hbo-bachelor Rechten Hogeschool NCOI
Juli 2010
NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Inhoud Inhoud 2
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
6 6 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
8 8 8 9
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
11 11 19 31 36 39 42
5
Overzicht advies
44
Bijlage 1: Samenstelling panel
45
Bijlage 2: Programma site visit
46
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
47
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
48
NVAO |
| |
1 Samenvattend advies In september 2007 is de 3,5 jarige (240 ECTS) hbo-bachelor deeltijdopleiding Rechten van Hogeschool NCOI, waarvoor het panel nu een advies Toets nieuwe opleiding uitbrengt, zonder formele erkenning van start gegaan. Het panel beoordeelde twee eerdere aanvragen voor deze opleiding negatief (in juni 2007 en mei 2009), waarna de instelling de aanvragen introk. De informatie en bevindingen/overwegingen van de in 2007 en 2009 gevoerde gesprekken zijn voor zover relevant bij dit advies betrokken. Het programma van de opleiding is zodanig ingericht dat in de eerste twee jaar gewerkt wordt aan een brede juridische basis met in het derde jaar de mogelijkheid tot specialisatie in vijf richtingen: Arbeids- en Sociaalrecht, Ondernemingsrecht, Fiscaal recht, Notarieel recht en Bestuursrecht. De opleiding wordt in het vierde jaar afgesloten met een integrale afstudeerscriptie. De studie hbo-bachelor Rechten beoogt aldus studenten op te leiden die met behulp van voldoende theoretische en praktische bagage in staat zullen zijn om te functioneren in een brede juridische functie- en beroepengroep. In deze functies zullen juridische, juridischeconomische, bedrijfsorganisatorische, informatieverzorgende, juridisch adviserende en beleidsmatige taken verricht kunnen worden zowel bij het bedrijfsleven als bij (semi-)overheidsorganisaties. Studenten die deze deeltijdopleiding willen volgen, moeten tenminste voldoende hbowerkervaring hebben en een werkomgeving op juridisch gebied. Ze volgen tijdens deze opleiding een avond per week of een dag per twee weken onderwijs. Kennis en inzicht tijdens contacturen en literatuurstudie opgedaan, moeten steeds in de eigen beroepssituatie door middel van opdrachten in praktijk worden gebracht en getoetst. De studielast en de vorm van deze deeltijdstudie is volgens de aanvrager dan ook alleen haalbaar, indien de student werkzaam is in een relevante juridische omgeving van voldoende niveau, goed gemotiveerd is en bereid naast een baan de nodige zelfstudie te verrichten. Door de duidelijke koppeling van beroep en onderwijs wordt voor een aanzienlijk deel tegemoet gekomen aan een van de belangrijkste eisen van een hbo-bacheloropleiding: de interactie met de actuele beroepspraktijk. Het panel heeft kunnen vaststellen dat de docenten eveneens een bijdrage leveren aan deze voorwaarde, doordat ze functies bekleden in of een actuele band hebben met het werkveld, of deze verbinding hebben gehad. Hierbij adviseert het panel het NCOI wel meer docenten aan te stellen die een (groter) dienstverband bij relevante organisaties in het werkveld hebben en als jurist bijvoorbeeld op gemeente- of provinciaalniveau werkzaam zijn. De opleiding heeft de eindkwalificaties ontleend aan en gebaseerd op landelijke juridische competentieprofielen en gesprekken met vertegenwoordigers van beroepsorganisaties, het bedrijfsleven en de Denktank (later Adviesraad). De eindkwalificaties en doelstellingen worden duidelijk gekoppeld aan de Dublin descriptoren, waardoor ze aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties. Aandachtspunten hierbij betreffen, naar de mening van het panel, de actualiteit: de economische recessie, nieuwe inzichten over de juridisering van de samenleving en de functie-invulling van de hbo-jurist. Ook heeft de verhouding wo-hbo juristen in organisaties en bedrijfsleven tot belangrijke
pagina 3
NVAO | | |
wijzigingen in de juridische wereld geleid. NCOI zou haar opleiding steviger kunnen verankeren in de recente ontwikkelingen op deze terreinen. De beroepspraktijk van de student krijgt een zware invulling in de opleiding (bijna 50%). Er worden veel studiepunten aan toegekend. Het moet dus naast een gewone werkplek tevens een effectieve en productieve leeromgeving zijn die bovendien juridisch breed georiënteerd is. Deze sterk geëxtensiveerde leeromgeving en de geringe contacttijd in de opleiding noodzaken met name tot hoge eisen aan de wijze van toetsing en rapportage. Vanwege het belang hiervan doet de opleiding er goed aan de werkplek als ‘leerinstituut’, zorgvuldig gedurende alle fasen van de opleiding te monitoren. Met name de specifieke juridische vaardigheden en gedragscompetenties van de beroepspraktijk moeten zorgvuldig gevolgd, gewogen en beoordeeld worden. Het panel is van mening dat de opleiding er door een aantal belangrijke aanpassingen van het programma – met name het verplichte portfolio en de inzet van portfoliobegeleiders en een portfoliobeoordelaar – in is geslaagd de borging van de werkplek als leeromgeving aanzienlijk te verbeteren. Ook de instelling van een aanwezigheidsplicht vindt het panel een verbetering. Mede via de contacturen kunnen werkervaringen van studenten door discussies en vergelijkingen tot leerervaringen worden. Deze leervorm is gezien het type onderwijs – deeltijd met veel zelfstudie - naar de mening van het panel zelfs onmisbaar. Ten aanzien van de zwaarte van het programma is het panel – met name vanwege het zwaarder aangezette werkplekleren en de sterk verbeterde online leeromgeving e-Connect – eveneens van mening dat de studielast voldoende is. Het panel is minder gecharmeerd van de voorlichting met betrekking tot de studieduur, het afstandsonderwijs en het e-Connectsysteem. Dat zal verbeterd moet worden. De volledige studieduur is niet drie maar minimaal drie-en-een-half jaar, de opleiding kan in tegenstelling tot wat de brochure en website suggereren niet volledig als afstandsonderwijs gevolgd worden en e-Connect biedt (nog) geen echte volledige digitale leeromgeving. Indien het afstandsonderwijs de kerncomponent van de opleiding gaat worden, zal de opleiding de doorlopende kwaliteitsborging nog zwaarder moet aanzetten. Het panel heeft in het overleg met de (kern)docenten, de portfoliobegeleiders en beoordelaar tijdens de site visit een positieve indruk gekregen van hun deskundigheid, ervaring en inzet met betrekking tot de opleiding. De CV’s laten eveneens zien dat ze veelal over ruime ervaring en vakbekwaamheid beschikken op onderwijsgebied en begeleiding van studenten. Het docentschap wordt door hen beschreven als “best zwaar” en “ a hell of a job’, maar ze beschouwen het eveneens als een uitdaging en het levert ook veel “positieve energie” op. Het enthousiasme en de inbreng uit de praktijk van de cursisten vinden zij tevens verrijkend voor zichzelf. Het panel is eveneens goed te spreken over het zorgvuldige selectieproces en het kwaliteitszorgsysteem met betrekking tot het docentencorps. De blijvende monitoring en coaching van docenten tijdens hun onderwijsloopbaan bij NCOI zal volgens het panel bijdragen tot de kwaliteit van de opleiding. De opleiding besteedt ook structureel aandacht aan eventverslagen en evaluaties. Er wordt adequaat actie ondernomen in de vorm van verbetermaatregelen. Met het kwaliteitszorgsysteem worden alle niveaus (studenten, staf, (kern)docenten, portfoliobegeleiders en –beoordelaar, management en werkveld) actief betrokken bij het toetsen, bewerkstelligen en handhaven van de opleidingskwaliteit.
pagina 4
NVAO | | |
Samenvattend is het panel van oordeel, onder vermelding van bovenstaande aandachtspunten, dat de hbo-bacheloropleiding Rechten van Hogeschool NCOI voldoet aan de criteria van het Toetsingskader nieuwe opleiding hoger onderwijs.
Den Haag, 10 juli 2010 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Rechten van Hogeschool NCOI
Mr. drs. Th.C.M. Willemse (voorzitter)
pagina 5
NVAO | | |
Drs. H.J.M.M. Tubbing (secretaris)
2 Inleiding en verantwoording 2.1
Werkwijze panel Hogeschool NCOI heeft op 9 april 2010 bij de NVAO een aanvraag toets nieuwe opleiding ingediend voor de hbo-bacheloropleiding Rechten. Eerdere aanvragen voor deze opleiding (juni 2007 en mei 2009) werden ingetrokken. In het kader van die eerdere aanvragen werden al verschillende gesprekken met de aanvrager gevoerd. De informatie en bevindingen/overwegingen van die gesprekken zijn eveneens in onderhavig rapport verwerkt. De NVAO heeft naar aanleiding van het verzoek een panel van deskundigen samengesteld bestaande uit, mr. drs. Th.C.M. Willemse (voorzitter), prof. dr. H.C.G. Spoormans (panellid), mr. H.J.L.M. van de Luijtgaarden (panellid) en L. Tukkers (student, panellid). Drs. H.A.A. Ponds van de NVAO fungeerde als procescoördinator en drs. H.J.M.M. Tubbing als secretaris (zie bijlage 1). Dit beoordelingspanel heeft als taak advies uit te brengen over de kwaliteit en het niveau van de beoogde nieuwe opleiding en weerspiegelt volgens de NVAO de vereiste deskundigheid in het vakgebied, het werkveld, onderwijskunde/didactiek en de praktijk en uitvoering van audits. Het panel volgt hierbij de criteria van het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van de NVAO van 14 februari 2003 (hierna toetsingskader genoemd). Alle leden van het panel hebben het door NCOI opgestelde aanvraagdossier zorgvuldig bestudeerd. Op 4 juni 2010 vond een voorbereidende bijeenkomst van het panel plaats in Utrecht, waarbij de eerste bevindingen en ervaringen van dit dossier werden besproken en aan elkaar werden getoetst. Naar aanleiding van deze voorbereidende vergadering werd een aantal vragen geformuleerd en een verzoek om aanvullende informatie opgestuurd ten behoeve van de site visit. Tevens is een eerste inventarisatie gemaakt van gesprekspunten met vertegenwoordigers van de instelling en is het gewenste programma voor de site visit besproken. Op 23 juni 2010 vond de site visit plaats. Gedurende dit bezoek sprak het panel met vertegenwoordigers van het management, (kern)docenten, portfoliobegeleiders en beoordelaar en studenten (zie bijlage 2). Na afloop van deze gesprekken heeft het panel de conclusies geformuleerd aan de hand van het toetsingskader. Per facet is een positief (voldoende) of negatief (onvoldoende) oordeel gegeven. Het oordeel per onderwerp kan eveneens voldoende of onvoldoende zijn en komt tot stand op basis van de oordelen per facet. Het panel heeft deze conclusies in volledige onafhankelijkheid kunnen vormen waarna de secretaris een conceptrapport heeft opgesteld. De panelleden hebben dit conceptrapport beoordeeld en van commentaar voorzien. Hierna is een definitieve versie van het rapport opgesteld en ter verdere besluitvorming ter beschikking gesteld aan het bestuur van de NVAO.
2.2
Opbouw paneladvies Het eerste hoofdstuk van dit advies bevat een samenvatting. Het tweede hoofdstuk vormt de inleiding tot en de verantwoording van dit advies. Het derde hoofdstuk beschrijft in hoofdlijnen de hbo-bacheloropleiding Rechten, de positie van de opleiding binnen de instelling en binnen het Nederlandse hoger onderwijsbestel. In het vierde hoofdstuk presenteert het panel zijn bevindingen en overwegingen. Bij elk van de zes onderwerpen
pagina 6
NVAO | | |
worden de in het toetsingskader voorgeschreven facetten besproken en geeft het panel zijn bevindingen, zijn overwegingen en zijn oordeel. De bevindingen geven de feiten weer zoals het panel die heeft kunnen vaststellen op basis van het aanvraagdossier, de gegeven toelichtingen en de aanvullende informatie alsmede de indrukken die zijn opgedaan tijdens het locatiebezoek. De overwegingen geven de evaluatie van de bevindingen weer en het gewicht dat het panel daaraan hecht. Het zijn deze overwegingen waarop het oordeel van het panel is gegrond. Het panel besluit zijn advies in hoofdstuk 5 met een overzicht van de oordelen bij elk facet en elk onderwerp overzichtelijk bijeengebracht in tabelvorm. Aan het advies is een aantal bijlagen toegevoegd.
pagina 7
NVAO | | |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector
3.2
Nederland Hogeschool NCOI hbo-bachelor Rechten bachelor hbo Bachelor of Laws Utrecht, Breda, Eindhoven, Rotterdam, Amsterdam en Zwolle Deeltijd en duaal Rechten
Profiel instelling NCOI Opleidingsgroep biedt met ruim 550 verschillende opleidingen en trainingen een zeer compleet programma voor werkenden in Nederland. NCOI werkt met ruim 1200 actieve trainers en docenten op 26 locaties in heel Nederland. Op het hoofdkantoor te Hilversum werken ongeveer 260 medewerkers aan planning, ontwikkeling en organisatie (aanvraagdossier pag. 9). Hogeschool NCOI, een van de bedrijfsonderdelen van NCOI Opleidingsgroep, richt zich met deeltijd en duale hbo-opleidingen eveneens specifiek op werkenden met tenminste twee jaar werkervaring. Hogeschool NCOI bestaat uit de volgende afdelingen (aanvraagdossier pag. 17-18): • De afdeling Advies en Voorlichting vormt het eerste contact van de student met Hogeschool NCOI. Opleidingsadviseurs zorgen voor een goed passend persoonlijk advies. De informatievoorziening werkt met het opleidingsinformatiesysteem Olympus om de logistiek en organisatie van opleidingstrajecten te automatiseren. E-Connect, de digitale leeromgeving van NCOI ondersteunt studenten tijdens de hele opleiding. • De afdeling Planning en Organisatie verwerkt alle inkomende inschrijvingen in het informatiesysteem Olympus. • De afdeling Docentenmanagement is verantwoordelijk voor de werving, selectie, ontwikkeling en juiste inzet van docenten en trainers. • De afdeling Programmamanagement is verantwoordelijk voor de innovatie en inhoudelijke kwaliteit van de opleiding en werkt volgens de kwaliteitseisen van de NVAO en interne kwaliteitsindicatoren. • De afdeling Opleidingsmanagement is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het onderwijs en de examinering, ISO-certificering en borgt de wettelijke eisen. • De afdeling Materiaalontwikkeling is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van hoogwaardige studiematerialen volgens een vaste ontwikkelingscyclus. • Het Examenbureau is verantwoordelijk voor de planning, uitvoering en beoordeling van schriftelijke en mondelinge examens, moduleopdrachten, eindopdrachten, stageverslagen en eindscripties.
