Hbo Master of Music Hanzehogeschool Groningen
28 november 2008 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Inhoud
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
5 5 6
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 7
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet van personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Condities van continuïteit
12 12 17 24 28 30 33
5
Overzicht advies
36
Bijlage 1: Samenstelling panel
37
Bijlage 2: Programma locatiebezoek
39
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
41
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
43
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
1 Samenvattend advies De aanvragende instelling heeft een Informatiedossier aangeleverd dat door de NVAO in voldoende mate geschikt werd bevonden om inhoudelijk te worden beoordeeld door een panel van deskundigen. Die inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van de kwaliteitscriteria die het ‘Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs’ daarvoor aanreikt. Het informatiedossier en de nader verstrekte schriftelijke en - ter gelegenheid van het locatiebezoek - gegeven mondelinge informatie hebben het panel van deskundigen in staat gesteld om tot de volgende, weloverwogen beoordeling van de voorgedragen opleiding te komen. De doelstellingen van de opleiding (in termen van beoogde eindkwalificaties) zijn domeinspecifiek te noemen in de zin dat ze in samenspraak met het werkveld zijn ontwikkeld en geformuleerd. Er kan niet worden gesteld dat de eindkwalificaties aansluiten bij ‘de’ eisen die door vakgenoten worden gesteld (zoals het Toetsingskader ook als toetsingscriterium hanteert), maar dat heeft te maken met het feit dat de opleiding eerder ‘leidend’ voor de ontwikkelingen op het vakgebied is, dan ‘volgend’. In dit verband wil het panel (als toevallig samenraapsel van vakgenoten in de muziek) wel als zijn zorg uitgesproken zien dat het in de beschrijving van het programma weinig of niets heeft kunnen vinden over het artistieke niveau dat een opgeleide master na afloop van de opleiding wordt geacht te bezitten. Van de kant van programmaverantwoordelijken en docenten is weliswaar verzekerd dat het ontwikkelen van muzikaal-ambachtelijke kwaliteiten een volstrekt vanzelfsprekende vereiste is in de voorgedragen opleiding, maar het panel kan dit in de tekst van de aanvraag zoals zij die onder ogen heeft gekregen niet echt terugvinden.. Dit punt van kritiek komt in het paneladvies geregeld als ‘thema’ terug, op de ene plaats wat zwaarder aangezet dan op andere, maar niet aflatend in kritische toon omdat dit aspect van de opleiding voor het panel echt een punt van zorg is. Het programma en het daaraan ten grondslag liggende didactische concept kwalificeert het panel als origineel. De gekozen werkvormen en de integrale wijze van toetsing per semester sluiten daar goed bij aan. De eindkwalificaties van de opleiding zijn adequaat en aantoonbaar vertaald in leerdoelen van de verschillende programmaonderdelen (onderwijseenheden). Het panel meent dat de voorgedragen opleiding studeerbaar is en als inhoudelijk samenhangend valt te kwalificeren. Wat gechargeerd gezegd, vindt het panel wel dat de voorgedragen opleiding tot op zekere hoogte meer getuigt van samenhang dan van programma. Het accent in de opleiding ligt zwaar op het leerlijnenstramien en het zogenaamde 4 - i’s model waaruit het is opgebouwd, en eigenlijk te weinig (althans niet kenbaar) op de vakinhoudelijke invulling van de opleiding, de ambachtelijke beheersing van het betreffende muziekinstrument daarbij in het bijzonder. Het onderwerp ‘inzet van personeel’ waardeert het panel over de hele linie als voldoende. De kwantiteit van het in te zetten personeel is toereikend om de opleiding te kunnen starten en te continueren. Qua docent/student-ratio wordt voor de onderhavige opleiding een gunstige score geboekt van tussen de 1 (fte) op 11 tot 1 op 10,1.
pagina 3
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
De kwaliteit van de in te zetten docenten is goed. Het panel is van oordeel dat de instelling, door de bank genomen, voldoende gekwalificeerd personeel inzet voor de nieuwe opleiding die zij wenst aan te bieden. De materiële voorzieningen voldoen ruimschoots aan de daarvoor geldende eisen, terwijl ook de studiebegeleiding en de informatievoorziening van een adequaat niveau zijn. De instelling stelt voldoende onderwijsruimten en faciliteiten beschikbaar om de opleiding te kunnen aanbieden, en voorziet in adequate mate in leerondersteunende voorzieningen, waaronder de algemene ICT-faciliteiten, de audiovisuele middelen en de mediathecaire voorzieningen. Die voorzieningen zijn van goede tot uitstekende kwaliteit, met name de mediatheek munt uit in kwaliteit en collectieomvang. De HG beschikt op hogeschoolniveau over een beproefd intern kwaliteitszorgsysteem, waaraan door de onderscheiden ‘Schools’ van de HG (waaronder het PCC) nadere invulling is gegeven voor de verschillende opleidingen. Voor de MoM-opleiding is dat gebeurd in het ‘Master of Music, Handbook of internal quality assurance’. Dit ‘Handbook’ bevat een beschrijving van het meet- en evaluatie-instrumentarium ten behoeve van de kwaliteitszorg voor de opleiding, met benoeming en verdeling van de relevante verantwoordelijkheden ter zake, met aanduiding van de bij de kwaliteitszorg te betrekken partijen, en met een opgaaf van te meten (en te behalen) streefdoelen. Het geheel levert naar het idee van het panel een werkbaar en handzaam cyclisch proces van kwaliteitszorg op. Alle bij de kwaliteitszorg van de opleiding belanghebbende partijen worden daar in institutionele en inhoudelijke zin bij betrokken, de alumni op termijn. De condities voor continuïteit zijn aanwezig, zowel wat betreft de afstudeergarantie als waar het gaat om de investeringen en de financiële voorzieningen. Alles overziend adviseert het panel de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe hbo-opleiding Master of Music van de Hanzehogeschool Groningen.
Den Haag, 28 november 2008 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe hbo-opleiding Master of Music van de Hanzehogeschool Groningen (dossier # 3069),
J. Huys (voorzitter)
pagina 4
mr. dr. Th.L. Bellekom (secretaris)
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
2 Inleiding en verantwoording Bij brief van 14 juli 2008 is door mevr. M.C.J. van Os, namens het CvB van de Hanzehogeschool Groningen (HG) - onder aanbieding van een informatiedossier1 - bij de NVAO een aanvraag ingediend voor een toets nieuwe opleiding (Tno) ten behoeve van de hbo-opleiding Master of Music. Na te hebben vastgesteld dat het aanvraagdossier in voldoende mate geschikt was om inhoudelijk te worden beoordeeld, is van de kant van de NVAO een aanvang gemaakt met de Tno-procedure. Met het oog op een in dat verband uit te brengen advies over de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding is bij besluit van 23 juli 2008 door het bestuur van de NVAO een panel van deskundigen ingesteld. Voor de samenstelling van dat panel, alsmede een opgaaf van relevante kwalificaties van de afzonderlijke leden daarvan, zij verwezen naar bijlage 1 bij dit advies.
2.1
Werkwijze panel Het panel heeft zich bij de toetsing van de kwaliteit en het niveau van de opleiding gebaseerd op de criteria van het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van de NVAO van 14 februari 2003 (hierna: Toetsingskader) en de Handreiking aanvraag toets nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Het panel is daarbij als volgt te werk gegaan. Het is zijn toetsingsarbeid begonnen met het bestuderen van het door de instelling aangeleverde informatiedossier en heeft vervolgens vooroverleg gehouden om de eerste bevindingen te bespreken. Op dit vooroverleg, dat op 30 september 2008 in Antwerpen (Plaza Hotel) plaatsvond, is een aantal uiteenlopende vragen en vraagpunten geformuleerd met de bedoeling om tijdens het locatiebezoek de verschillende facetten van het Toetsingskader bespreekbaar te maken. Met betrekking tot een deel van die vragen heeft het panel bepaald dat zij daarop voorafgaande aan het locatiebezoek nog graag over een antwoord van de aanvragende instelling zou beschikken, deels ter completering van informatie die in het dossier ontbrak, deels ter nadere toelichting van gegevens die het wel bevatte, maar onduidelijk waren. De instelling heeft daarop al op 17 oktober 2008 - ruim binnen de beantwoordingstermijn die haar daarvoor was gelaten - per e-mail gereageerd, richting de betrokken procescoördinator. De door de instelling gegeven antwoorden op de vragen en de bijlagen die zij daarbij ter onderbouwing van een en ander had opgestuurd, zijn op 21 oktober ter kennisneming en bestudering aan de panelleden opgestuurd. Het locatiebezoek aan de HG heeft op 29 en 30 oktober 2008 plaatsgevonden in het Prins Claus Conservatorium aan Veemarktstraat 76 te Groningen. Tijdens dit bezoek heeft het panel zich in verschillende gespreksronden van nadere informatie voorzien, onder meer aan de hand van de vragen die op het vooroverleg in Antwerpen waren voorbereid. Bijlage 2 bij dit advies geeft een overzicht van het programma van het locatiebezoek. Na afloop heeft het panel de bevindingen op basis van het materiaal en de uitkomsten van de verschillende gespreksronden onderling besproken en vertaald naar, aan het Toetsingskader gekoppelde, conclusies. Daarbij is eerst per facet afzonderlijk een beoordeling uitgesproken en is vervolgens per onderwerp een oordeel gegeven over de desbetreffende facetten in onderling verband, uitmondend in een voorlopig eindadvies.
1
pagina 5
Hierna ook wel aangeduid als ‘aanvraagdossier’.
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
De secretaris van het panel heeft daarna een concept paneladvies opgesteld dat, na verwerking van de daarop binnengekomen commentaren van de panelleden, is geworden tot het definitieve advies zoals dat hier voorligt. Het paneladvies is geaccordeerd door alle panelleden en definitief vastgesteld door voorzitter en secretaris op 28 november 2008.
2.2
Opbouw paneladvies De kern van dit paneladvies is hoofdstuk 4, waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de aangevraagde opleiding toetst. Die toetsing gebeurde aan de hand van de zes onderwerpen met bijbehorende facetten die in het Toetsingskader worden aangereikt. De opbouw is daarbij zo dat het panel eerst per facet - onder het kopje Bevindingen - een samenvatting geeft van de door de aanvragende instelling aangeleverde informatie. Het gaat dan om een weergave van feiten en argumenten, voorzover vermelding daarvan naar het oordeel van het panel relevant is. Na de Bevindingen volgen de Overwegingen van het panel, waarbij hetgeen aan bevindingen is gereleveerd wordt beoordeeld en gewogen, uitmondend in een (per facet) afsluitende Conclusie. Ook per onderwerp geeft het panel steeds een samenvattend oordeel, daarbij summier concluderend tot voldoende wanneer de facetten eenduidig voldoende zijn gewaardeerd. Aan het kernhoofdstuk gaat een hoofdstuk (3) vooraf, waarin onder meer de voorgedragen opleiding (kort) wordt beschreven. In een afsluitend hoofdstuk (5) wordt met behulp van een tabel een samenvattend overzicht van de door het panel uitgesproken oordelen gegeven. Een samenvatting van zijn bevindingen en overwegingen die hebben geleid tot het eindoordeel, waartoe het panel is gekomen, is te vinden in hoofdstuk 1. Aan het advies is een viertal bijlagen toegevoegd, met informatie over de samenstelling van het panel, het programma van het locatiebezoek, een overzicht van geraadpleegde stukken en bronnen en een lijst van veelgebruikte afkortingen.
pagina 6
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector
3.2
Nederland Hanzehogeschool Groningen (HG) Master of Music master hbo Master of Music (Mom) Prins Clausconservatorium, Veemarktstraat 76 Groningen voltijds en initieel Kunsten
Profiel Instelling 2
Blijkens de website van de Hanzehogeschool Groningen rekent de instelling het tot haar missie ondernemende, maatschappelijk verantwoordelijke en internationaal georiënteerde professionals op te leiden en bij te dragen aan de kenniscirculatie in Noord-Nederland. De instelling licht dat als volgt toe: “Deze missie komt voort uit de identiteit als brede en diverse hogeschool en maatschappelijke onderneming. De centrale waarden die hierbij horen zijn: (i) individuele ontplooiing, (ii) respect en actieve tolerantie, (iii) een ondernemende, praktijkgerichte en nuchtere attitude en (iv) gevoel voor verantwoordelijkheid en duurzaamheid. Vanuit deze centrale waarden levert de Hanzehogeschool Groningen een bijdrage aan de professionele beroepsbeoefening in de (Noord-)Nederlandse kennissamenleving. De hogeschool doet dat op diverse manieren: ▪ door studenten op te leiden tot beroepsbeoefenaars op hbo-niveau; ▪ door werkende professionals na- en bijscholing te bieden, zodat hun competenties actueel blijven en worden uitgebreid; ▪ door werknemers in bedrijven en instellingen die geen hbo-diploma hebben, maar daartoe wel de potentie bezitten, op te leiden tot hbo-niveau; ▪ door samen met bedrijven en instellingen te werken aan kennistoepassing en innovatie. De Hanzehogeschool Groningen onderscheidt zich van andere hogescholen door de veelkleurigheid en het eigen gezicht van de ‘schools’, de sterke nadruk op internationalisering en de directe band met de noordelijke regio: Groningen, Friesland en Drenthe. De Hanzehogeschool Groningen biedt de individuele student ruime mogelijkheden voor passend voltijds, deeltijds en duaal onderwijs. Het imago dat de HG in het initiële onderwijs uitstraalt is durf. Het internationale karakter van de hogeschool, de breedte en flexibiliteit van het onderwijsaanbod en de ruime keuzemogelijkheden voor de student zijn hier voorbeelden van.”
