Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Opleiding: Croho: Variant:
Docent Beeldende Kunst & Vormgeving, hbo-bachelor; 39100 voltijd
Visitatiedatum:
10 mei 2007
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, september 2007
Inhoud
2/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Inhoud
2
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 8 9 10
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
13 15 18 29 32 35 38
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van Personeel Voorzieningen Interne kwaliteitzorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
41 42 49 53 54
3/55
4/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
5/55
6/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in maart 2007, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 10 mei 2007. Het panel bestond uit: De heer J. Dijkstra (dagvoorzitter, domeinpanellid); Mevrouw M.G.M. Groenendijk (domeinpanellid); De heer F. van Panhuis (studentpanellid); Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse (NQA-auditor); Mevrouw M. Snel (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (22 augustus 2005). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De stichting Noordelijke Hogeschool Leeuwarden (NHL) is een instelling voor hoger beroepsonderwijs die is ontstaan in 1987. De NHL verzorgt bachelor en hbomasteropleidingen in Leeuwarden en telt per 2006-2007 bijna 10.000 studenten en ruim 950 personeelsleden (720 fte). De Hogeschool bestaat uit vier instituten en een ondersteunend facilitair bedrijf. De instituten bestaan uit afdelingen waaronder één of meerdere opleidingen zijn gebracht.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
7/55
Eén van de instituten is het Instituut Educatie en Communicatie (IEC). De afdelingen van het IEC bieden voornamelijk tweedegraads docentopleidingen aan op het gebied van Talen, Sociale Vakken en Exacte Vakken. De bacheloropleiding docent Beeldende Kunst & Vormgeving (dBKV) wordt aangeboden door de afdeling Kunst & Educatie (K&E) die tevens de docentopleiding Drama aanbiedt. Daarnaast kent het IEC afdelingen waar de opleidingen Leraar basisonderwijs (Pabo) en Communicatie zijn ondergebracht en een afdeling Educatief Centrum Noord- en Oost-Nederland, dat zich uitsluitend richt op contractactiviteiten in de onderwijssector. De afdelingen Talen, Sociale Vakken en Exacte Vakken bieden voor hun opleidingen tevens verwante hbo-masteropleidingen aan van de eerste graad. De bacheloropleiding dBKV is een ongegradeerde en ongedeelde docentopleiding die zich in september 2002 door middel van een conversie van de bestaande opleidingen in de beeldende vakken (tekenen, handvaardigheid en textiele werkvormen) aan het kunstonderwijs is toegevoegd ter vervanging van de eerste- en tweedegraads docentenopleidingen tekenen, handvaardigheid en textiele werkvormen. De conversie maakte deel uit van de herstructurering van het kunstonderwijs. De opleiding heeft als gevolg van deze herstructurering het programma herzien. Als antwoord op de ontstane overladenheid in het programma heeft de opleiding voor een opzet gekozen waarbij studenten in het derde jaar kiezen voor een profiel dat aansluit bij de eerste fase van het voortgezet onderwijs en het vmbo, de tweede fase van het voortgezet onderwijs of de buitenschoolse kunsteducatie. De opleiding dBKV kent twee programma’s binnen de voltijdvariant: één gericht op de doelgroep uit het reguliere voortgezet onderwijs en één gericht op de doelgroep met een reeds voltooide hbo-opleiding in het Kunstonderwijs (zij-instromers in de opleiding, verder te noemen ‘flex’). Momenteel telt de opleiding 130 studenten en negen afgestudeerden. Van de 130 studenten volgen 22 studenten het flexprogramma, zitten 70 studenten in de eerste fase (studiejaar 1 en 2) van de opleiding en 38 studenten in de tweede fase (studiejaar 3 en 4). 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereiden de panelleden zich in de periode april 2007 inhoudelijk voor op het bezoek in mei 2007. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden
8/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of er sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een onderwerprapport en een facetrapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in juli 2007 een concept van het rapport voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In augustus 2007 is het rapport voor een tweede controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in augustus/september 2007. Het visitatierapport is uiteindelijk in augustus/september 2007 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door de NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
9/55
In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport. 1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Opleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van Personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitzorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerde niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
10/55
Goed Goed Goed Positief Goed Goed Goed Goed Goed Voldaan Goed Goed Positief Goed Goed Goed Positief Goed Goed Positief Goed Goed Goed Positief Goed Goed Positief
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Doelstellingen opleiding Aan de drie facetten bij onderwerp Doelstellingen opleiding is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma Aan de zeven facetten bij onderwerp Programma is het oordeel ‘goed’ toegekend. Aan het criterium bij facet duur wordt volstaan met het oordeel ‘voldaan’. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Aan de drie facetten bij onderwerp Inzet van personeel is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Aan de twee facetten bij onderwerp Voorzieningen is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Aan de drie facetten bij onderwerp Interne kwaliteitszorg is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Aan de twee facetten bij onderwerp Resultaten is het oordeel ‘goed’ toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes de onderwerpen positief scoort en de conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
11/55
12/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
13/55
14/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De eindkwalificaties die de opleiding dBKV voor de twee varianten hanteert, zijn gelijk aan de acht competenties uit het landelijk vastgestelde en gevalideerde opleidingsprofiel voor een ongegradeerde en ongedeelde docentenopleiding Beeldende Kunst en Vormgeving van het Kunstvak Docenten Overleg (KVDO) uit 2004 (Opleidingsprofiel Docent Beeldende Kunst en Vormgeving1). • Het landelijke opleidingsprofiel (2004) is in opdracht van de HBO-Raad door de KVDO ontwikkeld en is gebaseerd op het beroepsprofiel en de startkwalificaties van de Projectorganisatie Herstructurering Kunstonderwijs (POKO) uit 1999. • Tegelijk met de totstandkoming van de acht landelijke competenties (Opleidingsprofiel dBKV, 2004) zijn zeven competenties in het kader van de Wet op Beroepen in het Onderwijs (Wet BiO) geformuleerd. Vanuit het KDVO is naar de relatie tussen beide sets van competenties gekeken en geconstateerd dat de acht competenties voor de docentopleiding BKV aansluiten op de competenties vanuit de Wet BiO. Tevens heeft de opleiding de door het Ministerie van OC&W ontwikkelde startbekwaamheden voor een leraar in het secundair onderwijs in acht genomen (Startbekwaamheden leraar secundair onderwijs, CINOP, oktober 1999). • De herstructurering van het kunstonderwijs is gestart in 2000. In afwachting van het landelijke profiel uit 2004 is de opleiding per 2002-2003 gefaseerd gestart met de conversie van de tweedegraads leraaropleiding naar de nieuwe ongegradeerde en ongedeelde opleiding dBKV. De volledige bevoegdheid voor het binnen- en het buitenschoolse werkterrein bracht een overladenheid van het programma met zich mee. De opleiding heeft hierom gekozen voor een opzet van drie uitstroomprofielen gericht op de kwalificaties van de docent BKV en de verschillende werkterreinen: - eerste fase voortgezet onderwijs; - tweede fase voortgezet onderwijs; - buitenschoolse kunsteducatie. Deze opzet heeft de opleiding voorgelegd aan leden van het werkveld (Notulen werkveldbijeenkomst 4 juli 2006) die de profielen hebben gevalideerd. In 2006 hebben de eerste afgestudeerden volgens deze opzet de markt betreden (zie 6.1). • Het panel acht de drie profielen een goede opzet, waarin de juiste diepgang wordt nagestreefd en waarnaast de breedte van het profiel voldoende aan bod komt.
1
Zie www.hbo-raad.nl.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
15/55
•
Het panel constateert dat de opleiding met de aangebrachte differentiatie in het gehanteerde profiel goed aansluit op de kwaliteitsvraag vanuit het werkveld. Met betrekking tot internationalisering streeft de NHL na dat 25 procent van de studenten een buitenlandervaring opdoet, gerelateerd aan kunsteducatie. Dit percentage wordt op dit moment bij dBKV bijna behaald. Binnen de opleiding is tevens een Werkgroep Internationalisering actief die zich vooral bezighoudt met de verdere ontwikkeling van grensoverschrijdende activiteiten voor studenten en docenten. Eén docent participeert in de Association for Teacher Education in Europe (ATEE) waarin uitwisseling plaatsvindt over de curricula en onderzoek wordt verricht naar opleidingsgerelateerde problematiek.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium: - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding gaat uit van de landelijk gevalideerde eindkwalificaties. Via het landelijke overlegorgaan KVDO wordt het niveau van de doelstellingen bewaakt. • De eindkwalificaties zijn door de opleiding op duidelijke wijze gerelateerd aan de Dublin descriptoren en de generieke kwalificaties voor een hbo-bachelor in het document Beschrijving van de relatie hbo-competenties/Dublin descriptoren en dBKV-competenties (juli 2006). Per eindkwalificatie is beschreven aan welke hbo-competenties en indicatoren wordt gewerkt en aan welke Dublin descripto(en) dit bijdraagt. Het toepassen van kennis en vaardigheden komt bijvoorbeeld nadrukkelijk aan bod bij het verwerven van de competenties ‘creërend vermogen’ en ‘operationaliserend vermogen’. De opleiding heeft indicatoren ontwikkeld waarvan de Dublin descriptoren en de tien generieke hbokwalificaties deel uitmaken. • De opleiding heeft indicatoren ontleend aan de Dublin descriptoren en de tien generieke hbo-kwalificaties waarmee de opleiding de competentieontwikkeling bij studenten inzichtelijk maakt (indicatorenlijsten). De indicatorenlijsten worden gebruikt bij de toetsing en beoordeling en zijn onder andere zichtbaar in het portfolio van de student.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Goed
Criteria: - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is.
