hbo-master Leren & Innoveren Hanzehogeschool Groningen en Noordelijke Hogeschool Leeuwarden 17 maart 2009 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Inhoud Inhoud 2
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
4 4 4
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instellingen 3.3 Profiel opleiding
5 5 5 6
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
7 7 12 21 24 26 27
5
Overzicht advies
29
Bijlage 1: Samenstelling panel
30
Bijlage 2: Programma site visits
31
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
33
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
37
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
1 Samenvattend advies Het panel dat de gezamenlijke aanvraag toets nieuwe opleiding hbo-master Leren & Innoveren van de Hanzehogeschool Groningen en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden heeft beoordeeld is met de hogescholen overtuigd van de zin van de aangevraagde hbomaster. De doelstellingen zijn vertaald in een domeinspecifiek beroepsprofiel en in eindtermen die voldoen aan het hbo-masterniveau. Het panel vindt dat deze opleiding een veelbelovende masteropleiding is. Niet alleen omdat er een goede verstandhouding is met het afnemende veld dat zich mede-eigenaar voelt van de opleiding maar ook omdat het panel het beoogde docententeam in staat acht het programma onderwijskundig en onderzoeksmatig op een kwalitatief adequate juiste wijze uit te voeren. In de aanvraag wordt duidelijk gemaakt dat deze master een specifiek ‘noordelijk’ accent heeft. De maatschappelijke problematiek die in het Noorden van het land speelt en de kleinschaligheid van de scholen voor primair onderwijs spelen in de aanvraag een rol van betekenis. Daarom wordt extra aandacht besteed aan de begeleiding van de studenten op de werkplek en zijn maatschappelijke organisaties bij de aanvraag betrokken. Onderwijs en onderzoek hangen nauw met elkaar samen in het programma. Integraal opgezet praktijkgericht onderzoek speelt over de twee studiejaren heen een belangrijke rol. De afgestudeerde is mede daardoor in staat op de eigen werkplek in de school de rol van innovator te vervullen. Onderzoek wordt mede geborgd door samen te werken met de Rijksuniversiteit Groningen die hieraan daadwerkelijk veel belang hecht. Dit blijkt onder meer door het leveren van een bijdrage aan het dagelijks bestuur van de master, door deelname in overlegsituaties en door zitting te nemen in de Quality Board. Het programma verdient nog nadere concretisering. De recente benoeming van gekwalificeerde docenten zal zeker een bijdrage leveren om de uitwerking van het curriculum snel te realiseren. De kennisbasis van de opleiding is voor het panel kwalitatief acceptabel. Bij de onderwerpen kwaliteitszorg, voorzieningen en continuïteit heeft het panel hier en daar wel een kanttekening, maar die zijn niet van invloed op het positieve oordeel op genoemde onderdelen. Het panel adviseert de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe opleiding hbo-master Leren & Innoveren van de Hanzehogeschool Groningen en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Den Haag, 17 maart 2009 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding hbo-master Leren & Innoveren van de Hanzehogeschool Groningen en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. prof. dr. T. Bergen (voorzitter)
pagina 3
drs. C. van de Meent (secretaris)
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
2 Inleiding en verantwoording
2.1
Werkwijze panel Op 22 juli 2008 hebben de Hanzehogeschool Groningen (HG) en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) een aanvraag toets nieuwe opleiding (tno) voor een hbomaster Leren & Innoveren bij de NVAO ingediend. De NVAO had op 2 oktober 2007 een panel van deskundigen benoemd met de vraag adviezen uit te brengen over de aanvragen hbo-master Leren & Innoveren. In het panel is voor deze aanvraag een andere dan de eerst benoemde voorzitter aangewezen als gevolg van een langdurig verblijf elders van de oorspronkelijke voorzitter. De nieuwe voorzitter was reeds panellid, waardoor bij de advisering van deze aanvraag één panellid minder dan gebruikelijk betrokken was. Het ingediende aanvraagdossier bevatte een hoofddocument onder de titel Meester wordt Master, Master Leren & Innoveren. De aanvraag is in eerste instantie toegelicht in 17 bijlagen. Op verzoek van het panel zijn op 11 december 2008, na eerste lezing van het dossier en na telefonisch en mailoverleg, nog 18 bijlagen per mail toegevoegd aan het dossier. Het panel heeft het complete dossier digitaal en grotendeels op papier ontvangen en daarna (nogmaals) bestudeerd. Een eerste bijeenkomst van de panelleden vond plaats op de avond voor het locatiebezoek op 16 december 2008. Het panel heeft tijdens dit overleg de gang van zaken besproken en indrukken uitgewisseld over de opleiding op grond van zijn bevindingen. Tevens zijn vragen geformuleerd die tijdens de gesprekken op 17 december 2008 ter sprake dienden te komen. Aan het eind van het bezoek heeft het panel alle onderwerpen en facetten besproken en beoordeeld..Op grond van de negatief beoordeelde facetten De relatie tussen doelstellingen en programma, Samenhang programma en Kwaliteit personeel kon het panel niet tot een positief advies komen. De opleiding heeft daarop een aanvulling op het oorspronkelijke dossier geschreven. Op 5 februari 2009 heeft de NVAO het aanvullende rapport ontvangen. De NVAO beschouwde hiermee de lopende aanvragen als ingetrokken. Zij stelde vast dat een nieuwe gemeenschappelijke aanvraag was ingediend. Het aanvullende rapport werd bij het oorspronkelijke informatiedossier gevoegd . Het panel heeft die aanvulling met de opleiding besproken op 2 maart 2009 in Groningen, locatie Hanzehogeschool. Op grond van de bevindingen tijdens de twee site-visits heeft de secretaris een conceptadvies opgesteld en dat de panelleden voorgelegd voor commentaar. De opmerkingen van de panelleden zijn verwerkt in een tweede versie van het advies. Dat tweede conceptadvies is uitsluitend afgestemd met de voorzitter, met goedvinden van de panelleden, aangezien de gemaakte opmerkingen niet van wezenlijk belang waren voor een definitieve versie. Het definitieve advies is op ……….. naar de NVAO verstuurd.
2.2
Opbouw paneladvies Het advies begint met een samenvatting. De verantwoording en de werkwijze worden in het tweede hoofdstuk verwoord. Het ontstaan van de opleiding en de plaats die de hbo-master inneemt, landelijk en internationaal, komen aan de orde in een beschrijving van de instelling
pagina 4
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
en de opleiding. Met een beoordeling per facet en per onderwerp is het panel gekomen tot completering van het voorliggende advies. Informatie over de samenstelling van het panel, een overzicht van bestudeerde documenten en een lijst met afkortingen worden in de bijlagen gegeven.
3 Beschrijving van de opleiding
3.1
Algemeen Land Instellingen Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector
3.2
Nederland Hanzehogeschool Groningen en Noordelijke Hogeschool Leeuwarden hbo-master Leren & Innoveren master hbo Master of Education Groningen, eventueel Leeuwarden en Zwolle deeltijd onderwijs en lerarenopleiding
Profiel instellingen De Hanzehogeschool Groningen (HG) telt ruim 24.000 studenten en circa 2.600 personeelsleden en heeft vestigingen in Groningen, Assen, Leeuwarden en Amsterdam. De hogeschool kent ruim 25 lectoraten voor toegepast onderzoek. Het onderwijsaanbod van de Hanzehogeschool Groningen omvat 70 bacheloropleidingen, 4 programma's voor Associate degree en 13 masteropleidingen. Er zijn zowel Nederlands-, als Duits- en Engelstalige opleidingen. Jaarlijks maken ongeveer 1.500 cursisten uit het bedrijfsleven gebruik van het contractonderwijs bij HanzeConnect, de zakelijke dienstverlener van de hogeschool. De Hanzehogeschool bestaat in haar huidige vorm sinds 1 april 1993 uit een fusie tussen de Rijkshogeschool Groningen en de Hanzehogeschool Groningen. De geschiedenis voert terug tot 1798, toen de Academie voor Teken-, Bouw- en Scheepvaartkunde werd opgericht. De Hanzehogeschool Groningen leidt ondernemende, maatschappelijk verantwoordelijke en internationaal georiënteerde professionals op en draagt bij aan de kenniscirculatie. Centraal in het onderzoeksbeleid staan de lectoraten. Zij zorgen voor een voortdurende actualisering van het opleidingenaanbod van de HG. Een lectoraat brengt het desbetreffende kennisdomein verder tot ontwikkeling, genereert kennis en laat deze kennis weer terugvloeien naar het werkveld, past de kennis toe in de curricula van initiële opleidingen en in na- en bijscholingsprogramma’s voor het werkveld. De Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) verzorgt voor ruim 10.000 studenten competentiegericht onderwijs, verricht toegepast en praktijkgericht onderzoek en verzorgt contractactiviteiten. Bij de NHL werken meer dan 1000 mensen. De hogeschool beschikt over een breed aanbod van bacheloropleidingen, masters en associate degrees. De student formuleert binnen de kaders van de beroepscompetenties zijn onderwijsvraag. De NHL zet daar leerroutes tegenover. De hogeschool heeft nauwe banden met de beroepspraktijk en verricht continu onderzoek. De NHL wil uitgroeien tot University of
pagina 5
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Applied Sciences en richt zich in haar onderzoek op de behoefte van het noordelijk bedrijfsleven. Dit leidt tot professionalisering van de beroepspraktijk en van het onderwijs. Het onderzoek is naar de mening van de NHL, praktijkgericht, ontwikkelingsgericht en wetenschappelijk verantwoord. Het bedrijfsleven vraagt om grensoverschrijdend, toepasbaar onderzoek. De NHL tracht dit te leveren en versterkt daarmee de regionale kennisinfrastructuur. De NHL kent 4 lectoraten onder meer op de gebieden van zorg en veiligheid. De samenwerking tussen de educatieve opleidingen van HG, NHL en Rijksuniversiteit Groningen (RUG) loopt al gedurende vele jaren en heeft zich ontwikkeld tot een educatieve infrastructuur. Sinds 1998 bestaat een samenwerking tussen de eerstegraads opleidingen van de RUG en de NHL. In 2002 is de samenwerking geformaliseerd. De huidige zeven deeltijdopleidingen van de NHL worden uitgevoerd door docenten van de NHL en de RUG. Sinds 2002 wordt gewerkt met een gemeenschappelijk stagebureau voor de lerarenopleidingen vo van de NHL, HG en RUG. De lerarenopleidingen po en vo in NoordNederland werken samen in projecten waaronder het regionale platform onderwijsarbeidsmarkt en een project op het gebied van schoolontwikkeling en innovatie. De HG, RUG en NHL hebben juni 2008 een intentieverklaring ondertekend om te komen tot een Professional Graduate School of Education. Hierin worden alle professionele educatieve masteropleidingen in Noord-Nederland ondergebracht. De bestaande masteropleidingen, waaronder de vakmasters en Pedagogiek en Godsdienst, en de master Leren & Innoveren gaan deel uitmaken van deze graduate school. Via de graduate school wil een consortium van scholen de eigen docenten toegepast onderzoek in de scholen laten doen en zo hun onderwijsontwikkeling meer ‘evidence based’ maken. Ook wordt gedacht om in samenwerking met de RUG een meer academische opleiding van docenten in het po en vo op te zetten.
