Vleermuistunnel Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Monitoring van de effectiviteit van een compenserende vliegroute voor watervleermuizen R.M. Koelman
September 2009 Rapport van de Zoogdiervereniging In opdracht van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Vleermuistunnel Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Monitoring van de effectiviteit van een compenserende vliegroute voor watervleermuizen R.M. Koelman
Rapport nr.:
2009.30
Project nr.:
2009.034
Status uitgave:
Eindrapport
Datum uitgave:
September 2009
Veldwerk:
R.M. Koelman, H.H. Huitema & W.G. Overman
Auteur:
R.M. Koelman
Foto’s:
R.M. Koelman
Foto’s voorkant:
De vleermuistunnel op het terrein tussen de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en de Stenden University. Situatie mei 2009. Inzet: watervleermuis (Myotis daubentonii ) - Estland, juli 2007. Foto’s: R.M. Koelman.
Projectleiding:
H.J.G.A. Limpens
Productie:
Zoogdiervereniging Oude Kraan 8 6811 LJ Arnhem Tel. 026-3705318 ; e-mail: zoogdier@ zoogdiervereniging.nl
Opdrachtgever:
Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Dit rapport kan worden geciteerd als: Koelman, R.M., 2009. Vleermuistunnel Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Monitoring van de effectiviteit van een compenserende vliegroute voor watervleermuizen. VZZ rapport 2009.30. Zoogdiervereniging, Arnhem. De Zoogdiervereniging is niet aansprakelijk voor gevolgschade, evenals voor schade welke voortvloeit uit toepassingen van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van de Zoogdiervereniging; de opdrachtgever vrijwaart de Zoogdiervereniging voor aanspraken van derden in verband met deze toepassing. © Zoogdiervereniging Dit rapport is vervaardigd op verzoek van opdrachtgever hierboven aangegeven en is zijn eigendom. Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever hierboven aangegeven en de Zoogdierverenging, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Inhoud 1 Inleiding ..........................................................................................................................5 2 Keuze vleermuisduiker...................................................................................................6 3 Onderzoek......................................................................................................................7 3.1 methode ............................................................................................................ 7 3.2 resultaten........................................................................................................... 8 4 Conclusies en aanbevelingen......................................................................................13 5 Bronnen........................................................................................................................14 Bijlage 1: Voorbeelden van het gebruik van tunnels door watervleermuizen ................16 Bijlage 2: Onderzoeksprotocol.........................................................................................19
3
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Afbeelding 1. Luchtfoto van het Rengersparkgebied in ruimere zin met daarop aangegeven de ligging van de in 2006 aangetroffen vliegroute (rode stippen). Het terrein tussen de beide hogescholen is ondertussen veranderd in een bouwterrein. Luchtfoto ondergrond: © Google Earth.
4
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
1 Inleiding In het gebied tussen de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) en de Stenden University aan de Rengerslaan in Leeuwarden lag tot begin 2007 de Oude Meer, een waterloopje dat uitmondde in de Dokkumer Ee. Tijdens onderzoek in 2006 werd vastgesteld dat de Oude Meer door onder andere watervleermuizen (Myotis daubentonii) wordt gebruikt als vliegroute (Koelman 2006a). De route verbindt het zgn. Rengersparkgebied met de Dokkumer Ee (zie afbeelding 1). De aangetroffen groep watervleermuizen heeft zijn verblijfplaatsen in bomen het naastgelegen Rengersparkgebied. Dit gebied bestaat uit het Rengerspark zelf en de Algemene Begraafplaats Spanjaardslaan. De aanwezigheid van de groep kan verklaard worden doordat er in het gebied een groot bestand aan oudere loofbomen met holtes aanwezig is. Het voorkomen van een groep watervleermuizen in een stedelijke omgeving kan als bijzonder worden geclassificeerd. Ten behoeve van bouwwerkzaamheden op het terrein van de NHL en de herinrichting van het terrein tussen de NHL en de Stenden University tot het zgn. Kennisplein was het noodzakelijk om begin 2007 de loop van de Oude Meer te dempen. Hierdoor werd de aanwezige vliegroute van vleermuizen ernstig verstoord. De verstoring is zowel in 2007 als in 2008 gemitigeerd door middel van een tijdelijke bovengrondse vliegroute. De tijdelijke route is daarbij herhaaldelijk beoordeeld op effectiviteit (Koelman & Limpens 2007, Koelman & Limpens 2008a, Koelman & Limpens 2008c, Koelman 2008a, Koelman 2008b, Koelman 2008c). In het voorjaar van 2009 is op het terrein van het Kennisplein een permanente vervangende vliegrouteroute gerealiseerd in de vorm van een ondergrondse duiker. In de periode maart september 2009 heeft in opdracht van de NHL onderzoek plaatsgevonden naar de gebruik van de duiker door de watervleermuizen uit het Rengersparkgebied. In dit rapport wordt nader ingegaan op de resultaten van dit onderzoek. Het veldwerk tijdens de diverse terreinbezoeken in 2009 werd uitgevoerd door de auteur (R.M. Koelman, senior projectmedewerker afdeling Onderzoek en Advies bij de Zoogdiervereniging VZZ), met assistentie van de heren H.H. Huitema en W.G. Overman (respectievelijk senior projectmedewerker en projectmedewerker bij de afdeling Onderzoek en Advies van de Zoogdiervereniging).
