Radiation Oncology. Hogeschool Inholland. 11 januari NVAO uitgebreide Toets nieuwe opleiding

Medical Imaging/ Radiation Oncology Hogeschool Inholland

11 januari 2012 NVAO uitgebreide Toets nieuwe opleiding

Paneladvies

pagina 2

1

Samenvattend advies

3

2

Werkwijze panel

6

3

Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding

7 7 7 7

4

Opleidingsbeoordeling 4.1 Beoogde eindkwalificaties 4.2 Programma 4.3 Personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Kwaliteitszorg 4.6 Toetsing 4.7 Afstudeergarantie en financiële voorzieningen

8 8 10 17 20 21 23 26

5

Overzicht oordelen

27

6

Bijlage 1: Samenstelling panel

28

Bijlage 2: Programma locatiebezoek

29

Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten

31

Bijlage 4: Lijst met afkortingen

32

NVAO | Hogeschool Inholland Medical Imaging / Radiation Oncology | 11 januari 2012 |

1

Samenvattend advies Hogeschool Inholland verzorgt al sinds 1999 twee masteropleidingen op het gebied van medische beeldvorming en radiotherapie, in samenwerking met een Londense universiteit, die het diploma verstrekt. De bestaande opleidingen gaan op in de nieuwe masteropleiding Medical Imaging / Radiation Oncology. Met vijf Europese partners is een nieuw competentieprofiel opgesteld, dat voldoet aan internationale eisen en is afgestemd met Europese beroepsverenigingen. Ook een deel van het programma is gezamenlijk ontwikkeld. De masteropleiding heeft een omvang van 90 EC (tegenover 65 EC in de oude opzet), met twee uitstroomprofielen: Medical Imaging en Radiation Oncology. De opleiding heeft structureel overleg met de beroepspraktijk over de beoogde eindkwalificaties en de inhoud en het niveau van het programma via een Raad van Advies en drie werkveldcommissies voor de gebieden medische beeldvorming, radiotherapie en echografie. Doel van de opleiding is professionele masters op te leiden die expert zijn op een deelgebied van medische beeldvorming of radiotherapie en die in staat zijn veranderingen in gang te zetten en bij te dragen aan de implementatie daarvan. De primaire doelgroep zijn bacheloropgeleiden medische beeldvorming en radiotherapie, die minimaal twee jaar werkervaring hebben in het domein. De opleiding hanteert een zorgvuldige toelatingsprocedure, waarvan een intakegesprek en portfoliobeoordeling deel uitmaakt. Wel adviseert het panel in het intakegesprek ook aandacht te besteden aan de zwaarte van het programma, zodat aspirant studenten reële verwachtingen hebben van de benodigde tijdsinvestering. De opleiding onderscheidt drie kenmerken van professioneel masterschap: beroepsbekwaam handelen op expertniveau, praktijkgericht onderzoeken en ontwerpen, en leren en vernieuwen. Voor het beroepsbekwaam handelen op expertniveau is er een groot aanbod van vakspecialistische onderwijseenheden, deels door de Europese partners aangeboden en gerelateerd aan de specialisaties in de medische beeldvorming en radiotherapie. De student maakt hieruit een keuze, passend bij de functie die hij wil gaan bekleden (voor een groot deel van de vakspecialisaties is een stage- of werkplek verplicht). De modulaire opzet van dit deel van het programma biedt niet alleen studenten flexibiliteit. De opleiding kan ook snel een nieuw vakspecialistische onderwijseenheid toevoegen als het werkveld daarom vraagt. Praktijkgericht onderzoeken en ontwerpen ontwikkelen studenten met name in twee verplichte research en mastergenerieke onderwijseenheden en het afstudeeronderzoek. Leren en vernieuwen staat centraal in het traject Persoonlijke Professionele Ontwikkeling (PPO), waarbij een persoonlijk ontwikkelplan en actieplan, het samenstellen van een portfolio, studiegroepen en individuele begeleidingsmomenten de instrumenten zijn. PPO is erop gericht dat studenten een attitude ontwikkelen waarmee zij er steeds op uit zijn hun beroepsmatig handelen verder te verbeteren en ook in hun beroepsomgeving aansturen op een permanent vernieuwingsproces. Binnen PPO wordt ook bewaakt dat alle competenties worden ontwikkeld en getoetst. Het panel is van oordeel dat het programma voldoende aandacht besteedt aan beroepsspecifieke kennis en vaardigheden en onderzoeksvaardigheden. De verbinding met de praktijk wordt gelegd via casuïstiek, praktijkopdrachten en externe docenten. De innovatieve rol die de master in de beroepspraktijk moet vervullen, komt in het programma

pagina 3


duidelijk tot uitdrukking. Wel meent het panel dat de vaardigheden voor het implementeren van veranderingen, explicieter aan bod zouden kunnen komen. De opleiding heeft een goed uitgewerkt toetssysteem en borgt de kwaliteit door middel van regels en procedures (waaronder het vier ogen principe). De examencommissie bewaakt en controleert de kwaliteit en is eindverantwoordelijk. De toetsvormen zijn gevarieerd en passen bij de leerdoelen. Het panel is echter kritisch over de afstudeerscripties van de oude masteropleidingen en heeft ook aanmerkingen op de wijze waarop deze zijn beoordeeld. Voor de nieuwe masteropleiding is het afstudeerproces aanzienlijk verbeterd. De nieuwe afstudeerhandleiding en het daarin opgenomen beoordelingsformulier voldoen aan de eisen. Het beoogde eindniveau wordt bewaakt doordat het afstuderen begint met een voortraject waarin het onderzoeksonderwerp en vervolgens het onderzoeksvoorstel door de opleiding worden getoetst, alvorens de student met het onderzoek kan starten. De rol van het lectoraat is versterkt. De lector beoordeelt mede het onderzoeksonderwerp en onderzoeksvoorstel en wordt ook ingeschakeld om afstudeerders te begeleiden en de afstudeerscriptie te beoordelen. Het panel beoordeelt de kwaliteit van het docententeam als voldoende om het masteronderwijs te kunnen ontwikkelen en uitvoeren. Er is bij de docenten veel ervaring, opgedaan bij de oude masteropleidingen. Geen van de docenten heeft echter recente onderzoekservaring. Het panel meent dat de begeleiding van afstudeerders sterk aan kwaliteit zou winnen, als docenten zelf actief zijn in onderzoek. De lector is opgenomen in de formatie, maar slechts voor 0,08 fte. Het panel adviseert de opleiding te bewaken dat de lector voldoende tijd krijgt toebedeeld voor zijn taken in de onderwijsuitvoering, met name ten aanzien van het afstudeeronderzoek. De opleiding maakt daarnaast gebruik van ruim zestig externe docenten. Dit zijn vakspecialisten, veelal post-hbo opgeleid, die praktijklessen geven, en medische specialisten met een MSc- of PhD-graad, die theorielessen verzorgen. Ook een groot deel van hen heeft ervaring opgedaan in de oude masteropleidingen. Het onderwijs wordt op alle belangrijke onderdelen periodiek geëvalueerd. Het hele proces van evaluaties tot verbetermaatregelen is vastgelegd, waarmee de pdca-cyclus is geborgd. Ook wordt de kwaliteit bewaakt door een aantal commissies. Via de evaluaties en commissies zijn alle belanghebbenden bij de interne kwaliteitszorg actief betrokken. Ook met de Europese partners wordt de kwaliteit bewaakt middels een gezamenlijke programme committee. Conclusie De opleiding profileert zich door de samenwerking met Europese partners en het internationale karakter van het programma. De opleiding heeft een duidelijke visie op professional masterschap, die helder is uitgewerkt in drie programmalijnen. Deze zorgen ervoor dat studenten alle competenties kunnen verwerven, al zou er meer aandacht kunnen zijn voor implementatievaardigheden. Het niveau en de actualiteit van het programma worden geborgd door de betrokkenheid van het lectoraat, de vele externe docenten en het structureel overleg met het werkveld. Het panel is positief over het toetssysteem en het systeem van interne kwaliteitszorg. De belangrijkste aandachtspunten zijn de onderzoekservaring van docenten, de tijd die het lectoraat krijgt toegekend voor zijn betrokkenheid bij de onderwijsuitvoering, en het afstudeertraject. De afstudeerscripties en de beoordeling daarvan in de oude masteropleidingen laten niet de gewenste kwaliteit zien. De verbeteringen die de opleiding heeft aangebracht in het afstudeerproces, geven het

pagina 4


panel echter voldoende vertrouwen dat de afstudeerscriptie en de beoordeling daarvan in de nieuwe masteropleiding aan de eisen zullen voldoen. Het panel adviseert de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding Medical Imaging / Radiation Oncology van de Hogeschool Inholland. Den Haag, 11 januari 2012 Namens het panel ter beoordeling van de uitgebreide Toets nieuwe opleiding Medical Imaging / Radiation Oncology van de Hogeschool Inholland,

Herma Hemelt (voorzitter)

pagina 5

drs. José van Vonderen (secretaris)


2

Werkwijze panel De NVAO heeft een panel vastgesteld met volgende samenstelling: – H.G. (Herma) Hemelt (voorzitter), echografist in het Medisch Spectrum Twente, bestuurslid van de Nederlandse Vereniging Medische Beeldvorming en Radiotherapie en voorzitter van de sectie echografie van de NVMBR; – prof. dr. L. (Luc) Vakaet, staflid van de afdeling Radiotherapie (Radiation Oncology) van het Universitair Ziekenhuis Gent; – dr. M. (Martijn) de Groot, docent en onderzoeker bij de opleiding Medisch Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken van de Hanzehogeschool in Groningen; – L. (Lindsay) Tukkers, student bestuurskunde aan de Universiteit Twente. Het panel werd bijgestaan door drs. Astrid Koster, beleidsmedewerker NVAO, procescoördinator en drs. José van Vonderen, secretaris. Bij de toetsing heeft het panel het Beoordelingskader voor de uitgebreide Toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2010, nr 21325) in acht genomen. Het panel heeft zich aan de hand van de door de opleiding verstrekte documenten op de beoordeling voorbereid. Op 18 oktober 2011 is het panel bij elkaar geweest. Tijdens deze bijeenkomst zijn de eerste bevindingen van het panel besproken en nadere vragen geformuleerd voor de aanvrager. Een deel van deze vragen is vervolgens naar de aanvrager gestuurd met het verzoek de antwoorden op deze vragen, evenals een aantal aanvullende bijlagen, voorafgaand aan het locatiebezoek bij het panel aan te leveren. In bijlage 3 van dit paneladvies is een overzicht opgenomen van documenten die het panel heeft ontvangen. Naar aanleiding van de aanvullende informatie heeft het panel per e-mail aanvullende vragen en opmerkingen uitgewisseld. Deze vragen zijn door de secretaris geïnventariseerd en zijn als input gebruikt voor het locatiebezoek. Op 24 november 2011 heeft het panel een locatiebezoek afgelegd. Tijdens dit bezoek is het panel in verschillende gespreksrondes van nadere informatie voorzien en zijn de vraagpunten aan de orde gesteld en in discussie gebracht. Het programma van het locatiebezoek is toegevoegd in bijlage 2. Na afloop van het locatiebezoek heeft het panel de bevindingen onderling besproken en vertaald naar voorlopige conclusies. De secretaris heeft op basis hiervan een conceptadvies opgesteld dat aan de panelleden is voorgelegd voor commentaar. Vervolgens heeft het panel dit concept van commentaar voorzien, waarna de definitieve tekst is vastgesteld. Uiteindelijk zijn aan de hand van de uitkomsten per standaard beargumenteerde oordelen per onderwerp en een eindoordeel over de kwaliteit van de opleiding gegeven. Dit heeft geresulteerd in een definitief paneladvies aan de NVAO op 11 januari 2012.