pagina 8
NVAO | | |
3.3
Profiel opleiding De aanvraag betreft een hbo-bacheloropleiding Rechten die in deeltijd door werkenden wordt gevolgd. Studenten kunnen kiezen tussen een avond per week of een dag per twee weken (aanvraagdossier pag. 45). Ze moeten tenminste voldoen aan de instroomkwalificaties en aanvullende eisen ten aanzien van hbo-werkervaring en werkomgeving op juridisch gebied (aanvraagdossier pag. 46). De studie is opgebouwd uit drie lesperiodes van een jaar (46 studieweken) gevolgd door een individuele afstudeerfase in het vierde jaar. Gemiddeld geeft dat 1760 uren per jaar en een totale studielast van 240 ECTS voor de gehele opleiding (aanvraagdossier pag. 48-49). Het totale opleidingstraject dient binnen zes jaar te worden afgerond (aanvraagdossier pag. 65). Het eerste jaar van de opleiding Rechten vormt de beroepsgerichte basis. In deze fase wordt de basis van het Nederlands recht in vijf inhoudelijk op elkaar afgestemde modules uiteengezet. In de zesde module komen juridische en communicatieve vaardigheden aan bod. Het jaar wordt afgesloten met een praktijkopdracht waarin de modules met elkaar worden gecombineerd. In het tweede jaar vindt een verdieping plaats met vier inhoudelijke modules en een afsluitende praktijkopdracht. Jaar drie is een differentiatiejaar waarin vier inhoudelijke modules gevolgd worden in een keuzerichting: Arbeids- en Sociaalrecht, Ondernemingsrecht II, Fiscaal recht, Notarieel recht of Bestuursrecht. De opleiding wordt in het vierde jaar afgesloten met een integrale afstudeerscriptie waarbij de studenten individueel begeleid worden (aanvraagdossier pag. 35-44). Het bachelorprogramma is volledig modulair opgebouwd. Het is mogelijk om tijdens de studie te wisselen in tempo, of ruimte te maken voor een korte onderbreking. De flexibele opbouw in modules maakt het mogelijk om stapsgewijs het gehele programma te doorlopen (aanvraagdossier pag. 29). De onderwijskundige visie die NCOI hanteert is gebaseerd op het Actief Leer Principe, kortweg de ALP-methode genoemd, en op competentiegericht onderwijs steunend op de principes het sociaal constructivisme (aanvraagdossier pag. 13-16). Nieuwe ontwikkelingen binnen ondernemingen zorgen voor een verschuiving van kennisoriëntatie naar toepassingsoriëntatie. Het gaat niet langer alleen om weten maar ook om kunnen en doen. De ALP-methode en het competentiegerichte onderwijs spelen hierop in door zich te richten op het ontwikkelen van de student vanuit de actieve referentie aan de praktijkomgeving. Deze vorm van actie-reflectie-leren is een methode waarbij reële werkproblemen worden verkend. Kennisverwerving, probleemanalyse, oordeelsvorming, probleemoplossing, communicatie en reflectie zijn de centrale activiteiten van de deelnemers. Tijdens de één- of tweewekelijkse bijeenkomsten is er veel aandacht voor discussie en actieve werkvormen waarmee de aanwezige kennis en ervaring binnen de groep optimaal kan worden benut. Buiten deze bijeenkomsten wordt deze werkvorm overgenomen door e-Connect (digitale leeromgeving) als belangrijke schakel in het totale leerproces tussen student en docent en studenten onderling. Indien bij de duale opleiding de werkomgeving te beperkt is om alle opdrachten uit te kunnen voeren, worden bredere werkplekongebonden praktijkopdrachten aangeboden. Indien bij de deeltijdopleiding geen passende werkomgeving aanwezig is, kan gewerkt worden met vervangende opdrachten en cases. Daarnaast moet dan eveneens een aanvullende stage van 30 EC in een passende werkomgeving worden vervuld om de werkplekgebonden leeractiviteiten en beroepscompetenties te kunnen ontwikkelen.
pagina 9
NVAO | | |
Studenten werken met een portfolio waarin de resultaten van de praktijk-, competentie-, eindopdrachten, afstudeerscriptie enz. verzameld worden.
Nieuwe opleiding voor Nederland De opleiding hbo-bachelor Rechten wordt reeds door een aantal instellingen op verschillende plaatsen elders in Nederland gegeven. Nieuwe opleiding voor de instelling De opleiding hbo-bachelor Rechten is nieuw voor Hogeschool NCOI. Studieomvang De doorlooptijd van deze bacheloropleiding Rechten bedraagt 3,5 studiejaren, totaal 240 ECTS (6720 studiebelastingsuren).
pagina 10
NVAO | | |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Voor de beschrijving van de algemene doelstellingen, profiel van de instelling en opleiding en onderwijskundige visie wordt verwezen naar hoofdstuk 3.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen Het beroepsprofiel van de hbo-bacheloropleiding Rechten (aanvraagdossier pag. 67-76) is onder andere tot stand gekomen op basis van competentieprofielen voor diverse juridische beroepen. Een speciaal voor deze opleiding opgerichte Denktank (nu de Adviesraad) leverde input over de inhoudelijke ontwikkelingen (actualiteit) in het vakgebied, bepaalde de beroepsoriëntatie en stelde het beroepsprofiel op, rekening houdend met de eisen die gesteld worden vanuit het beroepenveld en de vakdiscipline (aanvraagdossier pag. 21). Het aldus ontwikkelde beroepsprofiel is aan een aantal vertegenwoordigers van beroepsorganisaties en het bedrijfsleven voorgelegd en door hen goedgekeurd. De afgestudeerde hbo-bachelor Rechten is opgeleid voor een brede functie- en beroepengroep: de arbeidsjurist, de notarisklerk, de juridisch medewerker, de projectmanager, de juridisch (beleids)adviseur bij (semi)overheidsinstellingen en de fiscaal adviseur. In deze functies zullen juridische, juridisch-economische, bedrijfsorganisatorische, informatieverzorgende, juridisch adviserende en beleidsmatige taken verricht worden (aanvraagdossier pag. 22-23). De ontwikkelingen in het beroep wijzen op een sterkere juridische en procesmatige sturing in plaats van een rechterlijk toetsen achteraf, waardoor een proactieve instelling steeds belangrijker wordt. De hbo-bachelor Rechten moet in toenemende mate risico's kunnen signaleren en beheersen, waarbij de context van het werk ook meer multicultureel wordt. De competenties, inhoudelijke taakgebieden en rollen van een hbo-bachelor Rechten laten zich als volgt beschrijven (aanvraagdossier pag. 24): Competenties: • Beroepsspecifieke competenties • Algemene competenties • Reflectieve en gedragscompetenties Inhoudelijke taakgebieden: • Juridische advisering
pagina 11
NVAO | | |
•
Juridische Informatieverzorging
Rollen: • Uitvoerend en informerend • Beoordelend en adviserend • Samenwerkend en leidinggevend De werkomgeving en de werkgever van de student worden actief betrokken in het leertraject (ALP-methode). De eigen werkomgeving wordt daardoor referentiekader voor de invulling van opdrachten en casuïstiek en een onderdeel van het persoonlijk ontwikkelprogramma. De opleiding kent een vaste Adviesraad (zie boven) die vanuit het werkveld feedback levert op de oriëntatie en actualiteit van de opleiding. Docenten binnen het opleidingsteam zijn zonder uitzondering werkzaam in het bedrijfsleven of bij de overheid. Het beroepsprofiel en de visie op het onderwijs vormen hierbij het raamwerk waarbinnen docenten moeten kunnen functioneren. Het kwaliteitszorgsysteem van NCOI draagt zorg voor een gestructureerde bewaking van het beroepsprofiel (aanvraagdossier pag. 25). Overwegingen Het panel is van mening dat de aanvrager zich met behulp van de landelijke juridische competentieprofielen, gesprekken met vertegenwoordigers van beroepsorganisaties en het bedrijfsleven, de Denktank (Adviesraad) en de directe koppeling van de eindkwalificaties aan het niveau van de Dublin descriptoren voldoende heeft georiënteerd op het werkveld. Uit het profiel blijkt dat de opleiding voorbereidt op een brede functie- en beroepengroep. Het panel had aanvankelijk wel enige zorg over de actualiteit van het beroepsbeeld en vroeg zich af of de laatste ontwikkelingen in het vakgebied wel voldoende aan bod zouden komen. Zo zijn er nieuwe inzichten over de juridisering van de samenleving, de functieinvulling van de hbo-jurist en de verhouding wo-hbo juristen in organisaties en bedrijfsleven. Ook de economische recessie heeft tot belangrijke wijzigingen in de juridische wereld geleid. Met name de stukken’ Competenties bachelor hbo Rechten’ en ‘Beroepsoriëntatie’ (aanvraagdossier pag. 24) missen de inmiddels noodzakelijk geworden focus op een concreet deel van het beroepenveld als hbo-rechten specialisatie. Dit is derhalve een aandachtspunt voor de opleiding. Tijdens de site visit werd echter duidelijk dat de competenties en eindkwalificaties in en na de lessen voortdurend en blijvend getoetst worden aan de actualiteit en de wensen en behoeften van het werkveld via feedback van studenten, de alertheid en kwaliteit van docenten, overleg met de portfolio- en praktijkbegeleiders en de Adviesraad van de opleiding. Het beroepsbeeld wordt zodoende voortdurend aangescherpt. Op basis van deze informatie en het gegeven dat NCOI duidelijk blijk geeft snel en adequaat programmawijzigingen aan te kunnen brengen, heeft het panel vertrouwen dat de opleiding wat betreft de actualiteit in staat is voldoende de ‘vinger aan de pols’ te houden. Het panel heeft aan het management de vraag voorgelegd in hoeverre deze hbo-bachelor Rechten verschilt van de 1-2 jarige opleidingen hbo Rechten en hbo Sociaal-Juridisch Medewerker. Het management gaf hierop aan dat het ‘hbo’ van deze laatste twee opleidingen slechts een indicatie is van het niveau. De hbo-bachelor Rechten van NCOI heeft een aanzienlijk langere studieduur en –belasting, is veel meer juridisch georiënteerd en kan afgesloten worden met een volwaardig hbo-bachelordiploma. De docenten benadrukten dat het beroepsbeeld bepalend is. De hbo- jurist zal met een gedegen en brede kennis van het recht veel werk van de wo-jurist kunnen overnemen, waardoor deze
pagina 12
NVAO | | |
zich meer met de werkzaamheden van het juridische wo-vakgebied kan bezighouden. Te denken valt bijvoorbeeld aan de inzet van hbo-juristen in het voortraject van mogelijke conflictsituaties, waarbij preventie en brede, ook niet juridische vaardigheden worden gevraagd. Vertegenwoordigers van het werkveld wezen op een steeds verdergaande juridisering van de samenleving. Een werkanalyse heeft aangetoond dat 85% van de procedures en advisering uitgevoerd zou kunnen worden door hbo-juristen. Ook in de wereld van de journalistiek en de uitgeverij zou er aanzienlijke behoefte bestaan aan breed opgeleide hbo-juristen. In die zin wordt ook de brede basis van de opleiding erg belangrijk gevonden. Studenten gaven eveneens aan dat ze soms al werk verrichten waarvoor eigenlijk een hbo-diploma vereist wordt. Ze functioneren dan reeds op dat niveau, maar missen het ‘papiertje’ nog. Een hbo-opleiding biedt dan eveneens de kans om de horizon te verbreden. Met betrekking tot het verschil in duaal- en deeltijdopleiding gaf het management aan dat daarover eerder afspraken met de NVAO zijn gemaakt. In het kort komt het erop neer dat de opleiding gekenmerkt kan worden als ‘duaal’ vanwege de aanzienlijke werkplekcomponent. Tegelijk wordt de opleiding eveneens ‘deeltijd’ genoemd vanwege de mogelijkheid van het studeren naast een baan en vanwege de herkenbaarheid van de term voor studenten. Het panel stelde ook de vraag wat precies de verantwoordelijkheden, activiteiten en functie van de Denktank/Adviesraad zijn. De opleiding antwoordde hierop dat de Denktank als doel heeft om gezamenlijk, werkveld en kerndocenten, een opleiding met een samenhangend programma op bachelorniveau te ontwikkelen, die voldoet aan de eisen van het beroepenveld. Na een positief advies van de NVAO splitst de Denktank in een onafhankelijke Adviesraad en een Core Faculty (docenten en ontwikkelaars). De Adviesraad zal bestaan uit vertegenwoordigers afkomstig uit alle hoeken van het werkveld (zie echter eveneens het aandachtspunt over de ‘breedte ‘ van de Adviesraad bij de overwegingen van facet 5.2). NCOI is ‘trots’ op de goede koppeling met het werkveld. Beroepsorganisaties zullen eveneens worden benaderd voor feedback. Het panel stelt vast dat de nadruk op de combinatie van theorie én praktijk met behulp van de onderwijskundige aanpak volgens de ALP-methode, het competentiegerichte onderwijs en de geformuleerde competenties, rollen, eindkwalificaties en doelstellingen, voldoende aansluiten bij het beroepsprofiel en de domeinspecifieke eisen die in de beroepspraktijk gesteld worden aan een hbo-bachelor Rechten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
4.1.2
Bachelor (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Bevindingen In het aanvraagdossier (pag. 24-26) wordt de aansluiting van de opleiding bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor weergeven door een koppeling te maken met Dublin-descriptoren. Deze worden onderverdeeld in:
pagina 13
NVAO | | |
Kennis en Inzicht: vigerende wetgeving, relevante jurisprudentie, theorie van de organisatieopbouw, het functioneren van het individu in de organisatie, methoden van onderzoek, juridisch onderzoek, ontwikkelingen/opvattingen (maatschappelijke, sociale en economische) van het recht, ethische aspecten. Toepassen van Kennis en Inzicht: technieken voor juridisch onderzoek, literatuuronderzoek, onderzoeksplan opstellen, juridisch gespreksvoering, organisatiebeleid, presenteren/verdedigen van voorstellen, plannen en rapporten, prioriteiten stellen en plannen. Kennis en inzicht uit de opleiding wordt voortdurend gekoppeld via de ALP-methode aan de eigen beroepspraktijk. Oordeelsvorming: (juridisch) advies, publicaties en literatuuronderzoek interpreteren en inpassen, afhankelijk van situatie, moment, context en gesprekspartner de juiste toon, stijl en argumenten kiezen, helder analyseren in conflictsituaties, theoretische situaties beoordelen en vertalen in een praktische toepassing. Er wordt veel gewerkt met interactieve werkvormen (o.a. intervisie) waarin studenten samen met de docent, discussiëren, interpreteren, belangen afwegen en juiste keuzes moeten maken. Geordend redeneren wordt bereikt door de schriftelijke rapportages en mondelinge sessies, waarin argumentatie als beoordelingscriterium wordt meegenomen. Communicatie: op elk niveau en in uiteenlopende situaties kunnen communiceren, medewerkers stimuleren, motiveren, overtuigen en zorgen voor draagvlak, gestructureerde, toegankelijke en effectieve voorstellen en beleidsnotities schrijven, aansprekende presentaties verzorgen, beladen onderwerpen bespreekbaar maken. Leervaardigheden: ontwikkelingen in het vak bijhouden, actief deelnemen aan actuele discussies over het vakgebied, reflecteren op de eigen positie, rol en taak en hieraan consequenties verbinden. De opleiding is specifiek gericht op de doelgroep van werkenden op hbo-niveau binnen het beroepsprofiel (aanvraagdossier pag. 27). Het aantal contactmomenten is beperkt tot gemiddeld een avond per week of een dag per twee weken. Daarbuiten wordt het leren georganiseerd via e-Connect. Deze opzet doet derhalve een groot beroep op de zelfstandigheid en discipline van de student. Startende kandidaten dienen minimaal een havo/vwo of mbo-diploma te hebben en moeten een werkgeversverklaring overleggen om aan te tonen dat zij binnen het beroepsprofiel een rol vervullen op beginnend hbo-niveau. Docenten hebben minimaal post-hbo/wo-niveau en ruime beroepservaring. De literatuur van de opleiding staat bekend als ‘standaard’ en is vastgesteld op basis van en in vergelijking met gehanteerde literatuur. Er is bijzondere aandacht voor recente leerboeken en publicaties in vaktijdschriften, met name op hbo-juridisch niveau. De opleiding heeft hiermee grote winst geboekt. Leeswijzers brengen een rode draad aan in de leerstof met toepassingen, opdrachten en controlevragen, zodat ook structuur wordt geboden als hulpmiddel in de zelfwerkzaamheid. Door middel van de eindopdrachten en examens per module wordt het eindniveau van de modules getoetst. In de beoordelingscriteria van de exameneisen zijn de Dublindescriptoren expliciet betrokken. Het bachelorniveau van de eindopdrachten, examens en
