hbo-bachelor Technische Bedrijfskunde Hogeschool PBNA
30 september 2011 NVAO uitgebreide Toets nieuwe opleiding
Paneladvies
1
Samenvattend advies
3
2
Werkwijze panel 2.1 Ter inleiding 2.2 Samenstelling panel 2.3 Werkwijze
5 5 5 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 7
4
Opleidingsbeoordeling 4.1 Beoogde eindkwalificaties 4.2 Programma 4.3 Personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Kwaliteitszorg 4.6 Toetsing 4.7 Afstudeergarantie en financiële voorzieningen 4.8 Algemene conclusie over de kwaliteit van de opleiding
10 10 12 21 25 28 31 33
Overzicht oordelen
36
5
pagina 2
34
Bijlage 1: Samenstelling panel
37
Bijlage 2: Programma locatiebezoek
39
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
41
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
42
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
1 Samenvattend advies De bachelor Technische Bedrijfskunde van de hogeschool PBNA behelst een aantrekkelijk en breed programma, waarin de bedrijfskunde in een technologische context centraal staat en waarmee mensen tot startbekwame bedrijfskundigen worden opgeleid, die gekwalificeerd zijn voor functies als manager, projectleider, adviseur of ondernemer. De eindkwalificaties van de opleiding zijn in voldoende mate geconcretiseerd en voldoen aan de internationale standaarden die gebruikelijk zijn voor de beschrijving van de kwalificaties van een (hbo-) bachelor. De opleiding kent een duidelijke oriëntatie op de beroepspraktijk: alle modules van het programma zijn zodanig ingericht dat kennis, technieken en vaardigheden op praktijkgeïntegreerde wijze worden aangeboden en/of aangeleerd. De beoogde eindkwalificaties zijn niet over de hele linie adequaat vertaald in daarbij - op niveau - aansluitende onderwijsmodules en leerdoelen van het programma. Een aantal modules is van onvoldoende niveau om de eindkwalificaties in de met die modules bestreken vakonderdelen te kunnen halen. Het programma mist verder een herkenbare internationale dimensie en behelst voor het eerste studiejaar literatuur van overwegend basaal niveau en beschrijvende aard. Het didactisch concept spoort goed met de geformuleerde eindtermen van de opleiding, en de gekozen werk- en toetsingvormen sluiten daar vrijwel naadloos bij aan. Het programma is studeerbaar en voldoet aan de wettelijke eisen met betrekking tot duur en omvang. De toelatingseisen die ingevolge de OER aan instromende studenten worden gesteld sluiten niet goed aan bij de eindkwalificaties die met de opleiding worden beoogd. Die eindkwalificaties laten zich, naar het oordeel van het panel, namelijk alleen bereiken als kandidaten over een technische vooropleiding van voldoende niveau (Mbo 4) én over voldoende relevante werkervaringjaren in een technologische omgeving beschikken. Toelating van studenten met (bijvoorbeeld) alleen een Havo-diploma en weinig of geen werkervaring in een technologische context zou niet tot de mogelijkheden moeten behoren. Verder zou de instelling ook aan de werkplek, voorafgaande aan de studie, stringentere eisen dienen te stellen en door middel van een werkplekscan dienen te verifiëren. De instelling verdient een compliment voor het door haar ontwikkelde personeelsbeleid: functie- en docentprofielen zijn accuraat, het proces van werving en selectie is op orde en er wordt op adequate wijze voorzien in mogelijkheden tot (bij)training en deskundigheidsbevordering, zowel vakinhoudelijk als onderwijskundig. Het voor de opleiding geselecteerde docentpersoneel is voldoende tot goed gekwalificeerd om het onderwijs in de opleiding te verzorgen. De instelling maakt daar ook voldoende capaciteit voor vrij. De materiële voorzieningen die door locatiepartner van de instelling in Utrecht worden geboden voor de eerste ingestroomde cohort studenten van de opleiding TB voldoen aan de gestelde verwachtingen. Ook de studenten zijn goed te spreken over de voorzieningen. De studiebegeleiding en informatievoorziening zijn van toereikend tot goed niveau.
pagina 3
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
De instelling kent een integraal systeem van kwaliteitszorg voor al haar opleidingen, maar het panel heeft niet kunnen vaststellen of dit stelsel ook specifiek voor de kwaliteitsbewaking van de voorgedragen opleiding is toegerust. Specifiek voor de opleiding geformuleerde streefdoelen heeft het panel bijvoorbeeld niet aangetroffen. De betrokkenheid van alle bij de kwaliteitszorg belang hebbende partijen is in het systeem voorzien. Voor de ‘geleding’ van studenten weliswaar niet in formele en geïnstitutionaliseerde, maar wel in feitelijke en materiële zin. De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing, al meent het panel wel dat dit op één punt aanpassing behoeft: (-) de cutting score voor de meerkeuzetoetsen zou hoger dienen te liggen (idealiter op 65% goede antwoorden), of er zou anderszins moeten worden voorzien in een mechanisme om de slaagkans bij ‘gokken’ te verkleinen. De gokkans ligt al relatief hoog omdat de meerkeuzevragen (maar) drie antwoordmogelijkheden kennen. De instelling biedt voldoende garantie dat studenten die zijn ingestroomd ook daadwerkelijk de gelegenheid zal worden geboden om hun studie af te ronden. De instelling stelt toereikende financiële voorzieningen beschikbaar om de opleiding te kunnen starten en te continueren. Het panel adviseert de NVAO om, alles overziend, ‘positief onder voorwaarden’ te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe hbo-bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde van hogeschool PBNA.
Den Haag, 30 september 2011 Namens het panel ter beoordeling van de uitgebreide Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Technische Bedrijfskunde van hogeschool PBNA,
Ing. A.J.G. van Tongeren voorzitter
pagina 4
mr. dr. Th.L. Bellekom extern secretaris
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
2 Werkwijze panel 2.1
Ter inleiding Bij brief van 24 maart 2011 is door de hogeschool PBNA1 bij de Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) een aanvraag voor een uitgebreide Toets nieuwe opleidingen (Tno) ingediend ten behoeve van de hbo-bachelor Technische Bedrijfskunde. Bij de aanvraag werd een informatiedossier met een zevental bijlagen gevoegd. Na te hebben vastgesteld dat het informatiedossier in voldoende mate geschikt was om inhoudelijk te worden beoordeeld, is van de kant van de NVAO een aanvang gemaakt met de Tno-procedure. Met het oog op een in dat verband aan haar uit te brengen advies over de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding, is door de NVAO een panel van deskundigen ingesteld.
2.2
Samenstelling panel Het door de NVAO ingestelde panel kende de volgende samenstelling: Ing. A.J.G. van Tongeren, voorzitter De heer van Tongeren beschikt over ruime domeindeskundigheid op het door de voorgedragen opleiding bestreken vakgebied uit hoofde van, onder meer, zijn functie als export manager voor Europa, Midden-Oosten en Afrika bij ARBO Pompen en Filters B.V. en eerdere functies die hij in het bedrijfsleven op het gebied van technische en commerciële ondersteuning heeft vervuld. De heer van Tongeren heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs en beschikt uit dien hoofde ook over auditdeskundigheid. Prof. dr. D.M. Swagerman, lid De heer Swagerman beschikt over wetenschappelijke vakdeskundigheid vanwege diens expertise op het gebied van economie en bedrijfskunde, in het bijzonder van financiën en controlling, bestuurskunde, bestuurlijke informatiekunde en financieel management. Hij kan daarnaast bogen op onderwijsdeskundigheid, uit hoofde van zijn aanstelling als hoogleraar en opleidingsdirecteur aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij is vertrouwd met visitatie- en accreditatieprocedures in het hoger onderwijs. dr. G. Waeyenberg, lid De heer Waeyenbergh is als domeindeskundige aan te merken op grond van behaalde diploma’s in de Bio-ingenieurswetenschappen en in Industrial Management, alsook vanwege zijn doctoraat in het domein van ‘Maintenance and Reliability’. Hij beschikt verder over onderwijsdeskundigheid als docent aan GROEP T, hogeschool in Leuven, waar hij hoofd is van de onderzoeksgroep ‘Industrial Management’ en campusverantwoordelijke voor ‘Intelligent Mobility’. J. Schueler, student-lid De heer Schueler heeft deelgenomen aan meerdere accreditatiepanels. Hij beschikt uit dien hoofde over studentgebonden en visitatiedeskundigheid.
1
pagina 5
Ook wel aangeduid als Koninklijke PBNA
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Het panel werd bijgestaan door mr. M.P. in ’t Veld - van den Bos, beleidsmedewerker bij de NVAO, in functie van procescoördinator en mr. dr. Th.L. Bellekom als gecertificeerd extern secretaris. 2.3
Werkwijze Het panel heeft zich bij de toetsing van de kwaliteit en het niveau van de opleiding gebaseerd op het Beoordelingskader voor de uitgebreide Toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2010, nr. 21325) 2. Het panel is zijn toetsingsarbeid begonnen met het bestuderen van het door de instelling aangeleverde informatiedossier en heeft vervolgens een vooroverleg gehouden om de eerste bevindingen en indrukken te bespreken. Op dit vooroverleg, dat op 4 juli 2011 in Utrecht plaatsvond, is een aantal uiteenlopende vragen en vraagpunten geformuleerd met de bedoeling om tijdens het locatiebezoek de verschillende facetten van het Toetsingskader bespreekbaar te maken. Met betrekking tot een deel van die vragen heeft het panel echter gemeend de instelling al voorafgaande aan het locatiebezoek om een reactie en/of nadere toelichting te moeten verzoeken. Dat is gebeurd bij brief van 12 juli 2011, die digitaal aan de instelling is verstuurd. De instelling heeft bij brief van 28 augustus 2011 hierop een uitvoerige reactie gegeven, die door het panel als aanvulling op - en op onderdelen als een correctie van - het informatiedossier is aangemerkt en in de beoordeling van de nieuwe opleiding is meegenomen. Het locatiebezoek aan de instelling heeft op 12 september 2011 plaatsgevonden in de vestiging van de hogeschool PBNA in Zwijndrecht. Tijdens dit bezoek heeft het panel zich in verschillende gespreksronden van nadere informatie voorzien, onder meer aan de hand van de vragen die op het vooroverleg waren voorbereid. Bijlage 2 bij dit advies geeft een overzicht van het programma van het locatiebezoek. Na afloop van het locatiebezoek heeft het panel de bevindingen onderling besproken en vertaald naar voorlopige conclusies. Van die voorlopige conclusies heeft het panel de instelling aansluitend - bij wijze van terugkoppeling - mondeling op de hoogte gebracht. De secretaris heeft op basis van de door het panel verwoorde bevindingen en geformuleerde voorlopige conclusies een conceptadvies opgesteld dat aan de panelleden is voorgelegd voor commentaar. Wat aan commentaar en tekstsuggesties van de kant van de panelleden is binnengekomen is door de secretaris in een eindtekst verwerkt en op 30 september 2011 door de voorzitter voor akkoord bevonden en door hem en de secretaris ondertekend.
2
pagina 6
Zie ook Beoordelingskaders accreditatiestelsel hoger onderwijs, NVAO 6 december 2010, p. 43 e.v.
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Instelling: Opleiding: Variant: Status: Afstudeerrichtingen: Locaties: Studieomvang: Sector:
3.2
Hogeschool PBNA (Koninklijke PBNA) hbo-bachelor Technische Bedrijfskunde deeltijd initieel geen Amsterdam, Arnhem, Breda, Den Haag, Eindhoven, Groningen, Maastricht, Rotterdam, Utrecht, Zwijndrecht, Zwolle 240 EC techniek
Profiel instelling PBNA profileert zich op de website van Elsevier Opleidingen3 (de feitelijke aanbieder van de nieuwe opleiding) als toonaangevende praktijkopleider die mensen en bedrijven wil inspireren om zich te blijven ontwikkelen en hun ambities te realiseren. PBNA wil niet alleen kennis en vaardigheden aanbieden, maar ook een nieuwe manier van denken en doen aanleren, waardoor opgeleiden gemakkelijker en met daadkracht weten om te gaan met nieuwe en complexe vraagstukken. Bedoeling is studenten zelfvertrouwen bij te brengen waardoor dezen met volle energie nieuwe uitdagingen aan kunnen. PBNA bestaat sinds 1912 en is sinds 1999 door DNV ISO-9001 gecertificeerd voor: “Het onafhankelijk en betrouwbaar vaststellen van het kennis- en competentieniveau bij professionals en werknemers van ondernemingen en de overheid door het ontwikkelen en uitvoeren van examens.” PBNA heeft gekozen voor een formele scheiding tussen opleiden en examineren. De toelating tot de opleiding, het toekennen van vrijstellingen, de summatieve toetsing, het examineren, het verstrekken van een getuigschrift en het verlenen van de graad Bachelor zijn voorbehouden aan PBNA. De uitvoering van de opleiding voor de overige organisatorische en opleidingstaken is gedelegeerd aan Elsevier Opleidingen; een en ander volgens een tussen beiden opgemaakte samenwerkingsovereenkomst.
