Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Opleiding: Locatie: Croho: Varianten:
Pedagogiek hbo-bachelor Leeuwarden en Zwolle 35158 voltijd/deeltijd
Visitatiedatum:
9 juni 2009
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, november 2009
2/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 10 11
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 30 33 36 40
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
45 46 53 57 58 59
3/59
4/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
5/59
6/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Pedagogiek van Noordelijke Hogeschool Leeuwarden heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in april 2009, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 9 juni 2009. Het panel bestond uit: Mevrouw H. Marx-Breet (voorzitter, domeinpanellid); Mevrouw A.J. van Zon (domeinpanellid); Mevrouw D.E.E. Bakker (studentpanellid); De heer L.S. van der Veen (NQA-auditor); De heer W.A.J. van Uden (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Noordelijke Hogeschool Leeuwarden biedt onderwijs aan ongeveer 10.000 studenten. Om dat onderwijs te realiseren werken er op 1 december 2008 1.101 personeelsleden aan de hogeschool met een totale arbeidsomvang van 845 fte. De opleidingen zijn ondergebracht in vier instituten, waaronder het Instituut Zorg en Welzijn (IZW). IZW verzorgt ondermeer de opleidingen Pedagogiek, Maatschappelijk Werk en Dienstverlening en Culturele en
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
7/59
Maatschappelijke Vorming. De opleiding Pedagogiek wordt in Leeuwarden en Zwolle aangeboden in voltijdse en deeltijdse vorm. De opleiding Pedagogiek is in 1999 gestart te Leeuwarden. Sinds januari 2002 vormt de opleiding samen met de twee andere opleidingen het IZW. In 2004 is in Leeuwarden een deeltijdopleiding Pedagogiek gestart. De nevenvestiging in Zwolle is september 2005 gestart met een voltijdse opleiding en in 2007 met de deeltijdvariant. Vanaf 1 september 2009 maakt de opleiding te Zwolle deel uitmaken van de Hogeschool Windesheim. Er studeren in september 2008 805 studenten aan de opleiding Pedagogiek. In Leeuwarden studeren 435 voltijdstudenten en 30 deeltijdstudenten. In Zwolle zijn dat respectievelijk 300 en 40 studenten. Het IZW werkt met één formatieomvang voor het gehele instituut. Medewerkers werken vaak voor meerdere opleidingen en hun taken worden niet aan opleidingen toeberekend. Daardoor is het berekenen van de formatieomvang per opleiding vrijwel onmogelijk. Binnen de afdeling Welzijnsopleidingen werken in Leeuwarden 52 docenten, in Zwolle 15. De formatieomvang bedraagt 45,7 fte. De meeste docenten hebben een aanstellingsomvang van 0,6 fte of meer. De opleiding vindt de studieloopbaanbegeleiding en de trainingen Intensieve Ambulante Gezinsbegeleiding kenmerkende aspecten van de opleiding. Ook het gegeven dat de docenten merendeels afkomstig zijn uit het werkveld en daar vaak ook nog als parttimer werken, vindt men kenmerkend voor de opleiding. Inhoudelijk werken de drie opleidingen in IZW voor een deel samen. Dat wil zeggen dat een aantal modulen van de curricula voor alle opleidingen inhoudelijk identiek zijn, maar verschillen in de opdracht of de context waarin de opdracht moet worden uitgevoerd. Het onderwijsconcept gaat uit van sociaal-constructivistische uitgangspunten, dat wil zeggen dat studenten en docenten samenwerken aan de opbouw van een kennis- en vaardigheidsrepertoire van de studenten. Het curriculum is opgebouwd uit vijf leerlijnen: de integrale leerlijn, de praktijkleerlijn, de conceptuele leerlijn, de vaardigheidsleerlijn en de studieloopbaanleerlijn (zie voor toelichting onderwerp 2). De opleidingen Pedagogiek zijn in 2003 gevisiteerd en het rapport verscheen in 2004. De opleiding in Leeuwarden was destijds nog volop in ontwikkeling en maakte daarom geen deel uit van die visitatie. Deze visitatie is de eerste voor de opleiding. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase.
8/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode april-mei 2009 inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 9 juni 2009. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor ten slotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in september 2009 een concept van het Onderwerprapport (deel A) en het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in oktober 2009. Het visitatierapport is uiteindelijk in november 2009 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
9/59
1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. Daar waar een argumentatie/beoordeling voor de deeltijd afwijkt van de voltijd, of waar oordelen voor locaties van elkaar verschillen, is dit expliciet vermeld. Indien niet vermeld, gelden voor beide locaties dezelfde oordelen. Tevens gelden voor de deeltijdopleiding dezelfde argumentatie/oordelen als voor de voltijdopleiding, aangezien de deeltijdopleiding inhoudelijk voornamelijk zijn gebaseerd op dezelfde moduleinhouden als de voltijdopleiding. Volgorde en onderwijsmethodieken kunnen daarbij verschillen.
10/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek Onderwerp/Facet Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
Leeuwarden Leeuwarden voltijd deeltijd
Zwolle voltijd
Zwolle deeltijd
goed goed goed Positief
goed goed goed Positief
goed goed goed Positief
goed goed goed Positief
voldoende goed goed voldoende goed voldaan goed goed Positief
voldoende goed goed voldoende goed voldaan goed goed Positief
voldoende goed goed voldoende goed voldaan goed goed Positief
voldoende goed goed voldoende goed voldaan goed goed Positief
goed goed goed Positief
goed goed goed Positief
goed goed goed Positief
goed goed goed Positief
goed goed Positief
goed goed Positief
goed voldoende Positief
goed voldoende Positief
goed goed
goed goed
goed goed
goed goed
voldoende Positief
voldoende Positief
voldoende Positief
voldoende Positief
goed voldoende Positief
goed voldoende Positief
goed voldoende Positief
goed voldoende Positief
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
11/59
Doelstellingen opleiding Alle facetten van dit onderwerp zijn door het panel als goed beoordeeld voor beide locaties en beide varianten. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma Het panel beoordeelt de facetten 2.1 en 2.4 als voldoende. Aan facet 2.6 is voldaan. De overige facetten worden als goed beoordeeld. De oordelen gelden voor beide locaties en beide varianten. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Voor beide locaties en beide varianten beoordeelt het panel de facetten van dit onderwerp met goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Facet 4.1 wordt voor beide locaties en beide varianten met goed beoordeeld. Facet 4.2 wordt voor de locatie Leeuwarden voor beide varianten met goed beoordeeld. De beide varianten in Zwolle worden voor facet 4.2 met voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Het panel beoordeelt de facetten 5.1 en 5.2 voor beide locaties en varianten met goed. Facet 5.3 wordt als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Facet 6.1 beoordeelt het panel als goed voor beide locaties en varianten. Facet 6.2 wordt door het panel met een voldoende gewaardeerd. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
12/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
13/59
14/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding formuleert de eindkwalificaties in de vorm van competenties. Daaronder verstaat de opleiding: Een samenhangende set van vaardigheden, houdingen en onderliggende kennis (inzichten), die de professional in staat stellen op het beroep gebaseerde taken, die deel uitmaken van een functie of rol, op een effectieve en efficiënte wijze te vervullen en is daarmee altijd gerelateerd aan de kernproblemen of kenmerkende situaties van het beroep of beroepsdomein. • Het gekozen profiel is naar het oordeel van het panel in lijn met de landelijke en internationale ontwikkelingen in het domein. Dat wil zeggen dat er een ontwikkeling gaande is van afzonderlijke competenties voor de opleidingen in het domein naar gezamenlijke competenties, waarbij de beroepssituaties en de beroepscontexten het verschil uitmaken. De NHL-opleidingen in het domein Social Work hebben negen competenties geformuleerd. Deze competenties zijn gebaseerd op de volgende bronnen: - Toekomstverkenningen ten behoeve van een beroepenstructuur in Zorg en Welzijn (2004) - Profilering agogisch domein. Nota in opdracht van het sectoraal adviescollege HSAO (2004) - Klaar voor de Toekomst (2006) - Opvoedingsrelaties versterken (2008) • In Opvoedingsrelaties versterken heeft het Landelijk Opleidingsoverleg Pedagogiek het competentieprofiel van de hbo-bachelor pedagogiek beschreven. In dit document worden in totaal veertien competenties beschreven en een body of knowledge. De NHL-opleiding pedagogiek heeft deze competenties vertaald naar negen competenties. Het panel heeft beide competentiesets vergeleken en stelt vast dat de vertaling van NHL-opleiding goed aansluit bij de landelijke set. • De landelijke competentieset in Opvoedingsrelaties versterken is tot stand gekomen na literatuurstudie en landelijke onderzoeken in het werkveld. Ook bij de andere bronnen die de opleiding heeft gebruikt zijn vertegenwoordigers uit het werkveld op diverse manieren betrokken. • De opleiding heeft gekozen voor de indeling en competentieformulering die is weergegeven in bijlage 5. De competenties zijn beschreven in Competenties Bachelor of Social Work (2006). Tevens zijn de competenties opgenomen in het studentenstatuut en de elektronische leeromgeving van de opleiding, waarmee de beschrijving ook bruikbaar is voor studenten.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
15/59
•
De NHL heeft de opleiding gepositioneerd in een brede bacheloropleiding Social Work. De competentiebeschrijvingen zijn generiek voor alle studenten Social Work aan de NHL. Er is dus een generalistische basis. De kenmerkende elementen voor de pedagoog krijgen vorm en betekenis in de beroepssituaties die aan iedere competentie zijn toegevoegd. Een voorbeeld van een kenmerkende beroepssituatie is de weergave in figuur 1, die behoort bij competentie 3. Voor iedere competentie zijn indicatoren beschreven die inhoud en niveau toetsbaar maken (zie facet 1.2)
Kenmerkende beroepssituatie: PEDAGOGIEK Een pedagoog werkzaam als pedagogisch werker bij bureau Jeugdzorg begeleidt ouders bij het opvoeden van hun kinderen en pubers. Deze ouders kloppen op vrijwillige basis aan met een hulpvraag gericht op ondersteuning, advisering en soms hulpverlening. Deze ouders ervaren grote problemen bij het opvoeden van hun kinderen. Ze wijten hun probleem vaak aan probleemgedrag van het kind. Soms is een persoonlijkheidsstoornis of ontwikkelingsachterstand aan te tonen en soms niet. Bij bureau jeugdzorg wordt ook onderzocht of de problematiek veroorzaakt en/of in stand wordt gehouden door de pedagogische relatie, de interactie tussen ouders en kind. In ieder geval is duidelijk dat door ouders gestelde opvoedingsdoelen niet worden bereikt. Er zijn diverse methoden en methodieken voorhanden die geschikt zijn voor deze doelgroep en problematiek. Als pedagoog moet men in staat zijn om een beargumenteerde keuze te maken voor een bepaalde werkwijze/methode, deze uit te voeren en te evalueren. Figuur 1 kenmerkende beroepssituatie
•
•
De opleiding neemt qua positionering in het internationale veld een middenpositie in. De meeste Engelstalige landen kennen geen specifieke opleiding pedagogiek, maar leiden uitsluitend social workers op. In Duitsland bestaan wel opleidingen tot pedagoog. De afdeling Welzijnsopleidingen van de NHL is lid van de Europese organisatie Schools of Social Work. Door middel van dit netwerk is de opleiding op de hoogte van nieuwe internationale ontwikkelingen in het werkgebied social work. Het panel is van oordeel dat de opleiding goed aansluit bij de huidige stand van zaken en bovendien oog heeft voor nieuwe ontwikkelingen. Men analyseert het huidige profiel aan de hand van het nieuwe kader voor sociaal agogische opleidingen: Vele takken, één stam (2008). De resultaten van de analyse waren ten tijde van de visitatie nog niet beschikbaar.
Facet 1.2
Niveau bachelor
goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor.