3.3
Profiel opleiding Het initiatief tot deze aanvraag sluit aan bij de landelijke ontwikkeling. De instellingen verwijzen naar het rapport Master of Education en het Competentieprofiel Master Leren & Innoveren van de Stuurgroep beleidsagenda lerarenopleidingen van de HBO-raad. Een door het Landelijk Platform Beroepen in het Onderwijs (LPBO) uitgezet onderzoek van oktober 2006 laat zien dat er in het po, so, vo en bve behoefte is aan een educatieve professional master, die in staat is om een actieve bijdrage te leveren aan school- en onderwijsontwikkeling. Deze master of Education is een primus inter pares, die binnen de school als voorbeeldige docent meerdere rollen kan vervullen. Hij is een onderwijskundig leider met inhoudelijke en moreel gezag. De voorbereiding van de opleiding is uitgevoerd in twee stappen. In de eerste stap heeft een ontwikkelgroep van drie personen de inhoudelijke basis voor de opleiding ontwikkeld. Hierop heeft raadpleging door het veld plaatsgevonden. In de tweede stap is door een projectgroep van vier personen het dossier voor de toets nieuwe opleiding klaargemaakt. Een stuurgroep van drie leidinggevenden uit de HG en NHL is eindverantwoordelijk voor de aanvraag van de master Leren & Innoveren. De HG en NHL zijn voornemens de uitvoering van de master Leren & Innoveren in fasen te laten verlopen. Dat geldt zowel voor het aantal toe te laten studenten als het aantal opleidingsplaatsen. De HG en NHL verwachten met deze benadering aan te sluiten bij de uitkomsten van het behoeftenonderzoek.
pagina 6
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Het onderwijs staat in het brandpunt van de maatschappelijke en politieke belangstelling door het probleem van het lerarentekort, maar ook is er veel discussie rond de kwaliteit van het onderwijs. Tegelijkertijd is er de zorg over de toename van probleemleerlingen en een te hoge schooluitval in vooral het vmbo en mbo. De druk op scholen om voldoende zorgbreedte te bieden neemt toe, waarbij scholen geacht worden aan te sluiten bij de zeer diverse leefwereld van leerlingen en onderwijs op maat te bieden. De HG en NHL willen met de master Leren & Innoveren bijdragen aan zowel de gevraagde kwaliteitsimpuls als aan de loopbaanontwikkeling van docenten. Scholen vragen de lerarenopleidingen deze master te ontwikkelen en in samenwerking met het regionale onderwijsveld verder uit te bouwen. Nieuwe opleiding voor Nederland Meer hogescholen hebben een aanvraag voor de hbo-master Leren & Innoveren ingediend. Nieuwe opleiding voor de instelling De master Leren & Innoveren is nieuw voor de HG en de NHL. Beide instellingen willen op grond van deze gezamenlijke aanvraag een licentie verwerven. Studieomvang De studieomvang bedraagt 60 studiepunten. De studieduur is verdeeld over twee jaren.
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel.
4.1 4.1.1
Doelstellingen opleiding Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen Het profiel en de bijbehorende competenties van het LPBO-onderzoek dienden als uitgangspunt voor een behoeftenonderzoek. Het onderzoek omvatte een uitgebreide vragenlijst voor docenten en daarnaast zijn er interviews met schoolleiders en direct betrokken actoren uit het onderwijs uitgevoerd. Dit onderzoek wijst uit dat onder de doelgroep, met name docenten uit het po, vo en bve, behoefte is aan een master Leren & Innoveren. Er is een marktpotentieel van 1280 docenten. Bij de aanname dat de NHL en HG een marktaandeel van 50% zullen hebben, levert dat een instroom op van 640 studenten. Bij een door de instellingen genormeerde instroom van 50 studenten per jaar heeft de opleiding voor vele jaren een bestaansgrond. Als belangrijkste redenen voor het willen volgen van de opleiding noemen de docenten interesse in onderwijsvernieuwing en
pagina 7
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
persoonlijke carrièreontwikkeling. De schoolleiders bevestigen het nut van de master en voorzien ook een grote doelgroep. Een vertegenwoordiging uit het onderwijsveld heeft aangegeven dat de beoogde master een belangrijke rol kan spelen bij de noodzakelijke onderwijsontwikkeling. Deze klankbordgroep vormt een vervolg op eerder gehouden raadplegingen en is de voorloper van een definitief in te stellen werkveldadviescommissie. Vanaf januari 2008 zijn vertegenwoordigers van scholen en ROC’s vier keer bij elkaar geweest met interne deskundigen van NHL en HG. Ook is een groep consultants van het Educatief Centrum Noordoost Nederland geraadpleegd. De landelijke studiedag van masteropleidingen op 16 mei 2008 in Utrecht is benut om met andere hogescholen, die de master Leren & Innoveren ontwikkelen of ontwikkeld hebben, overleg te voeren. De opleiding voldoet aan de SBL-competenties, zoals die landelijk voor deze master beschreven zijn. Zij geeft als nadere concretisering hiervan dat in de masteropleiding het leren van docenten centraal staat en dat de docenten teamspeler en rolmodel voor hun leerlingen en collega’s zijn De master Leren & Innoveren leidt op tot onderwijskundig leiderschap. Als de school zich weet te transformeren in een lerende organisatie mag ze zichzelf met recht bestempelen als een echte ‘community of learners’ waarin het principe van een levenlang leren leidend is. Innovaties staan ten dienste van facilitering en permanente verbetering van het leer- en professionaliseringsproces van alle betrokkenen. Een onderzoekende en reflectieve leerinstelling is daarbij van essentieel belang. Als procesbegeleider kan de master de kwaliteit van een docententeam zo benutten dat het collectief beter wordt dan de som der delen. De master heeft oog voor de belangen van de onderwijsinstelling waarvoor hij werkt, en voor de netwerken waarbinnen de school functioneert. Hij heeft niet alleen diepgaande kennis van het onderwijs, vanuit autonoom verworven vakmanschap en werkervaring, maar is ook bekend met (inter)nationale onderwijskundige ontwikkelingen en hun wortels. De master heeft oog voor problemen door ‘out of the box’ te denken en dat te analyseren en te benaderen vanuit een breder perspectief dan vanuit de primaire onderwijsprocessen alleen. Hij beschikt over academisch gefundeerde kennis en is bekend met de ‘state of the art of good practices’ die hij via eigen ontwikkeling en onderzoek weet te voeden. Kennis van innovatietheorieën en beheersing van implementatie-strategieën zijn daarbij een vereiste. De opleiding wil de studenten leren te focussen op het toepassen van bedrijfskundige modellen, verwant met systeemdenken en het management van human resources om effectiever te kunnen werken. De opleiding hanteert vijf sleutels voor succes voor een innovatieve lerende organisatie. Deze sleutels zijn: helder eigenaarschap, inspirerende concepten, professionele aanpak, duidelijke resultaten, expliciet leren. Leren is voor de opleiding innoveren in ontwikkeling, vanuit eigen aard, talenten, beperkingen en waarden. Met hoofd, hart en handen open voor nieuwe kansen tot ontwikkeling. Van belang is hierbij dat er gewerkt wordt met concepten, waarbij het gaat om de stadia: Eilandinnovatie, het innovatietraject kent allerlei activiteiten die op zich meer of minder goed zijn uitgewerkt;
pagina 8
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
-
Bruginnovatie, de structuur van losse brokstukken wordt verlaten en er wordt gestreefd naar meer samenhang tussen de delen van het innovatieproject; Programmatische innovatie, er is sprake van een samenhangende of integrale planning van het innovatietraject vanuit een toekomstvisie van de partnerorganisaties; Resultaatgerichte innovatie, de partnerorganisaties willen met hun innovatieprogramma bepaalde resultaten bereiken en sturen op basis hiervan de voortgang van projecten. Lerend innoveren, op basis van reflectie wordt gezorgd voor borging en transfer van opgedane kennis en kunde. De partnerorganisaties zijn lerende organisaties geworden die zichzelf in open interactie met hun omgeving zelfsturend verder ontwikkelen De route via deze vijf stadia kan als ontwikkelingslijn worden beschouwd, die ook binnen de opleiding maatgevend is. De belangrijkste stakeholders voor de opleiding zijn de partnerorganisaties, in casu de werkgevers van de studenten. Idealiter ‘detacheren’ zij hun excellente leraren naar de opleiding, waarna de opleiding hen op hun beurt, via het scholings- en begeleidingstraject, ‘terugdetacheert’ met een innovatieopdracht vanuit de opleiding. Dat kan alleen als dat product wordt ontwikkeld en geïmplementeerd in opdracht van en in dialoog met de werkgever als opdrachtgever. Deze driehoek moet sluitend zijn om maximaal effect te kunnen sorteren. Op grond van genoemde elementen luidt het competentieprofiel voor de master: Maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen signaleren en de betekenis voor de eigen context bepalen. Onderwijskundige trends en inzichten ‘vertalen’ naar de eigen context. Ontwikkelingen in de zorgbreedte (ketenzorg) gebruiken voor verbetering van de schoolse leeromgeving. Actief opereren binnen bestaande educatieve netwerken. Daarnaast is de master een bruggenbouwer tussen schoolbeleid (management) en de werkvloer, topdown en bottom-up. Om deze positie in de school te kunnen vervullen kan de master meerdere rollen uitoefenen. Deze zijn: Excellent docent, die een rolmodel is voor collega’s . Onderwijskundig leider, die op grond van actuele kennis en moreel gezag bindt en verbindt en die de human resources van een team optimaal benut. Change agent, die vanuit een heldere visie en interpersoonlijke kwaliteiten collega’s kan motiveren voor en coachen in veranderingen en die oog heeft voor de grenzen in de organisatie. Innovator en ontwerper, die nieuwe methoden en instrumenten ontwerpt vanuit een ‘state of the art’ theoretisch onderwijskundig referentiekader en die inzicht heeft in maatschappelijke ontwikkelingen. De master kan vakgebiedoverstijgend denken en werken. Onderzoeker, die een reflective practioner is met een academische houding en die evidence based kan denken en handelen. Overwegingen Het panel stelt vast dat de beroepspraktijk is betrokken bij de aanvraag en de omschrijving van het beroepsprofiel en de bijbehorende rollen. De betrokkenheid is zowel via de landelijke organisaties als via raadplegingen van het regionale werkveld gezocht en gevonden. De eindkwalificaties zijn in vier werkveldbijeenkomsten besproken en het werkveld heeft in het gesprek tijdens het locatiebezoek aangegeven dat de inhoud van het
pagina 9
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
curriculum is bijgesteld op grond van hun opmerkingen. Dat heeft onder meer geleid tot een meer oriënterend theoretisch1e jaar en tot wijzigingen in de opgestelde tripartiete overeenkomst. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
4.1.2
Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen De master: toont een hoog conceptueel kennisniveau (abstractievermogen) en metacognitieve capaciteiten. vertaalt objectkennis (wetenschappelijke kennis) naar de eigen schoolcontext en lost problemen uit de schoolcontext op met gebruikmaking van wetenschappelijke kennis. maakt de eigen impliciete kennis (tacit knowledge) expliciet en deelt deze met de omgeving om zo te komen tot een zekere mate van objectiveerbaarheid. vertaalt beleids- en maatschappelijke ontwikkelingen naar de eigen context. Hij beschikt over een pro-actieve houding bij het signaleren van (internationale) trends en beoordeelt deze op de betekenis voor het onderwijs in de eigen school. signaleert onderwijskundige ontwikkelingen en beoordeelt deze op hun relevantie voor de eigen context. verbindt meso- en microniveau met elkaar: van management naar werkvloer en vice versa. Relatiematrix Dublindescriptoren – SBL-competenties – Programma Dublin descriptor
Toetskader
SBL-competenties en rollen
Omschrijving vanuit koppeling naar onderwijsprogramma
Kennis en inzicht
Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
Interpersoonlijk Pedagogisch Didactisch Teamontwikkeling Omgeving
Kennisbasis van de onderwijsdomeinen: - Leren en Innoveren - Schoolontwikkeling - Begeleiding Onderzoeksopdrachten maken deel uit van deze domeinen
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.