3.3
Profiel opleiding Algemene context van de opleiding De instelling zegt de door haar voorgedragen opleiding Technische Bedrijfskunde te baseren op en te hebben vorm gegeven aan de hand van het landelijk profiel Engineering (en de daarbij geformuleerde domeincompetenties Engineering) en de opleidingseisen Technische Bedrijfskunde voor hogescholen in Nederland (2002). Bij de invulling van het instellingseigen opleidingsprofiel is daarnaast nog rekening gehouden met een drietal maatschappelijke ontwikkelingen die, volgens de instelling, bepalend zijn voor het profiel en de competenties van een Technisch Bedrijfskundige (TB’er) anno nu. Het gaat daarbij in eerste instantie om mondiale trends als: globalisering, individualisering, flexibilisering en juridisering. Verder gaat het om ontwikkelingen die specifiek zijn voor 3
pagina 7
http://www.elsevieropleidingen.nl/over-ons/missie
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Nederland, te weten: overheidsstimulering van duurzaamheid en innovatie en demografische evoluties als culturele diversiteit en vergrijzing. En tot slot spelen ontwikkelingen een rol die specifiek zijn voor het werkveld van de TB’er,namelijk: de verminderde beschikbaarheid van technisch geschoold personeel, de steeds korter wordende levenscyclus van producten en de opkomst van persoonscertificering als tegenwicht voor de risico’s van aansprakelijkheid. Een en ander geeft de instelling aanleiding om de TB’er, die zij zegt te willen opleiden, te positioneren als een professional die een multidisciplinaire aanpak kent en een breed inzicht heeft in het vakgebied: een generalist die toegerust is in het analyseren en oplossen van bedrijfskundige vraagstukken in een technologische context. Beschrijving van het programma van de opleiding De deeltijdopleiding Technische Bedrijfskunde bestaat uit een propedeuse met een duur van 1 jaar en een hoofdfase (postpropedeuse) met een duur van 3 jaar. De opleiding heeft een omvang van 240 EC’s. De opleiding kent één afstudeerrichting en het examenprogramma is voor alle studenten gelijk. Wel kunnen eventueel op basis van reeds behaalde certificaten c.q diploma’s vrijstellingen worden verkregen. Het programma is voor wat betreft de eerste twee jaar opgebouwd vanuit 4 leerlijnen en 4 blokken. Jaar 1 van het programma ziet er schematisch als volgt uit:
Leerlijnen
Blok 1
Blok 2
Blok 3
Blok 4
conceptuele leerlijn Techniek
Algemene
Algemene
Veiligheid voor
Toegepaste
Techniek 1
Techniek 2
Leidinggevenden
Wiskunde/statistiek
4 EC per blok conceptuele leerlijn Bedrijfskunde
Organisatiekunde Kwaliteitsmanagement Projectmanagement 1
Financieel management
4 EC per blok Vaardigheden leerlijn
Communicatie:
Engels 1
M&T van onderzoek
rapportage
Project: oriëntatie beroepspraktijk
3 EC per blok Praktijkintegratie leerlijn
Opdracht 1
Opdracht 2
Opdracht 3
Opdracht 4
15 EC
15 EC
15 EC
60 EC
4 EC per blok 15 EC
pagina 8
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Jaar 2 kent een gelijke opbouw als het eerste jaar, maar dan met de volgende programmaonderdelen voor de resp. leerlijnen: Leerlijn techniek: (i) Productontwikkeling, (ii) Veiligheidskunde, (iii) Technische productieprocessen en (iv) Industriële automatisering. Leerlijn Bedrijfskunde: (i) Industriële marketing & verkoop, (ii) Juridische aspecten, (iii) Organisatiekunde 2 en (iv) Human resource management. Vaardigheden leerlijn: (i) Engels 2, (ii) Ethisch handelen, (iii) Project: managementgame en (iv) Communicatie: leidinggeven. Praktijkintegratie leerlijn: Opdrachten 1 t/m 4. Jaar 3 kent drie leerlijnen, met de volgende programmaonderdelen Leerlijn techniek: (i) Operations management, (ii) Supply chain management, (iii) Maintenance management en (iv) Informatiesystemen, elk met een omvang van van 6 EC Leerlijn Bedrijfskunde: (i) Strategisch management, (ii) Entrepreneurship, (iii) Risicomanagement en (iv) Verandermanagement, elk met een omvang van 6 EC. Vaardigheden leerlijn: (i) Managementvaardigheden, (ii) Communicatie: presentatie, (iii) Project: onderzoek en (iv) Adviesvaardigheden, elk met een omvang van 3 EC. Jaar 4 kent één leerlijn, zonder blokken: de Praktijkintegratie leerlijn met twee programmaonderdelen, te weten: (i) Stage en (ii) Afstuderen (scriptie), elk met een zwaarte van 30 EC. Opleiding nieuw voor Nederland? De voorgedragen opleiding is niet nieuw voor Nederland. Volgens opgaaf van de instelling zijn er op dit moment twaalf aanbieders van geaccrediteerde bacheloropleidingen Technische Bedrijfskunde actief in de markt. Daarbij is een groot onderscheid te zien tussen de verschillende aanbieders als het gaat om de benadering die wordt gekozen in de aansluiting op het werkveld, aldus de instelling. Van generalistisch en multidisciplinair, tot het expliciet benoemen van specifieke branches en uitstroomprofielen, zo legt de instelling uit en onderbouwt een en ander met voorbeelden van die onderscheiding invulling. PBNA zegt op dit punt te kiezen voor een plaats in het midden van het spectrum: “wij richten ons op studenten die werkzaam zijn in een technologische omgeving, maar zonder dit verder te specificeren. De noodzaak om ons te richten op een technische omgeving vloeit onzes inziens noodzakelijkerwijs voort uit het vakgebied. Daarnaast biedt de praktijkgerichtheid van de opleiding voldoende aanknopingspunten om aan te sluiten op een grote diversiteit aan branches. Tevens zijn wij van mening dat we ervoor moeten zorgen dat de student niet alleen in zijn huidige werk, maar ook elders voldoende profijt kan halen uit deze opleiding. In aansluiting daarop wil PBNA zich ook niet regionaal profileren, zoals enkele andere opleiders - naar eigen zeggen - wel doen. Wij richten ons nadrukkelijk op alle branches en dus ook op geheel Nederland.” Opleiding nieuw voor de instelling? Voor de instelling is de opleiding nieuw.
pagina 9
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
4 Opleidingsbeoordeling
4.1
Beoogde eindkwalificaties In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zeven onderwerpen en de zestien standaarden van het Beoordelingskader Uitgebreide Toets Nieuwe Opleiding. Per standaard is telkens eerst de letterlijke omschrijving daarvan uit het Beoordelingskader overgenomen. Daarna volgen, eveneens per standaard, een (verkorte) weergave van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen van het panel, uitmondend in een waardering (score) voor de betreffende standaard. Na de bespreking en beoordeling van de afzonderlijke standaarden, geeft het panel ook nog een waardering voor de opleiding als geheel. De scores die het panel kan uitspreken zijn ‘onvoldoende’, dan wel ‘voldoende’. Met de eerste kwalificatie drukt het panel uit: ‘de opleiding voldoet niet aan basiskwaliteit die in internationaal perspectief redelijkerwijs verwacht mag worden van een masteropleiding’; met de tweede kwalificatie: ‘de opleiding voldoet wel aan de basiskwaliteit etc.’.
4.1.1
Standaard 1 De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Bevindingen De instelling heeft voor de door haar te ontwikkelen bachelor Technische Bedrijfskunde - in overleg met het beroepenveld, naar eigen zeggen - een 10-tal ‘eigen’ opleidingsspecifieke competenties geformuleerd, die als de beoogde eindkwalificaties van het voorgedragen curriculum zijn aan te merken. Deze opleidingsspecifieke competenties zijn een verbijzondering van de domeincompetenties, zoals die zich deels uit een tweetal landelijke competentieprofielen (voor het domein Engineering in het algemeen en dat van de Technische Bedrijfskunde in het bijzonder) laten afleiden en deels als generiek voor het hele hbo domein zijn aan te merken. De nadere uitwerking van die domeincompetenties in opleidingsspecifieke competenties is gebeurd aan de hand van rollen en functies die een TB’er in het beroepenveld vervult en de ontwikkelingen die in de beroepspraktijk zijn waar te nemen: mondiaal, nationaal en werkveld specifiek.4 In het ‘Beroepsprofiel Technische Bedrijfskunde’5 verantwoordt de instelling hoe zij tot het formuleren van de eindkwalificaties van de opleiding - in de vorm van opleidingsspecifieke competenties - is gekomen en welke profielen, (generieke hbo-) kwalificaties en praktijkfuncties van TB’ers zij daartoe in haar beschouwing heeft betrokken. Omdat in het achterliggende advies op verschillende plaatsen nog gerefereerd zal worden aan één of meer van de hier bedoelde competenties, of eindkwalificaties, meent het panel er goed aan te doen om die met de opleiding te behalen competenties hier eerst integraal en naar inhoud weer te geven. Volgens opgaaf van de instelling bezit een afgestudeerde bachelor Technische Bedrijfskunde de volgende eindkwalificaties:
pagina 10
4
Zie hiervoor ook wat bij ‘Profiel opleiding’ (par. 3.3 hierboven) werd opgemerkt over de algemene context van de opleiding.
5
Versie 8.0, februari 2011, Bijlage A bij het Informatiedossier
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
(1) is in staat om te handelen vanuit een brede, multidisciplinaire basis; (2) kan een technisch bedrijfskundig probleem analyseren en een programma van eisen opstellen; (3) kan een ontwerp opstellen voor een product, systeem of dienst; (4) kan een (technologisch) product/systeem/dienst inrichten en optimaliseren in de technologische context van bedrijven; (5) kan een product/systeem/dienst in een technologische organisatieomgeving beheren en onderhouden; (6) kan adviseren over kwaliteitszorg, in- en verkoop, marketing, logistiek, processen en productie; (7) kan informatie verzamelen, analyseren en beoordelen teneinde projectmatig te werken; (8) kan samenwerken en leidinggeven en functioneren in een internationaal en multidisciplinair team; (9) kan mondeling en schriftelijk effectief communiceren, zowel in het Nederlands als Engels; (10) beschikt over de juiste zelfsturende competenties en heeft een ondernemende beroepshouding. De leerdoelen van de opleiding - en in cumulatieve zin daarmee ook de eindkwalificaties sluiten aan bij het bachelorniveau zoals omschreven in de Dublin Descriptoren, aldus de instelling. Het bachelorniveau komt in de toetsing van deze leerdoelen terug, evenals binnen de (deels internationaal georiënteerde) vakliteratuur en artikelen, thema’s en trendbesprekingen en het niveau van de inhoudelijk betrokkenen, zo licht de instelling toe. In een matrix geeft zij vervolgens weer hoe de met de opleiding te behalen eindkwalificaties gerelateerd zijn aan de onderscheiden Dublin descriptoren, als internationaal algemeen aanvaarde beschrijvingen van de kwalificaties van (in casu) een bachelor. Het bachelorniveau van de opleiding Technische Bedrijfskunde wordt, naar zeggen van de instelling, door viertal factoren geborgd, te weten: (a) door de doorvertaling van de Dublin descriptoren naar leerdoelen en het niveau van toetsing en beoordeling van die leerdoelen. (b) doordat de modules van het programma gekoppeld zijn aan een te behalen gewenst niveau. De competenties uit het ‘Beroepsprofiel TB’ dienen binnen de specifieke modules tot een bepaald niveau (variërend van 1 tot 36) ontwikkeld te worden. Niveau 3, in de uitvoering van opgedragen taken, komt overeen met bachelorniveau. Vanaf jaar 3 moeten alle modules op dat niveau worden afgerond en worden daarmee tegelijk alle opleidingsspecifieke competenties afgedekt. (c) door voortdurend in contact te blijven met betrokkenen uit de beroepspraktijk en de input van die kant, waar nodig en mogelijk, te verwerken bij de actualisering van het programma en in de toetsing. (d) door nadrukkelijk de Beroepenveldcommissie te betrekken bij de borging van het bachelorniveau van de opleiding, bijvoorbeeld door leden van die commissie te vragen als extern gecommitteerden bij het afstuderen. Wat betreft (hbo-) oriëntatie van de opleiding betreft merkt de instelling nog het volgende op: “De bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde is een ‘brede opleiding’ die opleidt tot een generalist die toegerust is in het analyseren en oplossen van bedrijfskundige vraagstukken in een technologische context en gekwalificeerd is voor functies als manager, 6
pagina 11
In de regel is het niveau (van 1 tot 3) van een module gelijk aan het studiejaar waarin de module wordt gegeven.
