Hogeschool Utrecht Master Zorgtraject Ontwerp Master Caretrajectory Design (MCD) november 2007 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Parkstraat 28 | Postbus 85498 | 2508 CD Den Haag P.O. Box 85498 | 2508 CD The Hague | The Netherlands T +31 (0)70 312 2300 | F +31 (0)70 312 2301
[email protected] | www.nvao.net
Paneladvies
Inhoud
Inhoud 2
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
6 6 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 7
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
8 8 13 19 21 23 25
5
Overzicht advies
27
Bijlage 1: Samenstelling panel
28
Bijlage 2: Programma site visit
30
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
31
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
33
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
1 Samenvattend advies De Faculteit Gezondheidszorg (FG) van de Hogeschool Utrecht (HU) biedt de beoogde hbo master opleiding Zorgtraject Ontwerp / Master Caretrajectory Design (CTD) per begin 2008 aan in samenwerking met de Faculteit Maatschappij en Recht. De FG verzorgt aan het Centrum Verpleegkundige Studies (CVS) reeds een aantal NVAO geaccrediteerde masteropleidingen. Het panel heeft kennis genomen van de vooraf ter beschikking gestelde informatiedossier. Het informatiedossier is op 25 september 2007 door het panel besproken in een voorbereidende vergadering. Naar aanleiding van deze bespreking zijn door het panel aanvullende vragen geformuleerd. Op 4 oktober heeft de Hogeschool Utrecht deze vragen schriftelijk beantwoord en het panel van aanvullende informatie voorzien. Het panel heeft voorafgaand aan het locatiebezoek kennis genomen van deze aanvullende documentatie. Op 9 oktober 2007 heeft het panel een locatiebezoek gebracht aan de Hogeschool Utrecht. Gedurende dit bezoek heeft het panel gesproken met diverse betrokkenen. Op basis van de bevindingen uit de schriftelijke informatie en het locatiebezoek heeft het panel zich een goed beeld kunnen vormen van de beoogde opleiding. De van de bij de aanvraag betrokken vertegenwoordigers ondervonden openheid en aandacht voor kritische kanttekeningen heeft het panel gewaardeerd. De directe aanleiding voor de masteropleiding Zorgtraject Ontwerp (MCD) is de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) per januari 2007. De WMO maakt gemeentelijke overheden, verzekeraars, instellingen en patiëntenverenigingen gezamenlijk verantwoordelijk voor een cliëntgericht, effectief stelsel van voorzieningen. In de analyse van de HU voedt dit de behoefte aan “vakinhoudelijk én bedrijfskundig specialisten die complexe, veelal multidisciplinaire zorg- en welzijnsprocessen kunnen analyseren, (her)ontwerpen en aansturen”. Deze specialisten duidt de HU aan met de term “zorgtrajectontwerpers”. De HU omschrijft de zorgtrajectontwerper als een professional die “in staat is om in complexe multidisciplinaire settings met verschillende belangen strategische cliëntgerichte oplossingen voor complexe zorgvragen te creëren. Die oplossingen hebben de vorm van zorgproducten die voldoen aan de behoeften van cliënten […], aan de eisen van best practices […] en aan de eisen die de overheid aan dergelijke producten stelt[...].” De omschrijving van het nieuwe beroep zorgtrajectontwerper is in samenspraak met het veld tot stand gekomen. Het panel constateert een opvallende discrepantie tussen de maatschappelijke onderbouwing van de opleiding (de naast vooral extramurale zorgvoorzieningen, sterk op welzijn en preventie gerichte WMO) en de invulling van de opleiding. De nadruk lijkt in de opleiding nog te sterk te liggen op “zorg” en nog onvoldoende op “welzijn”. Het gaat in het gekozen, als zeer actueel te beschouwen, referentiekader echter om zowel de sector zorg als de sector welzijn. In een open dialoog met het opleidingsmanagement, vertegenwoordigers uit het werkveld en de kerndocenten heeft het panel de geconstateerde discrepantie besproken. De opleiding is zich bewust van deze discrepantie en besteedt hier reeds aandacht aan. Op basis van het gesprek met het opleidingsmanagement, de in dit gesprek geuite onderkenning van deze discrepantie, de acties die de HU reeds neemt en de voorgenomen acties heeft het panel voldoende vertrouwen gekregen dat de HU in staat is om de noodzakelijke verbreding, passende bij de reikwijdte van de WMO, op korte termijn door te voeren. Het is het panel eveneens gebleken dat dit haalbaar mag worden geacht.
pagina 3
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
In het informatiedossier is een tabel opgenomen, waarin alle Dublin descriptoren worden gerelateerd aan de diverse opleidingscompetenties. De generieke Dublin descriptoren zijn voor de opleiding alle vertaald naar opleidingsspecifieke leerdoelen. Hiermee voldoet de opleiding in voldoende mate aan alle ‘Dublin descriptoren’. Het panel overweegt voorts dat de HU inmiddels beschikt over een ruime ervaring met het inrichten van hbo masteropleidingen en derhalve beschikt over adequate kennis om ervoor zorg te dragen dat de aangeboden opleiding voldoet aan de Dublin descriptoren. Het “relevante beroepenveld” is in de uitwerking van de opleiding nog sterk geënt op de (intramurale) zorg terwijl de reikwijdte van de WMO – de maatschappelijke legitimering van de opleiding – aanzienlijk breder is dan (intramurale) zorg alleen. De opleiding onderkent deze constatering en werkt in samenspraak met het werkveld aan verbreding. Het is op dit moment nog niet duidelijk of op termijn daadwerkelijk sprake zal zijn van een nieuw beroep. Het gaat in elk geval om ten minste een afgebakend nieuw functiegebied, zo is het panel gebleken. De Hogeschool Utrecht stimuleert beroepsontwikkeling. Bij andere opleidingen heeft de HU zich succesvol betoond in het stimuleren van een nieuwe beroepspraktijk. De beoogde kwalificaties staan uitgebreid in het informatiedossier omschreven. Met name het zelfstandig functioneren in een complexe multidisciplinaire omgeving komt in de opleiding uitgebreid aan bod. Het programma van de opleiding master Zorgtraject Ontwerper staat op hoofdlijnen beschreven in het informatiedossier. Ook heeft het panel kennis genomen van de meer gedetailleerde uitwerking van de verschillende onderwijsmodules. De te gebruiken vakliteratuur is door het panel beoordeeld. Het panel beoordeelt de gekozen literatuur als relevant en adequaat. De studenten brengen voor het onderwijs hun eigen aan de eigen beroepspraktijk ontleende casussen in. De werkstukken van de studenten zijn direct toepasbare beroepsproducten of –diensten. Bestaande problematiek en actuele ontwikkelingen komen hiermee centraal te staan. De inhoudelijke toetsing geschiedt mede door praktijkbegeleiders vanuit de werkgever, waardoor de band met actuele ontwikkelingen bewaakt wordt. De banden met de beroepspraktijk zijn in de optiek van het panel door het programma en de eigen inbreng van de student goed geborgd. De eindkwalificaties zijn in overleg met het werkveld tot stand gekomen. Het panel kan zich overwegend goed vinden in de beoogde eindkwalificaties. De HU heeft de eindkwalificaties / het competentieprofiel vertaald naar concrete leerdoelen op het niveau van de verschillende onderwijsmodules. In een vijftiental modules komen alle competenties aan bod. Het panel heeft kennis genomen van de vertaling van leerdoelen naar onderwijsmodules en acht het onderwijsprogramma overwegend adequaat om het vereiste competentieniveau te bereiken. Bij het programma zijn een tweetal kanttekeningen te maken: 1) de hoeveelheid onderwijs in “Methoden en Technieken” en 2) de hoeveelheid vaardigheidstrainingen in veranderkundige en communicatieve vaardigheden. Het panel is van mening dat de totale hoeveelheid onderwijs in methoden en technieken voor een hbo opleiding aan de zeer ruime kant bemeten is zonder dat dit specifiek uit de te verwerven competenties voortvloeit. Daarentegen acht het panel het wenselijk om training op communicatieve en veranderkundige vaardigheden meer intensieve aandacht te geven in het programma. De eisen die op dit gebied gesteld gaan worden aan de afgestudeerden zijn
pagina 4
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
in de ogen van het panel hoog. Het panel geeft de HU ter overweging om de hoeveelheid vaardigheidstrainingen in het curriculum uit te breiden. Ruimte hiervoor zou gevonden kunnen worden bij de modulen gericht op onderzoeksbekwaamheid. Het panel stelt overigens vast dat de leerdoelen adequaat zijn vertaald in een concreet onderwijsprogramma. Ook stelt het panel vast dat het robuust te achten didactisch concept aansluit bij de beoogde leerdoelen. Zijn zojuist samengevatte kritische kanttekeningen hebben voor het panel niet zo zwaar gewogen dat aangaande het betrokken aspect van het programma tot de uitspraak “onvoldoende” gekomen had moeten worden. Daarbij heeft het panel mede de door hem ondervonden en gewaardeerde receptieve opstelling van de kant van de aanvragen in aanmerking genomen. De inhoudelijke samenhang van het voorgenomen programma beschouwt het panel bovendien als sterk. De voorgenomen gedegen instroomselectie draagt ook bij aan een positief oordeel. Betreffende de overige onderwerpen en facetten van beoordeling is het panel niet tot uitspraken gekomen die een plaats in het samenvattend advies behoeven. Alles afwegend is het panel op alle onderdelen tot de uitslag “voldoende” gekomen. Dit is tevens zijn aanbeveling aan het bestuur van de NVAO.
