Wo-master Master of Business Administration Universiteit van Amsterdam 8 november 2005 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Inhoud
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
6 6 8
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
9 9 9 10
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
14 14 20 28 32 35 39
5
Overzicht advies
41
Bijlage 1: Samenstelling panel
42
Bijlage 2: Programma site visit
44
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
46
Bijlage 4: Opmerkingen naar aanleiding van ambtelijke check
52
Bijlage 5: Vragen met betrekking tot verzoek om aanvullende informatie
53
Bijlage 6: Verzoek gesprekspartners/materialen bezoekdag
56
Bijlage 7: Tweede verzoek om aanvullende informatie
57
Bijlage 8: Eindkwalificaties MBA
58
Bijlage 9: Niveaus van kennisverwerving
59
Bijlage10: Lijst van afkortingen
60
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
1 Samenvattend advies De aanvraag van de Universiteit van Amsterdam voor een toets nieuwe opleiding van de onderhavige Master in Business Administration (MBA) is ingediend samen met twee andere aanvragen toets nieuwe opleiding van de Universiteit van Amsterdam Business School (UvABS): Master in International Finance (MIF) en Master in International Management and Sustainability (MIMS). De drie opleidingen vertonen veel overeenkomsten en er zijn gezamenlijke cursussen. Binnen de staf zijn docenten actief binnen meerdere opleidingen. Vanwege de grote overeenkomsten tussen de drie opleidingen én de aanvragen heeft het panel bij zijn beoordeling van de aanvraag toets nieuwe opleiding van de MBA regelmatig vergelijkingen met de beide andere opleidingen gemaakt. De MIF-opleiding is hierbij richtinggevend geweest vanwege haar reputatie en de jarenlange praktijk waarop de opleiding boogt (de MIF-opleiding loopt sinds 1996, de MIMS-opleiding sinds 1992 aan de Vrije Universiteit Amsterdam en sinds 2004 aan de UvABS). De drie paneladviezen vertonen dan ook op onderdelen overeenkomstige teksten. De onderhavige MBA-opleiding start in september 2005; de UvABS geeft aan dat een dergelijke opleiding thuis hoort in een aanbod van managementopleidingen zoals de Business School in de markt zet. Al is het duidelijk dat er sprake is van zware concurrentie in de markt. Ook deze opleiding wil de UvABS, naast de MIF-opleiding, als vlaggenschip van het instituut, neerzetten. Het panel heeft de opleiding leren kennen als een traditionele, standaard MBA-opleiding die voldoet aan de EQUIS-definitie (European Quality Improvement System) van een MBAopleiding. Het is het MBA-concept dat in de markt gewaardeerd wordt. Daarbij is UvABS in staat een programma neer te zetten van een gedegen academisch niveau met een analytisch karakter. Samen met het kleinschalige karakter van de opleiding en de voor de grotendeels internationale studenten aantrekkelijke vestigingsplaats Amsterdam, zijn hiermee de belangrijkste onderscheidende kenmerken van de opleiding gegeven. De aanvraag toets nieuwe opleidingen liet ruimte dan wel reikte veel impliciet aan. Het heeft het panel daarom nogal wat moeite gekost om een goed inzicht te krijgen in de opleiding; vooral in de onderwijskundige aspecten ervan. In het onderhavige advies heeft het panel verslag gedaan van de wijze waarop het noodzakelijke inzicht is verkregen.
pagina 3
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Bij de verschillende onderdelen van het beoordelingskader zijn de volgende hoofdpunten te noemen: Doelstellingen De opleiding zet een min of meer standaard MBA- curriculum neer. De eindkwalificaties met de bijbehorende toelichting komen overeen met de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk aan een opleiding tot Master in Business Administration worden gesteld. Aan de eis die specifiek geldt voor MBA opleidingen – in tegenstellingen tot andere Master opleidingen – dat het curriculum voldoende breedte moet vertonen, wordt voldaan. Het totale vakkenpakket en de bijbehorende werkvormen van de opleiding is representatief voor het domein “Business Administration”. De eindkwalificaties weerspiegelen het wetenschappelijke en internationale niveau van de opleiding evenals de beroepsgerichte toepassing van wetenschappelijke kennis. In de praktijkopgaven, papers en de scriptie toont de student dat hij zelfstandig wetenschappelijk onderzoek aankan en multi- of interdisciplinaire vraagstukken in de complexe beroepspraktijk kan oplossen. Programma Het programma ligt in lijn met de beoogde eindkwalificaties. Beschouwd vanuit de wetenschappelijke management discipline en gelet op de invulling van de programmaonderdelen is hier sprake van een adequaat programma. De ingezette werkvormen sluiten aan bij het concept van actief leren. Het didactische concept en de werkvormen sporen met de beoogde eindkwalificaties. De vertaling van de eindkwalificaties in de leerdoelen van de programmaonderdelen behoeft nadere aanscherping. Zoals opgemerkt is het programma – zoals ook de eis is – breed. Dit vraagt extra aandacht voor de samenhang. Het panel is van mening dat – vooral ook door recent (18 oktober 2005) aan het panel gemelde aanpassingen in het curriculum – voldoende maatregelen zijn genomen om de inhoudelijke samenhang en de integratie van vakken op een adequaat niveau te brengen. Het programma is pittig maar dit wordt door de leiding bewust nagestreefd. Het gedegen karakter is een van de kenmerken waarmee de opleiding zich in de markt meent te kunnen onderscheiden. Inzet personeel Er is voldoende goed geschoold personeel bij de opleiding betrokken. Het onderwijs wordt hoofdzakelijk verzorgd door interne, gepromoveerde onderzoekers, naast gastdocenten uit de praktijk.
Interne kwaliteitszorg
Enige tijd geleden heeft de universitaire visitatiecommissie de interne kwaliteitszorg van de FEE – waaronder de U v A BS en dus ook de opleiding ressorteert – als “sterk” beoordeeld. De opleiding is dus ingebed in een voor kwaliteitszorg gunstige cultuur. De kleinschaligheid van de opleiding leidt er echter toe dat op sommige onderdelen van de kwaliteitszorg een informele en ad hoc werkwijze wordt toegepast. Dit mag er niet toe leiden dat de kwaliteitszorg aan diepgang en scherpte inboet.
pagina 4
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Continuïteit De continuïteit van de opleiding is gewaarborgd door een garantstelling afgegeven door de decaan van de FEE. Daarin staat dat alle studenten die een start maken met de opleiding deze binnen een redelijke termijn kunnen afronden. Een kopie van deze garantstelling is aan het panel ter hand gesteld. Het samenvattende oordeel van het panel over deze opleiding is: voldoende.
Den Haag, 8 november 2005 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding Master of Business Administration van de Universiteit van Amsterdam,
Prof. dr. L. Traas (voorzitter)
pagina 5
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Drs. B. Edlinger (secretaris)
2 Inleiding en verantwoording Deze rapportage geeft de beoordeling weer van het door de Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) ingestelde panel voor toetsing van de nieuwe masteropleiding Master of Business Administration aangevraagd door de Universiteit van Amsterdam op 14 december 2004. 2.1
Werkwijze panel In dit advies presenteert het panel zijn oordeel over de opleiding Master of Business Administration (MBA) van de Universiteit van Amsterdam Business School (UvABS). Deze opleiding is samen met de opleidingen Master in International Finance (MIF) en de Master in International Management and Sustainability (MIMS) aangeboden ter toetsing (nieuwe opleiding) aan de NVAO. Omdat de drie opleidingen overeenkomsten vertonen qua opzet, didactisch concept, werkvormen, toetsing, organisatie, inzet van het personeel enz. én omdat de informatiedossiers gedeeltelijk gelijk zijn, heeft het panel de drie opleidingen gezamenlijk behandeld en op de overeenkomstige punten volstaan met een gelijkluidend advies. Voor iedere opleiding is een apart paneladvies opgesteld. De opleidingen zijn ondergebracht bij de UvA BS, voorheen Amsterdam graduate Business School (AgBS) genaamd. Voor de duidelijkheid wordt in dit paneladvies consequent de naam UvABS gehanteerd, ook daar waar de opleiding (in het informatiedossier bijvoorbeeld) AgBS hanteert. Het panel heeft de toetsing en zijn advies gebaseerd op het toetsingskader van de NVAO (22 mei 2003, Staatscourant 2003, 120), het informatiedossier behorende bij de aanvraag (informatiedossier Master of Business Administration, Aanvraag Toets Nieuwe Opleiding), een bezoek aan de instelling (2 juni 2005), aanvullende opgevraagde documentatie en een aanvullend bezoek aan de opleiding (23 september 2005). Een overzicht van de bestudeerde documenten is opgenomen in bijlage 3. De samenstelling van het panel (de commissie van deskundigen) is opgenomen in bijlage 1. Het panel heeft de volgende werkwijze gehanteerd: De procescoördinator van de NVAO heeft de accreditatieaanvraag (informatiedossier en bijlagen) van de opleiding ambtelijk gecheckt. Geconstateerd is dat het dossier onvoldoende compleet is om de behandeling te starten. Vandaar dat aan de opleiding is gevraagd om meer informatie bij de onderwerpen ‘Doelstellingen’ en ‘Interne kwaliteitszorg’ te leveren (zie bijlage 4 voor omschrijving van het verzoek). Vervolgens is de bijgestelde aanvraag door ieder panellid individueel bestudeerd en beoordeeld aan de hand van het toetsingskader. Tijdens een voorbereidend paneloverleg (10 mei 2005) zijn de bevindingen uitgewisseld en zijn nadere vragen geformuleerd ter verheldering van onduidelijkheden tijdens het werkbezoek aan de instelling. Tevens is besproken welke vertegenwoordigers van de opleiding het panel wou uitnodigen voor de gesprekken tijdens het werkbezoek en de gewenste tijdsplanning. Omdat er hiaten werden geconstateerd in de aangeleverde informatie, is de opleiding verzocht, voorafgaande aan het werkbezoek, aanvullende
pagina 6
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
informatie op te sturen. De onderwerpen waarop de aanvullingen gevraagd werden, betroffen: o Algemene vragen over de UvABS en meer specifieke vragen over de financiële en juridische positionering en de verhouding met de UvA en de Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie (FEE) o Sinds wanneer loopt de MBA-opleiding? o Domeinspecifieke eisen - explicitering eindtermen en consultatie beroepspraktijk/vakgenoten; o Master - aansluiten bij internationaal gehanteerde beschrijving; o Oriëntatie wo – onderzoeksbekwaamheid van de afgestudeerden; o Eisen wo – specificeren van het wo-programma; o Relatie doelstellingen en programma – rooster (uren) van de programmaonderdelen en kwaliteitsborging scriptie; o Instroom – specificeren van de instroomeisen; o Kwantiteit personeel – inzage in personele capaciteit; o Kwaliteit personeel – het gehanteerde docentenprofiel; o Continuïteit – garantstelling dat de studenten het programma volledig kunnen doorlopen. De vragen die hiertoe gesteld zijn, zijn opgenomen in bijlage 5. De opleiding heeft, voorafgaande aan het werkbezoek (2 juni 2005) een overzicht ontvangen van de belangrijkste vragen van het panel én het verzoek om aanvullende documentatie. Deze documentatie hebben de panelleden in de week vóór het werkbezoek ontvangen. Deze informatie is door de panelleden bestudeerd. Tijdens het werkbezoek heeft het panel de drie opleidingen gezamenlijk bezocht. Gespreksrondes vonden per opleiding, dan wel met de drie opleidingen gezamenlijk plaats. De gesprekken zijn in 4 rondes gevoerd met vertegenwoordigers van de opleiding en met studenten van de bestaande opleidingen Master in International Finance (MIF) en Master in International Management and Sustainability (MIMS), voorheen European Postgraduate Course in Environmental Management (EPCEM) die al worden aangeboden door de UvABS. Het materiaal dat de opleiding heeft klaargelegd is bestudeerd en de voorzieningen zijn bekeken. In bijlage 6 is de lijst materialen, waarom verzocht is door het panel, weergegeven. Het panel heeft vastgesteld dat er sprake is van gerealiseerde kwaliteit die een rol speelt bij de beoordeling van de nieuwe opleidingen. De opleidingen Master in International Finance en de Master in International Management and Sustainability worden feitelijk al uitgevoerd; er zijn dus zowel studenten als afgestudeerden van deze opleidingen. Om deze reden heeft het panel tijdens het werkbezoek ook gesproken met studenten en alumni en heeft het tijdens het werkbezoek onder andere uitgewerkte programmaonderdelen en evaluatieresultaten van deze opleidingen bestudeerd. Het panel heeft de aanwezige gerealiseerde kwaliteit meegenomen ter onderbouwing van zijn oordeel over de opleiding Tijdens de gesprekken op de bezoekdag heeft het panel vraagpunten voorgelegd aan de gesprekspartners. Waar opportuun heeft het panel vraagpunten voorgelegd aan meer verschillende vertegenwoordigers, met als doel een zo breed mogelijke
pagina 7
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
informatieverzameling te verkrijgen. Het programma van het werkbezoek met een overzicht van de gesprekspartners is opgenomen in bijlage 2. Halverwege en aan het einde van de dag van het werkbezoek heeft het panel in besloten overleg van gedachten gewisseld over de uitkomsten van de gesprekken en de tussentijdse oordeelsvorming besproken en tenslotte zijn voorlopige oordeel geformuleerd. Daarbij heeft het de bevindingen van het werkbezoek en alle beschikbare informatie meegenomen. Vervolgens is door de secretaris een concept paneladvies opgesteld. Daaruit bleek dat de aangeleverde informatie voor de beoordeling van enkele facetten nog onvoldoende was. De opleiding is verzocht deze informatie alsnog aan te leveren (zie bijlage 7 voor het verzoek om aanvullende informatie), c.q. ter inzage te leggen voor een delegatie van het panel die daartoe de MBA-opleiding heeft bezocht (23 september 2005). Na overleg daarover tussen de panelleden is het paneladvies vastgesteld en aan het NVAO-bestuur aangeboden. 2.2
Opbouw paneladvies De kern van dit paneladvies vormt hoofdstuk vier waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de aangevraagde opleiding toetst. Die toetsing is aan de hand van de zes onderwerpen met bijbehorende facetten die in het toetsingskader van de NVAO worden aangereikt. Per facet geeft het panel de bevindingen: een samenvatting van de door de UvA aangeleverde informatie met een weergave van die zaken die naar het oordeel van het panel relevant zijn. Daarna volgen de overwegingen van het panel, waarin de bevindingen worden beoordeeld en gewogen, resulterend in een afsluitende conclusie. Per overkoepelend onderwerp is een samenvattend oordeel gegeven. Aan het kernhoofdstuk gaat een beschrijving van de opleiding vooraf (hoofdstuk 3). In het afsluitende hoofdstuk vijf wordt in een tabel het samenvattende overzicht gegeven van de door het panel gepresenteerde oordelen over de opleiding. Het advies bevat 9 bijlagen met relevante informatie.