2
pagina 7
http://www.hanze.nl/
Over de Hanzehogeschool
Organisatie en Bestuur
Jaarverslag 2007
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
1. Algemeen/ Missie en profiel
3.3
Profiel opleiding Algemene context van de opleiding Het voorgedragen masterprogramma betreft in de kern, in de bewoordingen van de instelling zelf:”een opleiding die de internationale beroepspraktijk verbindt met de regionale creatieve en kennisinfrastructuur. Studenten en docenten koppelen muzikale verdieping aan praktijkgericht onderzoek met en in de beroepspraktijk, waarbij innovatie centraal staat. In drie studierichtingen belicht de masteropleiding verschillende innovatieve invalshoeken van de muzikale beroepspraktijk. Het programma is vormgegeven op basis van de kernwoorden: interactie, innovatie, internationaal, intensief.” De keuze voor de drie afstudeervarianten die de opleiding kent - hier kortheidshalve aangeduid met de rol waarvoor die respectieve varianten bedoelen op te leiden, nl. interactive performer, interactive teacher en innovative practitioner - verklaart de instelling als volgt: “In algemene zin geldt dat in Nederland de rollen voor een musicus op masterniveau nog niet scherp omschreven zijn. Dit komt enerzijds doordat het verschijnsel masteropleiding pas zeer recent is ingevoerd binnen de Nederlandse muziekvakopleidingen. Anderzijds is het domein van de musicus per definitie een domein dat zich niet a priori laat vatten in functies en beroepen. De musicus kent een gemengde beroepspraktijk, die voortdurend in beweging is. In afstemming met de vertegenwoordigers van de beroepspraktijk blijkt dat er vooreerst een duidelijke behoefte is aan uitvoerende musici die binnen ensembleverband kunnen functioneren, maar daarbij ook een vernieuwende, ondernemende en leidinggevende rol kunnen vervullen (interactive performer). De afgestudeerde master is in staat om muzikale concepten te ontwikkelen, beschikt over programmatische kwaliteiten en staat in een directe relatie met de omgeving. Een goed voorbeeld van het soort master dat hier wordt bedoeld laat zich vinden in het Camerata Ardesko ensemble, waarin recent afgestudeerde musici samen met gerenommeerde musici een verfrissend muzikaal concept realiseren. Binnen Nederland bestaan er op het vlak van interactive Instrumental teaching nog geen opleidingen op masterniveau. De voorgedragen afstudeerrichting binnen de Master of Music doet dat wel en bedoelt professionals af te leveren van de volgende signaturen: docentspecialisten op het instrument, specialisten op het vlak van instrumentaal onderwijs aan groepen, senior-docent, ontwerper van methodieken en conservatoriumdocenten voor methodiekonderwijs. Het werkveld geeft aan dat er bij talentontwikkeling behoefte is aan een tussenlaag tussen muziekschool en conservatorium die zich specifiek toelegt op het ontwikkelen van jong muzikaal talent. Een voorbeeld is een senior-docent die een methode voor instrumentaal onderwijs voor specifieke doelgroepen ontwikkelt in opdracht van een provinciaal samenwerkingsorgaan van muziekscholen. Voor de afgestudeerden van de studierichting New Audiences and Innovative Practice liggen duidelijke kansen op nu nog vrijwel onontgonnen gebieden. Ensembles en instellingen hebben behoefte aan programmeurs die op een avontuurlijke wijze de relatie met het publiek aangaan. Bijvoorbeeld Yo-opera realiseert innovatieve projecten waarbij zij opera op een volstrekt nieuwe manier op volstrekt ongebruikelijke locaties brengt. Eigen ondernemerschap bij creatieve (cross-arts) projecten, conceptontwikkelaar en community artist zijn mogelijke kwalificaties. Vertegenwoordigers van de beroepspraktijk hechten ook aan de muzikale en persoonlijke kwaliteiten om rolmodellen bij cultureel
pagina 8
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
diverse muzikale producties te kunnen begeleiden. Cultureel ondernemerschap in brede zin 3 heeft toekomstwaarde in de visie van de vertegenwoordigers van de beroepspraktijk.” Bij de ontwikkeling van de masteropleiding heeft de instelling, naar eigen zeggen, nadrukkelijk aansluiting gezocht bij de beschrijvingen die door de Association Européenne des Conservatoires (AEC) zijn ontwikkeld voor het masterniveau van muziekvakopleidingen, waarmee tegelijk het gemis aan een opleidingsprofiel voor een Master of Music op nationaal niveau werd ondervangen, aldus de instelling. De instelling (beter is het te spreken van: het PCC) kiest daarom bewust voor een internationale dimensie van de masteropleiding: “immers de markt voor afgestudeerde musici is internationaal, daarom moet de opleiding zich oriënteren op een internationale standaard. Op die manier is het voor afgestudeerden eenvoudig om hun opleiding elders in de wereld te laten valideren. Daartoe voert het PCC een actief beleid ten aanzien van internationalisering.” Met de invulling van de masteropleiding, zoals voorgedragen, heeft de instelling een eigen antwoord gegeven op vragen die zich aandienen uit de veranderende muziekpraktijk, zo stelt zij met de volgende toelichting: “In de visie van het PCC ligt er een toekomst open voor musici die in staat zijn om zichzelf en het vak aan te passen aan de snel veranderende maatschappelijke omstandigheden. Hiervoor zijn voldoende muzikaal-ambachtelijke kwaliteiten een volstrekt vanzelfsprekende vereiste, maar niet voldoende. De musicus van de toekomst verbindt deze kwaliteiten met een ondernemende en onderzoekende houding. Hij realiseert zich dat hij zijn muzikale vak in de maatschappelijke context van de 21e eeuw zal uitoefenen. Een maatschappelijke context die wat betreft het PCC zich weerspiegelt in het onderwijsconcept. Het PCC kiest ervoor om een masteropleiding aan te bieden die haar studenten uitdaagt om zich innovatief op te stellen. Dat biedt in de visie van het PCC de beste kansen om als musicus in de 21e eeuw succesvol te kunnen zijn. Een praktijk die zich op dit moment nog niet laat vangen in duidelijke functietyperingen. De rol voor de afgestudeerde masters of music zal zich allengs gaan uitkristalliseren, doordat zij een hoger spelniveau koppelen aan praktijkgericht onderzoek in de kunsten.” Beschrijving van de opleiding op hoofdlijnen Het programma van de drie afstudeervarianten die de MoM-opleiding kent bestaat uit Onderwijseenheden (OWE’s , door de instelling ook wel aangeduid als leerlijnen) die voor de onderscheiden afstudeerrichtingen goeddeels gelijknamig zijn, maar qua inhoud wel van elkaar verschillen naar gelang de rol waarop de op te leiden musicus wordt voorbereid. Voor de afstudeerrichtingen interactive performer en de interactive instrumental teacher gaat het om de volgende OWE, met per semester opgegeven studiezwaarte in ECTS (EC) en contacturen (CU). [Zie op de volgende pagina]
3
Op een paar punten is de tekst van de instelling uit het aanvraagdossier hier door het panel enigszins geparafraseerd weergegeven,
met de bedoeling om de leesbaarheid van de betreffende passages te bevorderen.
pagina 9
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
Studierichtingen: Interaction in Performance en Interaction in Instrumental Teaching S. 1 S. 2 S. 3 S. 4 EC
CU
EC
CU
EC
CU
EC
CU
Mentoring Practice based research
2 7
23 23
2 3
23 23
2 3
6 6
1
12
LAB
7
28
7
28
7
28
7
12
Knowledge and Skills Optionals
7 4
25 14
7 8
14 28
7 10
14 35
5
7
Intensive week
2
28
2
28
2
28
Master presentation Professional Integration Project
1 totaal
4
[moet zijn :
30
1 139 141
30
1 139 144
30
89
15
19
30
108 78]
Voor de afstudeerrichting: (Joint master) New Audiences and Innovative Practice gaat het om de volgende Onderwijseenheden, met bijbehorende studiezwaarte: Studierichting : New Audiences and Innovative Practice S. 1 S. 2 EC CU EC CU Mentoring 2 12 3 10 Practice based research 7 38 2 2 Luiding & Guiding 7 48 LAB Performance & Compulsory Communication 7 48 modules Projectmanagement & Entrepreneurship 7 40 Optionals 25 87 Intensive week Master presentation Professional Integration Project totaal 30 186 30 99 [moet zijn:
S. 3 EC CU 2 12 3 12 7 28
S. 4 EC CU 1 12 7
12
7
32
5
32
8 2 1
36 28
2
28
30
158 148
15 30
19 115 103]
Nieuwe opleiding voor Nederland De voorgedragen opleiding is nieuw voor Nederland. Qua beheersing van muzikaalambachtelijke kwaliteiten wijkt de opleiding niet af van bestaande masteropleidingen Muziek, maar wel in didactisch concept en qua beoogde uitstroomkwalificaties. Genoeg om de voorgedragen opleiding ‘nieuw’ te noemen voor Nederland. Nieuwe opleiding voor de instelling Ook voor de instelling zelf is de opleiding nieuw te noemen. Studieomvang 4
pagina 10
Volgems het panel berusten de uitkomst in de verschillende kolommen op foutieve optellingen
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
De studiebelasting voor de opleiding Master of Music bedraagt, volgens opgaaf van de instelling, in totaal 120 ECTS gespreid over twee jaar in voltijd.
pagina 11
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Voor een beschrijving van het programma en de algemene doelstellingen (achtergronden) van de opleiding zij hier verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. De doelstellingen, in de betekenis van te behalen ‘eindkwalificaties’, komen in de volgende drie paragrafen ter sprake.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen Ten bewijze van het feit dat de voorgedragen opleiding voldoet aan de domeinspecifieke eisen die het Toetsingskader in deze verlangt, voert de instelling onder meer het volgende aan: “Voor het bepalen van de eindkwalificaties waaraan afgestudeerden van deze masteropleiding moeten voldoen, zijn allereerst beroepsprofielen geformuleerd: waar leidt de Master of Music voor op. Deze zijn voorgelegd aan vertegenwoordigers van het nationale en internationale werkveld. Vervolgens is een keuze gemaakt welke beroepsrollen gelden voor alle studenten van een studierichting en welke optioneel zijn. De kernbegrippen uit de profielen zijn vertaald in eindkwalificaties. Die zijn vervolgens gekoppeld aan de door de Polifonia Tuning groep ontwikkelde AEC3 Learning Outcomes (second cycle), en de eveneens door deze werkgroep ontwikkelde Polifonia/Dublin Descriptoren. In de AEC Learning Outcomes is de feedback verwerkt van de Polifonia working group on the music profession. De eindkwalificaties zijn besproken met vertegenwoordigers van de uitvoerende en docerende beroepspraktijk. Eind juni 2008 is de nieuwe opleiding onderwerp geweest van een ontwikkel-review door vertegenwoordigers van de AEC, afkomstig uit de internationale beroepspraktijk. De uitkomsten hiervan zijn gebruikt ter verbetering van de onderhavige Tno-aanvraag. Bij de verdere uitwerking van de opleidingsprogramma’s in 2008-2009 worden diverse koepelorganisaties betrokken als Kunstenaars & Co en Kunstfactor. […] Met deze nieuwe masteropleiding komt het Prins Claus Conservatorium tegemoet aan de vraag van het werkveld naar hoog opgeleide musici die om kunnen gaan met een voortdurend veranderende beroepspraktijk en die daarin een initiërende en leidinggevende rol kunnen spelen. Professionele musici die ondernemend, onderzoekend en innovatief zijn ingesteld, die de competenties hebben om zich een plek te creëren in de beroepspraktijk en die antwoord kunnen geven op nieuwe consumentvragen. Voorbeelden hiervan zijn nieuwe vormen van programmering en presentaties van muziek, het ontwikkelen van nieuw
pagina 12
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
didactisch materiaal en methoden op het gebied van instrumentaal groepsonderwijs en begeleiding van specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld jong talent) en nieuwe vormen van muzikale interactie met (nieuwe) publieksgroepen. De internationale dimensie van deze masteropleiding sluit aan bij het internationaliseringbeleid van het Prins Claus Conservatorium.” Overwegingen Het is voor het panel buiten twijfel komen vast te staan dat de voorgedragen opleiding het resultaat is van een jarenlange wederzijdse dialoog die gevoerd is tussen de instelling en het werkveld (via Raad van Advies, werkveldadviescommissies, eigen docenten en internationale deskundigen), alsook van gericht onderzoek bij enkele koepelorganisaties naar specifieke wensen op het vlak van muziekonderwijs op master-niveau. De Master of Music kan worden beschouwd als de gezamenlijke uitkomst van de inspanningen van werkveld en het PCC om de verworvenheden van het muziekvakonderwijs een nieuwe plaats te geven in de culturele infrastructuur van Noord-Nederland. De opleiding is afgestemd op een beroepspraktijk waarin - zo heeft het panel begrepen - behoefte zou zijn aan uitvoerende musici die binnen ensembleverband kunnen functioneren, maar daarbij tevens een vernieuwende, ondernemende en leidinggevende rol weten te vervullen: waarbij met name gedacht wordt aan het ontwikkelen en uitwerken van muzikale en programmatische concepten voor een breed publiek. De eindkwalificaties van de opleiding zijn daarop ingericht en als wenselijk erkend vanuit het werkveld. In die zin zijn de geformuleerde eindkwalificaties zeker domeinspecifiek te noemen, zoals facet 1.1. verlangt. Er kan niet gesteld worden dat de eindkwalificaties aansluiten bij ‘de’ eisen die door vakgenoten worden gesteld (zoals facet 1.1. ook als toetscriterium vermeldt), maar dat heeft te maken met het feit dat de opleiding eerder ‘leidend’ voor de ontwikkelingen op het vakgebied, is dan ‘volgend’. [zie daarvoor ook facet 2.1] In dit verband wil het panel, als groep van vakgenoten in de muziek, wel als zijn zorg uitgesproken zien dat het in de beschrijving van het programma weinig of niets heeft kunnen vinden over het artistieke niveau dat de opgeleide master na afloop van de opleiding wordt geacht te bezitten. Van de kant van programmaverantwoordelijken en docenten is weliswaar verzekerd dat het ontwikkelen van muzikaal-ambachtelijke kwaliteiten een 5 volstrekt vanzelfsprekend vereiste is in de voorgedragen opleiding. Maar het panel kan dit in de tekst van de aanvraag zoals zij die onder ogen heeft gekregen niet terugvinden. Dit punt van kritiek zal hierna nog geregeld als ‘thema’ doorklinken in het paneladvies, soms wat zwaarder aangezet en dan weer wat lichter, maar niet aflatend in kritische toon omdat dit aspect van de opleiding het panel echt een punt van zorg is. De instelling heeft begrip getoond voor het standpunt van het panel in deze en toegezegd in de verdere presentatie van de opleiding, onder andere naar de studenten toe, aandacht te zullen besteden aan dit punt, door te benadrukken dat het muzikaal ambachtelijke kunnen bespelen van een muziekinstrument uitgangspunt is bij de ontwikkeling van de vaardigheden die een opgeleide Master of Music wordt geacht te beheersen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
5
pagina 13
Op één plaats in het aanvraagdossier (p.10) wordt dit ook in die bewoordingen uitgesproken.
