hbo-bachelor Toegepaste Biologie Christelijke Agrarische Hogeschool 3 november 2010 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Inhoud Inhoud 2
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
5 5 5
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 7
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.1.1 Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
9 9 9 14 23 27 30 32
5
Overzicht advies
36
Bijlage 1: Samenstelling panel
37
Bijlage 2 : Programma site visit
38
Bijlage 3 : Overzicht van bestudeerde documenten
40
Bijlage 4 : Lijst met afkortingen
41
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
1 Samenvattend advies De Christelijke Agrarische Hogeschool (CAH) heeft een Toets nieuwe opleiding aangevraagd voor de 4 jarige (240 ECTS) hbo-bachelor voltijdse opleiding Toegepaste Biologie. De opleiding voorziet in een brede opleiding biologie voornamelijk gericht op ecologie en natuur. Duurzame en rechtvaardige ontwikkelingen staan daarbij centraal (Economy of Life). Het programma is vooral ontwikkeld naar analogie van de opleiding Toegepaste Biologie van de Hogere Agrarische School (HAS) Den Bosch, maar wijkt daar 1 ook van af. Naast het functieprofiel van onderzoeker wil de CAH ook opleiden tot ontwikkelaar, voorlichter, adviseur, educatie- en beleidsmedewerker. De opleiding hanteert daarbij het competentiegerichte onderwijs (CGO). De opleiding behoort tot het onderdeel Landbouw en Natuurlijke Omgeving van het Crohoregister. Het panel heeft dit gevalideerd. De eerste twee en een half jaar zijn voor alle studenten gelijk met uitzondering van het eigen onderzoek en de halfjaarstage. Na twee en een half jaar volgt de afstudeerfase met een specialisatie in de richting Plant, Dier of Natuur. Hierin worden keuzemodules, buitenlandstage, bedrijfsopdracht, individuele verdieping en specialisatievakken aangeboden. Het panel is van mening dat de CAH er in is geslaagd een aantrekkelijke opleiding te ontwikkelen die een goede kans van slagen biedt. De opleiding is al (weliswaar nog informeel) in september 2010 gestart met 33 studenten. Er wordt een breed en voldoende samenhangend programma aangeboden. Er wordt tevens hard aan de opleiding gewerkt en dat geeft vertrouwen voor de toekomst. De eindkwalificaties van deze hbo-opleiding zijn aan de zware kant. De lat wordt vrij hoog gelegd. De opleiding slaagt er echter voldoende in om met behulp van een zeer zorgvuldige instroomprocedure en voorlichting, het CGO, de nauwgezette begeleiding van studenten met veel contacturen en de goede combinatie van theorie én praktijk dit niveau waar te maken. Kennisontwikkeling vindt plaats via de aangeboden vakliteratuur en specifieke cursussen. Dit wordt verder versterkt via praktijkopdrachten op projectbasis, de stages, de toegepaste onderzoeken en de verschillende beroepsrollen en -taken. Hierdoor kan volgens het panel voortdurend uitwisseling en interactie plaatsvinden met de beroepspraktijk. Het programma waarborgt via deze activiteiten eveneens voldoende de ontwikkeling van de noodzakelijke beroepsvaardigheden. Daarbij is duidelijk geworden dat men nog volop en gemotiveerd bezig is deze startende bachelor verder vorm te geven en bij te sturen. Aandachtspunten zullen dan ook volgens het panel snel en adequaat opgepakt worden. De beoogde eindkwalificaties zijn getoetst aan het profiel van de HAS en voorgelegd aan de Klankbordgroep en diverse werkveldcommissies van de CAH. De beroepsgerichtheid van de eindkwalificaties is echter niet in voldoende mate en omvattend genoeg aanwezig. Het panel heeft daarom facet 1.3 als onvoldoende beoordeeld. Potentiële werkgevers worden weliswaar bij de opleiding betrokken, maar nog vrij beperkt en de samenstelling van de Werkveldcommissie niet divers genoeg. De opleiding moet volgens het panel dat aspect 1
Definitie onderzoeker: de beginnend beroepsbeoefenaar is een beginnend onderzoeker/adviseur, die in staat is tot deskundig
methodisch handelen met betrekking tot testen en vergelijken van behandelwijzen en procedures en op basis daarvan tot een oordeel of advies kan komen.
pagina 3
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
verder ontwikkelen, zodat een beter en actueler beeld gevormd kan worden van de mogelijkheden en wensen van de arbeidsmarkt en de invloed daarvan op het onderwijs. Het verdient tevens aanbeveling om het afnemend beroepenveld breder op te nemen in de Werkveldcommissie. Een tweede aandachtspunt betreft de praktijkgerichtheid en actualiteit van de huidige docenten. Gastdocenten kunnen een waardevolle bijdrage leveren, maar de opleiding kan daar niet op ‘draaien’. De vaste docenten hebben links met de praktijk via hun netwerk en stages, maar moeten bij voorkeur ook voor een deel ‘ingebed’ zijn in de beroepspraktijk. Het panel vindt dat de praktijkgerichtheid van de docenten beter kan en moet worden ingevuld en heeft daarom facet 3.1 als onvoldoende beoordeeld. Het panel wil wat dat betreft de suggestie doen om ook deeltijddocenten bij de opleiding te betrekken. Hierdoor kan een betere symbiose van beroepspraktijk en onderwijs bereikt worden. Daarmee hangt samen dat de kwaliteit van de docenten/ontwikkelaars wat betreft hun academische niveau, hun gedegen onderwijservaring en hun vakkennis weliswaar meer dan voldoende is, maar dat hun onderzoekservaring beperkt (maar niet onvoldoende) is. Hierdoor ontstaat het gevaar dat ze de begeleiding van studenten bij hun projecten en stages slechts ten dele en niet puttend uit eigen ervaring kunnen invullen. Het management onderkent dit en heeft aangegeven de onderzoekskwaliteit van docenten verder te gaan verbeteren door het faciliteren van beperkt eigen onderzoek, congresbezoek en promotietrajecten. Naast drie kenniskringen worden eigen onderzoeksprogramma’s opgestart binnen vier lectoraten. Docenten zullen hierin een actieve rol gaan vervullen. Wat betreft de onderzoeksvaardigheden heeft het panel voldoende punten gehoord om een positief oordeel te geven. De aspecten beroepsgerichtheid en onderzoekskwaliteiten van docenten sluiten echter onvoldoende op elkaar aan. Het panel is van mening dat de huisvesting in Almere in een ‘noodgebouw’ - in combinatie met het gebruik van de faciliteiten van het Groenhorstcollege en de CAH te Dronten weliswaar weinig extra biedt, maar voor deze startende, relatief kleine studentengroep voldoende moet worden geacht. Het kwaliteitszorgsysteem van de CAH voorziet de opleiding van een adequaat en werkbaar systeem van interne kwaliteitszorg Samenvattend is het panel van oordeel dat de hbo-bacheloropleiding Toegepaste Biologie met het programma voldoende de kwaliteitseisen van het Toetsingskader nieuwe opleiding hoger onderwijs kan waarborgen. Het adviseert de NVAO derhalve hierover een positief besluit te nemen. Den Haag, 3 november 2010 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Toegepaste Biologie van de Christelijke Agrarische Hogeschool te Almere
Prof.dr. H.J.Th. Goos (voorzitter)
pagina 4
Drs. H.J.M.M. Tubbing (secretaris)
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
2 Inleiding en verantwoording 2.1
Werkwijze panel De Christelijke Agrarische Hogeschool (CAH) heeft op 7 april 2010. bij de NVAO een aanvraag toets nieuwe opleiding ingediend voor de hbo-bacheloropleiding Toegepaste Biologie. De NVAO heeft naar aanleiding van het verzoek een panel van deskundigen samengesteld bestaande uit: Prof. dr. H.J.Th. Goos (voorzitter), Drs. R. Meijer (panellid), G. Haesaert MSc PhD (panellid) en L. Westerveld (student, panellid). Drs. I. Franssen fungeerde als procescoördinator, ondersteund door T. Lamers Msc, beide van de NVAO en Drs. H.J.M.M. Tubbing was secretaris (zie bijlage 1). Dit beoordelingspanel heeft als taak advies uit te brengen over de kwaliteit en het niveau van de beoogde nieuwe opleiding en weerspiegelt volgens de NVAO de vereiste deskundigheid in het vakgebied, het werkveld, onderwijskunde/didactiek en de praktijk en uitvoering van audits. Het panel volgt hierbij de criteria van het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van de NVAO van 14 februari 2003 (hierna toetsingskader genoemd). Alle leden van het panel hebben het door de CAH opgestelde aanvraagdossier zorgvuldig bestudeerd. Op 28 september 2010 vond een voorbereidende bijeenkomst van het panel plaats in Rotterdam, waarbij de eerste bevindingen en ervaringen van dit dossier werden besproken en aan elkaar werden getoetst. Naar aanleiding van deze voorbereidende vergadering werd een verzoek om uitgebreide informatie opgestuurd ten behoeve van de site visit. Tevens is een eerste inventarisatie gemaakt van gesprekspunten met vertegenwoordigers van de instelling en is het gewenste programma voor de site visit besproken. Op 12 oktober 2010 vond een locatiebezoek plaats in Almere. Op 13 oktober 2010 bezocht het panel de CAH in Dronten. Gedurende dit bezoek sprak het panel met vertegenwoordigers van het management, docenten/ontwikkelaars, vertegenwoordigers van het werkveld en studenten (zie bijlage 2). Na afloop van deze gesprekken heeft het panel de conclusies geformuleerd aan de hand van het toetsingskader. Per facet is een positief (voldoende) of negatief (onvoldoende) oordeel gegeven. Het oordeel per onderwerp kan eveneens voldoende of onvoldoende zijn en komt tot stand op basis van de oordelen per facet. Het panel heeft deze conclusies in volledige onafhankelijkheid kunnen vormen waarna de secretaris een conceptrapport heeft opgesteld. De panelleden hebben dit conceptrapport beoordeeld en van commentaar voorzien. Hierna is een definitieve versie van het rapport opgesteld en ter verdere besluitvorming ter beschikking gesteld aan het bestuur van de NVAO.
2.2
Opbouw paneladvies Het eerste hoofdstuk van dit advies bevat een samenvatting. Hoofdstuk twee vormt de inleiding tot en de verantwoording van dit advies. Het derde hoofdstuk beschrijft in hoofdlijnen de hbo-bacheloropleiding Toegepaste Biologie, de positie van de opleiding
pagina 5
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
binnen de instelling en binnen het Nederlandse hoger onderwijsbestel. In het vierde hoofdstuk presenteert het panel zijn bevindingen en overwegingen. Bij elk van de zes onderwerpen worden de in het toetsingskader voorgeschreven facetten besproken en geeft het panel zijn bevindingen, zijn overwegingen en zijn oordeel. De bevindingen geven de feiten weer zoals het panel die heeft kunnen vaststellen op basis van het aanvraagdossier, de gegeven toelichtingen en de aanvullende informatie evenals de indrukken die zijn opgedaan tijdens het locatiebezoek. De overwegingen geven de evaluatie van de bevindingen weer en het gewicht dat het panel daaraan hecht. Het zijn deze overwegingen waarop het oordeel van het panel is gegrond. Het panel besluit zijn advies in hoofdstuk 5 met een overzicht van de oordelen bij elk facet en elk onderwerp overzichtelijk bijeengebracht in tabelvorm. Aan het advies is een aantal bijlagen toegevoegd.
pagina 6
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie Variant Onderdeel Croho-register
3.2
Nederland Christelijke Agrarische Hogeschool Toegepaste Biologie Bachelor hbo Bachelor Almere voltijd Landbouw en natuurlijke omgeving
Profiel instelling De Christelijke Agrarische Hogeschool (CAH), met een hoofdvestiging in Dronten en een nevenvestiging in Almere, heeft als missie een open hogeschool te zijn met een maatschappelijke taak (aanvraagdossier pag. 5). In Dronten worden opleidingen op het gebied van Bedrijfskunde en Agribusiness, Dier- en Veehouderij en Tuin- en Akerbouw aangeboden. In Almere de opleidingen ‘Toegepaste Biologie’ en ‘Natuur, Economie en Leefomgeving’. De belangrijkste doelstelling van de CAH is: kennis ontwikkelen en doorgeven en daarmee jonge mensen in staat te stellen te leren over landbouw en platteland, agribusiness en duurzame en rechtvaardige ontwikkelingen (Economy of Life). Studenten kunnen zich breed ontwikkelen en zich richten op een functie als leidinggevende, ondernemer of technisch deskundige in het agrarisch werkveld. CAH voegt daaraan toe: het toepassen van groene kennis in stedelijk gebied. De CAH heeft een aantal strategische keuzes gemaakt (aanvraagdossier pag. 6): versterking van een op duurzaam ondernemerschap gericht, eigen profiel; de primaire sector tot belangrijk aandachtsgebied maken; versterking van de onderzoeksfunctionaliteit; partnerschappen met AOC’s ontwikkelen; een Europese hogeschool wil zijn; goede doorstroming naar masteropleidingen mogelijk maken; een spilfunctie bezitten als kenniscentrum in de regio.