pagina 8
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
3 Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie Variant Sector
3.2
Nederland Universiteit van Amsterdam Master of Business Administation Master wo Master Universiteit van Amsterdam Business School, Roeterstraat 11, 1018 WB Amsterdam Voltijd en deeltijd Economie
Profiel instelling In haar recent geformuleerde strategische visie meldt de UvABS dat ze een internationaal georiënteerde business school wil zijn, intern divers, sociaal verantwoordelijk en met haar wortels in het financiële- en zakencentrum van Nederland. De UvABS heeft besloten toe te treden tot de European Foundation for Management Development (EFMD) en is gestart met het proces dat moet leiden tot EQUIS-accreditatie. Dit betekent dat alle UvABS activiteiten, dus ook alle opleidingen, in de beoordeling meegenomen worden. De belangrijkste EQUIScriteria omvatten internationalisering, sterke raakvlakken met de zakenwereld, een sterk onderzoekspotentieel en autonomie in ontwerp en uitvoering van de opleidingen. UvABS ziet het feit dat ze gevestigd is in Amsterdam als een voordeel. Ook meldt de opleiding dat de business school een sterke traditie heeft op het gebied van finance en accountancy op post masterniveau. Het UvABS onderzoeksinstituut (opgericht 2002) heeft als ambitie internationaal gewaardeerd onderzoek te doen met betrekking tot een breed scala van managementdisciplines en daarover te publiceren in internationaal “reviewed” tijdschriften. Het jaarverslag 2004/2005 van de UvABS meldt dat in de drie jaren dat het instituut nu bestaat, lopend onderzoek op het gebied van finance, informatie management, accounting en duurzaam management bijeen gebracht is. In de optiek van het onderzoeksinstituut moet het onderzoek theoretisch relevant zijn maar zo mogelijk ook maatschappelijk relevant. Omdat de nadruk ligt op fundamenteel en toegepast onderzoek, en gelijktijdige deelname aan het internationale wetenschappelijke en maatschappelijke debat, hebben de onderzoekers van UvABS een breed profiel. De instelling, Amsterdam graduate Business School (AgBS), opgericht in 2001, heet sinds 2004 Universiteit van Amsterdam Business School (UvABS); toen zijn alle businessopleidingen van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie (FEE) binnen de Business School ondergebracht. Alleen die bacheloropleidingen die
pagina 9
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
gedeeld worden met andere faculteiten zijn er niet ondergebracht. UvABS is een subfaculteit van de FEE (= één van de zeven faculteiten van de UvA). De directeur UvABS is voorzitter van het Business School Management team, dat verantwoordelijk is voor de strategie, de samenstelling van de academische staf en het academische programma. In beperkte mate is beslissingsbevoegdheid bij het College van Bestuur van de UvA gelegen, zoals bij de goedkeuring van nieuwe programma’s of de aanstelling van hoogleraren. De UvABS heeft 43.87 fte onderwijzend personeel in dienst en 12.39 fte parttime docenten/contractdocenten, 14,10 fte onderwijs- en onderzoeksassistenten en de administratieve ondersteuning bedraagt 25.51 fte. De Business School biedt momenteel 13 opleidingen aan die grotendeels worden bemenst door personeel van de UvABS/FEE. De administratie van de internationale opleidingen wordt gedaan door het International Office. Er is een Manager International Programmes (1 fte), een Coördinator International Programmes (1 fte) en er zijn Programme Assistants (1,5 fte). Op de bezoekdag heeft de directeur van de Business School aangegeven dat de keuze om een MBA-opleiding te starten een strategische is. UvABS wil een reguliere MBA in het aanbod hebben: “het hoort er bij”. Deze ‘Amsterdamse MBA’ wil zich onderscheiden binnen het grote aanbod van dit soort opleidingen door haar analytische karakter en in haar gedegenheid (“keep clear of a light MBA”), door kleinschaligheid (kleine instroom van studenten) en een hoge GMAT score als toelatingscriterium. Naam: Universiteit van Amsterdam Business School (UvABS, voorheen Amsterdam graduate Business School) Adres: Roetersstraat 11, 1018 WB Amsterdam Tel: 00 31 20 525 4286 Fax: 00 31 20 525 5092 E- mail: agbs-
[email protected] Website: www.agbs.nl
3.3
Profiel opleiding In het informatiedossier stelt de opleiding dat het onderdeel is van de UvABS-strategie geavanceerde algemene masteropleidingen op het gebied van management aan te bieden. Dit vanwege de intrinsieke waarde die hieraan gegeven wordt en vanwege de sleutelrol die de algemene masteropleidigen spelen bij de verschillende (bestaande en nieuwe) specialistische masteropleidingen. Zo zullen algemene managementcursussen binnen verschillende masteropleidingen (MBA, MIF MIMS) gezamenlijk uitgevoerd worden. Vanuit onderwijskundig gezichtspunt betekent dit dat er interactie tussen verschillende academische disciplines gestimuleerd wordt. Dit komt overeen met de multidisciplinaire aanpak die UvABS voorstaat. Het panel heeft de opleiding Master of Business Administation leren kennen als een degelijke, standaard, internationale business opleiding met een traditioneel curriculum. In de informatiedocumentatie geeft de opleiding aan dat de MBA-opleiding volledig voldoet aan de EQUIS-definitie van een MBA-opleiding. Ook dient deze opleiding (evenals MIF) als ‘vlaggenschip’ van de UvABS en kan ze bijdragen aan het versterken van de internationale
pagina 10
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
profilering van UvABS. UvABS heeft een goede reputatie op het gebied van finance en accountancy en ziet het, zoals hiervoor al aangegeven, als noodzaak ook een MBAopleiding in huis te hebben. Ook vermeldt het informatiedossier dat de opleiding start in september 2005 en dat het de bedoeling is ongeveer 30 studenten (op voltijd basis) per jaar op te nemen. Er is een voltijd en een deeltijd variant van respectievelijk één jaar en twee jaren. Voltijd- en deeltijdstudenten volgen het onderwijs samen. De markt voor MBA-opleidingen is groot en de concurrentie is zwaar. UvABS ziet enkele voordelen voor haar MBA-opleiding: Amsterdam is een aantrekkelijke stad; UvA, FEE en UvABS hebben een solide imago (academisch geloofwaardig en gevestigd); Kleinschaligheid; Integratie met andere internationale masteropleidingen van UvA (synergie in marketing en kosten). Doel van de opleiding De opleiding geeft in de informatiedocumenten aan dat zij studenten degelijke internationaal georiënteerd business onderwijs wil bieden tegen een concurrerend tarief. Studenten hebben bij het afsluiten van de opleiding een grondig inzicht in de sleuteldisciplines en kunnen deze disciplines integreren bij het oplossen van problemen. Met de opleiding wordt ook beoogd dat studenten hun persoonlijke vaardigheden m.b.t. business ontwikkelen. In het informatiedossier staat ook dat de opleiding onderwijs biedt op een hoog wetenschappelijk niveau en dat studenten kennis van de moderne business literatuur opdoen en de vaardigheden bezitten om met die kennis adequaat te handelen. Het programma heeft een internationale en een kwantitatieve oriëntatie en legt de nadruk op de integratie van diverse vaardigheden, en niet op het vergaren van specialistische kennis. Het programma bereidt de student voor op een carrière in de zakenwereld. Inhoudelijke focus van de opleiding In de informatiedocumentatie geeft de opleiding aan dat de inhoudelijke focus is op finance, marketing and sales, operations management, informations systems management, law en human resource management. Daarnaast biedt het programma een basis in de economie en de kwantitatieve analyse. Er zijn ook cursussen op het gebied van ondernemingsbeleid en –strategie. Beroepen waartoe wordt opgeleid In de informatiedocumentatie geeft de opleiding aan op te leiden voor functies als consultant of algemeen manager met het accent op gebieden als finance, marketing, HR, informatie technologie en operations/logistiek. De afgestudeerden komen meestal in een commerciële omgeving terecht, zowel bij dienstverlenende- als bij productiebedrijven. De opleiding geeft aan dat het, gezien de diversiteit aan functies, moeilijk is het beroepsprofiel precies aan te geven. Doorgaans betreft het middenmanagementfuncties in relatief grote organisaties. Het programma In het informatiedossier presenteert de opleiding het voltijdprogramma in de volgende tabel. Dit programma wordt in 12 maanden doorlopen.
pagina 11
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
MASTER IN BUSINESS ADMINISTRATION Modules in bold font are compulsory. Others are indicative of available options. EC in brackets. Block 1 Corporate Finance (7) Quantitative Methods (7) Econ. of Int. Business (7) Financial Accounting (7) Personal Skills
Block 2 Corporate strategy (4) Human Resource Mgmt. (4) Corporate Law (4) International Banking (4) Advanced Economics (4) International Finance (4) Sustainable Management (4)
Block 3 Strategic Marketing (4) Information Systems (4) Operations Mgmt. (4) Int. Financial Analysis (4) Financial Markets (4) Corp. Governance & Ethics (4) Current Issues in Business (4)
Block 4 Internschip and/or Thesis (10) Er zijn tien verplichte- en twee keuzemodules verdeeld over 3 blokken. Het onderdeel Personal Skills plus een aantal presentaties over actuele onderwerpen moeten door de studenten gevolgd worden. Voor het skills programme meldt de opleiding dat het gedurende het hele jaar loopt en dat het samen met de opleidingen MIF en MIMS gegeven wordt. De studielast is 80 uren. De studenten volgen tenminste 80% van het skills programme, afhankelijk van hun ervaring en leerbehoeften De opleiding geeft aan dat de cursussen 11 of 15 weken lopen en dat ze als volgt zijn ingedeeld: 2 - 3,5 uren per week contacttijd met de docent; 5 uren per week zelfstudie en individuele opdrachten; 2 uren per week groepsopdrachten; één studieweek één toetsweek. In schema ziet de structuur van het deeltijdprogramma er als volgt uit: Semester 2 Corporate strategy (4) Human Resource Mgmt. (4) Strategic Marketing (4) Information Systems (4) Semester 4 Semester 3 Operations Mgmt. (4) Econ. of Int. Business (7) Corporate Law (4) Financial Accounting (7) Keuzecursussen Thesis (10) in te leveren voor augustus van het tweede jaar
Semester 1 Corporate Finance (7) Quantitative Methods (7)
pagina 12
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
De opleiding geeft aan dat het Personal Skills programma wordt gespreid over twee jaren. Op de bezoekdag gaven de docenten van de opleiding Master in International Finance, waar óók een voltijd en deeltijdvariant naast elkaar lopen, aan dat bij de deeltijdstudenten geen behoefte is aan de mogelijkheid facultatief stage te lopen. Van de voltijdstudenten maakt 80% – 90% er gebruik van. Organisatie Er is een opleidingsdirecteur van de opleiding Master of Business Administration voor 0,2 fte. De opleiding heeft een opleidingscommissie. De administratie wordt gedaan door het International Office. Nieuwe opleiding voor Nederland De opleiding start in september 2005. In het informatiedossier geeft de opleiding aan dat elf Nederlandse universiteiten en hogescholen een MBA-opleiding aanbieden. De locale concurrenten geeft UvABS weer in onderstaande tabel: University Leiden GSIM NIMBAS RSM Nyenrode HES
Fee 28.000 19.850 29.150 34.000 28.500 11.945
FTE’s 35 40 170 40 20
FT Ranking Not ranked Not ranked 86th 22 nd 67 th Not ranked
Comments Starts 0905
No GMAT or working experience required
De opleiding geeft aan dat in de context waarin zij fungeert zowel de reputatie (die grotendeels gebaseerd is op ranking in de Financial Times (FT) en de Economist) als de kosten van de opleiding een grote rol spelen bij de keuze die studenten maken. Nieuwe opleiding voor de instelling De opleiding is nieuw voor de UvABS en start in september 2005. De UvA heeft bij de NVA eind 2004 de toetsing als nieuwe opleiding aangevraagd. Studieomvang 70 EC
pagina 13
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1 Doelstellingen opleiding Voor de beschrijving van de doelstellingen wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. 4.1.1 Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen In de informatiedocumentatie geeft de opleiding aan dat de volgende uitgangspunten voor het samenstellen van de inhoud van het programma aan de orde waren: beschrijvingen van EQUIS (“voldoen aan door EQUIS gespecificeerde inhouden van MBA-materialen”) en AMBA; de ervaring van de eigen academische staf met andere MBA-programma’s; Daarna heeft een panel van experts (academici en business people, dat wil zeggen potentiële werkgevers van afgestudeerden én werkgevers die eigen staf wil scholen) het curriculum beoordeeld. In de informatiedocumentatie geeft de opleiding inzicht in de aard van hun feedback. Het NVAO-panel constateert dat de feedback van de hierboven genoemde experts zich richt op: de legitimiteit van een Amsterdamse MBA in het grote aanbod van MBAopleidingen; de werving van studenten; het karakter van de opleiding: echt academisch, niet gespecialiseerd (genoemd wordt de sterkte van UvABS – finance) maar een algemene MBA met een ietwat traditioneel curriculum. Het panel constateert dat de focus van de experts gericht was op de marketing van de opleiding, de aard van de opleiding en het niveau van de opleiding. Het panel heeft de indruk dat de eindtermen als zodanig niet speciaal in beeld zijn geweest. Het beroepsprofiel is niet aan de orde geweest, zo meldt de opleiding in de informatiedocumentatie. De opleiding geeft hiervoor als reden dat de experts die geraadpleegd zijn, bekend zijn met het ‘MBA-concept’ dat door de markt gewaardeerd wordt. De focus van de betrokkenen heeft gelegen in het beoordelen van het programma voor toekomstige carrières in Business Administration bij overheid en bedrijfsleven.