pagina 14
NVAO | | |
eindscripties wordt door een externe examinator in samenspraak met de Adviesraad gemonitoord en actueel gehouden. De eisen met betrekking tot de randvoorwaarden voor de kwaliteit worden systematisch bewaakt door het kwaliteitssysteem van Hogeschool NCOI (aanvraagdossier pag. 27). Overwegingen Het panel heeft kunnen vaststellen dat de aangeboden literatuur een goede nationale en actuele kwaliteit heeft en goed aansluit op een hbo-bachelorniveau. Het panel vroeg zich in eerste instantie evenwel af of de hoeveelheid niet aan de hoge kant was. Ook de te bestuderen literatuur lijkt in een aantal gevallen eerder academisch dan hbo gericht, terwijl de opleiding in een aantal vakken de focus specifiek op hbo literatuur heeft gelegd. De opleiding antwoordde hierop dat een deel van de literatuur beschouwd moet worden als naslagwerk. Niet alle boeken worden van begin tot eind volledig behandeld. De student dient een belangrijk deel zelf aan de hand van de studiewijzer door te nemen. De indruk bestaat tevens dat de opleiding met name privaat- en bedrijfsrechtelijk georiënteerd is, waardoor de volle breedte van deze bachelor recht niet volledig ingevuld dreigt te worden. Het panel is van mening dat de opleiding er goed aan zou doen dat aspect zorgvuldig te bewaken. Het panel was benieuwd naar de reden waarom in de eerste twee basisjaren materieel bestuursrecht en sociaal juridische onderdelen zoals sociaal zekerheidsrecht, huurrecht, arbeidsrecht enz. ontbreken. Het viel tevens op dat sociaal zekerheidsrecht ontbreekt in de specialisatie Bestuursrecht van het derde jaar. Hierop gaf NCOI aan dat er keuzes gemaakt moeten worden. Niet alle deelgebieden kunnen in aparte modules aan bod komen. Het basisprogramma is vooral gericht op het verkrijgen van brede juridische vaardigheden waarmee in de praktijk uiteenlopende juridische vraagstukken, waaronder ook administratiefrechtelijke zaken, aangepakt kunnen worden. Afhankelijk van de uitstroomrichting die de student kiest, wordt de specifieke theorie hieraan toegevoegd. Daarnaast is er de module ‘Recht in de praktijk’, waaruit vanuit psychologisch en sociologisch oogpunt wordt belicht hoe het recht in de praktijk functioneert. Het panel constateert op grond van de gesprekken, het aanvraagdossier en bijlage 4 (Matrix Studieprogramma vs. Dublin-descriptoren) van dat dossier, dat de opleiding er voldoende in slaagt de geformuleerde competenties/eindkwalificaties aan te laten sluiten bij de algemene Dublin-descriptoren. In de beschrijving van de modules wordt per leerdoel/eindterm aangegeven aan welke descriptoren precies voldaan wordt. De Adviesraad en de structurele aanpak van het kwaliteitszorgsysteem kunnen volgens het panel bijdragen aan een goede borging van dit aspect van de opleiding. Voor wat betreft de beoogde eindkwalificaties en doelstellingen is het panel dan ook van mening dat deze mede door de duidelijke koppeling met de Dublin-descriptoren aansluiten bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Bachelor’ als voldoende.
4.1.3
pagina 15
Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor in hbo:
NVAO | | |
– De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. – Een hbo-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen, waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen In het aanvraagdossier geeft de opleiding op pagina 67-76 (bijlage 1 Beroeps- en competentieprofiel) aan dat het werkveld, en de beroepsorganisaties nauw betrokken zijn geweest bij de tot standkoming en validering van het beroepsprofiel en de eindkwalificaties (zie ook facet 1.1 Domeinspecifieke eisen). De eindkwalificaties die op deze manier geformuleerd konden worden, werden direct gekoppeld aan de niveauvereisten zoals vastgelegd in de Dublin descriptoren. De taak van de Adviesraad in de kwaliteitsborging is onder andere het informeren van de opleiding over nieuwe ontwikkelingen in het bedrijfsleven en de maatschappij die van invloed kunnen zijn op het beroepsprofiel. Hierdoor kan het beroepsprofiel telkens worden aangescherpt, zodat het curriculum aangepast en actueel gehouden kan worden (aanvraagdossier pag. 68). Het kwaliteitszorgsysteem van NCOI draagt eveneens zorg voor een gestructureerde bewaking van het beroepsprofiel. De bewaking van het profiel en de herijking van de oriëntatie van de opleiding geschieden derhalve permanent mede op basis van ontwikkelingen in het werkveld. Dit is een belangrijk aspect binnen de werkwijze van Hogeschool NCOI (aanvraagdossier pag. 28). Het aanvraagdossier geeft op pag. 28 aan dat er in de opleiding sprake is van (beginnende) beroepsbeoefenaren met een relevante werkomgeving. Juist dan is er een referentiekader aanwezig om de opleiding ook goed toe te kunnen passen. Het accent ligt op loopbaanoriëntatie zoals het opklimmen in of het doorgroeien naar een andere functie. De eindkwalificaties zijn dan ook zodanig geschreven dat de opleiding invulling geeft aan de ontwikkeling van de werkende in de rol van hbo-jurist. Overwegingen Voor wat betreft de doelstellingen is het panel van mening dat de competenties en de beoogde eindkwalificaties van de opleiding hbo-bachelor Rechten ontleend zijn aan (en in samenspraak met) het door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel en beroepscompetenties (zie ook facet 1.1 Domeinspecifieke eisen en facet 1.2 Bachelor). Er is aansluiting bij het relevante beroepenveld, maar ook hier past de kanttekening dat de opleiding toch vooral lijkt te kiezen voor een bedrijfsrechtelijk beroepsprofiel (met aandacht voor arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht) en minder voor publiekrecht. De genoemde beroepen in het aanvraagdossier zijn juist algemener van aard dan wel gericht op het publieke domein (waar veel hbo-juristen in gaan werken). NCOI zou als DE opleider voor werkend Nederland in dezen het voortouw kunnen nemen door het publiekrecht in de opleiding steviger neer te zetten (zie ook facet 1.2). Uit de gesprekken die het panel met het management en de docenten voerde, kwam vooral het belang van de eigen juridische werkkring van de student naar voren. Kennis en inzicht die tijdens contacturen en literatuurstudie zijn opgedaan moeten steeds in de eigen beroepssituatie door middel van praktijkopdrachten worden getoetst. De studielast en de vorm van deze deeltijdstudie is volgens de aanvrager dan ook alleen haalbaar, indien de student werkzaam is in een relevante juridische omgeving van voldoende niveau, goed
pagina 16
NVAO | | |
gemotiveerd is en bereid naast zijn baan de nodige zelfstudie te verrichten. Het management merkte op dat veel studenten deze opleiding volgen ter ondersteuning van hun bestaande functie. Vanwege het niveau van hun functie en werkzaamheden moeten veel mbo-ers dikwijls ook noodzakelijkerwijs een hbo-graad behalen. Het werkveld benadrukte vooral het belang van een goede communicatie. Hbo-ers komen uit en zijn gevormd door de praktijk, waardoor ze andere sociaal-emotionele capaciteiten hebben (bijvoorbeeld luistervaardigheden) dan academische gevormde juristen (meer analytische vaardigheden). Het panel vroeg zich echter af in hoeverre een echt brede koppeling goed te realiseren is gezien de vaak beperkte juridische mogelijkheden en invulling van de werkomgeving van de student. De aanvrager maakte duidelijk dat met name tijdens de toelatingsprocedure via richtlijnen kritisch getoetst wordt of de werkomgeving en functie van de student voldoende aansluiten bij de inhoud van de opleiding. Indien nodig moet de student in staat worden gesteld bij andere afdelingen taken uit te voeren. De praktijkbegeleider ziet hierop toe en bespreekt regelmatig de vorderingen met de student en de portfoliobegeleider van NCOI. Deze laatste controleert middels de portfolioverslagen en -opdrachten en de werkplekbezoeken (aan het begin van de opleiding en één keer per jaar). De docenten gaven tijdens de site visit aan dat er door de uitwisseling gedurende de contacturen, waarbij de verschillende werkplekken en ervaringen van studenten met elkaar vergeleken kunnen worden, een sterke kruisbestuiving ontstaat in de groep. Dit sluit goed aan bij het sociaalconstructivisme en het actief leerprincipe van de opleiding. Het panel heeft door de koppeling van theorie en praktijk en het gehanteerde ALP-model kunnen constateren dat er in de opleiding voldoende ruimte is voor de beleving, de verantwoordelijkheden en de actualiteit van het beroep. Volgens de aanvrager behoort na het afronden van de opleiding onder andere een doorstroming naar een universitaire master (Universiteit van Tilburg, Open Universiteit) via een schakeltraject tot de mogelijkheden. Het panel vond het opmerkelijk dat drie van de vier studenten tijdens een eerdere site visit aangaven de hbo Rechten niet als een eindstation te zien en zo’n doorstroming naar de universiteit als een serieuze optie te beschouwen. Dit beeld sluit echter aan bij de landelijke tendens in de dagopleidingen. Met betrekking tot de participatie van het werkveld in de Adviesraad merkt het panel op dat deze nog onvoldoende de werkelijke breedte van het werkveld weerspiegelt. Het verdient aanbeveling om eveneens vertegenwoordigers van grote publiekrechtelijke organisaties, zoals de Belastingdienst, lagere overheden en uitvoeringsinstanties zoals het UWV er in op te nemen. Het werkveld gaf aan dat de Adviesraad vooral breed moet zijn en gericht op de praktische jurist. Er werd ook een rol gezien voor het signaleren van nieuwe werkgelegenheid met betrekking tot hbo-juristen. Kritische opmerkingen van de kant van het werkveld worden snel en adequaat door de opleiding opgepikt. Het werkveld functioneert daardoor niet slechts als klankbord, maar heeft daadwerkelijk invloed op kwaliteit van de opleiding. Samenvattend is het panel van mening dat de opleiding erin is geslaagd om met betrekking tot de doelstellingen, de beoogde eindkwalificaties voldoende aan te laten sluiten bij het hbo-niveau van een beginnend juridisch beroepsbeoefenaar. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
pagina 17
NVAO | | |
4.1.4
pagina 18
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding Het panel beoordeelt de facetten ‘Domeinspecifieke eisen’, “Master” en ‘Oriëntatie hbo’ van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als voldoende. Daarmee is het samenvattend oordeel met betrekking tot het onderwerp voldoende.
NVAO | | |
4.2
Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3.
4.2.1
Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. – Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen Hogeschool NCOI selecteert voor de hbo-bacheloropleiding Rechten literatuur die actueel en relevant is en waarvan de auteurs veelal gezichtsbepalende (internationale) deskundigen zijn voor de desbetreffende discipline (aanvraagdossier pag. 29). In het ALP-model worden studenten bovendien voortdurend uitgedaagd om zelf cases in te brengen en op zoek te gaan naar publicaties. De selectie van de literatuur is mede tot stand gekomen op basis van andere opleiders in binnen- en buitenland. De ontwikkeling van het studiemateriaal wordt centraal gecoördineerd met behulp van een vaste gestructureerde ontwikkelcyclus en een programmamanager. Voor iedere module wordt een ontwikkelaar aangesteld die verantwoordelijk is voor het up-to-date houden van de inhoud op basis van beroepsprofiel en eindkwalificaties. Minimaal eens per jaar wordt het studiemateriaal geactualiseerd en worden nieuwe publicaties bestudeerd om in het programma op te nemen. Het ontwikkelde materiaal wordt altijd door een tweede meelezer beoordeeld op inhoud, niveau en oriëntatie (aanvraagdossier pag. 29). De kerndocent controleert het proces en behoudt het overzicht. Tijdens de contacturen ligt een sterk accent op uitwisseling van informatie en discussie tussen docent en studenten en tussen studenten onderling. Praktijkopdrachten zijn gerelateerd aan de eigen organisatie en aan andere bedrijven middels cases. Een en ander is gebaseerd op de sociaal-constructivistische benadering die zorgt voor de inbreng van context en voor transfer van theorie naar praktijk. De ontwikkeling van beroepsvaardigheden wordt gerealiseerd door middel van gevarieerde werkvormen binnen de opleiding zelf. De directe relatie met het eigen werk heeft grote betekenis als referentiekader van actuele problematiek en is noodzakelijk om de opleiding toe te kunnen passen en studenten te laten reflecteren op het eigen vermogen. Vandaar ook dat er in de toelatingsprocedure en gedurende het hele studietraject expliciet eisen gesteld worden aan werkervaring en geschikte werkomgeving (aanvraagdossier pag. 30). Juridische vaardigheden komen in alle modules aan bod, maar bij twee in het bijzonder: ‘Juridische en communicatieve vaardigheden’ en ‘Conflicthantering en mediation’. Deze modules worden afgesloten met integrale vaardigheidstoetsen (werkstukken, simulaties en presentaties), waarin een combinatie van kennis, vaardigheden en houding wordt getoetst.
