeen en bij de haalbaarheid van de studie voor full time werkenden in het bijzonder. Het valt op dat 90 ECTS van de 240 ECTS, die het programma in totaal telt, zijn geoormerkt als ‘stage’, waar het per saldo gaat om reguliere werktijd bij de werkgever, zonder kenbare, specifiek studie-georiënteerde, werkinvulling. Meer dan éénderde van de opleiding krijgt aldus invulling met alleen de bij de intake/assessment van de betreffende studenten verkregen zekerheid dat “de student binnen het kader van zijn eigen werk nuttige en direct relevante activiteiten verricht, gekoppeld aan zijn opleiding en gedurende de gehele looptijd 6 van de opleiding” Het panel is bereid te aanvaarden dat een substantieel deel van de als ‘stage’ aangemerkte werktijd kan worden beschouwd als voor de onderhavige studie vereiste ‘relevante ervaring vanuit de werkomgeving’, maar het betwijfelt of de volle 2520 uur over drie jaar als zodanig kunnen worden aangemerkt. De instelling dient er in ieder geval over te waken dat stage en werk als het ware dubbel gehonoreerd wordt. Wel vindt het panel dat de instelling strikte criteria hanteert voor de kwaliteit van de werkplek en de
6
pagina 23
P. 5 van de notitie ‘Borging processen rondom stage’, NCOI-opleidingsgroep, maart 2008
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
processen rondom de stage heeft geborgd door deze te beschrijven en te verankeren in een 7 schriftelijk document . Een studierelevante werkplek lijkt met dat al wel gegarandeerd. De gesprekken met studenten tijdens het locatiebezoek bevestigden dat de belasting hoog ligt en tot ca. 60 uur/ week kan bedragen, maar dat het programma op zichzelf wel studeerbaar is. Opmerkelijk vond het panel het te moeten constateren dat de door de studenten opgegeven belasting aan instituutsgebonden studieactiviteiten tussen 9 à 13 uur bedragen, waar de instelling blijkens het informatiedossier uitgaat van een gemiddelde netto week belasting van 21 uur. Ook de binnen werktijd beschikbare/bestede uren voor het uitwerken van opdrachten, het maken van rapportages en de beroepsvorming blijken in de praktijk achter te blijven bij de daarvoor begrote 19 uur. In een enkel geval bleek voor dit soort activiteiten zelfs nauwelijks ruimte te zijn. Studenten proberen soms wel extra energie in de studie te steken, bijv. in de sfeer van reflectie en verder oriëntatie tijdens het werk, het voeren van gesprekken en overleg met collega’s over problematiek die in het curriculum aan bod komt en het bouwen aan een referentiekader door zich te verdiepen in bestaande manuals en ander instructiemateriaal. Gegeven het feit dat deze vorm van leren - ook wel ‘informeel leren’ genoemd (omdat planning sturing en controle van de leeractiviteiten berusten op initiatief van de lerende zelf) - in de wetenschap van de pedagogiek steeds meer wordt onderkend, mag aangenomen worden dat deze vorm van leren een steeds belangrijker component van studies vormt, met name waar het gaat om duale opleidingen in deeltijd. Toch geeft het panel de voorkeur aan een beter uitgewerkte benutting van de werkplek. Een faciliteit die naar het oordeel van het panel zeker bijdraagt aan de studeerbaarheid van het programma is de E-connect leeromgeving die de instelling kent, omdat het daarmee mogelijk is om de resultaten en tevredenheid van studenten continu te monitoren en, zo nodig, maatregelen te nemen om de studievoortgang bij te sturen. De cursist kan verder via E-connect - bij wijze van e-learning - contact onderhouden met medecursisten en de docent en met wiki’s en weblogs. Al tekent het panel er wel bij aan dat de e-learning functie van Econnect op dit moment voor de meeste studenten nog niet zo’n belangrijke plaats in de studie inneemt. De huidige benutting blijft in dat opzicht achter bij de technische mogelijkheden. Alles bij elkaar genomen oordeelt het panel dat het programma studeerbaar is. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-bachelor: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Bevindingen Het programma laat studenten toe met een diploma Havo, Vwo of mbo-niveau 4. NCOI werft alleen studenten die beschikken voer een relevante werkomgeving op hbo-niveau. Studenten met een andere achtergrond worden gescreend door de toelatingscommissie die nagaat of de student voldoende achtergrond heeft om het bachelorprogramma succesvol te doorlopen. Dergelijke kandidaten moeten minimum 21 jaar zijn. 7
pagina 24
zie noot 4
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Het toelatingsbeleid is volgens het informatiedossier gebaseerd op een waardering van kandidaten aan de hand van de volgende toetselementen: 1. de gevolgde opleidingen en cursussen 2. de werkervaring en huidige werkomgeving conform beroepsprofiel 3. een gesprek waaruit blijkt dat de kandidaat in werk- en denkniveau functioneert op het eindniveau van de voorbereidende basisopleiding 4. de aanwezige motivatie 5. het persoonlijk profiel Er vindt een intakeprocedure plaats voor iedere deelnemer waarbij het portfolio (bestaande uit cv, getuigschriften en cijferlijsten, legitimatiebewijs en eventueel aanvraag toelatingsonderzoek) wordt aangevuld met gegevens die resulteren uit het gesprek over de toetselementen 1 t/m 5. De intake wordt vastgelegd en samen met het portfolio en de eventuele uitslag van het toelatingsonderzoek opgenomen in een dossier. Het dossier wordt inhoudelijk beoordeeld door de examencommissie. Kandidaten krijgen schriftelijk uitslag over de toelating. Een student kan vrijstellingen krijgen voor studieonderdelen op basis van reeds behaalde diploma’s of een breder onderzoek naar verworven competenties. Vanaf voorjaar 2006 maakt NCOI hierbij gebruik van een digitale EVC-tool, die een inventarisatie toelaat van de aansluiting van de competenties van de student en leerdoelen binnen de modules van het curriculum. Overwegingen Het panel is van oordeel dat de toelatingsprocedure en de daarbij gehanteerde toelatingseisen voldoende adequaat zijn voor een selectie van studenten die de instelling voor de opleiding op het oog heeft. 8 De borging van de processen rondom de stage is in een document vastgelegd en biedt als de selectie conform dit document geschiedt - naar het oordeel van het panel voldoende garanties dat de instromende student ook daadwerkelijk beschikt over een voor de studie passende werkomgeving, gelet op zowel het didactisch concept van de ALP-methode als het idee van ‘stage in werktijd’. Op de vragen die het panel had over de diversiteit in werkervaring en het eventuele gevaar dat die diversiteit met zich mee zou kunnen brengen voor het bewaken van het kwaliteitsniveau van de opleiding heeft het panel tijdens het locatiebezoek voldoende antwoorden gekregen. Gebleken is dat de diversiteit van de werkervaring van de studenten in het programma wordt geïntegreerd via de praktijkopdrachten die gekoppeld zijn aan de modules, en de stageverslagen. De werkopdrachten moeten op de werkplek zelf uitgevoerd worden en krijgen dus een specifieke invulling naargelang de beroepscontext van de student. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-bachelor met in de regel 240 studiepunten. 8
Borging processen rondom stage, NCOI maart 2008. Het document werd het panel eerst t.g.v. het locatiebezoek ter hand gesteld. Zie
ook onder Overwegingen bij facet 4.2, hierna.