Interpersoonlijk Pedagogisch Didactisch Organisatorisch Teamontwikkeling Omgeving Reflectie
Toepassing kennis en inzicht
Rol: excellent docent
Toepassing van de kennisbasis van bovenstaande domeinen d.m.v. contextgebonden opdrachten en onderzoeken
Rol: excellent docent en ontwerper
pagina 10
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Oordeelsvorming
Communicatie
Leervaardigheden
Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen
Teamontwikkeling Reflectie
Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, aan nietspecialisten. duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten
Interpersoonlijk Teamontwikkeling Omgeving
Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter
Reflectie
Rol: onderwijskundig leider en onderzoeker
Rol: onderwijskundig leider en change Agent
Rol: onderzoeker en vernieuwer
- De didactische vormgeving van het onderwijs via communities of learning eist oordeelsvorming; - Beoordelen van de relevantie van onderzoeksuitkomsten - De rol van onderwijskundig leider wordt vervuld in de eigen school. Ook in een community (team) wordt een oordeel verwacht over het werk en producten van anderen.
Resultaten van praktijkonderzoek worden gepresenteerd en gepubliceerd in de vorm van workshops (eigen team, studiedagen), publicaties in tijdschriften of via het web.
Het uit te voeren praktijkonderzoek dwingt tot verdieping van kennis en sturing van eigen leren.
Overwegingen Het panel heeft kennis genomen van de omschreven beroeps- en masterkwalificaties en de matrix. Het panel acht op grond van de verstrekte gegevens het masterniveau aangetoond. Het niveau van de gebruikte literatuur is acceptabel. Het beoogde niveau van de eindkwalificaties is weliswaar masterwaardig, maar de uitwerking in het programma is wat ‘mager’ qua omvang en diepgang (zie 4.2.2). Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende.
4.1.3
Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in hbo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. – Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen Een afgestudeerde is in staat om binnen de diversiteit van scholen te bepalen wat voor zijn school leeractiviteiten zijn die zijn onderwijspraktijk vooruit helpen. Hij kan dus vraaggestuurd opereren binnen het beschreven competentieprofiel. De afgestudeerde kan de rol van zelfstandig onderzoeker inzetten om een bijdrage te leveren aan de kennisontwikkeling en het professionaliseren van zichzelf en zijn collega’s. De geconsulteerde vertegenwoordigers van scholen adviseren de ambitie van de opleiding goed af te stemmen op de mogelijkheden van de doelgroep: praktijkmensen die een stap
pagina 11
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
vooruit willen komen op grond van een geëxpliciteerde visie. De opleiding dient geen universitaire ambities te hebben: het praktijkonderzoek mag groot zijn en van een hoog niveau, maar het moet betekenis hebben voor de ontwikkeling van de eigen praktijk. Het niveau van de opleiding moet blijven passen bij de brede doelgroep van po-, vo- en bvedocenten. Het onderwijs heeft behoefte aan docenten die een leidende rol kunnen vervullen bij de gewenste kwaliteitsverbetering en innovatie. Het regionale behoeften onderzoek en het landelijke onderzoek van het LPBO ondersteunen dat standpunt. Het competentieprofiel en de rollen zoals hierboven zijn beschreven, zijn aan meerdere externe en interne deskundigen voorgelegd. Alle geraadpleegden bevestigen het nut van de master met het beschreven competentieprofiel. Wel wordt benadrukt dat het onderwijsveld zo divers is dat het profiel tot verschillende maatwerkinvullingen moet kunnen leiden. In de intakeprocedure komt dit aan de orde, waardoor de school mede verantwoordelijk wordt voor de opleiding. Het vraaggestuurde tweede jaar van de opleiding wordt benut voor de afstemming met de behoeften en mogelijkheden van de beroepspraktijk. Overwegingen De opleiding heeft een brede scope. Niet alleen het onderwijs is betrokken bij de aanvraag, maar ook de zorgsector en bedrijven zijn ingeschakeld om deze master inhoud te geven, mede met het oog op de specifieke maatschappelijke problematiek in de regio. Het panel stelt vast dat de omschreven breedte een eigen accent geeft aan deze master in vergelijking tot andere door het panel beoordeelde masters. Het panel vindt dat relevante beroepenvelden zijn betrokken bij de opzet van de aangevraagde master en dat de betrokkenheid voldoende is uitgewerkt in de opzet van het curriculum. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
4.1.4
4.2
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding Het panel acht onderwerp 1 Doelstellingen opleiding voldoende gezien de voldoendes voor de onderliggende facetten.
Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3.
4.2.1
pagina 12
Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. – Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk.
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Bevindingen Het leerplan en de begeleiding zijn zo ingericht dat er sprake is van het principe ‘teach as you preach’. In de opleiding wordt het leren deels in heterogene (po, vo, bve) leergroepen of communities gepraktiseerd. De opleiding Leren & Innoveren brengt een conceptuele kennisbasis aan die het niveau en de diepgang van de bachelor overtreft en laat studenten wetenschappelijke publicaties lezen en interpreteren op de relevantie voor de ontwikkeling van de eigen context. Het ‘leren van docenten’ komt tot uitdrukking in de verwerving van agogische vaardigheden en ervaring met teamleren. Een master Leren & Innoveren wordt opgeleid om het initiatief te nemen. Studenten ontwikkelen hiervoor een breed referentiekader vanuit de theorie, good practices en met medestudenten gedeelde ervaringen. Het totale programma ziet er als volgt uit: Onderwijsdomein Leren en Innoveren: leerpsychologie, nieuwe media, wetenschappelijke publicaties, het nieuwe leren, praktijkonderzoek Schoolontwikkeling: lerende organisatie, systeemtheorie, kwaliteitszorg, onderwijstechnologie, praktijkonderzoek Begeleiden: leren van docenten, teamleren, begeleiden van veranderprocessen, agogiek, toepassing in beroepscontext Methoden van Onderzoek: soorten praktijkonderzoek, kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Afstudeerproject Keuzeruimte Persoonlijke en professionele ontwikkeling Totaal
Aantal studiepunten 10 7 7 4 20 8 4 60
Overwegingen De opleiding heeft uitstekende banden met de beroepspraktijk, zo is gebleken uit de gesprekken met het werkveld. Het werkveld vindt de opleiding aansluiten op de vraag en daarmee ook op de omschreven actuele problemen die het onderwijs overal, maar zeker ook in het Noorden van het land, bezig houden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen De formele bekwaamheidseisen die aan de master Leren & Innoveren worden gesteld, zijn maatgevend bij de beoordeling van de individuele en collectieve prestaties. Het verschil tussen sectoren is groot. Het po is vaak kleinschaliger dan het vo en bve, tenzij po-scholen
pagina 13
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
in een cluster opereren. Dit heeft invloed op de wijze waarop in de school rollen kunnen worden vervuld en coaching kan worden verstrekt. Hierover worden met de scholen afspraken gemaakt bij de start van de opleiding van een student. De verschillen tussen scholen in dezelfde sector qua stadium van onderwijsontwikkeling en innovatie zijn eveneens omvangrijk. In de begeleiding van de persoonlijke en professionele ontwikkeling van een student worden die verschillen vertaald in keuzen voor contextgebonden studietaken en invulling van de praktijkonderzoeken. Hoewel een deeltijdopleiding grenzen stelt aan de mate van maatwerk, moet de flexibiliteit zo groot mogelijk zijn. In de lerende teams worden een aantal kernwaarden centraal gesteld die, mede via individueel gerichte coaching en studiebegeleiding door de kerndocent, individueel moeten worden bewaakt. Bij de competentiegestuurde opleiding past een constructivistische benadering. Dat betekent dat de theoretische kennis en vaardigheden (kennisbasis) pas betekenis krijgen wanneer ze in betekenisvolle contexten worden toegepast. Metacognitieve processen zijn nodig voor de noodzakelijke zelfsturing en zelfregulatie. De uitgangspunten en de verwoorde visie leiden tot drie pijlers voor de inrichting en vormgeving van het leerplan: interactie en dialoog, praktijkgestuurdheid en onderzoek in een doorlopende lijn. Onderzoek kan gedaan worden in samenwerking met een collega uit de eigen school of een medestudent van een andere school. De internationale oriëntatie krijgt aandacht door bestudering van internationale bronnen en publicaties, door het stimuleren van bezoek aan (internationale) conferenties en door studiedagen waar buitenlandse deskundigen optreden. De keuzeruimte kan benut worden om een buitenlandse excursie te organiseren. De RUG als partner maakt het mogelijk een beroep te doen op de daar aanwezige buitenlandse (gast)docenten. Het programma is voor het 1e jaar redelijk uitgewerkt en globaal voor het 2e jaar. Er zijn drie domeinen (Leren en Innoveren, Schoolontwikkeling en Begeleiden), één module (Methoden en Technieken), het afstudeerproject en de keuzeruimte. Daarnaast is er de lijn van de persoonlijke en professionele ontwikkeling. Als voorbeeld de uitgewerkte module ‘leren en innoveren’:
