Postinitiële wo-master Bedrijfskunde in Deeltijd Universiteit van Amsterdam
30 januari 2012 NVAO beperkte Toets nieuwe opleiding
Paneladvies
1
Samenvattend advies
3
2
Werkwijze panel
5
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 7
4
Opleidingsbeoordeling 4.1 Beoogde eindkwalificaties 4.2 Onderwijsleeromgeving 4.3 Toetsing 4.4 Afstudeergarantie en financiële voorzieningen 4.5 Algemene conclusie over de kwaliteit van de opleiding 4.6 Aanbevelingen
8 8 10 14 16
Overzicht oordelen
18
5
pagina 2
16 16
Bijlage 1: Eindtermen
19
Bijlage 2 Samenstelling panel
21
Bijlage 3: Programma locatiebezoek
23
Bijlage 4: Overzicht van bestudeerde documenten
25
Bijlage 5: Lijst met afkortingen
26
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
1 Samenvattend advies De Universiteit van Amsterdam heeft een Toets Nieuwe Opleiding aangevraagd voor de postinitiële wo-masteropleiding Bedrijfskunde in Deeltijd om zo recht te doen aan specifieke eisen die aan dit “Executive” programma worden gesteld en waardoor zij als niet-bekostigde opleiding naast de bekostigde, voltijdse opleiding kan blijven bestaan. De opleiding is erop gericht om professionals een wetenschappelijke bedrijfskundige blik op bedrijfsorganisaties bij te brengen. De opleiding biedt drie ‘tracks’ aan: Strategy, HRM en Marketing. De eindtermen, zoals weergegeven in het informatiedossier, zijn breed geformuleerd; het panel heeft tijdens het locatiebezoek een goede indruk gekregen van wat de opleiding beoogt, en in het bijzonder waarin de opleiding zich wil onderscheiden van soortgelijke opleidingen: door een sterk wetenschappelijke oriëntatie. Het panel beveelt de opleiding niettemin aan om meer aandacht te besteden aan de uitwerking van de eindtermen. Het panel is positief over het beoogde niveau en de oriëntatie van de opleiding. De opleiding hanteert een consequent selectiebeleid; het merendeel van de toegelaten studenten heeft een verwante HBO-opleiding genoten en volgt een 1-jarig schakelprogramma alvorens in te stromen in de eigenlijke opleiding. Voor deze studenten duurt de opleiding daardoor feitelijk 2,5 jaar. Het panel heeft van het schakelprogramma kennis genomen en heeft aan de opleiding enkele vragen meegegeven omtrent de houdbaarheid van het trackspecifieke karakter van het schakelprogramma. Ten aanzien van het masterprogramma stelt het panel vast dat het wetenschappelijk karakter goed is uitgewerkt. De wetenschappelijk geïnspireerde literatuur, de kwalificaties van de docenten en de kleinschaligheid van de opleiding dragen hier duidelijk aan bij. Het panel vindt dat het voor studenten onmogelijk zou moeten zijn om het schakelprogramma en het masterprogramma te doorlopen zonder vakken in finance en/of accounting te volgen. Omdat dergelijke onderwerpen volgens het panel onmisbaar zijn voor een bedrijfskundige vorming, beveelt het panel de opleiding aan om dergelijke vakken als verplichte vakken in het curriculum op te nemen. Verder is het panel de mening toegedaan dat de opleiding meer aandacht kan besteden aan heldere communicatie met studenten over de aangeboden opleiding en haar onderdelen; zo is het de aanbeveling om minder frequent curriculumwijzigingen door te voeren, zodat de koers van het programma voor de deelnemers eenduidig is en blijft. Ondanks deze aandachts- en verbeterpunten heeft het panel een overwegend positieve indruk van het programma op basis van het gedegen selectiebeleid, de wetenschappelijke inhoud, de kwaliteit van de docenten en de didactische vormgeving. Het panel heeft kennis genomen van de wijze waarop de opleiding toetst en is positief over de toetsen die het heeft kunnen inzien. Procedures voor kwaliteitsborging van de toetsing zijn in ontwikkeling; de opleiding voert deze naar behoren uit. Uit de vijftien afstudeerwerken die het panel heeft beoordeeld blijkt dat de onderwijsleeromgeving en de wijze van toetsing resulteren in theses die op overtuigende wijze beantwoorden aan het door de opleiding beoogde niveau en dat de wetenschappelijke oriëntatie van de opleiding in de theses goed tot uitdrukking komt.
pagina 3
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
De instelling garandeert studenten die aan de opleiding beginnen, dat zij in staat zullen worden gesteld de opleiding te voltooien. De continuïteit van de opleiding is gewaarborgd.
Het panel adviseert de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe postinitiële wo-masteropleiding Bedrijfskunde in Deeltijd van de Universiteit van Amsterdam. Het panel beveelt aan de opleiding als wo-master te registreren onder onderdeel “Economie” van het CROHO.
Den Haag, 30 januari 2012 Namens het panel ter beoordeling van de beperkte Toets nieuwe opleiding Bedrijfskunde in Deeltijd van de Universiteit van Amsterdam,
Drs. Victor Goedvolk (voorzitter)
pagina 4
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
Jetse Siebenga MSc (plaatsvervangend secretaris)
2 Werkwijze panel De NVAO heeft een panel vastgesteld met volgende samenstelling: – Drs. Victor Goedvolk (voorzitter), voormalig plaatsvervangend secretaris-generaal ministerie van Financiën, voormalig bestuurder Fortis ASR Verzekeringen; – Prof. dr. Piet Vanden Abeele, emeritus hoogleraar Marketing en Economische Psychologie, KU Leuven; – Prof. dr. Rob Vinke, hoogleraar Personeelswetenschappen Nyenrode Business University en kerndocent HR Strategy Rijksuniversiteit Groningen; – Anton Schuurmans (student-lid), student Master of Law, K.U. Leuven. De cv’s van de panelleden zijn opgenomen in bijlage 2. Het panel werd bijgestaan door Tim Lamers MSc, beleidsmedewerker NVAO, procescoördinator, mr. Monique in ’t Veld beleidsmedewerker NVAO, secretaris tijdens de voorbereiding en Jetse Siebenga MSc, beleidsmedewerker NVAO, secretaris tijdens het locatiebezoek en totstandkoming van het paneladvies. Bij de toetsing heeft het panel het Beoordelingskader voor de beperkte Toets Nieuwe Opleiding van de NVAO (Stcrt. 2010, nr 21523) in acht genomen. Om het postinitiële karakter van de opleiding te kunnen beoordelen is vanwege de NVAO aan het panel de Nota ‘Toelichting op het Beoordelingskader bij beoordeling van postinitiële wo-masteropleidingen in NL’ aangereikt (in concept van 8 december 2011). Het panel heeft zich aan de hand van de door de opleiding verstrekte documenten op de beoordeling voorbereid. Op 25 november 2011 is het panel bij elkaar geweest voor een eerste overleg. Tijdens deze bijeenkomst zijn de eerste bevindingen van het panel besproken en nadere vragen geformuleerd voor de aanvragende instelling. Een deel van deze vragen is vervolgens naar de aanvrager gestuurd met het verzoek deze te beantwoorden voorafgaand aan het locatiebezoek. In bijlage 4 van dit paneladvies is een overzicht opgenomen van de documenten die het panel heeft ontvangen. Omdat het programma reeds wordt uitgevoerd, heeft het panel ook het gerealiseerd niveau kunnen meenemen in de beoordeling van de opleiding. Het heeft hiertoe vijftien afstudeerwerken beoordeeld volgens de door de NVAO opgestelde ‘Richtlijn beoordelen afstudeerwerken’ van 8 juli 2011 en heeft tevens kunnen spreken met studenten en afgestudeerden. Daarnaast heeft het panel toegang gekregen tot de elektronische leeromgeving. Op 15 december 2011 heeft het panel een tweede vooroverleg gehad en de opgevraagde documenten en afstudeerwerken besproken. Op 16 december 2011 heeft het panel een locatiebezoek afgelegd. Het programma van het locatiebezoek is toegevoegd als bijlage 3.