pagina 25
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Bevindingen De opleiding beslaat 240 ECTS, hetgeen aansluit bij de wettelijke basis van een hbobachelor. Overwegingen Het panel stelt vast dat de opleiding voldoet aan de formele eis voor studieduur van een hbo-bachelor. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
4.3 4.3.1
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma De facetten ‘eisen hbo’, ‘relatie tussen doelstellingen en programma’, ‘samenhang programma’, ‘studielast’, ‘instroom’, en ‘duur’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 2 ‘Programma’ als geheel een positieve beoordeling.
Inzet personeel Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen Het aanvraagdossier betoogt dat de stafleden in ruime mate voldoen aan de eisen HBO. Het beleid van NCOI is sterk gericht op het inzetten van docenten die nauw aansluiten op de beroepspraktijk. NCOI werkt met ervaren professionals: senior trainers en ervaren docenten. Alle NCOI docenten en trainers worden niet eerder ingezet dan wanneer zij volledig getraind zijn in en geïnformeerd over de te verzorgen opleiding en de specifieke doelgroep. Voor iedere docent is een persoonlijk ontwikkeltraject uitgewerkt. Een systematische evaluatiemethodiek zorgt voor het bewaken van de performance van de docenten. Op basis van eigen evaluaties en CEDEO-evaluaties blijkt dat de praktijkgerichtheid van de bacheloropleiding en de affiniteit van de docenten met de beroepspraktijk goed wordt gerealiseerd, aldus de instelling, die er nog aan toevoegt: “De gemiddelde score van docenten over 2006 ligt op 8,3. Er wordt veel geïnvesteerd in het aannamebeleid. Verder is de strakke regie over kwaliteit in de vorm van continue evaluatie een instrument waarin kwaliteit zichzelf steeds verder uitfiltert.” Door zorgvuldige selectie aan de poort, wordt zichtbaar meer kwaliteit geleverd, zo claimt de instelling. Bovendien is met het oog op kwaliteitsbewaking vanuit het docentencorps per 9 bachelorlijn een core faculty samengesteld die inhoudelijk expert is op de desbetreffende vakgebieden. “De core faculty bewaakt samen met de programmamanager de inhoudelijke samenhang van het programma. Via het forum op E-connect informeren NCOI en de core faculty docenten ook moduleoverstijgend”, zo voegt de instelling daar nog aan toe.
9
pagina 26
Zie daarvoor ook de Bevindingen onder facet 3.3.
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Overwegingen Veel docenten staan in de beroepspraktijk en hebben een eigen zaak of bureau. Het panel vindt het evenwel een gemis dat de beroepservaring van de groep docenten niet méér voortkomt uit een beroepspraktijk in grotere bedrijven of de publieke sector. En hoewel de internationale oriëntatie in het informatiedossier wordt onderstreept, wordt volgens het panel niet aangetoond dat de groep van docenten ook beschikt over gedegen ervaring in het (internationale) bedrijfsleven. Toch is het panel van oordeel dat de praktijkgerichtheid en affiniteit van de docenten met de beroepspraktijk voldoende is (zie voorts ook de overwegingen bij het facet Kwaliteit personeel). Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen NCOI beschikt over een groot aantal inzetbare trainers en docenten. Het werkt frequent met freelancers in het kader van de hbo-opleiding en organiseert maandelijks selectiebijeenkomsten. Uit het informatiedossier blijkt dat 70% van het totale potentieel voor inzet in hbo actief wordt benut. Van de ca 850 docenten en trainers binnen NCOI zijn er ongeveer 100 die in aanmerking komen om binnen de opleiding bachelor Organisatiepsychologie onderdelen te verzorgen. NCOI werkt met kleine groepen van gemiddeld 12 tot 18 studenten. De ratio docenten/studenten komt neer op 1:14.5 Over de te verwachten instroom en de toereikendheid van het daarvoor in te zetten docententeam meldt het informatiedossier nog: “De verwachting voor de instroom in september 2006 ligt op dertig tot veertig studenten voor de bacheloropleiding Organisatiepsychologie. De groei zal daarna ontwikkelen tot jaarlijks zestig studenten. De verwachte instroomontwikkeling is gebaseerd op de instroomontwikkeling van de andere Bacheloropleidingen van Hogeschool NCOI. NCOI beschikt over goede forecastmodellen om de instroom goed te voorspellen vanuit brochureaanvragen en het bezoek van informatiebijeenkomsten. Op basis van de ontwikkeling van de forecast wordt de docentenplanning steeds aangepast. Hogeschool NCOI heeft ruim voldoende personele bezetting om de instroom in de hbo bachelor Organisatiepsychologie kwalitatief goed in te vullen.” Overwegingen Docenten worden op freelance basis ingehuurd al naar gelang het aantal groepen. Door de relatief geringe groepsgrootte is er een gunstige docent/student-ratio. En dat gegeven kan de kwaliteit van het onderwijs zeker ten goede komen, zo meent het panel. NCOI beschikt over voldoende financiële capaciteit om - uitgaande van een maximale instroom van zestig studenten op jaarbasis en een groepsgrootte van twaalf tot achttien studenten – de daarvoor benodigde docenteninzet te realiseren. Ook de capaciteit waaruit de NCOI kan putten is zonder meer toereikend te noemen: van de totaal 850 docenten en trainers binnen NCOI zijn er ongeveer 100 docenten die aanmerking komen om onderdelen binnen de opleiding hbo bachelor Organisatiepsychologie te verzorgen. De belangstelling om voor de NCOI te werken blijkt bovendien bijzonder groot. Elke maand vinden meerdere
pagina 27
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