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
4.1.2
Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen Om het masterniveau van de voorgedragen opleiding te bewijzen gaat het er volgens de instelling om aan te tonen in welke mate de zogenaamde Dublin descriptoren zijn terug te vinden in eindkwalificaties van de opleiding. Per descriptor geeft de instelling vervolgens aan hoe dat in de voorgedragen opleiding inderdaad is gerealiseerd: [Kennis en inzicht] “Indicatief voor deze descriptor is dat de afgestudeerde van deze master in staat is een bijdrage te leveren aan de ‘body of knowledge’ van zijn of haar vakgebied. Studenten experimenteren tijdens hun studie met interpretatie en nieuwe vormen van presentatie en programmering van muziek, ontwikkelen nieuwe educatieve producten voor het instrumentaal groepsonderwijs voor derden en entameren projecten waarin ze op een nieuwe manier het publiek onderdeel laten zijn van een muzikale performance. Ze maken gebruik van praktijkgericht onderzoek om de kennisvragen die zich daarbij voordoen op te lossen. De student leert de waarde van onderzoek en reflectie ervaren als belangrijk hulpmiddel om de persoonlijke ontwikkeling en het vakmatig handelen op een hoger niveau te brengen. De onderzoekscomponent in deze master is ‘practice based research’ (praktijkgericht onderzoek). Praktijkgericht onderzoekt helpt studenten bij het vinden van bruikbare oplossingen voor de ‘problemen’ die ze in hun Professional Integration Project, en later in hun beroep, tegen komen.[…]” [Toepassen van kennis en inzicht] “Indicatief voor deze descriptor is dat de afgestudeerde beschikt over probleemoplossende vermogens waarmee hij specifieke oplossingen kan bedenken voor nieuwe en onbekende omstandigheden. Het rekening houden met de context waarin afgestudeerden werken en het zoeken naar oplossingen die passen in die context is het handelsmerk van deze masteropleiding. Zowel de musicus die samenspeelt met andere musici, de instrumentale muziekdocent die methodisch materiaal ontwerpt voor een bepaalde doelgroep, als de musicus die een creatieve workshop organiseert, doen dat steeds onder andere condities. Zowel de doelen als de inhouden van de programma’s variëren, alsmede de doelgroepen voor wie de programma’s bedoeld zijn. Iedere opdracht die studenten uitvoeren doet een beroep op het flexibel en integraal inzetten van meerdere competenties. Hierbij speelt kennis en het verantwoorden van het handelen naar theoretische en wetenschappelijke inzichten een belangrijke rol.” [Oordeelsvorming] “[….] De oordeelsvorming komt tot uiting in de keuzes die de student maakt tijdens het artistieke/educatieve proces in het LAB, in de opdrachten waarbij studenten iets ontwerpen en in de uitwerking van het Professional Integration Project. De resultaten daarvan zijn zichtbaar in het artistieke/educatieve product. De afweging van die keuzes (ook in het licht van sociaal-maatschappelijke verantwoordelijkheden en de ethische implicaties en effecten) zijn onderdeel van het reflectieproces waarvan de student verslag doet in zijn reflective journal en onderzoeksverslagen. Studenten leren van meet af aan zich te verantwoorden voor wat ze doen, een belangrijke component van de ‘master attitude’.” [Communicatie] “Het communicatief vermogen van de master manifesteert zich in de wijze waarop de musicus aan derden (publiek, leerlingen, musici, niet-musici) duidelijk kan maken wat zijn intenties en bedoelingen zijn.
pagina 14
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
Studenten in deze masteropleiding werken voortdurend samen met studenten en docenten aan artistieke en educatieve producten. De student communiceert met deze partners over de artistieke/educatieve concepten die hij bedenkt en reflecteert op de commentaren die hij daarop krijgt. Helder een visie verwoorden en die met overtuigingskracht kunnen verdedigen is een belangrijke competentie van de master van deze opleiding. In het curriculum van de opleiding zijn de master presentatieweken de plek waarin studenten deze competentie aantonen. Studenten verdedigen dan hun werk voor een forum van medestudenten, docenten en werkveldvertegenwoordigers.” [Leervaardigheden] “Afgestudeerden van deze opleiding beschikken over een hoge mate van zelfsturing en autonomie voor wat betreft hun eigen leren. Zij zijn in staat zelf vorm te geven aan hun professionele ontwikkeling, voor hen is lifelong learning als een tweede natuur. De musicus houdt voortdurend contact met wat er om hem heen gebeurt (de omgeving is voor hem een belangrijke inspiratiebron), toetst zelfstandig persoonlijke kennis, inzicht en vaardigheden aan nieuwe ontwikkelingen en vindingen, en maakt gebruik van onderzoek om voor de uitoefening van zijn taak nieuwe (handelingsgerichte) kennis te genereren. De opleidingsprogramma’s van de studierichtingen zetten daarom sterk in op het zelflerend vermogen van de student.[…]” Overwegingen De instelling is er voor het panel op alleszins overtuigende wijze in geslaagd aan te geven dat de met het voorgedragen curriculum op te leiden professionals zijn aan te merken als masters, die voldoen aan de nationaal en internationaal daarvoor geldende standaarden (Dublin-descriptoren). Het curriculum veronderstelt tenminste bachelorniveau als instroomvereiste en bouwt van daaruit verder aan verdieping en verbreding van competenties die typerend zijn voor wat een master wordt geacht te kunnen. Het gaat daarbij met name om het vermogen tot een interdisciplinaire aanpak van problemen, een kritische onderzoekende attitude en de competentie tot gewogen oordeelsvorming op basis van zelf verworven (practice based) onderzoeksgegevens. De voorgedragen opleiding voldoet aan die eisen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende.
4.1.3
Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in hbo: a. De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. b. Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen Over de hbo-oriëntatie van de voorgedragen opleiding merkt de instelling in het aanvraagdossier het volgende op:
pagina 15
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
“De opleiding Master of Music neemt maatschappelijke relevantie als belangrijk uitgangspunt en toetssteen voor de vormgeving van haar onderwijs. De muziekpraktijk vraagt om hoogopgeleide professionele musici, die in staat zijn antwoorden te vinden op veranderingen en vragen uit de (culturele) omgeving. Traditionele scheidslijnen tussen beroepen (bijvoorbeeld orkestmusicus en muziekdocent) brokkelen steeds verder af en nieuwe ‘toepassingen’ van muziek winnen aan belang. Flexibiliteit, innovatiegerichtheid en ondernemerszin zijn belangrijke kwalificaties die het werkveld van de professionele musicus vraagt. De master kent drie studierichtingen waarin studenten-muziek het innovatief vermogen in het exploreren van de muziekpraktijk kunnen ontwikkelen. Voor het valideren van de eindkwalificaties voor deze opleiding is gebruik gemaakt van de kennis en inzichten van vertegenwoordigers van de uitvoerende, docerende beroepspraktijk. Op basis van de gesprekken met deze werkveldvertegenwoordigers en in overleg met de eigen docenten uit de beroepspraktijk zijn de volgende functies/beroepsrollen gedefinieerd die afgestudeerde masters van deze opleiding kunnen vervullen.” De instelling geeft vervolgens in een schematisch overzicht weer welke die beroepsrollen voor de verschillende studierichtingen zijn en welke leerdoelen daarvoor in het programma worden nagestreefd. Het panel meent dat een verkorte tekstuele weergave van dat schema hier volstaat; en wel als volgt: Voor de studierichting Interaction in Performance gaat het volgens opgaaf van de instelling om de beroepsrollen: (i) interactief musicus, (ii) muzikaal artistiek leider, (iii) ontwikkelaar van muzikale en programmatische concepten. Studenten ontwikkelen daartoe in de studie het vermogen om artistiek leiding te geven aan ensembles waar ze zelf deel van uitmaken, alsmede het vermogen nieuwe concepten te bedenken op het gebeid van het interpreteren, programmeren en presenteren van muziek, ook eigen composities. Het samenspelen met andere musici is daarbij steeds het vertrekpunt. Voor de studierichting Interaction in Instrumental Teaching wordt gedacht aan de beroepsrollen: (i) ontwerper van educatieve producten, zoals lessenseries, methoden, cursussen, trainingen (in opdracht van derden), (ii) specialist op het gebied van instrumentaal groepsonderwijs, (iii) coach van jongere collega’s, (iv) specialist in het lesgeven aan jong talent en (v) conservatoriumdocent vakmethodiek. Studenten bekwamen zich in de studie daartoe in het ontwerpen van methodieken en methodisch materiaal en het lesgeven aan groepen. Verdere profilering is mogelijk door het kiezen van optionals, bijvoorbeeld op het gebied van het coachen van jonge collega’s, het begeleiden van jong talent, het consulentschap BIK (beroepskunstenaar in de klas) en instrumentaal onderwijs aan bijzondere doelgroepen. Met de studierichting New Audiences and Innovative Practice wordt gemikt op beroepsrollen als: (i) zelfstandig ondernemer die, in opdracht , creatieve projecten verzorgt voor educatieve instellingen, orkesten, zorginstellingen, het bedrijfsleven en instanties voor sociaal werk, (ii) conceptontwikkelaar, (iii) artistiek manager en (iv) programmeur. Studenten leren in het curriculum creatieve projecten te ontwikkelen en te leiden, waarbij ze zich kunnen profileren in één van de volgende gebieden: (a) Ensembles, (b) Collaborative 6 practice of (c) Cross-sector settings. De instelling merkt tot besluit in dit verband nog op: “Het PCC neemt de aanbeveling van de expert meetings over dat bij alle genoemde rollen/functies het ‘musicus-zijn’ steeds voorop moet staan. De musicus in deze master 6
Bij ‘collaborative practice’ gaat het er om dat studenten specifieke expertise verwerven in het vormgeven aan interdisciplinaire en
transculturele projecten. Bij ‘cross-sector settings’ moet gedacht worden aan trainingen van studenten om als musicus actief te zijn in uiteenlopende maatschappelijke contexten (bedrijfsleven, gezondheidszorg etc.)
pagina 16
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
wordt niet op de eerste plaats onderzoeker, maar is als musicus in staat onderzoek in te zetten bij het maken en evalueren van muzikale/muzikaal-educatieve projecten en producten. De beroepsrollen zijn leidraad geweest voor het formuleren van de eindkwalificaties voor de verschillende studierichtingen.” Overwegingen Het panel heeft kunnen vaststellen dat bij het formuleren van de beoogde eindkwalificaties van de voorgedragen opleiding gebruik is gemaakt van kennis en inzichten van vertegenwoordigers van de uitvoerende beroepspraktijk en van eigen docenten uit de beroepspraktijk. De uiteindelijk geformuleerde eindkwalificaties zijn aan het beroepenveld voorgelegd en in samenspraak daarmee vastgesteld. De voorgedragen opleiding kwalificeert opgeleiden, naar het oordeel van het panel, voor functies en rollen in de muziekwereld die een grote mate van zelfstandig optreden en handelen van de opgeleide master veronderstellen en waarvoor een hbo-opleiding zonder meer dienstig is. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
4.1.4
4.2
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding De facetten ‘domeinspecifieke eisen’, ‘master’ en ‘oriëntatie hbo’ heeft het panel als voldoende beoordeeld. Daarmee krijgt het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ als geheel een positieve beoordeling
Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3.