pagina 6


3

Beschrijving van de opleiding

3.1 Algemeen Instelling: Opleiding: Variant: Afstudeerrichtingen: Locatie: Studieomvang: Sector: 3.2

Hogeschool Inholland Medical Imaging / Radiation Oncology hbo-master deeltijd Medical Imaging en Radiation Oncology Bijdorplaan 15, Haarlem 90 EC gezondheidszorg

Profiel instelling Hogeschool Inholland is een onderwijsorganisatie met ruim 37500 studenten, circa 2900 medewerkers en acht locaties in Noord- en Zuid-Holland. De hogeschool biedt circa negentig bacheloropleidingen aan op alle vakgebieden, zes associate-degreeprogramma's, zeven masteropleidingen en twee universitaire pabo's. Ook in Paramaribo, Suriname biedt Inholland opleidingen aan (800 studenten). Als grote onderwijsorganisatie ziet de hogeschool het als een belangrijke taak de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Hogeschool Inholland wil zich ontwikkelen van onderwijsinstelling naar kennisinstelling. Dit impliceert dat onderzoek naast en in relatie met onderwijs als primair proces gezien wordt. De hogeschool heeft inmiddels 29 lectoraten die zich bezighouden met onderzoek. Kennis omzetten in economische groei en werkgelegenheid ziet de hogeschool als een van de grootste uitdagingen. Hogeschool Inholland wil haar studenten dan ook ondernemerschap bijbrengen. Ondernemerschap is daarom geen keuzevak, maar een integraal onderdeel van de opleidingen.

3.3

Profiel opleiding De medische beeldvormings- en bestralingsdeskundige (MBB) is een paramedicus werkzaam in de intramurale zorg of de industrie. Kenmerkend voor het beroep is het gebruik van ioniserende straling, elektromagnetische velden en ultrageluid. De masteropleiding leidt op voor het beroep op advanced practice niveau, aansluitend op innovatieve ontwikkelingen in de werkvelden van medische beeldvorming en radiotherapie. De master MBB vervult taken op gebied van complexe diagnostiek en behandeling, anticipeert op veranderingen en initieert vernieuwingen, participeert in innovatie- en onderzoekstrajecten, formuleert beleid en verbetert de continuïteit en samenhang van zorgprocessen. Hogeschool Inholland verzorgt al sinds 1999 twee masteropleidingen - Medical Imaging in Europe en Radiation Oncology in Europe -, die worden uitgevoerd in samenwerking met de London South Bank University en die vijfjaarlijks in Engeland worden geaccrediteerd. Een Europees consortium van zes instellingen, waaronder Inholland, heeft inmiddels nieuwe eindkwalificaties opgesteld, die zijn afgestemd met Europese beroepsverenigingen, en deels een nieuw curriculum ontwikkeld. Dit is afgerond in oktober 2010. Inholland heeft besloten de twee bestaande masteropleidingen te laten overgaan in één masteropleiding Medical Imaging / Radiation Oncology met de nieuwe curriculumopzet, waarbij de nauwe samenwerking met de Londense universiteit wordt gecontinueerd. De opleiding is de enige in Nederland die de mogelijkheid biedt masterkwalificaties te halen op het gebied van medische beeldvorming en radiotherapie. De primaire doelgroep zijn bacheloropgeleiden met een diploma Medische Beeldvorming en Radiotherapie die op dit terrein werkzaam zijn.

pagina 7


4

Opleidingsbeoordeling Van toepassing is het Beoordelingskader voor de uitgebreide Toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2010, nr 21325). Het kader wordt gebruikt als de instelling niet beschikt over een positief oordeel over de instellingstoets kwaliteitszorg. De beoordeling is gericht op zeven vragen: 1. Wat beoogt de opleiding? 2. Met welk programma? 3. Met welk personeel? 4. Met welke voorzieningen? 5. Hoe wordt de kwaliteit geborgd? 6. Hoe wil de opleiding dit toetsen? 7. Zijn er voldoende financiële middelen? Deze zeven vragen zijn vertaald in zeven onderwerpen en 16 standaarden. Over de standaarden geeft het visitatiepanel een gemotiveerd oordeel op een tweepuntsschaal: onvoldoende of voldoende. Vervolgens geeft het panel een gemotiveerd eindoordeel over de kwaliteit van de opleiding als geheel, ook op de tweepuntsschaal. Bij de beoordeling worden de volgende definities gehanteerd. Deze definities hebben zowel betrekking op de scores van de standaarden als op de scores van de opleiding in totaal. Basiskwaliteit De kwaliteit die in internationaal perspectief redelijkerwijs verwacht mag worden van een bachelor- of masteropleiding binnen het hoger onderwijs. Onvoldoende De opleiding voldoet niet aan de basiskwaliteit. Voldoende De opleiding voldoet aan de basiskwaliteit. Indien een opleiding niet volledig nieuw is of omgevormd wordt, worden bij de oordeelsvorming ook de gerealiseerde eindkwalificaties betrokken.

4.1 4.1.1

Beoogde eindkwalificaties Standaard 1 De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Bevindingen De kaders voor de competenties van de masteropgeleide medische beeldvormings- en bestralingsdeskundige (MBB) zijn zowel nationaal als internationaal. De kaders zijn ten eerste afkomstig van het beroepsprofiel MBB´er, de professional achter de techniek (2009) van de Nederlandse Vereniging van Medische Beeldvorming en Radiotherapie (NVMBR). Daarin is het beroep van MBB op drie niveaus beschreven: bachelor MBB, expert MBB

pagina 8


(post-hbo niveau) en master MBB. De masteropgeleide vervult taken op advanced practice niveau. Hiervoor zijn door de NVMBR kenmerken geformuleerd, zoals: formuleren en uitvoeren van (verander)beleid, innoveren en doen van onderzoek, hoge deskundigheid, onder andere ook op een deelgebied van het deskundigheidsgebied van academisch opgeleide professionals (medisch specialist of klinisch fysicus), consult- en adviesrollen voor andere zorgverleners, ontwikkelen, implementeren van onderzoek en/of behandelplannen. In deze visie is de masteropgeleide MBB'er, in vergelijking tot de bacheloropgeleide, een professional met aanvullende competenties die onder andere zijn ontleend aan het deskundigheidsgebied en competentieprofiel van academisch opgeleide professionals. Daarbij wordt gesteld dat de master MBB weet om te gaan met complexe vraagstukken die een multidisciplinaire aanpak vragen, zoals die zich in het werkveld steeds meer voordoen. Hij is in staat proactief en innovatief in te spelen op complexe vraagstukken en zo bij te dragen aan de kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening aan patiënten in de medische beeldvorming en radiotherapie. De competenties zijn mede uitgewerkt vanuit de visie van de International Society of Radiographers & Radiological Technologists (ISRRT). Het competentieprofiel heeft Hogeschool Inholland ontwikkeld in een gezamenlijk traject met vijf Europese partners: het ontwikkelproject EMPIMI (European Masters Programma in Medical Imaging). De internationale masterprofielen voor de radiographer, zoals gehanteerd door de London South Bank University, waren mede het uitgangspunt. Ook is gebruik gemaakt van de resultaten van een onderzoek door de Higher Education Network for Radiography in Europe. De eindkwalificaties zijn voor feedback voorgelegd aan de Europese beroepsverenigingen die zijn aangesloten bij de European Federation for Radiography Societies (EFRS). Met het internationale karakter en de internationale samenwerking binnen Europa wil de opleiding zich profileren. Dit biedt mogelijkheden voor studentenmobiliteit. Voor het beoogde niveau zijn de vijf Dublin descriptoren de richtlijn. De opleiding heeft de competenties per Dublin descriptor geformuleerd. Zo ontstaat een set van vijf competenties (in het Engels geformuleerd vanwege de internationale samenwerking): - Knowledge and understanding provide a basis and opportunity for originality in developing or applying ideas in a research context. - Applying knowledge and understanding through problem solving abilities in new or unfamiliar environments within broader contexts. - Making judgements demonstrates the ability to integrate knowledge, handle complexity, formulate judgements with incomplete data and requires being capable of critical analysis. - Communication of conclusions and the underpinning knowledge and rationale to specialist and non-specialist audiences. - Learning to study in a way that may be largely self-directed or autonomous. Deze zijn elk in subcompetenties uitgewerkt voor medical imaging / radiation oncology. Tijdens het locatiebezoek gaf het management aan dat meermalen arbeidsmarktonderzoek is uitgevoerd, landelijk en internationaal, onder andere in opdracht van de beroepsvereniging NVMBR. Daaruit blijkt dat er grote behoefte is aan masteropgeleiden op het gebied van medische beeldvorming en radiotherapie. Taken in de gezondheidszorg worden steeds specialistischer, waardoor medisch specialisten niet meer alles kunnen doen en een taakverschuiving plaatsvindt naar masteropgeleiden, zoals de master advanced nursing practice en physician assistant. Zo'n taakverschuiving vindt ook plaats naar MBB'ers, waarbij academische ziekenhuizen voorop lopen. Het streven de kosten in de gezondheidszorg te beheersen en de wens om hbo'ers carrièremogelijkheden te bieden

pagina 9


spelen hierbij ook een rol. In Engeland is die taakverschuiving al langer gaande. Hoewel in Nederland de plaats van masters MBB nog niet goed is gedefinieerd in de beroepenstructuur, wil de opleiding niet wachten tot de markt er helemaal klaar voor is, maar een anticiperende rol vervullen, aldus het opleidingsmanagement. Doordat de master is gespecialiseerd in een deelgebied en daarvan de nieuwe ontwikkelingen bijhoudt, kan hij de medisch specialist of klinisch fysicus adviseren over door te voeren veranderingen. Hij kan zo een schakelfunctie vervullen tussen de bachelor MBB en de specialist. Ook volgens de werkveldvertegenwoordigers met wie het panel heeft gesproken, gaat de beroepskolom veranderen door taakdifferentiatie en taakverschuiving. Zij onderschrijven de noodzaak van masters MBB, die zij zien als sparring partner van de medisch specialist of klinisch fysicus. Dat de master MBB nieuwe kennis kan genereren en toegankelijk kan maken voor innovaties en wetenschappelijke onderbouwing van het handelen, zien zij als de grote meerwaarde. Overwegingen De beoogde eindkwalificaties zijn gespiegeld aan het beroepsprofiel en zijn bepaald in zowel nationaal als Europees verband. Zij voldoen daarmee qua oriëntatie en inhoud aan landelijke en internationale eisen. De eindkwalificaties zijn bovendien geformuleerd aan de hand van de Dublin descriptoren die het masterniveau beschrijven. De opleiding profileert zich door het internationale karakter en de samenwerking met Europese partners. Het werkveld heeft aantoonbaar sterke behoefte aan masters MBB, al is hun plaats in de beroepskolom nog niet duidelijk omschreven. Het panel heeft waardering voor de voortrekkersrol die de opleiding vervult door het opleiden van masters MBB. Conclusie: voldoende

