Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Opleiding: Croho: Varianten:
Opleiding tot leraar Basisonderwijs; hbo-bachelor 34808 Voltijd
Visitatiedata:
11 en 12 juni 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, november 2008
2/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 9 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 19 32 35 38 41
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van Personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
47 48 53 56 58 61
3/63
4/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
5/63
6/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding tot Leerkracht Primair Onderwijs (Pabo) van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in april 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 11 en 12 juni 2008. Het panel bestond uit: De heer drs. A.J. Kallenberg (domeindeskundige) De heer J.W. Timmermans MES (domeindeskundige) Mevrouw E.A.W. Mellink (studentlid) Mevrouw drs. J.M.T. van Alst (NQA auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De stichting Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) is in 1987 ontstaan als instelling voor hoger beroepsonderwijs en biedt momenteel 73 opleidingen, waaronder twee masteropleidingen aan op meerdere locaties in Leeuwarden. De hogeschool telt momenteel bijna 10.000 studenten en bijna 950 personeelsleden. In het strategisch plan Ontmoeting leidt tot ontplooiing voor de periode 2008-2011 is vastgelegd dat NHL zich wil ontwikkelen tot een Regional University of Applied Sciences met als core business: het verzorgen van
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
7/63
competentiegericht onderwijs voor 1000 studenten op één locatie; het verrichten van toegepast en praktijkgericht onderzoek, ondermeer door de verdubbeling van het aantal lectoraten (momenteel vier); en door het uitvoeren van contractactiviteiten met en voor bedrijven in de regio. Onderwijsspeerpunten zijn daarbij: het flexibiliseren van de onderwijsorganisatie; het verder ontwikkelen van vraaggestuurde didactiek; 30 EC aaneengesloten keuzeruimte; gezamenlijk opbouwen van een internationaal netwerk; grotere studentmobiliteit (100 inkomend en 1000 uitgaand op jaarbasis); minimaal 20% van de literatuur van elke opleiding in een vreemde taal en minstens 30 EC van het programma in de Engelse taal; ontwikkelen van speerpunten Livability en Creative Technologies; en het inrichten van tien Associate Degrees. NHL is georganiseerd in vier instituten: Economie en Management, Techniek, Zorg en Welzijn, en Educatie en Communicatie. De Pabo-opleiding maakt deel uit van het Instituut Educatie en Communicatie (IEC), dat verder plaats biedt aan opleidingen leraar in alle vovakken, aan de opleiding Communicatie, en aan het Educatief Centrum Noord- en OostNederland (ECNO), dat zich richt op contractactiviteiten in de onderwijssector. De initiële Pabo-opleiding kent reeds een lange geschiedenis en wordt sinds 1987 in NHLverband aangeboden. De tweejarige verkorte Pabo-opleiding wordt sinds 1999 aangeboden. Beide opleidingen zijn gevestigd in Leeuwarden, nu nog in een tijdelijke huisvesting aan de Hempenserweg en naar verwachting per najaar 2009 op de nieuwe locatie aan de Rengerslaan. Per 2004-2005 is de opleiding met een inhoudelijk en didactisch volledig herzien programma gestart, gebaseerd op een competentiegericht opleidingsmodel. In juni 2008 zijn de eerste studenten ‘nieuwe stijl’ afgestudeerd. Het nieuwe programma bestaat uit vier leerlijnen: een themalijn, een flankerende lijn, een metalijn en een beoordelingslijn. Het verkorte traject is eveneens herzien; het vernieuwde verkorte traject gaat per september 2008 van start. In jaar 1 (opleidingsbekwame fase) staan in de themalijn vijf kritische beroepssituaties centraal; in de flankerende lijn gaat het om de vakkennis van alle basisschoolvakken op niveau groep 8+. In jaar 2 en de eerste helft van jaar 3 (basisbekwame fase) zijn de themalijn en de flankerende lijn geïntegreerd: in de thema-lijn staan zes algemeen-didactische thema’s centraal (Taakgericht werken, Samenwerkend leren, Leef- en belevingswereld, Leerstijlen en leerlijnen, Differentiëren en Communicatie met het kind) die in de flankerende lijn worden toegepast op de vakdidactiek van meerdere basisschoolvakken. In de tweede helft van het derde jaar (werkplekbekwame fase) specialiseert de student zich in minor 1 in het jongere óf het oudere kind. In het vierde jaar (startbekwaam) loopt de student stage als LIO (minor 2). In minor 3 werken studenten aan hun ‘persoonlijk meesterschap’ door – naar keuze – onderzoek te doen naar een innovatie in een basisschool of naar speciale leerlingenzorg. De opleiding verzorgt onderwijs voor 400-450 studenten. De opleiding wordt verzorgd door 29 docenten (21,4 fte). De student/docent ratio bedroeg in de afgelopen periode gemiddeld 24:1. De opleiding onderhoudt sinds september 2005 intensieve contacten met het werkveld door middel van het netwerk De Koöperaasje (De Coöperatie), een samenwerkingsverband tussen de Pabo-opleiding en het Bovenschoolse Directie Overleg Fryslan, de koepelwerkgeversorganisatie van 220 Friese scholen voor openbaar primair onderwijs. Doel
8/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
van de samenwerking is een zogeheten opleidingsschool te realiseren, waarin samen opleiden, samen professionaliseren en samen onderzoeken hand in hand gaan. De opleiding is in 2003 gevisiteerd (Moed tot meesterschap, 2003). De voornaamste aanbevelingen van de visitatiecommissie hadden betrekking op: het formuleren van een duidelijke onderwijsvisie die richtinggevend is voor de keuze van werkvormen en studieactiviteiten; het profileren van de opleiding door keuzes te maken in het beroepsbeeld waardoor een eigen beroepsvisie ontstaat; het formuleren van leerdoelen voor de stage, die als leidraad dienen voor de opdrachten die de studenten gaan uitvoeren; het aanbrengen van meer horizontale samenhang in het toen nog door vakken gedomineerde curriculum; het ontwikkelen en invoeren van toetsbeleid met het oog op het bewaken en verbeteren van de toetskwaliteit en de beoordelingssystematiek; het sturen op kengetallen en streefcijfers; het versterken van de externe oriëntatie; en het ontwikkelen van personeelsbeleid. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereiden de panelleden zich in mei-juni 2008 voor op het bezoek. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding en aan de afspraken tussen OC&W en NVAO (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
9/63
werkveldvertegenwoordigers. Tevens hebben studenten afstudeerproducten gepresenteerd en heeft het panel met studenten en docenten gesproken over de toetsing en het niveau van (afstudeer)producten. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-) oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in september 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in oktober 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in november 2008 en ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar de bevindingen van het panel inzake de verkorte opleiding afwijken van de initiële opleiding, is dit expliciet vermeld.
10/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Opleiding PABO NHL
Goed Goed Goed Positief Voldoende Goed Voldoende Goed Goed Voldaan Goed Goed Positief Goed Goed Voldoende Positief Voldoende Goed Positief Voldoende Goed Goed Positief Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
11/63
Doelstellingen opleiding Het oordeel is over alle facetten goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma De oordelen over 2.1 en 2.3 zijn voldoende; de overige facetten zijn beoordeeld als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel De facetten 3.1 en 3.2 zijn als goed beoordeeld; facet 3.3 is voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Facet 4.1 is als voldoende beoordeeld; facet 4.2 als goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Facet 5.1 is als voldoende beoordeeld; de facetten 5.2 en 5.3 zijn beoordeeld met goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Facet 6.1 en 6.2 zijn als voldoende beoordeeld. De eerste lichting studenten nieuwe stijl is in juni 2008 afgestudeerd. Het panel geeft aan te verwachten dat de resultaten verder zullen verbeteren, als gevolg van de in de afgelopen periode doorgevoerde vernieuwingen. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
13/63
14/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De initiële opleiding kent zeven competenties als eindkwalificaties: interpersoonlijk competent; pedagogische competent; inhoudelijk en didactisch competent; organisatorisch competent; competent in samenwerken met collega’s; competent in samenwerking met de omgeving; competent in reflectie en ontwikkeling. • Deze competenties zijn integraal overgenomen van de door de Stichting beroepskwaliteit leraren en ander onderwijspersoneel (SBL) geformuleerde zeven competenties voor de leraarkracht Primair Onderwijs (In bekwame handen, 2004). SBL heeft de 7 competenties verder uitgewerkt in bekwaamheidseisen en in indicatoren. • De eindkwalificaties van de verkorte Pabo opleiding (twee jaar) bestaan uit 10 competenties op de vier competentiegebieden: handelen in het onderwijsleerproces; algemeen professioneel handelen; werken binnen een organisatie; en kennis van het onderwijs in het algemeen. Deze competenties zijn ontleend aan de in 1999 door SLO en VSLPC opgestelde Startbekwaamheden Leraar Primair Onderwijs, voorlopers van de SBL-competenties. Met ingang van het cursusjaar 2008-2009 zullen voor het verkorte traject dezelfde SBL-eindkwalificaties gelden als voor de initiële opleiding. • De opleiding werkt de 7 competenties in het Competentieboek Pabo NHL (definitieve versie, 2007) in een matrix uit op vier beheersingsniveaus (zie 1.3). Bij deze niveauuitwerking maakt de opleiding gebruik van de SBL-bekwaamheidseisen (variërend van 3 tot 6 bekwaamheidseisen per competentie) in combinatie met indicatoren (variërend van 9 tot 27 indicatoren per competentie) die door de Pabo Hogeschool Rotterdam ontwikkeld zijn. Het panel is van mening dat met het combineren van verschillende systemen een complexe maar overzichtelijke competentie- en indicatormatrix is ontstaan, waarin de opleiding in beperkte mate een eigen inhoudelijk profiel tot uitdrukking brengt. • Er bestaat nog geen internationale standaard voor leraarkrachten primair onderwijs, mede doordat de nationale onderwijssystemen verschillen. Noch SBL noch de opleiding zelf heeft enige internationale vergelijking van de eigen eindkwalificaties met vergelijkbare opleidingen uitgevoerd. De opleiding onderhoudt wel internationale contacten, o.a. met de Artevelde Hogeschool in Gent (België) over de curricula, het didactisch concept en over de assessments. Zo hebben Gentse collega’s deelgenomen aan enkele assessments. Verder nemen de docenten regulier deel aan conferenties, ondermeer met Italiaanse, Deense en Finse collega’s. Ook kunnen
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
15/63
•
•
•
16/63
studenten in het buitenland stage lopen. Tot dusverre maakt ongeveer 7% van een cohort hier gebruik van. De opleiding onderhoudt intensieve contacten met het werkveld. Sinds september 2005 gebeurt dit door middel van de Koöperaasje (Coöperatie), een samenwerking tussen het Bovenschools Directie Overleg Friesland (BDOF), waarin alle schoolbesturen voor openbaar primair onderwijs in Friesland samenwerken, en de opleiding voor leraar basisonderwijs van de NHL. Het betreft 220 basisscholen. Doel van de samenwerking is om in een periode van vier jaar het concept van de opleidingsschool te realiseren (Koersen op meesterschap, 2004), samen te vatten in ‘samen opleiden, samen professionaliseren en samen onderzoeken’. De provincie is verdeeld in 13 po-clusters. Elk cluster heeft een werkveldcontactpersoon (wcp; voorheen de zogenaamde ‘opleider in de school’) die samen met een Pabo-docent verantwoordelijk voor is voor alle stageactiviteiten in het cluster. Het panel heeft geconstateerd dat de Koöperaasje niet formeel betrokken is geweest bij de totstandkoming van de eindkwalificaties, maar dat werkveldcontactpersonen en assessoren van de Koöperaasje wel geraadpleegd zijn bij de concretisering van de eindkwalificaties in indicatoren. Overigens zal de opleiding in 2009, nu de eerste lichting studenten ‘nieuwe stijl’ is afgestudeerd, enkele leerplanconferenties houden met alle deelnemers van de Koöperaasje en met andere externe deskundigen. Hierbij wil men ook de uitwerkingen van de eindkwalificaties en het Competentiehandboek kritisch tegen het licht houden. Het panel heeft in gesprekken met het opleidingsmanagement en de docenten begrepen dat, mede naar aanleiding van de kritieken van de vorige visitatiecommissie, speerpunten van de afgelopen periode zijn geweest: (1) het vernieuwen van de opleiding met behulp van de SBL-competenties en een ander didactisch concept; (2) het versterken van de relaties met het werkveld, door het geleidelijk verbreden van de samenwerking van Pabo en basisschool bij stages naar gezamenlijke betrokkenheid bij vernieuwingsprojecten in de basisscholen; en (3) op het vergroten van de studentpopulatie tot 500 studenten voor de initiële en de verkorte opleiding gezamenlijk. Het panel heeft begrip voor deze prioriteiten en voor de volgordelijkheid in de veranderaanpak. Dat laat onverlet dat het panel betreurt dat de opleiding bij de curriculuminnovatie niet tegelijkertijd een meer eigen Paboopleidingsprofiel heeft mee-ontwikkeld – bijvoorbeeld rondom het concept ‘de onderzoekende leraar’ (zie 2.1 en 6.1) – dat ook zou hebben kunnen leiden tot een meer toegespitst en vereenvoudigd competentiekader. Ook de vorige visitatiecommissie miste een eigen beroepsvisie van de opleiding. Het panel is van mening dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de eisen die vakgenoten en de beroepspraktijk stellen. De SBL-competenties zijn met het landelijk werkveld afgestemd. Een internationale vergelijking van de eindtermen is niet uitgevoerd; er vindt echter wel internationale uitwisseling op programma- en cursusniveau plaats. Afstemming van de eindkwalificaties van de opleiding met het eigen Friese werkveld is gerealiseerd via overleg over de uitwerking van de eindkwalificaties in indicatoren. Verder overleg met het werkveld over de uitwerking van de eindkwalificaties is voorzien in 2008-2009.