NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Hbo-master Animatie Avans hogeschool
26 maart 2010
pagina 2
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Inhoud Inhoud 3
pagina 3
1
Samenvattend advies
4
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel
6 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
8 8 8 8
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.4 Voorzieningen Overwegingen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Condities van continuïteit
11 11 15 23 24 25 27
Overzicht advies
30
Bijlage 1: Samenstelling panel
31
Bijlage 2: Programma locatiebezoek
32
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
33
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
35
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
1 Samenvattend advies AKV|St Joost heeft in oktober 2009 bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) een aanvraag ingediend voor toetsing van de nieuwe opleiding hbo-master Animatie. De NVAO heeft een panel van deskundigen een beoordeling laten uitvoeren van de kwaliteit van de opleiding. De opleiding Animatie is een masteropleiding van 60 ECTS die als voltijd variant vanaf september 2010 in Breda wordt aangeboden. Op basis van het aanvraagdossier en de aanvullende informatie verstrekt voor en tijdens het locatiebezoek adviseert het panel positief. AKV|St Joost wil zich met de nieuwe masteropleiding Animatie richten op de brede rol van animatie binnen de context van media, kunst, vormgeving, games en wetenschap. Vanuit deze oriëntatie op nieuwe contexten en toepassingsgebieden van animatie kan de student (en professional) zich individueel specialiseren. De eindkwalificaties zijn opgesteld door AKV|St Joost in samenspraak met het Nederlands Instituut voor Animatiefilm (NIAF). Ze zijn vanuit een breed spectrum van invalshoeken van het onderwijs- en het beroepenveld tot stand gekomen en besproken met een relevante vertegenwoordiging van het Nederlandse werkveld. Het enthousiasme van dit diverse en brede werkveld over de opleiding is groot. Tot tevredenheid van het panel is de betrokkenheid van het werkveld geborgd via jaarlijkse panelgesprekken. Het beoogde programma voldoet aan de eisen van een professionele masteropleiding en is een adequate, samenhangende vertaling van de eindkwalificaties. Doordat er actief wordt samengewerkt met (inter)nationale partners op het gebied van animatie is het aanbod zeer actueel en praktijkgericht. De student oefent met verschillende rollen en verschillende beroepscontexten gedurende zijn opleiding. Het panel formuleert enkele punten van aandacht voor de verdere ontwikkeling van de opleiding, die een positief oordeel over het programma zeker niet in de weg staan. Dat is ten eerste de breedte van de literatuurlijst waarbij het gebruik van de literatuur in het programma niet helder is en waarop titels met betrekking tot ondernemerschap, het doen van onderzoek en communicatie ontbreken. Ten tweede behoeft de opleiding een uitwerking van visie op onderzoek. Het panel heeft het vertrouwen dat de instelling, in samenwerking met de lectoraten en het NIAF, een visie op onderzoek zal ontwikkelen en daarnaast de literatuurlijst zal actualiseren en het gebruik daarvan concretiseert. Het laatste punt van aandacht hangt samen met de instroom van studenten en met de duur van de opleiding. De masteropleiding is een éénjarige fulltime opleiding en beoogt vooral studenten aan te trekken die al een beroepspraktijk hebben opgebouwd. In enkele gevallen wil de opleiding studenten de mogelijkheid bieden (in verband met hun werkzaamheden) de opleiding in een tweejarig programma te doorlopen. Het programma zal dan volgens het panel herwerkt moeten worden tot een nieuw samenhangend geheel. De masteropleiding Animatie wordt gedragen door gekwalificeerd en gedreven personeel; het docententeam en de studieleider. Het panel is onder de indruk van de sterke banden met de beroepspraktijk en het uitgebreide netwerk van de docenten waarmee studenten in hun studie kennis gaan maken. De samenwerking met het NIAF en hun internationale netwerk versterkt de binding met het internationale beroepenveld en actuele
pagina 4
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
ontwikkelingen. Er wordt voldoende personele capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te beginnen en continueren. Voor de materiële voorzieningen zal de opleiding samenwerken met partners en de opleiding zal bestaande ruimtes verbouwen tot studioruimtes bestemd voor de masteropleiding Animatie. Het panel verwacht dat met de uitbreiding van studioruimte speciaal voor de masteropleiding de huisvesting toereikend is om het programma te realiseren. De informatievoorziening aan studenten is adequaat en over de studiebegeleiding is goed nagedacht. AKV|St Joost heeft een systeem van kwaliteitszorg ontwikkeld dat in de ogen van het panel degelijk is. Medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld worden actief en structureel betrokken bij de ontwikkeling van de academie als geheel en de verschillende opleidingen in het bijzonder. Op basis van de beschikbare informatie en de garantiestelling van de Raad van Bestuur beoordeelt het panel de condities voor continuïteit als voldoende. De afstudeergarantie, de voorziene investeringen en de financiële voorzieningen zijn toereikend. Het panel adviseert de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe masteropleiding Animatie van de AKV|St Joost Avans Hogeschool.
Den Haag, 26 maart 2010 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe masteropleiding Animatie van de AKV|St Joost Avans Hogeschool,
Romain Hulpia (voorzitter)
pagina 5
Patty Jacobs (secretaris)
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
2 Inleiding en verantwoording De AKV|St Joost wil in september 2010 starten met de nieuwe masteropleiding Animatie. De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) heeft op verzoek van de instelling een beoordeling laten uitvoeren van de kwaliteit van de opleiding. De AKV|St Joost heeft daartoe op 14 oktober 2009 een aanvraagdossier ingediend.
2.1
Werkwijze panel Voor de toetsing van de masteropleiding heeft de NVAO begin 2010 een panel opgesteld bestaande uit deze vier leden: − Romain Hulpia (voorzitter); voorheen Leidend Wetenschappelijk Medewerker aan het Laboratorium voor Didactiek aan de universiteit Gent en lid van de Inspectie Hoger Onderwijs Vlaanderen; − Dirk Lambrecht (panellid); docent aan de opleiding Digital Arts and Entertainment, Hogeschool West-Vlaanderen te Kortrijk; − Ton Gloudemans (panellid); docent Media en Educatie aan de Hogeschool INHolland en adviseur animatiefilm; − Geri Wijnen (studentlid); wo-bachelor Bouwkunde en volgt momenteel de wo-master Real Estate Management and Development aan de Technische Universiteit Eindhoven. Het toetsingsproces van de aanvraag is begeleid door Nancy van San, NVAObeleidsmedewerker. Het panel is ondersteund door Patty Jacobs, secretaris. Het panel is gevraagd de NVAO te adviseren over de kwaliteit van de nieuwe opleiding. Dit advies vormt de basis voor het kwaliteitsoordeel van de NVAO. Meer informatie over de algemene werkwijze van de NVAO bij toetsing van een nieuwe opleiding is te vinden in het ‘Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs’ van 14 februari 2003, gepubliceerd 22 mei 2003, Staatscourant 2003, 120 (toetsingskader). Uitgangspunten bij de beoordeling van deze aanvraag zijn: − Aanvraagdossier en bijlagen voor TNO masteropleiding Animatie door AKV|St Joost Avans Hogeschool (oktober 2009); − Aanvullende stukken bij het Aanvraagdossier naar aanleiding van schriftelijke vragen van − het panel (23 februari 2010); − Locatiebezoek aan de instelling; − Toetsingskader van de NVAO. Het panel heeft de volgende werkwijze gehanteerd: − Bestudering van het aanvraagdossier en bijlagen: de leden van panel hebben alle stukken behorend bij het aanvraagdossier bestudeerd en beoordeeld aan de hand van het toetsingskader. − Eerste voorbereidend paneloverleg: op 29 januari 2010 vond een voorbereidend paneloverleg plaats. De individuele bevindingen zijn uitgewisseld, verschillende zienswijzen zijn besproken en punten die opheldering vereisten, zijn geïnventariseerd. Het panel heeft een aantal vragen geformuleerd die schriftelijk aan de opleiding zijn voorgelegd. Voorts is het programma van het locatiebezoek besproken en zijn afspraken gemaakt over de organisatie ervan.
pagina 6
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
− Locatiebezoek: het voltallige panel heeft op 2 maart 2010 deelgenomen aan het bezoek. Het programma is opgenomen in bijlage 2. Het panel heeft in afzonderlijke sessies gesproken met de directie, de ontwerpers/opleidingsmanagement van de opleiding, de docenten van de opleiding, vertegenwoordigers van het werkveld. Het panel is halverwege de dag kort rondgeleid langs verschillende ruimtes die door de nieuwe masteropleiding gebruikt gaan worden. Daarnaast heeft het panel in bijzijn van de makers enkele werken van (ex)bachelorstudenten gezien en kort met hen gesproken. Aan het einde van de dag heeft het panel in een besloten bijeenkomst van gedachten gewisseld over de onderwerpen en facetten die nog extra toelichting vereisten. In een vijfde sessie is nogmaals met de studieleider gesproken. Bij elk onderdeel heeft het panel vervolgens zijn bevindingen en overwegingen geformuleerd. Elk onderwerp en elk facet zijn beoordeeld. In de eindafweging geeft het panel zijn samenvattend advies. − Concept paneladvies: de bevindingen, overwegingen en oordelen van het panel zijn verwerkt tot een concepttekst voor het paneladvies. Deze tekst is in nauw overleg met de voorzitter van het panel tot stand gekomen. − Paneladvies: het paneladvies is op 26 maart 2010 vastgesteld door het panel en aangeboden aan de NVAO. Voor een weloverwogen en goed onderbouwd advies is het locatiebezoek een belangrijk instrument. Het panel heeft de gastvrije en openhartige opstelling van de instelling en haar medewerkers, studenten en de vertegenwoordigers van het werkveld zeer op prijs gesteld. Opbouw paneladvies Een samenvattend advies is opgenomen in hoofdstuk 1. In de algemene hoofdstukken 2 en 3 wordt in het kort ingegaan op de gevolgde werkwijze bij de beoordeling en op de opleiding zelf. Het daarop volgende hoofdstuk 4 volgt het toetsingskader en bevat het oordeel van het panel per onderwerp en per facet. Dit uitgebreide hoofdstuk vormt de onderbouwing van het uiteindelijke advies. De integrale afweging is in tabelvorm terug te vinden in hoofdstuk 5. De bijlagen bevatten informatie over het panel, het locatiebezoek, de bestudeerde documenten en een lijst met afkortingen.
pagina 7
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Locatie Variant Sector
3.2
Nederland AKV|St. Joost Avans Hogeschool Animatie Master hbo Beukenlaan1, Breda Voltijd Kunsten
Profiel instelling AKV|St Joost is onderdeel van Avans Hogeschool en is gehuisvest op twee locaties: Breda en ’s-Hertogenbosch. De academie biedt bachelor- en masteropleidingen aan. Er zijn twee bacheloropleidingen: Autonome Beeldende Kunst en Vormgeving. De bacheloropleiding Vormgeving heeft twee uitstroomprofielen met de volgende majors: Visuele Communicatie (waaronder de afstudeerrichtingen fotografie, audiovisuele vormgeving, grafische vormgeving, illustratie, animatie, interactie ontwerpen en Ruimtelijk Ontwerp (waaronder ruimtelijk ontwerp en afstudeerdifferentiatie keramiek). AKV|St Joost biedt de volgende masteropleidingen aan: Grafisch Ontwerpen; Autonome Beeldende Kunst; Fotografie; en een Masterdifferentiatie Audio Visuele vormgeving te studeren vanuit bestaande masteropleidingen Autonome Beeldende Kunst of Fotografie. AKV|St Joost heeft drie lectoraten op het gebied van Autonome Beeldende Kunst, Grafisch Ontwerpen en Fotografie. De onderwijsinstelling wil zich de komende jaren richten op het versterken van internationale contacten en het stimuleren van de vestigingsmogelijkheden van pas afgestudeerden in de regio. AKV|St Joost geeft op haar website aan grote waarde te hechten aan de relatie tussen het onderwijs en de actualiteit van de beroepspraktijk. Daarom nemen dwarsverbanden tussen de studierichtingen een belangrijke plaats in; zijn alle docenten ook werkzaam in de beroepspraktijk; wordt het onderwijsprogramma voortdurend getoetst aan de actuele beroepsuitoefening; spelen verschillende onderdelen van de studie, zoals projecten, excursies en stages, zich buiten de academie af; worden er regelmatig professionals van buiten de academie uitgenodigd.