4.2.1
Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding a. Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. b. Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. c. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen Het programma sluit volgens de instelling aan bij de criteria die het Toetsingskader aan een hbo-masterprogramma stelt. Zij voert daarvoor in het aanvraagdossier onder meer het volgende aan: [ad a.] “Kennisontwikkeling vindt binnen deze opleiding vooral plaats in interactie met de beroepspraktijk en door het doen van toegepast onderzoek, waar mogelijk in opdracht
pagina 17
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
van het werkveld. Het PCC beschikt over een uitgebreid netwerk van instellingen, regionaal, nationaal en internationaal, waar het een strategisch partnerschap mee onderhoudt. Deze instellingen hebben zelf ontwikkelvragen die het PCC in de vorm van praktijkgericht onderzoek uitzet bij studenten die deze master volgen. Gedurende de studie biedt het PCC studenten de mogelijkheid om samen met werkveldpartners innoverende producten te ontwikkelen, bijvoorbeeld op het gebied van presenteren van muziek, het instrumentale muziekonderwijs, het bereiken van nieuwe publieksgroepen en nieuwe vormen van functioneel gebruik van muziek. Studenten kunnen ook zelf onderzoeksopdrachten verwerven of eigen voorstellen voor onderzoek indienen. Daarmee hebben studenten de mogelijkheid om tijdens hun studie te kunnen inspelen op actuele ontwikkelingen in de beroepspraktijk.” [ad b.] “Interactie met de beroepspraktijk en de actuele ontwikkelingen die daarin plaatsvinden is mede geborgd door de docenten die werkzaam zijn in deze master: gerenommeerde musici/muziekpedagogen/workshopleiders-muziek van internationale statuur die midden in die praktijk staan. Deze interactie wordt versterkt doordat tijdens de 'intensieve weken' extra docenten, naast de reguliere, op allerlei fronten met de studenten werken. De verbinding met de beroepspraktijk, en de ontwikkelingen die daarin spelen, wordt versterkt door het uitvoeren van een Professional Integration Project, waaraan bij voorkeur een onderzoeksopdracht vanuit het werkveld is gekoppeld. Door de sterke relatie met de beroepspraktijk, verwerven studenten vaardigheden die zij kunnen inzetten in toekomstige beroepssituaties.” [ad c.] “Om als master in het werkveld te kunnen opereren, zet het PCC in het begin van de studie sterk in op de vorming van de master-attitude. De masterstudent van deze opleiding ziet het nut van reflectie en een onderzoekende houding als een belangrijk middel om zijn eigen ontwikkeling en die van het praktijkveld waarin hij staat vorm te geven. Door middel van literatuurstudie en onderzoek leren studenten hun activiteiten en bevindingen degelijk te onderbouwen en te spiegelen aan inzichten vanuit de wetenschap en maatschappij (body of knowledge). Door het schrijven van een onderzoeksverslag en het presenteren van de uitkomsten van onderzoek verwerven de studenten de communicatieve vaardigheden die nodig zijn om zich een plek te veroveren in de beroepspraktijk waarvoor wordt opgeleid. Door onderzoek te integreren met beroepsmatig handelen, neemt de kwaliteit van de producten die ze leveren toe. De borging van de master attitude is in de programma’s van de studierichtingen te zien in de inhoud van de studieonderdelen Practice-based research en Mentoring en aan het gewicht hiervan (uitgedrukt in ECTS).” Overwegingen Aan criterium a. van de aan de opleiding te stellen hbo-eisen voldoet het programma naar het oordeel van het panel zonder enige twijfel. Met name de kennisontwikkeling via interactie met de beroepspraktijk is in het programma een geborgde factor: het programma is heel sterk op de beroepspraktijk betrokken. Het programma heeft niet alleen aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied, de opleiding loopt zelfs op die ontwikkelingen vooruit en maakt van die (mogelijke) ontwikkelingen ook voorwerp van studie. De opleiding is in dat opzicht eerder leidend voor de ontwikkelingen op het vakgebied, dan volgend. Het programma voorziet onmiskenbaar in de ontwikkeling van beroepsvaardigheden, maar niet op alle vlakken zo expliciet. De ‘instrumental skills’ die in de opleiding worden aangeleerd blijken vooral ‘instrumenteel’ te zijn tot het doel van kennisverwerving op
pagina 18
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
7
didactisch gebied: het aansturen van muzikale leerprocessen , dan dat bij die programmaonderdelen wordt gewerkt aan de eigen muzikaal-artistieke vaardigheden en de beheersing van instrumentale technieken ten aanzien van het eigen muziekinstrument. Althans zo leest het panel de door de instelling gegeven programmabeschrijving. In de gesprekken tijdens het locatiebezoek heeft de instelling weliswaar verzekerd dat het musiceren de kern vormt van de vaardigheden die studenten zich in de opleiding eigen maken, maar de aarzeling die het panel op dit punt had is daarmee niet geheel weggenomen, ook al omdat de integrale toetsing waarmee elk semester gaat worden afgesloten (zie daarvoor onder facet 2.2) eerder een assessment op andere kwaliteiten lijkt te impliceren dan op de technische beheersing van het muziekinstrument. Het programma heeft naar zijn aard wel een duidelijke hbo-signatuur. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) a. Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. b. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen [ad a.] De rode draad in het programma vormt het zogenaamde Professional Integration Project (PIP). De andere onderwijseenheden die het programma kent zijn daar goeddeels dienstbaar aan en toerustend voor. In het eerste semester van het curriculum worden studenten voorbereid op het formuleren van een PIP-voorstel, onder begeleiding van een mentor. Er vindt goedkeuring van de aan het PIP gegeven invulling plaats middels een integraal assessment. In het tweede semester vindt beoordeling plaats van het door de student ontwikkelde onderzoeksplan in het kader van het uit te werken PIP en wordt - na een tweede integraal assessment - een onderzoeksbegeleider toegewezen. In het derde semester wordt aan het PIP (en PSP) een internationale dimensie toegevoegd door verblijf aan een ander opleidingsinstituut in het buitenland. In het vierde semester brengt de student het PIP uiteindelijk tot een uitvoering, met een eindpresentatie op basis van de (in de loop 8 van het curriculum) verworven inhouden van het portfolio. Het didactisch concept van het voorgedragen curriculum bestaat, volgens opgaaf van de instelling, uit een combinatie van vier opleidingsprincipes: interactie, intensief samenwerken, innovatie en internationale oriëntatie. Qua werkvormen komt het programma er op neer dat studenten voor het innovatief handelen in het LAB ideeën ontwikkelen en de uitkomsten daarvan bespreken met het oog op implementatie daarvan in het kader van het PIP. Studenten worden daarbij gecoacht door mentoren, docenten en trainers (voor specifieke vaardigheidstraining). Instrumentale lessen zijn individueel en hebben naast lessen met een docent zelfstudie als dominante werkvorm. In de studierichting Interaction in Performance staat de werkvorm participerend onderwijs centraal: de docent is tevens degene met wie de student samenspeelt. Lessen 7 8
Zie de beschrijvingen van de OWE ‘Instrumental Skills’ in de bijlagen 8B en 8C Voor de afstudeerrichting New Audiences and Innnovative Practice geldt een iets afwijkend stramien, maar in grote lijnen komt het PIP-
traject daar toch ook op hetzelfde neer.
pagina 19
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
educatief ontwerpen vinden plaats in de vorm van werkcolleges. Dit geldt tevens voor de colleges practice-based research, project management en entrepreneurship. Aan de hand van tussentijdse opdrachten blijven studenten op de hoogte van hun vorderingen. Coaching op communicatieve vaardigheden vindt plaats in het LAB, tijdens de intensieve weken en de masterpresentaties. Toetsing vindt zowel tussentijds plaats, in de vorm van ontwikkelingsgerichte feedback en tussentijdse opdrachten, als aan het eind van ieder semester (summatief). Bij de integrale toetsing die plaatsvindt in de Master Presentatie Week, wordt de student op meerdere aspecten beoordeeld: op de producten die hij/zij levert, op het gevolgde proces, op de wijze waarop hij/zij van beide verslag doet (presentatie). Datgene wat de student moet laten zien, zoals omschreven in de leerdoelen bij de onderwijseenheden, wordt altijd mede beoordeeld door de docent(en) van de betreffende onderwijseenheid. Generieke competenties zoals het schrijven en presenteren van verslagen worden altijd beoordeeld door meer dan één docent. Muziekuitvoeringen (live of op beeld en geluiddrager) worden altijd beoordeeld door meerdere beoordelaars. De integrale toetsing in de Master Presentatie Week vindt plaats voor een publiek van docenten en studenten van de masteropleiding, aangevuld met vertegenwoordigers van het werkveld. De eindkwalificaties leveren de criteria waarop de student wordt beoordeeld. [ad b.] In de aanvraag zelf is een vertaling van eindkwalificaties in leerdoelen van de afzonderlijke programmaonderdelen niet te vinden. Een opgave van leerdoelen per onderwijseenheid, onderscheiden naar de drie verschillende afstudeerrichtingen, kan wel worden gevonden in de bijlagen 8 A, 8B en 8C. Weergave daarvan zou evenwel het bestek van deze rubriek te buiten gaan. Overwegingen Niettegenstaande de kritiek die het panel heeft op het punt van de onderbelichte positie die musiceren en studie van het muziekinstrument in het programma innemen, is het panel wel van oordeel dat het didactisch concept van de opleiding origineel is. Het idee om de op te leiden musicus ook in maatschappelijke zin toe te rusten voor een zelfstandig en duurzaam bestaan als professional in de muziekwereld, is op zichzelf een aantrekkelijke gedachte waarmee tot op zekere hoogte ook wordt ingespeeld op behoeften vanuit het werkveld. De keuze om die maatschappelijke context vanuit het ‘4-i’s model’ (interactief, innovatief, intensief en internationaal) in de opleiding aan te brengen past in het originele karakter van het didactisch concept, maar komt in de uitwerking naar onderwijseenheden nog al eens geforceerd over. Met name de woorden innovatie en innovatief worden in het programma op zo’n inflatoire schaal opgevoerd dat die begrippen op den duur nauwelijks nog onderscheidend vermogen bezitten. De internationale dimensie daarentegen is in het programma (althans in de andere afstudeervarianten dan in de Joint master) nu juist weer minder uitgewerkt. Structurele afspraken met internationale partners voor een studieverblijf van studenten in het derde semester zijn nog niet gemaakt, wat met name voor het buitenlandsemester jazz in New York op korte termijn mogelijk voor praktische problemen kan gaan zorgen. Overigens adviseert de AEC de instelling in haar ‘review’ van de voorgedragen opleiding om het buitenlands studieverblijf voor studenten met een regionale 9 oriëntatie en voor part-time studenten optioneel te maken in plaats van verplicht . De internationale dimensie is in feite nog weinig uitgekristalliseerd. De werkvormen waarvoor in het programma is gekozen sluiten aan bij het door de instelling gekozen concept. Maar ook hier gaat de kritiek van het panel weer op dat vormen lijken te 9
pagina 20
PCC-notitie van 2juli 2008, met een weergave van de aanbevelingen uit het AEC-review.