4.2 4.2.1

Programma Standaard 2 De oriëntatie van het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en/of de beroepspraktijk. Bevindingen Het ontwikkelproject EMPIMI (zie standaard 1) had als opdracht aan te sluiten bij de actualiteit en ontwikkelingen binnen medische beeldvorming en radiotherapie. Het doel is professionals af te leveren die kunnen anticiperen op veranderingen in het werkveld en in staat zijn vernieuwingen te initiëren en te begeleiden. De kennis en vaardigheden die in het programma aan bod komen, zijn gebaseerd op de body of knowledge and skills die binnen het EMPIMI-project zijn gedefinieerd. De ontwikkeling van vaardigheden en de relatie met actuele ontwikkelingen in het (internationale) beroepenveld en vakgebied wil de opleiding op verschillende manieren borgen. – Praktijkgericht onderzoek en ontwerpen is één van de drie lijnen in het programma. De student traint zich hierin via twee verplichte onderwijseenheden (Research Methods en Medical Imaging / Radiation Oncology in a European Context, totaal 20 EC) en het afstudeeronderzoek (30 EC). De twee verplichte onderwijseenheden zijn nieuw ten opzichte van de masteropleiding oude stijl en zijn ontwikkeld in het EMPIMI-project met de Europese partners. Zij zijn gericht op onderzoeksmethodieken, onderzoeksopzet,

pagina 10


–

–

–

–

–

–

pagina 11

epidemiologie, statistische analyse, recht en ethiek, en de beroepsuitoefening in de Europese context. Aan het afstudeeronderzoek worden in de masteropleiding duidelijk hogere eisen gesteld dan in de bacheloropleiding wat betreft de complexiteit van de onderzoeksvraag en de onderzoeksmethodiek en de mate van zelfstandigheid die van de afstudeerder wordt verwacht. De student zoekt zelf naar een geschikt onderwerp, maakt een onderzoeksvoorstel en voert het onderzoek individueel en zelfstandig uit. Het moet gaan om een onderzoek dat bijdraagt aan de innovatie van producten, methodieken, processen of diensten in de beroepspraktijk. Een praktijkprobleem is het uitgangspunt, waarvoor het onderzoek niet alleen een verklaring geeft, maar ook een oplossing biedt. Het onderzoek levert nieuwe, generaliseerbare en overdraagbare kennis op die kan worden toegepast in vergelijkbare situaties. De scriptie moet in het Engels worden geschreven. De tweede lijn in het programma is beroepsbekwaam handelen op expertniveau, bestaande uit vakspecialistische onderwijseenheden waaruit de student een keuze maakt van totaal 40 EC. Het gaat hier om 1. vakspecifieke technische aspecten, anatomie, pathofysiologie, pathologie en anatomische/pathologische beeldherkenning, 2. praktische vaardigheden, 3. kritisch en analytisch acteren, en 4. kennis toepassen. In een aantal vakspecialistische onderwijseenheden wordt ook gestuurd op praktijkgericht onderzoeken en ontwerpen middels het gebruik van wetenschappelijke literatuur, het uitvoeren van case studies, protocol reviews en het schrijven van een essay. De opleiding biedt achttien vakspecialistische onderwijseenheden aan, die zijn gebaseerd op de onderwijseenheden van de oude masteropleiding. Nieuw is dat studenten ook vakspecialistische onderwijseenheden bij een van de vijf Europese partners kunnen volgen, waardoor het aanbod enorm is toegenomen en er meer mogelijkheden tot specialisatie zijn. Omdat het voor de studenten die de opleiding met werk en een gezin combineren, niet realistisch is om in het buitenland te studeren, zijn er plannen om online modulen te ontwikkelen, waardoor een verblijf in het buitenland tot één of twee weken beperkt kan blijven. Het was het panel opgevallen dat bij de vakspecialistische onderwijseenheden van Inholland het onderdeel echografisch onderzoek sterk is vertegenwoordigd. Nucleaire geneeskunde ontbreekt geheel, waarmee een belangrijk deel van de medische beeldvorming wordt gemist. Het management gaf tijdens het gesprek met het panel aan dat de Europese partners dit onderdeel wel aanbieden, maar dat vanuit de Nederlandse studenten (en hun werkgevers die de opleiding betalen) hier nog geen vraag naar is. Het programma is echter modulair van opzet, waardoor nucleaire geneeskunde zonder problemen opgenomen kan worden zodra er bij studenten daaraan behoefte is. Een ander punt dat het panel heeft opgemerkt, is de geringe aandacht voor implementatie van vernieuwingen, terwijl van de afgestudeerden wordt verwacht dat zij een innovatieve rol in de beroepspraktijk gaan vervullen. Implementatie vereist specifieke vaardigheden, die naar het oordeel van het panel meer expliciet in het programma aan bod zouden moeten komen. Bij de vakspecialistische onderwijseenheden wordt uitgegaan van authentieke beroepssituaties en casussen uit de praktijk, die ook door de studenten vanuit hun eigen werksituatie worden ingebracht. Voor de meeste vakspecialistische onderwijseenheden moet de student over een werk- of stageplek beschikken, waar zij opdrachten uitvoeren en de vaardigheden verder ontwikkelen die in de practica aan bod zijn gekomen. De derde lijn in het programma is leren en vernieuwen, waar het traject Persoonlijke Professionele Ontwikkeling (PPO) op stuurt. In dit traject wordt aandacht besteed aan zelfreflectie, rolontwikkeling, schrijven en presenteren. Het doel van dit traject is dat de student zelfinzicht ontwikkelt en werkt aan zijn ontwikkeling als persoon en professional


–

–

–

–

middels het opstellen van een persoonlijk ontwikkelplan en actieplan, het samenstellen van een portfolio, studiegroepen waarin voortgang en problemen worden besproken, en workshops over onder meer schrijven en presenteren (overdragen van onderzoeksresultaten). Workshops worden ook op aanvraag georganiseerd, bijvoorbeeld een workshop Engelse schrijfvaardigheid. Het panel heeft de literatuurlijst bestudeerd en vindt deze passend, voldoende internationaal georiënteerd en van het gewenste niveau. Via de mediatheek hebben studenten toegang tot een groot aantal wetenschappelijke tijdschriften. Om het programma in de uitvoering actueel te houden wordt een groot aantal externe docenten uit de beroepspraktijk, veelal op PhD-niveau (zie standaard 9), ingezet voor een college of workshop. Zij kunnen de nieuwste ontwikkelingen in het onderwijs inbrengen. De opleiding is verbonden met het lectoraat Medische Technologie van de hogeschool, dat relaties onderhoudt met zorginstellingen en het bedrijfsleven en bijdraagt aan de wetenschappelijke vorming van de student. Dit lectoraat ontwikkelt en actualiseert mede vakspecialistische onderwijseenheden en is betrokken bij het onderzoeksproject waarmee de student afstudeert. Het lectoraat beoordeelt of het onderzoeksonderwerp actueel en vernieuwend is, gericht op het vinden of implementeren van nieuwe kennis of het oplossen van een praktijkprobleem. Het onderzoeksvoorstel dient mede te worden geaccordeerd door het lectoraat, dat vooral let op wetenschappelijke verantwoording en onderzoeksmethodiek. Ook wordt het lectoraat ingeschakeld om studenten bij de voorbereiding en uitvoering van het onderzoek te begeleiden en de afstudeerscriptie te beoordelen. De opleiding laat zich door de praktijk adviseren via een Raad van Advies (RvA) en drie werkveldcommissies. De RvA (minimaal vijf leden uit o.a. beroepsverenigingen, industrie, alumni) adviseert met name op het vlak van strategie en beleid, maar ook aangaande de samenstelling en inhoud van het programma, de beoogde eindkwalificaties en het niveau van afstudeeronderzoek. De drie werkveldcommissies bestaan uit expert beroepsbeoefenaren, praktijkopleiders en leidinggevenden voor de gebieden medische beeldvorming, radiotherapie en echografie. Zij dragen bij aan de actualisering van het programma door het signaleren van trends.

Overwegingen De innovatieve rol die de master MBB in de beroepspraktijk moet vervullen, komt in het programma duidelijk tot uitdrukking, al zou de implementatie van innovaties explicieter aan bod kunnen komen. Het panel is van oordeel dat het programma voldoende aandacht besteedt aan beroepsspecifieke kennis en vaardigheden en onderzoeksvaardigheden. De studenten hebben ruime keuze om zich in een deelgebied te specialiseren op expertniveau. Door de modulaire opzet van het programma kan snel een nieuw vakspecialistisch onderdeel worden toegevoegd als het werkveld daarom vraagt. Verbinding met de praktijk wordt gelegd via casuïstiek, praktijkopdrachten en externe docenten. Het programma is internationaal georiënteerd, mede door de samenwerking met Europese partners. De eisen die aan het afstudeeronderzoek worden gesteld, voldoen aan het masterniveau. De afstudeerscriptie wordt in het Engels geschreven. De studenten worden in voldoende mate voorbereid op het doen van onderzoek via de twee verplichte onderwijseenheden en onderdelen van vakspecialistische eenheden, terwijl twee workshops zijn gericht op het overdragen van onderzoeksresultaten. Het niveau en de actualiteit van het programma worden geborgd door de betrokkenheid van het lectoraat, de vele externe docenten en het structureel overleg met het werkveld. Conclusie: voldoende

