Hbo-master Conflictmanagement Schouten en Nelissen University
oktober 2008 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
paneladvies
Inhoud 1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
6 6 7
3
Beschrijving van de opleidingen 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleidingen
8 8 8 8
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.1.1 Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) 4.1.2 Master (facet 1.2) 4.1.3 Oriëntatie hbo (facet 1.3) 4.1.4 Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.2.1 Eisen hbo (facet 2.1) 4.2.2 Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) 4.2.3 Samenhang programma (facet 2.3) 4.2.4 Studielast (facet 2.4) 4.2.5 Instroom (facet 2.5) 4.2.6 Duur (facet 2.6) 4.2.7 Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.3.1 Eisen hbo (facet 3.1) 4.3.2 Kwantiteit personeel (facet 3.2) 4.3.3 Kwaliteit personeel (facet 3.3) 4.3.4 Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.4.1 Materiële voorzieningen (facet 4.1) 4.4.2 Studiebegeleiding (facet 4.2) 4.4.3 Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.5.1 Systematische aanpak (facet 5.1) 4.5.2 Betrokkenheid (facet 5.2) 4.5.3 Samenvattend oordeel onderwerp 5 4.6 Continuïteit 4.6.1 Investeringen (facet 6.2) 4.6.2 Financiële voorzieningen (facet 6.3) 4.6.3 Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit
24 24 24 24 26 26 26 26 26
Overzicht advies
27
5
pagina 2
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
11 11 11 12 13 14 14 14 15 17 18 19 20 20 20 20 21 22 22 23 23 23
Samenvattend advies Het panel heeft besloten een positief advies uit te brengen voor de masteropleiding Conflictmanagement van de Schouten en Nelissen University. Dat neemt niet weg dat het panel de opleiding een aantal welgemeende adviezen wil meegeven, maar doet dat in het vertrouwen dat de adviezen ook overgenomen zullen worden. Dat vertrouwen is gebaseerd op toezeggingen die gedaan zijn tijdens de site visit. De masteropleiding leidt studenten op die als managers zelf regelmatig te maken hebben met een conflict in hun organisatie. Het uitgangspunt van de master is integraal conflictmanagement. Integraal conflictmanagement probeert te begrijpen waar en wanneer conflicten zich kunnen voordoen in en rond een organisatie, hoe deze conflicten escaleren en welke rol de structuur en/of cultuur van een organisatie daarin spelen. De studenten die de opleiding volgen zijn doorgaans te sterk gefocust op het conflict zelf en minder op de context. De doelstellingen van de opleiding zijn uitgewerkt in een programma met vijf modules, afgesloten door een masterthese. De eerste twee modules zijn gecertificeerd door het Nederlands Mediaton Instituut. De opleiding wordt verzorgd door hooggekwalificeerde docenten die allen met één been in de praktijk staan. Dat geldt dus ook voor de student die de conflicten als studiemateriaal inbrengt in het programma. De opleiding heeft geen uitgesproken beroepsprofiel, omdat het niet opleidt tot een bepaald beroep, maar juist de cognities en vaardigheden van de managers wil aanvullen en verdiepen. De natuurlijke doelgroep van de opleiding zijn managers die zich op het kruispunt van conflicten bevinden. De opleiding biedt hun daarvoor een integraal kader vanuit een sociaal-psychologisch perspectief en de mogelijkheid van zelfreflectie op hun rol in het conflict. De opleiding vult als het ware hiaten op in de bestaande managementopleidingen. De managers zijn vaak niet goed voorbereid of toegerust op conflicten en zouden wat meer in staat gesteld moeten worden om met een zekere distantie naar het conflict te kijken, zodat zij beter in staat zijn integrale analyses te maken van het conflict. Het gaat dus om een toegevoegde competentie. Ook vanuit de praktijk is aangegeven dat er behoefte bestaat aan de in die zin verrijkte manager. Volgens het panel zijn de eindkwalificaties voldoende getoetst en staan de docenten allen in de beroepspraktijk. Er is voldoende basis om de student kennis en inzicht te geven in het vakgebied. Hoewel de competenties moeilijk te relateren zijn aan een beroepsprofiel acht het panel de