pagina 14
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Het panel constateert dat de geraadpleegde deskundigen positief zijn over de MBAopleiding van UvABS. De opleiding heeft op basis van de feedback enkele bijstellingen in het programma aangebracht: versterking van het skills programme; ontwerpen van praktijkgerichte benaderingen; bekijken van de mogelijkheden om een Industrial management and Policy variant op te zetten. Inmiddels heeft de opleiding een eerste bezoek van EQUIS gehad vanwege het starten van het proces dat moet leiden tot EQUIS accreditatie In haar openingsalinea bij het facet ‘Domeinspecifieke eisen’ schrijft de opleiding: “Beyond the mere acquisition of knowledge and technical skills the curriculum is expected to put theory into practice by focusing on the personal development of participants through such competencies as decision-making, team work, leadership skills, entrepreneurial potential, negotiation skills, communication and presentations skills ”. In de informatiedocumentatie geeft de opleiding aan dat na het doorlopen van het programma studenten een hoog kennisniveau hebben van de internationale businessliteratuur en de vaardigheden hebben deze kennis adequaat toe te passen. Studenten kunnen problemen op het gebied van Business Administration analyseren en oplossen. Het programma waarborgt de ontwikkeling van business related personal skills. Studenten kunnen: o discussiëren met deskundigen op financieel gebied; o de eigen kennis en tegelijkertijd de beperkingen ervan hanteren; o de inzichten uit verschillende disciplines integreren op een manier die specialisten niet kunnen; o goed handelen in een internationale omgeving – hiermee bedoeld de opleiding het kunnen werken met mensen van verschillende culturele achtergronden en het kunnen werken met scenario’s uit diverse omgevingen; o effectief handelen in een werkomgeving dankzij hun persoonlijke en communicatieve vaardigheden. Ook kunnen de afgestudeerden zelfstandig wetenschappelijk onderzoek verrichten op het gebied van business, en multi- en interdisciplinaire vraagstukken in een professionele context oplossen. De opleiding geeft in haar aanvullende informatie een herziene (ten opzichte van de aanvraag) lijst eindtermen. Het panel constateert dat ze algemeen geformuleerd zijn en daarmee gedeeltelijk inzicht geven in de context waarin de afgestudeerde wordt verondersteld te handelen. In een aanvullend document licht de opleiding de eindtermen toe. Het panel constateert dat daaruit die context af te leiden valt. In bijlage 8 van dit paneladvies staat de volledige lijst eindkwalificaties. Over het niveau van kennisverwerving meldt de opleiding het volgende. Alle afgestudeerden hebben tenminste een intermediaire kennis (intermediate knowledge) van alle gebieden van de opleiding. Van het kennisgebied waartoe het onderwerp van de thesis behoort, heeft de
pagina 15
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
student uitgebreide kennis (extended knowledge). In bijlage 9 van dit paneladvies staat de omschrijving van deze kennisniveaus, zoals de opleiding ze hanteert. Overwegingen Het panel heeft de indruk gekregen dat bij het consulteren van (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk het programma het uitgangspunt is geweest. Het beroepsprofiel en de eindtermen zijn daar niet speciaal in meegenomen; het panel veronderstelt dat het feit dat hier sprake is van een MBA-opleiding volgens het bestaande gebruikelijke concept, waarvan het beroepsprofiel en de eindtermen algemeen bekend zijn, de reden is van deze werk\wijze. EQUIS heeft gediend als leidraad bij het ontwerpen van het programma. De formulering van de set eindkwalificaties is, naar de mening van het panel, algemeen. De nodige specificaties zijn af te leiden uit de aanvullende informatie hierover. Conclusie De opleiding zet een standaardprogramma neer van gedegen academisch niveau. Het is getoetst door deskundige vakgenoten en door de beroepspraktijk en is aanvaardbaar bevonden. De set eindtermen is geen goede weergave van die sterkte. Samen met de aanvullende specificaties is het panel van mening dat de beschreven eindkwalificaties een voldoende weergave zijn van de eisen die door de vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden. Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
4.1.2 Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen De opleiding geeft aan dat de eindkwalificaties van haar MBA-opleiding overeenkomen met algemene, internationaal geaccepteerde omschrijvingen van een Master of Business Adminstration (EQUIS). In het informatiedossier is geen inhoudelijke onderbouwing gegeven van de aansluiting van de beoogde eindkwalificaties van het MBA-programma bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijving van de kwalificaties van een master. Het panel heeft in zijn verzoek om aanvullende informatie hier alsnog om gevraagd. De opleiding heeft vervolgens in een kruistabel de beoogde eindkwalificaties in verband gebracht met de Dublin descriptoren. In de inhoudelijke toelichting bij de tabel geeft de opleiding haar onderbouwing van de Dublin descriptoren: – Kennis en inzicht De opleiding legt de lat voor kennisverwerving op het intermediaire niveau. Ze geeft aan dat vanwege het niveau waarop de cursussen worden aangeboden en de manier waarop ze aangeboden worden (de inzet van complexe cases, studenten te vragen presentaties te houden over nieuwe inzichten en de interactie met onderzoekers in alle cursussen, enz.) de basis wordt gelegd voor het kunnen leveren van originele ideeën. De opleiding benadrukt dat het een gedegen training is die hier plaatsvindt.
pagina 16
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
– Toepassen kennis en inzicht De opleiding geeft aan dat ze van de student vraagt zijn/haar probleemoplossende vermogen in nieuwe complexe contexten aan te tonen. Gedurende de opleiding worden studenten middels opdrachten hierin getraind. In haar eindkwalificaties heeft de opleiding de eisen geëxpliciteerd die gesteld worden aan het probleemoplossend vermogen. – Oordeelsvorming De opleiding geeft aan dat haar eindkwalificatie met betrekking tot kennis, zo ook die met betrekking tot het kunnen uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en het creatief kunnen analyseren, voldoen aan deze Dublin descriptor. Ook noemt ze het vermogen van de student om zijn/haar kennis toe te passen op praktische problemen op een academisch niveau. Dit houdt volgens de opleiding in dat de student kennis kan integreren en om kan gaan met complexiteit en oordelen kan vormen op basis van incomplete data. – Communicatie De opleiding geeft aan dat adequate communicatie met collega’s van binnen en buiten de eigen discipline veronderstelt dat de student de context waarin het publiek verkeert, kent. En dat dit veronderstelt dat de student adequaat de onderbouwing van de inhoud, maar ook de grenzen daarvan en de beperkingen ervan, inziet en toepast. – Leervaardigheden Hier licht de opleiding toe dat de studenten individuele opdrachten maken en individueel hun tentamens moeten voorbereiden. Overwegingen Het panel constateert dat de eerste twee Dublin descriptoren voldoende onderbouwd zijn. Bij het onderdeel oordeelsvorming constateert het panel dat het accent vooral ligt op het oplossingsvermogen van de student aangevuld met het omgaan met onvolledige informatie. Dit laatste impliceert een onderbouwd oordeelsvermogen. Het onderdeel communicatie is aanwezig, maar minder uitgewerkt. Bij de laatste Dublin descriptor heeft het panel geen nadere operationalisatie aangetroffen. Hoewel er (veel) ruimte is voor explicitering, is het panel van mening dat de opleiding hiermee aansluit bij algemene internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Dit is gelegen in het feit dat het panel overtuigd is van het niveau van het programma, onder andere ook vanwege de aansluiting die gezocht wordt bij EQUIS en de noodzaak tot het leveren van topkwaliteit, als het gaat om het kwalificatieniveau van deze opleiding, om binnen de concurrerende markt overeind te blijven. Conclusie Hoewel de operationalisering van de eindtermen door de opleiding zelf veel ruimte open laat, concludeert het panel dat er voldoende waarborgen voor een goede aansluiting bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master aanwezig zijn. Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende.
pagina 17
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
4.1.3 Oriëntatie wo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in wo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. – Een wo-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld Zoals al is aangegeven in paragraaf 4.1.1. van dit paneladvies is het programma van MBA tot stand gekomen op basis van EQUIS-beschrijvingen en de ervaring van de eigen staf. Vervolgens is het door een panel van experts, academici en business people, beoordeeld en aangepast. Het docententeam van MBA bestaat uit onderzoekers met een onderwijstaak van zo’n 150 contacturen op jaarbasis. De kern van hun onderzoek vindt plaats in bedrijven. Daar ontlenen de betrokkenen hun kennis van de relevante praktijk aan. Die kennis is ingebracht in het programma. Het panel constateert dat het programma duidelijke financieel economische accenten heeft, in overeenstemming met de expertise van de UvABS. Kenmerkend is de gedegen kennis van wetenschappelijke theorieën en de aandacht voor een brede internationale context. Dit is, naar de mening van het panel, in het kort, de context waarin de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en de relevante praktijk hun inbreng in het programma hebben geleverd, en zo indirect aan de eindkwalificaties hebben bijgedragen. – Een wo-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is. In de set eindkwalificaties geeft de opleiding aan dat de afgestudeerde het inzicht en de vaardigheden heeft om businessvraagstukken te analyseren en het vermogen heeft om de praktijk vanuit de theorie te interpreteren en omgekeerd.In haar informatiedocumenten geeft de opleiding aan dat een masteropleiding aan de universiteit een wetenschappelijke oriëntatie heeft en dat de afgestudeerden van de MBA-opleiding van de UvABS zowel wetenschappelijk onderzoek kunnen doen als multi- en interdisciplinaire vraagstukken in de beroepspraktijk, waarvoor een masterniveau vereist is, kunnen oplossen. De opleiding licht toe dat het inherent is aan een MBA-opleiding dat de afgestudeerde niet dezelfde diepte van de kennis heeft als een afgestudeerde van een gespecialiseerde womasteropleiding. Het zelfstandige onderzoek van de MBA-master kenmerkt zich door een grotere breedte van kennis maar minder diepgang (als de gespecialiseerde wo-master).
pagina 18
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
De opleiding geeft aan dat de MBA-master van UvABS op een hoog niveau wetenschappelijk onderzoek kan verrichten. Het panel constateert dat de student met de scriptie aantoont dit te beheersen. Overwegingen Het panel constateert dat de beoogde eindkwalificaties een smalle toetsing door de wetenschappelijke discipline en de internationale wetenschapsbeoefening hebben doorstaan. De reden van de smalle toetsing houdt verband met de focus van betrokkenen op het programma en niet op de eindkwalificaties (zie ook facet 4.1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’). De toetsing heeft naar inzicht van het panel plaatsgevonden in kader van EQUIS en in de kring van UvA en het panel van experts van de opleiding. Het panel acht dit een representatief netwerk. Het panel acht een kritische toetsing specifiek gericht op de eindkwalificaties in de nabije toekomst wenselijk. Het panel is van mening dat het verrichten van wetenschappelijk onderzoek behoort tot de beoogde kwalificaties en dat de voorbereiding van de student vooral gericht is op de complexe multidisciplinaire beroepsomgeving. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie wo’ als voldoende.
4.1.4
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding 4.1.1 4.1.2 4.1.3
voldoende voldoende voldoende
Het panel beoordeelt de opleiding voor het onderwerp ‘Doelstellingen’ als voldoende.
pagina 19
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
4.2
Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. 4.2.1 Eisen wo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een woopleiding – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. – Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. – Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Bevindingen – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. Docenten gaven op de bezoekdag aan deze interactie in de leeromgeving aan te brengen middels een scala aan activiteiten die zij aansturen. Daarnaast gaven docenten het belang aan van het meegeven van een wetenschappelijk kritische houding. In haar informatiedocumenten geeft de opleiding aan dat de docenten, die allen actieve onderzoekers zijn, recent wetenschappelijk onderzoek met de bijbehorende vragen inbrengen en de studenten stimuleren kritisch te zijn. Ze vragen de studenten regelmatig om essays te schrijven. – Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. In de informatiedocumenten geeft de opleiding aan dat de studenten, tijdens alle onderdelen van het programma, getraind worden in de belangrijkste en nieuwe wetenschappelijke theorieën. De opleiding geeft in haar informatiedocumenten hiervan twee voorbeelden: 1. in de cursus Corporate Strategy is de historische ontwikkeling van de belangrijkste concepten, theorieën en disciplinair onderzoek uitgangspunt. Studenten worden vervolgens gesteund in het ontwikkelen van een kritische kijk op de traditionele visie op strategie en de recente bijdragen zoals increasing returns, the dynamic capabilities view, evolutionary theory en complex systems; 2. in de cursus Corporate Finance leren studenten niet alleen standaardtheorieën over capital structure (Modiglianni en Miller, trade off theorie en de pecking order theorie) maar ook de implicaties van strategisch gedrag (bijvoorbeeld on product markets), managerial entrenchment, enz.