pagina 14
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Modulenaam Competenties
Indicatoren
Doelen
Inhoud
Didactische vormgeving
Studielast Studiemateriaal Toetsing
Bijzonderheden
pagina 15
Leren en Innoveren Competentie 1: Inter-persoonlijk Competentie 2: Pedagogisch Competentie 3: Didactisch Competentie 5: Omgeving Competentie 6: Reflectie en ontwikkeling 2.2 en 1.3 2.1, 2.2 en 2.3 3.1 t/m 3.5 5.1 t/m 5.3 6.2 • Een student kent de theorieën die ten grondslag liggen aan de leerpsychologie en kan deze relateren aan eigen opvattingen • Een student kan trends in maatschappelijke ontwikkelingen verwoorden en deze relateren aan de betekenis voor de eigen context • Een student kan de betekenis van de ontwikkeling van nieuwe media voor leeromgevingen verwoorden en toepassen op de mogelijkheden van de eigen context • Een student kan wetenschappelijke publicaties lezen en interpreteren in het licht van nieuwe inzichten in leren en onderwijzen • Een student kan een evaluerend praktijkonderzoek doen naar de stand van zaken m.b.t. innovatie(potentie) van de eigen context • Een student kan zijn eigen werkconcept verwoorden m.b.t. zijn impliciete opvattingen en werkwijzen • Onderwijs in beweging: de actuele onderwijsontwikkelingen; de maatschappelijke context van onderwijs; sociaalmaatschappelijke veranderingen; • Leren: Leertheorieën; percepties van leren; leren van volwassenen/docenten; • Innoveren: actuele inzichten mbt innovaties en innovatietheorieën • Leren en onderwijzen: inzicht in nieuwe en bestaande onderwijsarrangementen en instructiemethodieken • E-learning: de betekenis van e-learning voor de leeromgeving en consequenties ervan voor het curriculum. • Praktijkgericht onderzoek • docentgestuurde activiteiten • teamleren • toepassing en onderzoek in kleine groepjes/communities • zelfstudie 10 studiepunten Zie kennisbasis, nader te bepalen • Schriftelijke kennistoets • Mondelinge verantwoording naar medestudenten en beoordelaars van toepassingstaken en onderzoeksopdrachten • Positief resultaat is voorwaarde voor toelating eerste assessment Gebruik elo
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
De kennisbasis voor de module is de volgende: • Nieuw leren waarderen, schoolmanagers VO, febr.2006 • Het didactische werkvormenboek, Hoogeveen en Swinkels,1996 • Zin in leren, Luc Stevens, 2002 • Koop een auto op de sloop, Alex van Emst, 2002 • Gebruik je hersens, Simon van Ettekoven, 2002 • De entourage van het leren, Kees Vreugdenhil, 1999 • Leer als een speer, J.W. van den Brandhof, 2004 • The differentiated classroom, Carol Ann Thomlinson, 1999 • Managing diverse classrooms, C, Rothstein en E. Trumbull, 2008 • D. de Bie (2003), Morgen doen we het beter • Dochy & Nickmans (2005), Competentiegericht opleiden en toetsen • T. van der Veen / J. van der Wal, Van leertheorie naar onderwijspraktijk. Groningen, Wolters 2008; • K. Stokking e.a. (red.), Van onderwijs naar leren. Leuven, Garant 2000 • M. Rondeel e.a., Kennis maken: leren in gezelschap. Schiedam, Scriptum 2002 • R.K. Sawyer, The Cambridge Handbook of the - Learning Sciences. Cambridge 2006 • Gagne, R.M., Briggs, L.J., Wager, W.W., Principles of Instructional Design, Wadsworth, 1992. Per domein komt de daarbij behorende kennisbasis aan bod. De kennisbasis wordt daarmee ‘just in time’ toegepast in meerdere praktijkgerichte opdrachten en in contextgebonden onderzoek. Het domein Methoden van Onderzoek brengt kennis en vaardigheden aan voor de uitvoering van praktijkonderzoeken bij de diverse domeinen en het afstudeeronderzoek. Statistische kennis maakt deel uit van dit domein. De kennisbasis wordt in de eerste helft van 2008/09 verder uitgewerkt als onderdeel van het leerplan. Componenten van de opleiding zoals werken aan studietaken in de eigen werksituatie, uitvoeren van praktijkonderzoeken, werken in een digitale setting en het opbouwen van een portfolio zorgen er voor dat een student in steeds wisselende situaties werkt aan het verwerven van zijn competenties. Elke fase wordt afgesloten met een summatief assessment, waarbij het eerste assessment ook een ontwikkelingsgericht karakter heeft. De opleiding brengt op grond van het eerste assessment een advies uit, dat mede de basis is voor het POP van de tweede fase. Schriftelijke kennistoetsen worden minimaal twee keer per jaar afgenomen en mondelinge toetsen gebeuren op afspraak. De opleiding wordt afgesloten met een integraal assessment, waarin een student moet aantonen dat de door hem bewandelde opleidingsroute tot de vereiste kwalificaties heeft geleid. In het programma zijn twee integrale beoordelingsmomenten opgenomen in de vorm van assessments, waarbij het opgebouwde portfolio het belangrijkste instrument is. Een in te stellen Quality Board bewaakt het niveau en de inhoud. Overwegingen Bij het domein Methoden van Onderzoek stelt het panel vast dat het totale onderzoek over de twee jaar heen een omvang heeft van 33 studiepunten. Het onderzoek kan tot een eindwerkstuk van voldoende niveau en diepgang leiden. Door het werken aan één onderzoek dat in het 1e jaar wordt geproblematiseerd en beschreven en in het tweede jaar wordt uitgevoerd en waarvan de resultaten zo mogelijk worden geïmplementeerd, kan het onderzoek een integratief karakter krijgen en kan het de samenhang in het programma
pagina 16
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
bevorderen. Studenten kunnen de vaardigheden verwerven die nodig zijn om na de opleiding zelfstandig praktijkonderzoek te verrichten op de eigen werkplek in school. De benoemde thema’s per domein zijn beperkt en geven (nog) geen uitgebalanceerd beeld van het geheel van de inhoud van een domein. Het panel vindt een nadere uitwerking noodzakelijk. De toezegging dat de uitwerking uiterlijk april / mei 2009 voltooid zal zijn, geeft het panel het vertrouwen dat het programma bij aanvang van de opleiding en detail aanwezig is. De invulling van de keuzeruimte levert een bijdrage om het studieprogramma te completeren in de richting die voor de opleiding acceptabel en voor de student verdiepend is. Zoals tijdens de gesprekken genoemd kan de keuze van een student leiden tot het leveren van een bijdrage op een congres of het uitwerken van onderzoeksresultaten tot een artikel in een vaktijdschrift, maar ook tot een verbreding en verdieping van het beoogde masterniveau door onderzoek en literatuurstudie. De vraagtekens die het panel had bij de toetsing zijn door het aanleveren van een helder toetsschema en de daarbij gegeven toelichting weggenomen. Tot slot stelt het panel vast dat de opleiding goed heeft nagedacht over het werkplekleren. De begeleiding van studenten op kleine scholen voor primair onderwijs zonder begeleidingscapaciteit wordt ondervangen door de eventueel noodzakelijke inschakeling van externe deskundigen. Het panel acht die gang van zaken een juiste keuze. Het vastleggen van basisbronnen (verplichte literatuur) en aanvullende bronnen (facultatieve literatuur) per onderwijseenheid levert een bijdrage aan de noodzakelijke kenniskwaliteit van de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen De opleiding kent twee professionaliseringomgevingen: die van de opleiding en die van de beroepscontext. In de inhoud en begeleiding worden deze twee omgevingen met elkaar verbonden: theorie en (agogische) vaardigheden worden beoordeeld op betekenis voor de school en toegepast in studietaken en onderzoek. Het portfolio in de lijn van persoonlijke en professionele ontwikkeling is het belangrijkste instrument om de samenhang tussen opleiding en beroep te laten zien. De activiteiten binnen de Community of Learning zijn gericht op de voorbereiding en begeleiding van de onderzoeksopdracht. Hierbij wordt aan de theorie betekenis gegeven (verwerking) door in te gaan op de verschillende perspectieven en deze waar nodig te verdiepen. Het bij het begin van de opleiding af te sluiten tripartiete contract schept duidelijkheid op dat punt naar de betrokken partijen. De opleiding kent drie te onderscheiden componenten: de lijn van de kennisbasis (theorie), de onderzoekslijn en de lijn van de persoonlijke en professionele ontwikkeling. De onderdelen zijn onderling met elkaar verbonden. Het intake assessment maakt geen onderdeel uit van het leerplan, maar is het wel cruciaal om keuzes te kunnen maken voor het POP en portfolio.
pagina 17
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
In de verticale opbouw zijn twee fasen te onderscheiden van elk 30 studiepunten. De eerste fase brengt een min of meer generieke kennisbasis aan, waarbij de opleidingssturing dominant is aan de vraagsturing. De tweede fase is sterk vraaggestuurd vanuit de student en zijn beroepscontext.
