Hbo-master Master leraar Biologie Fontys Hogescholen
2 april 2008 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Inhoudsopgave
pagina 2
Inhoudsopgave
2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
6 6 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
8 8 8 9
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
10 10 15 21 23 25 27
5
Overzicht advies
28
Bijlage 1: Samenstelling panel
29
Bijlage 2: Programma site visit
30
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
31
Bijlage 4: Vragen aan de opleiding
32
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
1 Samenvattend advies De hbo-master Leraar Biologie is een deeltijdse driejarige opleiding, verzorgd door Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT). De opleiding is gericht op tweedegraads leraren die zich vakinhoudelijk en algemeen professioneel willen verdiepen. De opleiding bestaat uit twee componenten. Het eerste deel is de vakinhoudelijke verdieping, waarin 55 van het totale aantal van 90 studiepunten te behalen zijn. Het gaat daarbij om een intensieve verdieping van vakkennis, vakvaardigheden en vakdidactiek. De leraar moet zich ontwikkelen tot een vakspecialist, die gekwalificeerd is om in de bovenbouw les te geven. De tweede component is het algemeen beroepsvoorbereidend deel, dat 35 studiepunten omvat. Dit deel bevat de cursus Algemene professionele vorming (APV), de inleiding onderzoek, het onderzoek in de schoolpraktijk en de stage. Het panel heeft met genoegen kennisgenomen van deze opleiding. Tijdens de site visit heeft het panel kennis kunnen maken met de directie, de docenten, een aantal studenten, leden van de expertisegroep toetsing en vertegenwoordigers van scholen waar studenten werkzaam zijn. Opvallende positieve aspecten vormen het enthousiasme van de docenten en de betrokkenheid van studenten en schoolleiders. Daarnaast heeft het panel zich een goed beeld kunnen vormen van het gebouw en de opleidingsfaciliteiten. Tijdens de site visit is uitgebreid gesproken over de beoogde eindkwalificaties. Daarbij spitst de discussie zich toe op de relatie tussen deze eindkwalificaties en die van een wo-master. De opleiding stelt in haar stukken dat een afgestudeerde hbo-master een vergelijkbaar kennisniveau zal behalen als een afgestudeerde wo-master. Het panel is van mening dat er onvoldoende tijd beschikbaar is voor inhoudelijke verdieping om deze claim hard te maken. De opleiding doet er in de visie van het panel beter aan om een eigen oriëntatie te volgen en tevens duidelijk te maken waarin een hbo-opleiding verschilt van een wo-master. Ook met een bescheidener pretentie is het heel goed mogelijk een zinvolle invulling aan een hbo-master leraar biologie te geven. Naast de discussie over de aard van de kwalificaties is ook veel aandacht uitgegaan naar de wijze waarop ze vastgesteld worden. Wie bepaalt het niveau? Hoewel er verschillende externe partijen bij de omschrijving van de kwalificaties betrokken zijn, is dat in laatste instantie de opleiding zelf. Hier wreekt zich het ontbreken van landelijke exameneisen. Gebleken is dat de opleiding stappen zet om meer externe overeenstemming over de eindkwalificaties te bereiken. Het panel benadrukt echter dat de opleiding ook op de korte termijn meer werk moet maken van de externe borging van de eindkwalificaties. Ten aanzien van de master (facet 1.2) en de daaraan gerelateerde Dublin-descriptoren heeft het panel zich vooral gericht op de plaats van toegepast (wetenschappelijk) onderzoek binnen de opleiding. Daarbij vallen twee zaken op. Ten eerste is het meeste onderzoek aan de FLOT gericht op de schoolpraktijk en heeft het de vorm van praktijkonderzoek. Vakinhoudelijk onderzoek is zeer beperkt van aard. Ten tweede is het panel niet onder de indruk van de onderzoeksverslagen die ter beoordeling zijn voorgelegd. Het panel adviseert de opleiding dan ook om a) de studenten meer vakinhoudelijk onderzoek te laten doen, en b) meer aandacht te geven aan methodologie.
pagina 3
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
Een aantal van de punten die hierboven genoemd zijn, hebben ook betrekking op het programma. In het curriculum mist het panel expliciete aandacht voor methodologie: een voorwaarde voor het doen van wetenschappelijk verantwoord (toegepast) onderzoek. Het punt van de externe borging van de kwaliteitseisen komt binnen het programma terug als het gaat om toetsen. De toetsen zijn immers de manier om het eindniveau zeker te stellen. Daarom pleit het panel voor een intensievere bemoeienis van de expertisegroep bij de toetsontwikkeling, zeker zo lang er nog geen externe borging is gerealiseerd. De opleiding kan een beroep doen op tien docenten Biologie. Het panel heeft een goede indruk gekregen van het enthousiasme en de betrokkenheid van deze docenten. Uit de cv's blijkt dat een groot deel van de docenten een verbinding tussen opleiding en beroepspraktijk kan leggen. Ook voor het overige is de kwaliteit goed. 90% van de docenten is wetenschappelijk opgeleid, en de opleiding streeft naar het aantrekken van gepromoveerde medewerkers. Voor de nieuwe master zijn drie gepromoveerde docenten beschikbaar. De studenten kunnen gebruik maken van de faciliteiten van de FLOT. De FLOT beschikt over voldoende lokalen en werkplekken en toereikende ICT-voorzieningen. De studenten kunnen gebruik maken van een mediatheek, waar ze online toegang hebben tot een aantal vaktijdschriften. De biologiestudenten kunnen gebruik maken van drie practicumruimtes en een Bio-buitengebied (plantenkas en moestuin). De kwaliteitszorg binnen FLOT is beproefd en ook al bij eerdere accreditaties getoetst. De FLOT hanteert een onderzoekskalender met een verscheidenheid aan externe en interne evaluaties. Medewerkers, studenten en het afnemend beroepenveld worden bij de evaluaties betrokken. Het panel constateert dan ook dat de bouwstenen voor een systematische kwaliteitszorg aanwezig zijn. De financiële onderbouwing van de nieuwe opleiding is in orde. De FLOT is een omvangrijke en gezonde onderneming, die in staat moet worden geacht eventuele aanloopverliezen te dekken. Bovendien zijn de investeringen beperkt, aangezien de faciliteiten voorhanden zijn en aangezien de docenten reeds werkzaam zijn bij de FLOT. Tot slot constateert het panel dat een aantal van de bevindingen die in dit rapport zijn verwoord, niet uniek zijn voor de nieuwe master Biologie van de FLOT. Bij alle nieuwe leraaropleidingen met een mastertitel speelt het aspect van externe borging. Het ontbreken van landelijke (examen)eisen vormt een ernstige omissie, waarvoor centraal een oplossing moet worden gevonden. Het panel adviseert de NVAO dan ook om stappen te ondernemen om dit probleem onder de aandacht van de bevoegde instanties te brengen.