pagina 20
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
– Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. De opleiding geeft in de informatiedocumentatie aan dat de studenten gedurende de cursussen in aanraking komen met wetenschappelijk onderzoek: de opleiding ziet het als haar taak studenten op de hoogte te brengen van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van business studies. De opleiding biedt zoveel aan achtergronden dat de studenten hypotheses kunnen opstellen. Verder is er training in statistiek en in kwantitatieve methoden om de studenten in staat te stellen de hypotheses empirisch te kunnen onderzoeken. In de cursus Quantitative Methods bieden diverse opdrachten de nodige ontwikkelingsmogelijkheden. De methodische vaardigheden die de studenten zich in de cursus Quantitative Methods eigen maken krijgen een vervolg in andere cursussen van het curriculum. Bijvoorbeeld in de cursus Operations management waar studenten kennis maken met de simulatiemethodiek. In de scriptie tenslotte passen de studenten hun onderzoeksvaardigheden toe in een gedegen academische analyse van een managementprobleem. Ook geeft de opleiding aan dat de scriptie gedegen moet zijn en wetenschappelijk gepresenteerd moet worden. Het doel van de scriptie is dat de student aantoont zelfstandig origineel wetenschappelijk onderzoek te kunnen verrichten. De student wordt voorbereid op de scriptie waarin hij/zij aantoont dat hij/zij wetenschappelijk onderzoek kan verrichten onder andere door de inzet van complexe cases, studenten te vragen presentaties te houden over nieuwe inzichten en in de interactie met onderzoekers in alle cursussen. Op de bezoekdag heeft het panel inzage gehad in de stageverslagen/scripties van studenten van de vergelijkbare opleiding MIMS. Zowel de inhoud als de resultaten waren van goede kwaliteit. Op de vraag van het panel of de beschikbare tijd het toelaat dat een student een niet bekend probleem definieert, informatie verzamelt en de informatie verwerkt gaf een docent als antwoord dat het niet de bedoeling is dat een student een proefschrift produceert. Studenten worden tijdig geïnformeerd over het feit dat ze een scriptie moeten schrijven en worden gestimuleerd na te denken over mogelijke onderwerpen. – Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. In de informatiedocumenten geeft de opleiding aan dat werkervaring een instroomeis is. Zij (de opleiding) kiest bewust voor de inbreng van de diversiteit aan beroepservaringen in het onderwijs. Daarin is volgens de opleiding een meerwaarde gelegen. Deze meerwaarde wordt gestuurd door in de aannameprocedure de diversiteit aan werkervaringen van de kandidaten mee te wegen (zie ook facet 4.2.5 Instroom). Daarnaast noemt de opleiding de gastdocenten uit de praktijk die vaak een college komen verzorgen in de cursussen én het gebruik van de business cases (meestal van de Harvard Business School). De facultatieve stage speelt zich af in de beroepspraktijk.
pagina 21
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Overwegingen Het panel is van mening dat het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk heeft: de keuze van de opleiding voor de inbreng van beroepservaringen van de studenten in het programma acht het panel een sterk punt. Het feit dat het doel van de scriptie is het zelfstandig verrichten van origineel wetenschappelijk onderzoek, maakt dat het panel van mening is dat op programmaniveau de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden gewaarborgd is. Het panel is ervan overtuigd dat actuele wetenschappelijke theorieën een plaats hebben in het programma en dat er voldoende interactie is tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek. De wetenschappelijke context waarin de opleiding is gepositioneerd draagt naar de mening van het panel bij aan de input van de wetenschappelijke discipline door de docenten en de training in wetenschappelijk onderzoek. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen wo’ als voldoende.
4.2.2 Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Het programma bestaat uit 12 cursussen (10 verplicht, 2 keuze) en een scriptie. De stage is facultatief. Er wordt een zogenaamd skills programme aangeboden dat de student voor minimaal 80% moet volgen. Er is een verplichting presentaties over actuele ontwerpen te volgen. In haar aanvullende documenten maakt de opleiding duidelijk welke programmaonderdelen bijdragen aan de beoogde eindkwalificaties en hoe deze bijdragen zijn vormgegeven. Het panel constateert dat een vertaling in leerdoelen van de eindkwalificaties niet aantoonbaar te herleiden valt uit de aangeboden informatie. Dit is onder andere gelegen in het feit dat het hiervoor benodigde aggregatieniveau niet is opgezocht in de presentatie van de informatie. Daarnaast constateert het panel dat de formulering van de leerdoelen bij de programmaonderdelen soms neigt naar onderwerpbeschrijvingen in plaats van doelen voor de studenten. Gezien de overeenkomsten met de beide andere opleidingen, MIFen MIMS, acht het panel het waarschijnlijk dat eenzelfde didactische concept gehanteerd wordt. Het panel constateert dat actief leren een leidraad is voor de vormgeving van onderwijs. De invalshoek voor het programma is onderzoeksgerichtheid. Het panel constateert dat de werkvormen die ingezet worden, aansluiten bij het concept van actief leren: genoemd worden groepswerk, onderzoekspresentaties en integratieve case studies. In iedere cursus wordt een aantal uren colleges gegeven. Verder is er een aanzienlijk onderdeel zelfstudie en groepswerk dat gedeeltelijk wordt aangestuurd via opdrachten.
pagina 22
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
De opleiding geeft aan dat elke cursus wordt beoordeeld aan de hand van meerdere toetsen waarvan een traditioneel tentamen tenminste één onderdeel uitmaakt. Een typische verdeling is 40% tentamens, 30% groeps- en 30% individuele opdrachten. Op de bezoekdag heeft het panel vernomen dat de tentamens van de opleiding MIF kennistoetsen zijn. Op de bezoekdag is toegelicht dat de overige toetsen voor ongeveer de helft uit kennistoetsing en voor de rest uit de toetsing van vaardigheden (=probleemoplossend vermogen) bestaan. In haar aanvullende documentatie geeft de opleiding inzicht in haar toetspraktijk. Naast de kennistoetsen vindt in bijna iedere module toetsing van vaardigheden plaats. Het betreft specifieke vaardigheden behorend bij het onderwerp van de module, maar ook de meer algemene managementvaardigheden en de vaardigheden uit het skills programme. Behalve de scriptie zijn er twee nieuwe programmaonderdelen opgenomen waarin de integratie van opgedane kennis en vaardigheden (geoefend en) getoetst worden: een integratie project en een business game. Gezien de overeenkomsten tussen de opleidingen MBA en MIF gaat het panel ervan uit dat het MIF-toetsreglement (OER) ook voor de MBA-opleiding van toepassing zal zijn. Voor iedere cursus moet een voldoende eindcijfer gehaald worden. Er is een herkansingmogelijkheid. Verder staat in het informatiemateriaal dat de scriptie 10 EC omvat. Het doel is zelfstandig origineel onderzoek te doen van wetenschappelijke aard. Op de bezoekdag heeft het panel vernomen dat de criteria bij scriptiebeoordeling zijn: originaliteit; vrij van plagiaat; op gedegen en wetenschappelijke manier gepresenteerd; de onderwerpen uit de vakken van de opleiding zijn herkenbaar aanwezig. De opleiding geeft in het informatiedossier aan dat een presentatie voor een gemengde groep van academici en beroepsbeoefenaren onderdeel uitmaakt van de scriptiebeoordeling. Op de bezoekdag heeft het panel vernomen dat de scriptiebegeleider tevens de beoordelaar is. De opleidingsdirecteur controleert de kwaliteit en houdt de consistentie van de cijfers in de gaten. Er kan informeel overleg tussen scriptiebegeleider en opleidingsdirecteur plaatsvinden. Er is een herkansingmogelijkheid. Overwegingen Het panel is van mening dat dit MBA-programma op traditionele wijze een gedegen invulling geeft aan de inhoud. Het programma ligt in lijn met de beoogde eindkwalificaties. Het panel is van mening dat het didactische concept ‘actief leren’ mager is uitgewerkt in de informatiedocumentatie, maar constateert een adequate uitwerking in de detailbeschrijvingen van de programmaonderdelen van het eerste semester, zoals die in september voor het pander ter inzage lagen. Het panel ziet hier geen belemmeringen voor het bereiken van de eindkwalificaties. De genoemde werkvormen sluiten aan bij het didactische concept. Het panel constateert dat binnen de opleiding uitgegaan wordt van de algemene toetspraktijk van de FEE. De werkwijze vertoont een voldoende consistentie qua aanpak. Wat betreft de vertaling van de eindkwalificaties in leerdoelen is het panel van mening dat de opleiding zich hier nader moet expliciteren.
pagina 23
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Conclusie Het panel is van mening dat het hier een adequaat programma betreft waarin een consistente toetspraktijk van toepassing is. Het didactische concept en de werkvormen sporen met de beoogde endkwalificaties. De vertaling van de eindkwalificaties in de leerdoelen van de programma(onderdelen) behoeft nadere aanscherping. Het panel boordeelt het facet ‘Relatie tussen doelstellingen en programma’ in zijn geheel als voldoende.
4.2.3 Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen De opleiding geeft in haar informatiedocumenten aan dat twee tegengestelde krachten spelen ten aanzien van de samenhang: de noodzaak van het begrijpen van elke discipline en de mogelijkheid die studenten geboden wordt om keuzes te maken. De opleiding heeft getracht dit conflict hanteerbaar te maken. Hiervoor heeft de opleiding een zevental maatregelen getroffen die: structurerend van aard zijn ten aanzien van de programmaonderdelen; integrerend van aard zijn met betrekking tot eisen aan de toetsing, thesis en rapportage door studenten. Bovendien, meldt de opleiding, is integratie iets waaraan betrokkenen voortdurend moeten werken. Op de bezoekdag, bijvoorbeeld, meldde de opleiding dat op de korte termijn, na een periode van ontwikkeling van het programma, een afstemmingsoverleg van de betrokken docenten organiseert. Daar wordt de afstemming tussen de vakken besproken en de afstemming met betrekking tot vaardigheden, toetsing of uniformiteit in evaluatie. De opleiding gaf op de bezoekdag ook aan dat het zoeken naar inhoudelijk integratieve elementen de aandacht heeft. Er is niet een ultieme integratieve module. Vakken as HRM, marketing en strategie bieden mogelijkheden om te integreren. Maar andere vakken lopen tegen integratiebeperkingen aan vanwege de beperkte tijd die er is om de basiskennis te behandelen. Het panel constateert naar aanleiding van het aanvullende bezoek in september dat deze ambitie inmiddels gerealiseerd is. Bij navraag gaven de studenten en alumni van de opleidingen MIF en MIMS aan het programma als samenhangend te ervaren door de goede structuur. Deze structuur omschreven zij als: 1. allereerst krijg je basiscursussen; 2. in het tweede semester krijg je basiscursussen naast specialistische cursussen; 3. in het derde semester heb je gekozen voor één van de varianten. Zij gaven aan dit een heldere opbouw te vinden. In de stage komt alles bijeen (integratie). Ook gaven zij aan dat de opdracht om een beleidsnotitie te schrijven als een integrerende opdracht te ervaren. In de groepsopdrachten zijn het juist de vaardigheden die geïntegreerd moeten worden ingezet en speelt het omgaan met de diversiteit van de groepsleden. Het panel acht het waarschijnlijk dat het MBA programma wat structuur betreft gelijkenis vertoont met de structuur van de programma’s van MIF en MIMS.
pagina 24
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Een ander specifiek punt m.b.t. samenhang is de keuze uit het oogpunt van efficiency om studenten uit verschillende opleidingen te mixen in de gezamenlijk aangeboden cursussen. Het betreft studenten uit de opleidingen MBA, MIF en MIMS. Dit vindt plaats in vier cursussen en in het sociale programma en in keuzecursussen kan het ook. Er is nog geen ervaring mee opgedaan en docenten geven aan dit als een uitdaging te zien. De culturele mix en de mogelijkheid om interdisciplinair samen te werken worden hier genoemd. Docenten geven aan met betrekking tot de inrichting van de opdrachten in de gemixte cursussen rekening te houden met mogelijke verschillen in relevantie voor de studenten. De opdrachten worden daaraan aangepast. Overwegingen Het is kenmerkend voor een MBA programma dat het de breedte opzoekt. Multidisciplinair en interdisciplinair handelen zijn typisch voor een MBA-er. Dit geeft spanning als het gaat om het aanbrengen van samenhang in een compact 1-jarig programma. Dit overwegende is het panel van mening dat het programma inhoudelijk voldoende samenhang vertoont, ook vanwege de maatregelen die de opleiding getroffen heeft. Het panel is van mening dat het beoogde programma inhoudelijk samenhangend is en de student in principe toe kan rusten voor de complexe praktijk waarvoor wordt opgeleid. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4 Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen De verwante programma’s MIF en MIMS worden als pittig ervaren. Dit is zowel door docenten als door studenten van die opleidingen op de bezoekdag aangegeven. Bijvoorbeeld de studielast rondom de groepsopdrachten van die opleidingen wordt als hoog ervaren door de studenten, meldde één van de opleidingsdirecteuren op de bezoekdag. Het panel constateert dat een programma van 70 EC dat in 12 maanden doorlopen wordt, een flinke belasting is. Daarbij komen nog de studieonderdelen skills programme en het volgen van de presentaties over actuele onderwerpen. Studenten moeten ze volgen maar krijgen er geen studiepunten voor. Ze dragen bij aan het bereiken van de eindkwalificaties. Er is ook een facultatieve stage. Hier staat tegenover dat UvABS aangeeft dat studenten de verwachting hebben dat ze een pittig aanbod krijgen, dat ze uitgedaagd worden, dat ze waar voor hun geld krijgen. De selectie aan het begin maakt dat getalenteerde en gemotiveerde studenten deel nemen aan het programma. Het afronden van de scriptie is een (bekend) struikelblok: de opleiding doet haar voordeel met de ervaringen die zijn opgedaan bij MIF en MIMS. Deze maatregelen lijken vooral de voltijdstudenten steun te bieden. Voor deeltijdstudenten is de noodzaak de scriptie af te maken vaak afwezig. Hiervoor zijn (nog) geen adequate maatregelen ontworpen.
pagina 25
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Overwegingen Het panel is van mening dat een pittig programma past bij het profiel van een commerciële postinitiële MBA-opleiding. Studenten kunnen dat redelijkerwijs verwachten. Ook vanwege de presentatie van het programma door UvABS: ze steekt het gedegen karakter niet onder stoelen of banken. Het programma is zwaar, zowel docenten als studenten bevestigen dit. Die zwaarte zit vooral in de opdrachten die naast de colleges dienen te worden uitgevoerd. Daarom is het panel ook van mening dat de opleiding de werkelijke studielast moet communiceren naar de toekomstige studenten. Daarmee geeft de opleiding volledige helderheid over het aanbod. Conclusie De studielast, mits alle onderdelen meegerekend worden, acht het panel passend bij deze opleiding. Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5 Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: wo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen In de informatiedocumentatie geeft de opleiding de volgende toelatingscriteria: o een bachelordiploma met “a good first degree” voor een studie aan een bekende universiteit op het gebied van management- of economische wetenschappen, of een andere relevante studie, aan een erkende universiteit; o voldoende beheersing van de Engelse taal (TOEFL 600 of IELTS: 250 voor de digitale test); o GMAT test – de resultaten van de test worden gewogen in relatie tot de overige informatie over de kandidaat, maar de gemiddelde score van de andere opleidingen is 630 o relevante werkervaring - tenminste twee, liefst drie, jaren werkervaring wordt gevraagd; o referenties; o houding. Alle studenten die voldoen aan de criteria worden toegelaten. In het kader van het stimuleren van de diversiteit van de samenstelling van het cohort, kunnen studenten met andere werkervaring, die een carrièreswitch willen maken, toegelaten worden. Studenten kunnen een opfriscursus op het gebied van wiskunde, statistiek en accountancy volgen vóór het programma start. Het is ook mogelijk studenten voorwaardelijk toe te laten (deficiënties eerst aanvullen met behulp van opfriscursussen). Het panel constateert dat de opleiding een helder protocol heeft voor het behandelen van de inschrijvingen en het selecteren van de geschikte kandidaten.
