NTI Hogeschool Toets Nieuwe Opleiding: Master of Business Administration
© Netherlands Quality Agency (NQA) 8 maart 2010
2/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Managementsamenvatting Dit rapport is het verslag van het auditteam dat in opdracht van Netherlands Quality Agency (NQA) een nieuwe hbo-masteropleiding heeft beoordeeld. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van Toets Nieuwe Opleiding in hogere beroepsopleidingen. Het beschrijft de bevindingen, overwegingen en conclusies. Het rapport is conform het NQA Protocol 2010 TNO hbo-masteropleiding opgesteld. De rapportage heeft betrekking op: Instelling Opleiding(en) Variant(en) Croho-nummer Locatie(s) Auditdatum/-data Auditteam
Hogeschool NTI. 022BA2010.01 TNO MBA Deeltijd-/afstandonderwijs 39205 Leiden 27-1-2010 Mw. M.K. van der Boon MBA (vakdeskundige) De heer prof. ir. F.G.H. Hartmann (voorzittter, vakdeskundige) Mw. A.J.C. van Noort MscMC (vakdeskundige) Mw. W.J. van Kats (studentlid auditteam) De heer drs. J.H. Boerke (NQA-auditor)
Door Hogeschool NTI is een dossier (zelfevaluatierapport +bijlagen) ingediend bij NQA voor de beoordeling van de nieuwe hbo-masteropleiding Master of Business Administration (MBA). Dit dossier voldeed aan de eisen die NQA in het NQA Protocol 2010 TNO hbo-masteropleiding stelt. Voor de beoordeling van de kwaliteit en het niveau van de nieuwe opleiding heeft NQA een auditteam samengesteld, dat voldoet aan de eisen van de NVAO. Het team heeft het zelfevaluatierapport bestudeerd en een bezoek aan de opleiding gebracht. De kritische reflectie en alle overige (mondeling en schriftelijk) verstrekte informatie hebben het auditteam in staat gesteld om tot een weloverwogen oordeel te komen. Samenvatting Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding De opleiding beschikt over een relevante set competenties die adequaat op masterniveau zijn geoperationaliseerd in competentie-indicatoren en aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden. De competenties sluiten aan op de MBA-criteria van de Association of MBA’s (AMBA). Deze competenties dekken de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master, i.c. de Dublin descriptoren. De opleiding maakt duidelijk dat het om een professionele master gaat en tot welke beroepen/functies deze master opleidt.
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
3/62
Onderwerp 2: Programma De opleiding is in sterke mate beroeps- en praktijkgericht. De gebruikte literatuur is overwegend relevant, adequaat en actueel, maar voornamelijk Nederlandstalig (zie opmerking panel pagina 18). Er is aandacht voor methoden en technieken van onderzoek en dit onderdeel wordt in het nieuwe programma (per I maart 2010) versterkt. Er zijn per programmaonderdeel heldere en toetsbare leerdoelen geformuleerd, maar de relatie met de competenties is niet volledig geëxpliciteerd. Wel is in theorie beschreven hoe de opleiding van competenties tot leerdoelen is gekomen. De opleiding hanteert een voor afstandsonderwijs zeer bruikbaar didactisch concept en beschikt over een goed doordachte beoordelingssystematiek. Er is een goede afwisseling in toetsvormen en er zijn gedetailleerde beoordelingsprotocollen ontwikkeld. De opleiding biedt een voldoende samenhangend en studeerbaar programma van 65 studiepunten aan. Het programma sluit goed aan bij de kwalificaties en beginsituatie van de doelgroep. Onderwerp 3: Inzet van personeel Het merendeel van de docenten is naast het docentschap ook werkzaam in de relevante beroepspraktijk. Zij zijn daarom in staat een verbinding te leggen met de beroepspraktijk en doen dat volgens de studenten ook. Er is blijkens de docent-studentratio voldoende capaciteit om de opleiding naar behoren te laten functioneren. De kwaliteit van de docenten wordt gemonitord door middel van evaluaties. Het functioneren wordt besproken en er vinden regelmatig trainingen plaats. Het personeel is voldoende gekwalificeerd om de verschillende taken uit te voeren. Onderwerp 4: Voorzieningen De belangrijkste materiële voorziening is de digitale leeromgeving onder de naam Fronter. In het STO 2009 is het oordeel van de studenten over dit systeem niet gunstig. Voor informatie werkt het systeem goed, voor communicatie minder. Studenten hechten hier minder aan, omdat ze andere, door henzelf als prettiger ervaren, webbased communicatiefaciliteiten. De opleiding heeft inmiddels een verbeterplan opgesteld. De begeleiding door mentor en docenten wordt door de studenten positief gewaardeerd. Onderwerp 5: Kwaliteitszorg De opleiding beschikt over een gedegen opgezet en goed functionerend kwaliteitszorgsysteem. Er is een voldoende instrumentarium waarmee regelmatig wordt geëvalueerd aan de hand van toetsbare streefdoelen en op grond waarvan aantoonbaar verbeteringen worden aangebracht. Medewerkers, studenten en afnemend beroepenveld worden actief bij de interne kwaliteitszorg betrokken. Dat geldt nog niet voor de alumni. Onderwerp 6: Condities voor continuïteit Het NTI garandeert dat studenten de opleiding binnen een termijn van 40 maanden kunnen voltooien. De investeringen en financiële voorzieningen zijn zodanig dat eventuele verliezen zijn op te vangen. Waar het gaat om het resultaat van de opleiding is het panel van oordeel dat er producten worden afgeleverd op hbo-masterniveau, maar dat de onderzoeksmatige aanpak versterkt kan worden.
4/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Alles overziend komt het auditteam van NQA tot de conclusie dat de kwaliteit en het niveau van de nieuwe hbo-masteropleiding Master of Business Administration van Hogeschool NTI aan de vereiste basiskwaliteit voldoet. Een onderbouwing van deze conclusie is opgenomen in hoofdstuk 2.
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
5/62
6/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
1
Basisgegevens
2
Beoordeling 2.1 Doelstellingen van de opleiding 2.2 Programma 2.3 Inzet van personeel 2.4 Voorzieningen 2.5 Interne kwaliteitszorg 2.6 Condities voor continuïteit
13 13 18 28 31 33 37
3
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
41 43 48 55 59 61
Deskundigheden auditteam Onafhankelijkheidsverklaring auditteam Bezoekprogramma Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
9
7/62
8/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
1
Basisgegevens
De basisgegevens van de nieuwe hbo-masteropleiding TNO MBA zijn in onderstaande tabel weergeven. 1. Naam instelling 2. Status instelling 3. Naam opleiding in CROHO 4. Registratienummer in CROHO 5. Oriëntatie en niveau 6. Aantal studiepunten 7. Afstudeerrichting(en) 8. Locatie(s) 9. Code of conduct 10. Variant(en) 11. Inhoudelijk profiel opleiding
Hogeschool NTI. aangewezen 022BA2010.01 TNO MBA
39205
hbo/master 65 Geen Leiden NvT deeltijd
Het doel van de opleiding is dat studenten een duidelijk begrip verwerven van ontwikkelingen in de omgeving van de organisatie opdat zij deze kunnen vertalen naar een beleidsvisie en -doelstellingen en een organisatievisie. Zij zijn in staat vanuit de strategische visie interne processen en structuren te analyseren en te optimaliseren. Zij kunnen de samenhang aangeven tussen maatschappelijke ontwikkelingen en behoeften, de inrichting van de organisatie, de financiële planning, de operationele processen en het human resource management. Zij beschikken over managementcompetenties, politieke en relationele sensitiviteit om procesactiviteiten te verrichten, processen en structuren te richten en visie en doelstellingen te formuleren. Business Administration gaat over het bereiken van doelen via het sturen en bewaken van de samenhang tussen (a) veranderingen in de externe omgeving (b) interne processen en structuren, (c) financiële planning, (d) organisatiecultuur en human resource management.
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
9/62
12. Beoogd werkveld alumni
13. Plaats opleiding in organisatiestructuur hogeschool
14. Jaar vorige visitatie en datum besluit NVAO 15. Belangrijkste wijzigingen in opleiding sinds vorige visitatie 16. Schema opbouw programma
De professionele Master is gericht op de uitoefening van strategische of specialistische (management)functies. De competenties richten zich op het voorbereiden van studenten op functies bij organisaties in de private en/of publieke sector. Dit kunnen managements-, beleids- of organisatie(ondersteunende) functies zijn. Het MBA-programma van NTI University richt zich op managers met een aantal jaren managementervaring, die zich willen ontwikkelen tot manager van een relatief zelfstandig opererende eenheid (business unit) binnen een organisatie of tot een directiefunctionaris binnen een kleine tot middelgrote organisatie. Het werkveld is zeer divers voor een MBA’er. Er zijn daarom in het beroepsprofiel ook geen beroepen, maar managementrollen opgenomen die functiegebieden veronderstellen. Hogeschool NTI is met ingang van het collegejaar 2000 – 2001 door de minister van Onderwijs conform artikel 6.9 WHW aangewezen als hogeschool. De hogeschool biedt Bacheloropleidingen en een Masteropleiding aan. De MBA-opleiding is een professionele master van de hogeschool, die wordt aangeboden onder de merknaam NTI University. Studenten die ingeschreven zijn bij Hogeschool NTI/ NTI University maken een bewuste keuze tussen contactonderwijs en afstandsonderwijs. Op het moment van visiteren zijn circa 4.500 studenten ingeschreven bij Hogeschool NTI, waarvan ruim 130 studenten de MBA opleiding volgen. NvT
NvT
Fase
Programmaonderdeel
Fase 1
o
MBA Primer (schakelprogramma indien student niet kan direct kan instromen in de MBA-opleiding, bestaande uit fase 2 en 3)
Fase 2
o
Action Learning Project introductiedag Inhoud: Methoden van onderzoek en projectrapportage Management Paper Core Course Operations Management: 1 Theoriecollegedag + 1 Praktijkcollegedag + contact DLO + studiegroepcontact
o o
10/62
Uren
o
56 uur
o
84 uur
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Core Course Human Resourse Management: 1 Theoriecollegedag + 1 Praktijkcollegedag + contact DLO + studiegroepcontact o Core Course Marketingmanagement: 1 Theoriecollegedag + 1 Praktijkcollegedag + contact DLO + studiegroepcontact o Core Course Financieel Management: 1 Theoriecollegedag + 1 Praktijkcollegedag + contact DLO + studiegroepcontact o Core Course Informatiemanagement: 1 Theoriecollegedag + 1 Praktijkcollegedag + contact DLO + studiegroepcontact o Core Course Strategisch Management: 1 Theoriecollegedag + 1 Praktijkcollegedag + contact DLO + studiegroepcontact o Core Course International Management: 1 Theoriecollegedag + 1 Praktijkcollegedag + contact DLO + studiegroepcontact o 3x (individuele) Action Learning Projects (incl. voorstel) o 1x (groepsopdracht) Action Learning Project International Management (incl. voorstel) o 1x Thesis (= literatuuronderzoek + Master’s Project) - incl. Proposal + verdediging - Instructiedag Methoden en Technieken van Onderzoek, incl. voorbereiding schrijven Proposal/Thesis - Peer Group dag Inhoud: actualiteiten BA, international BA, toegepast onderzoek BA (voorwaardelijk) o 1x Evaluatie Management Leerervaringen (EML) TOTAAL o
Fase 3
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
o
84 uur
o
84 uur
o
84 uur
o
84 uur
o
84 uur
o
84 uur
o
420 uur
o
168 uur
o
532 uur
o
56 uur
o
1820 uur
11/62
12/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
2
Beoordeling
Het auditteam komt samenvattend tot het volgende oordeel over de opleiding: Onderwerp 1 Doelstellingen
Oordeel P
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau 1.3 Oriëntatie hbo
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende
2 Programma
P