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding beschrijft de aansluiting van de eindkwalificaties bij internationaal geaccepteerde kwalificaties van de bachelor in het document HBO-niveau in de Pabo NHL (april 2008). De opleiding clustert daarbij de Tien generieke hbo-competenties (Commissie Franssen, 2001) in 6 generieke hbo-competenties, te weten onderzoek, reflecteren, communiceren, management, maatschappelijke verantwoordelijkheid, en brede professionalisering (Het kwalificatieniveau en de rol van de kennis in de beroepsbekwaamheid van de leraar; in Advies van de programmalijn 1 Domeincompetenties en HBO-bachelorniveau, juni 2006). Vervolgens laat de opleiding met behulp van een matrix zien hoe de competenties en de onderliggende indicatoren aansluiten bij deze 6 generieke hbo-competenties, die op hun beurt de Dublin descriptoren afdekken. ‘Kennis en inzicht’ zijn volgens deze matrix bijvoorbeeld aan de orde in de indicator ‘De docent beheerst de leerinhouden van de vakken waarvoor hij/zij verantwoordelijk is’ (behorend competentie 3 ‘Inhoudelijk en didactisch competent’). ‘Toepassen van kennis en inzicht’ wordt ondermeer gevraagd bij de indicator ‘De docent kan aan de hand van theoretische en methodische inzichten verantwoorden hoe hij met zijn cultureel heterogene groep en met individuele kinderen omgaat’ (behorend bij competentie 1 ‘Interpersoonlijk competent’). ‘Oordeelsvorming’ is ondermeer aan de orde in de indicator ‘De docent helpt kinderen hun normen en waarden te expliciteren met betrekking tot het eigen handelen en maatschappelijke problemen’ (behorend bij competentie 2 ‘Pedagogisch competent’). ‘Communicatie’ wordt ondermeer gevraagd in de indicator ‘De docent kan met ouders bespreken hoe hij werkt en zijn waarnemen en handelen toelichten’ (behorend bij competentie 6 ‘Competent in samenwerking met de omgeving’). ‘Leervaardigheden’ zijn ondermeer aan de orde in de indicator ‘De docent is bereid en in staat om zijn leervragen te formuleren en daarop aansluitende leeractiviteiten te ondernemen’ (behorend bij competentie 7 ‘Competent in reflectie en ontwikkeling’). • De opleiding heeft de 7 competenties op vier beheersingsniveaus geoperationaliseerd: opleidingsbekwaam; basisbekwaam; werkplekbekwaam; en startbekwaam. Deze niveaus komen globaal overeen met de opleidingsjaren. Op niveau 1 verwerven studenten de vakkennis in de basisschoolvakken en tonen zij aan op eenvoudig niveau (oriënterend, observerend, assisterend) over de 7 competenties te beschikken. Op niveau 2 zijn de studenten basisbekwaam in de didactiek van alle basisschoolvakken, en in het zelfstandig ontwerpen van onderwijs met behulp van onderzoeksvaardigheden. Op niveau 3 specialiseren studenten zich in jongere kinderen of in oudere kinderen, onderzoeken zij onderwijspraktijksituaties op verdiepend niveau, om vervolgens op methodische wijze verbeteracties te ontwerpen, uit te voeren en te evalueren. Op niveau 4 tonen studenten zich
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
17/63
•
startbekwaam, dat wil zeggen dat zij zelfstandig als leerkracht functioneren en zich blijven ontwikkelen, in goed overleg met collega’s, ouders, en andere sleutelfiguren uit de externe omgeving van de school. Het panel is van mening dat de competenties aansluiten bij de generieke hbocompetenties en bij de internationaal geaccepteerde Dublin descriptoren. De uitwerking in vier beheersingsniveaus acht het panel consistent en adequaat is.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een HBO-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De SBL-competenties zijn ontwikkeld in samenspraak met groepen leraren in het werkveld en met vakbonden, werkgeversverenigingen en studentorganisaties. De SBL-competenties zijn ook vastgelegd in de wet Beroepen in het onderwijs (BIO) en per 1 augustus 2006 wettelijk van kracht geworden. • Er bestaan intensieve contacten met het werkveld via de Koöperaasje, ondermeer op het punt van stagebegeleiding, assessment en innovatieprojecten in de basisscholen. Zie 1.1. • De opleiding hanteert, in navolging van SBL, vier beroepscontexten waarin de leerkracht functioneert en koppelt deze aan de competenties: met leerlingen (competentie 1 tot en met 4), met collega’s (competentie 5), met de externe omgeving (o.a. ouders, hulpverleners e.d.) (competentie 6) en met zichzelf (competentie 7). • In de gesprekken bevestigen alumni en werkgevers dat afgestudeerden goed voorbereid zijn om als beginnend leerkracht te starten. Werkgevers geven aan dat bij afgestudeerden met name de competenties 6 (samenwerken met collega’s) en 7 (reflectie en ontwikkeling) sterker ontwikkeld zijn dan bij oudere collega’s. • Het panel constateert dat de eindkwalificaties zijn ontleend aan de door het beroepenveld opgestelde beroepscontexten en beroepscompetenties. Verder is het panel op grond van onderzoek en gesprekken met alumni en werkgevers van mening dat de competenties het niveau van de beginnende leraar primair onderwijs weerspiegelen.
18/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De literatuur staat per module vermeld in Modulebeschrijvingen 2007-2008 en is naar de mening van het panel recent. Het panel constateert wel dat de opleiding geen Engelstalige literatuur voorschrijft. Dit is in strijd met het internationaliseringsbeleid van het IEC (Jaarplan IEC, 2008). De docenten erkennen dit en bevestigen dat dit punt verbetering behoeft. Het totale literatuuraanbod geeft er naar de mening van het panel weinig blijk van dat de opleiding voeling houdt met relevante wetenschappelijke ontwikkelingen. Ook de vorige visitatiecommissie was op dit punt kritisch. • Studiemateriaal – zoals lesmethoden, werkboeken, spelmateriaal, ICT-toepassingen e.d. – wordt direct ontleend aan de praktijk binnen basisscholen en wordt beschikbaar gesteld via de Onderwijswerkplaats. Verder wordt in de themalijn veel gebruik gemaakt van kritische beroepssituaties, deels in semi-authentieke en deels in authentieke context. In de NHL studentenenquête (mei 2007) scoren studenten tevreden op de kwaliteit van het studiemateriaal (score 86). • Het programma sluit volgens de opleiding goed aan bij actuele ontwikkelingen in het vakgebied en in de beroepspraktijk. Als voorbeelden worden genoemd: veranderende kerndoelen in de basisschoolvakken, passend onderwijs, 1-zorgroute, brede school, teamonderwijs op maat, en talenten in techniek. Werkgevers en alumni geven aan dat er geen actuele ontwikkelingen in het curriculum ontbreken. • De interactie met de beroepspraktijk is groot: studenten brengen 30% van hun tijd in de praktijk door. Het gaat daarbij om een oriënterende en assisterende stage in jaar 1; om een stage bij het jonge kind (groep 1-4) en bij het oudere kind (groep 5-8) in jaar 2; om een specialisatiestage (minor 1; 30 EC) óf bij jonge kinderen óf bij oudere kinderen in jaar 3; en om de LIO-stage (minor 2; 30 EC; conform wettelijke vereiste van 100 stagedagen) en om de profilerende stage (Minor 3; 30 EC) in jaar 4. • Als profileringsminoren (minor 3) worden aangeboden: speciale leerlingenzorg, werken in het vmbo, werken als cultuurcoördinator, educatie en nieuwe media, meertaligheid, nieuwe visies op het werken met jonge kinderen, voor- en vroegschoolse educatie. Daarnaast kan de student ook kiezen voor het uitvoeren van een eindproject voor een basisschool.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
19/63
• • •
•
•
•
•
20/63
Bij de begeleiding tijdens de stage zijn docenten in de basisscholen betrokken als coach. Docenten van de basisscholen treden ook op als assessor (zie 2.8). Studenten tonen zich in enquêtes zeer tevreden over de omvang van hun contacten met de praktijk (score 92). Het programma biedt goede mogelijkheden beroepsvaardigheden te ontwikkelen zoals het onderzoeken van praktijksituaties, het ontwerpen van onderwijs of leeractiviteiten, het inzetten van passende gesprekstechnieken voor kinderen, het voeren van klassenmanagement e.d. Deze beroepsvaardigheden worden met name geleerd in het thematisch onderwijs (jaar 1 en 2) en verdiept in de LIO-stage en minor 1 en 3. In de cursussen hbo-competenties wordt aandacht besteed aan onderzoeksvaardigheden zoals methodisch werken, praktijksituaties en -problemen analyseren, inzetten van onderzoeksinstrumenten, synthetiseren, reflecteren en communiceren. Deze onderzoeksvaardigheden worden toegepast en verdiept in de LIO-stage (minor 2) en in minor 3. Het panel constateert op basis van de documentatie en de gesprekken dat er momenteel uiteenlopende conceptuele modellen ten grondslag liggen aan het praktijkonderzoek. In IEC-verband is de opleiding doende een eenduidige visie op- en model voor toegepast onderzoek in de Pabo te ontwikkelen (Actieplan onderzoek Opleiding tot leraar primair onderwijs, juni 2008). Het model beslaat 12 stappen: van reflectie en probleemanalyse via probleemverbreding en -verdieping naar vraagstelling, literatuuronderzoek, onderzoek in de praktijk, ontwerp van onderwijs naar evaluatie en conclusies en advisering. In de Aanvulling op het actieplan onderzoek (september 2008) heeft de opleiding vastgelegd in welke curriculumonderdelen de onderzoekscyclus aan de orde komt en wat de bijbehorende leerdoelen zijn. In gesprekken met het opleidingsmanagement heeft het panel begrepen dat vanaf het najaar 2008 drie lectoren bij het IEC aangesteld zullen zijn op thematieken als werkplek-leren en ICT, duurzaam innoveren (gesponsord door de Friese basisscholen) en Fries en meertalig onderwijs. Het panel heeft, gegeven de zorgen van het politiek-maatschappelijk veld op dit punt, onderzocht of er in het programma op evenwichtige wijze aandacht is voor vakkennis, algemene didactiek en vakdidactiek. Het panel is van mening dat de opleiding hierin goed geslaagd is. De vakkennis komt aan de orde in de opleidingsbekwaamheidsfase (jaar 1). Algemene didactiek, vakinhoud en vakdidactiek vormen de kern van de basisbekwaamheidsfase (jaar 2 en het eerste semester van jaar 3). In de minoren 1 en 2 worden didactiek, vakinhoud en vakdidactiek geïntegreerd en gekoppeld aan onderzoeksopdrachten. In de profilerende minor 3 staat verdieping van vakkennis centraal binnen een door de student gekozen onderwerp. Het panel is van mening dat de kennisontwikkeling van studenten op goede wijze plaats vindt via relevante vakliteratuur, via aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en in interactie met de beroepspraktijk. Verder is het panel van mening dat het programma in voldoende mate ruimte biedt voor actuele ontwikkelingen in het basisonderwijs. Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden op goede wijze en heeft duidelijke aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk, ondermeer door de twee minoren en de LIO-stage en
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
door de authentieke en semi-authentieke assessments waarbij ook externe assessoren zijn betrokken. De kennisontwikkeling vindt naar het oordeel van het panel in mindere mate plaats door het gebruik van internationale vakliteratuur. Verder is het conceptueel kader voor toegepast onderzoek binnen de opleiding nog in ontwikkeling. Dit alles overwegende beoordeelt het panel dit facet als voldoende.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Met ingang van 2004-2005 is de opleiding met een volledig herzien programma begonnen op basis van een competentiegericht opleidingsmodel. In juni 2008 zijn de eerste studenten ‘nieuwe stijl’ afgestudeerd. Met de curriculumherziening wil de opleiding gevolg geven aan adviezen van de visitatiecommissie 2003, aan het advies ‘Koersen op meesterschap’ (2004), en aan de vraag van alumni (meer aandacht voor leer- en gedragsproblemen, en voor onderzoek). Tevens geeft men met het vernieuwde programma invulling aan het NHL-beleid voor competentiegerichte opleidingen. • Het nieuwe, initiële programma bestaat uit vier leerlijnen: een themalijn, een flankerende lijn, en metalijn en een beoordelingslijn. In jaar 1 (propedeuse; opleidingsbekwame fase) staan in de themalijn vijf kritische beroepssituaties centraal (Rotmeester/lieve juf?; En nu ik voor de klas; En nu in het echt; Chaos in de klas; Een buitenkans). Het thema-onderwijs bestaat uit groepsopdrachten en wekelijkse besprekingen van die opdrachten door 15 studenten onder leiding van een tutor. In de flankerende lijn leren studenten in colleges en zelfstudie de vakkennis van alle basisschoolvakken op niveau groep 8+. Het betreft: Fries, Engels, Nederlandse taal, Schrijven, Rekenen, Mens en wereld (Aardrijkskunde, Geschiedenis, Natuuronderwijs), Kunstzinnige oriëntatie (Beeldend, Muziek, Dans en drama), Bewegingsonderwijs en daarnaast Onderwijskunde, pedagogiek en nieuwe media. Ook wordt gewerkt aan eventuele deficiënties rekenen en taal (zie 2.5). De metalijn bestaat uit studieloopbaanbegeleiding middels intervisie- en reflectiemethodieken, vaardigheidsspel en werken met video-opnamen; en uit twee portfoliogesprekken. • In jaar 2 en de eerste helft van jaar 3 (basisbekwame fase) zijn de thema-lijn en de flankerende lijn geïntegreerd. In de thema-lijn staan zes algemeen-didactische thema’s centraal (Taakgericht werken, Samenwerkend leren, Leef- en belevingswereld, Leerstijlen en leerlijnen, Differentiëren en Communicatie met het kind). In de flankerende lijn staat de vakdidactiek van elk basisschoolvak centraal.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
21/63
•
•
•
•
•
22/63