pagina 26
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Er zijn twee doelgroepen te onderscheiden waar kandidaten vooral toe horen: 1. Lokale kandidaten die een deeltijdopleiding willen volgen. 2. Internationale studenten die voor één jaar naar Amsterdam komen om er te leven en te studeren; Overwegingen De opleiding is pittig en vraagt veel van de studenten. Het panel is van mening dat, gegeven de concurrentie op de grote markt en de gekozen toelatingscriteria, de opleiding voldoende selecteert met het oog op het te doorlopen programma. Het panel acht het wenselijk dat het eerste en de laatste drie selectiecriteria nader geëxpliciteerd worden (operationaliseren). Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6 Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: wo-master met minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding Bevindingen In het informatiedossier staat dat het programma bestaat in het totaal uit 70 EC en in 12 maanden wordt doorlopen. De 12 cursussen omvatten 60 EC en de scriptie 10 EC. Het skills programme en het volgen van presentaties worden niet in studiepunten gehonoreerd. De stage is facultatief en valt dus niet onder de 70 EC. Overwegingen De opleiding voldoet aan de formele eis met betrekking tot de minimale omvang van een wo-master. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7 Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma 4.2.1 voldoende 4.2.2 voldoende 4.2.3 voldoende 4.2.4 voldoende 4.2.5 voldoende 4.2.6 voldoende Het panel beoordeelt de opleiding voor het onderwerp ‘Programma’ als voldoende.
pagina 27
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
4.3
Inzet personeel 4.3.1 Eisen wo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een woopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. Bevindingen Op de bezoekdag en in de informatiedocumenten heeft het panel vernomen dat het onderwijs van UvABS grotendeels (ongeveer 80% - 85%) wordt verzorgd door interne medewerkers: (gepromoveerde) onderzoekers. 90% van de staf van de MBA-opleiding is gepromoveerd. De opleiding verwacht dat 75% van het onderwijs gegeven zal worden door UvABS staf. Er zijn gastdocenten uit de praktijk. Op het moment van de aanvraag werden vijf nieuwe docenten die in de MBA- opleiding gaan doceren, gezocht. De andere docenten van de MBA-opleiding doceren nu in de MIF-opleiding. In het informatiedossier geeft de opleiding aan dat het onderzoek van de 11 kerndocenten van MBA zich richt op actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied en recente publicaties in gerenommeerde tijdschriften staan op de CV’s van de meeste betrokkenen. 75% van de docenten is hoogleraar. Het onderzoeksinstituut van de UvABS heeft zich ten doel gesteld het aantal internationale publicaties in gerenommeerde tijdschriften te verhogen. De belangrijkste criteria voor de selectie van gastdocenten zijn deskundigheid bij het thema en didactische kwaliteit. Overwegingen Met de gegeven samenstelling en wetenschappelijke kwalificaties van het onderwijzende personeel van de opleiding MBA is voldaan aan het criterium dat het onderwijs binnen de opleiding grotendeels wordt verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan het ontwikkelen van het vakgebied. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen wo’ als voldoende.
4.3.2 Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen In het informatiedossier meldt de opleiding dat het aantal contacturen van docenten wordt vrijgemaakt binnen de huidige staf en, indien nodig, door het werven van nieuwe docenten. Met behulp van de aanvullend opgevraagde informatie komt het panel tot het volgende overzicht van de personele capaciteit voor de opleiding:
pagina 28
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Functie Opleidingsdirecteur Docenten Management International Programmes Coordinatie International Programme Managementassistenten Career Officer * 1 docentcontactuur staat voor 4 uren onderwijslast.
fte 0,2
contacturen 160*
0,33 0.33 0,5 ?
De hier gepresenteerde docentcontacturen vertegenwoordigen de inzet van extra capaciteit van MBA, dus de synergie door met MIF en MIMS samen cursussen te geven is verdisconteerd. Uit de informatiedossiers van MIF en MIMS maakt het panel op dat dit overeenkomt met 120 contacturen. Hier komen de uren voor het skills programme en de uren voor de scriptiebegeleiding nog bovenop. In de informatiedocumenten geeft de opleiding aan dat de opleidingsdirecteur functioneert als studieadviseur. Het is de bedoeling een career officer aan te stellen. Overwegingen De beoogde instroom van de opleiding is 30 studenten per jaar. Het panel is van mening dat de 0,2 fte van de opleidingsdirecteur aan de krappe kant is, mede gezien de 0,4 fte die de vergelijkbare opleidingen hier aangeven. Deze capaciteit volstaat niet als de opleidingscoördinator tevens de functie van studieadviseur uitoefent. Daarentegen overlappen werkzaamheden van de drie opleidingen elkaar en kan de opleidingsdirecteur MBA hiervan profiteren. Het panel acht het spoedig aanstellen van een career officer wenselijk. Het panel is van mening dat het aantal docentcontacturen voldoende is. Als internationale norm geldt 400 uren met de docent en 700 voor docentencontact en groepswerk samen. Hier bedraagt het aantal doceeruren 160 in engere zin en 280 vanwege de gezamenlijk onderdelen met de MIF-opleiding en de MIMS-opleiding. Omgerekend naar de onderwijslast gaat het om respectievelijk 640 en 1120 uren. Studenten en afgestudeerden van de MIFopleiding en de MIMS-opleiding gaven op de bezoekdag aan dat docenten tussentijds goed beschikbaar zijn voor overleg over opdrachten en vragen naar aanleiding van de stof. Ze voeren in beginsel een opendeurbeleid. De informatiedocumenten geven geen zicht op de grootte van de investeringen die gedaan zijn in personele capaciteit om de opleiding op te starten. Conclusie Er is voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen uitvoeren. Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
pagina 29
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
4.3.3 Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen – Inhoud Alle docenten zijn gepromoveerd en zijn actief als onderzoeker; een aantal docenten is hoogleraar. Als mensen uit de praktijk worden ingezet is vakdeskundigheid één van de twee belangrijkste criteria. Onderwerp van gesprek tijdens de bezoekdag was de spanning die er kan liggen tussen het aansluiten van de academische oriëntatie met de praktijk ervaring. De directeur UvABS gaf aan dat het vaak best moeilijk is de mensen die een goede reputatie hebben terug te halen uit de praktijk voor bijvoorbeeld het onderwijs aan de universiteit. Daar staat tegenover dat het team een sterke academische basis heeft. Hij gaf aan dat weinig mensen “narrow minded” zijn. Op de vraag hoe de opleiding met die spanning omgaat, antwoordde de directeur dat het een uitgangspunt is binnen de Business School dat de studenten het vak waarin ze terechtkomen, volledig begrijpen. Als je geen kennis van zaken hebt, sta je voor gek. De staf staat niet los van de praktijk. – Didactiek Over de didactische kwalificaties van het kernteam van docenten geeft het informatiedossier en de aanvullende informatie geen nadere toelichting. Uit de bijgevoegde CV’s valt op te maken dat de meerderheid van de docent (uitgebreide) doceerervaring heeft. Gezien de positie van UvABS binnen de FEE is het facultaire kwaliteitsbeleid met betrekking tot het onderwijzende personeel van toepassing. Desgevraagd is het panel meegedeeld dat er aandacht is voor de onderwijstaak tijdens het jaarlijkse functioneringsgesprek dat docenten voeren met hun afdelingsvoorzitter. Het betreft doorgans de onderwerpen: o Hoe gaat het met het onderwijs? o Hoe zijn de studentevaluaties? o Didactische cursus? Bij het inzetten van gastdocenten is, naast de inhoudelijke deskundigheid, hun didactische kwaliteit het tweede criterium. – Organisatie In het informatiedossier noch in de aanvullende informatie zijn uitspraken over de organisatorische kwalificaties van de docenten gegeven. In de gesprekken met studenten en alumni is de goede organisatie binnen de Business School aan de orde geweest. Een gastdocent gaf aan dat de management ondersteuning voor de docent goed functioneert. Op de bezoekdag heeft het panel vernomen dat het algemeen beleid is dat bij disfunctioneren van een docent, al naar gelang het stadium waarin de klacht tot uiting komt, maatregelen worden genomen. Deze maatregelen variëren van ‘bijsturen in overleg’ tot vervanging van de desbetreffende docent.
pagina 30
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Overwegingen Het panel constateert dat de inhoudelijke kwaliteit van de betrokken docenten goed is. Het is duidelijk dat de opleiding bij disfunctioneren van een docent speelruimte ervaart, én heeft, om maatregelen te treffen. Het panel heeft de indruk dat het kwaliteitsbeleid van UvABS betreffende de didactische kwaliteiten van haar docenten, wat informeel georganiseerd is. Noch in de schriftelijke informatie, noch op de bezoekdag is een meer formele organisatie aan de orde geweest. Dit komt overeen met het gangbare beeld aan een groot deel van de Nederlandse universiteiten. De organisatorische kwaliteiten van de docenten worden niet genoemd: wel die van de management ondersteuning en het management. Conclusie Het panel concludeert dat het personeel op de drie genoemde gebied voldoende gekwalificeerd is voor de realisatie van het programma. Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
4.3.4 Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel 4.3.1 voldoende 4.3.2 voldoende 4.3.3 voldoende Het samenvattende oordeel van het panel over het onderwerp ‘Inzet personeel’ is voldoende.
pagina 31
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
4.4
Voorzieningen 4.4.1 Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen De opleiding is gevestigd in het gebouw E van de campus van de Universiteit van Amsterdam op het Roeterseiland. In het gebouw is o.a. de FEE gevestigd. Ook bevinden zich daar een aantal centrale studentenvoorzieningen (bibliotheek, restaurant, studentenadviesbalie). Het is een recent gerenoveerd, modern gebouw. Tijdens de bezoekdag hebben twee panelleden de lokalen en de faciliteiten beoordeeld: leslokalen, bibliotheek en computerfaciliteiten. Zij hebben ook de studentenadministratie bezocht. De panelleden stelden vast dat de 4 bezochte leslokalen geschikt zijn voor onderwijs aan kleine groepen (30-35 studenten). Deze lokalen zijn voorzien van recente audiovisuele apparatuur. Omwille van de nieuwe opleidingen volstaat dit aantal lokalen niet meer, maar er zijn concrete plannen om andere onderwijsruimten op de eerste verdieping om te vormen tot 4 bijkomende leslokalen (30-35 studenten). Daarnaast zijn er verschillende kleinere ruimten voor groepswerk. Tijdens de bezoekdag is vernomen dat studenten van de opleiding deze ruimtes gebruiken, maar ook op andere plekken werken aan de groepsopdrachten. De panelleden stelden vast dat de bibliotheek interdisciplinair is en voldoet aan de normen die aan een moderne universiteitsbibliotheek kunnen gesteld worden. Er is een studiecentrum met 250 computerterminals. Speciaal voor de studenten van de Business School is er een bijkomend studiecentrum met onbeperkte toegangsmogelijkheid (24 uren per dag / 7 dagen per week) waarin een twintigtal PC’s staan. Het onderwijs in de opleiding wordt ondersteund door Blackboard als elektronisch leerplatform. Voor de internationale studenten is er een gepaste ontvangstruimte, in de directe nabijheid van de studentenadministratie en de werkruimten van de programmaverantwoordelijken. Overwegingen Het panel deelt de mening van de opleiding dat, gezien de lopende opleidingen van UvABS, het aantal lokalen niet meer volstaat. Nieuwe ruimtes zijn gepland. Het panel is van mening dat de locatie geschikt is voor de werkvormen die in het programma zijn opgenomen en daarmee geen belemmering zijn voor het realiseren van het programma. De voorzieningen (bibliotheek en computerfaciliteiten) zijn up-to-date. De voorzieningen zijn ook afgestemd op de noden van internationale studenten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
pagina 32
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
4.4.2 Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen – Studiebegeleiding In het informatiedossier geeft de opleiding aan dat de dagelijkse begeleiding van de studenten in handen is van de opleidingsdirecteur en de –assistenten. De opleidingsdirecteur functioneert tevens als studieadviseur. Het is de bedoeling een career officer aan te stellen. Op het International Office kunnen studenten terecht met allerlei vragen: van inschrijving tot en met inleveren van opdrachten, van ondersteuning bij visa-aanvragen tot en met ondersteuning bij het managen van de eigen studie. Samen met het docententeam biedt het kantoor ondersteuning bij carrièreontwikkeling: o.a. vaardigheidstrainingen. Ook bij het zoeken naar geschikte stageplaatsen of onderzoeksprojecten biedt het kantoor ondersteuning. Bij het facet ‘Relatie Doelstellingen – programma’ (4.2.2) is al ingegaan op het studieonderdeel skills programme. Uit de informatiedocumenten van MIF en MIMS maakt het panel op dat hier aandacht gegeven wordt aan studievaardigheden, presentatievaardigheden, time-management, stress management, interviewvaardigheden en het opstellen van een CV. Het panel constateert dat dit onderdeel niet in verband wordt gebracht met de studiebegeleiding. Hier ontbreekt het, naar de mening van het panel, aan een integrale benadering van de ontwikkeling van (het leren van) de student. Het panel constateert dat studenten van de vergelijkbare opleidingen MIF en MIMS geen eigen mentor toegewezen krijgen. Bij navraag op de bezoekdag gaven de aanwezige studenten en alumni van die opleidingen aan dat dit geen bezwaar is: de docenten zijn zeer toegankelijk en iedereen gaf aan een persoonlijk band te voelen en zich gevolgd te weten in de eigen (studie)ontwikkeling. “Je kunt altijd bij iemand terecht als je wilt praten” (uitspraak student bezoekdag). Het panel heeft op de bezoekdag vernomen dat iedere student bij het schrijven van de scriptie begeleiding van een docent ontvangt: in de huidige praktijk van scriptiebegeleiding van de vergelijkbare opleidingen MIF en MIMS vinden student en docent elkaar op informele wijze. Daar heeft een docent formeel 4 contacturen (d.w.z. 16 onderwijslasturen) beschikbaar voor deze begeleiding. Meestal investeert de docent meer tijd in de scriptiebegeleiding. Het is het panel niet bekend of er gewerkt wordt met een gezamenlijke visie van de MBA- opleiding op scriptiebegeleiding. – Informatievoorzieningen Het informatiedossier geeft geen inzicht in de verdere informatievoorziening van de opleiding. Het is voor het panel onbekend of er een studentvolgsysteem of administratiesysteem (o.i.d.) operationeel is, waar studenten bijvoorbeeld hun cijferoverzichten kunnen opvragen. Het is het panel niet bekend of hier bijvoorbeeld Blackboard wordt ingezet.