Overwegingen De kennisbasis vormt één blok en brengt daardoor samenhang in het totaal De drie domeinen (zie 4.2.2) vormen samen de kennisbasis, van waaruit een student zicht krijgt op de perspectieven waarmee in het onderzoek de eigen beroepspraktijk onderzocht en geanalyseerd wordt. In jaar 1 wordt de context vermeld – hoewel het geen leerlijn is- om aan te geven dat de schoolomgeving onmisbaar is voor de keuze van het onderzoeksonderwerp en de keuze vanuit welke (theoretische) perspectieven er naar de eigen praktijk kan worden gekeken. In het tweede jaar vervult de student zijn rol als onderwijskundig leider geheel binnen de schoolcontext. Daarmee, acht het panel, wordt samenhang in het programma op operationeel niveau daadwerkelijk gerealiseerd, mede door de koppeling aan de professionele ontwikkeling van de leraar. De invulling van de keuzeruimte kan door de onderliggende, in de aanvraag beschreven voorwaarden, eveneens de samenhang bevorderen. Door de kwaliteit van de begeleiding op de school (de werkplek), met name in het po, te garanderen, wordt de werkplek voor de student eveneens een samenhangend en bindend element in het totaal van het programma. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen Studenten hebben als regel volle agenda’s vanuit werk, privé en sociale verplichtingen. Vaak betreft het mensen uit de leeftijdscategorie met opgroeiende kinderen, die ook nog eens meerdere jaren uit het studieproces zijn. Daar komt nog eens bij dat de reisafstanden in Noord- en Oost-Nederland groot zijn. De opleiding kiest voor een dag(deel) waarop alle begeleidingsactiviteiten plaatsvinden. Als regel is dat één dagdeel, maar in bepaalde gevallen wordt voor een hele dag gekozen. In een jaarrooster is dat vooraf aangegeven. In het intake assessment komt het punt van beschikbare studietijd aan de orde. Dit is onderdeel van de advisering en wordt zoveel mogelijk als onderdeel van het tripartiete contract opgenomen. De opleiding gaat ervan uit dat een student 20 studie-uren per week beschikbaar heeft. Facilitering door de school binnen de taakbelasting is nodig om de nominale studieduur van twee jaar ook te kunnen halen. Binnen de aanwezige elektronische omgevingen van HG en NHL wordt een intranetstructuur ingericht, die de noodzakelijke informatie bevat voor de studievoortgang, zoals een jaarrooster voor begeleide onderwijsactiviteiten en toetsing. Hoewel de organisatie uitgaat van een tweejarig curriculum, is de opbouw voldoende geflexibiliseerd om een persoonsgebonden planning te maken. Hierbij wordt opgemerkt dat de opleiding groepsprocessen erg belangrijk vindt. De opleiding gaat voor het eerste
pagina 18
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
studiejaar uit van één begeleid dagdeel per week gedurende 32 weken per jaar. Daarnaast zijn er 1-daagse trainingen. Van de vier beschikbare uren per week worden drie uur gebruikt voor begeleiding van het aan de orde zijnde onderwijsdomein. Eén uur is bestemd voor persoonlijke begeleiding waaronder intervisie. Een student kan aanvullend afspraken maken voor begeleiding. Bij dit alles komt nog de elektronische begeleiding en de coaching op de eigen school. Er is in het opleidingstraject één formele barrière: een student moet het eerste assesssment halen om toegelaten te worden tot het afstudeerproject. Instromen in het afstudeerproject later in het jaar, is mogelijk. In de eerste fase van de studie wordt in de begeleiding rekening gehouden met het gegeven dat studenten in een studieritme moeten komen. De bedoeling is de studie te starten met een intensief 1- of 2-daagsprogramma. Een student krijgt hierin de gelegenheid zijn persoonlijk leren een plaats te geven. In 2008/2009 wordt nagegaan of een organisatorische afstemming met andere educatieve masters en de RUG wenselijk en mogelijk is. Indien delen van het onderwijs elders gedaan kunnen worden, vergroot dat de inhoudelijke keuzemogelijkheden voor studenten. Overwegingen Het panel heeft de tripartiete overeenkomst ingezien en geconstateerd dat de essentiële zaken om de studie te starten, zoals begeleiding van de student en het beschikbaar stellen van studietijd en overige faciliteiten, genoegzaam zijn vastgelegd. Het panel vindt de tripartiete overeenkomst goed doordacht ter spreiding van de studielast. Het opnemen van 20 uur studietijd in de overeenkomst acht het panel een goede regeling. De realisering van de overeenkomst zal zeker problemen opleveren, maar dat doet niets af aan de goede opzet. Het vrijstellen van mensen voor begeleiding op de werkplek getuigt van een professionele aanpak. Ook in het Noorden, misschien zelfs meer nog dan elders in het land door de kleinschaligheid in het po in de noordelijke provincies, speelt mee dat de begeleiding op de werkplek voor het po de eerste jaren lastig zal zijn. De opleiding kan daarin voorzien door studenten die in het po werken extra begeleiding vanuit de opleiding te verschaffen. Het panel is van mening dat de samenwerking met RUG en andere educatieve masters van belang is om de kwaliteit van de master leren en innoveren duurzaam te borgen.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen Potentiële studenten dienen te beschikken over: een bachelordiploma van een lerarenopleiding, minimaal 3 jaar substantiële werkervaring als docent, een adequaat portfolio. Het portfolio is het belangrijkste instrument in het intake assessment dat door twee assessoren wordt afgenomen. Het toekennen van evc’s en het wegwerken van deficiënties
pagina 19
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
kunnen onderdeel van de maatwerkroute zijn. Na vaststelling van de maatwerkroute wordt een tripartiete contract opgesteld tussen student, schoolleiding en opleiding. De klankbordgroep van vertegenwoordigers uit po, vo en bve adviseerde op 11 juni 2008 nadrukkelijk om de schoolleider bij het geheel van afwegingen en conclusies te betrekken. De opleiding honoreert dit advies. Overwegingen De instroom voldoet aan de daarvoor gestelde regels. De tripartiete overeenkomst biedt daarnaast zekerheid voor de instromers. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-master met minimaal 60 studiepunten. Bevindingen De opleiding Leren & Innoveren omvat in totaal 60 studiepunten. Het betreft een deeltijdopleiding van 2 jaar. In de volgroeide opleiding kan een student via zijn POP besluiten in een bepaalde periode meer studiepunten te halen dan het nominale aantal. De onderzoekslijn en de keuzeruimte bieden hiertoe flexibele maatwerkmogelijkheden. De persoonlijke omstandigheden van een student zijn parameters in de duur van de studie. Overwegingen Het panel stelt vast dat de studieduur voldoet aan de wettelijke norm. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
pagina 20
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Het panel acht onderwerp 2 Programma voldoende gezien de voldoendes voor de onderliggende facetten.
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
4.3 4.3.1
Inzet personeel Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen Er komt een kernteam van vier vaste docenten onder aansturing van een coördinerende docent. Het hoofd van de opleiding, de coördinerende docent, is benoemd. De selectie en de werving van de kernteamdocenten krijgen hun formele beslag zodra de accreditatie een feit is. Drie docenten zijn inmiddels bekend. Dit kernteam is verantwoordelijk voor de inhoudelijke ontwikkeling van het leerplan, waarbij de interactie tussen opleiding en beroep een centraal thema is. Het kernteam bezit diepgaande en actuele kennis van de beroepspraktijk en heeft deskundigheid bewezen op onderdelen van het leerplan en als opleider voor een educatief beroep. Hierbij is een uitgangspunt dat kerndocenten actuele ontwikkelingen uit de praktijk (good practices) meenemen als basis. Vaste medewerkers zijn mede-uitvoerder van het onderwijs van de onderwijsdomeinen, begeleider van onderzoek en begeleider van de persoonlijke professionele ontwikkeling van een student. De opleiding wil een duurzaam netwerk opbouwen van externe deskundigen, waaronder personen uit de beroepspraktijk. De verdere ontwikkeling van de opleiding gebeurt in nauwe samenwerking met de docenten van de masteropleiding pedagogiek. Overwegingen Het panel stelt vast dat het reeds benoemd en het beoogde personeel bestaan uit mensen die de beroepspraktijk vanuit een recent verleden dan wel actueel kennen. Gepland stond per 1 maart het kernteam compleet te hebben. Het panel constateert dat de beoogde docenten van het kernteam bekend zijn. De inhoudelijk verantwoordelijke lector Werkplekleren en ict is op 1 februari zijn werkzaamheden bij de NHL gestart. Hij is nauw betrokken bij de verdere voorbereiding van de opleiding.
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende..
4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen De hogescholen verplichten zich om een student:docent ratio van 25:1 te realiseren. Het betreft hier de voor het onderwijs in te zetten formatie. Overhead, management en materiële kosten vallen hier buiten. In een systeem van taakbelasting worden de taken van docenten gekwantificeerd. Het hoofd van de opleiding wordt op korte termijn benoemd. Er wordt in de loop van 2008/2009 een systeem voor de taakbelasting ontwikkeld, dat recht doet aan de eisen en randvoorwaarden van de masteropleiding Leren& Innoveren.