2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen – programma 2.3 Samenhang programma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
3 Inzet personeel
P
3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit 3.3 Kwaliteit
Voldoende Voldoende Voldoende
4 Voorzieningen
P
4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding
Voldoende Voldoende
5 Interne kwaliteitszorg
P
5.1 Systematische aanpak 5.2 Betrokkenheid
Voldoende Voldoende
6 Condities voor continuïteit
P
6.1 Afstudeergarantie 6.2 Investeringen 6.3 Financiële voorzieningen 6.4 Resultaat
Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende
Het auditteam stelt vast dat de kwaliteit en het niveau van de nieuwe hbo-masteropleiding TNO MBA van Hogeschool NTI aan de vereiste basiskwaliteit voldoet en adviseert de NVAO positief ten aanzien van de accreditatie van deze opleiding. Het auditteam beschrijft in de volgende paragrafen per onderwerp en per facet van het NVAO beoordelingskader de bevindingen, overwegingen en conclusies. Elke paragraaf sluit af met een samenvattend oordeel op onderwerpniveau. 2.1
Doelstellingen van de opleiding
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
13/62
Bevindingen • Daar er geen landelijk vastgesteld beroeps- en competentieprofiel beschikbaar is voor MBA -opleidingen, heeft NTI University zelf een dergelijk profiel opgesteld. De profielen zijn vastgelegd in de documenten NTI Beroepsprofiel. Master of Business Administration (MBA NTI Universitty (versie 2009) en NTI Competentieprofiel Master of Business Administration (MBA) NTI University (idem). • Voor het domeinspecifieke referentiekader baseert de opleiding zich op de domeincompetenties Business Administration (2005), het landelijk vastgestelde competentieprofiel voor International Business en Management Studies binnen het domein Business Administration en op de internationale MBA-criteria van de Association of MBA’s (AMBA). • In een tabel in het zelfevaluatierapport laat de opleiding zien hoe de ‘learning outcomes’ van AMBA gedekt worden door de MBA- competenties. Tevens laat de opleiding steeds aan de hand van AMBA-criteria zien hoe voldaan wordt aan de (internationale) AMBA eisen. In een schema in het zelfevaluatierapport wordt aangetoond dat de AMBA kernthema’s terugkomen in de diverse Core Courses MBA. • De opleiding heeft blijkens het zelfevaluatierapport als algemene doelstelling dat “studenten een duidelijk begrip verwerven van ontwikkelingen in de omgeving van de organisatie opdat zij deze kunnen vertalen naar een beleidsvisie en -doelstellingen en een organisatievisie. Zij zijn in staat vanuit de strategische visie interne processen en structuren te analyseren en te optimaliseren. Zij kunnen de samenhang aangeven tussen maatschappelijke ontwikkelingen en behoeften, de inrichting van de organisatie, de financiële planning, de operationele processen en het human resource management. Zij beschikken over managementcompetenties, politieke en relationele sensitiviteit om procesactiviteiten te verrichten, processen en structuren te richten en visie en doelstellingen te formuleren en richten”. • Om deze algemene doelstelling te bereiken, hanteert de opleiding 16 competenties: 8 vakgerelateerde en 8 generieke competenties. (Zie bijlage 5). De competenties zijn beschreven in beide bovengenoemde documenten. Het beroepsprofiel is in 2006 voor het eerst vastgesteld door de leden van de Beroepenveldcommissie MBA (zie 5.2). In 2009 is dit profiel geactualiseerd en blijkens notulen van januari 2010 door de beroepenveldcommissie geaccordeerd. • De competenties zijn meetbaar gemaakt door middel van competentie-indicatoren die helder (en in het Engels) zijn beschreven in het competentieprofiel. Daar de oorspronkelijke IBMS-competenties op bachelorniveau zijn geformuleerd, zijn - om aan het masterniveau te voldoen - de competentie-indicatoren op masterniveau gedefinieerd. • De opleiding heeft een vergelijking gemaakt met andere MBA-aanbieders en concludeert dat de verschillen in managementthema’s beperkt zijn. De opleiding onderscheidt zich door methoden en technieken van onderzoek te verweven in de Core Courses en daarna twee maal een instructiedag aan te bieden. Daarnaast is International Management bij deze opleiding een op zichzelf staand vak, terwijl dat internationale karakter elders veel meer door de vakken heen verweven is. Tenslotte worden competenties, bijvoorbeeld ethische verantwoordelijkheid, leiderschap, communiceren, niet zoals elders als op zich staande thema’s behandeld, maar
14/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
•
komen ze terug in meerdere Core Courses. NTI wil zich opzichte van andere opleidingen positioneren door het gehanteerde didactische concept: Blended Learning en Action Learning (zie 2.7), door het accent op Nederlandstalig studiemateriaal en door de brede bedrijfsadministratieve invulling. De opleiding heeft zich in het kader van de vergelijking met AMBA ook vergeleken met een aantal AMBA-gecertificeerde buitenlandse opleidingen zoals the Open University Business School (UK), Oxford Brookes University Business School (UK), Queens Scool of Business Canada, International Institute of Management LINK (Rusland). Opmerkelijkste uitkomsten: - Innovatie wordt bij buitenlandse aanbieders als op zichzelf staand vak aangeboden terwijl NTI dit integreert in de verschillende courses. - De buitenlandse aanbieders kennen geen apart vak methoden van onderzoek. - Binnen de buitenlandse opleidingen is Internationaal Management geen zelfstandig vak. Opvallend is wel dat elders veelal van Internationale Marketing wordt gesproken. - Overeenkomstig buitenlandse opleidingen biedt NTI expliciet informatiemanagement als module aan.
Overwegingen Het panel is van oordeel dat de opleiding over een relevante set competenties beschikt die adequaat op masterniveau zijn geoperationaliseerd in competentie-indicatoren. Deze competenties sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden. In dat kader heeft de opleiding overtuigend aangetoond dat de competenties voldoen aan de internationale AMBA-eisen. Ook is het beroeps- en competentieprofiel gevalideerd door (een vertegenwoordiging) van het werkveld. Tenslotte heeft de opleiding duidelijk gemaakt hoe zij zich op programmaniveau verhoudt tot vergelijkbare Nederlandse en een aantal buitenlandse opleidingen. Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende. Niveau bachelor (facet 1.2) De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen • De opleiding hanteert de Dublin descriptoren voor de toetsing van het masterniveau. • Aan de hand van een matrix in het zelfevaluatierapport heeft de opleiding inzichtelijk gemaakt dat de eindkwalificaties het master-niveau weerspiegelen. In de matrix zijn de Dublin Descriptoren gekoppeld aan de 16 competenties. • Enkele voorbeelden die een indruk geven van de wijze waarop de eindtermen zijn gekoppeld aan de Dublin descriptoren: de Dublin descriptor ‘toepassen van kennis en inzicht’ is onder meer gekoppeld aan de competenties: ‘ondernemerschap’, ‘creatief
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
15/62
•
•
•
probleemoplossend vermogen’, ‘plannen’ en ‘organiseren’. De descriptor ‘oordeelsvorming’ komt onder meer terug in de competenties: ‘internationale strategische visievorming en ‘ethische verantwoordelijkheid’. De descriptor ‘Communicatie’ komt terug in de competenties ‘samenwerken’ en ‘communiceren’. De beschrijvingen van het masterniveau zijn verwerkt in de beoordelingsformulieren van de verschillende producten die de studenten opleveren. In een beschrijving in het zelfevaluatierapport laat de opleiding zien in hoeverre het gewenste eindniveau dat van de bachelor zal overstijgen. Het gaat dan bijvoorbeeld om noties als: een originele bijdrage, probleemoplossend vermogen t.a.v. complexe materie binnen een complexe omgeving, oordelen op grond van onvolledige of beperkte informatie. De onderwijseenheden zijn gekoppeld aan een te behalen gewenst niveau. Voor de MBA-opleiding gaat het om een niveau 4. Dit is als volgt beschreven: “De student voert zelfstandig en flexibel meervoudige complexe taken uit in een onvoorspelbare complexe omgeving waarin sprake is van kritieke situaties. Hij kan zijn handelen (competenties) evalueren en anderen ondersteunen bij het toepassen van hun competenties”. De opleiding borgt het masterniveau door de inzet van de Examencommissie en de input van alumni en docenten, beroepenveldcommissie, Raad van Advies en zogenoemde ‘external examiners’.
Overwegingen Het panel is van oordeel dat de opleiding overtuigend heeft aangetoond dat de nagestreefde competenties aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master, i.c. de Dublin descriptoren. Positief is ook dat de opleiding een te behalen gewenst eindniveau heeft gedefinieerd. Het panel vindt tenslotte dat de opleiding het masterniveau op een adequate wijze tracht te borgen. Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende. Oriëntatie hbo bachelor (facet 1.3) De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is.
16/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Bevindingen • Hierboven is reeds aangegeven welke eindkwalificaties de opleiding hanteert, hoe die tot stand gekomen zijn en hoe die gebaseerd zijn op de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. • In het Beroepsprofiel worden werkvelden, functies en taken in de beroepspraktijk en typerende beroephouding beschreven. Daar de beroepen respectievelijk het werkveld zeer divers zijn, zijn er in het profiel geen beroepen, maar managementrollen opgenomen: bijvoorbeeld controleursrol, coachingsrol, ondernemersrol et cetera. • De opleiding wil een brede opleiding zijn die “studenten opleidt tot een generalist die toegerust is in het analyseren en oplossen van managementvraagstukken op metaniveau. Kernbegrippen zijn: brede professionalisering, brede inzetbaarheid en proactief en reactief denken en handelen. De professionele Master is gericht op de uitoefening van strategische of specialistische (management)functies. Het MBAprogramma biedt studenten vooral de mogelijkheid om zich breed en strategisch op te leiden”. • Het programma richt zich op managers die al een aantal jaren managementervaring hebben en die zich willen ontwikkelen tot manager van een relatief zelfstandig opererende eenheid (business unit) binnen een organisatie of tot een directiefunctionaris binnen een kleine tot middelgrote organisatie. • Met de nagestreefde competenties richt de opleiding zich op het voorbereiden van de studenten op functies bij organisaties in de private en/of publieke sector. Het gaat dan om managements- beleids- of organisatie(ondersteunende) functies. • Wat betreft de oriëntatie gaat het hier om een professionele MBA. Deze is gericht op het werkveld en niet specifiek op het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het gaat om onderzoek gebaseerd op praktijkproblemen. De onderzoeksopdrachten worden uitgevoerd in opdracht van een werkgever en zijn gericht op het produceren van concrete oplossingen c.q. adviezen. Doel is om kritische en reflecterende managers op te leiden. Overwegingen Het panel is positief over de wijze waarop de eindkwalificaties tot stand zijn gekomen (zie 1.1). In het beroepsprofiel wordt duidelijk aangegeven welk beroepbeeld aan het curriculum ten grondslag ligt. De opleiding laat helder zien wat haar doelgroep is en maakt duidelijk dat deze opleiding een professionele master is en tot welke beroepen/functies deze master opleidt. Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Doelstellingen opleiding Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Doelstelling opleiding’ voldoende.