pagina 12


4.2.2

Standaard 3 De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de beoogde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen In de Onderwijs- en examenregeling, artikel 14, is in een tabel voor alle onderwijseenheden aangegeven welke subcompetenties ermee ontwikkeld worden. De opleiding heeft daarnaast voor elke onderwijseenheid in een competentieprofiel aangegeven welke competenties aan de orde zijn, welke leerdoelen ervan zijn afgeleid en hoe er wordt getoetst. Verder heeft de opleiding als bijlage van het informatiedossier een overzicht opgenomen van alle onderwijseenheden, met een korte beschrijving van de inhoud, aantal EC, doelen, leeropbrengsten, werkvormen, verplichte en aanbevolen literatuur en wijze van toetsen. Op basis van deze stukken heeft het panel vastgesteld dat alle (sub)competenties aan bod komen en adequaat vertaald zijn naar leerdoelen. Als opleidingsmodel is gekozen voor het Angelsaksisch model: verplichte onderwijseenheden die garant staan voor wetenschappelijke vorming en de ontwikkeling van een reflectieve, kritische en onderzoekende houding, naast een groot aantal vakspecialistische onderwijseenheden, deels door de Europese partners aangeboden en gerelateerd aan de specialisaties in de werkvelden medische beeldvorming en radiotherapie, waaruit de student een keuze maakt. Voor dit model is gekozen vanwege de flexibiliteit die het de doelgroep van werkende studenten biedt. Niet alleen masterstudenten, maar ook deelnemers van het post-hbo onderwijs volgen vakspecialistische onderwijseenheden, hetgeen leidt tot deelcertificaten. De leerstof van de vakspecialistische onderwijseenheden is niet concentrisch opgebouwd, maar deze onderwijseenheden kunnen onafhankelijk van elkaar worden gevolgd. De student kiest, in overleg met zijn begeleider, de onderwijseenheden die passen bij de functie die hij wil gaan bekleden. De student studeert af met het uitstroomprofiel Medical Imaging of Radiation Oncology en specialiseert zich in een specifiek gebied van een van deze domeinen. Minimaal 20 EC aan vakspecialistische onderwijseenheden, het onderzoeksonderwerp bij de onderwijseenheid Medical Imaging / Radiation Oncology in a European Context en het onderzoeksonderwerp bij het afstuderen moeten gericht zijn op het uitstroomprofiel. Verder is een belangrijk uitgangspunt dat met het programma van de student alle competenties worden ontwikkeld en getoetst. De opleiding, c.q. de begeleider van de student en de examencommissie, bewaakt dit via de matrix behaalde competenties. Hierin geeft de student na elk semester aan welke resultaten zijn behaald. Ook houdt de student een portfolio bij. De voortgang wordt elk semester met de begeleider besproken. De opleiding baseert zich op het kaderdocument De kracht van de professionele masteropleiding, waarin Hogeschool Inholland haar visie op professioneel masterschap heeft verwoord. Hierin worden drie kenmerken van professioneel masterschap onderscheiden. Deze kenmerken worden aangestuurd door de programmalijnen die bij standaard 2 zijn besproken. – praktijkgericht onderzoeken en ontwerpen: de twee onderwijseenheden Research Methods en Medical Imaging / Radiation Oncology in a European Context en het afstudeeronderzoek (verplicht); – beroepsbekwaam handelen op expertniveau: vakspecialistische onderwijseenheden (keuze van minimaal vier uit het aanbod);

pagina 13


– leren en vernieuwen: het traject Persoonlijke Professionele Ontwikkeling (verplicht). Het traject Persoonlijke Professionele Ontwikkeling verbindt de drie kenmerken van professioneel masterschap. Ook bij het afstudeeronderzoek komen de drie kenmerken van het professioneel masterschap samen. De student moet hiermee aantonen dat hij beroepsbekwaam kan handelen, kan onderzoeken en ontwerpen en kan vernieuwen. Overwegingen Het panel is van oordeel dat het programma past bij de competenties en dat de competenties adequaat zijn vertaald naar leerdoelen. De hogeschool heeft een duidelijke visie op professioneel masterschap. De kenmerken van professioneel masterschap heeft de opleiding uitgewerkt in drie programmalijnen. Deze zorgen ervoor dat de studenten alle competenties kunnen verwerven. De drie programmalijnen zorgen tevens voor inhoudelijke samenhang. Conclusie: voldoende 4.2.3

Standaard 4 De vormgeving van het programma zet aan tot studeren en biedt studenten de mogelijkheid om de beoogde eindkwalificaties te bereiken. Bevindingen De opleiding heeft het didactisch concept uitgewerkt aan de hand van de drie kenmerken van professioneel masterschap (zie standaard 3). De gehanteerde werkvormen zijn: colleges, zelfstudie, onderwijsleergesprekken, practica, opdrachten, leren in de praktijk, workshops, discussiegroepen en individuele begeleidingsmomenten. Doorslaggevend voor beroepsbekwaam handelen op expertniveau is het vermogen om kennis, vaardigheden en professioneel gedrag te integreren om zo zelfstandig beroepsproblemen te kunnen oplossen. Uitgangspunt is dat ontwikkeling van kennis en vaardigheden moet worden gezien in de context van de beroepspraktijk. Daarom wordt bij het aanbieden van kennis veelal uitgegaan van authentieke beroepssituaties. De vaardigheden worden getraind via begeleide practica en verder ontwikkeld door te oefenen in de praktijk, zodat ook hier wordt gewerkt vanuit de beroepssituatie. Tevens maakt een professionele houding deel uit van de beroepbekwaamheid, die de student ontwikkelt door onderzoekend, zelfsturend en reflecterend leren. Onderzoekend leren wil zeggen dat de student de beroepswerkelijkheid niet louter als een gegeven accepteert, maar hem met kritisch vragen benadert en zoekt naar evidence (het best mogelijke bewijs). Ook bij praktijkgericht onderzoek en ontwerpen is onderzoekend leren van belang. Onderzoekend leren wordt dan ook opgevat als het verwerven van wetenschappelijke competenties, onder meer voor het uitvoeren van wetenschappelijk praktijkgericht onderzoek om vragen uit de praktijk tot een oplossing te brengen. Hiertoe ontwikkelen studenten onderzoeksmethodologische en epidemiologische vaardigheden, maken zij continu gebruik van wetenschappelijke literatuur en voeren zij klein en grootschaliger onderzoek uit. Het zelfsturend en reflecterend leren richt zich op leren en vernieuwen. De student maakt zich een attitude van life long learning eigen, waarmee hij er steeds op uit is zijn eigen beroepsmatig handelen verder te verbeteren en binnen zijn beroepsomgeving aan te sturen op een permanent leer- en vernieuwingsproces. Hij maakt de ontwikkeling door van bachelor naar professionele master, hetgeen hem in staat stelt om binnen de organisatie

pagina 14


een nieuwe positie in te nemen, veranderingen in gang te zetten en bij te dragen aan de implementatie daarvan. Deze rol- en beroepsontwikkeling wordt ondersteund door het programmaonderdeel Persoonlijke Professionele Ontwikkeling, dat als een rode draad door de hele opleiding loopt. De werkvormen hierbij zijn individuele begeleidingsmomenten, workshops en studiegroepen. Overwegingen De opleiding heeft het didactisch concept uitgewerkt in overeenstemming met de drie onderscheiden programmalijnen en de competenties die daarmee worden ontwikkeld. Daarbij worden passende werkvormen gehanteerd, die voldoende gevarieerd zijn. Conclusie: voldoende 4.2.4

Standaard 5 Het programma sluit aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. Bevindingen In de Onderwijs- en examenregeling (artikel 3) en het document Aanmelding en intakeprocedure zijn de toelatingseisen opgenomen. Deze zijn: – een afgeronde bacheloropleiding; – de vooropleiding en/of de huidige werkzaamheden staan in relatie tot medische beeldvorming en/of radiotherapie; – minimaal twee jaar werkervaring in het domein medische beeldvorming of radiotherapie; – voor een aantal vakspecialistische onderwijseenheden is de beschikking van een werkplek of stageplek verplicht. De instroom zal voornamelijk uit bacheloropgeleiden bestaan met een diploma Medische Beeldvorming en Radiotherapie (MBRT), die op dit terrein werkzaam zijn in ziekenhuizen of industrie. Het gaat dan in het algemeen om werkende volwassenen die een carrièrestap willen maken. Kandidaten die geen bacheloropleiding hebben afgerond, maar een inservice opleiding tot radiodiagnostisch laborant, radiotherapeutisch laborant of nucleair medisch werker, worden in de gelegenheid gesteld om door middel van bewijsstukken aan te tonen dat zij over hbo-kwalificaties beschikken. Of de kandidaat voldoet aan de toelatingseisen, wordt bepaald met een intakeprocedure. Allereerst wordt met de aspirant student het gewenste uitstroomprofiel besproken, evenals de voorlopige keuze van de vakspecialistische onderwijseenheden en de beschikbaarheid van een stage- of werkplek als deze is vereist. Vervolgens beoordeelt de examencommissie aan de hand van het portfolio van de aspirant student of wordt voldaan aan de toelatingseisen en de eisen van het beoogde uitstroomprofiel, waarbij eventueel aanvullende informatie wordt ingewonnen. Daarnaast biedt de opleiding kandidaten de mogelijkheid om deficiënties weg te werken. Dit geldt bijvoorbeeld voor inservice opgeleiden die deficiënties hebben op het gebied van echografie. Het panel beoordeelt de toelatingsprocedure als zorgvuldig. Niettemin is studie, werk en gezin altijd een lastige combinatie, zeker bij een masteropleiding van 90 EC. De opleiding heeft aangegeven dat studenten van de oude masteropleiding (65 EC) gemiddeld 3,5 à 4 jaar over de studie doen. Daarom adviseert het panel om in het intakegesprek ook aandacht

pagina 15


te besteden aan de zwaarte van het programma, zodat aspirant studenten reële verwachtingen hebben van de benodigde tijdsinvestering. Overwegingen Het panel is van oordeel dat de toelatingseisen een gewenst startniveau garanderen en dat de opleiding een adequate toelatingsprocedure volgt. Deze procedure zou nog effectiever zijn als de zwaarte van het programma onderdeel is van het intakegesprek. Conclusie: voldoende 4.2.5