3.3
Profiel opleiding De bachelor Toegepaste Biologie in Almere wil voorzien in een brede opleiding biologie inclusief ecologie en natuur (aanvraagdossier pag. 7-8). Volgens de aanvrager is hierbij goed onderzocht welke beroepsmogelijkheden er zijn en waar de behoeften van het werkveld liggen. Er is tevens bewust gekozen voor de biologie van plant en dier. De opleiding is een vierjarige voltijd hbo-studie met een omvang van 240 ECTS aanvraagdossier pag. 8-9). Het programma is vooral ontwikkeld naar analogie van de Toegepaste Biologie van de HAS Den Bosch (aanvraagdossier pag. 25). Naast het
pagina 7
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
functieprofiel van onderzoeker leidt de CAH ook op tot ontwikkelaar, voorlichter, adviseur, educatie- en beleidsmedewerker. Onder onderzoek verstaat de opleiding toegepast onderzoek (ook wel praktijkonderzoek of praktijkgericht onderzoek) dat is geworteld in de praktijk, praktijkgestuurd, methodologisch verantwoord en sterk gebonden aan de toepassingscontext. Toegepast onderzoek is verweven met het onderwijs en levert producten op die toepasbaar zijn in de beroepspraktijk. De opleiding hanteert het competentiegerichte onderwijs: kennis, vaardigheden en houding gebruiken in de praktijk en een bijdrage leveren aan de constructie van nieuwe kennis (aanvraagdossier pag. 23). Het programma is zo opgesteld dat globaal drie fasen kunnen worden onderscheiden: de propedeuse (jaar 1, 60 ECTS), de hoofdfase (jaar 2 en de eerste helft van jaar drie, 90 ECTS) en de afstudeerfase (tweede helft van jaar drie en het vierde jaar, 90 ECTS) (aanvraagdossier pag. 25-33). Per jaar zijn er twee semesters van 20 weken met elk 2-3 modules. De eerste twee en een half jaar (propedeuse en hoofdfase) zijn voor alle studenten gelijk met uitzondering van het eigen onderzoek en de halfjaarstage. De volgende modules worden daarbij aangeboden: Ecologie en soortherkenning; Bouw, functie en gedrag; Biologie en Maatschappij; Domesticatie: ziekten en plagen; Eigen onderzoek; Domesticatie en productie plant; Mens, natuur en educatie; Groepsproject (samen met bedrijfskundigen opleiding Natuur, Economie en Leefomgeving). Studenten leren een brede basis biologie, het uitvoeren van onderzoeken en het verwerken van resultaten. Presenteren vindt plaats in de vorm van een onderzoeksrapport en review (rol onderzoeker), advies (rol adviseur), folder (rol voorlichter) en educatief product (rol educatief medewerker). Kennis wordt aangeboden onder de hoofdthema’s ecologie en adaptatie, mens en natuur, biologie en maatschappij, domesticatie en productie van plant en dier en bouw, functie en gedrag van dieren. Na twee en een half jaar volgt de afstudeerfase met een specialisatie: Plant (fysiologie en productie, veredeling, zaadtechnologie en gewasbescherming), Dier (gedrag, genetica, fysiologie en voeding) of Natuur (natuurbeheer en –behoud). In deze specialisaties worden keuzemodules, buitenlandstage, bedrijfsopdracht, individuele verdieping en specialisatievakken aangeboden. Nieuwe opleiding voor Nederland De opleiding hbo-bachelor Toegepaste Biologie wordt al door de HAS Den Bosch aangeboden. Deze richt zich volgens de CAH (aanvraagdossier pag. 12) vooral op de functies onderzoeker en adviseur. Studenten van de CAH zullen ook opdrachten uitvoeren in de rol van voorlichter, educatief medewerker, kwaliteitscontroleur en beleidsmedewerker. Met betrekking tot de eindtermen en beroepsmogelijkheden zullen de verschillen echter gering blijken te zijn.
pagina 8
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Nieuwe opleiding voor de instelling De opleiding hbo-bachelor Toegepaste Biologie is nieuw voor CAH. Studieomvang De doorlooptijd van deze bacheloropleiding Toegepaste Biologie bedraagt 4 studiejaren, totaal 240 ECTS (6720 studiebelastingsuren).
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Voor de beschrijving van de algemene doelstellingen, profiel van de instelling en opleiding en onderwijskundige visie wordt verwezen naar hoofdstuk 3. 4.1.1 Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen De opleiding Toegepaste Biologie leidt mensen op voor hbo-functies die te maken hebben met het toepassen van biologische kennis en onderzoeksvaardigheden op gebieden zoals natuurbeheer en –behoud, dierenwelzijn en primaire productie van planten en dieren (aanvraagdossier pag. 10-11). De eindkwalificaties met betrekking tot de primaire productie van plant en dier zijn vooral geformuleerd op basis van de inbreng van de werkveldcommissies van de CAH te Dronten. Vooral in de tuinbouw en veredelingssector is er grote behoefte aan afgestudeerde hbo-ers op deze gebieden. Voor de eindkwalificaties met betrekking tot natuurbeheer en –behoud en dierenwelzijn werden zes organisaties geïnterviewd. Een Klankbordgroep van vakdeskundigen gaf eveneens aan dat er behoefte bestaat aan hoger opgeleiden die onderstaande beroepstaken kunnen uitvoeren (aanvraagdossier pag. 12). De CAH heeft bij de formulering van beroepstaken en eindkwalificaties de marktverkenning en de eindkwalificaties van de opleiding Toegepaste Biologie van de HAS Den Bosch betrokken. Op grond van deze informatiebronnen werden de volgende 10 eindkwalificaties (beroepstaken) opgesteld waaraan een afgestudeerde moet kunnen voldoen (aanvraagdossier pag. 10-11): het uitvoeren van een veldinventarisatie; het opzetten van een onderzoek (plant, dier, natuur); het uitvoeren van een kwaliteitscontrole van bodem en water; het schrijven van een teelthandleiding;
pagina 9
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
het uitvoeren van een biologisch onderzoek met rapportage; het verzorgen van publicaties over ziekteverwekkers; het ontwerpen van een educatief product voor natuurgebied; het opstellen van een natuurbeheersplan (spec. Natuur); het opstellen van een adviesrapport dierenwelzijn in een kunstmatige omgeving (spec. Dier); het opzetten van een integraal ketenkwaliteitszorgsysteem (spec. Plant).
Om deze beroepstaken uit te kunnen voeren heeft de afgestudeerde volgens de CAH tien competenties nodig (aanvraagdossier pag. 11, 14-16): 1. leiding geven; 2. samenwerken; 3. presenteren; 4. onderzoeken; 5. innoveren; 6. organiseren; 7. zelfsturen; 8. ondernemen; 9. duurzaam handelen; 10. globaliseren. Overwegingen Het panel is van mening dat de aanvraag er goed uitziet. Er is duidelijk zorg en aandacht aan besteed. De opleiding komt over als aantrekkelijk voor aankomende studenten. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de instroom van 33 studenten bij de start in september 2010. De geformuleerde eindkwalificaties (beroepstaken) en competenties vormen een goed uitgangspunt voor de opleiding. De opleiding komt echter tevens over als nogal breed en de eindkwalificaties zijn voor een hbo-opleiding vrij zwaar te noemen. De lat wordt daarmee hoog gelegd. Naast breedte moet ook diepte gerealiseerd worden. Er wordt veel met competenties gewerkt, maar schiet daardoor de kennisverwerving en vaardigheid in de nieuwste technieken niet tekort? Het management gaf voorafgaand (schriftelijk) en tijdens de site visit hierop aan dat binnen de CAH bewust gekozen is voor een brede toegepaste biologische bacheloropleiding met competentiegericht onderwijs, vanwege de goede aansluiting bij de hbo-praktijk. “Hbo-ers zijn echte doeners”. Het accent ligt op de ‘Economy of Life’, het ‘leven leven’. Dus niet alleen benutten, maar beheren en daarbij een bijdrage leveren aan de samenleving. Het ‘brede’ zit vooral in de hoofdfase, de eerste twee jaar. Daarna volgen de twee specialisatiejaren van Plant, Dier of Natuur. Kennis wordt daarbij zeker niet minder belangrijk geacht. De kenniscursussen vormen een substantieel onderdeel van het programma, waarbij de beroepstaak telkens centraal staat. Studenten kunnen zich ook specialiseren in de richting voorlichting/educatie, kwaliteit of beleid. Er worden 5 keuzemodules aangeboden ter grootte van 6 ECTS, zodat studenten ook elders minoren (15 ECTS) kunnen volgen. Een goede doorstroming naar een master is tevens een eis die het management aan het curriculum heeft gesteld. Daartoe worden al gesprekken met onder meer Wageningen Universiteit gevoerd. Vertegenwoordigers van het werkveld merkten over het kennisaspect op dat veel specifieke kennis in de praktijk wordt opgedaan en dat vooral behoefte is aan breed opgeleide hbo-ers met goed ontwikkelde relevante competenties.
pagina 10
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Het panel had aanvankelijk ook enige zorg over de sterke focus op Almere en het regionale karakter van de opleiding. Studenten moeten tegenwoordig toch ‘voor de wereld’ opgeleid worden? Het management beaamde dit, maar benadrukte dat het vooral in deze startfase een voordeel was dat de zeer interessante groei-omgeving van Almere benut kon worden. Opdrachten en stages zullen - onder meer afhankelijk van de keuzes en initiatieven van studenten – eveneens in het hele land en over de grenzen uitgevoerd worden. Docenten wezen op het feit dat studenten uit heel Nederland naar deze opleiding komen. Met deze instroom ontstaat ook een landelijke dekking. Studenten zoeken zelf hun stageplaats en worden hierbij ondersteund door de netwerken van de docenten. De stagecoördinator bepaalt uiteindelijk van elke stageplek of die voldoet aan de eisen. Daarnaast worden contacten opgebouwd met buitenlandse universiteiten en wordt gebruik gemaakt van het uitgebreide (inter)nationale netwerk van de CAH. Het panel concludeert dat de beoogde eindkwalificaties (beroepstaken) door de combinatie van theorie én praktijk en het competentiegerichte onderwijs voldoende aansluiten bij de domeinspecifieke eisen die in de beroepspraktijk gesteld worden aan een hbo-bachelor Toegepaste biologie. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende. 4.1.2 Bachelor (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen De opleiding Toegepaste Biologie is ontwikkeld vanuit de CAH te Dronten. De hogeschool heeft meer dan 50 jaar ervaring met het hoger beroepsonderwijs en de betrokken ontwikkelaars zijn goed bekend met het vereiste eindniveau van een bacheloropleiding (aanvraagdossier pag. 13). De opleiding werkt volgens het systeem van competentiegericht onderwijs. Competenties moeten uiteindelijk op niveau 3 behaald worden. In de beschrijving van de modules wordt aangeven welke competenties (met hun niveau) en groei-indicatoren centraal staan. De aansluiting bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor wordt verduidelijkt door de 10 CAH-competenties te koppelen aan de Dublin descriptoren (aanvraagdossier pag. 13-16 en bijlage II van dat dossier). Het niveau van de competenties wordt voornamelijk bepaald door de complexiteit van de context waarin wordt gewerkt en/of geleerd. Voor elke competentie geven bepaalde groeiindicatoren de ontwikkeling aan. Deze groei-indicatoren worden nader beschreven voor het eerste jaar, de hoofdfase en de afstudeerfase van de opleiding (bijlage II van het aanvraagdossier en modulewerkboeken). Ze vormen de leidraad bij de toetscriteria en assessments. Overwegingen Het panel constateert op grond van de gesprekken, het aanvraagdossier, de studiehandleiding, de modules en bijlage II (CAH competenties, rollen, groei-indicatoren, SHL-competenties en Dublin descriptoren) van dat dossier, dat de opleiding er voldoende in slaagt de geformuleerde competenties en eindkwalificaties aan te laten sluiten bij de
pagina 11
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Bachelor’ als voldoende.