3.3
Profiel opleiding AKV|St Joost wil met de masteropleiding Animatie de kwaliteit van het kennisniveau op het gebied van animatie in Nederland vergroten en met haar afgestudeerden een stimulans zijn voor een (inter)nationale groeisector: de creatieve audiovisuele industrie. Zij richt zich op de brede rol van animatie binnen de context van media, kunst, vormgeving, games en wetenschap. Vanuit deze oriëntatie op nieuwe contexten en toepassingsgebieden van animatie kan de student (en professional) zich individueel specialiseren. De opleiding is praktijkgericht, onderdeel van een internationaal netwerk, voorziet in een directe samenwerking met de beroepspraktijk en werkt nauw samen met andere
pagina 8
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
onderwijsinstanties in binnen- en buitenland. De masteropleiding Animatie in deze vorm is uniek voor Nederland. Er zal samengewerkt worden met andere masteropleidingen en de lectoraten binnen AKV|St Joost op het gebied van beeldende kunst, fotografie en grafisch ontwerpen. Tijdens het locatiebezoek door het panel werd er een website (www.master-animation.com) van de opleiding gepresenteerd waarop staat geschreven: “Professionalize your design skills, enhance your knowledge in the use of new technology, explore new narrative strategies, innovate your personal entrepreneurship, build on international network”. Onderstaand schema met de opbouw van de opleiding is ontleend aan het aanvraagdossier (Programmabeschrijving Master Animatie, pagina 8):
fase
tijd
toelating
X weken
studiofase
30 lesweken
inhoud
• Inzicht in eigen positie leervragen en ambitieniveau • Uitgewerkt plan in relatie tot studie en praktijk • Portfoliopresentatie drie studioprojecten gericht op:
assessment Inzicht in eigen leervragen en doelstelling; geen 'deficiënties' meer. Toelating tot studiofase van de opleiding. Inzetbaar als animator.
Kwalitatief professionele ontwerpoplossingen; aantoonbare
• ontwerp & strategie • nieuwe technologieën • scenario & strategie
beheersing projectmanagement in multidisciplinaire werkverbanden; visie op eigen ambities en mogelijkheden voor inzet in de verschillende domeinen. Inzetbaar als organiserend teamleider en innovatief specialist.
assessment afstudeerfase
10 lesweken
Individueel projectplan:
Professioneel werkende animator;
(doorlopend de
praktijkproject, publicatie,
eigen visie en artistieke identiteit als
zomermaanden)
ondernemingsplan, presentatie
regisseur, producent of technisch innovator
De masteropleiding Animatie is een eenjarige fulltime opleiding. De opleiding bestaat uit vier perioden van circa tien lesweken. Per periode is het onderwijs geordend rond een centraal thema: periode 1: ontwerp & strategie periode 2: nieuwe technologieën periode 3: scenario & strategie periode 4: visie, identiteit en positie De opleiding kent een modulaire opbouw, per periode biedt de opleiding workshops, ontwerpstudies en een onderzoekslijn. De studie is gericht op de individuele ontwikkeling van de student. Om dit mogelijk te maken wordt gewerkt met een studieplan en een individueel coachings- en beoordelingstraject. Door de modulaire opbouw is het mogelijk om de inhoud van de thema's te actualiseren en
pagina 9
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
aan te laten sluiten bij veranderingen en vraagstukken uit de beroepspraktijk (Programmabeschrijving Master Animatie). Schema met curriculumoverzicht (aanvraagdossier, p.11) fase periode thema
studiofase p1 ontwerp & strategie
afstudeerfase
p2 nieuwe
p3 scenario & strategie
technologie
p4 visie, identiteit en positie
workshop
1 ec
1 ec
1 ec
ontwerpstudies
6 ec
6 ec
6 ec
12 ec
onderzoek
4 ec
4 ec
4 ec
2 ec
2 ec
2 ec
1ec
studieplan (POP/PAP, netwerkactiviteiten, assessment)
(8 ec: assessment verdeeld over p1, p2 en p3)
Het programma bestaat uit twee onderwijsfasen, de studiofase en de afstudeerfase. De eerste drie perioden vormen samen de studiofase. De laatste periode is de afstudeerfase. Tijdens de studiofase toont de student dat hij als toekomstig animator een volwaardige en leidinggevende rol aan kan nemen binnen verschillende toepassingsgebieden van animatie. In de afstudeerfase toont de student aan zich te kunnen positioneren binnen het vakgebied, en professioneel te kunnen werken vanuit een eigen visie en identiteit als animator. Nieuwe opleiding De masteropleiding Animatie wordt vanaf september 2010 aangeboden en is in deze vorm nieuw voor de onderwijsinstelling en voor Nederland. In het eerste aanvangsjaar worden 10 studenten ingeschreven, later oplopend naar 16. Variant en studieomvang De opleiding is een voltijd variant die 1 jaar duurt. De studieomvang van de opleiding bedraagt 60 ECTS.
pagina 10
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Voor de beschrijving van de doelstellingen wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen Uit het aanvraagdossier (p.4-7) en bijlage 8, Rapportage werkveldbijeenkomst en bijlage 9, Werkwijze: De opleiding is geïnitieerd door AKV|St. Joost en het Nederlands Instituut voor Animatiefilm (NIAF), passend bij de door de Raad van Cultuur bepleitte verbetering van de opleidings- en scholingssituatie binnen de animatiesector. In samenwerking zullen zij ook de opleiding uitvoeren (bijlage 12 bij aanvraagdossier: Intentieverklaring NIAF). De directie van AKV|St Joost heeft in de afgelopen periode een werkgroep ingesteld om de masteropleiding Animatie te ontwikkelen. De werkgroep rapporteerde aan een stuurgroep bestaande uit de directeuren van het AKV|St Joost en het NIAF. De werkgroep heeft in maart 2009 een tweetal bijeenkomsten georganiseerd met vertegenwoordiging van experts uit het werkveld. Tijdens deze bijeenkomsten heeft de werkgroep het plan voor de beoogde opleiding gepresenteerd aan de hand van de formele kaders. De aanwezige experts hebben de gelegenheid gekregen om hierop te reageren en aanbevelingen te doen met betrekking tot de inhoudelijke ontwikkeling van het plan. Van beide bijeenkomsten is een verslag gemaakt. De samenwerking met het NIAF is gezocht om de opleiding te laten profiteren van de inzetbaarheid van professionele deskundigheid en het internationale netwerk van het NIAF. De mogelijkheid tot inzet van ‘artists in residence’ vanuit NIAF is daar een goed voorbeeld van. Gebruikte input bij de ontwikkeling en formulering van de eindkwalificaties zijn: − Raadpleging van werkveldvertegenwoordigers (bijlage 8: Rapportage werkveldbijeenkomst); − Adviezen van de Raad van Cultuur en beleidsnotities vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en het Ministerie van Economische zaken; − Resultaten van onderzoek naar de versterking van het onderwijs en de beroepspraktijk binnen de Creatieve Industrie (zoals: Trends in de creatieve industrie, Nieuwe sterren schitteren, Kenniscentrum GOC, 2009); − Startkwalificaties Animatie (Project Organisatie Kunstvak Onderwijs, 1999); − Eindkwalificaties van de animatievariant binnen de bacheloropleiding (Opleidingsprofiel Vormgeving OBK, 2002);
pagina 11
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
− Programmavergelijking met buitenlandse masteropleidingen Animatie. De competenties (uit bijlage 3 bij het aanvraagdossier: Competenties: niveaus en prestatieindicatoren) van de masteropleiding Animatie zijn: − Creërend vermogen (artistiek): de master animator kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een origineel concept ontwikkelen voor een vorm van animatie in uiteenlopende contexten van het vakgebied − Creërend vermogen (skills): de master animator kan vanuit een gegeven opdracht-, vraag of probleemstelling een toepasbaar concept ontwikkelen voor een animatie en dat concept tot realisatie brengen. − Vermogen tot kritische reflectie: de student kan het eigen werk en dat van anderen beschouwen, analyseren, theoretisch duiden en beoordelen. − Vermogen tot groei en vernieuwing: de student kan zijn vakmanschap, zijn persoonlijke invulling van de beroepssituatie en zijn artisticiteit verder ontwikkelen en verdiepen en beschikt hiertoe over een inzichtelijke leer- en werkmethodiek. − Omgevingsgerichtheid: de master animator is op de hoogte van actuele ontwikkelingen binnen de breedte van het werkveld en is in staat om disciplineoverstijgende verbanden te leggen tussen het eigen werk en dat van anderen en tussen het eigen werk en het publiek. − Organiserend vermogen: de student kan een inspirerende en functionele werksituatie voor zichzelf opzetten en in stand houden en onderhoud een (internationaal) netwerk. − Communicatief vermogen: de student kan een opdracht verwerven en interpreteren, effectief het werk presenteren en toelichten en erover onderhandelen met opdrachtgevers en andere betrokkenen. − Vermogen tot samenwerken: de student kan in een samenwerkingsverband een actieve bijdrage leveren aan de totstandkoming van een product of proces. − Onderzoekend vermogen: de student ontwikkelt vakinhoudelijke kennis, inzichten en vaardigheden gebaseerd op eigen en/of toegepast onderzoek en deelt conclusies met specialisten. Het panel heeft bij het locatiebezoek gesproken met een vertegenwoordiging van het werkveld (zie bijlage 2: Programma locatiebezoek). Deze vertegenwoordiging omvatte een brede diversiteit aan disciplines zoals gaming, animatie, installatie, film. Zij herkennen zich in de doelstellingen en eindkwalificaties van de opleiding en beoordeelden de breedte van de opleiding, de netwerkkfunctie, de discipline overstijgende samenwerking, het ondernemerschap als zeer positief. Overwegingen De masteropleiding Animatie leidt professionals op en richt zich op de brede rol van animatie binnen de context van media, kunst, vormgeving, games en wetenschap. Vanuit deze oriëntatie op nieuwe contexten en toepassingsgebieden van animatie kan de student zich individueel specialiseren op basis van eigen ambities en mogelijkheden. De eindkwalificaties zijn door AKV|St Joost in samenwerking met het NIAF opgesteld. Ze zijn vanuit een breed spectrum aan invalshoeken vanuit het onderwijs- en het beroepenveld tot stand gekomen en ook voorgelegd aan een relevante vertegenwoordiging van het Nederlandse werkveld. Het enthousiasme van dit diverse en brede werkveld over de opleiding is groot. Tijdens het locatiebezoek in het gesprek met de werkveldvertegenwoordigers bleek dat zij de doelstellingen en eindkwalificaties onderstrepen. Tot tevredenheid van het panel is de betrokkenheid van het werkveld geborgd via jaarlijkse panelgesprekken.
pagina 12
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
4.1.2
Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen De competenties zijn uitgewerkt in een Profiel Master Animator en dekt de Dublin descriptoren af. Hieronder het profiel gedefinieerd in de Dublin descriptoren zoals beschreven in bijlage 2 bij het aanvraagdossier: Competentiematrix, Dublin descriptoren BA en MA. Kennis en inzicht Een Master Animator heeft een aantoonbare visie ontwikkeld op de hedendaagse rol van animatie binnen het werkveld van de audiovisuele vormgeving en kan deze visie in verschillende contexten toepassen; film, games en interactieve media. Toepassen kennis en inzicht Een Master Animator is een specialist op het gebied van animatie en animatietechniek. Vanuit die rol kan hij/zij zich manifesteren als regisseur, producent of technisch innovator en voor uiteenlopende contexten ontwerp- en productiemethodes helpen ontwikkelen en/of uitvoeren. Oordeelsvorming Een Master Animator kan op basis van opdrachtanalyse en onderzoek richtinggevend advies uitbrengen over de rol, functie, het gebruik en de toepassing van animatie in uiteenlopende contexten van het werkveld. Communicatie Een Master Animator beschikt over de communicatieve vaardigheden om zijn/haar visie, conclusie en advies t.a.v. vraag- en probleemstellingen vanuit het vakgebied over te brengen aan specialisten en niet-specialisten. Leervaardigheden Een Master Animator is in staat om zichzelf verder te ontwikkelen binnen het vakgebied of een daarvoor beschikbare studie. Hij/Zij heeft hiervoor een netwerk opgebouwd en een transparante leer- en werkmethodiek ontwikkelt. In de genoemde competentiematrix (bijlage 2 van het aanvraagdossier) staan ook de Dublin descriptoren op bachelorniveau beschreven. Overwegingen Het panel constateert dat de instelling de verwijzingen naar Dublin descriptoren expliciet heeft gemaakt in het aanvraagdossier en in hun mondelinge toelichtingen gedurende het
pagina 13
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
locatiebezoek. Er is ook onderzoek gedaan naar vergelijkbare opleidingen in het buitenland. De eindkwalificaties en de opzet van de masteropleiding is vergeleken met de masteropleiding Animatie aan Hogeschool Sint-Lukas Brussel (België) en Norwich University College of the Arts (Groot-Britannië). Beide opleidingen zijn degelijk, met echter weinig aandacht voor de veranderende context waarbinnen animatie wordt toegepast. AKV|St Joost wil zich juist wel op dit gebied profileren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende.