16/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Dublin descriptoren zijn leidend bij de beschrijving van het niveau van de bachelor. De opleiding heeft een duidelijk beschreven interpretatie van de descriptoren gemaakt en die interpretatie vervolgens ingevuld voor de pedagoog. Zo wordt het toepassen van kennis en inzicht geïnterpreteerd als: de bachelor kan kennis en inzicht toepassen met als doel een professionele benadering van de beroepspraktijk, het opstellen van argumentaties en het oplossen van problemen. De elementen professionaliteit, argumenteren en probleem oplossen zijn vervolgens verder uitgewerkt en gespecificeerd voor het beroep van pedagoog. • De kwalificaties zijn beschreven op drie beheersingsniveaus: toepassen (propedeuse), beslissen (einde derde jaar) en ontwikkelen (bachelorniveau, eind vierde jaar). Aan elk niveau is een omschrijving gekoppeld zoals in tabel 1 is opgenomen. Bovendien bevat ieder niveau een beschrijving van leeractiviteiten voor de student, docentactiviteiten die de mate van sturing en de docentrol beschrijven. Het panel vindt dit een adequate beschrijving. In het kader van analyse en verbetering is de opleiding voornemens de indicatoren voor de drie niveaus aan te scherpen. toepassen • • •
beslissen
Operationeel werken Zelfstandigheid Aangegeven procedures volgen
• • • • • •
Strategisch werken Zelfstandigheid Initiatief nemen Keuzes maken op basis van kennis en ervaring Plan van aanpak ontwerpen Inzicht in consequenties van eigen handelen
ontwikkelen • • • • •
Ontwikkelen/integreren Nieuwe procedures ontwerpen Gebruik verschillende kennisdomeinen Hanteren en oplossen van complexe problemen Nieuwe (wetenschappelijke) inzichten bruikbaar maken voor eigen handelen
Tabel 1 drie beheersingsniveaus
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Naast wat al bij de facetten 1.1 en 1.2 is opgemerkt heeft het panel de onderstaande aanvullende argumenten voor zijn oordeel.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
17/59
•
•
•
•
Als doelstelling heeft de opleiding in haar zelfevaluatierapport geformuleerd dat studenten die pedagoog willen worden, moeten kunnen werken in de brede context van social work. Wel heeft de pedagoog een specifieke invalshoek, namelijk die van de opvoedingsrelaties. Daarbinnen worden landelijk drie benaderingen of ordeningsprincipes gehanteerd waarop het pedagogische handelen zich richt: - Preventie, diagnostiek en behandelen: het beantwoorden van individuele hulpvragen van kinderen, jongeren, ouders of leerkrachten; - De centrale rol van het kind: het beantwoorden van algemene pedagogische vraagstukken; - Advies en begeleiding van opvoeders: het beantwoorden van pedagogische vragen. Het panel herkent deze benaderingen vanuit de beroepspraktijk. De eindkwalificaties die voor de bachelor of social work met de specialisatie pedagogiek zijn geformuleerd, sluiten goed aan bij de werkzaamheden en functies die beginnend pedagogen vervullen. Afgestudeerden zullen vooral worden ingezet als adviseur en begeleider bij kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, consultatiebureaus, bureaus voor jeugdzorg of pleegzorg, jeugd- en jongerenwerk, welzijnsinstellingen (opvoedingsondersteuning, preventieprojecten), scholen en projecten voor voor- en vroegschoolse educatie. In Opvoedingsrelaties versterken is een uitgebreid overzicht van werkvelden opgenomen. De opleiding signaleert dat er in toenemende mate multidisciplinair gewerkt moet worden in het domein social work. Deze trend wordt ook gesignaleerd in Klaar voor de Toekomst (2006). De afgestudeerde pedagoog zal daarom steeds vaker in netwerken van verschillende deskundigen (bijvoorbeeld: maatschappelijk werkers, sociaal-pedagogen, cultureel werkers) moeten kunnen opereren. Het panel vindt het terecht dat de opleiding studenten op deze trend voorbereidt. Zowel uit de documentatie als uit het gesprek dat het panel met vertegenwoordigers van het werkveld heeft gevoerd, blijkt dat het werkveld betrokken is bij de ontwikkeling van de opleiding. De werkveldadviescommissie bespreekt de (beoogde) kwalificaties met vertegenwoordigers van de opleiding. De werkveldadviescommissie heeft het competentieprofiel van 2006 en het leerplan van de major (2007) geaccordeerd.
Onderwerp 2
Programma
Inleiding In het curriculum staan professionaliseringstaken (P-taken) centraal. Iedere professionaliseringstaak is opgebouwd uit vijf leerlijnen: 1. In de integrale leerlijn werken studenten aan opdrachten, de professionele taak die ze in de beroepspraktijk tegen zullen komen. 2. De praktijkleerlijn brengt de reële beroepspraktijk in het programma in de vorm van praktijkprojecten of stage. 3. De conceptuele of kennisleerlijn is gericht op het verwerven van kennis door middel van college en consultatie.
18/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
4. In de vaardigheidsleerlijn ligt het accent op het trainen van vaardigheden die nodig zijn om de professionaliseringstaak uit te voeren. 5. De studieloopbaanlijn heeft tot doel de persoonlijke ontwikkeling van studenten te bevorderen door onder andere het maken van een persoonlijk ontwikkelingsplan. Het curriculum heeft de major-minorstructuur. De major bevat alle verplichte programmaonderdelen in de vorm van 24 P-taken. Het minordeel is de keuzeruimte. Een student moet twee minoren kiezen, waarvan één verplicht uit het pedagogisch profiel en de ander vrij. In de minoren worden alle competenties op het hoogste niveau getoetst. In het programma is 10 EC ingeruimd voor volstrekt vrije keuze van de student, waarvan 2 EC in het eerste, 4 in het tweede en 4 in het derde jaar van het programma. Het derde jaar is bijna volledig gewijd aan de stage. De eerste drie studiejaren zijn samengesteld uit vier gelijke periodes. In iedere periode werkt de student aan twee professionaliseringstaken.
Facet 2.1
Eisen HBO
voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Studentenstatuut Opleidingsspecifiek (maart 2009) is een overzicht van de literatuur opgenomen die studenten dienen te gebruiken tijdens het onderwijs. Het panel concludeert op grond van het overzicht dat de voorgeschreven literatuur in het algemeen actueel is en van goed niveau. Enkele klassiekers uit het vakgebied zijn wat jaar van uitgave betreft niet actueel, maar wat onderwerp betreft wel. De boekenlijst bevat geen buitenlandse literatuur, wel een enkel vertaald werk. Het panel is van mening dat de literatuur over ontwikkelingspsychologie wat zwaarder aangezet mag worden. De opleiding is voornemens dat te doen in het studiejaar 2009-2010. • Vanaf de tweede onderwijsperiode in de propedeuse werken alle voltijdstudenten in de beroepspraktijk. In het eerste jaar 160 klokuren praktijkwerk, in het tweede jaar 320 praktijkwerkproject en in het derde jaar 1288 klokuren stage. In het vierde jaar volgt de student twee minoren, waarvan één verplicht uit de welzijnsopleidingen. Aan deze minor is 560 klokuren praktijkwerk gekoppeld. Als een student de tweede minor ook kiest uit het aanbod van de welzijnsopleidingen, dan komt er nog eens 560 uur bij. In totaal brengt de student dus tussen de 2888 en 2328 uur in de beroepspraktijk door. Dat is bijna de helft van de studietijd. • Deeltijdstudenten combineren hun werk met hun studie. Een relevante werkplek is voorwaarde om aan de opleiding te kunnen beginnen.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
19/59
•
•
•
•
•
De professionaleriseringstaken (P-taken) leggen een relatie tussen het praktijkwerk en het binnenschoolse programma. In P-taak 2.1 Opstellen van een werkplan (in de derde periode van de propedeuse) maken de studenten een werkplan dat bruikbaar is in hun praktijkwerk. Een ander voorbeeld is P-taak 6.2 Kwaliteitsproject (in de derde periode van het tweede jaar), waarin de studenten ten behoeve van hun praktijkwerkplek een analyse maken van een kwaliteitsknelpunt en daarvoor een verbeterplan schrijven. Een laatste voorbeeld is P-taak 9.2 Innovatie in Welzijn (vierde periode van het derde jaar): studenten maken een innovatieplan voor hun stageverlener dat gebaseerd is op ontwikkelingen binnen of buiten het directe werkveld van het beroep, de werkzaamheden of de dienstverlening te vernieuwen. Zowel voltijd- als deeltijdstudenten werken met deze P-taken. De vaardigheidsleerlijn besteedt aandacht aan de training van beroepsvaardigheden. Enkele voorbeelden van beroepsvaardigheden zijn gesprekken voeren, adviseren, beleidsnota’s schrijven, reflecteren, systematisch werken, doelgericht observeren, werken met vrijwilligers, en onderzoeksvaardigheden. De vaardigheden worden geoefend in klassensituaties en daarna in praktijk gebracht in het praktijkwerk en de stage. De onderzoeksvaardigheden komen expliciet aan de orde in P-taak 6.2 en ze zijn vervolgens verweven in een aantal andere P-taken. De complexiteit van het onderzoek of de context waarin het plaats vindt, neemt in de loop van het curriculum toe. In het vierde jaar doen de studenten in het kader van hun afstuderen, op afstand begeleid, zelf een onderzoek in de praktijk. Waar mogelijk participeren studenten ook in onderzoek dat docenten uitvoeren die lid zijn van een kenniskring van een lectoraat. De alumni merken op dat het accent in de eerste twee jaar van de opleiding hoofdzakelijk ligt op probleemanalyse en nauwelijks op het ontwikkelen van oplossingen. Uit het gesprek met het management en de docenten blijkt dat oplossingsgericht denken ook in het tweede jaar aan bod komt, maar dit wordt kennelijk nog niet herkend. Het panel kan zich vinden in de suggestie van alumni om oplossingsgericht denken en handelen wat zwaarder te accentueren in het tweede jaar. Actuele ontwikkelingen in diverse vakgebieden worden in het programma opgenomen doordat docenten de ontwikkelingen bijhouden via hun vakliteratuur. Daarnaast volgen docenten de ontwikkelingen in de beroepspraktijk door het begeleiden van praktijkwerk en stages. De begeleiding levert inzichten op die in het binnenschoolse deel van het curriculum worden gebruikt. De opleiding ziet de ontschotting tussen de verschillende disciplines binnen social work en de toename van interdisciplinair werken als een belangrijke ontwikkeling en heeft daarom gekozen voor de nauwe samenwerking tussen de opleidingen in het domein. Er is in het curriculum aandacht voor de sociale context waarin het handelen van pedagogen plaats vindt en voor de theorieën waarop dat handelen gebaseerd is. De studenten leren de theoretische basis voor het pedagogisch handelen ondermeer in de training Korte Oplossingsgerichte Therapie en Orthopedagogische Gezinsbehandeling Erger Voorkomen. In de minoren wordt deze werkwijze verdiept en verbreed. De leerplancommissie beoordeelt nieuwe inhouden in het curriculum, waardoor geborgd is dat het curriculumbouwwerk niet verstoord wordt.
20/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
•
•
De opleiding werkt aan de versterking van internationale aspecten in het curriculum. In de Beleidsnotitie Internationalisering afdeling welzijnsopleidingen (2008) worden voorstellen gedaan om de opleidingen een meer internationaal karakter te geven door voor te schrijven dat 20% van de literatuur in een moderne vreemde taal moet zijn, dat 10% van de colleges Engelstalig is en dat studentenuitwisselingen bevorderd moeten worden. Ten tijde van de visitatie is het programma hoofdzakelijk regionaal en nationaal gericht en wordt weinig rekening gehouden met de mogelijkheid het programma te internationaliseren door middel van bijvoorbeeld stages, excursies of P-taken. Effecten van de beleidsnotitie zijn nog niet zichtbaar. Uit de gesprekken en de documentatie leidt het panel af dat studenten de kans en de mogelijkheid hebben zich gedurende hun opleiding op slechts één doelgroep te richten. Het opleidingsprogramma heeft geen garanties dat studenten verplicht voor minimaal twee of wellicht nog meer doelgroepen moeten kiezen. Het panel vindt het echter wel van belang dat studenten breed worden opgeleid en leren werken met verschillende doelgroepen. Uit de studentenquête 2008 blijkt dat studenten gemiddeld rond de 3,3 geven (op een vijfpuntsschaal) voor onderwerpen als de actualiteit, de kwaliteit van het studiemateriaal, de praktijkgerichtheid en de aanwezigheid van de beroepspraktijk in het curriculum. De beoordeling van de mogelijkheid tot internationale stages is net 3,0. Het panel beoordeelt het facet als voldoende vanwege het ontbreken van de borging op variatie in doelgroepen, de geringe hoeveelheid literatuur over ontwikkelingspsychologie en de beperkte internationale mogelijkheden in het programma.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
goed
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de beschrijvingen van de leerlijnen die het programma constitueren, wordt telkens verwezen naar de competentie waarop de P-taak en dus de leerlijn (met uitzondering van de slb-leerlijn) betrekking heeft. De relatie tussen competenties en de inhoud van het programma is daardoor bij zowel studenten als docenten altijd bekend. In het gesprek dat het panel met studenten heeft gevoerd, is gebleken dat zij bekend zijn met de competenties. Tevens heeft het panel een aantal portfolio’s van studenten ingezien en deze portfolio’s tonen aan dat studenten zich inderdaad richten op het verwerven van de beschreven competenties.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
21/59
•
•
•
•
•
•
Uit het programmaoverzicht dat aan het panel beschikbaar is gesteld, blijkt dat ieder Ptaakbeschrijving het beheersingsniveau noemt, een passende opdracht beschrijft en daarbij passende beoordelingscriteria opsomt. Alle competenties worden uiteindelijk (vanaf februari 2009) op het beoogde niveau beoordeeld in de verplichte minoren In de voorgaande periode was dit niet zo, maar evaluatie van de eerste ronde minoren heeft geleerd dat alle competenties in de verplichte minoren getoetst moeten worden om de kwaliteiten van de studenten voldoende tot hun recht te laten komen. In de beschrijving is voldoende ruimte om de student te laten kennismaken met alle doelgroepen waarmee de pedagoog in aanraking kan komen. De breedte van het domein is in het programma voldoende geborgd. Bij facet 2.1 is echter reeds opgemerkt dat deze borging niet garandeert dat studenten voor meerdere doelgroepen kiezen. Uit de P-taken en de ondersteunende leerlijnen blijkt goed dat studenten worden opgeleid tot een hbo-bachelor. Het programma is hoofdzakelijk gericht op het toepassen van bestaande kennis en methodieken en de studenten leren deze waar nodig aan te passen aan de context van de instelling waar de ze werken. In de beschrijvingen van de P-taken zijn beschrijvingen opgenomen van het assessment. Ook wordt het assessment in diverse beschrijvingen toegelicht. Hierdoor is het helder wat de studenten moeten bereiken. Bovendien worden in iedere P-taak beoordelingscriteria opgenomen. Het programma bevat onderdelen die gericht zijn op kennisverwerving, vaardigheidsverbetering en het toepassen van kennis en vaardigheid in de beroepspraktijk. De praktijk speelt een belangrijke rol in het opleidingsprogramma vanaf het tweede blok in het eerste jaar. Het panel is daarom van oordeel dat het programma de studenten in staat stelt om de competenties te verwerven. In de studentenenquête 2008 beoordelen de studenten de mate waarin de competenties in het programma centraal zijn met een 3,4.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
goed
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft vastgesteld dat in de beschrijvingen van de onderdelen van de integrale leerlijn verwezen wordt naar de competentie waarop het onderdeel betrekking heeft. De beschrijvingen van de P-taken in deze leerlijn bevatten als eerste onderdeel de beschrijving van de competenties waaraan de student werkt. Hiermee wordt geborgd dat de P-taken verbonden zijn met de competenties. In het Studentenstatuut Opleidingsspecifiek (maart 2009) is een schema opgenomen waarin zichtbaar is dat alle competenties in het programma aan de orde komen. De competenties en de P-taken samen borgen de samenhang tussen de leerlijnen.