Den Haag, 7 november 2007.
Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding Master Zorgtraject Ontwerp,
drs. C.W. van Seventer (voorzitter)
pagina 5
drs. D.C. Duchatteau, MBA (secretaris)
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
2 Inleiding en verantwoording 2.1
Werkwijze panel Het panel heeft kennis genomen van het vooraf ter beschikking gestelde informatiedossier in twee banden bestaande uit de “Management Review Master Zorgtraject Ontwerp” voorzien van 38 bijlagen. Het informatiedossier is op 25 september 2007 door het panel besproken in een voorbereidende vergadering. Naar aanleiding van deze bespreking zijn door het panel op 26 september 2007 aanvullende vragen geformuleerd die door de procesbegeleider aan de Hogeschool Utrecht zijn gezonden. Op 4 oktober heeft de Hogeschool Utrecht deze vragen schriftelijk beantwoord en het panel van aanvullende informatie voorzien. Het panel heeft voorafgaand aan het locatiebezoek kennis genomen van deze aanvullende documentatie. Op 9 oktober 2007 heeft het panel een locatiebezoek gebracht aan de Hogeschool Utrecht. Gedurende dit bezoek heeft het panel gesproken met diverse betrokkenen (zie bijlage 2, programma site visit). Het locatiebezoek werd afgesloten met een interne vergadering van het panel. Op basis van de bevindingen uit de schriftelijke informatie en het locatiebezoek heeft het panel dit advies opgesteld.
2.2
Opbouw paneladvies Hoofdstuk drie geeft de beschrijving en positionering van de opleiding. In hoofdstuk 4 staat de beoordeling van de beoogde opleiding per onderwerp beschreven. Achtereenvolgens worden behandeld: Doelstellingen van de opleiding: domeinspecifieke eisen, master en oriëntatie hbo; Programma: eisen hbo, relatie tussen doelstellingen en programma, samenhang programma, studielast, instroom en duur; Inzet personeel: eisen hbo, kwantiteit en kwaliteit personeel Voorzieningen: materiële voorzieningen en studiebegeleiding Interne kwaliteitszorg: systematische aanpak en betrokkenheid Continuïteit: afstudeergarantie, investeringen en financiële voorzieningen. Elk onderwerp wordt afgesloten met een samenvattend oordeel. In hoofdstuk 5 wordt het advies in een tabel samengevat. Een viertal bijlagen maakt onderdeel uit van dit advies: samenstelling panel, programma locatiebezoek, overzicht van bestudeerde documenten en een lijst met afkortingen.
pagina 6
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector
3.2
Nederland Hogeschool Utrecht Master Zorgtraject Ontwerp, Master Caretrajectory Design (CTD) master hbo Master Caretrajectory Design (CTD) Utrecht deeltijd Gezondheidszorg
Profiel instelling De Faculteit Gezondheidszorg (FG) van de Hogeschool Utrecht (HU) biedt de opleiding aan in samenwerking met de Faculteit Maatschappij en Recht (FMR) van de HU. De FG verzorgt aan het Centrum Verpleegkundige Studies (CVS) reeds een aantal NVAO geaccrediteerde masteropleidingen, zoals de Master Advanced Nursing Practice (MANP), de Master Physician Assistant (MPA) en de Master Fysiotherapie (MFY). Een aanvraag voor een nieuwe masteropleiding, Master of Health, is in behandeling bij de NVAO. De FG van de HU heeft ruime ervaring met het verzorgen van verpleegkundige en paramedische opleidingen op master niveau. Op termijn wil de HU komen tot een Masterhuis FG, waarbinnen de verschillende masteropleidingen in samenhang en adequaat ingebed worden aangeboden. Het CVS participeert in de “Academie Gezondheidszorg Utrecht”, het samenwerkingsverband tussen de HU, de Universiteit Utrecht (UU) en het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU). De samenwerking met de UU en het UMCU heeft sinds de vorming van de Academie Gezondheidszorg Utrecht in 2001 een structureel karakter.
3.3
Profiel opleiding Nieuwe opleiding voor Nederland De opleiding Master Zorgtraject Ontwerp (CTD) is nieuw in Nederland. Nieuwe opleiding voor de instelling De opleiding CTD is nieuw voor de instelling. Wel verzorgt de instelling reeds verschillende andere NVAO geaccrediteerde zorgopleidingen op masterniveau. De HU is voornemens de opleiding vanaf begin 2008 aan te bieden. Studieomvang De masteropleiding CTD is een deeltijds hbo master met een studiezwaarte van 60 ECTS, verdeeld over een periode van twee jaar.