4.1.3
Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in hbo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. – Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hbo opleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen Het aanvraagdossier (p.9) meldt: ‘De hedendaagse animator is een actieve ondernemer die bijdraagt aan de ontwikkeling en groei van een creatieve industrie en die midden in de culturele en maatschappelijke realiteit staat en die daarbinnen beeldbepalend is.’ Een landelijk of internationaal opgesteld beroepsprofiel voor Animatie op masterniveau ontbreekt. Binnen ELIA (European League of Institutes of the Arts) ontwikkelt een werkgroep momenteel een set mastercompetenties op het gebied van film. AKV|St Joost is goed bekend met de voortgang van de werkgroep en stemt de door haar gehanteerde mastercompetenties af op de werkzaamheden van deze groep (aanvraagdossier, p.9). De opleiding heeft haar eindkwalificaties en programma gebaseerd op de behoeften van het werkveld en aan de eisen die de beroepspraktijk stelt (zie bijlage 8 en 9 bij het Aanvraagdossier en paragraaf 4.1.1.). Overwegingen Het panel is van mening dat de opleiding goed op de hoogte is van de ontwikkelingen met betrekking tot het onderwijs op het gebied van animatie. Omdat een landelijk of internationaal beroepsprofiel ontbreekt, heeft de instelling haar ontwikkelde eindkwalificaties getoetst aan het relevante brede werkveld. Vertegenwoordigers van verschillende disciplines zoals gaming, film, animatie en installatie bevestigden tijdens het locatiebezoek dat zij de beoogde eindkwalificaties van de opleiding positief waarderen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
pagina 14
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
4.1.4
4.2
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding De drie facetten die betrekking hebben op de eindkwalificaties van de opleiding beoordeelt het panel met voldoende. De beoogde eindkwalificaties sluiten aan bij de eisen van de vakgenoten en de beroepspraktijk, en bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master op hbo-niveau. Het onderwerp Doelstellingen opleiding wordt daarmee als voldoende beoordeeld.
Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3.
4.2.1
Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. – Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen De opleiding heeft bij haar aanvraagdossier een vakliteratuurlijst (bijlage 6) gevoegd en op verzoek van het panel een uitgebreidere literatuurlijst voorafgaand aan het bezoek nagezonden. Deze uitgebreide literatuurlijst omvat ook een overzicht met ‘Gebruikte literatuur binnen het onderwijs van de opleiding Professional Master Animatie’. Uit het aanvraagdossier (p.11-12): Met name de workshops en het onderzoek dragen bij aan het actief verwerven van kennis door de studenten. Via onderzoek naar actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk wordt gedurende de studie gewerkt aan de opbouw van een 'body of knowledge' waarop de student kan terugvallen bij de positionering van zijn/haar ondernemerschap als master animator. In de aanloop naar de beoogde aanvang van de opleiding in september 2010, wordt actief contact gelegd met reeds benaderde en gewenste partners, internationale gastdocenten, bedrijven en instellingen. Een goed voorbeeld hiervan is het in Londen gevestigde innovatieplatform voor digitale media: ONEDOTZERO (www.onedotzero.com). Tevens is er een overzicht van internationale professionals uit het netwerk van NIAF (bijlage 10 bij het aanvraagdossier: Programmaontwikkeling en partners). In haar aanvraagdossier schrijft de instelling verder dat onderzoek en de bijbehorende methodiek in samenwerking met het aan de academie verbonden lectoraat wordt opgezet. Men stelt dat studenten op zoek gaan naar innovaties, zelf literatuuronderzoek uitvoeren, resultaten uit onderzoeken toepassen en zelf (toegepast) onderzoek uitvoeren. De uit het onderzoek voortkomende resultaten worden gedocumenteerd en/of gepubliceerd. Via deze publicaties wordt een bijdrage geleverd aan het vakgebied.
pagina 15
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
In een op verzoek van het panel nagezonden informatie geeft de instelling zicht op de invulling en mogelijke roostering van de workshops. De workshops zijn actueel en hebben aantoonbare verbanden met ontwikkelingen in de beroepspraktijk. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel met de docenten gesproken over onderzoek en aan hen vragen gesteld over scholing in methodologie. Er is nog geen duidelijke visie op de rol van onderzoek binnen de masteropleiding. Overwegingen De literatuurlijst is uitgebreid en de literatuur is beschikbaar in de mediatheek van de opleiding. Voor wat betreft animatie worden meerdere standwerken genoemd. Het panel heeft geen helder beeld gekregen hoe deze literatuurlijst in het onderwijs gebruikt gaat worden. Welke literatuur is verplicht en welke facultatief? Het panel is verder van mening dat literatuur over ondernemerschap, het doen van onderzoek en communicatie ontbreekt. Het panel waardeert wel dat de opleiding de ontwikkeling van vaardigheden met betrekking tot ondernemerschap mogelijk maakt in het zogenaamde Business Atelier. Het programma heeft door de samenwerking met de (inter)nationale partners aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline, maar mist nu nog een duidelijke visie op wat onderzoek voor de opleiding betekent. Er is bijvoorbeeld geen aantoonbare aandacht voor methodologie. In het gesprek met de docenten werden geen nieuwe perspectieven toegevoegd aan het aanvraagdossier. De leerlijn 'onderzoek', waarmee gestart is in de bacheloropleiding dient een gradueel vervolg te kennen gedurende de opbouw van het masterjaar. De student wordt dan geconfronteerd met de meest geschikte onderzoeksmethodes in het domein van Animatie, waarbij ook gerefereerd wordt naar de voornaamste hulpwetenschappen. Dit mondt uit in een onderzoekende houding tijdens de afstudeerfase. Het panel heeft echter wel het vertrouwen dat de instelling in samenwerking met het lectoraat en het NIAF de leerlijn ‘onderzoek’ voor de masteropleiding Animatie zal kunnen ontwikkelen. Het programma borgt de ontwikkeling van alle andere beroepsvaardigheden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. Schema met curriculumoverzicht, met voorbeeld leerdoelen en rollen (aanvraagdossier, p.13) fase periode thema
studiofase p1 ontwerp&strategie
afstudeerfase
p2 nieuwe
p3 scenario&strategie
technologie
pagina 16
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
p4 visie, identiteit en positie
leerdoel
projectrol
inzicht ontwikkelen
innovatieve
doelgroepgerichte
zichtbaar maken
in animatie-
concepten
(cross media)
van artistieke visie
strategieën en
ontwikkelen
concepten
en
distributieplatforms
op basis van
analyseren,
ondernemerschap
nieuwe
ontwikkelen en
technologie
toepassen
regisseur /
scenarist
vormgever
initiator
technisch innovator workshop
1 ec
1 ec
1 ec
ontwerpstudies
6 ec
6 ec
6 ec
12 ec
onderzoek
4 ec
4 ec
4 ec
2 ec
2 ec
2 ec
1 ec
studieplan (POP/PAP, netwerkactiviteiten,
(8 ec: assessment
assessment)
verdeeld over p1, p2 en p3)
Uit het aanvraagdossier p.12-14: De didactische aanpak is competentiegericht, vakinhoudelijk en individueel gericht doordat iedere student met een persoonlijk studieplan de opleiding start. Het onderwijs zorgt ervoor dat studenten kunnen voldoen aan de eisen die de beroepspraktijk stelt. Het biedt tegelijkertijd alle mogelijke middelen voor de ontwikkeling van de individuele capaciteiten van de student. Het is gericht op inzichten in beroepscontexten en competenties in de beroepsbeoefening (rolvervulling), waarbij competenties samen met specifieke vakkundigheden centraal staan. Het onderwijsprogramma voorziet in: − colleges waarin kennis wordt aangeboden op uiteenlopend terrein, − werkgroepen, waarin onderzoek wordt gedaan op gebied van theorie en voorbereiding op praktijkonderzoek, − een studio-omgeving waar projectmatig gewerkt kan worden aan de realisatie van uiteenlopende producties, − workshops waarin specifieke vaardigheden getraind worden, − individuele begeleiding op studieloopbaan en beroepspraktijkervaring, − interne en externe coaching bij het individuele projectplan. De opleiding kent zowel beoordelingen van de afzonderlijke onderwijseenheden als overkoepelende competentie-assessments (zie bijlage 4 en 5 bij het aanvraagdossier). Alle onderwijseenheden worden beoordeeld door de docent(en) die bij het onderdeel betrokken zijn. Voor de verschillende competentie-assessments worden opdrachten gegeven. Deze worden beoordeeld door twee docenten en door een extern deskundige. Samen vormen zij het assessmentteam. Overwegingen In het aanvraagdossier is de relatie tussen de eindkwalificaties en programma helder beschreven. De student oefent met verschillende rollen en verschillende beroepscontexten gedurende zijn masteropleiding. Het panel heeft vertrouwen in het beoogde programma, het didactisch concept, de gekozen werkvormen en de wijze van toetsing om de eindkwalificaties van de opleiding te bereiken.
pagina 17
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen Hiervoor wordt verwezen naar het schema met het curriculumoverzicht (p.16) en 4.2.2. Overwegingen Het programma is inhoudelijk samenhangend als het wordt uitgevoerd als een éénjarige opleiding. In een enkel geval wil de instelling een uitzondering maken voor studenten die door werkzaamheden de opleiding in twee jaar willen doen: ‘De thematische/modulaire opbouw maakt een flexibel en maatwerk gericht studieaanbod mogelijk. Hierdoor kan een student, met een eigen freelance-praktijk of werkzaam bij een bedrijf, de opleiding gefaseerd doorlopen met een maximale doorlooptijd van twee jaar’ (aanvraagdossier, p. 16). Het programma zal dan volgens het panel herwerkt moeten worden zodat het programma samenhangend blijft. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen Uit het aanvraagdossier (p.15-16): Het curriculum is opgebouwd in studiepunten (EC). De totale studielast is 60 studiepunten. Een studiejaar bestaat uit 4 perioden van ieder circa 10 lesweken, met gemiddeld 15 studiepunten per periode. In periode-evaluaties en bij panelgesprekken met studenten en alumni wordt gevraagd naar de verhouding tussen contacturen en zelfstudie-uren en de ervaren studielast (zie bijlage 16 bij het aanvraagdossier: Nota Kwaliteitszorg). Het aantal contacturen voor de master Animatie komt globaal overeen met het aantal contacturen binnen de overige masteropleidingen van AKV|St. Joost, 16 uur per week. Overwegingen De opleiding stelt dat de totale studielast 60 studiepunten is. De ambities van de opleiding vragen mogelijk een grotere inzet van de studenten. Het panel beoordeelt de opleiding zoals die nu voorligt qua ambitie en tijdsinvestering als een ambitieuze en pittige opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
pagina 18
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen Uit het aanvraagdossier (p.16): De masteropleiding Animatie is gericht op professionele beroepsbeoefenaren op het niveau van HBO bachelor. De instelling vraagt van de kandidaat-student dat hij/zij zich actief kan voorbereiden op een eenjarige masteropleiding en dat de kandidaat-student zowel schriftelijk als mondeling blijk kan geven van zijn of haar ambities, positie en mogelijkheden tot ontwikkeling richting de beroepspraktijk. De binnen de opleiding gebruikte werkvormen als college, werkgroep, ontwerpstudies, workshop en individuele begeleiding sluiten aan bij de ervaringen van de instromende studenten. Via de individuele begeleiding/coaching besteedt de opleiding aandacht aan zowel het wegwerken van eventuele inhoudelijke 'deficiënties' als aan de benodigde zelfstandigheid voor de opleiding. Toelating tot de opleiding gebeurt aan de hand van een toelatingsexamen. Bij het toelatingsexamen wordt getoetst op de inhoudelijke kwaliteit van het door de kandidaat ontwikkelde studieplan, een portfoliopresentatie van eigen werk en aantoonbare eindcompetenties behorende bij een gediplomeerde bachelor Animatie. Naast de bachelorcompetenties wordt getoetst op de onderzoeksvaardigheden. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door de scriptie van de bachelor bij het assessment te betrekken. De opleiding streeft uiteindelijk naar 16 instromende studenten per studiejaar. In 2010 start de opleiding met een groep van 10 studenten. Verder heeft Avans Hogeschool de code of conduct getekend ten behoeve van buitenlandse studenten. De voertaal van de opleiding is (meestal) Nederlands. Tijdens het locatiebezoek in het gesprek met de werkveldvertegenwoordigers ontstond er discussie over of ook net afgestudeerde bachelor studenten zouden moeten kunnen instromen. In een enkel geval zou dat wenselijk zijn volgens enkele vertegenwoordigers van het werkveld. Overwegingen De toelatingsprocedure sluit aan bij het beoogde programma. Het panel waardeert de keuze van de instelling om zich qua instroom vooral te richten op professionele beroepsbeoefenaren. Professionele beroepsbeoefenaren moeten voor de éénjarige fulltime masteropleiding hun beroepspraktijk tijdelijk opgeven als ze de opleiding in de voltijd variant willen volgen. De instelling verwacht hierbij geen problemen gezien de reeds getoonde interesse van mogelijke kandidaten. Het panel vindt de toename van het collegegeld naar (in 2016) € 9000,- een onzekere factor voor de toekomstige instroom van studenten (zie ook 4.6.3.). Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6
pagina 19
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-master met minimaal 60 studiepunten.