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
prevaleren boven de inhoudelijke en muzikaal ambachtelijke professionele vorming van de musici die de opleiding aflevert. Ook de wijze van toetsing sluit naadloos aan bij het gekozen didactisch concept en de werkvormen die het programma kent. Integrale toetsing doet recht aan de idee dat studenten kennis, vaardigheden en attitude aanleren met het oog op een zelfstandige beroepsuitoefening als musicus in de context van een beroepspraktijk, die voortdurend in beweging is. Het panel vreest alleen dat bij een dergelijke integrale toetsing de beoordeling van het maatschappelijk toegerust zijn voor het vervullen van zelfstandige beroepsfuncties in de muziekwereld ten nadele zal gaan van de beoordeling van de muzikaal ambachtelijke kwaliteiten die een afgestudeerde master ook dient te beheersen, en zelfs in primaire zin. De instelling heeft het panel verzekerd dat de muzikaal ambachtelijke vaardigheden wel degelijk bij de integrale toetsing beoordeeld worden. De instelling heeft in de bijlagen 8A, 8B en 8C op minutieuze wijze uitgewerkt welke leerdoelen met welke onderwijseenheden beoogd zijn te bereiken. Die leerdoelen vormen naar het idee van het panel inderdaad een accurate vertaling van te bereiken eindkwalificaties naar de verschillende onderdelen van het programma. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen Uit de toelichting die de instelling op dit punt in de aanvraag geeft, maakt het panel op dat de horizontale samenhang in het programma, semester-gewijs, wordt bewerkstelligd met de onderwijseenheid LAB, en in verticale zin door het Professional Integration Project (PIP), met ondersteuning vanuit het Persoonlijk Studieplan (PSP). Het LAB is, in de woorden van de instelling, ‘een leerwerkplaats waarin studenten ideeën ontwikkelen en uitproberen op het gebied van ontwerpen, interpretatie, presentatie en programmering van muziek, lesmateriaal en didactisch handelen, en het voorbereiden en leiden van creatieve workshops.’ Onderzoeksopdrachten in de leerlijn (OWE) Practice Based Research ondersteunen de activiteiten in het LAB; hetzelfde geldt voor de activiteiten, trainingen en attitudevorming die studenten binnen de leerlijnen Knowledge and Skills en Optionals ondernemen c.q. ondergaan. Studenten presenteren - per semester - de uitkomsten van het LAB tijdens de Master Presentatie Week. Voor de verticale programmatische samenhang en de rode draad-functie van het PIP in dat verband verwijst het panel naar haar bevindingen bij facet 2.2, onder a. Het Persoonlijk Studie Plan versterkt de verticale samenhang die het PIP in het curriculum aanbrengt. Met het PSP geeft de student namelijk persoonlijke kleur aan zijn/haar studie en verwoordt hij zijn/haar persoonlijke en professionele ambities en mogelijkheden. Het PIP wordt daarmee op maat en naar persoonlijke voorkeur nader ingevuld. Overwegingen Het panel is van oordeel dat het programma inderdaad inhoudelijk samenhangend is te noemen. Naar het idee van het panel ligt het accent in het programma zelfs overdreven veel op het leerlijnenstramien waaruit het is opgebouwd, en eigenlijk te weinig (althans niet kenbaar) op de vakinhoudelijke invulling van de opleiding. Het panel blijft het als een gemis
pagina 21
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
ervaren dat in het programma het musiceren en de studie van het instrument niet met zoveel woorden in vakonderdelen is verwoord. De vanzelfsprekendheid waarmee de instelling die elementen als kern van de studie aanwezig veronderstelt staat in schril contrast met de programmabeschrijving zelf. Daarin ligt de nadruk vooral op de holistische figuur van de ‘musicus van de 21ste eeuw’ die beoogd wordt met het programma af te leveren: een master die communicatief veel in zijn mars heeft, veel bagage heeft aan onderzoeksmethodieken, masterattitude, innovatieve ideeën, kennis van leerpsychologische processen die een rol spelen bij het leren bespelen van een muziekinstrument en die goed ingesteld is op het bereiken van een breder publiek; maar met een niet nader aangeduid gehalte aan ambachtelijke beheersing van het muziekinstrument. Toegegeven, het panel stelt het hier allemaal wat gechargeerd voor, maar het kan zich toch ook niet aan de indruk onttrekken dat het accent in het programma nu wel wat al te eenzijdig ligt op de maatschappelijk-innovatieve invalshoek die met de opleiding wordt beoogd. Daar tekent het panel overigens nog wel bij aan dat wat de instelling op een aantal plaatsen als innovatief presenteert in het verleden ook al (her en der) is gepropageerd en gepoogd in de praktijk te brengen. Zo nieuw als de instelling het wil doen voorkomen is het allemaal niet. Het panel is bereid de instelling hier, op het punt van een evenwichtige samenhangend programma, het voordeel van de twijfel te geven. Al was het alleen maar vanwege het aanstekelijk enthousiasme dat de programmaontwikkelaars, de docenten en beoogde kandidaat-studenten voor de opleiding aan de dag leggen. Ook het werkveld ziet in de opleiding een duidelijke meerwaarde ten opzichte van de meer traditionele masteropleidingen muziek. Het panel beveelt echter wel aan om in de verdere presentatie van de opleiding in meer evenwichtige zin aandacht te besteden aan de muzikaalambachtelijke kwaliteiten die een opgeleide Master of Music ook verwacht wordt tijdens het programma te ontwikkelen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen Onder dit facet voert de instelling geen argumenten aan waaruit zou zijn op te maken dat het programma studeerbaar is. Verder dan de constatering dat de opleiding een (aantrekkelijk) deel aan vrije keuzeruimte kent [bij de IiP- en de IiT-studierichting 22 ECTS en bij de NAaIP- 33 ECTS] komt de instelling niet. Overwegingen De instelling moge dan niet expliciet hebben aangegeven en onderbouwd dat de opleiding studeerbaar is, het panel heeft uit het geheel van de aanvraag wel elementen weten te destilleren, die eenduidig wijzen in de richting van een studeerbaar programma. Zo kent het programma, uit een oogpunt van studentbegeleiding, een zeer gunstige docent/student-ratio (zie daarvoor ook bij de facetten 3.2 en 4.22). Verder zijn er zogenaamde mentorgroepen (elk bestaande uit 4 studenten) waarin geregeld gesproken wordt over knelpunten en doelen. Tijdens elk semester komen betrokken studenten, docenten en begeleiders regelmatig bij elkaar waarbij zij knelpunten en
pagina 22
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
verbeterpunten bespreken. Dit maakt bijstelling en verbetering nog tijdens het semester realiseerbaar. Samen met de studenten en begeleiders uit het werkveld evalueren de docenten daarenboven regelmatig tijdens het onderwijs de procesgang: de kwaliteit van het onderwijs, de organisatie, faciliteiten et cetera. (zie voor een en ander ook de Bevindingen bij facet 5.2) Van studentzijde werd tijdens het gesprek ter gelegenheid van het locatiebezoek bevestigd dat de contacten met de docentbegeleiders en mentoren intensief zijn en dat er goed naar hen wordt geluisterd. Punten die in het programma als knellend worden ervaren, worden door de programmaverantwoordelijken snel opgepakt en waar mogelijk verholpen. Ook de klachten van studentzijde over gebrek aan voldoende lesruimten zijn niet aan dovemansoren gericht geweest: de instelling heeft op voortvarende wijze de verbouw en renovatie van de vierde verdieping aangepakt. Studenten voelen zich vaak op hun wenken bediend. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen Doelgroep voor de instroom zijn recent afgestudeerden Bachelor of Music nationaal en internationaal. Hiernaast is de verwachting dat vooral de studierichtingen Interaction in Instrumental Teaching en New audiences and Innovative Practice ook interessant zullen zijn voor kandidaten die enige jaren in het werkveld functioneren. Werkgevers zullen deze kandidaten stimuleren om een Master of Music te behalen die hen extra kwalificeert voor hun werkzaamheden. Voor deze groepen ontwikkelt het Prins Claus Conservatorium een EVC-procedure die zorg draagt voor waardering van in de beroepspraktijk opgedane competenties gelinkt aan het studieprogramma. Hierdoor is het mogelijk om een verkorte studieroute dan wel een deeltijdroute te volgen. Voor alle studierichtingen zijn in principe afgestudeerden met de graad Bachelor of Music in Education toelaatbaar als aan de toelatingscriteria wordt voldaan. Alle studenten moeten beschikken over: (i) een nieuwsgierige en open, onderzoekende en innovatieve, zelfsturende en reflecterende studiehouding; (ii) een academisch denk- en werkniveau. Verder moeten zij: (iii) een bijdrage willen leveren aan de verdere ontwikkeling van hun vakgebied en (iv) zich in het bijzonder willen verdiepen in de betekenis van muziek voor onderscheiden groepen in de samenleving. De voertalen van de Master of Music zijn Engels en Nederlands, daarom hanteert het PCC voor het Engels een IELTS toets score van 6 voor toelating tot de studie. Overwegingen Het panel is van oordeel dat de toelatingseisen realistisch zijn en recht doen aan het niveau van de opleiding. Voorzover de selectie van masterstudenten betrekking heeft op ‘eigen kweek’ uit de bacheloropleidingen heeft zij die selectie ook goeddeels in eigen hand en kan zij bij de inrichting van het bachelorprogramma van die studenten al in belangrijke mate anticiperen op een instroomsignatuur en -niveau die voor de MoM bijzonder aangewezen is.
pagina 23
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
De instelling heeft bij gelegenheid van het locatiebezoek bevestigd dat dit ook haar bedoeling is, maar tegelijk ook de instroom van kandidaten uit het werkveld te willen bevorderen. Een mix van beide zou, wat de programmaverantwoordelijken betreft, bijzonder welkom zijn met het oog op de praktijkervaring die dan wordt ingebracht. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-master met minimaal 60 studiepunten. Bevindingen Over het voldaan zijn aan dit facet meldt de instelling het volgende: “De opleiding Master of Music is een full time studie en kent een omvang van 120 EC, met een nominale studieduur van 2 jaar. Uit vergelijkbare masteropleidingen in binnen- en buitenland blijkt dat een tweejarig studieprogramma van 120 EC een reële inschatting is voor een dergelijke opleiding.” Overwegingen Het voorgestelde programma voldoet met de berekende studiebelasting van 120 ECTS aan de minimumeis die door de WHW, qua duur, aan een master wordt gesteld. Het panel heeft geen reden om aan te nemen dat de opleiding in significante zin meer of minder belasting zou behelzen dan de 120 ECTS die de aanvragende instelling als belasting opgeeft. Het panel acht die opgave ook wel realistisch, gelet op de door de instelling per week en onderwijseenheid (OWE) opgegeven uren voor docent/studentcontacturen, uren voor zelfstudie en voor toetsing/assessment. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
4.3 4.3.1
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma De facetten ‘eisen hbo’, ‘relatie tussen doelstellingen en programma’, ‘samenhang programma’, ‘studielast’, ‘instroom’ en ‘duur’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 2 ‘Programma’ als geheel een positieve beoordeling.
Inzet van personeel Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen Over dit facet merkt de instelling in het aanvraagdossier onder meer het volgende op:
pagina 24
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
“Uitgangspunt bij het vormgeven van het onderwijs in de Master of Music is dat de studenten een ‘master attitude’ ontwikkelen. De afgestudeerde is niet alleen in staat om zichzelf als musicus te blijven ontwikkelen, maar is ook in staat om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het vak. Gezien het hbo master-karakter wordt van de docenten verwacht dat zij: - vakspecialisten zijn met aanzien in de (inter)nationale muziekwereld blijkend uit concerten, cd-opnames of publicaties in hun cv; - een intensieve relatie met het werkveld onderhouden door actief bij te dragen aan de ontwikkeling van het werkveld en een toonaangevende rol te spelen of recentelijk gespeeld te hebben in de muziek of muziekeducatie; - kennis van en ervaring hebben in de relevante (inter)nationale beroepspraktijk; - over minimaal drie jaar relevante en actuele werkervaring beschikken; - opgeleid zijn in het competentiedomein waarin zij onderwijs verzorgen; - een artistiek en academisch denk- en werkniveau kunnen aantonen; - een brede visie op het werkveld hebben; - binnen een team kunnen functioneren. Vanuit het principe ‘Teach as you preach’ verwacht het PCC van iedere docent dat hij zichzelf ziet als inspirerende verbindende schakel tussen studie en student. Dat vraagt dat de docent studentgestuurd en opdrachtgestuurd opleidt, de studenten aanzet tot zelfsturing en zijn expertise vooral inzet om gericht vragen te stellen en feedback te geven. Teamteaching is een wezenlijk element binnen de Master of Music en vraagt een op samenwerking gerichte instelling van de docent. Binnen het onderwijsconcept van de Master of Music is een belangrijke plaats ingeruimd voor bijzonder gekwalificeerde en (inter)nationaal gerenommeerde gastdocenten. Deze werken in elk geval gedurende de intensieve weken met de studenten. Per maand is één intensive week gepland. Deze docenten komen verder ook regelmatig naar het PCC waardoor zij structureel bijdragen aan de opleiding. Binnen de studierichting New Audiences en Innovative Practice zijn afspraken gemaakt over de internationale uitwisseling van docenten. Hierdoor verzorgen docenten van de respectievelijke partnerinstellingen onderwijs in de compulsary modules aan alle deelnemende partnerinstellingen en participeren in de toetsing van de studenten. Deze aanpak zorgt voor optimaal gebruik van de aan de deelnemende partnerinstellingen opgebouwde expertise en hun onderscheiden karakteristieke profiel. Binnen de samenwerking van PCC en het Koninklijk Conservatorium (KC) zijn afspraken gemaakt over de uitwisseling van docenten. Hierdoor is het mogelijk om docenten aan te trekken voor specifieke instrumenten en geven docenten master-lezingen zowel aan het KC als aan het PCC. De intensieve weken bieden mogelijkheden voor studenten uit Den Haag om deel te nemen aan onderwijs in Groningen. De gezamenlijke lector van het PCC en het KC (Lifelong Learning in Music) levert een bijdrage aan expertiseontwikkeling en internationalisering. Dit betreft een bijdrage in de opzet en vormgeving van het programma voor mentoring en praktijkgericht onderzoek, het onderzoeken van uitvoeringsvormen voor nieuwe doelgroepen en instrumentaal onderwijs binnen het perspectief van Lifelong Learning in Music. Vanaf het studiejaar 2008-2009 bundelt het PCC haar expertise op het vlak van onderzoek in een onderzoeksgroep van acht docenten onder leiding van de lector. Dit borgt de overdraagbaarheid van onderzoeksresultaten en bevordert de afstemming van onderzoeksactiviteiten binnen het PCC.” Overwegingen
pagina 25
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
Gelet op de lijst van in te zetten docenten en hun curricula vitae (resp. bijlage 15A en 15 B bij het aanvraagdossier, zie ook de Bevindingen onder facet 3.3) meent het panel dat zeker kan worden gesteld dat het onderwijs voor een belangrijk deel, zo niet in overwegende mate, zal worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. In het bijzonder geldt dat voor de docenten die de rollen vervullen van ‘reviewer’, ‘opdracht begeleider’, ‘internationaal expert’ en ‘trainer’. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo als voldoende.
4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen Voor de verschillende studierichtingen van de voorgedragen master is de benodigde omvang van formatie per onderwijseenheid vastgesteld: in bijlage 12 (Calculaties Master of Music) geeft de instelling precies aan hoeveel docenturen per onderwijseenheid voor de eerste twee cursusjaren benodigd is. In de ‘Simulatie Exploitatie Master of Music’, dat een begroting en een formatieplan behelst voor het jaar 2009-2010 (eveneens opgenomen in bijlage 12), is verder nog formatieruimte voorzien voor deskundigheidsbevordering, programmamanagement, coördinatie en ondersteuning. De docent/student-ratio van de volgroeide masteropleiding varieert in de break-even situatie tussen de 1: 11,0 en de 1:10,1, afhankelijk van de studierichting, aldus de instelling. Voor de student is dit, naar zeggen van de instelling, een gunstige ratio zeker in vergelijking met de streefwaarde die de HG hogeschoolbreed hanteert, namelijk 1: 28, maar ook in vergelijking met de ratio voor de bachelor opleiding van het PCC, die voor het seizoen 2007-2008 1 op 12,3 bedroeg. Naar de mening van het PCC is met de genoemde ratio de student-gerichte benadering die in het programma verankerd ligt goed uitvoerbaar. Overwegingen Het panel meent dat de instelling op accurate en realistische wijze heeft berekend welke inzet aan personeel nodig is om de opleiding - rekening houdend ook met de verschillende rollen waarin docenten in het programma optreden - te verzorgen. De docent/student-ratio die daarmee wordt gerealiseerd (namelijk ergens tussen de 1: 11 en 1:10,1) oogt vertrouwenwekkend, maar waakzaamheid (?) is ook geboden gelet op de belangrijke en arbeidsintensieve rol die voor de mentoren in het programma is weggelegd. De bezetting aan mentoren waarvan de instelling bij de aanvang van de opleiding kan uitgaan is niet meer dan vier. Met een (standaard)ratio van één mentor op acht studenten, wordt bij een instroom van 30 studenten in het eerste jaar de mentoring-last nog wel voldoende opgevangen, maar bij een instroom van nog eens 30 studenten in het tweede jaar is die capaciteit onvoldoende. Daarop gewezen tijdens het locatiebezoek, ondererkende de instelling de noodzaak van de training en vorming van voor die rol geschikte personen in haar huidige docentenbestand (of van daarvoor van buiten aan te trekken personen). Van de kant van de bestuurlijk verantwoordelijken werd bij gelegenheid van het locatiebezoek, toegezegd dat werk zal
pagina 26
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
worden gemaakt van een structurele groei van geschikte mentoren, gerelateerd aan de te verwachten aantallen instromende studenten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende, ervan uitgaande dat de instelling zal weten te voorzien in voldoende gekwalificeerde mentoren om het programma te kunnen draaien.