16/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het landelijke opleidingsprofiel (2004) beschrijft de beoogde vakinhoudelijke- en professionele kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes betreffende het onderwijs in de beeldende kunst en vormgeving in acht competenties: - creërend vermogen - kunstpedagogisch en didactisch vermogen - operationaliserend vermogen - samenwerken - communicatie - reflectief vermogen - vermogen tot groei en vernieuwing - omgevingsgerichtheid • De competenties zijn uitgewerkt in bekwaamheidseisen en gedragsindicatoren. De indicatoren worden gebruikt als beoordelingscriteria. Door middel van de indicatoren worden drie niveaus bewaakt: - het propedeuseniveau (met name de competentie ‘creërend vermogen’); - LiO-bekwaam ten aanzien van het gekozen profiel; - startbekaam in een gekozen profiel. • Via het KVDO wordt het competentieprofiel jaarlijks bekeken op actualiteit, relevantie en niveau. Daarnaast voeren de deelnemende opleidingen aan het KVDO intercollegiaal overleg over kwaliteitsaspecten van de verschillende opleidingen en wordt vanuit het KVDO overleg gevoerd met relevante partijen uit het werkveld, zoals het Sectoraal Advies College Kunstonderwijs (SAC KuO). • De opleiding maakt gebruik van input vanuit de veldadviescommissie die verbonden is aan het IEC en heeft daarnaast een eigen werkveldadviescommissie waarmee zij regulier overleg heeft over actuele ontwikkelingen in het veld en de opzet van het onderwijs. Het werkveld dat vanuit het instituut wordt benaderd, brengt voornamelijk aspecten in over de vorm, de inhoud en de begeleiding van stages. Op opleidingsniveau bestaat de betrokkenheid van het werkveld uit een nadrukkelijke inbreng van actualiteiten bij het operationaliseren van kenmerkende beroepssituaties en de vertaling daarvan in ‘professionaliseringstaken’ (zie 2.1). Voorts is de opleiding actief betrokken bij experimenten om docenten in het werkveld zelf op te leiden (Projectplan School of Education). • Naast de twee adviescommissies heeft de opleiding diverse regionale en landelijke contacten in het werkveld, zoals met het Fries Museum, het ROC Friesland College, het centrum voor kunsten Parnas en het Stedelijk Museum te Amsterdam en het Noord Brabants Museum te Breda. Voorts neemt de opleiding dBKV deel aan het NNIK (Interfaculteit Kunstonderwijs Noord Nederland), een samenwerkingsverband tussen kunstvakdocenten, opleidingen van de NHL, de Hanzehogeschool Groningen, Minerva en de Rijksuniversiteit Groningen. Hiermee worden onder andere docentuitwisseling, excursies en workshops georganiseerd. Vanuit het NNIK wordt per september 2007 gestart met de onlangs geaccrediteerde masteropleiding Kunsteducatie. Kenmerken van het beroep waartoe deze master opleidt, zijn: ‘expert docent’, ‘initiator’, ‘onderzoeker’ en ‘intermediair’.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
17/55
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen HBO
Goed
Criteria: - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Bij de ontwikkeling van kennis en vaardigheden maakt de opleiding gebruik van relevante actuele literatuur en opdrachten die aan de beroepspraktijk zijn ontleend. Het panel beoordeelt deze positief. De eerste twee studiejaren zijn gericht op het latere functioneren in de beroepspraktijk. In het derde en vierde jaar werken studenten, vanaf het tweede semester in het derde jaar, aan één van de drie genoemde profielen (zie 1.3). • In de eerste twee jaar staan ‘oriëntatie op het vak’ en ‘eigen persoonsvorming’ centraal. Kennis, vaardigheden en basistechnieken van (vak)onderdelen binnen twee- en driedimensionale vakgebieden, de kunst- en cultuurgeschiedenis en -beschouwing komen aan bod, maar ook vormen van nieuwe media: computervormgeving, digitale AV en -fotografie. De student verwerft de vakinhoudelijke competenties grotendeels door middel van het procesmatig uitwerken van beeldende probleemstellingen. • Actuele ontwikkelingen in zowel de beeldende kunst als het onderwijs komen in de eerste twee studiejaren aan bod in vakprogramma’s. Deze zijn in het programma naar thema verdeeld en kenmerken zich door vakkenintegratie en samenwerkend leren. Studenten oriënteren zich in deze jaren ook intensief op de actuele ontwikkelingen binnen de hedendaagse kunst in de onderdelen ‘hedendaagse kunst’ (1 en 2). In het derde en vierde jaar voeren studenten professionaliseringstaken (p-taken) uit. Hierin komen vaardigheden, kennis en houding geïntegreerd aan bod. P-taken vinden plaats in de (semi-)authentieke beroepspraktijk, waarbij flankerend onderwijs wordt geboden. • Themakeuzes waarin actuele ontwikkelingen aan bod komen, zijn bijvoorbeeld: Identiteit, Feit en fictie, Culturele Kunstzinnige Vorming (CKV) theatraal en Massa- en jongerencultuur. Naast actuele thema’s, gebruik van media en technieken, bezoeken studenten tentoonstellingen, film, dans en theater. Het panel constateert dat de opleiding goede actuele leerbronnen hanteert, waaronder nationale en internationale (vak)literatuur (studiegidsen voltijd en flex). • Interactie met de beroepspraktijk vindt veelvuldig plaats in het programma. Het voltijdprogramma bestaat voor 56 studiepunten uit stages. Daarnaast voeren studenten opdrachten en p-taken uit in de beroepspraktijk. Studenten zijn hierover tevreden. Ze geven aan dat de aangeboden vakinhoudelijke cursussen goed aansluiten bij de praktijk. Het panel onderschrijft dit.
18/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
•
•
•
•
•
De stages in het voltijdprogramma hebben in de eerste twee jaar een oriënterend karakter. In het eerste jaar bestaat de stage uit bezoeken in het werkveld en in het tweede jaar loopt de student, in het kader van een P-taak, acht weken stage in de eerste fase voortgezet onderwijs/vmbo. In de profielfase wordt de samenwerking met het werkveld geïntensiveerd. In deze fase zijn drie stages gepland: een verplichte stage van acht weken aan het begin van de profielfase (voor iedere student gelijk) en twee stages, waaronder de LiO-stage, in de richting van het gekozen uitstroomprofiel. Stagewerkboeken geven voor studenten en coaches de afspraken weer met het werkveld over de omvang, inhoud en begeleiding. De opleiding wil de werkboeken in het derde en vierde jaar vervangen door p-taken, aansluitend op het competentieleren. Conform de uitgangspunten van de NHL (zie 2.7) wordt een gelijkwaardige verhouding qua interactie tussen student, opleiding en werkveld nagestreefd in de uitvoering van het programma. Via het experiment Community Of Practice beoogt de opleiding in de loop van 2007 zicht te krijgen op een mogelijke versterking van de interactie tussen betrokkenen. Het panel beoordeelt de huidige interactie goed. De flexopleiding bestaat uit dezelfde programmaonderdelen als de voltijdopleiding. Iedere student krijgt, afhankelijk van de genoten vooropleiding en eventuele werkervaring, een programma op maat aangeboden. In aansluiting op de instroomkwalificaties kent het flexprogramma, in vergelijking met het voltijdprogramma, minder stagemomenten: een oriëntatie- en een verdiepingsstage. Dit past, aldus het panel, bij de opzet en de doelgroep van de flexopleiding (zie 2.5). Studenten voeren - naast stages - opdrachten uit in het werkveld via het onderwijsleerbedrijf voor de buitenschoolse kunsteducatie en het voortgezet onderwijs. Deze opdrachten zijn als P-taak aangemerkt en worden door het werkveld verstrekt en (deels) begeleid. In de opdrachten komen didactische en pedagogische kennis en vaardigheden samen aan bod met actuele vakontwikkelingen. Relevante kennisontwikkeling vindt daarbij plaats ten aanzien van leergedrag en -stoornissen. In het onderwijsleerbedrijf werken studenten in een zelfstandig team dat in overleg met de opdrachtgever de opdracht uitvoert. De opdrachten leveren uiteenlopende producten op. Het onderwijsleerbedrijf krijgt meer opdrachten binnen dan zij aankan. Het surplus aan opdrachten wordt op Blackboard gezet die studenten uit andere leerjaren voor hun POP kunnen uitvoeren. In het laatste anderhalf jaar van de opleiding staan de p-taken en de stages in het teken van het gekozen profiel. De ontwikkeling van beroepsvaardigheden vindt voornamelijk plaats in de stages, maar ook doordat studenten: - actief deelnemen aan werkbesprekingen en daarin reflecteren en beoordelen; - eigen beeldende probleemstellingen en beoordelingscriteria formuleren; - leermiddelen ontwikkelen voor leerlingen in het voortgezet onderwijs; - vakvaardigheden (videotechnieken) toepassen in een begeleidingssituatie; - een excursie (mede-)organiseren. Het panel vindt de aandacht die de opleiding heeft voor de ontwikkeling van de didactische vaardigheden in het programma uitstekend.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
19/55
•
Via diverse contacten met het werkveld houdt de opleiding zicht op actuele ontwikkelingen (zie 1.3). Vanuit het IEC is binnen de Noordelijke regio een convenant tot samenwerking gesloten waarin bijna alle stagebiedende scholen voor voortgezet onderwijs in de Noordelijke regio zijn opgenomen (Samenwerkingsconvenant V.O./IEC). Het IEC organiseert tevens een jaarlijkse conferentie voor schoolleiders over opleidingsgerelateerde onderwerpen. Met het werkveld heeft de opleiding dBKV het project School of Education lopen. Het gaat hierbij om experimenten in het vierde studiejaar waarbij de leraar in opleiding (LiO) op de werkplek wordt geschoold en begeleid. De opleiding en de aan het experiment deelnemende scholen hebben afspraken gemaakt over de rolverdeling binnen de stagebegeleiding.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Goed
Criteria: - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de landelijke competenties per 2002 vooruitlopend op de vaststelling van deze competenties in 2004. In een Opleidings- en competentiematrix BKV/IEC (29 mei 2006) wordt de relatie tussen de onderwijseenheden en het competentieprofiel uiteengezet. • Uit programmaoverzichten (studiegidsen 2006-2007 voltijd en flex) blijkt dat het curriculum is opgebouwd rond een aantal uit het beroepsprofiel afgeleide studielijnen: - De vakinhoud: productieve en reflectieve beeldende vorming bestaande uit tweedimensionale en driedimensionale vormgeving, audiovisuele vormgeving, thematisch geïntegreerde programma’s, computervormgeving. - De vaktheorie: CKV, kunst-cultuurgeschiedenis, kunst-cultuurbeschouwing, filosofie. - De pedagogische- en didactische beroepsvorming: onderwijskunde, pedagogiek, psychologie, sociologie en vakdidactiek en methodiek. • De opleiding heeft vanaf 2004 per competentie gedragsindicatoren opgesteld ten behoeve van de stapsgewijze competentieontwikkeling van de student (Competentieindicatoren per fase). In de studiegidsen (voltijd en flex) heeft de opleiding per onderwijseenheid de eindkwalificaties en de bijbehorende indicatoren benoemd. Vanuit de indicatoren heeft de opleiding scorelijsten ontwikkeld die per 2006-2007 zijn ingezet bij de beoordelingen van cursussen (vakinhoud) en bij de studieonderdelen die door middel van een assessment worden afgesloten. Het panel vindt dat de opleiding op een consequente en duidelijke wijze de eindkwalificaties heeft vertaald en zichtbaar heeft gemaakt in het programma. Het panel beoordeelt de studiegidsen als zeer informatief en toereikend voor studenten.