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
projectleider, adviseur of ondernemer bij overheid of private organisaties in binnen- en buitenland. Kernbegrippen zijn: brede professionalisering, brede inzetbaarheid en proactief en reactief denken en handelen. Het werkveld is zeer divers voor een afgestudeerde bachelor Technische Bedrijfskunde. Het programma van PBNA richt zich dan ook op de instroom van studenten die zich willen ontwikkelen tot (commercieel) adviseur, projectleider of manager van een relatief zelfstandig opererende eenheid (business unit) binnen een organisatie. Een afgestudeerde is op de eerste plaats (technisch) bedrijfskundige.” Overwegingen Het panel is van oordeel dat de door de instelling geformuleerde eindkwalificaties qua niveau en oriëntatie goed passen binnen de Nederlandse kwalificatieraamwerken van resp. het hbo-domein in generieke zin, het domein ‘Engineering’ in meer beroepstechnische zin en het domein van de Technische Bedrijfskunde in functiespecifieke zin, waar het gaat om de rollen die een TB’er wordt geacht te vervullen als manager, projectleider, adviseur en ondernemer. Bij het vaststellen van de eindkwalificaties heeft de instelling acht geslagen op wat in het beroepenveld aan behoeften bestaat aan kwalificaties, waaraan afgestudeerde TB’ers zouden dienen te voldoen. Van de kant van het beroepenveld is daarbij wel aangetekend dat het zich door de instelling, op het moment dat het bij de ontwikkeling van de opleiding betrokken werd, geconfronteerd zag met een al tamelijk uitgewerkt geheel van eindkwalificaties, leerdoelen en programmatische invullingen. Maar de instelling heeft zich daarna uiterst ontvankelijk opgesteld voor kritiek, aanbevelingen en wensen vanuit de Beroepenveldcommissie, die in de loop van 2010 werd geformeerd en sedert oktober van dat jaar inmiddels een vijftal maal bijeen is geweest. In het gesprek dat het panel met de Beroepenveldcommissie heeft gehad is komen vast te staan dat de voor de bacheloropleiding TB geformuleerde eindkwalificaties aansluiten bij de actuele eisen die vanuit het domeinspecifieke vakgebied aan een opleiding op dit terrein worden gesteld, uitgaande van het profiel van een breed georiënteerde generalist die opgeleid is om producttechnische problemen op een bedrijfskundige wijze aan te pakken. De instelling heeft de eindkwalificaties van de opleiding, naar het oordeel van het panel, op juiste wijze weten te kwalificeren als van bachelorniveau, in het licht van de standaarden die de Dublin descriptoren daarvoor kennen. In hoeverre de geformuleerde eindkwalificaties matchen met internationale standaarden voor het betrokken domein, laat zich moeilijk vast stellen, omdat internationaal geijkte opleidingseisen in dezen ontbreken. De instelling heeft in dit verband wel een (summiere) internationale benchmarking uitgevoerd, en daarbij geconstateerd dat de beschrijvingen van vergelijkbare opleidingen in het Nederlands-/ Frans-/en Engelstalig-taalgebied - behoudens accentverschillen - aansluiten bij het programma en de doelstellingen van de voorgedragen bachelor. Het panel meent dat de instelling met de door haar zelf geformuleerde opleidingsspecifieke eindkwalificaties eerder een leidende dan een volgende rol positie in opleidingenmarkt inneemt. Conclusie: voldoende 4.2
pagina 12
Programma
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
4.2.1
Standaard 2 De oriëntatie van het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en/of de beroepspraktijk. Bevindingen De oriëntatie van het programma waarborgt bij uitstek de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van de beroepspraktijk, zo valt uit het Informatiedossier op te maken. Dat laat zich in eerste instantie afleiden uit het feit dat bij de ontwikkeling van het opleidingsprogramma aansluiting is gezocht bij de domeincompetenties uit het landelijk profiel van de Bachelor of Engineering (2006) en de opleidingseisen Technische Bedrijfskunde (2002). Beide onderwijskaders zijn tot stand gekomen in nauwe samenspraak met het beroepenveld. En daarmee wordt - naar zeggen van de instelling - onmiskenbaar de relatie gelegd met de beroepspraktijk en met de ontwikkeling van voor die praktijk benodigde vaardigheden. Vanuit het beroepenveld is verder een commissie samengesteld van leidinggevenden uit diverse organisaties die opereren in een technologische context. Deze Beroepenveldcommissie heeft als doel te bevorderen dat het opleidingsprofiel van de opleiding zo goed mogelijk aansluit op het betreffende beroepsprofiel. Tevens draagt de Beroepenveldcommissie er toe bij dat het beoogde civiel effect van de opleiding gewaarborgd blijft. Ook daarmee is de oriëntatie op de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van de beroepspraktijk gegeven, aldus de instelling. Bovendien is vanuit het beroepenveld een team van kerndocenten samengesteld uit diverse organisaties die opereren in een technologische context. De leden van het kerndocententeam zijn allemaal in het beroepenveld werkzaam als projectleider, adviseur, manager en onderzoeker in een technologische context. Daarnaast zijn bij de ontwikkeling van het curriculum op diverse onderdelen specialistische vakdocenten ter aanvulling ingezet. Ook deze docenten zijn allemaal werkzaam in een relevante beroepspraktijk. Verder is, zo voert de instelling aan, de geselecteerde literatuur zoveel mogelijk aan de beroepspraktijk ontleend. Bovendien wordt bij de selectie van literatuur bewust gekozen voor een geleidelijke verschuiving van Nederlandstalige naar Engelstalige vakliteratuur, waarmee uiting wordt gegeven aan de trend internationalisering (van vaardigheden) in de beroepspraktijk. Waar mogelijk wordt aangesloten bij de voor het hbo-onderwijs gebruikelijke standaardwerken. De oriëntatie op de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van de beroepspraktijk komt volgens de instelling, tot slot, ook tot uiting in de leerlijnen ‘Vaardigheden’ en ‘Praktijkintegratie’ waaruit het programma de eerste drie jaren voor een belangrijk deel is opgebouwd7. De nadruk ligt bij deze leerlijnen op het ontwikkelen van essentiële vaardigheden voor de functie TB’er. Het gaat daarbij in hoofdzaak om het bijbrengen van onderzoeksvaardigheden, communicatieve vaardigheden en (project)managementvaardigheden. Overwegingen
7
pagina 13
Zie par. 3.3. hierboven
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het beroepenveld en kent onmiskenbaar een oriëntatie op de beroepspraktijk. Het beroepenveld is nauw betrokken geweest bij de invulling van het programma, zij het dat de Beroepenveldcommissie zelf van oordeel is dat zij pas in vrij ver gevorderd stadium van de ontwikkeling van het curriculum gekend werd in de plannen met de opleiding. Dat heeft de beroepenveldcommissie er overigens niet van weerhouden zich voluit met de inhoud van het programma in te laten en haar invloed op de uitwerking van het programma doen gelden, een en ander op basis van aan haar aangeleverde ontwikkelplannen, zo heeft het panel begrepen. Veel van de door haar gedane suggesties en aanbevelingen zijn daardoor (alsnog) in het curriculum verwerkt. De oriëntatie op de beroepspraktijk komt in vrijwel alle modules, de praktijkintegratieopdrachten, alsmede de stage en de scriptie tot uitdrukking. De beroeps- en praktijkoriëntatie van de opleiding spoort goed met de eindkwalificaties die met de opleiding worden beoogd. Conclusie: voldoende
4.2.2
Standaard 3 De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de beoogde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen Het punt van de vertaling van de beoogde eindkwalificaties in haalbare leerdoelen van (met elkaar samenhangende) programmaonderdelen is naar zeggen van de instelling, onderwerp van overleg geweest tijdens diverse bijeenkomsten van het kerndocententeam. Hierbij is, aldus de instelling, een werkwijze gevolgd waarmee een programmatische en inhoudelijke consistentie kon worden gewaarborgd. Vertrekpunt vormden de vier leerlijnen waarlangs het programma zou worden vormgegeven: twee conceptuele leerlijnen, een leerlijn vaardigheden en een leerlijn praktijkintegratie. Vervolgens is op grond van de verdeling van een studiejaar in vier blokken van elf weken, een proces gestart ter identificatie van relevante inhoudelijke thema’s voor de diverse leerlijnen, daarbij rekening houdend met de relaties van ieder thema met de competentieset van de opleiding. De thema’s per leerlijn zijn vervolgens gerangschikt op grond van het gewenste niveau waarop het thema dient te worden gegeven (1, 2 of 3) en de inhoudelijke opbouw van kennis binnen de leerlijn. Gestart is met thema’s die relevant zouden moeten zijn in jaar 3, jaar 2 en jaar 1. Op basis hiervan is de volgorde bepaald en zijn de thema’s verdeeld over de drie studiejaren. Immers, het vierde studiejaar is gereserveerd voor stage en afstuderen. Tot slot zijn de thema’s binnen één studiejaar nog – waar nodig - opnieuw verdeeld qua volgorde over de vier blokken om een realistische praktijkintegratie mogelijk te maken, aldus de instelling. Bij de ontwikkeling van het opleidingsprogramma is hierdoor op diverse manieren samenhang gecreëerd om een geleidelijke opbouw te realiseren naar het gewenste eindniveau met de daarbij behorende eindkwalificaties, zo merkt de instelling op. De meest in het oog springende kenmerken zijn volgens de instelling: (i) herkenbare leerlijnen per blok; (ii) ‘clusters’ als horizontale verbanden tussen modules en blokken; (iii) verticale integratie tussen de leerlijnen binnen blokken en (iv) de relatie tussen theorie en praktijk. De instelling gaat in het Informatiedossier uitgebreid nader in op deze kenmerken.
pagina 14
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Het panel beperkt zich tot een verkorte weergave van de toelichting die de instelling in dit verband geeft van de kenmerken (ii) en (iii), omdat de gegeven toelichting ten aanzien van de kenmerken (i) en (iv) elders al in dit advies zijn ‘meegenomen’ of expliciet zijn verwoord. Voor kenmerk (i) is dat met name gebeurd in paragraaf 3.3. Profiel opleiding en voor kenmerk (iv) in paragraaf 4.2.1 Standaard 2. Ad kenmerk (ii) “In het opleidingsprogramma zijn diverse horizontale verbanden gelegd tussen modules, zowel binnen als tussen de leerlijnen, om te komen tot een logische opbouw van kennis en vaardigheden. Hierdoor is sprake van een geleidelijke opbouw van competenties gedurende het opleidingsprogramma, gericht op het realiseren van de eindkwalificaties. De modules met een logische opbouw van competenties zijn in het programma herkenbaar als clusters die aansluiten op de ‘trends’ in het beroepsprofiel. Het gaat daarbij om een zestal van dit soort moduleclusters, te weten: een techniekcluster met aandacht voor technologische aspecten van de bedrijfsvoering; een veiligheidscluster met aandacht voor risicobeheersing in de bedrijfsvoering; een ondernemen cluster met aandacht voor innovatieve en commerciële aspecten van de bedrijfsvoering; een organisatiemanagement cluster met aandacht voor de organisatorische inrichting vanuit diverse disciplines een onderzoekscluster met aandacht voor methodisch onderzoek en kritische zelfreflectie; een communicatiecluster met aandacht voor diverse vormen van communicatievaardigheden en taalbeheersing.” Ad kenmerk (iii) “In het opleidingsprogramma is een samenhang binnen het blok tot stand gebracht door als uitgangspunt te nemen dat in ieder blok van de eerste drie studiejaren één module uit elk van de vier leerlijnen moest worden geplaatst. Op deze wijze wordt in ieder blok een zo breed mogelijke spreiding aangebracht over de diverse soorten competenties en ontstaan blokken met een combinatie van modules waarmee de praktijkintegratie opdracht in jaar 1 en 2 een zo realistisch mogelijke ‘learning outcome’ kan opleveren.” Overwegingen De eindkwalificaties zijn naar het oordeel van het panel niet over de hele linie adequaat vertaald in daarbij (in niveau) aansluitende modules en leerdoelen. Zo kent het programma twee modules Engels in resp. het eerste en tweede jaar van het programma, waarvan het panel – afgaande op de beschrijving daarvan in de modulewijzer in het eerste jaar8 - vindt dat die eerder als deficiëntievakken zouden zijn aan te merken, omdat het niveau van die modules (resp. B1 en B2 conform het Europees Referentie Kader9) eigenlijk het startniveau voor de opleiding zou behoren te zijn. In een technische en ‘managerial’ opleiding als de onderhavige zou eerder mogen worden verwacht dat het onderwijs in de Engelse taal het aanleren van technische en operationele begrippen en het trainen in mondelinge en schriftelijke presentatie/beschrijving van technische producten en industriële productieprocessen zou behelzen.
pagina 15
8
De modulewijzer van het vak in het 2e studiejaar was nog niet beschikbaar.
9
Voluit: Europees Referentie Kader/Council of Europe Framework (ERK/CEF)
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Hetzelfde geldt voor de module Communicatie in jaar 1. Uit de beschrijving van de leerdoelen en de tijdens het locatiebezoek gegeven toelichting begrijpt het panel dat bij dit vak een belangrijk, zo niet overwegend, accent ligt op het aanleren en kunnen toepassen van de belangrijkste spellingsregels en het structureren en formuleren van teksten. Voor het ‘mondeling en schriftelijk effectief communiceren’ in de vier rollen waarop eindkwalificatie nr. 9 ziet - te weten: die van adviseur, projectleider, manager en ondernemer - is meer niveau nodig dan de module in het eerste jaar te bieden heeft. Verder mist het panel de internationale dimensie, zoals die met de eindtermen van de opleiding wel wordt verondersteld, maar die in de uitwerking van het programma niet verder blijkt te komen dan onderwijs in de Engelse taal. Daar komt bij dat alle voorgeschreven literatuur in het eerste jaar, met uitzondering van de leerboeken voor de module Engels, Nederlandstalig is. Het panel heeft bij het afgelegde locatiebezoek wel gezien dat voor met name het 3e studiejaar de meeste hand- en leerboeken, die het opleidingsmanagement overweegt te gaan gebruiken, Engelstalig zijn. Maar hoe die dimensie uiteindelijk inhoudelijk gestalte moet gaan krijgen in het programma - waarvan tot nu toe overigens alleen het eerste jaar volledig is uitgewerkt – heeft het panel niet kunnen ontdekken. Ten aanzien van de literatuur die voor het eerste jaar wordt voorgeschreven merkt het panel overigens nog op dat zij die van tamelijk basaal niveau en beschrijvende aard vindt. In de ‘hard core’ vakken van de opleiding zou het panel verder wat meer accent gelegd willen zien op technisch ontwerpen (bijv. door het gebruik van technische tekenprogramma’s) en kennis van ondersteunende technieken (ook wel aangeduid als engineering management), om het niveau van de eindkwalificaties, dat verondersteld wordt dat in deze vakken wordt opgedaan, te kunnen halen. In de opleiding zou op vlak van ‘Engineering Management’ wat meer wiskunde en statistiek verwerkt mogen worden. Verder zou, om dezelfde reden, ook het financieel management in de opleiding wat meer verdieping en statuur dienen te krijgen. De opleiding geeft wel de indruk van een samenhangend programma. Maar een sluitend oordeel daarover laat zich eigenlijk eerst geven als ook de jaren 2 tot en met 4 nadere invulling en uitwerking zullen hebben gekregen. In de presentatie van de opleiding in de accreditatieaanvraag wordt de indruk gewekt dat in het programma ook de commerciële dimensie van de Technische Bedrijfskunde aan bod zal komen. Uit de beschrijving van de onderwijsmodules in de modulewijzers (hoofdstuk 5 van de OER-bijzondere bepalingen TB) blijk daar echter weinig van. Alleen in jaar 3 lijkt aan die dimensie enige gestalte te worden gegeven met de module ‘Entrepreneurship’. Van de kant van de instelling werd erkend dat in de aanvraag inderdaad op dit punt meer wordt geclaimd dan waargemaakt. In de opleidingsbrochure ‘Deeltijdopleiding HBO: Technische Bedrijfskunde’ (studiejaar 2011-2012) wordt in dat opzicht, in de communicatie naar toekomstige studenten toe, een correctere presentatie van de opleiding gegeven. Het panel heeft kunnen vaststellen dat dat inderdaad het geval is. Conclusie: Het panel honoreert standaard 3 met een onvoldoende. De beoogde eindkwalificaties zijn niet over de hele linie adequaat vertaald in daarbij (op niveau) aansluitende modules en leerdoelen.