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen Het management van het PCC heeft tijdens de reguliere HRM-cyclus in de aanloop naar de aanvraag voor de Master of Music het personeelsbestand gecheckt op de criteria die gelden voor de docenten in de Master (zie de Bevindingen onder facet 3.2.). Op basis van deze inventarisatie is een aantal docenten geselecteerd dat bij de ontwikkeling van de master is betrokken. Ook is een inventarisatie gemaakt van de beoogde internationale gastdocenten die het PCC wil aantrekken voor de intensieve weken binnen de master. Sommigen van hen waren al betrokken bij het PCC en hebben actief meegewerkt aan de totstandkoming van het programma en de eindkwalificaties van de opleiding. Van de selectie van beoogde docenten is door de instelling een overzicht gemaakt (bijlage 15A), waarbij in een matrix is aangegeven welke rol of rollen (resp. lid kernteam, onderwijsontwikkelaar, onderzoeker, mentor, begeleider actieonderzoek, reviewer, opdrachtbegeleider, trainer, internationaal expert of collegegever) elk van de docenten wordt of worden toegedacht. Van alle docenten is een curriculum vitae in het aanvraagdossier bijgevoegd (bijlage 15B). Het PCC kent een meerjaren personeelsplan, dat in bestaande vorm geldig is tot 1 september 2009. Met het oog op de voorgedragen master neemt de instelling, in aanvulling op dat plan, de volgende maatregelen: - actief gebruik maken van de faciliteiten binnen de HG voor promotietrajecten en masteropleidingen voor het eigen personeel; - specifieke deskundigheidsbevordering van docenten waar het mentoring betreft, zodat docenten zich hier goed op kunnen inwerken; - inzet van docenten bij de kenniskring van het lectoraat; - specifieke deskundigheidsbevordering op het vlak van praktijkgericht onderzoek. De binnen het lectoraat Lifelong Learning in Music opgedane ervaring en kennis zal in studiejaar 2008-2009 worden ingezet bij training van de docenten die betrokken zijn bij de mentoring en praktijkgericht onderzoek. Verder zullen in het studiejaar 2008-2009 twee docenten starten met een promotietraject en zullen meerdere docenten een masteropleiding gaan volgen en/of participeren in het lectoraat. Naar eigen zeggen hecht de HG aan de ontwikkeling van de medewerkers en stelt daarom al jarenlang faciliteiten in tijd en in geld (het Persoonlijk Ontwikkelingsbudget) daarvoor beschikbaar. Iedere werknemer heeft een individueel recht om 0,8% van zijn jaarsalaris, met een minimum van M300 (?),-, in te zetten voor loopbaanontwikkeling. Als de werknemer het bedrag niet besteedt, kan die het een aantal jaren opsparen en later inzetten. In het kader van het taakbelastingbeleid is bepaald dat voor docenten in principe 10% van de jaartaak ter beschikking is voor scholing. Overwegingen
pagina 27
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
Het panel is van oordeel dat de instelling, door de bank genomen, voldoende gekwalificeerd personeel inzet voor de nieuwe opleiding die zij wenst aan te bieden. Het panel verlaat zich voor zijn oordeel in deze in hoofdzaak op de cv’s die het bij het aanvraagdossier aangeleverd heeft gekregen van de voor de opleiding in te zetten personen. Voor een aantal van hen geldt dat de instelling hun kwaliteiten in didactische zin nog wat bijgespijkerd wil zien, met het oog op de specifiek met de opleiding te bereiken eindkwalificaties. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
4.3.4
4.4 4.4.1
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet van van personeel De facetten ‘eisen hbo’, ‘kwantiteit personeel’ en ‘kwaliteit personeel’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 3 ‘Inzet personeel’ als geheel een positieve beoordeling.
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen Het PCC is een instituut met voorzieningen voor muziekvakonderwijs. Het hoofdgebouw van het PCC dat deel uitmaakt van de School of Performing Arts, vormt de thuisbasis voor de opleiding. Presentaties of performances in het kader van het master curriculum zullen in de regel plaats vinden in de Andrea Elkenbracht Zaal van het conservatorium, maar kunnen desgewenst ook op een externe locatie plaatsvinden. Het PCC heeft een uitgebreid netwerk van externe podia en presentatiemogelijkheden. Aan het PCC studeren momenteel 270 Bachelor studenten, 82 cursisten van de Jong Talent Klas en Vooropleiding en 9 studenten aan de in 2007-2008 gestarte masteropleiding Kunsteducatie. Daarvoor zijn 30 leskamers (waaronder 8 ensemblekamers en 6 theoriekamers), 7 studiekamers, 15 kantoren, 1 concertzaal (Andrea Elkenbrachtzaal), 1 theaterstudio, 2 muziekstudio’s en 1 mediatheek beschikbaar. In de mediatheek en in de kamer van de opleiding Docent Muziek bevindt zich een studielandschap met computerwerkplekken. De HG hanteert een ruimtenormering van 6,11 functionele netto m2 per student. Om ruimte te creëren voor de toekomstige master-studenten neemt het PCC de vierde 10 verdieping opnieuw in gebruik en laat deze grondig verbouwen . Hierdoor worden 5 leskamers (3 grotere, 2 kleinere), 4 studiekamers, 4 kantoren en diverse stiltewerkplekken aan het ruimtebestand toegevoegd. Een van de leskamers is bestemd als master room. Deze kamer heeft naast de standaard inventaris 4 computerwerkplekken, een digitaal whiteboard, een beamer en audiovisuele opnamemogelijkheden. De gehele vierde verdieping is voorzien van wireless internet.
10
pagina 28
Met ingang van 1 september 2008 is die verdieping officieel in gebruik genomen.
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
De mediatheek van het PCC is onderdeel van de HanzeMediatheek van de HG en beschikt over een uitgebreide collectie bladmuziek, boeken, tijdschriften, video’s, DVD’s en CD’s. De volledige collectie van de HanzeMediatheek is via de mediatheek in het conservatorium beschikbaar. De bibliotheken van de Hanzehogeschool, de Rijksuniversiteit en de Openbare Bibliotheek stemmen hun aanschafbeleid op elkaar af en de collecties van alle Nederlandse bibliotheken zijn beschikbaar voor studenten. In seizoen 2008-2009 maakt het PCC in overleg met de Hanzemediatheek een plan om de collectie te actualiseren en uit te breiden ten behoeve van onderzoek. Aanschaf van licenties voor gebruik van digitale publicaties maakt onderdeel uit van dit plan. Studenten krijgen bij de start van de opleiding een HG e-mailadres en toegang tot de Hanze Elektronische LeerOmgeving (HELO). Dit is van belang voor het interactief contact met docenten, studieleiding en persoonlijke coaches, alsook voor de contacten met het werkveld. Overwegingen Het panel is van oordeel dat de instelling - mede in aanmerking genomen de uitbreiding aan onderwijsruimten die met de oplevering van de gerenoveerde vierde verdieping wordt bewerkstelligd - voldoende en op de nieuwe opleiding toegeruste onderwijsruimten en faciliteiten beschikbaar stelt om de opleiding te kunnen aanbieden. De leerondersteunende voorzieningen, waaronder de algemene ICT-faciliteiten, de audiovisuele middelen en de mediathecaire voorzieningen in het PCC (maar ook binnen de HG in bredere zin) zijn van goede tot uitstekende kwaliteit. Met name de mediatheek van het PCC valt op in kwaliteit en uitgebreidheid van collectie. Waardering heeft het panel in dit verband voor de actualisering van de collectie die het PCC, in overleg met de HanzeMediatheek, voornemens is uit te voeren en aanschaf die het daarbij voor ogen heeft van licenties voor het gebruik van digitale publicaties. Gelijke waardering heeft het panel voor de afstemming van het aanschafbeleid die wordt nagestreefd tussen de bibliotheken van de HG, de RUG en de Openbare bibliotheek. De elektronische leeromgeving HELO wordt door studenten, als gebruikers, positief gewaardeerd zo is het panel gebleken tijdens het gesprek dat met een aantal van hen werd gevoerd ter gelegenheid van het locatiebezoek. Met name voor interactief gebruik tussen studenten onderling (bij het uitwerken van opdrachten) en tussen studenten en begeleidende docenten (met het oog op studievoortgang) leent de omgeving zich heel goed. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen Binnen de Master of Music vormt mentoring een aparte leerlijn. Gezien het belang van het ontwikkelen van de ‘master attitude’ acht het PCC dit essentieel. In verbinding met het concept van Lifelong Learning, zoals dat door het lectoraat is ontwikkeld, is er sprake van een doorgaande lijn in de studiebegeleiding. Het mentoring programma is door het lectoraat specifiek ontwikkeld. In de leerlijn van Bachelor naar Master is er sprake van een steeds grotere mate van zelfstandigheid. Door
pagina 29
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
zelfreflectie ontwikkelt de student daarbovenop in de master het vermogen om als mentor op te treden. De intensieve begeleiding vanuit het mentoraat en de hoeveelheid tijd die wordt besteed aan ondersteuning van het onderzoek dragen bij aan een grotere bewustwording bij de student aan waar hij/zij zich in deze studie op wil concentreren en, daarmee samenhangend, in een grotere doelgerichtheid van zijn/haar studieactiviteiten. Voor de mentoren van deze masteropleiding is door de ontwikkelgroep van de studierichting New Audiences and Innovative Practice een trainingsprogramma ontworpen dat hen voorbereidt op hun taak. In het studiejaar 2008-2009 gaat een groep docenten die het mentorschap beogen dit trainingsprogramma volgen. Studiepunten worden geregistreerd in het door de HG gebruikte systeem Progress. Dit systeem kan te allen tijde door de student worden geraadpleegd. Overwegingen Het in voldoende mate voorzien zijn in personele capaciteit voor studiebegeleiding is voor de voorgedragen opleiding een essentieel punt. Veel hangt in de voorgedragen master af van de begeleiding van de mentoren die in het programma is voorzien. In samenspraak met de mentor immers wordt invulling gegeven aan het PIP en het daarbij aansluitende PSP. Het is de mentor die feedback geeft op de behaalde resultaten, die de student begeleidt bij het maken van keuzes in de te volgen ‘Optionals’ en die de student in inhoudelijke zin input verschaft tot voor het onderzoek dat deze in het kader van het PIP dient uit te voeren. Het gaat daarbij om een vrij arbeidsintensieve vorm van begeleiding. De instelling gaat ervan uit dat een verhouding van 1 mentor op 8 studenten voldoende is om de begeleiding, zoals beoogd in het programma, te realiseren. Het panel is geneigd die verhouding als voldoende aan te merken, maar tekent daarbij wel in kritische zin aan dat, gegeven de beschikbaarheid van vier (daartoe opgeleide) mentoren op dit moment, bij een door de instelling mogelijk voorziene instroom van max. 84 studenten de beschikbare capaciteit aan mentoren niet toereikend zal blijken te zijn om deze instroom adequaat op te vangen. De instelling is zich van dit knelpunt bewust, zo bleek tijdens het locatiebezoek, en heeft toegezegd er alles aan te zullen doen om wel voldoende capaciteit beschikbaar te hebben, al naar gelang het aanbod aan cursisten. Het is het panel gebleken dat het de instelling ernst is met het realiseren van de voorgedragen opleiding en dat zij bereid is- waar nodig - extra personele middelen in te zetten om de opleiding te starten en te kunnen continueren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3
4.5
pagina 30
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen De facetten ‘materiële voorzieningen’ en ‘studiebegeleiding’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 4 ‘Voorzieningen’ als geheel een positieve beoordeling.