20/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
•
•
•
•
Uit bestudering van het programma blijkt dat de ontwikkelingsgang in het curriculum geleidelijk verloopt: van assisteren in de beroepspraktijk in studiejaar 1 naar zelfstandig en zelfverantwoordelijk functioneren in studiejaar 4. De studielijnen worden zoveel mogelijk in samenhang aangeboden. De professionaliseringstaken dragen daar aan bij (zie 2.3). Er wordt gewerkt met portfolio waarin overzichten zijn opgenomen met de indicatoren die centraal staan binnen een bepaalde onderwijseenheid. Het portfolio biedt naarmate het programma vordert, steeds meer zicht op de kwaliteiten van de student. Het bevat een ontwikkelplan waaruit blijkt welke competentiedoelen de student door middel van de uitwerking van professionaliseringstaken wil bereiken en de resultaten in het portfolio dienen als onderbouwing voor de profielkeuze (opzet e-folio BKV). Het panel constateert dat de opzet van het programma, met de drie profielen, gericht is op de kwaliteiten, ambities en mogelijkheden van de student. De wijze waarop het portfolio wordt gebuikt, vindt het panel goed en draagt bij aan de juiste profielkeuze. In het kader van internationalisering hebben studenten de mogelijkheid om (stage)ervaring op te doen in het buitenland. Activiteiten van de werkgroep internationalisering hebben tot dusver geleid tot een toegenomen aantal concrete mogelijkheden van een buitenlandstage voor studenten. In dat kader wordt per student gekeken welke programmaonderdelen in het buitenland kunnen orden gevolgd. Studenten dBKV hebben bijvoorbeeld programmadelen gevolgd van docentopleidingen in Belfast en Limerick (Ierland), New York (V.S.) en Skopje (Macedonië). Daarnaast hebben in februari 2007 de eerstejaars studenten met het thema ‘environment’ gewerkt gedurende een week in Brussel samen met studenten van EHSAL. Er zijn tevens plannen voor een docentuitwisseling met deze opleiding. De contacten met een opleiding in Rusland bevinden zich nog in een pril stadium. Omgekeerd volgen studenten van buitenlandse opleidingen programmaonderdelen in Leeuwarden. De werkgroep Leerplan en Kwaliteit bewaakt dat het curriculum de landelijke competenties voldoende afdekt. Het programma wordt in dat kader jaarlijks voorgelegd aan de docenten en vastgelegd in het onderwijs- en examenreglement (OER). Het programma is beoordeeld, becommentarieerd en gefiatteerd door de opleidingscommissie dBKV en door de werkveldadviescommissie. Zo is tijdens de curriculumevaluatie met het werkveld (juni 2006) een aantal opmerkingen gemaakt ten aanzien van sommige leerinhouden en stagemomenten. Deze zijn met de betrokkenen besproken.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criterium: - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het docentenschap in het kunstvak staat centraal in de opleiding. Het meest herkenbare element hierin is het vermogen tot het creëren van authentieke beeldende producten.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
21/55
•
•
•
•
•
•
Dit gecombineerd met het vermogen en de bereidheid hierop te reflecteren en hierover te willen communiceren met leerlingen. De programma-inhoud laat zien dat het onderwijs bestaat uit beeldende werkprocessen waarin studenten procesmatig werken naar aanleiding van beeldende probleemstellingen. De inhoud van die probleemstellingen varieert van eenvoudig materiaal- en vormtechnisch onderzoek (studiejaar 1) tot complex inhoudelijk onderzoek, gebaseerd op artistieke, kunsthistorische, literaire en/of filosofische uitgangspunten (studiejaar 4). Vanuit het eigen beeldend onderzoek krijgt het werk van anderen ook op affectieve wijze betekenis, wat voor de opleiding als voorwaardelijk geldt voor het functioneren van de docent in de kunstvakken. Het panel onderschrijft dit. De studielijnen (zie 2.2) kenmerken een toename in de complexiteit op de beroepstaken die daarbinnen worden uitgevoerd. De ontwikkellijn loopt van observerend en assisterend in het eerste studiejaar, via instruerend en begeleidend naar zelfstandig docerend in het vierde studiejaar. De studiebegeleiding sluit hier op aan. In de studiegidsen is per onderwijseenheid aangegeven aan welke competenties wordt gewerkt en aan welke andere vakprogramma’s/eenheden de betreffende onderwijseenheid gerelateerd is (studiegidsen voltijd en flex). De opleiding onderscheidt twee opleidingsfasen: een oriënterende en verkennende fase met de nadruk op de ontwikkeling van een kennisbasis in studiejaren 1 en 2 en een beroepsprofilerende fase in studiejaren 3 en 4. Hoewel beide fasen zich qua intentie van elkaar onderscheiden lopen ze door de gehanteerde opleidingsdidactiek geleidelijk in elkaar over. De eerste fase is overwegend modulair vormgegeven. In de p-taken die in die fase aan bod komen, wordt integraal aan de competenties gewerkt. Hierbinnen vindt integratie van theorie en praktijk plaats. De tweede fase kenmerkt een duidelijke samenhang tussen de vakinhoud (artistiek) en de professionele ontwikkeling (didactische bekwaamheden). Daarbij is de ontwikkeling van het praktisch beeldend werk gekoppeld aan het kunnen begeleiden van praktisch beeldend werk van anderen. Competentiematrices laten zien dat - naast het ontwikkelen van de kennisbasis - de eerste fase is gericht op het ontwikkelen van ‘creërend vermogen’. In de tweede fase staat het ontwikkelen van het didactisch en (kunst)pedagogisch vermogen centraal. Het flexibele opleidingstraject heeft een op de doelgroep toegesneden programma waarin vooral de beroepsvoorbereiding centraal staat. In dit programma wordt uitgegaan van een grotere mate van zelfsturing in het verwerven van de vereiste competenties. Het programma dat de student volgt, staat van te voren vast. Samenhang in het programma wordt geborgd doordat de programmaonderdelen op concentrische wijze worden aangeboden. Tevens komen kennis, vaardigheden en houdingsaspecten in de opdrachten integraal aan bod. De werkgroep Leerplan en Kwaliteit is verantwoordelijk voor de inhoudelijke samenhang van het curriculum. De door de student ervaren samenhang maakt deel uit van de curriculumevaluatie. De uitkomsten hiervan worden op aanwijzing van de opleidingscommissie gebruikt voor de verdere ontwikkeling van het curriculum. De opleiding streeft analoog aan het flexibele opleidingstraject naar een grotere flexibiliteit in de reguliere opleiding, zodat de student meer invloed kan uitoefenen op inhoud en tempo.
22/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
•
De opleiding biedt veel interactie met het werkveld. Deze is afwisselend, getuigt van een opbouw in niveau en is afgestemd op de wensen en kwaliteiten van de student. De opzet van het programma, het middel ‘portfolio’ en de werkwijze die docenten hanteren, leiden tezamen tot adequaat en uitdagend onderwijs. Het panel vindt de opzet van het programma uitstekend vormgegeven en aansluiten op de ontwikkelingen in de beroepspraktijk. De tot dusverre uitgevoerde module- en curriculumevaluaties geven aan dat de studenten tevreden zijn met het studieprogramma.
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium: - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de studiegids laat de opleiding een evenwichtige verdeling van de studielast zien. Naast de stages en de zelfstudie kent de opleiding een gemiddeld aantal contacturen van 13,5 uur per week, dat verloopt van gemiddeld 20 uur per week in studiejaar 1, naar 16 in jaar 2, naar 13 in jaar 3 en naar 5 in jaar 4. De programma-inhoud, indicatoren en verwachtingen zijn daarin uitgewerkt. Het jaarrooster wordt aan het begin van een studiejaar uitgereikt en bevat tevens de momenten waarop tentamens plaatsvinden. • Met het oog op een zo studeerbaar mogelijk programma zet de opleiding in op een persoonlijke wijze van studiebegeleiding om belemmerende studiefactoren op te sporen en weg te nemen. De begeleiding is in het begin van de studie intensief. Dit neemt af naarmate het programma vordert. De sturing van het leerproces vindt op dezelfde wijze plaats: in het begin van de studie meer intensief vanuit de docent en wordt gedurende het programma steeds meer overgenomen door de student. • De opleiding hanteert een drempel in het programma door middel van een bindend studieadvies bij 40 studiepunten. Daarvan moet ten minste de helft voor theorievakken zijn behaald. • De studeerbaarheid is een vast onderdeel van de cursusevaluatie en wordt regelmatig besproken in de opleidingscommissie. Zonodig onderneemt deze commissie maatregelen ter verbetering. De opleiding geeft aan dat zij meer professionaliseringstaken in het programma heeft ingebracht waarin gevraagde kennis en vaardigheden geïntegreerd aan bod komen. Hiermee beoogt de opleiding een mate van studielastverlichting. • De studenten ervaren dat zij veel moeten doen en over het algemeen wordt er hard gewerkt. De studielast beoordelen studenten positief en de informatie daarover vinden zij adequaat en betrouwbaar. Het panel onderschrijft dat. De zwaarte van de opleiding is te verklaren vanuit het feit dat de kennis en vaardigheden uit de voormalige gedeelde en gegradeerde opleidingen in de volle breedte in de opleiding dBKV aan bod komen. Het panel constateert dat het programma enigszins zwaar is, maar studeerbaar.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
23/55
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium: - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding hanteert de wettelijk geldende instroomeisen. Studenten kunnen instromen op basis van een havo, vwo of mbo-4-diploma. Studenten van 21 jaar en ouder kunnen instromen op basis van een toelatingsonderzoek. Daarin moeten zij aantonen over voldoende capaciteiten te beschikken. Een taalvaardigheidstoets is hier een vast onderdeel van. • Bij de instroom tot het flextraject geldt als instroomeis dat de student een hbo-opleiding moet hebben afgrond. • Bij de instroom wordt bij iedere student die aan de vooropleidingeis voldoet een aanvullend toelatingsonderzoek gehouden. Dit gebeurt conform de richtlijnen die van toepassing zijn op het Kunstonderwijs (Wet KuO), waarin de ontwikkeling van het beeldend vermogen centraal staat. • Via de mentoraatsgesprekken wordt, in het kader van de studiebegeleiding, nagegaan of de student deficiënties ervaart. Deze worden in het mentorenoverleg besproken en hier wordt zonodig per groep of per student op ingespeeld. In het Learning centre van de NHL hebben studenten de mogelijkheid om een taal of ICT-module te volgen. • De opleiding kent een meer heterogene instroom in vergelijking met de ‘oude gegradeerde opleiding’. Het panel constateert dat de opzet van het programma - de drie profielen - daar goed op aansluit. • De opleiding participeert in een werkgroep ‘aansluiting vo-hbo’ en neemt deel aan het traject ‘aansluiting mbo-hbo Kunstonderwijs’. Dit heeft geresulteerd in het transparant maken van de toelatingseisen, zodat de mbo-leerling zich hierop door middel van een aangepast portfolio kan voorbereiden. In een instroomonderzoek, gericht op eerstejaars studenten van de Hogeschool, wordt de aansluiting met de vooropleiding gemonitord. Uitkomsten van het onderzoek laten zien dat de aansluiting positief wordt ervaren (Monitor VO-HBO 2005). • De opleiding hanteert een vrijstellingenbeleid, dat in de studiegidsen is opgenomen. Een student kan vrijstellingen aanvragen bij de examencommissie en daarvoor de nodige bewijsstukken overleggen. De examencommissie kan daarvoor eventueel advies verkrijgen van docenten. • De opleiding sluit aan bij PR-activiteiten van het IEC. Aspirant-studenten worden voorgelicht via open dagen, voorlichtingsactiviteiten voor scholen voor voortgezet onderwijs, inloopdagen, proefstuderen, brochures en tijdens het toelatingsonderzoek.