pagina 5
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
Direct na afloop van het locatiebezoek heeft het panel de bevindingen onderling besproken en vertaald naar voorlopige conclusies en oordelen, zulks per standaard uit het Beoordelingskader. De secretaris van het panel heeft een conceptadviesrapport opgesteld. Dit rapport is gebaseerd op het informatiedossier van de opleiding, de aanvullende documenten en op de informatie die tijdens het locatiebezoek is gegeven. De oordelen van het panel over deze informatie zijn in dit rapport verwerkt. Aan de hand van de uitkomsten per standaard, zijn beargumenteerde oordelen per onderwerp, en een eindoordeel over de kwaliteit van de gehele opleiding gegeven. De secretaris heeft op basis hiervan een conceptrapport opgesteld dat aan de panelleden is voorgelegd voor commentaar. Vervolgens hebben de panelleden dit concept van commentaar voorzien, waarna de definitieve tekst is vastgesteld. Dit heeft geresulteerd in een definitief paneladvies aan de NVAO op 30 januari 2012.
pagina 6
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Instelling Opleiding Variant Afstudeerrichtingen Locatie Studieomvang (ECTS) Sector
3.2
: Universiteit van Amsterdam : wo-master Bedrijfskunde in Deeltijd (postinitieel) : deeltijd : Strategy, HRM, Marketing : Amsterdam : 60 : Economie
Profiel instelling De Universiteit van Amsterdam is een brede universiteit met zeven faculteiten: geesteswetenschappen, sociale wetenschappen, economie en bedrijfskunde, sociale wetenschappen, rechtsgeleerdheid, natuurwetenschappen en geneeskunde en tandheelkunde. Aan deze faculteiten studeren in totaal zo’n 30000 studenten. De universiteit werkt nauw samen met de Hogeschool van Amsterdam. De instelling heeft een Instellingstoets Kwaliteitszorg aangevraagd (art. 5a.13 WHW) en komt overeenkomstig de “regeling versnelde invoering”, in aanmerking voor een beperkte toets nieuwe opleiding. De instellingstoets staat gepland voor het voorjaar van 2013.
3.3
Profiel opleiding De Amsterdam Business School (ABS), onderdeel van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde (FEB) van de Universiteit van Amsterdam verzorgt sinds 1 september 2002 een voltijdse masteropleiding in Business Studies. Binnen deze opleiding bestaat een programma waarvan de inrichting is toegesneden op onderwijs aan werkende studenten. Om meer recht te doen aan de specifieke eisen die aan dit “Executive” programma worden gesteld is voor dit programma een Toets Nieuwe Opleiding aangevraagd, ten gevolge waarvan het ook als niet-bekostigde opleiding naast de bekostigde opleiding kan blijven bestaan. Het aanbod aan vakken en onderwerpen waarin studenten zich kunnen specialiseren is binnen het Executive programma minder omvangrijk dan in het voltijdse programma, maar er zijn verder geen fundamentele inhoudelijke verschillen tussen beide programma’s: de bedoelde oriëntatie is even wetenschappelijk en de lat ligt even hoog. Wel is het onderwijs anders georganiseerd. Zo worden in het Executive programma alle colleges op vrijdagen aangeboden, wordt er in kleine groepen gewerkt om de interactie te versterken, is het serviceniveau hoger en kent het programma een relatief hoge bezetting in 1 programmamanagement en studieadvies. De duur voor het programma is 1,5 jaar .
1
Het merendeel van de studenten volgt een geïntegreerd traject van 2,5 jaar doordat zij ook het schakelprogramma van een jaar moeten
doorlopen.
pagina 7
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
4 Opleidingsbeoordeling Van toepassing is het Beoordelingskader voor de beperkte Toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2010, nr 21523). Dit kader wordt gebruikt als de instelling beschikt over een positief oordeel over de instellingstoets kwaliteitszorg. De beoordeling komt tot stand op basis van een discussie met ‘peers’ over de inhoud en kwaliteit van de opleiding en is gericht op vier vragen: 1. Wat beoogt de opleiding? 2. Hoe wil de opleiding dit realiseren? 3. Hoe wil de opleiding dit toetsen? 4. Zijn er voldoende financiële middelen? Deze vier vragen zijn vertaald in vier standaarden. Over de standaarden geeft een visitatiepanel een gemotiveerd oordeel op een tweepuntsschaal: ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’. Vervolgens geeft het panel een gemotiveerd eindoordeel over de kwaliteit van de opleiding, ook op de tweepuntsschaal. Bij de beoordeling worden de volgende definities gehanteerd. Deze definities hebben zowel betrekking op de scores van de standaarden als op de scores van de opleiding in totaal. Basiskwaliteit De kwaliteit die in internationaal perspectief redelijkerwijs verwacht mag worden van een bachelor- of masteropleiding binnen het hoger onderwijs. Onvoldoende De opleiding voldoet niet aan de basiskwaliteit. Voldoende De opleiding voldoet aan de basiskwaliteit. Indien een opleiding niet volledig nieuw is of omgevormd wordt, worden bij de oordeelsvorming ook de gerealiseerde eindkwalificaties betrokken.