pagina 16
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
4.2.3
Standaard 4 De vormgeving van het programma zet aan tot studeren en biedt studenten de mogelijkheid om de beoogde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen Met de voorgedragen opleiding wordt, qua didactisch concept, aangesloten bij het ‘Opleidingsconcept van Elsevier Opleidingen’10. Dit opleidingsconcept is gebaseerd op ‘experiental learning’ ofwel ervaringsleren en de leercyclus van Kolb in het bijzonder. Studenten doorlopen - volgens dat concept - in belangrijke mate zelfstandig het opleidingsprogramma, met een aantal contactmomenten per module (bijeenkomsten en trainingen), ondersteund door zelfstudie en e-learning, door gebruik van de digitale leeromgeving. In iedere module wordt daarnaast een continu leerproces doorlopen aan de hand van de cyclus van Kolb. Die cyclus omvat een viertal fasen: van ‘concreet ervaren’, via ‘reflecteren’ en ‘abstracte begripsvorming’, naar ‘actief experimenteren’. Van concreet ervaren is sprake bij gebeurtenissen die worden meegemaakt. In een leerproces overdenkt de lerende deze ervaring, hij observeert en reflecteert. Door praktische ervaringen te koppelen aan (relevante) theorie wordt de ervaring gededuceerd en vindt begripsvorming plaats. Door actief te experimenteren met de nieuw verworven kennis bereidt een student zich voor op een volgende ervaring. Deze gebeurtenis (concrete ervaring) is weer de aanzet voor het opnieuw doorlopen van de cyclus. Uitgaande van even genoemde vier fasen of stappen in het leerproces laten zich binnen het gekozen opleidingsconcept de volgende werk- en toetsvormen denken: Fasen/stappen
Werk- en toetsvormen
Werk- en toetsvormen
Leercyclus Kolb
analoog
digitaal
Concreet Ervaren
Praktijk(integratie)opdrachten,
Social media mogelijkheden, Chat en
Stage, Scriptie
forum medestudenten
Zelfstudie aan de hand van
Digitaal lesmateriaal, E-learning
vakliteratuur, Contactbijeen-
materiaal, Chat en mail functie met
komsten met praktijkdocent(en)
docent, Social media mogelijkheden,
Reflecteren
Chat en forum medestudenten Abstracte
Zelfstudie aan de hand van
Digitaal lesmateriaal, E-learning
begripsvorming
vakliteratuur, Contactbijeen-
materiaal, Chat en mail functie met
komsten met praktijkdocent(en)
docent, Social media mogelijkheden, Chat en forum medestudenten
10
pagina 17
Actief
Formatieve toetsing, Contact-
Werkomgeving groepsopdrachten,
Experimenteren
bijeenkomsten met
Peer Group en beoordelings-
praktijkdocent(en),
omgeving, Social Media mogelijk-
Praktijk(integratie)opdrachten,
Heden, Chat en forum
Stage, Scriptie
medestudenten
Ter inzage gelegd bij gelegenheid van het locatiebezoek, tegelijk met de notitie ’Opleidingsvisie Elsevier Opleidingen’,
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Aan de hand van dit schema is per module concreet gekozen voor één of meer van deze vormen, nader uitgewerkt in de desbetreffende ‘modulewijzer’ en opgenomen in hoofdstuk 5 van de OER (Bijzondere bepalingen Technische Bedrijfskunde). Overwegingen Het voor de opleiding gekozen didactisch concept past, naar het idee van het panel, goed bij de eindtermen die met de opleiding worden beoogd te bereiken. Het panel heeft kunnen vaststellen dat per module - in de betreffende modulewijzer van hoofdstuk 5 van de OER is aangegeven wat in ervaringsgerichte, reflectiegerichte, abstract begripsvormende en actief experimenterende zin van de student verwacht wordt dat hij/zij aan leerresultaat wordt geacht op te doen en/of aan input in te brengen. Die vier aspecten of fasen van het leerproces zijn modulegewijs verder heel concies uitgewerkt, qua werk- en toetsvormen. In cumulatieve zin en in niveau oplopend wordt op die manier gewerkt aan de eindkwalificaties van de studie. Het door de instelling gekozen en uitgewerkte didactisch concept is theoretisch goed doordacht en praktisch goed uitvoerbaar. Conclusie: voldoende
4.2.4
Standaard 5 Het programma sluit aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. Bevindingen Ten aanzien van deze standaard valt in het aanvraagdossier onder meer het volgende te lezen: “Om toegelaten te kunnen worden tot de opleiding moet de student ingevolge de OER aan één van de volgende voorwaarden voldoen: (i) een Havo- of Vwo-diploma, (ii) een Mbodiploma niveau 4, (iii) een EVC-certificaat van een erkend EVC Centrum, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan het gewenste instroomniveau. De toelaatbaarheid van een kandidaat wordt vastgesteld na ontvangst van een volledig ingevuld inschrijfformulier met vereiste bijlagen. De aanmelding wordt op volledigheid gecontroleerd. Tevens wordt geverifieerd of een intakegesprek heeft plaatsgevonden. Mocht dit niet het geval zijn, dan wordt deze alsnog ingepland. Tijdens de intake worden vragen van de student beantwoord en worden onder andere de opleidingshistorie, werkervaring, werkplek, vrijstellingsmogelijkheden, studiemotivatie en eventuele functiebeperkingen van de student geïnventariseerd en besproken. Doel van het intakegesprek is om voldoende informatie te verzamelen over alle elementen die van invloed kunnen zijn op toelating en noodzakelijke studiebegeleiding van de student. Deze worden gelijk voor een eerste maal getoetst. De persoon die de intake afneemt vat de genoteerde bevindingen samen en geeft een indicatie over de toelaatbaarheid. Aan deze indicatie kunnen geen rechten worden ontleend. Het besluit tot definitieve toelating wordt vervolgens genomen door de Examencommissie HBO van PBNA die de aanmelding met bijbehorende stukken beoordeelt op basis van de toelatingseisen zoals opgenomen in de OER. Na toelating of afwijzing ontvangt de student hiervan een schriftelijke bevestiging.”
pagina 18
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Overwegingen Afgaande op de beoogde eindkwalificaties voor de opleiding en het ‘Beroepsprofiel Technisch Bedrijfskundige’ van de instelling zelf, meent het panel dat de in de OER Bijzondere bepalingen Technische Bedrijfskunde geformuleerde toelatingseisen niet in voldoende mate aansluiten bij het niveau van de opleiding. De opleiding richt zich – volgens opgave van de instelling zelf - primair op werkende mensen met een technische achtergrond die al geruime tijd werkzaam zijn in een technische omgeving en die een bredere kijk willen ontwikkelen op bedrijfsprocessen door zich de bedrijfskundige aspecten van bedrijfsvoering eigen te maken. Het door de instelling geschetste ‘archetype’ waarvoor de opleiding bedoeld is, bevestigt dat beeld. De professional waarvoor de opleiding bedoeld is, is - kort gezegd - een 35-plusser met een MBO diploma (niveau 4) en een respectabel aantal dienstjaren, die door wil schuiven naar een managementfunctie. De studenten TB met wie het panel ter gelegenheid van het locatiebezoek heeft gesproken voldeden ook allemaal aan dat profiel. Niettemin zegt de instelling - ook bij gelegenheid van het locatiebezoek nog, desgevraagd bewust te kiezen voor de (minimale) kwalificatie eisen van: (i) een Havo-diploma en (ii) (actueel) werkzaam zijn in een technologische context; dus zonder eisen te stellen op het punt van technische vooropleiding en werkervaringjaren. Het panel acht dat weinig realistisch en ook niet gewenst. Het meent dat de geformuleerde eindkwalificaties alleen bereikt kunnen worden als kandidaten over een technische vooropleiding van voldoende niveau (Mbo 4) of Havo/Vwo met profief N&T én over voldoende relevante werkervaringsjaren in een technologische omgeving beschikken. De opleiding zou niet mogen openstaan voor instromers met bijvoorbeeld een profiel Cultuur & Maatschappij en/of met een te geringe relevante werkervaring. Het panel is verder van oordeel dat de toelatingseisen voor de opleiding in die zin niet toereikend zijn dat de beoordeling van de geschiktheid van de werkplek van een toe te laten student eerst aan het begin van jaar 2 plaatsvindt, waar in het eerste jaar al wel studiepunten worden verbonden aan studieactiviteiten die op de werkplek worden geacht plaats te vinden. Het panel is van oordeel dat de werkplekscan, die door de instelling is voorzien aan het begin van het tweede studiejaar, eigenlijk al voor aanvang van de studie als toelatingseis zou moeten worden gehanteerd en uitgevoerd. Conclusie: Het panel honoreert deze standaard met een onvoldoende. De toelatingseisen met betrekking tot vooropleiding, werkervaring en werkplek zijn niet toereikend om het vereiste afstudeerniveau (op verantwoorde wijze) te kunnen bereiken. Overigens heeft het panel wel de indruk gekregen dat de werkplekken van de huidige studenten de kwaliteit hebben die een werkplek van een kandidaat-student, voor deelname aan de opleiding, wordt verondersteld te bezitten. 4.2.5
Standaard 6 Het programma is studeerbaar. Bevindingen Garanties voor de studeerbaarheid van het programma liggen volgens de instelling vooral in het ontwerp van de opleiding zelf. Zij noemt de volgende factoren die maken dat het
pagina 19
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
programma goed studeerbaar is, of die mogelijke studiebelemmeringen kunnen helpen wegnemen: een zorgvuldig voorlichting- en toelatingsbeleid waarbij de studielast van het programma door zowel de opleiding als de individuele student goed kan worden geschat met inachtneming van de individuele omstandigheden van de student; een constante studielast die gelijkmatig verdeeld is over 44 weken per jaar; een geconcentreerde contacttijd, wat resulteert in tweewekelijkse middag/avond bijeenkomsten; een middag/avond roostering, waardoor werkgevers naar verwachting het middagdeel van de bijeenkomst zullen vrijstellen van werk; een geleidelijke verschuiving over een periode van drie jaar van klassikale contacturen naar online contacturen; een vaste mentor als inhoudelijk aanspreekpunt en studieloopbaanbegeleider; een vaste opleidingscoördinator namens de organisatie, die samen met de mentor het begeleidingsteam vormt en aanspreekbaar is voor de studenten; een geavanceerde digitale leeromgeving waarmee studenten adaptief kunnen leren en zich zo efficiënt mogelijk kunnen voorbereiden op tentamens en opdrachten. Daarnaast worden studenten individueel begeleid om de studeerbaarheid tijdens de opleiding te bevorderen. Zo voert de mentor gevraagd en ongevraagd, maar minimaal één keer per jaar, een gesprek met iedere student over zijn/ haar studievoortgang, praktijkwerkplek, het individuele ontwikkelingstraject en de wijze waarop daarvan verslag wordt gedaan in de portfolio-opdrachten. Verder wordt uitgegaan van de eigen verantwoordelijkheid van deeltijdstudenten die in de beroepspraktijk werkzaam zijn om tijdig aan de bel te trekken indien zich omstandigheden voordoen die de studeerbaarheid kunnen belemmeren. Hier is ook voor het begeleidingsteam van mentor en opleidingscoördinator een belangrijke rol weggelegd. Uitgangspunt hierbij is om in een vroegtijdig stadium eventuele belemmering(en) te signaleren, de oorzaken te achterhalen en eventuele passende maatregelen te nemen. Indien tijdens het toelatingsproces wordt vastgesteld dat er sprake is van voorzienbare beperkingen die de student zouden kunnen belemmeren bij het volgen of succesvol afronden van de opleiding (daaronder ook verstaan functiebeperkingen), dan wordt hier specifiek in het toelatingsproces naar gekeken. Hierbij wordt ook de mogelijkheid besproken voor eventueel noodzakelijke additionele studieloopbaanbegeleiding. Overwegingen Het panel vindt dat de instelling op goede gronden en ter zake dienende argumenten aanvoert dat het programma studeerbaar is en dat eventuele belemmeringen tijdig kunnen worden gesignaleerd en - waar geboden - verholpen. Het panel zou daar nog aan toe willen voegen dat ook van de inrichting van de opleiding volgens het stramien van leerlijnen (horizontaal) en blokken (verticaal) een duidelijke ordening in tijd en in het aanleren van competenties en vaardigheden uitgaat, wat maakt dat de opbouw van de studie voor de student herkenbaar is en deze als het ware opdeelt in ‘brokken’ die behapbaar zijn.
pagina 20
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Ook de mogelijkheden die de digitale leeromgeving biedt, uit een oogpunt interactie tussen studenten onderling en tussen student en docent, zullen naar het idee van het panel zeker ook aan de studeerbaarheid van de opleiding bijdragen. Conclusie: voldoende
4.2.6
Standaard 7 De opleiding voldoet aan wettelijke eisen met betrekking tot de omvang en de duur van het programma. Bevindingen De instelling zegt de wettelijke eisen met betrekking tot omvang en duur van de opleiding te hanteren. Het opleidingsprogramma beslaat, als hbo-bachelor, namelijk een minimale doorlooptijd van 4 jaar, waarin een totaal van 240 credits (EC) kan worden behaald. In een schematisch overzicht verantwoordt de instelling voor elk van de vier studiejaren, die het programma omvat, wat de verwachte studielast, per blok11 en per week - uitgedrukt in uren lestijd en zelfstudie - zal zijn. Uitgaande van 16 blokken van 15 EC komt de studiebelasting van het totale programma neer op 240 credits (EC). Overwegingen Het voorgestelde programma voldoet met de berekende studiebelasting van 240 EC aan de minimumeis die door de WHW, qua duur, aan een bachelor wordt gesteld. Het panel heeft geen reden om aan te nemen dat de opleiding in significante zin meer of minder belasting zou behelzen dan de 240 EC die de aanvragende instelling als belasting opgeeft. Het panel acht die opgave ook wel realistisch, gelet op de door de instelling - per module - berekende aantallen uren ‘lestijd’, ‘zelfstudie’ en ‘leren op het werk’. Wat die laatst bedoelde uren betreft wil het panel hier nog eens het belang benadrukken van een goede borging van de kwaliteit van de werkplek. Op jaarbasis gaat het immers om ongeveer 22 te behalen EC (14 uur op een studie-/werklast van 38 uur per week). Conclusie: voldoende
4.3 4.3.1
Personeel Standaard 8 De opleiding beschikt over een doeltreffend personeelsbeleid. Bevindingen Onder ‘personeel’ wordt in het verband van de standaarden 8 t/m 10 zowel begrepen de medewerkers in loondienst en de freelancers die Elsevier Opleidingen inzet voor de uitvoering van de opleiding Technische bedrijfskunde, als de medewerkers in loondienst en de freelancers die PBNA inzet voor de toetsing binnen deze opleiding. Het beleid ten aanzien van de inzet van personeel valt uiteen in algemeen personeelsbeleid, gericht op de taakomschrijving van primaire en ondersteunende secundaire functies en de werving en selectie voor die functies; en specifiek
11
pagina 21
Stage en scriptie worden daarbij opgevat als programmaonderdelen die elk twee ‘blokken’ van 15 EC beslaan.