24/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium: - De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De curricula van de voltijd kennen een nominale duur van vier jaar en een omvang van 240 studiepunten: 60 studiepunten per jaar. • In de studiegidsen 2006-2007 van het voltijd- en het flexprogramma is de verdeling van de studiepunten per jaar, per vaklijn en per onderwijseenheid zichtbaar.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria: - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het onderwijskundige kader worden de achtergronden, uitgangspunten en de beoogde eindsituatie voor de opleiding dBKV beschreven. Deze zijn conform de uitgangspunten van de NHL. In het kader staan centraal: actief en zelfstandig leren, praktijk- en beroepsgerichtheid en studentgerichtheid. Het IEC heeft in het verlengde van deze uitgangspunten gekozen voor het competentieleren en een didactiek gebaseerd op interactie, hetgeen van toepassing is op de opleiding dBKV. De interactie gaat om de gelijke wisselwerking tussen de betrokken stake-holders: de opleiding, de student en het werkveld. Daarnaast vormen kenmerkende beroepssituaties de kern en het vertrekpunt voor het formuleren van professionaliseringstaken die in de verschillende fasen van de opleiding aan de orde worden gesteld. Daarbij geldt dat naarmate de opleiding vordert, de authentieke beroepssituatie steeds belangrijker wordt en de student zijn eigen leerproces ook steeds nadrukkelijker zelf stuurt (Onderwijskundig kader voltijdopleiding en Onderwijskundig kader flexopleiding). • De opleiding kiest opleidingsdidactisch voor: - producerend leren vanuit beeldende probleemstellingen; - uitwerken van professionaliseringstaken gebaseerd op kenmerkende beroepssituaties; - inzetten van docenten uit het voortgezet onderwijs binnen de opleiding op basis van detachering voor de uitwerking en begeleiding van kenmerkende beroepssituaties; - ontwikkelen van assessments voor de beoordeling van competenties in samenwerking met het werkveld.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
25/55
•
•
• •
•
Het onderwijsconcept laat zien dat kennisontwikkeling plaatsvindt, doordat: - de leerprocessen van individuele studenten centraal staan; - in het leerproces de ontwikkeling van opleidingsgestuurd in studiejaar 1 naar zelfstandig en zelfverantwoordelijk lerend in studiejaar 4 verloopt; - de onderwijsvormen zijn gerelateerd aan de werksituatie (‘teach as you preach’). Werkvormen en studieactiviteiten die aan bod komen in het programma zijn breed gevarieerd en gericht op het verwerven van de benodigde kennis en vaardigheden. Aan bod komen: hoorcolleges (beperkt), instructie- en werkcolleges, werkplaats- en atelierpractica, thematisch onderwijs met een thematische aanpak, onderwijsleerbedrijf, excursies, rollenspelen, presentaties, observatie en interviews, intervisie, persoonlijk ontwikkelplan, portfolio-opdrachten en reflectie. Het panel constateert dat de opleiding een gevarieerd aantal werkvormen hanteert welke aansluit op het onderwijsconcept. De werkvorm ‘didactisch practicum’ biedt studenten de mogelijkheid om in een gesimuleerde werkelijkheid zich voor te bereiden op de beroepsrol. Hierin komen praktijkgerelateerde casuïstieken aan de orde. Een deel van het onderwijs, vooral in de tweede fase van de opleiding, wordt flankerend aangeboden. Dit biedt de mogelijkheid tot maatwerk. De bewaking en totstandkoming van de curricula vindt plaats vanuit het managementteam van het IEC dat als projectgroep voor de onderwijsvernieuwing fungeert en de ontwikkeling en de voortgang daarvan stuurt en regelmatig evalueert. De examencommissie is daarbij verantwoordelijk voor de bewaking van de kwaliteit van het curriculum. De werkgroep Leerplan en Kwaliteit is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van het curriculum waarbij actuele ontwikkelingen in het werkveld en recente onderwijskundige inzichten een plaats dienen te krijgen. De opleidingscommissie heeft een adviserende taak met betrekking tot de ontwikkeling van het curriculum en de beoordelende functie met betrekking tot de uitvoering daarvan. De huidige stagelijn is in nauw overleg met het werkveld tot stand gekomen. Tevens is voor de vormgeving van professionaliseringstaken gebruik gemaakt van deskundigheid uit het werkveld. De opleiding streeft naar een (nog) grotere afstemming tussen het werkveld en de opleiding (interactie) om nog meer de afstemming tussen vorm en inhoud van het programma te kunnen verbeteren. Het panel constateert daarbij dat het onderwijs goed competentiegericht is vormgegeven en dat studenten en alumni van de opleiding dit positief beoordelen.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Goed
Criterium: - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De NHL heeft kaders uitgewerkt waarbinnen de toetsing gestalte krijgt in de notitie Toetsbeleid NHL (14 juli 2005). Deze kaders zijn voor de opleiding van het IEC
26/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
•
•
•
•
uitgewerkt in een kadernotitie (Implementatie Toetsbeleid IEC, maart 2007). De opleiding heeft in 2004 de bestaande toetspraktijk, vooruitlopend op de regelgeving vanuit de Hogeschool, in de notitie Voorlopige aanzet tot toetsbeleid voor de opleiding BKV vastgelegd. Maatregelen die daarin zijn opgenomen zijn: - Standaardisering van de evaluatieformulieren voor vakpraktijkonderdelen. - In collegiaal overleg vaststellen van beoordelingscriteria. - In collegiaal overleg vaststellen van de waardering en de cesuur. - Verhoging van de transparantie van het beoordelingsproces. De opleiding heeft te maken met toetsing op grond van objectieve criteria en een aantal subjectieve criteria, zoals bij het waarborgen van het voldoende behalen van de competentie ‘creërend vermogen’. Bij deze competentie tellen criteria als creativiteit, originaliteit, eigenzinnigheid, gevoelsmatig betekenis, diepgang, niveau van technische beheersing mee. De opleiding heeft deze criteria nadrukkelijk zichtbaar gemaakt als indicatoren voor deze betreffende competentie. Docenten objectiveren deze criteria en motiveren deze binnen het beeldende proces en het product die zijn opgeleverd. Toch blijft aan de orde dat bij een kwalitatieve toetsing altijd sprake is van enige ‘ruimte’ rond een oordeel op grond van de verschillende deskundigheid en ervaring van de beoordelaars. Het panel vindt de uitwerking van de competenties en de beoordelingscriteria een goede basis voor de docenten om mee te werken. Het panel constateert tevens dat een goede werkwijze wordt gehanteerd door docenten. Met betrekking tot het beoordelen van creërend vermogen via subjectieve criteria acht de opleiding het van belang dat de student als toekomstig docent juist ook deze wijze van beoordelen leert zien en waarderen. Hierom streeft de opleiding ernaar de student inzicht te geven in de wijze waarop het oordeel tot stand is gekomen door de student actief bij de beoordeling (van creërend vermogen) te betrekken. Ook bijvoorbeeld door de student te vragen hoe hij bepaalde wegingen binnen de eigen beoordeling toegepast wil zien of hem zelf criteria binnen de indicatoren aan te laten geven. Het panel onderschrijft het belang dat de student ook dit inzicht krijgt en deze vaardigheid ontwikkelt. Het panel constateert dat de opleiding verschillende wijzen van toetsing hanteert, aansluitend op het onderwijsaanbod. De wijze van toetsing is gericht op de competenties via de indicatoren. Bij het vaststellen van de competentieontwikkeling bij de student spelen onder andere portfolio, peer- en self-assessments, 360-graden-feeback en de proeve van bekwaamheid een rol. Theoretische aspecten worden beoordeeld via kennistoetsing en de scriptie. Dit gebeurt onder de verantwoordelijkheid van een individuele docent die bij twijfel of discussie een collega raadpleegt. De theorie binnen het praktijkwerk, naar aanleiding van de cursussen, wordt in principe door twee docenten beoordeeld en soms door een individuele docent. Voor de beoordeling van de integrale onderwijseenheden, zoals verdiepingprogramma’s, professionaliseringstaken en themaen vaklijnprogramma’s, is een docententeam verantwoordelijk. De assessments die in het programma zijn opgenomen, bijvoorbeeld bij het bepalen of de student voldoende bekwaam is om de LiO-stage in het vierde jaar te starten, worden altijd uitgevoerd door meerdere beoordelaars. Het werkveld is op verschillende wijzen betrokken bij de toetsing. Zo participeren docenten uit het werkveld bij het onderwijs binnen de professionaliseringstaken en zijn zij betrokken bij de beoordeling daarvan.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
27/55
•
•
•
•
Tijdens de stages wordt het functioneren van de student beoordeeld door de opleidingsdocent (tutor) en door de coach van de stagebiedende instelling. De student dient de verworven kennis en vaardigheden te verantwoorden in een stageverslag. Gedurende de LiO-stage in het vierde jaar moet de student tevens bewijzen opnemen in zijn portfolio waaruit blijkt dat hij competent is op de beoogde competenties en die in het eindassessment ‘startbekwaam’ aan bod komen. Daarbij is een docent uit het werkveld medeassessor. De eisen waaraan de student moet voldoen, zijn van te voren bekend en opgenomen in het portfolio. De onderdelen die de LiO-stage omvat zijn opgenomen in de studiegids, evenals de procedure. Deze is ook weergegeven in studiehandleidingen. Hieruit blijkt dat de student gedurende de stage onder andere een actieonderzoek moet verrichten en daarvoor een onderzoeksverslag moet schrijven, dat wordt afgesloten in een eindgesprek. In de studiegidsen en het OER zijn een toetsoverzicht en de beschrijving van de wijze van beoordelen opgenomen. Uit het toetsoverzicht blijkt wanneer welke toets plaatsvindt en dat elke toets twee maal per jaar wordt aangeboden in een regulier- en een herkansingsmoment. De regels en procedures rondom toetsing zijn in het examenreglement opgenomen. Een uitreksel hiervan is in de studiegidsen opgenomen. De examencommissie van de opleiding heeft een initiërende en sturende rol ten aanzien van de discussie over de kwaliteit van de toetsing. De opleidingscommissie vervult een signalerende en controlerende rol. Per 2006 fungeert een werkgroep toetsbeleid binnen de opleiding onder sturing van de examencommissie. De werkgroep heeft een beleidsontwikkelende rol op het gebied van toetsing. De werkgroep heeft onder andere de set indicatoren (Competentie-indicatoren per fase 2006-2007) bij het competentieprofiel ontwikkeld, die bij de verdere ontwikkeling van programmaonderdelen en de bijbehorende competentiegerichte wijze van toetsingsvormen, zoals assessments, een belangrijke rol gaan vervullen. Uit een matrix blijkt de relatie tussen de competenties en indicatoren enerzijds en de p-taken en de kenmerkende beroepssituaties anderzijds (Overzicht p-taken, Kenmerkende Beroepssituaties en indicatoren). Daarnaast is in een andere competentiematrix, eveneens door de werkgroep opgesteld, de relatie gelegd tussen de programmaonderdelen per studiejaar en de competentie-indicatoren uit het KVDO-competentieprofiel. Vanuit de NHL is in december 2006 een studiemiddag georganiseerd in het kader van competentiegerichte toetsing. Daaruit concludeerde de opleiding dBKV goed op weg te zijn en goede gereedschappen te hebben ontwikkeld voor de uitvoering van de toetsing, zoals de assessments. De opleiding geeft tevens aan dat zij deze gereedschappen breder kan inzetten. Hier zullen de examencommissie en de werkgroep toetsbeleid verder op inzetten via controle en verbetering. Het panel onderschrijft dit en merkt daarnaast op dat de goede systematiek die zij heeft aangetroffen ook als zodanig moet worden overgedragen op de komende nieuwe docenten (zie 3.2). Het panel heeft daar vertrouwen in. De reeds beschikbare kadernotities dienen daarbij als richtinggevend.