pagina 4
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
Het panel adviseert de NVAO op grond van bovenstaande bevindingen om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding Leraar Biologie van Fontys Lerarenopleidingen Tilburg. Den Haag, 2 april 2008 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding Leraar Biologie van Media Academie
Mevrouw drs. N.Ginjaar-Maas (voorzitter)
pagina 5
Drs. E.J. van der Spek (secretaris)
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
2 Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel De criteria uit het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van de NVAO d.d. 14 februari 2003 liggen ten grondslag aan dit rapport. Op 11 januari 2008 heeft de NVAO het verzoek om toetsing van de nieuwe hbo-masteropleiding Leraar Biologie ontvangen. Aan de hand van de ingezonden stukken heeft het panel zich een indruk van de opleiding gevormd. Op 22 februari 2008 is het panel voor de eerste keer bijeengekomen. Tijdens deze bijeenkomst zijn de bevindingen ten aanzien van de aanvraag besproken. Verder heeft het panel een aantal vragen geformuleerd om de aanvraag te verduidelijken. Deze vragen zijn op 29 februari verzonden aan de Fontys Lerarenopleiding Tilburg. Het panel heeft op 10 maart een antwoord op een aantal van deze vragen ontvangen, plus een aantal aanvullende documenten (zie voor een overzicht bijlage 3, Overzicht van relevante documenten). Op 14 maart 2008 heeft het panel een bezoek gebracht aan de opleiding Master leraar Biologie in Tilburg. Het panel spreekt zijn waardering uit over de goed voorbereide en hartelijke ontvangst en de constructieve gedachtewisseling tijdens het locatiebezoek. Tijdens die bezoek is gesproken met vertegenwoordigers van de Raad van Bestuur en het opleidingsmanagement, docenten, de Expertisegroep Toetsing en vertegenwoordigers uit het werkveld. Zie voor meer informatie bijlage 2, Programma locatiebezoek. De secretaris van het panel heeft een conceptadviesrapport opgesteld. Dit rapport is gebaseerd op het informatiedossier van de opleiding en op de informatie die tijdens het locatiebezoek is gegeven. De oordelen van het panel over deze informatie zijn in dit rapport verwerkt. In het advies zijn aan de hand van de uitkomsten per facet beargumenteerde oordelen per onderwerp gegeven. Het concept is voorgelegd aan de panelleden en hun commentaar is in de definitieve versie verwerkt. De definitieve tekst is vastgesteld op 2 april 2008.
2.2 Opbouw paneladvies Kern van het voorliggende advies is hoofdstuk 4, waarin de neerslag van de feitelijke toetsing is vastgelegd. Het panel heeft de opleiding getoetst aan de hand van de zes onderwerpen en de negentien facetten uit het Toetsingskader Nieuwe Opleidingen. Per facet geeft het panel een korte samenvatting van de informatie die door de opleiding is aangeleverd ('Bevindingen'), gevolgd door de visie van de panelleden op dit facet ('Overwegingen'). De overwegingen monden uit in een conclusie, waarin het panel aangeeft of het facet in kwestie voldoende of onvoldoende is vormgegeven door de opleiding. Daarnaast geeft het panel een samenvattend oordeel per onderwerp. In hoofdstuk 5 is bovendien een schematische weergave van de beoordeling opgenomen.
pagina 6
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
Hoofdstuk 4 wordt voorafgegaan door een algemene beschrijving van de opleiding en de instelling in hoofdstuk 3. Tot slot is aan het advies een aantal bijlagen toegevoegd met onder meer informatie over de samenstelling van het panel, het programma van het locatiebezoek, vragen aan de opleiding en een overzicht van de geraadpleegde stukken.
pagina 7
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Locatie(s) Variant
Nederland Fontys Hogescholen Master leraar Biologie master hbo Tilburg deeltijd
3.2 Profiel instelling Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) verzorgt lerarenopleidingen op bachelor (tweedegraads) en master (eerstegraads) niveau. Deze opleidingen hebben betrekking op de algemene schoolvakken in het vo en bve. Ze worden gegeven in voltijd-, deeltijd-, en duale trajecten. De bacheloropleidingen zijn toegankelijk voor instromers uit havo, vwo, bve en vergelijkbare vooropleidingen, alsmede voor zij-instromers. Doelgroep voor de masteropleidingen zijn studenten met een tweedegraads diploma in het desbetreffende vak. FLOT verzorgt bachelor- en masteropleidingen in twaalf vakken: aardrijkskunde, algemene economie, bedrijfseconomie, Duits, Engels, Frans, geschiedenis, maatschappijleer, natuurkunde, Nederlands, scheikunde, Spaans en wiskunde. Voor de vakken biologie, gezondheidszorg en welzijn, en techniek, worden uitsluitend bachelor-opleidingen aangeboden. De bachelorprogramma’s duren vier jaar. De (deeltijd-)masterprogramma’s omvatten 90 EC’s en zijn verdeeld over drie studiejaren. De directie van FLOT bestaat uit een directeur en twee adjunct-directeuren. De organisatie is opgedeeld in acht resultaatverantwoordelijke teams. Zes van deze teams zijn gericht op het verzorgen van onderwijs voor de zestien bacheloropleidingen en het masterteam verzorgt de twaalf masteropleidingen. De meeste medewerkers van het masterteam werken eveneens in een van de bacheloropleidingen en zijn dus tevens lid van een van de teams 1 t/m 6. Het vakgebied Biologie is ondergebracht bij het team Biologie/Gezondheidszorg en Welzijn. Daarnaast beschikt FLOT over een expertisecentrum. Hierbij is het ontwikkelen van vernieuwingen en leerprocessen belegd. Zowel de uitvoerende teams binnen FLOT als externe organisaties kunnen terecht bij het expertisecentrum. Het centrum bestaat uit zeven expertisegroepen. De groepen zijn verantwoordelijk voor de onderwijsontwikkeling op hoofdlijnen en adviseren het MT over de uitvoering van het curriculum . De FLOT wordt ondersteund door twee adviesraden: De Wetenschappelijke Adviesraad voor de masteropleidingen van FLOT. Deze adviesraad heeft als functie het masterniveau van de opleidingen te monitoren. De raad bestaat uit vertegenwoordigers van Nederlandse en buitenlandse universiteiten en een vertegenwoordiging van lectoren van Fontys Hogescholen.
pagina 8
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
De Raad van Advies VO, waarin rectoren uit het voortgezet onderwijs en directeuren van andere lerarenopleidingen vertegenwoordigd zijn.
3.3 Profiel opleiding De hbo-master Leraar Biologie is een driejarige opleiding, gericht op tweedegraads leraren die zich vakinhoudelijk en algemeen professioneel willen verdiepen. De opleiding bestaat uit twee componenten. Het eerste deel is de vakinhoudelijke verdieping, waarin 55 van het totale aantal van 90 studiepunten te behalen zijn. Het gaat daarbij om een intensieve verdieping van vakkennis, vakvaardigheden en vakdidactiek. De tweede component is het algemeen beroepsvoorbereidend deel, dat 35 studiepunten omvat. Het algemene beroepsvoorbereidende deel is voor alle lerarenopleidingen binnen FLOT gelijk. Dit deel bevat de cursus Algemene professionele vorming (APV), de inleiding onderzoek, het onderzoek in de schoolpraktijk en de stage. Bij de vakinhoudelijke verdieping gaat het in de eerste plaats om de ontwikkeling van de leraar biologie tot vakspecialist. Daarbij hoort dat de leraar op de hoogte is van de ontwikkelingen in zijn beroepenveld en op wetenschappelijk niveau kan communiceren met vakgenoten. Hij heeft kennis en inzicht van het vak biologie in de volle breedte; de opleiding noemt met name de vakonderdelen celbiologie, moleculaire biologie, biotechnologie, stofwisselingsfysiologie, evolutie, ecologie, microbiologie en medische biologie. De vakinhoudelijke verdieping omvat ook de nodige aandacht voor (toegepast) onderzoek en andere toepassingen van het vak in de dagelijkse praktijk van het onderwijs. De leraar is in staat om te reflecteren op zijn eigen vak en over de grenzen van dat vak heen te kijken. Hij kan een bijdrage leveren aan vakwerkplannen en aanpassingen van het curriculum. Naast het vakinhoudelijke deel bevat elke master een algemeen beroepsvoorbereidend deel, dat 35 studiepunten omvat. Dit deel bevat de cursus Algemene professionele vorming (APV), de inleiding onderzoek, het onderzoek in de schoolpraktijk en de stage. De Algemene professionele vorming (6 studiepunten) is gericht op verdieping van kennis en vaardigheden op wetenschapstheoretisch, gedragswetenschappelijk, leerpsychologisch en schoolorganisatorisch gebied. De stage (12 punt) omvat het verzorgen en begeleiden van onderwijs in de Tweede fase. Bij studenten die al in het onderwijs werkzaam zijn, is de werkplek van de student in beginsel ook zijn stageplek. Het onderzoek schoolpraktijk (17 studiepunten) tot slot behelst een omvangrijk onderzoek in de klas of de school, gerelateerd aan de Tweede fase havo/vwo, inclusief analyse en toepassing van de resultaten. Nieuwe opleiding voor Nederland c.q. voor de instelling Voor FLOT is de masteropleiding Leraar biologie nieuw; de opleiding wil hier in het studiejaar 2008-2009 mee starten. FLOT verzorgt al wel een bacheloropleiding Leraar biologie. De enige andere hogeschool in Nederland die een masteropleiding leraar Biologie aanbiedt, is het Instituut Archimedes in Utrecht. Ook daar gaat het om een deeltijdopleiding (90 ects). Studieomvang De totale studielast bedraagt 90 ects. De master wordt als driejarige deeltijdopleiding aangeboden. Graad
pagina 9
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
Aan afgestudeerden van de opleiding zal de graad Master of Education in Biologie worden verleend.
pagina 10
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen, eveneens per facet, een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel.