4.1 4.1.1
Beoogde eindkwalificaties Standaard 1 De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen. Bevindingen De opleiding beoogt studenten in staat te stellen om bedrijfskundige problemen op wetenschappelijke wijze te analyseren en hierover te communiceren. Zij wordt aangeboden aan professionals die op zoek zijn naar academische verdieping, die zij vaak nodig hebben voor een vervolgstap in hun carrière. Tijdens de opleiding houden studenten zich bezig met het op interdisciplinaire wijze bestuderen van complexe organisatievraagstukken en van hun context; zij specialiseren zich in één van de drie tracks: Strategy, HRM of Marketing. In het onderwijs en onderzoek staan de analyse en ontwikkeling van (processen in) organisaties
pagina 8
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
centraal. Deze kennis staat ten dienste van praktische doeleinden zoals het geven van advies ten behoeve van bedrijfsvoering en beleidsvorming, alsmede voor wetenschappelijke onderzoek. De opleiding bouwt voort op kennis en inzichten die studenten in hun academische vooropleiding of het daarvan afgeleide schakelprogramma hebben opgedaan. Afgestudeerden van de opleiding worden in staat geacht bedrijfskundige vraagstukken vanuit meerdere invalshoeken te analyseren, kritisch te zijn ten opzichte van de in de theorie en praktijk gekozen oplossingen, en zelf alternatieven te kunnen ontwikkelen. Zij combineren gedetailleerde bedrijfskundige kennis met empirisch onderzoek en praktische toepassingen. Tijdens de voorbereiding en het locatiebezoek heeft het panel vastgesteld dat deze opleiding, ten opzichte van andere opleidingen die gericht zijn op professionals binnen de bedrijfseconomische sector (bijvoorbeeld MBA-opleidingen), een meer specialistisch karakter heeft. De opleiding richt zich niet op het opleiden van ‘managers’ in brede zin maar op het opleiden van bedrijfskundigen met een specialistische, wetenschappelijke kijk op, en met hoogwaardige kennis van de track waarin zij afgestudeerd zijn. De opleiding heeft dezelfde visie op Bedrijfskunde als wetenschap en dezelfde domeinspecifieke eisen als het voltijdse programma. Via vergelijking met universitaire masteropleidingen in Bedrijfskunde en Business Administration (MBA) in Nederland en elders in de wereld waarborgt de opleiding dat de eindtermen aansluiten bij de internationaal gangbare domeinspecifieke maatstaven. Daarnaast onderhoudt de opleiding nauwe contacten met het werkveld en met haar alumni. Deze worden gevraagd mee te denken over de inhoud van de opleiding, en er wordt op hen ook een beroep gedaan als gastdocent of scriptiebegeleider. Zeer recent is door de opleiding een Advisory Board ingesteld, bestaande uit een aantal vertegenwoordigers van het werkveld, die eveneens bijdragen aan het actueel houden van het programma en de aansluiting ervan bij de beroepspraktijk. Het bestuur van de opleiding betoogt dat de doelstellingen aansluiten bij die van soortgelijke opleidingen van andere instellingen, maar dat zij zich zoekt te onderscheiden door een sterke link met het wetenschappelijk onderzoek. De gedetailleerde eindtermen van de opleiding zijn weergegeven in bijlage 1. De relatie tussen de eindtermen en de Dublindescriptoren is in het informatiedossier geëxpliciteerd in een kwalitatieve beschrijving van de eindtermen. Overwegingen Het panel heeft de eindtermen van de opleiding bestudeerd en tijdens het locatiebezoek nader kennis genomen van de oriëntatie en de doelstellingen van de opleiding. De eindtermen zijn vrij algemeen geformuleerd; deze zijn daarnaast één op één gerelateerd aan de aangeboden vakken en hebben als zodanig een weinig overkoepelend karakter. Voorschrijvende en goed opgestelde eindtermen kunnen een instrument vormen ter bevordering van de continuïteit van het programma. Tijdens het locatiebezoek kreeg het panel een duidelijker beeld van de overkoepelende doelstellingen en van de inhoudelijke benadering van het domein Bedrijfskunde zoals de opleiding die voorstaat. Het panel stelt vast dat dit niet sterk afwijkt van wat internationaal gangbaar is, maar wijst erop dat het onderdeel finance/accounting nauwelijks in de doelstellingen, en daardoor in de realisatie van het programma aanwezig is.
pagina 9
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
Het panel is positief over de wetenschappelijke nadruk in het programma; ook het werkveld, aanwezig tijdens het locatiebezoek, onderkent de meerwaarde hiervan. Positief is verder dat de opleiding door instelling van de Advisory Board beoogt te voorzien in de borging van structurele inbreng van het werkveld in de opleiding, zodat de wetenschappelijke oriëntatie geen vrijblijvende doelstelling kan worden. De oriëntatie en de gekozen eindtermen vertegenwoordigen in voldoende mate het masterniveau zoals dat beschreven wordt door de Dublin-descriptoren. De eindtermen sluiten bovendien voldoende aan bij actuele ontwikkelingen in het vakgebied. De inhoud en het beoogde niveau van de opleiding voldoen aan de eisen die aan een dergelijk programma gesteld kunnen worden. De opleiding waarborgt dit via diverse mechanismen. Op grond hiervan komt het panel tot een positief oordeel over de eindkwalificaties van de opleiding. 4.2 4.2.1
Onderwijsleeromgeving Standaard 2 Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren. Bevindingen Onderstaande bevindingen zijn ten behoeve van de leesbaarheid opgedeeld in een aantal paragrafen, voorzien van tussenkopjes. Achtereenvolgens worden besproken: programma, instroom, studeerbaarheid en studielast, schakelprogramma, staf en studiebegeleiding. Programma Het programma omvat 60 EC en wordt doorlopen in 1,5 jaar, waarbij het laatste half jaar wordt besteed aan het thesisonderzoek en het schrijven van de thesis. De aangeboden vakken vormen een selectie uit het aanbod van de voltijdse masteropleiding in Business 2 Studies. Deze selectie wordt ook in overleg met een studentencomité vastgesteld en is zodanig dat het mogelijk is om in elk van de aangeboden tracks af te studeren. Van een track (en vermelding ervan op de cijferlijst) is sprake als de student twee mastervakken uit één track in zijn studieprogramma heeft opgenomen en een masterscriptie heeft geschreven over een onderwerp dat aansluit bij een van de twee trackbepalende mastervakken. Op de cijferlijst kan nooit meer dan één track worden vermeld. Het panel heeft verschillende overzichten gepresenteerd gekregen van het programma en het vakkenaanbod. In ieder geval geldt dat alle studenten de onderdelen “professional and research orientation”, “master research project” en “master thesis” (samen 30 EC) volgen. Studenten kunnen zelf onderwerpen aandragen voor hun thesis maar er zijn ook docenten die afstudeeronderwerpen aandragen. Daarnaast volgen zij voor 20 EC vakken die deel uitmaken van één van de drie tracks en voor 10 EC een keuzevak. Het programma is met enige regelmaat onderhevig aan verandering. Veranderingen betreffen veelal de aangeboden keuzevakken en soms vakken die deel uitmaken van de tracks. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel vernomen dat de opleiding een track
2
Het studentencomité is bedoeld als een informeel overleg en wordt ingesteld door het management-team. Het comité bestaat uit
vertegenwoordigers uit meerdere cohorten en overlegt minimaal twee maal per jaar met het management team.