28/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van Personeel
Eisen HBO
Goed
Criterium: - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding geeft aan dat voor de realisatie van het curriculum een directe en brede oriëntatie op de beroepspraktijk van het voortgezet onderwijs en de buitenschoolse kunsteducatie noodzakelijk is. Een zorgvuldige taakplanning en bijbehorende roostering op programmaonderdelen zorgt ervoor dat de beschikbare expertise zo goed mogelijk gespreid is over de opleidingsfasen en profielen. • Het panel heeft de CV’s van de docenten dBKV bestudeerd en stelt vast dat het docententeam een voldoende tot sterke binding heeft met de beroepspraktijk, zowel binnenschools als buitenschools. Het merendeel van de docenten is werkzaam als praktiserend kunstenaar/vormgever of als zelfstandig ondernemer in het vakgebeid van beeldende kunst en vormgeving. De dienstbetrekkingen getuigen tevens van jarenlange expertise in het opleiden van leraren. Als gevolg van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd zullen de komende jaren ervaren docenten vertrekken (zie 3.2). De opleiding biedt zorgvuldigheid bij het opvullen van deze expertise (zie 3.3). • Er worden regelmatig gastdocenten ingezet. Het IEC streeft ernaar 10% formatieruimte beschikbaar te houden voor flexibele inzet (gastdocenten). Daarnaast is de inzet van docenten uit de beroepspraktijk in de vorm van detachering structureel. Uit beschikbare budgettaire ruimte heeft de opleiding met ingang van september 2004 docenten uit het voortgezet onderwijs ingezet voor de verdere uitwerking van de professionaliseringstaken in het derde studiejaar. • Docenten bezoeken scholen in het kader van stages. De opleiding heeft een stagecoördinator/didacticus die als ‘linking pin’ fungeert tussen het stagebureau en de opleiding. Daarnaast vindt de opleiding het wenselijk dat zij de contacten met het werkveld verder intensiveert. Docenten zullen meer intensief betrokken worden bij stagebezoeken. Daarnaast zal de opleiding docentstages in het voortgezet onderwijs en de kunsteducatie realiseren. Inmiddels hebben drie docenten deze stages voltooid en zullen twee docenten hieraan beginnen. • De opleiding verzorgt jaarlijks een bijeenkomst voor coaches. Tijdens deze bijeenkomst wordt informatie uitgewisseld over het vernieuwingstraject, de rol van de coaches daarin, de stage, de stagebegeleiding et cetera. • Per 1 juli 2006 is een studieleider, afkomstig uit het BVE-veld aangetrokken en is er ruimte gecreëerd voor een docent digitale vormgeving/bewegend beeld die een relatie legt met jeugdcultuur. Eén van de AV-docenten is volledig gaan werken aan het ontwikkelen van creatieve concepten bij de opleiding Communication and Mediadesign.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
29/55
•
•
Er zijn docentencontacten met Sheffield, Limerick en Brussel. Een aantal studenten van de lerarenopleiding EHSAL uit Brussel heeft gedurende drie maanden de opleiding aan de NHL gevolgd. Er zijn plannen voor een docentenuitwisseling met deze opleiding: één van onze docenten heeft er afgelopen schooljaar een week lessen verzorgd. In het kader van het eerder genoemde experiment met het ROC Friesland College (zie 1.3) lopen scholingsprojecten om toekomstige docenten (deels) in het werkveld op te leiden. Docenten van de opleiding zijn hier actief bij betrokken.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium: - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Op NHL-niveau is een meerjarenformatieplan opgesteld, dat jaarlijks wordt geëvalueerd en bijgesteld. Het IEC werkt sinds 2003 met een driejarige personeelsplanning, die deel uitmaakt van de begrotingssystematiek van de Hogeschool. In het personeelsplan wordt jaarlijks onder andere het formatieverloop per opleiding vastgesteld. Per opleiding is een overzicht beschikbaar waaruit de personele inzet blijkt. • De opleiding heeft een reorganisatie doorgemaakt in 1999. De reorganisatie betekende voor de tweedegraads lerarenopleidingen beeldende vakken een inkrimping van de formatie naar 12,4 fte, de huidige omvang. De reorganisatie is in 2003 voltooid. De leeftijdsopbouw van het personeelsbestand laat zien dat tussen 2007 en 2012 bijna de helft van team verdwijnt door natuurlijk verloop (pensioen). Om het aankomend lerarentekort door vertrek van collega’s op te vangen is een lange termijn formatieplan beschreven. De opleiding is in dat kader gestart met het professionaliseren van personeel op vakgebieden waarvan docenten vertrekken en het opstellen van een introductieplan voor nieuw aan te stellen personeel. Daarbij staat vast dat een minimumformatie van 12,4 fte beschikbaar is voor de opleiding. • Door de ingetreden daling van studentenaantallen is er, in combinatie met het tijdens de reorganisatie vastgestelde formatiekader, sprake van een relatief ruime formatie. De tijdens de reorganisatie vastgestelde minimumformatie van 12,4 fte was gebaseerd op 220 studenten, dat een ratio van 1 fte op 18 studenten betekent. Momenteel telt de opleiding 110 studenten, dat betekent dat er sprake is van een zeer ruime ratio van 1 fte op 9 studenten. Studenten oordelen positief over de beschikbaarheid en bereikbaarheid van docenten. • Op instituutsniveau wordt structureel geld gereserveerd voor het opvangen van langdurig ziekteverzuim. Uit het medewerkerstevredenheidsonderzoek van de NHL komt naar voren dat de werkdruk acceptabel is.
30/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium: - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De NHL heeft een competentieprofiel opgesteld (Competentieprofiel docenten NHL). Het profiel geeft op kwalitatieve onderdelen verschillende niveaus aan waarbinnen differentiatie mogelijk is. Dat betekent dat docenten op de verschillende onderdelen niet allemaal op ‘expert niveau’ functioneren. In het team wordt op onderdelen het expertniveau afgedekt. Voorts moeten alle docenten met een vaste aanstelling een didactische aantekening hebben. • Het panel heeft de CV’s van de docenten bestudeerd en acht het team voldoende breed samengesteld. Er zijn docenten uit het tweedimensionale, driedimensionale en audiovisuele gebied en er zijn docenten beschikbaar voor de kunst- en cultuurgeschiedenis en -beschouwing. Tevens is de onderwijskundige kant vertegenwoordigd door middel van vakdidactici en pedagogen. Van de vijftien docenten zijn er zes academisch en negen hbo gekwalificeerd. Het panel beoordeelt de kwaliteiten van het team als goed. • Voor de personele reorganisatie in 1999 is een personeelsplan opgesteld waarin de noodzakelijk competenties voor de uitvoering van het curriculum van de tweedegraads opleiding werden vastgesteld. De plaatsing van personeelsleden heeft toen volgens dit personeelsplan plaatsgevonden. Kijkend naar de toekomst benoemt de opleiding aandachtpunten bij de sturing van de opleidingsexpertise. Deze hebben enerzijds betrekking op de ontwikkelingen in de tweede fase van het voortgezet onderwijs met betrekking tot de inhoud van het CKV (2 en 3), dan wel Kunst en Kunstvak. Het gaat hier om herziening van de kerndoelen in de basisvorming voor de beeldende vorming en CKV. Daaraan gerelateerd vinden landelijk discussies plaats over de herziening van het voorbereidend middelbaar onderwijs en over de hbo bachelor/master in de kunsteducatie en binnen de NHL over majors/minors. Anderzijds heeft het vertrek van docenten de aandacht en wordt gekeken hoe de ‘vertrekkende kwaliteiten’, vanuit de huidige ontwikkelingen en discussies, kunnen worden opgevangen. Het panel vindt deze aandacht nodig en constateert dat de opleiding hier goed op inspeelt door middel van een ‘kweekvijver’ waarin nieuwe medewerkers worden gecoached en overdracht van kennis en ervaring plaatsvindt van de ‘oudere garde’. Het panel vindt dat de opleiding op een gedegen en goed doordachte wijze inspeelt op de beschreven ontwikkelingen en in dat licht kwaliteit behoudt en aantrekt. • Ieder personeelslid heeft in 2006-2007 een plangesprek gehad op grond waarvan afspraken zijn gemaakt voor persoonlijke ontwikkeling binnen het competentieprofiel van de NHL en de benodigde expertise en inzetbaarheid binnen de opleiding in het bijzonder. De opleiding heeft jaarlijks met ieder personeelslid een functioneringsgesprek waarin ontwikkelingswensen en -mogelijkheden aan de orde komen. Afspraken worden sinds 2004 vastgelegd in een persoonlijk ontwikkelplan (POP).
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
31/55
•
•
Binnen de opleiding zijn er regelmatig studiedagen gewijd aan het beroepsprofiel, het competentieprofiel en de bijbehorende indicatoren en de implementatie daarvan in het curriculum. In verschillende gremia vindt tussen docenten overleg plaats over de uitvoering van het onderwijs. Dat overleg is gericht op samenwerking. Het panel is daarvan overtuigd (zie 2.8). Tevens heeft scholing plaatsgevonden op het gebied van ICT en hebben twee docenten deelgenomen aan het project VELON registratie beroepsstandaard voor leraaropleiders. In module-evaluaties wordt het functioneren van de docent als apart punt opgevoerd. Uitkomsten komen eventueel in functioneringsgesprekken aan de orde. De opleidingscommissie heeft een actieve rol in het bepalen van eventuele vervolgacties. Studenten zijn in de evaluaties tevreden over de kwaliteit van docenten.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Goed
Criterium: - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de huidige situatie beschikt de NHL over acht vestigingen in Leeuwarden voor de uitvoering van het onderwijs. In verband met verbouwing van het onderwijscentrum de Bouhof is er sprake van een overgangssituatie. Na 2008 zullen alle vestigingen van de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden in Leeuwarden geconcentreerd zijn op één locatie. Vanaf 1 januari 2007 zitten de opleidingen van IEC voor de duur van anderhalf jaar gehuisvest in een ander gebouw in Leeuwarden. • De verbouwing van de Bouhof vindt plaats in het kader van een kenniscampus dat de Gemeente Leeuwarden, de Christelijke Hogeschool Nederland, de Hogeschool Van Hall Larestein en de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden samen ontwikkelen voor hoger onderwijs, onderzoek en voor versterking van de kenniseconomie in de regio. Vanaf 2008 is er dan een concentratie van het onderwijs op één locatie. De nieuwbouw van de NHL sluit aan op de nieuwe visie op onderwijs. • Het panel heeft de huidige (tijdelijke) locatie en faciliteiten van de opleiding gezien en vindt deze locatie zeer ruim en constateert dat deze voorzien is van goede algemene en opleidingsspecifieke faciliteiten, zoals een mediatheek, ateliers, werkplaatsen en een AVonderwijsruimte. De mediatheek heeft een ruime collectie boeken op het gebied van beeldende kunst en vormgeving en een uitgebreide collectie van naslagwerken, tijdschriften, videobanden en (steeds meer) cd-roms. Het panel heeft vernomen dat de opleiding in de nieuwe behuizing (verbouwing van de Bouhof) evenveel oppervlakte krijgt voorzien van professionele voorzieningen. Hierbij zal de opleiding de faciliteiten gaan delen met andere opleidingen. Het panel vindt dit goed met het oog op mogelijke kruisbestuiving.