Afbeelding 2. De tijdelijke bovengrondse vliegroute voor watervleermuizen op het terrein van het Kennisplein. Situatie augustus 2007. Foto: R.M. Koelman.
5
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
2 Keuze vleermuisduiker De projectgroep Kenniscampus heeft de Zoogdiervereniging VZZ (de huidige Zoogdiervereniging) in december 2007 opdracht gegeven om te adviseren over de mogelijkheden ten aanzien van een permanente vervangende vliegroute voor watervleermuizen op het terrein van het Kennisplein zelf of in de omgeving daarvan. Indertijd is vervolgens beoordeeld welke alternatieve mogelijkheden er bestonden voor de vervangende vliegroute. Hierbij is zowel gekeken naar mogelijke routes op het terrein van het Kennisplein zelf, als naar routes door het gebied ten zuiden van de Stenden University. Uit het onderzoek kwam naar voren dat een route door middel van een duiker onder het Kennisplein het meest kansrijk en duurzaam was (Koelman & Limpens 2008b). De op grond van het advies aangelegde duiker bestaat uit een ronde buis met een doorsnede van 1.70 meter en een lengte van 204 meter (zie afbeelding 3). In het kader van de Flora- en faunawet geldt dat het succes van mitigerende maatregelen met een hoge mate van zekerheid vóóraf moet vaststaan. Dit betekent dat, afhankelijk van de soort en de kennis die er is, er zekerheid moet zijn dat mitigerende maatregelen werken. Deze informatie kan bekend zijn uit verricht onderzoek dat aantoont dat een bepaald type mitigerende maatregel werkt. Of er kan gewacht worden totdat de genomen mitigerende maatregelen (bijvoorbeeld een verblijfplaats) in gebruik worden genomen door de betreffende soort. Ten aanzien van de te verwachten effectiviteit van de vleermuistunnel op het terrein van de Noordelijke Hogeschool gold dat het gebruik van langere, smalle tunnels door watervleermuizen reeds genoemd werd in de literatuur (bijvoorbeeld Bach, Burkhardt & Limpens 2004 en Brinkmann et al. 2003). Daarnaast waren er meerdere voorbeelden uit met name het buitenland bekend van langere tunnels die door watervleermuizen worden gebruikt als vliegroute en als zomer- en winterverblijfplaats. In de bijlage zijn enkele voorbeelden van door watervleermuizen gebruikte tunnels te vinden. Op grond van voorgaande kon met een grote mate van zekerheid worden aangenomen dat de vleermuistunnel op het terrein van het Kennisplein ook daadwerkelijk door watervleermuizen zou worden gebruikt.
Afbeelding 3. De westelijke ingang van de vleermuistunnel op het terrein van het Kennisplein. Situatie mei 2009. Foto: R.M. Koelman.