Studenten passen elk algemeen-didactisch thema toe op de vakdidactiek van een combinatie van basisschoolvakken (bijv. samenwerkend leren bij meten en meetkunde, begrijpend lezen, natuur en Engels; Leef- en belevingswereld bij levend rekenen, beeldende vorming, muziek en geschiedenis). Studenten kiezen een eigen onderzoeksvraag gericht op het jongere kind, die een combinatie inhoudt van een algemeen didactisch thema met de vakdidactiek van een vakgebied. Vervolgens formuleren ze een tweede onderzoeksvraag gericht op het oudere kind. Het onderzoek houdt in dat studenten een onderwijspraktijksituatie analyseren, hierover literatuur en andere bronnen raadplegen, en vervolgens onderwijs ontwerpen, uitvoeren en dit evalueren. In de tweede helft van het derde jaar (werkplekbekwame fase) specialiseert de student zich in minor 1 in het jongere óf het oudere kind. Hij doet dit door het ontwerpen en uitvoeren van onderwijs/activiteiten voor deze leeftijdsgroep, op basis van onderzoek naar een probleemsituatie aan de hand van een zelf gekozen thema dat wederom algemeen didactische kwesties en vakken verbindt. In het vierde jaar (startbekwaam) loopt de student stage als LIO (minor 2). Tijdens de LIO-stage verricht de student, naast het geven van onderwijs, onderzoek naar een rekenprobleem, een taalprobleem en een ander probleem van de leerlingen. Hij analyseert het probleem, raadpleegt bronnen, ontwerpt onderwijs of een leeractiviteit voor de leerling(en), voert deze uit en evalueert het proces en de resultaten. In de minor 3 werken studenten aan hun ‘persoonlijk meesterschap’ door – naar keuze – onderzoek te doen naar een innovatie in een basisschool of naar speciale leerlingenzorg. Studenten kunnen zich in minor 3 ook profileren in de richting van ICT of zich oriënteren op het docentschap vmbo of op een vakdocentschap in het vo. Het verkorte Pabo-opleidingstraject is in de afgelopen periode eveneens aangepast, in het verlengde van het vernieuwde vierjarige initiële programma. Het nieuwe verkorte traject gaat per september 2008 van start. Het nu nog geldende binnenschoolse programma van het verkorte traject bestaat uit zes leerlijnen: kennis en vaardigheden rekenen en taal; verzorgen van lessen/ activiteiten in de verschillende groepen van de basisschool; pedagogiek en onderwijskunde; een verdiepende leerlijn met keuze- en differentiatievakken; het tutoraat; en een facultatieve leerlijn waarbinnen de studenten hun bevoegdheid voor het vak Fries kunnen behalen. Het betreft in het totaal 7 grotere onderwijseenheden. Het buitenschoolse curriculum bestaat uit kortere stages, waarbij de student les geeft in alle groepen van de basisschool. Daarbij werkt hij tevens aan opdrachten behorend bij de zeven onderwijseenheden. De LIO-stage duurt 50 dagen. Hierbij verzorgt de student zelfstandig alle lessen en activiteiten voor, óf een groep jongere kinderen óf een groep oudere kinderen. Daarnaast werkt de student aan een aantal in overleg met de tutor gekozen competenties, zoals vastgelegd in zijn leerwerkplan. De ‘verkorting’ in het vernieuwde verkorte programma houdt in dat studenten jaar 1 en minor 3 niet volgen en dat de zes thema’s in jaar 2 ingedikt zijn tot vier. In de Modulebeschrijvingen wordt per thema, vakcollege of hbo-cursus beschreven welke competenties en indicatoren worden geoefend. Het panel heeft op deze basis kunnen vaststellen dat alle competenties in het programma aan de orde komen. De competenties 1, 2, 3, 4 en 7 zijn daarbij in alle jaren aan de orde; de competenties 5
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
•
•
•
en 6 vooral in de fase van werkplek- en startbekwaamheid (jaar 3 en 4). Het panel constateert dat naast de competenties en indicatoren per module ook leerdoelen worden beschreven. De relatie tussen deze leerdoelen en de competenties/ indicatoren is volgens het panel niet altijd inzichtelijk. In het alumnionderzoek 2003-2004 en het BON-onderzoek 2007 geven alumni aan zich op basis van het oude programma minder gekwalificeerd te voelen ten aanzien van: kennis en inzicht in leer- en gedragsproblemen; kennis en inzicht in theorieën over communicatie en groepsdynamica; het doen van onderzoek. De opleiding heeft daarop ontwikkelings- en leerpsychologie duidelijker opgenomen in de flankerende lijn in jaar 1, 2 en 3 en in de kennisbasis van minor 1 en 2; er is een doorgaande leerlijn communiceren ontwikkeld; het praktijkonderzoek staat centraal in minor 1, 2 en 3; en per 2007-2008 wordt in minor 2 een zwaarder accent gelegd op kennis van leer- en gedragsproblemen bij kinderen in de leeftijd van vier tot twaalf jaar en op leerproblemen bij rekenen en taal. Het panel is positief verrast door de flexibiliteit van het programma die studenten vele keuzemogelijkheden biedt, door de borging van de kennisbasis en door de separate beoordelingslijn waarin systematische toetsing van de competenties plaatsvindt (zie 2.8). Het panel wil haar waardering uitspreken voor de vooruitgang die de opleiding op dit punt heeft geboekt. Vanwege de omvangrijkheid en complexiteit van het Competentieboek heeft het panel in gesprekken met studenten en docenten en in de documentatie onderzocht of de competenties voldoende sturing geven aan het programma, aan het studeren van studenten en aan het begeleiden en beoordelen door docenten. Daarbij is het panel gebleken dat zowel de studenten als de docenten goed hun weg weten te vinden in het competentieboek, en dat de competenties door hen als sturend worden ervaren en de indicatoren als ondersteunend en transparant. Het is vooral hierdoor dat het panel positief meent te kunnen oordelen over de relatie tussen doelstellingen en programma.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De vorige visitatiecommissie heeft negatief geoordeeld over de samenhang in het oude programma vanwege de modulaire en vakgerichte structuur. • Wat betreft de horizontale samenhang en de integratie van kennis en theorie heeft het panel ten eerste gekeken naar de samenhang tussen de themalijn en de flankerende lijn. Deze samenhang is naar de mening van het panel in het eerste jaar minder aanwezig en in de latere jaren goed. De opleiding geeft aan hiervoor te hebben gekozen om voldoende vakkennis van de basisschoolvakken te waarborgen. Het panel acht deze keuze begrijpelijk.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
23/63
•
•
•
•
•
•
24/63
Ten tweede heeft het panel gekeken naar de samenhang tussen de thema- en flankerende lijn enerzijds en de metalijn anderzijds. Deze samenhang beoordeelt het panel als goed. Studenten bouwen hun portfolio op met producten en toetsresultaten uit de thema- en flankerende lijn en uit de LIO-stage en minoren, en zij reflecteren in de meta-lijn hierop in studie- en intervisiegroepen en in portfoliogesprekken met de tutor. Hiermee wordt de samenhang tussen binnenschools en buitenschools curriculum goed geborgd. Ten derde heeft het panel gekeken naar de zogeheten hbo-cursussen, het ondersteunende onderwijs gericht op de generieke hbo-competenties. De opleiding heeft toegelicht dat het een dilemma is hóe deze cursussen te programmeren. Bij volledige integratie wordt de aandacht voor de hbo-competenties minder zichtbaar; bij een aparte lijn hbo-cursussen dreigt uiteindelijk desintegratie. De opleiding heeft gekozen voor de tussenoplossing om de generieke hbo-competenties in separate cursussen aan te bieden, die deel uitmaken van de programmering en roostering van de themalijn. Het panel herkent het dilemma maar is toch van mening dat deze samenhang verder versterkt zou kunnen worden. Het panel beoordeelt deze samenhang als voldoende en doet verder de suggestie een andere benaming te kiezen dan hbo-cursussen, bijvoorbeeld generieke beroepscompetenties. De verticale samenhang berust volgens de opleiding ten eerste op de toenemende complexiteit van beroepstaken (van gesimuleerde onderwijssituaties, via semiauthentieke, naar authentieke beroepssituaties) die studenten moeten uitvoeren. Ten tweede berust de verticale samenhang volgens de opleiding op het toenemende abstractieniveau gedurende de verschillende opleidingsfasen. Het panel acht deze wijze van verticale samenhang minder overtuigend beargumenteerd. Uit evaluaties door de opleiding met studenten en tutoren blijkt dat de overgang van jaar 1 naar jaar 2 en van jaar 2 naar jaar 3 niet soepel verloopt. Als verbetermaatregel heeft de opleiding doorgevoerd dat eerstejaars aan het einde van de opleidingsbekwaamheidsfase oefenen met een thema en een drempelvak van de basisbekwaamheidsfase, en dat studenten in jaar 3 zich middels een casusweek eerste breed oriënteren op thematisch analyseren en onderzoek doen, alvorens zij zich richten op onderzoek naar het jongere kind en het oudere kind. In de Cursusevaluatie 2005-2006 en 2006-2007 beoordeelt de helft van de studenten de samenhang als voldoende en ongeveer 40% als onvoldoende. In de NHL studentenenquête (2007) oordelen studenten positief over de samenhang in het onderwijsprogramma (score: 81). Het panel is van mening dat de samenhang in het huidige programma beduidend sterker is dan in het vorige, modulaire en vakgerichte programma. De opleiding heeft op dit punt grote voortgang geboekt met de keuze voor een competentiegericht opleidingsmodel en voor de vier leerlijnen. Het panel heeft er begrip voor dat na een flinke curriculumherziening nog verdere fine tuning dient plaats te vinden aan de hand van de eerste evaluatieresultaten. Het panel is van mening dat de horizontale integratie over het algemeen goed te noemen is, hoewel de integratie van de algemene beroepscompetenties nog versterkt kan worden. De verticale samenhang komt naar de mening van het panel vooralsnog minder goed uit de verf. Gezien de geboekte vooruitgang heeft het panel er vertrouwen in dat de opleiding ook op deze
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
punten de integratie verder kan en zal realiseren. Dit afwegend beoordeelt het panel dit facet als voldoende.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de initiële opleiding is de studielast (240 EC) regelmatig gespreid over de 4 jaren. De studielast per jaar bedraagt 60 EC. Deze EC zijn weer verdeeld over 2 semesters van elk 30 EC. Uitgegaan wordt van een studielast van 40 uur per week bij een effectief studiejaar van 42 weken. Het aantal contacturen (d.w.z. contact met docenten en met de basisschool-coach) per studiejaar bedraagt respectievelijk: 438 en 478 uur in jaar 1 en 2; 212 uur in jaar 3; en 102 uur in jaar 4. • Het verkorte traject bestaat uit twee jaren met een studielast van 40 uur per week: 1 dag per week onderwijs en tutoraat op de opleiding, 2 dagen per week stage op de stageschool en gemiddeld 2 dagen per week voorbereiding van de stage en zelfstudie aan de hand van opdrachten. Studenten kunnen het verkorte traject ook uitspreiden over een periode van drie jaar, met een gemiddelde studielast van 28 uur per week. In de voorlichting en in intakegesprekken wordt de studielast uitvoerig met studenten besproken. Ook in de tutorgesprekken wordt de planning regelmatig besproken op basis van het leerwerkplan. • Uit de NHL studentenenquête 2007 blijkt dat ongeveer 35% van Pabo-studenten een studielast realiseert van 30 tot 39 uur per week; ongeveer 20% studeert tussen de 40 tot 49 uur per week, en eveneens ongeveer 20% tussen de 20 en 29 uur per week. • De opleiding treft diverse maatregelen om de studievoortgang te bevorderen. Aan het eind van de propedeuse krijgt de student een positief bindend studieadvies indien hij 40 EC of meer heeft behaald en is geslaagd voor de reken- en taaltoets. De opleiding heeft de ondergrens voor de BSA per september 2006 verhoogd (was 32 EC). Verder dient het propedeutische examen na 2,5 jaar behaald te zijn. De student kan pas aan minor 1 beginnen als hij alle 6 deelassessments, de kennistoetsen en het criterium gericht interview aan het einde van de basisbekwaamheidsfase met positief resultaat heeft afgesloten. Vervolgens kan de student pas aan de afstudeerfase (LIO-stage en minor 3) beginnen nadat hij minor 1 met succes heeft afgerond. • Het panel heeft op grond van het rooster kunnen constateren dat de kennistoetsen en assessments evenredig over het jaar verspreid zijn. Iedere kennistoets wordt minimaal driemaal per jaar aangeboden (twee herkansingen). Hetzelfde geldt voor de assessments.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
25/63
•
•
• •
•
Studenten tonen zich in gesprekken en in evaluaties tevreden over de roostering (score: 86) en zeer tevreden over de toegankelijkheid van docenten en over de sfeer in de opleiding (score: 95). Studenten waarderen ook de keuzemogelijkheden (score: 93) en het beroep op de eigen verantwoordelijkheid en zelfsturing (score: 84). De competenties en indicatoren sturen hun leeractiviteiten en ze weten waarop ze worden beoordeeld. De studielast tijdens de stageperiodes en minoren wordt door de studenten ‘pittig’ genoemd. De studenten geven aan dat er zowel door de coach in de basisschool als door de stagebegeleider van de opleiding voldoende ondersteuning wordt gegeven om tot een realistische planning en tot afbakening van werkzaamheden te komen. De stagescholen worden tijdig geregeld door de Koöperaasje. Hierdoor wordt vertraging voorkomen. Uit de analyse van de resultaten van cohort 2004-2005 bleek dat de toenmalige 8 thema’s en de daarbij behorende 8 assessments binnen de basisbekwaamheidsfase een onoverkomelijke hindernis vormden voor studenten. De opleiding heeft daarop in een verdere clustering het aantal teruggebracht naar de huidige zes. Het panel heeft geconstateerd dat zowel docenten als studenten zich in deze clustering kunnen vinden. Het panel zijn geen klachten bekend over andere ‘struikelvakken’. Het panel is van mening dat de studielast pittig is. In voorlichting, intakes en in de meta-lijn wordt studenten echter goede begeleiding geboden door een team van zeer betrokken en toegankelijke docenten en schoolcoaches. Het panel beoordeelt dit facet als goed.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De toelatingseisen voor de initiële Pabo-opleiding zijn vastgelegd in het CROHO. Toelaatbaar zijn studenten met een diploma havo, vwo of mbo (niveau 4). Er zijn geen profieleisen voor havo en vwo. Het voorkeursprofiel is Cultuur & Maatschappij met als aanbevolen vak in de vrije ruimte wiskunde A 2. Personen die niet over de vereiste diploma’s beschikken en 21 jaar of ouder zijn, worden toegelaten indien zij een gestandaardiseerd 21+-toelatingsonderzoek met succes afsluiten. • Het verkorte traject is bedoeld voor zij-instromers die beschikken over een wo- of hbo-diploma, voor mbo’ers met diploma SPW, AB, en voor onderwijsassistenten (niveau 4) die beschikken over vijf jaar po-ervaring. Er is wettelijk vastgelegd dat wo’ers en hbo’ers direct toelaatbaar zijn. Desalniettemin vereist de opleiding van hen en van mbo’ers dat zij in een portfolio en in een criteriumgericht interview hun competenties aantonen. De toelatingsbeoordeling vindt plaats door een hiervoor door
26/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
•
•
•
•
•