32/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
• •
•
•
Volgens de NHL studentenenquête en het medewerkerstevredenheidsonderzoek 2005 is het algemene oordeel over de gebouwen en voorzieningen positief. Met betrekking tot de voorzieningen geldt dat huisvesting en materiële voorzieningen die door hun aard beter hogeschool- of gebouwbreed kunnen worden georganiseerd (ICT en audiovisuele voorzieningen, mediatheek, repro, kantine en dergelijke) binnen de NHL zijn gebundeld in het Facilitair Bedrijf. Het IEC bepaalt jaarlijks welke faciliteiten nodig zijn en sluit daarvoor contracten met het Facilitair Bedrijf. De communicatie binnen de Hogeschool is gebundeld via het intranet. Dat biedt algemene en opleidingsspecifieke informatie. Ook de catalogus van de mediatheek kan via intranet worden geraadpleegd. Op het gebied van ICT-voorzieningen beschikt de NHL over computers voor studenten in een ratio van 1:8. Dat komt overeen met het landelijke gemiddelde. De Hogeschool heeft haar ICT-beleid vastgelegd in het Beleidsplan 2006-2008 (2005). Voor de opleiding geldt een verhouding van 1:10. Daarnaast zijn er in het huidige en toekomstige gebouw infrarood aansluitingen die draadloze internetverbindingen mogelijk maken voor laptops.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria: - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De studiebegeleiding wordt vormgegeven volgens het mentoraatsmodel. In elk studiejaar heeft de student een mentor. Het doel van de studiebegeleiding is het voorkomen, signaleren en oplossen van studieproblemen. De opleiding heeft haar visie op studiebegeleiding en mentoraat beschreven in Studiebegeleiding opleiding Beeldende Kunst & Vormgeving (juli 2004). In de studiegids wordt de studiebegeleiding per studiejaar toegelicht. Daarin is de rolverdeling uitgewerkt en zijn taken van mentor en verwachtingen van de student beschreven. • Uit het document Studiebegeleiding opleiding Beeldende Kunst & Vormgeving blijkt dat de rol van de mentor verschilt per jaar. In de eerste twee jaar ligt het initiatief meer bij de mentor en in de hogere jaren ligt het initiatief meer bij de student. Daarbij kent elk profiel een eigen mentor. In de eerste fase van de opleiding voeren de mentoren ten minste twee gesprekken per jaar met de student over de studievoortgang en in de tweede fase zijn dat twee gesprekken per jaar. • Het panel constateert dat de studiebegeleiding is afgestemd op de complexiteit in het programma en verloopt geleidelijk van sturing op inhoud en werkvorm door de opleiding in het eerste studiejaar naar zelfstandig en zelfverantwoordelijk werken aan het eigen competentieprofiel in het vierde studiejaar.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
33/55
•
• •
•
•
•
In het begin van de opleiding is het mentoraat gekoppeld aan het persoonlijk ontwikkelplan van de student en de presentatie van het ‘portfolio kennisbasis’. In het derde en vierde jaar heeft de mentor vooral een coördinerende en motiverende rol. Studenten worden in deze fase van de opleiding begeleidt bij het POP en de profielkeuze. De mentor adviseert bij de samenstelling van het portfolio bij de verschillende assessments. Studenten kunnen naast de twee geplande gesprekken op aanvraag terecht bij hun mentor. Studenten hebben twee portfolio’s: één waarin hun ontwikkeling zichtbaar is en één voor de stage welke te zijner tijd bij het solliciteren te gebruiken is. In het mentorenoverleg worden de studievorderingen van individuele studenten in samenhang met hun planning, studiehouding en eventuele bijzondere omstandigheden doorgenomen. Studenten met dusdanige achterstanden zodat ze niet meer in het reguliere jaarsysteem zijn in te passen, geldt een aparte regeling op basis van een studiecontract dat wordt opgesteld. De coördinator van het mentoraat neemt deze studenten onder haar hoede. Studenten met problemen van bijzondere aard worden doorverwezen naar het instituutsdecanaat. In samenwerking met de drie Leeuwarder Hogescholen kunnen studenten vanuit het decanaat worden doorverwezen naar GGZ Friesland die cursussen aanbiedt rondom thema’s als faalangst, uitstelgedrag en studievaardigheden. Op het internet vinden studenten voornamelijk de algemene informatie over de hogeschool, het instituut en de opleiding. Daarnaast ontvangt iedere student bij aanvang van het cursusjaar een studiegids met daarin de informatie over het studieprogramma, de jaarplanning, drempel- en compensatieregelingen, het mentoraat en dergelijke. Het panel vindt de studiegidsen (voltijd en flex) zeer toereikend. Via publicatieborden worden studenten geïnformeerd over lesroosters en toets- en tentamenroosters en over uitslagen van toetsen en beoordelingen. Resultaten zijn in principe binnen drie weken beschikbaar en studenten kunnen altijd om (mondelinge) toelichting vragen. Studenten bevestigen dit. Via intranet (Blackboard) kunnen studenten een overzicht van hun studieresultaten inzien. Verder functioneert Blackboard als leeromgeving waarbinnen op termijn het portfolio digitaal wordt aangelegd. Studenten zijn niet allemaal even tevreden over de informatievoorziening. Vanuit de opleidingscommissie is de onvrede hierover geuit bij de opleiding. De opleiding onderzoekt hoe zij dit kan verbeteren. Het panel constateert dat het hier gaat om de formele informatievoorziening. Duidelijk gebleken is dat studenten altijd bij docenten of hun mentor terecht kunnen als ze vragen hebben. Er is sprake van korte communicatielijnen. In die zin is de informatievoorziening toereikend met het oog op de studievoortgang.
34/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitzorg
Evaluatie resultaten
Goed
Criterium: - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het IEC beschikt over een vastgesteld en geïmplementeerd kwaliteitszorgsysteem dat aansluit op de uitgangspunten van de NHL met betrekking tot kwaliteitszorg. Het systeem is gebaseerd op het EFQM-model, het accreditatiekader en op hogeschool specifieke aspecten. Uitgangspunt is de PDCA-cyclus. Er wordt gewerkt met een strategisch plan voor de Hogeschool, een instituutsbeleid en een jaarplan per opleiding. Op deze niveaus worden ook jaarverslagen opgesteld. Met de instituten worden resultaatafspraken gemaakt voor ieder gebied (totaal vijf) uit het EFQM-model. De resultaatafspraken worden besproken tussen het CvB en de instituutsdirecteur. Daarna bespreekt de instituutsdirecteur de afspraken in het managementteam. • Het NHL Kwaliteitszorgsysteem bevat een duidelijk overzicht van de verantwoordelijkheden, streefdoelen (afgeleid van het accreditatiekader), instrumenten en overlegvormen. De Hogeschool maakt gebruik van relevante instrumenten van goede kwaliteit, gebaseerd op een vijfpuntsschaal. De opleidingen stellen zelf de norm vast. Op basis van deze norm wordt besloten om wel of geen verbeteracties aan de uitkomsten te verbinden. Op basis van onderwijsvernieuwing is het kwaliteitszorgsysteem in 2006 aangevuld. • Opleiding hanteert het EFQM-model sinds 2002 (deel 1 van het handboek van het IEC). Daarvan zit de opleiding nu op sommige onderdelen in fase 4. De monitoring en evaluatie van de curriculumontwikkeling en de bijstelling daarvan vormen, evenals de kwaliteitszorg rond de p-taken en stages, voorbeelden van gevorderd kwaliteitsdenken. • Het handboek wordt als groeidocument gebruikt en beschrijft: - doelstellingen die de kwaliteitscriteria uit het NVAO-kader omvatten; - kwaliteitsnormen in de vorm van normen of streefwaarden; - verdeling verantwoordelijkheden. • De opleiding organiseert, conform het kwaliteitszorgsysteem van de NHL, ongeveer halverwege de zesjarige accreditatieperiode een ‘midterm audit’, een interne audit op basis van de doelen uit het accreditatiekader. De doelen zijn vastgelegd in het jaarplan van de opleiding. De doelen hebben naast de kwaliteitscriteria uit het NVAO-kader, betrekking op rendementen. Deze worden per cohort gemeten (zie 6.2). Voorts houdt de opleiding evaluaties onder studenten, medewerkers en externen om de tevredenheid over de opleiding op kwaliteitsaspecten te meten. Deze aspecten sluiten aan op de kwaliteitscriteria uit het NVAO-kader. De opleiding gaat hierbij uit van de streefnorm van 3,0 op een vijfpuntsschaal.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
35/55
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium: - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De resultaatgerichte afspraken tussen het CvB en de instituutsdirectie tonen de verplichtingen waaraan het instituut moet voldoen. Hiervan wordt verslag opgemaakt, dat wordt besproken. • Binnen het IEC komen de evaluatieresultaten aan de orde in het teamoverleg, de opleidingscommissie, de examencommissie en de beoordelingsgesprekken. Verbeterafspraken worden opgenomen in jaarplannen, in notulen en als ontwikkelpunten in de persoonlijke ontwikkelingsplannen van de docenten. Het panel heeft diverse notulen ingezien en vindt deze getuigen van een gedegen werkwijze met het oog op kwaliteitsverbetering van de opleiding. • Verbeterplannen vinden plaats in het licht van onderwijsprocessen en rendementen. In het algemeen scoort de opleiding dBKV goed. In het kader van rendementen heeft de opleiding per 2003 besloten om een langlopend onderzoek uit te voeren naar de uitval in de hoofdfase. Deze is hoog in vergelijking met andere opleidingen van de NHL. Hiervan verschijnt op korte termijn een eerste tussenrapportage met de bevindingen tot nu toe. • Binnen de opleiding is het systeem van kwaliteitszorg gebouwd op twee peilers: de examencommissie en de opleidingscommissie. De examencommissie heeft een signalerende en beoordelende taak en de opleidingscommissie heeft een signalerende en adviserende taak ten aanzien van de kwaliteitsbewaking. Door de installatie van de werkveldadviescommissie heeft de opleiding een derde peiler die een signalerende en adviserende rol vervult. • De opleidingscommissie vergadert vijf keer per jaar en stelt onder andere het OER vast. Tevens wijst de opleidingscommissie onderwijseenheden aan die dat studiejaar worden geëvalueerd. Elke drie jaar worden alle eenheden ten minste één keer geëvalueerd. Hierbij wordt de volgende lijn gehanteerd: wanneer resultaten aanleiding geven tot zorg wordt het hoofd van de opleiding geadviseerd actie te ondernemen. Het hoofd rapporteert de ondernomen acties en het resultaat aan de commissies en de opleidingscommissie besluit doorgaans tot herhaling van de evaluatie om verbetering te kunnen meten. • Naast module- en curriculumevaluatie van de opleiding worden op instituutsniveau elke drie jaar werkveld- en alumnionderzoeken gehouden en worden op hogeschoolniveau elke twee jaar tevredenheidsonderzoeken gehouden met studenten en medewerkers. Het stagebureau onderzoekt daarnaast de tevredenheid van de stagebedrijven over het functioneren van studenten. Uitkomsten van onderzoeken worden besproken in de opleidingscommissie. • Maatregelen die hebben plaatsgevonden op basis van uitkomsten van de vorige visitatie zijn niet concreet te benoemen, vanwege de herstructurering die binnen het kunstonderwijs heeft plaatsgevonden. De vorige visitatie betrof de beoordeling van de