6
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
3 Onderzoek 3.1 methode Bij het onderzoek in 2009 naar de effectiviteit van de vleermuistunnel op het terrein van het Kennisplein werden meerdere methodes ingezet. Daarbij werd vanaf juli gewerkt volgens een vooraf vastgesteld onderzoeksprotocol. Dit protocol is te vinden in bijlage 2. De volgende onderzoekmethodes zijn ingezet: - Dagbezoeken waarbij werd beoordeeld of de aangelegde duiker voldeed aan de vereiste kwalificaties (afmetingen, aansluiting op oorspronkelijke delen van de vliegroute). - Avondbezoeken waarbij werd gekeken welk deel van de uitvliegende watervleermuizen daadwerkelijk door de tunnel vloog en welk deel een andere, bovengrondse route volgde. - Onderzoek m.b.v. een in de duiker opgehangen AnaBat SD1 CF Bat Detector. Deze detector kan gedurende meerdere dagen automatisch de geluiden van passerende vleermuizen registreren. - Zenderonderzoek. Hiertoe werden met behulp van mistnetten een aantal watervleermuizen gevangen. Drie dieren werden voorzien van een (zeer kleine) zender. Door het signaal van deze zenders uit te peilen met behulp van een richtantenne konden naderhand de dagrustplaatsen van de dieren worden opgespoord. In onderstaande tabel is aangegeven op welke dagen bovengenoemde methodes zijn ingezet. datum 11 maart 30 maart 07 mei 10 mei 31 mei - 05 juni 07 juli 08 juli 09 juli 09-19 juli 19 juli 25 augustus 26 augustus - 04 september 4 september
type onderzoek dagbezoek dagbezoek avondbezoek avondbezoek AnaBat detector zenderonderzoek zenderonderzoek avondbezoek AnaBat detector avondbezoek avondbezoek AnaBat detector avondbezoek
doel beoordeling tracé vleermuisduiker beoordeling vleermuisduiker bepaling aantal door duiker vliegende dieren bepaling aantal door duiker vliegende dieren bepaling aantal door duiker vliegende dieren bepaling verblijfplaatsen in Rengersparkgebied bepaling verblijfplaatsen in Rengersparkgebied bepaling aantal door duiker vliegende dieren bepaling aantal door duiker vliegende dieren bepaling aantal door duiker vliegende dieren bepaling aantal door duiker vliegende dieren bepaling aantal door duiker vliegende dieren bepaling aantal door duiker vliegende dieren
Tabel 1. Onderzoeksdagen in de periode maart - september 2009.
Afbeelding 4. Een AnaBat SD1 CF Bat Detector. Deze detector registreert automatisch de geluiden van passerende vleermuizen.
7
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
3.2 resultaten Avondbezoeken Er is in totaal gedurende zes avonden gekeken naar de aantallen vleermuizen die door de vleermuisduiker vlogen. Op twee avonden is eveneens gekeken of de watervleermuizen ook daadwerkelijk aan de andere kant van de tunnel weer naar buiten kwamen. Van in- en uitvliegende dieren zijn enkele video-opnames gemaakt. Allereerst kon worden vastgesteld dat de in het Rengersparkgebied aanwezige watervleermuizen de vleermuisduiker daadwerkelijk gebruiken voor verplaatsingen tussen het Rengersparkgebied en de Dokkumer Ee. Er werd herhaaldelijk vastgesteld dat dieren aan de westelijke ingang naar binnen vlogen en vervolgens niet meer terugkwamen. Tijdens de twee tellingen bij de oostelijke ingang van de vleermuisduiker bij de Dokkumer Ee werden uitvliegende dieren waargenomen. Van in- en uitvliegende dieren zijn enkele video-opnames gemaakt. Verder kon worden vastgesteld dat niet op alle avonden dezelfde aantallen watervleermuizen de route via de voormalige Oude Meer volgden. Op 09 juli bijvoorbeeld werden ten gevolge van de harde wind slechts één tot twee watervleermuizen geteld bij de ingang van de tunnel. Aangenomen kan worden dat de dieren op dergelijke dagen vooral in het Rengersparkgebied zelf foerageren. Op andere dagen lagen de aantallen getelde dieren echter hoger, waarbij er enkele keren tien dieren werden waargenomen. Op grond van de tellingen kan dan ook worden geconcludeerd dat er in 2009 in totaal tien watervleermuizen in het Rengersparkgebied aanwezig waren. Dit aantal van 10 watervleermuizen in 2009 is lager dan de aantallen dieren in voorgaande jaren. In 2006 werden 27 watervleermuizen geteld, in 2007 werden 14 tot 19 dieren geteld en in 2008 werden maximaal 17 dieren geteld. Deze afname suggereert licht negatieve effecten op de aantallen in het Rengersparkgebied aanwezige watervleermuizen