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
17/62
2.2
Programma
Eisen hbo (facet 2.1) Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen • Studenten werken met een aantal standaardwerken op het gebied van MBA gerelateerde literatuur (Porter, Kotler, Hardjono). Deze standaardwerken worden aangevuld met vakgerelateerde actuele artikelen uit vaktijdschriften. De betreffende werken zijn opgenomen in een uitgebreide literatuurlijst. In de studiewijzers die per Core Course worden uitgereikt, wordt de student door de voor die course geldende literatuur geleid en wordt een verbinding gelegd met de praktijk. In het Core Course Rapport moet de student vragen over literatuur en de toepassing daarvan in de praktijk beantwoorden. De getoetste theoretische kennis is voorwaardelijk voor de praktijkgerichte opdrachten. Tijdens de theorie- (vanaf 2010) en praktijkdagen komt de literatuur terug in de kritische reflectie op theorieën en de confrontatie van de literatuur met praktijkvoorbeelden. Studenten bevestigden in het gesprek met het panel deze werkwijze. De beroepenveldcommissie adviseert jaarlijks over het vervangen of aanvullen van de vakliteratuur. In een tabel in het zelfevaluatierapport laat de opleiding zien hoe de AMBA-learning outcomes worden gedekt door de voorgeschreven literatuur. • Door te werken met praktijkgerichte casussen, wordt studiemateriaal aan de praktijk ontleend. Door de opzet van het programma brengen ook studenten zelf actuele en relevante problemen uit de praktijk in. Tijdens de Praktijkdagen wordt er gekeken naar praktijkvoorbeelden die de inzichten uit de literatuur illustreren. Tenslotte wordt er gebruik gemaakt van literatuur (artikelen) die ook in de feitelijke beroepspraktijk een belangrijke rol spelen (zie rol beroepenveldcommissie). • Daar de opleiding alleen studenten heeft die werkzaam zijn in de beroepspraktijk, is de interactie met de beroepspraktijk gegarandeerd en zijn er ook aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Door uit te gaan van het concept van Action Learning went de student eraan om datgene wat hij leert toe te passen of te vertalen naar de eigen beroepspraktijk. Expliciet gebeurt dat in de Praktijkcollegedagen en de studiegroepen waar uitgewisseld wordt hoe theorieën en opvattingen uit de literatuur toe zijn te passen in de beroepspraktijk van elk lid van de studiegroep. Datzelfde gebeurt ook in de zogenoemde Peer Group Dagen waarvan er één verplicht wordt (vanaf 2010) voor elke student. Daar staat de beroepspraktijk centraal door de interactie tussen studenten en het “leren van elkaar”. Elke student voert in zijn studie drie Action Learning Projecten uit in zijn eigen beroepspraktijk. Ook de afsluitende Thesis wordt uitgevoerd in de eigen beroepspraktijk. In de Core
18/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
•
•
•
Course International Management vindt er een (internationaal) bedrijfsbezoek plaats. De docenten die de Praktijkcollegedagen verzorgen, hebben allen ruime ervaring in de beroepspraktijk. Vanuit de praktijk geïnitieerd onderzoek komt op meerdere manieren in het programma aan de orde. Studenten lezen wetenschappelijke artikelen in de Core Courses en tijdens de praktijkdagen is er volgens studenten aandacht voor methoden en technieken. Ook tijdens de Theoriecollege dagen zal het onderwerp Methoden en Technieken aan de orde komen. Daarvoor is en wordt specifieke literatuur voorgeschreven, zoals blijkt uit de literatuurlijst. Tijdens de ALP Instructiedag, de Peer Group Dag en de Instructiedag Methoden en Technieken van Onderzoek (ook vanaf 2010) komt dit aspect expliciet aan de orde. Tijdens de studie voeren de studenten zelf ook vier onderzoeken uit. Voorafgaand aan de Thesis zal de hiervoor genoemde Instructiedag Methoden en Technieken plaatsvinden. Om dit onderdeel van de studie adequaat aan te kunnen sturen, is er een speciale kerndocent benoemd die veel ervaring heeft met het doen van onderzoek. De opleiding borgt de actualiteit van het programma door nauw aan te sluiten bij de AMBA-criteria dat wil zeggen dat het programma de daarin genoemde managementhema’s dekt:” marketing, the economic and legal environment of a business, accounting and quantitative methods, finance, organisational theory, interpersonal skills, information technology, and the processes and practices of management. Daarnaast speelt de (actuele )literatuur een belangrijke rol in de actualiteit van het curriculum. Deze actualiteit wordt geborgd door het permanent bijhouden van de recente literatuur door de (hoofd)docenten, bijvoorbeeld via de Harvard Business Review. Daarnaast is van belang dat de kaders bepaald worden door de opleiding maar dat de docenten voor de invulling putten uit de eigen praktijk. Tenslotte is er de inhoudelijke input vanuit de beroepenveldcommissie die wordt besproken in het hoofddocentenoverleg (4x/jaar). Voorbeelden van recente ontwikkelingen in het vakgebied die een plaats hebben gekregen in het curriculum zijn: verandermanagement/ procesgericht vernieuwen, Lerende organisatie, benchmarking, Quality Function Deployment, competentiemanagement Enterprice Resource Planning en procesbeheersing, kennisnetwerken in organisaties, verticale en horizontale synergie, crisismanagement, maatschappelijk verantwoord ondernemen. Beroepshouding en vaardigheden maken onderdeel uit van alle competenties en komen dus in alle programmaonderdelen aan bod. Ze staan echter centraal bij het uitwerken van de ALP. Daarbij moet, zoals de studenten aangaven, onder meer worden gedacht aan vaardigheden als oplossingsgericht denken, “breder denken’, de grote lijn kunnen zien, een probleem vanuit meerdere invalshoeken kunnen analyseren, leiderschapsvaardigheden. Ook de praktijkdagen zijn belangrijk voor het zich eigen maken van de gewenste houding en vaardigheden in relatie met de theorie. Reflectievaardigheden worden opgedaan in de Core Course Rapporten waarin Reflectie een vast onderdeel is. Belangrijk in dit verband is dat de studenten binnenkomen met minimaal drie jaar managementervaring en dus al over een bepaalde mate aan beroepsvaardigheden beschikken. Het gaat dus vooral om het verder ontwikkelen van die vaardigheden.
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
19/62
•
De opleiding stelt in het zelfevaluatierapport dat internationalisering voor een MBA van belang is. De opleiding geeft daar op verschillende manieren vorm aan. - het curriculum en de vorm van de opleiding is gebaseerd op de AMBA-criteria; - in de verplichte literatuur komen alle relevante internationaal erkende theorieën van de verschillende managementgoeroes aan bod; - er is ook Engelstalige literatuur opgenomen in de verplichte literatuur. (Het basisboek bij de Core Course Internationaal Management is Engelstalig en verder zijn er bij Financieel Management ook Engelstalige artikelen.) Beheersing van het Engels wordt verondersteld en dient ook toegepast te worden in de uitwerkingen van Action Learning Projecten en Thesis; - in het studieonderdeel Core Course Internationaal Management wordt uitgebreid stilgestaan bij allerlei aspecten van internationaal management; - het studieonderdeel Internationaal Management wordt afgesloten met een project dat in het buitenland wordt uitgevoerd waarbij de studiegroep verplicht een studiereis naar het buitenland organiseert. Het belangrijkste doel van deze reis is om de studenten te laten ondervinden hoe het is om met/ in het buitenland zaken te doen.
Overwegingen - Op grond van de literatuurlijst, de studiewijzers van de Core Courses en het materiaal dat het tijdens de visitatie heeft gezien, is het panel van oordeel dat de literatuur overwegend relevant, adequaat en actueel is. Wat betreft het niveau vindt het panel dat de literatuur hier en daar wat meer fundamenteel en analytisch zou kunnen zijn. Het leerboek voor methoden en technieken biedt goede mogelijkheden om deze op masterniveau te beheersen. De literatuurlijst bestaat, zoals de opleiding ook ambieert, voornamelijk uit Nederlandstalige literatuur. Het panel heeft van studenten begrepen dat zij, naast de voorgeschreven literatuur, gestimuleerd worden ook zelf literatuur te zoeken en dat zijn dan vaak Engelstalige artikelen. Gezien het niveau dat de opleiding nastreeft en de ambities richting een internationale oriëntatie die blijkt uit het zelfevaluatierapport, vindt het panel dat er meer Engelse of anderstalige literatuur aangeboden zou moeten worden. Uit het gesprek met de studenten is duidelijk geworden dat dat voor hen geen enkel probleem oplevert. Gezien de opzet van de opleiding is de beroeps- en praktijkgerichtheid gegarandeerd. Juist de interactie van het ‘binnenschools’ programma met de praktijk van de studenten is een sterk punt van de opleiding. Dat geldt ook voor het aanleren van vaardigheden wat vooral in de ALP’s plaatsvindt, die ook weer in de organisatie van de student worden uitgevoerd. Het panel constateert op grond van de gesprekken met studenten, alumni en docenten en het studiemateriaal dat zij heeft gezien dat de opleiding voldoende actueel is en borgt dat dat ook zo blijft. Studenten geven aan dat er voldoende aandacht is voor methoden en technieken. Alumni stellen zelfs dat onderzoek doen de ruggengraat van de opleiding is.
20/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Het panel constateert, gezien het afstudeerwerk (zie Onderwerp 6) dat er op dit punt verbetering mogelijk is. Ze vindt het dan ook een goede ontwikkeling dat de opleiding binnen de verhoging van het aantal studiepunten van 60 naar 65 expliciet meer aandacht gaat geven aan methoden en technieken van onderzoek in de theoriedagen, de Peer Group Dag en met name in de Instructiedag Methoden en Technieken van Onderzoek. Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende. Relatie doelstellingen en inhoud programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de doelstellingen en werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen programma de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen • Het programma omvat in totaal 1820 uur. Kern daarvan vormen de zeven Core Courses zoals bijvoorbeeld Operations Management, Human Resource Management et cetera. Daaromheen vinden de Introductiedag, de drie Action Learning projecten, een groepsopdracht en de Thesis plaats. Het MBA –programma is volgens het zelfevaluatierapport conform de AMBA richtlijn gericht op individuele prestaties en praktijkgerichte opdrachten. Daarbij is de theoretische kennis, die getoetst wordt in de Core Course Rapporten voorwaardelijk. • In het Competentieprofiel is in een tabel aangegeven hoe de zestien nagestreefde competenties zijn gerelateerd aan de verschillende programma-onderdelen. Zo komt de competentie International Business Awareness terug in de onderdelen: Strategisch Management, International Management en de contactdagen. In een andere tabel laat de opleiding zien hoe de zogenoemde AMBA-outcomes worden gedekt door de Core Courses van het programma en de nagestreefde competenties. Zoals eerder beschreven, zijn de competenties geconcretiseerd in een aantal indicatoren. Deze zijn weer uitgewerkt in concrete leerdoelen, ‘gekleurd’ door het onderwerp in de Core Courses. In de Studiewijzers per course zijn deze leerdoelen opgenomen. In het document Van Competenties naar leerdoelen n.a.v. Kennedy (2009/2010) heeft de opleiding in theorie beschreven hoe ze van competenties tot leerdoelen is gekomen. In het zelfevaluatierapport laat de opleiding als voorbeeld een schema zien van de relatie tussen een competentie en de uiteindelijke uitgewerkte leerdoelen. • Het didactisch concept van de opleiding is vastgelegd in het document Naar Blended Learning en Competentiegericht Opleiden. Opleidingsconcept van het NTI (versie 15 dec 2009). De belangrijkste uitgangspunten zijn dat de Blended Learningonderwijsvorm in alle programmaonderdelen terugkomt en dat er gebruikt gemaakt wordt van actieve leer- en studiemethoden. De NTI verstaat onder Blended Learning
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
21/62
•
•
•
22/62
“een mix van onderwijsvormen die het leerproces van de student kan ondersteunen en stimuleren. De mix bestaat uit zelfstudie, contactmomenten (theorie- en praktijkdagen) en e-learning, dat wil zeggen begeleiding en onderwijsactiviteiten via een digitale leeromgeving (DLO)”. Binnen deze onderwijsvorm heeft de docent vooral de rol van coach om de studenten te begeleiden bij het produceren van hoogwaardige eindproducten. Voor de activerende werkvormen maakt de opleiding vooral gebruik van de zogenoemde Action Learning Projecten (ALP). Het gaat dan om drie individuele en één Groeps-ALP (met individuele beoordeling). Binnen de ALP gaat het om de uitwerking van een concreet probleem binnen de eigen organisatie. Het onderwerp en de onderzoeksopzet dienen vooraf door de betreffende docent goedgekeurd worden. Een ALP dient gericht te zijn op het inzetten/doorvoeren van concrete (verbeter)acties in de organisatie; doel is dus niet een wetenschappelijke analyse. In een ALP worden de aangeleerde concepten uit de Core Courses en de studiegroepbijeenkomsten verbonden met de alledaagse praktijk van de studenten in zijn organisatie. Een ALP-werkstuk kent een standaardopzet gebaseerd op zes elementen die ook beoordeeld worden zoals bijvoorbeeld een Plan van Aanpak, Onderzoek en Analyse en Reflectie. Daarnaast zijn er de theorie- en praktijkdagen waar in directe interactie met docenten theorievragen en toepassing van theorie in de praktijk aan de orde komen. Tenslotte zijn er de studiegroepen waarin studenten samenwerken en die naar zeggen van studenten en alumni goed functioneren. Het toetsbeleid van de opleiding is vastgelegd in het document Toetsbeleid Hogeschool NTI en NTI University. In het document worden de kwaliteitscriteria voor toetsen en beoordelen beschreven en zijn de uitgangspunten voor de toetspraktijk geformuleerd. Vervolgens worden in een uitgebreid overzicht de verschillende toetsvormen die de NTI hanteert beschreven. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen summatieve en formatieve toetsing. Het masterniveau in de toetsing wordt geborgd door de volgende uitgangspunten: er is sprake van een bewuste en transparante toepassing van de Dublin descriptoren, de onderwijseenheden zijn gekoppeld aan een te behalen gewenst niveau (niveau 4 (zie 1.2) en borging van het niveau van de toetsen door de inzet van de beroepenveldcommissie. Met dit laatste is inmiddels een begin gemaakt. Voor de borging van de kwaliteit van de toetsing speelt de Examencommissie een belangrijke rol. Deze commissie bestaat uit een voorzitter, twee kerndocenten en twee externals. Haar taken zijn beschreven in de Onderwijs- en Examenregeling. Een van die taken is de bewaking van het niveau van de toetsing. Daartoe komt de commissie tenminste vier keer per jaar bijeen om door een steekproef de toetsbeoordelingen te controleren op kwaliteit. Tevens geeft de commissie gevraagd en ongevraagd advies met betrekking tot de inhoud van de toetsing en het toetsbeleid. ALP-resultaten en thesissen worden besproken in bijeenkomsten van kerndocenten waarbij oordelen vergeleken worden om tot een grotere interbetrouwbaarheid te komen.
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
•
•
Voor de(ze) masteropleiding wordt een aantal verplichte summatieve toetsen ingezet het gaat dan om: - een managementpaper, - 7 Core Courserapporten (individuele verslagen met daarin de uitwerking van theorievragen en reflectie van de student op de inhoud en het studieproces) - 3 (individuele) Action Learning projecten (zie boven) - 1 groepsopdracht - 1 thesis - 1 Evaluatie Management Leerervaringen Criteria voor de beoordeling van alle programmaonderdelen zijn te vinden in de uitgebreide toetsprotocollen die er per toetsvorm zijn ontwikkeld. Deze protocollen geven beoordelingscriteria voor vorm (stijl, structuur en presentatie) en inhoud (bijvoorbeeld. onderzoek en analyse, samenhang, literatuur). Bij de Core Courses wordt ook een beoordeling van de behaalde leerdoelen gevraagd. In alle gevallen wordt ook beoordeeld of de Dublin descriptoren behaald zijn.