pagina 21
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Overwegingen Het panel constateert dat de student:docent ratio wat aan de hoge kant is, maar ziet geen reden daar verdere opmerkingen over te maken, noch consequenties aan te verbinden. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen De opleiding beschrijft in de aanvraag dat binnen het kernteam de noodzakelijke docentcompetenties aanwezig zijn, waarbij actuele ervaring met het primaire proces meegenomen is. Het profiel van de kerndocent is daarop gebaseerd. Kerndocenten: hebben een expliciete visie op onderwijs- en schoolontwikkeling en de overtuigingskracht deze uit te dragen, zijn In staat ervaren docenten te begeleiden vanuit de relatie theorie-praktijk, - zijn In staat op één of meerdere domeinen van de kennisbasis masterstudenten te begeleiden (hoog conceptueel/wetenschappelijk denkniveau), zijn in staat onderzoek te doen en masterstudenten te begeleiden in hun praktijkonderzoek, zijn In staat vanuit de eigen kennis van en ervaring met de beroepspraktijk overleg te voeren met vertegenwoordigers van po en/of vo en/of mbo, zijn in staat een bijdrage te leveren aan de inhoudelijke en onderwijsorganisatorische ontwikkeling van de opleiding. De opleiding heeft een scholingsprogramma om de deskundigheid van docenten actueel te houden. Het dagelijks bestuur van de masteropleiding bestaat uit het hoofd van de masteropleiding, en twee kerndocenten. Het hoofd van de opleiding is integraal verantwoordelijk en verantwoording schuldig aan het bestuur, dat bestaat uit de directeur van de Pabo van de NHL, de dean van de Pabo van de Hanzehogeschool en de directeur van het instituut Educatie en Communicatie van de NHL. De inhoudelijke verantwoordelijkheid is gedelegeerd aan de hoogleraar en de lector. Dit geldt ook voor het onderzoek. De hoogleraar en de lector zijn lid van het kernteam en sturen het kernteam inhoudelijk aan. Het dagelijks bestuur neemt beslissingen over aanpassingen en verbeteringen. De Quality Board is een adviesorgaan voor de kwaliteit van het onderwijs en het masterniveau. Ze heeft adviesrecht over competentieprofielen en wervingsprocedures. Docenten van de opleiding voelen zich lid van het team. Het takenpakket van het kernteam omvat alle onderdelen om tot uitvoering van de master te komen. Per onderwijsdomein krijgt een expert de rol van domeinverantwoordelijke. De gezamenlijke domeinverantwoordelijken vormen een kwaliteitsgroep, de al genoemde Quality Board. Aanvullende specialistische expertise wordt gerealiseerd door externe deskundigen als gastdocenten in te huren. De NHL heeft een lectorenbeleid ontwikkeld. In de komende tijd worden meer dan 10 lectoren aangesteld, waaronder lectoren voor Werkplekleren, Duurzame Schoolontwikkeling en Mediapedagogiek. De te benoemen lectoren zullen in de onderwijsuitvoering een rol spelen. Daarnaast worden met faculteiten en afdelingen van de
pagina 22
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
RUG afspraken gemaakt over de inzet van docenten. Hiermee kan geput worden uit een brede en diepgaande (onderzoeks)expertise van de RUG. Het hoofd van de opleiding legt verantwoording af aan de directeur van het Instituut Educatie en Communicatie van de NHL, de directeur van het Instituut Zorg en Welzijn van de NHL en de Dean van de Pedagogische Academie van de HG. De opleiding kent een systeem van jaarlijkse ontwikkelings- en beoordelingsgesprekken. De opleiding vindt het belangrijk dat docenten ook zelf onderzoek doen. Het kernteam vergadert minimaal acht keer per jaar; gastdocenten en andere betrokkenen kunnen voor de vergaderingen worden uitgenodigd. Jaarlijks zijn er teamtrainingen, mede gebaseerd op het principe van intercollegiale scholing. Sociale activiteiten worden jaarlijks gepland. Dit alles om versnippering van de opleiding te voorkomen. Overwegingen Het panel constateert dat het personeel gekwalificeerd is voor het geven van onderwijs en het uitvoeren van onderzoek. Het panel is van mening dat een hbo-masteropleiding Leren & Innoveren gepromoveerden nodig heeft om onderzoek verantwoord te kunnen uitvoeren. Het panel is daarom content met de samenstelling van het docententeam en de samenwerking met de RUG. Het is het panel duidelijk geworden welke rol de betrokken hoogleraar zal spelen in de beoordeling en bewaking van de onderzoekskwaliteit. Het panel stelt het op prijs dat studenten in onderzoekslijnen vanuit de lectoraten/universiteit participeren. Het is voor het panel een belangrijke overweging dat de samenwerking met de RUG ook vanuit de universiteit wordt geambieerd. De RUG is bereid mee te denken aan de verdere ontwikkeling van de masteropleiding als totaal en de component onderzoek in het bijzonder. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
4.3.4
pagina 23
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel Het panel acht onderwerp 3 Inzet personeel voldoende gezien de voldoendes voor de onderliggende facetten
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
4.4 4.4.1
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen Studenten kunnen gebruik maken van de aanwezige onderwijsinfrastructuur van HG en NHL Er zijn verschillende soorten onderwijsruimten aanwezig, zoals zalen van diverse groottes met interactieve borden, beamers en internet, projectruimtes, overlegruimten, mediatheken en state of the art multimediale studielandschappen. De HG beschikt op het Zernikecomplex in Groningen over tal van studentenvoorzieningen. De voorzieningen van de RUG in het Zernikecomplex zijn binnen handbereik. De NHL neemt in 2009 een nieuwbouwlocatie in gebruik, waar alle opleidingen van de NHL worden samengebracht. Mediatheken en computervoorzieningen zijn van maandag tot en met donderdag beschikbaar tot in de avonduren. Bij de HG is ook op zaterdag de mediatheek open. Decanaat, vertrouwenspersonen, reprofaciliteiten, restauratieve voorzieningen zijn beschikbaar voor alle studenten. Studenten worden wat betreft de faciliteiten beschouwd als studenten van beide hogescholen. Een deel van het onderwijsaanbod, zoals gastcolleges, werkconferenties en activiteiten met een studium generale karakter, kan voor meerdere lesplaatsen gemeenschappelijk worden aangeboden. Er is voldoende secretariële ondersteuning om het praktische onderwijsproces goed te laten verlopen. Het gebruik van een up-to-date studentvolgsysteem behoort tot de voorzieningen. Uiterlijk in het najaar van 2009 bepalen de CvB’s van de HG en NHL of naast de locatie Groningen ook de locaties Leeuwarden en Zwolle worden benut. Overwegingen De aanwezige materiële voorzieningen zijn in Groningen in ieder geval toereikend om het onderwijsprogramma te kunnen uitvoeren. Het panel gaat ervan uit dat de voorzieningen in de eventuele locaties Leeuwarden en Zwolle gelijkwaardig zijn aan die in Groningen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen De opleiding levert maatwerkbegeleiding, waarbij adequaat wordt ingespeeld op de persoonlijke ontwikkelingsbehoefte. De studiebegeleiding kent een overwegend face-to-face karakter, ondersteund en uitgebreid door elektronische communicatiemogelijkheden. De kerndocenten zijn in hun taak als studieloopbaanbegeleider (slb) verantwoordelijk voor de persoonlijke en professionele ontwikkeling. Iedere docent is verantwoordelijk voor zijn onderwijs én de feedback op de leer- en toetsresultaten van studenten.
pagina 24
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
De opleiding zorgt voor een bij de doelgroep passende (multimediale) informatievoorziening met als mogelijkheden: alle onderwijseenheden in te zien. bestaande digitale onderwijskundige en pedagogische sites en materialen te bezoeken. op virtuele basis te overleggen en samen te werken aan opdrachten en projecten. begeleiding op afstand van docenten te ontvangen. studieopdrachten digitaal in te leveren. het digitale portfolio en POP bij te houden. elkaar te attenderen op interessante informatie(bronnen), studiedagen, congressen of andere studiemogelijkheden. bereikbaar te zijn voor alle relevante opleidingsinformatie. relevante informatie kwijt te kunnen bij opleiding, docenten en collega-studenten. de studieresultaten in te zien via het studentvolgsysteem Beide onderwijsinstellingen hebben in een interactieve elektronische leeromgeving (elo) geïnvesteerd en hebben in hun meerjaren beleid opgenomen daarin te blijven investeren om ‘state of the art’-kwaliteit te kunnen leveren. Overwegingen De opleiding heeft naar de mening van het panel de studiebegeleiding goed geregeld, zowel intern tijdens de lesdagen als extern op de werkplek. Een probleem blijft de begeleiding op de werkplek in het po gedurende de eerste jaren. Dat kan opgelost worden door ervaren docenten vanuit de opleiding in te zetten. In de gesprekken is gebleken dat de opleiding de informatievoorziening goed heeft geregeld via de voorlichtingsbijeenkomsten, de elo en het secretariaat. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3
pagina 25
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen Het panel acht onderwerp 4 Voorzieningen voldoende gezien de voldoendes voor de onderliggende facetten.
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
4.5 4.5.1
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen De instellingen hebben de kwaliteitszorgsystemen met elkaar vergeleken zonder tot principiële verschillen te komen. De uitvoeringspraktijk is gebaseerd op het systeem van de HG omdat de eerste groep studenten in Groningen start. De systemen zijn gebaseerd op: Een besturingscyclus met een doorlooptijd van vier jaar waarop de opleidingen hun jaarplannen baseren met bijbehorende prestatie-indicatoren en streefwaarden. Het kwaliteitsbeleid : er zal worden gewerkt met een interne kwaliteitscyclus in de vorm van interne audits en kwaliteitsmetingen. Het intern kwaliteitszorgsysteem van evaluaties en daarbij passende verbetermaatregelen. Vanuit de opleiding is het van belang dat het systeem duurzaam is en wordt gedragen door betrokkenen. Overwegingen Het panel ziet geen problemen bij de systematische aanpak van de kwaliteitszorg. Beide hogescholen hebben een functionerend kwaliteitszorgsysteem dat voldoet. Dat van de HG zal in Groningen aangepast gaan functioneren voor deze master. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2
Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Al voor de start wordt een digitaal platform ingericht waar (potentiële) studenten kunnen communiceren met het opleidingshoofd, kerndocenten, werkveld en vice versa. De formele betrokkenheid van personeel en studenten is georganiseerd via de medezeggenschapsraad en de opleidingscommissie. Daarnaast worden panelgesprekken georganiseerd met studenten op grond van gehouden evaluaties. Dat gebeurt na elke periode of semester. Het werkveld en relevante samenwerkingsverbanden op het gebied van Leren & Innoveren zullen binnenkort formeel worden betrokken bij de opleiding via de werkveldadviescommissie van de master Leren & Innoveren. Hierin zitten vertegenwoordigers vanuit het brede regionale educatieve beroepenveld waaronder ook Jeugdzorg, schoolbegeleidingsdienst en overheid. Met deze commissie bespreekt het hoofd minimaal tweemaal per jaar de ontwikkelingen. De werkveldadviescommissie kan gevraagd en ongevraagd advies geven. Docenten evalueren samen met studenten en begeleiders vanuit het werkveld een uitgevoerde onderwijseenheid op de procesgang: de kwaliteit onderwijs, de organisatie en de faciliteiten. Na afloop van elke onderwijsperiode beoordelen uitvoerende docenten
pagina 26
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
samen met het kernteam, mede op grond van gesprekken met het werkveld, de kwaliteit en inhoud van het onderwijs in de context van de gehele opleiding. Een keer in de 2-3 jaar krijgen de medewerkers een tevredenheidsonderzoek voorgelegd.. De jaarplannen en evaluatie-uitkomsten worden besproken in het kernteam van docenten, in de opleidingscommissie, de werkveldadviescommissie en de Quality Board. Om de paar jaar worden werkveldonderzoeken gehouden, vooralsnog onder schoolleiders, onderwijskundige leiders binnen scholen en vertegenwoordigers van de pedagogische sector en zodra mogelijk ook onder alumni. De Quality Board heeft een permanente audit- en adviesfunctie op alle onderwijsprocessen, waaronder de kwaliteitscriteria voor de instroom, masterwaardigheid van het onderwijs en de afgestudeerden, en de werving en selectie van de (kern)docenten Overwegingen De toepassing van het kwaliteitszorgsysteem voorziet in de betrokkenheid van alle geledingen. Het panel zou de inbreng van de alumni wat verder uitgewerkt willen zien. Het panel acht de aanwezige grote betrokkenheid van het werkveld ook voor de toekomst van essentieel belang. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3
4.6 4.6.1
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Het panel acht onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg voldoende gezien de voldoendes voor de onderliggende facetten. Continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Een vast team van breed inzetbare docenten is verantwoordelijk voor de continuïteit en ontwikkeling van de opleiding. De opleiding gaat uit van een groeimodel, zowel in studentenaantallen als opleidingslocaties. In het eerste cursusjaar, 2009/2010, wordt uitgegaan van 30 instromende studenten met een uitvalpercentage niet groter dan 20%. Uiterlijk 1 januari 2010 is de samenwerking tussen de RUG, HG en NHL voor de educatieve masteropleidingen gerealiseerd volgens de WHW art .8.1. Overwegingen Desgevraagd hebben de voorzitters van de Colleges van Bestuur van de HG en de NHL tijdens het locatiebezoek namens de hogescholen aangegeven garant te zullen staan voor het kunnen afmaken van de studie voor die studenten die het programma zijn begonnen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
pagina 27
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen De HG en NHL hebben in de begroting 2009 voldoende middelen vrijgemaakt om de opleiding te kunnen voorbereiden en te kunnen starten met ingang van het cursusjaar 2009/2010. De HG en NHL maken in de komende jaren voldoende middelen vrij om de opleiding op een, twee of drie locaties kwalitatief en bedrijfseconomisch verantwoord te kunnen blijven uitvoeren. De beschreven personele middelen en materiële voorzieningen worden in de begrotingen van 2009, 2010 en 2011 vastgelegd. Het meerjaren exploitatieoverzicht is door beide hogescholen vastgesteld en dient als leidraad voor de begrotingen van de komende jaren. In 2012 is de opleiding kostendekkend. Tot die tijd stellen de CvB’s zich garant voor de investeringsbedragen. Overwegingen Het panel heeft de begroting ingezien en geconstateerd dat de investeringen in de begroting zijn opgenomen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. De CvB’s van de HG en NHL verklaren eventuele negatieve resultaten in het aanlooptraject te zullen opvangen door benutting van ruimte in de exploitatie of door aanwezige reserves aan te spreken. Overwegingen Het panel constateert dat de gecalculeerde negatieve resultaten hoger kunnen uitvallen dan voorzien door tegenvallende studentenaantallen. Dit gezien de startproblemen bij andere masteropleidingen Leren & Innoveren. Gezien de aanwezige voldoende dekking van de eventuele langdurige negatieve resultaten ziet het panel daarin echter toch geen probleem en vertrouwt het panel op de pragmatische insteek die de noordelijke regio hanteert bij de opzet en uitbreiding van deze master. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4
pagina 28
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit Het panel acht onderwerp 6 Continuïteit voldoende gezien de voldoendes voor de onderliggende facetten.