ten gevolge van het verdwijnen van de oorspronkelijke vliegroute over de Oude Meer. Probleem hierbij is echter dat de natuurlijke dynamiek in groepsgrootte van de in het Rengersparkgebied aanwezige watervleermuizen niet bekend is, zodat naast mogelijke negatieve effecten ten gevolge van de werkzaamheden in het gebied ook andere factoren een rol kunnen spelen in het afgenomen aantal watervleermuizen op de vliegroute. Overigens wordt op grond van expert judgement ingeschat dat eventuele negatieve effecten tijdelijk zullen zijn en dat de aantallen watervleermuizen de komende jaren weer zullen stijgen. Van de op de diverse telavonden waargenomen watervleermuizen bleek steeds een deel van de dieren door de vleermuisduiker te vliegen, terwijl een ander deel de route bovengronds volgde. In totaal vlogen er op de telavonden maximaal 3 watervleermuizen door de duiker en maximaal 7 dieren bovengronds over het terrein van het Kennisplein. Een verklaring voor dit laatste kan gevonden worden in de volgende punten: - Vleermuizen zijn nogal traditionele dieren. Eenmaal aangeleerde vliegroutes worden niet snel opgegeven, ook al zijn de omstandigheden in negatieve zin veranderd. - Op het bouwterrein van het Kennisplein was in 2009 een hekwerk aanwezig dat op hoofdlijnen het tracé volgde van de tijdelijke vleermuisroute in 2008. Daarnaast was er met name aan de kant van de Stenden University weinig verlichting aanwezig op het terrein. Beide factoren tezamen leidden er toe dat er een potentiële bovengrondse vliegroute aanwezig was in de vorm van het hekwerk en de naastgelegen gevelwand van het gebouw van de Stenden University.
8
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
In de periode 26 augustus - 4 september is geprobeerd om de bovengronds vliegende watervleermuizen te dwingen via de vleermuisduiker te laten vliegen met behulp van strategisch geplaatste verlichting. Hierbij werd een deel van de noordgevel van het gebouw van de Stenden University met behulp van twee 300 watt bouwlampen aangelicht. Op deze manier werd een hier lopend deel van de vliegroute geblokkeerd. Op 26 augustus werd geconstateerd dat watervleermuizen die via dit deel van de route probeerden over te steken inderdaad terugkeerden. Op 04 september echter bleek dat de dieren alsnog de bovengrondse route volgden, maar daarbij vlogen over het enkele tientallen meters verderop gelegen donkere middengedeelte van het bouwterrein tussen de beide hogescholen. Geconcludeerd kan worden dat een deel van de watervleermuizen in het Rengersparkgebied hardnekkig de oude bovengrondse route blijft volgen. Op grond van expert judgement wordt echter verwacht dat na de inrichting van het Kennisplein uiteindelijk alle watervleermuizen door de tunnel zullen gaan vliegen.
Afbeelding 5. Hekwerk op het westelijke deel van het terrein van de NHL. Het hekwerk werd, tezamen met de naastgelegen gevelwand, door watervleermuizen gebruikt als vliegroute. Situatie mei 2009. Foto: R.M. Koelman.
Afbeelding 6. Aanlichting van een gedeelte van de noordelijke gevel van het gebouw van de Stenden University met behulp van twee bouwlampen van 300 watt. Op deze manier werd een gedeelte van de bovengrondse vliegroute over het terrein van het Kennisplein geblokkeerd. Situatie augustus 2009. Foto: R.M. Koelman.
9
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Opnames AnaBat detecor De inzet van de AnaBat detector heeft geleid tot een groot aantal waarnemingen. Een probleem is echter dat de verzamelde gegevens niet eenduidig zijn, maar eerst dienen te worden geïnterpreteerd. De intervallen tussen de verschillende opnames gedurende één nacht laten zien dat een deel van de in de duiker vliegende watervleermuizen daar ook foerageerde, met als gevolg dat deze vleermuizen de detector in kortere tijd meerdere keren passeerden. Dit gedrag werd ook waargenomen bij de avondbezoeken. Dit gedrag maakt het lastig om precieze aantallen passerende vleermuizen te bepalen. Een nadere analyse geeft aan dat er in de nachten dat de AnaBat detector werd ingezet steeds 2 tot 5 watervleermuizen van de duiker gebruik hebben gemaakt. Het ging hierbij zowel om in de avond uitvliegende dieren op vliegroute naar de Dokkumer Ee als om dieren die later in de nacht naar de verblijfplaatsen in het Rengersparkgebied terugkeerden.