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
personeelsbeleid, gericht op de werving en selectie en deskundigheidsbevordering van freelance studiebegeleiders en (kern)docenten en van freelance (toets)auteurs. Ingevolge het algemeen personeelsbeleid geldt, onder meer, dat de inzet van medewerkers in loondienst binnen de opleiding Technische Bedrijfskunde slechts kan plaatsvinden als aan de hand van een CV en eventuele beroepservaring binnen Elsevier Opleidingen/PBNA geborgd is dat zij voldoen aan de criteria die geformuleerd zijn in de relevante functieprofielen. Werving en selectie van personeel vindt plaats conform de werkwijze zoals beschreven in de HR-procedure. Aan het einde van de proeftijd vindt een einde proeftijdgesprek met de leidinggevende plaats en aan de hand daarvan wordt besloten tot het al of niet voortzetten van het arbeidscontract. Verder wordt voor de beoordeling van vast personeel gebruik gemaakt van het reguliere bilateraal overleg met leidinggevenden en functionering- en beoordelingsgesprekken aan de hand van het persoonlijk ontwikkelingsprogramma (PDP). Voor de freelance functionarissen binnen de opleiding Technische Bedrijfskunde worden professionals ingezet met een vooropleiding op post-hbo/wo-niveau met minimaal 5 jaar actuele werkervaring in de beroepspraktijk in relatie tot het onderdeel dat ze tijdens de opleiding verzorgen, waarvoor zij materiaal ontwikkelen of waarbij ze studenten begeleiden. Hierdoor kunnen zij een goede verbinding leggen tussen opleiding en de huidige beroepspraktijk. Daarnaast wordt in zogenaamde docentenprofielen vastgesteld welke specifieke inhoudelijke kennis en ervaring wordt vereist voor de freelance (kern)docenten en auteurs. Deze freelancers worden dan ook geselecteerd conform hun deskundigheid en ervaring die moet aansluiten op de inhoud van de module zoals die is vastgelegd in de modulewijzers (opgenomen in hoofdstuk 5 van de OER). Het specifiek personeelsbeleid behelst vooral procedurele bepalingen en voorschriften voor de werving en selectie van studiebegeleiders en (kern)docenten, over de toelating en eerste inzet als docent, de deskundigheidsbevordering en de beoordeling aan de hand van het generieke kwaliteitsinstrumentarium. Verder voorziet het specifiek personeelsbeleid nog in een procedure voor de toelating tot de functie van (toets)auteur en beoordeling van de werkzaamheden van deze functionaris, zoals vastgelegd in de resp. modulewijzers. Overwegingen Het panel meent dat de instelling op voorbeeldige wijze invulling heeft gegeven aan het personeelsbeleid teneinde de voorgedragen opleiding te kunnen realiseren en continueren. In het ontwikkelde beleid wordt gewerkt met op de betreffende onderwijsmodule betrokken docentprofielen, die afgestemd zijn op de daarvoor benodigde kwalificaties en wordt voorzien in adequate mogelijkheden tot training en deskundigheidsbevordering, zowel vakinhoudelijk als onderwijskundig; een en ander op uitnodiging van de instelling (zoals bij de didactische aanvangstraining voor alle docenten) of op eigen initiatief. De werving en selectie van docenten (en toetsauteurs) gebeurt volgens een beproefde procedure, waarbij via diverse kanalen (netwerken, websites en docentenportaal) naar geschikte kandidaten wordt gezocht en op beschikbare vaardigheden worden beoordeeld. Conclusie: voldoende
pagina 22
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
4.3.2
Standaard 9 Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen De specifieke geschiktheid van de meest betrokken medewerkers voor de realisatie van de opleiding Technische bedrijfskunde wordt door de instelling onderbouwd met de volgende argumentatie: [Algemene kwaliteit] “Alle betrokken medewerkers moeten op de eerste plaats op de hoogte zijn van de need-toknow informatie over de opleiding Technische Bedrijfskunde. Opleidingsmanagement en kerndocenten zijn nauw betrokken bij de ontwikkeling van de opleiding als geheel. Maar ook de overige betrokkenen moeten de fundamentele uitgangspunten van de opleiding kennen. Hiertoe wordt vóór aanvang van de opleiding voor alle bij de opleiding betrokken medewerkers (intern en extern) een bijeenkomst georganiseerd waarin deze uitgangspunten aan bod komen. Ze worden geïllustreerd aan de hand van onder andere de opleidingsvisie, het opleidingsconcept, het beroepsprofiel, het curriculum en de toetsing. Het betreft informatie die nodig is om de eigen taken binnen de opleiding Technische Bedrijfskunde in het juiste perspectief te plaatsen. Daarnaast wordt aan alle medewerkers van wie wordt verwacht dat ze gebruik maken van de digitale leeromgeving instructie gegeven over de werking van dit online leerplatform. Soortgelijke instructies worden herhaald bij iedere nieuwe medewerker die aan de opleiding verbonden raakt.” [Kwaliteit opleidingsmanagement] “Het opleidingsmanagement wordt gevormd door de Business Development Manager en Productcoördinator Techniek. Beide medewerkers zijn in loondienst werkzaam op de afdeling Productdevelopment van Elsevier Opleidingen en beschikken over een ruime ervaring in het organiseren van (geaccrediteerd) onderwijs op hbo-niveau.” [Kwaliteit (kern)docententeam] “De vijf kerndocenten zijn geselecteerd op actuele bedrijfskunde kennis en ervaring in een technologische context. Drie van de vijf kerndocenten zijn samen verantwoordelijk voor de beide conceptuele leerlijnen en twee kerndocenten (één communicatiedocent/-trainer en één wetenschappelijk onderzoeker) zijn samen verantwoordelijk voor de vaardigheden leerlijn. Gezamenlijk zijn de vijf kerndocenten verantwoordelijk voor de praktijkintegratie leerlijn, daarbij ondersteund door een onderwijskundige die namens PBNA verantwoordelijk is voor de kwaliteit van de summatieve toetsing binnen de opleiding. Daar waar de voor de modules gewenste vakinhoudelijke kennis en ervaring bij de kerndocenten onvoldoende gewaarborgd is, worden andere vakdocenten of trainers ingezet met een passende expertise op onderwerpen als financieel management, projectmanagement en Engelse taalbeheersing.” [Kwaliteit studiebegeleiding] “Voor de inhoudelijke begeleiding tijdens de opleiding wordt gebruik gemaakt van de rol van mentor, stagebegeleider en scriptiebegeleider. Voor mentor en stagebegeleider is eenzelfde functieprofiel opgesteld. Deze rol wordt bij gebleken geschiktheid vervuld door één van de (kern)docenten. De scriptiebegeleider heeft een apart functieprofiel, aangezien hierbij expertise op het gebied van onderzoek is vereist.
pagina 23
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
De opleidingscoördinator is als procesbegeleider in loondienst bij Elsevier Opleidingen en is mede geselecteerd op basis van expertise met het begeleiden van personen in leer- en ontwikkeltrajecten.” Overwegingen Afgaande op de CV’s die het panel zijn aangeleverd van de docenten die de instelling van plan is in te zetten voor het eerste jaar van de voorgedragen opleiding, meent het panel dat personeel van voldoende kwaliteit wordt ingezet om de opleiding op niveau te kunnen verzorgen. Vrijwel alle docenten beschikken over een opleidingsniveau hoger of tenminste gelijk aan dat van de met de opleiding te bereiken competenties. Van de vijf kerndocenten beschikken er drie over een afgeronde wo-opleiding. Eén van de kerndocenten is een gepromoveerde universitaire hoofddocent aan de TU Delft, met een omvangrijke lijst van wetenschappelijke publicaties. Bij hem berust de eindverantwoordelijkheid voor de onderzoekslijn in het curriculum. Alle (kern)docenten beschikken verder over minimaal 5 jaar werkervaring in een technische omgeving. De meesten van hen zijn zelfstandig ondernemer, en verzorgen ook elders (bij hbo-instellingen, maar ook binnen bedrijven en instellingen) onderwijs of voeren opleidingstrajecten uit. Het panel heeft bij gelegenheid van het locatiebezoek kunnen waarnemen dat de voor het programma in te zetten(kern)docenten goede contacten met elkaar onderhouden en - met name op het punt van afstemming van hun wederzijdse bijdragen aan het curriculum intensief met elkaar overleg voeren. Het panel heeft in het bijzonder van de kerndocenten een zeer positieve indruk gekregen: zij geven blijk van veel vakmanschap, kennis van het werkveld en gedrevenheid voor de opleiding en het vakgebied van de technische bedrijfskunde als zodanig. Conclusie: voldoende
4.3.3
Standaard 10 De omvang van het personeel is toereikend voor de realisatie van het programma. Bevindingen De toereikendheid van de omvang van het in te zetten personeel wordt door de instelling in de aanvraag als volgt onderbouwd: “Binnen PBNA zijn ca. 11 medewerkers in loondienst werkzaam voor in totaal 10,6 fte. Binnen Elsevier Opleidingen zijn ca. 70 medewerkers in loondienst werkzaam voor in totaal 60 fte. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van een netwerk van ca. 450 freelance professionals. Van dit aantal is naar schatting 10% inzetbaar binnen de opleiding Technische Bedrijfskunde. Bij aanvang van de opleiding zijn 3 vaste functionarissen (in functie van opleidingsmanagement en opleidingscoördinator) en 9 externe (kern)docenten betrokken bij de opleiding (naast de vaste medewerkers die zijdeling betrokken zijn), waarbij wordt uitgegaan van een deelname, bij de eerste uitvoering van de opleiding, van ca. 24 deelnemers. Uitgaande van de start van de opleiding met een docententeam van in totaal 9 personen en een eerste uitvoering met een minimum van 18 en een maximum van 24 studenten, bedraagt de student/docent ratio in het eerste jaar: 2~3. Bij een toenemend aantal studenten in het programma zal het aantal docenten worden uitgebreid, met als doel om een student/docent ratio van ca. 20 te kunnen blijven realiseren.
pagina 24
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Overwegingen Het panel heeft voorafgaand aan het locatiebezoek aan de instelling gevraagd de in de aanvraag gegeven onderbouwing van de beschikbare personeelscapaciteit te willen toelichten, met name op het punt van de student/docent-ratio. De instelling heeft dat bij brief van 25 augustus 2011 gedaan. Aan de gegeven toelichting ontleent het panel de volgende gegevens. Bij de berekening van de student/docent-ratio is de instelling (in de aanvraag) in eerste instantie uitgegaan van de verhouding tussen het aantal studenten en het (nominale) aantal docenten. De instelling verwachtte dat het eerste collegejaar 18 tot 24 studenten zouden deelnemen aan het opleidingsprogramma. Dat aantal heeft de instelling vervolgens gedeeld door het aantal docenten dat in jaar 1 aan het programma als (kern)docent, mentor of begeleider verbonden is, 9 in getal. De ratio zou dan dus, nominaal uitgedrukt in aantallen studenten versus docenten, 2 à 3 studenten op 1 docent bedragen. In fte uitgedrukt is die ratio een andere: de instelling hanteert voor haar opleidingen (waaronder de onderhavige) een ratiodoelstelling van 1 fte op 20 instromende studenten. Voor het eerste jaar had de instroom nog aanmerkelijk hoger kunnen liggen dan het aantal van 20, volgens de ratiodoelstelling. De 9 docenten die bij aanvang van de opleiding zullen worden ingezet staan namelijk in totaal voor 1,4 fte docentformatie12. Daarmee hadden dus feitelijk 20 x 1,4 (= 28) studenten kunnen instromen en gelijktijdig aan het programma kunnen deelnemen. Bij iedere volgende start van een cohort zal de inzet van freelance docenten vrijwel lineair groeien - zo is de aanname van de instelling. De student/docent-ratio van 1 op 20 zou daardoor, bij een geleidelijke groei van instromende studenten, nauwelijks worden aangetast, aldus de instelling. Het panel meent dat de instelling, met de door haar gehanteerde parameters voor instroom en inzet van formatieruimte - zoals voorzien in de meerjarenbegroting13 - op adequate wijze voorziet in de voor de opleiding benodigde fte aan docentformatie, ervan uitgaande dat de ratiodoelstelling door de instelling kan worden gehandhaafd door de inzet van freelance docenten lineair te laten meegroeien bij de graduele stijging van het aantal instromers. Conclusie: voldoende 4.4 4.4.1
Voorzieningen Standaard 11 De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend voor de realisatie van het programma. Bevindingen Elsevier Opleidingen beschikt over een eigen opleidingslocatie op het bezoekadres in Zwijndrecht en werkt verder samen met een aantal locatiepartners in Amsterdam, Arnhem, Breda, Den Haag, Eindhoven, Groningen, Maastricht, Rotterdam, Utrecht en Zwolle.