de examencommissie aangewezen Pabo-docent. Op basis hiervan worden EVC erkend en wordt een persoonlijk opleidingsplan opgesteld. Het panel constateert dat deze EVC-procedure afwijkt van gebruikelijke procedures bij andere hbo-opleidingen aangezien ze niet wordt uitgevoerd door een onafhankelijk bureau. Het panel is echter van mening dat de door de opleiding gehanteerde EVC-procedure passend is in het licht van het eigen didactisch opleidingsprofiel. Het panel suggereert om het vier-ogen principe ook in te voeren bij de intake-assessments. Studenten van 22 jaar of ouder die niet direct toelaatbaar zijn tot de verkorte opleiding maar die in een portfolio kunnen aantonen te beschikken over tenminste drie relevante competenties (leidinggeven, informatie overdragen, in een team functioneren) kunnen deelnemen aan het Voortraject verkorte Pabo (28 weken). 14 weken worden besteed aan contacturen: 4 uur per week, waarvan 2 uren voor tutoraat en 2 uren voor taal, rekenen, wereldoriëntatie en kunstzinnige oriëntatie en de thema’s. De overige 14 weken worden besteed aan het uitwerken van thema’s, intervisie, voorbereiding op snuffelstagedagen, en eventueel het volgen van onderdelen van het initiële programma. Studenten in het verkorte traject kunnen op grond van EVC versnellen, bijvoorbeeld tot een traject van 1,5 jaar. Zij kunnen ook vertragen (tot maximaal 3 jaar), bijvoorbeeld om deficiënties in een bepaald basisschoolvak of in de generieke hbocompetenties weg te werken. Door het Ministerie van Onderwijs is in 2006 bepaald dat Pabo-studenten binnen het propedeusejaar dienen te slagen voor de landelijk gevalideerde en genormeerde diagnostische reken- en taalvaardigheidstoetsen (CITO). De opleiding biedt studenten met deficiënties op het gebied van taal- en rekenvaardigheid een speciaal programma, verzorgd door Pabo-docenten rekenen en taal en gastdocenten uit het mbo en po. Indien de student na 3 kansen niet geslaagd is, krijgt hij een negatief bindend studieadvies. In 2007-2008 is 80% van de studenten geslaagd voor de rekentoets en 73% voor de taalvaardigheidstoets. Niet-geslaagden kunnen de opleiding niet vervolgen. Het betreft met name mbo’ers. Zowel de initiële als de verkorte opleiding trekken in toenemende mate mbo’ers. Zij kunnen zich bij de ROC’s Het Friesland Collega en De Friese Poort tijdens hun opleiding al oefenen in de Pabo-onderdelen rekenen en taal. Zowel studenten van de initiële opleiding als studenten van de verkorte opleiding kunnen hun studie versnellen, vooral via de zogeheten instaptoetsen van de flankerende lijn in Pabo 1. De instaptoets en de eindtoets zijn van hetzelfde niveau, inhoud en vorm. De instaptoets wordt door alle studenten gemaakt. Slaagt de student voor de instaptoets dan ontvangt hij de bijbehorende EC en hoeft hij geen lessen meer te volgen. Haalt de student de instaptoets niet, dan maakt hij een sterkte zwakte-analyse en een stappenplan om de leerdoelen te realiseren. Hiervoor worden geroosterde colleges aangeboden. Overigens blijkt dat de instaptoetsen niet zo zeer tot versnelling – dat wil zeggen tot een kortere nominale studieduur leiden – als wel tot flexibilisering: omdat het een relatief zwaar programma betreft gebruiken studenten de ‘vrijgekomen tijd’ feitelijk om intensiever te werken aan andere kennisvakken.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
27/63
•
•
Mede met het oog op de diversiteit van de studentenpopulatie biedt de opleiding de studenten keuzemogelijkheden om hun persoonlijke kwaliteiten en ambities te realiseren. Voorbeelden hiervan zijn de eigen onderzoeksthema’s die studenten kiezen tijdens minor 1 en tijdens de LIO-stage, en verder de diverse mogelijkheden om invulling te geven aan de profilerende minor 3. Studenten waarderen deze keuzemogelijkheden. Het panel is van mening dat de opleiding door de mogelijkheden om te versnellen/ vertragen en door de keuze mogelijkheden in diverse fasen van het programma goed aansluit bij de kwalificaties van de instromende studenten. Uit gesprekken is gebleken dat studenten de informatie hierover duidelijk vinden en dat zij gericht gebruik maken van de mogelijkheden. Het panel beoordeelt dit facet als goed.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking op de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit de Modulebeschrijvingen en het OER blijkt dat de totale omvang van de opleiding 240 EC bedraagt (1 EC = 28 uur). De majorfase heeft en omvang van 150 EC en de drie minoren hebben in het totaal en omvang van 90 EC. De opleiding voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. • De totale studieduur van 240 EC is verdeeld over vier bekwaamheidsfasen (elk 60 EC) die globaal overeenkomen met de opleidingsjaren. • De EC zijn per studiejaar, per bekwaamheidsfase periode en per module verantwoord in het OER en in de Modulebeschrijvingen. • Het panel constateert dat de opleiding voldoet aan de eisen voor de omvang van een hbo bachelor.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft met ingang van 2004-2005 gekozen voor het onderwijsconcept competentiegericht opleiden. De opleiding concretiseert dit in vijf principes: de inhouden zijn ontleend aan en gericht op het beroep en de beroepspraktijk; elders verworven competenties worden erkend; er wordt beroep gedaan op een actieve en zelfstandige studie-attitude; studenten leren met en van elkaar; en de praktijk maakt
28/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
•
•
•
•
een substantieel deel uit van de totale studielast. Het panel is van mening dat deze principes daadwerkelijk in praktijk worden gebracht. Het didactisch opleidingsprofiel wordt uitgebreid beschreven en verantwoord in Het didactisch concept van de Pabo NHL (april 2008). Als aanleidingen voor de vernieuwing van het didactisch concept worden genoemd: de SBL-competenties en de BIO-wetgeving, de hogere eisen die overheid en ouders stellen aan leerkrachten, en de toegenomen diversiteit binnen de studentenpopulatie. Tijdens het bezoek is het didactisch concept toegelicht. De werkvormen zijn volgens het panel divers en passen zowel bij het didactisch concept als bij de competenties. In de flankerende lijn gaat het vooral om hoor- en werkcolleges, practica (zowel op de opleiding: schrijven, dans, techniek, als in het veld: bewegingsonderwijs bij kleuters op gastscholen en excursies in het kader van natuuronderwijs), individuele opdrachten en simulaties (o.a. met behulp van videointeractiebegeleiding). In de thema- en metalijn betreft het vooral: groepsopdrachten, simulaties, tutorbijeenkomsten, onderzoeksbesprekingen, het schrijven en presenteren van papers, en het opstellen en bespreken van het portfolio. In de elektronische leeromgeving dienen studenten de leerdoelen, opdrachten, literatuur en het benodigde studiemateriaal te kunnen vinden. Het panel heeft de indruk dat de elektronische leeromgeving vooral wordt gebruikt voor mededelingen en het beschikbaar stellen van materiaal en dat deze nog niet ten volle wordt benut als interactieve leeromgeving en voor het aanreiken van relevante fundamenteeltheoretische literatuur. Het panel is van mening dat de opleiding erin geslaagd is een sterk verbeterd opleidingsprofiel en didactisch model te ontwikkelen en te implementeren dat goed aansluit bij de eindkwalificaties en doelstellingen van de opleiding. Ook de werkvormen zijn naar de mening van het panel passend en gevarieerd. Ondanks de nog niet ten volle functionerende elektronische leeromgeving beoordeelt het panel dit facet als goed.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De vorige visitatiecommissie was in 2003 van oordeel dat de wijze van toetsen onvoldoende relevant was met het oog op het bereiken van de leerdoelen, en dat toetsbeleid noodzakelijk is om kwaliteitsverschillen van toetsen en interpretatieverschillen bij beoordelingen tegen te gaan. • De Examencommissie bestaat uit vijf docenten. De taken van de commissie zijn vastgelegd in de OER en omvatten ondermeer: het verlenen van vrijstellingen; het behandelen van meningsverschillen tussen examinatoren en studenten; het uitreiken
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
29/63
•
•
•
•
•
30/63
van diploma’s; het bewaken van de kwaliteit van de toetsing en de examinering en van de naleving van procedures; en het benoemen van examinatoren. De Examencommissie wordt bijgestaan door de werkgroep toetsbeleid. Deze werkgroep bestaat momenteel eveneens uit vijf docenten. De werkgroep is in 20052006 gestart met het uitwerken van het toetsbeleid, met het ontwikkelen van scholingsmateriaal voor de docenten, en met het onderzoeken van de kwaliteit van toetsen en assessments. Het panel heeft geconstateerd dat er een Pabo toetsbeleidsplan en een toetsplan beschikbaar zijn. Het panel acht deze documenten vooralsnog niet adequaat om kwaliteitsverschillen van toetsen en interpretatieverschillen bij beoordelingen tegen te gaan. De werkgroep toetsbeleid heeft scholingsmateriaal voor docenten ontwikkeld. Gebleken is dat docenten bekend zijn met dit materiaal. Het panel onderschrijft het geconstateerde belang van het collegiaal bespreken van toetsen en beoordelingen in de clusters. Als onderdeel van het nieuwe didactisch opleidingsprofiel heeft de opleiding in de afgelopen periode in de initiële opleiding een separate beoordelingslijn ontwikkeld. De opleiding zet daarin klassieke toetsen (zoals meerkeuzetoetsen, vaardigheidstoetsen, verslagen, papers) in voor het beoordelen van de flankerende lijn; en assessments (authentiek, semi-authentiek, criterium gericht interview, simulatie) ten behoeve van integrale beoordeling van de thema-, flankerende- en meta-lijn gezamenlijk. In de meta-lijn is alleen sprake van formatieve beoordeling door de tutor. De kennisvakken in de flankerende lijn worden afgesloten met schriftelijke mc-toetsen of met vaardigheidstoetsen. Deze worden ontwikkeld en beoordeeld door de vakdocent, die hierbij gebruik maakt van twee handleidingen vervaardigd door de werkgroep toetsbeleid. De door de docenten gemaakte toetsen worden sectiebreed besproken en geëvalueerd. De werkgroep toetsbeleid heeft in 2007-2008 onderzoek verricht naar de validiteit, betrouwbaarheid, transparantie, efficiency en ontwikkelingsgerichtheid van de toetsen in de flankerende lijn in Pabo 1 en 2. Uitkomsten bij jaar 1 zijn ondermeer dat de kwaliteit van de mc-toetsen over het algemeen redelijk goed is; dat bij een aantal vakken de mc-vragen niet helder en ondubbelzinnig geformuleerd zijn; en dat het bij vaardigheidstoetsen (muziek, drama, beeldende vorming) lastig is om instaptoetsen te realiseren. Conclusies voor jaar 2 zijn dat de validiteit en betrouwbaarheid van sommige toetsvormen lastig is vast te stellen en dat hiervoor vervolgonderzoek nodig is; dat studenten de toetsen op het punt van transparantie en duidelijkheid over normeringen nog voor verbetering vatbaar vinden; en dat docenten verschillen in de wijze waarop en de mate waarin zij feedback geven. Het panel waardeert het eigen onderzoek van de toetscommissie en zou graag zien dat de conclusies en/of vervolgonderzoeken explicieter geformuleerd worden. Als verbetermaatregel heeft de opleiding afgesproken dat de clusters eenduidige feedbackformulieren ontwerpen en dat zij afspraken vastleggen over hoe en wanneer er feedback wordt gegeven na afloop van een tentamen. De assessments worden ontworpen door de projectgroep vernieuwing. In alle assessmentbeschrijvingen staat de aard van het assessment, de procedure, de slaagnorm en de wegingsfactor beschreven. Assessments vinden plaats aan het
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
•
•
• •
•
•
•
einde van elke opleidingsfase. Het gaat om vier eind-assessments en om zes deelassessments in jaar 2. Assessments bestaan veelal uit het uitvoeren van een beroepstaak in een authentieke of semi-authentieke context en uit een criteriumgericht interview over deze uitvoering. Daarbij wordt intensief gebruik gemaakt van video-opnamen. Het Verkorte traject bevat de twee landelijke toetsen rekenen en taalvaardigheid; zeven zogeheten proeven van bekwaamheid ter afsluiting van de zeven onderwijseenheden; en een stagebeoordeling door de coach en een Pabo-docent. Het portfolio van de student over de opdrachten, stage en zelfstudie wordt formatief beoordeeld door de tutor. In de initiële opleiding zijn bij elk assessment twee assessoren betrokken (vier ogen principe), veelal één Pabo-docent (niet zijnde de tutor) en een externe assessor (niet zijnde de coach). De externe assessoren zijn basisschoolleerkrachten die speciaal zijn opgeleid tot assessor (zie 3.3). De beoordelingscriteria zijn uitgewerkt in het Competentiehandboek en zijn naar de mening van het panel ontleend aan de beroepscompetenties en de algemene competenties. De assessoren maken de uitslag direct na het assessment aan de student bekend. Dit geschiedt schriftelijk en gemotiveerd. De beoordelingscriteria en wegingsfactoren worden volgens het panel adequaat toegepast door de verschillende assessoren. In het Verkorte traject wordt het vier ogen principe momenteel nog niet bij alle onderdelen toegepast; met ingang van 2008-2009 zal dit wel het geval zijn. Uit de studentenenquête NHL (2007) blijkt dat de studenten tevreden zijn over de wijze van toetsing: de beoordelingscriteria zijn vooraf duidelijk (score: 77); de toets sluit goed aan op het onderwijs (score: 87); en de toets-frequentie is goed (score: 88). Studenten zijn minder tevreden over de termijn waarop de uitslagen bekend worden (score: 69); resultaten zijn soms later beschikbaar dan de toegestane 15 werkdagen. De opleiding heeft daarop besloten met onmiddellijke ingang op alle toetsen de exacte datum van de beschikbaarheid van toetsresultaten te vermelden (i.p.v. binnen 15 werkdagen). Het panel constateert dat er bij de vier eind-assessments, bij de deelassessments en bij de mc-tentamens sprake is individuele toetsing. Meeliften is hierdoor vrijwel onmogelijk. Het panel heeft beoordelingen van werkstukken in het kader van de LIO-stage en van de minoren 1 en 3 ingezien; tevens heeft het panel op dvd enkele assessments kunnen bekijken. Het panel constateert dat de gebruikte beoordelingscriteria afgeleid zijn van de competenties en dat beoordeeld wordt conform de opleidingsfase. De wegingsfactoren zijn per assessment bekend. Van elk assessment zijn ingevulde beoordelingsformats beschikbaar met de scores van de afzonderlijke assessoren. Het panel constateert dat assessoren zich aan de afgesproken procedures houden en dat er consensus bestaat over cesuren voor onvoldoende of voldoende. De assessments zijn naar de mening van het panel relevant voor het ontwikkelen van de competenties. Het panel constateert dat de implementatie van het toetsbeleid nog in ontwikkeling is maar dat de opleiding op het punt van toetsuitvoering bij de mc-tentamens voldoende en bij de assessments goed scoort. De kwaliteitsborging is met het toetsbeleid, de
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
31/63