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet
Oordeel
1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 29
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter Prof. dr.Theo Bergen (1942) studeerde onderwijskunde en promoveerde in 1981 aan de Radboud Universiteit te Nijmegen. In de periode 1993 - 2005 is hij als hoogleraar en wetenschappelijk directeur verbonden geweest aan de Universitaire Lerarenopleiding van de Radboud Universiteit Nijmegen. Sinds 2006 is hij als hoogleraar onderwijskunde verbonden aan de Lerarenopleiding van de Technische Universiteit Eindhoven en is onderwijsdirecteur van de tweejarige educatieve master science education aan de Technische Universiteit Eindhoven. Hij is voorzitter van de divisie Lerarenopleiding en Leraarsgedrag van de VOR (Vereniging voor Onderwijsresearch) en voorzitter van de VELON (Vereniging Lerarenopleiders Nederland). Panellid Drs. Peter Nieuwstraten (1952) studeerde wiskunde in Leiden en economie in Rotterdam. Sindsdien is hij in of voor het voortgezet onderwijs werkzaam geweest. Zo was hij onder meer beleidsmedewerker bij de Algemene Vereniging van Schoolleiders (een voorloper van de huidige vo-raad) en Algemeen Directeur Voortgezet Onderwijs bij het openbaar onderwijs in Rotterdam Gedurende tien jaar was hij bestuursvoorzitter van een scholengroep in Leeuwarden. Eind jaren negentig was Peter Nieuwstraten één van de oprichters van de School of Education in Leeuwarden. Daarmee stond hij aan de basis van het duale opleidingstraject voor leraren. Panellid Prof. dr. Eric B.P.Verbiest, (1946), Lector Fontys Hogescholen voor schoolontwikkeling en schoolmanagement, Gastprofessor Universiteit Antwerpen voor onderwijsinnovatie. Verbiest heeft uitgebreide theoretische kennis van en (internationale) praktische ervaring in schoolorganisatieontwikkeling, in het ontwikkelen en implementeren van programma’s voor de professionalisering van schoolleiders en in praktijkgericht onderzoek. De ervaring omvat procesbegeleiding, ontwikkelen van strategieën voor schoolvernieuwing, toepassing van diagnostische instrumenten en training in managementvaardigheden. Daarnaast uitgebreide ervaring in het ontwikkelen van curricula voor lerarenopleidingen op het terrein van sociale vaardigheden, sociale wetenschappen en filosofie. Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend. Secretaris en procescoördinator Rik Belmans en Mirjam Woutersen, beleidsmedewerkers NVAO, procescoördinatoren. Kees van de Meent, secretaris.
pagina 30
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Bijlage 2: Programma site visits Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 17 december 2008 en op 2 maart 2009 voor de toetsing van de nieuwe opleiding hbo-master Leren & Innoveren van de Hanzehogeschool Groningen en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Locatie: PA van de Hanzehogeschool Groningen, Zernikeplein 9, Groningen; zaal D0.12.
Programma 17 december 2008 08.30-09.30 09.30-10.15 10.15-11.45 12.00-12.45 12.45-13.45 13.45-14.30 14.30-15.00
Bestuurlijk verantwoordelijken Drs. H. Pijlman Drs. W. Smink Mr. I.J. Spekreijse-Voetelink Drs. W.v.d. Galien-Roodhardt Drs. A.C.M v.d. Bogaart
Ontwikkelaars Drs. J. Borkent Drs. D.A. Bos Drs. R.C. Poelstra Drs. R.O.Visser
Quality Board Dr. H.P. Brandsma Dr. J. Buitink Dr. J. Doornenbal Prof. dr. A. Hofman
pagina 31
voorbespreking panel bestuurlijk verantwoordelijken ontwikkelaars Quality Board/externe partners lunch werkveldvertegenwoordigers evt. bestuurlijk verantwoordelijken en/of projectleider
voorzitter College van Bestuur van de HG voorzitter College van Bestuur van de NHL dean van de PA van de HG directeur instituut Zorg en Welzijn van de NHL directeur instituut Educatie en Communicatie van de NHL
projectleider, hoofd vakmasteropleidingen (eerstegraads opleidingen) van de NHL docent en coördinator masteropleiding Pedagogiek docent Instituut Educatie en Communicatie docent PA van de HG, lid kenniskring lectoraat Integraal Jeugdbeleid
senior consultant Educatie Centrum Noord- en Oost-Nederland hoofd lerarenopleidingen RUG (UOCG) lector Integraal Jeugdbeleid HG hoogleraar directeur UOCG
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Werkveldadviescommissie De heer J. Bakkelo Drs. J. Boerema
Mevrouw H. Fluitman
Drs. I. v.d. Woude
locatie-directeur Zernike College senior schooladviseur Cedin en adviseur educatieve content Stichting Kidsweek. Promovendus RUG letteren. projectleider academische school/medewerker expertisecentrum Inn0ovaite & Professionalisering van het roc Friesland College onderwijskundige bij gemeente HoogezandSappemeer ter ondersteuning van cluster van openbare scholen voor PO.