opleiding voldoende verankerd in de beroepspraktijk door een goede combinatie van vaardigheden en analytisch vermogen. Het panel heeft echter zowel in het aanvraagdossier als tijdens de site visit geen uitgewerkte visie gekregen op de opleiding, maar wel vastgesteld dat er impliciet een coherente visie is op wat integraal management zou moeten zijn. De vertaling van deze visie naar doelstellingen zijn daarom nog wat onvoldoende uitgewerkt in het programma. Het panel adviseert de opleiding daarom de visie op integraal conflictmanagement concreet op papier verder uit te werken. Van belang daarbij is vooral dat duidelijk wordt dat de opleiding kiest voor een perspectief op conflicten dat is gebaseerd op onderzoek vanuit de sociale en organisatiepsychologie. Dat is ook in het belang van de student die beter kan
pagina 3
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
vaststellen waartoe hij wordt opgeleid en waartoe ook niet. Het panel heeft er alle vertrouwen in dat de visie binnen afzienbare tijd uitgewerkt zal zijn. De inhoudelijke opbouw van het programma verloopt van eenvoudige casuïstiek via groepsconflicten naar complexe conflicten in organisaties. Daaruit blijkt volgens het panel de samenhang in het programma. Bovendien komen alle docenten uit dezelfde school van conflictmanagement. Het panel heeft kennisgemaakt met een zeer enthousiast team van docenten, ontwikkelaars en studiebegeleiders. Omdat er aan de poort een serieuze selectie van studenten is waarbij in het bijzonder naar de ervaring van de student met conflicten aan de orde komt, heeft het panel er voldoende vertrouwen in dat er een goede mix is van studenten. De inbreng van de casuïstiek is daarmee gewaarborgd. Hoewel het wetenschappelijke gehalte van de docenten hoog is, is er volgens het panel altijd voldoende voeling met de praktijk. De motivatie bij de docenten is hoog en ze zijn allen inhoudelijk voldoende gekwalificeerd om de masteropleiding te verzorgen. Er is bovendien voldoende capaciteit vrijgemaakt voor de masteropleiding. De kwaliteitszorg is voldoende gekwalificeerd. Evaluaties hebben al geleid tot verbeteringen. De betrokkenheid van docenten, studiebegeleiders, het werkveld en de studenten is groot bij de masteropleiding. Ten slotte zijn er voldoende garanties afgegeven voor de continuïteit, de investeringen en de voorzieningen. Het tweede belangrijke advies van het panel betreft het grote gewicht dat het gedeelte van de opleiding krijgt dat door het NMI is erkend. Een aantal van de door het NMI voorgeschreven programma-eisen passen naar het oordeel van het panel minder goed bij het profiel van de integraal conflictmanager. Voor studenten die zich als mediator bij het NMI willen laten registreren, zou een aparte module kunnen worden ontwikkeld die in combinatie met de Masteropleiding gevolgd zou kunnen worden. Het panel beseft dat de student over mediationvaardigheden moet beschikken – zoals bemiddelen en onderhandelen - maar vraagt zich af of bepaalde onderdelen van de modules niet overbodig zijn voor de conflictmanager die immers geen mediator moet worden. De modules richten zich naar de mening van het panel te veel op het conflict en de mediationvaardigheden en niet op de sociaal-psychologische context. Dat kan verwarrend zijn voor de student die immers ook moet inzien wanneer hij bepaalde vaardigheden inzet, maar vooral ook wanneer niet. De SNU gaf tijdens de site visit al ongevraagd aan dat ze het toevoegen van het certificaat, lees de inhoud van de modules, nog eens goed in overweging moeten nemen, in het besef dat de studenten wel graag dit certificaat willen behalen. Volgens het panel zijn daar ook andere wegen voor te bedenken. Het belangrijkste punt moet zijn dat er samenhang is in het programma. Het panel heeft tijdens de prettig verlopen site vist kennisgemaakt met een enthousiast docententeam, een gedreven studiebegeleider en een kernteam dat zich met hart en ziel aan de opleiding heeft verbonden. Ook de studenten waren bijzonder te spreken over de opleiding. Dat alles versterkt het vertrouwen bij het panel dat de adviezen ter harte genomen zullen worden.