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Bevindingen De opleiding duurt een jaar en bestaat uit 4 perioden van elk 15 studiepunten. De totale opleiding bestaat daarmee uit 60 studiepunten (Programmabeschrijving Master Animatie). Overwegingen De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
4.3
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Alle facetten van dit onderwerp zijn als voldoende beoordeeld. Het programma voldoet aan de criteria voor een hbo-master. De beoogde doelstellingen en de inhoud van het programma sluiten op elkaar aan. De samenhang van het programma, de studielast en de duur van het programma voldoen alle aan de gestelde eisen van het toetsingskader. Dat geldt ook voor de instroomeisen. Het panel formuleert enkele punten van aandacht: − literatuurlijst: aandacht voor concretiseren van gebruik daarvan in het programma en voor de onderwerpen ondernemerschap, onderzoek en communicatie; − onderzoek: ontwikkelen van een duidelijke visie op onderzoek en bruikbare onderzoeksmethodes; − tweejarig (deeltijd) programma: vraagt om een herbewerking van de huidige opzet om de samenhang van het programma te waarborgen. Deze aandachtpunten hoeven volgens het panel een positieve waardering voor het onderwerp Programma niet in de weg te staan.
Inzet van personeel
4.3.1 Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen Uit het aanvraagdossier (p.18): De medewerkers van de opleiding zijn werkzaam in de beroepspraktijk waardoor actualiteit en beroepskennis en beroepservaring in de opleiding wordt ingebracht. Deze professionals vervullen een rol in de praktijk als producent, filmcriticus, mediatheoreticus of dramaturg of vertegenwoordigen vakgebieden als mediatheorie, filmtheorie en cultuurfilosofie (zie bijlage 7 bij het aanvraagdossier: Curriculum Vitae). De opleiding kent naast medewerkers met een in omvang grotere aanstelling en een duidelijk 'commitment' naar de opleiding ook tijdelijke, gast- en projectmedewerkers (zie bijlage 17 bij het aanvraagdossier: Personeelsplan 20102011). Deze gastdocenten, betrokken vanuit de professionele netwerken, worden gevraagd om vanuit hun eigen specifieke expertise een bepaald onderdeel, zoals de workshops in de studiofase, uit het programma te verzorgen.
pagina 20
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Volgens het aanvraagdossier vindt borging van de toegepaste onderzoeksdoelstellingen voor de HBO-masteropleiding plaats door zowel te werken met (gast)docenten met een wetenschappelijke beroepsuitoefening, als door samenwerking met de andere masteropleidingen en het lectoraat binnen AKV|St. Joost op het gebied van beeldende kunst, fotografie en grafisch ontwerpen. Docenten van de opleiding nemen deel aan de kenniskring, soms gecombineerd met een eigen promotietraject. De samenwerking met het NIAF is gezocht om de opleiding te laten profiteren van de inzetbaarheid van professionele deskundigheid en het internationale netwerk. Overwegingen Het panel is van mening dat het docententeam een sterke relatie heeft met de beroepspraktijk. Het netwerk van de docenten wordt actief ingezet om studenten mee kennis te laten maken. Het NIAF zorgt ook voor inbreng van professionele deskundigheid en voor internationalisering van het netwerk. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo als voldoende.
4.3.2 Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen AKV|St. Joost heeft haar uitgangspunten voor het formatiebeleid uitgewerkt in een formatieplan (zie bijlage 17 bij het aanvraagdossier: Personeelsplan 2010-2011). In het aanvraagdossier (p. 19) staat dat de nagestreefde docent/student ratio 1 fte is per 20 tot 24 studenten met daarnaast 0,4 fte aan organisatie en ondersteuning. Dit zijn de ingeroosterde docentcontacturen, exclusief werkplaatsbegeleiding en overige faciliteiten. Voor de masteropleiding Animatie betekent dit dat er bij een instroom van 16 studenten per jaar (in de volgroeide situatie) wordt gestreefd naar de inzet van een coördinator, twee docenten en één gastdocent per periode (samen 0,8 fte). Per kalenderjaar wordt door de directie met de studieleider het exacte formatieplan afgesproken, waarna de studieleider de inzet van de docenten uitwerkt in een takenformulier. Uit het gesprek met de directie blijkt dat gemiddeld genomen studenten in een studieweek ongeveer de helft contacturen (inclusief coördinator) hebben. In de andere uren is er in ieder geval technische begeleiding. In de praktijk van de opleiding zal het echter anders lopen omdat er soms workshops zijn die fulltime in twee weken worden uitgevoerd. In de andere weken zijn er dan geen of weinig contacturen. Overwegingen Het panel stelt op basis van de schriftelijke en mondelinge informatie vast dat voldoende personeel beschikbaar is om de opleiding te kunnen starten en te kunnen continueren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
pagina 21
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
4.3.3 Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen Uit het aanvraagdossier (p. 19-20): AKV|St Joost stelt zowel inhoudelijke als didactische eisen aan haar medewerkers. De vaste docenten van de opleiding dienen, naast hun beroepspecifieke deskundigheid ook didactische vaardigheden te bezitten. Voor beginnende docenten verzorgt Avans Hogeschool eigen onderwijskundige en didactische scholingstrajecten. Binnen de academie zelf vindt coaching van de nieuwe medewerkers plaats. De gastdocenten van de opleiding zijn in eerste instantie geselecteerd op hun specifieke inhoudelijke deskundigheid en positie in de beroepspraktijk. Binnen de academie krijgen zij didactische scholing via speciaal voor de academie georganiseerde onderwijsdagen, coaching en de mogelijkheid tot intervisie. Borging van de inhoudelijke en didactische kwaliteit van de (gast)docenten vindt naast gezamenlijke scholing ook plaats via individuele functionerings- en beoordelingsgesprekken en door evaluaties door studenten. De academiedirectie voert jaarlijks een functioneringsen een beoordelingsgesprek met iedere vaste medewerker. Onderwerp van gesprek is zowel de feitelijke functionering, onder andere gebaseerd op evaluatieresultaten, als de gewenste ontwikkeling. De onderwijs- en organisatorische realisatie van het onderwijsprogramma hoort tot de taken van de studieleider. De opleiding heeft als uitgangspunt dat in de masteropleiding docenten minimaal over een Master-titel of een daarmee gelijk te stellen niveau van beroepspraktijkervaring op een specifiek ontwerpgebied binnen de animatie beschikken. De docenten zijn actief in professionele, internationale netwerken. In bijlage 7 van het aanvraagdossier bevinden zich de cv’s van de betrokken docenten en studieleider. Overwegingen Op basis van de cv’s (bijlage 7 bij het aanvraagdossier) van de docenten en het gesprek met hen is het panel positief over de kwaliteit van het personeel: docenten en studieleider. Enkele docenten zijn ook betrokken bij andere masteropleidingen bij AKV|St Joost en betrokken bij de bacheloropleiding Animatie. Het panel was onder de indruk van de netwerken van de (praktijk)docenten en de wijze waarop zij verwachten deze netwerken in te zetten voor de ontwikkeling van de masterstudenten. Het panel heeft daarnaast vertrouwen in de docenten die zich richten op onderzoek en het theorie-onderwijs binnen de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
4.3.4 Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet van personeel De masteropleiding Animatie wordt gedragen door een gekwalificeerd en gedreven
pagina 22
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
docententeam en studieleider. De docenten hebben sterke banden met de beroepspraktijk en beschikken over een uitgebreid netwerk. De samenwerking met het NIAF en hun internationale netwerk versterkt de binding met het internationale beroepenveld en actuele ontwikkelingen. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten en continueren. Het onderwerp Inzet van personeel wordt daarmee als voldoende beoordeeld.
4.4
Voorzieningen
4.4.1 Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen Voor het onderwijs van de masteropleiding Animatie wordt gebruik gemaakt van de huisvesting, algemene voorzieningen en gespecialiseerde faciliteiten van AKV|St. Joost, locatie Breda. In het aanvraagdossier (p.21) staat beschreven dat in het gebouw van AKV|St Joost de opleiding een eigen studioruimte krijgt waar de studenten al dan niet onder begeleiding van de docenten kunnen werken aan hun opdrachten. Naast de eigen studioruimte kunnen de studenten gebruik maken van de gespecialiseerde faciliteiten zoals: animatiestudio, computerwerkplaats, av-werkplaats, ict-lokalen, fotostudio, gips- en kleiatelier, grafiekwerkplaats, zeefdrukkerij, houtwerkplaats, metaalwerkplaats, schilderateliers, drukkerij, printshop, mediatheek en materialenwinkel. Het atrium wordt gebruikt voor gemeenschappelijke presentaties zoals open dagen, exposities, studiedagen en conferenties. Volgens het aanvraagdossier kunnen de studenten naast de voorzieningen van AKV|St Joost gebruik maken van de voorzieningen en faciliteiten van het NIAF, zoals de archief/mediatheek, toegang tot het internationale netwerk van het NIAF en de diverse workshops inclusief de facilitaire ondersteuning voor deze workshops. Tijdens het locatiebezoek heeft de directie aangegeven te willen investeren in de animatieafdeling. De studieleider heeft het panel rondgeleid langs de verdieping waar het onderwijs van de masteropleiding voor een groot deel zal plaatsvinden. Een oude doka ruimte zal nog worden omgebouwd tot extra ruimtes speciaal voor de masteropleiding. AKV|St Joost heeft relaties met leveranciers van AV-apparatuur en software. Qua software biedt de opleiding aan de studenten een aantal standaardpakketten aan. Met de leveranciers is besproken dat zij apparatuur en software kunnen leveren voor innovatieve experimenten. Overwegingen Het panel verwacht dat met de uitbreiding van studioruimte (oude doka) speciaal voor de masteropleiding de huisvesting toereikend is om het programma te realiseren. Dat de instelling heeft kunnen realiseren dat partners apparatuur en software kunnen verschaffen op projectbasis en voor innovatieve experimenten vindt het panel zeer positief. Conclusie
pagina 23
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2. Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen Studiebegeleiding Bepalend voor de studiebegeleiding is het studieplan van de student. Studiebegeleiding vindt volgens het aanvraagdossier (p. 22) plaats op drie niveaus: − Inhoudelijke begeleiding binnen de geboden programmaonderdelen, zowel individueel als groepsgewijs. − Coachtraject om de persoonlijke ontwikkeling van de student te begeleiden. De coaching zal gebeuren met interne en/of externe coaches of door middel van e-coaching. De laatste aanpak biedt ook mogelijkheden om internationale studiebegeleiding aan te bieden. − Begeleiding bij persoonlijke problemen door de decaan. Tijdens het locatiebezoek liet de instelling weten dat de groepsbegeleiding vooral het theoretische onderwijs betreft. Maar ook competenties op het gebied van ondernemerschap komen groepsgewijs aan bod. Informatievoorziening Het aanvraagdossier (p.22) beschrijft de volgende middelen voor informatievoorziening: − Informatie over de algemene studievoortgang is vastgelegd in Osiris, het studievolgsysteem van de opleiding. − Informatie over de competentieontwikkeling wordt per assessment genoteerd op assessmentformulieren (zie bijlage 5 van het Aanvraagdossier: Assessmentformulier). − Voor opleidingsspecifieke informatie kan de student terecht bij de studieleider en de docenten. De onderwijsadministratie te Breda is van maandag t/m vrijdag open van 8.45 10.00 uur en van 13.00 tot 14.00 uur ten behoeve van dienstverlening voor studenten en aankomende studenten. − Alle relevante studie-informatie staat op de academie-intranetsite. Extra informatie over rooster en curriculumaanvullende activiteiten is vermeld op lichtkranten bij de centra ingang en op prikborden. Overwegingen Het panel is van mening dat er goed is nagedacht over de studiebegeleiding. De instelling heeft gekozen voor een groepsgewijze en individuele studiebegeleiding. Daar waar nodig worden studenten op de ontwikkeling van hun competenties gecoacht met interne en externe coaches (ook e-coaching). De informatievoorziening aan de studenten is adequaat met het oog op de studievoortgang. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
pagina 24
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
4.4.3 Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen De informatievoorziening is adequaat. Over de studiebegeleiding is goed over nagedacht. Voor de materiële voorzieningen zal de opleiding samenwerken met partners en zal de opleiding ruimtes verbouwen tot studioruimtes bestemd voor de masteropleiding Animatie. Het panel verwacht dat met de uitbreiding van studioruimte (oude doka) speciaal voor de masteropleiding de huisvesting toereikend is om het programma te realiseren. Het onderwerp Voorzieningen wordt als voldoende beoordeeld.