4.1.3 Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor in hbo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. – Een hbo-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen, waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen De beroepsprofielen zijn volgens het aanvraagdossier (pag. 16-17) in samenspraak met het werkveld opgesteld. De opleiding beoogt startende beroepsbeoefenaars met een passie voor natuur op te leiden via drie afstudeerrichtingen: Plant, Dier en Natuur. Voorbeelden van beroepsprofielen zijn onder meer product developer exotische groenten, junior veredelaar, adviseur wildbeheer, onderzoeker aquacultuur, adviseur ecologie en beleidsmedewerker biodiversiteit. Er wordt toegewerkt naar de functies: Onderzoek en ontwikkeling; Voorlichting, advies en educatie; Kwaliteitscontrole; Beleid; Afgestudeerden zullen werkzaam zijn bij het bedrijfsleven, advies- en ingenieursbureaus, de overheid en andere organisaties en instellingen. Binnen de beroepsprofielen worden beroepstaken uitgevoerd. Deze werden op basis van interviews met vertegenwoordigers van overheidsinstellingen en het bedrijfsleven (o.a. Provincie Flevoland, Dienst Stadsontwikkeling Utrecht, adviesbureau, Stichting AAP), en de Klankbordgroep geformuleerd (aanvraagdossier pag. 17-18). Allen signaleren een behoefte aan afgestudeerden met een brede ecologische kennis die werkzaam kunnen zijn in bovengenoemde functies. Belangrijke aspecten die genoemd worden zijn onder meer: het integreren van kennis in natuurbeheer en –ontwikkeling, een open houding naar de verschillende gebruikers van natuur, creatief denken, kennis van duurzaamheid en procesmatig werken. Aan het einde van het vierde jaar moet de student in staat zijn tien beroepstaken uit te voeren (zie facet 1.1 Domeinspecifieke eisen). Tijdens de halfjaarstage, de buitenlandstage, de bedrijfsopdracht en de individuele verdieping bekwamen de studenten zich verder in een of meerdere beroepstaken en verdiepen hun kennis in plant, dier en natuur. De bij facet 1.1 genoemde competenties moeten hierbij beheerst worden. Kennis wordt aangeboden in vijf hoofdgebieden: ecologie en adaptatie, mens en natuur, biologie en maatschappij, domesticatie en productie van plant en dier en bouw, functie en gedrag van dieren. De beroepstaken zijn aan deze kennisgebieden gekoppeld (aanvraagdossier pag. 20 en bijlage IV van dat dossier).
pagina 12
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Overwegingen Voor wat betreft de doelstellingen is het panel van mening dat de beroepsprofielen weliswaar logisch zijn geformuleerd en getoetst zijn aan het werkveld (o.a. Klankbordgroep), maar dat het werkveldonderzoek niet grondig genoeg is uitgevoerd. De interviews worden als ‘matig tot slecht’ beoordeeld en overtuigen niet. Ze leveren weinig op en de vertaling is niet altijd even accuraat (meer de nadruk op kennisoverdracht dan onderzoek). Bij adviesbureaus wordt bijvoorbeeld niet alleen geïnventariseerd, dat is te beperkt. Er is een mix van taken en functies. Binnen grotere organisaties zijn eveneens verschillende rollen te vinden. Deze komen wel terug in het programma, maar niet zo duidelijk in de beschrijving van de verschillende beroepseisen en –profielen. Het panel mist eveneens in de beroepsrollen enigszins de relatie met maatschappij en cultuur. Er ontbreekt volgens het panel een duidelijke ‘Benchmarking’, een gedegen marktonderzoek (een ‘vlekkenplan’). Er is alleen gekeken naar dezelfde opleiding Toegepaste Biologie’ van de HAS Den Bosch, waarmee weinig verschil wordt geconstateerd wat betreft de doelstellingen. De opleiding beoogt een bredere oriëntatie te hebben vergeleken met de HAS Den Bosch: o.a. meer voorlichting, educatie en beleid. Toch wordt voor een belangrijk deel bij de vaststelling van de beroepsprofielen gebruik gemaakt van de (HAS) marktverkenning uit 2007. Het programma en de competenties worden verder niet vergeleken met andere agrarische opleidingen. De opleiding lijkt meer gericht op het trekken van studenten dan op werkgevers en arbeidsmarkt. De vraag die zich vervolgens opdringt is: welke niche is geprobeerd met deze opleiding te vullen? Voor bepaalde typen onderzoek zijn tevens wettelijke bevoegdheden nodig (bijvoorbeeld dierexperimenteel onderzoek en onderzoeksontheffingen Flora- en Faunawet, waarbinnen de opleiding zelfs niet eens aan de wettelijke eisen voldoet). Het is niet duidelijk hoe de opleiding daarmee omgaat. Onderzoek naar nieuwe dierziekten lijkt voor deze groep studenten een brug te ver. Met betrekking tot de oriëntatie op het hbo-beroep opperde het panel dat het wellicht zinvol was om aan het begin van de studie een ‘snuffelstage’ op te nemen. Studenten kunnen dan een indruk krijgen welke kennis en vaardigheden in de praktijk nodig zijn (bijvoorbeeld interdisciplinair samenwerken) en hoe die geoperationaliseerd worden. Ze kunnen tevens van elkaars ervaringen profiteren. Het management nam met interesse kennis van deze panelsuggestie en zal daar aandacht aan besteden. Het management en de docenten/ontwikkelaars gaven op de kanttekeningen van het panel aan dat de interviews veel meer en genuanceerdere informatie hebben opgeleverd dan in de verslagen van het aanvraagdossier tot uitdrukking komt. De HAS was slechts één van de componenten van het werkveldonderzoek. De geïnterviewden merkten bijvoorbeeld op dat het zeer belangrijk was dat studenten een brede visie zouden krijgen en “over de muren heen konden kijken”. Een combinatie van natuur en biologie, een ‘groen verband zien’. Het management benadrukte voornamelijk dat alleen het werkveld op de onderwerpen ‘natuur’ en ‘dier’ was benaderd, aangezien er binnen de CAH genoeg ervaring was met het werkveld op de gebieden ‘plant’ en ‘landbouw’. De opleiding slaagt er volgens het panel - ondanks de hier vermelde kanttekeningen - wel voldoende in om de beoogde eindkwalificaties aan te laten sluiten bij het hbobachelorniveau van een beginnend beroepsbeoefenaar (zie ook facet 1.1).
pagina 13
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Samenvattend is het panel van mening dat de opleiding de vraag en relevantie van het werkveld bij de ontwikkeling van het curriculum nog niet diepgaand en omvattend heeft onderzocht. De beoogde eindkwalificaties zijn daardoor eveneens beperkt ontleend aan en gebaseerd op de beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als onvoldoende.
4.1.4 Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding Het panel beoordeelt de facetten ‘Domeinspecifieke eisen’ en ‘Bachelor’ als voldoende en het facet ‘Oriëntatie hbo’ als onvoldoende. Bij de totstandkoming van de doelstellingen is het beroepenveld niet actief genoeg betrokken geweest. Naar oordeel van het panel zijn de doelstellingen wel adequaat naar beoogd niveau. Ook worden de doelstellingen herkend als eigen aan het domein. Uit de gesprekken met het management en docenten is daarbij duidelijk geworden dat men nog volop en gemotiveerd bezig is deze startende opleiding verder vorm te geven en bij te sturen. Aandachtspunten zullen naar de mening van het panel snel en adequaat opgepakt worden. Het onderwerp als geheel beoordeelt het panel daarom als voldoende. Het panel baseert dit totaaloordeel mede op het feit dat slechts 1 van de 2 onderdelen van facet 1.3 (Oriëntatie hbo) nog niet volledig voldoet. Daarmee scoort dit facet slechts een lichte onvoldoende. Het samenvattend oordeel met betrekking tot het onderwerp is voldoende.
4.2
Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. 4.2.1 Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. – Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen Tijdens de opleiding wordt het boek Biology van Campbell als basisboek gebruikt. (aanvraagdossier pag. 21). Aanvullende vakliteratuur op hbo- of wo-niveau wordt geselecteerd door de ontwikkelaars. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van verschillende hbo en wo bibliotheekcatalogi, online full-text vakbladen en relevante websites. Kennis en vaardigheden worden in elke module aangeboden in de vorm van cursussen en trainingen. In het eerste jaar wordt ‘toegepast onderzoek’ geleerd met behulp van de boeken ‘Leren onderzoeken: een vierluik’. Het boek Competentiemanagement wordt gebruikt om een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) op te stellen. De voortdurende interactie met de beroepspraktijk zorgt door de beroepsrollen en –taken eveneens voor de nodige kennis en informatie.