pagina 7
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
4 Beoordeling per onderwerp 4.1
Doelstellingen opleiding De directe aanleiding voor de masteropleiding Zorgtraject Ontwerp (MCD) is de invoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) per januari 2007. De WMO maakt gemeentelijke overheden, verzekeraars, instellingen en patiëntenverenigingen gezamenlijk verantwoordelijk voor een cliëntgericht, effectief stelsel van voorzieningen. In de analyse van de HU voedt dit de behoefte aan “vakinhoudelijk én bedrijfskundig specialisten die complexe, veelal multidisciplinaire zorg- en welzijnsprocessen kunnen analyseren, (her)ontwerpen en aansturen”. Deze specialisten duidt de HU aan met de term “zorgtrajectontwerpers”.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen In het informatiedossier geeft de HU een maatschappelijke onderbouwing van de noodzaak tot het opleiden van zorgtrajectontwerpers. Op dit moment is nog geen sprake van een beroep zorgtrajectontwerper. De HU omschrijft de zorgtrajectontwerper als een professional die “in staat is om in complexe multidisciplinaire settings met verschillende belangen strategische cliëntgerichte oplossingen voor complexe zorgvragen te creëren. Die oplossingen hebben de vorm van zorgproducten die voldoen aan de behoeften van cliënten […], aan de eisen van best practices […] en aan de eisen die de overheid aan dergelijke producten stelt[...].” De omschrijving van het nieuwe beroep zorgtrajectontwerper is in samenspraak met het veld tot stand gekomen. Tijdens het locatiebezoek gaf het werkveld aan de behoefte aan en inhoud van de nieuwe functie te onderschrijven. De vraag of het daadwerkelijk om een nieuw beroep gaat of veeleer om een “opwaardering” van de competenties van verschillende staf- en lijnfunctionarissen kan het veld niet zonder meer beantwoorden. Ook komt nog onvoldoende naar voren of het beoogde beroep / de beoogde functie idealiter een staf- of een lijnfunctionaris betreft. Het werkveld geeft aan dat een lijnfunctionaris eerder voorde hand ligt dan een stafmedewerker. Het panel constateert dat de daadwerkelijke beoogde taken van de zorgtrajectontwerper breder zijn dan het ontwerpen van zorgtrajecten. Ook de HU heeft bij het locatiebezoek aangegeven nog enige aarzeling te hebben bij de naamgeving, maar geen beter alternatief te zien. Het werkveld geeft desgevraagd aan geen bezwaar te hebben tegen de naamgeving. Het panel constateert een opvallende discrepantie tussen de maatschappelijke onderbouwing van de opleiding (de sterk op welzijn, preventie en extramurale voorzieningen gerichte WMO) en de invulling van de opleiding. De nadruk lijkt in de opleiding nog te sterk te liggen op “intramurale zorg” en nog onvoldoende op “welzijn”. Dit blijkt uit de inbedding van de opleiding (Centrum Verpleegkundige Studies), de docenten, de kernliteratuur en het gehouden marktonderzoek. Ook de gehanteerde terminologie (bijvoorbeeld “patiënt” in plaats van “cliënt”) geeft blijk van een sterke focus op de zorg. In een open dialoog met het
pagina 8
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
opleidingsmanagement en de kerndocenten heeft het panel de geconstateerde discrepantie besproken. De opleiding is zich bewust van deze discrepantie en besteedt hier reeds aandacht aan bij de invulling van de laatste blokken. Ook zal de wisselende achtergrond van de studenten, die gedurende de opleiding aan de eigen praktijk gerelateerde beroepsproducten maken, bijdragen aan de benodigde verbreding. Ten slotte heeft het opleidingsmanagement aangegeven de werkveldcommissie te willen verbreden met vertegenwoordigers van instellingen van waar studenten naar de opleiding komen. Ook dit zal naar verwachting bijdragen aan verbreding van de scope van de opleiding. Overwegingen Hoewel nog niet vaststaat dat met de komst van de zorgtrajectontwerper sprake zal zijn van een nieuw beroep, stelt het panel vast dat de opleiding aansluit bij een behoefte die leeft in het veld. Dat geldt zowel voor de sector zorg als voor de sector welzijn. Volgens de bedoelingen met de Wet MO zullen er bovendien meer ketenverbindingen tussen beide sectoren gesmeed moeten worden. Er is dan ook ten minste sprake van een afgebakend nieuw functiegebied. Het panel stelt vast dat er momenteel nog sprake is van een discrepantie tussen de maatschappelijke onderbouwing van de studie en de invulling. Op basis van het gesprek met het opleidingsmanagement, de in dit gesprek geuite onderkenning van deze discrepantie, de acties die de HU reeds neemt en de voorgenomen acties heeft het panel voldoende vertrouwen dat de HU in staat is om de noodzakelijke aanpassingen op korte termijn door te voeren. De heterogene studentpopulatie en de verbreding van de werkveldcommissie zullen tevens bijdragen aan de noodzakelijke verbreding. Het panel wijst er met nadruk op dat het panel het belangrijk acht dat deze verbreding snel plaatsvindt. De instroom zou mede hierop dan ook actief moeten worden gericht. Het panel vraagt zich nog wel af of de naam van de opleiding voldoende de inhoud van de opleiding dekt. Gegeven het feit dat het werkveld hier geen groot bezwaar in ziet, acht het panel dit punt niet van doorslaggevend belang. Conclusie Op basis van bovenstaande overwegingen en met uitdrukkelijke in acht neming van de daartoe behorende kanttekeningen, concludeert het panel dat de beoogde eindkwalificaties van de opleiding voldoende aansluiten bij de eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden. Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
4.1.2
Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen In het informatiedossier benoemt de HU een 10 tal verschillende competenties: 1. assortimentsbeleid ontwikkelen 2. producten (her)ontwerpen 3. continuïteit waarborgen 4. kritisch, analytisch, reflectief en creatief denken 5. wetenschappelijk onderbouwen van besluiten 6. methodische analyse van zorgproblemen 7. adviseren
pagina 9
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
8. veranderingen managen 9. kennis managen 10. persoonlijke effectiviteit. Deze competenties komen tot uiting in de drie leerlijnen: 1. productmanagement 2. kritisch-analytische leerlijn 3. strategische leerlijn In het informatiedossier is een tabel opgenomen, waarin alle Dublin descriptoren worden gerelateerd aan de diverse opleidingscompetenties. De generieke Dublin descriptoren zijn voor de opleiding alle vertaald naar opleidingsspecifieke leerdoelen. Onderstaand staan de opleidingsspecifieke leerdoelen op basis van de competenties benoemd. De genoemde getallen verwijzen naar de competenties (1 t/m 10). – Kennis en inzicht : De MCD verdiept specialistische kennis op het terrein van zorg en verbreedt kennis naar bijvoorbeeld wettelijke regelingen, productmanagement en veranderkunde. – Toepassen van kennis en inzicht: De MCD past kennis in hoogcomplexe situaties toe. Die complexiteit is zowel zorginhoudelijk en bedrijfskundig (complexe zorgvraagstukken) als sociaalcommunicatief (multidisciplinaire veranderprocessen) van aard (3, 7, 8, 9, 10). – Oordeelsvorming: De MCD vormt autonoom oordelen in een context van uiteenlopende belangen (weerstanden) op basis van beperkte informatie en door middel van wetenschappelijk verantwoorde argumentatie & onderbouwing (4, 5, 6). – Communicatie: De MCD communiceert gericht en doeltreffend met uiteenlopende betrokkenen, zoals cliënten/patiënten(organisaties), professionals uit de verschillende zorgdisciplines, managers, verzekeraars en ambtenaren. Het doel is “alle neuzen dezelfde kant op te krijgen” in het belang van de cliënt. De aard van die communicatie loopt uiteen van presentaties tot groepsgesprekken en van informatieve tot coachings- en adviesgesprekken (7, 8, 9) – Leervaardigheden: De MCD stuurt het eigen leerproces (leren leren). De scholing in de wetenschappelijke methode en het leren ontsluiten van wetenschappelijke bronnen draagt daar evenzeer aan bij als de structurele aandacht voor reflectie(ve vaardigheden) in het curriculum (4, 5, 6, 10) Overwegingen Het panel stelt vast dat de opleidingsdoelen en opleidingscompetenties adequaat aan de Dublin descriptoren zijn gerelateerd. De Dublin descriptoren worden in het dossier nader uitgewerkt en geconcretiseerd. Hiermee voldoet de opleiding in voldoende mate aan alle ‘Dublin descriptoren’. Het panel overweegt voorts dat de HU inmiddels beschikt over een ruime ervaring met het inrichten van hbo masteropleidingen en derhalve beschikt over adequate kennis om ervoor zorg te dragen dat de aangeboden opleiding voldoet aan de Dublin descriptoren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende.
pagina 10
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
4.1.3
Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in hbo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. – Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties Het “relevante beroepenveld” is in de uitwerking van de opleiding, zoals besproken onder facet 1.1, nog sterk geënt op de (intramurale) zorg terwijl de reikwijdte van de WMO – de maatschappelijke legitimering van de opleiding – aanzienlijk breder is dan (intramurale) zorg alleen. De opleiding onderkent deze constatering en werkt in samenspraak met het werkveld aan verbreding. Het is op dit moment nog niet duidelijk of op termijn niet alleen van een nieuwe functie maar ook daadwerkelijk sprake zal zijn van een nieuw beroep. De Hogeschool Utrecht stimuleert beroepsontwikkeling. Bij andere opleidingen (MANP en MPA) heeft de HU zich succesvol betoond in het stimuleren van een nieuwe beroepspraktijk, onder meer door ondersteuning van een beroepsvereniging. Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is De beoogde kwalificaties staan uitgebreid in het informatiedossier omschreven. Met name het zelfstandig functioneren in een complexe multidisciplinaire omgeving komt in de opleiding uitgebreid aan bod. Overwegingen De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties Het panel betrekt in zijn overwegingen dat de opleiding, zoals eerder door het panel als zeer gewenst aangeduid en eerder in dit advies opgemerkt, reeds werkt aan verbreding van de opleiding. Bovendien hebben vertegenwoordigers van het werkveld desgevraagd aangegeven dat ze bereid zijn de opleiding te blijven ondersteunen in deze verbredingsslag. Ook zullen als gesteld onder facet 1.1 de uitbreiding van de werkveldcommissie en de heterogene studentenpopulatie bijdragen aan de verdere verbreding. Het panel heeft er op basis van de gesprekken met het opleidingsmanagement en het werkveld voldoende vertrouwen in dat de Hogeschool Utrecht deze verbreding succesvol zal doorvoeren. Ook neemt het panel in zijn overwegingen mee dat de HU zich eerder succesvol heeft betoond bij het monitoren en stimuleren van het ontstaan van een nieuwe beroepspraktijk. Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is
pagina 11
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
Het panel stelt op basis van de opleidingsbeschrijving vast dat de afgestudeerde over de juiste kwalificaties beschikt om te voldoen aan bovenstaand criterium. Conclusie Het panel beoordeelt op basis van bovenstaande overwegingen het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
4.1.4
pagina 12
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding Het panel heeft er tijdens de gesprekken ter plaatse voldoende vertrouwen in gekregen dat een aantal zijnerzijds gemaakte kanttekeningen, die eerder in dit rapport vermeld werden, door de opleiding voortvarend ter harte genomen zullen worden. Het beoordeelt alle onderdelen van onderwerp 1 dan ook als voldoende. Het panel beoordeelt het onderwerp ‘doelstellingen opleiding’ als geheel dus ook als voldoende.