Afbeelding 7. Detail van een opname gemaakt met behulp van een AnaBat detector. Te zien zijn de sonarpulsen van een op 05 juni 2009 om 22.29 uur door de vleermuisduiker passerende watervleermuis.
10
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Zenderonderzoek Op 7 juli werden in totaal zeven watervleermuizen gevangen, waarbij alle gevangen dieren van het manlijke geslacht waren. Dit was enigszins onverwacht, daar eerder op grond van het aantal watervleermuizen in 2006 (27 dieren) werd verwacht dat het bij de watervleermuizen in het Rengersparkgebied om een groep vrouwtjes zou gaan. Van de gevangen watervleermuizen werd één dier van een zender voorzien. Omdat dit dier de volgende dag niet gelijk kon worden teruggevonden werden ’s avonds wederom een aantal watervleermuizen gevangen. Hiervan werden er twee van een zender voorzien. De volgende dag werden alle drie de dieren aangetroffen in twee bomen op de Algemene Begraafplaats Spanjaardslaan, waarbij er in de ene boom een verblijfplaats aanwezig was met twee van de gezenderde dieren en er in de andere boom een verblijfplaats aanwezig was met één gezenderde dier. Geconcludeerd kan worden dat de groep watervleermuizen in het Rengersparkgebied verblijfplaatsen in meerdere bomen tegelijkertijd gebruikt. Dit gedrag is bij vleermuizen niet ongewoon voor groepen mannetjes. Doordat er tenminste twee bomen tegelijkertijd in gebruik waren kon een geplande telling van het totale aantal uitvliegers geen doorgang vinden. Hiervoor was op dat moment slechts één veldwerker beschikbaar, welke onmogelijk twee bomen tegelijkertijd kon tellen. Bovendien bestond de mogelijkheid dat er naast de twee aangetroffen bomen met verblijfplaatsen nog meer bomen tegelijkertijd in gebruik waren.* Op grond van de tellingen tijdens de avondbezoeken kan echter worden gesteld dat er in 2009 in totaal tien watervleermuizen in het Rengersparkgebied aanwezig waren.
Afbeelding 8. Watervleermuis (Myotis daubentonii) met zender - juli 2009. Foto: R.M. Koelman.
* Bij vleermuizen leven de mannetjes en de vrouwtjes een groot deel van de zomerperiode gescheiden. De vrouwtjes vormen grotere groepen van genetisch verwante dieren. In deze groepen worden de jongen geboren. Mannetjes vormen kleinere groepjes of zijn solitair. In een gebied zijn daardoor vaak meerdere verblijfplaatsen van mannetjes tegelijkertijd aanwezig.
11
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Afbeelding 9. Ligging van de in juli 2009 aangetroffen bomen met een verblijfplaats van watervleermuizen op het terrein van de Algemene Begraafplaats Spanjaardslaan (rode stippen). Rechtsboven is de ligging weergegeven van de in 2006 aangetroffen vliegroute (groene stippen). Het terrein tussen de beide hogescholen is ondertussen veranderd in een bouwterrein. Luchtfoto ondergrond: © Google Earth.
Afbeelding 10. Paardekastanje (Aesculus hippocastanum; links op de foto) op het terrein van de Algemene Begraafplaats Spanjaardslaan waarin op 09 juli 2009 twee van de drie gezenderde watervleermuizen verbleven. Foto: R.M. Koelman.