pagina 19
NVAO | | |
Daarnaast worden de beroepsvaardigheden en de algemene gedragscompetenties ontwikkeld en getoetst op de werkplek zelf. Onderzoeksvaardigheden worden geoefend via afzonderlijke bijeenkomsten (2 per jaar), het bijhouden en duiden van wetenschappelijke literatuur (bronnenonderzoek), het toepassen van onderzoeksresultaten in de eigen werkpraktijk en het zelf doen van eenvoudig onderzoek (aanvraagdossier pag. 31). Internationalisatie is volgens het aanvraagdossier (pag. 32) in het hele programma ingebed. De gebruikte readers, literatuur, artikelen, cases en opdrachten worden daarop afgestemd. Overwegingen Het panel heeft studieboeken, docentenhandleidingen en ontwikkelinstructies, voorbeelden van werkstukken, portfolio’s, modulewijzers, readers, instructies van (eind)opdrachten en verslagen, exameninformatie, gemaakte examens en toetsen en het kwaliteitszorghandboek enz. kunnen inzien. NCOI heeft sinds 2009 de literatuurlijst aangepast waardoor deze actueler en meer hbo-georiënteerd is geworden. Door middel van praktijkopdrachten en cases kan voortdurend uitwisseling en interactie plaatsvinden met de beroepspraktijk en/of het toegepaste onderzoek. Tijdens de site visit werd aangegeven dat internationalisering zeker aandacht krijgt en voortdurend terugkomt in de verschillende modules (zie ook hieronder: hoogleraar Onderzoek en Internationalisering), maar dat het accent bij deze specifieke doelgroep studenten toch met name op het regionale en nationale juridische vlak ligt. Een aanbeveling zou kunnen zijn om zich meer op Europa en bijvoorbeeld de internationale ambtenaar te oriënteren. Multidisciplinariteit en verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/discipline kunnen eveneens duidelijker aangetoond en gespecificeerd worden. Vanaf september 2009 is het bijhouden van een portfolio verplicht gesteld. Studenten dienen alle relevante documentatie en informatie van competentie- en praktijkopdrachten in dit portfolio te verzamelen. Ze worden daarbij ondersteund door de praktijkbegeleider (op het werk) en de portfoliobegeleider van NCOI. Een onafhankelijke portfoliobeoordelaar controleert en bewaakt de kwaliteit. Op grond van de toegezonden en ter beschikking gestelde informatie en de gevoerde gesprekken is het panel van mening dat de gekozen vakliteratuur, het studiemateriaal en de vorm en inhoud van de modules voldoende aan de beroepspraktijk zijn ontleend en in het algemeen goed zullen aansluiten bij ontwikkelingen in het vakgebied en het profiel van een hbo-bachelor Rechten. De opleiding heeft zich goed georiënteerd, docenten hebben voldoende praktijkervaring en actuele contacten met het werkveld en de Adviesraad kan door middel van het gestructureerde overleg de ‘vinger aan de pols’ houden. Het panel heeft kunnen vaststellen dat er door de opleiding regelmatig getoetst wordt met betrekking tot het testen van kennis en inzicht. Het programma moet echter naast aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk eveneens voldoen aan de zwaarwegende en tegelijkertijd lastig te beoordelen eis dat de ontwikkeling van noodzakelijke beroepsvaardigheden en gedragscompetenties (bv. sociale en communicatieve vaardigheden) voldoende gewaarborgd worden. De beroepspraktijk krijgt een zware invulling in de opleiding en er worden veel studiepunten aan toegekend. De werkplek moet aldus voor de student tevens een effectieve en productieve leeromgeving bieden. Vanwege het belang hiervan moet het ‘lerende vermogen’ van de organisatie, de werkplek als ‘leerinstituut’, derhalve zorgvuldig gedurende alle fasen van de opleiding gemonitoord worden. De praktijkbegeleiders, portfoliobegeleiders, (kern)docenten en de onafhankelijke portfoliobeoordelaar zullen derhalve deze belangrijke beroepsaspecten
pagina 20
NVAO | | |
zorgvuldig moeten volgen, beoordelen en waarborgen. Het management gaf aan dat ze blijvend worstelen met deze problematiek. Aan de voorkant, bij de instroom, moet al duidelijk zijn dat een werkplek voldoende raakvlakken heeft. Wanneer een stageplek niet voldoet kan een kandidaat in principe niet deelnemen aan een bacheloropleiding bij NCOI. Indien onverhoopt toch tekorten optreden, worden alternatieven gezocht binnen de eigen organisatie en gerichte opdrachten gegeven. Ook komt het voor dat een medecursist voor een oplossing zorgt indien de eigen werkplek te weinig mogelijkheden biedt. Studiebaan, een dochteronderneming van NCOI, kan eveneens helpen bij het vinden van een geschikte werkkring. Het panel is van mening dat NCOI er, onder meer door het nieuw ingestelde en verplichte portfolio met begeleider en onafhankelijke beoordelaar, voldoende in slaagt om de inhoudelijke ontwikkeling van beroepsvaardigheden en gedragscompetenties bij te houden en te garanderen. Het panel vroeg zich tijdens de site visit af in welk onderdeel van de opleiding en op welke wijze ‘methoden van onderzoek’ aan bod kwamen. De aanvrager gaf hierop aan dat onderzoeksmethodologie (ook literatuuronderzoek) verweven zit in het hele programma en altijd gekoppeld wordt aan toepassing in de praktijk volgens het ALP-principe. Werkplek en casuïstiek vormen hierbij de uitgangspunten van het onderwijs. Werk en studie gaan hierdoor in elkaar overlopen (“In de opleiding bezig met het werk en in het werk bezig met de opleiding”).Ter voorbereiding op de eindopdrachten en eindscriptie volgen de cursisten ook speciale bijeenkomsten met gerichte instructie op het gebied van methodologie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van aanvullende literatuur (Verhoeven 2007, Wat is onderzoek). Tevens werd aangegeven dat per 1 juli 2010 een hoogleraar voor twee dagen per week in dienst treedt bij NCOI als directeur Onderzoek en Internationalisering met als belangrijkste aandachtsgebieden: professionalisering van (kern)docenten, methodologie en formuleren van vraagstellingen, kennisontwikkeling, kennisnetwerken en het doorlichten en actualiseren van de opleidingen op internationale aspecten. Regelmatig zullen er eveneens ‘Round Tables’ met vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en overheid gehouden worden. Dit alles met het doel de kwaliteit van het onderzoek in de breedte bij NCOI en in het bijzonder bij studenten in hun eindfase (scriptie/thesis) te verhogen. Vertegenwoordigers van het werkveld merkten op dat bij overheden en notaris- en advocatenkantoren een breed aanbod van juridische functies mogelijk is. De 20 uur die binnen de organisatie een leerinhoud moet krijgen is en blijft een stevige kluif. Studenten moeten daar echt voor gaan en ze krijgen er ook de tijd en gelegenheid voor. De ervaring leert tevens dat ze er niet de kantjes van aflopen. Het panel is van mening dat de hbo-bachelor Rechten studenten een brede maatschappelijke oriëntatie wordt meegegeven. Er wordt hard aan de opleiding gewerkt en dat geeft vertrouwen voor de toekomst. Mede via de contacturen kunnen werkervaringen van studenten tot leerervaringen worden door discussies en vergelijkingen. Deze leervorm is gezien het type onderwijs – deeltijd met veel zelfstudie - naar de mening van het panel zelfs onmisbaar. Samenvattend is het panel van mening dat het programma van de hbo-bacheloropleiding Rechten in voldoende mate aansluit bij de hbo-eisen en op de actuele beroepspraktijk is afgestemd. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
pagina 21
NVAO | | |
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen In het aanvraagdossier wordt op pagina 33-34 uitgelegd hoe het beroepsprofiel is uitgewerkt in eindkwalificaties. Deze zijn op hun beurt per module uitgewerkt in leerdoelen en bijbehorende werk- en toetsvormen. Daarmee legt de opleiding een duidelijke relatie tussen leerdoelen en opleidingskwalificaties (zie ook bijlage 4 van het aanvraagdossier). Na de toetsing vindt nog evaluatie plaats en op elk niveau kan een terugkoppeling en evaluatie plaatsvinden naar een hoger gelegen niveau. In de eerste fase van de opleiding doorlopen de studenten een modulair programma waarin de kern van het Nederlands recht aan bod komt. De kernthema’s zijn vervat in zes verplichte hoofdmodules die afgerond worden met een schriftelijk of mondeling examen, een plan van aanpak of een schrijfopdracht. De fase wordt afgesloten met een praktijkopdracht waarin de verschillende onderdelen terugkomen. In de tweede fase volgen de studenten een modulair verdiepingsprogramma van vier inhoudelijke modules die telkens afgerond worden met een schriftelijk examen. De afstudeerfase (het derde jaar en vierde jaar) vormt het integrale sluitstuk van de bacheloropleiding. Studenten volgen een programma waarin zij zich specialiseren in een bepaald juridisch deelgebied: notarieel recht, arbeids- en sociaal recht, ondernemingsrecht, bestuursrecht of fiscaal recht. Elke module binnen de specialisatie wordt door middel van een schriftelijk tentamen getoetst. In deze laatste fase wordt tevens de afstudeeropdracht geschreven die de samenhang tussen de drie fases moet borgen. Gedurende de gehele opleiding vindt een verplichte stage plaats in de eigen werkomgeving op hbo-niveau, welke aansluit op het brede werkterrein van de hbo-jurist. De student dient een (digitaal) portfolio in te vullen met praktijkopdrachten en (reflectie)verslagen. Deze wordt per fase beoordeeld door een onafhankelijke portfoliobeoordelaar (aanvraagdossier pag. 34). Het didactisch concept is gebaseerd op de ALP-methode (Actief Leer Principe) waarbij het aanwezige referentiekader (de werkomgeving) actief betrokken wordt binnen de opleiding (zie ook paragraaf 3.3). Aan ieder leerdoel zijn expliciet werkvormen gekoppeld, waarbij een groot beroep gedaan wordt op de zelfstandigheid en de actieve participatie van de studenten. Bij iedere module is aangeven aan welke eindkwalificaties wordt bijgedragen (aanvraagdossier pag. 35 en bijlage 3 Programmabeschrijving van dat dossier). Per module wordt er getoetst, waarbij de leerdoelen het uitgangspunt vormen. Naast gewone kennistoetsen vinden er gedurende de opleiding ook integrale competentie en vaardigheidstoetsen plaats onder meer met behulp van simulaties en werkstukken (bijlage 6 van het aanvraagdossier). De toetsvormen zijn vanuit de leerdoelen gekoppeld aan de Dublin-descriptoren. Het niveau van de toetsing wordt (als regel) extra geborgd door een ontkoppeling van doceren en examineren. De examenresultaten worden door het examenbureau getoetst en bij grote
pagina 22
NVAO | | |
verschillen eventueel nader onderzocht (aanvraagdossier pag. 34-35 en bijlage 5 van dat dossier). Overwegingen Het panel heeft met aandacht het programma, de beschrijvingen van de verschillende modules in het aanvraagdossier en het aanwezige lesmateriaal vooraf en tijdens de site visit bestudeerd. De relatie tussen de doelstellingen en het programma met betrekking tot het didactische concept, de werkvormen en het toetsen van kennis en inzicht worden volgens het panel voldoende beschreven en uitgewerkt en weerspiegelen aldus de te bereiken eindkwalificaties. Dit blijkt ook uit de gesprekken die het panel tijdens de site visit met (kern)docenten en studenten gevoerd heeft. Er wordt consequent met de ALP-methode gewerkt waardoor voortdurend relaties tussen de theorie en de eigen werksituatie kunnen worden gelegd. De schriftelijke examens zijn van voldoende hoog niveau en gewicht en er wordt kritisch gecorrigeerd. Met betrekking tot de aantoonbare vertaling van de te bereiken eindkwalificaties in leerdoelen had het panel echter aanvankelijk enige zorg of het programma eveneens in staat was om daadwerkelijk de ontwikkeling van noodzakelijke juridische beroepsvaardigheden en gedragscompetenties voldoende te waarborgen. Bovendien vroeg het panel zich af of deze moeilijk via papier meetbare competenties en vaardigheden wel voldoende gemonitord en getoetst werden. De sterk geëxtensiveerde leeromgeving en de relatief geringe contacttijden noodzaken ertoe dat er hoge eisen gesteld worden aan de wijze van toetsing en rapportage van juist deze voor de beroepsuitoefening zo belangrijke kwaliteiten. NCOI heeft echter met het invoeren van een aantal belangrijke programmaverbeteringen deze zorg van het panel voor een belangrijk deel kunnen wegnemen. De verbeteringen betreffen onder meer de invoering en het bijhouden van een portfolio met ondersteuning van een portfoliobegeleider en controle door een onafhankelijke portfoliobeoordelaar, de aanstelling van een hoogleraar Onderzoek en Internationalisering als impuls voor kwaliteitsverbetering van het docentencorps, de aanscherping van de rapportages, een extra stagebezoek aan het begin met een kritische beoordeling van de werkplekkwaliteit, integrale vaardigheids- en competentietoetsen, de training en beoordeling van praktijkbegeleiders, de invoering van een aanwezigheidsplicht en de optimalisering van de online leeromgeving e-Connect (zie ook facet 2.1). Het panel is dan ook van mening dat de opleiding er, mede door deze ingevoerde verbeteringen en aanpassingen, voldoende in slaagt om de te bereiken eindkwalificaties aantoonbaar te vertalen in leerdoelen van (onderdelen) van het beoogde programma. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen De opbouw en structuur van het programma is volgens het aanvraagdossier (pagina 37-48 en bijlage 3 Programmabeschrijving) overzichtelijk verdeeld over 4 fasen die elk ook
pagina 23
NVAO | | |
inhoudelijk een samenhangend geheel vormen. De opleiding dient verplicht te worden doorlopen in een vaste volgorde van fase 1 naar fase 4. In de eerste fase (jaar 1 Beroepsgerichte basis) zijn in de eerste vijf modules essentiële deelgebieden van de opleiding opgenomen: Management en organisatie, Privaatrecht I, Administratief procesrecht, Ondernemingsrecht, Conflictbeheersing en Mediation. In de zesde module (Juridische en communicatieve vaardigheden) ligt de nadruk op de vaardigheden die voor een jurist van belang zijn. Deze fase legt een beroepsgerichte basis en wordt afgesloten met een integrerende praktijkopdracht, waarin de modules met elkaar worden gecombineerd. In de tweede fase (jaar 2 Verdieping) wordt de opgedane kennis uit de propedeusefase verder verdiept door vijf inhoudelijke modules: Privaatrecht II, Publiekrecht, Burgerlijk procesrecht, Recht in werking, Strafrecht, en een afsluitende, integrerende praktijkopdracht. In de derde fase (jaar 3 Differentiatie) worden vier inhoudelijke modules gevolgd in een richting naar keuze: Arbeids- en sociaalrecht, Ondernemingsrecht II, Fiscaal recht, Notarieel recht, Bestuursrecht. In het vierde studiejaar wordt de opleiding afgesloten met een integrale afstudeerscriptie waarbij de studenten individueel begeleid worden. Naast de werkstukken worden in iedere fase een praktijk- en portfolioverslagen gemaakt (studiepunten), waardoor studenten zich bewust worden van de betekenis van de opleiding voor de eigen werksituatie. De samenhang van het programma wordt eveneens gerealiseerd en bevorderd door (aanvraagdossier pag. 44): • een verplichte introductiebijeenkomst bij de start waarin expliciet verbanden tussen de verschillende onderdelen worden gelegd; • een vaste ontwikkelcyclus van programma en studiemateriaal; • een integraal toetsplan; • een portfolio met o.a. competentie- en integrale eindopdrachten; • het periodieke vakoverleg, tweemaal per jaar, tussen (kern)docenten en ontwikkelaars. Overwegingen Het panel vroeg zich af hoe de opleiding precies de samenhang en integratie van het programma zou kunnen waarborgen. De vraag betrof met name de afstemming tussen het programma, het aangeboden lesmateriaal (de inhoud) en het examen. Het panel was eveneens benieuwd naar de afstemming tussen het ‘binnenschools’ gedeelte en het praktijkgedeelte (het werkveld). De aanvrager gaf hierop aan dat de samenhang en integratie van het programma volgens een vaste ontwikkelcyclus wordt bewaakt door de ‘Core Faculty’ (de kerndocenten) samen met de afdeling programmamanagement. De opleiding is ontwikkeld vanuit de eindkwalificaties, getrapt naar een indeling in modules met leerdoelen. De uitvoering wordt continu gemonitord aan de hand van eventverslagen en evaluaties. Vakoverleggen (tweemaal per jaar) onder leiding van de kerndocenten zorgen voor onderlinge afstemming van de modules en voorkomen overlap of gaten in de studiestof. Bij deze gelegenheid wordt tevens de stof geactualiseerd. De ontwikkelaar van het studiemateriaal is verantwoordelijk voor de examens en de instructies ten aanzien van de eindopdracht. Samenhang wordt ook bewerkstelligd door het afsluiten van een fase met een integrale eindopdracht die de lesstof van het gehele jaar dient af te dekken.