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
4.2
Programma Het programma van de opleiding master Zorgtraject Ontwerper staat op hoofdlijnen beschreven in het informatiedossier. Ook heeft het panel kennis genomen van de meer gedetailleerde uitwerking van de verschillende onderwijsmodules.
4.2.1
Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. – Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen De te gebruiken vakliteratuur is door het panel globaal doorgenomen en vervolgens beoordeeld. Het panel beschouwt de beoordeelde literatuur als relevant en adequaat. De beoordeelde vakliteratuur is overigens nog niet volledig. De modules welzijn en regelgeving dienen nog verder te worden ontwikkeld. Hiermee kan tevens de eerder besproken beoogde verbreding mede tot stand komen. De opleiding heeft op schriftelijk verzoek van het panel voorgerekend dat de student circa 4.000 pagina’s vakliteratuur dient te bestuderen. 2.000 pagina’s hiervan zijn voorgeschreven, de overige literatuur brengt de student zelf in. Ook dit kan bijdragen aan de beoogde verbreding. De studenten brengen voor het onderwijs hun eigen aan de eigen beroepspraktijk ontleende casussen in. De werkstukken van de studenten zijn direct toepasbare beroepsproducten of –diensten. Bestaande problematiek en actuele ontwikkelingen komen hiermee centraal te staan. De inhoudelijke toetsing geschiedt mede door praktijkbegeleiders vanuit de werkgever, waardoor de band met actuele ontwikkelingen bewaakt wordt. Met betrekking tot de beroepsvaardigheden constateert het panel dat nog geen sprake is van een bestaande beroepspraktijk op basis waarvan de vaardigheden kunnen worden ontleend. De beoogde vaardigheden zijn door de opleiding in overleg met het werkveld gedefinieerd. De CTD zal over aanzienlijke communicatieve en veranderkundige vaardigheden moeten beschikken. Over de mate waarin dit in het programma tot uitdrukking komt heeft het panel tijdens het locatiebezoek kritische vragen gesteld. Deze vragen zijn voor zover dit het cognitieve aspect van deze vaardigheden betreft naar bevrediging van het panel beantwoord. Het panel is wel van mening dat in het programma meer aandacht besteed kan worden aan training op de communicatieve en veranderkundige vaardigheden. Hier wordt in de volgende paragraaf (facet 2.1 relatie tussen doelstellingen en programma) nader op ingegaan. Overwegingen Het panel heeft de vakliteratuur als adequaat beoordeeld. Het panel heeft op basis van de beoordeling van de literatuur voor de modules die reeds gereed zijn vertrouwen in de
pagina 13
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
afronding van de literatuurselectie voor de resterende modules. Het panel spreekt de verwachting uit dat de opleiding hierin mogelijkheden ziet om te komen tot de benodigde verbreding. De banden met de beroepspraktijk zijn in de optiek van het panel door het programma en de eigen inbreng van de student goed geborgd. De eindkwalificaties zijn in overleg met het werkveld tot stand gekomen. Het panel kan zich overwegend goed vinden in de beoogde eindkwalificaties. Het panel plaatst een kritische kanttekening bij de hoeveelheid aangeboden vaardighedentrainingen (zie ook volgende paragraaf). Deze constatering is echter niet zodanig zwaarwegend dat de ontwikkeling van beroepskwalificaties als onvoldoende beoordeeld zou moeten worden. De positieve punten prevaleren voor het panel. Het gaat er van uit dat de aanvrager niet aan de gemaakte kritische opmerking voorbij zal gaan. Alles overwegende is het panel van mening dat de opleiding voldoet aan facet 2.1 (eisen hbo). Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen De HU heeft het competentieprofiel vertaald naar concrete leerdoelen op het niveau van de verschillende onderwijsmodules. In een vijftiental modules komen alle competenties aan bod. Het panel heeft kennis genomen van de vertaling van leerdoelen naar onderwijsmodules en acht het onderwijsprogramma overwegend adequaat om het vereiste competentieniveau te bereiken. Bij het programma is een tweetal kanttekeningen te maken. De eerste kanttekening betreft de hoeveelheid onderwijs in “Methoden en Technieken”, de tweede de in de vorige paragraaf benoemde vaardigheidstrainingen. Onderstaand wordt op beide aspecten nader ingegaan. Het werkveld heeft aangegeven dat het zou worden gewaardeerd als de afgestudeerde over de competentie beschikt om zelfstandig onderzoek te verrichten. De HU kiest echter voor een andere invalshoek: de afgestudeerde moet over een zodanige kennis beschikken dat hij in staat is om onderzoekresultaten adequaat te interpreteren op kwaliteit en relevantie voor de eigen beroepspraktijk en op niveau met onderzoekers over opzet, methodologie en validiteit van gedachten kan wisselen. Het panel deelt de zienswijze van de HU. Gezien de positionering van de opleiding als hbo opleiding ligt nog verder gaande wetenschappelijke vorming dan al in het opleidingsprogramma voorgenomen niet voor de hand. Om te voldoen aan het door de HU geformuleerde competentieniveau acht het panel de hoeveelheid methodologie ruimschoots toereikend. Sterker, het panel is van mening dat de totale hoeveelheid onderwijs in methoden en technieken zodanig groot is, dat dit het risico van onevenwichtigheid ten opzichte van andere onderdelen van het programma niet geheel
pagina 14
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
uitsluit. Het panel geeft de HU dan ook ter overweging om de hoeveelheid onderwijs op dit gebied kritisch te bezien. Als benoemd in de vorige paragraaf acht het panel het wenselijk om training op communicatieve en veranderkundige vaardigheden meer intensieve aandacht te geven in het programma. De eisen die op dit gebied gesteld gaan worden aan de afgestudeerden zijn in de ogen van het panel hoog. Het panel geeft de HU ter overweging om de hoeveelheid vaardigheidstrainingen in het curriculum uit te breiden. Ruimte hiertoe kan in de optiek van het panel worden gevonden in de hoeveelheid onderwijs in methoden en technieken die het panel momenteel als groot kwalificeert. Het onderwijskundig model dat de HU hanteert, een combinatie van instructie, binnenschoolse activiteiten, buitenschoolse activiteiten, inter- en supervisie, is een binnen de HU beproefd model voor de deeltijd hbo master opleiding. Tijdens het werkbezoek heeft het panel vragen gesteld over de invulling van het contactonderwijs. Het panel is tot de bevinding gekomen dat de HU een adequate balans vindt tussen instructie en begeleiding van de projecten van de student. Het onderwijskundig model biedt de student een goede stimulans en voldoende ondersteuning om buiten het contactonderwijs zelfstandig te werken aan zijn leeropdrachten. Tijdens het werkbezoek heeft het panel ook nadrukkelijk aandacht besteed aan het toetsingsmodel. Het panel heeft zich ervan vergewist dat de systematiek van toetsing valide en rechtvaardig is. In veel gevallen is sprake van dubbele beoordeling en de HU biedt de student voldoende kans voor eventuele herkansing. De criteria voor toetsing zijn expliciet en gedegen en dekken de beoogde eindkwalificaties. Bij de toetsing echter de volgende kanttekening: met uitzondering van de toets voor het onderwijs in Methoden en Technieken vindt alle toetsing plaats op basis van de van de beroepsproducten en –diensten die de student in de opleiding ontwikkelt. Deze toetsing is gedegen (inhoudelijke beoordeling door begeleider vanuit werkgever, methodologische beoordeling door de HU). De HU heeft ervoor gekozen om in het programma geen nadere kennistoetsen of andere vormen van toetsing aan te bieden. De toetsing zou derhalve als eenzijdig kunnen worden beschouwd. De HU heeft desgevraagd aangegeven dat bewust voor deze wijze van toetsing is gekozen. De HU heeft goede ervaring met deze wijze van toetsing en merkt op dat die uit eigen ondervinding ook met de wens van het werkveld overeenstemt. De “examenproducten”, aldus de aanvrager, zijn immers direct toepasbaar voor het werk van de student, hetgeen aansluit bij de wensen van zowel de student als de werkgever. Het panel heeft zich na discussie door de zienswijze van de HU laten overtuigen. Overwegingen Het panel stelt vast dat de leerdoelen adequaat zijn vertaald in een concreet onderwijsprogramma. Ook stelt het panel vast dat het didactisch concept aansluit bij de beoogde leerdoelen. Hoewel het panel op onderdelen (hoeveelheid vaardigheidstraining versus hoeveelheid onderwijs in methoden en technieken) tot andere keuzes zou komen dan de nog voorliggende van de HU, is het panel van mening dat het programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding weerspiegelen.