pagina 4
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
Den Haag,
Mw. Dr. J. Heesink Voorzitter
pagina 5
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
Dhr. M. Dohle Secretaris
1 Inleiding en verantwoording Informatie over procedure toetsing door de NVAO 1.1
Werkwijze panel Schouten en Nelissen University (SNU) heeft op 4 februari 2008. bij de NVAO een aanvraag Toets Nieuwe Opleiding ingediend voor de Hbo-masteropleiding Conflictmanagement. De NVAO heeft daarop het volgende panel van deskundigen samengesteld om het aanvraagdossier te beoordelen: Mw. Dr. José Heesink, Universiteit van Groningen Dhr. Luc Derijcke lic HFW, MBA, Universiteit Antwerpen Management School Dhr. Drs. Chris Bos, Expertisecentrum Conflictmanagement Ir Lineke van Bruggen, beleidsmedewerker NVAO, treedt op als procescoördinator. Extern secretaris is Max Dohle. Het beoordelingspanel heeft als taak advies uit te brengen over de kwaliteit en het niveau van de beoogde nieuwe opleiding en weerspiegelt volgens de NVAO de vereiste deskundigheid in het vakgebied, het werkveld, onderwijskunde/didactiek en de praktijk en uitvoering van audits. Het panel volgt de criteria van het Toetsingskader Nieuwe Opleidingen Hoger Onderwijs van de NVAO van 14 februari 2003 (hierna toetsingskader genoemd). Op 28 augustus 2008 is het panel de eerste keer bijeengekomen. Tijdens deze bijeenkomst zijn de bevindingen op basis van het schriftelijke dossier besproken. Verder heeft het panel een klein aantal vragen geformuleerd om het aanvraagdossier voorafgaande aan de site visit te verduidelijken. Deze vragen zijn op verzonden aan de opleiding. De opleiding heeft voor de site visit een schriftelijke reactie op deze vragen gegeven. Deze nadere toelichting is terug te vinden bij de bespreking van de relevante facetten. Op de eerste bijeenkomst van het panel is ook een gewenst programma voor de site visit gemaakt. Op 12 september 2008 vond de site visit plaats. Tijdens dit bezoek sprak het panel met vertegenwoordigers van het bestuur, de docenten, de studenten, de studiebegeleider en het werkveld. Het panel spreekt zijn waardering uit over de goed voorbereide ontvangst en de constructieve gedachtewisseling tijdens het locatiebezoek. Het panel vond de uitgenodigd vertegenwoordiging van het werkveld niet geheel representatief. Na afloop van deze gesprekken heeft het panel de conclusies geformuleerd aan de hand van het toetsingskader. Voor elke onderwerp is per facet is een positief (voldoende) of negatief (onvoldoende) oordeel gegeven. Het oordeel per onderwerp kan ook voldoende of onvoldoende zijn en komt tot stand op basis van de oordelen per facet. Het panel heeft deze conclusies in volledige onafhankelijkheid kunnen vormen, waarna de secretaris een conceptrapport heeft opgesteld. De panelleden hebben dit conceptrapport beoordeeld en van commentaar voorzien. Hierna is er een definitieve versie van het rapport opgesteld,
pagina 6
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
door de panelvoorzitter goedgekeurd en voor de verdere besluitvorming ter beschikking gesteld aan het bestuur van de NVAO.
1.2
Opbouw paneladvies Kern van het voorliggende advies is hoofdstuk 4, waarin de neerslag van de feitelijke toetsing is vastgelegd. Het panel heeft de opleidingen getoetst aan de hand van de zes onderwerpen en de negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet geeft het panel een korte samenvatting van de informatie die door SNU is aangeleverd ('Bevindingen'), gevolgd door de visie van de panelleden op dit facet ('Overwegingen'). De overwegingen monden uit in een conclusie, waarin het panel aangeeft of het facet in kwestie voldoende of onvoldoende is vormgegeven door de opleiding. Daarnaast geeft het panel een samenvattend oordeel per onderwerp. In hoofdstuk 5 is tot slot een schematische weergave van de beoordeling opgenomen. Hoofdstuk 4 wordt voorafgegaan door een algemene beschrijving van de opleidingen en de instelling (hoofdstuk 3). Tot slot is aan het advies een aantal bijlagen toegevoegd met onder meer informatie over de samenstelling van het panel, het programma van het locatiebezoek, en een overzicht van de geraadpleegde stukken.