pagina 14
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Studenten voeren gedurende opleiding verschillende opdrachten op projectbasis en toegepaste onderzoeken uit: veldweken, practica, excursies, eigen onderzoek, stage in binnen- en buitenland en het afstudeerproject. Opdrachtgevers uit de praktijk en docenten zullen hierbij als begeleiders en beoordelaars van de beroepsvaardigheden optreden. De afstudeerfase bestaat uit twee onderdelen: een individuele opdracht (de opleiding beoordeelt de eindkwalificaties) en een bedrijfsopdracht in een authentieke beroepssituatie (de stagebieder beoordeelt). De opleiding wordt onder meer actueel gehouden door de intensieve samenwerking met de diverse ‘spelers’ in de regio. De ambitie is aanwezig om van Almere de duurzaamste stad van Nederland te maken en daarbij de ontwikkeling van woongebied en natuur hand in hand te laten gaan. Docenten houden de lessen actueel door hun contact met de beroepssituatie: acquisitie van opdrachten en begeleiding van studenten. Overwegingen Het panel is van mening dat de kennisontwikkeling van studenten voldoende plaats kan vinden door de aangeboden vakliteratuur en cursussen. De opleiding beschikt op de locatie Almere over een draadloze internetverbinding en het Intranet van de CAH. Daarmee hebben studenten altijd en overal (ook thuis en op stage) voldoende toegang tot de aangeboden (internationale) literatuur. Een pluspunt hierbij is dat studenten tevens volledige toegang hebben tot de stadsbibliotheek van Almere. Het panel wil bij het onderwerp literatuur nog opmerken dat het geen ‘leerboekenopleiding’ mag worden. Niet alleen ‘Campbell’! Oorspronkelijke literatuur en ervaringsverhalen van docenten zijn eveneens belangrijk. De kennisontwikkeling wordt verder versterkt door middel van praktijkopdrachten op projectbasis, de stages, de toegepaste onderzoeken en de verschillende beroepsrollen en taken. Hierdoor kan volgens het panel voortdurend uitwisseling en interactie plaatsvinden met de beroepspraktijk. Het programma waarborgt via deze activiteiten eveneens voldoende de ontwikkeling van de noodzakelijke beroepsvaardigheden. Het panel heeft voorafgaand aan de site visit de opleiding gevraagd om beter aan te geven hoe de internationale component van de Toegepaste Biologie ingevuld gaat worden. In het antwoord werd aangeven dat naast ‘duurzaam handelen’, ‘globaliseren’ een belangrijke competentie van de opleiding is. Alle studenten voeren een internationale stage uit, die het karakter heeft van een beroeps- en inhoudsgerichte kennismaking met een andere dan de Nederlandse context. Er zijn hierover contacten met de Hogeschool Osnabrϋck en de Universiteit van Toscane (met eventueel doorstroming naar een master). Tevens kan gebruik worden gemaakt van het internationale netwerk van de CAH in Dronten. De CAH organiseert eveneens ‘Internationale Weken’ met lezingen, presentaties en meetings voor eigen en buitenlandse studenten. Met betrekking tot de actuele ontwikkelingen in het vakgebied heeft het panel enige zorg. De vaste docenten hebben links met de praktijk via hun netwerk en de stages, maar moeten zelf ook bijblijven en bij voorkeur ook voor een deel werkzaam zijn in het beroepenveld. Het panel wil wat dat betreft de suggestie doen om ook deeltijddocenten bij de opleiding te betrekken (zie facet 3.1). De gesprekken tijdens de site visit hebben deze zorg voor een belangrijk deel kunnen wegnemen, maar actualiteit blijft een aandachtspunt voor de
pagina 15
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
opleiding. Dit bijvoorbeeld omdat het bedrijfsleven uit de confrontatie van wetgeving en marktvraag technieken en standaarden ontwikkelt, waarvan aankomende professionals voldoende kennis moeten hebben. Vanwege de tijdelijke huisvesting en de beperkte faciliteiten in Almere vroeg het panel zich af of er voldoende ‘state of the art’ apparatuur en technische voorzieningen beschikbaar waren om de praktijkopdrachten en het toegepaste onderzoek gedegen uit te kunnen voeren. Het management merkte hierover op dat voorlopig gebruik kon worden gemaakt van de laboratoria en de kas van het Groenhorstcollege. Bepaalde practica zullen in Dronten of op de universiteit van Wageningen gehouden worden. Het panel is van mening dat deze faciliteiten weliswaar voldoen, maar kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de aspecten apparatuur (ook voor veldwerk) en technische voorzieningen in Almere meer aandacht behoeven. Bij het opstellen van het programma van eisen en de bekostiging van onderzoeksapparatuur (aankoop en afschrijving) zal hieraan de nodige zorg besteed moeten worden. Samenvattend is het panel van mening dat de hbo-bachelor Toegepaste Biologie studenten een breed en maatschappelijk georiënteerd programma aanbiedt. Er wordt hard aan de opleiding gewerkt en dat geeft vertrouwen voor de toekomst. Mede door de vele contacturen kunnen werkervaringen van studenten tot leerervaringen worden via discussies en vergelijkingen. De stages vervullen hierbij een belangrijke rol in de verwezenlijking van het hbo-karakter van de opleiding en de actualiteit van het programma. Het panel constateert bij dit facet enkele aandachtspunten, maar is van mening dat de opleiding die adequaat en op korte termijn zal kunnen verbeteren. Het totaal van dit facet heeft volgens het panel voldoende kwaliteit om tot een positief oordeel te kunnen komen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.2.2 Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Het didactisch concept is gebaseerd op het competentiegericht onderwijs. In iedere module staan 2-3 competenties centraal en werkt de student aan een concrete beroepstaak met een bepaalde rol die is afgeleid van de beroepsprofielen (zie ook 3.3 Profiel opleiding). De integrale leerlijn wordt afgesloten met een assessment (aanvraagdossier pag. 24). De student moet in een kenmerkende beroepssituatie een beroepstaak uitvoeren en zijn competentieniveau demonstreren. Het eerste jaar op niveau 1, de hoofdfase op niveau 2 en de afstudeerfase op niveau 3. Kennis en vaardigheden worden in vooraf aangegeven weken getoetst. Kennis grotendeels via open vragen, vaardigheden door middel van assessments (o.a. presentaties en demonstraties). Het verband tussen de verschillende assessments, leertaken, cursussen en trainingen van de modules van jaar 1 t/m 3 wordt verduidelijkt met behulp van een overzicht (aanvraagdossier. pag. 28-32 en Toetsingskader eerste jaar).
pagina 16
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
De Examencommissie draagt de eindverantwoordelijkheid voor de examinering. Het moduleteam is verantwoordelijk voor het toetsniveau en de -criteria. Deze worden per module beschreven in de modulewerkboeken (aanvraagdossier pag. 24). De kwaliteit van het afstudeerproject wordt gewaarborgd doordat de student zelf een contract opstelt. Daarin wordt aangeven welke competenties ontwikkeld worden en welke concrete bedrijfsopdracht men gaat uitvoeren. Bovendien formuleert de student een daaraan gerelateerde onderzoeksvraag die beantwoord wordt in de Individuele Verdieping (IV). De opdrachtgever van de bedrijfsopdracht beoordeelt het resultaat van het afstudeerproject. De afstudeerbegeleider (functiesenior) beoordeelt het projectmatig werken (aanvraagdossier pag. 25 en 33). Voor de Individuele Verdieping dient de student een onderzoeksplan op te stellen dat met behulp van een aantal criteria wordt getoetst: Is de doelstelling helder en goed onderbouwd? Is er voldoende informatie te vinden, is het haalbaar? Heeft het voldoende diepgang (hbo-niveau)? Is de planning realistisch? Naast de begeleidende docent wordt het rapport ook beoordeeld door een tweede onafhankelijke docent (aanvraagdossier pag. 25). Overwegingen Het panel heeft het aanvraagdossier bestudeerd en tijdens de site visit studieboeken, dictaten, modulewijzers, richtlijnen van stages, toetsingskader eerste jaar, veldhandleidingen, jaarverslagen enz. kunnen inzien. Het programma leidt in het algemeen op tot de beroepsprofielen, maar op details zijn er vragen. Het programma komt bijvoorbeeld over als nogal gecompliceerd. Het verband tussen de verschillende leerlijnen, thema’s, beroepstaken, competenties en assessments is niet echt duidelijk en noodzaakt tot extra uitleg. Het zal de nodige inspanning vergen studenten de relatie tussen een bepaald studieonderdeel en de bijbehorende doelstelling te laten zien. Het komt eveneens over als enigszins rigide. Per module moeten bijvoorbeeld 2-3 specifieke competenties op een bepaald niveau behaald worden. Het management gaf hierop aan dat inderdaad bij de start studenten aanvullend wegwijs worden gemaakt. En bovendien dat het slechts om de belangrijkste richtlijnen en accenten gaat. In de praktijk gaat men pragmatisch en flexibel met de leerstof om en komen vooral in de integrale leerlijn via de leertaken voortdurend de verschillende kennisaspecten en vaardigheden aan bod. Studenten merkten tijdens de site visit op dat ze geen probleem hadden met het ‘ingewikkelde’ programma en dat ze door de docenten en mentoren goed begeleid werden gedurende de contacturen en de praktijkopdrachten. De relatie tussen de doelstellingen en het programma met betrekking tot het didactische concept, de werkvormen en het toetsen van kennis en inzicht worden volgens het panel voldoende beschreven en uitgewerkt en weerspiegelen aldus de te bereiken eindkwalificaties. Dit blijkt ook uit de gesprekken die het panel tijdens de site visit met docenten/ontwikkelaars en studenten gevoerd heeft. Er wordt consequent met het competentiegerichte onderwijs gewerkt waardoor voortdurend relaties tussen theorie en praktijksituaties kunnen worden gelegd. Kennis, vaardigheden en beroepsproducten worden doorlopend getoetst met behulp van examens, resultaat- /productindicatoren, assessments, presentaties en bijdragen gedurende groepsopdrachten, discussies en reflectieverslagen. Modules, docenten en praktijk worden daarbij systematisch geëvalueerd en waar nodig worden direct verbeteracties uitgevoerd.
pagina 17
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Een punt van zorg betrof de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de examencommissie. Het panel vroeg zich af hoe dat gewaarborgd kan worden als de directeur hiervan voorzitter is en tevens de andere leden voordraagt. De in- en uitstroommanager hebben er eveneens zitting in. Ook vond het panel dit moeilijk te rijmen met de zitting van de directeur in de klachtencommissie. Het management verklaarde dit door aan te geven dat de gevolgde procedure en een dergelijke bezetting toch geen ongebruikelijke zaken zijn. Bij andere opleidingen komt dat ook voor. Men heeft vertrouwen in de objectiviteit van de betreffende personen en procedure. Het panel waardeert het vertrouwen, maar is toch van mening dat leden van examen- en klachtencommissies zo veel mogelijk onafhankelijk moeten zijn. Bovendien is de mening van de CAH over de inhoudelijke expertise van de examencommissie niet geheel in overeenstemming met de taken zoals beschreven in de WHW. Het panel wil de opleiding dan ook aanraden dit aspect de nodige extra aandacht te geven. Tijdens de site visit heeft het panel de vraag gesteld wat de consequenties waren indien bepaalde competenties niet gehaald worden. De docenten gaven hierop aan dat de mentoren zorgvuldig gedurende de hele opleiding studenten monitoren. Dit gebeurt onder meer door de deelname aan de lessen in de gaten te houden en met behulp van examens, assessments en indicatoren. Indien deze onvoldoende scoren volgt een persoonlijk gesprek met eventuele aansporingen of waarschuwingen. Aan het eind van het eerste jaar is er een bindend studieadvies. Bij ziekte of vertraging kunnen vervangende opdrachten en herkansingen uitkomst bieden. Het panel tekent daarbij aan dat het maken van onderzoeksplannen een belangrijke en nuttige oefening is, maar dat de lat bij deze bachelors ook weer niet te hoog gelegd moet worden. Het mag geen wo-opleiding zijn! De opdracht tot het uitvoeren van een zeer gecompliceerd onderzoek, het presenteren aan een externe deskundige van de NWO en het gebruik van minimaal 10 bronnen, waarvan 60% wetenschappelijk vindt het panel te rigide en teveel gevraagd. Bovendien komt het niet overeen met de werksituatie waarmee de toekomstig afgestudeerde geconfronteerd zal worden. Het weerspiegelt eveneens de verderop gesignaleerde beperkte onderzoekservaring van de docenten, dan wel dat de duidelijkheid en controleerbaarheid het van de inhoud hebben gewonnen. In de opleiding is consequent en doelbewust het moleculaire niveau vermeden. Het is de vraag of dat verstandig is omdat in sommige beroepsvelden zoals veredelaar en zaadtechniek toch zeker een beperkte kennis van moleculaire biologie/genetica vereist zal zijn. Ook met betrekking tot "natuur" is het voor de toekomst voorstelbaar dat bijvoorbeeld besmetting van populaties met GGO onderzocht zal gaan worden. De genetische diversiteit zal met behulp van moleculaire technieken bepaald kunnen worden. In het onderdeel ‘Genetica’ zal hieraan aandacht moeten worden besteed. Ondanks de bij dit facet gesignaleerde aandachtspunten heeft het panel voldoende vertrouwen in het ervaren, gemotiveerde docententeam. Daarbij is het panel van mening dat de opleiding er tevens voldoende in slaagt om de te bereiken eindkwalificaties aantoonbaar te vertalen in leerdoelen van (onderdelen) van het beoogde programma. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
pagina 18
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