pagina 33
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Overwegingen Het panel constateert dat de kleinschalige, informele opzet bij de vergelijkbare opleidingen met tevreden studenten en begeleiders functioneert. In de huidige praktijk volstaat de ad hoc ingerichte studiebegeleiding kennelijk. Het panel acht het waarschijnlijk dat de MBAopleiding een zelfde werkwijze zal hanteren. Het panel is van mening dat deze situatie op termijn onwenselijk is: niet dat de informele omgang moet verdwijnen, maar meer structuur/visie acht het panel wenselijk en eventueel een koppeling van studiebegeleiding met een vorm van mentoraat en het skills programme. Conclusie Gezien de tevredenheid van de huidige gebruikers en alumni van de vergelijkbare opleidingen en omdat de MBA-opleiding voor dezelfde werkwijze kiest, beoordeelt het panel het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende. Daarbij tekent het panel aan dat het meer structuur/visie op en organisatie van studiebegeleiding in de toekomst wenselijk acht. 4.4.3
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen 4.4.1 voldoende 4.4.2 voldoende
Het samenvattende oordeel van het panel over het onderwerp ‘Voorzieningen’ is voldoende.
pagina 34
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
4.5
Interne kwaliteitszorg 4.5.1.Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen In de informatiedocumenten geeft de opleiding aan dat interne kwaliteitszorg van de FEE een van de sterkste punten is van deze faculteit. Het laatste VSNU visitatierapport meldt ‘een sterk intern kwaliteitszorgbeleid’. Het panel gaat ervan uit dat de UvABS, en dus ook de opleiding MBA, valt onder dit regime van intern kwaliteitszorgbeleid. De opleiding geeft in het informatiedossier aan dat iedere cursus geëvalueerd wordt. De opleidingsdirecteur, -manager en -commissie spelen hun rol in het monitoren van deze evaluaties en het ondernemen van eventuele acties. Het panel constateert dat in de opleidingscommissie geen studentenvertegenwoordiging is. Jaarlijks vindt een programma-evaluatie plaats. De opleiding geeft aan dat er ad hoc monitoring plaatsvindt gedurende de blokken door regelmatige bijeenkomsten met het studentenpanel te organiseren. Er is sprake van een open door policy van het managementteam waardoor problemen van studenten vroegtijdig gesignaleerd worden. Op de bezoekdag heeft het panel vernomen dat deze werkwijze de praktijk is bij de vergelijkbare opleidingen MIF en MIMS De kleinschalige, informele setting zorgt ervoor dat problemen van studenten in een vroeg stadium gesignaleerd worden. De studenten en alumni van de opleidingen MIF en MIMS waarmee het panel sprak op de bezoekdag bevestigden dit beeld en gaven aan tevreden te zijn over de signalering en aanpak van problemen. Het panel constateert dat het contact in het kader van de kwaliteitszorg met alumni en bedrijven (waarmee wordt samengewerkt), niet geformaliseerd is. In het informatiedossier staat dat de opleidingsdirecteur en –manager voortdurend bezig zijn van hen feedback te krijgen. Het panel wijst er ook hier op dat de gepresenteerde tekst identiek is aan die van de andere lopende opleidingen. Daarmee bevestigt de opleiding het beeld dat ze dezelfde werkwijze als de beide vergelijkbare opleidingen zal hanteren. Er staat ook in het informatiedossier dat de opleidingsdirecteur verplicht is jaarlijks een verslag te leveren aan de opleidingscommissie, aan het UvABS onderwijsinstituut en aan de universiteit. De opleiding geeft aan dat ze van plan is te participeren in de examencommissie die samen met de opleidingen MIF en MIMS opgericht gaat worden. In die examencommissie zullen de drie opleidingsdirecteuren plaatsnemen. Overwegingen Het panel constateert dat hierboven beschreven acties passen in een cyclische, systematische werkwijze van kwaliteitszorg. De opleiding wil profiteren van de korte lijnen die er zullen zijn tussen studenten en personeel: het signaleren van problemen en het aanpakken ervan wordt dan slagvaardig aangepakt.
pagina 35
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Het panel constateert op onderdelen een weinig geformaliseerde werkwijze. Het panel is van mening dat hier nadelen op de loer liggen (bijvoorbeeld een geringe mate van anonimiteit c.q. objectiviteit en de informele organisatie c.q. minder systematiek), maar dat ze nu (nog) geen rol spelen bij de vergelijkbare opleidingen. De rol van het studentenpanel is enigszins geformaliseerd; over de taken ervan doet de opleiding geen uitspraken. Het panel is van mening dat bij een kwaliteitszorgsysteem van een nieuwe opleiding streefdoelen horen. Hierover heeft het panel geen informatie aangetroffen. Dit bevestigt de indruk van het panel er eerder sprake is van een ad hoc-cultuur dan een systematische cultuur. Conclusie De cursus- en programmamonitoring beoordelen het panel met een voldoende. Het panel is van mening dat in de voorziene installatie van betrokken organen (opleidingscommissie, examencommissie, studentenpanel) gedeeltelijk is voorzien. Het panel heeft kennis genomen van het positieve oordeel in het VSNU-visitatierapport over de kwaliteitszorg bij de FEE ( waaronder de Business School valt) en van de tevredenheid van de studenten. Ondanks de informele, ad hoc werkwijze beoordeelt het panel de systematische kwaliteitszorg als voldoende. De slagvaardigheid van de opleiding in de kleinschalige omgeving geeft hier de doorslag. Het panel acht het wel wenselijk dat de opleiding meer systematiek aanbrengt in haar aanpak. Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2 Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen – Medewerkers De betrokkenheid van medewerkers, in dit geval de docenten, vindt plaats doordat de opleidingsdirecteur de evaluatieresultaten, indien nodig, doorspreekt met de betrokken docent. Jaarlijks verschijnen ‘richtlijnen voor de staf’, waarin de evaluatieresultaten verwerkt zijn. – Studenten en alumni De studenten en alumni van de opleidingen MIF meldden op de bezoekdag het bestaan van een studentenpanel dat één keer per semester bijeenkomt. De kwaliteit van de opleiding is daar aan de orde. Op punten die dit panel naar voren brengt, volgt binnen één week feedback. Dit studentenpanel heeft het afgelopen jaar een bijeenkomst georganiseerd voor alle studenten en daarvan een verslag opgesteld dat is aangeboden aan de opleiding. Ook de opleidingsdirecteur heeft op de bezoekdag deze activiteiten van het studentenpanel genoemd. Gezien de overeenkomsten tussen de opleidingen en de informatiedossiers van MBA en MIF acht het panel het waarschijnlijk dat ook MBA deze werkwijze met betrekking tot haar studentenpanel ter hand neemt.
pagina 36
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
De opleiding MBA geeft aan dat de studenten een evaluatieformulier invullen na iedere cursus. Op de bezoekdag gaven studenten en alumni aan dat zij merken/hebben gemerkt dat er met de resultaten iets gebeurt. De opleiding MBA geeft aan het contact met alumni belangrijk te vinden in het kader van kwaliteitsverbetering en de inhoud van de cursussen. Zij (de opleiding) wil gaan werken met een actief alumniorgaan, dat wil zeggen met een alumnicomité om te consulteren. – Afnemend beroepenveld In het informatiedossier geeft de opleiding aan dat het gebruikelijk is bij UvABS om een externe begeleidingscommissie te hebben. Soms is het nodig dat een dergelijke commissie opleidingsspecifiek te werk gaat. De MBA-opleiding is van plan een dergelijk orgaan voor UvABS in zijn geheel op te richten. Dit orgaan kan dan adviseren over de MBA-opleiding en de verwante opleidingen. In het kader van het onderhavige informatiedossier geeft de opleiding aan dat hiervoor een panel van externe deskundigen geraadpleegd is. Een samenvatting van het commentaar van dit panel is gegeven in een bijlage van het informatiedossier. Overwegingen Zoals onder het vorige facet is aangegeven, is er sprake van een niet erg systematische aanpak in het kader van de kwaliteitszorg. De kleinschaligheid van de onderhavige opleiding maakt dat het allemaal in principe te overzien blijft. Toch schuilt hierin een te grote mate van ad hoc handelen. Wat betreft ‘Betrokkenheid’ heeft het panel de indruk dat, evenals bij de vergelijkbare opleidingen, een enthousiaste en gedreven groep betrokkenen zich zal informeren en de informatie zal doorspelen. Echter, op basis van alleen de informatiedocumenten acht het panel de betrokkenheid van medewerkers onvoldoende. Hieruit vloeit de wens om een meer formele organisatie van de betrokkenheid van het panel voort. De betrokkenheid van studenten en alumni bij de interne kwaliteitszorg is in deze fase voldoende doordacht. Het panel juicht de instelling van een externe begeleidingscommissie toe. Het panel vraagt zich wel af of deze commissie aanspreekbaar is op de interne kwaliteitszorg van de afzonderlijke opleidingen. Het is niet altijd gebruikelijk dat een dergelijk orgaan een zo grote betrokkenheid opbrengt. Een goede afstemming van taken en verantwoordelijkheden acht het panel hier wenselijk. Conclusie Het panel concludeert dat de organisatie van betrokkenheid bij de interne kwaliteitszorg op onderdelen informeel/niet systematisch georganiseerd is. Dit is naar de mening van het panel een gevolg van de onder 4.5.1. beschreven aanpak. De inzet en praktijk van betrokkenheid binnen de vergelijkbare opleidingen is (ruim) voldoende. Het feit dat in de huidige praktijk van MIMF en MIMS docenten, studenten en geconsulteerde alumni tevreden zijn, is voor het panel van doorslaggevende betekenis. De gegeven omstandigheden laten een informele benadering nog toe. Toch pleit het panel voor een meer geformaliseerde aanpak, die garantie biedt op effectieve, systematische kwaliteitsbewaking in een grotere organisatie.
pagina 37
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
De onderhavige opleiding geeft aan met een actief alumnicomité te gaan werken en het afnemend beroepenveld via een externe begeleidingscommissie meer systematisch te willen raadplegen. Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 4.5.1 voldoende 4.5.2 voldoende
Het samenvattende oordeel van het panel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ is voldoende.
pagina 38
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
4.6
Continuïteit 4.6.1 Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen De decaan van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie van de Universiteit van Amsterdam, Prof. Dr. Jacques van der Gaag, heeft een garantstelling afgegeven dat alle studenten die een start maken met de opleiding Master of Business Administration, in staat worden gesteld deze opleiding binnen een redelijke termijn daadwerkelijk af te ronden. Een kopie van deze garantstelling is aan het panel gestuurd. Overwegingen Gegeven de garantstelling van Prof. Dr. Jacques van der Gaag is het voor iedere student die start met de opleiding, in principe mogelijk de opleiding af te ronden. Conclusie Hiermee beoordeelt het panel het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2 Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen De opleiding MBA start in september 2005. Het functioneert als een commerciële opleiding binnen UvABS en het jaarlijkse budget wordt vastgesteld in overleg met het management van UvABS. De opleiding geeft in de informatiedocumenten geen opgave van de investeringen die gedaan zijn om de opleiding tot stand te brengen. Het panel heeft de indruk dat, voor zover er aparte investeringen zijn, deze investeringen door UvABS gefinancierd zijn. Er is uitbreiding van de voorzieningen aangekondigd (zie facet 4.4.1 Materiële voorzieningen). Het panel is van mening dat dit een investering betreft die de FEE en de UvABS in het geheel aangaan en dat die niet leidt tot duurdere huisvesting voor de onderhavige opleiding. Overwegingen Het panel beschikt niet over volledige informatie met betrekking tot de geplande uitbreiding van de materiële voorzieningen van de FEE en UvABS. Op basis van de informatiedocumenten acht het panel de voorziene investeringen voldoende om de opleiding te kunnen realiseren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
pagina 39
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
4.6.3 Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen In het informatiedossier presenteert de opleiding de resultaten voor de jaren 2005/6, 2006/7 en 2007/8. De opleiding neemt aan dat de situatie van 2007/8 de typische steady state te zien geeft die van af dat tijdstip geldt. Bovendien merkt de opleiding op dat de gecalculeerde resultaten onderhevig zijn aan de aannames die gemaakt zijn betreffende bijvoorbeeld studentaantallen. Voor 2005/6 is een negatief resultaat voorzien. Vanaf 2006/7 verwacht de opleiding een positief resultaat te genereren. Overwegingen Het panel acht de FEE en de UvABS volledig is staat (beperkte) aanloopverliezen van de MBA-opleiding op te vangen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4 Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit 4.6.1 voldoende/ 4.6.2 voldoende/4.6.3 voldoende
pagina 40
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer. Onderwerp
oordeel
1 Doelstellingen
Facet
Oordeel
1.1 domeinspecifieke eisen
V
1.2 master
V
1.3 oriëntatie wo
V
2.1 eisen wo
V
2.2 relatie doelstellingen – programma
V
2.3 samenhang programma
V
2.4 studielast
V
2.5 instroom
V
2.6 duur
V
3.1 eisen wo
V
3.2 kwantiteit
V
3.3 kwaliteit
V
4.1 materiële voorzieningen
V
4.2 studiebegeleiding
V
5.1 systematische aanpak
V
5.2 betrokkenheid
V
6.1 afstudeergarantie
V
6.2 investeringen
V
6.3 financiële voorzieningen
V
V 2 Programma
V 3 Inzet personeel
V 4 Voorzieningen
V 5 Interne kwaliteitszorg
V 6 Continuïteit
V
pagina 41
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Bijlage 1: Samenstelling panel
pagina 42
Voorzitter
Prof. dr. L. Traas Prof. Traas(1934) studeerde bedrijfseconomie in Rotterdam. Van 1962-1969 werkte hij bij Philips, laatstelijk als hoofd van de bedrijfseconomische afdeling. Van 1969 tot aan zijn emeritaat in 1995 was Prof. Traas hoogleraar bedrijfseconomie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Hij was oprichter van de Postdoctorale Controllersopleidingen in Nederland. Tot 1995 tevens voorzitter van het overlegorgaan van deze opleidingen. Van 1984 tot het bereiken van de leeftijdsgrens in 2004 was hij als Raad verbonden aan de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Hij was na zijn emeritaat voorzitter van verschillende visitatiecommissies op het terrein van doctorale en postdoctorale opleidingen.