12
De instelling komt tot deze begroting van benodigde formatieruimte van 1,4 fte op de volgende rekensom: 6 uur per week per docent
(x9) op basis van een 38-urige werkweek. 13
Voor de wijze waarop het panel inzage heeft gehad in de meerjarenbegroting van de bacheloropleiding TB verwijst het panel naar de
Overwegingen bij standaard 16
pagina 25
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
De locaties zijn zowel met eigen als openbaar vervoer goed bereikbaar en beschikken over adequate cateringfaciliteiten en over voldoende ruimtes voor gebruik ten behoeve van groepsonderwijs en voor het doen van individueel en groepswerk. Zowel tijdens als buiten de klassikale uitvoeringsmomenten om zijn er voorzieningen om gebruik te maken van internettoegang. De instelling streeft ernaar om internettoegang zoveel mogelijk in de arrangementprijzen te verwerken, zodat de student niet voor additionele kosten komt te staan. Een digitale leeromgeving, toegankelijk via internet, speelt een belangrijke ondersteunende rol in het opleidingsconcept van Elsevier Opleidingen. In deze leeromgeving kan de student onder andere onderwijsmateriaal en modulewijzers vinden, en studieactiviteiten ondernemen. Om de digitale leeromgeving optimaal in te kunnen zetten binnen de opleiding wordt verondersteld dat de student in ieder geval privé, maar bij voorkeur ook tijdens werktijd in de werkomgeving, toegang heeft tot Internet. Studenten hebben de vrijheid om literatuur aan te schaffen waar ze willen. Als extra service biedt hogeschool PBNA de mogelijkheid om de voorgeschreven en aanbevolen literatuur voor de opleiding Technische Bedrijfskunde aan te schaffen bij Selexyz, zowel online als in één van de aangesloten winkels. PBNA en Elsevier Opleidingen beschikken niet over een voor studenten toegankelijke bibliotheek of mediatheek. Wel is tijdens kantooruren voor studenten van alle literatuur één exemplaar ter inzage beschikbaar. Studenten worden echter gestimuleerd lid te worden van een bibliotheek van een hogeschool of (technische) universiteit dicht bij de eigen woonplaats. In het studiejaar 2011/2012 wordt een pilot gestart tussen Elsevier Opleidingen en Elsevier Science waardoor alle docenten en studenten, die zijn verbonden aan Elsevier Opleidingen en een opleiding op (post-)hbo niveau volgen, toegang zullen krijgen tot de Science Direct database van Elsevier Science. Deze database bevat talrijke wetenschappelijke publicaties die zijn op te vragen voor gebruik tijdens de studie. De toegang is toegespitst op de collecties Health & LifeSciences, Physical Sciences en Social & Behavioural Sciences. Overwegingen Voor de verzorging van het onderwijs ten behoeve van de eerste cohort van studenten TB is, uit de gemaakte voorselectie van opleidingspartners en – locaties, gekozen voor die in Utrecht. Na de start in september 2011 zal in principe geen wijziging meer plaatsvinden van opleidingslocatie en locatiepartner, uitzonderingen voor excursies en incidentele uitwijk bij het inhalen van een uitgevallen les daargelaten. De gekozen locatie beschikt over alle voor het onderwijs benodigde faciliteiten, leermiddelen en voorzieningen. De locatie beschikt over voldoende werkplekken, met toegang (via internet) tot de digitale leeromgeving. De werkplekken zijn zowel tijdens als buiten de tweewekelijkse bijeenkomst te gebruiken voor studiedoeleinden. Studenten hebben desgevraagd, tijdens het locatiebezoek, bevestigd dat de onderwijslocatie van goede kwaliteit is en uit een oogpunt van bruikbaarheid voor studiedoeleinden voldoet aan de verwachtingen. De digitale leeromgeving is van goede kwaliteit. Het panel heeft dat zelf kunnen vast stellen doordat de instelling de panelleden, de procescoördinator en de secretaris - op verzoek van het panel en voorafgaande aan het locatiebezoek - middels een individuele inlogcode in
pagina 26
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
staat had gesteld om de leeromgeving te verkennen. De omgeving kent alle functionaliteiten die voor de voorgedragen opleiding essentieel zijn en dienstig voor een goede studiebegeleiding en informatievoorziening [zie voor dit laatste ook bij standaard 12, hierna]. In de loop van het studiejaar 2011/2012 zal, volgens opgave van de instelling, een project plaatsvinden, waarbij de functionaliteiten van de huidige leeromgeving wordt geëvalueerd en gewerkt zal worden aan een vernieuwde leeromgeving, die met ingang van het studiejaar 2012/2013 beschikbaar zal zijn. Ook de overige faciliteiten en services die de instelling de student te bieden heeft (zoals hulp bij de aanschaf van literatuur, toegang tot de Science Direct database van Elsevier Science en gereduceerde tarieven voor een groot aantal voorzieningen) merkt het panel als positief aan. Conclusie: voldoende
4.4.2
Standaard 12 De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten bevorderen de studievoortgang en sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen Gedurende de diverse fasen van de studie wordt aandacht besteed aan de studiebegeleiding van en de informatievoorziening aan studenten. Drie fasen laten zich daarbij in het bijzonder onderscheiden, zo meldt de instelling, te weten die van: (i) informeren en toelaten; (ii) opleiden en afstuderen en (iii) de alumnifase. (i) Informeren en toelaten De opleidingscoördinator is in deze fase verantwoordelijk voor de generieke communicatie en afhandeling van informatie aanvragen die langs diverse kanalen kunnen binnenkomen. De coördinator wordt hierin ondersteund door de afdelingen Marketing (generieke communicatie) en Sales (informatie aanvragen) die verschillende methoden gebruiken om met potentiële studenten in contact te komen. Hierbij kan men terugvallen op een uitgebreid netwerk van klanten, oud-studenten en belanghebbende organisaties in technische sectoren. Via generieke communicatiemiddelen zoals website en informatiebrochure worden potentiële studenten geïnformeerd over de doelstelling van de opleiding, het opleidingsconcept, het opleidingsprogramma, de toelating tot de opleiding en overige praktische zaken die in het oriëntatie- en keuzeproces van belang kunnen zijn. De informatiebrochure en website teksten voor potentiële studenten zijn afgeleid van de studiehandleiding. (ii) Opleiden en afstuderen Tijdens de fase opleiden en afstuderen staan aan ingeschreven studenten diverse informatiebronnen ter beschikking die via de digitale leeromgeving zijn te benaderen. De belangrijkste informatiebronnen zijn: de OER, de Studiehandleiding en de Stage- en Scriptiehandleiding. De opleidingscoördinator is in deze fase het aanspreekpunt van studenten voor het proces en de mentor/stagebegeleider het aanspreekpunt voor de vakinhoud. De mentor wordt bij het begin van de studie toegewezen aan individuele studenten en blijft betrokken gedurende de gehele opleiding. Bij de scriptiebegeleider kan de student in de afstudeerfase terecht voor begeleiding bij het
pagina 27
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
scriptieonderzoek. De functie van scriptiebegeleider wordt ingevuld door een (kern)docent met een deskundigheid op het gebied van praktijkgericht onderzoek in een technologische context. (iii) Alumnifase Na afronding van het afstudeertraject organiseert de opleidingscoördinator een bijeenkomt voor het uitreiken van het behaalde getuigschrift. Na afloop wordt de student automatisch lid van een op te richten alumniclub van de opleiding. Binnen de alumniclub worden bijeenkomsten georganiseerd en vindt online interactie plaats, geïnitieerd door Elsevier Opleidingen of de alumni zelf. Overwegingen De instelling heeft, op voor het panel inzichtelijke wijze, weten aan te tonen dat de voorziene studiebegeleiding en informatievoorziening van een adequaat niveau zullen blijken te zijn voor de studenten en bevorderlijk voor de studievoortgang. De voorziene begeleidings- en voorlichtingsactiviteiten in de door de instelling aangegeven fases van voor, tijdens en na de studie passen goed bij de aard van de opleiding en de interactie die het programma veronderstelt tussen studenten en docenten en tussen studenten onderling, maar ook tussen de studenten en de instelling en tussen de instelling het werkveld. Bij een opleiding als de onderhavige, met een zwaar accent op e-learning, is een cruciale rol in het contact tussen studenten en docenten weggelegd voor de digitale leeromgeving. Dat stelt hoge eisen aan de kwaliteit van die omgeving. Het panel heeft zich er daarom van vergewist of de leeromgeving waarvan de instelling zich bedient de voor begeleiding en interactie vereiste kwaliteit bezit. Dat is naar het oordeel van het panel zonder meer het geval. De studenten die het panel bij gelegenheid van het locatiebezoek heeft gehoord over hun ervaringen tot dusver, waren zeer te spreken over de intensiteit en de kwaliteit van de begeleiding en informatievoorziening, al waren die ervaringen natuurlijk nog van betrekkelijk korte duur. Zij betoonden zich in dit verband verder ook zeer positief over de kwaliteit en de mogelijkheden (functionaliteiten) van de leeromgeving. Conclusie: voldoende
4.5 4.5.1
Kwaliteitszorg Standaard 13 De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen De onderwijs- en examenprocessen waarmee studenten te maken krijgen bij de opleiding Technische Bedrijfskunde vallen onder de kwaliteitszorgsystemen van resp. PBNA en Elsevier Opleidingen. In beide kwaliteitszorgstelsels neemt de plan-do-check-act (PDCA-) cyclus een belangrijke plaats in, aldus de instelling. Het doel van het doorlopen van de PDCA-cyclus, is het bewerkstelligen van een continue verbetering van primaire en ondersteunende processen op alle niveaus in de organisatie.
pagina 28
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Op strategisch, tactisch en operationeel niveau zijn de PDCA-cycli uitgewerkt en beschreven. Deze PDCA-cycli zijn met elkaar verbonden doordat de uitkomsten ervan besproken worden in daarvoor bestemde overleggen. In de planfase van de PDCA-cyclus staat het vaststellen van doelstellingen en streefcijfers centraal. Voor het vaststellen daarvan worden, volgens opgaaf van de instelling, onder meer ‘management reviews’ en plan- en budgetrondes georganiseerd en wordt nauwgezet acht geslagen op relevante managementinformatie. Het uitvoeren van acties om de doelstellingen te behalen wordt ondersteund door procesbeschrijvingen en de daarbij behorende werkinstructies. Deze procesbeschrijvingen zijn vastgelegd in een kwaliteitshandboek, dat zowel voor PBNA als Elsevier Opleidingen beschikbaar is. Om de kwaliteit van de opleidingen te bewaken wordt binnen PBNA en Elsevier Opleidingen gebruik gemaakt van de volgende evaluatie-instrumenten: (i) het klachtenmanagementsysteem (KMS) voor de registratie en afhandeling van klachten; (ii) de digitale evaluatieprocedure voor evaluaties onder zowel studenten als docenten [tot nu toe vooral betrekking hebbend op de klanttevredenheid, maar komend jaar ook gericht op studierendement en inhoud van de opleiding]; (iii) opleidingsbezoeken door de manager docentenpool, aangevuld met collega’s van o.a. de afdelingen Productdevelopment en SSC; (iv) steekproefsgewijze examenbezoeken, door auditors namens de PBNA; (v) de afhandeling van bezwaren en beroepen ingevolge de OER, door het bestuur van PBNA; (vi) het regelmatig overleg met alle betrokkenen [zie hierna bij standaard 14]. Deze evaluatie-instrumenten vormen belangrijke bronnen van input voor verbeteracties voor zowel PBNA als Elsevier Opleidingen, aldus de instelling. Overwegingen Het panel heeft slechts in globale zin kennis kunnen nemen van de kwaliteitssystemen zoals die door PBNA en Elsevier Opleidingen worden gebruikt voor resp. de examen- en onderwijsprocessen. Aan het verzoek van het panel om die beide systemen vooraf - online te mogen raadplegen kon de instelling namelijk geen gevolg geven omdat die systemen alleen in de besloten kring van de netwerkomgeving van Reed Elsevier toegankelijk zijn voor medewerkers van beide instellingen. De systemen zijn sinds enkele jaren verder ook niet langer gebaseerd op (papieren) handboeken, maar op digitale bestanden, zodat ook geen papieren versie(s) aan het panel ter beschikking kon(den) worden gesteld. Het panel heeft daarom alleen op de dag van het locatiebezoek een blik kunnen werpen op de cycli voor de kwaliteitszorg, zoals die digitaal zijn beschreven en op strategisch, tactisch en operationeel niveau uitwerking hebben gekregen. Voor zover het panel heeft kunnen waarnemen, zijn de kwaliteitszorgsystemen nog niet specifiek toegespitst op de nieuwe, ter accreditatie voorgedragen, opleiding. Het panel neemt aan dat dit te maken heeft met de planfase waarin de bachelor TB op dit moment - in ieder geval vanaf jaar 2 - nog verkeert. Specifiek voor de opleiding geformuleerde streefdoelen heeft het panel in ieder geval niet aangetroffen. Het panel heeft er niettemin wel alle vertrouwen in dat de instelling de kwaliteitscycli zodanig zal weten af te stemmen op de voorgedragen nieuwe opleiding, dat daarmee verbeterresultaten kunnen worden gerealiseerd, vergelijkbaar met die welke - naar
pagina 29
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
zeggen van de kwaliteitsmanager - met deze cycli ook bij andere door de instelling aangeboden opleidingen zijn geboekt. Conclusie: voldoende
4.5.2
Standaard 14 Bij de interne kwaliteitszorg zijn de opleidings- en examencommissie, medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen Studenten, docenten, medewerkers en professionals uit het beroepenveld zijn, naar zeggen van de instelling, actief betrokken bij de evaluatie en continue verbetering van het onderwijsprogramma. De volgende overlegstructuur is hiervoor geïmplementeerd, aldus de instelling: Overleg met Beroepenveldcommissie Minimaal één keer per jaar komt de Beroepenveldcommissie met het Opleidingsmanagement en PBNA bijeen om gevraagd en ongevraagd advies te geven. Tijdens de periode waarin het opleidingsprogramma wordt ontwikkeld, is de frequentie hoger. Daarnaast worden leden van de Beroepenveldcommissie ingezet als gastspreker tijdens de opleiding of als extern gecommitteerde tijdens de eindgesprekken in de afstudeerfase. In de beroepenveldcommissie is minimaal één afgestudeerd Technisch Bedrijfskundige opgenomen. Na het afstuderen van een eerste cohort studenten zal minimaal één lid alumnus zijn van deze opleiding Technische Bedrijfskunde. Overleg met (kern)docenten Minimaal drie keer per jaar komen de kerndocenten met het opleidingsmanagement bijeen om te praten over noodzakelijke aanpassingen van de opleiding. Aanpassingen kunnen onder andere voortvloeien uit veranderende hoger onderwijskaders, aanpassingen van domeincompetenties of landelijke TB competenties, eigen docentervaringen met lopende uitvoeringen, opmerkingen van de Beroepenveldcommissie, tussentijdse evaluatieresultaten, kwaliteitssignalen etc. Tijdens de periode waarin het opleidingsprogramma wordt ontwikkeld, is de frequentie hoger. Aan dit overleg wordt gerefereerd als in het OER Algemene bepalingen wordt gesproken over de opleidingscommissie. Daarnaast komen minimaal één keer per jaar alle docenten die betrokken zijn bij de opleiding met het opleidingsmanagement bij elkaar met hetzelfde doel. Overleg met interne medewerkers Eén keer per maand komt het opleidingsmanagement, aangevuld met opleidingscoördinator en eventuele andere interne medewerkers die betrokken zijn bij de opleiding Technische Bedrijfskunde bij elkaar. Deze overleggen zullen een deels operationeel en deels strategisch karakter hebben. Vaste onderdelen op de agenda zijn: acties voortvloeiend uit overleg met Beroepenveldcommissie en (kern)docenten, studievoortgang van studenten, evaluatieresultaten en kwaliteitssignalen. Ook is de externe mentor met regelmaat aanwezig om persoonlijk verslag te doen van de studieloopbaanbegeleiding. Evaluaties onder studenten, alumni, docenten en werkgevers
pagina 30
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Evaluaties onder studenten en docenten vormen een vast onderdeel van de feedback-loop die wordt gebruikt om het programma continu te verbeteren. De mate waarin aansluiting bij de beroepspraktijk wordt gerealiseerd, wordt echter vooral door afgestudeerde studenten (alumni) en hun werkgevers ervaren. Bij afronding van de opleiding door de eerste groep afstudeerders is dan ook een effectief alumnibeleid gereed, waarmee het contact met afstudeerders en werkgevers, mede met het oog op betrokkenheid bij de opleiding, ook na het afstuderen, in stand blijft. Overwegingen Het panel is van oordeel dat in de kwaliteitszorgcycli van hogeschool PBNA en Elsevier Opleidingen in bevredigende mate is voorzien in het betrekken van belanghebbende partijen bij het kwaliteitsproces. De ‘geleding’ studenten is weliswaar niet formeel vertegenwoordigd in gremia als opleidingscommissie of medezeggenschapsraad, zoals voorzien in de WHW14, maar wettelijk is de hogeschool PBNA, als niet-bekostigde instelling, ook niet verplicht om daarin te voorzien.15 Het panel is overigens van oordeel dat ook in de bestaande organisatiestructuur de inbreng van studenten redelijk goed geborgd is. Het denkt daarbij in het bijzonder aan de rol die daarbinnen is weggelegd voor de opleidingscoördinator, als centraal aanspreekpunt voor de studenten voor klachten op allerlei gebied, in het bijzonder op vlak van de kwaliteit en de organisatie van de opleiding en de studierandvoorwaarden. Studenten gaven bij gelegenheid van het locatiebezoek ook heel duidelijk aan dat er goed naar hen werd geluisterd en dat zij zelf geen behoefte hadden aan een formalisering van de participatie in een opleidingscommissie of medezeggenschapsraad. Conclusie: voldoende 4.6 4.6.1
Toetsing Standaard 15 De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing. Bevindingen Hogeschool PBNA heeft het toetsbeleid ten aanzien van de opleidingen, waarbij zij als exameninstelling is betrokken, uitgeschreven in een notitie genaamd Toetsbeleid Hogeschool PBNA. Gebleken is daarbij dat de instelling streeft naar een optimale aansluiting van onderwijseenheid en toetsvorm, en daarbij de volgende uitgangspunten hanteert: Voor toetsing van kennis en/of inzicht worden meerkeuzevragen en open vragen gehanteerd. Voor toetsing van toepassing, analyse, synthese en/of evaluatie, worden cases en opdrachten gehanteerd. Voor geïntegreerde toetsing van competenties worden praktijkgerichte opdrachten of beroepsproducten gehanteerd.