Interne kwaliteitszorg
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
4.5.1
Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen De HG heeft een kwaliteitszorgbeleid dat gebaseerd is op het EFQM-model en de (NVAO) 11 accreditatie-eisen. Binnen de contouren van dat beleid heeft iedere School een eigen schoolopzet voor kwaliteitszorg. Daaruit is geput voor de werkwijze van integrale kwaliteitszorg voor de Master of Music. De HG werkt met een interne kwaliteitscyclus in de vorm van interne audits en kwaliteitsmetingen, aansluitend bij de externe kwaliteitscyclus van visitaties en accreditaties. De resultaten van de interne en externe kwaliteitscyclus vormen input voor de beleidsontwikkeling binnen de School en vormen onderdeel van de managementrapportage van de dean aan het CvB. In het Kader Kwaliteitszorg staan alle bestaande kwaliteits- en evaluatieprocessen in relatie tot de onderwijsontwikkeling, -uitvoering en -ondersteuning in gezamenlijkheid beschreven en zijn de taken, rollen en verantwoordelijkheden helder beschreven in het kwaliteitszorgplan van het PCC. Jaarlijks vindt een evaluatie plaats van de activiteiten in het kwaliteitszorgplan. Streefdoelen, evaluaties en verbetermaatregelen met betrekking tot operationele en financiële resultaten zijn geborgd in de besturingssystematiek van Hanzehogeschool Groningen. De HG werkt met een besturingscyclus met een doorlooptijd van 4 jaar. De besturingscyclus start met het opstellen van een HG strategisch plan door het CvB met een omvang van 4 jaar. Op dit moment is het HG Strategisch Plan Focus 2010 van kracht. Op basis daarvan maken de ‘schools’ hun Schoolstrategisch plan met een scope van 4 jaar en leiden daar vier achtereenvolgende jaren hun Schooljaarplan (SJP) van af. In het Schooljaarplan staan de toetsbare jaardoelen met bijbehorende prestatie indicatoren en streefwaarden. Het overgrote deel van de prestatie-indicatoren en streefwaarden zijn ontleend aan de resultaten van de kwaliteitsinstrumenten. Elk jaar evalueert en analyseert de School per opleiding de resultaten en stelt verbetermaatregelen vast en neemt die op in het volgende jaarplan. Overwegingen Het panel heeft kunnen vaststellen dat er sedert 2006 hogeschoolbreed een leidraad voor de vormgeving en operationalisering van kwaliteitszorgactiviteiten bestaat, onder de naam Kader Kwaliteitszorg. Dit Kader vormt de borging voor de kwaliteitszorg van de hogeschool en de koppeling met externe kwaliteitsmetingen. In het Kader wordt de kwaliteitszorgcyclus gekoppeld aan de beleidscyclus, door middel van strategische plannen op hogeschool niveau en daarop inhakende plannen op het niveau van de Schools (en/of opleidingen). Verder voorziet het Kader in het uitvoeren van kwaliteitsmetingen en evaluaties ter verificatie van het behaald zijn van of het afstevenen op de gestelde doelen. Het Kader fungeert in de praktijk ook als leidraad voor de onderscheiden Schools van de HG voor de inrichting van hun interne systeem van kwaliteitszorg. Zo ook voor het PCC, dat dit voor de voorgedragen opleiding Master of Music zelfs specifiek heeft vorm gegeven in een handboek: ‘Master of Music, Handbook of internal quality assurance’ (als bijlage 18 bij het aanvraagdossier gevoegd). Het ‘Handbook’ bevat een (op een enkel punt nog nader uit te werken) beschrijving van het meet- en evaluatie-instrumentarium ten behoeve van de kwaliteitszorg voor de opleiding, met benoeming en verdeling van de relevante 11
pagina 31
Bedoeld zijn: de School of Performing Arts (waar het PCC deel van uitmaakt) en de School of Fine Arts (Academie Minerva.
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
verantwoordelijkheden ter zake, met aanduiding van de bij de kwaliteitszorg te betrekken partijen, en met een opgaaf van te meten (en te behalen) streefdoelen. Het geheel levert naar het idee van het panel een werkbaar en handzaam cyclisch proces van kwaliteitszorg op, volgens het bekende Plan-Do-Check-Act stramien. Voor andere opleidingen binnen het PCC is een vergelijkbaar instrumentarium als dat van het ‘Handbook’ effectief gebleken, in de zin dat het daadwerkelijk heeft geleid tot het formuleren en implementeren van verbetermaatregelen. Het panel heeft er alle vertrouwen in dat het kwaliteitszorgsysteem, zoals neergelegd in het ‘Handbook’, voor de voorgedragen opleiding ook bruikbaar en waardevol zal blijken te zijn. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Het PCC betrekt docenten, studenten, alumni en werkveld op verschillende manieren bij het onderwijs en de organisatie van de opleiding. In institutionele zin krijgt de betrokkenheid van personeel en studenten gestalte via de School Medezeggenschapsraad, de Opleidingscommissie en de Centrale Medezeggenschapsraad. Maar ook langs andere (informele) wegen krijgt die betrokkenheid invulling. Terwijl ook voor het werkveld een plaats is ingeruimd voor programmatische inbreng en het terugkoppelen van ervaringen, opgedaan met afgestudeerde masters. De instelling verwoordt een en ander in het aanvraagdossier als volgt: “De doelen en het leerproces van de individuele student staat centraal. De opleiding werkt met studentgroepen onder begeleiding van een mentor/coach. Deze groepen bespreken knelpunten en doelen. Tijdens elk semester komen betrokken studenten, docenten en begeleiders regelmatig bij elkaar waarbij zij knelpunten en verbeterpunten bespreken. Dit maakt bijstelling en verbetering nog tijdens het semester realiseerbaar. Het kernteam legt knelpunten en verbeterpunten die hieruit voortkomen vast. Na ieder semester evalueren studenten in panelgesprekken de effectiviteit van het onderwijs, de kwaliteit, de begeleiding en uitdaging door docenten, de leerfaciliteiten en de relevantie voor de beroepsprofessie in de semesterevaluatie. Na het derde semester wordt ook gevraagd naar een beoordeling van het onderwijs van de buitenlandse partners. Naar aanleiding van de bevindingen van de semesterevaluaties en tussentijdse evaluaties formuleert de verantwoordelijke kerndocent samen met het management verbetervoorstellen ten aanzien van het curriculum. Het werkveld en relevante samenwerkingsverbanden zijn op meerdere niveaus betrokken bij de opleiding. Op strategisch niveau is er een Raad van Advies voor de School of Performing Arts. Hierin zitten relevante sleutelfiguren uit (inter)nationale politiekstrategische netwerken. [….] De Raad van Advies komt twee keer per jaar bij elkaar, waarvan een keer gekoppeld aan een onderwijsproductie. Het PCC stelt voor de masteropleiding een eigen werkveld adviescommissie (WAC) in. Hierin zitten experts en regionale sleutelfiguren. Met deze commissie bespreekt de kerndocent, samen met (leden van) het master-kernteam minimaal tweemaal per jaar de ontwikkelingen in het werkveld, innovaties en de relatie/consequenties daarvan voor het onderwijs. Input daarbij zijn de onderwijsevaluaties, de werkveldevaluaties en de
pagina 32
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
verbetervoorstellen vanuit het management. [….] Samen met de studenten en begeleiders uit het werkveld evalueren de docenten regelmatig tijdens het onderwijs de procesgang: de kwaliteit van het onderwijs, de organisatie, faciliteiten et cetera. Na afloop van elk semester beoordelen docenten samen met de kerndocent de kwaliteit en inhoud van het onderwijs in de context van de gehele opleiding. […] De docenten zijn via het master-kernteam betrokken bij de curriculumontwikkeling. Een keer in de twee à drie jaar krijgen de medewerkers bij de HG een medewerkers tevredenheidsenquête voorgelegd. Studieresultaten en evaluaties zijn eveneens een onderdeel van het gesprek van de leidinggevende met de docent over het al dan niet continueren van de betrokkenheid van de docent bij de opleiding.[…]” Overwegingen Het panel is van oordeel dat de instelling in voldoende mate voorziet in of tenminste van plan is te voorzien in het betrekken van alle belanghebbenden bij de kwaliteitszorg voor de opleiding. Voor docenten, studenten en het werkveld is dat vanaf het moment dat de opleiding van start gaat in institutionele en inhoudelijke zin al geregeld, voor de alumni (begrijpelijkerwijs) nog niet. Wel voorziet het ‘Handbook’ in die zin wel in betrokkenheid van alumni dat één van de meetinstrumenten die wordt voorzien voor de bewaking van de kwaliteit bestaat uit een zogenaamde Alumni-questionnaire. Het is de bedoeling om elke alumnus na twee én na vijf jaar te bevragen naar (on)tevredenheid over de met de opleiding bereikte eindkwalificaties en uit te nodigen tot het doen van suggesties ter verbetering. Een institutionele vorm van betrokkenheid van alumni, anders dan via Raad van Advies en werkveldadviescommissies, is door de instelling niet voorzien. Denkbaar is dat de instelling één of meer plaatsen in genoemde gremia expliciet voor bezetting door alumni oormerkt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3
4.6 4.6.1
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg De systematische aanpak van en de betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld bij de interne kwaliteitszorg beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt onderwerp 5 ‘Interne kwaliteitszorg’ als geheel een positieve beoordeling.
Condities van continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen De opleiding hanteert een streefgetal van 30 master studenten per jaar. De HG geeft bij de aanbieding van het programma de garantie af dat studenten het volledige traject kunnen volgen. Dat wil zeggen in ieder geval gedurende de jaren die nodig zijn om te komen tot een volledige afronding van de opleiding. De hogeschool kan de benodigde middelen om dit te realiseren uit het eigen vermogen financieren.
pagina 33
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
Overwegingen De instelling garandeert dat het programma, indien het gaat worden aangeboden, volledig kan worden doorlopen. De in het aanvraagdossier daaromtrent gedane toezegging werd bij gelegenheid van het locatiebezoek door de bestuurlijk verantwoordelijken nog eens herhaald. De twee jaar die het programma omvat worden alle instromende studenten in ieder geval gegarandeerd voor een succesvolle afronding van de studie. Maar de instelling is - binnen het raam van haar mogelijkheden - bereid in voorkomende gevallen eventueel nog wat meer faciliteiten of begeleiding te geven om de studie tot een goed einde te brengen, zo is het panel gebleken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen Alle investeringen zijn opgenomen in de projectbegrotingen en verbouwbegroting. Er is voorzien in de verbouw van de vierde verdieping van het gebouw aan de Veemarktstraat, de inrichting daarvan en ca. 3825 uur ontwikkeltijd. De investering in aanloopkosten conform de projectbegrotingen is goedgekeurd door het CvB. Onder investeringen verstaat het PCC ook de investeringen in ontwikkelcapaciteit en pilots met onderdelen van het onderwijs. Hierdoor ontwikkelt het docententeam het programma verder en kan het PCC het programma al op basis van in de pilots opgedane ervaringen bijstellen. In het kader van de Centrale Strategische BeleidsReserve begroting 2008-2009 zijn middelen toegekend om het ontwikkelteam te financieren. Voor 16 docenten is in totaal 0,67 fte formatie beschikbaar gesteld voor ontwikkelactiviteiten voor de Master of Music in 20082009, ondersteund door 0,11 fte voor 2 onderwijskundige beleidsadviseurs. Het ontwikkelteam gaat zich bezig houden met het verder ontwikkelen van het programma voor de studierichtingen Interaction in Performance en Interaction in Instrumental teaching. Ontwikkeling van het programma voor de studierichting New Audiences and Innovative Practice in het studiejaar 2008-2009 wordt gefinancierd vanuit het SOCRATESprogramma van de Europese Unie. Het PCC zal in het studiejaar 2008-2009 voor het Joint European Programme van de master een aantal onderdelen daarvan al in pilot-vorm aanbieden. Overwegingen De instelling heeft voor het panel op overtuigende wijze duidelijk weten te maken dat zij in toereikende mate heeft voorzien in investeringen om de opleiding tot stand te brengen. Dat betreft zowel de materiële voorzieningen (zoals de verbouw van de vierde verdieping, teneinde voldoende leskamers, studielokalen en stiltewerkplekken te realiseren) als de docentcapaciteit die nodig is om de opleiding verder te ontwikkelen en inhoudelijk vorm te geven. De daarvoor begrote, benodigde, capaciteit acht het panel accuraat, de voor die ontwikkelactiviteiten gestelde termijn realistisch. Conclusie
pagina 34
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen In de kostencalculatie voor de voorgedragen opleiding zijn drie varianten door de instelling doorgerekend, bij een wisselende instroom van studenten in het eerste en tweede jaar. Bij een instroom van 60 studenten (d.w.z. 30 instromende eerstejaars en 30 doorstromende tweedejaars) is sprake van een breakeven situatie. De kosten voor de opleiding belopen bij die instroom namelijk € 713.000, bij een begrote opbrengst van € 11.883 per student. Bij de berekening van dit laatste bedrag is de instelling uitgegaan van een geraamde rijksbijdrage van € 6.310, vermeerderd met een nog te bepalen onderwijsopslag (op basis van mondelinge ambtelijke toezegging van het ministerie) die aanvulling biedt tot het zogeheten ‘geaccepteerde kostenniveau’. Daar bovenop komt daar nog het wettelijk collegegeld voor een voltijdse student. Tezamen leidt dat naar verwachting tot een opbrengst van € 11.883 per student. Bij een lager aantal studenten ontstaat een tekort van grofweg € 5.000 (de variabele kosten) per student. Bij een hoger aantal studenten ontstaat omgekeerd een positief saldo. In de aanloop naar een volgroeide situatie kunnen, afhankelijk van de wijze van financiering door het CFI (ministerie van OC&W), aanloopverliezen ontstaan. Deze worden binnen het intern financieringsmodel van de HG gefinancierd. Het eerste jaar - in de niet volgroeide situatie - leidt dat volgens de instelling zeer waarschijnlijk tot een onderbezettingsverlies van ca. € 92.000 (afhankelijk van de instroom), die voor rekening komt van de hogeschool. Het PCC draagt eventuele onderbezettingsverliezen in de volgroeide situatie. Overwegingen Het panel heeft er vertrouwen in dat de eventuele aanloopverliezen voldoende kunnen worden afgedekt met - in eerste instantie - de reserves die daarvoor op hogeschool niveau beschikbaar zijn voor masteropleidingen in ontwikkeling in de zogeheten niet-volgroeide situatie. Onderbezettingsverliezen in de volgroeide situatie komen voor rekening van het PCC, maar de verwachting is dat de opleiding dan al kan bogen op een instroom van studenten die de opleiding self-supporting doet zijn. De gezonde financiële toestand van de HG als geheel en die van de het PCC in het bijzonder, vormen voor het panel de basis voor het vertrouwen dat het in de instelling stelt om eventuele aanloopverliezen te kunnen afdekken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4
pagina 35
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Condities van continuïteit De facetten ’afstudeergarantie’, ‘investeringen’ en ‘financiële voorzieningen’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt onderwerp 6: ‘Continuïteit’ als geheel een positieve beoordeling
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen opleiding
2 Programma
3 Inzet van personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Condities van continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 36
Oordeel
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter: ▪ J. Huys Johan Huys (1942) genoot zijn opleiding aan het Koninklijk Conservatorium (KC) van Gent, waar hij ook docent klavecimbel werd in 1970. Van 1982 tot 1996 was hij directeur van het KC Gent. Tussentijds is hij korte tijd als adviseur verbonden geweest aan het ministerie van Cultuur. De heer Huys is momenteel met pensioen, maar vervult nog verschillende functies. Zo is hij voorzitter van de Raad van Bestuur van het Orpheus-instituut te Gent en maakt hij deel uit van de Raad van bestuur van het Festival van Vlaanderen, te Brugge. Hij is verder eredirecteur van het KC Gent.