pagina 10
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
finance niet meer op het beoogde kwaliteitsniveau kon verzorgen en daarom niet meer aanbiedt aan de deeltijdse studenten. De groepen studenten die samen een college volgen zijn doorgaans niet groter dan 30 studenten. De opleiding heeft ervoor gekozen om de studenten veel opdrachten in kleinere teams te laten verrichten omdat dit een extra studie-impuls vormt voor de studenten. Indien studentenaantallen hiertoe aanleiding geven, komt het voor dat de opleiding een vak voor de voltijdse en de deeltijdse studenten samen organiseert; dit is echter niet de regel. Bij het werken in teams worden de beide categorieën studenten (voltijdse en deeltijdse) bij voorkeur gescheiden. Instroom Het programma is bestemd voor diegene die een Heao- (of een andere hbo- of woopleiding met bedrijfskundige kennis) heeft afgerond en die naast het werk verder wil studeren. Studenten van het lopende programma hebben hoofdzakelijk een Heao of een hbo achtergrond (80%), met vaak al enige jaren werkervaring. De gemiddelde leeftijd van de studenten ligt rond de dertig jaar. Zij volgen veelal de opleiding in het kader van een ontwikkelingstraject bij hun werkgever. Het is de ervaring van de opleiding dat hierdoor al een eerste selectie ontstaat; werkgevers zullen dergelijke mogelijkheden enkel aan hun meer getalenteerde en gemotiveerde werknemers gunnen. Instromende studenten dienen te beschikken over kennis van wiskunde, statistiek, onderzoeksmethoden en bedrijfskundige vakken, en zulks op hetzelfde niveau als afgestudeerden van de verwante bacheloropleiding Economie en Bedrijfskunde. De specifieke eisen en voorwaarden voor directe instroom in de opleiding en in het schakelprogramma zijn opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling (OER). De opleiding heeft een lijst samengesteld van hbo-bachelorprogramma’s waarin studenten de gewenste voorkennis hebben opgedaan voor het kunnen volgen van de premaster. Studenten met een wo-vooropleiding in een ander vakgebied doorlopen hetzelfde programma maar kunnen vrijstelling krijgen van de statistische vakken indien zij daar tijdens hun vooropleiding voldoende onderwijs in hebben genoten. De opleiding richt zich niet in het bijzonder op instroom van internationale studenten, hoewel het wel kan voorkomen dat studenten van niet-Nederlandse komaf deelnemen aan het programma. Vanwege het belang van de beheersing van het Engels in de beroepsuitoefening, wordt de opleiding in beginsel in het Engels verzorgd. De opleiding houdt met alle studenten een intake-gesprek waarin zij de studenten wijst op het intensieve karakter van de studie. Van het aantal studenten dat aan het schakelprogramma begint, valt ongeveer 10% uit. Studeerbaarheid en studielast Het onderwijs is op vrijdagen geprogrammeerd om de combinatie met het werk te faciliteren. Studenten hebben zo’n acht contacturen per week; dit neemt af in het laatste half jaar, waarin studenten aan hun scriptie werken. Studenten zijn vaak sterk gemotiveerd en blijven gedurende de opleiding geboeid door de sterke wisselwerking tussen de theorie en de praktijk, de hoge mate van interactie en de uitwisseling van ervaringen tussen studenten onderling. Schakelprogramma Het schakelprogramma is ingericht voor studenten met deficiënties in hun vooropleiding en is afgeleid van relevante vakken uit de bacheloropleiding in Economie en Bedrijfskunde. Het omvat maximaal 40 EC en kan in één jaar worden afgerond. Tijdens het locatiebezoek is
pagina 11
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
ook de selecterende werking van het schakelprogramma besproken. Met name het wiskundetentamen is een realisatie hiervan. Studenten die dit tentamen niet halen kunnen de masteropleiding niet volgen en krijgen het hun collegegeld goeddeels terug. Om toegang te hebben tot de masteropleiding dienen studenten het schakelprogramma binnen 1,5 jaar te hebben afgerond. Studenten volgen tijdens het schakelprogramma al inleidende vakken behorend bij de latere ‘track’ van hun keuze. Het schakelprogramma introduceert een wetenschappelijke vakinhoudelijke benadering en bevat onderzoeksmethodische onderdelen. In het schakelprogramma wordt gebruik gemaakt van inleidende lesboeken die het overzicht en de samenhang van de onderwerpen op het vakgebied laten zien om zo de opmaat te vormen voor de masteropleiding, waar in hoge mate gebruik wordt gemaakt van wetenschappelijke artikelen. Staf Docenten voldoen aan dezelfde eisen als die gelden voor de voltijdse opleiding en worden daarenboven geselecteerd op hun kwaliteiten voor goede interactie met reeds wat oudere en werkende studenten. De opleiding hanteert als richtlijn dat alleen gepromoveerde en actieve onderzoekers verantwoordelijk kunnen zijn voor het geven van onderwijs in de opleiding. De opleiding kan een beroep doen op docenten van de afdelingen Business Studies, Algemene Economie en Kwantitatieve Economie. De opleiding bevraagt studenten op hun tevredenheid over elke cursus; op basis van deze evaluatie kan ook de selectie van docenten worden bijgesteld. Studiebegeleiding Naast de UvA-brede voorzieningen voor studiebegeleiding is er voor studenten Bedrijfskunde in Deeltijd extra begeleiding beschikbaar. De bezetting van het programmamanagement en de assistentie en advisering per student, is ongeveer vier maal hoger dan in het voltijds onderwijs. De programmamanager en de studieadviseur bewaken de voortgang van studenten. De programmamanager is voor veel studenten het eerste aanspreekpunt, daarnaast is ook de programma-assistent voltijds aanwezig. Begeleiding door docenten bestaat voornamelijk uit het beantwoorden van vragen, uitleg van het studiemateriaal, doornemen van case studies of van het gemaakte tentamen. Informatievoorziening naar studenten vindt voornamelijk plaats via Blackboard. De ervaringen van studenten met scriptie-begeleiding zijn wisselend en blijken afhankelijk van de ‘klik’ tussen de docent en de student, en van de ervaring van de docent. Ook de tijd die docenten besteden aan begeleiding per student lijkt in de praktijk nogal te kunnen verschillen, ondanks de richtlijnen die hiervoor vanuit de opleiding gegeven zijn. Overwegingen Ook de overwegingen van het panel zijn ten behoeve van de leesbaarheid opgedeeld in een aantal paragrafen die zijn voorzien van tussenkopjes. Achtereenvolgens worden besproken programma, instroom, schakelprogramma en studeerbaarheid, staf en tot slot begeleiding en informatievoorziening. Programma Het panel stelt vast dat de inhoud van het programma goed aansluit bij zijn wetenschappelijke profilering. In het programma is voldoende aandacht voor onderzoeksvaardigheden en wordt studenten een wetenschappelijk-bedrijfskundige benadering bijgebracht. Het panel heeft de voorgeschreven literatuur uit de verschillende tracks bezien en heeft vastgesteld dat de voorgeschreven literatuur voldoende diepgaand is, en overwegend actueel. Het curriculum is van voldoende niveau en overeenkomstig de