selectiebijeenkomsten plaats. NCOI is daardoor in staat ook sterk op kwaliteit te selecteren. Het docentenbestand wordt actief beheerd. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen 1. Inhoud De docenten bezitten volgens NCOI doorgaans een ruime academische achtergrond en zijn actief in het bedrijfsleven of de publieke sector. NCOI stelt dat de docenten beschikken over minimaal doctoraal niveau; een aantal kerndocenten is gepromoveerd. Naast hun docententaak is het overgrote deel werkzaam binnen het profiel waartoe de opleiding opleidt. Dit is volgens het NCOI een belangrijk gegeven om de expertise en praktijkervaring actueel en op peil te houden. Het panel kon uit de aangeleverde CV’s van docenten opmaken dat het niveau van de docenten in het algemeen op doctoraalniveau ligt. Tijdens het locatiebezoek werd bevestigd dat de meeste docenten een universitaire achtergrond hebben. 2.Didactiek De docenten hebben ervaring met de ALP methode als onderwijsmethodiek. Kandidaat docenten moeten tijdens een proefles hun kwaliteiten als ‘gespreksleider’ in een interactief opgevatte onderwijscontext aantonen. NCOI biedt docenten een programma aan didactische trainingen en workshops. Workshops en intervisiebijeenkomsten bieden ondersteuning aan de docenten om hun expertise op inhoudelijk en onderwijskundig gebied op peil te houden. Het panel heeft tijdens het locatiebezoek de evaluatieformulieren van cursisten over de docenten kunnen inkijken en ziet dat de studenten zich tevreden tonen over de kwaliteit van de docenten. Het stelt vast dat NCOI ook initiatieven neemt inzake de professionalisering van de docenten (workshops). 3. Organisatie De opleiding wordt ondersteund door de programma-manager. Voor praktische zaken, vragen over roosters, lokalen, cursussen, examenregeling etc. is het Olympussysteem een belangrijk instrument. 4. Core faculty Om in aanmerking te komen voor de rol van core faculty dient een docent gepromoveerd te zijn en/of ruime praktijkervaring te hebben in het verzorgen van het programma. De core faculty is actief bij de uitvoering van de opleiding betrokken (als denktanklid, adviesraadlid, docent, ontwikkelaar, scriptiebegeleider). De taken van de core faculty zijn: • Het bewaken van het beroepsprofiel en de inhoudelijke samenhang van het programma met de programmamanager. • Met NCOI inhoudelijk aanspreekpunt zijn voor docenten van deze opleiding. Het forum op E-connect voorziet in deze taak. • Het leiden van de opstartbijeenkomst voor docenten bij de start van het nieuwe studiejaar (gerichte instructie voor docenten ten aanzien van de opbouw van de opleiding
pagina 28
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
en onderlinge afstemming, zodat ook tijdens de opleiding regelmatig ervaringen met elkaar worden uitgewisseld, de eindtermen van de opleiding en de wijze waarop de modules hieraan een bijdrage leveren) (eenmaal per jaar). De programmamanager van NCOI is hierbij aanwezig. • Het leveren van input voor studiemateriaalverbetering en het gericht geven van feedback op de inhoud van modules en de samenhang Overwegingen Op basis van de aangeleverde informatie oordeelt het panel dat het algehele opleidingsniveau van de docenten voor de bachelor organisatiepsychologie aan de maat is. Er zijn enkele gepromoveerde docenten en ook het als eis gestelde doctoraal niveau van het docentencorps lijkt overeen te komen met de cv-informatie van de docenten. Wel stelt het panel vast dat de beroepservaring van veel docenten zich in tegenstelling tot de verschafte informatie niet zozeer situeert onder professionals van de private en publieke ondernemingen en diensten. Een aanzienlijk deel is werkzaam in eigen (eenmans)bedrijfjes en bureaus en/of als free-lance docent. Hoewel de opleiding argumenteert dat mensen in grote bedrijven vaak minder beschikbaar zijn voor inzet in opleidingen en onderwijstaken, vindt het panel de huidige gang van zaken niet optimaal om een gedegen kwaliteit van de docenten voldoende te garanderen. Per bachelorlijn - en dus ook voor de onderhavige opleiding - heeft de instelling voorzien in de samenstelling van een core faculty, bestaande uit een aantal kerndocenten aan wie, naast de bewaking van het beroepsprofiel en de inhoudelijke samenhang van het programma, ook de taak is opgedragen aanspreekpunt te zijn voor de docenten van de opleiding en van wie tevens instructie en begeleiding wordt verwacht met het oog op de onderlinge afstemming van de bijdragen van de verschillende docenten. Het panel verwacht dat van een en ander een stimulerende en kwaliteitsverbeterende impuls zal uitgaan richting docentencorps. Het waardeert dit als bijzonder positief. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende. 4.3.4
pagina 29
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel De docenten zijn voldoende actief betrokken bij de actuele beroepspraktijk. De opleiding blijkt docenten in te huren die een goede beoordeling krijgen door studenten. Indien nodig kan de opleiding de capaciteit aanpassen aan de studenteninstroom. De instelling heeft verder ook voldoende financiële capaciteit om de voor de opleiding benodigde docentinzet te kunnen recruteren, terwijl het ‘vervangend’ aanbod aan gekwalificeerd personeel - dat zich maandelijks bij wijze van open sollicitatie meldt - de vraag vele malen overtreft. De kwaliteit van het personeel zou echter in die zin beter en anders kunnen dat meer gebruik zou worden gemaakt van de inzet van professionals van private en publieke ondernemingen en diensten, dan zoals nu gebeurt uit het aanbod van ‘eenpitters’ met een eigen bedrijf of adviesbureau. Het totaal oordeel ten aanzien van het onderwerp ‘Inzet personeel’ is voldoende.