pagina 15
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ met in acht neming van de verwachting dat de opleiding het pleidooi van het panel inzake de vaardigheidstraining niet aan zich voorbij zal laten gaan, als voldoende.
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen Het gehele onderwijsprogramma is gebaseerd op combinatie van drie concepten: best practice, ontwerpgericht onderzoek en action learning. De opbouw van het programma is vastgelegd in een “blauwdrukdocument” dat leidend is voor de inrichting van de verschillende onderwijsmodules die gezamenlijk het gehele competentieprofiel dekken. Zowel op inhoudelijk niveau, als op onderwijskundig niveau is het onderwijsprogramma hierdoor samenhangend. In de verschillende modulen staan de beroepsproducten en – diensten die de student ontwikkelt centraal. De eigen professionele problemen van de student zijn leidend bij de keuze van concrete onderwerpen en dragen daardoor betekenisvol aan de samenhang bij. De verschillende stappen uit de action-learning-cyclus (ervaren, theoretiseren, planmatig uitproberen en reflecteren) worden weerspiegeld in de verschillende werkvormen die de HU hanteert zoals rollenspellen, casuïstiekbesprekingen, peer review, colleges, presentaties, reflectieve praktijkvoering, etc. Het didactisch concept is robuust en consequent doorgevoerd in het gehele programma. Als eerder benoemd acht het panel het wel noodzakelijk dat op inhoudelijk niveau het programma verbreedt richting “welzijn” en extramurale voorzieningen. Overwegingen Het panel is van mening dat het programma van de opleiding inhoudelijk samenhangend is. De beoogde beroepscompetenties zijn gedurende het gehele programma leidend bij de inhoudelijke invulling. Het didactisch concept is robuust en consequent doorgevoerd in het programma. Wel acht het panel een verbreding conform de gehele reikwijdte van de WMO noodzakelijk, het zij herhaald. Reeds eerder in dit advies heeft het panel echter zijn vertrouwen uitgesproken dat de HU deze verbreding op korte termijn realiseert. Het panel beoordeelt de samenhang van het programma derhalve als voldoende. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen De studielast bedraagt 21 uur per week, gedurende in totaal 80 weken verspreid over twee jaren. Van deze 21 uur zijn 12 uren voorzien voor binnenschoolse activiteiten en 9 uren voor buitenschoolse activiteiten (de beroepsopdrachten). De HU kwalificeert de studielast als “pittig maar haalbaar”.
pagina 16
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
Om de studeerbaarheid te bevorderen heeft de HU de volgende maatregelen genomen: Instroomprocedure voorkomt dat op voorhand ongeschikte studenten instromen. Studenten en hun werkgever worden geïnformeerd over de eisen die aan hen worden gesteld. Op basis van Eerder Verworven Competenties (EVC) kunnen vrijstellingen worden verleend. Begeleiding van de student door: o Praktijkbegeleider (doorgaans manager vanuit werkgever) o Mentor (binnen of buiten de instelling) o Vaste groepsdocent. o Elektronische leeromgeving Tijdens het locatiebezoek heeft het panel kennis genomen van de faciliteiten waaronder de elektronische leeromgeving en het zogeheten studielandschap. De HU werkt met de digitale leeromgeving “sharepoint”. Na een vergelijking van alle beschikbare systeem heeft de HU weloverwogen gekozen voor dit systeem. Sharepoint is aan het panel gedemonstreerd. Het panel is onder de indruk van de mogelijkheden die dit systeem biedt. Zo biedt Sharepont naast mogelijkheden die gemeengoed zijn in de elektronische leeromgevingen bijvoorbeeld de mogelijkheid om voortgang op de verschillende competenties / leerdoelen te volgen en naast de mogelijkheid om documenten te delen met anderen, ook daadwerkelijk in deze documenten samen te werken. Het studielandschap is open tot 19.00 uur ’s avonds. De HU schat in dat deze openstelling afdoende is. Mocht echter blijken dat studenten avondopenstelling noodzakelijk achten (de studenten hebben immers een baan), dan is de HU bereid daar zo goed mogelijk een mouw aan te passen. De colleges worden overdag aangeboden. Op basis van de ervaringen van de HU sluit dit aan bij de wensen van de studenten. Mochten de studenten echter aangeven behoefte te hebben aan avondcolleges, dan staat de HU hier niet bij voorbaat onwelwillend tegenover. Overwegingen De studielast is nauwgezet berekend. Zo heeft de HU bijvoorbeeld aan de hand van het aantal te bestuderen pagina’s van verschillende soorten literatuur berekend hoeveel tijd de student hieraan kwijt zal zijn. Het panel acht de inschatting die de HU maakt met betrekking tot de studielast derhalve betrouwbaar. Het panel constateert voorts dat de HU een aantal maatregelen heeft genomen om de studeerbaarheid te bevorderen. Ten slotte stelt het panel vast dat de HU zich flexibel opstelt indien mocht blijken dat de student behoefte heeft aan aanvullende maatregelen zoals avondopenstelling van het studielandschap en avondcolleges. Het panel is derhalve van mening dat de HU voldoende maatregelen heeft genomen om factoren die de studievoortgang belemmeren zo veel mogelijk weg te nemen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
pagina 17
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen Alle instromende studenten hebben een hbo bacheloropleiding in de gezondheidszorg, maatschappelijk werk en dienstverlening of sociaal-pedagogishe hulpverlening afgerond. Ook dienen de instromende studenten te beschikken over minimaal twee jaar werkervaring. De student dient te beschikken over een passende werkplek. Voor studenten die niet aan de instroomcriteria voldoen is een EVC-procedure ingericht. Ook heeft de HU een EVC procedure ingericht om op individuele basis vrijstellingen te verlenen, zodat het te volgen programma aansluit bij de voorafgaande kennis van de student. Overwegingen De vorm van het programma komt overeen met de mate van ontwikkeling die de masterstudent heeft bereikt. Van de student wordt verwacht dat hij of zij in staat is om zelfstandig te leren. Hier mag gezien het instroomprofiel (een afgeronde bacheloropleiding plus dienovereenkomstige werkervaring) vanuit worden gegaan. De actieve medewerking van de werkgever wordt bij de instroomselectie vereist. Het panel stelt derhalve vast dat het beoogde programma qua vorm en inhoud aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-master met minimaal 60 studiepunten. Bevindingen De MCD is een deeltijdopleiding van 60 ECTS, verspreid over twee jaar. Hiermee wordt voldaan aan de vereiste minimum studieomvang van 60 studiepunten. Overwegingen Het panel heeft kennis genomen van de wijze waarop de studielast is berekend. Het panel is van mening dat de inschatting van de studielast een adequate weerspiegeling biedt van de daadwerkelijk te verwachten studielast. De HU voorziet een studiebelasting van 1680 uur, 60 ECTS. Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ derhalve als voldoende. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
pagina 18
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Het panel beoordeelt alle onderdelen van onderwerp 2 als voldoende. Het panel beoordeelt het onderwerp ‘Programma’ als geheel dan ook als voldoende, met in acht neming van een aantal kritische kanttekeningen en daaraan verbonden vertrouwen in het receptief vermogen van de aanvrager.