36/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
•
•
‘oude’ ongegradeerde en ongedeelde opleidingen tekenen, handvaardigheid en textiele werkvormen. Per 2002 is de ‘nieuwe’ docentopleiding BKV gestart. Het panel heeft de uitkomsten van enquêtes onder studenten bestudeerd en constateert dat de algemene tevredenheid rond de 80 procent ligt. Studenten hebben weinig op- of aanmerkingen. In 2005 zijn studenten opvallend tevreden over de samenhang in het programma en de studiebegeleiding (duidelijke groei ten opzichte van 2003). Minder tevreden zijn studenten over aspecten met betrekking tot informatievoorziening, zoals de bereikbaar van studieresultaten via Blackboard en over de informatie die ze via de OC krijgen. Daarbij merkt het panel op dat studenten voornamelijk rechtstreeks met docenten communiceren over op- of aanmerkingen met betrekking tot de gang van zaken rondom het onderwijs. Het panel constateert dat analyses worden gebruikt en besproken. Momenteel streeft de opleiding een verbreding van het blikveld van studenten na door synergieprojecten uit te voeren met andere opleidingen. In het onderwijsleerbedrijf wordt er bijvoorbeeld samengewerkt met de opleiding Communication and Media Design bij het ontwikkelen van digitaal lesmateriaal en het ontwikkelen van een minor ‘creative concepting and visualising’.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium: - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De NHL onderhoudt contacten met aanleverde scholen, collega-instellingen, buitenlandse instellingen en in toenemende mate met universiteiten met het oog op doorstroommogelijkheden. • In het kwaliteitssysteem van de NHL zijn de overlegsituaties opgenomen met studenten, docenten, beroepenveld en landelijke overlegsituaties. In het kwaliteitshandboek van het IEC zijn stakeholders, overlegvormen en instrumenten beschreven waarover de afdelingen moeten beschikken. Per overlegvorm is het doel, de activiteit, de procedure, de verantwoordelijke, de planning/frequentie, de voorzieningen en de evaluatie aangegeven. • Studenten zijn bij de kwaliteitszorg van de opleiding betrokken via de opleidingscommissie, de hogeschoolraad, de NHL Studentenenquête, moduleevaluaties, exit-interviews en de stage- en afstudeerevaluaties. • Medewerkers van de opleiding zijn betrokken bij kwaliteitszorg via de uitvoering van het onderwijs, overleggen van het docententeam, examencommissie, opleidingscommissie, studiedagen, werkgroepen van de opleiding, de NHL medewerkerstevredenheidsenquête, module-evaluaties, plan- en beoordelingsgesprekken en de stage- en afstudeerevaluatie.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
37/55
•
•
In 2006 zijn de eerste negen studenten van de nieuwe opleiding dBKV afgestudeerd. De Werkgroep Alumnibeleid organiseert het contact met alumni van de opleiding waarvan zij de komende tijd feedback hoopt te ontvangen. Daarnaast worden afgestudeerden gevraagd om als gastdocent onderdelen van het programma te verzorgen. Via de Hogeschool worden afgestudeerden ook betrokken bij de kwaliteit van het onderwijs via de HBO-Monitor. Het werkveld is via de veldadviescommissie van het IEC betrokken bij de opleiding en via de aan de opleiding gelieerde werkveldadviescommissie. Daarin zitten twee leden vanuit de kunsteducatie, één docent uit de eerste fase van het voortgezet onderwijs/het bveveld en één uit de tweede fase van het voortgezet onderwijs. Deze commissie komt drie à vier keer per jaar bijeen. Beide commissies voorzien de opleiding van relevante actuele informatie en advies. Vertegenwoordigers van het werkveld geven aan dat de lijnen met de opleiding kort zijn en dat in de commissies veel wordt gesproken over ontwikkelingen en mogelijkheden voor de opleiding. Hierover wordt advies gegeven. Tevens is het werkveld betrokken bij de kwaliteit van de opleiding via de stage-evaluaties en gastcolleges. Het panel heeft vernomen dat er vanuit het NNIK (in het kader van de master) een werkveldadviescommissie wordt geformeerd.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerde niveau
Goed
Criterium: - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het schooljaar 2005-2006 zijn de eerste negen studenten afgestudeerd van het curriculum dat per 2002 is ingevoerd. Studenten studeren af via een proeve van bekwaamheid in het vierde jaar in het kader van de LiO-stage. De opdracht vindt plaats in het werkveld. Daarnaast heeft de student gedurende het curriculum meerdere malen op verschillende niveaus zijn artistieke en professionele competenties moeten bewijzen. Voor wat betreft het beeldende werk heeft de beginnende student met authentieke beelden moeten aantonen over creërend vermogen te beschikken. De docenten bepalen aan de hand van indicatoren of het beeldende werk van ‘voldoende niveau’ is (zie 2.8). Daarbij moet de student kunnen reflecteren, visies toelichten, beschikken over het vermogen tot groei en ontwikkeling en zich kunnen laten inspireren door zijn omgeving. De mate waarin de student beschikt over competent gedrag - vooral het (kunst)pedagogisch en didactisch gedrag - komen aan het licht in de interactie met leerlingen, cursisten, collega’s en externe relaties (ouders) in de LiO-stage. Hetgeen wordt getoetst via het assessment en het portfolio. • Het panel heeft producten van studenten uit alle studiejaren gezien, waaronder beeldend werk, scripties, stageverslagen en portfolio’s van voltijd- en flexstudenten. Het panel
38/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
•
•
beoordeelt het eindniveau op basis van producten van afgestudeerden positief. De opleiding levert startbekwame dBKV-ers af. Het panel vindt de wijze waarop studenten onderwijskundig zijn onderlegd goed, evenals de ontwikkeling voor kunsteducatieve situaties. Het panel vindt dat de gekozen opzet van het programma daar in grote mate aan bijdraagt, alsmede de sturing vanuit de docenten. Het panel merkt op dat in de huidige profilering de kennis van kunst en cultuur goed aan bod komt in het profiel ‘tweede fase voortgezet onderwijs’ dat daarop is ingericht. Deze kennis vindt het panel belangrijk. In de andere twee profielen wordt deze kennis - in overeenstemming met het profiel - basaal aangeboden. Het is hierom, aldus het panel, wenselijk dat afgestudeerden werken op het terrein dat aansluit op het profiel dat ze hebben gevolgd. Het panel heeft uit de verschillende gesprekken vernomen dat de praktijk dit beeld laat zien. Toch laat dit onverlet dat werkgevers vrij zijn zelf te bepalen welke bevoegde personen ze aannemen en dat afgestudeerden vrij zijn om te solliciteren waar ze willen. De opleiding zorgt ervoor dat de drie profielen de juiste verdieping bieden die aansluit bij de gebieden die het werkveld kent. Het is in de huidige situatie echter ook aan het werkveld om te bewaken dat studenten met de juiste opleidingsachtergrond worden aangenomen. Dit in tegenstelling tot de opzet van voor 2002 (ongegradeerd en ongedeeld). Uit de gesprekken heeft het panel geconstateerd dat het portfolio van de student daarbij een rol vervult, omdat daaruit de specifieke bekwaamheid van de student blijkt. De opleiding heeft nog geen cijfermatige gegevens uit het werkveld beschikbaar vanuit een alumni- of werkveldonderzoek. Uit contacten tussen docenten en instellingen, in het kader van stages, blijkt dat het werkveld positief oordeelt over de kwaliteit van de stagiaires van de opleiding. Daarnaast geven leden van het werkveld in het gesprek met het panel aan dat studenten onderwijskundig goed zijn toegerust. Het panel onderschrijft dat (zie voorgaande) op basis van de bestudeerde resultaten. Studenten verwerven aldus het werkveld, de kwaliteit om zich verder te ontwikkelen op het gebied van kunst en cultuur. De competentiegerichte opzet van het programma garandeert de gewenste bekwaamheid om door te groeien.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Goed
Criteria: - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Met betrekking tot het onderwijsrendement heeft de opleiding streefcijfers geformuleerd die jaarlijks worden vastgesteld met het IEC. De uiteindelijke rendementsgegevens worden op hogeschoolniveau bijgehouden en gepubliceerd. Omdat er landelijk niet voldoende cijfers beschikbaar zijn om een vergelijking met opleidingen dBKV te maken, richt de opleiding zich met de streefcijfers vooralsnog op de andere lerarenopleidingen van de NHL.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
39/55
•
•
•
De onderwijsrendementen maken integraal deel uit van de kwaliteit van de opleiding (zie 5.2). In het jaarplan vastgestelde streefdoelen voor 2007 zijn: - propedeuserendement na 1 jaar: 30% - propedeuserendement na 2 jaar: 60% - voortgangsrendement: 45 EC Een onderwijsrendement is voor 2007 niet vastgesteld vanwege te weinig studentaantallen. Gerealiseerde rendementen worden geanalyseerd waarna streefcijfers voor het volgende studiejaar worden vastgesteld. Kijkend naar de rendementen blijkt de opleiding ruimschoots voldoet aan de gestelde norm. Uit de propedeuserendementen blijkt dat cohort 2002 aan de streefnorm voldoet. Dit cohort heeft een propedeuserendement na 1 jaar van 50% en na 2 jaar van 72%. Met een voortgangsrendement van 47,8 studiepunten na 1 jaar wordt tevens voldaan aan de norm van 45 studiepunten. Cohort 2003 voldoet aan het propedeuserendement na 1 jaar met een percentage van 48% en aan het voortgangsrendement met gemiddeld 51,5 studiepunten. Het propedeuserendement na 2 jaar is niet gegeven. Het panel vindt de resultaten positief en komt op grond van het voorgaande tot een oordeel ‘goed’. De uitval van studenten vindt laat in het programma plaats. Dat is, aldus het panel kenmerkend te noemen voor een opleiding in de kunstsector. In vergelijking met rendementen van andere lerarenopleidingen binnen de NHL ligt de totale uitval onder het gemiddelde. Om het rendement in de propedeuse te verhogen, wordt meer ingezet op het mentoraat. De geconstateerde persoonlijke begeleiding, de laagdrempelige contacten met docenten en een concrete studiegids moeten daar verder aan bijdragen. Verder voert het decanaat (IEC) exit-gesprekken met studenten die de opleiding verlaten. Uit deze gesprekken blijkt dat het grootste deel van de studiestakers de opleiding verlaat vanwege persoonlijke problematiek.