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
4.4 4.4.1
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen De opleiding bachelor Organisatiepsychologie wordt aangeboden als deeltijd contactonderwijs met ondersteuning van de digitale leeromgeving E-connect. De bijeenkomsten van de opleiding worden op diverse plaatsen in Nederland georganiseerd. Naast het eigen pand, worden ten behoeve van colleges ook ruimtes ingehuurd bij vergadercentra, hogescholen, universiteiten en hotels. De kwaliteit van de locaties wordt bewaakt door de afdeling Planning en Organisatie. De digitale leeromgeving E-connect is voor alle studenten toegankelijk en biedt toegang tot lessen, zelfevaluatietoetsen, discussie met medestudenten, communicatie met de docenten, het raadplegen van digitale vakliteratuur en van aanvullend lesmateriaal. Overwegingen Op de locaties waar het contactonderwijs zal worden verzorgd biedt de instelling voldoende onderwijsruimten en faciliteiten aan om de opleiding te kunnen verzorgen. De kwaliteit van de ondersteunende leermiddelen, waaronder de audiovisuele voorzieningen en de digitale leeromgeving is, afgaande ook op de positieve waardering van de kant van de studenten, goed. Wel ontbreekt een goede bibliotheekvoorziening, waardoor studenten niet gemakkelijk recent onderzoek kunnen opzoeken. Het panel is onder de indruk van de mogelijkheden en de klantvriendelijkheid van het Econnect systeem. E-connect is een handig platform voor dagelijkse communicatie en voor interactie tussen studenten en docenten. Het fungeert ook als digitaal leerplatform. Het panel stelde evenwel vast dat met E-connect de studenten geen toegang verwerven tot digitale bilbliotheken en databestanden, en vindt dit toch wel een gemis. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen Studiebegeleiding De studievoortgang wordt geregistreerd in het informatiesysteem Olympus, waaraan ook de examenorganisatie is gekoppeld. Het examenbureau bewaakt de voortgang en signaleert naar de afdeling Advies en Voorlichting in geval van problemen. In dat geval volgt er telefonisch overleg over het vervolg van de opleiding en wordt er advies gegeven over de studie-aanpak. Vragen van studenten komen vaak terecht bij docenten - die de inhoudelijke begeleiding van de studenten opnemen - en bij de afdeling Advies en Voorlichting – die ondersteuning biedt bij praktische vragen. Per 1 januari 2006 is het Studiecentrum operationeel, dat studievoortganggesprekken organiseert en de mogelijkheid biedt
pagina 30
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
studiekeuzes te bespreken. NCOI verzorgt desgewenst ook aanvullende persoonlijke coaching. Informatievoorzieningen Naast de algemene studiegids, is er een studiewijzer per module. De input van de afdeling Advies en Voorlichting is standaard betrokken in het ontwikkelen van cursusmateriaal. Via internet worden FAQ’s gepubliceerd. Veel van de nodige informatie is te vinden op Econnect, het web-based informatie- en contactplatform waar studenten en docenten gebruik van kunnen maken. Overwegingen In de begeleiding van studenten is een belangrijke rol weggelegd voor de bedrijfsmentor en de stagebegeleider. Met tevredenheid heeft het panel vastgesteld dat de taken van beide functionarissen/figuren zijn omschreven en vastgelegd in een document (‘Borging processen rondom stage’). Ook de eisen waaraan een bedrijfsmentor en de stagebegeleider dienen te voldoen uit een oogpunt van vaardigheden en competenties zijn daarin vastgelegd. Voor het panel is echter onduidelijk gebleven hoeveel tijd een bedrijfsmentor en de stagebegeleider ter beschikking heeft om de hem toegedachte taken te vervullen. Uit het gesprek met de stagebegeleider t.g.v. het locatiebezoek bleek dat per student niet veel meer dan één uur per jaar beschikbaar was om de toegedachte taken te vervullen. Ook uit de gesprekken met de verschillende bedrijfsmentoren kwam naar voren dat de voor begeleiding van cursisten beschikbare tijd beperkt was: ongeveer een kwartiertje regulier werkoverleg op weekbasis. Het panel vindt die feitelijke tijdsinvesteringen gering en niet in verhouding staan tot het belang van die functies met het oog op de omvang die de stage in het totaal van de opleiding inneemt. Het panel onderkent dat de functie en de rolinvulling van de bedrijfsmentor (en tot op zekere hoogte ook die van stagebegeleider) nog in ontwikkeling is, maar vindt dat de instelling wel meer tijd zou dienen in te ruimen voor deze vormen van begeleiding. Daarom acht het panel het noodzakelijk dat de instelling hieraan bijzondere aandacht schenkt en remedieert. Het panel is positief over de systemen waarover NCOI beschikt inzake informatievoorziening aan de studenten, studieopvolging en studiebegeleiding. Via EConnect hebben studenten toegang tot de studieroosters, examenplanning en beoordelingscijfers, evaluatielijsten, etc. Op E-connect worden ook cursusmateriaal en eventverslagen ter beschikking gesteld, die na elke bijeenkomst door de docent worden aangeleverd. E-connect zorgt voor een rechtstreekse lijn tussen docenten en studenten en biedt deze een digitaal forum voor uitwisseling en samenwerking. Studievoortgang, examencijfers, aanwezigheden, etc worden ook centraal gemonitord. Op basis hiervan kan het studiecentrum de nodige stappen nemen voor studenten die achterblijven. Het panel vraagt zich wel af of het haalbaar is dat de studievoortgang en leertrajectbegeleiding door slechts één persoon binnen het NCOI wordt verzorgd, en dit voor alle studenten en aangeboden opleidingen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3
pagina 31
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen De materiële voorzieningen en studiebegeleiding worden door het panel als voldoende beoordeeld. Het panel is van oordeel dat het informatiesysteem Olympus en E-Connect een sterk punt vormen in de voorzieningen. Het vraagt zich wel af of de huidige personele capaciteit voor leertrajectbegeleiding en monitoring van de studievoortgang van de
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
studenten volstaat. Ook betwijfelt het panel of de studenten snel recente relevante literatuur kunnen opzoeken aangezien bibliotheekvoorzieningen ontbreken. Niettemin is het oordeel van het panel over het onderwerp Voorzieningen positief.