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
4.3 4.3.1
Inzet personeel Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen De docenten binnen de opleiding MCD hebben allen relevante werkervaring in de beroepspraktijk. Een aantal docenten heeft zowel een aanstelling aan de HU als in de beroepspraktijk. Docenten die een volledige aanstelling hebben aan de HU krijgen van de HU structureel tijd (5% van de werktijd) om actief een netwerk binnen de beroepspraktijk te onderhouden. Bij de selectie van nieuwe docenten is relevante werkervaring een vereiste en wordt een gecombineerde aanstelling HU / beroepspraktijk gestimuleerd. Inhoudelijke begeleiding van de student geschiedt deels door de praktijkbegeleider. Dit is doorgaans een manager die werkzaam is voor de werkgever van de student. Ten slotte maakt de HU gebruik van gastdocenten die afkomstig zijn uit de beroepspraktijk. Overwegingen Het panel is van mening dat met de selectie van docenten wordt voldaan aan facet 3.1. Daarnaast draagt de inzet van de praktijkbegeleider en de gastdocenten bij aan de verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het panel heeft tijdens het locatiebezoek met genoegen gesproken met de kerndocenten. Zij gaven blijk van een sterke oriëntatie op de beroepspraktijk en bleken zich bewust van de noodzaak van verbreding van de opleiding conform de reikwijdte van de als referentiekader gekozen WMO. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo als voldoende.
4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen Om de opleiding te ontwikkelen is in 2006 en 2007 0,69 fte uitgetrokken, waarvan 0,2 fte voor externe deskundigheid. Wanneer sprake is van een “draaiende opleiding” hanteert de HU een student/docent ratio van 19 : 1. In de begroting is voor de jaren 2009 en verder, wanneer twee cohorten van elk naar maximale verwachting 25 studenten tegelijk studeren, 2,7 fte onderwijzend personeel voorzien. Hiermee voldoet de opleiding ruimschoots aan de facultaire norm van 26 : 1. In het eerste jaar, wanneer nog maar 1 cohort studeert, hanteert de HU eenzelfde student/docent ratio. Het panel verwacht dat in dit eerste jaar nog geen sprake is van “going concern” en dat nog het nodige ontwikkelwerk moet plaatsvinden, mede gezien de beoogde
pagina 19
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
verbreding van de opleiding. Het opleidingsmanagement heeft desgevraagd aangegeven dat indien noodzakelijk aanvullend budget voor innovatie kan worden aangesproken. Overwegingen Het panel acht de voorgenomen bezetting geloofwaardig en stelt dan ook vast dat voldoende capaciteit wordt vrijgemaakt, zowel om de opleiding te starten als om de opleiding te kunnen continueren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen De HU hanteert bij de werving van (gast)docenten het volgende profiel: docenten moeten aantoonbaar beschikken over: gebleken wetenschappelijk inzicht toepassingskennis en het vermogen te systematiseren een duidelijke visie en heldere basisconcepten, bij voorkeur blijkend uit gepubliceerd materiaal actuele kennis van het betreffende competentiedomein en de dagelijkse beroepspraktijk een aansprekende en effectieve manier van overdracht van kennis en vaardigheden didactisch inzicht en de nodige flexibiliteit om te kunnen inspelen op de behoeften van studenten. Het panel heeft kennis genomen van de CV’s van de docenten en heeft een representatief aantal van hen gesproken gedurende het locatiebezoek. De kerndocenten / modulecoördinatoren zijn allen ervaren professionals en ervaren docenten. De HU stimuleert docenten actief om te promoveren. Verschillende docenten maken hiervan gebruik. Overwegingen De verbinding met de beroepspraktijk is door de samenstelling van het (gast)docenten team geborgd. De docenten beschikken in voldoende mate over vakinhoudelijke en doorgaans ook onderwijskundige ervaring. Vrijwel alle docenten hebben een academische opleiding voltooid. Het panel waardeert de inzet van de HU om het aantal gepromoveerde docenten te bevorderen. Vooral ook waardeert het panel het voornemen om in de personele bezetting het brede terrein van de WMO te gaan laten doorklinken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
pagina 20
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
4.3.4
4.4
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel Het panel beoordeel alle onderdelen van onderwerp 3 als voldoende. Het panel beoordeelt het onderwerp ‘Inzet personeel’ als geheel dan ook als voldoende.
Voorzieningen De voorzieningen staan beschreven in het informatiedossier. Daarnaast heeft het panel tijdens het locatiebezoek middels een rondleiding kennis kunnen nemen van de fysieke infrastructuur. Het panel heeft de voorzieningen beoordeeld op de elementen materiële voorzieningen en studiebegeleiding.
4.4.1
Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen De hoeveelheid beschikbare ruimte is binnen de FG de afgelopen jaren door een sterke toename van het aantal studenten onder druk komen te staan. Begin 2007 echter is de ruimte die de FG ter beschikking heeft met 1.000 m2 uitgebreid en is de ruimte voor het studielandschap verdubbeld. Het studielandschap beschikt over voldoende werkplekken voor de studenten en over voldoende werkruimte in de bibliotheek. De onderwijsruimtes zijn adequaat geoutilleerd. De student beschikt naast de “fysieke bibliotheek” in de instelling zowel in de instellingbibliotheek als on-line (thuis) over toegang tot een uitgebreide full-text “virtuele bibliotheek”. Bovendien hebben studenten toegang tot de bibliotheek van het nabij gelegen UMCU. Ten slotte staat de student de eerder beschreven “sharepoint”-infrastructuur tot zijn beschikking. Overwegingen Het panel stelt vast dat de in het verleden bestaande ruimtelijke tekorten zijn opgelost. De student staat nu voldoende en adequaat geoutilleerde infrastructuur tot zijn beschikking. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen In het informatiedossier schrijft de HU: “Bij de studiebegeleiding staat de zelfsturing van de student voorop: de student wordt geacht steeds meer zelf de aard en opzet van het leertraject in te richten. De studiebegeleiding krijgt dus gaandeweg steeds meer het leren leren zelf tot onderwerp. Deze insteek past bij een masteropleiding […] en het concept van levenslang leren.” De student houdt zijn eigen vorderingen bij. De groepsdocent bewaakt
pagina 21
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
het binnenschoolse leren. De praktijkbegeleider op de werkplek en de mentor het buitenschoolse leren. De algehele voortgang wordt door de groepsdocent bewaakt. Tenminste vier maal per jaar bespreekt de groepsdocent de vorderingen van de student aan de hand van zijn portfolio in een één-op-één voortgangsgesprek. Informatievoorziening van de studenten vindt plaats via de opleidingsgids, de digitale leeromgeving en mondeling. Bewaking van de kwaliteit van de informatie (inhoud en tijdigheid) is de verantwoordelijkheid van de onderwijsmanager. Overwegingen Het panel deelt de visie van de HU op de studiebegeleiding. De aard van de begeleiding komt overeen met de positionering als masteropleiding voor studenten die ook reeds over werkervaring beschikken. Als sterk punt beschouwt het panel de inschakeling van praktijkbegeleiders, mede een eis bij de instroomselectie van studenten. Het panel heeft met genoegen vernomen dat de programmaleiding geregeld voeling met de praktijkbegeleiders zal doen houden, en deze contacten waar nodig voor bijsturing zal gebruiken. Door de frequente voortgangsgesprekken wordt voorkomen dat de student “achterop raakt”. Het panel acht de studiebegeleiding adequaat. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3
pagina 22
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen Het panel beoordeelt beide onderdelen van onderwerp 4 als voldoende, waarbij het enige onderscheidende positieve punten gemarkeerd heeft. Het panel beoordeelt het onderwerp ‘Voorzieningen’ als geheel dan ook als voldoende.