40/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
41/55
Bijlage 1:
42/55
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
43/55
44/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
45/55
46/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
47/55
48/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Panellid: Mevrouw drs. M.G.M. Groenendijk
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw M. Snel
Panellid: De heer J. Dijkstra
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
Panellid NQA: Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse
Deskundigheden panelleden
Panellid student: De heer F.J. van Panhuis
Bijlage 2:
X
X
X
X
X X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer J. Dijkstra De heer Dijkstra is ingezet als panellid vanwege zijn domeindeskundigheid en zijn onderwijsdeskundigheid. Hij heeft een uitgebreide onderwijsdeskundigheid vanwege zijn jarenlange ervaring als docent in het basisonderijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroeps onderwijs en hoger onderwijs. Daarnaast is de heer Dijkstra 25 jaar inspecteur geweest in het hoger onderwijs, met name in de domeinen kunstonderwijs en lerarenopleidingen. Door zijn lidmaatschap van beroepenveldcommissies van opleidingen en examencommissies en door zijn rol als extern adviseur voor lerarenopleidingen heeft de heer Dijkstra een uitgebreide en brede domeindeskundigheid. Hij heeft door opleiding en werkervaring kennis van de accreditatiesystematiek. Daarnaast is de heer Dijkstra aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
49/55
Opleiding: HBS-b Kweekschool met hoofdakte 2e graads wiskunde 1e graads handvaardigheid en kunstgeschiedenis Werkervaring: Leraar basisonderwijs Leraar wiskunde mavo Leraar wiskunde en handvaardigheid op mavo, havo Leraar avond mts wiskunde Lerarenopleider aan d’ Witte Lelie te Amsterdam Inspecteur Hoger Onderwijs Decaan Inspectie Academie Diversen: Voorzitter SBKV (samenwerkingsberaad docentenverenigingen in de kunstvakken) Extern adviseur lerarenopleidingen Artez Lid beroepenveldcommissie lerarenopleiding beeldend Hogeschool Rotterdam Lid beroepenveldcommissie IVA Driebergen Bestuurslid Stichting P’Arts te Zeist (t.b.v. beeldend kunstenaars) Lid Staatsexamencommissie Voortgezet onderwijs
Panellid mevrouw drs. M.G.M. Groenendijk Mevrouw Groenendijk is ingezet als panellid vanwege haar onderwijsdeskundigheid op het gebied van vakdidactiek van de beeldende vakken en haar domeindeskundigheid op het gebied van beeldende kunst en vormgeving en kunstgeschiedenis. Mevrouw Groenendijk heeft een uitgebreide ervaring met beeldende vakken in alle vormen van onderwijs. Daarnaast heeft zij veel inzicht in onderwijsontwikkelingen en consequenties daarvan voor de lespraktijk. Mevrouw Groenendijk heeft een groot aantal publicaties op haar naam staan en werkte aan vele onderzoeken op het gebied van kunsttheorie en -praktijk en de vorming van esthetisch oordeel. Door haar werkzaamheden in het buitenland beschikt mevrouw Groenendijk tevens over internationale deskundigheid. Voor deze visitatie is mevrouw Groenendijk individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1976 1980 1981 1986 – 1988 1989 1989 – 1992
1995 2005
50/55
VWO, Christelijk Lyceum, Alphen aan den Rijn 2de graads docent tekenen en handenarbeid, Stichting Leraren Opleiding Utrecht 1ste graads docent tekenen, Amsterdamse Academie voor Beeldende Vorming nascholingscursussen tekenen en schilderen, HKU, Utrecht cursus leerlingbegeleiding en schooldecanaat, Utrecht Nascholing Woord en beeld, Vrije Universiteit, Amsterdam Kunstpsychologie, Universiteit van Nijmegen, Filosoferen met kinderen, Universiteit van Amsterdam Doctorandus Kunstgeschiedenis Nieuwste Tijd (cum laude), Vrije Universiteit Utrecht Cursus Kernreflectie 1, instituut Multilevel learning
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Werkervaring: 1981 – 1987 1983 – 1987 1983 – 1989 1985 – heden 1985 – 1987
Docent tekenen en handenarbeid, Comenius College, Hilversum Docent handschriftverbetering, Comenius College, Hilversum Docent tekenen, Farel College, Amersfoort Docent vakdidactiek tekenen en handenarbeid, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht, Coördinator nascholing docenten beeldende vakken, Academie voor beeldende Vorming Amersfoort 1987 Vervanger vakdidactiek tekenen en handenarbeid, Lerarenopleiding de Witte Lelie, Amsterdam 1989 – 1993 Docent vakdidactiek Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, afdeling docentenopleiding beeldende vorming 1998 – heden Clustercoördinator Kunst en Cultuur, CEVO, Utrecht 2004 – heden Docent en trainer didactische cursus HKU Diversen: 1993 – 1997
bestuurslid NVTO Nederlandse Vereniging voor Beeldend Onderwijs (voorheen tekenonderwijs) 1993 – heden inhoudelijk organisator studiedagen docenten beeldende vakken voor de NVTO 2004 – heden Cumulus netwerk Finland, Zürich, Rotterdam, Denemarken en Noorwegen Maart 2006 gastdocentschap Rovaniemi University, Rovaniemi, Finland
Panellid student de heer drs. F.J. van Panhuis De heer Van Panhuis is ingezet als student panellid. Hij is momenteel tweedejaars student Docent Beeldende Kunst en Vormgeving aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. De heer Van Panhuis is qua leeftijd representatief voor de primaire doelgroep van de opleiding. Hij beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen beeldende kunst en vormgeving. Doordat de heer Van Panhuis zitting heeft in zowel OC, als FMR en CMR is hij goed in staat de opleiding over de gehele linie te beoordelen. Ook is de heer Van Panhuis hiertoe voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en de werkwijze van NQA. Opleiding: 1993-1999 1999-2005
Gymnasium Taal- en Cultuurstudies, specialisatie Cultuureducatie, Universiteit Utrecht
2005-heden
Academie BVO, docentenopleiding, AHK
Werkervaring: 2004-2006 Auteur lesmateriaal kunsteducatie en Nederlands Diversen: 2005-heden 2006-heden
Lid FMR, Lid OC, CMR
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
51/55
Mevrouw ir. M. Dekker-Joziasse Mevrouw Dekker is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft eerdere ervaring met visitaties in de gezondheidszorg: kaderopleidingen gezondheidszorg en de opleidingen Optometrie en Orthoptie. Daarnaast heeft ze 9 jaar ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Zij bezit auditorkwaliteiten vanwege jarenlange visitatie-ervaring en cursussen gevolgd bij Lloyds en geeft zelf de NQA-training voor auditor hoger onderwijs. Haar kennis van het hoger onderwijs is ondermeer ontstaan door docentschap WU en onderwijskundige cursussen. Opleiding: 1977 – 1983 1983 – 1989
VWO, Christelijke Scholengemeenschap Walcheren te Middelburg Opleiding Tuinbouwplantenteelt, Wageningen Universiteit
Werkervaring: 1990 – 1991 Adviseur bij Tuinbouwkundig Adviesbureau ETKO 1991 – 1995 Toegevoegd docent Wageningen Universiteit, vakgroep Tuinbouwplantenteelt, belast met onderwijsontwikkeling 1995 – 2004 Beleidsmedewerker afdeling Kwaliteitszorg, HBO-Raad, 7 visitatietrajecten in diverse sectoren/domeinen van het hbo. 2004 – heden Auditor NQA, trajecten in gezondheidszorg, informatica, aangewezen onderwijs en SPH. Cursussen: Training Auditor Hoger Onderwijs, oktober 2003, NQA i.s.m. Lloyd’s Register Tweedaagse cursus Interne Kwaliteitsaudits, december 2002, Lloyd’s Register
Mevrouw M. Snel (NQA-auditor) Mevrouw Snel heeft is in 2004 begonnen als student panellid bij NQA en heeft sinds 2005 als NQAauditor ervaring met visiteren van bestaande en nieuwe opleidingen in verschillende sectoren binnen het hbo. Zij heeft als junior personeelsadviseur gewerkt bij een grote zorginstelling voor verstandelijk gehandicapte mensen waar zij de personele zaken behartigde van ongeveer 200 medewerkers. Zij is getraind als auditor Hoger Onderwijs NQA in samenwerking met Lloyd’s Register. Opleiding: 1993-1999 2000-2004
HAVO, Stichting Scholengemeenschap Twickel Hengelo bachelor HRM, Personeel & Arbeid, Saxion Hogeschool Enschede
Werkervaring: 2004 – 2005 Jr-personeelsadviseur, de Twentse zorgcentra 2005 – heden NQA-auditor, Netherlands Quality Agency Cursus: Maart 2004
52/55
Training Auditor Hoger Onderwijs, NQA i.s.m. Lloyd’s Register
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Bezoekprogramma visitatie Docent Beeldende Kunst & Vormgeving, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Donderdag 10 mei 2007 08.30 – 09.30 ontvangst/rondleiding voorzieningen practica 09.30 – 11.00 materiaal bestuderen 11.00 – 11.45 gesprek opleidingsmanagement De heer Toine van den Bogaart (instituutsdirecteur) De heer Tjipke van der Veen (beleidsmedewerker onderwijs) De heer Dick Laning (afdelingshoofd K&E) De heer Arjen Zwamborn (studieleider dBKV/hogeschooldocent) 11.45 – 12.30 gesprek studenten Mevrouw Tettje Steegstra (jaar 1) De heer Jikke Elbert (jaar 2) Mevrouw Kersti Boomsma (jaar 3) Mevrouw Sonsiree Alkema (jaar 3) De heer Rommert Bosma (jaar 4) Mevrouw Roelie van der Molen (jaar 4) De heer Gerhard Derksen (flex) Mevrouw Janet van der Werff - Martin Abello (flex) 12.30 – 13.15 lunch 13.15 – 14.00 gesprek leden werkveld en alumni Mevrouw Tineke van der Veen (alumnus) Mevrouw Sanne Andringa (alumnus) Mevrouw Karin Visser (alumnus) Mevrouw Ineke Broerse (alumnus) De heer Folkert Postma (extern betrokkene) Mevrouw Inge Hekman (extern betrokkene) De heer Pieter Jan Struik (extern betrokkene) De heer Peter Dijk (extern betrokkene) 14.00 – 14.15 rondleiding voorzieningen 14.15 – 15.15 tentoonstelling 15.15 – 16.00 gesprek docenten De heer Simon Dijkstra De heer Koos Koopman De heer Wim Meter De heer Vincent van der Post Mevrouw Loes Rotshuizen Mevrouw Inne Rutgers Mevrouw Agnes Scholte Mevrouw Aagg Toering 16.00 – 17.00 panelvergadering 17.00 – 17.30 gesprek opleidingsmanagement/afsluiting
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
53/55
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Strategisch plan 2004-2007: ‘NHL, partners in kennis’ Notitie ‘Programma onderwijskader NHL’ Het instituutsjaarplan 2007 De notitie: ‘Werk voor de klas van vandaag en morgen’ Nota ‘Meer zich op kwaliteit’ van voormalig onderwijs staatsecretaris Van der Ploeg De overeenkomst van 1998 tussen de NHL en de Hanzehogeschool Groningen tot een Interfaculteit Kunstonderwijs Noord Nederland (artikel 8.1 van de overeenkomst) Partners in Educatie EPS/juli 2000 Beroepsprofiel en startkwalificaties POKO Wisselende vergezichten/Toekomstverkenning dBKV Lwd. Werkveldonderzoek lerarenopleidingen IEC 2005 Studenten enquête 2005 NHL: selectie opleiding dBKV ‘Startbekwaamheden leraar secundair onderwijs’ (CINOP, oktober 1999). Notitie van OC&W ‘Een samenhangend opleidingsstelsel voor de onderwijsberoepen’ Samenwerkingsconvenant V.O./IEC Projectplan ‘School of Education’, ‘Samen Scholen’, ‘ROC Friesland College’ Protocol ‘Internationalisering bij dBKV’ Het OER 2006-2007 Jaarplan K&E 2007: onderwijskengetallen en rendementscijfers Aanvullende eisen voor toelating Kunstonderwijs, toelatingsonderzoek Aansluitingsmonitor VO-HBO Aansluiting MBO-HBO Kunstonderwijs/ Project Portfolio Alumnionderzoek IEC 2005 Instrumenten personeelsbeleid: functionerings- plan- en beoordelingsgesprekken en POP Competentieprofiel docenten NHL Document Studiebegeleiding bij de opleiding dBKV: Notitie Studiebegeleiding Mentoraat Het NHL systeem voor interne kwaliteitszorg, Het handboek Kwaliteitszorg IEC Plan van aanpak deficiëntiefase unilocatie Curriculumbespreking Werkveld 2006-2007 Rapport Smets en Hoovers over de overladenheid van het dBKV-programma (2004) Personeeloverzicht Verslag verbeteracties curriculum jaar 3 (2007) Onderzoek RUG Studie-uitval Onderzoek onderwijsrendement IEC 2005 Verslag(en) van de vergaderingen van de werkveldadviescommissie Werkgroepenstructuur n taakomschrijving Formatieplan IEC 2007 – 2010 Aanvullende literatuurlijst KG/KB Toetskader NHL 2-jaarlijks medewerkerstevredenheidsonderzoek Een curriculumlijn beoordelen en begeleiden voor de reguliere tweedegraads lerarenopleidingen Implementatie Toetskader IEC Beschrijving van de relatie hbo-competenties/ Dublin descriptoren en BKV-competenties van de opleiding (2006)
54/55
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
Opleidingsprofiel van het Kunstvak Docenten Overleg (KVDO) 2004 Opleidingsprofiel HBO Master Kunsteducatie Onderwijskundig kader voltijdopleiding Onderwijskundig kader flexopleiding Het programma (OER)/Studiegids BKV 2006-2007 voltijdopleiding Het programma (OER)/Studiegids BKV 2006-2007 flexopleiding Opleidings- en competentiematrix BKV/IEC Opleidings- en competentie-indicatoren per fase (oriëntatiefase, differentiatiefase/LiO-bekwaam, startbekwaam) Overzicht p-taken, Kenmerkende Beroepssituaties en indicatoren. Opzet e-folio BKV (Simon en Wim) Choice, Landelijke studentenenquête 2006: Maatwerkrapport dBKV NHL Curriculumevaluaties met en door de studenten (2005-2006) Module-evaluaties met en door de studenten (2006-2007) CV's personeel dBKV
© NQA - visitatie NHL - hbo-bacheloropleiding Docent Beeldende Kunst & Vormgeving (vt)
55/55