Panellid
Prof. dr. Ir. W.E. During Prof. During studeerde technische natuurkunde aan de Technische Hogeschool Delft. Na zijn studie werkte hij als adviseur bij Berenschot. Vanaf 1973 werkte During bij de Universiteit Twente, vanaf 1991 tot zijn emeritaat in 2004, als hoogleraar innovatief ondernemerschap. Hij was van 1987 tot 1994 'founding dean' van TSM Business School. Hij vervult verschillende bestuursfuncties in de gezondheidszorg, de kwaliteitszorg en bedrijfsadvisering. Hij nam deel aan validerings- en accrediteringscommisies voor verschillende masteropleidingen.
Panellid
Prof. dr. F. Bostyn Prof. Bostyn studeerde economie en wijsbegeerte aan de Universiteit Gent; management (focus: strategic management en finance) aan Wharton en macro-economic policy aan Harvard. Hij was jaren actief in management consulting en beleidsadvies. Sinds 1997 is hij verbonden aan de Universiteit Antwerpen, waar hij hoogleraar strategisch management is. Sinds oktober 2004, is Bostyn decaan van de Universiteit Antwerpen Management School (UAMS).
Panellid
Drs. B. Edlinger B. Edlinger studeerde Biologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Na afronding van de studie werkzaam als docentbegeleider, curriculumontwikkelaar, docent, educatief medewerker en consulent onderwijs bij diverse (maatschappelijke) organisaties en instellingen. Vervolgens de functie van medewerker onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg aanvaard aan de Radboud Universiteit. Daarna vijf jaar werkzaam als adviseur/trainer, waarvan de afgelopen vier jaren bij IOWO, adviseurs voor onderwijs, beleid en organisatie. IOWO is een onderwijsadviesbureau dat gelieerd is aan de Radboud Universiteit.
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend. Secretaris en procescoördinator Rik Belmans, beleidsmedewerker NVAO (procescoördinator) Drs. B. Edlinger (secretaris)
pagina 43
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 2 juni 2005 voor de toetsing van de nieuwe opleiding Master of Business Administation van de Universiteit van Amsterdam Business School Locatie: Roeterstraat 11, 1018 WB Amsterdam Programme for site visit NVAO for MIF, MIMS and MBA 2 June 2005 The NVAO committee consists of the following persons: · Prof. Dr. L. Traas · Prof. Dr. Ir. W. During · Prof. Dr. F. Bostyn · Drs. B. Edlinger · Rik Belmans Session 1 (meetings with the management of the various programmes and the director of the Business School / Teaching Institute) - Room E.3.55 09.00 – 09.30 General introduction to the Business School Prof. Dr. Bill Rees, Director UvA Business School Dr. Jan Wesseling, Director Teaching Institute UvABS, Teacher Drs. Mervin Bakker, Manager International Programmes 09.30 – 10.00 Drs. Mark van der Veen, Programme Director MIMS Drs. Mervin Bakker, Manager International Programmes 10.00 - 10.30 Dr. Jeroen Ligterink, Programme Director MIF Drs. Mervin Bakker, Manager International Programmes 10.30 - 11.00 Dr. Willemijn van Dolen, Programme Director MBA (new) Prof. Dr. Bill Rees, Programme Director MBA (original) Drs. Mervin Bakker, Manager International Programmes Session 2 (meetings with members of advisory councils / representatives of the workfield) - Room E.3.55 11.00 – 11.30 Prof. Dr. Sweder van Wijnbergen, CEO Infomedics NV Prof. Dr. Bill Rees, Programme Committee 11.30 – 12.00 Prof. Dr. George Molenkamp, Partner KPMG in Environmental Consulting and Programme Committee 12.00 – 12.30 Prof. Drs. Cor Herkströter, former chair of the Directors Committee of the Royal Shell Group Prof. Dr. Ans Kolk, Programme Committee 12.30 – 13.00 Lunch – members of the NVAO committee only - Room E.2.38 Session 3 (meeting with teachers and lecturers) – Room E.1.17 13.15 – 14.30 · Dr. Alan Muller, Assistant Professor of Strategy and International Relations – MBA + rest · Dr. Joost Driessen, Assistant Professor of Finance – MIF · Prof. Dr. Ans Kolk, Full Professor Sustainable Management, Director of UvABS Research Institute – MIMS + MBA · Prof. Dr. Peter Boswijk, Full Professor of Financial Econometrics – MIF + rest · Prof. Dr. Nico van Dijk, Full Professor of Operational Research and Management - MBA
pagina 44
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Session 4 (meeting with students and alumni) – Room E.1.17 14.45 – 15.30 · Ms. Marina Perova – Student MIF · Mr. Sander van Adelberg – Student MIF · Ms. Meenu Sahi – Alumni MIF · Ms. Desi Stoyanova – Student MIMS – Physics · Mrs. Sanila Velikeloth – Student MIMS – MSc Biotechnology · Ms. Magdalena Curletta – Alumn1 MIMS Session 5 Discussion – members of the NVAO committee only – Room E.1.17
pagina 45
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding/instelling Informatiedossier Master of Business Administration Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek
Wervingsbrochure en inschrijfformulier MIF, MIMS, MBA MIF, MIMS, MBA Course Schedule 2005/2006 Master Program in International Finance: FT Course Schedule 2004/2005, 1 ste semester Master Program in International Finance: FT Course Schedule 2004/2005, 2 nd semester MIF Evaluation Form (full-time) Evaluation remarks of 5 FT and PT courses and introduction week Evaluation results 2004/2005 MIF Teaching Guidelines Student’s instructions Annual Report UvABS 2003/2004 Annual Report UvABS 2004/2005 Draaiboek International Office MIF; who is who? 2004-2005 EPCEM Information Booklet EPCEM Research Reports (6 stuks) Final Exam Corporate Finance dec 2004 (MIF) Exam International Finance mrt 2005 (MIF) Final Exam Investments 22-12-04 (MIF) Master program in International Finance: readers block I en II (part 1 en 2) en readers/cases/copies of book block III MIF thesis: 2002/2003 en 2003/2004 EPCEM Course Material – Instruction Manuals 2004-2005, part 1 and 2 Literatuur van de cursussen:
MIF Corporate Finance and Valuation - Brealey and Myers (2004), Principles of Corporate Finance, 7th edition, International version, McGraw Hill. - Grinblatt, M. and Titman. S. (2002), Financial markets and corporate strategy, 2nd edition, Irwin/McGraw-Hill. - Reader: Specific further readings on valuation techniques and financing decisions and with scientific and business articles on weekly topics.
pagina 46
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Financial Econometrics I - Brooks, C. (2002), Introductory Econometrics for Finance, Cambridge University Press. - Recommended, but not required reading for the statistics refresher (first three weeks): Statistics for Management and Economics, Gerald Keller and Brian Warrack (a copy of the 5th edition is available in the MIF library). - Other course material, e.g. lecture notes, assignments, additional data sets or PC exercises, will be made available on the Blackboard site of this course. Investments - Bodie, Kane and Marcus (2004), Investments, 6th edition, McGraw-Hill. - Chapters from: Welch, I (2005), A first course in Finance, (http://welch.econ.brown.edu/book) - Reader with scientific and business articles on weekly topics Suggested further reading: - Solnik, B. and McLeavey, D. (2004), International investments, 5th edition, Pearson Addison-Wesley. - Siegel, J.J. (2002), Stocks for the long run, 3rd edition, McGraw-Hill. - Nofsinger, J.R. (2005), The psychology of investing, 2nd edition, Prentice Hall. - Malkiel, W.W. (2000), A random walk down Wall Street, 7th edition, Norton. - Haslem, J.A. (2003), Mutual Funds, 1st edition, Blackwell. - Grinblatt, M. and Titman. S. (2002), Financial markets and corporate strategy, 2nd edition. - Francis, J. and Ibbotson, R. (2002), Investments, A global perspective, 1st edition, Prentice Hall. International Economics - Krugman, P.R. and Obstfeld, M. (2003), International Economics: Theory and Policy, 6th edition, Addison-Wesley. - Jacobson, D. and Andréosso-O'Callaghan, B. (1996), Industrial Economics and Organization: a European Perspective, McGraw-Hill. - Reader with scientific and business articles on weekly topics. Financial Accounting - Lebas, M. and Stolowy, H. (2002), Corporate Financial Reporting: A Global Perspective, Thomson. - Drury, C. (2005), Management Accounting for Business, Thomson. - Further readings on current issues in financial and management accounting will also be distributed throughout the course. International Finance - Eiteman, D., Stonehill, A. and Moffett, M. (2003), Multinational Business Finance, 10th edition, Addison Wesley. - In addition readings will be posted on Blackboard and a reader will be distributed.
pagina 47
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Financial Derivatives - Hull, John C. (2002), Options, Futures and Other Derivatives, 5th edition, Prentice-Hall. - A number of cases and background readings. - Recommended: Dunbar, N. (1999), ‘Inventing Money’ , John Wiley & Sons. International Banking - Saunders, A. (2000), Financial Institutions Management: a Modern Perspective, 3rd edition, Irwin. - Various teaching notes, readings and a textbook. International Financial Analysis - Pelapu, K., Healy, P. and Bernard V. (2003), Business Analysis and valuation, 3rd edition , South-Western. - Additional academic reading will be required including relatively sophisticated work such as Penman, ‘P/E and P/B Ratios’ , Journal of Accounting Research 1995; Frenkle and Lee, ‘Valuing the firm using earnings Forecasts’, Journal of Accounting Research 2000, and more accessible papers such as Cornell ‘ Valuing Intel’ Financial Management, 2000; etc. Extensive use will also be made of real analysts reports, financial databases and the financial press. Financial Econometrics II - Brooks, C.(2002), Introductory Econometrics for Finance, Cambridge University Press. - Cochrane, J.H.(2005), Asset Pricing, 2nd edition, Princeton University Press Additional reading - Alexander C. and Dimitriu, A. (2002), The Cointegration Alpha: Enhanced Index Tracking and Long-Short Equity Market Neutral Strategies, ISMA discussion paper 2002-08. - Chen, G.M., Firth, M. and Rui, O.M. (2002), Stock Market Linkages: Evidence from Latin America. Journal of Banking and Finance, vol. 26, 1113-1141. - Brooks, C. and Persand, G. (2003), The Effect of Asymmetries on Stock Index Return Value-at-Risk Estimates, Journal of Risk Finance, vol. 4(2). - Engle, R. (2002), Dynamic Conditional Correlation: A Simple Class of Multivariate Generalized Autoregressive Conditional Heteroskedasticity Models, Journal of Business and Economic Statistics, vol. 20(3). - Cochrane, J.H. (1999), New Facts in Finance. Economic Perspectives, Federal Reserve of Chicago, vol. 23(3). - Fama, E.F. and French, K.R. (1996), Multifactor Explanations of Asset Pricing Anomalies, Journal of Finance, vol.51(1). Stochastic Calculus - Etheridge, A. (2002), A Course in Financial Calculus. Cambridge: Cambridge University Press. - Lecture notes & assignments: will become available in PDF format via Blackboard. - For the computer exercises, a useful background textbook (not required) is Jackson, M. and Staunton, M. (2001), Advanced Modelling in Finance Using Excel and VBA. Chichester: John Wiley.
pagina 48
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Advanced Risk Management - Hull, John C. (2002), Options, Futures and Other Derivatives, 5th edition, PrenticeHall - A number of articles: these articles provide a background and/or extension to the material discussed in class and in Hull. Some extra material may be handed out in class. Advanced Topics in International economics - De Grauwe, P.(2003), The Economics of Monetary Union, Oxford University Press, 5th edition. - Gros, D., and Thygesen, N.(1997), European Monetary Integration, 2nd edition, Longman. - And further on articles like: Levine, R. (1997). "Financial Development and Economic Growth: Views and Agenda." Journal of Economic Literature. June 35(2): 688-726; and Berglof, E. and Bolton, P. (2002). "The Great Divide and Beyond: Financial Architecture in Transition." Journal of Economic Perspectives,Winter 16(1): 77-100. Financial Markets - Frank J. Fabozzi & Franco Modigliani (2003), Capital Markets: Institutions and Instruments, 3rd (International) edition, Prentice Hall. - HBS Cases Emerging Markets - Beim, D. and Calomiris, C. (2001), Emerging Financial Markets, Irwin/McGraw Hill. - Eiteman, D., Stonehill, A. and Moffett, M. (2003), Multinational Business Finance, 10th edition, Addison Wesley. - Essential further readings are on Blackboard and/or in the Reader and are mandatory in advance of each lecture. Asset Liability Management - John Hull, Options, Futures and Other Derivatives, 5th edition, Chapters 21-23 - Articles, sheets and notes
MBA Economics of International Business - Rugman, A. and Hodgetts, R. (2003), International Business, 3rd edition, Prentice Hall - Krugman, P.R. and Obstfeld, M. (2003), International Economics: Theory and Policy, 6th edition, Addison-Wesley. - Reader with scientific and business articles on weekly topics.