Overwegingen Het panel stelt vast dat de opleiding per programmaonderdeel heldere en toetsbare leerdoelen heeft geformuleerd. Door het schema waarin de competenties zijn gekoppeld aan de programmaonderdelen, wordt indirect duidelijk hoe de leerdoelen de verschillende competenties dekken. Daar het hierboven genoemde voorbeeld van de relatie tussen competentie en leerdoelen niet systematisch voor alle competenties is uitgewerkt, is niet expliciet duidelijk voor alle competenties hoe zij worden gedekt door de leerdoelen per programmaonderdeel. Uit het gesprek met de studenten is gebleken dat zij zelf die relatie wel kunnen leggen, maar het panel vraagt zich af of dat voor alle studenten geldt. Het panel is van oordeel dat de opleiding een adequaat didactisch concept hanteert dat uitstekend geschikt is om competentiegericht afstandsonderwijs vorm te geven. Het concept past bij de nagestreefde doelstellingen en de gehanteerde werkvormen zijn geheel in lijn met het concept. Het panel stemt dan ook in met de positieve waardering van studenten en alumni voor deze onderwijsvorm zoals die blijkt uit evaluatiegegevens en gesprekken. De opzet wordt beleefd zoals deze is bedoeld. Het panel is van oordeel dat de opleiding over een goed doordachte beoordelingssystematiek beschikt waarvan de kwaliteit ook voldoende wordt geborgd. Het panel is onder de indruk van de (deels aangepaste) beoordelingsprotocollen die een uitgebreide, heldere en inzichtelijke beoordeling mogelijk maken. Studenten en alumni zijn tevreden over de helderheid van de criteria die vooraf bekend zijn. Ze zien de beoordeling als eerlijk, maar kritisch:”Er is geen speld tussen te krijgen”. Het panel heeft meerdere toetsen (Logboeken van Core Courses, ALP-beoordelingen en Management Paper) bekeken en heeft daar een positieve indruk van gekregen. Er is sprake van een zodanige afwisseling in toetsvormen, dat de verschillende doelen van beoordeling: kennis, vaardigheden, toepassing en inzicht kunnen worden gemeten. Daar elke Core Coursetoets voorzien is van een score op leerdoelen, heeft het panel kunnen constateren dat de toetsen goed aansluiten op de inhoud van de leerstof. Voor de normering is er een Schema beoordelingscriteria. Het panel heeft desondanks de indruk dat de beoordeling en mate van feedback geven nog per
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
23/62
docent kan verschillen. Het panel is van mening dat de opleiding ondanks de reeds genoemde borgingsinstrumenten op dit punt nog een slag kan maken. Conclusie Het panel heeft positieve oordelen op de meeste bij dit facet beoordeelde aspecten. Hoewel het panel kritische opmerkingen plaatst over de relatie competenties en leerdoelen en de normering bij de beoordelingen komt het panel daarom op dit facet als geheel tot het oordeel voldoende. Het programma biedt studenten goede mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Samenhang in opleidingsprogramma (facet 2.3) Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Bevindingen • Het eerste samenhang brengende principe is de consequente uitwerking van de competenties in leerdoelen en de verdeling daarvan over de verschillende programmaonderdelen. Zo worden verschillende competenties in meerdere programmaonderdelen verworven (zie facet 2.2). In het document Van Competenties naar leerdoelen n.a.v. Kennedy (2009/2010) is de stap van competenties naar leerdoelen uiteengezet. • Het programma is zo vormgegeven dat de leerdoelen van het praktijkleren (studiegroepen, Core Courserapporten, ALP) aansluiten op de leerdoelen van het binnenschools programma (de Core Courses). De leerdoelen van de collegedagen sluiten aan op de bijbehorende Core Course. Het afstudeerproject, de Thesis omvat alle nagestreefde competenties. Met name hier en in de ALP’s vindt integratie van kennis, houding en vaardigheden plaats. • Het programma kan in principe flexibel doorlopen worden, maar de NTI adviseert wel een bepaalde volgorde. Zo wordt aangeraden te starten met de Core Course Operations Management, omdat deze een breed beeld geeft van de opleiding als geheel en omdat daarin de werkwijze van het ALP wordt uitgelegd en de toepassing van methoden en technieken van onderzoek. • Daarna doorlopen studenten een aantal courses als HRM en Marketing. Er wordt dan afgesloten met Strategisch Management en Internationaal Management. Met name in deze laatste course komt het geleerde uit de zes voorgaande courses integraal terug in de uitwerking. Kiest de student niet voor dit traject, dan is er de mentor om te adviseren over de te doorlopen leerweg en studietempo. • Binnen de zeven Core Courses staat de kennisbasis centraal. Ze worden als op zichzelf staande themablokken aangeboden, waarbij kennis, houding en vaardigheden in eerste instantie apart worden aangeleerd. Integratie ervan vindt plaats in de opdrachten die steeds gemaakt moeten worden. • De hoofddocenten van de opleiding, in samenspraak met de opleidingscoördinator en de kerndocenten, bewaken de samenhang in het programma. Dat gebeurt volgens de docenten formeel in docentenoverleg dat twee keer per jaar plaatsvindt, maar ook in overleg tussendoor.
24/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Overwegingen Uit het gesprek met studenten is duidelijk geworden dat zij de bovenbeschreven samenhang herkennen. Zij wijzen er op dat er elke Core Course een bepaalde structuur heeft en dat de verschillende Core Courses elkaar aanvullen. Het laatste deel is steeds gericht op integratie. Wel vinden ze dat er nog wat meer gewerkt zou moeten worden aan het ontwikkelen van een ‘helicopterview’ dus over de verschillende vakgebieden heen. Dat komt overeen met een opinie van docenten die aangeven dat een verdere integratie van vakgebieden wenselijk is. Studenten geven aan dat er weinig overlap is en wijzen er op dat sommige overlap zelfs heel nuttig is, omdat bepaalde aspecten (bijvoorbeeld het model van Porter) in meerdere contexten toepasbaar zijn. Ze zien duidelijk dat alle Core Courses nodig zijn om de ALP’s en uiteindelijk de thesis te kunnen maken. Tenslotte stellen de studenten dat de meesten de door de NTI voorgestelde, logische volgorde van modulen doorlopen. Het panel is op basis van het programma zoals dat aangeboden werd en gaat worden en de uitspraken van de studenten van oordeel dat er sprake is van een voldoende samenhangend programma. Dat geldt zowel voor de samenhang tussen verschillende onderdelen als voor het geheel. De samenhang tussen theorie en praktijk is zelfs een van de sterkste aspecten van het programma. Het panel onderschrijft de wens naar een verdere verbinding tussen de verschillende vakgebieden. Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende. Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen • Om te voldoen aan de AMBA eisen heeft de opleiding het aantal EC, ingaande 1 maart 2010, uitgebreid van 60 naar 65 en het aantal contacturen op 170 gebracht. De contacturen worden gerealiseerd in collegedagen, instructiedagen en studiegroepactiviteiten: - ALP introductiedag 8 uur - Theoriecollegedag 56 uur - Praktijkcollegedag 56 uur - DLO contact 7 uur - Studiegroepactiviteiten Core Courses + ALP International Management 27 uur - Instructiedag Methoden en Technieken van Onderzoek 8 uur - Peer Group Dag 8 uur
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
25/62
•
•
•
•
De uitbreiding van het aantal uren heeft onder meer geleid tot het uitbreiden van het aantal theoriecollegedagen en het invoeren van de Instructiedag Methoden en Technieken en een Peer Group Dag. Deze dagen ondersteunen de studenten in het begrijpen en toepassen van de voorgeschreven theorieën en in het doen van onderzoek. De studeerbaarheid wordt daarmee bevorderd. De opleiding schat in dat het programma in 40 maanden is te doorlopen. Binnen die periode kan de student gegarandeerd gebruik maken van de faciliteiten van de opleiding. De gemiddelde studieduur is 33 maanden, 13 % van de studenten doorloopt de opleiding in minder dan 20 maanden. De meeste afgestudeerden ronden de studie in 24 maanden af. De verschillen hebben te maken met de persoonlijke omstandigheden van de studenten. Het studiemateriaal is afgestemd op afstandsonderwijs. In de Studiewijzers wordt de student met gerichte vragen door de literatuur geleid; dat geldt ook voor wat er in de studiegroepen aan de orde moet komen. Voor vragen over de studie en praktische problemen kunnen studenten terecht bij de mentor die via telefoon, email en digitale leeromgeving is te bereiken.
Overwegingen Het panel vindt het een goede ontwikkeling dat de opleiding het aantal studiepunten heeft aangepast aan de AMBA-eisen en ook wat betreft het aantal contacturen ruimschoots voldoet aan de AMBA-norm. Het panel is ook positief over de wijze waarop die uitbreiding heeft plaatsgevonden. Studenten zijn positief over de studeerbaarheid van het programma. Zijn er al problemen, zowel individueel als in groepsverband, dan is er overleg mogelijk en wordt er naar een oplossing gezocht. Struikelvakken blijken er niet te zijn. Wel wordt door alumni het onderdeel International Management als zwaar ervaren door de veelheid aan stof en het moeten werken aan een groepsopdracht. Studenten merken op dat de studiegroepen een bepaald tempo ‘dicteren’ dat voor sommigen lastig kan zijn. In het algemeen wordt niet de opleiding op zich maar de combinatie met werk en eventueel gezin als zwaar ervaren. Uitval heeft naar de mening van de studenten dan ook meestal met privéomstandigheden te maken. Doet een student langer over de studie dan de 40 maanden die er uiterlijk voor staan, dan wordt er een aparte financiële afspraak gemaakt. Gezien de opzet van het curriculum, de kwaliteit van het studiemateriaal, de gemiddelde doorlooptijd voor de opleiding en de uitspraken van studenten en alumni is het panel van oordeel dat er sprake is van een voldoende studeerbaar programma. Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende. Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectiecriteria.
26/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Bevindingen • De opleiding hanteert de volgende instroomeisen: - De student moet in het bezit zijn van een bachelor of Business Administration of een vergelijkbare bedrijfseconomische bachelor, ter beoordeling van de toelatingscommissie. - De student moet minimaal drie jaar aantoonbare relevante werkervaring in een managementfunctie hebben. - De student moet in het bezit zijn van een ondertekende verklaring van de werkgever voor ondersteuning bij de projecten. • Studenten die niet aan voorwaarde 1 voldoen, kunnen deelnemen aan de MBAPrimer, een schakelprogramma waarin diverse managementvaardigheden aan de orde komen. Studenten met een bachelordiploma die over aanvullende kennis (bijvoorbeeld onder andere PRINCE2) en /of relevante werkervaring beschikken kunnen door de toelatingscommissie rechtstreeks toegelaten worden. • Met elke potentiële student wordt er een intakegesprek gehouden. In het document Intakeprocedure is de gehele procedure beschreven. Over toelating wordt beslist door een toelatingscommissie die uit minimaal twee docenten bestaat. • Sinds april 2009 worden er geen vrijstellingen meer gegeven. De student moet het hele programma doorlopen. Belangrijkste reden is dat de actuele kennis die in de Core Courses wordt aangeboden, als onontbeerlijk wordt gezien. • Door te kiezen voor het concept van Blended Learning en het Action Learningprincipe wil de opleiding qua vorm aansluiten bij de uitgangssituatie van de studenten. Ook de vormgeving van het studiemateriaal (literatuur en studiewijzers) is gericht op het uitgangspunt van zelfstudie. Overwegingen Het panel is van oordeel dat de instroom adequaat is geregeld. De toelatingseisen zijn helder en worden gecheckt in de intakegesprekken. Studenten die de Primer hadden doorlopen, gaven aan dat deze voldoende basis biedt om aan de MBA-opleiding deel te kunnen nemen. Studenten hebben er geen moeite mee dat er geen vrijstellingen worden verleend. Het panel ziet hier als voordeel dat zo geborgd wordt dat alle nagestreefde leerdoelen en competenties ook werkelijk gehaald moeten worden om het programma succesvol af te ronden. Al eerder (facet 2.1) is er op gewezen dat deelnemers aan de opleiding al over werk/managementervaring beschikken en dat de opleiding er naast kennisoverdracht op gericht is de aanwezige vaardigheden te verbreden en te verdiepen. Het panel vindt dat de opleiding er door het gehanteerde didactische concept en de vormgeving van het studiemateriaal in slaagt om op een goede wijze aan te sluiten bij de kwalificaties en de beginsituatie van potentiële studenten. Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende.