4.2.3 Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen De opbouw van het programma is volgens het aanvraagdossier (pag. 25 en 33-34) globaal ingedeeld in drie fasen: propedeuse, hoofdfase en afstudeerfase. De propedeuse en de hoofdfase zijn daarbij voor alle studenten gelijk, omdat alleen dan volgens de aanvrager de breedte van het vakgebied Toegepaste Biologie aan de orde kan komen. Dit houdt in dat de onderwerpen Plant, Dier en Natuur evenredig vertegenwoordigd zijn in de eerste 2,5 jaar. In het eerste jaar ligt de nadruk op het stapsgewijs leren van ‘onderzoeken’: de voorbereiding, het uitvoeren van een veldinventarisatie (informatie verzamelen), het schrijven van een onderzoeksopzet, het uitvoeren van een complexer onderzoek, rapporteren en presenteren. Binnen een jaar nemen de beroepstaken toe in complexiteit. Dit resulteert uiteindelijk in het zelfstandig uitvoeren van een eigen onderzoek. De complexiteit en het niveau van de lesstof neemt ook geleidelijk toe gedurende het studietraject. De opgedane kennis op cel-, individu-, en populatieniveau in jaar 1 wordt vertaald naar voorlichting voor het publiek (educatief product) en het geven van advies (teelthandleiding) in het tweede jaar. In het derde jaar wordt er steeds meer inzicht gevraagd in de samenhang tussen de verschillende onderwerpen binnen de Toegepaste Biologie. De student moet dan tevens de vaardigheden hebben om te kunnen werken in een multidisciplinair team: het schrijven van een natuurbeheersplan samen met studenten Natuur, Economie en Leefomgeving. De afstudeerfase biedt een verdere verdieping en specialisatie door middel van een keuzevak, minoren, stage en een afstudeerproject. De samenhang en opbouw van het programma komen ook tot uitdrukking in de toenemende complexiteit van de opdrachten en competenties. Uiteindelijk moet de student in het vierde jaar bewijzen dat alle competenties op niveau 3 behaald zijn (aanvraagdossier pag. 34). Overwegingen Het panel vindt dat het beoogde programma weliswaar vrij ingewikkeld in elkaar steekt, maar toch voldoende inhoudelijke samenhang biedt. Dit wordt vooral bereikt door de thematische aanpak, de duidelijke fasering van het programma en de geleidelijke opbouw in complexiteit. De samenhang wordt mede geborgd door een intensieve begeleiding van studenten. Docenten/ontwikkelaars gaven tijdens de site visit aan dat ze regelmatig met elkaar overleggen, zodat bijtijds lacunes of overlappingen in het programma gesignaleerd en gecorrigeerd kunnen worden. Dit heeft al geleid tot een aantal aanpassingen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
pagina 19
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
4.2.4 Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen Het programma van de opleiding Toegepaste Biologie is volgens de aanvrager studeerbaar vanwege de heldere structuur, de motivatie van studenten, hun passie voor de natuur, de aansprekende onderwerpen en de gerichtheid op het toekomstige werkveld (aanvraagdossier pag. 34). De CAH heeft ervoor gekozen om bij de invoering van het CGO op traditionele wijze studiepunten te verzamelen wanneer men toetsen en assessments met een voldoende afsluit. Gestreefd wordt naar een intensief en persoonlijk contact tussen docenten en studenten. Per module van gemiddeld 20 weken wordt aldus ongeveer 160 uur contacttijd gerealiseerd. De studieopzet is analoog aan de CAH-opleidingen te Dronten. Maandelijkse ‘Vinger aan de Pols’ bijeenkomsten en feedback van studenten hebben al geleid tot aanpassingen van die programma’s. Klachten betroffen hierbij niet zozeer de studielast in uren, maar de roostering en organisatie van modules en contactmomenten. De aanpassingen en ‘Vinger aan de Pols’ bijeenkomsten met studenten zullen eveneens bij de opleidingen van Almere toegepast worden. Overwegingen Voorafgaand aan de site visit vroeg het panel zich af in hoeverre de verschillende vakken opeenvolgend waren. Wat gebeurt er met een student die een vak niet haalt (bijvoorbeeld statistiek)? En belangrijk voor de studeerbaarheid: kan het in de tijd die er voor staat en hoe vaak kunnen tentamens herkanst worden? Docenten gaven hierop aan dat voor elke module bepaalde vooreisen gelden. Studenten kunnen bij het niet halen van een module in een volgend semester herkansen. Per individu kan de situatie apart worden bekeken, waardoor er altijd oplossingen gevonden kunnen worden. Studenten bevestigen dit. In de OER wordt aangegeven met welke credits een student door kan gaan. Het management merkte op dat studenten niet de kans krijgen om ongemerkt achterop te geraken aangezien er met kleine studiegroepen (2 groepen van 16 en 17 studenten) en veel toezicht gewerkt wordt. De docenten zitten er ´bovenop´. Er zijn veel mentoruren en als iemand gemist wordt vraagt een docent direct of er ‘wat aan de hand’ is. Het structureel ingebouwde overleg en de feedback van studenten dragen eveneens bij tot het beheersbaar maken van de studie. Studenten merkten op dat de studielast (tot dan toe) niet als te zwaar werd ervaren. Ze hebben er geen moeite mee. “Het hangt van jezelf en je motivatie af”. Er is naast de studie voldoende tijd voor ontspanning en een bijbaan. De opleiding wordt heel leuk en interessant gevonden, met genoeg aandacht en structuur. De zorgvuldige voorlichting en begeleiding tijdens de vele contacturen zorgen eveneens voor een goed idee van de studie en de eisen die aan hen gesteld worden. De mentor begeleidt de persoonlijke leergang: Wie ben ik? en Waar ga ik naar toe? Voor elke module en voor het hele studiejaar moet een lijst gemaakt worden van de competenties en vaardigheden waaraan men gaat werken. Na afloop worden deze weer geëvalueerd. Studenten kunnen hun weg vinden in het programma en het werkt volgens hen goed. De verschillende leerlijnen, beroepsrollen en leertaken worden
pagina 20
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
door hen niet als te ingewikkeld ervaren. “Iedereen kent iedereen” en “Het beeld klopt steeds beter”. Ze zijn enthousiast en hebben bewust gekozen voor deze studie vanwege de praktische gerichtheid en de relatief kleine ‘warme’ school. “Heerlijk tot je middel in het water en leren door te doen en niet alleen uit boeken”. En: “Veel in de natuur en de natuur in het leslokaal”. Een (klein) aandachtspunt vindt het panel de nogal talrijke relatief lichte studieonderdelen van 1-2 ECTS: creatief denken en presenteren, practicum vergelijkende anatomie en fysiologie, GIS, Ecologische waterkwaliteit, inleiding statistiek enz. Met daaraan gekoppeld de vraag of een dergelijke ‘versnippering’ niet onnodig het programma onoverzichtelijk maakt en de studievoortgang bemoeilijkt. Docenten merkten hierover op dat daar bewust voor gekozen is om de afzonderlijke stappen goed duidelijk te maken. Belangrijk hierbij is tevens dat op 13 ECTS maar 1 ECTS onvoldoende (5) mag scoren. Samenvattend is het panel van mening dat de opleiding er in slaagt het beoogde programma voor deze gemotiveerde groep studenten voldoende studeerbaar te maken. Dit gebeurt vooral door de zorgvuldige voorlichting, begeleiding en het gestructureerde overleg. Mede door de gesprekken is voldoende vertrouwen ontstaan dat factoren die de studie voortgang belemmeren zoveel mogelijk zullen worden weggenomen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5 Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-bachelor: VWO, HAVO middenkader of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek Bevindingen De instroomeisen voor de opleiding zijn: VWO: Natuur en techniek. Natuur en Gezondheid. Economie en maatschappij met scheikunde; HAVO: Natuur en techniek. Natuur en gezondheid. Economie en maatschappij met scheikunde; MBO: Wiskunde en scheikunde. Wiskunde C1 en scheikunde C1 of C2. Wiskunde C2 en scheikunde C1 of C2. Nederlands en Engels C niveau. Biologie in het vakkenpakket is een pre. Deficiënties moeten weggewerkt zijn voor aanvang van de opleiding. Er worden cursussen aangeboden om scheikundedeficiënties weg te werken. Binnen de CAH is ervaring met het instroomniveau en het behandelen van gangbare en afwijkende instroomdossiers. Met alle mbo- studenten en havo/vwo- studenten met de profielen ‘Natuur en techniek’ en ‘Economie en Maatschappij’ die geen biologie in hun profiel hebben wordt een intakegesprek gehouden. Doel hiervan is om de aansluiting met de vervolgopleiding te bepalen en om een goed beeld te krijgen van de studiemotivatie.
pagina 21
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Overwegingen Voorafgaand aan de site visit was er enige onduidelijkheid bij het panel over de precieze instroomeisen van de opleiding. Zo wordt er wel een deficiëntieprogramma voor scheikunde aangeboden, maar niet voor biologie. Instromers zonder biologie in hun pakket krijgen het volgens het panel moeilijk in deze studie. Ze zullen te weinig kennis hebben om de opleiding goed te kunnen volgen. Belangrijk daarbij is ook de vraag waarom ze in hun vooropleiding geen biologie gekozen hebben. Het intakegesprek is daarom zeer belangrijk voor alle studenten (niet alleen mbo’ers). Het management benadrukte hierop dat wettelijk gezien alleen scheikunde vooraf als toelatingeis gehanteerd mag worden. Biologie is niet verplicht. Daar staat tegenover dat tijdens de opleiding wel verplicht een schakelprogramma biologie gevolgd moet worden door studenten die dat niet in hun vakkenpakket hebben gehad. Dit gebeurd in de vorm van extra (werk)colleges waarbij de havo leerstof biologie in (grote) stappen wordt aangeboden. Op een vraag of de studie gezien het niveau voor mbo’ers wellicht niet te hoog gegrepen was, antwoordde het management dat die studiegroep niet geweigerd mag worden. Ook daar gelden wettelijke regels. Voor alle studenten is het intakegesprek heel belangrijk, maar in het bijzonder voor de mbo- studenten en instromers met een biologiedeficiëntie. Vooral om die reden wordt met grote zorg voorlichting gegeven over de aard en de zwaarte van de studie. Getoetst wordt in hoeverre studenten een juist beeld van de opleiding hebben en of ze voldoende gemotiveerd zijn. Eventuele alternatieve opleidingen worden daarbij eveneens verkend. Onder de 33 instromende studenten in 2010 was geen mbo’er en slechts 1 havostudent zonder biologie. Het management merkte tevens op dat de ervaring leerde dat mbo’ers zeer gemotiveerd zijn. Ze hebben zich vaak al bewezen in hun vooropleiding. “Docenten strijden om wie ze mag begeleiden”. Studenten gaven tijdens de site visit aan dat ze zeer te spreken waren over de wijze waarop de opleiding hun over de studie en de mogelijkheden had voorgelicht. In het intakegesprek werd vooral diep ingegaan op de vraag waarom en met welk doel voor de opleiding Toegepaste Biologie werd gekozen. Het panel is van mening dat het beoogde programma qua vorm en inhoud voldoende aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6 Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-bachelor met minimaal 240 studiepunten. Bevindingen .Alle studenten moeten de volledige vierjarige leerweg van 240 ECTS volgen. Het programma en de inhoud van de opleiding Toegepaste Biologie is volgens de opleiding te specifiek, waardoor voorkennis niet of slechts beperkt aan de orde is. Overwegingen Het panel stelt vast dat de opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor van minimaal 240 ECTS.
pagina 22
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7 Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Het panel beoordeelt alle zes facetten van het onderwerp Programma als voldoende met als aandachtspunten de actualiteit van het vakgebied en de onderzoekservaring van docenten. Samenvattend is het panel van oordeel dat het onderwerp Programma als geheel voldoende is.
4.3
Inzet personeel 4.3.1 Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen De CAH kenmerkt zich volgens het aanvraagdossier (pag. 37) door een actieve interactie tussen opleiding en beroepspraktijk. In Almere zullen de komende jaren verschillende stadsontwikkelingsprojecten worden uitgevoerd die als ‘living laboratories’ zullen gaan dienen voor studenten. Docenten/ontwikkelaars zijn hierbij voorbereid om de juiste inschattingen te maken van de waarde van leersituaties die in de beroepspraktijk zullen worden aangeboden (project bijlage VI van het aanvraagdossier). De meeste CAH-vakdocenten die in Almere het onderwijs gaan verzorgen hebben ruime onderwijservaring en kennen het hbo. Ze werken met het competentiegericht onderwijs en maken waar mogelijk gebruik van de beroepspraktijk. Tijdens hun werk zal hierbij intervisie en feedback plaatsvinden met vertegenwoordigers uit de beroepspraktijk. Formeel gebeurt dit via een Werkveldcommissie, die de praktijkgerichtheid van de opleiding regelmatig toetst en adviezen uitbrengt voor verbetering (aanvraagdossier pag. 37-38). De leden van de Klankbordgroep zullen gevraagd worden als lid van de Werkveldcommissie. Docenten moeten externe contacten onderhouden om te beschikken over actuele kennis en ontwikkelingen in het werkveld. Om dit te monitoren wordt een portfolio bijgehouden (aanvraagdossier pag. 12). Overwegingen Het panel is van mening dat het onderwijzend personeel qua kennisniveau meer dan voldoende gekwalificeerd is. De gesprekken tijdens de site visit en de CV’s van de docenten/ontwikkelaars maakten echter duidelijk dat er slechts beperkt onderzoekservaring aanwezig is. Dat riep de vraag op of de docenten wel genoeg ervaring bezaten op het gebied van toegepast onderzoek en stages om studenten goed te kunnen begeleiden. De bachelorstudent moet het onderzoek echt kunnen opzetten en verwerken, niet alleen als waarnemer en vertaler functioneren. Onderzoek gaat ook over multidisciplinariteit: samenwerken, - bijvoorbeeld met juristen en stedenbouwkundige ontwerpers-, elkaars taal leren verstaan.