pagina 12
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
beoogde oriëntatie. De literatuur is vrijwel volledig Engelstalig en de casussen die het programma behandelt sluiten aan bij de internationale beroepspraktijk. Het panel constateert dat studenten de mogelijkheid hebben om het schakelprogramma en het reguliere programma te doorlopen zonder in aanraking te komen met de meer financiele/accounting georiënteerde onderdelen. Het panel geeft in overweging om de positie van dergelijke vakken in zowel het eigenlijke masterprogramma als in het schakelprogramma te heroverwegen. De met regelmaat doorgevoerde curriculumveranderingen in het recente verleden vormen geen wezenlijke bedreiging voor de kwaliteit van het aangeboden onderwijs; het programma blijft op grote lijnen constant. Wel worden deze wisselingen door studenten als hinderlijk ervaren omdat de opleiding kan afwijken van het programma dat zij voor ogen hadden toen zij zich inschreven. De studenten van de opleiding zijn positief over de groepsgrootte bij colleges. Zij geven aan dat dit bijdraagt aan het enthousiasme en de motivatie waarmee zij studeren. Het panel vindt dit een goede en haalbare werkwijze. Instroom, schakelprogramma en studeerbaarheid Het panel is positief over de werking van het selectiebeleid. Het intake-gesprek draagt bij aan de kwaliteit van de uiteindelijke studentenpopulatie. Dit geldt ook voor de licht selecterende werking van het schakelprogramma. De opleiding heeft een heldere visie op het schakelprogramma, dat volgens de studenten goed aansluit op de masteropleiding. Wel heeft het panel tijdens het locatiebezoek een aantal vragen meegegeven over de hanteerbaarheid van een trackspecifiek schakelprogramma. Het panel heeft waardering voor de wijze waarop de opleiding studenten voorbereidt op het intensieve karakter van de studie in combinatie met een baan. Studenten met een nietacademische achtergrond ervaren het schakelprogramma als zwaarder dan studenten met een academische achtergrond. Beide groepen geven niettemin aan hard te moeten werken om het masterprogramma binnen de gestelde tijd af te ronden. Het panel stelt vast dat de opleiding weliswaar intensief is, maar toch goed te doen in de tijd die ervoor staat. Staf Het panel heeft een aantal cv’s kunnen beoordelen van bij het programma betrokken docenten. Tijdens het locatiebezoek is met een aantal docenten gesproken, die bij het programma betrokken zijn of zullen zijn. Het panel is positief over de staf die de opleiding inzet voor het onderwijs. Hoewel niet elke docent beschikt over een sterk academisch profiel, zijn vrijwel alle docenten gepromoveerd en zij participeren actief in het onderzoek in hun vakgebied. In enkele gevallen worden colleges verzorgd door PhD-studenten; zij zijn echter nooit hoofdverantwoordelijk voor een vak. De docenten zijn inhoudelijk goed, maken een betrokken en enthousiaste indruk en zijn in staat om tegemoet te komen aan de specifieke behoeften van de studentengroep. Het panel beveelt de opleiding aan om intern overleg over de opleiding beter te structureren. Bespreking en afstemming van vakinhoud vindt hoofdzakelijk plaats binnen, en is daardoor beperkt tot, één bepaalde vakgroep waar de docent lesgeeft en een vaste betrekking heeft. Deze wijze van overleg heeft een wat toevallig karakter en draagt verschillende risico’s in zich, onder andere dat docenten van andere vakgroepen en docenten die op freelance basis voor de opleiding werken, minder betrokken zijn of worden bij ontwikkelingen omtrent de opleiding. Het panel vraagt hier meer aandacht voor.
pagina 13
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
Begeleiding en informatievoorziening De opleiding voorziet in voldoende begeleiding voor de studenten. Het panel stelt vast dat de opleiding in het algemeen voldoet aan de eisen die gesteld mogen worden aan begeleiding van de studenten, maar adviseert de opleiding in de regel vaste staf in te zetten voor de begeleiding van de studenten. Het panel heeft toegang gehad tot de elektronische leeromgeving en geconstateerd dat alle gebruikelijk informatie daar voorhanden is. Het panel stelt wel vast dat in het algemeen de communicatie over de opleiding voor studenten voor verbetering vatbaar is. Het betreft de wijze van ‘naar buiten toe’ presenteren van de opleiding, de formele vastlegging in documenten, de wijze waarop studenten toegang hebben tot kerninformatie en de wijze waarop de veelvuldige aanpassingen van het curriculum plaatsvinden. De opleiding ambieert een hoger serviceniveau te bieden aan studenten van deze opleiding, ten opzichte van de voltijdse opleiding. De opleiding realiseert deze ambitie nog onvoldoende met betrekking tot de communicatie over roostering, opdrachten en tentaminering. Op basis van de constatering dat de inhoud en de vormgeving van de opleiding voldoende aansluit bij de doelstellingen en de profilering van het programma, dat de opleiding een duidelijke niveaudrempel hanteert voor instromende studenten en dat ingezette docenten het onderwijs op adequate wijze verzorgen, komt het panel tot een positief oordeel voor deze standaard. 4.3 4.3.1
Toetsing Standaard 3 De opleiding beschikt over een adequaat systeem van toetsing. Bevindingen De regels en richtlijnen omtrent toetsen en tentamineren zijn vastgelegd in de Onderwijs- en Examenregeling. De examencommissie controleert de uitvoering van deze regeling en beoordeelt ook of studieprogramma’s van studenten voldoen aan de eisen. De voltijdse en de deeltijdse opleiding kennen een gezamenlijke examencommissie. De opleiding werkt aan een hernieuwde positionering van de examencommissie en ontwikkelt een systeem waarmee de commissie of een gedelegeerde toetscommissie moet kunnen nagaan of de examens aansluiten bij de opleidingsdoelstellingen. Het afgelopen jaar heeft de commissie, hierop vooruitlopend, systematisch gekeken naar de examens en een analyse gemaakt van de slagingspercentages, klachten van studenten en opmerkingen van studenten over aansluiting van de toetsing en de inhoud van de vakken en over tijdsbesteding en de toetsing. De opleiding heeft een conceptreglement opgesteld waarin de eisen staan waaraan verschillende vormen van toetsing moeten voldoen. De opleiding maakt gebruik van verschillende toetsvormen. Groepswerk is een belangrijk becijferd onderdeel binnen de opleiding, dat aansluit bij de aard van de studentenpopulatie. De wijze waarop een vak wordt ingericht is de verantwoordelijkheid van de vakcoördinator. Voorafgaand aan het locatiebezoek heeft het panel vijftien scripties, inclusief beoordelingen, ontvangen. In één geval bleek de ontvangen versie niet de eindversie te zijn. De scripties betreffen het verslag van een wetenschappelijk ingebed onderzoek (zie bijlage 4 voor een overzicht van bestudeerde scripties).