pagina 7
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
2 Beschrijving van de opleidingen 2.1
Algemeen Land Instelling Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector
2.2
Nederland Schouten & Nelissen University Master Hbo Master Conflictmanagement (MCM) Utrecht/Zaltbommel Deeltijd management
Profiel instelling Schouten & Nelissen University is onderdeel van SNU Groep die vanuit haar belangrijkste werkterreinen opleidingen aanbiedt op hbo-masterniveau. SNU verzorgt opleidingen voor nieuwe beroepen en draagt zo bij aan de professionalisering daarvan. Alle opleidingen zijn masters met beroepsoriëntatie. De opleidingen worden verzorgd door vooraanstaande hoogleraren, universitair docenten én senior trainers van Schouten & Nelissen Groep. SNU werkt samen met diverse Nederlandse universiteiten en met TNO Kwaliteit van Leven. Docenten hebben naast hun vakkennis ervaring in het beroepsveld. De opleidingen vormen een schakel tussen wetenschap en beroepspraktijk.
2.3
Profiel opleidingen Het aanvraagdossier voor de TNO betreft een eenjarige deeltijdopleiding conflictmanagement die de studenten in twee jaar tijd afronden. De omvang is 60 studiepunten. De doelgroep zijn professionals die op hoog niveau te maken hebben met belangentegenstellingen en arbeidsconflicten. De student heeft minstens twee jaar ervaring en een diploma op minimaal bachelorniveau. Zij kunnen zelf partij in een conflict zijn of adviseur of bemiddelaar, bijvoorbeeld als manager of leidinggevende, bestuurder van overheid en semi-overheid, interim-manager, jurist, vakbondsleider, bedrijfsmaatschappelijk werker, HR-manager, projectmanager of wijkregisseur. Uitgangspunt: integraal conflictmanagement Het uitgangspunt van de master is integraal conflictmanagement. Integraal conflictmanagement probeert te begrijpen waar en wanneer conflicten zich kunnen voordoen in en rond een organisatie, hoe deze conflicten escaleren en welke rol de structuur en/of cultuur van een organisatie daarin spelen. Op grond van een dergelijke diagnose pleegt integraal conflictmanagement op verschillende niveaus gerichte interventies om conflicten in en rond de organisatie te voorkomen, dan wel op te lossen of te reguleren (waaronder soms ook gerichte escalatie). Integraal conflictmanagement vergt specifieke competenties van professionals die in hun dagelijkse praktijk veelvuldig met belangentegenstellingen en conflicten te maken hebben. Vaardigheden voor conflicthantering alleen, zoals onderhandelen en bemiddelen, zijn onvoldoende. Integraal conflictmanagement vergt ook kennis en vaardigheden op het gebied van systeem -en organisatiekunde en op het gebied van conflictdiagnostiek. Die
pagina 8
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
professionalisering van conflictmanagement is momenteel gaande. Dit verklaart het toenemende aanbod aan trainingen en opleidingen op dit gebied. De Universiteit van Kopenhagen biedt sinds 2002 een postinitiële wetenschappelijke masteropleiding waarin professionals interdisciplinair en breed worden geschoold. De Master Conflictmanagement van SNU is mede gebaseerd op het daar ontwikkelde programma. Het didactisch concept Het didactisch concept van de opleiding is volgens het aanvraagdossier sterk praktijkgericht. Het leren geschiedt steeds aan de hand van actuele en realistische casuïstiek en opdrachten. Docenten stimuleren studenten voortdurend om hun praktijkervaringen in te brengen en die te koppelen aan de aangereikte concepten en theorieën. Maar ook andersom stimuleren ze studenten om de eigen werkpraktijk bij te stellen op grond van verworven inzichten en actief te experimenteren op grond van het geleerde. In de didactische opbouw van het programma onderscheidt het aanvraagdossier vier leerlijnen. • • •
•
De conceptuele leerlijn waarin studenten hun kennisbestand opbouwen. De vaardigheidsleerlijn waarin ze hun professionele, interpersoonlijke en kritischanalytische vaardigheden verdiepen De reflectieve leerlijn waarin ze leren reflecteren op hun professionele handelen en dit handelen vervolgens vanuit deze reflectie verbeteren en (wetenschappelijk) onderbouwen. Studenten leveren bij elke module een schriftelijke reflectie zowel op de ontwikkeling van hun persoonlijke visie (essayvragen) als op de ontwikkeling van hun professionele handelen in de praktijk (casuïstiekbeschrijving). De integrale leerlijn waarin studenten aan de hand van de toetsende beroepsproducten en -diensten en een kwalitatief thesisonderzoek laten zien dat ze de gaandeweg verworven kennis en vaardigheden kunnen toepassen op een complex vraagstuk uit de (eigen) praktijk.