pagina 23
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Het management merkte hierover op dat vooral praktisch gericht onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht voor bedrijven en instellingen. De CAH heeft daarin een rijke traditie. Stages vinden overal in binnen- en buitenland plaats. Stageplekken worden daarbij in Nederland bezocht en zorgvuldig begeleid en beoordeeld. De buitenlandstage heeft vooral als doel studenten kennis te laten maken met andere bedrijfsculturen en zo een bredere en diepere persoonlijke ontwikkeling mogelijk te maken. Er wordt hard gewerkt om de onderzoekskwaliteit van docenten verder te verbeteren. Naast drie kenniskringen worden eigen onderzoeksprogramma’s opgestart binnen vier lectoraten. Docenten zullen hierin een actieve rol gaan vervullen. Hiertoe zal voor vier van hen een dag per week vrijgemaakt worden. Promotie-onderzoek zal aan en onder verantwoordelijkheid van universiteiten kunnen plaatsvinden. Er zijn contacten met die van Wageningen en Maastricht en twee docenten zijn reeds aan het promoveren. Het panel is van mening dat deze initiatieven zeker de relatie tussen docenten en het toegepaste onderzoek zullen verstevigen, waardoor deze zorg voor een belangrijk deel wordt weggenomen. Het panel was tevens van mening dat een stevige en actuele ‘inbedding’ van docenten in de beroepspraktijk ontbrak. De opleiding maakt weliswaar gebruik van gastdocenten, maar die kunnen dat slechts voor een deel invullen. Het panel wil wat dit aspect betreft pleiten voor de systematische en doelbewuste inzet van deeltijddocenten die hun ‘wortels’ tevens in het werkveld hebben. Hierdoor kan een betere symbiose van praktijk en onderwijs bereikt worden (zie ook facet 2.1). Het management gaf daarop aan dat daar ook naar gestreefd wordt. Het doel is om meer deeltijddocenten aan te trekken en gastdocenten meer bij de opleiding te betrekken. Er is voldoende financiële ruimte om gastdocenten in te kunnen zetten. Gewerkt wordt tevens met zogenaamd KIGO-projecten om de relatie tussen docenten en het werkveld te versterken. Veel specialistische kennis kan eveneens uit Dronten worden gehaald Het panel heeft waardering voor de initiatieven van de CAH op het gebied van het toegepaste onderzoek en de relatie met het werkveld. De opleiding is duidelijk op de ‘goede weg’. Het bijhouden van een portfolio met betrekking tot het monitoren van externe contacten kan de praktijkgerichtheid van docenten daarbij in de toekomst borgen. Het panel is echter van mening dat het personeel van de opleiding op dit moment weliswaar gedeeltelijk, maar (nog) niet genoeg de verbinding met de beroepspraktijk voldoende breed en diep kan invullen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ van de Inzet personeel als onvoldoende.
4.3.2 Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen De CAH heeft in de aanloopfase van de opleiding Toegepaste Biologie de nodige capaciteit vrijgemaakt voor de ontwikkeling van het leerplan (aanvraagdossier [pag. 38). Daarbij is de opleiding van de HAS Den Bosch als voorbeeld genomen met eigen accenten. Voor het moduletraject zijn drie personen extra aangesteld. Uiteindelijk zal er per 18 studenten een
pagina 24
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
arbeidsplaats worden gecreëerd. Naast het onderwijzend personeel zal er ook administratieve ondersteuning komen. In de urenbegroting voor de komende jaren is rekening gehouden met het verder doorontwikkelen van de modules. De zogenoemde Impulsgelden (innovatie) van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (ELenI) worden daarvoor ingezet. De CAH gaat uit van een gestage groei – 300 studenten en 16 FTE voor de opleiding in 2014 – maar blijft een kleinschalige onderwijsinstelling met een ratio van een docent op 18 studenten. Binnen de begroting van de CAH en met behulp van innovatiebudgetten, specifieke subsidies en projectmiddelen is dit volgens de instelling een haalbare kaart (aanvraagdossier pag. 39). Voor de komende twee jaar wordt eerst uitgegaan van 2-4 FTE. Naast docenten die zich grotendeels op de opleiding in Almere gaan richten zullen vakdocenten uit Dronten ingezet. Een deel van de capaciteit van onderwijs en het toegepaste onderzoek zal worden geleverd door de nieuw aangestelde lector. Zijn opdracht ligt op het gebied van eco-effectief ondernemen in een stedelijke omgeving en de nodige raakvlakken met de opleiding Toegepaste Biologie. Vanuit het netwerk van de CAH en de Werkveldcommissie zullen tevens diverse gastdocenten en coaches/mentoren het docentencorps komen versterken (aanvraagdossier pag. 39). Overwegingen Het panel concludeert op grond van de gegevens in het aanvraagdossier en de gesprekken tijdens de site visit dat de opleiding over voldoende personeel beschikt om de bachelor Toegepaste Biologie te starten. De eerste 33 studenten zijn in augustus 2010 aan de opleiding in Almere begonnen. Ze gaven in hun gesprek met het panel aan zeer tevreden en enthousiast te zijn over de docenten, de lessen en de begeleiding. De studie beantwoordt daarmee aan hun verwachting van een biologische opleiding die theorie met praktijk verbindt en tegelijk maatschappelijk geëngageerd is. De CAH maakt duidelijk dat het de bedoeling is om de opleiding Toegepaste Biologie de komende jaren flink door te laten groeien. De opleiding baseert deze doelstelling mede op de toename van studenten bij opleiding van de HAS Den Bosch. Afgaande op de informatie van het aanvraagdossier vroeg het panel zich echter af of een dergelijke snelle groei (300 studenten en 16 FTE in 2014) wel realistisch was. Kan de opleiding dat wel bijbenen? Er is nu een goede docent-student ratio van 1:18, maar geldt dat ook voor de toekomst? De opleiding merkte hierover tijdens de site visit op dat deze groei door de CAH goed kan worden opgevangen. In dit eerste jaar worden in ieder geval geen capaciteitsproblemen geconstateerd. Voor de komende studiejaren zal geleidelijk meer gekwalificeerd personeel aangetrokken en ingezet worden. De docenten/ontwikkelaars benadrukten dat ook bij een stijgend studentenaantal de 1:18 ratio gehandhaafd zal blijven. Het is wel “hard werken”, maar ook “goed te doen en het hoort erbij”. (Gast)docenten en ondersteunend personeel worden gevonden via de bestaande netwerken en de CAH te Dronten. De CAH beschikt daarbij over voldoende financiële middelen om deze capaciteitsgroei te kunnen waarborgen.
pagina 25
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Op grond van alle schriftelijke informatie en de gesprekken met het management, docenten/ontwikkelaars en studenten is het panel van oordeel, dat de CAH voldoende personeelscapaciteit heeft voor de begeleiding van studenten en een adequate uitvoering en continuering van de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
4.3.3 Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen De CAH (Dronten en Almere) beschikt over personeel met een academische achtergrond: biologen, plantkundigen en aquatisch ecologen met een goede onderwijservaring (aanvraagdossier pag. 39). Ze zijn getraind in het CGO en het coachen en begeleiden van studenten. Het lectoraat ‘Eco-effectief ondernemen in een stedelijke omgeving’ in Almere zal een rol gaan spelen in het actueel houden en versterken van de inhoudsdeskundigheid van de docenten. Zij zullen deelnemen in projecten voor toegepast onderzoek. Het lectoraat is tevens trekker van het project Kenniswerkplaats (Memo 6 oktober 2010). Overwegingen Het panel is op grond van de gesprekken en de schriftelijke documentatie van mening dat de kwaliteit van de docenten/ontwikkelaars wat betreft hun academische niveau, hun gedegen onderwijservaring en hun vakkennis meer dan voldoende is. Studenten gaven tijdens de site visit aan veel waardering te hebben voor hun begeleiding, inzet en enthousiasme. Het onderzoeksaspect en het aspect beroepspraktijk verdienen hierbij meer aandacht. De door de opleiding genomen initiatieven met betrekking tot de lectoraten en kenniskringen bieden echter volgens het panel voldoende mogelijkheden om op korte termijn daarin verbetering te brengen. De vakkennis en competenties van de docenten behoeven onderhoud (5-10% van de onderwijscapaciteit). De ‘Education permanente’, het blijvend leren. Hoe hou je jezelf op peil? Docenten dienen daarvoor tijd te krijgen buiten hun onderwijstaak. Te denken valt aan na- en bijscholing, eigen projecten (waar ze studenten in mee kunnen nemen) en af en toe een sabbatical. Het management merkte hierover op dat docenten zullen worden ingezet in de lectoraten en kenniskringen. Binnen de organisatie wordt apart van de onderwijstaak van docenten eveneens tijd en ruimte gecreëerd voor ontwikkeling. Docenten gaven aan dat ze onder meer bijblijven door middel van hun netwerk, lezingen en congresbezoeken. Het panel vindt dat de kwaliteit van het personeel zorgvuldig en veelvuldig wordt gemonitoord via een uitgebreid systeem van evaluaties, enquêtes, tevredenheidsonderzoeken en beoordelingen. Studenten worden daar consequent bij betrokken. Via verbetervoorstellen kunnen snel en adequaat aanpassingen van programma of personeel plaatsvinden.
pagina 26
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Samenvattend is het panel van mening dat het personeel – met extra aandacht voor de verdere invulling van het onderzoeksaspect – voldoende gekwalificeerd is voor de realisatie van het programma. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
4.3.4 Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel Het panel heeft het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ als onvoldoende beoordeeld. Nog onvoldoende wordt de opleiding verzorgd door docenten die op basis van recente werkervaring een relatie kunnen leggen met de beroepspraktijk. Ook in het personeelsbeleid is dat nog onvoldoende systematisch ingebed. Er is geen twijfel over de onderwijs- en vakdeskundigheid van de docenten. De opleiding verkeert in een startfase en het panel heeft kunnen vaststellen dat er nog stevig en weloverwogen aan de weg wordt getimmerd. Het panel stelt dat in de verdere uitbouw van de opleiding aan zijn kritiek met betrekking tot facet 3.1 vrij eenvoudig tegemoet kan worden gekomen. Het panel heeft op grond van de gesprekken dan ook alle vertrouwen dat de opleiding er in zal slagen de ‘relatie beroepspraktijk’ snel een zwaardere invulling te geven. Aangezien de twee andere facetten van dit onderwerp daarbij positief zijn, is het panel van mening dat het geheel voldoende is.