4.5 4.5.1
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen NCOI heeft een kwaliteitszorgsysteem ingericht dat gecertificeerd is volgens ISO 9001. Daarin is een gestructureerde procedure opgenomen voor kwaliteitsbepaling, bewaking en verbetertrajecten. Het systeem wordt beschreven in bijlage 8 van het aanvraagdossier. NCOI werkt met een structurele verbetercyclus. Tweejaarlijks vindt er vanuit elke afdeling een managementrapportage plaats op grond van doelstellingen en Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s), die betrekking hebben op tevredenheid, processen en rendement. De resultaten van de evaluaties wordt teruggekoppeld naar docenten en studenten en besproken op de adviesraad. In deze zullen naar de toekomst toe ook alumni zetelen. Het plannings- en informatiesysteem van NCOI – Olympus – wordt een van de kritische succesfactoren genoemd om de logistiek en organisatie van opleidingstrajecten bij te houden. Richt het beschreven kwaliteitszorgsysteem van de instelling zich vooral op het beheersen van managementprocessen, het door de instelling aangestelde team van kerndocenten (core faculty) bewaakt vooral het beroepsprofiel, de samenhang en de inhoudelijke kwaliteit van het programma, zo heeft het panel uit de beschrijving van taken van de core faculty begrepen. Bij het locatiebezoek heeft het panel zich verder kunnen informeren over de Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s) en de kwaliteitsverbeteringtrajecten en nam het op basis van de nadere toelichting van een en ander kennis van het gegeven dat het NCOI een halfjaarlijks evaluatiemoment organiseert per afdeling, waarbij verbeterpunten en concrete termijnen voor actie worden bepaald.
Overwegingen Het panel heeft kunnen vaststellen dat NCOI inzake interne kwaliteitszorg werkt volgens het ISO-handboek. Het drukt waardering uit voor de manier waarop NCOI systematische procedures voor planning en controle van het systeem voor interne kwaliteitszorg heeft ontwikkeld. Het panel is onder de indruk van het systeem Olympus en noemt de bewaking van de kwaliteit van het onderwijsproces in procedurele zin een sterk punt van het NCOI (informatieverstrekking, voorlichting, begeleiding, studievoortgangregistratie, etc.). De klantgerichtheid van NCOI is sterk ontwikkeld. Het panel constateert met tevredenheid dat de kwaliteitsbewaking, uit een oogpunt van zorg voor adequate managementprocessen, goed wordt afgedekt door het gecertificeerde kwaliteitszorgsysteem dat door de instelling is ontwikkeld, en dat de inhoudelijke kwaliteit van de bachelorcurricula en het docententeams die de instelling kent primair wordt bewaakt middels een core faculty-systeem dat de instelling per bachelorlijn heeft ontwikkeld of van
pagina 32
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
plan is te ontwikkelen. Voor de onderhavige bachelor is zo’n core faculty reeds ingesteld en operationeel; de samenstelling daarvan is recent uitgebreid. Het panel heeft ter gelegenheid van het locatiebezoek met het bestaande team van kerndocenten gesproken en heeft daar een positieve indruk aan overgehouden. Het team bestaat uit professionals van bewezen kwaliteit die een grote betrokkenheid met het vakgebied en de opleiding aan de dag leggen. Het panel heeft alle vertrouwen in hun inhoudelijke inbreng voor het programma. Voor het panel is het niet echt duidelijk geworden - ook niet na gegeven toelichting - hoe de concrete invulling plaatsvindt van de KPI’s, waaraan de opleiding zegt haar kwaliteit te willen afmeten. Dat laat onverlet dat het panel wel overtuigd is van de adequaatheid en operationaliteit van de procedures, de instrumenten en de gremia die het NCOI hanteert voor de bewaking van de kwaliteit van haar opleidingen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2
Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Het informatiedossier bevat over de betrokkenheid van de verschillende ‘stakeholders’ bij de interne kwaliteitszorg de volgende informatie: Medewerkers Docenten wordt gevraagd het studiemateriaal te evalueren na iedere afname van een module. Verder wordt gepeild naar hun tevredenheid over NCOI en over de locaties en materiële voorzieningen. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel kunnen vaststellen hoe het Olympus systeem bij deze evaluaties dienstbaar is. Het heeft ook kennis genomen van het feit dat er geregeld uitwisseling is via het docenten- en vakkenoverleg. Studenten en alumni Elke module wordt tussentijds en op het eind geëvalueerd met behulp van standaard evaluatieformulieren. De bevraging peilt naar de bevindingen van de studenten met betrekking tot de deskundigheid en prestaties van docenten, de werkvormen, het materiaal, de beschikbaarheid en toegankelijkheid van de locaties. De evaluaties worden teruggekoppeld aan docenten en studenten. Blijkens het informatiedossier zijn alumni op dit moment nog niet betrokken in de evaluaties. Zij zullen in de toekomst wel vertegenwoordigd worden in de adviescommissie. Afnemend beroepenveld Het werkveld is vertegenwoordigd in de adviesraad. Dit orgaan adviseert de opleiding over het beroepsprofiel en de inrichting van het curriculum. Hij adviseert ook jaarlijks aan het opleidingsmanagement. Het werkveld is verder aanwezig via de bedrijfsmentor van de student die in de kwaliteitscyclus betrokken is, en oordeelt over de praktische relevantie van de verschillende onderdelen voor de werksituatie. Overwegingen
pagina 33