Nederland kent tientallen opleidingen voor mediators. Het Nederlands Mediation Instituut houdt een register van erkende mediators bij en hanteert in dat verband ook een erkenningsregeling voor mediationopleidingen. De eerste twee modulen van de MCM zijn door het Nederlands Mediation Instituut erkend als basisopleiding Mediator. De overige modulen geven recht op zogenaamde PE –punten (Permanente Educatie) . Voor integraal conflictmanagement in de hier bedoelde, bredere zin is het Nederlandse aanbod beperkter. Het aanvraagdossier vergelijkt op pagina 8 de opleiding met de bestaande opleiding en komt tot de conclusie dat de MCM een belangrijke aanvulling is op het huidige aanbod. De masteropleiding onderscheidt zich vooral door de doelgroep – managers en managementadviseurs – en de focus op integraal conflictmanagement. Het programma Het programma van de masteropleiding Conflictmanagement bestaat uit de volgende modules: •
pagina 9
Module 1: conflicthantering. We behandelen het conflict vanuit diverse theoretische perspectieven. Ook de basismodellen voor de analyse van een conflict komen aan de orde, evenals de kenmerken en oorzaken van conflictgedrag. U reflecteert op uw eigen conflictgedrag.
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
•
•
•
•
•
Module 2: conflicten oplossen: onderhandelen en bemiddelen. U leert de state of the art van onderhandelen in wetenschappelijke theorie en praktijk. Ook duiken we in de kennis en vaardigheden van bemiddelen en ‘mediation’. Module 3: groepen en conflict. We behandelen intragroepsconflicten (conflicten binnen teams), intergroepsconflicten (conflicten tussen groepen) en het werkbaar maken van groepsdynamiek. Ook de diversiteit in de organisatie en samenleving komt aan de orde. Module 4: conflicten in een juridische kader. U krijgt inzicht in de relatie tussen conflicten en arbeidsuitval en gaat in op juridische conflictreguleringsmechanismen. Module 5: conflicten in complexe situaties. We reiken u instrumenten aan voor conflictdiagnose en bespreken conflicten in complexe situaties, zowel op organisatieniveau als in de internationale setting. Module 6: masterthesis. U zet een kwalitatief of kwantitatief onderzoek op en werkt dit uit.
De eerste twee modules zijn gecertificeerd door het NMI: Nederlands Mediation Instituut. Nieuwe opleiding voor de instelling De opleiding is niet helemaal nieuw voor de SNU. De opleiding is in 2006 van start gegaan. Studieomvang 60 ECTS
pagina 10
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
3 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel het aanvraagdossier aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving (samengevat) overgenomen uit het toetsingskader. Daarna volgen per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel.
3.1
Doelstellingen opleiding De rol van integraal conflictmanager is volgens het aanvraagdossier niet zozeer een beroep, als wel een verdieping van een aspect van verschillende beroepen en functies, zoals directeuren, algemeen managers, P&O-managers en -adviseurs, geestelijk leiders, beleidsmedewerkers, vakbondsbestuurders en –onderhandelaars of organisatieadviseurs. Er is dan ook geen formeel door het werkveld gedragen beroepsprofiel. Voor professionele mediators biedt de masteropleiding zowel verdieping als verbreding. De algemene doelstelling van de opleiding is dat de deelnemer diens kennis, vaardigheden en attitude zodanig ontwikkelt dat hij of zij • Conflicten kan diagnosticeren, erbij kan interveniëren of adviseren over interventies. • Effectief allerlei conflicten in en rond arbeidsorganisaties kan managen vanuit de rol van zowel direct betrokkene, adviseur als neutrale tussenpersoon. • Gerichte interventies op organisatieniveau kan plegen om bestaande belangentegenstellingen en conflicten effectief te hanteren.