onderzoeken door de toetscommissie, het collegiaal overleg en met het vier ogen principe naar de mening van het panel ook goed. In vergelijking met de vorige visitatie is op deze punten flinke vooruitgang geboekt.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Pabo van de NHL kende tot 2003 weinig mobiliteit van het personeel. In 20032004 zijn voor het eerst sinds meer dan tien jaar enkele nieuwe docenten aangesteld. Bij de aanname van nieuw personeel wordt gezocht naar een goed evenwicht tussen vereist academisch niveau en actuele ervaring in het basisonderwijs. Deze mensen zijn niet gemakkelijk te vinden. Desondanks is de opleiding er in geslaagd op cruciale plaatsen praktijkervaring binnen te halen. Jonge mensen zijn aangetrokken bij de secties: onderwijskunde, mens en wereld, taal, rekenen en bij de beeldende vakken. • Elke docent onderhoudt contacten met het onderwijsveld, met name door de begeleiding en de beoordeling van stagiaires. Verder zijn 16 docenten (50%) contactpersoon voor een cluster van basisscholen in Friesland; zij hebben taken van ‘eenvoudige’ stagecontacten tot het opzetten en uitvoeren van gemeenschappelijke ontwikkelingstrajecten. Op basis van de cv’s stelt het panel vast dat 20% van de docenten over recente, relevante werkervaring beschikt (schoolstages, LIObegeleiding en Pabo-contactpersonen niet meegerekend). • Naast het personeel in dienstverband wordt ook gebruik gemaakt van de inzet van personeel vanuit het primair onderwijs: de werkveldcontactpersonen. Zij voeren een belangrijk deel van de begeleiding en beoordeling van de stageactiviteiten uit en worden hiervoor gedurende vier jaar opgeleid als opleider in de school. Het panel heeft het trainingsprogramma ingezien en constateert dat deze scholing is afgeleid van de initiële opleiding en inhoudelijk aan de maat is. • In het NHL-studenttevredenheidsonderzoek 2007 tonen Pabo-studenten zich zeer tevreden over de praktijkgerichtheid van docenten (score: 87). • De visitatiecommissie constateerde in 2003 dat van het concept ‘opleidingsdocent’ en ‘opleidingscholen’ niet veel terecht was gekomen. In 2006 constateert de NVAO dat de opleiding de relatie met het werkveld aanzienlijk versterkt heeft. Het panel deelt deze mening: inmiddels kan gesteld worden dat de basisscholen en de Pabo gezamenlijk nieuwe leerkrachten opleiden. Zo zijn basisschooldocenten in een deeltijdfunctie aangetrokken als Pabo-docent en zijn basisschooldocenten als coach, werkveldcontactpersoon en als assessor bij het opleiden van nieuwe docenten betrokken. Hiermee is niet gezegd dat het concept opleidingsschool al ten volle is
32/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
•
gerealiseerd. In de projectplanning van de Koöperaasje zijn verdere experimenten met opleidingsscholen voorzien vanaf 2009. Het panel constateert dat het personeelsbeleid nog niet geformaliseerd is in een eigen Pabo-personeelsplan maar dat er in de praktijk wel sprake is van intensieve en bij de vernieuwing van het inhoudelijk en didactisch profiel passende competentieontwikkeling van docenten. Daarbij is de afgelopen jaren flink geïnvesteerd in het opbouwen van goede contacten met het werkveld en in het bijscholen van docenten op dit punt. Dit blijkt met name uit de individuele ontwikkelafspraken van Pabo-docenten en uit de scholingsprogramma’s voor schoolopleiders en -assessoren. Het huidige docentencorps is goed in staat verbinding te leggen tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het panel beoordeelt dit facet als goed.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De huidige docentenformatie bedraagt 21,4 fte. De inzet van werkveldcontactpersonen en externe assessoren bedraagt ± 2,0 fte. 16% van de docenten hebben tijdelijke aanstellingen. • De docent/student ratio bedroeg de afgelopen periode gemiddeld 1 op 24. Voor de komende jaren ziet deze ratio er nog wat gunstiger uit: 1 op 20. Het panel is op grond hiervan van mening dat voldoende personeel wordt ingezet om het programma op kwalitatief goede wijze te verzorgen. • Uit het NHL-studenttevredenheidsonderzoek 2007 blijkt dat Pabo-studenten zeer tevreden zijn over de beschikbaarheid van docenten (score: 85). • Was er voorheen een oververtegenwoordiging van vooral oudere werknemers, de laatste jaren is de leeftijdsopbouw genormaliseerd en nu is er sprake van een goede spreiding over de leeftijdscategorieën (10fte > 50). • Het doorvoeren van de curriculumvernieuwing heeft geleid tot verhoogde werkdruk. De docenten zijn echter van mening dat hiermee geen onoverkomelijke knelpunten zijn ontstaan. Het ziekteverzuim wijkt volgens het panel niet af van landelijke cijfers. • Het panel beoordeelt dit facet op grond van de documentatie en de gesprekken als goed.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
33/63
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het personeelsbeleid binnen de NHL wordt op hogeschoolniveau aangestuurd. Dit NHL-personeelsbeleid is vastgelegd in Meer mogelijk maken (NHL, 2001) en ondermeer geconcretiseerd in Competentieprofielen docenten NHL. Zowel op instituuts- als op afdelingsniveau is personeelsbeleid in het jaarplan en in resultaatafspraken met het College van Bestuur opgenomen. • De Pabo voert op afdelingsniveau dit hogeschoolbeleid uit. Er is (nog) geen eigen Pabo-personeelsplan beschikbaar. Het panel constateert dat er voor elke docent wel individuele ontwikkelingsdoelen en scholingsplannen beschikbaar zijn, die goed aansluiten bij vernieuwing van het onderwijs. Het gaat daarbij met name om afspraken voor schoolstages, assessment- en tutortrainingen en voor het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden. • De docenten geven aan dat functioneringsgesprekken regulier worden gehouden en dat zij in het algemeen over voldoende tijd beschikken om de ontwikkelafspraken na te komen. • Ongeveer 48% van de docenten is wo-opgeleid én eerstegraads bevoegd; ongeveer 30% is hbo-opgeleid; en 22% is eerstegraads bevoegd op grond van een andere opleiding dan een wo-opleiding. Het betreft hier met name docenten in de kunstvakken en in het bewegingsonderwijs en docenten die mo-b zijn opgeleid. • Studenten tonen zich in gesprekken zeer tevreden over de kwaliteit van docenten, én over hun inhoudelijke deskundigheid (score: 91), én over hun didactische deskundigheid (score: 92); én over de coachingsvaardigheden van docenten (score: 87). In landelijke studentenquêtes (Elsevier, Choice) scoren de NHL-studenten hun Pabo-docenten 0,3-0,4 lager dan het landelijk Pabo-gemiddelde. • Alumni en werkgevers laten zich in de gesprekken positief uit over de kwaliteit van docenten. • In landelijk verband is afgesproken dat Pabo-opleidingen hun docenten laten certificeren als docentopleider. Binnen de Pabo van NHL is inmiddels één docent VELON-gecertificeerd. De VELON-opleiding wordt deels als te weinig praktisch ervaren. Daarom is gekozen andere professionalisering, die directer aansluit op de inhoudelijke en didactische vernieuwing van het programma. Per september 2008 starten vijf Pabo-docenten met een opleiding (300 uur) die NHL en RUG gezamenlijk verzorgen voor docentopleiders. • Het panel heeft een enthousiast en betrokken docententeam aangetroffen dat intensief betrokken is geweest bij de onderwijsvernieuwing, dat gelooft in de ingeslagen weg en dat geniet van de effecten die het nieuwe programma heeft op de
34/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
•
•
competenties van studenten: grotere zelfstandigheid en meer verantwoordelijkheid voor het eigen ontwikkelingsproces. De vaardigheden van docenten op het gebied van praktijkonderzoek dienen naar de mening van het panel verder ontwikkeld te worden, en de bij enkele docenten aanwezige expertise op dit terrein kan beter gedeeld worden. De opleiding geeft in Aanvulling op het actieplan onderzoek (september 2008) aan op welke wijze hierin zal worden voorzien. Dit is naar de mening van het panel vertrouwenwekkend. Naar de mening van het panel zijn de docenten inhoudelijk, didactisch en organisatorisch goed in staat het programma vorm te geven. De vaardigheden van docenten op het gebied van praktijkonderzoek dienen verder ontwikkeld te worden Dit overwegende beoordeelt het panel dit facet als voldoende.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Vanaf januari 2007 is de Pabo ondergebracht in een tijdelijke locatie aan de Hempenserweg. Deze huisvesting doet, ondanks de pogingen van studenten en docenten om de ruimtes op te fleuren, zeer gedateerd aan. De nieuwbouw aan de Rengerslaan wordt naar verwachting eind 2009 in gebruik genomen. Het panel heeft middels een maquette en een virtuele rondleiding kennis kunnen nemen van de nieuwe locatie van de Pabo. • De opleiding heeft een aantal (vak)specifieke ruimten: muzieklokaal; gymnastieklokaal; lokaal Beeldende Vakken; schrijflokaal; multifunctioneel lokaal, met name voor zaakvakken (biologie, natuurkunde, techniek, geschiedenis en aardrijkskunde); studielandschap. • Wat betreft ICT-voorzieningen heeft de hogeschool een eigen mailserver, een videoserver voor de opslag van beeldmateriaal en een server voor de open leeromgeving Blackboard. Alle gangbare programma’s zijn op het netwerk geïnstalleerd. Per tien studenten is één computer beschikbaar. Voor (vrijwel) elke medewerker is een personal computer beschikbaar. Over de ICT-voorzieningen aan de Hempenserweg (5.7) en beschikbaarheid van computers (4.6) zijn studenten ontevreden, met name bij het bewerken van video-opnames ontstaan wachttijden voor het gebruik van pc’s. Printfaciliteiten (6.6) en kopieerfaciliteiten (8.6) scoren voldoende respectievelijk ruim voldoende.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
35/63
•
•
•
De NHL heeft in 2001 gekozen voor de open elektronische leeromgeving Blackboard. Binnen IEC is in 2004 gekozen voor het gebruik van het programma Folio van Stoas als elektronisch portfolio voor studenten. Het is in de gebouwen mogelijk om te werken met de eigen laptop. Er is een draadloos netwerk aanwezig. Diverse leslokalen zijn voorzien van moderne vast geïnstalleerde apparatuur in de vorm van beamers en activboards. Het gebruiken van ICT toepassingen binnen lessituaties is daardoor erg eenvoudig. In de mediatheek is een ruime collectie boeken, naslagwerken, tijdschriften en audiovisuele media aanwezig. Alle opleidingen hebben een contactpersoon, die in nauw overleg met de medewerkers van de mediatheek zich bezighoudt met de gewenste aanschaf. De mediatheek vervult daarnaast ook de functie van studielandschap: verspreid door de mediatheek staan computers voor eigen werk door studenten en vergadersets voor groepswerk. De verschillende opleidingen hebben ieder hun eigen deel van de mediatheek ingericht als onderwijswerkplaats, waar studenten aan hun opdrachten kunnen werken. In het begin van het eerste studiejaar krijgen studenten een instructie over het mediatheekgebruik. Volgens de NHL studentenenquête van 2007 zijn studenten tevreden over de mediatheek/ bibliotheek aan de Hempenserweg (8.7). Het panel is van mening dat in de tijdelijke huisvesting vooral de onderwijswerkplaats in de knel lijkt gekomen. Het panel is van mening dat de huisvesting verouderd is en dat een deel van de ICTfaciliteiten door de tijdelijkheid van de huisvesting minimaal is. Het momenteel minimale voorzieningenniveau staat echter het realiseren van het programma niet in de weg. Het panel beoordeelt dit facet als voldoende.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studieloopbaanbegeleiding vindt in de eerste twee jaar van de opleiding groepsgewijs plaats. In het derde en vierde studiejaar kiest elke student zoveel mogelijk een persoonlijke tutor, met wie de student regelmatig contact onderhoudt. De belangrijkste taken van de tutor zijn het begeleiden van studenten inzake competentieontwikkeling, studievoortgang, studiemotivatie en studiekeuzes en het doorverwijzen van studenten naar de juiste persoon bij specifieke vragen en problemen. Studieloopbaanbegeleiding is gericht op het bevorderen van de zelfstandigheid en zelfsturing van de student. De frequentie, inhoud en procedures voor SLB zijn beschreven (Bouwen aan onderwijs, juni 2006). • Het ontwikkelingsportfolio van de student staat centraal tijdens de begeleidingsgesprekken. De student verzamelt gedurende de opleiding
36/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
•
•
•
•
• •
•
onderwijsproducten, beoordelingen, reflectieverslagen en andere producten, die relevant zijn voor zijn/haar ontwikkeling in een ontwikkelingsportfolio. Studenten van de initiële opleiding zijn niet geheel tevreden over de studiebegeleiding; zij waarderen SLB in de NHL studenttevredenheidsenquête 2007 met de score 67. Ook uit de Cursusevaluaties 2005-2006 en 2006-2007 (resp. januari 2006 en januari 2007) blijkt dat studenten niet positief oordelen over SLB: 40% is van mening dat SLB niet stimuleert om de eigen ontwikkeling tot leraarkracht aan te sturen. Volgens de opleiding komt dit doordat SLB voor studenten en voor docenten relatief nieuw is. Alle tutoren zijn in 2007-2008 geschoold in studieloopbaanbegeleiding en in het adequaat feedback geven om studenten te begeleiden in hun competentieontwikkeling. 80% van de studenten van het Verkorte traject vindt het tutoraat stimulerend, begeleidend en corrigerend tijdens het leerproces (Curriculumevaluatie 2006-2007). De afstemming tussen tutoren over de eisen die zij stellen aan studenten en aan hun producten, is nog voor verbetering vatbaar. De opleiding besteedt specifieke aandacht aan studenten die vertragen of dreigen vast te lopen. Zo biedt de opleiding ondersteunend onderwijs voor studenten met deficiënties op het gebied van rekenen en taal ondersteuning. Voor vertraagde studenten is er een ‘adaptief tutor’, die een vangnetfunctie heeft. Eén docent heeft als speciale taak de achterblijvers naar een succesvolle afsluiting van de studie te begeleiden. Daarnaast verzorgt de opleiding – met de decanen – een cursus uitstelgedrag. Tijdens de stages worden studenten begeleid door een stagecoach op de stageplek en een stagebegeleider (werkveldcontactpersoon of Pabo-contactpersoon). Tijdens de LIO-stage bezoekt de stagebegeleider de student op de stageplek. De stagebegeleider woont lessen bij en verzorgt samen met de coach in de school de begeleiding en geeft feedback. In de studiebegeleidinggesprekken (supervisie) worden de stage-ervaringen van de student geanalyseerd en besproken. Uit de Stage-evaluatie Basisbekwaamheidsfase jaar 2, Pabo NHL 2007-2008 (mei 2008) blijkt dat studenten tevreden zijn over de stage-begeleiding door de tutor, en tevreden tot zeer tevreden over de begeleiding door de coach van de basissschool. Voor verdere studiebegeleiding kunnen studenten binnen NHL een beroep doen op de decaan en de vertrouwenspersoon. Studenten vinden alle noodzakelijke informatie over hun onderwijsprogramma op Blackboard. Op de NHL- en Pabo-website en in het intranet (mijn NHL) vinden studenten voornamelijk algemene informatie over de opleiding en voorzieningen. De studievoortgang wordt geregistreerd in het programma Volg+. Studenten kunnen op elk gewenst moment inzage hebben in hun behaalde resultaten. Een keer per jaar maakt de examencommissie de voortgang (schriftelijk) bekend aan de studenten. Uit het NHL studenttevredenheidsonderzoek 2007 blijkt dat studenten tevreden tot zeer tevreden zijn over informatievoorziening. Minder tevreden zijn studenten over het tijdig bekend maken van roosterwijzigingen (score: 65) en over het tijdig beschikbaar zijn van tentamenresultaten (score: 69).