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
27/62
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-master: minimaal 60 studiepunten/european credit points. Bevindingen • De opleiding omvat tot 1 maart 2010 60 EC. Om te voldoen aan de omvangseis die AMBA stelt, is het aantal EC verhoogd naar 65. De verdeling van deze studiepunten is te vinden in het curriculumoverzicht zoals dat onder meer is opgenomen in het zelfevaluatierapport. Overwegingen Het panel constateert dat de opleiding wat betreft studieduur voldoet aan de formele eisen voor een hbo-master en ook voldoet aan de AMBA-eisen op dit punt. Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen komt het panel op dit facet tot het oordeel voldaan. Samenvattend oordeel Programma Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Programma’ voldoende. 2.3
Inzet van personeel
Eisen hbo (facet 3.1) Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen • Het personeelsbeleid voor de MBA-opleiding is vastgelegd in het document Docentenbeleid. • Een belangrijk criterium bij het aannamebeleid, naast onderwijservaring en inhoudelijke expertise, is dat de kandidaat ervaring heeft/had in de relevante beroepspraktijk. • Uit de cv’s in Bijlagen Zelfevaluatie (december, 2009) blijkt dat 14 van de 17 docenten (=82,3%) een duidelijke achtergrond hebben met de MBA-praktijk. Ze zijn naast de activiteiten als docent ook werkzaam als directeur, (interim)manager, managementconsultant of partner in een organisatie. De andere drie hebben vooral ervaring in hun vakgebied als docent. • De Praktijkcollegedagen worden verzorgd door docenten die worden ingehuurd via de Business School Nederland. Zij geven dezelfde of vergelijkbare colleges bij de MBA-programma’s aldaar. • Uit de cv’s wordt eveneens duidelijk dat de expertise van de docenten de expertisegebieden van de Core Courses in voldoende mate dekt.
28/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Overwegingen Het panel heeft al eerder geconcludeerd dat het MBA- programma sterk beroeps- en praktijkgericht is. Dat heeft niet alleen te maken met de opzet van het programma, maar ook met de inbreng van de docenten. Studenten zeggen dat ze die inbreng vanuit de praktijk merken in de feedback op hun vragen en eindproducten, maar vooral ook tijdens de praktijkdagen. Daar wordt daadwerkelijk getoetst op wat je als student echt doet en of datgene wat je ontwikkelt ook daadwerkelijk geïmplementeerd is en werkt. Daarnaast wordt de theorie toegelicht en worden vragen beantwoord vanuit de praktijkervaring van de docenten. Docenten melden desgevraagd dat ze vanuit de eigen werkpraktijk kijken of een voorstel /product haalbaar is en dat verwerken in hun feedback en in hun oordeel. Gezien de signalen vanuit de studenten en de cv’s van de betrokken docenten is het panel van oordeel dat het onderwijs verzorgd wordt door docenten die een verbinding kunnen leggen met de beroepspraktijk en dat ook doen. Wat betreft de samenstelling van het corps is er sprake van een goede mix. Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende. Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de opleiding te kunnen continueren. Bevindingen • Zoals hierboven al weergegeven, zijn er 17 docenten bij de opleiding betrokken. Een vacature voor een hoofddocent Marketing Management en Operationeel Management is recent vervuld. Daarnaast is er het onderwijsondersteunende personeel bestaande uit de BusinessUnit Manager, de Senior-Opleidingscoördinator, de Mentor-Opleidingscoördinator en een medewerker Planning Toetscoördinatie. De opleiding geeft aan dat deze capaciteit voldoende is. • De docenten worden aangetrokken op freelance basis. Met 14 van de 17 is er inmiddels sprake van een meerjarige werkrelatie. Met deze docenten zijn er concrete afspraken gemaakt over de ureninzet. Komen er meer studenten, dan wordt het aantal uren uitgebreid of worden er meer docenten aangetrokken. • Het totale docentenbestand omvat 5 fte. Bij een studentenpopulatie van 136 levert dat een docent-studentratio op van 1:27. Dit is echter een momentopname. De opleiding kent een flexibele instroom, waardoor de ratio kan fluctueren. • Docenten zijn voor de studenten bereikbaar via de digitale leeromgeving, de mail, de telefoon en via de mentor . Overwegingen Docenten zijn blijkens uitspraken van de studenten via de digitale leeromgeving (DLO) per telefoon of email goed bereikbaar. Mede gezien de positieve docent-studentratio is er naar de mening van het panel voldoende capaciteit om de opleiding naar behoren te laten functioneren.
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
29/62
Het panel ziet het als positief dat er flexibel kan worden ingespeeld op toenemende studentenaantallen. Eveneens positief voor de continuïteit is de trend naar langduriger werkrelaties Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende. Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Bevindingen • Docenten worden in verschillende rollen ingezet: hoofddocent, kerndocent en praktijkdocent. Daarnaast is er de mentorrol. Voor elke rol is er een uitgebreide functiekaart opgemaakt die is opgenomen in het Docentenbeleid. • Inhoudelijk wordt de opleiding aangestuurd door de vier hoofddocenten die elk voor één of meer expertisegebieden verantwoordelijk zijn. Zij worden ondersteund door vijf kerndocenten en negen praktijkdocenten. Deze laatsten verzorgen de Praktijkcollege dagen en worden ingehuurd van de Business School Nederland. • Alle docenten bij de MBA-opleiding hebben, blijkens de cv’s, minimaal een masterniveau, waarmee wordt voldaan aan een AMBA-eis. Op het moment van visitatie zijn er vier gepromoveerde docenten (23,5%) bij de opleiding betrokken. De AMBA-eis op dit punt is dat de meerderheid gepromoveerd moet zijn. De opleiding streeft ernaar dat het percentage in 2010 25 % bedraagt en in 2013 minimaal 50%. De opleiding stelt nu de eis dat elke nieuw aan te nemen docent naast het hebben van praktijkervaring ook gepromoveerd moet zijn. • De kwaliteit van de docenten wordt gemonitord door middel van jaarlijkse evaluaties. De resultaten worden besproken in een overleg met de afdeling Kwaliteitszorg & Onderwijsinnovatie, de opleidingscoördinatoren, hoofddocenten en de Business Unit Manager. Indien nodig volgt er een gesprek met de betreffende docent en bij onvoldoende functioneren moet de docent vertrekken. De resultaten van de evaluaties van de praktijkdocenten worden besproken met de Business School Nederland. Bij onvoldoende kwaliteit wordt er naar nieuwe docenten gezocht. • Er zijn geen formele functioneringsgesprekken, maar bij het maken van de jaarlijkse, nieuwe afspraken wordt er wel over het functioneren gesproken. In die gesprekken vormen de outputcriteria uit de functiekaart een uitgangspunt. • Minimaal twee keer per jaar is er een docentenoverleg. Ook worden docenten getraind onder meer op het gebied van toetsing, in het gebruik van de digitale leeromgeving, de methodiek van de Action Learning en het gebruik van actieve werkvormen. Voor 2010 zijn er trainingen gepland op het gebied van het toepassen van beoordelingsprotocollen, toetsen op masterniveau, kritisch zijn op toepassing methoden van onderzoek en het geven van eenduidige en objectieve beoordelingen. • In het STO 2009 krijgt “Kwaliteit Docenten” het rapportcijfer 7,7.
30/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Overwegingen. Docenten geven in het gesprek met het panel aan dat er in de praktijk inderdaad evaluatiegesprekken plaatsvinden op grond van een ingevuld format. In die gesprekken vormen de outputcriteria uit de functiekaart een uitgangspunt. Docenten wijzen ook op de trainingsmiddagen die er worden gehouden onder andere ten aanzien van intervisie, beoordeling toetsen, cursus ALP. Ontwikkelingen in het vakgebied houden ze vanuit hun eigen praktijk bij. In het gesprek met de studenten wordt het STO-oordeel over de kwaliteit van de docenten bevestigd. Het panel stelt op basis van cv’s en het gesprek met tien hoofden kerndocenten vast dat de docenten voldoende gekwalificeerd zijn voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. De kwaliteit wordt voldoende gemonitord en voldoende geborgd door het feit dat de verbintenis met docenten bij disfunctioneren wordt verbroken. Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen komt het panel op dit facet tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Personeel Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Inzet van personeel’ voldoende. 2.4
Voorzieningen
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen • Voor deze opleiding is de belangrijkste materiële voorziening de digitale leeromgeving (DLO). De DLO wordt vooral gebruikt om informatie voor de student altijd en overal beschikbaar te maken. Door mededelingen en forumberichten blijft de student op de hoogte van de stand van zaken in de opleiding. Daarnaast hebben de studenten zo de beschikking over een forum met diverse discussievormen en weergavemogelijkheden, een eigen portfolio en mogelijkheden om samenwerkend te leren. Het gaat dus met name om de communicatie die via de DLO centraal staat. • Studenten hebben blijkens evaluatiegegevens (STO 2009) geen positief beeld van het systeem (score 5,4) Belangrijkste kritiekpunten zijn de handleiding, de overzichtelijkheid en de informatievoorziening. De opleiding heeft een verbeterplan opgesteld, waarin een zestal verbetermaatregelen is opgenomen. Een van de maatregelen zal zijn het aanstellen van een fulltime-medewerker die de link moet gaan leggen tussen de onderwijskundige wensen t.a.v. de digitale leeromgeving en de ict-afdeling. • De opleiding beschikt in Leiden over voldoende lokalen en andere ruimtes voor de intakegesprekken en de Theoriecollegedagen. De Praktijkcollegedagen vinden plaats bij de Business School Nederland in Buren.
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
31/62
•
Via de digitale leeromgeving kunnen studenten gebruik maken van de digitale bibliotheek. Ze kunnen daar relevante vakliteratuur gratis raadplegen. Ook kunnen ze gebruikmaken van de BSN-bibliotheek met name voor het inzien van Action Learning Projecten en Dissertations/Thesissen.
Overwegingen Uit het gesprek met het management is duidelijk geworden hoe men de functie van de DLO ziet. In de eerste plaats moet de student altijd over al het lesmateriaal kunnen beschikken; in de tweede plaats zou de DLO de plaats moeten zijn waar vragen worden gesteld en medestudenten, docenten en mentor worden ontmoet. In de praktijk blijkt dat de MBAstudenten voornamelijk de informatiefunctie gebruiken. Dit werd in het gesprek met de studenten bevestigd. Zij vinden het systeem Fronter voor de informatievoorziening prima. Als ‘chatomgeving’ is hij minder, maar dat heeft vooral ook te maken met het feit dat men al meerdere communicatiemiddelen gebruikt: Skype, MSN, Linkedin et cetera. Men wil er niet nog een ander platform bij. Daar komt volgens alumni nog bij dat in de studiegroepen gewerkt wordt met vertrouwelijke informatie over de eigen bedrijven die men niet op een openbare site wil. De opleiding wil toch het gebruik meer sturen door te verplichten de opdrachten en de vragen voor de courses in te leveren op de digitale leeromgeving. Deze wordt daartoe aantrekkelijker gemaakt (zie rol nieuwe medewerker). Op een vraag van het panel naar de bereikbaarheid van wetenschappelijke artikelen werd door studenten aangegeven dat dat niet door de NTI wordt gefaciliteerd. Uit het gesprek met het management is duidelijk geworden dat er wel degelijk een door NTI betaalde database wordt aangeboden waarin vele artikelen te vinden zijn. Studenten hebben daar toegang toe. Tijdens de introductiedag wordt er tevens gewezen op het lidmaatschap van een relevante bibliotheek waarvan de kosten eventueel worden vergoed. Het panel vindt het uiteraard een probleem dat een voor een dergelijke opleiding belangrijk instrument blijkbaar tekort schiet. Het panel, dat ook zelf het systeem geraadpleegd heeft, ziet ook dat het systeem goede kanten heeft: het is heel praktisch om te gebruiken, de informatievoorziening deugt en het bevat een zogenoemde ‘performance manager’. Bovendien heeft het communicatieprobleem deels ook met de voorkeuren van de studenten te maken en minder met het systeem als zodanig. Tenslotte is het positief dat de opleiding /instelling de problemen onderkent en er een verbetertraject op zet. Conclusie Hoewel er vanuit de studenten kritiek is op de digitale leeromgeving komt het panel op grond van eigen waarnemingen en de ingezette verbetermaatregelen zoals beschreven in bovenstaande overwegingen tot het oordeel voldoende op dit facet. Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten, die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang.