3.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een discipline en/ of beroepspraktijk. Bevindingen Volgens het aanvraagdossier zijn de eindkwalificaties mede opgesteld door de professionals en academici uit het Onderwijskernteam en afgestemd met de Docentenraad*. Daarbij is ook gebruik gemaakt van het kwalificatieprofiel bij de Kopenhaagse master en de Utrechtse master Conflict Studies and Human Rights. De eindkwalificaties zijn getoetst in de Programmaraad van en in het netwerk van de opleiding. Geraadpleegd zijn verder de directeur van een groot adviesbureau op het gebied van conflictmanagement en de Nationale Ombudsman. Het Nederlands Mediation Instituut (NMI) heeft de eerste twee modulen als basisopleiding voor mediators erkend en kent voor de overige modulen Permanente Educatiepunten toe. * Het onderwijskernteam bestaat uit de inhoudelijk verantwoordelijke, de studiebegeleider, de opleidingsmanager en het secretariaat. De docentenraad bestaat uit inhoudelijk verantwoordelijke, de studiebegeleider en alle docenten. Overwegingen
pagina 11
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
Op de site visit is helderder geworden hoe de opleiding niet zozeer opleidt tot een beroep, maar vooral lacunes opvult in het bestaande beroep van manager (de verrijkte manager). Een groot deel van hun taak omvat immers preventie en het managen van conflicten. De manager is daar vanuit zijn opleiding doorgaans niet goed op toegerust of voorbereid. De opleiding beoogt managers sensitiever te maken voor conflicten, meer inzicht te geven in het ontstaan van conflicten en die met een sociaal-psychologische bril te bezien en te analyseren om te komen tot een integrale aanpak van conflictmanagement. Daarmee kan de student ook beter reflecteren op zijn eigen rol in een conflict. Dat studenten aangaven te overwegen er toch hun beroep van te maken als zelfstandig gevestigd conflictmanager acht het panel een winstpunt. Uit deze opleiding kunnen immers ook nieuw beroepen ontstaan. Hoewel aan de vaardigheden slechts twee studiepunten worden toegekend, vindt het panel dat geen groot bezwaar voor deze opleiding. De ervaring wordt bij de intake voldoende getoetst en bovendien geeft Schouten en Nelissen voldoende vaardigheidstrainingen ter aanvulling. De master is juist gericht op verdieping en inzicht. De studenten zijn doorgaans getraind genoeg, maar missen vooral het inzicht wanneer ze welke competentie moeten inzetten in een conflict. Volgens het panel zijn de eindkwalificaties voldoende getest aan de beroepspraktijk. Hoewel veel docenten uit een wetenschappelijke hoek komen, staan ze ook altijd in de beroepspraktijk. Het panel mist wel een uitgewerkte opvatting op de rollen die conflictmanager vervult of behoort te vervullen. Een visie op de vaardigheden en inzichten van een integraal conflictmanager is onvoldoende uitgewerkt. De initiatiefnemers hebben vooralsnog onvoldoende gereflecteerd op de focus van de masteropleiding. Tijdens de site visit is echter wel duidelijk geworden dat er een coherentie visie is (een sociaal-psychologische visie die wetenschappelijk verankerd is) maar dat de opleiding die nog niet heeft uitgewerkt op papier. Tijdens de site visit werd duidelijk dat de initiatiefnemers en de docenten graag bereid waren hun opvattingen alsnog op papier te zetten. Dat is ook in het belang van de student die zo beter kan weten waar hij aan toe is als hij de masteropleiding volgt. Het panel heeft er alle vertrouwen in dat de SNU een coherentie visie zal verwoorden. Het panel wil de opleiding daarom adviseren hun visie op de rollen van de conflictmanager alsnog vast te leggen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende
3.1.2
Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master Bevindingen Het karakter van de master wordt volgens het dossier mede bepaald door het docententeam dat met één been in de professionele praktijk staat en met het andere in het wetenschappelijk onderzoek. De tabel op pagina 13 van het aanvraagdossier laat zien hoe de eindkwalificaties van de masteropleiding corresponderen met de algemene hbomasterkwalificaties, zoals vastgelegd in de Dublin-descriptoren. In de tabel zijn de Dublindescriptoren naast de eindkwalificaties gezet.
pagina 12
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
Overwegingen Getoetst aan de omschrijving van het niveau Master ‘Dublin-descriptoren’ vindt het panel dat er voldoende basis om de student kennis van en inzicht te verschaffen in het vakgebied. Er is in het programma veel ruimte voor analyse en reflectie en de studenten worden getraind oordelen te vellen en in de juiste context te plaatsen. De communicatie komt tot uiting in de thesis. De leervaardigheden worden door de SNU voldoende getoetst tijdens de intake. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende.