4.1 Doelstellingen opleiding Voor de beschrijving van de doelstellingen wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3.3. 4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen De Masteropleidingen in Education sluiten aan bij het Beroepsprofiel Leraar Secundair Onderwijs (VSLPC/CIBB, 1995) en De Startbekwaamheden Leraar Secundair Onderwijs (oktober 1999). Op basis hiervan heeft de FLOT het visiedocument Profielschets Eerstegraads Leraar (Van docent naar coach II, juli 2005) opgesteld. Deze profielschets bevat eindkwalificaties die voor alle masteropleidingen gelden. Deze kwalificaties zijn aangevuld met vakspecifieke eindkwalificaties (zie Aanvraagdossier, blz. 13-14). Bij de ontwikkeling van de domeinspecifieke kwalificaties is rekening gehouden met de ontwikkelingen binnen het bètaonderwijs, zoals geformuleerd in het examenprogramma van 2010. De uitwerking van de domeinspecifieke kwalificaties is gevalideerd door deze te koppelen aan het CEVO Biologie examenprogramma vwo. Externe eerstegraadsdocenten Biologie en universitaire vakgenoten zijn hierbij betrokken. Overwegingen Het panel heeft tijdens de site visit uitgebreid met de betrokken groeperingen gesproken over de beoogde eindkwalificaties. Daarbij spitst de discussie zich toe op de relatie tussen deze eindkwalificaties en die van een wo-master. In de aanvullende informatie die de opleiding heeft gegeven (‘Veertien panelvragen met antwoorden’), zegt de opleiding hierover het volgende: De opleidingen onderscheiden zich vooral van elkaar door een oriëntatieverschil: de hbo-master richt zich op de beroepspraktijk van de docent vho. Het toegepast onderzoek dat verricht wordt binnen de hbo-master is direct toepasbaar in de praktijk van de docent vho, dit in tegenstelling tot het fundamentele onderzoek dat plaatsvindt in de wo-masteropleiding. Voor zover er sprake is van een verschil in vakinhoudelijk niveau, zal dat vooral specialistische kennis op deelterreinen van de biologische wetenschap betreffen. (…) De kennisbasis van de hbo-master is zeer breed als gevolg van de jarenlange aandacht voor het vak en de vakdidactiek van de biologie in de bacheloropleiding.
pagina 11
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
Uit de studiepunten die in de bachelor- en aansluitend in de masteropleiding aan beroepsvoorbereiding worden besteed, blijkt dat in kwantitatief opzicht de beroepsvoorbereiding goed aan de maat is. Globaal kan ons inziens gesteld worden dat een afgestudeerde hbo-master een vergelijkbaar kennisniveau zal behalen als een afgestudeerde wo-master.
Het is met name deze laatste claim waarmee het panel moeite heeft. Het panel is van mening dat de tijd die zowel in de bachelorfase als in de masterfase beschikbaar is voor inhoudelijke verdieping, verschilt van de tijd die hiervoor in een wo-master staat. Ook de aard van het curriculum maakt het in de visie van het panel niet mogelijk om de gestelde claim hard te maken. Het is overigens de vraag hoe erg dat is. Zoals de opleiding zelf ook stelt, hebben hbo- en wo-masteropleidingen beide een eigen plaats en een eigen oriëntatie. Ook met een bescheidener pretentie is het heel goed mogelijk een zinvolle invulling aan een hbo-master leraar biologie te geven. Het panel pleit echter wel voor meer duidelijkheid in deze. Het panel constateert wel dat het verschil tussen wo- en hbo-master in de praktijk geen problemen oplevert. Beide categorieën afgestudeerden doen hetzelfde werk en accepteren elkaar als collega’s. Ook de schoolleiders die het panel gesproken heeft, hadden geen uitgesproken voorkeur voor wo- boven hbo-afgestudeerden. Een tweede punt van zorg waarop de discussie zich toespitst, is de controle c.q. de borging van de eindkwalificaties. Zo lang er geen landelijke exameneisen zijn, controleert de opleiding in wezen zichzelf. Daarbij is er weliswaar overleg met verschillende universiteiten die ook vertegenwoordigd zijn in de Wetenschappelijke Adviesraad van de FLOT, maar toch constateert het panel dat er geen ‘harde’ externe controle op de eindkwalificaties is. In het gesprek met de Expertisegroep Toetsing bleek wel dat de opleiding stappen zet om meer externe overeenstemming over de eindkwalificaties te bereiken. Bij de talenopleidingen is sprake van een Europees kwalificatieraamwerk. Het doel hiervan is de vergelijking van competenties van individuen tussen landen of onderwijssystemen te vergemakkelijken. Daarnaast biedt het een kader voor de erkenning van eerder verworven competenties. Op termijn zal dit Europese raamwerk ook door de andere lerarenopleidingen gebruikt kunnen gaan worden. Bovendien hebben de samenwerkende lerarenopleidingen een commissie ingesteld die de kennisbasis voor de opleidingen gaat vastleggen. Voor de bachelor is dat al gebeurd, ook voor de master zijn er plannen. Het panel juicht deze ontwikkeling toe, maar benadrukt dat de opleiding ook op de korte termijn meer werk moet maken van de externe borging van de eindkwalificaties. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
pagina 12
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
4.1.2
Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen De opleiding heeft de Dublin-descriptoren verwerkt in de formulering van de eindkwalificaties. In algemene zin heeft FLOT in 2005 het masterniveau in de eindkwalificaties onderbouwd in de Verantwoording van het masterniveau van de eindkwalificaties: de relatie tussen de generieke eindkwalificaties van de LAV-1 opleiding en de Dublin-descriptoren. Deze onderbouwing werd tijdens de NQA-visitatie in 2005 als solide omschreven. Volgens dezelfde systematiek heeft de opleiding ook de vakspecifieke eindkwalificaties gerelateerd aan de Dublin-descriptoren. Op blz. 16-17 van het aanvraagdossier is een overzicht gegeven waarin de het verband tussen de eindkwalificaties en de Dublindescriptoren duidelijk wordt gemaakt. Overwegingen Het panel is van mening dat de opleiding de relatie tussen de eindkwalificaties en de Dublindescriptoren goed heeft omschreven. Desondanks ziet het panel een aantal punten van zorg, die ook tijdens de site visit uitgebreid aan de orde zijn geweest. Deze zorgpunten spitsen zich toe op de Dublin descriptoren ‘Toepassen kennis en inzicht’ (de wijze waarop binnen de opleiding vormgegeven wordt aan onderzoek), ‘Oordeelsvorming’ (waarbij onder andere de ethische oordeelsvorming een rol speelt) en ‘Communicatie’. Allereerst het onderzoek. Het panel acht het van groot belang dat toekomstige docenten in staat zijn om vwo-leerlingen in de bovenbouw voor te bereiden op de universiteit. Dat betekent onder meer dat zij zelf goed moeten weten hoe onderzoek in zijn werk gaat en op welke wijze wetenschappelijke kennis tot stand komt. De beste manier om dit te realiseren is door zelf onderzoek te doen. Het meeste onderzoek dat de studenten aan de FLOT doen, is gericht op de schoolpraktijk. Vragen van de scholen waarop de studenten werkzaam zijn, vormen veelal het uitgangspunt. Vakinhoudelijk onderzoek is beperkt van aard. Hoewel de opleiding aangeeft veel belang aan onderzoek te hechten, komt dit niet terug in het curriculum. Er is bijvoorbeeld slechts beperkt aandacht voor methodologie. Het panel heeft een aantal onderzoeksverslagen (van masterstudenten Scheikunde) bekeken en was niet onder de indruk van de (methodologische) kwaliteit. Het panel adviseert de opleiding dan ook om a) de studenten meer vakinhoudelijk onderzoek te laten doen, en b) meer aandacht te geven aan methodologie. Ethiek speelt een steeds grotere rol in discussies over bio(techno)logische ontwikkelingen. Het is daarom van belang dat toekomstige docenten goed zijn voorbereid om met hun leerlingen op een verantwoorde wijze over ethische thema’s te spreken. De opleiding geeft aan dat ethische kwesties binnen het curriculum met name aan bod komen tijdens de cursussen evolutie en biotechnologie. De opleiding wil de docenten opleiden tot ‘maatschappelijk verantwoorde ondernemers’, die bijvoorbeeld ook discussies over duurzaamheid moeten kunnen begeleiden. Bovendien is er onlangs een lector ethiek aangesteld, van wiens expertise de masteropleiding Biologie gebruik kan gaan maken. Het panel is positief over deze ontwikkeling.