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Het panel had de nodige bedenkingen bij de mate van betrokkenheid van docenten bij de opleiding en de kwaliteitsbewaking, omdat het werken met een aanzienlijk aantal free-lance docenten - op een groot aantal locaties - het niet denkbeeldig gevaar van versnippering en fragmentatie met zich mee kan brengen. Op vragen daaromtrent - ter gelegenheid van het locatiebezoek - heeft het panel wel enige geruststellend bedoelde antwoorden gekregen, maar de zorg die het panel op dit punt heeft is daar niet geheel mee weggenomen. Daar staat wel tegenover dat de instelling inmiddels heeft voorzien in een sterkere core faculty voor de opleiding, dat actief betrokken is bij de bewaking en bevordering van de kwaliteit van de opleiding. Uit de taakstelling van de core faculty, zoals beschreven in het informatiedossier, blijkt daarenboven dat het één van de opgaven van de core faculty is om: ‘de opstartbijeenkomst voor docenten te leiden, bij de start van het nieuwe studiejaar, inhoudende gerichte instructie voor docenten ten aanzien van de opbouw van de opleiding en onderlinge afstemming, zodat ook tijdens de opleiding regelmatig ervaringen met elkaar worden uitgewisseld, en permanent gelet wordt op de eindtermen van de opleiding en de wijze waarop modules hieraan een bijdrage leveren’. Fragmentatie en versnippering worden daarmee in belangrijke mate voorkomen of tegengegaan, volgens de instelling. Het panel onderschrijft dat oordeel van de instelling. Het panel ziet dat studenten systematisch betrokken worden bij de evaluatie van modules en cursussen, en onderstreept ook in deze de klantgerichte aanpak van het NCOI. Ook het beroepenveld wordt op dit moment structureel en institutioneel, namelijk via de Adviesraad betrokken bij de kwaliteitszorg voor de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3
pagina 34
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Interne kwaliteitszorg heeft een belangrijke plaats binnen de opleiding. Het plannings- en informatiesysteem van NCOI – Olympus – is volgens het panel een efficiënt instrument om de logistiek en organisatie van opleidingstrajecten bij te houden. Het panel spreekt ook waardering uit voor het E-connect systeem, dat klantvriendelijk is en toelaat om studentenevaluaties op efficiënte wijze te organiseren en monitoren. De contacten tussen de opleiding en studenten zijn goed georganiseerd. Mede hierdoor zal de opleiding snel en gemakkelijk kunnen inspelen op de behoeften, eisen en wensen van studenten. Het panel heeft niettemin vragen bij het bewaken van de inhoudelijke kwaliteit van het te verzorgen onderwijs. Het vraagt ook meer garanties inzake de betrokkenheid van docenten en van het brede werkveld bij de opleiding. Het panel oordeelt het onderwerp Interne kwaliteitszorg niettemin als voldoende.
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
4.6 4.6.1
Continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Het Informatiedossier meldt over de afstudeergarantie die bij het onderhavige facet wordt beoogd het volgende: “NCOI biedt een afstudeergarantie aan alle cursisten voor de looptijd van zes jaar. Binnen deze periode dient het volledige programma te zijn afgerond. De NCOI garandeert dat cursisten de opleiding kunnen volgen en kunnen afstuderen.” Overwegingen Het panel constateert dat de opleiding ingebed is in een organisatie die zich al jaren richt op opleidingen voor werkenden. De instelling volgt ook een duidelijke lijn inzake afstudeergaranties. Dat blijkt enerzijds uit de Algemene Voorwaarden van de NCOI10 Opleidingsgroep (art. 8 lid 3), waarbij aan afnemers van onderwijs (cursisten) een doorloop- en afrondingsgarantie van de gehele opleiding wordt gegeven bij NCOI of bij een door haar aan te wijzen businesspartner. Het volgt ook uit het OER (art. 13) waarin bepaald is dat examenuitslagen een geldigheidsduur van zes jaar bezitten. Op basis van een en ander is het panel van mening dat studenten voldoende garantie wordt geboden om het programma te kunnen voltooien. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen De bacheloropleiding Organisatiepsychologie is een onderdeel van de activiteiten binnen de NCOI Opleidingsgroep. De planning en organisatie wordt verzorgd vanuit het hoofdkantoor. De investering hebben betrekking op programma-ontwikkeling, accreditatie en marketingcommunicatie. In het investeringsbeleid is er vanuit gegaan dat de opleiding in het eerste jaar verlieslatend is. NCOI zelf is een financieel gezonde organisatie en biedt naar eigen zeggen een goede basis om noodzakelijke investeringen te financieren. Overwegingen Voor het realiseren van de opleiding hoeven slechts in beperkte mate primaire investeringen te worden gemaakt. Bepaalde modules van de opleiding lopen reeds, en van veel bijkomende initiële kosten om deze opleiding te laten draaien is in deze geen sprake. Mede
10
pagina 35
Zie daarvoor: www.ncoi-business-school.com/cms2007/content.php?var_content_469
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
gezien de beperkte extra investeringen is het panel van mening dat eventuele bijkomende uitgaven voldoende gedekt worden door de financiële reserves waarover NCOI beschikt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen NCOI stelt over ruime financiële voorzieningen te beschikken om tegenvallende bedrijfsresultaten in de toekomst te kunnen op vangen. De financiële gegevens die het panel heeft gezien, geven aan dat er ruim voldoende financiële marge is om tegenvallende bedrijfsresultaten ook in de toekomst te kunnen opvangen. Overwegingen Het panel meent dat het NCOI een financieel gezonde organisatie is, die de investering in de opleiding Organisatiepsychologie zonder veel moeite kan dragen. Het panel is van mening dat ook voor de langere termijn verzekerd is dat de opleiding duurzaam verzorgd zal kunnen worden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4
pagina 36
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit Het panel is van mening dat voldoende gegarandeerd is dat studenten, binnen een redelijke termijn, het programma volledig kunnen doorlopen. Omdat bepaalde modules van de opleiding al langer bestaan, blijven de ontwikkelkosten beperkt en zijn deze voldoende gedekt. Het panel spreekt het oordeel voldoende uit over het onderwerp Continuïteit.