Standaard 6 Het programma is studeerbaar. Bevindingen De meeste onderwijseenheden hebben een looptijd van één semester, enkele beslaan twee semesters. De studielast per onderwijseenheid is meestal 10 EC. Per onderwijseenheid is voor studenten aangegeven (in de studiegids en studiehandleidingen) wat de studielast is en hoe deze is verdeeld over contacturen, zelfstudie en het uitvoeren van opdrachten. Het aantal contacturen is gemiddeld 60 per 10 EC. De studielast is onderwerp van de evaluatie die na elk semester wordt uitgevoerd. De opleiding heeft flexibiliteit in het programma ingebouwd, waardoor de student tot op zekere hoogte zelf de studielast kan bepalen. Allereerst kunnen studenten, binnen grenzen, hun studietempo zelf bepalen. Het programma kan in drie jaar, 30 EC per jaar, worden afgerond, waarvoor een inzet van 20 uur per week nodig is, maar de maximale studieduur is vastgesteld op vijf jaar. De student bepaalt, in overleg met zijn begeleider, welke en hoeveel onderwijseenheden hij in een semester wil volgen. Ook kan de student zelf de volgorde van de te volgen onderwijseenheden bepalen, met uitzondering van het afstudeeronderzoek, waarmee pas kan worden begonnen nadat de verplichte onderwijseenheden en minimaal 30 EC van de vakspecialistische onderwijseenheden zijn behaald. Wanneer bijzondere persoonlijke omstandigheden de studeerbaarheid negatief beïnvloeden, kan de examencommissie beslissen om gestelde deadlines voor het inleveren van producten en het doen van toetsen uit te stellen en om eventueel de maximale opleidingsduur met één jaar te verlengen. De procedure is beschreven in de Onderwijs- en examenregeling, artikel 11. De student maakt dan, in overleg met zijn persoonlijke begeleider, een actieplan om de vertraging te beperken. Hogeschool Inholland heeft diverse regelingen en voorzieningen voor studenten met een functiebeperking, waarbij het begrip functiebeperking breed is gedefinieerd. Informatie hierover is vastgelegd in de brochures Een functiebeperking hoeft geen studiebeperking te zijn (2009) en Studeren met een functiebeperking, handleiding voor docenten en studieloopbaanbegeleiders (2009). De studentendecaan bespreekt met de student wat mogelijk is en waar de student het meeste baat bij heeft. Overwegingen Het studietempo is flexibel (drie tot vijf jaar en eventueel zes jaar bij bijzondere omstandigheden) en de studiebelasting kan de student voor een groot deel zelf bepalen, waarmee de opleiding maatwerk heeft gerealiseerd. Met periodieke evaluaties controleert de opleiding per onderwijseenheid of de geschatte studielast in overeenstemming is met de reële studielast. Daarnaast heeft de hogeschool een uitgebreid pakket maatregelen voor

pagina 16


studenten met een functiebeperking. Het panel is van oordeel dat de opleiding hiermee voldoende maatregelen heeft genomen om factoren die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk weg te nemen. Conclusie: voldoende 4.2.6

Standaard 7 De opleiding voldoet aan wettelijke eisen met betrekking tot de omvang en de duur van het programma. Bevindingen De masteropleiding heeft een maximale duur van vijf jaar en een omvang van 90 EC. Overwegingen De opleiding voldoet aan de wettelijke eisen voor de omvang en de duur van het programma. Conclusie: voldoende

4.3 4.3.1

Personeel Standaard 8 De opleiding beschikt over een doeltreffend personeelsbeleid. Bevindingen Het hogeschoolbrede personeelsbeleid is uitgewerkt in een personeelsbeleidplan voor het domein Gezondheid, Sport en Welzijn, dat weer is vertaald naar een personeelsbeleidsplan voor de opleidingen. De hogeschool heeft functieprofielen met resultaatgebieden opgesteld en per docentrol (expert, ontwikkelaar, onderzoeker, studieloopbaanbegeleider, tutor, toetsontwikkelaar, assessor en coördinator) de belangrijkste competenties aangegeven. Om zicht te krijgen op de (ontwikkeling van) competenties van medewerkers en de noodzaak van scholing wordt een gesprekscyclus gehanteerd: een gesprek over het persoonlijk opleidingsplan van de medewerker, waarin ontwikkelen resultaatafspraken worden gemaakt; een functioneringsgesprek, waarin de voortgang van de afspraken en het functioneren worden besproken; en een beoordelingsgesprek, dat weer zijn neerslag vindt in het persoonlijk opleidingsplan van de medewerker. Evaluatie van docenten, ook van externe docenten, is onderdeel van de periodieke evaluaties van onderwijseenheden. Jaarlijks wordt een scholingsplan vastgesteld, gericht op de opleidingsdoelen of de individuele scholingsbehoeften. Overwegingen De hogeschool heeft vastgelegd over welke competenties docenten moeten beschikken. De opleiding heeft zicht op de competenties van docenten via evaluaties en de gesprekscyclus. Hieraan worden scholings- en resultaatafspraken verbonden waardoor docenten hun vakexpertise en didactische vaardigheden op peil houden. Het personeelsbeleid is daarmee voldoende effectief. Conclusie: voldoende

pagina 17


4.3.2

Standaard 9 Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen De masteropleiding, evenals de bacheloropleiding en een aanbod van post-hbo onderwijs op het gebied van medische beeldvorming en radiotherapie (MBRT), wordt verzorgd door het paramedisch cluster van het domein Gezondheid, Sport en Welzijn van Hogeschool Inholland. De hiërarchische lijn loopt van de clustermanager naar de programmacoördinator van de masteropleiding, die verantwoordelijk is voor de uitvoering en verdere ontwikkeling van het totale onderwijsprogramma. Voor de research en generieke masteronderdelen, de vakspecialistische onderdelen echografie, de vakspecialistische onderdelen medische beeldvorming en de vakspecialistische onderdelen radiotherapie zijn unitleiders aangesteld. Daarnaast heeft elke onderwijseenheid een docent-coördinator. In het managementteam wordt beleid geformuleerd en worden besluiten genomen met betrekking tot de inhoud en organisatie van het masteronderwijs. Het team wordt ondersteund door een onderwijskundige en kwaliteitszorgmedewerker. Wat de docenten betreft wordt onderscheid gemaakt tussen het kernteam, interne kerndocenten en externe docenten. Het kernteam bestaat uit vier leden, die mede verantwoordelijk zijn voor het vaststellen en uitvoeren van beleid voor het masteronderwijs en ook delen van het onderwijs verzorgen. Een mastergraad is verplicht voor kernteamleden. Eén kernteamlid heeft geen mastergraad. Dit betreft een zeer ervaren docent, die in 2012 met pensioen gaat, waarna een docent wordt gezocht met een mastergraad en de nodige onderwijs- en onderzoekservaring. De kernteamleden hebben jarenlang ervaring opgedaan met het ontwikkelen en uitvoeren van masteronderwijs en het begeleiden van masterstudenten bij hun afstudeeronderzoek. Daarnaast heeft de opleiding zestien interne kerndocenten, die veelal vakspecifiek onderwijs verzorgen en ook onderdelen van het programma coördineren. Van hen hebben vijf een masteropleiding en zes een PhD. Alle docenten - kernteam en kerndocenten - hebben een didactische opleiding en hebben expertise in het vak waarin zij onderwijs verzorgen, zo blijkt uit het personeelsoverzicht. Tijdens het locatiebezoek is gebleken dat docenten die als procesbegeleider betrokken zijn bij afstudeeronderzoek, wel onderzoekservaring hebben maar momenteel niet actief zijn als onderzoeker. Wel hebben afstudeerders ook een inhoudelijke begeleider (in de praktijk) die gepromoveerd moet zijn. Het panel vindt echter ook voor procesbegeleiders extra onderzoekservaring gewenst, omdat inhoud en proces bij het doen van onderzoek nauw verweven zijn. De opleiding lijkt deze weg in te willen slaan. Zij streeft ernaar om de kerndocenten, die nu zijn ingedeeld in functieprofiel docent 1, in te delen in het recent ontwikkelde functieprofiel docent expert. Volgens dit functieprofiel draagt de docent 'zeer specialistische en/of innovatieve kennis over aan studenten, waarbij deze kennis rechtstreeks wordt binnengebracht vanuit de wetenschap en/of het beroepsveld, met een excellente positie op het gebied van kennisontwikkeling op het terrein van de gevraagde expertise dan wel opgedaan in wetenschappelijk onderzoek'. De externe docenten zijn vakexperts/specialisten die werkzaam zijn in het vakgebied. Het gaat om ruim zestig externe docenten, die voor enkele uren op een deelgebied worden ingezet bij de vakspecialistische onderwijseenheden, zowel praktijk als theorie.

pagina 18


Praktijklessen worden veelal verzorgd door post-hbo opgeleide experts MBB, theorielessen door medisch specialisten met een MSc- of PhD-graad. Een groot deel van hen is in de voorgaande jaren al ingeschakeld voor de masteropleidingen en het post-hbo programma MBRT. Ook externe docenten moeten didactisch vaardig zijn. Zij kunnen gratis cursussen volgen voor het ontwikkelen van didactische vaardigheden. Het grote aantal van ruim zestig externe docenten is het gevolg van het beleid om per deelgebied specifieke expertise in te huren. Ook het aantal van twintig kerndocenten is relatief groot. In het gesprek met het panel heeft het opleidingsmanagement aangegeven dat de structuur van programmacoördinator, kernteam, unitleiders en coördinatoren per onderwijseenheid zorgt voor afstemming en overleg. De coördinatoren van de onderwijseenheden zijn belast met het aansturen van bij hun onderwijseenheid betrokken (externe) docenten. Overwegingen Het panel beoordeelt de kwaliteit van het docententeam als voldoende om het masteronderwijs te kunnen ontwikkelen en uitvoeren. Ook deskundigheid voor het begeleiden van afstudeerders is in het team voldoende aanwezig. De begeleiding zou echter sterk aan kwaliteit winnen als docenten in hun rol van procesbegeleider meer onderzoekservaring hebben en zelf actief in onderzoek zijn. Positief is het panel over de inzet van experts uit de beroepspraktijk en het vakgebied. In de organisatiestructuur zijn taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden duidelijk belegd. Conclusie: voldoende 4.3.3

Standaard 10 De omvang van het personeel is toereikend voor de realisatie van het programma. Bevindingen De opleiding verwacht een instroom van vijftien studenten bij de start van het programma en een groei van de instroom tot twintig studenten. De opleiding werkt niet met een docent-studentratio voor het bepalen van de formatie voor de gehele masteropleiding. Per onderwijseenheid wordt het aantal docenturen bepaald. De formatie bij de opleiding is in 2011-2012 ongeveer 3 fte: 2 fte kernformatie en 1 fte externe docenten (exclusief uren voor overleg, deelname aan commissies en dergelijke). Deze formatie betreft niet alleen de oude masteropleiding (negen studenten), maar ook circa 200 deelnemers aan het post-hbo onderwijs die samen met de masterstudenten vakspecialistische onderwijseenheden volgen. De lector is opgenomen in de formatie van de interne kerndocenten, maar slechts voor 0,08 fte (circa 3 uur per week). Het panel vroeg zich af of dit niet te weinig is, aangezien het lectoraat een relatief grote rol wordt toegekend in de onderwijsuitvoering, met name ten aanzien van het afstudeeronderzoek (zie standaard 2). In het gesprek met het panel gaf het opleidingsmanagement aan dat 0,08 fte genoeg is gezien het geringe aantal studenten, maar dat de formatie uitgebreid moet worden als het aantal studenten zou toenemen. Een andere mogelijkheid is naar het oordeel van het panel dat het lectoraat meer de focus richt op het professionaliseren van docenten in het begeleiden en beoordelen van afstudeerders.