pagina 13
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
Het panel constateert dat de opleiding (gezien het curriculum) veel waarde hecht aan communicatieve vaardigheden. Toch ziet het panel (wetenschaps)communicatie niet als zodanig terugkomen in het programma. De opleiding stelt dat wetenschapscommunicatie een onderdeel vormt van zowel APV als van het vakinhoudelijk onderzoek. Gezien het belang van communicatieve vaardigheden geeft het panel de opleiding in overweging om dit onderwerp een zwaardere invulling te geven. Communicatieve vaardigheden specifiek gericht op het communiceren over wetenschappen met vakgenoten vragen een andere benadering dan communicatieve vaardigheden gericht op het brede publiek. Dit onderscheid moet voldoende tot uiting komen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende, met als kanttekening dat onderzoek en methodologie meer gewicht zouden moeten krijgen. 4.1.3
Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in hbo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. – Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of samenhangend spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire organisatie waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen De beroepsrollen uit de opleidingskwalificaties sluiten aan bij de taken van de leraar in de Tweede fase van het voortgezet onderwijs. Het NQA-panel heeft in 2005 aangegeven dat de eindkwalificaties beroepsgericht zijn en tevens gericht zijn op multidisciplinariteit. Tevens constateerde het panel dat de beroepsgerichtheid van de opleiding voldoende geborgd wordt door de Raad van Advies VO. Deze raad speelt een belangrijke rol bij de actualisatie en kwaliteitsborging van de opleidingskwalificaties. De Masteropleiding leraar Biologie leidt op tot eerstegraads leraar VHO in het vak biologie en sluit aan op het opleidingsprofiel in het kaderdocument Van docent naar coach II, dat weer aansluit op de SBL-kwalificaties. De masteropleiding Biologie sluit hiermee aan op het operationele en gevalideerde curriculum van de overige masteropleidingen. Bij de ontwikkeling van de domeinspecifieke kwalificaties is een aantal externe vakinhoudelijke experts betrokken geweest., onder meer de leden van de Klankbordgroep. Hun op- en aanmerkingen zijn verwerkt in het concept curriculum. Intern zijn de Wetenschappelijke Adviesraad en de Raad van Advies VO geraadpleegd, evenals twee docenten uit het masterteam. De genoemde externe en interne adviseurs zullen betrokken blijven bij de ontwikkeling van het nieuwe curriculum tot de studiegids definitief is vastgesteld. Overwegingen De opmerkingen die bij facet 1.1, Domeinspecifieke eisen, zijn gemaakt, zijn ook op dit facet van toepassing. Enerzijds is het panel er van overtuigd dat de opleiding de domeinspecifieke eindkwalificaties voldoende heeft afgestemd met collega-opleidingen en
pagina 14
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
experts. Anderzijds blijft het probleem spelen dat de eindkwalificaties niet voldoende extern geborgd zijn. Aangezien de overwegingen over dit punt al voldoende bij facet 1.1 zijn besproken, beperkt het panel zich tot het advies om ook voor de kortere termijn te zorgen voor een zwaardere externe borging van de eindkwalificaties. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
pagina 15
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
4.1.4
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding Het panel beoordeelt de drie facetten van het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ als voldoende. Ook het onderwerp zelf is daarmee voldoende.
pagina 16
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
4.2
Programma Zoals aangegeven bestaat het programma uit een algemeen deel, dat voor alle masteropleidingen gelijk is, en een vakspecifiek deel. Het algemene deel omvat 35 studiepunten, het vakspecifieke deel 55. Het programma is in principe verdeeld over drie jaar. Ook de studiepunten zijn gelijk verdeeld over deze drie jaar. Het algemene deel bestaat uit het vak Algemeen professionele vorming, de stage en het onderzoek schoolpraktijk. Het vakspecifieke deel – de vakinhoudelijke verdieping – bestaat uit de volgende vakken: Biotechnologie Celbiologie Ecologie Evolutie Filosofie van de biologie Medische biologie Microbiologie Moleculaire biologie Natuur, leven en technologie Stofwisselingstechnologie Vakdidactiek Vakinhoudelijk afstudeeronderzoek Wiskunde Het curriculum is gebaseerd op de examenprogramma's voor havo en vwo; daarnaast hebben belangrijke ontwikkelingen binnen de biologie een rol gespeeld, evenals de aanwezige expertise binnen de vakgroep en de curricula van andere biologieopleidingen. Het programma bevat twee overkoepelende thema's die in alle drie de jaren terugkomen: biotechnologie en evolutie. De meeste vakken worden gegeven in een combinatie van hoor- en werkcolleges. Ze worden vrijwel alle afgesloten met een theorie-examen. Daarnaast moeten de studenten regelmatig werkstukken maken en presentaties houden. Ook veldwerk vormt soms een onderdeel van het programma.