4.5
Interne kwaliteitszorg
4.5.1 Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen Uit het aanvraagdossier (p.23-24) : Dat de opleiding gebruik maakt van de opzet en instrumenten van het kwaliteitszorgsysteem van de academie (zie bijlage 16: nota Kwaliteitszorg). AKV|St. Joost heeft een beleid ontwikkeld om systematisch met kwaliteitszorg om te gaan. Doel van het systeem is het op een planmatige en cyclische manier vaststellen, handhaven en verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs van de opleidingen binnen AKV|St. Joost en alle aspecten die daarop van invloed zijn, in het belang van de studenten, de afgestudeerden, het betrokken werkveld, het betrokken personeel, de overheid en de samenleving. De verantwoordelijkheid voor het functioneren van het kwaliteitszorgsysteem ligt bij directie en kwaliteitszorgmedewerker. De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en voor het uitvoeren van verbeterprojecten ligt volgens de instelling zo laag mogelijk in de organisatie en betreft zoveel mogelijk medewerkers. Gebaseerd op informatie uit de diverse evaluatieinstrumenten (zie onderstaan tabel) stellen de directie en de studieleider jaarlijks een verbeterplan op voor de academie en voor de opleiding. In een jaarplan is beschreven wat dat jaar uitgevoerd, ontwikkeld of verbeterd moet worden en wie wat wanneer daarvoor moet doen. Zowel voor de jaarplannen als voor de evaluatie-instrumenten zijn formats en procedures ontwikkeld. Om de kwaliteit van de opleiding vast te stellen maakt de opleiding op vaste momenten gebruik van een aantal evaluatie-instrumenten: Schema met gehanteerde evaluatie-instrumenten (aanvraagdossier, p.24) Instrument
Doelgroep
Afname
analyse
Frequentie
Schriftelijke
Studenten
Standaard
Uitvoerende
Per periode
vragenlijsten,
docententeams
programma evaluatie Functionerings-
digitale afname Medewerkers
Directie
Directie
1x per jaar
Studieleider,
Opleiding
1 a 2 keer jaar
Studieleider
Nvt, wordt 1x
gesprekken panelgesprek
Studenten
andere opleiding panelgesprek
pagina 25
Afgestudeerden
Studieleider,
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
eventueel met
per jaar
docent panelgesprek Medewerkers-
Vertegenwoordigers
Studieleider,
beroepspraktijk
docenten
Medewerkers
tevredenheids-
Studieleider
1x per jaar 1x per 2 jaar
Avans
Directie,
Hogeschool
studieleider
Avans
Directie,
Hogeschool /
studieleider
onderzoek Student-
Studenten
tevredenheidsonderzoek kengetallen
1x per 2 jaar
HBO-Raad -
Avans
Directie,
Hogeschool /
studieleider
4x per jaar
DFS
De evaluatie-instrumenten leveren informatie over de verschillende kwaliteitsthema's (doelstellingen, programma, personeel, voorzieningen, interne kwaliteitszorg en resultaten). In alle gevallen is het streefdoel dat een ruime meerderheid van de betrokkenen/belanghebbenden tevreden is over de kwaliteit van het betreffende onderwerp. Dat wil zeggen: de meerderheid van de respondenten oordeelt positief, ofwel er wordt een score van 3 of meer behaald op een vijfpuntsschaal. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel een aantal evaluatierapporten kunnen inzien. De directie liet weten feedback terug te koppelen naar de docenten en negatieve feedback (van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld) nauwgezet te blijven volgen tot verbetering is ingetreden en zo nodig maatregelen te nemen. Overwegingen Het aanvraagdossier beschrijft een uitgebreid pakket aan maatregelen met betrekking tot de interne kwaliteitszorg. De masteropleiding participeert in het systeem van kwaliteitszorg van AKV|St Joost. In dit systeem van interne kwaliteitszorg worden aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen getroffen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Zie hiervoor de tabel bij 4.5.1 uit het aanvraagdossier. In het aanvraagdossier (p.26) staat verder beschreven dat: − De studenten formeel worden betrokken via: schriftelijke programma-evaluaties, panelgesprekken en studenttevredenheidsonderzoeken en daarnaast via deelname aan de opleidingscommissie en academieraad. De opleiding kent volgens het Aanvraagdossier korte lijnen tussen studenten en docenten en tussen docenten en directie wat de informele betrokkenheid ten goede komt. Via informele lunchbijeenkomsten van studenten met directie is er direct contact tussen studenten en directie.
pagina 26
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
− Er een werkveldadviesraad verbonden is aan de academie die bestaat uit drie geledingen: beeldende kunst; vormgeving; media (waaronder animatie). De geledingen spreken tenminste eenmaal per jaar met de kernteams van de kennisdomeinen die door hen worden bestreken. − Alumni en beroepenveld via panelgesprekken en onderwijs- en onderzoeksactiviteiten worden betrokken bij de kwaliteit (van de eindcompetenties) van de opleiding. − Alle docenten een erkende beroepspraktijk hebben, ofwel het beroepenveld zelf geeft les. Ook via de gastdocenten is het beroepenveld direct betrokken bij de kwaliteit van de opleiding. − Het personeel deelneemt aan het medewerkerstevredenheidsonderzoek en aan de functioneringsgesprekken. Daarbij geven medewerkers input via studierichtingsoverleg en deelname aan de opleidingscommissie. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel met het werkveld gesproken en kunnen vaststellen dat zij bijzonder goed op de hoogte zijn van de eindkwalificaties en het programma van de opleiding. Vertegenwoordigers geven aan dat er sprake is van een winwinsituatie. Zij hebben direct baat bij de opleiding en andersom. Men wil graag meedenken over de verdere ontwikkeling van de opleiding. Overwegingen Op grond van het systeem van de interne kwaliteitszorg dat AKV|St Joost reeds heeft ontwikkeld; de evaluatierapporten die het panel heeft kunnen inzien tijdens het locatiebezoek en het gesprek met het betrokken werkveld, is het panel positief over de betrokkenheid en de borging daarvan van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld bij de ontwikkeling van de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3 Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg AKV|St Joost heeft een systeem van kwaliteitszorg ontwikkeld dat in de ogen van het panel degelijk is. Medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld worden actief betrokken bij de academie. Bij de masteropleiding is een enthousiast beroepenveld betrokken dat direct voordeel biedt aan de opleiding en andersom. Het onderwerp Interne kwaliteitszorg wordt daarom als voldoende beoordeeld.
4.6
4.6.1
Condities van continuïteit
Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Het aanvraagdossier (p.27) verwijst naar het volgende artikel: Artikel 7.34, lid 2 van de WHW stelt: indien het instellingsbestuur een opleiding beëindigt, bepaalt dat bestuur het tijdstip waarop die beslissing van kracht wordt, zodanig dat de voor
pagina 27
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
de opleiding ingeschreven studenten de opleiding aan dezelfde of aan een andere instelling binnen een redelijke tijd kunnen voltooien. Avans Hogeschool stelt zich expliciet garant dat studenten die voldoen aan de eisen, hun programma kunnen afronden. De Raad van Bestuur heeft daartoe een brief geschreven aan potentiële studenten waarin zij aangeeft dat de academie een garantstelling biedt (bijlage 11 bij aanvraagdossier). Overwegingen De instelling garandeert aan studenten de opleiding te kunnen voltooien. De brief van de Raad van Bestuur is gestuurd naar de potentiële studenten van de masteropleiding Animatie. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen De opleiding wordt ingebed in de bestaande structuur van de academie. Vanaf 2010 wordt gestart met een groep van 10 studenten, oplopend tot een instroom van 16 studenten in de volgroeide situatie. Zowel de initiële kosten als de kosten in de volgroeide situatie zijn uitgewerkt in een financieel overzicht (bijlage 18 bij het aanvraagdossier). Overwegingen Op basis van het financiële overzicht en de toelichting van de directie concludeert het panel dat de voorziene investeringen toereikend zijn. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen Avans Hogeschool heeft voor de opleiding een subsidieaanvraag ingediend ten behoeve van de subsidie voor professionele HBO-masters. Bij de aanvang van de opleiding in 2010 is uitgegaan van een inschrijfgeld voor de opleiding dat overeenkomt met het door Avans Hogeschool vastgestelde instellingscollegegeld. In de loop van zes jaar zal het inschrijfgeld omhoog gaan tot maximaal € 9000,- voor de totale opleiding. Naast het inschrijfgeld wordt vanuit lokale overheden en bedrijfsleven sponsoring verworven waarmee negatieve consequenties van de oplopende kosten voor de studenten worden gedempt.
pagina 28
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
De kosten van de opleiding zijn uitgewerkt in een financieel overzicht (bijlage 18 bij het aanvraagdossier). In het gesprek met de directie heeft het panel vernomen dat de opleiding in de komende zes jaren gesubsidieerd wordt. Deze subsidie neemt in de komende jaren af en daarom zal het collegegeld toenemen. De opleiding verwacht door sponsoring en subsidie van lokale overheden extra inkomsten te genereren. De verhoging van het collegegeld naar € 9000,komt overeen met het collegegeld van andere onbekostigde opleidingen. Overwegingen Het panel vindt de toename van het collegegeld naar € 9000,- een onzekere factor omdat zij twijfelt of studenten dit bedrag kunnen opbrengen. De directie vertrouwt erop dat of potentiële studenten het zullen kunnen opbrengen (omdat het bij vergelijkbare masteropleidingen ook gebeurt), of door extra subsidie/sponsoring het bedrag voor inschrijving omlaag gebracht kan worden, of dat het betrokken beroepenveld wil investeren in deze opleiding voor hun medewerkers. Het panel heeft vertrouwen in de inventiviteit (alternatieven 2 en 3) van de instelling op dit punt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4
pagina 29
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Condities van continuïteit Het panel heeft de afstudeergarantie, de voorziene investeringen en de financiële voorzieningen als voldoende gekwalificeerd, en daarmee krijgt het onderwerp Condities voor continuïteit in zijn geheel de score voldoende toegekend.
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen opleiding
2 Programma
3 Inzet van personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Condities van continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 30
Oordeel
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter R.L.M. Hulpia Dr. Romain Hulpia (1946) was gedurende 20 jaar Leidend Wetenschappelijk Medewerker aan het Laboratorium voor Didactiek aan de universiteit Gent. Hij had er een leeropdracht Docimologie en hield er zich grondig bezig met toetsen en evaluaties. Nadien was hij adviseur bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling en lid van de Inspectie Hoger Onderwijs Vlaanderen. In die laatste functie voerde hij talrijke visitaties uit. Hij werd door de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) aangesteld als voorzitter, secretaris of lid van verschillende visitatiecommissies in het kader van de externe kwaliteitsbewaking en met het oog op accreditatie. Panellid D. Lambrecht Dirk Lambrecht (1970) studeerde traditionele animatiefilm aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Gent. Na zijn studie verdiepte hij zich in 3D-animatie als concept artist, scenarist, storyboarder, art director en regisseur. Hij werkte in opdracht voor Grid Productions te Gent, Trix te Brussel en bij verscheidene reclamebureau’s en productiehuizen. Van 2001 tot 2006 werkte hij als docent voor de opleidingen Animatiefilm en Film aan de Kunsthogeschool Sint Lukas te Brussel. Sedert 2006 werkt hij voor de opleiding Digital Arts and Entertainment aan de Hogeschool West-Vlaanderen te Kortrijk. Panellid Drs. A.G. Gloudemans Ton Gloudemans studeerde Theaterwetenschappen aan de Rijksuniversiteit Utrecht en studeerde af op het onderwerp animatiefilm. Hij schreef talrijke kranten- en tijdschriftartikelen en enkele publicaties over de Nederlandse animatiefilm. Hij is werkzaam aan de Hogeschool INHolland als docent Media en Educatie en informatiemanager bij de lerarenopleidingen. Daarnaast is hij adviseur animatiefilm bij het Nederlandse Fonds voor de Film en organiseert voor het Holland Animation Film Festival de masterclass ´Van concept tot storyboard´. Studentlid G.J. Wijnen Geri Wijnen (1986) volgt momenteel de wo-master Real Estate Management and Development aan de Technische Universiteit Eindhoven. Zij behaalde in 2007 haar wobachelor Bouwkunde. Zij heeft zitting in de facultaire Opleidingscommissie en Programmacommissie en nam deel aan het project ‘Van Onderwijsvisie naar Huisvestingsconcept’. Zij is reeds meerdere malen ingezet als studentpanellid voor de NVAO. Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend. Secretaris en procescoördinator Patty Jacobs Nancy van San, beleidsmedewerker NVAO
pagina 31
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Bijlage 2: Programma locatiebezoek Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op dinsdag 2 maart 2010 voor de toetsing van de nieuwe opleiding master of animation – AKV|St Joost Breda. Locatie: AKV|St Joost, Beukenlaan 1 in Breda Programma Tijdstip 08.30u 09.15u
Sessie ontvangst; bestuderen documenten
09.15u 10.00u
Sessie 1
10.15u 11.00u
Sessie 2
11.15u 12.15u
Sessie 3
12.15u 13.15u
Lunch
13.15u 14.00u
Sessie 4
14.00u 15.00u 15.00u 15.30u
Paneloverleg (besloten)
15.30u 17.00u
Paneloverleg (besloten)
Sessie 5
Deelnemers directie / panel; Jeroen Chabot (adjunct-directeur, projectleider masteropleiding Animatie) panel / bestuurlijk verantwoordelijken Jules van de Vijver (directeur AKV|St. Joost) Jeroen Chabot (adjunct-directeur AKV|St. Joost) panel/opleidingsmanagement en ontwerpers van het programma Jeroen Chabot (projectleider) Rene Bosma (studieleider) Marjo Stevens (onderwijskundige) panel/docenten Maarten Koopman (ontwerpstudies) Leon van Rooy (ontwerpstudies) Mette Peters (onderzoek, NIAF) Michiel van Opstal (onderzoek) Rene Bosma (studieleider, studieplan) (oud student) Floris Kaaijk (animatiefilmmaker) Nina Gantz (student bachelor) Yi Zhao (student bachelor) panel/vertegenwoordigers werkveld Peter Lindhout (producent - coconino) Willem Thijssen (intendant Filmfonds) Marijke de Bie (artistiek dirtecteur Int/ Film Festival Breda) Marcus Vlaar (Ranj, serious games) Ton Crone (directeur NIAF) Panel indien nodig: bijkomend gesprek panel met vertegenwoordigers opleidingsmanagement of kwaliteitszorgverantwoordelijken met aandacht voor zaken die nog onduidelijk zijn Panel
Voor sessie 5 is Rene Bosma (studieleider) nogmaals uitgenodigd voor een gesprek over huisvesting.