4.4
Voorzieningen 4.4.1 Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen De tijdelijke huisvesting van de bachelor Toegepaste Biologie ligt vlak naast het Groenhorstcollege in Almere Poort. Er is een internetverbinding, twee leslokalen, personeelsvertrekken en een studielounge. De accommodatie is volgens het aanvraagdossier (pag. 40) voldoende voor een startende klas studenten. In het Groenhorstcollege is een volledig uitgerust practicumlokaal en een kas beschikbaar. De stadsbibliotheek van Almere (met academische steunfunctie) biedt studiefaciliteiten aan zoals cabines, relevante tijdschriftabonnementen en ondersteuning bij het vinden van bronnen. Per 2012 moet de nieuwbouw gereed zijn met plaats voor 800 hbo-studenten. De financiering daarvan is al door de CAH gevoteerd. Het ministerie van ELenI heeft geld toegezegd voor de ontwikkeling van de locatie. Overwegingen Voorafgaand aan de site visit kreeg het panel de indruk dat de voorzieningen van de bachelor Toegepaste Biologie nogal beperkt waren. Ze kwamen door de verschillende leslocaties in Almere en Dronten tevens nogal rommelig en versnipperd over. Aangezien het aanvraagdossier slechts geringe informatie bood werd besloten om zowel de voorzieningen in Almere als die van Dronten te bezoeken.
pagina 27
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Het panel is van mening dat de huisvesting in Almere in een ‘noodgebouw’ - in combinatie met het gebruik van het practicumlokaal, de kas en faciliteiten van het Groenhorstcollege weliswaar weinig extra biedt, maar voor deze startende, relatief kleine studentengroep voldoende moet worden geacht. Het management gaf aan dat alle voor de studie noodzakelijke activiteiten, zoals het volgen van lessen, instructies en praktijkopdrachten op en om deze locatie kunnen worden verricht. De ICT werkt goed en studenten maken tevens gebruik van de stadsbibliotheek Almere. Bepaalde practica worden uitgevoerd in de CAH te Dronten of Wageningen UR. Mocht de nieuwbouw echter in 2012 niet worden opgeleverd en betrokken kunnen worden, dan wordt de situatie met drie jaargangen studenten onhoudbaar. De verschillende voorzieningen in Dronten werden eveneens door het panel bezichtigd. Deze waren van voldoende kwaliteit. Ook voor Dronten is een nieuwbouw gepland met moderne faciliteiten zoals flexibele laboratoria en ruimtes voor studenten die eigen onderzoek willen verrichten. Met betrekking tot de ‘state of the art’ analyse technieken, apparatuur en onderzoeksmiddelen kreeg het panel de indruk dat die in deze beginfase van de studie voldeden, maar vooral voor het vervolg van de opleiding te beperkt waren. Er moet toegepast onderzoek gedaan kunnen worden en dan zijn moderne technologieën, ook voor het veldwerk, belangrijk. Dit geldt zowel voor Dronten (nu nog vooral gericht op landbouwkundig onderzoek), als voor de locatie Almere. Het management merkte hierover op dat vrijwel alle middelen in Almere aanwezig waren en dat daarbij altijd kon worden teruggevallen op de CAH te Dronten. Het panel vindt dit voorlopig een aanvaardbare oplossing, maar wil er wel op aandringen dat de opleiding op korte termijn in Almere meer op bovengenoemde gebieden gaat investeren. Samenvattend is het panel van mening dat de geboden en geplande huisvesting en materiële voorzieningen voor deze startende opleiding beperkt, maar toereikend genoeg zijn om het programma te kunnen realiseren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2 Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen De CAH besteedt veel aandacht aan de studiebegeleiding (aanvraagdossier pag. 40-41). Dit aspect van de opleiding wordt door studenten erg gewaardeerd. De studieloopbaanbegeleiding en de persoonlijke ontwikkeling zijn daarbij twee belangrijke rode draden die door de opleiding lopen. Vier vragen staan daarin centraal: Wie ben ik (jaar 1)? Wat kan ik (jaar 2)? Wat wil ik worden (jaar 3)? Wat moet ik ervoor doen (jaar 4)?
pagina 28
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
De studiebegeleiding vindt in het eerste en tweede leerjaar plaats in de ‘Persoonlijke leerfase’: Competentie Management en Persoonlijke ontwikkeling (CMP, bijlage VIII van het aanvraagdossier).Gedurende dit traject is de belangrijkste taak van de mentor (studieloopbaanbegeleider) de student te helpen bij het ontwikkelen van competenties, studiekeuze, studieaanpak, -planning, en –voortgang. Van de student wordt verlangd dat hiervan tijdens de hele studie een digitaal portfolio wordt bijhouden. De mentor heeft hierbij tevens de rol van stimulator en spiegel. CMP-werkboeken per leerjaar helpen bij deze taken. Gaandeweg wordt de student in het kader van zelfverantwoordelijk leren gestimuleerd om eigen acties en oplossingen te bedenken. De modulecoach geeft eveneens feedback. De module werkboeken van de halfjaarstage en het afstudeerproject zullen nauw aansluiten bij deze ontwikkelingscyclus (aanvraagdossier pag. 42). De CAH kent tevens een Werkgroep Studieondersteuning voor studenten die extra begeleiding nodig hebben. Hierin hebben zitting: de vertrouwenspersoon, de adviseur ‘studie en handicap’, de decaan en de begeleider studievaardigheden. Als extra voorziening wordt de training ‘Leren studeren’ aangeboden voor eerstejaars studenten. Het doel van deze training is de student te ‘leren leren’ en te motiveren om te studeren. Er wordt tevens rekening gehouden met studenten die een lichamelijke en/of zintuiglijke beperking hebben (Bijlage VIII van het aanvraagdossier). De informatievoorziening gaat voor een belangrijk deel via het CAH-Intranet, Blackboard, email, en 1-2 use. Alle platforms zijn web-based en overal ter wereld te gebruiken. Alle basisdocumenten zoals examenreglement, curricula, studentenstatuut en roosters zijn te vinden op het CAH-Intranet. Informatie over onderwijsuitvoering van modules op Blackboard (aanvraagdossier pag. 43).
Overwegingen Het panel heeft door de schriftelijke en mondelinge informatie een goed beeld kunnen krijgen van de studiebegeleiding en oordeelt die als goed. Dit oordeel is mede gebaseerd op de gunstige docent-student ratio van 1:18, de vele contacturen en de zorgvuldige begeleiding van stages en opdrachten door mentoren en coaches. De extra geboden faciliteiten in de vorm van de Werkgroep Studieondersteuning en de training ‘Leren studeren’ zullen eveneens bijdragen tot een goede studievoortgang. De opleiding heeft aangegeven dat voor de begeleiding vier belangrijke vragen centraal staan (zie bevindingen). Het panel vroeg zich echter af waarom elk van deze vragen beperkt bleven tot slechts 1 jaar. Logischer is om de vragen in samenhang te zien en ze gedurende de hele studie terug te laten komen. De opleiding was het hiermee eens en gaf als verklaring dat alle vragen inderdaad voortdurend gesteld werden, maar dat in elk jaar een bepaalde vraag centraal stond. Studenten merkten op dat ze in de dagelijkse praktijk het overzicht niet verliezen en ze goed hun weg in het programma kunnen vinden. Ze kunnen bovendien altijd binnenlopen bij docenten en begeleiders. Docenten hebben regelmatig overleg en houden vanaf het begin studenten ‘goed in de gaten’. De relatief kleine studiegroepen spelen daarbij een belangrijke rol. Studenten die om wat voor reden dan ook moeite hebben met het volgen van het programma worden individueel begeleid. De intensieve begeleiding, de structureel ingebouwde controles, evaluaties en maandelijkse ‘vinger aan de pols’ gesprekken waar
pagina 29
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
ook studenten bij betrokken worden, dragen allemaal bij aan het verduidelijken en verbeteren van het curriculum. Studenten gaven eveneens aan dat ze goed en intensief begeleid werden door de docenten en mentoren. Tijdens de contacturen en de groeps- en stageopdrachten corrigeren docenten en stagebegeleiders regelmatig. Er hebben al gesprekken plaatsgevonden en je kunt beslist niet ‘sjoemelen’ met je werk. “Daar prikt de docent wel doorheen”. Het panel heeft tijdens de site visit de informatievoorziening kunnen beoordelen. Intranet, e-mail en Blackboard werken naar behoren en maken een goede uitwisseling tussen studenten onderling en tussen docenten en studenten mogelijk. De studenten gaven dit ook aan. Ze waren goed te spreken over de toegankelijkheid en mogelijkheden van de geboden informatievoorzieningen en het gebruik van de stadsbibliotheek van Almere. Het informatiesysteem stelt de opleiding tevens in staat stelt om studenten zorgvuldig te volgen en een ‘vinger aan de pols’ te houden. De faciliteiten bieden daarnaast eveneens een belangrijke ondersteuning tijdens de buitenlandstage. Samenvattend is het panel van mening dat - met het oog op de studievoortgang - de personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten adequaat is. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3 Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen De materiele voorzieningen en de studiebegeleiding beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee beoordeelt het panel het onderwerp ‘Voorzieningen’ als geheel voldoende.
4.5
Interne kwaliteitszorg 4.5.1 Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen Het kwaliteitszorgsysteem van de CAH is gebaseerd op het INK onderwijsmodel. Het richt zich op het primaire onderwijsproces en ondersteunende processen met drie niveaus: richten, inrichten en verrichten (aanvraagdossier pag. 44-49). De gehanteerde PDCA-cylus heeft hierbij als doel het borgen en verbeteren van de kwaliteit. Communicatie met medewerkers en studenten op het gebied van kwaliteitszorg vindt plaats door middel van de intranetsite Kwaliteitszorg: ontwikkelingen, handboeken, onderzoeksresultaten. Het management doet tenminste eenmaal per semester (of na een onderzoek) verslag inclusief verbeterplannen. De verslagen betreffen eveneens publieke verantwoording, zelfevaluatierapporten en VBI beoordelingsrapporten.
pagina 30
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
De CAH gebruikt hierbij verschillende evaluatiemethoden. Alumni enquête: jaarlijks. Medewerkertevredenheidsenquête: jaarlijks. Studenttevredenheidsonderzoek: jaarlijks. Werkgeversonderzoek: eens per twee jaar. Exit enquête: doorlopend, jaarlijkse rapportage. Enquête onderwijskwaliteit (doelgroep studenten): modules (1x per sem.) en docenten (1-2x per jaar). Enquête onderwijskwaliteit (praktijk): na afronding module. Instroom enquête: jaarlijks. Klanttevredenheidsenquête (projecten): na afronding project. Enquête studentenhuisvesting: jaarlijks. Vinger aan de pols vergaderingen: maandelijks. Klachtenprocedure (Studenten Onderwijsraad): doorlopend. De modules worden geëvalueerd door de studenten en de opleidingscommissies. Borging van de verbeteringen vindt plaats door het formuleren of aanpassen van het beleid, de hand- en studieboeken en de uitvoering. De verbeteracties worden uitgevoerd voordat de module opnieuw wordt aangeboden. Overwegingen Het panel stelt vast dat de CAH met behulp van het structurele kwaliteitszorgsysteem en het Intranet voorziet in een adequaat en werkbaar systeem van interne kwaliteitszorg. Uit de gesprekken met het management, docenten/ontwikkelaars en de studenten blijkt dat men goed overweg kan met de verschillende enquêtes, evaluaties, vinger aan de pols gesprekken enz. Het systeem kwam op het panel echter als zeer uitgebreid en nogal gecompliceerd over. De vraag was of een dergelijk systeem wel bij dit type organisatie hoort. Het management was over deze zorg niet echt verbaasd, kennelijk omdat meer mensen die mening deelden. In de praktijk valt het echter “reuze mee” en gaat het niet moeizamer dan andere systemen. Behulpzaam daarbij zijn vragen als “Wat kan ik doen?” en “Hoe kan ik dicht bij mensen komen”. De verschillende commissies en raden werken naar behoren en verbeteracties worden uitgevoerd. Kortom het systeem ’werkt’. Ondanks het vermeldde aandachtspunt vindt het panel dat de opleiding Toegepaste Biologie beschikt over een adequaat systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen kunnen worden getroffen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2 Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Medewerkers worden bij de kwaliteitszorg betrokken via het tevredenheidsonderzoek, de enquête onderwijskwaliteit (praktijk), module evaluaties en vinger aan de pols vergaderingen (aanvraagdossier pag. 48-49).
pagina 31
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Studenten via het tevredenheidsonderzoek, de exit enquête, de module- en docentevaluaties, de praktijk-, stage-, en afstudeerevaluaties, de instroomenquête, de vinger aan de pols vergaderingen en de klachtenprocedure. Alumni zullen via de alumni enquête benaderd gaan worden. Werkgevers via het werkgeversonderzoek, de klanttevredenheidsenquête (projecten) en de werkveldcommissie. Overwegingen Het panel stelt vast dat docenten, ontwikkelaars, coördinatoren, medewerkers enz., alumni, studenten en het werkveld actief bij de interne kwaliteitszorg betrokken worden. Dit gebeurt op een gestructureerde wijze via het kwaliteitszorgsysteem. Met betrekking tot het aandeel van de werkgevers heeft het panel nog enige zorg. Werkgevers worden weliswaar bij de opleiding betrokken, maar dat is nog vrij beperkt en niet divers genoeg. De opleiding moet volgens het panel dat aspect verder ontwikkelen, zodat een beter en actueler beeld gevormd kan worden van de mogelijkheden en wensen van de arbeidsmarkt en de invloed daarvan op het onderwijs. Het verdient tevens aanbeveling om het afnemend beroepenveld breder op te nemen in de Werkveldcommissie. Studenten worden betrokken bij evaluaties en panels zoals de studentencommissie, de opleidingscommissie, de studentenraad en de vinger aan de pols vergaderingen. Formeel heeft het panel nog een aantal kanttekeningen. Het stelsel van verschillende raden en commissies maakt het allemaal voor een buitenstaander niet bepaald overzichtelijk. Ook ontbrak de benodigde kennis over de rechten en plichten van medezeggenschappers bij de studentvertegenwoordiging van de medezeggenschapsraden. De betrokkenheid van studenten lijkt vooral informeel geregeld te zijn en werkt goed op deze wijze, maar het panel vind het wenselijk dat ook de formele inbreng goed geregeld wordt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3 Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Het panel beoordeelt de twee facetten binnen het onderwerp ‘interne kwaliteitszorg’ positief. Daarmee wordt het eindoordeel van het onderwerp eveneens voldoende.