pagina 19


Overwegingen Het panel acht de omvang van het docententeam toereikend om het onderwijs te realiseren. Wel adviseert het panel te bewaken dat het lectoraat voldoende tijd krijgt toebedeeld voor zijn betrokkenheid bij de onderwijsuitvoering of om de taken van het lectoraat naar een hoger niveau te brengen: de docenten professionaliseren in het begeleiden en beoordelen van afstudeerders. Conclusie: voldoende

4.4 4.4.1

Voorzieningen Standaard 11 De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend voor de realisatie van het programma. Bevindingen De opleiding beschikt op de locatie Haarlem over verschillende onderwijsruimten, die vrijwel allemaal zijn voorzien van een computer, beamer en projectiescherm. Op aanvraag kunnen docenten en studenten beschikken over andere apparatuur, zoals video/dvd-afspeel- en opnameapparatuur. De onderwijsruimten worden gebruikt voor vaardigheidstrainingen, presentaties, workshops, lezingen, zelfstudie en intervisie. Daarnaast is er een skillslab die voor vakspecialistische onderwijseenheden wordt gebruikt, met bijvoorbeeld apparatuur en software met betrekking tot echografie, computertomografie en mammografie. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel vastgesteld dat de skillslab goed is geoutilleerd. De beschikking over actuele apparatuur heeft de opleiding ook via de bedrijven die workshops verzorgen. Tevens kunnen studenten actuele apparatuur gebruiken doordat een aantal onderwijsonderdelen wordt verzorgd op de afdeling Radiotherapie van het NKI AvL en het VU Medisch Centrum. Het gebouw heeft meerdere computerruimtes met een internetaansluiting. Ook kunnen studenten via het draadloos netwerk hun eigen laptop aansluiten op internet. Studenten kunnen inloggen, ook vanuit huis, op de digitale leeromgeving Blackboard en op de speciale webserver voor digitale medische beelden en voor treatment planning. De locatie heeft een servicedesk waar studenten en docenten terecht kunnen met vragen over ict en audiovisuele middelen. De mediatheek biedt toegang tot belangrijke databases als CINAHL, Wiley, Science Direct The Cochrane Library en MedLine, die ook vanuit huis voor studenten en docenten bereikbaar zijn. Het panel heeft de volledige lijst van databases ingezien en beoordeelt de beschikbaarheid van wetenschappelijke literatuur als afdoende. Overwegingen De onderwijsruimten en computerruimten, de beschikbaarheid van apparatuur en software en de mediatheek beoordeelt het panel als toereikend voor de realisatie van het programma. Conclusie: voldoende

pagina 20


4.4.2

Standaard 12 De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten bevorderen de studievoortgang en sluiten aan bij de behoefte van studenten. Bevindingen Elke student heeft vanaf de start een persoonlijke begeleider (een kerndocent van de opleiding), die het eerste aanspreekpunt is voor studieproblemen en studiebelemmerende factoren, die elk semester voortgangsgesprekken met de student voert en die het portfolio van de student (in het kader van persoonlijke professionele ontwikkeling) beoordeelt. De student kan altijd een extra gesprek met zijn begeleider aanvragen. Ook in een (begeleide) studiegroep bespreekt de student zijn studievoortgang en eventuele problemen. Voor specifieke zaken met betrekking tot een onderwijseenheid kan de student terecht bij de coördinator van de betreffende onderwijseenheid. Op lesdagen zijn altijd de coördinatoren aanwezig van de onderwijseenheden die op dat moment worden verzorgd. Bij het uitvoeren van het afstudeeronderzoek krijgt de student een procesbegeleider (van de opleiding) en een inhoudelijke begeleider (in de praktijk). Voor informatievoorziening en communicatie is Blackboard het platform, dat ook als digitale leeromgeving wordt gebruikt. Informatie die studenten op Blackboard kunnen vinden zijn onder meer: onderwijs- en examenregeling, studiegids, studiehandleidingen, boekenlijst, onderwijsmateriaal, jaarrooster en roosters van onderwijseenheden. De communicatie verloopt ook via e-mail en de Inholland insite (voor hogeschoolbrede regelingen en procedures). Iedere student krijgt een e-mail- en inlogaccount. Over toetsresultaten wordt de student schriftelijk geïnformeerd. Na elk semester ontvangt de student een overzicht van de tot dan toe behaalde resultaten. Overwegingen De opleiding heeft verschillende begeleidingsvormen gerealiseerd, zowel inhoudelijk als procesmatig, en houdt daarmee goed zicht op de studievoortgang van studenten. Via Blackboard, e-mail en de Inholland site worden studenten in voldoende mate geïnformeerd over opleidingsinhoudelijke, procedurele en praktische zaken. Conclusie: voldoende

4.5 4.5.1

Kwaliteitszorg Standaard 13 De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Bevindingen Het kwaliteitsbeleid van de opleiding is gebaseerd op het Handboek Kwaliteitszorg van het domein Gezondheid, Sport en Welzijn van de hogeschool. Hierin is aangegeven hoe de pdca-cyclus wordt toegepast, welke streefdoelen worden gehanteerd, welke evaluaties worden uitgevoerd en in welke frequentie, en wie verantwoordelijk is voor de analyse. Elke onderwijseenheid wordt schriftelijk geëvalueerd onder studenten met betrekking tot inhoud en niveau van het onderwijsprogramma, toetsing, studeerbaarheid, docenten en voorzieningen. Jaarlijks wordt het totale programma onder studenten geëvalueerd op de punten samenhang, coaching en begeleiding, professionele persoonlijke ontwikkeling en studievoortgang.

pagina 21


De aansluiting van de opleiding bij de beroepspraktijk en de gerealiseerde eindkwalificaties worden eenmaal per vijf jaar geëvalueerd onder alumni en werkgevers (leidinggevenden van afgestudeerden). Onder medewerkers vindt jaarlijks een medewerkerstevredenheidsonderzoek plaats. Afhankelijk van het type evaluatie worden de resultaten geanalyseerd door de clustermanager, programmacoördinator of coördinator van de onderwijseenheid, die voorstellen doen voor verbeteringen. De analyses van de evaluaties onder alumni en werkgevers komen ook ter sprake in het jaarlijkse overleg met de Raad van Advies, die adviseert over eventuele aanpassingen. Het managementteam stelt vast welke aanpassingen worden doorgevoerd en geeft opdracht voor de uitvoering. De opleiding hanteert als streefwaarden in evaluaties: minimaal 3,5 op een vijfpuntsschaal en minimaal 7 op een tienpuntsschaal. Afwijkingen in negatieve zin worden beschouwd als knelpunt. De opleiding verzamelt managementinformatie over de gerealiseerde rendementen, waarvoor de volgende streefcijfers worden gehanteerd: - instroom: 15 studenten - uitval: minder dan 10% - diplomarendement na drie jaar: 70% - diplomarendement na vijf jaar: 90%. Overwegingen Het onderwijs wordt op alle belangrijke onderdelen (programma, toetsing, studeerbaarheid, docenten, voorzieningen, aansluiting bij de beroepspraktijk en gerealiseerde eindkwalificaties) periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van streefcijfers. Het hele proces van evaluaties tot verbetermaatregelen is vastgelegd, waarmee de pdca-cyclus is geborgd. Met betrekking tot rendementen, waarvoor ook streefcijfers zijn bepaald, wordt managementinformatie verzameld. Conclusie: voldoende

4.5.2

Standaard 14 Bij de interne kwaliteitszorg zijn de opleidings- en examencommissie, medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen Uit de beschrijving bij standaard 13 blijkt dat studenten, medewerkers, alumni en het afnemende beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg worden betrokken via periodieke evaluaties. Daarnaast zijn deze groepen vertegenwoordigd in commissies die een rol hebben in kwaliteitsbewaking: curriculumgroep (docenten), examencommissie (docenten), opleidingscommissie (docenten en studenten), werkveldcommissies en Raad van Advies (afnemend beroepenveld en alumni), en de programme committee (kwaliteitsmedewerkers van de opleidingen in het Europees consortium). De curriculumgroep is verantwoordelijk voor de kwaliteitsbewaking van de afzonderlijke onderwijseenheden en de samenhang daartussen. Zij draagt bij aan de ontwikkeling van het

pagina 22


programma en de toetsing, inclusief de beoordelingscriteria, en bewaakt dat het programma en de toetsen leiden tot het realiseren van de eindkwalificaties. De samenstelling en taken van de examencommissie voldoen aan de nieuwe wettelijke eisen (WHW). Dit wil zeggen dat zij onder meer de kwaliteit van de toetsing en het niveau van de eindkwalificaties bewaakt. De examencommissie stelt vast of aspirant studenten voldoen aan de toelatingseisen en bewaakt de vorderingen van de studenten. Ook controleert de examencommissie of het onderwijs dat door de buitenlandse partners wordt verzorgd, is geaccrediteerd op masterniveau. Vanwege de kleine omvang van de opleiding fungeert de examencommissie tevens als toetscommissie. Alle leden beschikken over toetsexpertise. De opleidingscommissie (minimaal vier leden) geeft advies over de onderwijs- en examenregeling, beoordeelt de uitvoering daarvan en geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de domeindirecteur of clustermanager over alle aangelegenheden die het onderwijs betreffen. De opleiding heeft minimaal eenmaal per jaar overleg met de Raad van Advies en drie werkveldcommissies over strategie en beleid, de beoogde eindkwalificaties, de inhoud van het programma, en het niveau van afstudeeronderzoek (zie ook standaard 2 en 13). Met de Europese partners is een programme committee ingesteld, die dient als evaluatiecommissie voor de gezamenlijk ontwikkelde onderwijseenheden en het curriculum als geheel. In deze commissie worden evaluatieresultaten uitgewisseld en worden verbeterpunten besproken. Overwegingen Docenten, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld zijn aantoonbaar actief betrokken bij de kwaliteitszorg via evaluaties en commissies, waaronder de examencommissie en opleidingscommissie. Conclusie: voldoende