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Bachelor
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 37
Oordeel
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter drs. L. Pater Lambert Pater is oprichter/richtinggever van Mediamaal bv, bureau voor communicatieimplementatie te Utrecht. Hij was daarvoor oprichter/directeur Pentascope Groep bv (1990), informatieadviseur van Cap Gemini Pandata (1987), en hoofd marketing en mediabeleid Perscombinatie (1981). Vroeg in zijn loopbaan was hij docent en afdelingcoördinator van de Chr. HEAO te Zwolle (1976). Panellid en plaatsvervangend voorzitter dr. M.D. den Ouden Marieke den Ouden is psycholoog en bioloog. Zij werkte voor diverse universiteiten en ministeries en volgde aanvullende opleidingen en trainingen op het gebied van arbeid en gezondheid, coaching en supervisie, onderzoeksmethodologie en informatica. Sinds enkele jaren heeft zij haar eigen bureau Den Ouden Coaching & Consult, een adviesbureau voor arbeid en gezondheid in organisaties. Daarnaast is zij verbonden aan de Universiteit Utrecht en is inhoudelijk manager van een geaccrediteerde masteropleiding bij Schouten & Nelissen University. Op alle werkplekken houdt zij zich bezig met stress, burn-out en verzuim maar ook met onderwerpen als bevlogenheid en betrokkenheid. Zij werkte reeds eerder mee aan beoordelingen van de NVAO voor Tno’s in de toegepaste psychologie. Ze publiceerde o.a ‘Onder hoogspanning. Hoe voorkom ik stress bij mijn medewerkers’ bij Thema, 2003. Panellid drs. E. Schoonman Eliane Schoonman is afgestudeerd in de Nederlandse Taal- en Letterkunde (1985), doctorale hoofdvakken o.m. algemene en vakdidactiek, eerste graads onderwijsbevoegdheid. Diploma NGPR-A, en Certificaat D (Van der Hilst Communicatie). Werkzaam in Public Relations en Voorlichting sinds 1987 (Credit Lyonnais Bank Nederland, Vakcentrale FNV, Sociale Verzekerings Bank, Eneco, Amsterdam Thuiszorg, Issues Management Institute). Adviseurschappen profit (KLM, ING Bank) en overheid (gemeente Amsterdam,VoorburgLeidschendam, Utrecht, waterschappen). Docent Wereldraad van Kerken (Argentinië), Universiteit Shin Yue (China), University of Moscow (Rusland). Gastdocent o.m. Erasmus Universiteit (Masters of Corporate Communication) en diverse hogescholen. Auteur o.m. van 'Issues Management', 'Media Relaties', 'Crises 1999-2000', 'Spin Doctoring'. Voorzitter denktank Issuesmanagement, lid van International Public Relations Association, NGPR en BvC, bestuurslid van Internationaal Perscentrum Nieuwspoort en vice-voorzitter van Logeion, Vereniging voor Communicatie. Panellid J. Leniere Jeanne Leniere startte haar loopbaan als assistente op de Faculteit rechten van de Rijksuniversiteit Gent. Ze vervulde diverse onderwijsopdrachten aan het Hoger Instituut Imelda te Brussel, en vervolgens te Gent aan het Hoger Instituut voor Bedrijfsopleiding en PR, de Hogeschool voor Economisch en Grafisch Onderwijs (EGON). Sinds 1996 was ze bij laatstgenoemde werkzaam als adjunct-directeur en sinds 1997 als algemeen directeur van de hogeschool EGON. Sinds 2001 - tot 30 september 2006 - was zij werkzaam als algemeen secretaris van de Arteveldehogeschool Gent.
pagina 38
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend, welke in het bezit is van de NVAO.
Secretaris mr. dr. Th.L. Bellekom Theo Bellekom is directeur van adviesbureau Ars Docendi te Wassenaar. Hij verricht in dat verband naast (advies)werkzaamheden ten behoeve van de NVAO onder meer ook juridisch gekwalificeerd werk in de functie van rechter-plaatsvervanger bij de Rechtbank ‘sGravenhage en als lid en (vice)voorzitter van enkele bezwaarschriften- en klachtencommissies, o.a. van de gemeente Teylingen en de Universiteit Leiden. Hij was van 1974 tot 2003 als universitair (hoofd)docent Staats- en bestuursrecht verbonden aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden. Hij is in 1987 aan die universiteit cum laude gepromoveerd op het proefschrift: ‘Verfassungsfeinde’ en Openbare dienst.
Procescoördinator drs. C. van Rijn Caspar van Rijn is beleidsmedewerker bij de NVAO.
pagina 39
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 31 maart 2008 voor de toetsing van de nieuwe opleiding HBO-ba Organisatiepsychologie – Hogeschool NCOI Locatie: Daltonlaan 100, Utrecht Programma: 08.30
Ontvangst
8.30 – 9.30
Besloten panelbijeenkomst: materiaalbestudering en laatste inhoudelijke voorbereiding
9.30 – 10.15 Sessie 1: gesprek met directie NCOI drs. R. van Zanten, algemeen directeur drs. M. van den Broek, programmadirecteur 10.15 – 11.15 Sessie 2: gesprek met kerndocenten (core faculty) en opleidingsmanagement Hbo-ba Organisatiespychologie mevr. drs. C.Barentsen, docent Hbo-ba Organisatiepsychologie mevr. drs. Y. de Heus, programmamanager accreditatie mevr. drs. I. Kolkman, opleidingsmanager Hbo dr. B. Kuijpers, kerndocent Organisatiepsychologie W. H. Schouten Ph.D (em. buitengewoon hoogleraar Dela Univ.), kerndocent Organisatiepsychologie drs. E. Verduyn, onderwijskundige NCOI 11.15 – 12.15 Sessie 3: gesprek met kerndocenten (core faculty) en opleidingsmanagement Hbo-ba Communicatie dr. A. Olsthoorn, kerndocent Hbo-ba Communicatie drs. M. van der Poel, kerndocent Hbo-ba Communicatie mevr. drs. Y. de Heus, programmamanager accreditatie mevr. drs. I. Kolkman, opleidingsmanager Hbo drs. E. Verduyn, onderwijskundige NCOI 12.15 – 13.15 Lunch (besloten) 13.15 – 14.00 Sessie 4: gesprek met studenten Communicatie en Organisatiepsychologie Communicatie, per telefoon is gesproken met: mevr. Y. van Gog (stud. nr. 92847) mevr. M. Huussen-Hospes (stud.nr. 94689) Organisatiepsychologie: mevr. M. Bruininck (stud. nr. 91899) dhr. R. van Leeuwen (stud. nr. 64540)
pagina 40
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
14.00 – 14.45 Sessie 5: gesprek met werkgevers studenten Communicatie en Organisatiepsychologie Communicatie, per telefoon is gesproken met: mevr. S. Bronwasser, teamleider Communicatie, Politie Regio Utrecht, bedrijfsmentor van mevr. M. Huussen-Hospes.