4.2.1
pagina 17
Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding. – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. – Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
Bevindingen De masteropleiding leraar Biologie is op dezelfde wijze ingericht als de overige eerstegraads opleidingen van FLOT. Vanuit het beroepsprofiel is een opleidingsprofiel opgesteld dat weer is vertaald in leerdoelen en -taken in het onderwijsprogramma. Deze zijn vastgelegd in de studiegids. Het NQA-panel dat de lerarenopleidingen van FLOT in 2005 heeft beoordeeld, heeft zich positief uitgesproken over het facet Eisen hbo. Het panel was van mening dat de opleiding voldoende actueel materiaal hanteert, dat de opleidingen studiemateriaal hanteren dat ontleend is aan de beroepspraktijk en dat er aantoonbare verbanden met de beroepspraktijk zijn. De opleiding geeft aan dat het domeinspecifieke programma van de opleiding Biologie aansluit bij de actuele ontwikkelingen in het vakgebied en het beroepenveld. De ontwikkelingen in de discipline zijn herkenbaar in het opleidingsprogramma en worden gereflecteerd in het gebruik van recente wetenschappelijke peer reviewed publicaties. Voor de vakopleiding maakt men gebruik van Engelstalige studieboeken die ook aan de universiteiten worden gebruikt. De studiegids geeft hiervan een overzicht. Overwegingen Het panel is van mening dat de vakliteratuur van een goed niveau is. Belangrijk is wel op welke wijze de literatuur in het onderwijs wordt toegepast. In dit verband nam het panel met enige zorg kennis van een docent die drie artikelen liet verwerken in een onderzoeksposter, zonder de artikelen zelf gelezen te hebben. Dat roept vragen op ten aanzien van de toetsing. Het panel heeft deze vragen besproken met de Expertisegroep toetsing. Deze groep gaf aan dat de docenten c.q. de opleidingscoördinatoren zelf de toetsen maken. Daarbij hanteren ze de eisen die vastgelegd zijn in het programma, waarin voor elke module is aangegeven aan welke eisen op het niveau van kennis, inzicht en vaardigheden de studenten moeten voldoen. Het is de rol van de expertisegroep is om de toetsen te beoordelen en het niveau te bewaken. In dit verband adviseert het panel een intensievere bemoeienis van de expertisegroep bij de toetsontwikkeling voor de nieuwe master. In het kader van kennisontwikkeling ziet het panel een positieve ontwikkeling in het aantrekken van gepromoveerde medewerkers. Het panel constateert daarnaast dat docenten deelnemen aan kennisuitwisseling en netwerken en dat ze publiceren. Maar deze samenwerking op individueel niveau kan niet in de plaats komen van een structurele samenwerking met de instanties waar kennis wordt ontwikkeld, dus de universiteiten. Het panel heeft geconstateerd dat er plannen zijn om deze samenwerking te ontwikkelen, maar benadrukt dat deze plannen niet mogen blijven steken in goede voornemens. Het panel adviseert de opleiding hier op korte termijn werk van te maken. Ten aanzien van de relatie met de beroepspraktijk is het panel positief. De studenten zijn allen werkzaam op scholen. Bovendien vormen de vragen van de scholen veelal het materiaal voor onderzoek. De relatie met de beroepspraktijk vormt dan ook een sterk punt van de hbo-master leraar Biologie. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
pagina 18
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Ook voor dit punt geldt dat de masteropleiding leraar Biologie voor wat betreft de Algemene beroepsvoorbereidende component aansluit bij het programma dat geldt voor alle masteropleidingen van FLOT. In het domeinspecifieke programma zijn de leerdoelen van de cursussen gekoppeld aan de beroepsrollen en de daarbij behorende eindkwalificaties. De relatie tussen beroepsprollen en eindkwalificaties enerzijds en de cursussen anderzijds is weergegeven in een schema in het aanvraagdossier (blz. 24). Het aanvraagdossier bevat tevens een schema waarin de werkvormen per cursus zijn weergegeven (blz. 25). Hoorcolleges, werkcolleges, zelfstudie, practica, projecten, onderzoek, literatuurstudie en andere werkvormen worden hierin afgewisseld. Dit schema geeft tevens per cursus aan op welke wijze de toetsing geregeld is. Overwegingen Hoewel de relatie tussen de eindkwalificaties en het programma op papier duidelijk zijn aangegeven, heeft het panel hier vragen bij. Zoals al bij facet 1.1 is aangegeven zijn de eindkwalificaties nogal hoog en ambitieus. Het panel betwijfelt of het mogelijk is om in een tweejarige deeltijdopleiding de geformuleerde eindkwalificaties met dit programma te behalen. Deze twijfels zijn tijdens het bezoek aan de opleiding niet weggenomen. Meer concreet mist het panel in het curriculum expliciete aandacht voor methodologie. Het panel is van mening dat de studenten voldoende in staat moeten zijn om zowel onderzoek in de schoolpraktijk als vakinhoudelijk onderzoek te doen (zie ook de overwegingen bij facet 1.2). Docenten moeten in staat zijn om studenten te leren hoe kennis tot stand komt en hoe je onderzoek doet. Ook voor de toetsen geldt dat het aanvraagdossier hierover duidelijk is, maar dat het van groot belang is hoe de toetsen in de praktijk worden ingevuld. In dit verband herhaalt het panel nog eens zijn advies over een intensievere bemoeienis van de Expertisegroep toetsing bij de totstandkoming van de toetsen. Daarnaast ziet het panel hier een rol weggelegd voor de Wetenschappelijke Adviesraad. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
pagina 19
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen De opleiding streeft naar verschillende vormen van samenhang. Inhoudelijke verticale samenhang komt tot uiting in de toenemende complexiteit, de volgtijdelijkheid van de programmaonderdelen en het werken met thema's. Evolutie vormt een overkoepelend thema voor de cursussen evolutie, ecologie, medische biologie en microbiologie. Biotechnologie vormt een overkoepelend thema voor de cursussen celbiologie, moleculaire biologie, stofwisselingsfysiologie en biotechnologie. Daarnaast is er sprake van inhoudelijke horizontale samenhang. Daarin onderscheidt de opleiding samenhang tussen theorie en praktijk, samenhang tussen vakinhoud en didactiek en samenwerking tussen verwante opleidingen. Dit laatste is onder meer aan de orde in het vak NLT (Natuur, leven en technologie), waaraan studenten uit verschillende vakken deelnemen. Overwegingen De opleiding hanteert en bevordert verschillende vormen van samenhang. De overkoepelende thema's (evolutie en biotechnologie) brengen verschillende belangrijke biologische deelvakken bij elkaar. Ook de samenhang c.q. samenwerking tussen verwante vakken krijgt veel aandacht. De FLOT werkt ondermeer met vakinhoudelijke expertisegroepen, waar natuurkunde, scheikunde en biologie bij elkaar worden gebracht. Ook in projecten werken verwante vakken regelmatig samen, zoals rond het examenthema Natuur, leven en techniek. Hierbij werken biologiestudenten samen met studenten natuurkunde, scheikunde, wiskunde en aardrijkskunde. Op het niveau van het curriculum kan in de visie van het panel nog meer samenhang worden aangebracht, bijvoorbeeld door meer expliciet aandacht te geven aan methodologie (zie ook facet 2.2). Ook aandacht voor ethiek (bijvoorbeeld als onderdeel van wetenschapsfilosofie) kan helpen om de samenhang voor de studenten te verduidelijken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen De gemiddelde studielast voor de gemiddelde student bedraagt 20 uur per week. De studielast is evenwichtig gespreid over de drie jaar dat de opleiding duurt. In het eerste jaar is het aantal contacturen het hoogste. In het tweede jaar is de schoolstage gepland, in het derde jaar het onderzoek in de schoolpraktijk en het vakinhoudelijk onderzoek. In beginsel kan elke student een voor zijn omstandigheden efficiënte leerroute volgen. De opleiding is zo georganiseerd dat de studievoortgang zo veel mogelijk wordt bevorderd. Zo wordt iedere studiejaar elke toets minimaal twee keer aangeboden. Studenten krijgen
pagina 20
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
binnen vijftien werkdagen terugkoppeling op toetsen of opdrachten. Zo nodig kan het studietempo aangepast worden aan het persoonlijke ontwikkelingsplan van de student. Overwegingen De FLOT heeft ruime ervaring in het begeleiden van studenten in de masterfase die al werkzaam zijn als leraar. De opbouw van het programma is helder en wordt duidelijk gecommuniceerd aan de studenten. De gefaseerde aanpak, waarbij het aantal contacturen in het eerste jaar het hoogste is, is goed doordacht. Bovendien zijn er voldoende mogelijkheden om in te spelen op studenten die vanwege leermoeilijkheden of persoonlijke omstandigheden een aangepast programma of tempo nodig hebben. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende deelnemers: bachelor en eventueel inhoudelijke selectie. Bevindingen Voor alle belangstellenden wordt een intakeprocedure doorlopen. Instromende deelnemers moeten in principe beschikken over een tweedegraads of bachelordiploma in hetzelfde vak. Voor deelnemers met een universitaire opleiding in hetzelfde vak kan een persoonlijk ontwikkelingsplan worden opgesteld dat vrijstellingen kan bevatten op grond van eerder verworven competenties. Overwegingen De intakeprocedures zijn duidelijk omschreven. De toegangseisen sluiten aan op de bacheloropleidingen. Wel heeft het panel gevraagd naar de mate waarin mbo-ers via de bacheloropleidingen doorstromen naar de master. De opleiding geeft echter aan dat de instroom in de bacheloropleidingen overwegend bestaat uit havo- of vwo-leerlingen met een N-profiel (meestal Natuur en gezondheid). De situatie dat mbo-ers een master behalen en les geven aan leerlingen in de bovenbouw van het vwo, doet zich dus vrijwel niet voor. Het panel heeft ook gevraagd waarom de opleiding niet de eis stelt dat instromers drie of meer jaren leservaring hebben. Deze eisen worden door andere lerarenopleidingen op masterniveau soms wel gesteld. Het voordeel is dan dat de opleiding minder aandacht aan didactiek zou hoeven te geven en zich meer op de vakinhoud zou kunnen richten. De opleiding geeft echter aan dat de aandacht voor didactiek in de masterfase specifiek gericht is op de bovenbouw en de beroepsvoorbereiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6
pagina 21
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: Professionele master met minimaal 60 studiepunten.