pagina 24
NVAO | | |
(Kern)docenten merkten op dat de modulaire structuur van het NCOI-programma het weliswaar moeilijk maar niet onmogelijk maakt om, met name binnen de drie fasen, een goede samenhang te bewaren. Wat dat betreft zien zij juist een belangrijke rol voor henzelf weggelegd om voortdurend de ‘rode draad’ aan te brengen. Ze moeten daar “goed hun best voor doen”. Ze beginnen hun onderdeel vaak met een algemene inleiding om de samenhang tussen de vakken en het overzicht over het Nederlandse recht over te brengen, zodat ook studenten die op een later moment in het studieprogramma zijn ingestroomd zonder problemen aansluiting kunnen vinden. Ze gaven eveneens aan dat er regelmatig overleg is met collega’s via het georganiseerde vakoverleg, e-Connect en tussentijdse informele contacten waardoor wisselwerking en integratie met betrekking tot het onderwijsprogramma ontstaat. De eventverslagen na elke les worden door hen erg zinvol en belangrijk gevonden. Er zijn altijd wel ‘opmerkingen’ over het studiemateriaal. De kerndocenten en het programma- en docentenmanagement reageren goed en adequaat op de verbeterpunten die worden voorgesteld. Er wordt op dat niveau kritisch geëvalueerd met dien verstande dat niet alle voorstellen zomaar klakkeloos worden overgenomen. De portfoliobegeleider en -beoordelaar gaven tijdens de site visit aan dat studenten bij hun opdrachten zorgvuldig gecoacht en gecontroleerd worden, zodat ook zij met betrekking tot samenhang en niveau voortdurend een ‘vinger aan de pols’ houden. Het panel is van mening dat mede door de aangebrachte wijzigingen en verbeteringen van programma en organisatie het facet samenhang programma voldoende geborgd wordt. Daarbij wil het panel evenwel benadrukken dat het aspect samenhang, met name voor deeltijdopleidingen zoals aangeboden door NCOI, permanente aandacht verdient. Aanbevolen wordt derhalve de opleiding op dit punt sterk te bewaken. Samenvattend kan gesteld worden dat het panel het programma qua evenwicht van voldoende kwaliteit acht, zodat positief over de samenhang geoordeeld kan worden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen De totale studielast van de opleiding bedraagt volgens de aanvrager 6720 uur (240 ECTS). Binnen Hogeschool NCOI wordt de studeerbaarheid van de hbo-bacheloropleiding Rechten onder andere bewaakt via een zorgvuldige selectieprocedure en een niveau-oriëntatie met behulp van Dublin-descriptoren. Het beroepsprofiel, de kwalificaties en de leerdoelen zijn zorgvuldig op elkaar afgestemd, waarbij de leerdoelen concreet het te bereiken niveau van de opleiding aangeven (aanvraagdossier pag. 45). De opleiding is verder geheel gericht op werkenden met contactmomenten van één avond per week of één volledige dag in de twee weken. Indien alle instituutsgebonden activiteiten volledig buiten werktijd verricht worden komt de brutobelasting inclusief een volledige baan op gemiddeld 60 uur per week. Er wordt een groot beroep gedaan op de zelfstandigheid en elke student beschikt over medewerking van zijn organisatie. Vaak is er sprake van een gunstige studieregeling waarmee de wekelijkse contactdag ook onder werktijd valt. De portfoliobegeleider en de
pagina 25
NVAO | | |
praktijkbegeleider begeleiden en coachen de student bij het uitvoeren van de praktijkopdrachten. Iedere student wordt na het beginbezoek minimaal eens per jaar bezocht door de portfoliobegeleider. Ondersteuning vindt eveneens plaats met behulp van de digitale leeromgeving e-Connect die functioneert als een integraal informatie- en communicatieplatform. Studiewijzers krijgen veel aandacht en zijn goed en overzichtelijk opgebouwd (gidsfunctie). De schooljaren zijn bij NCOI langer dan de wettelijke minimumeis van 42 weken, waardoor afronding van de studie in drie jaar plus een afstudeerfase van een half jaar mogelijk is. De opleiding is daarbij volledig modulair te doorlopen met verschillende snelheden in studietempo. De studie dient echter binnen maximaal zes jaar te worden afgerond (aanvraagdossier pag. 46). Om de studeerbaarheid te vergoten kunnen studenten gebruik maken van individuele coaching en workshops op het gebied van timemanagement en studievaardigheidstrainingen. De uitval blijft beperkt tot minder dan 20% van de studenten. Overwegingen Het panel heeft kunnen vaststellen dat de aanzienlijke studielast (240 ECTS) voor een belangrijk deel bepaald wordt door de toekenning van een groot aantal studiepunten voor activiteiten die ‘op het werk’ verricht worden. In het aanvraagdossier wordt voor deze studieactiviteiten tijdens werktijd gemiddeld per week ongeveer 20 uur gerekend. Indien de werkplek voldoende aansluiting en relevantie biedt is deze inschatting, mits voldoende gefaciliteerd door de werkgever, waarschijnlijk reëel te noemen. Deze ‘studie-uren’ zijn weliswaar moeilijk objectiveerbaar, maar kunnen bijvoorbeeld via een tijdschrijfsysteem in kaart gebracht en ingeschat worden. Het panel heeft waardering voor het feit dat NCOI wat dit aspect betreft de werkgebonden uren in het kader van de opleiding inzichtelijker heeft gemaakt. Studenten dienen verantwoording af te leggen over de uren die zijn besteed aan het uitvoeren van de (praktijk)opdrachten op de werkplek. Verbetermaatregelen hebben er tevens toe geleid dat bij de start van de opleiding de geschiktheid van de werkplek (als leeromgeving) en de competentie van de praktijkbegeleider (als coach) worden beoordeeld door de portfoliobegeleider. Daarnaast is meer tijd ingeruimd voor de voorbereiding van de bijeenkomsten (6 uur per week), waardoor met name de literatuurstudie beter ingevuld zal kunnen worden. De nazorg krijgt wat minder tijd toebedeeld (3 uur per week). De aanwezigheidsplicht is verder aangescherpt en de opleiding heeft ook de nodige aandacht besteed aan een verbetering van de toelichting van de studieactiviteiten. De instelling van het verplichte portfolio, met begeleiding en onafhankelijke inhoudelijke controle, zal eveneens bijdragen tot het zorgvuldig kunnen bijhouden van studievoortgang en studielast. De op de site visit ter inzage liggende gemaakte examens en opdrachten laten weliswaar een wisselend niveau van de studenten zien, maar zijn gemiddeld van voldoende tot goede kwaliteit. Studenten merkten op dat het werken met het portfolio veel prettiger is vergeleken met de stageverslagen. Het is praktischer en geeft veel meer structuur. Opdrachten moeten direct worden ingevoerd en ‘je kunt aangeven dat je de competenties toepast in je vakgebied’. De kwaliteit van de online leeromgeving e-Connect wordt eveneens genoemd als belangrijke schakel in de beheersing van de studielast en de studeerbaarheid van de opleiding. Het panel vroeg zich af hoe NCOI er in slaagde de uitval tot slechts 20% te beperken. Het management en de docenten benadrukten hierop, dat het bij dit soort deeltijdopleidingen om een ander type student gaat vergeleken met een voltijdstudie. De studiegroepen zijn
pagina 26
NVAO | | |
relatief klein vergeleken met reguliere opleidingen, zodat een individuele benadering mogelijk wordt. De studie is door zijn modulaire opbouw flexibel en het is goed mogelijk om gemiste lessen op een ander tijdstip of andere locatie in te halen. Studenten zijn ouder, hebben meer werk- en levenservaring en zijn heel gemotiveerd, ook al vanwege het feit dat de werkgever in veel gevallen de opleiding betaalt en faciliteert. Ze zijn er altijd, komen met plezier naar de lessen toe, zijn goed voorbereid en blijven tot het eind. Individuele coaching is mogelijk en wordt toegepast, maar komt in de praktijk bij deze doelgroep weinig voor. Het management deelde mee dat bij de aanvang van de opleiding gerekend wordt met een uitval van (ruim) 30% maar dat de ervaring leert dat dit later vermindert tot 20%. Studenten geven aan dat de theorie vaak direct in de praktijk toegepast kan worden en ‘dat het lukt’. Het voegt ‘echt iets toe’ en er wordt een groot scala aan onderwerpen besproken. De onderlinge discussies en uitwisselingen tijdens de contacturen worden als zeer waardevol beoordeeld. De selectie ‘aan de poort’ is bovendien streng en studenten worden goed geïnformeerd met betrekking tot de studielast. Werk en studie overlappen elkaar regelmatig. De grens ertussen is moeilijk te trekken, waardoor er een grijs gebied ontstaat. Aangegeven werd dat het in de praktijk werkt en dat de eindtermen worden gerealiseerd. De studenten waarmee het panel gesproken heeft, gaven aan gemiddeld 10-20 uur per week bezig te zijn met de studie buiten het werk en de contacturen. Ten aanzien van de zwaarte van de afstudeerscriptie werd opgemerkt dat de 30 EC die daaraan toegekend wordt verdedigbaar is. De onderzoeksvraag moet gekoppeld worden aan de werkplek en er gaat veel leertijd zitten in het plan van aanpak, de onderzoeksvraag en het literatuur- en bronnenonderzoek. Er wordt drie jaar lang naar toegewerkt en de scriptie moet qua opbouw, diepgang en complexiteit dan ook een echt bachelorniveau halen. In dit hele proces spelen de beoordelingscriteria een belangrijke rol. Kwalitatief zal dit onderdeel verder verbeterd worden door de aanstelling van de hoogleraar Onderzoek en Internationalisering (zie facet 2.1). Het panel is van mening dat de opleiding er met de doorgevoerde wijzigingen en aanpassingen er in slaagt het beoogde programma voldoende studeerbaar te maken, doordat factoren die de studie voortgang belemmeren zoveel mogelijk zijn weggenomen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende. 4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-bachelor: VWO, HAVO middenkader of specialistenopleiding (WEB). Bevindingen Het opleidingsprogramma is volgens het aanvraagdossier (pagina 46-47) toelaatbaar voor studenten die in het bezit zijn van een diploma HAVO, VWO, hbo middenkader of specialistenopleiding (niveau 4) en die beschikken over een relevante werkomgeving op juridisch gebied. Kandidaten beschikken over een goed referentiekader dat is opgebouwd door enige jaren werkervaring. Daarmee kan de opleiding in ruim 3,5 jaar worden gepland. Kandidaten met een andere achtergrond moeten tenminste 21 jaar zijn en worden individueel gescreend door een toelatingscommissie. Bij een negatief oordeel van werk- en
pagina 27
NVAO | | |
denkniveau kan de kandidaat worden geadviseerd het instroomprogramma Arbeidsrecht en Sociale zekerheid te volgen als toelatingstoets (bijlage 8 van het aanvraagdossier). Indien een kandidaat niet beschikt over een geschikte werkkring dan dienen de praktijkgerichte toepassingen van de opleiding door een extra stage te worden ingevuld. Er vindt een intakeprocedure plaats voor iedere deelnemer waarin een portfolio van de student wordt samengesteld met gegevens over vooropleiding, werkervaring, actuele werkomgeving, interesse, motivatie, persoonlijk profiel enz. Het uiteindelijke dossier wordt inhoudelijk beoordeeld door de examencommissie. Vrijstellingen kunnen worden aangevraagd op basis van eerder verworven competenties (EVC’s) en reeds behaalde diploma’s. Sinds 2006 heeft NCOI hiervoor een geavanceerde digitale EVC-tool in gebruik genomen. De werkgever wordt hierbij eveneens betrokken. De uiteindelijke formele beoordeling geschiedt door de examencommissie. Overwegingen Het panel heeft de opleiding de vraag voorgelegd welke instroomeisen er precies gehanteerd worden en hoe die getoetst worden. Instromende studenten die 21 jaar en ouder zijn hebben bijvoorbeeld niet de vereiste minimale diploma’s nodig. NCOI antwoordde hierop dat studenten van 21 jaar en ouder die niet voldoen aan de officiële vooropleidingseisen, maar wel voldoende werkervaring hebben op het juiste niveau (hbo functie in het betreffende vakgebied) en relevante opleidingen en trainingen hebben gevolgd, een toelatingstoets moeten afleggen. Het management benadrukte dat NCOI uit commercieel oogpunt een lange termijnstrategie heeft waarbij zowel aan de werkplek als de student bij de instroom hoge eisen gesteld worden. De aanvrager heeft geen belang bij soepele toelatingseisen. Zowel de werkgevers als de studenten hebben hoge verwachtingen. Een nauwgezette vaststelling moet er dan ook voor zorgen dat studenten voldoende kans maken om de opleiding succesvol af te kunnen ronden. Het panel vindt het een goede zaak dat de beoordeling van de werkplek bij de start van de studie niet meer alleen op afstand maar ook bij de werkgever zelf beoordeeld wordt. Wanneer de werk- en opleidingservaring van de betreffende kandidaat te mager is moet het instroomprogramma Arbeidsrecht en Sociale Zekerheid gevolgd worden. De opleiding geeft aan dat dit een goed selecterend programma is voor de hbo-bachelor Rechten, zowel qua niveau als inhoud (juridisch vakgebied). Indien er geen goede uitgangssituatie is, wordt de student niet toegelaten. Er zijn meerdere instroommomenten mogelijk, maar de volgorde ligt tussen de fases vast, omdat anders de onderwerpen niet goed op elkaar aansluiten. Binnen een fase is verschil in volgorde mogelijk, mits de noodzakelijke voorkennis die benodigd is voor het volgen van een volgende module aanwezig is. EVC’s kunnen vrijstellingen opleveren voor modules en leiden tot een flexibele instroom. Docenten merkten op dat de EVC-procedure onder de onderwijsinspectie valt en dat de eisen ervan zwaar zijn. Er worden geen vrijstellingen verleend voor de integrale opdrachten en de afstudeerscriptie. Het panel is van mening dat de opleiding er in is geslaagd om een goede aansluiting met instromende studenten te realiseren, met name ten opzichte van het MBO+. Het instroomprogramma Arbeidsrecht en sociale zekerheid is sterk omdat het inhoudelijk goed in elkaar steekt en eveneens gericht is op de aard van de doelgroep. Bovendien voorziet het in een lacune van de dagopleidingen als het gaat om de doorstoom van mbo naar hbo. De voorlichting in de brochure en op de website kan en moet echter naar de mening van het panel verbeterd worden, door duidelijk te maken dat de totale studieduur niet drie jaar maar, inclusief de afstudeerfase, tenminste 3,5 jaar bedraagt. De informatie op de website van NCOI moet eveneens aangepast worden met betrekking tot de e-learning mogelijkheid voor