32/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Bevindingen • De begeleiding is in eerste instantie in handen van de mentor-opleidingscoördinator. Deze is de hele week bereikbaar via telefoon, mail en digitale leeromgeving. Inhoudelijke vragen worden doorgespeeld naar de hoofddocenten. • Feedback op leerervaringen, belangrijk voor de inhoudelijke begeleiding, wordt gegeven door de kerndocenten die de Core Course Rapporten beoordelen. • De mentor ontvangt en leest alle beoordelingen en feedback en blijft zo op de hoogte van de omstandigheden van de student en zijn studievoortgang. Op grond daarvan kan hij eventueel in contact treden met de studenten. • Uit evaluatiegegevens (STO 2009) blijkt dat studenten tevreden zijn over de geboden begeleiding (score 7.7). • De informatievoorziening verloopt via Fronter, en Studienet een vergelijkbaar digitaal systeem. Bij Fronter gaat het om mededelingen, actueel studiemateriaal, artikelen, forumdiscussies et cetera. Studienet wordt vooral gebruikt voor inschrijving op collegedagen en het inzien van het aantal behaalde studiepunten. Hierboven is al beschreven wat studenten van Fronter vinden. Met name de informatievoorziening wordt als positief ervaren. Overwegingen Studenten gaven in het gesprek met het panel positieve signalen over de begeleiding zowel door de docenten als door de mentor. Daarmee wordt het oordeel uit de studentenenquête bevestigd. De mentor heeft een duidelijke monitorfunctie, zoals hierboven aangegeven. Is er een dalende lijn in de cijfers, dan wordt er contact opgenomen met de student en wordt eventueel extra steun geboden. Alumni noemden met name de goede (inhoudelijke) begeleiding bij het werken aan de thesissen. Docenten wijzen in het kader van de begeleiding op de rol van de studiegroepen die, zoals eerder gemeld, door de studenten en alumni worden gewaardeerd. Gezien de opzet van de begeleiding en op grond van de beschreven waarnemingen moge duidelijk zijn dat het panel een positieve indruk van de begeleiding heeft gekregen. Al eerder is positief over de informatievoorziening gesproken. Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen komt daarom tot het oordeel voldoende Samenvattend oordeel Voorzieningen Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Voorzieningen’ voldoende. 2.5
Interne kwaliteitszorg
Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen.
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
33/62
Bevindingen • De kwaliteitszorg van de MBA-opleiding sluit aan bij het kwaliteitszorgstelsel van Hogeschool NTI. Het gaat hierbij om en systeem met vier onderdelen: 1. cyclisch werken volgens de PDCA-cyclus, 2. interne evaluatie gebaseerd op CIPP-model van Stufflebaum, 3. interne en externe kwaliteitsbeoordeling via ISO-certificering 4. externe kwaliteitsbeoordeling via accreditatie door NVAO. Vanaf 2010 zal er eens per twee jaar een management review voor de opleiding worden geschreven. De MBA –opleiding wordt naast de VBI ook door Business School Nederland geaudit. Indien nodig worden op grond daarvan verbeterplannen opgesteld. • Het stelsel is beschreven in het Handboek Kwaliteitszorg. Behalve de hierboven genoemde onderdelen wordt daarin ook beschreven hoe het stelsel zelf wordt geëvalueerd en geborgd. Dat gebeurt bij de ISO-certificering, de tweejaarlijkse interne evaluatie volgens CIPP en bij de accreditatie van de opleidingen door een VBI. • Als ondersteuning bij de uitvoering van de kwaliteitszorg wordt gebruik gemaakt van de door Infoland ontwikkelde Task Manager (geeft status en voortgang van lopende verbeteracties), Document Manager (voor archivering) en Compliance Manager (visuele weergave van de zelfevaluatie). Daarnaast wordt gebruik gemaakt van het enquêteprogramma Questback. • Voor de interne evaluatie van de Hogeschool wordt gebruik gemaakt van het ContextInput-Proces-Productmodel (CIPP) van Stufflebeam. Op grond van een analyse zijn er voor de NTI 39 objecten van evaluatie geformuleerd. Voor elk object is er een evaluatie-instrument ontwikkeld en elk object is meetbaar door het formuleren van indicatoren. De gemiddelde score op de indicatoren van het object is de beoordeling van dat object. Daarnaast wordt gewerkt met ISO 9001:2008 voor het kritisch beoordelen en het verbeteren van de bedrijfsvoering • Centraal in het stelsel staat het doorlopen van de PDCA-cyclus. In het zelfevaluatierapport is per fase van de cyclus in een schema aangegeven wat de kerndocumenten zijn en wie daarvoor verantwoordelijk zijn. De procesbeschrijvingen zijn vastgelegd in het ISO-Handboek. Jaarlijks worden de doelstellingen en streefcijfers voor de Hogeschool NTI/NTI University vastgesteld. Daarnaast gelden er enkele algemene streefcijfers. Voor de studenttevredenheidsonderzoeken hanteert Hogeschool NTI/ NTI University een streefcijfer van 75% (rapportcijfer 7,5) studententevredenheid. Vanaf 75% (rapportcijfer 7,5) is de normering ‘goed’ en zijn er geen noodzakelijke verbeteracties nodig. Ook hanteert Hogeschool NTI/ NTI University een streefcijfer van 50% aantoonbaar actieve studenten (gemiddelde percentage actieve studenten over een bepaalde periode). • Voor de checkfase is er een uitgebreid instrumentarium aan enquêtes. Jaarlijks wordt er een rooster voor de enquêtes opgesteld. Dit rooster en de inhoud van de enquêtes worden vastgelegd in het document Evaluatierooster & inhoud enquêtes (jaartal) Hogeschool NTI/NTI University.
34/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
•
•
•
De opleiding maakt gebruik van de volgende enquêtes: studenttevredenheidsonderzoek (STO), standaard evaluatie Praktijkcolleges, vanaf maart 2010 ook evaluatie Theoriecollegedagen, Enquête tentamens, docenttevredenheidsonderzoek (jaarlijks), medewerkerstevredenheidsonderzoek (tweejaarlijks). Het NTI is voornemens alumni en werkveld nauwer te betrekken door middel van alumni-en werkveldonderzoek. Naast enquêtes zijn er 9 andere bronnen van input binnen het kwaliteitszorgstelsel zoals: de examencommissievergaderingen, het docentenoverleg, het overleg studentenraad, de vergaderingen van de beroepenveldcommissie en de Raad van Advies. Op basis van alle input maakt de afdeling Kwaliteitszorg en Onderwijsinnovatie een analyse en levert een overzicht van de gewenste verbeteracties. De afdelingshoofden zijn verantwoordelijk voor het opstellen van concrete verbeterplannen. Die plannen worden geaccordeerd door de afdeling kwaliteitszorg en een afgevaardigde van het CvB. De voortgang van de verbeterpunten dienen per kwartaal gerapporteerd te worden aan de afdeling Kwaliteitszorg. Belangrijke verbeteracties in 2009 waren: - Het aanstellen van vier hoofddocenten in plaats van één. - Programmaverzwaring, met name de invoering van aanvullende theoriecollegedagen. - De inzet van instructie methoden van onderzoek. - De aanpassing van beoordelingsprotocollen voor alle toetsonderdelen.
Overwegingen Op grond van de verschillende documenten die het panel heeft gezien zoals: Handboek, evaluatierooster, verbeterplan, enquêteresultaten, BSN-audit, concludeert het panel dat de opleiding over een gedegen opgezet en goed functionerend kwaliteitszorgsysteem beschikt. Dat omvat niet alleen het primaire proces, maar ook de daarvoor noodzakelijke randvoorwaarden. Er wordt gemeten op basis van realistische, meetbare streefcijfers. Het panel stelt vast dat relevante aspecten van de opleiding in één of meer evaluaties worden bevraagd. Het panel is tevens van mening dat er valide en betrouwbare meetinstrumenten worden gebruikt. Op grond daarvan zijn er aantoonbaar verbetermaatregelen genomen. Ook het Verbeterplan MBA 2010 laat zien dat er in 2010 belangrijke verbeteringen zullen worden doorgevoerd, zoals de hierboven al genoemde verbetering van de digitale leeromgeving. Conclusie Op grond van bovenstaande overwegingen komt daarom tot het oordeel voldoende Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Bevindingen • Studenten zijn betrokken bij de kwaliteitszorg doordat zij evaluaties invullen en deelnemen aan panelgesprekken. Verder zijn studenten actief binnen de studentenraad. De studentenraad bestaat op dit moment uit 3 studenten. De studentenraad werkt
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
35/62
•
•
•
conform het vastgestelde reglement Studentenraad 2010. De leden van de Studentenraad kiezen uit hun midden een voorzitter. De studentenraad representeert de studenten van alle opleidingen van Hogeschool NTI/NTI University. De Studentenraad komt twee keer per jaar (in 2010 in februari en september) in vergadering bijeen. Daarnaast komt de Studentenraad bijeen op verzoek van de voorzitter, of op verzoek van twee of meer leden. Onderwerpen als examinering, informatievoorziening, studeerbaarheid, lesmateriaal, bijeenkomsten voor studenten, mentoraat, DLO en docenten staan op de agenda van de Studentenraad De opleiding is voornemens om de studenten en het werkveld beter te informeren over de resultaten van enquêtes en de voorgenomen verbeteracties. Een optie is dat te doen via de sinds 2009 verschijnende digitale nieuwsbrief. Medewerkers zijn bij de kwaliteitszorg betrokken via het docentenoverleg. Docenten worden zelf om een oordeel gevraagd over een aantal aspecten van het onderwijs en de onderwijsvoorzieningen door middel van het docententevredenheidsonderzoek en het medewerkerstevredenheidsonderzoek. Docenten zijn verder betrokken bij de uitvoering van verbeteractiviteiten. Er is, zoals de opleiding in het zelfevaluatierapport zelf aangeeft, nog geen systematisch georganiseerd overleg met alumni. De betrokkenheid van deze groep is nog informeel en individueel namelijk mondeling en per email. Wel wordt informeel input over de opleiding en het functioneren van (bijna) afgestudeerde studenten verkregen door middel van de contacten met bedrijven waar afstudeerders werken. De opleiding heeft het voornemen alumni jaarlijks te enquêteren en gaat daar per september 2010 mee starten. Werkgevers maken deel uit van de Beroepenveldcommissie MBA. Deze bestaat uit vijf personen en komt twee keer per jaar bijeen. In januari 2010 is de commissie in een nieuwe samenstelling voor het eerst bijeen geweest. De taken van de commissie zijn omschreven in het Reglement Beroepenveldcommissie en betreffen advies ten aanzien van actualiteit en juistheid beroepsprofiel, de aansluiting ervan op opleidingsprofiel en het curriculum en de aansluiting van de opleiding op de beroepspraktijk. De commissie is onder meer betrokken geweest bij de beoordeling van een steekproef van de thesissen en levert suggesties voor actualisering van de vakliteratuur. Uit de eerste notulen van de werkveldcommissie is gebleken dat ze voornoemde taken inderdaad wil uitvoeren, maar ook dat ze scripties gaat bekijken en collegedagen en thesisverdedigingen wil bijwonen. De NTI heeft het voornemen om ook onder werkgevers een werkveldonderzoek in te stellen. Volgens planning moet dat in april 2010 voor het eerst uitgezet worden. Op het niveau van de Hogeschool is er een Raad van Advies. Deze Raad adviseert het CvB. Belangrijke documenten, zoals de nota Toetsbeleid worden aan deze Raad voorgelegd.
Overwegingen De commissie constateert dat studenten, medewerkers en beroepenveld reeds actief bij de kwaliteitszorg van de opleiding zijn betrokken. Voor alumni geldt dat nog niet. Het panel vindt het dan ook positief dat de opleiding de alumni jaarlijks wil benaderen met een enquête. Alumni gaven in het gesprek met het panel aan dat ze graag bij de opleiding betrokken zouden willen worden en dat ze graag adviezen zouden willen geven over diverse aspecten van de opleiding. Bovendien is naar het oordeel van het panel de netwerkfunctie van alumni voor hen en de opleiding belangrijk.
36/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Het panel vindt het een goede ontwikkeling dat de opleiding door onderzoek onder werkgevers te doen, systematisch informatie gaat verzamelen die breder is dan de input van uit de beroepenveldcommissie alleen. Het panel vindt het niet meer dan logisch dat de opleiding de resultaten van enquêtes en de voorgenomen verbeteracties aan studenten communiceert. Zij hebben er recht op te weten wat er met hun opmerkingen gebeurt en het voorkomt evaluatiemoeheid. Conclusie Hoewel er op dit facet nog enkele verbeteringen nodig zijn, die de opleiding onderkent, komt het panel toch tot het oordeel voldoende op grond van wat wel wordt gerealiseerd. Samenvattend oordeel Interne kwaliteitszorg Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ voldoende. 2.6
Condities voor continuïteit
Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen Bevindingen • Het NTI garandeert dat iedere ingeschreven en betalende student de MBA- opleiding kan voltooien binnen een termijn van 40 maanden. Dat houdt in dat in die periode alle collegedagen en instructiedagen worden aangeboden en dat er gedurende die periode een docententeam is dat alle benodigde diensten kan leveren. Het NTI aanvaardt de inspanningsverplichting studenten eventueel elders te plaatsen indien daar aanleiding voor zou zijn. In het studiereglement en in de studiegids is deze garantie opgenomen. Eventueel elders een opleiding afronden (bijvoorbeeld bij een negatief besluit NVAO), kan indien nodig conform de WHW.
Overwegingen Het panel stelt vast dat de opleiding de garantie geeft dat het programma volledig kan worden doorlopen. Conclusie Op grond van bovenstaande overweging komt het panel tot het oordeel voldoende. Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen.