pagina 49
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Corporate Strategy - Johnson, G. and Scholes, K. (2001), Exploring Corporate Strategy, 6th edition, Prentice Hall. - De Wit, B and Meyer, R. (2004), Strategy: Process, Content, Context: an international perspective, 3rd edition, Thomson Learning. - Barney, G. (2001), Gaining and Sustaining Competitive Advantage, 2nd edition, Prentice Hall. Marketing Strategy - Philip Kotler, Marketing Management, Pearson Education, latest edition. - Additional course material will be offered for the topics of market organization, services marketing and international marketing. Operations Management - Russell, Roberta S, & Bernard W. Taylor III (2006), Operations Management Quality and competitiveness in a global environment, 5th edition, John Wiley & Sons. - Extra material, course handouts, the week-to-week programme, the assignments and case studies will be made available by Blackboard. Human Resource Management - A.W. Harzing and Van Ruysseveldt, J. (Eds.) (2004), International Human Resource Management, Sage. - Baron J.N. and Kreps, D.M.(1999), Strategic Human Resources. Frameworks For General Managers, John Wiley & Sons. Information Systems - Laube, D.R. and Zammuto, R.F. (Eds.) (2003), Business Driven Information Technology: Answers to 100 Critical Questions fro Every Manager, Stanford University Press - Wigand, R.T. (2003), Introduction to Business Information Systems, Springer Verlag. - Other reading material will be made available. International Corporate Law - August, R.A., International Business Law, Prentice Hall - Additional course material on topical issues will be offered where appropriate. Corporate Governance and Business Ethics - Bowie, N. (ed) (2002). The Blackwell guide to business ethics, Malden and Oxford: Blackwell. - Monks, R.A.G. & Minow, N. (2003). Corporate governance, 3rd edition, Oxford: Blackwell. - These will be supplemented by relevant articles from international journals as well as business press.
pagina 50
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
MIMS Operational Environmental Management - Steiner, A,, Martonakova, H, and Guziova, Z (ed) (2003). Environmental Governance Source Book, Bratislava: UNDP. - Reijnders, L. (1996). Environmentally Improved Production Processes and Products; An Introduction. Deventer: Kluwer. - Reader Operational Environmental Management 2005 (sections from IVAM Cleaner Production Manual) Industrial Ecology - Brattebo (2005). Industrial Ecology, textbook, to be published in 2005. - Kates and Clark (2000). Sustainability Science, Cambridge: Harvard University - Reader Industrial Ecology 2005. European Environmental Policy - Jordan, A. (2005). Environmental Policy in the European Union, London: EarthScan - Reader European Environmental Policy 2005. European Environmental Law - Jans, J.H. (2000), European Environmental Law, 2nd edition, Europa Law Publishing, Groningen. - Kramer, K. (2002), Casebook on EU Environmental law, Hart publishing. - Reader, European Environmental Law 2005 Sustainability Research Projects - The supervisor will suggest a selection of introductory reading materials related to the focus of the project. - Students will have to find relevant material both from academic journals and practitioners literature.
Overige documenten Aanvullend opgevraagde informatie Informatiebrochures MIMS, MIF en MBA Aanvullende documenten (Programmabeschrijving met begeleidende brief en ‘Meeting our objectives for the Amsterdam MBA’, ‘MIF/MBA/MIMS Teaching Guidelines’ met begeleidende brief) bij bezoek 23 september
pagina 51
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Bijlage 4: Opmerkingen naar aanleiding van ambtelijke check
Onderwerp Doelstellingen Het facet Masterniveau heel beperkt en zwak in algemene stelling uitgedrukt. Wel impliciet via facet Relatie doelstellingen – programma. Onderwerp Interne kwaliteitszorg: heel summier uitgewerkt.
pagina 52
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Bijlage 5: Vragen met betrekking tot verzoek om aanvullende informatie Aanvullende vragen naar aanleiding van het informatiedossier met betrekking tot de aanvraag toets nieuwe opleidingen voor de opleiding Master of Business Administration van de Amsterdam graduate Business School van de Universiteit van Amsterdam. Algemeen Sinds wanneer loopt de opleiding? 1.1 Domeinspecifieke eisen Het panel vraag om een nadere explicitering van de eindtermen. Dat wil zeggen dat de eindtermen meer specifiek op de opleiding MBA betrokken worden. Bijvoorbeeld door de context waarin de handeling tot uiting komt en het niveau waarop e.e.a. beheerst moet worden, te beschrijven, kan de specificering gegeven worden. Er is een beroepsbeeld gegeven: “a specialist career in the field of business”. Graag het beroepsprofiel expliciteren. Is er behoefte op de arbeidsmarkt aan de afgestudeerden? Hoe bent u dit nagegaan? Zijn er gegevens van alumni bekend? Wat zijn deze gegevens? Hoe heeft u het beroepenveld, én (buitenlandse) vakgenoten betrokken bij het vaststellen van de beoogde eindtermen: Wie is er geconsulteerd? Wat was de mening over de aansluiting van de eindtermen? Is het beroepsprofiel besproken? Wat heeft u bijgesteld? Wat is uw resultaat in uw vergelijk met andere opleidingen (nationaal en internationaal) op het gebied van de eindtermen (overeenkomsten en verschillen)? 1.2 Master Om te kunnen beoordelen of uw beoogde eindkwalificaties aansluiten bij dealgemeen international geaccepteerde beschrijving van een master, vragen wij u uw eindkwalificaties te leggen langs de 5 Dublin descriptoren, gegeven in het toetsingskader. Bijvoorbeeld in een kruistabel waarin u laat zien in welke eindkwalificaties de betreffende Dublin descriptor naar voren komt en een inhoudelijke toelichting bij de tabel (onderbouwend). 1.3 Oriëntatie wo Een wo-masteropleiding veronderstelt onderzoeksbekwaamheid bij de afgestudeerden. Hoe is uw visie hierop, en hoe is die geoperationaliseerd, gezien de aard van de opleiding (MBA) en de discipline. M.a..w. hoe geeft u vorm aan de wo-oriëntatie in deze opleiding?
pagina 53
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
2.1 Eisen wo Het panel ontvangt graag een nadere specificering (t.o.v. het informatiedossier) over hoe het programma waarmaakt dat het een wo-programma is. Het panel is zich ervan bewust dat de wo-criteria, genoemd in het toetsingskader, niet direct toepasbaar zijn op een MBAprogramma. Toch hoort het panel graag hoe de opleiding werkt aan het ontwikkelen van een kritisch wetenschappelijke houding bij de studenten. Op een aantal aspecten binnen de gegeven criteria (van het toetsingskader) voor de eis wo kan wellicht wel antwoord gegeven worden. 2.2 Relatie doelstellingen – programma Het panel constateert dat een aantal inhoudelijke gebieden ontbreken in het programma. Hierbij wordt gedacht aan ‘Design of Organisations’ of aan ‘Management Accounting’ bijvoorbeeld. Het panel vraagt zich ook af waarom gekozen is voor de cursus ‘Financial Accounting’? Gaat, door het accent op ‘financieel’ in het eerste blok dit niet ten koste van de breedte van de MBA? Waar komen thema’s als çulture’, ‘change’, ‘behaviour’, ‘benefit’ en ‘accountability’ aan bod? Dus: waar ligt jullie inhoudelijke benchmark? wat is de profilering precies? wat is het onderscheidende? wat is de visie/basisgedachte achter de inhoudelijke keuzes voor het programma? wat zijn onderliggende argumenten geweest bij uw keuze voor de huidige inhouden? Graag en overzicht van de hoeveelheid uren die studenten in het programma hebben zijnde: Contacturen (met docent) Uren voor groepswerk Uren voor zelfstudie, inclusief de individuele opdrachten Dit opgesplitst per programmaonderdeel: cursussen, stage, scriptie, skillsprogrogramma. Hoe is de kwaliteitsborging van het niveau van de thesis (trefwoorden: eisen, criteria, doelstellingen, maatregelen, relatie met eindtermen, kwaliteitsbewaking)? Zijn er maatregelen geformuleerd die eraan bijdragen dat de studenten de thesis daadwerkelijk afmaken? Wat zijn de ervaringen met de thesis? 2.5 Instroom Wat is precies het niveau dat de studenten moeten hebben om het beoogde programma met succes te kunnen doorlopen? Graag hierbij ook een inhoudelijke aanduiding, dus een nadere specificering t.o.v. de informatie in het dossier betreffende de hoeveelheid en soort werkervaring, de gevraagde resultaten en vakken van de Bachelor. 3.2 Kwantiteit personeel Graag een overzicht (in tabel bijvoorbeeld) van de personele capaciteit (fte) die is vrijgemaakt om de opleiding te kunnen starten en die is vrijgemaakt om de opleiding te continueren, uitgesplitst naar management, coördinatie, docenten, studiebegeleiding en administratieve ondersteuning.
pagina 54
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
3.3 Kwaliteit personeel Wat is het docentenprofiel dat de opleiding hanteert? 6 Condities voor continuïteit Kan er een garantstelling (financieel) afgegeven worden dat de studenten het programma volledig kunnen doorlopen? Wie stelt zich garant?
pagina 55
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Bijlage 6: Verzoek gesprekspartners/materialen bezoekdag Overzicht van materialen die het panel wil inzien en geledingen die het panel wil spreken op de bezoekdag. Materialen Intake protocol Instructiemateriaal voor de studenten Gebruikte literatuur Skills programma Voorbeelden van toetsen Voorbeelden van projectverslagen (MIMS), diverse beoordelingen Voorbeelden van thesis (diverse beoordelingen) Beoordelingsformulieren, voor opdrachten, toetsen, thesis, projecten, stage Stageverslagen indien voorhanden Evaluatieformulieren, voor de diverse onderdelen voor de diverse betrokkenen Evaluatieverslagen Roosters van de opleidingen Gesprekspartners Directie/leiding: programma managers en wetenschappelijke leiding van alle drie de opleidingen (3 x ¾ uur of 1 x 1 ½ uur) Vertegenwoordiger(s) van de raad van advies van de opleidingen die dit hebben (1/2 uur) Docenten: van iedere opleiding een docent die alleen in die opleiding les geeft en nog een paar docenten die in meerdere opleidingen lesgeven. ( 5/4 uur) Studenten of recent afgestudeerden: 1-2 per opleiding (¾ uur)
pagina 56
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Bijlage 7: Tweede verzoek om aanvullende informatie Zoals telefonisch gezegd, komt het panel bij het afronden van het paneladvies over de opleiding Master of Business Administration alsnog informatie tekort. Graag zien wij nog de volgende aanvullende informatie in: • de definitieve beschrijvingen van de cursusonderdelen, voor zoverre deze afwijken van het informatiedossier; • de gebruikte literatuur en eventuele aanvullende readers. Het panel ontbreekt het op dit moment aan informatie waarmee het tegemoet kan komen aan de onderbouwing van de aantoonbaarheid van de vertaling van de eindkwalificaties in de leerdoelen van de onderdelen van het programma. Dit betreft ook de wijze van toetsing. Samengevat: komen alle eindtermen terug in de programmaonderdelen en worden ze getoetst? Een bijkomend probleem hier is dat het panel constateert dat de beoogde eindtermen niet overeenkomen met de beschreven eindtermen. In het informatiedossier geeft u aan wat u met de opleiding beoogt (wat studenten kunnen na het doorlopen van het programma) en u presenteert een set eindtermen die niet geheel hiermee overeenkomen. Dit maakt het beantwoorden van bovenstaande vraag extra gecompliceerd. Graag ontvangen we van u hierover informatie in een mondelinge toelichting. In een gesprek willen we hier nader op ingaan. Totale tijdsbestek: 1 ½ uur. Wij voeren dit gesprek graag met de opleidingsdirecteur en 1-2 docenten van de MBA-opleiding.
pagina 57
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Bijlage 8: Eindkwalificaties MBA To this end we have agreed the following learning outcomes for our graduates. They should With regards to final levels in terms of knowledge 1.
Possess a sound understanding of the accepted theoretical foundations of each discipline.
2.
Possess a sound understanding of the evidence supporting the theoretical framework.
3.
Be aware of the areas of theoretical controversy.
4.
Understand the practical implications of accepted theory and divergence between theory and practice.
5.
Understand the global relevance and international differences in theory and evidence.
6.
Understand the interrelationship between various business disciplines.
With regards to final levels in terms of skills 7.
Possess the understanding and skills required to analyse business issues.
8.
Possess the abilities required to apply management techniques.
9.
Have the ability to interpret practice from theory and vice versa.
10. Be able to use modern information technology. 11. Be able to communicate ably as a business manager. 12. Be able to work independently and in teams. With regards to final levels in terms of attitude 13. Possess a multidisciplinary attitude to business management. 14. Possess an international approach to the business world. 15. Possess an understanding of the social environment and impact of business. 16. Demonstrate an ability for a life long enquiring and a critical interest towards in business issues and developments.
pagina 58
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Bijlage 9: Niveaus van kennisverwerving
Level of intermediate knowledge A sound grasp on the important theories in the field, awareness of the limitations of that knowledge and ability to apply the theory to practical problems. Level of extended knowledge Having the ability to evaluate competing theories and the ability to study problems at an academic as well as practical level.
pagina 59
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Bijlage10: Lijst van afkortingen AgBS AMBA ba CV EC ECTS EFMD EPCEM EQUIS FEE FT fte GMAT GSIM hbo HES IELTS IOWO ma MBA MIF MIMS NAVO NIMBAS OER PT RSM TOEFL TSM UvA UvABS wo
pagina 60
Amsterdam graduate Business School Association of MBA’s bachelor Curriculum vitae European Credit European Credit Transfer System European Foundation for Management Development European Postgraduate Course in Environmental Management European Quality Improvement System Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie full time full time equivalent Graduate Management Admission Test Graduate School of International Management hoger beroepsonderwijs Hogeschool voor Economische Studies International English Language Testing System Adviseurs voor onderwijs beleid en organisatie master Master of Business Administration Master in International Finance Master in International Management and Sustainability Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie NIMAS Graduate School of Management Onderwijs- en examen reglement part time Rotterdam School of Management Test of English as Foreign Language Twente School of Management Universiteit van Amsterdam Universiteit van Amsterdam Business School wetenschappelijk onderwijs
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding Master of Business Administration van de Universiteit van Amsterdam. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 61
#406
NVAO | wo-master Master of Business Administration | Universiteit van Amsterdam | 8 november 2005