pagina 28
NVAO | | |
de hbo-bachelor Rechten. Ten onrechte wordt de indruk gewekt dat de hele opleiding ‘op afstand’ gevolgd kan worden. Het management heeft ook in de gesprekken zelf aangegeven dat het bij deze opleiding in essentie om normaal contactonderwijs gaat gericht op werkenden. De digitale leeromgeving e-Connect is weliswaar aangepast en verbeterd, maar dient toch vooral als ondersteuning (administratie, communicatie). Het biedt (nog) geen volledige digitale leeromgeving met zelfstudiepakketten, zelfsturing en –toetsing enz. Ondanks deze aandachtspunten is het panel van mening dat het beoogde programma qua vorm en inhoud voldoende aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbobachelor VWO, HAVO middenkader of specialistenopleiding (WEB). Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende. 4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-bachelor met minimaal 240 studiepunten. Bevindingen De totale studielast van het hele programma van de hbo-bacheloropleiding Rechten bedraagt volgens het aanvraagdossier 240 ECTS (pag. 48-49) en sluit daarmee aan bij de wettelijke basis. Hogeschool NCOI probeert de opleiding zodanig in te richten dat de studielast redelijk evenwichtig is verdeeld over de verschillende fasen van de opleiding. Fase 1, beroepsgerichte basis (1 jaar): deeltijd 60 ECTS en duaal 70 ECTS. Fase 2, verdieping (1 jaar): deeltijd 60 ECTS en duaal 70 ECTS. Fase 3, Specialisatie (1 jaar): deeltijd 60 ECTS en duaal 70 ECTS. Fase 4, afstuderen(0,5 jaar): deeltijd 30 ECTS en duaal 30 ECTS. Fase 4, beroepscompetentieontwikkeling: deeltijd 30 ECTS. Overwegingen Het panel stelt vast dat de opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-bachelor van minimaal 240 ECTS (zie echter ook de opmerkingen m.b.t. de studielast, facet 2.4). De voorlichting naar student en werkgever toe blijft een punt van aandacht en dient naar de mening van het panel verbeterd te worden. Het is verwarrend, niet realistisch en onjuist om op de website te vermelden dat het om een 3-jarige opleiding gaat, terwijl er nog minstens een half jaar aan de scriptie gewerkt moet worden voordat men het bachelordiploma daadwerkelijk kan behalen (zie ook facet 2.5 Instroom). Het management merkte hierover tijdens de site visit op dat het wel om een zeer gemotiveerde groep studenten gaat met een goede discipline. De werkgever betaalt in veel gevallen de studiekosten en wat dat betreft zit er ook een behoorlijke ‘stok achter de deur’. Het kan in principe in iets meer dan drie jaar, maar de ervaring leert dat de meeste studenten er langer over doen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
pagina 29
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Het panel beoordeelt alle zes facetten van het onderwerp Programma als voldoende met als aandachtspunten internationalisering, multidisciplinariteit, actualiteit, bewaking van de
NVAO | | |
samenhang en voorlichting. Samenvattend is het panel van oordeel dat het onderwerp Programma als geheel voldoende is.
pagina 30
NVAO | | |
4.3 4.3.1
Inzet personeel Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen Volgens het aanvraagdossier (pagina 9) stelt NCOI zeer hoge eisen aan de kwaliteit van docenten. Er is sprake van een strenge selectie en strikte toepassing van kwaliteitscriteria De afdeling Docentenmanagement is verantwoordelijk voor de werving, selectie, ontwikkeling en juiste inzet van docenten en trainers (aanvraagdossier pag. 17). NCOI werkt alleen met ervaren docenten die werkzaam zijn in de beroepspraktijk en met bewezen didactische ervaring. Alle docenten en trainers worden niet eerder ingezet dan wanneer zij volledig getraind en geïnformeerd zijn over de te verzorgen opleiding en de specifieke doelgroep. NCOI biedt een volledig uitgewerkt persoonlijk ontwikkeltraject voor iedere nieuwe docent/trainer. Evaluaties zorgen voor een nauwkeurige bewaking van de uitvoering en kwaliteit van elke docent. Een core faculty van kerndocenten die inhoudelijk expert is op het vakgebied bewaakt samen met de programmamanager de inhoudelijke samenhang van het programma (aanvraagdossier pag. 54). Kerndocenten dienen minimaal over academisch werk- en denkniveau te beschikken en/of ruime praktijkervaring te hebben in het verzorgen van het programma. De waardering van studenten voor de praktijkgerichtheid van docenten is hoog, hetgeen blijkt uit module evaluaties en tevredenheidsonderzoeken (aanvraagdossier pag. 51) Overwegingen Het panel stelt vast dat de opleiding in zijn selectiebeleid ten aanzien van docenten veel belang hecht aan de praktijkgerichtheid en een goede relatie met de beroepspraktijk. Uit het CEDEO-onderzoek, de gesprekken tijdens de site visit met management, (kern)docenten, portfoliobegeleiders en –beoordelaar, studenten en de door het panel bestudeerde CV’s van docenten die de opleiding hbo-bachelor Rechten gaan verzorgen blijkt dit eveneens. De evaluatiecijfers geven aan dat docenten van Hogeschool NCOI gemiddeld hoog scoren (boven de 7). Het panel wil hierbij evenwel opmerken dat een groot aantal docenten zzp-ers zijn of docent aan een andere hogeschool. Echte praktijkmensen op de diverse rechtsgebieden, in het bijzonder het bestuurs(proces)recht, ontbreken grotendeels. De koppeling met het werkveld en de juridische beroepscontext behoeft zodoende wat docenten betreft wel aandacht. Het panel had liever een sterkere binding aan relevante organisaties in het werkveld gezien bijvoorbeeld door middel van docenten die als jurist eveneens op gemeente- of provinciaalniveau werkzaam zijn. Het landelijke beeld is dat bij andere opleidingen de relatie docent-praktijk ook te wensen overlaat. NCOI zou derhalve hier juist over de volle breedte een sterk punt van kunnen maken. Kerndocenten dienen gepromoveerd te zijn of ruime praktijkervaring te hebben in het verzorgen van het programma. Ze zijn actief bij de uitvoering van de opleiding betrokken: als docent, ontwikkelaar, scriptiebegeleider, bij het verzorgen van bijeenkomsten voor
pagina 31
NVAO | | |
docenten en het advies uitbrengen naar de Adviesraad. Gemiddeld zijn zij met hun core faculty taken 1 dagdeel per week bezig. Sinds september 2009 heeft NCOI het bijhouden van een portfolio gedurende de studie verplicht gesteld voor studenten die de opleiding hbo-bachelor Rechten volgen. Ze worden daarin begeleid door een portfoliobegeleider en een onafhankelijke –beoordelaar. De gesprekken tijdens de site visit maakten duidelijk dat de portfoliobegeleider de studenten weliswaar coacht, maar dat de studenten uiteindelijk zelf verantwoordelijk blijven. De werkplek wordt tevens door de begeleider kritisch gecontroleerd en geëvalueerd teneinde te bepalen of die voldoende mogelijkheden en kwaliteit biedt om de studie succesvol te kunnen uitvoeren. De werkplek wordt tweemaal bezocht en er is tevens minimaal tweemaal extra telefonisch contact met de praktijkbegeleider. De onafhankelijke portfoliobeoordelaar krijgt richtlijnen/normen vanuit NCOI waaraan de opdrachten en werkstukken (uitwerking, plan van aanpak enz.) moeten voldoen. Zowel de begeleiders als de beoordelaar verklaren dat het een werkbare en vruchtbare methode is en bovendien “leuk om te doen”. Studenten zijn volgens hen goed gemotiveerd, verdiepen zich in het vakgebied en koppelen dat aan hun werkplek. Hierbij worden soms echte ‘hoogstandjes‘ gerealiseerd. De leeromgeving eConnect wordt door hen “fantastisch” genoemd, omdat die de mogelijkheid schept digitale opdrachten te koppelen aan de portfolio-opdrachten. Benadrukt wordt dat het portfoliosysteem nieuw is binnen de opleiding en dat in de komende tijd ongetwijfeld aanpassingen zullen volgen. Zo zouden opdrachten en toetsnormen nog beter kunnen worden ingericht, zodat de competenties effectiever gedekt worden. Samenvattend concludeert het panel dat het kwaliteitszorgsysteem van NCOI met betrekking tot de selectie en het functioneren van docenten voldoende werkt, waardoor management en docenten in staat worden gesteld om de kwaliteit van het onderwijs nauwkeurig te volgen en zonodig bij te sturen. Het panel is dan ook van mening dat het personeel van de bacheloropleiding hbo-bachelor Rechten in staat moet worden geacht een goede verbinding te leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Aandachtspunt hierbij blijft de bovengenoemde inzet van ‘echte’ praktijkmensen, al moet ter relativering gesteld worden dat reguliere dagopleidingen kampen met hetzelfde probleem. Op NCOI als DE opleider voor werkend Nederland rust echter een zwaardere verantwoordelijkheid of , anders gezegd, ligt hier een duidelijke kans. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ van de Inzet personeel als voldoende. 4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen Hogeschool NCOI beschikt over een grote pool voornamelijk freelance docenten. Ze worden actief geworven voor de verschillende opleidingen. Modules worden aangeboden aan een groep van minimaal 8 en maximaal 20 studenten, waardoor de docent/student ratio nooit een probleem is (aanvraagdossier pag. 52). Tussen de afdelingen Planning en Organisatie en Docentenmanagement bestaat een geautomatiseerde informatievoorziening waardoor een goede docentenplanning mogelijk is.
pagina 32
NVAO | | |
Indien bij de ondersteunende afdelingen zoals Programmamanagement, Materiaalontwikkeling, Examenbureau en Advies en Voorlichting, voldoende capaciteit aanwezig is, maar de inhoudelijke expertise ontbreekt, worden workshops aangeboden. Uit eerdere documentatie blijkt dat een docent gemiddeld 10 uur per week voor de bacheloropleiding actief is. Door de relatief kleine groepen, is er een hoge kwaliteit en een gunstige D/S-ratio van gemiddeld 1:14,5. Overwegingen Aan docenten werd de vraag voorgelegd hoeveel tijd er in de praktijk besteed werd aan onderwijs en organisatie. De docenten gaven hierop aan dat ze allemaal op een freelance basis gecontracteerd worden door NCOI. Gemiddeld wordt aan voorbereiding van de lessen per dagdeel 2-3 uur besteed en aan nazorg 1-2 uur. In de praktijk is het vaak is zo dat men een uur voor aanvang van de lessen aanwezig is en na afloop ook nog eens een uur. Deze extra tijd wordt dan besteed om met studenten individueel te overleggen en eventueel dieper op vragen en problemen in te kunnen gaan. De nazorg bestaat uit het nakijken van de opgaven en de regelmatige communicatie met studenten via e-Connect. Verder is er het overleg met collega’s tussendoor, het vakoverleg (2x per jaar) met het programmamanagement (evaluaties, afstemming van het programma, ontwikkeling van modules, voortdurende koppeling van theorie en praktijk), didactische bijeenkomsten en bijscholingen. Bij elkaar is een docent gemiddeld 8-10 uur per week voor de bacheloropleiding actief. Kerndocenten gaven aan gemiddeld twee uur tot een halve dag per week met de functie bezig te zijn. Het panel vroeg zich hierover af of de capaciteit voor het kerndocentschap niet te ‘schraal’ is. Een door de opleiding voorgestelde tijdregistratie (de urenlijst) moet hierover duidelijkheid verschaffen. Door de relatief kleine groepen (gemiddeld 15 studenten) wordt een gunstige docent –student ratio bereikt. Het panel vindt dat een sterk punt van de opleiding. Op grond van het aanvraagdossier en de informatie die verkregen werd in de gesprekken met het management, (kern)docenten, portfoliobegeleider/-beoordelaar en studenten is het panel van oordeel dat NCOI kwantitatief voldoende capaciteit heeft voor de begeleiding van studenten en een adequate uitvoering en continuering van de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende. 4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen NCOI heeft voor elke functie binnen de verschillende afdelingen een functieprofiel vastgesteld (aanvraagdossier pag. 52-53). Medewerkers doorlopen de reguliere performancecyclus en kunnen workshops, cursussen of seminars volgen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun functie. Daarnaast kent NCOI een rollenmatrix waarmee de uitvoering van het gehele onderwijsproces wordt afgedekt. Belangrijke rollen zijn onder meer die van (kern)docent, portfoliobegeleider en –beoordelaar en scriptiebegeleider. Van elke rol zijn de volgende elementen vastgelegd: profiel en kwalificaties, werving en selectie, evaluatiesystematiek, opleiding en training,verantwoordelijke afdeling. Hiermee kan de kwaliteit geborgd worden.