4.6 4.6.1

Toetsing Standaard 15 De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing. Bevindingen Het toetsbeleid en toetssysteem zijn beschreven in het Opleidingsplan en de Onderwijs- en examenregeling van de opleiding. Aansluitend op het hogeschoolbrede toetsbeleid, dat is beschreven in het kaderdocument De kracht van de professionele masteropleiding, is competentiegericht toetsen het leidend principe. Uitgangspunten zijn: – na elke onderwijseenheid worden de bij de onderwijseenheid behorende competenties en daarvan afgeleide leerdoelen getoetst; – de te toetsen competenties bepalen de toetsvorm; – iedere toets is van te voren op vorm en inhoud beoordeeld door een ander dan de toetsmaker (vier ogen principe), die bekwaam en onafhankelijk is;

pagina 23


– de toetsen voldoen aan de kwaliteitseisen van validiteit, betrouwbaarheid en transparantie; – de toetsprocedure en -criteria zijn vooraf bij de student bekend. De toetsen worden ontworpen aan de hand van het toetsplan. De examencommissie bewaakt en controleert de kwaliteit en het niveau van de toetsen en de toetsregels en procedures en is eindverantwoordelijk. Alle toetsen worden door de opleiding afgenomen, ook die van vaardigheden (via een practicumtoets). De student wordt altijd individueel getoetst. Mondelinge toetsen, practicumtoetsen en het afstudeeronderzoek hebben twee beoordelaars. Evaluatie van toetsen en beoordelen is onderdeel van de onderwijsevaluaties. Voor elke onderwijseenheid heeft de opleiding in een competentieprofiel de relatie tussen competenties, leerdoelen en toetsing beschreven. Het toetsplan geeft per onderwijseenheid aan welke competenties worden getoetst en wat de toetsvorm is, de cesuur en het aantal EC. Dit overzicht is opgenomen in de studiegids en studiehandleidingen, aangevuld met de beoordelingscriteria. De curriculumgroep heeft de beoordelingscriteria ontwikkeld, in samenspraak met het werkveld (voor de practicumtoetsen) en de London South Bank University (voor de afstudeerscriptie en een aantal kennistoetsen). Voor de keuze van toetsvormen is het volgende onderscheid gemaakt op basis van de drie kenmerken van professioneel masterschap (zie standaard 3). – Voor het toetsen van competenties die horen bij 'beroepsbekwaam handelen op expertniveau', worden kennis- en vaardigheidstoetsen ingezet. Het voornaamste beoordelingscriterium bij de vaardigheidstoetsen is het beroepsmatig methodisch handelen (interpreteren van de casus, beargumenteerde keuzes onderzoeksmethode, vaardigheid en beeldherkenning). De kennistoetsen zijn toegespitst op praktijkgericht onderzoeken, ontwerpen, vernieuwen, evidence based handelen en het leggen van de relatie tussen het wetenschappelijk kader en de beroepspraktijk. Case studies, protocol reviews en het schrijven van een essay zijn hierbij de toetsvormen, met als voornaamste beoordelingscriteria kennis over het onderwerp, kritische analyse van het materiaal, logische en samenhangende argumentatie, stijl en presentatie. – De toetsing van de competenties behorende bij 'praktijkgericht onderzoeken en ontwerpen' is toegespitst op onderzoeksmethodieken, onderzoeksopzet, epidemiologie, statistische analyse, recht en ethiek en de beroepsuitoefening in de Europese context. De toetsvormen zijn het maken van een onderzoeksvoorstel, vaardigheids- en kennistoets statistische analyses, schrijven van een essay, evaluatie van wetenschappelijke literatuur en het vervaardigen van een onderzoeksverslag. – De toetsvorm bij het traject Persoonlijke Professionele Ontwikkeling, gericht op de competenties die horen bij 'leren en vernieuwen', is het portfolio van de student. De voornaamste beoordelingscriteria zijn analyse, reflectie en ontwikkeling. Onderdeel van PPO is de matrix behaalde competenties, waarin is aangegeven hoe de competenties zijn getoetst en of zij zijn verworven. Mede op basis hiervan beslist de examencommissie of de student is geslaagd. Met het afstudeeronderzoek moet de student bewijzen dat hij een innovatief onderzoek kan uitvoeren en vanuit de onderzoeksresultaten zich kan opstellen als beroepsbekwaam expert, praktijkgericht onderzoeker en vernieuwer. De voornaamste beoordelingscriteria zijn: onderzoeksvraag (duidelijk gesteld en onderbouwd); gebruik van literatuur; methodologische onderbouwing (onderzoeksmethode, dataverzameling, data-analyse);

pagina 24


presentatie van resultaten (logische opbouw, kritische analyse); conclusies en aanbevelingen; algemene presentatie (stijl, taalgebruik). Omdat de nieuwe masteropleiding deels is gebaseerd op de oude masteropleidingen, heeft het panel zes afstudeerscripties van de oude opleiding bestudeerd. Het panel is kritisch over de scripties en de beoordeling daarvan. De rapportage voldoet niet aan de criteria voor bronverwijzing en -vermelding, presenteren van onderzoeksresultaten in tabellen en grafieken, taalgebruik en omvang. Het panel kan zich niet altijd vinden in de beoordeling en zou zelf een lager of hoger cijfer hebben gegeven. Het panel heeft de indruk dat bij een aantal scripties (ten onrechte) het proces is meegewogen bij de eindbeoordeling. De toelichting op de beoordeling is in alle gevallen onvoldoende. De studentenhandleiding voor het afstudeeronderzoek in de nieuwe masteropleiding ziet er echter goed uit. Dit geldt ook voor het daarin opgenomen beoordelingsformulier, waarin de beoordelingscriteria en weging zijn aangegeven en per beoordelingscriterium ruimte is gelaten voor motivatie van de beoordeling. De studentenhandleiding geeft de student duidelijke instructies ten aanzien van de onderzoeksfasen en de rapportage en geeft ook voldoende informatie over de procedures en de begeleiding. Uit de handleiding blijkt dat bij het vaststellen van zowel het onderzoeksonderwerp als het onderzoeksvoorstel de student goedkeuring van de opleiding nodig heeft om verder te mogen gaan. Hierbij is het lectoraat betrokken (zie ook standaard 2). In een vroeg stadium kan daardoor het onderzoek worden bijgestuurd om op het gewenste eindniveau uit te komen. Voor het onderzoeksvoorstel, dat de student voor een commissie moet presenteren, is vereist dat de nodige literatuur is bestudeerd en een realistisch werkplan is gemaakt. Na toestemming om met het onderzoek te starten, krijgt de student een interne procesbegeleider en een externe inhoudelijke begeleider. Ten opzichte van de oude masteropleiding worden studenten ook beter voorbereid op het doen van onderzoek met de verplichte research en mastergenerieke onderwijseenheden en onderdelen van de vakspecialistische onderwijseenheden. Ook krijgen zij workshops in het rapporteren over en presenteren van onderzoeksresultaten. Overwegingen Het panel beoordeelt het toetsbeleid en het toetssysteem van de opleiding als goed. Dit geldt ook voor de uitgewerkte toetsen die het panel heeft kunnen inzien. Voor de toetsen zijn kwaliteitseisen geformuleerd, zij worden opgesteld aan de hand van een toetsplan, de examencommissie controleert de kwaliteit en het niveau van de toetsen. De kwaliteit wordt door regels en procedures geborgd. De toetsvormen zijn gevarieerd en passen bij de leerdoelen van de onderwijseenheden. Het werkveld is betrokken geweest bij de ontwikkeling van praktijktoetsen. De toetsing is voor studenten inzichtelijk doordat wijze van toetsen en beoordelingscriteria zijn opgenomen in de studiegids en studiehandleidingen. Het panel is kritisch over de afstudeerscripties uit de oude masteropleiding en de wijze waarop deze zijn beoordeeld. De opleiding heeft echter het afstudeerproces aanzienlijk verbeterd, met onder meer een goede studentenhandleiding en beoordelingsformulier, een voortraject met twee toetsmomenten waaraan een go/no go beslissing is verbonden en een versterkte rol voor het lectoraat. Dit geeft het panel voldoende vertrouwen dat de afstudeerscriptie en de beoordeling daarvan in de nieuwe masteropleiding aan de eisen zullen voldoen. Conclusie: voldoende

pagina 25


4.7 4.7.1

Afstudeergarantie en financiële voorzieningen Standaard 16 De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen en stelt toereikende financiële voorzieningen beschikbaar. Bevindingen Hogeschool Inholland biedt studenten de garantie dat zij het programma van de nieuwe masteropleiding volledig kunnen doorlopen. Dit heeft het management tegenover het panel bevestigd tijdens het locatiebezoek. De garantie geldt ook als de inkomsten zouden tegenvallen. Hogeschool Inholland ziet echter geen signalen waarom de instroom en dus de inkomsten in de nabije toekomst zouden dalen. Hogeschool Inholland verzorgt al jarenlang twee masteropleidingen (die overgaan in de nieuwe masteropleiding) en post-hbo onderwijs op het gebied van medische beeldvorming en radiotherapie. De instroom is steeds voldoende groot en stabiel genoeg geweest om de kosten te kunnen dragen. De omzet bij het masteronderwijs en post-hbo onderwijs medische beeldvorming en radiotherapie is de afgelopen jaren gestegen en was 580.000 euro in 2010. De kosten voor dit onderwijs werden gedekt door de inkomsten. De prognose voor 2011 is een omzet van ruim 590.000 euro, waarbij ook alle kosten worden gedekt door de inkomsten. Dit blijkt uit de begrotingscijfers, die het panel heeft kunnen inzien. Het opleidingsmanagement heeft tegenover het panel aangegeven dat de afdeling die het hbo-, post-hbo en masteronderwijs op het gebied van medische beeldvorming en radiotherapie verzorgt, financieel gezond is. De oude masteropleidingen hebben ook nooit financiële problemen opgeleverd. Masterstudenten volgen de vakspecialistische onderwijseenheden gezamenlijk met post-hbo studenten. De instroom in het post-hbo (jaarlijks ruim honderd studenten) is zo groot dat de opleiding voor de bekostiging van de vakspecialistische onderwijseenheden niet afhankelijk is van de masterstudenten. De research en mastergenerieke onderwijseenheden (hoofdzakelijk alleen door masterstudenten gevolgd) zijn ruimschoots kostendekkend bij een instroom van tien tot vijftien masterstudenten, hetgeen de prognose van de instroom is. Overwegingen De instelling garandeert dat studenten kunnen afstuderen. De financiële voorzieningen zijn toereikend. Ervaringen met de oude masteropleidingen wijzen uit dat de inkomsten de kosten dekken. Bovendien kan een eventueel tegenvallende instroom van masterstudenten worden gecompenseerd door de grote instroom van post-hbo studenten, die deels hetzelfde onderwijs als de masterstudenten volgen. Conclusie: voldoende

4.7.2

pagina 26

Algemene conclusie over de kwaliteit van de opleiding Het panel heeft de nieuwe opleiding op alle zestien standaarden als voldoende beoordeeld. Daarmee is de kwaliteit van de nieuwe opleiding voldoende.