14
Resp. art. 10.3c en art. 10.17 WHW
15
Hogeschool PBNA wordt in de Bijlage, bedoeld in art. 10.1 WHW, niet genoemd als hogeschool waarop Hoofdstuk 10 van de wet van
toepassing is.
pagina 31
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Voor het ontwerpen, de uitvoering en de beoordeling van toetsen hanteert een vijftal nauwkeurig omschreven kwaliteitseisen, waarmee resp. de validiteit (wordt er gemeten wat men wil meten?), de betrouwbaarheid (is de score van de meting consistent?), de objectiviteit (is de uitkomst van de toets vrij van subjectieve interpretaties van de beoordelaar?), de transparantie (is vooraf duidelijk om welke leerdoelen, leeractiviteiten, toetsvorm en wegingscriteria het gaat?) en bruikbaarheid (is de toets in praktische zin bruikbaar en uitvoerbaar?) daarvan kan worden vastgesteld. De opleiding Technische Bedrijfskunde kent de volgende (summatieve) toetsvormen: Jaar
Toetsvormen
1
6 digitale tentamens, 5 individuele opdrachten, 4 groepsopdrachten (praktijkintegratie)
2
7 digitale tentamens, 4 individuele opdrachten, 5 groepsopdrachten (praktijkintegratie)
3
2 digitale tentamens, 10 individuele opdrachten
4
1 stageopdracht (praktijkintegratie), 1 scriptieopdracht (praktijkintegratie)
16
Een blok (zie par. 3.3 hierboven) wordt geïntegreerd getoetst aan de hand van een praktijkgerichte groepsopdracht. Door het behalen van de leerdoelen per module, kan de student tijdens de groepsopdracht laten zien dat hij de competenties uit het blok in voldoende mate heeft ontwikkeld en dat hij in staat is tot samenwerken en communiceren. De stage wordt afgerond door een stageverslag met uitwerking van een aanvullende beroepsopdracht. De meesterproef is het schrijven van een scriptie met bijbehorende verdediging. De verdediging kan pas plaatsvinden als alle modules uit de opleiding met een voldoende zijn afgerond. Door middel van deze (summatieve) toetsen stelt de PBNA vast of de vereiste competenties tot het vereiste niveau zijn ontwikkeld. Hiervoor dienen studenten de per module geformuleerde leerdoelen te behalen. Deze leerdoelen zijn door de instelling nader uitgewerkt in de desbetreffende modulewijzer(s)en vormen de vertaling van de eindkwalificaties naar specifieke programmaonderdelen. Het niveau van de leerdoelen varieert van niveau 1 t/m 3. Niveau 3 is het bachelorniveau dat de Dublin Descriptoren aan een beginnend beroepsbeoefenaar stellen. Vanaf jaar drie moeten alle, te bereiken, competenties op niveau 3 worden behaald. De toetsen zijn met oog op het meten van die resp. niveaus afgestemd, zo meldt de instelling. Overwegingen Het panel heeft, aan de hand van het aanvraagdossier en de daarbij gevoegde bijlagen17 en de ter gelegenheid van het locatiebezoek ter inzage gelegde documenten18, kunnen vaststellen dat de toetsing in de opleiding Technische Bedrijfskunde zal gebeuren conform het beleid dat de hogeschool voor al haar opleidingen hanteert. Dat beleid is naar het oordeel van het panel helder voor alle betrokkenen: studenten, maar ook voor het management van de opleiding, de docenten en in ruimere zin de maatschappij, in het bijzonder het werkveld en potentiële studenten. De op basis daarvan uitgevoerde
16
Blijkens de ‘Modulenwijzers Propedeuse per onderwijseenheid’, zoals het panel die bij het aanvraagdossier aantrof (als onderdeel van
de OER PBNA-HBO, Bijzondere bepaingen TB), gaat het in jaar 1 om in totaal 8 (digitale) tentamens, 4 individuele opdrachten en 4 groepsopdrachten.
pagina 32
17
Met name de OER- Algemene bepalingen en de OER -Bijzondere bepalingen TB (i.h.b. de Modulewijzers Propedeuse daarin)
18
De Notitie ‘Competentiegericht en flexibel toetsen’, Toetsbeleid van Hogeschool PBNA en de Modulewijzers
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
toetsing mag van garandeerde kwaliteit heten te zijn, afgaande op de DNV ISO-9001 certificering waarover PBNA beschikt. Verspreid over de vier jaren die het programma omvat, kent de opleiding een redelijke diversiteit aan toetsvormen: variërend van tentamens(bij wijze van meerkeuzetoets, essaytoets, dan wel casustoets), individuele opdrachten, groepsopdrachten (ook wel praktijkintegratie opdrachten genoemd) stageopdracht en scriptieopdracht. Naast deze (overwegend) summatieve toetsen wordt in de opleiding ook gewerkt met formatieve toetsen, in de vorm van zogenaamde reflectiegesprekken, beoordelingen van presentaties en spelsimulaties en peer reviews door medestudenten. Bij de cutting score die de instelling zegt te willen hanteren bij de door haar af te nemen meerkeuze tentamens (22 goed op een totaal van 40 mc-vragen is voldoende) plaatst het panel een zeer kritische kanttekening. Het is van mening dat de kans op honorering van ‘gokken’ bij een een cuitting score van 55% zeer groot is, gelet ook op het gegeven dat één van de drie antwoordalternatieven bij heel wat vragen vrijwel direct als onjuist blijkt af te vallen; zoals het panel gebleken is uit de voorbeelden van tentamens die door de instelling [in een verzegelde enveloppe] bij het locatiebezoek - uitsluitend voor het panel - ter inzage had gelegd. Het panel vraagt zich af waarom de instelling hier niet, net zoals bij de vergelijkbare bacheloropleiding System Engineer waarvoor zij accreditatie heeft verkregen, heeft willen kiezen voor een cutting score van 65% goede antwoorden. Het panel meent dat de instelling dat alsnog zou dienen te doen, dan wel te kiezen voor een honorering waarbij ‘gokken’ wordt bestraft, namelijk door een +1 te geven voor een goed antwoord, een 0 voor een open gelaten antwoord en een -1 voor een foutief (gegokt) antwoord. Conclusie: voldoende, met een kritische kanttekening ten aanzien van de te lage cutting score bij de meerkeuzetoetsen. 4.7 4.7.1
Afstudeergarantie en financiële voorzieningen Standaard 16 De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen en stelt toereikende financiële voorzieningen beschikbaar. Bevindingen De afstudeergarantie verwoordt de instelling in het Informatiedossier als volgt: “Hogeschool PBNA garandeert dat iedere ingeschreven en betalende student de opleiding Technische Bedrijfskunde kan voltooien binnen een termijn van 6 jaar. Dat betekent dat gedurende die periode alle collegedagen en trainingen worden aangeboden en dat er gedurende die periode een docententeam is dat alle benodigde diensten kan leveren. Hogeschool PBNA aanvaardt de inspanningsverplichting studenten eventueel elders te plaatsen indien daar aanleiding voor zou zijn.” Als garantie voor de continuïteit zegt de instelling een voorziening (in de balans) te hebben opgenomen voor een periode van zes jaar, na het van start gaan van de eerste cohort. Daartoe is bij de start van het project een prognose gemaakt van de naar schatting benodigde investering, welke jaarlijks naar inzicht eventueel kan worden verhoogd. Daarmee zijn volgens de instelling de getroffen financiële voorzieningen toereikend genoeg
pagina 33
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen, en voor tenminste zes jaar te kunnen continueren. De getroffen financiële voorzieningen zijn ook voldoende om eventuele aanloopverliezen af te dekken. De Pofit & Loss Statement van PBNA over de afgelopen vijf jaren ziet er, naar eigen zeggen, gezond uit. Daar komt, aldus de instelling, nog bij dat PBNA bv een 100% dochter is van de holding Reed Elsevier Nederland bv, die op haar beurt onderdeel uitmaakt van Reed Elsevier NV - ’s werelds grootste uitgeverij. Voor een indicatie van de financiële draagkracht van dit concern volstaat de instelling met een verwijzing naar het jaarverslag daarvan, te raadplegen op: www.reed-elsevier.com. Overwegingen Het panel heeft zich ter gelegenheid van het locatiebezoek nader laten voorlichten over de omvang en duur van de getroffen financiële voorzieningen om de nieuwe opleiding van start te kunnen laten gaan en te continueren. Dat is gebeurd in een vertrouwelijk gesprek met de controller (mevr. Lievaart-Bode) van Reed Business BV19, die verantwoordelijk is voor de meerjarenbegroting die ten behoeve van de bachelor Technische Bedrijfskunde is opgesteld, waarbij aan de hand van bepaalde (variabele) aannames berekend is wat de kosten van opbouw en exploitatie van de opleiding zullen zijn, geprognosticeerd over een periode van tenminste 6 jaar. Het panel heeft zich uit de door de controller overgelegde stukken (waaronder, naast de meerjarenbegroting, ook de balans en de jaarrekening) ervan weten te vergewissen dat door Elsevier Opleidingen op de balans inderdaad voorzieningen zijn getroffen om alle eventuele aanloop- en exploitatiekosten voor de komende zes jaar af te dekken. Reed Business gaat daarbij uit van een geleidelijke groei van instromende studenten, met de aanname dat bij een instroom van 16 studenten het break-even point wordt bereikt. De instelling neemt aan dat de opleiding vanaf 2014 volledig selfsupporting kan zijn, maar heeft - als gezegd - in ieder geval in voldoende financiële dekking voorzien om de opleiding voor tenminste zes jaar draaiende te houden. Het panel meent dat op grond van een en ander de instelling voldoende garantie biedt dat ingestroomde studenten het programma volledig kunnen doorlopen en voor een termijn die, gelet op de studieduur van de opleiding, als ‘redelijk’ valt aan te merken, zoals bedoeld in de toelichting op standaard 16 van het ‘Beoordelingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs’. Conclusie: voldoende
4.8
Algemene conclusie over de kwaliteit van de opleiding De kwaliteit van de nieuwe opleiding is naar het oordeel van het panel in totaal wel voldoende, om de opleiding - in ieder geval ‘onder voorwaarden’ - als geaccrediteerde opleiding van start te laten gaan. Weliswaar scoort de opleiding op twee standaarden, resp. 3 (Inhoud Programma) en 5 (Aansluiting programma bij de startkwalificaties van instromende studenten) onvoldoende en komt het panel bij standaard 15 tot twee kritische kanttekeningen, maar over het geheel genomen voldoet de opleiding wel aan de basiskwaliteit die van een bacheloropleiding
19
pagina 34
Bij Reed Business B.V. berust de aansturing van PBNA en Elsevier Opleidingen B.V. vanuit de holding Elsevier Nederland.