pagina 14
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
Overwegingen Het panel vindt het positief dat de opleiding plannen ontwikkelt om de examencommissie een meer actieve rol te geven. De resultaten hiervan heeft het panel niet kunnen beoordelen. Wel is tijdens het locatiebezoek duidelijk geworden dat de opleiding, vooruitlopend op dit nieuwe systeem, op systematische wijze naar de kwaliteit van de toetsen heeft gekeken. Het panel vindt dat de opleiding hiermee op de goede weg is. Het panel heeft tijdens het locatiebezoek een aantal toetsen kunnen inzien en is positief over het niveau hiervan. Het stelt verder vast dat de inhoud van de toetsing voldoende correspondeert met de inhoud van de vakken. Voor veel vakken wordt er gebruik gemaakt van verschillende toetsvormen. Bij het beoordelen van groepsproducten tijdens het programma wordt geen individuele becijfering verricht. Hoewel de opleiding geen formeel beleid heeft om free-ridergedrag tegen te gaan heeft het panel vastgesteld dat de individuele docenten hiervoor een duidelijke aanpak hebben, door bij de presentatie van het groepswerk telkens de individuele studenten te bevragen. Daarnaast bevestigen de studenten met wie het panel heeft gesproken dat de groepsdynamiek binnen de opleiding een positief stimulerende werking heeft. Mede door het kleinschalig karakter van de opleiding en de bekendheid van de docenten met studenten, heeft de opleiding naar het oordeel van het panel, goed zicht op de individuele prestaties. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding de toetsing naar behoren uitvoert. De door het panel ontvangen scripties bestrijken zeer gevarieerde onderwerpen en doen een beroep op veel verschillende soorten bronnen en literatuur. Het panel is aangenaam verrast door het wetenschappelijk gehalte van de scripties en meent dat sommige werken een publiceerbaar niveau (kunnen) bereiken. De vraagstellingen zijn gevarieerd en de gebruikte (soms geavanceerde) methoden zijn uiteenlopend en verantwoord. De scripties zijn geen typisch product van de werkomgeving van de student maar duidelijk opgesteld ten behoeve van de studie. Het is het panel verder opgevallen dat de scripties in vormgeving en omvang zeer uiteen lopen en dat het Nederlands in sommige gevallen te wensen overlaat. Het panel adviseert de opleiding toe te zien op uniformiteit in de vorm van de scripties en aandacht te besteden aan correct taalgebruik. Het panel beoordeelde de scripties overeenkomstig de door de opleiding gegeven beoordeling; het toegekende eindcijfer komt grotendeels overeen met het cijfer dat de panelleden zouden toekennen. Het cijfer dat het panel zou geven is maximaal een punt hoger of lager dan de opleiding heeft toegekend. De ondergrens is telkens adequaat bewaakt, met één uitzondering. In dat geval was sprake van een te dunne scriptie met te weinig geavanceerd onderzoek. De opleiding had de desbetreffende scriptie eveneens laag (maar wel met een voldoende) beoordeeld. De becijfering door de opleiding mist een kwalitatieve onderbouwing van de toebedeelde cijfers en het is daardoor voor het panel onduidelijk hoe de deelscores op de verschillende criteria leiden tot het eindcijfer. Het eindcijfer zelf wordt – met de enkele genoemde uitzondering – gedeeld door het panel. Op basis van de kwaliteit van de afstudeerwerken, de waargenomen praktijk met betrekking tot toetsen en de voorgenomen herpositionering van de examencommissie oordeelt het panel positief over deze standaard.
pagina 15
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
4.4 4.4.1
Afstudeergarantie en financiële voorzieningen Standaard 4 De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen en stelt toereikende financiële voorzieningen beschikbaar. Bevindingen Het panel heeft kennis genomen van de begroting voor het jaar 2010/2011 en van de gerealiseerde en geprojecteerde cijfers van de opleiding. Het programma heeft een sterke groei doorgemaakt en verwacht nog verder te groeien. Het collegegeld voor de opleiding, inclusief schakelprogramma, is lager dan voor soortgelijke onbekostigde opleidingen van andere instellingen; anderzijds is het hoger dan soortgelijke programma’s aan de faculteit. De opleiding wil niet harder groeien dan zij aankan en stelt voldoende (kwalitatieve en kwantitatieve) bemensing als belangrijke voorwaarde voor eventuele groei. De instelling garandeert dat studenten die zich voor de opleiding hebben ingeschreven, ook de mogelijkheid zal worden geboden af te studeren. Overwegingen Het panel heeft geen aanleiding gevonden om de garantieverklaring met betrekking tot het afstuderen van studenten te betwijfelen. Het stelt vast dat de opleiding de kwaliteit van de opleiding stelt boven de groei van het aantal studenten. Het panel moedigt de opleiding aan om deze lijn voort te zetten bij groeiende studentenaantallen en ook dan het kleinschalig karakter en daarmee de gerealiseerde kwaliteit van het onderwijs te behouden. De beste indicatie voor een duurzame toekomst van de opleiding wordt thans geleverd; de opleiding wordt al sinds september 2002 aangeboden en heeft een positief (begroot) exploitatieresultaat. De instelling beschikt daarnaast over voldoende financiële armkracht. Het panel is overtuigd van de continuïteit van de opleiding om de geboden garantie waar te maken. Op basis van bovenstaande overwegingen oordeelt het panel positief over deze standaard.
4.5
Algemene conclusie over de kwaliteit van de opleiding De kwaliteit van de nieuwe opleiding is voldoende. Het panel heeft vastgesteld dat de opleiding qua niveau en oriëntatie voldoet aan wat van een academische master verwacht mag worden en dat het geboden onderwijs studenten in staat stelt de beoogde eindkwalificaties te behalen. De onderwijsomgeving en in het bijzonder de docenten voldoen daaraan. De opleiding waarborgt voldoende dat studenten op een transparante, valide en betrouwbare wijze getoetst worden. Er is een systeem in ontwikkeling om dat nog proactiever te kunnen waarborgen. De instelling geeft verder studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Daarmee is sprake van een programma dat voldoet aan de eisen die gesteld zijn in het beoordelingskader en dientengevolge geaccrediteerd kan worden door de NVAO.