Panellid: ▪ B. van den Akker Bert van de Akker (1946) is met ingang van 1 september 2008 voor een periode van vier jaar benoemd tot muziekdirecteur van theater en operagebouw De Munt In Brussel. Daarvoor vervulde hij (van 2002 tot 2004) de functie van interim-voorzitter van de faculteit Muziek aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Voordien heeft hij een uiteenlopend aantal functies en betrekkingen vervuld: variërend van (hoofdvak)docent klarinet en docent schoolmuziek bij een drietal verschillende instellingen (1966-1979) tot adjunct-directeur van het Conservatorium Maastricht (1979-1984); en van directeur van het Conservatorium Zwolle (1984-1987) en lid van de centrale directie van de Hogeschool voor de Kunsten Zwolle/Kampen (1987-1990) tot algemeen directeur van de Stichting Het Residentie Orkest (1990-2002). Op dit moment vervult de heer Van den Akker, naast het genoemde directoraat bij De Munt, nog een vijftal nevenfuncties, te weten: die van bestuurslid van resp. het Gelders Orkest en van de Stichting Utrechts Centrum voor de Kunsten en van voorzitter van de Stichting Nederlands Fluitorkest (NflO) en de Jan Gilse Stichting. Tevens coacht hij in opdracht van een groot internationaal impresariaat jonge dirigenten en solisten.
Panellid: ▪ J. Raes Jan Raes (1960) studeerde aan het Conservatorium Antwerpen. Zijn muzikale loopbaan omvatte solo-optredens, kamermuziek en tal van opnames. Daarnaast musiceerde hij in verschillende orkesten, zoals de Koninklijke Filharmonie van Vlaanderen en het Symfonieorkest van De Munt in Brussel. In 1984 werd hij docent aan het Koninklijk Vlaams Conservatorium Antwerpen. Enkele jaren later werd hij er aangesteld als cultureel coördinator en vanaf 1997 vervulde hij de functie van Artistiek Directeur. In 2000 werd de heer Raes intendant van de Koninklijke Filharmonie van Vlaanderen. Hij bekleedt verschillende bestuursmandaten, zoals binnen de Hoge Raad van de Universiteit Antwerpen, het Prins Filipsfonds, in Vlaanderen, en binnen Kunsten ’92 en het Contactorgaan Nederlandse Orkesten (CNO) in Nederland. Hij is voorzitter van de jury van de KBC-muziekprijs.
pagina 37
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
Sedert mei 2004 vervulde de heer Raes de functie van algemeen directeur van het Rotterdams Philharmonisch Orkest en het Gergiev Festival. Per 1 december 2008 wordt hij de nieuwe algemeen directeur van het Koninklijk Concertgebouworkest te Amsterdam. Secretaris: ▪ mr. dr. Th.L. Bellekom Theo Bellekom (1949) is directeur van adviesbureau Ars Docendi te Wassenaar. Hij verricht in dat verband naast (advies)werkzaamheden ten behoeve van de NVAO onder meer ook juridisch gekwalificeerd werk in de functie van rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank Den Haag en als lid en (vice)voorzitter van enkele bezwaarschriften- en klachtencommissies (o.a. van de gemeente Teylingen en de Universiteit Leiden). Hij was van 1974 tot 2003 als universitair (hoofd)docent Staats- en bestuursrecht verbonden aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden. Hij is in 1987 aan die universiteit cum laude gepromoveerd.
Alle panelleden en de secretaris hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend, die in het bezit is van de NVAO Procescoördinator: ▪ mevr. drs. N. van San Nancy van San is beleidsmedewerker bij de NVAO
pagina 38
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
Bijlage 2: Programma locatiebezoek Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 29 en 30 oktober 2008 voor de toetsing van de nieuwe hbo-opleiding Master of Music, van Hanzehogeschool Groningen (Prins Clausconservatorium)
Locatie: Vestiging van het PCC, Veemarktstraat 76, Groningen, Lokaal 3.1. Programma:
29 oktober 2008
12.00 - 14.00 uur:
Lunch en besloten overleg panel
14.15 - 15.00 uur: Sessie 1 - Gespreksronde met de dean en het managementteam Chris Fictoor, dean PCC Michel Dispa, hoofd Klassieke Muziek, dirigent en CSM Bindert Posthuma, adjunct directeur Joris Teepe, hoofd Jazz 15.00 - 15.30 uur 15.30 -
pauze
16.30 uur Sessie 2 - Gespreksronde met het ontwikkelteam Quinten Bunschoten, projectleider Master of Music Peter Mak, beleidsadviseur Onderwijszaken HG Marc van Roon, docent piano Jazz, pilot Joint Master Marinus Verkuil, hoofd opleiding Docent Muziek
16.30 - 17.00 uur
pauze
17.00 - 18.00 uur Sessie 3 - Gespreksronde met het werkveld Yvonne v.d. Berg, programmeur klassieke muziek Cultureel Centrum ‘de Oosterpoort’ Gerdie Klaassen, directeur KunstStation C Henk Meutgeert, arrangeur Jazz Orchestra Concertgebouw Saskia van de Ree, zakelijk directeur Yo! opera, Utrecht Frank Samsom, directeur ICO centrum voor Kunst en Cultuur Assen Jan Geert Vierkant, algemeen directeur Noord Nederlands Orkest Rian de Waal, artistiek leider Peter de Grote Festival, concertpianist
pagina 39
18.00 -18.15 uur
Rondleiding: in bijgebouw Singelhuis aan de Radesingel
18.15 - 20.00 uur
Diner en besloten bespreking panel (Restaurant ‘De Pauw’)
20.00 - 22.00 uur
DVD-presentatie + concert (uitgevoerd door bachelor-studenten Klassiek, HaFaBra en Jazz van de PCC)
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
(vervolg) Programma:
30 oktober 2008
Locatie: Vestiging van het PCC, Veemarktstraat 76, Groningen, Lokaal 3.1. 09.00 - 09.30 uur: Sessie 4 – Gespreksronde met het CvB en directie PCC Henk Pijlman, voorzitter CvB HG Chris Fictoor, dean PCC 09.30 - 11.00 uur: Sessie 5 - Gespreksronde met het kernteam en onderzoekers Steve Altenberg, docent Slagwerk Jazz (Ma- MoM studierichting IiP) Ben Boog, docent Master Kunsteducatie (Ma of Music research) Paul Komen, docent Piano Klassiek (Ma-MoM studierichting IiP) Marc van Roon, docent Piano Jazz (Ma-MoM studierichting IiP) Rineke Smilde, lector Life Long Learning (KC en PCC) Tine Stolte, kerndocent Teacher Training Programma Bachelor (Ma-MoM studierichting IiIT) 11.00 - 11.15 uur:
pauze
11.15 - 12.15 uur: Sessie 6 - Gespreksronde met studenten en alumni Doretta Caramaschi, student pilot Joint Master, student RU Groningen George Dumitriu, student Elektrische Gitaar, jaar 3 Eloy Orzaiz Galarza, student Klavecimbel, jaar 2 Janneke Hoogeveeen, student pilot Joint Master, alumnus Docent Muziek Elsbeth de Jong, student Altviool, jaar 4 Sanem Kalfa, student Zang Jazz, jaar 2 Elfa Zulham Syah Warongan, student Slagwerk Jazz, jaar 3 Jan Werkman, student directie HaFaBra, jaar 4 12.15 – 12.30 uur:
pauze
12.30 - 13.30 uur: Sessie 7- Gespreksronde met het managementteam Chris Fictoor, dean PCC Michel Dispa, hoofd Klassieke Muziek, dirigent en CSM Bindert Posthuma, adjunct directeur Marinus Verkuil, hoofd opleiding Docent Muziek
pagina 40
13.00 – 13.30 uur:
lunchpauze
13.30 - 15.00 uur:
Afsluitend intern beraad van het panel
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
I. Informatiedossier instelling en bijbehorende stukken/bronnen * The innovative gateway towards mastership in music: Accreditatiedossier Master of Music, Hanzehogeschool Groningen (PCC), Groningen 9 juli 2008 [56 pp.] * Bijlagen bij het Aanvraagdossier Master of Music, Groningen 9 juli 2008 [176 pp.] Het gaat daarbij om in totaal 18 bijlagen, waarvan de belangrijkste zijn: nr . 5 (Lijsten van ) Internationale partners van het PC: bestaand (A), beoogd in MoM-verband (B) en geambieerd (C); nr. 6 Eindkwalificaties Master of Music; nr. 8 Onderwijseenheden (OWE’s) van de MoM, uitgesplitst naar de drie uitstroomrichtingen (A –C), een lijst van Optional Modules (D) een Overzicht per semester van de studiepunten en de contacturen (E) en een Voorlopige literatuurlijst (F); nr. 9 Kernwoorden beroepsprofiel gerelateerd aan de OWE’s; 10 Toelatingsprocedures Master of Music PCC; nr. 12 Calculaties Master of Music; nr.15 Overzicht docenten (A) en CV’s docenten (B); nr. 17 Materiële begroting van de School of Performing Arts; en nr. 18 Handbook internal quality assurance Master of Music. * http://www.hanze.nl/ Over de Hogeschool Organisatie en bestuur Jaarverslag 2007 1.Algemeen/Missie en profiel * Antwoorden op de vragen van het accreditatiepanel ter voorbereiding op het locatiebezoek op 29 en 30 oktober, met vijf bijlagen: a. Onderzoek in de Master of Music: praktijkgericht onderzoek (14-10-08), b. Optional Orkestspel, c. Samenstelling en taak Raad van Advies School of Performing Arts, d. Samenstelling Kernraad 2005, e. Instelling werkveldadviescommissies (WAC) voor uitstroomrichtingen ‘Teaching’ en ‘Performing’.
II. Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek * Gemeenschappelijke Regeling KC-PCC op voet van art. 8.1 WHW (8 okt. 2001) * Samenvatting evaluatie Lectoraat Lifelong Learning voor musici KC Den Haag / PCC Groningen * Meerjaren PersoneelsPlan (addendum tbv Master of Music),17 okt. 2008 * Resultaten/bespreking van Tevredenheidsonderzoek personeel en werkveld: - Rapportage onderzoek waardering personeel, maart 2008 - Verslagen overleg muziekschooldirecteuren, febr. 2008, okt. 2007 en juli 2006 - Verslagen overleg NNO/PCC, okt. 2007 en juli 2006 - Onderzoek werkveld tbv huidige SSP: enquête en SWOT-analyse uit SSP - Verslagen mentorenbijeenkomsten - Verslagen expertmeeting Master of Music, april en mei 2008 - Verslagen expertmeeting Joint Master, idem * Aangepaste docentenlijst MoM, okt. 2008 * Aangepaste literatuurlijst MoM, okt. 2008 * Wervingsbrochure tbv Joint Master for New Audiences and Innovative Practice, juli 2008 * Samenvatting School Strategisch Beleidsplan PCC, 2005 - 2009 * School Jaar¨Plan, 2008- 2009 * Toetsingscriteria integrale toetsing Master of Music, okt. 2008 * Vleugelplan PCC, okt. 2006 * Diverse borchures, flyers en studiegidsen van andere PCC-opleidingen * Aanvullende informatie over de beoogde invulling van de Leiding van de MoM, 29 okt. 08 * Capaciteitsplan studentenaantallen Mom, 30 okt. 2008.
pagina 41
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
III. Overige documenten * Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs, NVAO 14 febr. 2003 * Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleidingen Hoger Onderwijs, NVAO 15 juni 2005 * Notitie ‘Panel: samenstelling, taakstelling en werkwijze panel’, NVAO 13 juli 2006
pagina 42
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen AEC ba BCP CFI CMS CvB DoMu ECTS ECC FTE / fte hbo HaFaBra HELO HG IELTS IiT IiP KBA KBC (Groep)
Association Européenne des Conservatoires bachelor Beroepscompetentieprofiel Centrale Financiën Instellingen (= agentschap van het min. Van OC&W) Compositie, Muziek- en Studioproductie College van Bestuur Docent Muziek European Credit Accumulation and Transfer System Eerder Verworven Competenties Fulltime Equivalent hoger beroepsonderwijs Harmonie Fanfare Brass band Hanze Elektronische Leeromgeving Hanzehogeschool Groningen International English Language Test Interaction in Instrumental Teaching Interaction in Performance Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt oorspronkelijk: Kredietbank en Cerabank, nu: KBC Groep NV, Banken & Verzekeringen, naamgever van de KBC Muziekprijs KC Koninklijk Conservatorium KM Klassiek Muziek ma master MKE Master Kunsteducatie Mom Master of Music MNR Master Neurorevalidatie MT Management Team NaaIP New Audiences and Innovative Practice NHL Noordelijke Hogeschool Leeuwarden NVAO Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie OBP Ondersteunend en Beheerspersoneel OC Opleidingscommissie OC&W (ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap OP Onderwijzend Personeel OWE Onderwijseenheid PAC Program Advisory Committee PCC Prins Claus Conservatorium PIP Professional Integration Project PSP Persoonlijk Studie Plan SBU Studiebelastinguren SJP School Jaar Plan SPA School of Performing Arts SSP School Strategisch Plan SWOT(analyse) sterkte/zwakte-analyse, voluit: Strengths, Weaknesses, Opportunities & Threats-analyse WAC Werkveldadviescommissie wo wetenschappelijk onderwijs
pagina 43
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe hbo-opleiding Master of Music van de Hanzehogeschool Groningen. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 44
# 3069
NVAO | Hbo Master of Music | Hanzehogeschool Groningen | 28 november 2008 |