22/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
•
•
•
De opleiding heeft aan het panel de beschrijvingen van de vijf leerlijnen ter beschikking gesteld, uitgewerkt tot het niveau van de curriculumonderdelen. Uit de beschrijvingen blijkt dat het model van de P-taak waaraan de andere leerlijnen bijdragen, consequent gehanteerd wordt. De studenten bevestigen in het gesprek met het panel dat deze (horizontale) samenhang in de praktijk daadwerkelijk functioneert. De opleiding heeft gekozen voor een ontwikkelingsgerichte benadering: studenten moeten gedurende hun opleidingstraject groeien van het laagste naar het hoogste beheersingsniveau. De opleiding heeft daarvoor drie beheersingsniveaus beschreven: toepassen, beslissen en ontwikkelen (zie facet 1.2). In alle modulebeschrijvingen wordt vermeld op welk beheersingsniveau de student in de desbetreffende module wordt beoordeeld. Studenten herkennen de beheersingsniveaus in de dagelijkse onderwijspraktijk van de opleiding. Vanaf het eerste jaar (tweede periode) doen studenten praktijkwerk. Het aandeel van het praktijkwerk in het curriculum neemt toe van 160 uur in de propedeuse tot 1288 uur voor de stage in het derde jaar en 560 uur voor de verplichte minor in het vierde jaar. In de beschrijving van de P-taken wordt vrijwel altijd een relatie gelegd met dit praktijkwerk. De student krijgt de opdracht aan te tonen dat hij de P-taak geheel of gedeeltelijk in de beroepspraktijk heeft uitgewerkt. De stage in het derde jaar heeft een omvang van vier dagen per week. De vijfde dag is een terugkomdag op school, waarvoor een intervisieprogramma is samengesteld. In de Stagegids Social Work, Cohort 2006 is de stage beschreven. Duidelijk blijkt dat de studenten tijdens de stage aan een aantal specifiek voor de stage beschreven P-taken moeten werken. Het panel concludeert op basis van deze waarnemingen dat de samenhang tussen theorie en praktijk goed georganiseerd is. De samenhang binnen het curriculum wordt geborgd door de leerplancommissie. In het Jaarplan 2009 Afdeling Welzijn zijn de verantwoordelijkheid en de taken van de leerplancommissie beschreven. De leerplancommissie is op hoofdlijnen verantwoordelijk voor het leerplan en de didactische werkvormen. Tot de taken behoren het monitoren van de leerlijnbeschrijvingen (inclusief minoren) en de literatuurlijst, de communicatie met de cohortteams en opleidingsteams en het bespreken van NHL-brede onderwijsontwikkelingen binnen de opleidingen. De studenten beoordelen de algemene samenhang in het curriculum in de studentenenquête 2008 met een 3,4. De samenhang tussen praktijk en theorie beoordelen ze met een 3,2.
Facet 2.4
Studielast
voldoende
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
23/59
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het zelfevaluatierapport heeft de opleiding het aantal geroosterde contacturen opgenomen. Een contactuur heeft een duur van 45 minuten. De contacttijd is uitgesplitst over de leerlijnen. Omgerekend naar werkelijke klokuren heeft een student recht op de volgende aantallen contact- en klokuren:
contactuur klokuur leerjaar 1 2 3 4
•
• •
•
•
•
10,5 9,9 2,9 5,3
7,875 7,425 2,175 3,975
Het panel vindt het aantal contacturen niet hoog. Ook studenten hebben in de studentenquête aangegeven meer contacttijd te willen hebben. De opleiding experimenteert daarom met het verhogen van het aantal contacturen door de colleges in de conceptuele leerlijnen te vermeerden van twee per periode naar twee per week en de contacturen van voor de integrale leerlijn op dezelfde manier te vermeerderen. Het panel is positief over het feit dat de opleiding de gerealiseerde contacttijd evalueert en op basis van de gegevens maatregelen neemt. Mits voorzien van stimulerende werkvormen acht het panel een toename van de contacttijd een goede ontwikkeling. Uit de gesprekken met studenten is naar voren gekomen dat zij ongeveer 30 klokuren per week aan hun studie besteden. In het derde jaar, waarin ze vier dagen per week stage lopen, is de studiebelasting volgens de studenten hoger, omdat ze naast 32 uur stage, op de vijfde dag supervisie op school hebben. De spreiding van de studielast over het jaar wordt door de studenten in Leeuwarden positiever beoordeeld (3,5) dan door studenten in Zwolle (2,9). Deeltijdstudenten volgen lessen op één middag en aansluitende avond per week. Zij hebben ongeveer 8 contacturen per week. Daarnaast is een deel van hun werktijd gericht op het verwerven van de opleidingscompetenties. Studenten geven in het gesprek met het panel aan dat psychologie en sociologie struikelvakken zijn in de opleiding, niet zozeer vanwege de inhoud, maar omdat de multiple choice-vragen tot problemen leiden, aldus de studenten. In het Studentenstatuut Opleidingsspecifiek (maart 2009) is de regeling voor het studieadvies in de propedeutische fase beschreven. Er zijn vier adviezen mogelijk: een positief studieadvies, een gemotiveerd voorwaardelijk positief studieadvies, een gemotiveerd negatief niet-bindend studieadvies en een gemotiveerd negatief bindend studieadvies. De kwantitatieve norm voor het negatief studieadvies is 40 credits die wordt toegepast aan het einde van het eerste jaar van inschrijving. Er worden geen inhoudelijke eisen gesteld bij het verstrekken van het studieadvies. Voor studenten die na 1 oktober worden ingeschreven gelden aangepaste regels, die in het studentenstatuut zijn opgenomen. De regels worden toegepast met inachtneming van persoonlijke omstandigheden van de student, die in het studentenstatuut concreet worden benoemd. Een tweede drempel die van invloed is op de studievoortgang wordt gevormd door de voorwaarden voor toelating tot de stage in het derde jaar zoals beschreven in de Stagegids Social Work, cohort 2006. Om tot de stage toegelaten te worden dient de
24/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
• •
student de propedeuse te hebben afgerond en ten minste 52 van de 60 studiepunten uit het tweede jaar behaald te hebben. Het panel vindt beide drempels (studieadvies en toelating tot de stage) nuttig in verband met de studievoortgang van studenten en het niveau dat tijdens de stage van studenten verwacht mag worden. Studenten zijn tevreden over de bereikbaarheid en benaderbaarheid van docenten. Werkkamers van docenten zijn in de nabijheid van studentwerkplekken en docenten zijn bereid tot het bieden van ondersteuning waar dat nodig is. Verder zijn intranet, blackboard en e-mail goede middelen om de communicatie tussen studenten en docenten tot stand te brengen. In de studentenenquête 2008 wordt de bereikbaarheid van docenten gewaardeerd met een 3,6 gemiddeld voor beide vestigingen. De verschillen zijn miniem. In algemene zin vinden studenten volgens de resultaten van de studentenenquête 2008 dat de studie te doen is in de tijd die ervoor staat (oordeel: 3,8). Het panel beoordeelt het facet als voldoende vanwege het lage aantal contacturen, al neemt de opleiding reeds maatregelen om dit te verbeteren.
Facet 2.5
Instroom
goed
Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het Studentenstatuut Opleidingsspecifiek zijn de toelatingsvoorwaarden beschreven. Gediplomeerden met een havo- of vwo-vooropleiding zijn met alle profielen toelaatbaar. Er zijn geen aanvullende eisen. Ook kandidaten die een diploma MBO-4 bezitten zijn zonder verdere eisen toelaatbaar. De inhoud van het studieprogramma is gericht op studenten die afkomstig zijn van havo en vwo. • In speciale gevallen zijn verkorte routes mogelijk. MBO’ers met een diploma Sociaal Cultureel Werk, Sociaal Pedagogisch Werk of Sociaal Juridische Dienstverlening kunnen gebruik maken van een verkorte route. Op grond van ervaring met deze route krijgen studenten die er gebruik van willen maken extra lessen sociologie en psychologie en extra uren om zich HBO-studievaardigheden eigen te maken. Ook voert de instroomcoördinator van de opleiding een gesprek met deze studenten met het oog op hun studiesucces. De opleiding heeft contacten gelegd met MBO-instellingen om de inhoudelijke aansluiting tussen MBO en HBO te verbeteren. Er zijn docentenuitwisselingen en studenten van de opleiding hebben voorlichting gegeven op de MBO-instellingen. • Studenten die over een propedeusediploma of een bachelordiploma van een andere hboopleiding of academische opleiding beschikken zijn eveneens toelaatbaar op grond van dat diploma. Kandidaten die ouder zijn dan 21 jaar en niet aan de vooropleidingseis
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
25/59
•
•
•
•
•
voldoen, kunnen toegelaten worden na een toelatingsexamen. Dit examen omvat geschiedenis, maatschappijleer, Nederlands en Engels. Tot de deeltijdopleiding zijn alleen studenten toelaatbaar die een betaalde baan hebben van minimaal 20 uur per week in de welzijnssector. Bovendien dient de kandidaat minimaal 800 uur werkervaring te hebben en op zijn werkplek de mogelijkheid te hebben door te groeien naar HBO-niveau. De opleiding heeft een EVC-procedure die voldoet aan de kwaliteitscode EVC. De procedure leidt tot een ervaringscertificaat waarmee een kandidaat vrijstellingen kan aanvragen voor onderdelen van het programma indien hij dat wenst. Voor een specifieke groep studenten heeft de opleiding een Aangepaste Leerroute ontwikkeld: de AL. Deze AL is bestemd voor studenten van 22 jaar en ouder die zorgtaken vervullen of een baan buiten de welzijnssector hebben. De AL is gelijk aan het voltijdse programma, maar de contacturen worden op maandag en dinsdag verzorgd. De student dient aan te tonen dat hij aan minstens één van beide voorwaarden voldoet. Het panel heeft een afgestudeerde gesproken die positief is over deze route, nadat hij die gevolgd heeft. Aansluiting wat werkvormen betreft, krijgt hoofdzakelijk zijn beslag in de studieloopbaanbegeleiding SLB). Waar voor MBO-afgestudeerden extra tijd beschikbaar wordt gesteld, is in de SLB de gewenning aan HBO-werkvormen en -werkwijzen opgenomen. De nadruk in SLB ligt op het begeleiden bij keuzeprocessen, het maken van een portfolio, en ook op het maken, bewaken, evalueren en bijstellen van een eigen studieplanning. Er staan ten tijde van de visitatie geen buitenlandse studenten ingeschreven bij de opleiding. De hogeschool heeft wel de Code of Conduct getekend, waardoor voor buitenlandse studenten een aantal voorwaarden om te studeren aan de NHL geborgd zijn.