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
Bevindingen De studielast van de opleiding bedraagt 90 ects. De studieduur kan ingekort worden op grond van eerder verworven competenties. De studielast is als volgt verdeeld over de verschillende onderdelen van het opleidingsprogramma:
Algemene professionele vorming Stage Onderzoek schoolpraktijk Vakinhoudelijk verdieping
ects 6 12 17 55
uur studiebelasting 168 336 476 1540
Overwegingen en conclusie Het panel constateert dat de opleiding ruimschoots voldoet aan de formele eisen en beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
Samenvattend oordeel onderwerp 2, Programma Het panel beoordeelt alles zes facetten van het onderwerp Programma als voldoende; ook het onderwerp als geheel is daarmee voldoende.
pagina 22
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
4.3 Inzet personeel 4.3.1
Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen De opleiding kan een beroep doen op tien docenten Biologie. Voor een deel zijn deze docenten betrokken geweest bij masterteam (curriculumontwikkeling), voor het overige zijn het vakdocenten Biologie van de FLOT die toe willen treden tot het kernteam van de nieuwe master. Het panel heeft inzage gekregen in de cv's van deze docenten. Uit deze cv's blijkt dat een groot deel van de docenten een verbinding tussen opleiding en beroepspraktijk kan leggen. Zo heeft 30% van de potentiële docenten recente werkervaring in de beroepspraktijk, terwijl 70% onderzoekservaring in het beroepsdomein heeft. Daarnaast zijn de meeste docenten betrokken bij het begeleiden van praktijkonderzoek en van stages. Overwegingen Tijdens de site visit heeft het panel kennis kunnen maken met een aantal van de beoogde docenten. Het panel heeft een goede indruk van deze docenten gekregen en waardeert het enthousiasme van het nieuw aan te treden team. Hoewel de werkervaring niet gelijkelijk is verdeeld, is er voldoende werk-, les- en onderzoekservaring in het team aanwezig. Het panel acht het team als geheel goed in staat een verbinding te leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen Voor de uitvoering van het programma is een vaste groep kerndocenten beschikbaar. Dit zijn deels vakdocenten, deels docenten die de onderdelen Algemene Professionele Vorming en Voorbereiding onderzoek verzorgen. Deze docenten maken deel uit van het masterteam, waarvan de dagelijkse leiding berust bij de teamleider. Ook een docent Onderzoek voor onderwijs maakt deel uit van het masterteam. De opleiding gaat uit van een docent-studentratio van 1:25. In het eerste jaar wordt een inschrijving van ongeveer 25 studenten verwacht. Dat betekent dat per studiejaar 1 fte aan formatie wordt begroot. Voor studiebegeleiding (in engere zin) wordt vier uur per student begroot. Overwegingen Voor de nieuwe master is in totaal één formatieplaats beschikbaar. Dat is op zich voldoende voor de 25 studenten die de opleiding verwacht. Een bezwaar is wel dat deze ene
pagina 23
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
formatieplaats 'opgeknipt' moet worden over een groot aantal docenten. Dat brengt het risico van versnippering met zich mee, waardoor de samenhang binnen het programma onder druk kan komen te staan. Daar staat tegenover dat de docenten ook vaak al binnen andere verbanden (bijvoorbeeld bij de bachelor Leraar biologie) samenwerken. Het panel verwacht dan ook dat de bewaking van de samenhang binnen het programma niet voor grote problemen zal zorgen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen De cv’s geven inzicht in de kwalificaties van de docenten, zowel op vakinhoudelijk als op didactisch niveau. 90% van de docenten is wetenschappelijk opgeleid, hoewel slechts de helft in de biologie. 30% (dus drie) van de docenten is gepromoveerd, van wie één in de biologie. 40% van de docenten publiceert, 30% is lid van een kenniskring en 80% onderhoudt contacten met universitaire instellingen. De FLOT stimuleert het op peil houden van de kwaliteit van de docenten met een scholingsplan en met competentiemanagement. Overwegingen Het panel heeft inzage gehad in de cv's van de docenten. Op basis van deze cv's concludeert het panel dat de kwaliteit van de docenten goed is. Tijdens de site visit heeft het panel zich nader georiënteerd op de wijze waarop de docenten hun vakkennis bijhouden. Hiervoor heeft elke docent 15% van zijn werktijd beschikbaar; de meeste docenten besteden hier echter meer tijd aan. De docenten volgen een aantal sites op internet, lezen vaktijdschriften en boeken op hun terrein, bezoeken studiedagen en congressen. Een aantal van hen publiceert ook. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
4.3.4
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel Het panel beoordeelt alle drie facetten van het onderwerp 'Inzet Personeel' als voldoende; ook het onderwerp zelf is daarmee voldoende.
pagina 24
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
4.4 4.4.1
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen De studenten kunnen gebruik maken van de faciliteiten van de FLOT. De FLOT beschikt over voldoende lokalen en werkplekken en toereikende ICT-voorzieningen. De studenten hebben toegang tot een mediatheek, die onlangs gemoderniseerd is. Specifiek voor de biologiestudenten beschikt de opleiding over drie practicumruimtes. Voor buitenactiviteiten kan gebruik gemaakt worden van het Bio-buitengebied (plantenkas en moestuin). Ten slotte maakt de masteropleiding gebruik van (medisch-) biologische laboratoria van de Fontysopleiding Applied science in Eindhoven. Overwegingen Aan de hand van een rondleiding heeft het panel zich een indruk kunnen vormen van de faciliteiten van de FLOT. Het panel heeft een bezoek gebracht aan de practicumruimtes en de het buitengebied. Daarnaast heeft het panel de werkplekken en de mediatheek gezien. Het panel is van mening dat de faciliteiten ruimschoots toereikend zijn. Het panel heeft van de voren een nadere toelichting gevraagd over de rol die het laboratorium speelt in onderwijs en onderzoek. De opleiding heeft aangegeven dat het laboratoriumwerk binnen het curriculum gericht is op practica die binnen de schoolpraktijk uitgevoerd kunnen worden en op het curriculumonderdeel Praktijkonderzoek. De link naar de schoolpraktijk wordt gelegd in de cursussen Biotechnologie en Stofwisselingsfysiologie. De opleiding heeft verder aangegeven dat studenten toegang hebben tot elektronische tijdschriften. Zij hebben online toegang tot educatieve tijdschriften als Life Science Education, Advances in Physiology Education en Journal of Biological Education. Buiten deze tijdschriften is toegang tot online-tijdschriften beperkt tot ‘free access’–tijdschriften en databases. Aangezien steeds meer artikelen als ‘open access’ beschikbaar zijn aangezien de hbo-master zich nadrukkelijk richt op de beroepspraktijk, verwacht de opleiding dat dit geen probleem vormt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen De studiebegeleiding is gericht op de voortgangsbewaking en efficiënte planning van de leerroute. Hiertoe worden de doelen, soorten en invulling van de begeleiding in beeld gebracht en gecommuniceerd aan de studenten.
pagina 25
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
De studievoortganggesprekken vormen de kern van de studiebegeleiding binnen de masteropleidingen. De studieloopbaanbegeleider en de student kunnen in overleg de studieplanning bijsturen. De studievoortgang wordt bijgehouden in een centraal registratiesysteem voor de studieresultaten. Voor studiebegeleiding (in engere zin) is vier uur per student per jaar beschikbaar. Overwegingen De studiebegeleiding is op dezelfde wijze opgezet als bij de overige opleidingen, die in een eerdere fase beoordeeld zijn. Het systeem van studiebegeleiding dat de FLOT hanteert, is beproefd in de praktijk. De taken van de studiebegeleiders, de opleidingscoördinator, de schoolpracticumdocent en de Fontys-contactdocent zijn duidelijk omschreven. De studenten krijgen in de studiegids voldoende informatie over de studiebegeleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen Het panel beoordeelt beide facetten van het onderwerp 'Voorzieningen' als voldoende. Ook het onderwerp zelf is daarmee voldoende.