pagina 32
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding/instelling 1- Aanvraagdossier TNO Master of Animation en Programmabeschrijving Master Animatie (oktober 2009) 2- Bijlagen bij aanvraagdossier TNO Master of Animation (oktober 2009): - Bijlage 1: Leerplan - Bijlage 2: Competentiematrix: Dublin Descriptoren BA-MA - Bijlage 3: Competentieniveaus en prestatie-indicatoren - Bijlage 4: Portfolio en Starr methodiek - Bijlage 5: Assessmentformulier - Bijlage 6: Vakliteratuurlijst - Bijlage 7: Curriculum Vitae - Bijlage 8: Rapportage werkveldbijeenkomst - Bijlage 9: Werkwijze - Bijlage 10: Programma-ontwikkeling en partners - Bijlage 11: Garantiestelling Raad van bestuur - Bijlage 12: Intentieverklaring NIAF - Bijlage 13: Intentieverklaring Gemeente Breda - Bijlage 14: Intentieverklaring Internationaal Film Festival Breda - Bijlage 15: OER van de Masteropleiding Animatie - Bijlage 16: Nota kwaliteitszorg - Bijlage 17: Personeelsplan 2010-2011 - Bijlage 18: Begroting 3- Op verzoek van het panel heeft de opleiding voorafgaand aan het locatiebezoek aanvullende informatie verstrekt over: * Workshops en rooster: document met daarin een overzicht van workshops/gastdocenten, inclusief roostering van de eerste periode en een voorbeeld van een uitgeschreven workshop. Ter informatie is ook een rapportage van het werkbezoek aan Dublin/Londen opgenomen. Als los document is hierbij toegevoegd achtergrondinformatie over een van de workshops. * Literatuur: document met daarin opgenomen de gebruikte literatuur bij verschillende onderwijsonderdelen en overzicht van aanwezige achtergrond literatuur.
Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek - Studiegids 2009-2010 - Informatie over en readers en publicaties van lectoraten - Keuzegidsen Hoger Onderwijs Voltijd 2008 en Masters 2010 - Eindcatalogus 2009 - Academieboek 2009 - Studiegids 2009-2010 - Evaluatierapporten (4 per jaar) - Informatie over ondermeer: Business Atelier, management gegevens, studieleidersoverleg, kwaliteitscyclus. - Curriculumoverzicht 1-jarige Masteropleiding Animatie (60 ects)
pagina 33
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Overige documenten – – – –
pagina 34
Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs, NVAO 14 februari 2003 Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleidingen Hoger Onderwijs, NVAO 15 juni 2005 Notitie ‘Panel: samenstelling, taakstelling en werkwijze panel’, NVAO 13 juli 2006 www.nvao.net
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Bijlage 4: Lijst met afkortingen ba
bachelor
ECTS
European Credit Transfer System
hbo
hoger beroepsonderwijs
ma
master
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
wo
wetenschappelijk onderwijs
etc. in alfabetische volgorde
pagina 35
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Bijlage 5: Aanvullende informatie ontvangen op 21 april 2010 1. Visie van de opleiding op onderzoek en implementatie in programma AKV|St. Joost Kenmerkend voor de kunst- en vormgevingsopleiding van AKV|StJoost is het doen van iteratief en praktijkgericht onderzoek. Dit onderzoek is gericht op kennisontwikkeling voor het oplossen van vraagstukken binnen de beroepspraktijk. Met het ontwikkelen van daarvoor benodigde onderzoeksvaardigheden zijn studenten aan AKV|StJoost in staat om als afgestudeerd professional bij te dragen aan de innovatie en groei van de creatieve sector. Vanuit AKV|St. Joost en de masteropleidingen in het bijzonder, worden relaties gelegd met bedrijven en wordt met onderzoek aangesloten bij vragen vanuit dit bedrijfsleven. De academie fungeert hierbij als expertisecentrum voor innovaties en draagt concreet bij aan het oplossen van vraagstukken via het ontwikkelen van werkwijzen, best practices en toe te passen instrumenten (zie ook bijlage 1: Positionering AKV|St. Joost t.a.v. onderzoek). In het onderwijs van de masters uit zich dit door: • nadruk op het zelf werken aan kennisconstructie, • onderwijs gebaseerd op de meest up-to-date kennis, en • het zelfstandig kunnen hanteren van de voor het onderzoek relevante onderzoeksmethodieken. Met name voor post-initiële masters ligt de nadruk van het onderzoek bij het (verder) ontwikkelen van de branche. Vanuit de lectoraten van AKV|St. Joost wordt gewerkt aan een reader over onderzoek voor de toegepaste masteropleidingen (zie bijlage 2: Toelichting reader). Ook voor de masteropleiding beeldende kunst wordt aan een vergelijkbare reader gewerkt. Daarnaast verschijnt eind 2010 een bundel over Theorie en Reflectie, door Nederlandse kunstlectoren, met een bijdrage vanuit AKV|St. Joost.
pagina 36
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Onderzoek binnen de opleiding Master Animatie Visie op onderzoek De visie op onderzoek van de (post-initiële) Master Animatie sluit aan op die van de academie. Binnen de opleiding speelt het doen van onderzoek een belangrijke rol bij de competentieontwikkeling van de student. Via onderzoek ontwikkelt de student een persoonlijke visie op zowel de toepassing als het gebruik van animatie in uiteenlopende contexten van de beroepspraktijk. De student kan deze visie theoretisch onderbouwen en beargumenteren aan de hand van resultaten uit zelf geïnitieerde projecten en uitgevoerde praktijkprojecten met externe partijen. Daarbij is de student in staat om deze visie inzichtelijk en overdraagbaar te maken via een doelgerichte publicatie aan derden; vakgenoten en opdrachtgevers. Binnen het onderwijsprogramma van de master animatie is het doen van onderzoek gericht op innovatie van zowel de eigen als die van bestaande beroepspraktijken. In een reeks ontwerpstudies doet de student beeldend onderzoek naar nieuwe vormen en stijlen van animatie voor uiteenlopende contexten en omgevingen. Deze vorm van onderzoek is experimenteel van aard en is erop gericht om ontwerpvaardigheden te ontwikkelen en te professionaliseren zodat het eigen handschrift toepasbaar wordt voor verschillende opdracht- en praktijksituaties. Hierbinnen worden nieuwe technologieën en hardware onderzocht op bruikbaarheid en toepassingsmogelijkheden. De hieruit volgende animatiestrategieën en animatieconcepten zijn input voor de onderzoeks- en innovatiebehoefte van de branche. Ook komen uit de ontwerpstudies concrete beroepsproducten zoals animatiedemo’s, artwork en kort films die via expertmeetings getoetst worden aan de praktijk. De opleiding heeft hiertoe relaties gelegd met organisaties en bedrijven als onedotzero, Starterslift, XSENS Technologies en MK2. Binnen het studieprogramma wordt de visie op de praktische toepassing in het gebruik van animatie theoretisch verdiept door onderzoek naar de rol van animatie binnen uiteenlopende disciplines; games, kunst , vormgeving en wetenschap. Dit onderzoek staat in een kunst-historisch en actueel theoretisch kader. Deze vorm van onderzoek is reflectief van aard en draagt bij aan de onderbouwing van een eigen artistieke identiteit en professionele positie binnen het werkveld. Gestelde onderzoeksvragen zijn afhankelijk van individuele doelstellingen en leervragen van de deelnemende studenten die worden opgesteld in een persoonlijk studieplan. Tussentijdse resultaten van onderzoek worden binnen het programma gepresenteerd en bediscussieerd in aanwezigheid van experts uit het werkveld. Bovenstaande vormen van onderzoek zijn kennisverhogend en worden binnen de studie – net als in de beroepspraktijk – geïntegreerd toegepast en leidt tot publicatie.
pagina 37
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Uitwerking in het programma In onderstaand schema is de positie van het onderzoek binnen het programma van de master weergegeven: experimenteel onderzoek binnen de ontwerpstudies en het meer reflectieve onderzoek vanuit vaktheorie en ondersteund vanuit algemene theorie. Schema: positie onderzoek binnen het programma van de master animatie Studiofase 1
Studiofase 2
Studiofase 3
Ontwerpstudies
Beeldend,
Beeldend,
Beeldend,
(onderzoek)
praktijkgericht
praktijkgericht
praktijkgericht
VISIE:
onderzoek naar
onderzoek naar
onderzoek naar
het verbreden van
vorm en stijl
nieuwe technologie
narratieve
context eigen werk,
en productiewijzen
strategieën
positionering eigen
Onderzoek ***
Eindfase
Probleemstelling > analyse > idee > experimenteren (iteratief) >
identiteit als master
uitwerken > toetsen (praktijk) > evalueren
animatie middels:
Algemeen
Eigen positieonderzoek: discours,
onderzoek naar
beeldcultuur en maatschappij
praktijkproject
(ondersteund vanuit
inhoud (historie,
publicatie
Vaktheorie)
traditie, positie)
ondernemingsplan
Onderzoek met als doel te komen tot kritische en verdiepende reflectie op de positie en betekenis van het eigen werk in relatie tot actuele beroepspraktijken en cultureel maatschappelijk discours. beeldanalyse
(non) narratologie
communicatie
(ondersteund vanuit
(toetsen aan de hand van practical cases; eigen werk en dat van
Algemene theorie)
anderen)
***Onderzoek: Rol van animatie in de context van nieuwe media, film, games, design, kunst, technologie en wetenschap; historisch perspectief, actueel discours, positieonderzoek, onderzoeksvraag, onderzoeksvaardigheden, publicatie P1
Algemene context: animatie-landschap gezamenlijk verkennen, benoemen en in kaart brengen > docent geeft hoorcolleges, gastdocenten (context), werkcolleges
P2
onderwerpkeuze; individueel kiezen (studieplan), eigen landschap verdiepen
P3
verdiepen van de onderzoeksvraag en uitwerken onderzoeksmethode
Docent toetst onderzoeksgebied, reikt kennis aan (onderzoeksvaardigheden), gastdocent, werkcolleges Docent is onderzoeksbegeleider en toetst resultaten (dossier) P4
toewerken naar een conclusie / publicatie. Docent is onderzoeksbegeleider, begeleidt het schrijven en helpt redigeren
Publicatie is onderdeel van het portfolio Didactiek: docent reikt enerzijds kennis aan uit eigen praktijk/onderzoek, maar is vooral een begeleider van een onderzoek waarbij de groep als geheel betrokken is (onderzoeksgebieden zijn afhankelijk van het individueel studieplan)
pagina 38
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Gevraagde onderzoeksvaardigheden Studenten aan de opleiding Professional Master Animatie worden geacht bij aanvang te beschikken over basale onderzoeksvaardigheden en informatievaardigheden. Ook worden ze geacht resultaten schriftelijk en mondeling te kunnen presenteren. Met name: • Het formuleren van een goede onderzoeksvraag. Het kunnen onderscheiden van te brede en te smalle onderzoeksvragen bij anderen. Het formuleren van relevante deelvragen. • Het opstellen van een onderzoeksplan, maken van een diagram en het schrijven in telegramstijl. Het maken van een schets van een te volgen onderzoekspad en van een reële tijdsplanning. • Het maken van een zoekplan. Welke informatie is al binnen bereik, wat moet nog gezocht worden en hoe kan het gevonden worden. • Het leren hanteren van uiteenlopende zoekmethodes. Het bijhouden van een logboek zodat terug te vinden is waar is gezocht en met welke zoektermen. Het daarnaast noteren in het logboek van het aantal uren dat aan verschillende fasen van het onderzoek wordt besteed. • Informatievaardigheden. Welke en wat voor type bronnen worden gebruikt: boeken, vakliteratuur, multimedia, hypermedia, interviews. Hoe om te gaan met de verschillende bronnen? Diagonaal kunnen lezen. • Tussentijds evalueren en opsporen van missing links. • Het verwerken van bronnen en het logisch en correct verwijzen ernaar. Het maken van korte geschreven samenvattingen als eerste stap van het zelf verwoorden van andermans ideeën. • Snelschrijven als oefening. Gedurende tien minuten zonder onderbreking schrijven wat zich in relatie tot het onderwerp aandient. • Het schrijven van een onderzoeksverslag met inleiding, paragrafen, conclusie en samenvatting. • Het gericht vragen van feedback aan anderen. Het reviseren van de eigen tekst. • Het evalueren van de gekozen aanpak, mede op basis van resultaten en logboek. In staat zijn de resultaten kort mondeling samen te vatten en te presenteren. (Deze vaardigheden zijn gebaseerd op de inhoud van de bachelormodule Onderzoeksvaardigheden).