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
37/62
Bevindingen • Hogeschool NTI/NTI University heeft aan het Duitse moederbedrijf Cornelsen een begroting voorgelegd met daarin de noodzakelijk investeringen om een geaccrediteerde MBA-opleiding te kunnen aanbieden. Deze begroting is door Cornelsen geaccordeerd. De investering wordt gefinancierd uit de lopende exploitatie van het NTI. Overwegingen Op grond van een begroting die het panel heeft gezien is het van mening dat de voorziene investeringen toereikend zijn om de opleiding (inclusief voorzieningen) te continueren. Conclusie Op grond van bovenstaande overweging komt het panel tot het oordeel voldoende. Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen • Op basis van de begroting voor de MBA-opleiding zijn er financiële voorzieningen getroffen in de begroting van Hogeschool NTI/NTI University. Deze begroting is akkoord bevonden door het CvB en het moederbedrijf. Aangezien de MBA-opleiding al enkele jaren loopt, is inmiddels aangetoond dat er voldoende vraag in de markt is om deze opleiding financieel gezond aan te bieden en dus ook de begrote investeringen binnen een redelijke termijn terug te verdienen. Het NTI heeft voldoende financiële basis om eventuele tijdelijke exploitatieverliezen op te vangen. Overwegingen Het panel stelt vast dat het criterium van het kader hier niet goed toepasbaar is. Er is geen sprake (meer) van aanloopverliezen, omdat de opleiding al een tijdje loopt. De tijdens de visitatie gepresenteerde begroting is kostendekkend. Vanwege de organisatorische en financiële verwevenheid van de opleidingen binnen NTI is de individuele financiële positie van de opleiding moeilijk te beoordelen. Maar juist deze verwevenheid biedt op zich ook een bepaalde garantie. Het panel is dan ook van mening dat er geen reden is om aan te nemen dat de gegeven garanties onvoldoende zijn. Conclusie Op grond van bovenstaande overweging komt het panel tot het oordeel voldoende. Samenvattend oordeel Condities voor Continuïteit Alle facetten zijn tenminste met een voldoende beoordeeld en daarmee is het onderwerp ‘Condities voor continuïteit’ voldoende.
38/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Resultaten (6.4 extra paragraaf) • De bijzondere situatie doet zich voor dat het in dit rapport gaat om een Toets Nieuwe Opleiding waarbij de opleiding al langer bestaat en afgestudeerden heeft afgeleverd. Het panel heeft daarom - ook al wordt de opleiding er volgens het TNO-kader niet op beoordeeld - naar de resultaten van de opleiding gekeken. Daartoe heeft het een tiental eindwerkstukken (Thesissen) plus beoordelingen (in een range van 6 tot 10) vooraf bestudeerd. Daarnaast heeft het nog een aantal werken ter plekke bekeken. Ook had het panel de beschikking over een overzicht van de laatste 25 afstudeerwerkstukken met beoordeling. De thesis is een masterproef aan het eind van de studie. Deze bestaat uit een Master’s Project, een onderzoek naar een probleemstelling in het bedrijf waar de student werkt en een daaraan voorafgaand voorbereidend literatuuronderzoek. De presentatie (verdediging) telt mee in het totaalcijfer. Bij de beoordeling zijn ook externe beoordelaars betrokken. Het panel heeft de werkstukken op een aantal criteria bekeken als: probleemstelling, gebruikte methodes, gebruik relevante literatuur, beantwoording vraagstelling en voldoende masterniveau. De werkstukken zijn naar de mening van het panel allemaal van voldoende hbo-masterniveau. Er is in alle gevallen sprake van actuele onderwerpen op een breed terrein van de business administration. De werkstukken zijn meestal een concreet product: een adviesrapport, een marketingplan, een implementatieplan. De probleemstellingen zijn relevant voor het werkveld, actueel en voldoende verantwoord. Ze zijn ook van voldoende niveau. De opzet en structuur van de werkstukken zijn duidelijk, maar niet altijd die van een onderzoek: soms gaat het om de toepassing van een bestaand model. Er wordt een mix aan onderzoeksmethodes ingezet zoals literatuuronderzoek, interviews, groepsdicussie, enquêtes, marktonderzoek. De verantwoording voor de keuze van de gebruikte methode is niet altijd aanwezig. Het praktijkonderzoek verschilt per thesis in uitgebreidheid. De conclusies zijn voldoende onderbouwd en de vraagstelling wordt beantwoord. Er wordt gebruik gemaakt van relevante en actuele literatuur maar die zou in een aantal gevallen van een hoger analytisch niveau mogen zijn. Er wordt in overeenstemming met de filosofie van de opleiding voornamelijk Nederlandstalige literatuur gebruikt. maar dat staat op zich het behalen van het nagestreefde eindniveau niet in de weg. De conclusies zijn overwegend voldoende onderbouwd. Het panel is van oordeel dat studenten bruikbare eindproducten opleveren van een voldoende niveau, maar dat de methodologische/onderzoeksmatige aanpak versterkt kan worden. Het panel heeft zijn oordeel gecheckt aan dat van de docenten en kwam slechts in een paar gevallen tot andere beoordelingen; soms iets hoger, soms iets lager. • Werkveldvertegenwoordigers met wie het panel heeft gesproken, waren positief over de kwaliteit van de afgestudeerden. Afgestudeerden gaven aan dat deze vorm van opleiden voor hen de enige mogelijkheid is om een mastertitel te behalen. Ze vinden dat opleiding en werk goed aansluiten. Ze waarderen het dat ze breed zijn opgeleid en in staat zijn het hele proces binnen een organisatie te overzien. Ze zijn van mening dat ze een degelijke en actuele hoeveelheid kennis/theorie hebben meegekregen en hebben geleerd actueel te blijven. Werkveldvertegenwoordigers zijn het daarmee eens en wijzen er op dat studenten goed in staat zijn het geleerde direct
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
39/62
in de praktijk toe te passen. Studenten kunnen analyseren, hebben diepgang en kunnen beslissen. De analyse heeft daarbij een bijdrage aan het beslisproces. Daardoor zijn studenten in staat om op managementniveau mee te draaien. Werkgevers zijn positief over de thesissen, maar vinden wel dat soms op een wat hoger strategisch niveau gewerkt zou kunnen worden. Conclusie Ondanks de kritische opmerkingen van het panel over de methodologie komt het tot het oordeel voldoende als het gaat om de gerealiseerde (basis) kwaliteit. Het panel verwacht een verdere verhoging van het niveau als de ingevoerde verbeteracties waar het gaat om de onderzoekscomponent hun effect gaan sorteren.
40/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
3
Bijlagen
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
41/62
42/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Bijlage 1
Deskundigheden auditteam TNO master of Business Administration Hogeschool NTI
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding Onderwijsdeskundigheid
Internationale deskundigheid
Studentgebonden deskundigheid
Visitatie- of auditdeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. J.H. Boerke
X
Panellid student Mevrouw W.J. van Kats
Panellid Mevrouw A.J.C. van Noort MScMC
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
Panellid De heer prof.dr. F.G.H. Hartmann
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid Mevrouw M.K. van der Boon MBA
Deskundigheden conform Protocol VBI’s
X
X
X
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Mevrouw M.K. van der Boon MBA Mevrouw Van der Boon is ingezet vanwege haar ruime internationale expertise in het werkveld, haar onderwijsdeskundigheid en haar auditdeskundigheid. Zij heeft expertise op het gebied van business en management studies, informatievoorziening en management, communicatie en handel. Zij heeft een ruime ervaring in afstandonderwijs en in curriculum- en syllabusontwikkeling voor afstandonderwijs. Vanuit haar werkervaring heeft zij kennis van het accreditatiestelsel. Mevrouw Van der Boon is daarnaast voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd.
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
43/62
Opleiding: 1971 – 1973 1982 – 1984 1986 – 1990 1995 – 1997
Journalism, Humber College of Applied Arts & Technology, Toronto, Ontario, Canada Anthropology and Traditional Law, Padjadjaran University, Bandung, Indonesia Classical Thai language studies, Khon Kaen University, Khon Kaen, Thailand Intercultural communication and didactic methodology, Royal Tropical Institute (KIT), Amsterdam, the Netherlands 2004 – 2006 MBA in International Management, Leiden University School of Management, Leiden University, Leiden, the Netherlands 2007 – heden PhD Candidate in Management, Amsterdam Business School, Faculty of Economics, University of Amsterdam Werkervaring: 1975 – 1979 University of British Columbia, Faculty of Research Administration, Vancouver, B.C. and Ujung Pandang, Indonesia 1980 – 1982 Price Waterhouse Associates, Vancouver, B.C. and Jakarta, Indonesia 1982 – 1996 Asian Development Bank, ESCAP, World Bank, Helen Keller International, management of development assistance projects in Thailand, Indonesia and Laos, mainly in the education field 1996 – 2000 Senior staff trainer, Intercultural communication and management, KIT, Amsterdam 2000 – present Managing director (principal and founder), global tmc international management consulting, Hilversum, the Netherlands 1984 – present Guest lecturer in international management, organizational behaviour, intercultural communication and diversity and inclusion in Asia, North America and Europe (including TIAS/Nimbas Business School, University of British Columbia and Leiden University) 2005-present Panel member, Netherlands Quality Agency (accreditation of university study) Overige werkzaamheden: Past President European Professional Women's Network Amsterdam Board member Netherlands Canadian Chamber of Commerce Member European Mentoring and Coaching Council Member Society of Intercultural Education, Training and Research Member European Southeast Asia Society Member European Women's Management Development Member Academy of Management Member Society of Organizational Learning
De heer prof. dr. F.G.H. Hartmann De heer Hartmann is ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid, zijn onderwijsdeskundigheid, zijn auditdeskundigheid en zijn internationale deskundigheid. De heer Hartmann beschikt over internationale vakdeskundigheid, is vertrouwd met de meest recente ontwikkelingen en met lesgeven, beoordeling en toetsing op universitair niveau in de vakgebieden accountancy, bedrijfseconomie en international business and management studies. Daarnaast is hij vertrouwd met lesgeven, beoordeling en toetsing en beschikt hij over relevante werkvelddeskundigheid in de vakgebieden bestuurskunde/overheidsmanagement en fiscale economie, bij welke laatste hij tevens op de hoogte is van de laatste ontwikkelingen in het domein. De heer Hartmann heeft zijn medewerking verleend aan talloze publicaties en ook zelfstandig publicaties op zijn naam staan op het gebied van accountancy. Vanaf 2001 heeft hij een aantal promovendi
44/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
begeleid. Voor deze visitatie is hij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1978 – 1984 1984 – 1990 1990 – 1992 1992 – 1995
Juni 1997
Gymnasium ß, Gymnasium Erasmianum, Rotterdam MSc Bedrijfseconomie (hoofdvak Fiscale Economie), Erasmus Universiteit Rotterdam Postacademisch Chartered Controller Program (PDOC), Universiteit Maastricht, (RA kwalificatie) Auditing, Financiële Accountancy, Management Accountancy en Onderzoeksmethoden, Universiteit Maastricht, Vrije Universiteit Amsterdam, University of Southern California, USA Doctor, Universiteit Maastricht, Accounting for Performance Evaluation, Effects of Uncertainty on the Appropriateness of Accounting Performance Measures, Dissertatie, Universiteit Maastricht, 1997 (Supervisors: K.A. Merchant, University of Southern California, T. Groot, Vrije Universiteit Amsterdam, W. Buijink, Universiteit van Tilburg)
Werkervaring: 1989 – 1992 Assistent Controller, DSM NV, Heerlen, The Netherlands 1992 – 1998 Universiteit Maastricht, Faculteit Economie en Bedrijfskunde: Assistent Professor Management Accountancy; Associate Professor of Management Accountancy 1998 – 2003 Universiteit van Amsterdam, Faculteit Economie en Econometrie: Professor Management Accountancy 2004 – 2005 Radboud Universiteit Nijmegen, Nijmegen School of Management: Professor Management Accountancy en Control 2005 – heden RSM Erasmus Universiteit: Professor Management Accountancy en Management Control Gastdocentschappen: 1994 – heden University of Uppsala, Sweden University of Southern California, Los Angeles, USA Universidad de Sevilla, Seville, Spain Ca’ Foscari University, Venice, Italy Universidad Pablo de Olavide, Seville, Spain SDA Bocconi, Milan, Italy University of Örebro, Örebro, Sweden National University of Galway, Ireland Sydney University, Sydney, Australia Università degli Studi di Siena, Siena, Italy WHU Otto Beisheim School of Business, Vallendar, Germany.