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
37/63
•
Het panel is van mening dat de informatievoorziening aan studenten adequaat is met het oog op de studievoortgang en dat deze aansluit bij de behoefte van studenten. Hoewel de effecten hiervan nog niet zichtbaar in betere studentevaluaties, heeft het panel geconstateerd dat de opleiding flink investeert in de verbetering van de studiebegeleiding. De band tussen studenten en docenten is zeer goed. Dit afwegend beoordeelt het panel dit facet als goed.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Voldoende
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De vorige visitatiecommissie was van mening dat de er binnen de opleiding voldoende aandacht was voor kwaliteit, maar dat deze nog onvoldoende systematisch was om de gewenste onderwijskwaliteit te blijven garanderen. In de tussentijdse Evaluatie bestuurlijke hantering (juni 2006) constateert de NVAO dat de kwaliteitszorg binnen de opleiding verder gesystematiseerd lijkt en dat afzonderlijke instrumenten worden ingezet; een duidelijke pdca-cyclus werd door de NVAO nog niet aangetroffen. • Het kwaliteitszorgbeleid van het IEC is afgeleid van NHL-kaders en vastgelegd in het Handboek kwaliteitszorg IEC NHL (2007). Het beleid voorziet in een aantal generieke evaluatie-instrumenten, zoals het overleg met studenten (3x per jaar), de enquête onderwijseenheden, de curriculumenquête, de stage-enquête, de enquête toetsing, de alumni-enquête, en de personeelsenquête e.d. Additioneel voor de Pabo-opleiding zijn: het overleg met werkveldcontactpersonen (6x per jaar) en het benchmarkonderzoek samen met vijf andere Pabo-opleidingen. Het panel is van mening dat dit instrumentarium compleet is en dat de evaluaties in een goede frequentie plaatsvinden. • De opleiding heeft een begin gemaakt met het formuleren van streefnormen: bij de studentenenquêtes van de NHL is de streefnorm 75; bij de (nog te houden) tevredenheidsonderzoeken onder stakeholders is de streefnorm een score tussen 3 en 3.9 op een vijfpuntsschaal. De Pabo sluit hiermee aan op NHL-beleid. Het panel merkt op dat de streefdoelen veelomvattend en daarmee algemeen zijn, en slechts in beperkte zin worden gedragen door een eigen strategische koers van de opleiding. Het is daarmee de vraag in hoeverre de streefdoelen voldoende sturing geven aan het kwaliteitsbeleid. • De pdca-cyclus is georganiseerd rondom de instituuts- en afdelingsjaarplannen. De jaarplannen worden vastgesteld door de instituutsdirecteur en het afdelingshoofd, en uitgevoerd door de werkgroep kwaliteitszorg, de opleidingscoördinator, en de
38/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
•
•
fasecoördinatoren. De clustervoorzitters zijn verantwoordelijk voor de bewaking van de kwaliteit en actualiteit van onderwijs- en toetsinhouden en voor de deskundigheidsbevordering van de docenten behorend tot het cluster. Evaluaties en nieuwe ontwikkelingen vormen de input voor het nieuwe jaarplan. Het panel heeft kunnen constateren dat de ‘papieren’ pdca-cyclus daadwerkelijk in praktijk wordt gebracht, en dat deze deels ook gedocumenteerd is. Het panel merkt daarbij op dat het afdelingsjaarplan en de feitelijk gerealiseerde kwaliteitszorg en verbeteracties (zie 5.2) momenteel beperkte samenhang vertonen, en dat de rollen van de opleidingscoördinator en de fasecoördinatoren nog nadere uitwerking behoeven. In de vernieuwde managementstructuur beschouwt het panel het zogeheten coördinatorenoverleg als ‘regiekamer’ die de sturing en samenhang – en daarmee ook de prioriteitstelling – van de kwaliteitszorg kan bewaken. Het panel heeft kunnen constateren dat evaluaties periodiek en in een passende frequentie plaatsvinden en dat hierbij toetsbare streefdoelen worden gehanteerd. Tegelijkertijd acht het panel de sturing en samenhang van de interne kwaliteitszorg nog voor verbetering vatbaar. Het panel beoordeelt dit facet als voldoende.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is in 2003 gevisiteerd (Moed tot meesterschap, 2003). De voornaamste aanbevelingen van de visitatiecommissie hadden betrekking op: het formuleren van een duidelijke onderwijsvisie die richtinggevend is voor de keuze van werkvormen en studieactiviteiten; het profileren van de opleiding door keuzes te maken in het beroepsbeeld waardoor een eigen beroepsvisie ontstaat; het formuleren van leerdoelen voor de stage, die als leidraad dienen voor de opdrachten die de studenten gaan uitvoeren; het aanbrengen van meer horizontale samenhang in het nu nog door vakken gedomineerd curriculum; het ontwikkelen en invoeren van toetsbeleid met het oog op het bewaken en verbeteren van de toetskwaliteit en de beoordelingssystematiek; het sturen op kengetallen en streefcijfers; het versterken van de externe oriëntatie; en het ontwikkelen van personeelsbeleid. • De opleiding heeft met vijf werkgroepen invulling gegeven aan de aanbevelingen van de visitatiecommissie: vernieuwing van het curriculum; toetsbeleid; relaties met de onderwijspraktijk; personeelsbeleid; en kwaliteitszorg. In het Verbeterplan van de Pabo NHL 2004-2007 schetst de opleiding de voortgang op de vijf kwaliteitsgebieden. • Het panel heeft tevens bekeken in hoeverre de opleiding maatregelen heeft getroffen naar aanleiding van tussentijdse, interne evaluaties. Het panel heeft geconstateerd dat dit het geval is. Elders in dit rapport zijn hiervan voorbeelden aan de orde geweest, zoals het terugbrengen van het aantal algemeen-didactische thema’s in jaar 2 van acht naar zes (2.4), het scholen van docenten in coachings- en
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
39/63
•
•
•
feedbackvaardigheden (4.2), het versterken van de aandacht voor leer- en gedragsproblemen, communicatie en groepsdynamica, en het doen van onderzoek (2.2) en het toekennen van een adviserende rol van de tutor bij de toelating van studenten tot een eind-assessment (2.8). Zoals elders in dit rapport uitvoeriger beschreven is het panel van mening dat inzake de onderwijsvisie (2.2 en 2.7), de leerdoelen voor de stage (2.8 en 6.1), de horizontale samenhang (2.3), het verbeteren van de toetspraktijk (2.8), het versterken van de externe oriëntatie (1.1, 1.3, 2.1, 2.8 en 3.1), en het ontwikkelen van personeelsbeleid (2.1 en 2.3) goede voortgang is geboekt. Het panel heeft er begrip voor dat de opleiding de afgelopen periode voorrang heeft gegeven aan de inhoudelijke en didactische vernieuwing van het programma en aan het herstellen van de relatie met het werkveld. Inzake het profileren van een eigen beroepsvisie, de organisatorische deskundigheid van het personeel, het sturen op kengetallen en streefcijfers, en inzake de pdcacyclus is naar de mening van het panel beperkte vooruitgang geboekt. De (beleids)terreinen waarop momenteel minder vooruitgang zichtbaar is, behoren naar de ervaring van het panel typisch tot een volgende veranderingsfase. In die zin heeft het panel begrip voor de volgordelijkheid van veranderingen. Het panel is van mening dat op basis van externe en interne evaluaties op diverse terreinen aantoonbare verbetermaatregelen zijn getroffen. Terreinen waarop minder vooruitgang is geboekt, maken naar de ervaring van het panel deel uit van een volgende organisatieontwikkelingsfase.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding laat aan de hand van een tabel zien bij welke evaluaties medewerkers, studenten, alumni en het werkveld worden betrokken en hoe vaak dat gebeurt. • Medewerkers zijn intensief betrokken bij de kwaliteitszorg via de projectgroepen en werkoverleg in de faseteams, via de Opleidings- en Examencommissie, en via de instituuts- en afdelingsplannen en de Enquête personeel (1 maal per 2 jaar). Medewerkers worden ook betrokken bij interne audits, zelfevaluatie en visitatie. • Studenten zijn eveneens bij de kwaliteitszorg betrokken via de cursusevaluaties, stage-evaluatie en toetsonderzoeken, via de Opleidingscommissie, en via de NHL-studentenenquête. • Een groot deel van de veldassessoren, coaches en werkveldcontactpersonen zijn alumni. De opleiding zet zo de kennis en ervaring van oud-studenten rechtstreeks in het curriculum in. De betrokkenheid van alumni bij de kwaliteitszorg is nog gering. De
40/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
•
•
•
alumni geven hun mening over de opleiding in alumni-onderzoeken (1x per drie jaar) zoals Uit het oog, maar niet uit het hart (2003) en Benchmarken Op Niveau (2006), een vergelijkend benchmarkonderzoek tussen Pabo-opleidingen van NHL, HAN, CHN, HD, HANZE en Fontys. De opleiding kent (nog) geen alumni-vereniging. Het panel signaleerde binnen de opleiding verschil van mening over de toegevoegde waarde hiervan. Studenten geven aan wel interesse te hebben in een alumninetwerk. Sinds 15 december 1998 is er een Veldadviescommissie voor de lerarenopleidingen van het Instituut Educatie en Communicatie. Het basisonderwijs is hierin vertegenwoordigd door een lid van het Bovenschools Directie Overleg Friesland (BDOF). De opleiding betrekt het werkveld verder bij de kwaliteitszorg via het netwerk de Koöperaasje. Hierin participeren alle Friese openbare basisscholen. Inbreng in de kwaliteitszorg hebben met name de werkveldcontactpersonen, de coaches, en de directies Primair Onderwijs en de bovenschoolse directies via het regulier bestuurlijk overleg tussen afdelingshoofd Pabo en de directies. Het panel is van mening dat studenten, medewerkers en werkgevers momenteel op adequate wijze worden betrokken bij de kwaliteitszorg; en dat alumni op voldoende wijze betrokken zijn. Dit afwegend oordeelt het panel dist facet als goed.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De vorige visitatiecommissie was van oordeel dat de opleiding nog in onvoldoende mate beschikte over adequate mechanismen om de inhoudelijke relevantie van de kwalificaties van afgestudeerden te waarborgen; dat de door de studenten aan het eind van de opleiding verworven kennis, inzichten, houdingen en vaardigheden voldoende toereikend zijn om adequaat te functioneren in de beroepspraktijk; en dat de opleiding voldoet aan de eisen van het hbo-niveau, maar dit niveau nog diende te borgen. • In het vernieuwde programma omvat de afstudeerfase de LIO-stage (minor 2; 30 EC) en het ‘persoonlijk meesterschap’ (minor 3; 30 EC). • Tijdens de LIO-stage verzorgt de student zelfstandig 100 dagen onderwijs met alle taken en verantwoordelijkheden die daarbij horen. Daarnaast werkt de student aan het verbeteren van drie praktijksituaties (een rekenprobleem, een taalprobleem en een ander leerprobleem van de leerlingen). Via de verschillende stappen van de
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
41/63
•
•
•
•
•
•
•
42/63
onderzoekscyclus ontwerpt hij/zij oplossingen. Het onderzoek dient gerelateerd te zijn aan ontwikkelings- en leertheorieën; aan concepten van adaptief onderwijs; en aan een leergebied in de basisschool. Minor 3 is gericht op de eigen profilering van de student. De door studenten in de afgelopen periode meest gekozen minoren zijn: Cultuurcoördinator, Speciale leerlingenzorg, en het Eindproject basisschool. Gedurende meerdere besprekingen bewaken de student, de Pabo-docent/tutor, de coach van de basisschool en de medestudenten de kwaliteit en het niveau van het afstudeeronderzoek: het betreft intervisiebijeenkomsten, supervisiegesprekken en portfoliobesprekingen. De tutor adviseert de student over toelating tot het assessment. In het assessment van het LIO-schap demonstreert de student middels een criteriumgericht interview over diens stage-portfolio te beschikken over de zeven competenties. Accent ligt op samenwerken met collega’s en met ouders en op het reflectievermogen van de student op de eigen ontwikkeling. Het afsluitende assessment van minor 3 bestaat eveneens uit een criteriumgericht interview over het minor-portfolio. Beide assessments moeten met een voldoende beoordeeld zijn. De kwaliteit van het afstudeerproces wordt bewaakt door de coördinator van de afstudeerfase en door de examencommissie. De jaarcoördinator is verantwoordelijk voor de organisatie van de afstudeerfase en signaleert knelpunten. Hij/zij legt verantwoording af in het coördinatorenoverleg. De examencommissie laat regulier onderzoek doen naar de kwaliteit van de toetsinstrumenten. Onderzoeken worden uitgevoerd door de werkgroep toetsbeleid. Deze brengt jaarlijks verslag uit aan de examencommissie. In 2008-2009 laat de examencommissie de kwaliteit (validiteit, betrouwbaarheid, transparantie, eerlijkheid en authenticiteit) van de assessments van de drie minoren onderzoeken. De opleiding gaat met behulp van student-, alumni- en werkgeversonderzoeken na of de nagestreefde eindkwalificaties gerealiseerd worden. Over het niveau van de afgestudeerden nieuwe stijl zijn nog geen onderzoeksgegevens beschikbaar, aangezien het eerste cohort pas in juni 2008 is afgestudeerd. Uit de resultaten van de NHL studentenenquête (mei 2007) blijkt, dat studenten de opleiding van voldoende niveau vinden (score 80). Uit het alumnionderzoek Uit het oog, maar niet uit het hart (2003) blijkt dat de alumni ook tevreden zijn over het niveau van de opleiding; zij geven wel aan de onderzoekende leraar in het toenmalige programma te hebben gemist. Uit Benchmarken Op Niveau blijkt dat alumni en werkgevers van mening zijn dat afgestudeerden alle SBL-competenties/eindkwalificaties voldoende beheersen (gemiddelde score is 3,4); de werkgevers scoren daarbij iets lager op ‘pedagogisch competent’ en op ‘vakinhoudelijk en didactisch competent’ dan de alumni maar wel voldoende. In de gesprekken bevestigen alumni en werkgevers dat afgestudeerden goed voorbereid zijn om als beginnend leerkracht te starten. Werkgevers geven aan dat bij afgestudeerden de competenties 6 (samenwerken met collega’s) en 7 (reflectie en ontwikkeling) sterker ontwikkeld zijn dan bij oudere collega-leerkrachten. Het panel heeft via presentaties door studenten en via inzage in schriftelijke documenten kennisgenomen van de afstudeerproducten van 7 studenten. Het panel