pagina 39
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
2. Vakliteratuur op het vlak van onderzoek, ondernemerschap en communicatie 2.1 Onderzoek De vakliteratuur op het gebied van onderzoek kan ingedeeld worden naar literatuur gericht op het animatielandschap, algemene vakliteratuur voor het doen van onderzoek en literatuur gericht op de nieuwste technologie en hardware (vanuit het art & technology laboratorium). Literatuur gericht op het verkennen van het animatielandschap (periode 1: algemene context) Basisartikelen zoals het essay What is Digital Cinema? van Lev Manovich worden opgenomen in een reader. Dit essay is een tekst die hoort tot de canon van de animatietheorie. Manovich zet animatie af tegen de mainstream fictiefilm. Hij schetst hoe beide stromingen zich dialectisch tot elkaar verhouden. Voor geïnteresseerden, via de link: http://www.manovich.net/TEXT/digital-cinema.html is de tekst te lezen. - Buchan Suzanne, David Surman & Paul Ward (eds.), Animated ‘Worlds’, London: John Libbey, 2006. - Carels, Edwin, ‘Animation = Multiplication of Artforms?’, in: Cook, Benjamin and Gary Thomas (eds): The animate! Book: rethinking animation. LUX Publications & Arts Council England, 2006. - Chong, Andrew, Digital Animation, London: AVA Publishing 2008. - Furniss, Maureen, Art in motion: Animation Aesthetics, Sydney: John Libbey 1998. - Pilling, Jayen (ed.), A Reader in Animation Studies, John Libbey, 1997. - Manovich, Lev, The Language of New Media, Cambridge, Massachusetts: MIT 2001. - When, Karin, ‘The Renaissance of the Animated Short on the World Wide Web’, in: Animation Journal 2005 - Wells, Paul & Johnny Hardstaff, Re-Imagining Animation: The Changing Face of the Moving Image, London: AVA Publishing, 2008. En ook: - Re-imagining Animation: Contemporary Moving Image Cultures (2008) - The Animator’s Survival Kit, Richard Williams.
Literatuur gericht op het doen van onderzoek (periode 2: onderwerpkeuze/onderzoeksvaardigheden; periode 3: verdiepen onderzoeksvraag en uitwerken onderzoeksmethode; periode 4: doen van onderzoek, toewerken naar conclusie, verslaglegging) - Reader over onderzoek (i.o.), lectoren AKV|St.Joost, hierin opgenomen relevante artikelen over onderzoek voor de toegepaste masteropleidingen, zoals: Frayling, Christopher, ‘Research in Art en Design’, in Royal College of Art Research Papers Volume 1, nr. 1, Londen: Royal College Art, 1993/4 (zie ook Bijlage 2: Toelichting Reader). - Voorbeelden van ondersteunende (algemene) literatuur over het doen van onderzoek zijn aanwezig in Xplora (mediatheek), zoals: Verschuren, Piet & Hans Doorewaard, Het ontwerpen van een onderzoek, Den Haag: LEMMA, 2007.
pagina 40
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Ondersteunende literatuur vanuit het art & technology lab • Free Culture: The Nature and Future of Creativity, 2004 Penguin Press ISBN-13: 978-159420-006-9 • Adam Greenfield : Everyware – The Dawning Age of Ubiquitous Computing, 2006 O’Reilly Media ISBN-13: 978-0-321-38401-0 • Christian Nold : Emotional Cartography – Technologies of the Self, 2009 ISBN-13: 978-09557623-1-4 • Rob van Kranenburg : The Internet of Things, 2008 Waag • Paul Dourish : Where the action is – The Foundations of Embodied Interaction, 2001 MIT Press ISBN-13: 978-0-262-54178-7 • Malcolm McCullough : Digital Ground – Architecture, Pervasive Computing, and Environmental Knowing, 2004 MIT Press ISBN-13: 978-0-262-63327-7 • John Thackara : In the Bubble – Designing for a Complex World, 2005 MIT Press ISBN13: 978-0-262-20157-5 • Brendan Dawes : Analog In, Digital Out – Brendan Dawes on Interaction Design, 2006 New Riders ISBN-13: 978-0-321-42916-2 • Tom Igoe : Making Things Talk – Practical Methods for Connecting Physical Objects, 2007 O’Reilly Media ISBN-13: 978-0-596-51051-0 • Joshua Noble : Programming Interactivity – A Designer’s Guide to Processing, Arduino, and Openframeworks, 2009 O’Reilly Media ISBN-13: 978-0-596-15414-1 • Syuzi Pakhchyan : Fashioning Technology – A DIY Intro to Smart Crafting, 2008 O’Reilly Media ISBN-13: 978-0-596-51437-2 • Sabine Seymour : Fashionable Technology – The Intersection of Design, Fashion, Science and Technology, 2008 Springer ISBN-13: 978-0-321-174498-7 • John Maeda : Design By Numbers, 1999 MIT Press ISBN-13: 978-0-262-13354-8 • Reed Ghazala : Circuit-Bending – Build Your Own Alien Instruments, 2005 Wiley ISBN13: 978-0-7645-8887-7
2.2 Ondernemerschap Het ondernemerschap binnen de opleiding wordt ingevuld samen met de externe partner Starterslift (www.starterslift.nl/creatief). Starterslift biedt creatieve starters de ondersteuning om een creatief idee te ontwikkelen tot een product of een dienst. Starterslift richt zich op afgestudeerden en medewerkers van Avans, NHTV en UvT. Materiaal: • Spel: “startersplein”, een ‘spel’ met vragen die uiteindelijk leiden naar een ondernemingsplan • Grit, Roel, Zo maak je een ondernemingsplan, Groningen, 2008 • Zwieten, Huub van & Grift, Mark van de, Het Merk-Ik, Houten: Spectrum, 2009 • Sylvie, George et. al., Media Management: a caseboek approach, New York: Taylor & Francis, 2008 • Scholten, Joost, Management en organisatie in de media- en entertainmentindustrie, Den Haag: BoomOnderwijs, 2009
pagina 41
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
2.3 Communicatie • Bokhoven, Cocky van, Je weet niet wat je schrijft, Amsterdam, 1999. • Byttebier, Igor, Creativiteit. Hoe?Zo!, Tielt, 2002 (4e dr). • Burger, Peter en Jong, Jaap de, Handboek Stijl. Adviezen voor aantrekkelijk Schrijven, Den Haag, 2002 (2e dr). • Dijksterhuis, A., Het slimme onbewuste. Denken met gevoel, Amsterdam, 2007. • Flower, L. & Hayes, J., ‘A Cognitive Process Theory of Writing’, in: College Composition and Communication no. 32, p. 265-387. • Gardner, John, De kunst van het schrijven; een praktische handleiding, Amsterdam, 1991. • Gladwell, M., Blink. The Power of Thinking Without Thinking, London, 2005. • Grubben, Ed en Vriens, Jan, Professioneel schrijven. Handleiding voor creatief en overtuigend schrijven, Amsterdam, 2007 (2e herziene dr). • Heaton, John M. en Groves, Judy, Introducing Wittgenstein, London, 2008. • Lakoff, George en Johnson, Mark, Metaphors We Live By, Chicago, 1980. • Lubbe, Jan C.A. en Zoest, Aart J.A. van, Teken en betekenis, Haarlem, 1997. • Queneau, Raymond, Stijloefeningen, Amsterdam, 2005 (2e dr). • Witteveen, Karel, Creatief schrijven, Amsterdam, 2006. • Zinser, William, On Writing Well. The Classical Guide to Writing Nonfiction, New York, 2001. En, The Personal Branding Game, een spel waarmee studenten hun kwaliteiten onderzoeken en dat uiteindelijk leidt tot een one-liner. Dit spel werd in 2009 door Karel Witteveen samen met Gertjan Aalders, docent journalistiek aan de Hogeschool Windesheim in Zwolle ontwikkeld.
pagina 42
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
3. Titulatuur Naam
Titel; opleiding
Instelling
René Bosma
Master (Mfa); Computergraphics & New
MEDIA-GN Groningen
media Claire Spencer Cook
Bachelor (Media-art, cum laude)
Academie Minerva Groningen
Master; Cantab
University of Cambridge
Maarten Koopman
Rijksacademie voor Beeldende Kunsten
Sarah Lughthart
Drs.; Taal- en cultuurstudies
Universiteit Utrecht
Michiel van Opstal
Drs.; Cultuur- en Wetenschapsstudies;
Faculteit der Cultuurwetenschap-
Bezig met phd-traject (onderzoek naar
pen, Universiteit Maastricht
beeldcultuur) Mette Peters
Drs.; Communicatie Geschiedenis
Faculteit der Politieke en Sociaal- Culturele Wetenschappen, UvA
Leon van Rooij
Bachelor; Kunstacademie
Academie Beeldende Vorming Tilburg
pagina 43
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Bijlage 1: Positionering AKV|St. Joost t.a.v. onderzoek samengevat Voor AKV|St. Joost is onderzoek meer dan het theoretische en individuele artistieke onderzoek. Juist ook het professionele toepassingsgerichte onderzoek staat centraal. De organisatiestructuur van de academie is ingericht op deze ambitie. Onderzoek en onderwijs zijn met elkaar verweven in de curricula. Van de bacheloropleidingen naar de masteropleidingen is een toename aan onderzoeksvaardigheden herkenbaar, waarbij met name in de post-initiële master het toegepaste onderzoek benadrukt wordt. object van onderzoek Van oudsher kent het kunstonderwijs een sterke nadruk op de (vak)theorie, de reflectie op het vakgebied en de reflectie en het doen van onderzoek voor het eigen artistieke werk. In de curricula is dit vaak terug te zien in een lijn van algemene theorie en vaktheorie afgesloten met het schrijven van een scriptie. AKV|St. Joost ervaart deze uitwerking van onderzoek als te beperkt voor de huidige tijd. De onderzoeksactiviteiten binnen de academie dienen naast de verrijking van het artistieke landschap en de ontwikkeling van goed geschoolde kunstenaars en vormgevers vooral ook bij te dragen aan de innovatie van de steeds complexere, multidisciplinaire en internationale praktijken binnen de creative industrie. De academie heeft de taak om via onderzoek bij te dragen aan de potentie van de beroepspraktijk en om de groei van de sector te stimuleren. De academie fungeert als expertisecentrum voor innovaties en draagt concreet bij via het ontwikkelen van werkwijzen, best practices en toe te passen instrumenten. organisatie De tien kennisdomeinen binnen de academie vormen de organisatorische kapstok voor zowel het onderwijs als het onderzoek. Ieder domein fungeert als een expertisecentrum waarin zowel de docenten van de bachelor- en de masteropleidingen als de lector en de leden van de betreffende kenniskring(en) fungeren. De lectoraten en de kenniskringen hebben de expliciete taak om zich, naast het versterken van de body of knowledge van het domein, te richten op het innoveren, het toepassen en op het versterken van het ondernemerschap binnen het veld van de afgestudeerden en de beroepspraktijk. onderwijs In de curricula van de bachelor- en masteropleidingen is het onderwijs en het onderzoek met elkaar verweven. In de bacheloropleiding gebeurt dit met name via het reflecteren op bestaande (vak)theorie, het zelf verrichten van het individuele artistieke onderzoek leidend tot de eigen artistieke praktijk en het zich oriënteren op de eigen beroepspraktijk (inclusief ondernemerschap). In de masters komt daarbij extra nadruk op het zelf werken aan kennisconstructie, onderwijs gebaseerd op de meest up-to-date kennis en het zelfstandig kunnen hanteren van de voor het onderzoek relevante onderzoeksmethodieken. Met name voor post-initiële masters ligt de nadruk van het onderzoek bij het (verder) ontwikkelen van de branche. inspiratie: - Kennis in context, onderzoek aan hogescholen (Vos); - Onderzoek in het kunstonderwijs (Borgdorff); - Buchanan
pagina 44
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Bijlage 2: Toelichting Reader Ter illustratie van de opzet van de reader, een vijftal voorbeelden van onderdelen uit de Reader (i.o.) Omschrijving: Het doel van deze Reader is om ‘ontwerp onderzoek’ nauwkeuriger te beschrijven. Deze reader laat het ontstaan zien, de huidige praktijk en een mogelijke toekomst. Artikel 1: Christopher Frayling Research in Art and Design Artikel 2: Bruce Archer The Nature of Research Artikel 3: Sharon Poggenpohl Questions – an approach to design research Artikel 4: Chris Rust Unstated contributions Artikel 5: Kees Dorst Design research: a revolution-waiting-to-happen Introductie: Het volgende lijstje criteria wordt in meerdere artikelen in deze reader genoemd om een verschil te maken tussen ‘professionele activiteiten’ en ‘onderzoek’. Het doel van deze reader is om deze criteria ter discussie te stellen en te vragen: ‘Voor welke soorten onderzoeken op een Nederlandse kunstacademie zijn deze criteria geschikt?’. In de vijf artikelen komen de volgende criteria terug: - Was de activiteit gericht op het vermeerderen van kennis? - Werd de activiteit systematisch uitgevoerd? Zijn de gebruikte gegevens en de resultaten gevalideerd volgens de geschikte standaarden? (Onderzoek is waarschijnlijk niet objectief, en waarschijnlijk afhankelijk van de situatie.) - Zijn de resultaten expliciet gemaakt? - Zijn de resultaten echt ‘kennis’ en niet alleen ‘informatie’? Was het verslag van de activiteit helder genoeg zodat een volgende onderzoeker dezelfde informatie kan vinden, dezelfde procedures kan nadoen, het argument opnieuw kan opbouwen, en tot vergelijkbare conclusies komen? - Was de kennis overdraagbaar naar anderen? >> Artikel 1. Auteur: Christopher Frayling Titel: Research in Art and Design pagina 1-5: Uit: Royal College of Art Research Papers Volume 1, nummer 1 (1993/4) Uitgeverij: Londen: Royal College of Art Vormgeving: Naam ISBN: 1 874175 551 Waarom is dit artikel gekozen? Dit artikel introduceert de relaties tussen ‘kunst, vormgeving en onderzoek’. Het artikel opent de discussie en beschrijft met behulp van ‘stereotypen’ hoe deze relaties zich ontwikkeld hebben. Het artikel geeft ook aan dat discussies over dit onderwerp een lange traditie hebben.