Programma 2 maart 2009
14.00 – 15.00 uur 15.00 - 16.00 uur Docenten Drs. J. Borkent Prof. dr. W. van de Grift Dr. Herman Venker Dr. Hans Hummel Quality Board Dr. H.P. Brandsma Dr. J. Buitink Dr. J. Doornenbal Prof. dr. A. Hofman
pagina 32
docenten Quality Board
projectleider, hoofd vakmasteropleidingen (eerstegraads opleidingen) van de NHL hoogleraar RUG docent lector
senior consultant Educatie Centrum Noord- en Oost-Nederland hoofd lerarenopleidingen RUG (UOCG) lector Integraal Jeugdbeleid HG hoogleraar directeur UOCG
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding/instelling Meester wordt Master, Master Leren & Innoveren (plus bijlagen) Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek Beleidsdocumenten Document, boek, etc Notitie Actieplan Leerkracht van Nederland Krachtig Meesterschap. Kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren 20082011 Strategisch beleidsplan(nen) HG Strategisch plan 2008-2011 NHL: Ontmoeting leidt tot ontplooiing Examenregeling voor de Masteropleiding Leren & Innoveren Studentenstatuut met OER van de PA Studentenstatuut NHL (instellingsspecifiek deel) 2008/09 Meerjaren personeelsplan Pedagogische Academie Hanzehogeschool, 20062009 Formatieplan 2007-2010 IEC (NHL) Lectorenbeleid HG NHL lectorenplan d.d. 10 juli 2008 Beleidsnotitie Lectoraten: Meer samenhang op instellingsniveau in de onderzoeksactiviteiten en de lectoraten Startnotitie Onderzoeksbeleid Hanzehogeschool Groningen, versie 7.0, 24 november 2008 Onderzoekslijnen Instituut Educatie en Communicatie Beleidsnotitie Master HG (2007) Kader voor kwaliteitszorg HG Jaarplan 2008 Instituut Educatie en Communicatie Functiebeschrijving docenten HG Competentieprofiel docenten NHL Functioneel ruimtelijk programma van eisen PA-herhuisvesting Opleidingsdocumenten Document, boek, etc Behoeftenonderzoek LPBO, uitgevoerd door Andersson Elffers Felix, Universiteit Twente De behoefte aan Masters of Education, LPBO 2006 LPBO: erkenning van excellentie naar niveaudifferentiatie voor leraren + Omschrijvingen niveaus door TH. F. van Twist e.a. Berenschot 1999 Landelijk competentieprofiel L&I Eindrapportage werkgroep Masters of Education, september 2004
pagina 33
Categorie Landelijk beleid Idem Hogeschoolbeleid Idem HG/NHL Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Categorie Landelijk Idem Idem Idem Idem Idem
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Behoeftenonderzoek HanzeConnect Startdocument Consortium voor School- en Personele Ontwikkeling d.d.18/11/08 Profiel docenten Leren & Innoveren Lijst met docenten masteropleiding Leren & Innoveren CV’s docenten (voor zover niet toegezonden)
Rapportage evaluatie studieloopbaan studieloopbaanbegeleiding PA De studieloopbaanbegeleider (slb’er) binnen Instituut Educatie en Communicatie van de NHL NHL Toetsbeleid (2005) NHL Handreiking positionering en ontwerp competentiegerichte toetsing (2006 EVC Methodiek EVC Centrum Fryslân. Portfolio instructie voor deelnemers (2007)
Studentenstatuut master Pedagogiek Studentenstatuut master Kunsteducatie Studentenstatuut vakmasters (eerstegraads opleidingen) Leraar Duits en Leraar Wiskunde
Werkveld regionaal Idem Idem Personeel Idem Idem Idem Studieloopbaan begeleiding Idem Idem Toetsing Idem Idem Idem Andere masteropleidingen Idem Idem Idem
Gebruikte achtergronden/Geraadpleegde bronnen Beishuizen, J.J. (2004), De vrolijke wetenschap. Over communities of learners als kweekplaats voor kenniswerkers Berg, J. van der e.a. (2007), Leren van innoveren: vijf sleutels voor succes Bryan, B. (e.a.) (2000), Systeemdenken. Ontdekken van onze organisatiepatronen Buuren J.A.. van (2008), Van vakgericht naar competentiegericht statistiekonderwijs Eijl, P. van e.a. (2005), Deeltijddidactiek in wording Gulikers, J. (2007), ‘Authentiek beoordelen in een curriculum’, Onderwijsinnovatie, nr. 2, 11-14 Hanraets, I. e.a. (2006), Communities in het Onderwijs. Adviezen en tips, een handreiking voor moderatoren Jansen, E. e.a. (2008), `Competentiesystematiek voor de opbouw van complexiteit in een curriculum’, Onderwijsinnovatie Jg 10 (2) Jansen E. e.a. (2008), `Onderzoek doen als competentie van een hogeschool’, Onderwijsinnovatie Jg 10 (2) Kallenberg,T. (2007), Ontwikkeling door onderzoek Kater, L. (2007), `De hogeschool als kennisinstelling’, Onderwijsinnovatie nr.3, 31-3. Kirschner, P. A. e.a. (2006), `Why minimal guidance during instruction does not work: An analysis of the failure of constructivist, discovery, problem-based, experimental, and inquiry-based teaching’, Educational Psychologist, 41(2), 75-86. Kolos-Mazuryk, L. (2004), META: Enhancing Presence by means of the social affordances Krathwohl, D.R. (2002), `A revision of Bloom’s Taxonomy: an overview’, Theory into Practice, 41 (4) , 212-8 Levinson, M. (2004), The demands of liberal education
pagina 34
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Lans, J. van der (2008), Ontregelen. De herovering van de werkvloer Maes, G. (2000), De kracht van humanresources in de orderneming. Modellen voor een geïntegreerde HRM-aanpak Nussbaum M.C. (2003), Cultivating Humanity. A classical defense of reform in liberal education Opleiden in de school-3: Kwaliteitsborging en toezicht (2007), Inspectie van het onderwijs Perkins D.N., Salomon Garriel. Are cognitive skills Context-bound? Educ. Researcher (1989), vol 18 (1) Popkema, M. e.a. (eds) (2007), Onderwijs in de kennissamenleving (Jaarboek Kennissamenleving, dl 3) Potters, H. e.a.(2008), Virtuele Communities of Practice in het Onderwijs. Bevindingen van 7 pilots Smeets, K. e.a. (2008), `Actieonderzoek als strategie voor leiderschap’, Tijdschrift voor lerarenopleiders (29,2), 22-30 Staveren, A. van (2007), Zonder wrijving geen glans. Leren samenwerken bij veranderen en innoveren Tartwijk, Jan van (2008). `Beoordelen van competentieontwikkeling in een universitaire lerenopleiding. Tijdschrift voor lerarenopleiders, (29, 3), 11-17 Weggeman, M. (2008), Leidinggeven aan professionals? Niet doen! Over kenniswerkers, vakmanschap en innovatie Bij het onderwijs te gebruiken bronnen Document, boek, etc
Categorie Algemeen
Miedema.W e.a (2008), Leren van innoveren. Wat en hoe leren docenten van het innoveren van het eigen onderwijs Baarda, D.B., Goede, M.de (2005), Basisboek Kwalitatief onderzoek Baarda D.B e.a. (2006), Basisboek Methoden en Technieken, Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwantitatief onderzoek Fraenkel, J.R. e.a. (2006), How to design and evaluate research in education Oost H. e.a. (2002), Leren Onderzoeken: een vierluik
Jong, T. de., (2008) Explorations in Learning and the Brain. On the potential of Cognitive Neuroscience for educational Science Minnaert, A. e.a. (2006), `25 jaar onderwijspsychologie’, Pedagogische studiën (83), 260-7 Sawyer, K.R. (ed.) (2006), The Cambridge handbook of the learning sciences Verloop, N. e.a. (2003), Onderwijskunde: een kennisbasis voor professionals
Caluwe, L. de e.a. (2006), Leren veranderen C. Gehrels e.a. eds. (2003), Managementmodellen voor communicatie Hofman.R.H e.a. (2008) BOPO review. Kwaliteitszorg, innovatie en schoolontwikkeling. Eindrapport Senge, P.(1992), De vijfde discipline. De kunst & praktijk van de lerende organisatie
pagina 35
Onderzoek Idem Idem Idem Idem Domein Leren en Innoveren Idem Idem Idem Idem Domein Schoolontwikkeling Idem Idem Idem Idem
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Boekaerts, M. e.a. (2008), in: E. De Corte e.a. (eds.), Powerful Learning Environments: Unravelling Basis Components and Dimensions (Bingley), 71-87 Bolhuis, S. e.a. (2001), Leren en werken Buitink, J. e.a.. (2007), `Learning in school-bases teacher education’, in: M. Zellermayer e.a. (eds) Teacher learning communities. International perspectives, 127-37 Eekelen, I.M. (2005), Teachers’ will and way to learn. Studies on how teachers learn and their willingness to do so, 63-132 Hoekstra, A. (2007), Experienced teachers’ informal learning in the workplace, 51-76 en 105-29 Kwakman, K. (1999), Leren van docenten tijdens de beroepsloopbaan. Studies naar de professionaliteit op de werkplek in het voortgezette onderwijs, 55-87 en 177-96 Meirink, J. (2007), Individual teacher learning in a context of collaboration in teams, 108-38 Nathans, A. (2004), Adviseren als tweede beroep. Resultaat bereiken als adviseur Ponte, P. (2002), Onderwijs van eigen makelij Whitmore, J. (2006), Succesvol coachen
Beschrijving Intakeprocedure met bijlagen: -Intake-assessment en eisen startportfolio - Instrumenten voor het Verkennende gesprek en Startprofiel Buitink, J. (2008), `Inrichting van de leerwerkplek bij het opleiden in de school’, Tijdschrift voor lerarenopleiders (29,2), 3742. Kallenberg A.J. (2007), Opleiden van leraren bij institutionele samenwerking Nieuwenhuis, L.F.M. e.a. (2008), The Learning Potential of the Workplace, 297310 Oudkerk Pool, I. e.a. (2008), `EVC in de lerarenopleiding’, Tijdschrift voor lerarenopleiders, (29,2), 14-21 Rondeel M. e.a. (2002), Kennis maken in gezelschap, 166-89 Toetsmatrijs Toetsvormen Inrichting eerste assessment Bespreekpunten overleg QB en werkgroep Leren & Innoveren d.d. 19 november 2008 + uitkomst als lijst met opmerkingen en adviezen Memo overleg met de OU d.d.d13 oktober 2008 Overleg OU en ontwikkelgroep Leren & Innoveren d.d. 21 november 2008 + bijbehorend memo Agenda en verslag overleg met werkveldadviescommissie d.d. 4 november 2008 Verslag stuurgroepoverleg met o.a. gesprek met Qualtity Board d.d. 10 november 2008 Overleg met J. de Vos, bovenschools manager van Proloog (cluster openbaar basisscholen in Leeuwarden) d.d. 22 mei 2008
pagina 36
Domein Begeleiden Idem Idem Idem
Idem Idem Idem
Idem
Idem Idem Werkplekleren en intakeprocedure Idem
Idem Idem Idem Idem Idem Toetsen en Beoordelen Overleg Idem Idem Idem Idem Idem Idem
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen ADEF BVE CoL CvB CSPN CV ECNO ECTS EFQM elo fte EVC of soms evc HBO HG HRM ICT L&I LOBO MBO NHL NVAO OER PA Pabo PGSE PO POP QB ROC RUG SBL slb SO Velon VO LPBO UOCG VMBO WHW WO
pagina 37
Algemeen Directeurenoverleg Educatieve Faculteiten Beroepsonderwijs en VolwassenenEducatie Community of Learning (of soms Learners) College van Bestuur Consortium voor School- en Personeelsontwikkeling in Noord-Nederland Curriculum Vitae Educatief Centrum Noordoost-Nederland European Credit Transfer System European Foundation for Quality Management Elektronische leeromgeving Full time equivalent Erkennen Verworven Competenties (soms: Eerder Verworven Competenties) Hoger Beroeps Onderwijs Hanzehogeschool Groningen Human Resource Management Informatie- en Communicatietechnologie Leren & Innoveren Landelijk Overleg lerarenopleidingen BasisOnderwijs Middelbaar Beroepsonderwijs Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Nederlands Vlaams Accreditatie Organisatie Onderwijs en Examenreglement Pedagogische Academie Pedagogische Academie Basisonderwijs Professional Graduate School for Education Primair Onderwijs Persoonlijk OntwikkelingsPlan Quality Board Regionaal Opleidingen Centrum Rijksuniversiteit Groningen Stichting Beroepskwaliteit Leraren Studieloopbaanbegeleider Speciaal Onderwijs Vereniging voor Lerarenopleiders Nederland Voortgezet Onderwijs Landelijk Platform voor Beroepen in het Onderwijs Universitair Onderwijs Centrum Groningen Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek Wetenschappelijk Onderwijs
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding hbo-master Leren & Innoveren van de Hanzehogeschool Groningen en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummers
pagina 38
# 3543 en # 3544
NVAO | hbo-master Leren en Innoveren | Hanzehogeschool Groningen – Noordelijke Hogeschool Leeuwarden | 17 maart 2009 |