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
•
•
•
is, op grond van deze noodzakelijkerwijs nog kleine steekproef, van mening dat de vraag- en probleemstelling van de afstudeerwerken zeker relevant zijn voor het werkveld. Dit blijkt uit het feit dat de stagescholen de door studenten ontworpen producten veelal hebben opgenomen in hun onderwijsactiviteiten (bijvoorbeeld een kieskast, een spel ten behoeve van tweetaligheid, een onderwijsactiviteit Engels) of in het schoolbeleid (bijvoorbeeld protocol rouwverwerking). Het panel beoordeelt de hbo-oriëntatie van de afgestudeerden daarmee als goed. De vraagstellingen sluiten naar de mening van het panel ook goed aan bij de eindkwalificaties, en in de twee afstudeerproducten die een student in jaar 4 maakt komen de eindkwalificaties evenwichtig aan de orde. Op deze basis beoordeelt het panel de aansluiting van het niveau van afgestudeerden op de domeinspecifieke eisen eveneens als goed. Kijkend naar de criteria voor het bachelorniveau acht het panel ‘kennis en inzicht’ en ‘oordeelsvorming’ in de afstudeerproducten gemiddeld genomen van voldoende niveau; de onderzoeksvaardigheden van afgestudeerden dienen echter naar de mening van het panel nog versterkt te worden. Zo bleken studenten in de gesprekken met het panel over de eindwerkstukken van minor 2 en 3, moeite te hebben de stappen van een cyclisch praktijkonderzoek-model te herkennen en te gebruiken. Op dit punt beoordelen panelleden de afstudeerproducten veelal lager dan de assessoren. ‘Toepassen van kennis en inzicht’, ‘communicatie’ en ‘leervaardigheid’ zijn goed. Kijkend naar de hbo-kernkwalificaties beoordeelt het panel de afstudeerproducten op de terreinen communiceren, management, maatschappelijke verantwoordelijkheid, en brede professionalisering als goed, en als voldoende op de competenties onderzoek en reflecteren. In gesprek met het management en de docenten over de onderzoeksvaardigheden van afgestudeerden heeft de opleiding haar ambities ten aanzien van praktijkonderzoek en van de competenties van de ‘onderzoekende leraar’ uiteengezet. Deze zijn door de opleiding vervolgens schriftelijk ter beschikking gesteld (Actieplan onderzoek, juni 2008). De opleiding ambieert dat studenten in hun toegepast praktijkonderzoek (1) gebruik maken van fundamentele theorie, (2) eigen praktijktheorie ontwikkelen en (3) deze praktijktheorie beoordelen. In de Aanvulling op het actieplan onderzoek (september 2008) heeft de opleiding verder ingevuld wat dit voor de onderzoekscompetenties van studenten betekent. Op deze basis heeft het panel er vertrouwen in dat op korte termijn ook de onderzoeksvaardigheden van afgestudeerden op hbo-niveau zullen worden gebracht. Het panel is van oordeel dat de gerealiseerde eindkwalificaties van afgestudeerden in overeenstemming zijn met de nagestreefde eindkwalificaties qua oriëntatie en qua domeinspecifieke eisen. De afgestudeerden voldoen nog in mindere mate aan de vereisten ten aanzien van niveau, vooral op het punt van onderzoeksvaardigheden. De opleiding heeft op overtuigende wijze aangegeven hoe men de competenties van studenten inzake toegepast praktijkonderzoek gefaseerd wil versterken. Dit alles afwegend beoordeelt het panel dit facet als voldoende.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
43/63
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is er in geslaagd het aantal studenten te doen oplopen van 400 in 2005 naar 450 in 2006-2007. • De opleiding hanteert de volgende rendementstreefcijfers: propedeuserendement na 1 jaar van minimaal 30% en na 2 jaar minimaal 40%. Gemiddelde verblijfsduur uitvallers zou korter moeten zijn dan 1,5 jaar. Het afstudeerrendement na 4 jaar dient 50% te zijn en na 5 jaar 55%. • De streefcijfers voor het propedeuserendement na 1 jaar en na 2 jaar worden nog niet gehaald (verschil: –10%). Het streefcijfer voor de gemiddelde verblijfsduur van uitvallers is wel gehaald in 2006, maar niet in de andere jaren. Het gewenste afstudeerrendement na 4 jaar is gehaald voor cohort 2003. Het gewenste afstudeerrendement na 5 jaar is voor cohort 1999 gehaald, voor de andere cohorten bleef het achter. In de periode 1997-2000 zijn de rendementscijfers (na 5 jaar) teruggelopen van 61% in 1997 naar 47% in 2000. Dit is conform het landelijk beeld. • Het panel heeft de rendementscijfers vergeleken met die van andere Paboopleidingen. NHL scoort wat betreft de rendementen relatief laag (in de periode 19972000 tussen positie 23 en 27 van de 28 Pabo-opleidingen). Wat betreft de studieuitval na 1 jaar scoort NHL hoger dan het landelijke gemiddelde (34% tegen een landelijk gemiddelde van 31%); en wat betreft studie-uitval na 3 jaar onder het gemiddelde (32% versus 36%). • Het rendement is voor de Pabo-opleiding evenals voor andere opleidingen binnen IEC een aanhoudende zorg. IEC laat momenteel een grootschalig, meerjarig onderzoek uitvoeren (looptijd 2004-2008) om oorzaken te identificeren. Voorlopige conclusies hieruit voor de Pabo-opleiding zijn dat de voornaamste redenen voor studie-uitval zijn de vroegtijdige confrontatie met de beroepspraktijk, moeite met het zelfmanagement tijdens de stage, en problemen met de juiste studieaanpak. Oorzaken van studievertraging lijken te zijn: hoog studieniveau en piekbelasting. De voornaamste redenen van studiesucces zijn: voldoende tijdsinvestering, enthousiasme over resultaten, en de mate van beroepsgerichtheid. • Maatregelen die de opleiding heeft getroffen zijn vooral gericht op door de opleiding direct te beïnvloeden oorzaken van vertraging en uitval. Naar de mening van het panel is dit een terechte keuze. Het gaat om maatregelen zoals het stimuleren van een goede studieaanpak door intensivering van SLB; het ondersteunen bij het zelfmanagement tijdens de stage door feedback op het zelfmanagement in de supervisie en in SLB; en door het voorkomen van piekbelasting door een goede spreiding van de toetsmomenten en door de mogelijkheden tot versnellen en vertragen. Verdere maatregelen behelzen: verhoging van de norm voor een bindend
44/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
•
•
•
•
studieadvies van 32 EC naar 40 EC; landelijke CITO toetsen deel laten uitmaken van het bindend studieadvies; ROC-voortraject en ondersteunend onderwijs aanbieden voor mbo’ers op het gebied van taal en rekenen. Het panel constateert dat de opleiding weinig kwantitatieve gegevens beschikbaar heeft over het studiesucces en het studietempo van de diverse studentenpopulaties. Ook de vorige visitatiecommissie maakte hiervan gewag. In gesprekken met docenten en het opleidingsmanagement heeft het panel de rendementen besproken. Het panel begrijpt dat het een ingewikkelde opdracht is voor elke Pabo-opleiding om én de instroom te vergroten én de aantrekkelijkheid van de opleiding en het beroep te vergroten met het oog op het lerarentekort én om de kwaliteit van afgestudeerden te verhogen vanwege de hogere eisen die samenleving en politiek stellen aan het primair onderwijs. NHL heeft naar de mening van het panel op deze drie fronten naar vermogen geprobeerd aan deze verwachtingen te voldoen. Het panel constateert dat voor het onderwijsrendement streefcijfers zijn geformuleerd die vergelijkbaar zijn met andere Pabo-opleidingen. Het panel concludeert dat het feitelijke onderwijsrendement momenteel niet aan deze streefcijfers voldoet en tegelijkertijd dat het niet noemenswaardig achterblijft bij rendementen van andere Pabo-opleidingen. De opleiding heeft naar de mening van het panel voldoende en passende maatregelen genomen – voor zover die in haar invloedssfeer liggen – om studievertraging en -uitval tegen te gaan. De opleiding laat eigen langlopend onderzoek uitvoeren naar oorzaken van studievertraging en -uitval. De kwantitatieve managementinformatie over instroom, voortgang en rendementen lijkt daarentegen nog te weinig ontwikkeld. Dit alles afwegend beoordeelt het panel dit facet als voldoende. De facetten 6.1 en 6.2 zijn als voldoende beoordeeld. De eerste lichting studenten nieuwe stijl is in juni 2008 afgestudeerd. De resultaten van de afgestudeerden zullen naar de verwachting van het panel in de komende periode verder verbeteren als gevolg van de inmiddels doorgevoerde vernieuwingen.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
45/63
46/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
47/63
Bijlage 1:
48/63
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
49/63
50/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
51/63
52/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Opleiding tot leraar basisonderwijs Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X X
Studentgebonden deskundigheid Visitatie- of auditdeskundigheid
Panellid NQA mevrouw drs. J.M.T. van Alst
Panellid de heer J.W. Timmermans MES
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student Mevrouw E.A.W. Mellink
Panellid de heer drs. A.J. Kallenberg
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; oktober 2007
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid domein de heer drs. A.J. Kallenberg De heer Kallenberg is ingezet vanwege zijn deskundigheid op het gebied van onderwijskunde en onderwijsmanagement (middenmanagement), opleiding, professionalisering, kwaliteitszorg en innovaties. Ook is de heer Kallenberg ingezet vanwege zijn ervaring in diverse lagen van het onderwijs (BO, VO, MBO, HBO, WO) en vanwege zijn kennis van de internationale ontwikkelingen in het werkveld. De heer Kallenberg is momenteel lector Educatie aan de Hogeschool van Leiden. Daarnaast is hij bezig met een proefschrift over de rol van de middenmanager bij innovatieprocessen in het hoger onderwijs. Voor deze visitatie is de heer Kallenberg individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1986 – 1992 1978 – 1981
Pedagogische Wetenschappen Rijksuniversiteit Leiden (Onderwijskunde met specialisatie Organisatie & Beleid) Pedagogische Academie, Mariahoeve te Den Haag
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
53/63
Werkervaring 1982 – 1983 1983 – 1990 1990 – 1996
Basisonderwijs te Leiden Plv. onderwijscoördinator Juridische Faculteit (Rijksuniversiteit te Leiden) Interuniversitair onderwijsmanager Bestuurskunde (Erasmus Universiteit/ Rijksuniversiteit Leiden) 1996 – 1997 Hoofd Bureau Onderwijs Faculteit Sociale Wetenschappen (Erasmus Universiteit) 1997 – 2004 Directeur Onderwijskundig Expertise Centrum Rotterdam (OECR) (Erasmus Universiteit) 2003 – heden Lector Educatie (Hogeschool Leiden)
De heer J.W. Timmermans MES De heer Timmermans is ingezet vanwege zijn werkvelddeskundigheid op het gebied van basisonderwijs, kwaliteitszorg, bestuurlijke organisatie en personeelszaken. Bovendien heeft de heer Timmermans ruim twintig jaar onderwijservaring door zijn werkzaamheden voorheen als leraar bij diverse basisscholen en meer recent als directeur en voorzitter van het College van Bestuur van een stichting met 13 basisscholen. Doordat de heer Timmermans heeft deelgenomen aan een training “Auditing EFQM Hoger Onderwijs” bij Item - Hanze Service 2002 beschikt hij tevens over auditdeskundigheid, voor deze visitatie is hij daarnaast aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1981 – 1984 1998 – 2000
Pedagogische Academie Steenwijkerwold (specialisatie Jenaplan) Opleiding Bovenschools Management AVS (Master of Educational Superintendency)
Werkervaring 1984 – 1985 1985 – 1989 1989 – 1992 1992 – 1994 1994 – 1999
Militaire dienst Leraar bovenbouw Jenaplanschool Laetare Lelystad Directeur Titus Brandsmaschool Nagele Directeur Titus Brandsmaschool Nagele + Mariabasisschool Marknesse Directeur Titus Brandsmaschool Nagele + Mariabasisschool Marknesse + Oecumenische. Basisschool de Ark, Espel 2001 – 2007 Stichtingsvoorzitter stichting Christophorus 2007 – heden Voorzitter College van Bestuur stichting Christophorus
Panellid student mevrouw E.A.W. Mellink Mevrouw Mellink is ingezet als panellid student. Zij is derdejaars student Pabo aan een andere hogeschool. Zij is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen tot leraar basisonderwijs. Voor deze visitatie is zij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2000 – 2005 2005 – 2009