12
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
4 Conclusies en aanbevelingen De vleermuistunnel op het terrein van het Kennisplein is een schoolvoorbeeld van hoe bij grotere bouwprojecten dient te worden omgegaan met de in een plangebied aanwezige natuurwaarden. Reeds in een vroeg stadium heeft onderzoek naar de aanwezigheid van beschermde flora en fauna plaatsgevonden. De uitkomsten van het onderzoek zijn omgezet in een aantal mitigerende maatregelen voor de in het plangebied aanwezige vleermuizen, zijnde een tijdelijke bovengrondse vliegroute die naderhand is vervangen door een permanente ondergrondse vleermuisduiker. Bij de planning van de mitigerende maatregelen is van tevoren goed gekeken naar de te verwachten effectiviteit van de te nemen maatregelen. Zowel de tijdelijke als de definitieve mitigerende maatregelen zijn na aanleg uitgebreid gemonitoord op functionaliteit. Door middel van uitgebreid onderzoek is vastgesteld dat er in het Rengersparkgebied in 2009 een groep van 10 manlijke watervleermuizen verbleef. De groep gebruikte daarbij verblijfplaatsen in meerdere bomen. Het aantal watervleermuizen in 2009 is lager dan de aantallen dieren in voorgaande jaren, wat suggereert dat er ten gevolge van het verdwijnen van de oorspronkelijke vliegroute over de Oude Meer licht negatieve effecten zijn opgetreden op de aantallen in het gebied aanwezige watervleermuizen. Naast mogelijke negatieve effecten ten gevolge van de werkzaamheden in het gebied kunnen echter ook andere factoren - waaronder natuurlijke dynamiek in de groepsgrootte - een rol spelen in het afgenomen aantal watervleermuizen. Daar de condities voor een gunstige staat van instandhouding aanwezig zijn (in de vorm van de vleermuisduiker) wordt op grond van expert judgement ingeschat dat eventuele negatieve effecten tijdelijk zullen zijn en dat de aantallen watervleermuizen de komende jaren weer zullen stijgen. Het onderzoek toont aan dat de speciaal aangelegde vleermuistunnel effectief is. Van de in 2009 in het gebied aanwezige watervleermuizen maakte een derde tot de helft van de dieren gebruik van de tunnel. De overige dieren volgen nog de oorspronkelijke bovengrondse route. Op grond van expert judgement wordt verwacht dat na de inrichting van het Kennisplein uiteindelijk alle watervleermuizen door de tunnel zullen gaan vliegen. Geadviseerd wordt de ontwikkelingen in de aantallen aanwezige watervleermuizen nog enige tijd te blijven volgen.
Afbeelding 11. Eén van de gezenderde watervleermuizen (Myotis daubentonii) - juli 2009. Foto: R.M. Koelman.
13
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
5 Bronnen Bach L., P. Burkhardt & H.J.G.A. Limpens, 2004. Tunnels as a possibility to connect bat habitats. Mammalia jrg. 68 nr. 4, pp. 411-420. BBN adviseurs, 2006. Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Onderbouwing ontheffingsaanvraag ingevolge Flora- en faunawet artikel 75, vierde lid en vijfde lid onderdeel c. BBN werknummer 4530. Brinkmann, R., M. Biedermann, M. Dietz, C. Dense, W. Fiedler, M. Fuhrmann, A. Kiefer, H. Limpens, I. Niermann, W. Schorcht, U. Rahmel, G. Reiter, M. Simon, C. Steck & A. Zahn, 2003. Querungshilfen für Fledermäuse. Schadensbegrenzung bei der Lebensraumzerschneidung durch Verkehrsprojekte. Positionspapier der Arbeitsgemeinschaft Querungshilfen - Stand April 2003. Brunia, T., 2009. Memo d.d. 07 juli 2009 van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden aan het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met betrekking tot het onderzoek naar de effectiviteit van de vleermuisduiker op het terrein van het Kennisplein. Koelman, R.M., 2006a. Vleermuisonderzoek Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. VZZ rapport 2006.38. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. Koelman, R.M., 2006b. Ontheffingsaanvraag vleermuizen Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. VZZ rapport 2006.57. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. Koelman, R.M., 2008a. Vliegroute vleermuizen Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Beoordeling van de effectiviteit van een tijdelijke vliegroute voor vleermuizen in juni 2008. VZZ rapport 2008.21. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. Koelman, R.M., 2008b. Vliegroute vleermuizen Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Beoordeling van de effectiviteit van een tijdelijke vliegroute voor vleermuizen in juli 2008. VZZ rapport 2008.29. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. Koelman, R.M., 2008c. Vliegroute vleermuizen Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Beoordeling van de effectiviteit van een tijdelijke vliegroute voor vleermuizen in augustus 2008. VZZ rapport 2008.33. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. Koelman, R.M., 2009a. Vliegroute vleermuizen Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Notitie m.b.t. de veldbezoeken van 11 en 30 maart 2009. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. Koelman, R.M., 2009b. Vliegroute vleermuizen Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Notitie m.b.t. de veldbezoeken van 07 en 10 mei 2009. Zoogdiervereniging, Arnhem. Koelman, R.M., 2009c. Vliegroute vleermuizen Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Notitie m.b.t. het onderzoek met behulp van een AnaBat SD1 CF Bat Detector in de periode 31 mei - 5 juni 2009 naar het gebruik van de vleermuisduiker op het terrein van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden door de watervleermuis (Myotis daubentonii). Zoogdiervereniging, Arnhem. Koelman, R.M. & H.J.G.A. Limpens, 2007. Vliegroute vleermuizen Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Beoordeling van de effectiviteit van een tijdelijke vervangende vliegroute voor watervleermuizen. VZZ rapport 2007.36. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. Koelman, R.M. & H.J.G.A. Limpens, 2008a. Notitie m.b.t. de tussentijdse aanpassing van een tijdelijke vliegroute voor vleermuizen op het terrein van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. Koelman, R.M. & H.J.G.A. Limpens, 2008b. Advisering vliegroute vleermuizen Kenniscampus Leeuwarden. VZZ rapport 2008.04. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem.