Mevrouw A.J.C. van Noort MScMC Mevrouw Van Noort is ingezet als panellid vanwege haar auditdeskundigheid, haar onderwijsdeskundigheid en haar domeindeskundigheid. Zij beschikt over auditdeskundigheid doordat zij als opleidingsmanager bij meer dan 10 visitaties betrokken is geweest en bij diverse instellingen heeft gefunctioneerd als accreditatieadviseur. Zij heeft ongeveer 50 visitaties als secretaris of
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
45/62
deskundige voor een vbi uitgevoerd en heeft twee keer als deskundige deel uitgemaakt van een verificatiecommissie van de NVAO, waaronder één maal voor een MBA-opleiding. Over onderwijsdeskundigheid beschikt mevrouw Van Noort doordat zij tien jaar ervaring heeft als businessunitmanager (vergelijkbaar met opleidingsmanager) bij een particuliere onderwijsinstelling die een groot aantal hbo-opleidingen onder zich heeft. Als opleidingsmanager was zij verantwoordelijk voor deze opleidingen waaronder verschillende opleidingen op het gebied van Management vielen. Tevens heeft zij zelf een masterstudie Management Consultancy aan de Erasmusuniversiteit afgerond. Mevrouw Van Noort is voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over de hogeschool en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1991 – 1995
2006 – 2008
HBO Personeel & Arbeid, Rijkshogeschool IJsselland, Deventer (tegenwoordig: Saxion). Bachelor getuigschrift behaald Nederlandse taal- en letterkunde, Universiteit Leiden. Propedeuse behaald Diverse Management Development-trainingen Training voor Investors in People – assessor. Certificaat behaald Post-bachelor Personeelsmanagement en organisatieverandering, Avans+. Diploma behaald. Management Consultancy – Erasmus Universiteit. Master degree behaald
Werkervaring: 1998 1998 - 2005 2005 - 2008 2008 - 2009 2009
Projectleider bij LOI Businessunitmanager bij LOI Zelfstandig onderwijsadviseur, visitatiepanellid voor Certiked VBI Interim businessunitmanager bij Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Mede-oprichter en partner van Visscher & Van Noort Educational Services
1995 - 1997 2003 - 2005 2006 2006
Diversen: • Publicaties op het gebied van conflictmanagement in Tijdschrift voor Coaching (2008), Management Rendement (2009) en Management en Consulting (2009) • Bestuurservaring: 2006 – heden lid Ledenraad van Omroepvereniging TROS. Vice-voorzitter commissie Missie, visie, identiteit (2008 - heden) en lid Programma-adviescommissie TV (2006-2008) 2005 – 2008 lid Centrale Examencommissie LOI 1998 – 1999 lid Ondernemingsraad LOI 1995 – 1997 lid Technische Commissie tennisvereniging LTC Lisse 1990 – 1998 lid Open Toernooicommissie van verschillende tennisverenigingen in Noordwijkerhout, Noordwijk, Lisse en Voorschoten • Vrijwilligerswerk: 2008 – 2009 als buddy ondersteuning verlenen aan iemand met een ernstige, chronische en/of levensbedreigende ziekte
Mevrouw W.J. van Kats Mevrouw Van Kats is ingezet als studentlid. Zij is momenteel eerstejaars student Master Business Administration Management of Innovation aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, na de studie Facility Management aan de Hogeschool Rotterdam te hebben afgerond. Zij is als junior docent (0,2 fte) werkzaam bij de Hogeschool Rotterdam, daarnaast is zij zelf student en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de
46/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen met een management-karakter. Mevrouw Van Kats heeft aan meerdere visitaties van NQA deelgenomen, daarnaast heeft zij ook veel ervaring met kwaliteitscontroles in het werkveld. Voor deze visitatie is mevrouw Kats aanvullend individueel geïnstrueerd. Opleiding: 1998 – 2004 2004 – 2008 2008 – 2009 2009 – heden
VWO, Het Schoonhovens College te Schoonhoven Facility Management, Hogeschool Rotterdam Premaster Business Administration, Erasmus Universiteit Master Business Administration, specialisatie Management of Innovation, Erasmus Universiteit
Werkervaring: 05/’01 - 10/’08 Restaurant Lekzicht te Schoonhoven, bediening 02/’05 – 06/’05 Havenbedrijf Rotterdam, te Rotterdam; Onderzoek naar haalbaarheid combinatie bezoekerscentrum met autonome bedrijven in één pand. 11/’05 – 06/’06 Spoorwegmuseum Utrecht; Analyse en aanbevelingen voor verbetering van samenwerking museum en schoonmaakbedrijf. 09/’06 – 01/’07 Zuwe Hofpoort Ziekenhuis te Woerden; Onderzoek naar haalbaarheid standaard menukaart en digitaliseren van menukaart in het ziekenhuis 11/’08 – heden Hogeschool Rotterdam opleiding facility management, junior docent Begeleiden van eerste en tweedejaars studenten bij projecten en stages. Training geven met betrekking tot onderzoeksvaardigheden. Nevenfunctie: Bestuurslid van IFMA-Young, een internationale vakverenging voor ambiteuze Young professionals in het vakgebied real estates en facilities.
Panellid NQA de heer drs. J.H. Boerke De heer Boerke is ingezet als NQA panellid. Hij heeft eerdere ervaring met visitaties in verschillende domeinen en 12 jaar lang ervaring met visiteren in het HBO. Hij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyd’s Register. Opleiding: 1959 – 1965 1965 – 1973 1982 – 1987 1987 – 1988 1990
HBS-A Doctoraal Nederlands Doctoraal onderwijskunde Assistant-to-the-manager Culturele bedrijfsvoering
Werkervaring: 1973 – 1981 1985 – 1987 1987 – 1989 1989 – 1992 1992 – 1996 1997 – 2003 2004 – heden
Lyceum Sancta Maria Ministerie van O&W Nieuw Elan/De Baak VNO Nederlands Instituut voor Kunst en Management Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KivI) HBO-raad NQA
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
47/62
Bijlage 2
48/62
Onafhankelijkheidsverklaring auditteam
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
49/62
50/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
51/62
52/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
53/62
54/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Bijlage 3
Bezoekprogramma
Visitatiedatum: 27-1-2010 Tijdstip
Programmaonderdeel
Deelnemers
9.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
Opleidingsmanagement zie volgende pagina’s
11.50 – 12.35 uur
Gesprek met studenten
Zie volgende pagina’s
12.35 – 13.15 uur
Lunchpauze
13.15 – 14.00 uur
Gesprek met docenten
Zie volgende pagina’s
14.05 – 14.50 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
Zie volgende pagina’s
15.00 – 17.00 uur
Rondleiding (indien relevant) Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
Opleidingsmanagement
17.30 – 18.00 uur
(Event) Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
55/62
Nadere gegevens gesprekspartners
Gespreksgroep Bestuurders/management
Gegevens
de heer J. (Hanno) M. Winkelman MSc Algemeen directeur NTI
11:00 – 11:45 uur
mevrouw drs. E.(Ellis) Nieveen Senior Opleidingscoördinator/ plaatsvervangend Business Unit Manager Hogeschool NTI/ NTI University)
de heer M. (Mark) Bartels Opleidingscoördinator en mentor Master of Business Administration
Studenten
de heer C. (Cor) Moelker
11:50 – 12: 35
de heer R. (Rolf) van Tongeren
mevrouw H. (Heidi) de Bruin
de heer dr. C. (Chris) van Aart
de heer M. (Maarten) van Driel
de heer R. (Ries). Ouwerkerk
56/62
de heer J. (Jeffrey) van Zaalen MEd Business Unit Manager Hogeschool NTI/ NTI University
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Gespreksgroep
Gegevens
Docenten:
de heer dr. prof. J (Jaap) Koelewijn hoofddocent Financieel Management en Strategisch Management
drs J. (Jol) M.M. Stoffers MBA hoofddocent Human Resource Management
drs. ing. P. van Essen MBA hoofddocent Informatiemanagement en International Management
drs. I. (Ilse) D. Schrijver kerndocent
dr. ing. D. (Dirk) Huckriede. kerndocent
J. (Jan) H.L. de Bruijn MBA kerndocent
drs. W. (Willy) M. Egberink MBA kerndocent
drs. H. (Harry) G.P. van Irsel praktijkdocent Informatiemanagement
drs. J.(Joris) de Bie praktijkdocent International Management
13:15 – 14:00 uur
dr. N.(Nanne) Migchels hoofddocent Marketing Management en Operations Management (aanwezigheid onder voorbehoud)
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
57/62
Gespreksgroep
Gegevens
Afgestudeerden
14:05 – 14:50 uur samen met leden beroepenveldcommissie
mevrouw K. (Kerstin) van Tiggelen MBA datum afstuderen: 8-12-2006 titel afstudeeropdracht: Linke soep: van Googlebom tot Marketinginstrument Directeur/ Eigenaar Accent Grave : copywriters en tekstschrijvers INK certified Auditor bij KCE Bezig met promotieonderzoek bji de UvH
de heer T. (Titus) Wijnands MBA datum afstuderen: 22-6-2007 titel afstudeeropdracht: Upgrading SITA Recycling Services Emmen Projectmanager SITA Recycling Services
Externe betrokkenen Leden beroepenveldcommissie
14:05 – 14:50 uur samen met afgestudeerden
58/62
Mr. Jack Vleut MBA Interim marktonderzoeker, voormalig hoofd Marktonderzoek bij Nestlé en bij Chiquita Banana Company, voormalig hoofd opleidingen bij Inholland Select Studies, voormalig directeur J2 Onderwijsmarketeers. Leen Breevoort MBA MSc Meng, voorzitter Raad van Advies eBao tech, CEO Industrial Divisions Cheung Kong Koldings te China.
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Bijlage 4
Bijlagen zelfevaluatie en ter inzage gelegd materiaal
Bijlagen Zelfevaluatie MBA: Bijlage A Curriculumoverzicht MBA Bijlage B Literatuurlijst MBA Bijlage C Beroepsprofiel MBA Bijlage D Competentieprofiel MBA Bijlage E Competentietabel relatie AMBA en Core Courses MBA Bijlage F Onderwijs en Examenregeling MBA (OER)versie december 2009 Bijlage G Toetsbeleid Hogeschool NTI/ NTI University Bijlage H Docentenbeleid MBA Bijlage I Beoordelingsformulieren 1 t/m 6 Bijlage J Competentabel relatie Core Courses en Competenties MBA Bijlage K Studenttevredenheidsonderzoek 2009 (STO) Bijlage L CV’s MBA- docenten Bijlage M Intakeprocedure Bijlage N Samenstelling beroepenveldcommissie MBA Bijlage O Reglement beroepenveldcommissie Bijlage P Voorbeeld studiemateriaal, studiewijzer Core Course ‘Operations Management’ Bijlage Q Beoordelingen meegestuurde scripties
Map Kwaliteitszorg: 1. Handboek Kwaliteitszorg 2. Evaluatierooster & Inhoud enquetes Hogeschool NTI & NTI University 3. Student tevredenheidsonderzoek 2009 4. Docenttevredenheidsonderzoek 2009 5. Verslag BSN-audit 6. Verbeterplan MBA 2010 7. Visie en missie NTI 8. Uitgangspunten NTI-onderwijs 9. Opleidingsconcept NTI 10. Algemeen reglement bewaar- en beroepsprocedure 11. Reglement Raad van Advies 12. Reglement Studentenraad 13. Leden Studentenraad 14. Notulen Studentenraad 15. Paepon: algemene voorwaarden voor Particulier Onderwijs en opleidingen
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
59/62
Map aanvullende Beleidsdocumenten: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Actueel Onderwijs- en Examenreglement MBA Jaarverslag Examencommissie 2009 Beroepenveldcommissie: samenstelling en notulen Vergelijking MBA NTI University met AMBA-gecertificeerde aanbieders Beoordelingsformulieren (Core Courses) Lijst laatste 25 scripties met beoordelingen (10 toegezonden naar VBI ter beoordeling) 7. Van Competenties naar leerdoelen n.a.v. Kennedy (2009/2010) 8. Organisatie MBA en Docentenbeleid Map Logboekbeoordelingen
60/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
Bijlage 5
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl. Beroepscompetenties MBA 1. International Business Awareness 2. Intercultureel aanpassingsvermogen 3. Internationaal strategische visievorming 4. Beleidsontwikkeling 5. Ondernemerschap 6. Internationaal marketingmanagement 7. Internationaal operationeel management 8. Internationaal administratief en financieringsmanagement 9. Leiderschap 10. Samenwerken 11. Communiceren 12. Analyseren en informatie verwerken 13. Creatief probleemoplossend vermogen 14. Plannen en organiseren 15. Leren en persoonlijke ontwikkeling 16. Ethische verantwoordelijkheid Bron: Competentieprofiel pagina 14
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration
61/62
Vakgerelateerde competenties International Business Competencies General management Competencies
Functional Key-Areas Competencies
Generieke competenties Inter-persoonlijke competenties
Taak georiënteerde competenties
Intra-persoonlijke competenties
1. International Business Awareness 2. Intercultural adaptability 3. International Strategic vision development 4. Organisational policy development 5. Entrepreneurial management 6. Internationaal marketing management 7. Internationaal operations management 8. Internationaal accounting en financieel management 1. Leiderschap 2. Samenwerken 3. Communiceren 4. Analyseren en informatie verwerken 5. Creatief probleemoplossend vermogen 6. Plannen en organiseren 7. Leren en persoonlijke ontwikkeling 8. Ethische verantwoordelijkheid
Bron:Beroepsprofiel pagina 12.
62/62
© NQA – NTI audit TNO hbo-Master of Business Administration