pagina 26
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
4.5 Interne kwaliteitszorg 4.5.1
Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregel en worden getroffen. Bevindingen Alle opleidingen van de FLOT zijn onderworpen aan hetzelfde systeem van kwaliteitszorg. Dit systeem is beschreven in het Handboek kwaliteitszorg Fontys Lerarenopleidingen Tilburg. Het systeem voorziet in periodieke evaluaties, onder meer de jaarlijkse MACON/MARAP-cyclus. Hierin legt de opleiding tegenover de Raad van Bestuur van Fontys Hogescholen verantwoording af over de kwaliteit van de opleiding. Ook de tevredenheid van studenten en medewerkers wordt periodiek gemeten. Overwegingen De FLOT hanteert een uitgebreide onderzoekskalender met een verscheidenheid aan evaluatie-instrumenten om verschillende kwaliteitsaspecten van de opleidingen periodiek te evalueren. Daarbij worden zowel interne als externe evaluaties gehanteerd. Externe evaluaties worden uitgevoerd door Research voor Beleid BV, Elsevier/NIPO en ROA Maastricht. De FLOT maakt gebruik van een kwaliteitscyclus en de uitkomsten van de evaluaties resulteren in een verbeterbeleid. Het panel constateert dat bouwstenen voor een systematische kwaliteitszorg aanwezig zijn. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2
Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Voor alle accreditatieonderwerpen is afgesproken welke stakeholders op welke wijze en hoe vaak worden betrokken bij de evaluatie van de kwaliteit van de opleiding. Studenten worden hier minimaal één keer per periode, werkvelddeskundigen twee keer per jaar en alumni één maal per jaar. Voor de medewerkers is het wekelijkse teamoverleg de gelegenheid om zich over de kwaliteit van de opleiding uit te spreken. Binnen elke opleiding is een Student-Docent-Overleg (SDO) ingesteld. Dit overleg spreekt zich onder meer uit over het niveau van het programma, de opbouw, uitvoering en begeleiding. Het SDO kan ook voorstellen tot verbetering doen en de implementatie hiervan monitoren. Overwegingen Medewerkers, studenten, alumni en scholen worden betrokken bij de evaluaties. Dit gebeurt zowel intern (binnen de opleiding) als extern (in onder meer de Fontys Studentenenquête (iedere twee jaar) en de Fontys Personeelsenquête.
pagina 27
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
Het panel was specifiek geïnteresseerd naar onderzoek onder alumni bij andere masteropleidingen, om na te gaan in hoeverre de afgestudeerde docenten zich kunnen handhaven tegenover de universitair opgeleide docenten. De opleiding geeft aan dat er in 2004 een startbekwaamhedenonderzoek is gehouden. Uit de resultaten van het onderzoek mag worden afgeleid dat zowel alumni als werkgevers de hbo-afgestudeerden goed gekwalificeerd vinden voor de bovenbouw havo/vwo. Het panel adviseert ook bij dit facet de Wetenschappelijke Adviesraad een sterkere rol te laten spelen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Het panel beoordeelt beide facetten van het onderwerp 'Interne kwaliteitszorg' als voldoende. Ook het onderwerp als geheel is daarmee voldoende.
pagina 28
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
4.6 Continuïteit 4.6.1
Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen en overwegingen Op het inschrijvingsformulier wordt de afstudeergarantie vermeld. Een formele brief met afstudeergarantie is door de NVAO ontvangen. Ook als er zich minder dan het verwachte aantal studenten inschrijven, gaat de opleiding door op grond van de door de Raad van Bestuur afgegeven afstudeergarantie. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen en overwegingen Op verzoek van het panel heeft de opleiding een nieuwe en uitgebreidere begroting opgesteld. Aan deze begroting ligt een gedegen berekening van de investeringskosten, doorlooptijd en dergelijke ten grondslag. Bovendien betreft het een opleiding waarvoor slechts beperkte investeringen gedaan hoeven te worden, aangezien de faciliteiten voorhanden zijn en aangezien de docenten reeds werkzaam zijn bij de FLOT. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen en overwegingen De FLOT is een omvangrijke en gezonde onderneming, die in staat moet worden geacht alle eventuele aanloopverliezen te dekken. Bovendien zijn de investeringen beperkt, zoals hierboven bij facet 6.2 al werd aangegeven. Het panel ziet dan ook geen financiële belemmeringen voor de nieuwe hbo-masteropleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit Het panel beoordeelt de drie facetten van het onderwerp 'Continuïteit' als voldoende; ook het onderwerp zelf is daarmee voldoende.
pagina 29
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 30
Oordeel
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Het panel dat de Toets Nieuwe Opleiding voor de hbo-master Leraar Biologie (aanvraag 2689) van Fontys Hogescholen Tilburg voorbereidt, is als volgt samengesteld: • drs. Nel Ginjaar-Maas (voorzitter) Nel Ginjaar-Maas was lerares Scheikunde in het voortgezet onderwijs. Zij was vervolgens lid van de Tweede Kamer en staatssecretaris OCW. Zij was ook voorzitter van de Stuurgroep Tweede Fase, lid van de Onderwijsraad en voorzitter van de Raad van Toezicht Hogeschool Zeeland. • prof. dr. Marion Crauwels Marion Crauwels is Doctor in de Wetenschappen, groep Biologie, en Geaggregeerde voor het Hoger Secundair Onderwijs en Hoger Onderwijs. Momenteel werkt M. Crauwels als docent aan de Katholieke Universiteit te Leuven. Ze is diensthoofd van de Academische Lerarenopleidingen Biologie en Biomedische wetenschappen (nu genoemd ‘Specifieke Lerarenopleiding Natuurwetenschappen’ en ‘Specifieke Lerarenopleiding Gezondheidswetenschappen’). Vanaf het academiejaar 2005-2006 is M. Crauwels coördinator van het opleidingsonderdeel ‘Wetenschapscommunicatie’. Ze was lid van leerplancommissies en is als promotor en als copromotor betrokken bij de constructie van peilingsinstrumenten biologie en bij ontwikkelingsprojecten inzake multimedia . • dr. Marcel Kamp Marcel Kamp is vakdidacticus biologie aan het Instituut voor Leraar en School van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is in 2000 gepromoveerd op een studie naar de structuur van het (biologie)curriculum in het voortgezet onderwijs. Momenteel is hij naast lerarenopleider landelijk coördinator van een netwerk van zeven scholen waarin voorbeeldlesmateriaal wordt ontwikkeld vanuit de context-conceptbenadering die in de natuurwetenschappelijke vakken opgeld doet. Behalve expert op het terrein van curriculumopbouw, is hij een ervaren nascholer en onderzoeker. Hij was in de jaren negentig van de vorige eeuw coördinator van scholennetwerken waarin de ontwikkeling en invoering van actief en zelfstandig leren in het onderwijs centraal stond. Zijn huidig onderzoek richt zich op de vraag hoe onderwijs ingericht moet worden opdat leerlingen een hechte structuur in hun kennis opbouwen. Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend. Secretaris Drs. E.J. van der Spek, Hendrikx Van der Spek, Bureau voor Bedrijfscommunicatie te Bussum Procescoördinator Lic. Rik Belmans, beleidsmedewerker NVAO
pagina 31
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft een bezoek gebracht aan de FLOT in Tilburg op 14 maart 2008 voor de toetsing van de nieuwe opleiding Leraar Biologie (hbo-master). Tijdstip 10.00 - 10.30 10.30 - 11.15