Facet 2.6
Duur
voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Zowel de voltijdse als de deeltijdse opleiding heeft een studieduur van 240 EC. Het programma is verdeeld in een propedeutische fase van 60 EC en een hoofdfase van 180 EC. • Een tweede verdeling is die tussen major en minor. Het majorprogramma heeft een omvang van 170 EC, de beide minoren hebben elk een omvang van 30 EC en ten slotte is er nog een vrije keuzeruimte van 10 EC. • In het Studentenstatuut Opleidingsspecifiek (maart 2009) is een programmaoverzicht opgenomen waaruit blijkt dat het curriculum inderdaad een omvang van 240 EC heeft.
26/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding heeft haar visie op onderwijs onder andere beschreven in het Studentenstatuut Opleidingsspecifiek. Daarmee is de onderwijsvisie mede toegankelijk voor studenten en worden ze in de gelegenheid gesteld mee te werken aan de uitvoering ervan. In de onderwijsvisie wordt uiteengezet: - De visie op leren - Het competentieprofiel - Het belang van professionaliseringstaken (de P-taken) - De concentrische opbouw van het curriculum - Het principe van de leerlijnen - Toetsing • Kenmerkend voor het leren van studenten vindt de opleiding dat de student leert het stuur in eigen hand te nemen. Van studenten wordt verwacht dat ze actief zijn, leervragen leren opstellen en zelf hun studieactiviteiten plannen. Tevens wordt het belang van integratie van praktijk, vaardigheden en theorie benadrukt. De leeromgeving moet flexibel kunnen inspelen op de leervragen van de student. Centraal in het geheel staat de competentieontwikkeling van de student. • Het panel is van mening dat de onderwijsvisie goed past bij het competentie- en ontwikkelingsgerichte benadering waarvoor de opleiding kiest. Tevens is de onderwijsvisie een concretisering van Ruimte binnen kaders (2005/2008) het onderwijsbeleid van de hogeschool. • De integratie van kennis, vaardigheden en praktijk komt het meest zichtbaar tot uitdrukking in de P-taken die worden uitgevoerd in de echte of gesimuleerde beroepspraktijk. Iedere lesperiode werken de studenten aan twee P-taken. Deze taken worden ondersteund door de andere leerlijnen waarmee kennis, vaardigheden en beroepshouding worden ontwikkeld. • De student houdt zijn ontwikkeling bij in een portfolio. In het gesprek met studenten is het panel duidelijk geworden dat de studenten goed weten dat hun portfolio drie doelen kan dienen: - Inzicht krijgen in hun eigen competentieontwikkeling - Bewijsmateriaal verzamelen om hun competentieniveau aan te tonen - Een presentatiemiddel om anderen (bijvoorbeeld werkgevers) te overtuigen van hun kunnen. Het panel heeft – uit de portfolio’s die het heeft ingezien – de indruk dat de Zwolse portfolio’s consequenter aansluiten bij de te beoordelen competenties dan die uit Leeuwarden. De portfolio’s uit Leeuwarden blijken vaak bundelingen van materiaal te zijn, zonder verwijzing naar de competenties. Studenten vinden het maken van een portfolio wel veel werk.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
27/59
•
• •
De werkvormen zijn afgestemd op het type leerdoelen van een leerlijn. In de integrale leerlijn wordt hoofdzakelijk met opdrachten en projecten gewerkt en is samenwerkend leren belangrijk. In de praktijkleerlijn staan opdrachten eveneens centraal, maar gaat het hoofdzakelijk om de individuele inbreng van studenten. De werkvormen die in de conceptuele leerlijn (gericht op kennisverwerving) centraal staan, zijn hoorcollege, responsiecollege en zelfstudie. De opleiding heeft plannen om het aantal colleges in deze leerlijnen te vermeerderen. In de vaardigheidsleerlijn worden trainingen gegeven. In de SLB-lijn ten slotte gaat het om maken van een persoonlijk ontwikkelingsplan, een portfolio en het leren reflecteren. Het panel vindt deze werkvormen en middelen passen bij competentiegericht onderwijs. Uit de gesprekken met studenten blijkt dat zij deze werkvormen herkennen. De meeste werkvormen worden in zowel de voltijdse als de deeltijdse opleidingsvariant gebruikt. Ook de AL-variant gebruikt dezelfde werkvormen. In de studentenenquête 2008 wordt de variatie in werkvormen gewaardeerd met een 3,5 op een vijfpuntsschaal. De kwaliteit van de colleges wordt beoordeeld met een 3,2 en de kwaliteit van de overige contactmomenten met een 3,4.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
goed
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het toetsbeleid van de hogeschool is beschreven in het Toetsbeleid Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (2005). In dit document wordt beschreven aan welke eisen en voorwaarden het proces van toetsen en beoordelen dienen te voldoen. De geformuleerde eisen en voorwaarden zijn gebaseerd op diverse onderzoeken naar het functioneren van examencommissies, de WHW, en accreditatiekaders van de NVAO en VBI’s. De opdracht aan opleidingen is om dit toetsbeleid te concretiseren in een Toetsplan op opleidingsniveau. • In januari 2008 is het Toetsplan Social Studies vastgesteld dat geldt voor de opleiding Pedagogiek. In dit Toetsplan wordt ondermeer een visie op toetsen beschreven die inhoud dat assessments het meest passend zijn voor competentiegericht onderwijs, toetsen worden opgesteld door minimaal twee docenten, er een zekere verhouding moet zijn tussen individueel en groepsgewijs toetsen, en er variatie moet zijn in toetsing. Tevens worden de kwaliteitscriteria voor het vaststellen van toetsen beschreven en uitgewerkt in een beoordelingsformulier voor toetsen. Ook het toetsproces (van constructie, via vaststellen, afnemen en beoordelen) wordt beschreven. Het panel is van mening dat het Toetsplan een adequate beschrijving is. • Uit het beschikbaar gestelde materiaal (toetsen, portfolio’s en dergelijke) en gesprekken met studenten en docenten is het panel gebleken dat de opleiding toetsing en beoordeling conform het Toetsplan serieus neemt.
28/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
-
•
•
•
•
•
•
•
Er is variatie in toetsvormen passend bij leerlijnen: meerkeuzevragen bij kennistoetsen, assessments in integrale en praktijkleerlijn, feedback in vaardigheidsen studieloopbaanlijnen. - De beoordelingscriteria zijn vooraf bekend in de vorm van indicatoren, zowel bij Ptaken, als bij de vaardigheidsleerlijn. Hoofdzakelijk in de P-taken vindt integrale competentietoetsing en -beoordeling plaats. - Zelfsturing krijgt vorm in derde jaar en in minor kan een student zelf een assessment samenstellen aan de hand van de competenties of specifieke leerdoelen; een en ander in overleg met docenten. - Docenten bespreken de normen en criteria voor de P-taken vooraf met elkaar door om de interbeoodelaarsbetrouwbaarheid te vergroten. Zonodig worden ook gegeven beoordelingen met elkaar besproken in het teamoverleg. Het panel heeft de toetsvormen steekproefsgewijs over de jaren heen beoordeeld. Het stelt vast dat de toetsen aansluiten op het niveau en de doelen van het desbetreffende programmaonderdeel. Beoordelingscriteria zijn vooraf bekend en docenten hanteren die bij het vaststellen en beoordelen van de toetsresultaten. In de conceptuele leerlijn wordt hoofdzakelijk gewerkt met meerkeuzevragen en juist/onjuist-vragen. Het panel vindt het wenselijk dat er meer ruimte komt voor open vragen om het inzicht van studenten beter te kunnen toetsen. Het gebruik van assessments is naar het oordeel van het panel een goede manier om competentieontwikkeling te beoordelen. De opleiding maakt gebruik van performanceassessment (het beoordelen van het zichtbare gedrag) en van portfolio-assessment (het beoordelen van producten). Ten tijde van de visitatie werd ongeveer 70% van de assessments uitgevoerd aan de hand van een portfolio. In het gesprek met het panel geven studenten aan dat ze voldoende feedback krijgen van docenten, zowel op producten die in ontwikkeling zijn als op afgeronde toetsen en beoordelingen. Studenten vinden informatie over toetsen en beoordelen in de modulebeschrijvingen en in het Studentenstatuut. Daarin is bijvoorbeeld ook opgenomen in welke studieweek de eerste kans voor een schriftelijke toets of het eerste inlevermoment van een opdracht is en wanneer de tweede. Studenten zijn daardoor in de gelegenheid om te plannen. In het Toetsplan en in het Toetsbeleid is de rol van de examencommissie beschreven. Naast de wettelijke taken heeft de examencommissie volgens het beleid van de hogeschool ook tot taak de kwaliteit van de toetsen te bewaken. De examencommissie beschikt over een formulier met eisen die aan toetsen gesteld kunnen worden en zij beoordeelt aan de hand van dit formulier alle toetsen. De opleiding merkt in het zelfevaluatierapport op dat nog niet alle onderdelen van het Toetsplan zijn ingevoerd. Het panel beschouwt de invoering van het Toetsplan als een verbetering van de basiskwaliteit zoals die momenteel aanwezig is. In de stagegids (die per cohort wordt geschreven) is de beoordelingssystematiek voor de stage opgenomen. De Stagegids Social Work Cohort 2006 bevat daarvoor een overzicht van de competenties ingedeeld in de drie competentiegebieden (zie facet 1.1) met daaraan toegevoegd een groot aantal indicatoren per competentie, de zogeheten competentiemeters. Aan de hand van deze indicatoren maakt de stagebegeleider een tussentijdse en een eindbeoordeling op van de student. Per competentiegebied beschrijft
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
29/59
•
•
•
de begeleider hoe de student zich heeft ontwikkeld en hoe hij functioneert. Alle studenten voeren in de stage een achttal P-taken uit. Deze P-taken worden geassesst conform de beschrijving en criteria die bij deze P-taken behoren. In de minoren van de opleiding worden soms alle, maar altijd tweederde van de competenties getoetst en beoordeeld. De opleiding heeft de informatie over de minoren opgenomen in de bundel Jaar 4 Minoren Pedagogiek Leeuwarden. In deze bundel worden de verplichte en keuzeminoren beschreven aan de hand van een vaste structuur. Bij iedere competentie die voor de minor van toepassing is, worden beoordelingsindicatoren genoemd. Het panel heeft aan de hand van tien ter beschikkinggestelde minorportfolio’s kunnen vaststellen dat deze indicatoren gebruikt worden voor de beoordeling. De competenties worden aan de hand van de indicatoren beoordeeld met onvoldoende, voldoende, goed of uitstekend. De formulieren zijn consequent ingevuld, maar het panel zou het geven van een onderbouwing van de gegeven oordelen een versterking vinden. Studenten beoordelen de kwaliteit van de toetsing (criteria zijn helder en toetsen sluiten aan bij het onderwijs) met een 3,4 gemiddeld. Ook vinden ze dat ze voldoende getoetst worden (3,7). Het panel beoordeelt het facet als goed, ondanks de kanttekening bij de beoordeling van de minoren. De reden daarvoor is dat het systeem van toetsen en beoordelen goed gedocumenteerd is en gebaseerd op toetsbaar gemaakte competenties. Ook is uit het gesprek met docenten gebleken dat zij onderling veelvuldig overleggen over de interpretatie van indicatoren.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
goed
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Docenten zijn in dienst bij de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden. Daarbinnen worden ze toebedeeld aan clusters van opleidingen. Bij de Welzijnsopleidingen werken 67 docenten, van wie er 16 in Zwolle werkzaam zijn. Het panel heeft de beschikking over de CV’s van de docenten. Daaruit blijkt dat van de docenten in Leeuwarden er negen recente praktijkervaring (minstens tot 2006) hebben. Vijf docenten werken parttime aan de opleiding en parttime in de voor de opleiding relevante beroepspraktijk. Van het docententeam in Zwolle heeft één docent recente praktijkervaring en zeven docenten werken parttime in de beroepspraktijk. Veel meer docenten hebben langer geleden beroepsmatig in de praktijk gewerkt. Het panel is van oordeel dat recente beroepservaring voldoende in de teams aanwezig is.