pagina 33
NVAO | | |
Docenten moeten verplicht een basistraining volgen en dienen naast een behoorlijke theoretische bagage en actuele beroepservaring eveneens te beschikken over zeer goede didactische vaardigheden. Deze moet passen binnen de onderwijsvisie waarbij het Actief Leren Principe, het sociaal constructivisme, de theorie van Kolb en het competentiegericht onderwijs zijn geïntegreerd (aanvraagdossier pag. 53). Een voortdurende evaluatiemethodiek draagt er zorg voor dat de kwaliteit nauwkeurig wordt bewaakt. Elke keer opnieuw, ook al werkt de docent al jaren voor NCOI. Er zijn normen vastgelegd waaraan een docent moet voldoen (tenminste 8 of hoger op een schaal van 1-10). Kerndocenten die inhoudelijk expert zijn op het vakgebied bewaken samen met de programmamanager de inhoudelijke samenhang van het programma (aanvraagdossier pag. 54). Ze moeten minimaal over academisch werk- en denkniveau beschikkenen/of ruime praktijkervaring hebben in het verzorgen van het programma. Ze hebben een actieve rol bij startbijeenkomsten en vakoverleggen (beide 1x per jaar) die met docenten, de programmamanager en de coördinator materiaalontwikkeling gehouden worden. De portfoliobegeleider stimuleert volgt en begeleidt de ontwikkeling van de student op het gebied van de beroeps- en opleidingsspecifieke competenties. De kwaliteit van het portfolio wordt door een portfoliobeoordelaar getoetst aan de hand van NCOI beoordelingsstandaarden (aanvraagdossier pag. 53). Overwegingen Het panel vroeg zich voorafgaand aan de gesprekken af of de kwaliteit van docenten alleen aan de hand van studentenevaluaties getoetst werd. In het antwoord benadrukte de opleiding dat naast studentenevaluaties ook Persoonlijke Evaluatie Gesprekken met de docentenmanager een rol spelen. Tijdens dat overleg komt het functioneren als docent en eventueel als corrector, ontwikkelaar en/of portfoliobegeleider uitgebreid aan bod. Voor de inhoudelijke kwaliteit van de bacheloropleiding Rechten is het van belang dat uit de CV’s van (kern)docenten (portfoliobegeleiders, ontwikkelaars) een relevante verbinding met de juridische beroepspraktijk blijkt. Het panel constateert dat aan deze voorwaarde in voldoende mate wordt voldaan aangezien een belangrijk deel van de docenten over recente kennis en ervaring op dit gebied beschikt (zie echter ook het aandachtspunt hierover bij facet 3.1). De link met de beroepspraktijk wordt verder versterkt door de inbreng van studenten, praktijkcasussen in samenwerking met het werkveld en de verschillende praktijk-, portfolio- en afstudeeropdrachten. Het panel heeft in de gesprekken met docenten een positieve indruk gekregen van hun deskundigheid, ervaring en inzet ten aanzien van de opleiding. De CV’s laten zien dat ze veelal over voldoende ervaring en deskundigheid beschikken op onderwijsgebied en begeleiding. Benadrukt werd dat het bij deze studiepopulatie gaat om zeer gemotiveerde en hard werkende studenten die hoge eisen stellen. Docenten merkten op dat ze zich voortdurend probeerden te verplaatsen in de studenten. Competenties worden mede daardoor steeds verder uitgebouwd en de totale ontwikkeling wordt nauwgezet gevolgd. De docenten fungeren daarbij als ‘coach’, maar alleen gedurende hun eigen module. Er is geen directe bemoeienis, in de vorm van bezoeken, met de werkplek. Die coaching en controle wordt door de portfoliobegeleider ingevuld. Eventverslagen, vakoverleggen per module en de halfjaarlijkse evaluaties dragen zorg voor een goede onderlinge uitwisseling tussen de (kern)docenten en de portfoliobegeleiders en –beoordelaar. Studenten gaven aan het een voordeel te vinden dat docenten ook op hun vakgebied werkzaam zijn waardoor praktijkvoorbeelden ook echt gaan leven. Portfoliobegeleiders komen langs op het werk en
pagina 34
NVAO | | |
koppelen ervaringen terug of geven bijvoorbeeld aan dat er meer juridische aspecten ingebouwd moeten worden. Het panel is van mening dat met name de kerndocenten en de programmamanager over voldoende tijd, aandacht en expertise moeten beschikken teneinde de samenhang en coördinatie van het programma goed te kunnen waarborgen. Die aspecten zouden echter zwaarder ingevuld kunnen en mogen worden. Te adviseren valt eveneens om de kerndocenten rechtspositioneel anders in te kleden. De opleiding gaf aan dat de twee kerndocenten beide een wo-opleiding in de Rechten hebben afgerond, ruime onderwijservaring hebben en tevens actuele banden met het bedrijfsleven onderhouden. Ze werken volgens een vaste jaarlijkse cyclus: een startbijeenkomst met docenten, portfoliobegeleiders en de programmamanager in september, een vergadering met de Adviesraad in oktober/november, een evaluatie en vakoverleg met docenten en de programmamanager in februari/maart en nog een tweede vergadering met de Adviesraad in april. Daarnaast worden de twee kerndocenten ook ingezet als docent/materiaalontwikkelaar en scriptiebegeleider. Het kerndocentschap gaat uit van een tijdsinschatting van een halve dag per week. Tijdens de gevoerde gesprekken werd eveneens benadrukt dat (kern)docenten regelmatig overleg met elkaar hebben om de lesprogramma’s zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen. Het panel zet wel - gelet op de ontwikkelingen van het hoger onderwijs - een vraagteken bij de beperkte eis van NCOI dat alleen de kerndocenten noodzakelijk een academisch werk- en denkniveau moeten hebben. Het panel is goed te spreken over het zorgvuldige selectieproces en het kwaliteitszorgsysteem met betrekking tot het docentencorps van de opleiding. Uit de documentatie en de gesprekken met het management blijkt dat NCOI in zijn selectiebeleid hoge eisen stelt aan docenten ten aanzien van didactiek, opleiding en werkervaring. Docenten worden steekproefsgewijs bezocht om na te gaan of de werkwijze en het onderwijsconcept passen binnen de visie van de hogeschool. Studenten beoordelen eveneens via evaluaties tussentijds en aan het eind van elke module de begeleidende (coachende) rol van de docent. De blijvende monitoring en coaching van docenten tijdens hun onderwijsloopbaan bij NCOI zal volgens het panel bijdragen aan het niveau van de opleiding. De kwaliteit wordt verder bewaakt door de aanwezigheid en de bijdrage van studenten tijdens de lessen bij te houden en er vervolgens op in te spelen. Praktijkopdrachten en portfolioverslagen die niet voldoen moeten overnieuw. Eventueel moeten extra presentaties verzorgd worden en bij een falende werkomgeving wordt aan de bel getrokken. Samenvattend vindt het panel dat de opleiding met het personeel voldoende kwaliteit in huis heeft voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende. 4.3.4
pagina 35
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel Alle drie facetten van het onderdeel “kwaliteit Personeel” zijn door het panel beoordeeld met een voldoende. Derhalve beoordeelt het panel het onderwerp als geheel positief.
NVAO | | |
4.4 4.4.1
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen Uit het aanvraagdossier (pagina 7 en 55) blijkt dat Hogeschool NCOI de hbobacheloropleiding Rechten aanbiedt in de vorm van deeltijd/duaal contactonderwijs met ondersteuning van de digitale leeromgeving e-Connect. De instelling beschikt niet over een eigen campus, maar sinds september 2007 wel over een eigen gebouw in Utrecht, met ruimtes voor college en intervisie. Studenten zijn alleen tijdens de bijeenkomsten aanwezig binnen door NCOI gehuurde ruimtes bij vergadercentra, hogescholen, universiteiten en hotels, die op diverse plaatsen in het land gelokaliseerd zijn: Amsterdam, Eindhoven, Rotterdam, Utrecht, Zwolle en Breda. De afdeling Locatiemanagement bewaakt de kwaliteit van deze locaties. Studenten en docenten evalueren ze continue ten aanzien van bereikbaarheid, parkeergelegenheid, catering, internet enz. Met behulp van e-Connect krijgen studenten toegang tot alle benodigde informatie rondom de opleiding: uitslagen van examens, toelichting op de stof, leerdoelen, opdrachten enz. Ze kunnen eveneens hiermee onderling en met docenten contact onderhouden en informatie uitwisselen. Iedere student dient derhalve te beschikken over ICT-faciliteiten, waaronder internet en e-mail. Hogeschool NCOI beschikt niet over een eigen bibliotheek, maar faciliteert wel een abonnement bij bibliotheken van hogescholen en universiteiten. Alle verplichte literatuur wordt per module verstrekt. Overwegingen Het panel heeft tijdens de bezoeken aan de instelling een demonstratie gekregen van het functioneren van de ICT: het opleidingsinformatiesysteem Olympus en e-Connect. Met behulp van Olympus kunnen onder andere de inschrijvingen, opleidingsplanningen, examen- en cijferadministratie en evaluaties georganiseerd en gevolgd worden. Het panel stelt met voldoening vast dat de geboden faciliteiten binnen e-Connect ook de mogelijkheid van een forumfunctie bieden, waardoor een goede informatie-uitwisseling tussen studenten onderling en studenten en docenten plaats kan vinden. Voor de studenten, die elkaar slechts een avond per week of een dag per twee weken ontmoeten, is een dergelijk platform erg nuttig en waardevol. Studenten gaven tijdens de gesprekken aan dat zij eveneens direct onderling contact met elkaar kunnen hebben via hun eigen uitgewisselde emailadressen. Bepaalde modules kunnen na overleg ook via e-Connect gevolgd worden. NCOI heeft aangegeven dit platform stapsgewijs uit te breiden naar een steeds completere online leeromgeving. Het panel heeft echter moeten constateren dat de noodzakelijke inhoud in de vorm van zelfstudiepakketten, -evaluaties en –sturing (nog) niet volledig wordt aangeboden. De claim van ‘afstandsonderwijs’ kan derhalve door NCOI op dit moment niet waargemaakt worden. Het management heeft aangegeven dat de voorlichting op dat punt verbeterd zal worden (zie ook facet 2.5 Instroom).
pagina 36
NVAO | | |
Het panel signaleert ook nog een ander aandachtspunt: er is onvoldoende toezicht op het gebruik van en de toegang tot de bibliotheken van de hogeschool en/of universiteiten. Het panel is op de hoogte van de faciliteiten die geboden worden op de verschillende locaties en oordeelt die van voldoende niveau om kwalitatief goed onderwijs te kunnen geven. Het panel is derhalve van mening dat de beoogde huisvesting en materiële voorzieningen toereikend zijn om het programma te kunnen realiseren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende. 4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen De studiebegeleiding wordt door NCOI ingevuld door (aanvraagdossier pag. 56) : • de studieadviseur: praktische vragen m.b.t. opleiding, studievoortgang, studiekeuzes, vertraging, plan van aanpak; • de portfoliobegeleider: contact student, opbouw en coaching portfolio, contact met praktijkbegeleider; • de praktijkbegeleider: werkplekgebonden studieactiviteiten (werkplekleren), uitvoering praktijk- en competentieopdrachten; • individuele coaching: persoonlijke ontwikkelvraagstukken. De studievoortgangsregistratie en examenorganisatie van studenten wordt vastgelegd met behulp van het informatiesysteem Olympus. Het Examenbureau bewaakt de voortgang. De meeste vragen van studenten lopen via docenten en de afdeling Advies en Voorlichting. Alle praktische informatie is gebundeld in de Wijzer. De studiegids geeft op hoofdlijnen de inhoudelijke informatie van de bacheloropleiding. Het e-Connectsysteem speelt in de informatievoorziening naar studenten een belangrijke rol. In de online leeromgeving wordt de informatie per module op detailniveau weergegeven: onderwerpen, leerdoelen, literatuur, opdrachten. Overwegingen Door de ICT-demonstratie (Olympus en e-Connect) en de gesprekken met het management, docenten en studenten heeft het panel een goede indruk gekregen van studiebegeleiding en informatievoorziening. Het panel is van mening dat Hogeschool NCOI wat dat betreft een goede organisatiestructuur kent. Het is duidelijk dat er nagedacht is over hoe deze doelgroep het beste bediend kan worden. De begeleiding door docenten en ondersteunend personeel is adequaat en studentvriendelijk. Een en ander bleek ook uit de positieve reacties van studenten. De studiebegeleiding is wel voornamelijk ‘studentgestuurd‘. Door het deeltijdkarakter van de opleiding bevinden de studenten zich de meeste tijd op hun eigen werkplek of thuis en moet veel van de begeleiding en ondersteuning dus ‘op afstand’ plaatsvinden. Het panel constateert dat internet en het speciaal ontwikkelde e-Connectsysteem zich hier goed voor lenen en dat het de opleiding tevens in staat stelt om ‘een vinger aan de pols’ te houden. Studenten kunnen via Olympus en e-Connect op elk moment van de dag hun studieresultaten raadplegen, aanvullende informatie zoeken en vragen stellen. Docenten kunnen reageren op vragen, opdrachten verstrekken, beoordelen en feedback geven. Studenten gaven aan dat de informatievoorziening via deze mogelijkheden nu goed verloopt.
pagina 37
NVAO | | |
Het panel oordeelt derhalve dat - met het oog op de studievoortgang - de personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten adequaat is. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende. 4.4.3
pagina 38
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen De materiele voorzieningen en de studiebegeleiding beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee beoordeelt het panel het onderwerp ‘Voorzieningen’ als geheel voldoende.