5 Overzicht oordelen

Onderwerp

Standaarden

1 Beoogde eindkwalificaties

1. De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen 2. De oriëntatie van het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en/of de beroepspraktijk 3. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de beoogde eindkwalificaties te bereiken 4. De vormgeving van het programma zet aan tot studeren en biedt studenten de mogelijkheid om de beoogde eindkwalificaties te bereiken 5. Het programma sluit aan bij de kwalificaties van de instromende studenten 6. Het programma is studeerbaar

2 Programma

3 Personeel

4 Voorzieningen

5 Interne kwaliteitszorg

6 Toetsing 7 Afstudeergarantie en financiële voorzieningen

7. De opleiding voldoet aan wettelijke eisen met betrekking tot de omvang en de duur van het programma 8. De opleiding beschikt over een doeltreffend personeelsbeleid 9. Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma 10.De omvang van het personeel is toereikend voor de realisatie van het programma 11.De huisvesting en de materiële voorzieningen zijn toereikend voor de realisatie van het programma 12.De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten bevorderen de studievoortgang en sluiten aan bij de behoefte van studenten 13.De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen 14.Bij de interne kwaliteitszorg zijn de opleidings- en examencommissie, medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken 15.De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing 16.De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen en stelt toereikende financiële voorzieningen beschikbaar

Eindoordeel

V = voldoende O = onvoldoende

pagina 27


Oordeel V V V V V V V V V V V V V V

V V

V

6 Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter: – H.G. (Herma) Hemelt, echografist in het Medisch Spectrum Twente en bestuurslid van de Nederlandse Vereniging Medische Beeldvorming en Radiotherapie; Leden: – prof. dr. L. (Luc) Vakaet, staflid van de afdeling Radiotherapie (Radiation Oncology) van het Universitair Ziekenhuis Gent; – dr. M. (Martijn) de Groot, docent en onderzoeker bij de opleiding Medisch Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken van de Hanzehogeschool in Groningen; – Student-lid: L. (Lindsay) Tukkers, student bestuurskunde aan de Universiteit Twente. Alle panelleden hebben een onafhankelijkheids- en onpartijdigheidsverklaring ingevuld en ondertekend. Herma Hemelt heeft de opleiding echografie gevolgd (LOI, 1987-1989) en de opleiding tot praktijkopleider in de gezondheidszorg (post-hbo, Fontys Hogeschool, 2008-2009). Zij is sinds 1987 echografist bij het Medisch Spectrum Twente. Tevens werkt zij als parttime docent post-hbo echografie bij de Fontys Hogeschool (sinds 2005) en als praktijkopleider radiologie bij het Medisch Spectrum Twente (sinds 2008). Herma Hemert is sinds 1999 lid van de sectie Echografie van de Nederlandse Vereniging Medische Beeldvorming en Radiotherapie, en sinds 2008 voorzitter van deze sectie. Dr. Martijn de Groot is medisch bioloog (MSc, 1998), gepromoveerd in de medische wetenschappen (PhD, 2004) en eerstegraads docent (MEd, 2005). Van 2003 tot 2009 heeft hij gewerkt als docent, coach en onderwijsontwikkelaar bij de medische faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen. In 2007 is hij tevens als docent anatomie bij de bacheloropleiding MBRT van de Hanzehogeschool in Groningen gaan werken. Sinds 2009 werkt Martijn de Groot fulltime voor de Hanzehogeschool als hogeschooldocent bij de bacheloropleiding MBRT en als senior onderzoeker bij het lectoraat Transparante Zorgverlening. Prof. dr. Luc Vakaet is afgestudeerd (UGent, MD, 1982) en gepromoveerd in de biomedische wetenschappen (PhD, 1993). Momenteel is hij sectorvoorzitter van de Klinisch Ondersteunende Sector en docent binnen de vakgroep Radiotherapie en Experimenteel Kankeronderzoek van het Universitair Ziekenhuis in Gent. Hij is tevens kliniekhoofd Radiotherapie van hetzelfde ziekenhuis. Daarnaast is hij als commissielid betrokken geweest bij de ontwikkeling van het domeinspecifieke referentiekader van de afstudeerrichting Radiotherapie / Oncologie van de masteropleiding tot arts-specialist in Vlaanderen. Lindsay Tukkers heeft in 2010 de hbo-bacheloropleiding Hogere Juridische Opleiding aan Saxion Hogescholen in Enschede afgerond. Momenteel volgt zij de masteropleiding Bestuurskunde aan de Universiteit Twente.

pagina 28


Bijlage 2: Programma locatiebezoek Het panel heeft een bezoek gebracht aan Hogeschool Inholland op 24 november 2011, locatie Bijdorplaan 15, Haarlem. Programma 09.00u – 09.30u

Ontvangst + bestuderen/bespreken aanvullende informatie (besloten)

09.30u – 10.00u Sessie 1 – gesprek met management (faculteitsbestuur en het onderwijsinstituut) – drs. mevrouw Marij Urlings, directeur domein Gezondheid, Sport en Welzijn – Mevrouw Ans Hegeman, clustermanager paramedische opleidingen, inclusief masteropleiding Medical Imaging / Radiation Oncology 10.00u – 10.15u

Korte pauze (besloten)

10.15u – 11.15u Sessie 2 – gesprek met het opleidingsmanagement, de lector, de vertegenwoordigers kwaliteitszorg en vertegenwoordigers van de examencommissie – De heer Thom Roding MSc, programmacoördinator – De heer Bruinvis PhD, associate lector, lectoraat Medische Technologie – Mevrouw drs. Renée Schuitmaker, beleidsmedewerker kwaliteitszorg cluster paramedische opleidingen – De heer Nico van der Zwaard, beoogd lid examencommissie 11.15u – 12.00u

Sessie 3 – gesprek met ontwikkelaars en potentiële docenten

– Mevrouw Ingrid Schenk MSc, mede ontwikkelaar onderwijsprogramma, kerndocent echografie begeleider studenten – De heer Jelle Scheurleer MSc, mede ontwikkelaar onderwijsprogramma, kerndocent, radiotherapie, lid kenniskring lectoraat Medische Technologie – De heer Uulke van der Heide PhD, expert externe docent Radiotherapie, klinisch fysicus NKI AvL – De heer Thom Roding MSc, mede ontwikkelaar onderwijsprogramma, begeleider studenten, lid kenniskring lectoraat Medische Technologie – De heer Floris van Blankenstein PhD, docent onderzoeksmethodologie en statistiek 12.00u – 12.45u

Lunch (besloten)

12.45u – 13.15u

Sessie 4 – gesprek met vertegenwoordigers werkveld

– Mevrouw Sija Geers-van Gemeren, verenigingsmanager Nederlandse Vereniging Medische Beeldvorming en Radiotherapie, president executive board European Federation of Radiography Societies; – Mevrouw Mirjam Mast MSc, member Radiotherapy Technicians Committee (ESTRO), medewerker Radiotherapeutisch Centrum West, onderzoeker, ex-masterstudent

pagina 29


– De heer Peter Elsakkers, manager Radiotherapie en Diagnostische afdelingen, Nederlands Kanker Instituut (NKI) AvL – Mevrouw Ellen Segijn, teamleider afdeling Radiologie, Diaconessenhuis Leiden 13.15u – 13.30u

Korte pauze (besloten)

13.30u – 14.00u

Korte rondleiding, waaronder het skills lab

14.00u – 14.30u

Paneloverleg (besloten): voorlopige oordeelsvorming

14.30u – 15.00u Sessie 5 – tweede gesprek vertegenwoordigers opleidingsmanagement met aandacht voor zaken die nog onduidelijk/onvoldoende zijn (eventueel) 15.00u – 17.00u Paneloverleg (besloten): definitieve oordeelsvorming per standaard en input tbv paneladvies

pagina 30


Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten Documenten vooraf beschikbaar gesteld – Informatiedossier Toets Nieuwe Opleiding professionele masteropleiding Medical Imaging/Radiation Oncology – Domeinspecifiek referentiekader en de eindkwalificaties van de opleiding – Opleidingsplan masteropleiding Medical Imaging / Radiation Oncology – Schematisch programmaoverzicht – Inhoudsbeschrijving onderwijseenheden (op hoofdlijnen) – Competentieprofielen onderwijseenheden – Literatuurlijst (verplicht/aanbevolen) – Handleiding Persoonlijke Professionele Ontwikkeling – Matrix behaalde competenties – Onderwijs- en examenregeling – Overzicht personeel – Functieprofielen docent – Overzicht contacten met het werkveld – Toetsplan masteropleiding Medical Imaging / Radiation Oncology – Overzicht inkomsten en uitgaven – Zes afstudeerscripties 'oude' masteropleiding

Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek – Studiehandleidingen onderwijseenheden eerste jaar – Studiegids masteropleiding Medical Imaging / Radiation Oncology – Afstudeerhandleiding masteropleiding Medical Imaging / Radiation Oncology – Toetsmateriaal vakspecialistische onderwijseenheden: meerkeuze kennistoetsen – Organisatiestructuur master en post hbo opleidingen paramedisch cluster – Kaderdocument De kracht van de professionele masteropleiding – Beleidsnotitie Onderzoek op de kaart Hogeschool Inholland – Gedragscode praktijkgericht onderzoek voor het hbo – Handleiding kwaliteitsbeleid praktijkgericht onderzoek Inholland – Domeinbeleid kwaliteitszorg, inclusief handboek kwaliteitszorg masteropleiding Medical Imaging / Radiation Oncology – Evaluatievragen onderwijseenheden, dissertatie en jaarevaluatie masterstudenten – EMPIMI curriculum map – EMPIMI consortium agreement – EMPIMI final report (report for European Commission) – Personeelsplan masteropleiding Medical Imaging / Radiation Oncology – Examencommissie masteropleiding Medical Imaging / Radiation Oncology – Verslagen en ledenlijst Raad van Advies masteropleiding Medical Imaging / Radiation Oncology – Businessplan 2011-2015 Domein Gezondheid, Sport en Welzijn – Volwaardig studeren. Studeren met een handicap. Hogeschool Inholland

pagina 31


Bijlage 4: Lijst met afkortingen

pagina 32

ECTS

European Credit Transfer System

EC

European credits

EFRS

European Federation for Radiography Societies

EMPIMI

European Masters Programme In Medical Imaging

hbo

hoger beroepsonderwijs

ISRRT

International Society of Radiographers & Radiological Technologists

MBB

medische beeldvormings- en bestralingsdeskundige

MBRT

medische beeldvorming en radiotherapie

NVAO

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie

NVMBR

Nederlandse Vereniging van Medische Beeldvorming en Radiotherapie

Pdca

plan, do, check, act

PPO

programma Persoonlijke Professionele Ontwikkeling

RvA

Raad van Advies

WHW

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek


Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op uitgebreide toetsing van de nieuwe masteropleiding Medical Imaging / Radiation Oncology van Hogeschool Inholland. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E [email protected] W www.nvao.net

Aanvraagnummer

pagina 33

#5252


Radiation Oncology. Hogeschool Inholland. 11 januari NVAO uitgebreide Toets nieuwe opleiding

Recommend Documents