14
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Koelman, R.M. & H.J.G.A. Limpens, 2008c. Vliegroute vleermuizen Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Beoordeling van de effectiviteit van een tijdelijke vliegroute voor vleermuizen in mei 2008. VZZ rapport 2008.13. Zoogdiervereniging VZZ, Arnhem. Ministerie van LNV, Dienst Regelingen, 2007. Ontheffing FF/75C/2006/0464 van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en de watervleermuis (Myotis daubentonii). Ministerie van LNV, Dienst Regelingen, 2008a. Ontheffing FF/75C/2006/0464A van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en de watervleermuis (Myotis daubentonii). Ministerie van LNV, Dienst Regelingen, 2008b. Ontheffing FF/75C/2006/0464B van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en de watervleermuis (Myotis daubentonii). Ministerie van LNV, Dienst Regelingen, 2009. Ontheffing FF/75C/2006/0464C van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 11 van de Flora- en faunawet voor zover dit betreft het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis (Pipistrellus pipistrellus) en de watervleermuis (Myotis daubentonii).
15
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Bijlage 1: Voorbeelden van het gebruik van tunnels door watervleermuizen Voorbeeld 1 In Kreuzlingen (kanton Thurgau in Zwitserland) is de Schoderbach op twee plaatsen ondergronds gelegd. De tunnels zijn respectievelijk ongeveer 600 meter (noordelijke tunnel) en 300 meter (zuidelijke tunnel) lang. In de noordelijke tunnel zijn op verschillende plekken verblijfplaatsen (waaronder kraamverblijfplaatsen) van watervleermuizen. In en uitvliegende dieren worden waargenomen aan beide einden van de tunnel. Ook in de zuidelijke tunnel zijn op verschillende plekken verblijfplaatsen (waaronder zomerverblijfplaatsen) van watervleermuizen. Ook in deze tunnel worden in en uitvliegende dieren waargenomen aan beide einden van de tunnel. Bron: dr. Fabio Bontadina (SWILD Schweiz) en Wolf-Dieter Burkhard (Kantonaler FledermausschutzBeauftragter Thurgau).
Afbeelding 12a. Eén van de ingangen van de noordelijke tunnel van de Schoderbach.
Afbeelding 12b. Watervleermuizen onder een putdeksel in de zuidelijke tunnel van de Schoderbach. Situatie juni 2006.
16
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Voorbeeld 2 Bij het gehucht Leeuwen aan de noordkant van Roermond bevindt zich een wateruitlaat in de vorm van een ronde buis met een doorsnede van zo’n 170-180 cm. In september 2002 werd waargenomen dat meerdere watervleermuizen deze buis invlogen. Het werd daarbij niet duidelijk of het om foeragerende dieren ging of dat het waargenomen gedrag een indicatie vormde voor een verblijfplaats in de wateruitlaat. Bron: auteur.
Afbeelding 13a. De wateruitlaat bij Leeuwen. Situatie juni 2009. Foto: R.M. Koelman.
Afbeelding 13b. De wateruitlaat bij Leeuwen. Situatie juni 2009. Foto: R.M. Koelman.