NVAO | | |
4.5 4.5.1
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen NCOI heeft volgens het aanvraagdossier (pagina 59-61) voor haar processen een kwaliteitszorgsysteem ingericht dat is gecertificeerd volgens ISO-normen. De hogeschool wordt jaarlijks extern geaudit door de ISO-certificerende instantie. In het kwaliteitszorgsysteem is een gestructureerde procedure opgenomen voor kwaliteitsbepaling en –bewaking en verbetertrajecten. Een belangrijk onderdeel vormt het planmatig uitvoeren van periodieke interne en externe audits en evaluaties. Elke evaluatie vormt een essentieel onderdeel van de PDCA-cyclus. Vragenlijsten worden jaarlijks doorgenomen en beoordeeld op relevantie en actualiteit door de afdeling Opleidingsmanagement. De beheersing van deze bedrijfsprocessen binnen Hogeschool NCOI vindt dagelijks plaats aan de hand van het plannings- en informatiesysteem Olympus. De onderwijsevaluaties worden grotendeels automatisch vanuit e-Connect afgenomen en verwerkt. Aandachts- en knelpunten worden in de panels van docenten en studenten besproken en doorgegeven aan het management. Verbeteracties kunnen zowel operationeel als beleidsmatig van aard zijn. Implementatie en controle geschiedt op managementniveau. Overwegingen Het panel stelt vast dat Hogeschool NCOI met behulp van het structurele kwaliteitszorgsysteem en de beheersing ervan via het plannings- en informatiesysteem Olympus voorziet in een adequaat en werkbaar systeem van interne kwaliteitszorg. Uit de evaluaties blijkt dat de algemene tevredenheid van studenten, docenten en opdrachtgevers over de kwaliteit van de geboden opleidingen goed te noemen is. Daar waar de kwaliteit tekort schoot werden op korte termijn verbetermaatregelen genomen. Studenten gaven tijdens de site visit aan dat klachten correct en snel worden afgehandeld. De ICT-demonstratie en de informatie die het panel ontving van het management, (kern)docenten, portfoliobegeleiders, portfoliobeoordelaar en studenten tijdens de site visit versterken de indruk van het panel dat het gehanteerde kwaliteitszorgsysteem als geheel goed functioneert. Ook hier echter aandacht voor het aspect voorlichting met betrekking tot de duur en de aard van de opleiding (zie facet 2.6 en 4.1). Het panel constateert verder dat er weliswaar studenten worden betrokken bij evaluaties en panels, maar dat een medezeggenschapsraad ontbreekt. Een structurele en (mede)beslissende inbreng van studenten in de organisatie van de opleiding is dus niet geborgd. Het panel heeft er oog voor dat met deze doelgroep medezeggenschap lastig te realiseren valt, maar vraagt toch nadrukkelijk aandacht voor deze lacune in de organisatie. Het panel is van mening dat Hogeschool NCOI voor de opleiding hbo-bachelor Rechten beschikt over een adequaat systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen kunnen worden getroffen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
pagina 39
NVAO | | |
4.5.2
Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Studenten beoordelen elke module in het traject tussentijds en aan het eind. Vragen betreffen de docent, de locatie, het studiemateriaal en de inhoud. Jaarlijks worden eveneens een studententevredenheidsonderzoek en paneldiscussies gehouden (aanvraagdossier pag. 62). Het werkveld is vertegenwoordigd in de vorm van de Adviesraad die de opleiding adviseert over het beroepsprofiel en de inrichting van het curriculum. Branche- en beroepsverenigingen kunnen worden geraadpleegd. Het afnemend beroepenveld wordt onder meer via het portfolio intensief bij de opleiding betrokken. NCOI kent sinds 2009 een alumnivereniging die ook activiteiten gaat organiseren voor afgestudeerden van bacheloropleidingen. Jaarlijks worden pas afgestudeerden gevraagd naar hun ervaringen met de opleiding, relevantie voor hun werksituatie en loopbaanperspectief. Docenten (aanvraagdossier pag. 63) moeten aan het eind van elke bijeenkomst een eventverslag maken en aan het eind van elke module een module-evaluatie. Jaarlijks wordt er een paneldiscussie georganiseerd over de volle breedte van de opleiding op basis van stellingen en thema’s. Voor alle medewerkers is er een medewerkertevredenheidsonderzoek waarvan de resultaten worden meegenomen in de verbetercyclus van NCOI (aanvraagdossier pag.63). Op opleidingsniveau: • werkvormen, toetsing, toetsplan; • beleid, aandachts- en verbeterpunten (maandelijks overleg); • terugkoppeling van informatie uit opleidingsmanagement naar programmamanagement en andere afdelingen. Op moduleniveau: • vastleggen onderwijsprogramma in studiewijzers; • vastleggen informatie voor docenten in studiemateriaal in online leeromgeving; • houden van tussentijdse en eindevaluaties • verbeteren en aanpassen van modulemateriaal op jaarbasis • verwerken van bevindingen van docenten en studenten (evaluaties, vakoverleggen, paneldiscussies) middels de verbetercyclus. Overwegingen Het panel stelt vast dat medewerkers, (kern)docenten, portfoliobegeleiders, portfoliobeoordelaar, studenten, praktijkbegeleiders en het beroepenveld (o.a. de Adviesraad) actief bij de interne kwaliteitszorg betrokken worden. Dit gebeurt op een gestructureerde wijze via het kwaliteitszorgsysteem. Specifieke aandacht voor de hoger beroepsoriëntatie op dit relatief nieuwe juridische domein zou naar de mening van het panel wel wenselijk zijn. Niet alleen deze opleiding is nieuw maar de hbo jurist is een nieuw fenomeen in de juridische wereld. De opleiding zou er goed aan doen hier ampel aandacht aan te besteden. Alumni zijn voor deze startende opleiding uiteraard nog niet aanwezig,
pagina 40
NVAO | | |
maar zijn wel opgenomen in het kwaliteitssysteem. Via een enquête zullen ze 18 maanden na het afstuderen benaderd worden om zich uit te spreken over de toepassingsmogelijkheden en een eventuele herijking van de kwalificaties van de opleiding. Het panel wil bij dit facet nog als aanbeveling geven om het afnemend beroepenveld wat breder op te nemen in de Adviesraad. De raad is nu nog enigszins eenzijdig samengesteld en vooral gericht op het traditionele juridische werk, terwijl de landelijke ontwikkelingen aangeven dat de hbo-jurist een specifieker meer praktisch werkterrein gaat bestrijken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende. 4.5.3
pagina 41
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Het panel beoordeelt de twee facetten binnen het onderwerp ‘interne kwaliteitszorg’ positief. Daarmee wordt het eindoordeel van het onderwerp eveneens voldoende.
NVAO | | |
4.6 4.6.1
Continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Uit het aanvraagdossier (pag. 65) blijkt dat NCOI aan alle studenten een afstudeergarantie biedt voor de looptijd van 6 jaar. De instelling heeft in zijn algemene voorwaarden garanties opgenomen voor nakoming van de levering. De Onderwijs- en Examenregeling bepaalt een 6-jarige geldigheid van de examenuitslagen. NCOI werkt met normen voor onderwijsrendement. Gemiddeld zal 70-80% van de studenten binnen zes jaar afstuderen. Wanneer deze norm niet wordt gehaald volgt een intern onderzoek onder docenten, studenten, de externe examinator en de adviesraad. Overwegingen NCOI geeft aan dat het een florerende organisatie is, die over ruime financiële middelen beschikt en nog steeds sterk groeit. De strikte selectie aan de poort is een goed instrument om de uitval tijdens het programma niet teveel te laten afwijken van andere bacheloropleidingen (slagingspercentage van ongeveer 70%). Het panel heeft door de documentatie tijdens de site visit en de gesprekken met het management voldoende vertrouwen dat Hogeschool NCOI zijn studenten voor de hbo-bacheloropleiding Rechten de garantie kan bieden het programma volledig te doorlopen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen De hbo-bacheloropleiding Rechten vormt een van de activiteiten binnen het brede programma van NCOI Opleidingsgroep (aanvraagdossier pag. 65). De volledige planning en organisatie wordt verzorgd vanuit het hoofdkantoor. Er zijn voldoende middelen beschikbaar om de opleiding te ontwikkelen, te accrediteren en uit te voeren. Er wordt hierbij uitgegaan van een verliesgevend eerste jaar. De gezonde financiële situatie van NCOI maakt het mogelijk om te investeren in een verliesgevende aanloop. Overwegingen Het panel constateert dat Hogeschool NCOI voor de ontwikkeling van het programma voldoende heeft geïnvesteerd om de hbo-bacheloropleiding Rechten te starten. Voor wat betreft de faciliteiten die nodig zijn maakt de opleiding gebruik van bestaande voorzieningen, hetgeen betekent dat in dat verband nog geen aanvullende investeringen nodig zijn. Op termijn kan het panel zich voorstellen dat intensievere samenwerking met andere instellingen van hoger juridische onderwijs gewenst is vanwege bijvoorbeeld de toegang tot goede juridische bibliotheken.
pagina 42
NVAO | | |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende. 4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen Het aanvraagdossier vermeldt op pagina 65 dat de financiële positie van NCOI Opleidingsgroep sterk genoeg is om tegenvallende bedrijfsresultaten van de opleiding, inclusief de aanloopverliezen, in de toekomst voldoende op te kunnen vangen. NCOI is een zeer gezonde organisatie, waardoor alle randvoorwaarden aanwezig zijn om continuïteit te waarborgen. Overwegingen Het panel stelt vast dat NCOI en daarmee Hogeschool NCOI een commerciële instelling is die niet onder het bekostigde onderwijs valt. Het onderwijs wordt daardoor geheel betaald door de cursisten zelf en/of door hun werkgevers. Uit reeds bij eerdere accreditaties opgevraagde financiële informatie is gebleken dat de activiteiten van NCOI winstgevend zijn. De ontwikkelingen zijn positief te noemen met een stijgende omzetgroei. Op grond van deze gegevens en de gesprekken tijdens de site visit met vertegenwoordigers van het management heeft het panel vertrouwen dat de financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten voldoende zijn voor dekking van de aanloopverliezen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4
pagina 43
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit De facetten afstudeergarantie, Investeringen en Financiële voorzieningen zijn alle met een voldoende beoordeeld. Het panel beoordeelt het onderwerp Continuïteit dan ook voldoende.
NVAO | | |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 44
Oordeel
NVAO | | |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter Mr. drs. Th.C.M. Willemse is raadsheer in het gerechtshof Arnhem en werkzaam binnen de sector civiel (handelszaken). Zij is daarnaast docent bij het studiecentrum voor de rechtspraak (SSR). In haar vorige werkkring gaf zij onder meer vaardigheidstrainingen voor medewerkers van de Rechtspraak. In het verleden heeft zij aan het basisonderwijs en universitair onderwijs (Universiteit Maastricht) verbonden werkzaamheden verricht. Panellid L. Tukkers is student Saxion Hogescholen Enschede. Voordien volgde zij de opleiding Management, Economie en Recht. Zij is betrokken geweest bij verschillende commissies waar de kwaliteit van de voorzieningen centraal stond en heeft vanaf het eerste studiejaar deelgenomen aan panelgesprekken. Mevrouw Tukkers is studentlid van de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad, waar zij ook deel uitmaakt van het Dagelijks Bestuur en van de Academieraad. Vanuit de eerste functie schrijft zij een column voor Sax, het magazine van de Saxion Hogescholen. Tot slot is zij als studentpanellid meerdere malen betrokken geweest bij panels voor nieuwe opleidingen. Panellid Prof. dr. H.C.G. Spoormans Is opgeleid en gepromoveerd in de politieke wetenschappen aan de Radboud Universiteit. Sinds 1986 werkt hij aan een juridische faculteit, eerst bij de Universiteit Maastricht en later als hoogleraar aan de Open Universiteit. Hij heeft verschillende functies bekleed op het gebied van onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg in het (juridisch) onderwijs. Bij de OU bezet hij de leerstoel Juridisch (afstands)onderwijs en was hij van 1999 tot 2009 decaan van de faculteit Rechtswetenschappen. Voorts is hij sinds 2004 voorzitter van de stichting RechtenOnline (samenwerkingsverband van juridische opleidingen op het gebied van e-learning). Panellid Mr H.J.L.M. van de Luijtgaarden is lector recht aan de Hogeschool Utrecht met bijzondere aandacht voor de hbo-rechten opleidingen. Daarnaast is hij lektor Organisationsentwicklung aan de PEF Privatuniversität für Management in Wenen (AT). Voorts is hij zelfstandig adviseur. Van de Luijtgaarden heeft in Groningen gestudeerd en aan vele universiteiten en hogescholen gewerkt (Groningen, Utrecht, Tilburg, Warschau (PL), Sofia (BG), Praag (CZ) en Turku (FI)). Daarnaast heeft hij tien jaar als rechter-plaatsvervanger aan de rechtbanken Leeuwarden en Amsterdam en tien jaar als organisatieadviseur gewerkt (NPI in Zeist). Zijn expertise ligt op het terrein van juridisch opleiden. Hij is regelmatig voorzitter en panellid bij de NQA, voor juridische en economische opleidingen. Zijn juridische achtergrond is publiekrecht, encyclopedie van het recht en metajuridica. Hij heeft langjarige ervaring met grote veranderingstrajecten in voornamelijk not-for-profit instellingen in Nederland. Hij heeft veel gepubliceerd met name op het terrein van ‘law and society’ en mensenrechten. Drs. H.H.A. Ponds, procescoördinator van de NVAO. Drs. H.J.M.M. Tubbing, secretaris. Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend.
pagina 45
NVAO | | |
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft op 23 mei 2010 voor de toetsing van de nieuwe opleiding hbo Rechten van NCOI een bezoek gebracht aan de locatie. Locatie: Business Centre Nederland, Daltonlaan 100, 3584 BJ UTRECHT Programma 10.00 uur 12.00 uur 12.45 uur 13.30 uur 14.30 uur 15.15 uur 16.00 uur 16.45 uur
voorbespreking, inzage materiaal en besloten vergadering panel gesprek met management en vertegenwoordiging interne kwaliteitszorg lunch en demonstratie online leeromgeving e-Connect gesprek met studenten gesprek met docenten/kerndocenten gesprek met portfoliobegeleiders en portfoliobeoordelaar nabespreking, besloten vergadering panel einde site visit
Aanwezigen Panel Mr. drs. Th.C.M. Willemse (voorzitter) L. Tukkers (panellid) Mr. H.J.L.M. van de Luijtgaarden (panellid) Prof. dr. H.C.G. Spoormans (panellid) Drs. H.H.A. Ponds, procescoördinator van de NVAO Drs. H.J.M.M. Tubbing, secretaris Management en vertegenwoordiging interne kwaliteitszorg Drs. J.R.H. Elzenaar-Maathuis MA, opleidingsdirecteur Drs. E.K. Pardon MMI, manager hbo Drs. E. Verduyn, programmadirecteur Docenten/kerndocenten Mr. H.J. Starrenburg, kerndocent Mr. A.R.O. Mooij MBA, docent Mr. C. de Lange, docent Portfolio H. Otten, portfoliobegeleider E.A. de Ruiter, portfoliobegeleider R.G.E. van der Munt, portfoliobeoordelaar Studenten C. Smits L. van Schaik
pagina 46
NVAO | | |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten Aanvraagdossier opleiding/instelling Aanvraagdossier ten behoeve van toets nieuwe opleiding hbo Rechten (9 april 2010 NCOI Opleidingsgroep) inclusief twaalf bijlagen Documenten en informatie beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek • Studieboeken en literatuurlijst • CV’s docenten • Laptop met informatie over e-Connect en portfolio • Portfolio’s van andere opleidingen • Modulewijzers • Klapper Handleiding en Instructies (studiemateriaal, examens, scriptie) • Klapper met gemaakte examens • Klapper Toetsing • Klapper kwaliteitszorg • Klapper Portfolio en Werkplekken (criteria, borging, training, voorbeelden studenten enz.) • Brief prof. Dr. A.J. Cozijnsen met uitleg t.a.v. zijn functie (per 1 juli 2010) als directeur Onderzoek en Internationalisering
pagina 47
NVAO | | |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
pagina 48
ba
bachelor
ECTS
European Credit Transfer System
hbo
hoger beroepsonderwijs
ma
master
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
wo
wetenschappelijk onderwijs
NVAO | | |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding hbo-bachelor Rechten van NCOI.
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E [email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 49
#4342
NVAO | | |