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
4.5 4.5.1
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen De interne en externe kwaliteitszorg van de opleiding MCD is onderdeel van het vigerende kwaliteitszorgsysteem van de FG van de HU. Het kwaliteitssysteem is gestructureerd ingericht aan de hand van PDCA-systematiek. De FG beschikt hiervoor over een aantal bronnen van informatie: schriftelijke module-evaluaties schriftelijke eindevaluaties afstuderenden en studiestakers mondelinge evaluatie met studenten door groepsdocent jaarlijks schriftelijk hogeschoolbreed student tevredenheidsonderzoek medewerker tevredenheids onderzoek De verantwoordelijkheden van betrokkenen en de procedures zijn omschreven en vastgelegd. Overwegingen Het panel heeft kennis genomen van de systematiek van kwaliteitszorg middels het informatiedossier. Deze informatie gaf het panel geen aanleiding voor nader onderzoek. Het panel heeft in deze beslissing meegewogen dat de HU jarenlange ervaring heeft op het gebied van kwaliteitszorg en reeds een groot aantal geaccrediteerde opleidingen verzorgt. Het panel beoordeelt facet 5.1 (systematische aanpak) derhalve min of meer automatisch als voldoende. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2
Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Alle studieonderdelen worden schriftelijk en mondeling geëvalueerd door de student (zie ook facet 5.1). Evaluatieresultaten en verbeteracties worden door de groepsdocenten naar de studenten teruggekoppeld. Er zijn nog geen alumni: deze kunnen derhalve nog niet worden betrokken. Dit zal op termijn wel gebeuren, bijvoorbeeld door middel van een jaarlijkse enquête. Het beroepenveld is vertegenwoordigd in de werkveldcommissie. Bij de vertegenwoordigers daarvan heeft het panel zich er van vergewist dat zij bereid zijn een actieve rol bij kwaliteitsmetingen te vervullen. De HU is voornemens de werkveldcommissie uit te breiden met “student-sturende werkgevers”.
pagina 23
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
Overwegingen Het panel constateert dat zowel medewerkers als studenten als “het afnemend beroepenveld” bij de kwaliteitszorg betrokken zijn. Daar er nog geen alumni zijn, de opleiding is nog niet van start gegaan, kan deze groep nog niet betrokken worden. Het panel ondersteunt het voornemen om de werkveldcommissie uit te breiden met “studentstuurders” van harte. Het panel acht dit een belangrijke verbetering, mede gezien de beoogde verbreding van de opleiding. Het panel beoordeelt dit facet derhalve als voldoende. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3
pagina 24
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Het panel beoordeelt beide onderdelen van onderwerp 5 als voldoende. Het panel beoordeelt het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ als geheel dan ook als voldoende.
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
4.6 4.6.1
Continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen De beoogde studieduur bedraagt twee jaar. Een maximale uitloop van een half jaar is voorzien. Het panel heeft hier tijdens het locatiebezoek aanvullende vragen over gesteld. Het opleidingsmanagement heeft aangegeven dat het niet verwacht dat een langere uitloop noodzakelijk is. De opleiding streeft naar 80% afgestudeerden binnen de termijn van twee en een half jaar (20% uitval wordt voorzien). De praktijk bij andere masteropleidingen voor professionals wijst uit dat deze uitloop voldoende is. In voorkomende gevallen echter zal de FG zich flexibel opstellen en op individuele basis bezien of verdere verlenging van de termijn de kans op succesvol afstuderen vergroot. In het informatiedossier schrijft de FG dat zij garandeert dat studenten die zich de komende vier jaar inschrijven, de opleiding daadwerkelijk kunnen afronden. Overwegingen Het panel vindt de taxatie van de maximale inschrijvingsduur en van het verwachte numeriek rendement realistisch. Het panel stelt voorts vast dat de FG ingeschreven studenten de garantie geeft dat het programma volledig kan worden doorlopen. Derhalve beoordeelt het panel facet 6.1 (afstudeergarantie) als voldoende. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen Bij de inrichting van het programma heeft de HU gebruik kunnen maken van de ervaring die is opgedaan bij min of meer vergelijkbare opleidingen. Dit heeft de investeringen beperkt. Voor fysieke voorzieningen hoeven geen aparte investeringen te worden gepleegd: de opleiding kan gebruik maken van de binnen de FG aanwezige infrastructuur. Deze wordt conform de facultaire rekenregels doorbelast. Voor innovatie van de opleiding wordt jaarlijks 3% van de omzet gereserveerd. Voorts beschikt de faculteit over een reserve voor onderwijsontwikkeling. Overwegingen Het panel stelt vast dat de voorziene (en reeds gepleegde) investeringen toereikend zijn om de opleiding tot stand te brengen. Daarbij neemt het mede de ondervonden bereidwilligheid tot een flexibele opstelling bij de daadwerkelijke inzet van middelen in aanmerking. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
pagina 25
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen Het panel heeft kennis genomen van de meerjaren exploitatiebegroting voor de opleiding. De begroting is opgesteld op basis van de binnen de FG vigerende rekenregels. Mede door de prijsstelling van de opleiding (€ 15.000,- voor de gehele opleiding) wordt reeds met het eerste cohort vrijwel “quitte gedraaid” (minder dan 2k€ aanloopverlies). Vanaf jaar 2 wordt een structureel positief resultaat voorzien. De opleiding zal na de eerder gestipuleerde aanloopperiode van vier jaren echter niet worden gecontinueerd indien de opleiding gedurende een periode langer dan twee jaar minder dan 20 studenten werft. In dat geval is de opleiding gezien het onbekostigde karakter niet langer rendabel. Overwegingen Het panel stelt vast dat de financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten voldoende zijn voor dekking van het (zeer beperkte) aanloopverlies. De houding van aanvrager ten aanzien van rendabiliteit op langere termijn acht het panel billijk. Het beoordeelt facet 6.3 (financiële voorzieningen) derhalve als voldoende. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4
pagina 26
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit Het panel beoordeelt alle onderdelen van onderwerp 6 als voldoende. Het panel beoordeelt het onderwerp ‘continuïteit’ als geheel dan ook als voldoende.
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 27
Oordeel
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter: drs. C.W. van Seventer, Voormalig vice-voorzitter van het College van Bestuur van de Open Universiteit Nederland; Voormalig directeur SVO (nationaal instituut voor onderwijs en onderzoek), Ruime ervaring met visitatie- en auditprocessen; Internationale ervaring (bestuurlijk resp. lid van accreditatiecommissies); Diverse maatschappelijke bestuursfuncties. Panellid: P. Degadt, Gedelegeerd bestuurder VVI (Verbond de Verzorgingsinstellingen. Voorheen onder meer Algemeen Directeur AZ Sint-Lucas Gent (1996- 2007); Kabinetschef bij meerdere ministers.; Directeur Personeelsbeleid Universitaire Ziekenhuizen Leuven (1992-1996). Baccalaureus in de wijsbegeerte – KUL , 1977; Diplôme d’études approfondies en philosophie du droit - Université de droit, d’économie et de sciences sociales, Paris, Sorbonne, 1979 ; Erkend auditor NIAZ (Nederlands Instituut voor Accreditatie van Ziekenhuizen, 2005. Meerdere bestuursfuncties waaronder: Voorzitter VAR (Vlaamse Adviesraad voor de Erkenning van Verzorgingsvoorzieningen); Lid van de Zorgstrategische Commissie Vlaamse Gemeenschap en Lid van de algemene vergadering Arteveldehogeschool Gent. Panellid: Mw. dr. I. Mur-Veeman, Ingrid Mur studied sociology at the University of Amsterdam, where she obtained her MSc in 1972. In 1981 she obtained her PhD at Eindhoven University with a thesis on strategic policy-making in hospitals. From 1972 till 1973 she worked as a free-lance advisor, and from 1973 till 1978 she was a member of the scientific staff of the Department of Technical Engineering at the Technical University of Eindhoven. From 1978 till 1982 she worked as a policy advisor for the provincial government of Noord-Brabant, in the southern part of the Netherlands. At present she works at Maastricht University since 1982. At the Maastricht University she is involved in curriculum development and, in addition; she is coordinator of the Masters unit 'Change and Transformation' and the International Masters unit 'Managing Health Care Organisations'. Panellid: P. Menkveld Peter Menkveld is sinds 1991 beleidsmedewerker deskundigheidsbevordering bij MEE Nederland, de landelijke vereniging van MEE-organisaties. In deze functie is hij o.m. verantwoordelijk voor de uitvoering van de Verdere Scholing In Dienstverband. (VSID) Deze opleiding, bedoeld voor MEE consulenten, meestal maatschappelijk werkers, is gericht op maatschappelijke ondersteuning aan mensen met een beperking. Daarnaast organiseert hij bij- en nascholingen voor de MEE-consulenten. Secretaris: drs. D.C. Duchatteau, MBA Huidige functie: directeur LSJ Medisch Projectbureau. Dhr. Duchatteau verzorgde tezamen met dhr. Schmit Jongbloed het secretariaat voor het project “Medisch Opleidingscontinuüm” (rapport “de Arts van Straks”). Tevens was hij mede verantwoordelijk voor het secretariaat van de commissie Technologie, Zorg en Opleidingen (cie Sminia II) die tot taak had de minister van VWS en de staatssecretaris van OC&W te adviseren over de onderwijskundige
pagina 28
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
consequenties van de technologisering van de zorg. Dhr. Duchatteau heeft verschillende onderzoeken verricht naar ontwikkelingen op het gebied van nieuwe professionals in de zorg.