30/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
•
•
•
Alle docenten komen via de begeleiding van praktijkwerk en stage in aanraking met de huidige beroepspraktijk. Ook zijn er docenten die contractactiviteiten uitvoeren in het werkveld van Pedagogiek. Enkele recente voorbeelden hiervan zijn: een training Werken met ouders van licht verstandelijk gehandicapte kinderen (2007-2008), de opleiding Gezinscoach voor Jeugdhulp Friesland (2208-209), een training oplossingsgericht coachen voor pedagogisch medewerkers van diverse instellingen (2009). In 2008 zijn bij instellingen verspreid over het land trainingen verzorgd binnen het domein jeugdhulpverlening. Enkele docenten hebben in de afgelopen jaren een docentenstage gelopen in de het pedagogische werkveld bij de Afdeling Welzijn van de Gemeente Leeuwarden en het Algemeen Maatschappelijk Werk in Dokkum. De Welzijnsopleidingen streven ernaar het aantal docentstages uit te breiden. Het panel vindt dit eveneens wenselijk, omdat de opleiding er ook naar streeft meer jonge docenten aan te nemen, wat mogelijk betekent dat nieuwe docenten geen praktijkervaring meebrengen. Enkele docenten zijn als docent betrokken bij nascholingen voor het werkveld zoals de Intensieve Ambulante Gezinszorg, de Intensieve Pedagogische Thuiszorg en supervisietrainingen. In deze trajecten doen zij veel ervaring op met de huidige beroepspraktijk, die zij inbrengen in ondermeer de minoren Opvoedingsondersteuning, Ontwikkelingsstimulering en Gezinsbehandeling. Docenten met werkervaring in de beroepspraktijk hebben die op diverse terreinen opgedaan. Werkvelden die in de CV’s genoemd worden zijn onder andere opbouwwerk, thuiszorg, jeugdhulp, medische kinderdagverblijven, schoolmaatschappelijk werk, woonbegeleiding en ouderenzorg. Het panel vindt dit een goede afspiegeling van relevante werkvelden. Studenten en werkveld zijn van oordeel dat er voldoende docenten zijn met relevante werkervaring en dat zij ook voldoende op de hoogte zijn met de actuele ontwikkelingen in het werkveld. Studenten waarderen de docenten met een 3,6 voor de mate waarin zij op de hoogte zijn met de beroepspraktijk. Werkveldvertegenwoordigers geven in het gesprek met het panel aan dat docenten goede gesprekspartners zijn bij stagebegeleiding in de major en de minor.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
goed
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De afdeling Welzijnsopleidingen heeft op 1 januari 2009 67 docenten in dienst met een aanstellingsomvang van 45,7 fte. In Leeuwarden werken 52 docenten (35,6 fte) en in Zwolle werken 15 docenten (10,1 fte). De NHL streeft naar een tijdelijke formatie van ten minste 16% en een maximum van 25% van de totale formatieomvang. Voor de welzijnsopleidingen is de tijdelijke formatie in 2008 23,6%.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
31/59
•
•
•
•
De tijdelijke formatie is meegerekend in de docent/studentratio die in ten opzichte van 2007 in 2008 was toegenomen met 2,4 tot 1:28,3. Dat is iets boven de norm van 1:28 die de NHL stelt. Het management van de opleiding verklaart dat het stuurt op het percentage tijdelijke en vaste dienstverbanden en daarbij de D/S-ratio bewaakt. Door de groei van het aantal studenten wordt een aantal tijdelijke aanstellingen omgezet in vaste aanstellingen. Zodra de vacatureruimte die ten tijde van het visitatiebezoek bestond, is ingevuld, daalt de D/S-ratio naar ongeveer 1:25. De leeftijdscategorie van 45 tot 64 jaar is sterk vertegenwoordigd in het personeelsbestand. Van alle docenten valt 68% in deze categorie en een kwart van alle docenten is tussen de 55 en 64 jaar. Het management is zich ervan bewust dat deze groep relatief groot is en tracht daarom jongere docenten aan te trekken. De docenten geven in het gesprek met het panel aan dat de werkdruk hoog is, maar dat ze die onderling goed kunnen opvangen. Zowel in Zwolle als in Leeuwarden ervaren de docenten veel onderling enthousiasme, betrokkenheid en collegialiteit. Het management laat de afdeling P&O onderzoek doen naar de ervaren werkdruk. Indien de resultaten daartoe aanleiding zullen geven, volgen maatregelen om de werkdruk te verminderen. Een belangrijke verbetering die reeds is doorgevoerd is dat de gedachte dat iedere docent alles moet kunnen, is losgelaten. Bij de taaktoedeling wordt nu meer rekening gehouden met de belangstelling en kwaliteiten van de individuele docent. Het panel vindt dit een goede ontwikkeling. De studenten zijn tevreden over de bereikbaarheid en toegankelijkheid van de docenten. Ook vinden ze dat studenten voldoende snel op vragen via e-mail of de elektronische leeromgeving reageren. In de studentenenquête scoort de bereikbaarheid een 3,6.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
goed
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De beschikbare CV’s van docenten maken duidelijk dat er voldoende inhoudelijke deskundigheid in het team aanwezig is. Het team bevat ondermeer pedagogen, psychologen, sociologen, maatschappelijk werkers, HRM’ers en verpleegkundigen. Studenten vinden dat er voldoende docenten zijn met kennis en kunde op het terrein van de pedagogiek, bleek in het panelgesprek met hen. • In het Competentieprofiel docenten NHL zijn de rollen beschreven die docenten kunnen vervullen. Bij iedere rol zijn gedragindicatoren genoemd die als ijkpunt gelden in de functioneringscyclus voor diegenen die de rol vervullen. De docentrollen zijn: medewerker, dienstverlener, begeleider/coach/beoordelaar, onderwijsontwikkelaar, professional, coördinator, onderzoeker en consultant. Niet iedere docent behoeft alle rollen te kunnen vervullen.
32/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
•
Van de 67 docenten die aan de welzijnsopleidingen verbonden zijn hebben er 27 (40%) een academische opleiding. 24 Docenten (35%) hebben na hun HBO-opleiding nog een post HBO-opleiding gevolgd en afgerond. De overigen hebben een HBO-opleiding. In de gesprekken met docenten en management is naar voren gekomen dat de functionerings-, plannings- en beoordelingsgesprekken jaarlijks gevoerd worden. Uit deze gesprekscyclus ontstaat het teamscholingsplan in wisselwerking met de indidividuele scholingswensen van docenten. Hierbij worden ook de resultaten van studenttevredenheidsonderzoeken betrokken. Voorbeelden van scholingen zijn de interne trainingen Praktijkonderzoek en de Assessorentraining, de externe training Signs of Safety, werkbezoeken aan de Reclassering en de Raad voor de Kinderbescherming, en een studiebijeenkomst over multi problem gezinnen. Het panel heeft in de gesprekken enthousiaste en gemotiveerde docenten ontmoet. Zowel uit de studentenenquête als uit het gesprek met studenten blijkt dat zij tevreden zijn over het niveau en de kwaliteit van de docenten. Ze waarderen de inhoudelijke deskundigheid, de didactische bekwaamheid en de coachingsvaardigheden van docenten met respectievelijk een 3,7, een 3,6 en een 3,7. Ook het werkveld is van mening dat de docenten betrokken en deskundig zijn.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
goed
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De locatie in Leeuwarden is goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Het gebouw is enigszins gedateerd. Nieuwbouw is reeds in een vergevorderd stadium. De verwachting is dat de opleiding in januari 2010 gaan verhuizen naar de nieuwe locatie, waar zich reeds meer opleidingen van de NHL bevinden en van de andere hogescholen die in Leeuwarden gevestigd zijn. In de nieuwbouw moet een rijke en plezierige leer- en werkomgeving ontstaan, met een variatie aan studeer- en werkruimtes voor studenten en docenten. Er komen voorzieningen voor leerbedrijven en kenniscentra. Het panel heeft een rondleiding gehad op de huidige locatie. • In het zelfevaluatierapport beschrijft de opleiding de voorzieningen als toereikend met enkele knelpunten. Op de huidige locatie zijn voldoende leslokalen, maar ze zijn soms te klein. Wel zijn er via de audiovisuele dienst mogelijkheden om gebruik te maken van moderne onderwijshulpmiddelen. Het gebouw bevat ook ruimtes waar studenten in groepen kunnen werken, maar die zijn er naar het oordeel van de studenten niet voldoende. Ook stellen zij het op prijs als er stilteruimtes komen waar studenten ongestoord kunnen studeren.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
33/59
•
•
•
•
•
•
•
•
De Welzijnsopleidingen delen op de huidige locatie een studielandschap met de afdeling Gezondheidszorg. Het studielandschap biedt ruimtes voor overleg (ook voor tweetallen) en studieplekken met computers. Op iedere acht studenten is een computer beschikbaar. Ook is overal in het gebouw draadloos internet beschikbaar, waardoor studenten ook met hun eigen laptop kunnen inloggen op het netwerk van de op hogeschool. De mediatheek is in voldoende mate voorzien van vakliteratuur in de vorm van boeken en tijdschriften. De mediatheekcommissie van de opleiding waakt over de kwaliteit van de collectie. Via de mediatheek hebben studenten en docenten toegang tot tijdschriften zoals Sozio, Jeugdbeleid, Pedagogiek in Prakijk, Phaxx, Pedagogiek, Handboek Jeugdbeleid en Tijdschrift voor de sociale sector. Ook belangrijke (internationale) kennisbanken zijn voor studenten en docenten toegankelijk. Voorbeelden hiervan zijn GGZ-online, Science of aging knowledge environment, Science Direct en Journal of Social Intervention. Studenten krijgen bij aanvang van hun opleiding een instructie over het gebruik van de mediatheek. Docenten geven er in het gesprek met het panel blijk van dat hun werkomstandigheden naar behoren zijn. Ze beschikken over een bureau met een computer en afhankelijk van de aanstellingsomvang delen ze die met een collega. In de studentenenquête uit 2008 scoort de tevredenheid over de onderwijsruimtes gemiddeld een 2,8. De overige faciliteiten (zoals mediatheek, informatiecentrum, fietsenstalling en kopieerfaciliteiten) worden gewaardeerd met en 3,5 gemiddeld. Het panel beoordeelt het facet voor de locatie Leeuwarden met goed, omdat de spoedige verhuizing naar de nieuwe locatie verbeteringen voor de onderwijsruimtes met zich meebrengt, terwijl het niveau van de overige faciliteiten minimaal gehandhaafd blijft. Dit leidt het panel af uit de documentatie over de nieuwbouw die het ter inzage heeft gehad. De studenten en docenten die in Zwolle werken zijn enkele weken voor de visitatie verhuisd naar een tijdelijke huisvesting in afwachting van een definitieve verhuizing naar de gebouwen van Hogeschool Windesheim, waarvan de Zwolse opleiding deel gaat uitmaken. Zwolse studenten zijn tamelijk ontevreden over de huisvesting in de periode tot 2008-2009. Onderwijsruimtes, ICT-voorzieningen, mediatheek en informatiecentrum worden ruimschoots lager dan 3,0 (het streefcijfer) gewaardeerd. Het panel heeft de nieuwe tijdelijke huisvesting bezichtigd en is van mening dat deze heeft geleid tot verbeteringen. De opleiding beschikt over een eigen verdieping in een pand aan de Hanzeallee met voldoende (grote en kleine) onderwijsruimten, voorzien van adequate apparatuur, met werkruimten voor docenten en met een draadloos netwerk. Van dat laatste wordt door studenten overigens weinig gebruik gemaakt. De opleiding maakt voorts gebruik van een grote collegezaal en van de mediatheek op de Campus van Windesheim, op loopafstand van de Hanzeallee. Het management van de opleiding heeft het lage oordeel voor de mediatheek aangegrepen om een intranetvoorziening tot stand te brengen met de hoofdlocatie in Leeuwarden. Studenten en docenten in Zwolle hebben daarmee toegang tot veel meer bronnen. Via intranet kunnen ze aanvragen voor boeken en literatuur doen, die dan in enkele dagen in Zwolle arriveert.