pagina 45
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Over de auteur. Christopher Frayling (1946) geeft sinds 1979 les aan het Royal College of Arts in Londen en is rector sinds 1996. Hij is – naast zijn voorzitterschappen van de Arts Council England, Design Council en Royal Mint – vooral bekend door zijn publicaties over Sergio Leone, semiotiek & advertising, en Egyptomania. Andere publicaties • Spaghetti Westerns: Cowboys and Europeans from Karl May to Sergio Leone (1981) • American Westerners (1984) • The Royal College of Art: One Hundred and Fifty Years of Art and Design (1987) • Clint Eastwood (1992) • Design of the Times: One Hundred Years of the Royal College of Art (1996) • The Art Pack (1998) • Strange landscapes (1999) • Sergio Leone: Something To Do With Death (2000) • Mad, Bad and Dangerous?: The Scientist and the Cinema (2005) • Sergio Leone: Once Upon a Time in Italy (2005) • Ken Adam: The Art of Production Design (2005) >> Artikel 2. Auteur: Bruce Archer Titel: The Nature of Research pagina 6-13: Uit: Co-design interdisciplinary journal of design (1995) Uitgeverij: Het originele tijdschrift is zo goed als verdwenen. Prof Chris Rust heeft in 2009 een nieuwe tekstversie gemaakt. Waarom is dit artikel gekozen? Het artikel is een eerste poging om de verschillen tussen onderzoek over de praktijk (‘about practice’), onderzoek voor een praktisch doel (‘for the purpose of practice’) en onderzoek door praktisch werk (‘through practice’) te beschrijven. Volgens Bruce Archer is onderzoek: ‘a systematic inquiry whose goal is communicable knowledge’. Over de auteur. Leonard Bruce Archer (1922 - 2005) was een Britse ingenieur, professor in Ontwerponderzoek van de Royal College of Art (RCA, Londen). Hij heeft ‘ontwerpen’ als een academische discipline op de kaart gezet. In 1960 heeft hij in Ulm (Ulm School of Design) lesgegeven om de rivaliserende afdelingen van ‘kunstenaars’ en ‘wetenschappers’ dichter bij elkaar te brengen. In 1961 begon hij les te geven aan de RCA, en een onderzoek te ontwikkelen op het begied van ziekenhuis-producten. Hij is in 1968 gepromoveerd en is hoofd van de afdeling ontwerp-onderzoek gebleven tot zijn pensionering in 1985. Andere publicaties • ‘Design as a Discipline.’ Design Studies, Vol 1, No 1, July 1979, pp. 17-20 • ‘A View of the Nature of Design Research.’ In: Jacques, R and Powell, J (eds), Design:Science:Method, Westbury House, Guildford, 1981
pagina 46
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Artikel 3. Auteur: Sharon Helmer Poggenpohl Titel: Constructing knowledge of design, part 2: Questions – an approach to design research pagina 143-151: Uit: Doctoral Education in design: Foundations for the future. Proceedings of the conference (2000) Redactie: David Durling en Ken Friedman. Uitgeverij: Staffordshire: Staffordshire University Press. ISBN: 1-897898-64-9 Waarom is dit artikel gekozen? Het artikel toont het belang van het nauwkeurig formuleren van onderzoeksvragen in ontwerp-onderzoek. Sharon Poggenpohl geeft twee voorbeelden hoe een algemene vraag specifieker kan worden geformuleerd. Deze manier van werken is in de onderwijspraktijk effectief gebleken en is gebaseerd op zowel praktische karakteristieken van een onderwijsinstituut als een solide theorie. Over de auteur. Sharon Helmer Poggenpohl is hoofdredacteur van het wetenschappelijke tijdschrift ‘Visible Language’. Ze was professor in Chicago (Institute of Design, Illinois Institute of Technology) en Hong Kong (Hong Kong Polytechnic University 2006-2009) en heeft zowel de MA als PhD-opleidingen daar gecoördineerd. Andere publicaties • (samen met Sang-Soo Ahn) Between Word and Deed: The ICOGRADA Design Education Manifesto, Seoul 2000. Design Issues, Spring 2002, 18(2). pp 46–56. • (Samen met Keiichi Sato). Models of Dissertation research in Design. Presented at the 3rd doctoral Education in Design Conference, Tsukuba, Japan, October 2003. • Musing about design. 2008. Page 51-64 in: Rosemary Sassoon (redactie): ‘The Designer. Half a century of change in image, training, and techniques’. Bristol: Intellect. • (Samen met Keiichi Sato). Design integrations. Research and collaboration. 2009. Bristol: Intellect. >> Artikel 4. Auteur: Chris Rust Titel: Unstated contributions – How Artistic inquiry can inform interdisciplinary research pagina 69-76: Uit: International Journal of Design. 1(3).2007 Uitgeverij: International Journal of Design. (www.ijdesign.org) ISSN: 1994-036X (online); 1991-3761 (print) Waarom is dit artikel gekozen? Chris Rust laat – voornamelijk door voorbeelden te bespreken – zien dat ‘tacit knowledge’ op verschillende manieren gebruikt wordt in kunst, ontwerpen en wetenschap. De samenwerking tussen deze disciplines levert nieuwe inzichten op die – ieder vanuit zijn
pagina 47
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
eigen discipline – leiden tot nieuwe activiteiten. Echter om als ‘onderzoek’ te voldoen moet er aan vier voorwaarden voldaan worden: 1. Het onderwerp moet beschreven worden met een motivatie waarom het onderzocht moet worden. 2. De huidige context en de historische ontwikkelingen moeten beschreven worden. 3. Zowel methode als methodologie moeten duidelijk zijn. 4. De bovengenoemde drie dingen moeten gepresenteerd worden zodat anderen het kunnen herkennen en begrijpen. Alle manieren van presentatie die dit mogelijk maken zijn toegestaan. Over de auteur Chris Rust is ontwerp-professor, directeur van het Sheffield Institute of Arts en hoofd van de afdeling Kunst en vormgeving van de Sheffield Hallam University in Engeland. Hij heeft een zeer verscheiden achtergrond: ingenieur, musicus, ontwerper, docent en onderzoeker. Zijn passie ligt op het gebied van ‘Practice-led research’. Andere publicaties (zie chrisrust.wordpress.com voor de hele lijst): • Wood, N. Rust, C. Horne, G. (2009) A Tacit Understanding: The designer’s role in capturing and passing on the skilled knowledge of master craftsmen International Journal of Design (online) 3.3 • Rust, C. Mottram, J. Till, J. (2007) Review of Practice-Led Research in Art, Design & Architecture Arts and Humanities Research Council, Bristol, UK • Rust, C. (2004) Design Enquiry: Tacit knowledge and invention in science Design Issues 20 November 2004 >> Artikel 5. Auteur: Kees Dorst Titel: Design research: a revolution-waiting-to-happen pagina 4-11: Uit: Design studies 29(1) (2008) Uitgeverij: Elsevier ISBN: 0142-694x Waarom is dit artikel gekozen? Het artikel houdt ‘ontwerp onderzoek’ kritisch tegen het licht en concludeert dat drastische veranderingen nodig zijn. De tekst toont dat ook ‘ontwerp onderzoek’ problemen heeft met het bepalen van de grenzen van het vakgebied. Kees Dorst stelt voor om twee nieuwe gebieden te onderzoeken: de verschillen tussen ontwerpers, en de ontwerppraktijk zelf. Over de auteur. Kees Dorst (1965) is een ontwerp onderzoeker, docent, adviseur en ontwerper. Hij is opgeleid in Delft (industrieel ontwerpen) en Rotterdam (filosofie). Kees Dorst is nu verbonden aan de TU-Eindhoven, en de University of Technology in Sydney. Daarnaast geeft hij les aan de Design academy in Eindhoven, en was hij verbonden aan het tijdschrift ‘Items’.
Andere publicaties (Zie verder: www.keesdorst.nl/) • Describing Design. A comparison of paradigms. 1997. Proefschrift TU Delft.
pagina 48
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
• Understanding Design. 150 reflections on Being a designer. 2003. Amsterdam: BIS publishers. • (Samen met Bryan Lawson): Design expertise. 2009. Oxford: Architectural press. >> Meer lezen over ontwerponderzoek De vijf artikelen in deze reader kunnen slechts een eerste indruk geven. De tien boeken die hieronder worden genoemd gaan verder in op het onderwerp. In chronologische volgorde: 1. Dreyfuss, Henry (1955). Designing for people. New York: Simon and Schuster. 2. Schön, D. A. (1983). The Reflective Practitioner. New York, NY. Basic Books. 3. Simon, H. A. (1996). The sciences of the artificial (3rd ed.). Cambridge, Mass.: MIT Press. 4. Dorst, C. H. (2003). Understanding Design. Amsterdam: BIS Publisher. 5. Brenda Laurel. (2003). Design research. Methods and perspectives. Cambridge (MA): The MIT Press. 6. Noble, Ian en Bestley, Russell. (2005). Visual research. An introduction to research methodologies in graphic design. Lausanne: AVA publishing. 7. Visocky O’Grady, J. en Visockay O’Grady, K. (2006). A designer’s research manual. Succeed in design by knowing your clients and what they really need. Gloucester (MA): Rockport publishers. 8. Michael A Hughes, George F Hayhoe. (2007). ‘A Research Primer for Technical Communication Methods, Exemplars, and Analyses.’ Routledge 9. Rust, C. Mottram, J, Till, J. (2007). Review of Practice-Led Research in Art, Design & Architecture Arts and Humanities Research Council, Bristol, UK 10. Cross, N. (2007). Designerly Ways of Knowing. Birkhauser, Basel.
pagina 49
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding hbo-master Animatie van AKV|St Joost Avans Hogeschool. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 50
#3770
NVAO | AKV|St Joost Avans Hogeschool | HBO-Ma Animatie | maart 2010