4.6
Continuïteit 4.6.1 Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Uit het aanvraagdossier (pag. 50) blijkt dat de CAH aan alle instromende studenten de garantie biedt om de opleiding af te kunnen maken. Daarvoor is een garantiestelling voor
pagina 32
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
beschikbaarheid van middelen en personeel nodig, die door de CAH wordt gegeven. De instelling heeft in het verleden laten zien dat een dergelijke garantie ook daadwerkelijk wordt nagekomen. Overwegingen Het panel is op grond van de aangeleverde documentatie en de gesprekken met het management van mening, dat de CAH een efficiënt draaiende organisatie is met voldoende financiële middelen. Het panel vroeg zich af wat er zou gebeuren indien de opleiding onverhoopt zou moeten stoppen, bijvoorbeeld bij gebrek aan studenten. Het management gaf hierop aan dat eventueel teruggevallen kon worden op de gelijksoortige opleiding van HAS Den Bosch en op (onderdelen van) programma’s van de CAH te Dronten. Het panel stelt vast dat de CAH aan studenten voor de hbo-opleiding Toegepaste Biologie de garantie kan bieden het programma volledig te doorlopen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2 Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen De CAH heeft voor het opzetten van de nieuwe opleiding Toegepaste Biologie een kostenbaten analyse laten verrichten door Bureau Berenschot (aanvraagdossier pag. 50). Uit de begroting van 2010-2018 blijkt dat voorzien is in een aanvangssubsidie van de Gemeente Almere en Impulsgelden (Bijlage XIII van het aanvraagdossier). Het langzame ‘op gang’ komen van de Rijksbijdrage t-2 vormt hierbij een mogelijk struikelblok voor de continuering op de korte termijn. De CAH kiest voor een geleidelijke groei om de kosten beheersbaar te houden. Gestreefd wordt naar een evenwichtssituatie in de loop van 6 jaar van ongeveer 300 studenten. Gezien de grote instroom bij de HAS Den Bosch is deze verwachting realistisch te noemen. De investeringen in huisvesting en personeel zijn in de aanloopfase beperkt. Er kan gebruik worden gemaakt van goedkope tijdelijke huisvesting en practicumlokalen van het Groenhorst college. De nieuwbouw zal gedeeld worden met MBO studenten van dit college, hetgeen een aanzienlijke verlichting van de huisvestingslasten zal betekenen. Voor de inzet van personeel zullen de geoormerkte Impulsgelden van het Ministerie van ELenI worden ingezet. De Impulsgelden zullen in de komende 5 jaar ook benut kunnen worden voor de verdere ontwikkeling van de CAH. Overwegingen Het panel oordeelt de investeringen voor de personele middelen als toereikend. Het was aanvankelijk echter niet geheel helder in hoeverre de materiële investeringen (bijvoorbeeld de aankoop en afschrijving van apparatuur) gerealiseerd kunnen worden. De gesprekken tijdens de site visit hebben echter duidelijk gemaakt dat de CAH als onderdeel van de Aeres
pagina 33
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Groep voor de ontwikkeling van deze opleiding over genoeg buffer beschikt en voldoende heeft geïnvesteerd om de bachelor Toegepaste Biologie te kunnen starten en te kunnen continueren. Voor wat betreft de noodzakelijke faciliteiten maakt de opleiding gebruik van bestaande en relatief goedkope nieuwe (nood)voorzieningen. Dit betekent dat er in deze startfase geen grote en aanvullende investeringen nodig zijn. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
4.6.3 Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen Doel van de opleiding Toegepaste Biologie is om binnen een paar jaar door te groeien naar een populatie van ongeveer 300 studenten (aanvraagdossier pag. 51). Dat zal gepaard moeten gaan met een evenredige toename aan personeel tot een formatie van ongeveer 16 FTE. Volgens het aanvraagdossier is dat binnen de begroting van de CAH een haalbare kaart. Er kan hierbij mede geput worden uit de innovatiebudgetten, specifieke subsidies, Impulsgelden en projectmiddelen. Met de inzet van deze middelen kan een periode van 4-5 jaar overbrugd worden waarin mogelijk sprake is van een disbalans tussen kosten en baten. De CAH heeft de afgelopen jaren steeds een positief resultaat behaald. Dat geeft de instelling ruimte om tijdelijke investeringen mogelijk te maken. De CAH is daarbij onderdeel van de Aeres groep wat het weerstandsvermogen extra versterkt. Overwegingen Het panel stelt vast dat de CAH een door de overheid bekostigde instelling is. Daarmee is de opleiding Toegepaste Biologie voor een belangrijk deel afhankelijk van overheidsfinanciering. Vooral in de eerste jaren zal die bijdrage door het geringe studentenaantal beperkt zijn. Het panel had daarom enige zorg over het vrij grote aanloopverlies dat in die beginperiode wordt geleden. Komt de continuïteit van de opleiding daarmee niet in gevaar? Het management kon zich die zorg wel voorstellen, maar gaf aan dat de verwachte forse toestroom van studenten (al 33 in 2010), het aanloopverlies snel zou kunnen wegwerken. Op instellingsniveau kan men prima met deze begroting overweg. “De spaarpot van de CAH is goed gevuld”. Bepaalde afdelingen binnen de instelling functioneren daarbij dermate goed dat ze enkele minder draaiende opleidingen kunnen compenseren. Ondersteuning vindt eveneens plaats vanuit tweede en derde geldstromen: de gemeente Almere, de provincie Flevoland, projecten in opdracht van derden enz. Met betrekking tot de inkomstenpost ‘baten werk in opdracht van derden’ in het meerjarenplan vroeg het panel zich af of die niet te hoog werd ingeschat. Is het inderdaad te verwachten dat een bedrag van 75.000 euro in 2011, oplopend naar 200.000 euro in 2013 verworven zal kunnen worden? Het management gaf hierop tijdens de site visit als toelichting, dat deze opdrachten vooral plaatsvinden binnen de Kenniswerkplaats. Binnen de regio wordt samengewerkt met allerlei instellingen (overheid en bedrijfsleven) met als doel kennis te ontwikkelen. De projecten moeten in principe kostendekkend zijn. Op zich is het maken van winst maken geen doel en zijn de baten niet nodig om het tekort te dekken.
pagina 34
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Op grond van de bestudeerde gegevens en de gesprekken tijdens de site visit met vertegenwoordigers van het management is het panel van mening dat de exploitatie van de opleiding voldoet. Het panel spreekt daarmee het vertrouwen uit dat de financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten voldoende zijn voor dekking van de aanloopverliezen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4 Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit De facetten afstudeergarantie, Investeringen en Financiële voorzieningen zijn alle met een voldoende beoordeeld. Het panel beoordeelt het onderwerp Continuïteit dan ook voldoende.
pagina 35
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie hbo
O
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
O
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 36
Oordeel
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter Prof. dr. H.J.Th. Goos Panellid Drs. R.G. Meijer Panellid G. Haesaert MSc PhD Panellid (student) L. Westerveld Secretaris Drs. H.J.M.M. Tubbing Procescoördinator NVAO Drs. I. Franssen NVAO T. Lamers MSc
Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend.
pagina 37
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Bijlage 2 : Programma site visit Het panel heeft op dinsdag 12 oktober en woensdag 13 oktober voor de toetsing van de nieuwe opleiding hbo Toegepaste Biologie een bezoek gebracht aan de locaties te respectievelijk Almere en Dronten. Locatie Almere: Heliumweg 1, 1362 JA Almere Poort Locatie Dronten: De Drieslag 1, 8251 JZ Dronten Programma Almere 17.00 uur ontvangst en bezichtiging locatie 19.00 uur besloten vergadering panel in Apollo Hotel (Lelystad) Programma Dronten 9.15 uur ontvangst en bestudering van documentatie 9.30 uur gesprek met management 10.30 uur korte pauze en besloten overleg 10.45 uur gesprek met docenten/ontwikkelaars 12.15 uur gesprek met vertegenwoordigers werkveld 13.15 uur lunch (besloten) en rondleiding locatie 14.15 uur besloten vergadering panel 15.00 uur tweede gesprek management 15.30 uur paneloverleg (besloten) en definitieve oordeelsvorming 16.30 uur einde site visit Auditcommissie Prof. dr. H.J.Th. Goos (voorzitter) Drs. R.G. Meijer (panellid) G. Haesaert MSc PhD (panellid) L. Westerveld (panellid, student) Drs. H.J.M.M. Tubbing, (secretaris) Drs. I. Franssen (procescoördinator NVAO) T. Lamers MSc (NVAO) Management Wil bekkering (lid directie CAH) Merijn Sprenger (Teammanager CAH te Almere) Martin Duijkers (teammanager Voedsel en Groen CAH te Dronten) Matthijs Breel (Coordinator Competentiemanagement en Persoonlijke Ontwikkeling / ontwikkeling leerplan) Wim van de Weg (lid directie CAH)
pagina 38
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Docenten/Ontwikkelaars Wieneke van der Heide (thema: plantkunde, veredeling, bodem) Maaike Cox (thema: ethologie en dierkunde) Linda Nol (thema: bodem, GIS, klimaat) Kees Westerdijk (thema: onderzoek, gewasbescherming) Michiel Drok (thema: plantenziekten, plantkunde, natuur) Werkveld Etienne de Vries (Ecogroen advies) Machteld van Dierendonck (Advies en Consultancy Equus Research & Therapy) Wim Faber (lid projectteam Almere, oud bestuurder Almere) Studenten Stefan Aarts (onderwijs raad CAH te Dronten) Thijs Wassink (onderwijsraad te Dronten) Tjitske gratema (eerstejaars Toegepaste Biologie CAH te Almere) Reuven van der Broek (eerstejaars Toegepaste Biologie CAH te Almere)
pagina 39
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Bijlage 3 : Overzicht van bestudeerde documenten Aanvraagdossier opleiding/instelling Aanvraagdossier ten behoeve van toets nieuwe opleiding hbo Toegepaste Biologie van de CAH Opleidingsgroep) inclusief 13 bijlagen Documenten en informatie beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek Studieboeken Dictaten Module werkboeken Veldhandleidingen Richtlijnen halfjaarlijkse stage Personeelsplan Handboekkwaliteitszorg Jaarverslag / Jaarrekening Begroting 2009 Ontwikkelagenda CAH Laptops met toegang tot Intranet en Blackboard E-mail van 7 oktober met aanvullende informatie Adres en programma dinsdag locatiebezoek CAH te Almere Informatie over de validering (benchmarking) van het opleidingsprofiel Studiegids van het eerste jaar Modulewijzer van één onderwijsmodule De uitwerking van een praktijkgerichte opdracht van deze module Het toetskader van jaar 1, voor zowel beroepsproducten als beroepsvaardigheden Evaluatieformulieren en procedures voor voortgangs-, vak-, student- en· docentevaluaties. Beantwoording van de vraag over profiel, benchmarking en internationalisering Beantwoording van de vraag over inkomsten derde geldstroom
pagina 40
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Bijlage 4 : Lijst met afkortingen
pagina 41
ba
bachelor
CAH
Christelijke Agrarische Hogeschool
ECTS
European Credit Transfer System
hbo
hoger beroepsonderwijs
ma
master
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
wo
wetenschappelijk onderwijs
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding hbo-bachelor Toegepaste Biologie.
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 42
#4321
NVAO | Christelijke Agrarische Hogeschool hbo-bachelor Toegepaste Biologie | 3 november 2010