34/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
De verwachting is dat de Zwolse opleiding vanaf januari 2010 deel zal uitmaken van Hogeschool Windesheim en dan gebruik zal kunnen maken van de faciliteiten van Windesheim. Voor een deel zal dat al vanaf september gebeuren, omdat de tijdelijke locatie slechts enkele honderden meters van Windesheim ligt.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Leeuwarden: goed Zwolle: voldoende
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De begeleiding van de student richt zich op drie aspecten: studenten voelen zich thuis op de opleiding, student kennen hun kwaliteiten en ontwikkelpunten, studenten kunnen studie- en beroepskeuzes maken. In de handleiding voor studieloopbaanbegeleiding is beschreven hoe student en begeleider aan deze doelen werken. Het panel heeft inzage gehad in SLB cohort 2007, 2008-2009 en in de Handleiding SLB 2008-2009. De handleidingen gelden voor beide locaties. • Studenten krijgen een vaste studieloopbaanbegeleider toegewezen. In Leeuwarden gebeurt dat uit de groep docenten die een cohort gedurende vier jaar zal opleiden (een cohortteam). In Zwolle wordt de studieloopbaanbegeleider geselecteerd uit het gehele team. Maar ook hier is de SLB’er in principe voor meerdere jaren gekoppeld aan de student. • Een student heeft vier keer per jaar een persoonlijk gesprek met zijn SLB’er. De onderwerpen die in die gesprekken aan de orde kunnen komen, zijn de studievoortgang, het portfolio, de reflectie op het eigen leerproces in een POP en het samenwerken met medestudenten. Ook de begeleiding van de stage en het praktijkdeel van de minor vanuit de school gebeurt door de SLB’er. Studenten melden in het gesprek met het panel dat ze tevreden zijn over de begeleiding in de stage en de minor. Ook het werkveld vindt dat de begeleiding goed geregeld is en uitgevoerd wordt. • De meeste docenten hebben in de periode 2006-2008 een meerdaagse training gevolgd om coachingsvaardigheden te verbeteren. In veel CV’s die het panel heeft ingezien, is deze cursus opgenomen. • Voor de deeltijdstudenten is een afzonderlijke handleiding ontwikkeld: Studiehandleiding SLO en praktijkwerk. SLO staat hier voor studieloopbaanontwikkeling. In de handleiding worden de doelen van SLO en praktijkwerk benoemd, voorwaarden voor deelname aan specifieke onderdelen, en de beoordeling. De handleiding is er op gericht om de relatie tussen de verplichte werkplek en het leren op school te versterken. Dit komt volgens het panel voldoende tot uitdrukking in de handleiding.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
35/59
•
•
•
•
•
In de studentenenquête 2008 worden een aantal aspecten beoordeeld, die met studieloopbaanbegeleiding te maken hebben. Studenten vinden dat competenties duidelijk zijn (3,4), krijgen een beeld van beroepen (3,1), leren verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen studie (3,6) en ze zijn tevreden over de begeleiding door de SLB’er (3,1). Ook in het gesprek van het panel met studenten bleek dat studenten tevreden zijn over de geboden begeleiding. Blackboard is de elektronische leeromgeving van de hogeschool. Studenten waarderen deze omgeving, wat moge blijken uit de score in de studentenenquête: 4,2. Blackboard bevat alle belangrijke informatie over het onderwijsprogramma. Het Studentenstatuut bevat informatie over regelingen, rechten en plichten van zowel student als opleiding. De informatiewaarde van het Studentenstatuut wordt met een 3,2 beoordeeld in de studentenenquête. Voor de begeleiding en informatievoorziening over studievoortgang en persoonlijke ontwikkeling wordt in 2010 een nieuw elektronisch systeem ingevoerd: Educator. Met dit softwarepakket kan een verbinding worden gelegd tussen het digitaal onderwijsprogramma, de studieloopbaanbegeleiding, het POP, het portfolio en het studentvolgsysteem. Studenten in Zwolle zijn niet tevreden over enkele aspecten van de informatievoorziening. Ze vinden dat les- en tentamenroosters niet tijdig beschikbaar zijn en dat de opleiding laat reageert op klachten en problemen. Zij zijn ook iets minder tevreden over de studieloopbaanbegeleiding (2,9 in de studentenenquête). Op beide locaties vinden studenten dat de resultaten van toetsen en opdrachten niet tijdig bekend worden gemaakt. Het panel beoordeelt het facet voor de locatie Zwolle met voldoende op grond van de hiervoor vermelde kritiek van studenten. In Leeuwarden scoort alleen de tijdige bekendmaking van studieresultaten laag in de studentenenquête, wat het panel onvoldoende reden vindt om niet het oordeel goed toe te kennen.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
goed
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding beschikt over een Handboek Kwaliteitszorg van de afdeling Welzijnsopleidingen (2005). In het handboek wordt onderscheid gemaakt tussen meetinstrumenten van de afdeling (bijvoorbeeld het evalueren van de onderwijseenheid, de stage, exitinterviews), de instelling (bijvoorbeeld studentenenquête en medewerkerstevredenheidsonderzoek) en externe instrumenten (bijvoorbeeld de
36/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
•
HBO-Monitor). De overlegorganen zijn ingedeeld naar intern overleg (afdelingsoverleg, coördinatorenoverleg, teamoverleg, overleg klassenvertegenwoordigers) en extern overleg (landelijk opleidingsoverleg, werkveldoverleg). Het kwaliteitssysteem wordt kort beschreven bij facet 5.2. In het handboek zijn diverse onderzoeksobjecten genoemd, zoals: de onderwijseenheid, de stage of het werkplekleren en het semester. Voor elk van deze onderwerpen is minimaal één indicator benoemd: tevredenheid, moduleresultaten, effecten van verbeteringen of inbreng. De indicatoren zijn geoperationaliseerd in stellingen of vragen die in vragenlijsten worden opgenomen. De norm voor tevredenheid is dat op een vijfpuntsschaal minimaal gemiddeld een 3,0 moet worden gescoord. Een onderdeel van het kwaliteitshandboek is de kwaliteitskalender, die jaarlijks aangepast wordt. In de kalender wordt opgenomen wanneer welke meting wordt gedaan, wie welke actie neemt en wanneer de resultaten met belanghebbenden besproken worden. In het zelfevaluatierapport zijn de resultaten van diverse meetinstrumenten opgenomen. Ook heeft het panel tijdens het visitatiebezoek inzage gehad in diverse instrumenten en meetresultaten. Uit de studentenquête 2008 blijkt dat studenten van mening zijn dat er voldoende geëvalueerd wordt (oordeel 3,3 op vijfpuntsschaal). Op basis van de informatie en de gesprekken met diverse groepen is het panel van oordeel dat het kwaliteitssysteem werkt.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
goed
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding is gestart in het cursusjaar 1999-2000. Ten tijde van de laatste visitatie was de opleiding nog volop in ontwikkeling en ze heeft daarom niet hoeven deel te nemen in dat visitatietraject. Er zijn daarom geen verbeteringen naar aanleiding van eerdere visitaties. • In 2005 is het Handboek Kwaliteitszorg van de afdeling Welzijnsopleidingen in gebruik genomen. In het handboek wordt inzichtelijk gemaakt dat kwaliteitsverbetering als een cyclisch proces wordt gezien. De telkens terugkerende evaluaties moeten leiden tot verbeteracties in het onderwijs en de kleine kwaliteit. De resultaten van de evaluaties en verbeteracties worden opgenomen in het jaarverslag van de afdeling en leiden tot input voor het strategisch en onderwijsbeleid. Op basis van dit beleid worden jaarplannen gemaakt waarvan de activiteiten in het onderwijs zichtbaar worden via ondermeer het studentenstatuut, begroting en personeelsplan. • Duidelijk is het handboek over de koppeling tussen meetgegevens die met bijvoorbeeld vragenlijsten worden verzameld en de bespreking daarvan in diverse overlegorganen met medewerkers, studenten en werkveld. Door middel van zogeheten
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
37/59
•
•
kwaliteitslogboeken worden alle betrokkenen via Blackboard geïnformeerd over de resultaten van evaluaties en de verbeteracties die daaruit voortkomen. De evaluaties die de opleiding of de hogeschool zelf uitvoert hebben tot diverse verbeteringen geleid. Naast continue bijstellen van onderwijsinhouden en werkvormen op basis van evaluaties, is ook de invoering van een nieuw roostersysteem volgens de opleiding een gevolg van evaluaties. Het nieuwe systeem heeft geleid tot tijdige publicatie van les- en tentamenroosters. Ook de invoering van het nieuwe studentvolgsysteem Educator is een gevolg van lage waarderingen voor de publicatie van toetsresultaten. Niet alleen studentenenquêtes leiden tot verbetermaatregelen, ook het medewerkerstevredenheidsonderzoek van 2006 heeft tot een aantal verbeteracties geleid. De interne communicatie tussen de verschillende organisatieniveaus is verbeterd door digitale berichtgeving over NHL-beleid en wekelijkse informele bijeenkomsten. Op afdelingsniveau is een nieuwsbrief verschenen en het management is getraind in diverse stijlen van leidinggeven. Er is meer aandacht voor de planning en controlcyclus gekomen.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
voldoende
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Via de opleidingscommissie en studentenplatforms hebben studenten vier tot vijf keer per jaar (voor elk van de overlegvormen) de gelegenheid te reageren op onderwijsevaluaties. In de studentenplatforms wordt studenten bovendien gevraagd feedback te geven op nieuwe of vernieuwde onderwijsproducten. In de deelraad van de Afdeling Welzijnsopleidingen zijn ook studenten vertegenwoordigd. De deelraad is het formele inspraakorgaan van de afdeling. Het panel heeft verslagen van alle overlegvormen kunnen inzien en stelt vast dat deze conform de afspraken bijeenkomen. Ook blijkt uit de verslagen dat het onderwerp kwaliteit besproken wordt. Het panel concludeert op grond van de informatie en het gesprek met studenten dat de overlegvormen goed functioneren. • Hoewel studenten die aan de overleggen deelnemen tevreden zijn, wordt de terugkoppeling over de uitkomsten van de evaluaties in de studentenenquête van 2008 nog met een 2,8 beoordeeld. De afdeling heeft maatregelen genomen om de informatievoorziening hierover te verbeteren. De kwaliteitslogboeken die op Blackboard gepubliceerd worden, dragen naar het oordeel van studenten en docenten die met het panel gesproken hebben bij aan de transparantie over verbeterprocessen. De verwachting is dat de verbeterde communicatie over evaluatie-uitkomsten tot een positiever oordeel zal leiden.
38/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
•
•
Medewerkers hebben via diverse overlegorganen inbreng in de kwaliteitsverbetering van de opleiding en de afdeling. De teams in Leeuwarden en Zwolle komen gescheiden bij elkaar in het cohort- respectievelijk bachelorteamoverleg, dat minimaal één keer per maand vergadert. Daarnaast is er twee of drie keer per jaar een afdelingsoverleg waarin alle medewerkers van de afdeling bijeenkomen: Leeuwarden en Zwolle gezamenlijk met medewerkers van andere opleidingen binnen de afdeling. Daarnaast zijn er diverse overlegvormen van deelgroepen van medewerkers: een coördinatorenoverleg (wekelijks), deelraad van de afdeling (minimaal twee keer per jaar), leerplancommissie (minimaal vier keer per jaar) en supervisorenoverleg (een of twee keer per jaar). In de opleidingscommissie hebben ook docenten zitting. Een van de docenten is een zogeheten sterrolhouder op het gebied van kwaliteit en hij heeft speciale taken om de kwaliteitsaspecten ter tafel te brengen. Tevens vergadert de examencommissie minimaal negen keer per jaar. Ook is de opleiding vertegenwoordigd in het landelijk overleg van de opleidingen Pedagogiek. Het panel is van mening dat de overlegvormen goed functioneren. De verslagen die beschikbaar waren tijdens het visitatiebezoek en het gesprek met docenten ondersteunen deze mening. Vertegenwoordigers van het werkveld die het panel gesproken heeft, vinden dat ze goed betrokken worden bij de ontwikkeling van de opleiding. Waar het gaat om het vaststellen van de eindkwalificaties van de opleiding is vinden ze hun inbreng reactief: ze keuren goed en brengen waar nodig regionale inkleuring aan. Het werkveld wordt proactief betrokken bij de ontwikkeling van curriculumonderdelen. Diverse organisaties hebben meegewerkt aan het ontwerpen van P-taken en de minoren. Zowel de werkveldvertegenwoordigers als de docenten zijn positief over deze inbreng. In het zelfevaluatierapport geeft de opleiding aan deze samenwerking nog verder uit te willen diepen. Met alumni is nog geen structureel overleg over verbeteringen van het onderwijs. De opleiding is van plan in 2010 alumnibeleid te ontwikkelen en in te voeren. Het panel heeft de notitie Voorstel voor een alumnibeleid voor de afdeling Social Studies ingezien. De notitie dateert uit 2005 en heeft nog niet tot resultaat geleid. Uit de notitie blijkt dat de afdeling al pogingen heeft gedaan om bij andere opleiding alumnibeleid te ontwikkelen en in te voeren, maar dat dit nog niet lukt. Wel nemen de hogeschool en de opleiding deel aan de HBO-Monitor. Het panel beoordeelt het facet met voldoende, omdat er nog geen alumnibeleid ingevoerd is en contacten met alumni nog niet structureel geregeld zijn. Ook de matige beoordeling van studenten over terugkoppeling heeft het panel in zijn oordeelsvorming meegewogen.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