4.6
Aanbevelingen Het panel heeft een aantal aanbevelingen en een advies geformuleerd. – Het panel beveelt de opleiding aan om meer aandacht te besteden aan de formulering van de eindtermen;
pagina 16
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
– het panel beveelt de opleiding aan om te waarborgen dat studenten voldoende met finance/accounting in aanraking zijn gekomen tijdens hun opleiding- onafhankelijk van de door studenten gemaakte keuzes; – het panel beveelt de opleiding sterk aan om verbetering aan te brengen in de communicatie met studenten; – in verband met voorgaande, adviseert het panel de opleiding om spaarzaam te zijn met het aanbrengen van wijzigingen in het programma; – het panel beveelt de opleiding aan om de tot stand gebrachte toetsreglementen daadwerkelijk te implementeren zodra deze door alle betrokken organen goedgekeurd zijn; – het panel beveelt de opleiding aan om in de regel alleen vaste staf in te zetten voor de begeleiding van studenten; – het panel beveelt de opleiding aan om de beoordeling van de scripties te voorzien van een kwalitatieve onderbouwing en die vast te leggen op de beoordelingsformulieren; – Het panel adviseert de opleiding het kleinschalige karakter van het onderwijs, ook bij toenemende studentenaantallen, te behouden.
pagina 17
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
5 Overzicht oordelen
Onderwerp
Standaarden
1 Beoogde eindkwalificaties
1. De beoogde eindkwalificaties van de opleiding zijn wat
Oordeel V
betreft inhoud, niveau en oriëntatie geconcretiseerd en voldoen aan internationale eisen
2 Onderwijsleeromgeving
2. Het programma, het personeel en de opleidingsspecifieke
V
voorzieningen maken het voor de instromende studenten mogelijk de beoogde eindkwalificaties te realiseren
3 Toetsing
3. De opleiding beschikt over een adequaat systeem van
4 Afstudeergarantie en financiële voorzieningen
4. De instelling geeft aan studenten de garantie dat het
V
toetsing
V
programma volledig kan worden doorlopen en stelt toereikende financiële voorzieningen beschikbaar
Algemene conclusie
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 18
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
V
Bijlage 1: Eindtermen De eindtermen qua kennis zijn: K1. Gespecialiseerde kennis van theorieën en benaderingen van (strategische) verandering, innovatie en de interne en externe sociaal-politieke krachtenvelden Waarbinnen deze plaatsvinden, internationalisering en marketing (alle tracks); K2. Gespecialiseerde kennis van het structureren van organisaties en het ontwerp van marktgerichte primaire processen, coordinatie-en controlmechanismen, alsmede van het structureren van ketenverbanden en samenwerkingsrelaties met andere organisaties (alle tracks); K3. Gespecialiseerde kennis van de essenties van strategische vraagstukken, in samenhang met de (markt-, bedrijfstak- en internationale) omgeving van organisaties, en met de interne structurele, culturele, financieel‐economische, informatie-technische en proceskenmerken (S-track); K4. Gespecialiseerde kennis van theorieën en benaderingen van human resource management en leiderschap, en hun samenhang met de culturele en maatschappelijke context (HRM-track); K5. Gespecialiseerde kennis van en inzicht in de functie, doelstellingen, onderzoeks-en analysetechnieken van marketing binnen verschillende soorten ondernemingen (profit en not-for-profit), en de samenhang hiervan met de maatschappelijke, strategische, economische en organisatorische context (M-track); K6. Gespecialiseerde kennis van en inzicht in de doelstellingen, functie en effecten van de typische marketinginstrumenten (marketing-mix, customer relationship management), en hoe deze kunnen verschillen in verschillende markten (consumentenmarkt, zakelijke markt) en op specifieke toepassingsgebieden (detailhandelmarkt, dienstverlening) (M-track); K7. Gespecialiseerde kennis van financieringsinstrumenten en treasurymanagement, in relatie tot het doel en de strategie van de onderneming (Elective); K8. Gespecialiseerde kennis van instrumenten die kunnen worden gebruikt voor de financiële en niet-financiële aansturing van organisatieonderdelen, alsmede van de contextuele effectiviteit van deze instrumenten (Elective); K9. Gespecialiseerde kennis van vraagstukken rond de externe verslaggeving van complexe ondernemingen (Elective); K10. Gespecialiseerde kennis van theorieën en benaderingen van entrepreneurship, en hun samenhang met de culturele en maatschappelijke context (Elective); K11. Gespecialiseerde kennis van de economische en financiële theoretische benaderingen met betrekking tot het ondernemerschap (Elective). K12. Gespecialiseerde kennis van de theorieën en benaderingen van informatiemanagement in samenhang met strategie, innovatie en organisatie (elective)
De eindtermen qua vaardigheden zijn: V1. Het kritisch kunnen beoordelen en analyseren van bedrijfskundige vraagstukken; afgestudeerden zijn in staat de belangrijkste in de praktijk levende vraagstukken te analyseren en voor daarmee samenhangende problemen creatieve oplossingsrichtingen aan te dragen;
pagina 19
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
V2. Het kritisch kunnen beoordelen en analyseren van concrete bedrijfskundige vraagstukken van individuele organisaties; afgestudeerden zijn in staat deze organisaties en hun complexe relaties met klanten en andere stakeholders te ‘lezen’ en te interpreteren, en voor praktische vraagstukken een passende oplossingsrichting aan te dragen; V3. Het zelfstandig kunnen ontwerpen en uitvoeren van onderzoek met een wetenschappelijk karakter, inclusief het formuleren van een probleemstelling, het vinden en verwerken van de benodigde onderzoeksbronnen, en het systematisch verzamelen, interpreteren en analyseren van relevante praktijkinformatie; dit onderzoek kan zowel een theorievormend of ‐toetsend karakter hebben, als een toegepast karakter; V4. Het helder en bondig kunnen rapporteren, zowel schriftelijk als mondeling, over onderzoek van wetenschappelijk niveau, en op basis van dit onderzoek organisaties adviseren; V5. Op adequate wijze kunnen communiceren met personen die binnen organisaties in andere disciplines werkzaam zijn.
De eindtermen qua attitude zijn: A1. Een houding waarmee constructief in (multidisciplinair) teamverband kan Worden samengewerkt; A2. Een actieve leer- en onderzoekshouding, die voortkomt uit een besef dat men nooit is ‘uitgeleerd’, ook niet wanneer het gaat om bedrijfskundige vraagstukken; A3. Het besef dat voor het succesvol functioneren van (bedrijfs)organisaties de mens, en de wijze waarop deze in een sociaal-economisch-politieke context acteert, een cruciale rol speelt; A4. Het besef dat de werkelijkheid van het functioneren van organisaties niet enkelvoudig is, omdat, afhankelijk van de invalshoek die wordt gekozen, het begrip van problemen en oorzaken kan verschuiven; dit vereist een open houding naar verschillende (disciplinaire) visies; A5. Besef van de internationale, maatschappelijke, culturele en ethische context waarin de bedrijfskunde wordt beoefend.