Procescoördinator drs. N. Pronk, beleidsmedewerker NVAO Alle panelleden en de secretaris tekenden de onafhankelijkheidsverklaring.
pagina 29
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft een bezoek gebracht aan de Hogeschool Utrecht op 9 oktober 2007. Programma: 9.00 – 9.15 uur Ontvangst NVAO panel 9.15 – 10.15 uur Voorgesprek en voorbereiding auditteam; inzage documentatie 10.15 – 11.15 uur Gesprek met het managementteam Mr. Harm Drost
Faculteitsdirecteur
Drs. Wichert Duyvendak
Instituutsdirecteur
Drs. Lya Djadoenath
Clustermanager
Marlou de Kuiper MScN
Teamleider / opleidingsmanager
Drs. Loes van Biljouw
Kwaliteitsmedewerker
11.15 – 12.45 uur Gesprek met ontwikkelaars / docenten Marlou de Kuiper MScN
Teamleider / opleidingsmanager
Drs. Roelof Ettema
Docent / studentbegeleider
Dr. Thomas van Dorsten
Docent
Dr. Jean-Jacques Georges
Docent
Dr. Hans van Ewijk
Ontwikkelaar
Drs. Roland van de Sande
Docent
12.45 – 13.15 uur Lunch 13.15 – 13.45 uur Rondleiding door het gebouw 13.45 – 14.45 uur Gesprek met vertegenwoordigers uit het werkveld Rita Heinen
Aspirant-student, Sociaal verpleegkundige Hulpverlening Gelderland Midden
Drs. Pieter Vos
Secretaris Raad voor de Volksgezondheid & Zorg
Hans Bongers
Zorgondernemer Diakonessenhuis Utrecht
Drs. Harry Staatsen
Beleidsmedewerker masteronderwijs Faculteit Maatschappij en Recht
14.45 – 15.00 uur Pauze 15.00 – 15.15 uur Demonstratie elektronische leeromgeving 15.15 – 18.00 uur Intern beraad NVAO panel
pagina 30
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding/instelling: Management review Master Zorgtraject Ontwerp (Master Caretrajectory Design (MCD), ten behoeve van NVAO-accreditatie, versie 1.4, februari 2007. Het dossier bevatte tevens 38 bijlagen: 1.
IVS/MarkèsMarketing (2006): Kwantitatief onderzoek marktpotentie Masteropleiding Zorgadvisering.
2.
IVS (2007): Panelbijeenkomst MCD januari 2007 (deelnemers en verslag).
3.
Brochure AGUtrecht.
4.
HU (2006): Beoordelingskader masteropleidingen HU.
5.
Achtergronden bij ontwikkelingen in de gezondheidszorg: : Dr. M.J. Schuurmans en prof.dr.M.S.H. Duijnstee (2003) Ouder worden. Blijvend in balans- een dagelijkse zorg (Openbare les HU); Gezondheidsraad (2005) Vergrijzen met ambitie; Keesom J., I. Vollenga, L.M. Tielen, M.S.H. Duijnstee (2004): “Mantelzorg van morgen: tweedeling of evenwicht tussen werk en zorg?” In: Handboek Zorg Thuis, Elsevier Gezondheidszorg; J.M. Timmermans (red). (2005): Mantelzorg, over de hulp van en aan mantelzorgers. en Dr. H.S.M. Kort (2005): Vandaag de vraag, morgen het aanbod. Vraaggestuurde zorg in ontwikkeling (Openbare les HU).
6.
IVS (2007): Advertentieanalyse zorgtrajectontwerpers.
7.
Toelichting bij WMO-prestatiegebieden 4 tot en met 7.
8.
IVS (2007): Blauwdruk Master Zorgtraject Ontwerp.
9.
FG/FMR (2007) Netwerkoverzicht MCD.
10. HU (2005): De innoverende regio, kennisontwikkeling en kenniscirculatie Hogeschool van Utrecht. 11. IVS (2006): Masterplan IVS – Op weg naar een excellente beroepsuitoefening. 12. IVS (2007): Vergelijking MCD met verwante binnen- en buitenlandse masteropleidingen. 13. FG (2006): Kenniscentrum ‘Innovatie van zorgverlening’ - Programma 2006-2010. 14. FG (2006): Masterhuis FG - Naar meer samenhang door samenwerking. 15. FG/FMR (2007): Samenwerkingsconvenant MCD. 16. IVS (2007): Samenstelling en profiel Werkveldcommissie MCD. 17. IVS (2007): Format modulebeschrijving plus alle modules. 18. IVS (2007): EVC-procedure MCD. 19. HU (2005): Onderwijsprofiel Hogeschool Utrecht- kader voor innovaties 2005-2007. 20. FG (2000): Van competenties naar curricula- Casco Curricula FG. 21. FG (2007): OER masteropleidingen FG. 22. AV/IVS (FG, 2004): Internationalisering afdeling Verpleegkunde. 23. FG (2004): Internationalisering FG- Beleidsplan 2004-2006 met activiteiten. 24. FG (2005): Management Review Faculteit Gezondheidszorg. 25. FMR (2005): Management Review Faculteit Economie en Recht. 26. IVS (2003): Inzet op ontwikkeling. Personeelplan Afdeling Verpleegkunde 2003-2006. 27. IVS (2007): CV’s van de MCD-docenten en gastdocenten. 28. HU (2007): Advertentietekst werving nieuwe docent (HU-site). 29. IVS (2007): Alumni-enquête MCD. 30. FG (2007): Facultaire normen capaciteitsberekening. 31. IVS (2007): Checklist praktijkbegeleiders. 32. FG (2004): Eindrapportage Huisvestingsanalyse FG. 33. FG (2004): Actieplan herhuisvesting. 34. IVS (2007): Procedure studievoortgangregistratie MCD. 35. HvU/HU (2002): Uitgangspunten kwaliteitszorg HvU 36. FG (2005): Kwaliteitsbeleid Faculteit Gezondheidszorg 2005-2007.
pagina 31
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
37. IVS (2006): Intern Kwaliteitsbeleid opleiding Master Zorgtraject Ontwerp. 38. IVS (2007): Meerjarenbegroting MCD.
Naar aanleiding van de door het panel geformuleerde vragen heeft de Hogeschool Utrecht het panel voort voorzien van aanvullende documentatie: – “Beantwoording auditvragen” met bijlage “Verdeling studiebelasting per module/ per blok/per jaar”, ontvangen per e-mail op 4 oktober 2007. Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek – Leerboeken en kernliteratuur – Meerjaren exploitatiebegroting (vervangt eerdere bijlage 38) – Brochure Wegwijs op sharepont, uitgave HU
pagina 32
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
pagina 33
ba
bachelor
CTD
Caretrajectory Design / Zorgtraject Ontwerp
ECTS
European Credit Transfer System
EVC
Eerder Verworven Competenties
FG
Faculteit Gezondheidszorg
FMR
Faculteit Maatschappij en Recht
hbo
hoger beroepsonderwijs
HU
Hogeschool Utrecht
IVS
Instituut Verpleegkundige Studies
ma
master
MANP
Master Advanced Nursing Practice
MFY
Master Fysiotherapie
MPA
Master Physician Assistant
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
PDCA
Plan-Do-Check-Act
sbu
studiebelastinguren
UMCU
Universitair Medisch Centrum Utrecht
UU
Universiteit Utrecht
WMO
Wet Maatschappelijke Ondersteuning
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding “Master Zorgtraject Ontwerp / Master Caretrajectory Design (MCD)” (Hogeschool Utrecht). Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 34
# 2196
NVAO | Master Zorgtraject Ontwerp / Master Care Trajectory Design (CTD) | november 2007 |