39/59
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
goed
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het panel heeft 10 afstudeerportfolio’s uit 2009 ontvangen waarmee het zich een oordeel heeft kunnen vormen over de het niveau, de oriëntatie en de domeinspecifieke invulling van de afstudeerfase. Ook heeft het panel een map met beoordelingen van 25 afstudeerwerken uit 2008 ontvangen, die het panel heeft gebruikt voor zijn oordeelsvorming op dit facet. • De studenten van de opleiding studeren af op basis van een portfolio, waarin ze aantonen de negen competenties van de bachelor Social Work met de specifieke invulling voor pedagogiek op niveau 3 te beheersen. Sinds het studiejaar 2008-2009 is het afstuderen gekoppeld aan een minor. Een student is verplicht minimaal een van de twee pedagogische minoren te kiezen, te weten Ontwikkelingsstimulering of Begeleiden in Problematische opvoedingssituaties. Een van beide minoren mag ook een andere minor uit van de afdeling Welzijnsopleidingen zijn, een minor uit het hogeschoolaanbod of een minor van een andere hogeschool. Vanwege deze keuzemogelijkheden is het volgens het panel van belang dat de verplichte minoren alle competenties afdekken, wat het geval is (zie facet 2.2). • Een deel van de minor wordt gevormd door een opdracht die in de beroepspraktijk wordt uitgevoerd. Studenten moeten deze opdracht zelf verwerven. De kwaliteit van de opdracht wordt beoordeeld door de begeleider vanuit de opleiding, zodat op voorhand duidelijk is of de opdracht voldoende mogelijkheden biedt om beheersingsniveau 3 te demonstreren. Naast de praktijkopdracht bevatten de minoren de leerlijnen kennis en vaardigheden, waarvoor de student colleges en trainingen volgt en eveneens bewijsmateriaal verzamelt om aan te tonen het vereiste niveau te bezitten. • Het panel vindt dat de breedte van het domein voldoende gedekt wordt met de werkstukken en het overzicht van werkstukken waarover het kon beschikken. Wel lijkt het merendeel van de werkstukken betrekking te hebben op jongere kinderen en dat oudere leeftijdscategorieën minder in de belangstelling staan. Afstudeeronderwerpen van de laatste jaren zijn geweest: behandelmethodes, pesten, een spraaktaalprogramma, rouwverwerking, assertiviteitstraining, elektronisch toezicht, sociaal-emotionele ontwikkeling en woonvormen voor verstandelijk gehandicapten. • Het panel heeft van zowel de 25 afstudeeronderwerpen als de 10 volledige portfolio’s de beoordelingen ontvangen. Het panel is van oordeel dat de beoordelingen uitvoerig zijn en dat de indicatoren voor het beheersingsniveau alle de revue passeren aan de hand van een beoordelingsstramien. Het panel vindt dat de beoordelingen consistent zijn, maar dat de onderbouwing ervan duidelijker kan. De beoordelingen worden telkens gedaan door
40/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
•
•
•
twee beoordelaars die in wisselende samenstellingen optreden, waardoor de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid toeneemt. De tien individuele portfolio’s die het panel heeft ontvangen, geven een goed inzicht in wat studenten in de afstudeerfase doen. De studenten geven er blijk van methodisch te werken, literatuur te raadplegen, onderzoeken te kunnen uitvoeren en daarover te rapporteren. Het panel vindt de inhoudelijke kwaliteit van de portfolio’s goed en ze sluiten aan op het pedagogisch werkveld en de vereiste competenties. Studenten leveren voor iedere competentie bewijsmateriaal aan, dat de beoordelaars gebruiken bij hun beoordeling. Hoewel het panel vindt dat de opdrachten en onderzoeken goed aangepakt worden, vindt het dat het analyseren van de vraagstelling enige aanscherping verdient, wat overigens ook in de beoordelingen tot uiting komt. De portfolio’s zijn naar het oordeel van het panel op hbo-bachelorniveau. Er worden actuele bronnen gebruikt, maar verwijzing naar en vermelding van bronnen verdient meer aandacht. Studenten geven er blijk van te kunnen reflecteren op hun ervaringen in relatie tot wat de beroepspraktijk van hen vraagt. Wat bronvermelding betreft ziet het panel duidelijk verschil tussen hoog en laag beoordeelde opdrachten. Het gebruik van internationale bronnen is wel een punt van aandacht. Afgestudeerden die het panel gesproken heeft zijn tevreden over de opleiding die ze gevolgd hebben. Ze vinden dat ze in hun eerste baan als beginnend beroepsbeoefenaren konden functioneren. Hun theoretische kennis was ruim voldoende aanwezig en ook de meeste vaardigheden waren voldoende om goed te kunnen functioneren. De alumni vinden wel dat vooral gespreksvoering met cliënten in de praktijk pas echt goed geleerd wordt: ervaring opdoen speelt daarbij in hun opvatting een belangrijke rol. Uit de HBO-Monitor 2007 blijkt dat alumni van de NHL-opleiding pedagogiek de opleiding voldoende basis vinden om op de arbeidsmarkt te starten en hun competenties verder te ontwikkelen (3,1 en 3,8 op vijfpuntsschaal). De voorbereiding op de beroepspraktijk waarderen ze met een 6,2. Deze oordelen zijn iets beneden het landelijk gemiddelde. Over de aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt en het niveau van het werk zijn NHL-pedagogen juist weer tevredener. De uitdagendheid qua niveau en het toetsen op inzicht wordt door alumni van de NHL een tiende punt lager beoordeeld dat het landelijk gemiddelde: 3,1 tegenover 3,2. Ook het werkveld is van mening dat afgestudeerden van de opleiding voldoende theoretische bagage hebben. HBO-pedagogen bewijzen hun meerwaarde in een onderwijssetting doordat ze beter weten om te gaan met de problematieken rondom rugzakleerlingen en de contacten met ouders. In de jeugdhulpverlening komen hbo-pedagogen tot hun recht als groepsleider.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
41/59
Facet 6.2
Onderwijsrendement
voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: •
•
•
•
De NHL gebruikt de volgende definities voor de rendementen (bron:Onderwijskengetallen per 1 oktober 2008, uitgegeven door de NHL): - het voortgangsrendement: het gemiddeld aantal behaalde studiepunten (European credits) van de op 1 september (in het betreffende studiejaar) nog studerende studenten van een instroomcohort. - het afstudeerrendement: het percentage van het instroomcohort dat na 4 en 5 jaar is afgestudeerd - de gemiddelde verblijfsduur van uitvallers: de gemiddelde verblijfsduur van studenten die zonder diploma de instelling verlaten, uitgedrukt in het aantal jaren - studieduur afgestudeerden: de gemiddelde verblijfsduur van studenten die met diploma de initiële fase afsluiten, uitgedrukt in het aantal jaren. - Uitval eerstejaars: het aantal studenten dat in het eerste jaar van de opleiding de instelling zonder diploma verlaat, in verhouding tot het totaal aantal eerstejaars. - Uitval latere jaars: het aantal studenten dat in latere jaren dan het eerste jaar van de opleiding de instelling zonder diploma verlaat, in verhouding tot het totaal aantal latere jaars De opleiding zelf hanteert ook nog een propedeuserendement: het aantal/percentage van een cohort dat de propedeuse behaalt. De streefcijfers voor de diverse rendementen zijn als volgt gedefinieerd (bron: zelfevaluatierapport van de opleiding): - Propedeuserendement na 1 jaar: 50% - Propedeuserendement na 2 jaar: 60% - Voortgangsrendement: 50 EC - Gemiddelde verblijfsduur van uitvallers: 1,5 jaar - Gemiddelde verblijfsduur afgestudeerden: 4,5 jaar - Afstudeerrendement na 5 jaar: 45% De werkelijk behaalde rendementen zijn in Onderwijskengetallen per 1 oktober 2008 per opleiding opgenomen. De Afdeling Welzijnsopleidingen heeft de kengetallen voor eigen doeleinden opgenomen in Kengetallen Instituut Zorg en Welzijn per 1 oktober 2008. De overzichten bevatten de gegevens vanaf 1999. De propedeuserendementen na 1 jaar schommelen in de periode 1999 tot 2008 tussen de 65% en de 10%. De laatste twee jaar in de periode zijn de rendementen het laagst. De propedeuserendementen na 2 jaar schommelen tussen de 82% en 50% en zijn meestal hoger dan 60%.Ook hier laten de laatste twee jaren een daling zijn naar 57% en 50%. De opleiding voldoet voor het propedeuserendement na 1 jaar meestal niet aan het
42/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
•
•
•
•
•
•
streefcijfer en voor het rendement na 2 jaar de laatste 2 jaar niet. Het management merkt op dat het rendement wordt beïnvloed door studenten die binnen Social Work van de ene naar de andere opleiding overstappen en daardoor (conform landelijke definities) als uitvaller worden beschouwd. In feite vervolgen zij hun studie aan een verwante opleiding. Het afstudeerrendement na 5 jaar ligt voor de cohorten van 1999 tot 2003 rond de 49%. Dat is boven het streefcijfer van 45% dat de hogeschool hanteert. Het panel vindt dat streefcijfer echter niet ambitieus. Deze gegevens komen uit de eigen stukken van de hogeschool, waarop het panel zijn oordeel baseert. Uit gegevens van de HBO-raad blijkt dat het afstudeerrendement rond de 65% ligt in dezelfde periode. Recent heeft de NHL Hogeschool gekozen voor een meer onderwijskundige definitie van rendement, die de tot voor kort gebruikt financiële definitie vervangt. Volgens deze nieuwe definitie ligt het afstudeerrendement in de genoemde periode rond de 70%, wat goed is te noemen, in vergelijking met andere opleidingen pedagogiek in Nederland. Het voortgangsrendement van de opleiding Pedagogiek in Leeuwarden daalt in de genoemde periode van 53 naar 44 studiepunten, waardoor de opleiding de laatste jaren niet meer aan het streefcijfer voldoet. In Zwolle stijgt dit rendement tot 49,5 studiepunten. De Zwolse opleiding behaalt het streefcijfer bijna. De gemiddelde verblijfsduur van uitvallers ligt bij de opleiding in Leeuwarden rond de 1,7 jaar. In Zwolle is de verblijfsduur alleen berekend in 2007 en het bedraagt 1,2 jaar. Ook voor de deeltijdopleiding is alleen de verblijfsduur in het jaar 2007 bekend: in Leeuwarden bedraagt die 1,0 jaar, in Zwolle 4,0 jaar. Leeuwarden behaalt het streefcijfer dus net niet, Zwolle blijft ruim beneden de norm. Afgestudeerden van het voltijdsprogramma in Leeuwarden hebben gemiddeld iets meer dan 4,1 jaar nodig om hun diploma te behalen. Van de voltijdse opleiding in Zwolle zijn geen rendementen bekend. De deeltijdstudenten in Leeuwarden hebben in 2007 3 jaar nodig gehad om hun diploma te behalen, de deeltijdstudenten in Zwolle in 2007 2 jaar. Het percentage uitvallers per cohort bedraagt in de periode 1999 tot 2008 in Leeuwarden gemiddeld ongeveer 40%. In Zwolle bedraagt dit percentage in de periode 2006-2008 ongeveer 30%. Er is geen streefcijfer bekend voor het percentage studiestakers. De gepresenteerde getallen komen vrijwel overeen met het landelijk gemiddelde bij HBO-opleidingen. Het panel beoordeelt het facet met voldoende, omdat niet alle streefcijfers worden behaald.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
43/59
44/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
45/59
Bijlage 1:
46/59
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
47/59
48/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
49/59
50/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
51/59
52/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
Opleiding Pedagogiek Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid
Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer W.A.J. van Uden
X
Panellid NQA: de heer drs. L.S. van der Veen
Panellid: Mevrouw drs. A.J. van Zon
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid student: Mevrouw D.E.E. Bakker
Panellid: Mevrouw drs. H. Marx-Breet
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden: Mevrouw drs. H. Marx-Breet Mevrouw Marx is ingezet als panellid vanwege haar domeindeskundigheid op het gebied van (de hogere kaderopleiding) pedagogiek, sociaal pedagogische hulpverlening en maatschappelijk werk en dienstverlening. Daarnaast beschikt zij door haar deelname als lid en voorzitter van de visitatiecommissie (hoge kaderopleiding) pedagogiek tevens over auditdeskundigheid. Voorts is mevrouw Marx vertrouwd met de meest recente ontwikkelingen in de opleidingen tot leraar voortgezet onderwijs 2e graads in omgangskunde en pedagogiek en in de hogere kaderopleiding pedagogiek, in de vakgebieden pedagogiek en sociaal pedagogische hulpverlening. Ze is vertrouwd met lesgeven, beoordeling en toetsing van de vakken maatschappelijke werk en dienstverlening, pedagogiek en sport en bewegen, domeinen waarvan ze ook over relevante werkvelddeskundigheid beschikt. Voor deze visitatie is mevrouw Marx aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