Havo Pabo Almere (nu 3e jaar)
Werkervaring: Invalwerk (sinds 2007)
54/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Panellid NQA mevrouw drs. J.M.T. van Alst Mevrouw Van Alst is ingezet als NQA auditor. Zij heeft meer dan vijf jaar ervaring met visiteren in vrijwel alle sectoren van het hbo. Op grond van deze werkervaring alsmede op grond van de door haar gevolgde IOWO opleiding onderwijsinnovatie en kwaliteitszorg beschikt mevrouw Van Alst over auditdeskundigheid. Door haar werkervaring als adviseur bij een onderwijskundig adviesbureau beschikt mevrouw Van Alst tevens over onderwijsdeskundigheid. Daarnaast heeft zij verschillende publicaties op het gebied van docentenontwikkeling op haar naam staan. Opleiding: 1980 – 1987 1987 – 1990 1992 – 1993 2002 – 2007
WO Theologie WO Filosofie Management en Organisatie non-profit Interne opleiding IOWO op terrein onderwijsinnovatie en kwaliteitszorg
Werkervaring: 1990 – 1997 1997 – 2002 2002 – 2007 2002 – heden 2007 – heden
Coördinator genderstudies, Radboud Universiteit Beleidsadviseur strategisch personeelsmanagement, Radboud Universiteit Secretaris diverse visitatiepanels NVAO en NQA Adviseur IOWO – onderwijs, beleid en organisatie Auditor NQA
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
55/63
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Pabo NHL, 11 en 12 juni 2008 11 juni 09.00 – 12.00 uur: Materiaal bestuderen 12.00 – 12.45 uur: Gesprek met opleidingsmanagement Toine van den Bogaart Directeur Instituut Educatie en Communicatie Tom Jansen Afdelingshoofd PABO Anna Gerritsma Studiecoördinator/projectleider vernieuwing/coördinator pabo4 13.30-14.15 uur: Gesprek met studenten initieel Esther Diemel Student pabo1 Bouke Kuiper Student pabo1 Eelco Stienstra Student pabo2 Rouselle Verschoor Student pabo2 Daniëlle Hiemstra Student pabo3 Fokko Donker Student pabo3 Mariska Spijkerman Student pabo4 14.30-15.15 uur: Gesprek met studenten verkort Tineke Luinstra Student verkort traject 2-jarig jaar 2 Anneke Heslinga-de Vries Student verkort traject 3-jarig jaar 3 Hiltsje Wieling Student verkort traject 2-jarig jaar 1 Olga van Hooff Student verkort traject 2-jarig jaar 1 15.15 – 15.45 uur: Tussentijds overleg panel 15.45-16.30 uur: Gesprek met docenten Sippi de Boer-van der Veen Coördinator verkort traject/supervisor Peter Busstra Stagecoördinator/docent bewegingsonderwijs Henkjan de Haan Coördinator pabo2/docent mens en wereld Guido Holvast Docent rekenen en wiskunde Jantine Kuijpers Docent onderwijskunde Klaske Jellema Projectleider vernieuwing/coördinator pabo4/supervisor/docent onderwijsk. Anja Morsink-de Jong Coördinator pabo1/docent kunstzinnige oriëntatie Ydwine van der Veen Docent taal 16.45 – 17.30 uur: Gesprek met werkveld-vertegenwoordigers en afgestudeerden Albert Helder Voorzitter Bovenschools Directie Overleg Friesland Hilde Achenbach Werkveldcontactpersoon/coach/veldassessor Anne Jan Schaper Werkveldcontactpersoon/coach/veldassessor Aaltje Wassenaar Coach/veldassessor Pieter-Dirk Sikkema Alumni Alumni Grytsje Oosterhof Janneke Kramer Alumni Ankje Zwanenburg Alumni 19.00 uur: Tussentijds overleg panel
56/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
12 juni 08.45 – 09.15: Presentatie programmalijnen en verkort programma (verzoek panel) 09.15 – 10.00 uur: Bestuderen materiaal 10.00 – 12.00 uur: Presentaties van producten van minor 1, LIO-stage en minor 3 door 8 studenten & bespreking van toetsen en hbo-niveau Karin Weitenberg Allen student pabo4 (werkplek- en startbekwaamheidsfase) Carin Nauta Joyce Kroeskop Bokje Tytsje van der Weg Sieta de Vries Marije de Vries Hetty Versnel 12.00 – 12.45 uur: Tussentijds overleg panel 12.45 – 13.30 uur: Bespreken van toetsen en hbo-niveau met docenten, afstudeerbegeleiders en interne en externe assessoren Theo van Dam Medewerker kwaliteitszorg/coördinator pabo3/docent onderwijskunde Herma Gelderblom Docent taal Anna Gerritsma Studiecoördinator/projectleider vernieuwing/coördinator pabo4 Klaske Jellema Projectleider vernieuwing/coördinator pabo4/supervisor/docent Siep Jellema onderwijsk. Docent rekenen en wiskunde 13.30 – 15.30 uur: Rondleiding & Aanvullend gesprek over praktijkonderzoek & Bestuderen materiaal & Tussentijds overleg panel 15.30 – 16.00 uur: Tweede gesprek met opleidingsmanagement Toine van den Bogaart Directeur Instituut Educatie en Communicatie Tom Jansen Afdelingshoofd PABO Anna Gerritsma Studiecoördinator/projectleider vernieuwing/coördinator pabo4 16.00 – 18.00 uur: Afsluitend paneloverleg
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
57/63
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Doelstellingen Strategisch plan, NHL, 2004-2007 Strategisch plan, Ontmoeting leidt tot ontplooiing, NHL, 2008-2011 Competentieboek Pabo NHL, 2006 In bekwame handen, SBL, 2004 Programma Onderwijskader, De standaards, NHL, deel 1 2004, deel 2 2005 Learning Centre, Competenties op maat, NHL, 2003 Handreiking inhoudelijke inrichting Major en Minors, NHL, 2006 Opleidingsdidactiek in partnerschap, 2008 HBO-niveau in de Pabo, Pabo NHL, 2008 Wat doen we en waarom doen we dat in de eerste drie fases van de opleiding, Pabo NHL, februari 2008 Modulebeschrijvingen Pabo NHL, 2007-2008 Actieplan onderzoek Pabo NHL, juni 2008 Aanvulling bij het actieplan onderzoek Pabo NHL, september 2008 Uit het oog, maar niet uit het hart, Pabo NHL, 2003-2004 Studentenenquête NHL, 2007 Agenda’s en verslagen werkveld, Pabo NHL, 2006-2008 Studentenstatuut Pabo NHL, 2007-2008, pag. 25-27 Agenda’s en verslagen examencommissie Pabo NHL, 2006-2008 Toetsbeleid NHL, 2005-2008 Toetsbeleid IEC NHL, 2006 Toetsbeleid Pabo NHL, 2007-2008 Handleidingen en literatuur van de clusters Onderwijskunde, Mens & Wereld en ICT, Taal, Rekenen/Wiskunde, Kunstzinnige oriëntatie en Bewegingsonderwijs. Toetsopgaven, gemaakte toetsen, feedback en beoordelingsformulieren. Personeel Beleidsplan ‘Meer mogelijk maken’, NHL, 2002 Competentieprofielen docenten, NHL, 2006 Coachen, beoordelen en belonen, NHL, 2006 Cursusbeschrijving werkveldcontactpersonen tot nu toe, Pabo NHL, 2008 Startnotitie ‘Samen opleiden’, Pabo NHL, 2004 Begrotingen, IEC NHL, 2008 Afspraken ontwikkelingsdoelen, Pabo NHL, 2008 Taakbelasting, Pabo NHL, 2007-2008 Introductieprogramma nieuwe collega’s, IEC NHL, 2007.
58/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Voorzieningen Studentenstatuut Pabo NHL, 2007-2008 Studentenenquête NHL, 2007 Maquette nieuwbouw NHL Beleidsplan ICT, NHL, 2006-2008 Voorlichtingsmateriaal Brochure Leraar Basisonderwijs, Verkort traject, Pabo NHL, 2008-2009. Kwaliteitszorg Handboek kwaliteitszorg IEC NHL, 2007 4e versie Verbeterplan Pabo NHL, 2004-2007 Cursusevaluaties 2005-2006, 2006-2007 Studentenenquête NHL, 2007 Resultaten onderzoek Pabo Verkort, 2005-2006 Stage-evaluatie Basisbekwaamheidsfase jaar 2, Pabo NHL 2007-2008 Uit het oog, maar niet uit het hart, Pabo NHL, 2003-2004 Benchmarken op niveau, 2006 Medewerkerstevredenheids-onderzoek NHL, 2004 en 2006 Agenda’s en verslagen examencommissie Pabo NHL, 2006-2008 Agenda’s en verslagen opleidingscommissie Pabo NHL, 2006-2008. Resultaten Minorverslagen, portfolio’s en afstudeerproducten van studenten Rendementen Pabo-opleidingen, HBO-raad Tussenrapportage rendementsonderzoek, K. de Boer, IEC NHL, 2007 Onderwijskengetallen Oktober 2007, NHL Gerealiseerde gemiddelde studielast per jaar, Pabo NHL, 2006-2007.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
59/63
60/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
SBL-competenties leerkracht Primair Onderwijs, 20 mei 2004 (www.lerarenweb.nl) (exclusief bekwaamheidseisen en indicatoren). 1 Interpersoonlijk competent De leraar primair onderwijs moet ervoor zorgen dat er in zijn groep een prettig leef- en werkklimaat heerst. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar interpersoonlijk competent zijn. Een leraar die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding. Zo'n leraar schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Zo'n leraar bevordert de zelfstandigheid van de kinderen en zoekt in zijn interactie met hen een goede balans tussen: - leiden en begeleiden; - sturen en volgen; - confronteren en verzoenen; - corrigeren en stimuleren. 2 Pedagogisch competent De leraar primair onderwijs moet de sociaal-emotionele en morele ontwikkeling van de kinderen bevorderen. Hij moet hen helpen een zelfstandig en verantwoordelijk persoon te worden. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar pedagogisch competent zijn. Een leraar die pedagogisch competent is, creëert een veilige leeromgeving in zijn groep en zijn lessen. Zo'n leraar zorgt ervoor dat de kinderen: - weten dat ze erbij horen en welkom zijn; - weten dat ze gewaardeerd worden; - op een respectvolle manier met elkaar omgaan; - uitgedaagd worden om verantwoordelijkheid te nemen voor elkaar; - initiatieven kunnen nemen en zelfstandig kunnen werken. 3 Vakinhoudelijk & didactisch competent De leraar primair onderwijs moet de kinderen helpen zich de culturele bagage eigen te maken die samengevat is in de kerndoelen voor het primair onderwijs en die elke deelnemer aan de samenleving nodig heeft om volwaardig te kunnen functioneren. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar vakinhoudelijk en didactisch competent zijn. Een leraar die vakinhoudelijk en didactisch competent is, ontwerpt een krachtige leeromgeving in zijn groep en zijn lessen.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
61/63
Zo'n leraar stemt de leerinhouden en ook zijn doen en laten af op de kinderen en houdt rekening met individuele verschillen, motiveert de kinderen voor hun leertaken, daagt hen uit om er het beste van te maken en helpt hen om ze met succes af te ronden. Leert de kinderen leren, ook van en met elkaar, om daarmee onder andere hun zelfstandigheid te bevorderen. 4 Organisatorisch competent De leraar primair onderwijs draagt zorg voor alle aspecten van klassenmanagement ten behoeve van zijn groep. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar organisatorisch competent zijn. Een leraar die organisatorisch competent is, zorgt voor een overzichtelijke, ordelijke, taakgerichte sfeer in zijn klas en zijn lessen. Zo'n leraar zorgt er dus voor dat de kinderen: - weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief, - weten wat ze moeten doen, hoe en met welk doel ze dat moeten doen 5 Competent in het samenwerken met collega's De leraar primair onderwijs moet ervoor zorgen dat zijn werk en dat van zijn collega's op school goed op elkaar zijn afgestemd. Hij moet ook bijdragen aan het goed functioneren van de schoolorganisatie. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar competent zijn in het samenwerken met collega’s. Een leraar die competent is in het samenwerken met zijn collega's, levert zijn bijdrage aan een goed pedagogisch en vakinhoudelijk & didactisch klimaat op zijn school, aan goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie. Dat wil zeggen dat zo’n leraar: - goed met collega’s communiceert en samenwerkt; - een constructieve bijdrage levert aan vergaderingen en andere vormen van schooloverleg en aan de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd om de school goed te laten functioneren; - een bijdrage levert aan de ontwikkeling en verbetering van zijn school. 6 Competent in het samenwerken met de omgeving De leraar primair onderwijs moet contacten onderhouden met de ouders of verzorgers van de kinderen. Hij moet er ook voor zorgen dat zijn professionele handelen en dat van anderen buiten de school goed op elkaar zijn afgestemd. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar competent zijn in het samenwerken met de omgeving van de school.
62/63
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
Een leraar die competent is in het samenwerken met de omgeving, levert in het belang van de kinderen zijn bijdrage aan een goede samenwerking met mensen en instellingen in de omgeving van de school. Dat wil zeggen dat zo’n leraar: - goede contacten onderhoudt met de ouders of verzorgers van de kinderen; - goede contacten onderhoudt met andere mensen en instellingen die ook te maken hebben met de zorg voor de kinderen. 7 Competent in reflectie en ontwikkeling De leraar primair onderwijs moet zich voortdurend verder ontwikkelen en professionaliseren. Dat is zijn verantwoordelijkheid en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar primair onderwijs competent zijn in reflectie en ontwikkeling. Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen en zijn professionele bekwaamheid. Zo'n leraar streeft ernaar zijn beroepsuitoefening bij de tijd te houden en te verbeteren. Zo’n leraar weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat, heeft een goed beeld van zijn eigen competenties, zijn sterke en zwakke kanten, werkt op een planmatige manier aan zijn verdere ontwikkeling, stemt zijn eigen ontwikkeling af op het beleid van zijn school en benut de kansen die de school biedt om zich verder te ontwikkelen
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Opleiding tot Leraar Basisonderwijs
63/63