Programmaonderdeel visitatie Paneloverleg, bestuderen materiaal Gesprek met bestuur en opleidingsmanagement
Gespreksdeelnemers
1 2 3 4
11.30 - 12.20
Gesprek met ontwikkelaars en docenten
1 2 3 4 5 6 7 8 9
12.30 - 13.00 13.00 - 13.30 13.30 - 14.00
pagina 32
Intern overleg en lunch Bezoek laboratoria, kas, tuin en mediatheek Gesprek met expertisegroep Toetsing
14.10 - 14.40
Gesprek met bachelorstudenten en recent afgestudeerde bachelors
14.50 - 15.20
Gesprek met sectieleiders en schoolleiders
15.30 - 16.30
Paneloverleg
Drs. Elly Teune-Kasbergen (lid Raad van Bestuur) Drs. Ans Buys (directeur) Ineke Guldemond MME (adjunct-directeur) Hans Palings M. Ed. (teamleider masteropleidingen) Dr. Jorik Arts (vakinhoudelijk curriculum) Drs. Els Geurts (coördinator, intake, vakdidactiek) Dr. Quinta Kools (onderzoek) Peter Krijnen M. Ed. (ecologie) Arnoud van Leuven M. Ed. (wiskunde) Dr. Ilona Mathijsen (onderzoek) Drs. Jacques Plettenburg (stage master) Dr. Rutger van de Sande (APV/onderzoek) Drs. Mariska Schilders (evolutie)
Rondleiding door Kitty Walravens 1 2 3 1 2 3 4 1 2 3 4
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
Dr. Anne Kerkhoff Drs. Frits Schulte Hans Palings M.Ed. Luuk Bevers (derde jaar) Iris Wijnands (vierde jaar) Désirée de Greef (afgestudeerd dt) John van Heeswijk (afgestudeerd vt) Drs. Antoine Zielhorst (Sectieleider Biologie) Bernard Klerks M. Ed. (sectieleider Biologie) Drs. Tom van Kleef (schoolleider) Jacques Quaijtaal (schoolleider)
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding/instelling Aanvraagdossier Toets Nieuwe Opleiding Masteropleiding Leraar Biologie, Fontys Lerarenopleiding Tilburg, 10 januari 2008 (plus bijlagen) Aanvullende documenten • Veertien panelvragen met antwoorden • Onderzoek Schoolpraktijk 2007-2008 • Definitieve begroting Master Biologie • Teamplan Masteropleidingen Overige • Gehanteerde vakliteratuur • Diverse onderzoeksverslagen
pagina 33
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
Bijlage 4: Vragen aan de opleiding Doelstellingen 1.
2.
3.
4.
5.
6.
Hoe verhoudt het niveau van de afgestudeerden zich tot dat van de docenten met een universitaire master biologie? Zou u willen aangeven waar u het vakinhoudelijk niveau van de afgestudeerden plaatst ten opzichte van het vakinhoudelijke niveau van een universitaire student die de propedeuse, de bachelor dan wel het masterdiploma heeft gehaald? Hebben de leraren voldoende in huis om vwo-leerlingen te kunnen opleiden voor de universiteit? Bij aspect 1.1, Domeinspecifieke eisen, gaat het om de vraag of de beoogde eindkwalificaties aansluiten bij de eisen die door vakgenoten gesteld worden aan de discipline of beroepspraktijk. Wie ziet de opleiding in deze context als vakgenoten? Zijn dat biologen met een universitaire opleiding? In hoeverre is er samenwerking c.q. uitwisseling met universitaire (sub)faculteiten biologie? Hoe zijn deze betrokken bij het vaststellen en handhaven van het vakinhoudelijke niveau? Het panel heeft geen duidelijk beeld gekregen van de inhoud van de toetsen en de wijze waarop deze worden vormgegeven. Graag ontvangt het panel hier een aantal voorbeelden van. Daarnaast stelt het panel het op prijs tijdens het locatiebezoek een toelichting te krijgen van een aantal vertegenwoordigers van de expertisegroep toetsing. Het panel wil graag meer inzicht in de wijze waarop de studenten tijdens de opleiding onderzoek moeten uitvoeren. Ter illustratie ontvangt het panel graag voorbeelden van de instructie op onderzoek, door studenten geformuleerde onderzoeksvragen en onderzoeksverslagen uit andere vakken, bijvoorbeeld scheikunde. Waarom zit biologie in een cluster met gezondheidszorg en welzijn, en niet met natuurkunde en scheikunde?
Programma 7.
Het panel ontvangt graag een toelichting op het didactisch concept. Op blz. 23 van het aanvraagdossier is aangegeven dat in de vormgeving wordt uitgegaan van het dubbelbodem-principe. Het panel vraagt zich af of dit wel aansluit bij het niveau van de studenten, aangezien verwezen wordt naar een didactiek voor de bovenbouw van het VO. 8. De opleiding kent gezien het programma veel belang toe aan communicatieve vaardigheden. Het is het panel echter niet gebleken op welke wijze de studenten deze vaardigheden krijgen aangeleerd. Hoe ziet de opleiding dit? Behoort er geen apart vak : wetenschapscommunicatie te zijn? In dit kader is de commissie ook benieuwd naar de voorbereiding van studenten op het lesgeven over ethische kwesties. 9. Op welke wijze geeft de opleiding vorm aan de (vak)didactiek in de praktijk? In welk(e) vak(ken) komt bijvoorbeeld de vakdidactiek aan de orde, en in welke niet? In de studiegids wordt bij sommige vakken die relatie gelegd, bij andere niet; wat is de rationale hierachter? 10. Veel andere opleidingen stellen als eis dat instromers in een master lerarenopleiding minstens twee jaar ervaring hebben en op het moment van instromen een aantal uren
pagina 34
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
les geven op het vwo. De hbo-master leraar Biologie laat bachelors in principe rechtstreeks instromen. Waarom heeft de opleiding daarvoor gekozen? 11. Op welke wijze worden de vrijstellingen geregeld voor zij-instromers? Inzet personeel 12. De opleiding heeft een overzicht gegeven van potentiële docenten. Maar wie zijn de docenten die concreet les gaan geven? Het panel wil graag een aantal vertegenwoordigers van deze groep spreken. 13. De opleiding gaat uit van een cohort van 25 studenten en begroot de benodigde onderwijscapaciteit op 1 fte. Deze ene fte moet vervolgens verdeeld worden over tien mensen. Hoe gaat dat in zijn werk en hoe garandeert de opleiding dat er een goed samenhangend team komt dat over de nodige competenties beschikt? Voorzieningen 14. Welke rol speelt het laboratorium in het onderwijs en onderzoek? 15. In hoeverre hebben de studenten online toegang tot elektronische tijdschriften c.q. databases? Kwaliteitszorg 16. Wat is er gedaan met de resultaten van de vorige evaluatie? Tot welke verbeteringen hebben deze resultaten geleid? 17. Is er bij de overige opleidingen sprake van een alumni-onderzoek (bijvoorbeeld bij natuurkunde en scheikunde)? Zo ja, wat zijn daarvan de resultaten? Hoe handhaven de afgestudeerden zich tegenover de universitair opgeleide docenten? Condities voor continuïteit 18. Het panel ontvangt graag een uitgebreidere begroting. Daarbij verzoekt het panel ook een verantwoording op te nemen van het verschil tussen uitgaven en inkomsten. 19. Wat gebeurt er als maar vijftien studenten zich inschrijven? Gaat de opleiding dan wel of niet door?. 20. In de notitie marktanalyse ontbreekt het meest cruciale cijfer: hoe zit het met de werkgelegenheid voor eerstegraads biologieleraren? De verwerking van de gegevens lijkt slordig (meetellen van vmbo-schooldirectieleden; geen conclusies bij de paragraaf over kwaliteit ten aanzien van de beoogde opleiding.) Graag ziet het panel een toelichting waarin deze aspecten gerepareerd zijn.
pagina 35
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding hbo-master Leraar Biologie van Fontys Lerareopleiding Tilburg Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 36
# 2689
NVAO | Hbo-master Leraar Biologie – Fontys Hogescholen | 2 april 2008 |