53/59
Opleiding: 1966 – 1972 1972 – 1974 1975 – 1984 1990 1991 – 1992 1998 2004
HBS- B te Amsterdam Noord Opleiding tot radiologisch laborante in het Ziekenhuis Amsterdam Noord Studie Pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam afstudeerrichting: opvoedingsvoorlichting- en begeleiding Leergang projectmanagement aan de Regionale Instelling voor Nascholing en Opleiding (RINO) te Utrecht Opleiding Public Relations bij de Zaterdagacademie te Diemen NGPR-A diploma Cursus Video-interactiebegeleiding bij de Associatie Intensieve Thuisbehandeling (AIT) te Amsterdam Opleiding de Manager van Morgen bij ROI Amsterdam
Werkervaring: 1985 – 1994 RIAGG Noord Kennemerland te Alkmaar, coördinator afdeling preventie 1994 – 1996 Orthopedagogisch Centrum Kennemerland, Santpoort-Noord, projectleider bij de afdeling pedagogische preventie 1996 – heden Kortdurende projecten en freelance werkzaamheden bij Marxkwadraat (eigen bedrijf) 1996 Thuiszorg Amstelland en de Meerlanden, pedagoog 1996 – 1997 Stichting Welzijn Westerpark, projectmanager 1998 – 2001 Educatieve Faculteit Amsterdam, docent bij de afdeling Pedagogiek - docent pedagogiek en communicatieve vaardigheden, adviseren en begeleiden 2001 – 2003 Gemeente Haarlem, afdeling Onderwijs, Welzijn en Gezondheid, senior beleidsadviseur/coördinator jeugdbeleid 2003 – heden Stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer, sector Onderwijs, Welzijn, kunst en cultuur en Sport, Afdelingsmanager Beleidsontwikkeling en -implementatie
Mevrouw drs. A.J. van Zon Mevrouw Van Zon is ingezet als panellid vanwege haar domeindeskundigheid en haar onderwijsdeskundigheid. Mevrouw Van Zon is beroepsmatig steeds bezig geweest met jeugdhulp en -opvang en jeugdzorg. Daarnaast beschikt zij door haar ervaring als docent en als lid van adviesraden voor Social Studies en Hogere Kaderopleiding Pedagogiek tevens over onderwijsdeskundigheid. Voor deze visitatie is mevrouw Van Zon individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1977 – 1984 2006 – 2007 Divers
Pedagogische Wetenschappen RUU Master of Health Administration TIASNIMBAS Diverse kortdurende trainingen en cursussen
Werkervaring: 1984 – 1985 Docente bij de Stichting voor Ortho-Agogische Beroepsopleidingen 1985 – 1991 Stafmedewerker bij de Landelijke Hervormde Jeugdraad 1991 – 1996 Hoofd Opvanggroep bij OPL, orthopedagogisch centrum voor jeugdigen met een lichte verstandelijke beperking 1996 – 1998 Zorgcoördinator bij Woldyne, trainingsinstituut voor jong-volwassenen met een lichte verstandelijke beperking 1998 – 2002 Rayonmanager bij Nidos, instelling voor voogdij en jeugdhulp aan alleenstaande minderjarige asielzoekers
54/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
2002 – heden Lindenhout, instelling voor Jeugdzorg in Gelderland en Overijssel, vanaf 2002 als regiomanager, vanaf 2004 als directeur hulpverlening en per 1 mei 2009 als lid Raad van Bestuur Diversen: • Lid van de adviesraad voor Social Studies van de HAN (Hogeschool Arnhem en Nijmegen) van 2003 – 2007 (ongeveer) • Lid van de adviesraad van de Hogere Kaderopleiding Pedagogiek van de HAN (2005) • Klankbordgroep Lectoraat Jeugdzorg (effectiviteit) van de HAN • Lid Raad van Toezicht Spectrum, Centrum voor maatschappelijke ontwikkeling in Gelderland
Mevrouw D.E.E. Bakker Mevrouw Bakker is ingezet als studentpanellid. Zij volgt de opleiding Pedagogiek aan een andere instelling. Mevrouw Bakker is representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding en beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is zij individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 2001 – 2006 Veenlandencollege Mijdrecht, HAVO 2006 – heden INHolland (propedeuse behaald in 2007) Werkervaring: 2004 2005 2007 – 2008 2007 – 2008 2008 – heden 2008 – heden
Mondria (boekhandel) Walraven (metaalverwerkingsbedrijf) Team Vier (marktonderzoeksbureau) Stage NSO Amsterdam Bananas (promotiewerk) Stage GGZ inGeest
Diversen: 2004 – 2005 2005 – 2006 2006 2007 2007 – 2008 2008
Hulpmentor brugklas Veenlandencollege Voorlichting open dagen Veenlandencollege Jurylid talentenjacht Veenlandencollege Mentor eerstejaars studenten Hogeschool INHolland Column voor intranet Hogeschool INHolland Deelname studentenpanel t.b.v. accreditatie Pedagogiek INHolland
Panellid NQA de heer drs. L.S. van der Veen De heer Van der Veen is ingezet als NQA-auditor. De heer Van der Veen heeft vele jaren ervaring met visiteren in het hoger onderwijs en heeft auditdeskundigheid op grond van deze werkervaring en op grond van auditcursussen gevolgd bij Lloyd’s. Opleiding: 1971 – 1980 1993 – 1997
Sociale Wetenschappen, doctoraal Andragogie, Rijksuniversiteit Groningen Filosofie, Universiteit Utrecht
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
55/59
Cursussen: 1988 – 2003
Diverse opleidingen en cursussen op het gebied van onderwijs, auditing, management en organisatie, informatica.
Werkervaring: 1976 – 1977 1978 – 1979 1979 – 1980 1980 – 1983
RUG: studentassistent Pedagogische en Andragogische Wetenschappen RUG: studentassistent Interdisciplinaire Onderwijskunde Gemeente Hoevelaken: beleidsmedewerker Provincie Zeeland: projectleider provinciaal samenwerkingsproject kunstzinnige vorming en amateuristische kunstbeoefening 1983 – 1985 Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming: projectmedewerker PABO 1986 – 1990 Zeeuws Steunpunt Volwasseneneducatie: adviseur educatie en organisatie 1991 – 1994 Regionaal Educatief Centrum Zeeuwsch-Vlaanderen: adviseur educatie en organisatie 1995 – 1997 Regionaal Opleidingencentrum Westerschelde: stafmedewerker 2000 – 2003 HBO-raad: beleidsmedewerker kwaliteitszorg 2004 – heden NQA: auditor, accountmanager
Panellid NQA de heer W.A.J. van Uden De heer Van Uden is ingezet als NQA-auditor. Hij heeft diverse auditcursussen gevolgd en heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. De heer Van Uden heeft ervaring in het hoger beroepsonderwijs als docent in uiteenlopende sectoren, en als opleidingsmanager en beleidsmedewerker aan de Hogeschool Zeeland. In de periode van 2000 tot 2002 heeft hij als medewerker kwaliteitszorg gewerkt bij de afdeling kwaliteitszorg van de HBO-Raad. Hij heeft dat werk voortgezet bij NQA, daarnaast is hij sinds 2001 zelfstandig communicatie-adviseur. Opleiding: 1969 – 1975 1975 – 1976 1976 – 1981 1981 1983 – 1987 1996 1994-heden
Atheneum A Propedeuse Psychologie Lerarenopleiding Nederlands en geschiedenis Kandidaatsexamen Nederlands Nederlands MO B Postdoctorale opleiding Corporate communication in bedrijfskundig perspectief, Erasmus Universiteit diverse cursussen over onderwijsontwikkeling, toetsmethodieken, competentiegericht onderwijs, werkvormen, onderwijsmanagement en accreditatie
Werkervaring: 1983 – 1991 Docent Nederlands/communicatie MBO 1991 – heden Docent Communicatie Hogeschool Zeeland 1993 – 2004 Opleidingsmanager opleiding Communicatie Hogeschool Zeeland (onderbreking ’00-’02) 2004 – heden beleidsadviseur kwaliteitszorg Hogeschool Zeeland, vanaf 2007 Manager Dienst Onderwijs 2001 – heden Beleidsmedewerker Kwaliteitszorg HBO-raad, secretaris visitatiecommissies/Auditor NQA 2001 – heden zelfstandig communicatie-adviseur 1997 – heden auteur en bewerker van studieboeken over communicatie en psychologie
56/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Pedagogiek op 9 juni 2009 Tijdstip Programmaonderdeel
Deelnemers
09.00 – 11.00 uur
Ontvangst Materiaalbestudering
(Visitatiepanel)
11.00 – 11.45 uur
Gesprek met opleidingsmanagement
W. van der Galien (directeur) H. Dijkstra (hoofd welzijnsopleidingen) H. Zengerink (interim hoofd KPZ) B.Oostmeijer (coörd. Propedeuse) L. van Vliet (coörd. jaar 3 en 4)
11.45 – 12.30 uur
Gesprek met studenten
M.Bekius, M. Bossenbroek, S. Brouwers, C. Groenendal, A. Jellema, P. van Koulil, J. van der Meulen, Y. van der Velde, S. Velsen, R. Verheijen, C. Zorgdrager
12.30 – 13.15 uur
Lunchpauze
13.15 – 14.00 uur
Gesprek met docenten
I. Berghuis, J. Broer, D. van Dijk, B. Dijkstra, R. Groot, G. Veen, H. Viëtor, L. van Vliet, A. de Vries.
14.00 – 14.30 uur
Gesprek met lectoren
in overleg met opleiding
14.30 – 15.15 uur
Gesprek met werkveld en afgestudeerden
werkveld: B. Braaksma, R. van Dijk, M. Fredriks, M. Reatsch alumni: E. Diemers, G. Klok, B. van Veen, J. van Wely
15.15 – 17.00 uur
Rondleiding Eventuele extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg
(Visitatiepanel)
17.00 – 17.30 uur
Tweede gesprek met opleidingsmanagement en afronding
W. van der Galien (directeur) H. Dijkstra (hoofd welzijnsopleidingen) H. Zengerink (interim hoofd KPZ) B.Oostmeijer (coörd. Propedeuse) L. van Vliet (coörd. jaar 3 en 4)
17.30 – 18.00 uur
Afsluitend paneloverleg
(Visitatiepanel)
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
57/59
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Beleidsdocumenten • Jaarplannen vanaf 2007 van de afdeling, het instituut en de hogeschool. • Kerndocumenten inzake onderwijsontwikkeling. Landelijk, hogeschool en opleidingsniveau. • Kerndocumenten inzake toetsbeleid op hogeschool en opleidingsniveau. • Diverse documenten inzake kengetallen en rendementen. 2. Onderwijsmateriaal • Leerplan en boekenlijst. • Boeken en readers. • Professionaliseringstaken, trainingen, cursusmateriaal en dergelijke. • Stagegidsen, minorprogramma’s en dergelijke. • Divers praktijkgerelateerd materiaal (stage’s, praktijkopdrachten, praktijkwerk). 3. Beoordeelde studentenproducten • Portfolio’s van studenten uit de vier leerjaren. • Assessments bij de professionaliseringstaken. • Toetsen uit de conceptuele leerlijn. • Beoordelingen uit de praktijk- en vaardigheidsleerlijnen. 4. Personeelsbeleid • Competentieprofiel van de NHL docent. • Verslagen van plan- en beoordelingsgesprekken. • Scholingsoverzichten. 5. Kwaliteitszorg • Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem. • Recente evaluatierapporten (met meetinstrumenten) van aspecten van het onderwijs. • Tevredenheidsonderzoeken. 6. Overlegorganen • Samenstelling van relevante overlegorganen (managementteam, bachelorteam, cohorten, opleidingscommissie, werkveldadviescommissie, examencommissie). • Notulen van vergaderingen, o.a. van de cohortteams. • Overzicht van externe contacten en aard van die contacten. 7. Afstudeerproducten • Assessments bij minoren (portfolio’s), inclusief beoordelingen • Afstudeerwerkstukken oude-stijl programma. 9. Intranet en Blackboard • Op de visitatiedag staan twee (of meer) computers on-line, zodat het intranet en de elektronische leeromgeving (Blackboard) kan worden bestudeerd
58/59
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl
Opleidingscompetenties: Werken met cliënten 1. Een BoSW beschikt over het vermogen om situaties en achtergronden van diverse cliënten (individuen, groepen en samenlevingsverbanden) op micro, meso en macro niveau te beschrijven, te analyseren en te interpreteren. 2. Een BoSW beschikt over het vermogen om verzamelde gegevens over cliënten en hun omgeving te analyseren en weet in samenspraak op basis van die analyse een werkplan te ontwerpen dat resultaatgericht is en in een reële tijdsfasering is geplaatst. 3. Een BoSW beschikt over het vermogen om methoden en technieken van veranderingsprocessen af te stemmen op specifieke cliëntsituaties, toe te passen en te evalueren. Werken in en vanuit een organisatie 4. Een BoSW beschikt over het vermogen om vanuit het kader van de organisatie en de financiers ten behoeve van cliënt te werken. 5. Een BoSW beschikt over het vermogen om samen te werken met professionals, kan afstemmen en weet zowel intern als extern samenwerking te stimuleren en te organiseren. 6. Een BoSW beschikt over het vermogen om bij te dragen aan de ontwikkeling, beïnvloeding en uitvoering van instellings- en overheidsbeleid. Werken aan eigen professionaliteit 7. Een BoSW beschikt over het vermogen om zijn handelen in relatie tot zijn eigen rol/functie/ taken kritisch te bekijken, te beoordelen en het handelen op basis daarvan vorm te geven. 8. Een BoSW beschikt over het vermogen om te kunnen omgaan met en af te stemmen op een diversiteit van normen en waarden. 9. Een BoSW beschikt over het vermogen om ontwikkelingen op het eigen vakgebied kritisch te volgen en actief bij te dragen aan het verder ontwikkelen van het beroep.
© NQA - visitatie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, hbo-bacheloropleiding Pedagogiek (vt/dt)
59/59