Organisatiepsychologie, per telefoon is gesproken met: mevr. J. Bakker, manager learning & development Manpower Uitzendorganisatie bv, bedrijfsmentor van P. Bijsterveld; en dhr. H. Marell, manager claim UWV Eindhoven, bedrijfsmentor van de heren: Ool, Smeets en Verberne. 14.45 - 15.45 Sessie 6: gesprek met docenten Communicatie en Organisatiepsychologie Communicatie: mevr. mr. O. Schoon, docent marketingcommunicatie drs. C. van Oortmerssen, docent interne en concerncommunicatie en bedrijfskundige modules drs. P .Horsselenberg, docent marketingcommunicatie dhr. M. Visser MBA, docent marketingcommunicatie Organisatiepsychologie : drs. P.H.M. Eetgerink, docent Effectief Leiderschap mevr. dr. H. Hohn, docent Masterclass Strategic HRM mevr. drs. M. van Rheenen, docent in-company en open trainingen drs. Dingeman A.A .Schakel, docent leergang Bedrijfspsychologie Stagebegeleiding: drs. J. P. van Kooten, stagebegeleider NCOI.
15.45 – 17.00 Afrondende panelbijeenkomst (besloten)
pagina 41
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten I. Informatie over opleiding/instelling ▪ Documentatie ten behoeve van de accreditatie Bachelor Organisatiepsychologie, NCOI opleidingsgroep, januari 2008 [Algemene informatie, Profiel instelling en Beschrijving opleiding: pp. 6- 73 en elf bijlagen: pp. 75-244]
II. Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek a. Aanvullende documentatie ▪ Informatie kerndocent / core faculty ▪ Aanvullende informatie studielast ▪ Aanvullende informatie e-learning ▪ Aanvullende informatie borging werkplek ▪ Methoden en technieken in Bachelor Communicatie ▪ Methoden en technieken in Bachelor Organisatiepsychologie b. Exameninformatie ▪ Handboek examenontwikkelaar ▪ Proces ontwikkeling examen ▪ Voorbeeldexamens Organisatiepsychologie en Communicatie ▪ Verslag externe examinator ▪ Eindopdrachten inclusief beoordelingsformulieren ▪ Stageverslagen inclusief beoordelingsformulieren c. Docenteninformatie ▪ Recente evaluaties ▪ Aanvullende informatie over workshops Docentenmanagement d. Stage-informatie ▪ Stagehandleiding seizoen 2007-2008 ▪ Formulieren (zelf)evaluatie ▪ Instructie stagebegeleider ▪ Notulen vakoverleg stagebegeleiders ▪ Instructie bedrijfsmentor e. Overige documenten ▪ Actueel ISO-handboek ▪ Docentenhandboek ▪ Handboek ontwikkelaar ▪ Studiegids Bachelor Organisatiepsychologie ▪ Studiegids Bachelor Communicatie ▪ Notulen vakoverleg ▪ Notulen raad van adviesvergaderingen ▪ Studiemateriaal en literatuur van de modules
pagina 42
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
▪ Interne jaarrapportages bachelors Bedrijfskunde, Commerciële Economie, Personeelsmanagement en FEM III Nagestuurd documentatiemateriaal ▪ Beroepsvaardigheden Bachelor Organisatiepsychologie (Informatie over het niveau van de verschillende beroepsvaardigheden die in de opleiding worden aangeleerd en de plaats waar die in het programma aan bod komen) IV. Overige documenten/bronnen van informatie ▪ Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs, NVAO 14 febr. 2003 ▪ Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleidingen Hoger Onderwijs, NVAO 15 juni 2005 ▪ Notitie ‘Panel: samenstelling, taakstelling en werkwijze panel’, NVAO 13 juli 2006
pagina 43
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen ALP A&O CROHO Ba/ba Bama BvC BPs cv ECTS EFQM -model EVC EVK ISO Hbo/hbo KPI Logeion Ma/ma Mbo MWD NIP NCOI NGPR NVAO OCW OER PAEPON SBU SP SPH SPW VETRON WHW
pagina 44
Actief Leer Principe Arbeids- en Organisatie (psychologie) Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs Bachelor Bachelor-Master Beroepsvereniging voor Communicatie Bachelor of Psychology (= de met de voorgedragen opleiding te behalen graad) curriculum vitae European Credit Transfer System (1 ECTS = 28 uur) European Foundation for Quality Management-model (ISO-9000) Erkenning van Verworven Competenties Eerder verworven kwalificaties International Standardisation Organization Hoger beroepsonderwijs Kritische Prestatie Indicator(en) Vereniging voor Communicatie (Logeion = sprekersplatform) Master Middelbaar Beroepsonderwijs Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Nederlands Instituut van Psychologen Nederlands Commercieel Opleidingsinstituut Nederlands Genootschap voor Public Relations Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Opleidings- en Examenreglement Platform aangewezen/erkende Particuliere Onderwijsinstellingen in Nederland Studiebelastinguren Studiepunten Sociaal Pedagogisch Hulpverlener Sociaal Pedagogisch Werker Vereniging van Trainings- en Opleidingsinstituten in Nederland Wet op het Hoger onderwijs en het Wetenschappelijk onderzoek
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding hbo-bachelor Organisatiepsychologie van Hogeschool NCOI. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 45
#2496
NVAO | Hbo-bachelor Organisatiepsychologie Hogeschool NCOI | 28 mei 2008 |