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
binnen het hoger onderwijs redelijkerwijs mag worden verwacht, zij het met enkele onvolkomenheden op onderdelen. Die onvolkomenheden laten zich naar de instelling toe goed vertalen als door de NVAO te stellen voorwaarden bij een positieve accreditatie. Het panel schat in dat de instelling in staat moet worden geacht binnen het jaar aan die voorwaarden te voldoen. De voorwaarden laten zich als volgt specificeren: (i) de modules Engels (jaar 1 en 2) en de modules Toegepaste wiskunde en Financieel Management van jaar 1 moeten op een hoger niveau worden gebracht om afstuderen op het niveau van de eindkwalificaties in die vakken mogelijk te maken. Dit kan worden bereikt door deze modules zelf te ‘upgraden’, of door in de jaren 2 en volgende een follow-up aan die modules te geven, met een verdieping ten opzichte van het 1e jaar; (ii) de toelatingseisen voor de opleiding moeten in de OER worden aangescherpt in de door het panel aangegeven zin; (iii) de werkplekscan dient voorafgaand aan de feitelijke toelating te worden uitgevoerd; (iv) de slaagkans bij gokken moet worden verkleind door óf de cuttingscore voor meerkeuzetentamens (met drie antwoordalternatieven) hoger te leggen, óf een honoreringssysteem te hanteren, zoals gesuggereerd door het panel;
pagina 35
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
5 Overzicht oordelen
Onderwerp
Standaarden
1 Beoogde eindkwalificaties
1. De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen 2. De oriëntatie van het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en/of de beroepspraktijk 3. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de beoogde eindkwalificaties te bereiken 4. De vormgeving van het programma zet aan tot studeren en biedt studenten de mogelijkheid om de beoogde eindkwalificaties te bereiken 5. Het programma sluit aan bij de kwalificaties van de instromende studenten 6. Het programma is studeerbaar
2 Programma
3 Personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Toetsing 7 Afstudeergarantie en financiële voorzieningen
7. De opleiding voldoet aan wettelijke eisen met betrekking tot de omvang en de duur van het programma 8. De opleiding beschikt over een doeltreffend personeelsbeleid 9. Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma 10.De omvang van het personeel is toereikend voor de realisatie van het programma 11.De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend voor de realisatie van het programma 12.De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten bevorderen de studievoortgang en sluiten aan bij de behoefte van studenten 13.De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen 14.Bij de interne kwaliteitszorg zijn de opleidings- en examencommissie, medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken 15.De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing 16.De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen en stelt toereikende financiële voorzieningen beschikbaar
Algemene conclusie
V = voldoende O = onvoldoende Vvw= voldoende onder voorwaarde
pagina 36
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Oordeel V V O V O V V V V V V V V V
V V
Vvw
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter Ing. A.J.G. van Tongeren Aldo van Tongeren (1968) beschikt over ruime domeindeskundigheid op het door de voorgedragen opleiding bestreken vakgebied. Hij kan bogen op veel internationale kennis van Operationele Technologie en Werktuigbouwkunde vanuit zijn functie (sinds 1999) als export manager voor Europa, Midden-Oosten en Afrika bij ARBO Pompen en Filters B.V. te Smilde. Hij is daarvoor werkzaam geweest in diverse functies in het bedrijfsleven op het gebied van technische en commerciële ondersteuning. Zo was hij werkzaam als technisch commercieel medewerker, projectmanager en deed hij ervaring op met personeelsmanagement. Hij heeft meerdere jaren (internationale) verkoopervaring opgedaan bij metaalbedrijf VSH in Hilversum. En als medewerker van de afdeling Special Products nam hij deel aan de ontwikkeling van onder andere speciale machineonderdelen. Bij ARBO Pompen en Filters is de heer van Tongeren verantwoordelijk voor de internationale verkoop van kunststof centrifugaalpompen voor corrosieve applicaties. Hiertoe (be)zoekt en begeleid hij diverse agentschappen in Europa, Afrika en het MiddenOosten, bespreekt de te volgen strategie en leidt hij daar engineers op voor de verkoop in hun regio. Hieronder valt ook het ondersteunen van de agentschappen op internationale beursen en het on-site bijstaan van de agenten bij key-accounts. Daarnaast onderhoudt de heer van Tongeren directe contacten met de OEM-industrie en de grotere eindgebruikers in Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk. De heer van Tongeren heeft deelgenomen aan de NQA-auditortraining hoger onderwijs en beschikt uit dien hoofde ook over auditdeskundigheid. Lid Prof. dr. D.M. Swagerman Dirk Swagerman (1949) is als panellid aangezocht vanwege zijn expertise op het gebied economie en bedrijfskunde, in het bijzonder van financiën en controlling, bestuurskunde, bestuurlijke informatiekunde en financieel management. Naast zijn wetenschappelijke deskundigheid beschikt de heer Swagerman tevens over onderwijsdeskundigheid door zijn ervaring als docent. Hij is voor 0,3 fte per week hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen met als leeropdracht: Controlling en speciale aandacht voor zelfstandig management consultancy, met een zwaartepunt op het terrein van organisatie en inrichting van de financiële functie. Hij is tevens opleidingsdirecteur van de Executive Master Finance and Control van de Rijksuniversiteit Groningen en lid van de Raad van Tucht van de Vereniging van Registercontrollers. De heer Swagerman beschikt op basis van opleiding en eigen ervaring over kennis van de accreditatiesystematiek. Voor de onderhavige visitatie is hij aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van de NQA.
Lid dr. G.M.H. Waeyenbergh Geert Waeyenbergh (1973) behaalde het diploma van master in de Bioingenieurswetenschappen in 1997 en het diploma van master in Industrial Management in 1998 aan de K.U. Leuven. In 1998 krijgt hij de functie van assistent en projectingenieur aan
pagina 37
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
het Centrum voor industrieel Beleid van het departement Werktuigkunde aan de K.U. Leuven. Na het afwerken van zijn eerste project bij Tenneco Automotive begint hij aan een doctoraatsonderzoek in het domein van ‘Maintenance and Reliability’. Het doctoraat wordt behaald in 2005. Sinds september 2004 is de heer Waeyenbergh actief als docent aan GROEP T Leuven, International University College, waar hij sinds 2007 hoofd is van de onderzoeksgroep ‘Industrial Management’ en, sinds 2011, campusverantwoordelijke van de Campus Intelligent Mobility. De heer Waeyenbergh beschikt op grond van een en ander over domeindeskundigheid en ervaring met het geven en ontwikkelen van onderwijs. Student lid J. Schueler, MSc Jochim Schueler is recentelijk (31 augustus 2011) afgestudeerd aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij heeft daar de wo-master Beleid, Communicatie en Organisatie gevolgd. Eerder heeft hij zijn bachelordiploma Accountancy behaald aan de Hogeschool Utrecht. Daar was hij lid van de faculteitsraad van de Faculteit Economie en Management en voorzitter van de opleidingscommissie Economics. Tussen zijn Bachelor- en Masterstudie is de heer Schueler bestuurslid geweest van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO). De heer Schueler heeft deelgenomen aan meerdere accreditatiepanels. Hij beschikt uit dien hoofde over studentgebonden en visitatiedeskundigheid, als bedoeld in ‘Beoordelingskaders accreditatiestelselhoger onderwijs’.20
Alle panelleden hebben een onafhankelijkheids- en onpartijdigheidsverklaring ingevuld en ondertekend, welke in het bezit is van de NVAO.
Het panel werd bijgestaan door mevr. mr. M. In ’t Veld, beleidsmedewerker NVAO, in de functie van procescoördinator en mr. dr. Th.L. Bellekom, als gecertificeerd extern secretaris.
20
pagina 38
NVAO 6 december 2010, p. 48
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Bijlage 2: Programma locatiebezoek Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 12 september 2011 Locatie:
H.A. Lorentzstraat 1a, 3331 EE Zwijndrecht
Programma: 09.30 – 10.30 uur
Ontvangst panel / intern beraad en bestudering ter inzage gelegde stukken (besloten)
10.30 – 11.15 uur Gesprek met de bestuurlijk verantwoordelijken/management Els van Driel, kwaliteitsmanager en manager docenten Elsevier Opleidingen Philip Grootenboer, plaatsvervangend opleidingsmanager TB en productcoördinator Techniek Elsevier Opleidingen Frans Hiddink, directeur PBNA en manager examens Hans Verstraeten, business development manager en gedelegeerd opleidingsmanager TB Elsevier Opleidingen 11.15 – 12.00 uur Gesprek met leden van het uitvoerend docententeam Paul de Bruijn, lid kerndocententeam Els van Driel, manager docenten Pieter van Gelder, lid kerndocententeam Ed van Hal, lid kerndocententeam René van Leeuwen, lid kerndocententeam Leen van Meerveld, lid kerndocententeam 12.00 – 12.45 uur
Lunch/intern beraad panel (besloten)
13.00 – 13.55 uur -
Gesprek met (beoogde) leden van examencommissie en opleidingscommissie Paul de Bruijn, lid opleidingscommissie (en lid kerndocententeam) Philip Grootenboer, lid opleidingscommissie (en plaatsvervangend opleidingsmanager TB en productcoördinator Techniek Elsevier Opleidingen) Ed van Hal, vice-voorzitter van de examencommissie TB PBNA/ lid van de opleidingscommissie (tevens lid kerndocententeam) Petra den Hollander, lid van de examencommissie en de vrijstellingscommissie TB PBNA Jos Vos, voorzitter van de examencommissie TB PBNA
14.00 – 14.30 uur Gesprek met recent gestarte studenten Marco van Beijnhem, teamleider O&S/applicatiebeheerder OMS bij Nevchem Wim Brouwer, maintenance engineer bij Ballance Point Control Jeremy van Houtum, projectbegeleider Industriële projecten bij HVL B.V. – TBI techniek Jarlan Zoet, medewerker bedrijfsbureau bij iNN TENS klimaattechniek
14.30 – 15.15 uur Gesprek met het werkveld (beroepenveldcommissie) Judith Beers-Loermans, manager Employability bij Vopak
pagina 39
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
-
Hans Jooren, manager Certification bij Applus RTD Certification Nick van Landsbergen, Strategic Product manager bij Priva Jaap Reijntjes, directeur Operations bij Imtech Asset Management Solutions
15.15 – 16.30 uur
Paneloverleg (besloten)
16.30 – 17.00 uur Afsluitend gesprek management/ beknopte terugkoppeling Els van Driel, kwaliteitsmanager en manager docenten Elsevier Opleidingen Philip Grootenboer, plaatsvervangend opleidingsmanager TB en productcoördinator Techniek Elsevier Opleidingen Frans Hiddink, directeur PBNA en manager examens Hans Verstraeten, business development manager en gedelegeerd opleidingsmanager TB Elsevier Opleidingen 17.05 – 17.15 uur
Inzage in en toelichting bij de meerjarenbegroting voor de opleidingTB (vertrouwelijk) Anne Lievaart-Bode, controller bij Reed Business B.V. in aanwezigheid verder van: Frans Hiddink, directeur PBNA en manager examens Hans Verstraeten, business development manager en gedelegeerd opleidingsmanager TB Elsevier Opleidingen
17. 15 uur
pagina 40
Einde Locatiebezoek
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten I. Informatiedossier opleiding/instelling * Informatiedossier Toets Nieuwe Opleiding, Technische Bedrijfskunde, Koninklijke PBNA, maart 2011 [44 pp.] * 7 Bijlagen bij het Informatiedossier (etc), met een weergave van of informatie over: (A) Beroepsprofiel Technische Bedrijfskunde, versie 8.0 PBNA, februari 2011; (B) Nationale en internationale vergelijking Technische bedrijfskunde, versie 2.0, PBNA januari 2011; (C) Schematisch programmaoverzicht Technische Bedrijfskunde, versie 2.0, februari 2011; (D) Onderwijs- en examenregeling PBNA-HBO, Algemene bepalingen, versie 2011; (E) Onderwijs- en examenregeling PBNA-HBO, Bijzondere bepalingen technische bedrijfskunde, versie 2011; (F) Literatuurlijst Technische Bedrijfskunde, versie 1.0, februari 2011; (G) in te zetten personeel en contacten werkveld Technische Bedrijfskunde: opgaaf van (kern)docenten, toetsdeskundigen van de PBNA, samenstelling Examencommissie, opleidings- en productcoördinatoren van Elsevier Opleidingen en samenstelling Beroepenveldcommissie en Raad van Toezicht [totaal 107 pp.] II. Documenten beschikbaar gesteld tijdens het locatiebezoek * Handboeken en ander studiemateriaal voor jaar 1 * Een (voorlopige) selectie van handboeken voor jaar 2 en jaar 3 * Twee ordners met aanvullende bijlagen bij het Informatiedossier: Ordner 1: (1) Opleidingsvisie Elsevier Opleidingen, (2) Opleidingsconcept Elsevier Opleidingen, (3) Toetsbeleid Hogeschool PBNA, (4) Huishoudelijk reglement Examencommissie PBNA, (5) Notitie Kwaliteitszorg, (6) Notitie Docentenbeleid, (7) Notitie Technisch Bedrijfskundig Onderzoek, (8) Notitie Studeren met een functiebeperking, (9) Functieprofielen, (10) Informatie over de 21+ regeling. Ordner 2: (1) Marktonderzoek Technische Bedrijfskunde, (2) Verslagen Beroepenveldcommissie, (3) Reglement Beroepenveldcommissie, (4) Verslagen Kerndocentenoverleg, (5) Studiehandleiding Technische Bedrijfskunde, (6) Stage- en scriptiehandleiding Hogeschool PBNA (concept), (7) Modulewijzers jaar 1, (8) Modulewijzers jaar 2 (concept), (9) Bijlage G Informatiedossier (versie juli 2011), (10) Samenwerkingsovereenkomsten. III. Overige documenten * Beoordelingskaders accreditatiestelsel hoger onderwijs, NVAO 6 december 2010 * Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland, NVAO 25 januari 2011 * Toetsingskader Nieuw accreditatiestesel nieuwe opleidingen hoger onderwijs, format Uitgebreide Toets Nieuwe Opleiding
pagina 41
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen ba B.V. Cie DNV EC ECTS Groep T hbo ICT/ict ISO 9001 ma MSc M&T NQA NVAO OEM OER O&S OMS PBNA PDCA PDP SSC Stcr. TB TB’er VSH wo
pagina 42
bachelor Besloten vennootschap Commissie Det Norske Veritas Certification B.V. European Credit volgens het ECTS European Credit Transfer System Hogeschool in Leuven die actief is op het vlak van Engineering, Enterprising en Educating; maakt deel uit van de associatie K.U. Leuven hoger beroepsonderwijs informatie- en communicatietechnologie De 9001 Standards for certification, vastgesteld door de International Organization for Standardization master Master of Science Methoden en technieken Netherlands Quality Agency Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie Original Equipment Manufacturer Onderwijs- en Examenregeling Onderhoud en Storingen Onderhoudsmanagementsysteem (van oorsprong:) Polytechnisch Bureau Nederland Arnhem (nu:) Koninklijke PBNA Plan-do-check-act (cylus van kwaliteitszorg) Persoonlijk ontwikkelingsprogramma Studenten ServiceCenter Staatscourant Technische Bedrijfskunde Technisch Bedrijfskundige Verenigde Schroevenfabriek Hilversum, ook wel VSH Fittings genaamd wetenschappelijk onderwijs
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op uitgebreide toetsing van de nieuwe opleiding hbo-bachelor Technische Bedrijfskunde van hogeschool PBNA. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 43
#5023
NVAO | hbo-ba Technische Bedrijfskunde, PBNA | 30 september 2011 |