pagina 20
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
Bijlage 2 Samenstelling panel Voorzitter Victor Goedvolk was bestuurder van Fortis ASR Verzekeringsgroep N.V. Hij studeerde bedrijfseconomie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, en werkte tot 1978 aan de Economische Faculteit aldaar. Vervolgens volgde een aantal jaren adviespraktijk. Vanaf 1982 werkte hij bij het Ministerie van Financiën. In 1990 nam hij daar afscheid als plaatsvervangend secretaris-generaal. Hij trad toen toe tot de leiding van Assurantieconcern Stad Rotterdam N.V., één van de rechtsvoorgangers van Fortis ASR. Hij is thans lid van een aantal besturen en raden van commissarissen in de profit- en non-profitsector. Gedurende een groot deel van zijn loopbaan was hij betrokken bij diverse opleidingen, waaronder die van de postdoctorale controllersopleiding van de Erasmus Universiteit. Lid Piet Vanden Abeele is emeritus professor (Marketing/Economische Psychologie), Katholieke Universiteit Leuven. From 2001 till 2009 university vice-president, in charge of the undergraduate campus at Kortrijk, Belgium, and of the relations of the university with its associated institutions of higher education in Flanders and in Northern France. He holds master degrees in Quantitative Applied Economics, in Psychology and in Statistics and a PhD in Marketing from Stanford University. His research and publications cover and combine this spectrum of disciplines. He held and holds board/trustee positions in academic and business organizations in several countries, and academic positions at EIASM, Marketing Science Institute, UCLA, American University, in Eastern Europe and Asia. Lid Rob H.W. Vinke is Professor of HR Sciences at Nyenrode Business Universiteit (Center for Human Resource, Organization and Management Effectiveness). He studied work and organization psychology at the Universiteit van Amsterdam, followed by five years at the eponymous department as academic researcher, teacher and study coordinator. In 1996 he obtained his doctorate in Motivation and Reward. Vinke was a senior consultant at Hay Management Consultants for more than eight years, before spending over two years as a senior consultant at Twijnstra Gudde. In 1997 he became director of Rob Vinke Consultancy, an independent organization consultancy. His core expertise is in trends in society, strategic HRM policy, labor conditions & reward, and culture & motivation. He has over 300 publications to his name. He is the principal teacher on the HR strategist course at Universiteit Groningen, and chief editor of the Dutch HRM guide 'Gids voor Personeelsmanagement'. Studentlid Anton Schuurman is student in law, public law and international and European Law at the University of Leuven. From 2009-2010 he was vice-chair for the Leuven Student Council (LOKO) and was part of the academic council and the General Board of the Catholic University of Leuven. His responsibilities included quality assurance, internationalization and student facilities. From 2010-2011, Schuurmans was board member of the Flemish Student Association (VVS). He acted as student member in several assessment committees for the NVAO. Alle panelleden hebben een onafhankelijkheids- en onpartijdigheidsverklaring ingevuld en ondertekend.
pagina 21
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
Het panel werd bijgestaan door Tim Lamers MSc (beleidsmedewerker NVAO) als procescoördinator, mr. Monique in ’t Veld (beleidsmedewerker NVAO) als secretaris tijdens het eerste vooroverleg en Jetse Siebenga MSc (beleidsmedewerker NVAO) als secretaris tijdens het locatiebezoek en de totstandkoming van het panelrapport.
pagina 22
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
Bijlage 3: Programma locatiebezoek Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op vrijdag 16 december 2011. Locatie: ABS, plantage Muidergracht, Amsterdam. Programma: 09.00u – 09.30u ontvangst en kort vooroverleg panel, zaal M.0.01 09.30u – 10.15u Sessie 1 – gesprek vertegenwoordigers opleidingsmanagement en examencommissie – Lisette Duyster-Went RA (voorzitter examencommissie) – drs. Marieke van Kempen (secretaris examencommissie) – drs. Ed van der Lely (programma manager) – dr. Mark van der Veen (programma directeur) 10.15u – 10.45u Sessie 2 – gesprek vertegenwoordigers instellingsbestuur en onderwijsinstituut – prof. dr. Han van Dissel (decaan faculteit) – prof. dr. Ans Kolk (directeur onderzoek Amsterdam Business School, sectiehoofd Strategie en Marketing) – dr. ir. Sander van Triest (directeur onderwijs Amsterdam Business School) 10.45u – 11.15u Sessie 3 – gesprek vertegenwoordigers werkveld – dr. George Molenkamp, KPMG – drs. Martin de Jong, Vodafone – drs. Jorge Labadie, 37º Celsius – dr. Rene Jansen, Winkwaves 11.15u – 12.30u Sessie 4 – gesprek docententeam – dr. Alan Muller (International Management) – dr. Frank Belschak (Leadership) – dr. E. Peelen (Marketing) – dr. Chihmao Hsieh (Entrepreneurship) – drs. Roger Pruppers (Premaster) – dr. Ranjita Singh (Premaster en Strategie) 12.30u – 13.30u overleg panel tijdens lunch (besloten) 13.30u – 14.00u Sessie 5 – gesprek studenten – Lies Ekhart – Mark van der Meulen – Paul van der Pol – Vries Strookman – Jasmijn Visser – Jasper Whitmore
pagina 23
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
14.00u – 14.30u Sessie 6 – gesprek alumni – drs. Ronald Brik, directeur BJH Installatietechniek (diploma 2008) – drs. Priscilla Dunant Maurits, Interim Manager, Consultant (diploma 2011) – drs. Vincent Lafeber, E-sales manager Air France KLM (diploma 2011) – drs. Christie de Witt, Communicatieadviseur (diploma 2011) 14.45u – 16:00u overleg panel (besloten) 16.00u – 16.15u
pagina 24
beknopte terugkoppeling, – dr. Mark van der Veen – drs. Ed van der Lely – prof. dr. Han van Dissel
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
Bijlage 4: Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding – Informatiedossier – Domeinspecifiek referentiekader – Overzicht programmaonderdelen – Vakbeschrijvingen master en schakelprogramma – Onderwijs- en Examenregeling Masteropleiding FEB – Overzicht in te zetten personeel – Master of Business Studies Thesis Guidelines – Evaluation form Master Thesis – EQUIS report ABS – 27 april 2010 – EQUIS accreditation decision ABS – 27 April 2010 – Begroting
Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek – Doorstroomgegevens – Roostering van de masterfase per september 2012 – Jaarverslag Opleidingscommissie Economie en Bedrijfskunde 2011/2012 – Brochure opleiding 2011 – Onderwijs- en Examenregeling 2011/2012 – Vakevaluaties – Handboek Kwaliteitszorg 2011/2012 – Bedrijfskunde in Deeltijd evaluaties – Studiewijzers – Examens van de vakken Services Marketing, Internal and External Governance, Leadership (essay), Strategic Management & Marketing (case study), Valuation and Value-Based Management, Quantitative Methods for Business Studies, Management Research Methods, Academic Project – Studieboeken van met name het schakelprogramma – Syllabi van de vakken Marketing Management, Strategy and Organisation en Customer Relationship Management Overige documenten – CV’s docenten – Lijst met scripties – 15 door het panel geselecteerde scripties – Vakbeschrijvingen en literatuurlijsten voor de marketingvakken
pagina 25
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |
Bijlage 5: Lijst met afkortingen ABS
Amsterdam Business School
ba
bachelor
ECTS
European Credit Transfer System
FEB
Faculteit Economie en Bedrijfskunde
hbo
hoger beroepsonderwijs
heao
hoger economisch en administratief onderwijs
ma
master
MBA
Master in Business Administration
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
OER
Onderwijs- en Examenregeling
UvA
Universiteit van Amsterdam
wo
wetenschappelijk onderwijs
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op beperkte toetsing van de nieuwe opleiding Bedrijfskunde in Deeltijd van de Universiteit van Amsterdam. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 26
X5271
NVAO | Bedrijfskunde in Deeltijd | 30 januari 2012 |