17
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Voorbeeld 3 In Kassel (Duitsland) is een kraamverblijfplaats van watervleermuizen aangetroffen in een regenwaterafvoerkanaal van minder dan 1 meter doorsnede. Om deze verblijfplaats te bereiken moeten de dieren eerst 40 meter door het kanaal vliegen. Bron: dr. Markus Dietz.
Voorbeeld 4 In Bedfordshire (Groot-Brittannië) bevindt zich een ongebruikte treintunnel van 700 meter lengte. In zomer en winter worden watervleermuizen, franjestaarten, gewone grootoorvleermuizen en mopsvleermuizen tot midden in de tunnel waargenomen. Bron: Bob Cornes, Bedfordshire Bat Group UK.
Voorbeeld 5 In Hampshire (Groot-Brittannië) bevindt zich het Basingstoke Canal met de Greywell Tunnel. Dit is een tunnel van 1125 meter lengte, waar net een roeibootje doorheen kan. De tunnel is ingestort op 731 meter vanaf de oostelijke ingang en 200 meter vanaf de westelijke ingang. De tunnel wordt in de zomer en in de winter gecontroleerd. Het is niet mogelijk er doorheen te vliegen. Maar watervleermuizen en franjestaarten worden regelmatig waargenomen bij de instorting en leggen dus afstanden van 200 meter en meer af in de tunnel. Bron (via Paul Hope, beheerder): Stebbings, R.E., 1993. The Greywell Tunnel. An internationally important haven for bats. English Nature, Peterborough.
Voorbeeld 6 In Kent (Groot-Brittannië) bevindt zich de Burham Railway Tunnel. Deze is ingestort op circa 200 meter van de ingang. In zowel zomer als winter worden er watervleermuizen, franjestaarten en gewone baardvleermuizen tot bij de instorting waargenomen. Bron: Shirley Thompson.
Afbeelding 14. De Burham Railway Tunnel.
18
Zoogdiervereniging
Vleermuisduiker Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
Bijlage 2: Onderzoeksprotocol Bron: memo d.d. 07 juli 2009 van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden aan het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met betrekking tot het onderzoek naar de effectiviteit van de vleermuisduiker op het terrein van het Kennisplein. Het onderzoek zal de volgende deelonderzoeken bevatten: A) Wat is de huidige omvang van de populatie watervleermuizen in het Rengerspark? De verblijfplaats wordt hiertoe m.b.v. een gezenderd dier opgespoord en uitvliegende dieren worden geteld. B) Welk deel van de populatie gebruikt de route richting de Rengersbrug/tunnel? Waarneming ter plaatse van de route totaal 65 uur waarneming (visueel en m.b.v. AnaBat detector) ingepland tezamen met punt A. C) Hoeveel dieren vliegen door de tunnel en hoeveel de dieren vliegen over de tunnel? Meting en waarneming aan twee zijden van de tunnel zowel in de avond als in de ochtend. Waarneming ter plaatse totaal 16 uur waarneming (visueel) ingepland tezamen met punt B. D) Wat is het effect van het onaantrekkelijk maken van de bovengrondse route op het gebruik van de tunnel? Waarneming ter plaatse totaal 261 uur waarneming (visueel en m.b.v. AnaBat detector) ingepland tezamen met punt B en C. De waarnemingen zullen starten op dinsdagavond 7 juli en eindigen uiterlijk eind augustus. De vraag wanneer de tunnel werkzaam is, kan als volgt stapsgewijs worden beoordeeld: 1) Er wordt door de tunnel heen gevlogen, van ingang naar uitgang. 2) Er wordt op meerdere nachten doorheen gevlogen. 3) Er wordt ‘s avonds en ’s ochtends doorheen gevlogen. 4) Tijdens de kraamtijd wordt er ook ‘s nachts doorheen gevlogen. 5) Het gebruik van de tunnel neemt toe wanneer de geschiktheid van de route bovenover afneemt. 6) Omdat we ook aantallen tellen, kunnen we ook kwantitatieve benadering toevoegen. Het gaat dan om het percentage dieren dat door de tunnel vliegt op de route Rengersparkgebied - Dokkumer Ee: 1 - 50% door de tunnel = de tunnel werkt 50 - 75% door de tunnel = de tunnel werkt goed > 75% door de tunnel = de tunnel werkt zeer goed
19