3.1.3
Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Master in hbo: • de beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties • een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Bevindingen Bij 4.1. is uit de doeken gedaan hoe de eindkwalificaties in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en dat ze mede zijn gebaseerd op (inter)nationale voorbeelden. De masteropleiding leidt mensen op in de integrale aanpak van conflicten binnen arbeidsorganisaties. Dat behelst de bemiddeling, onderhandeling en begeleiding bij complexe conflicten tussen personen, groepen en/of instanties. Maar het behelst ook advisering over en actief bijdragen aan de aanpassing van organisaties om conflicten te voorkomen, dan wel de soepele afhandeling ervan. Deze taken worden meestal op bestuurlijk niveau vervuld: de leden van de Raad van Bestuur, directeuren, (HR-)managers en organisatieadviseurs. De afgestudeerde is dus in staat om leiding te geven aan vaak complexe, multipolaire conflicthanteringsprocessen, en aan veranderingsprocessen in de organisatie met het oog op preventie. Daarbij functioneert de afgestudeerde per definitie in een multidisciplinaire omgeving, waarvoor een hbo-master zeker dienstig is. Overwegingen Hoewel de eindkwalificaties zijn uitgewerkt in competenties zijn ze moeilijk te relateren aan een beroepsprofiel. Er is een goede combinatie van vaardigheden en analytisch vermogen maar een beroepsprofiel is niet uitgewerkt door de SNU. De masteropleiding leidt in principe immers niet op tot een specifiek beroep, maar vult juist hiaten aan in de opleiding van managers die direct bij een conflict betrokken zijn. Zij krijgen bovendien met de masteropleiding een verdieping aangeboden op hun functietaken. Voor mediators betekent de opleiding een verbreding. Tijdens de gesprekken met het werkveld en de studenten is het panel duidelijk geworden dat er een grote behoefte bestaat aan een opleiding die mensen op het kruispunt van conflicten een integrale aanpak van conflictmanagement leert en in die zin acht het panel de masteropleiding voldoende verankerd in de beroepspraktijk.
pagina 13
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende 3.1.4
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding Het panel beoordeelt de facetten ‘Domeinspecifieke eisen’ alle als voldoende. Ook het onderwerp als geheel is daarmee voldoende.
3.2
Programma Het onderwijsprogramma van de Master Conflictmanagement ligt vast in de documenten Master Conflictmanagement - Studieprogramma en gedetailleerde College-schema’s per module. De opleiding bestaat uit 6 modulen; elke module is uit verschillende seminars opgebouwd. De modules staan in hoofdstuk 3 van dit advies kort beschreven.
3.2.1
Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding: • kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek • het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline • het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen De kennisontwikkeling van studenten vindt plaats aan de hand van casuïstiek en door studenten ingebrachte praktijkvragen. Deze worden telkens verbonden met theorie die studenten zich eigen maken aan de hand van verplichte en aanbevolen wetenschappelijk verantwoorde literatuur. De masteropleiding onderhoudt op allerlei niveaus binding met het professionele werkveld en het wetenschappelijk onderzoek en waarborgt zo de actualiteit en relevantie van zowel de doelstellingen als het programma. De docenten zijn allen actief als conflictmanager en kunnen zo relaties leggen met de beroepspraktijk. SNU onderhoudt via het netwerk van haar docententeam voeling met zowel de (inter)nationale wetenschappelijke ontwikkelingen als de relevante ontwikkelingen in het werkveld van integraal conflictmanagement. De inhoudelijk verantwoordelijke en de studiebegeleider coördineren dit netwerk. De inhoudelijk verantwoordelijke is een hoogleraar organisatiepsychologie die nationaal en internationaal als conflictmanager optreedt. Volgens het aanvraagdossier garandeert het programma een evenwichtige ontwikkeling van beroepsvaardigheden. Die opbouw verloopt van eenvoudiger casuïstiek over conflicten tussen individuen, via complexere conflicten binnen groepen naar uiteindelijk de zeer
pagina 14
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
complexe conflicten tussen instellingen, waarbij de context een belangrijke complicerende rol speelt. De kennisontwikkeling is in het programma steeds gekoppeld aan de persoonlijke ontwikkeling en vaardigheidsontwikkeling van de studenten. De masteropleiding heeft haar relatie met het beroepenveld geformaliseerd in een Programmaraad. Deze bestaat uit vertegenwoordigers vanuit de wetenschap en het werkveld: zoals de rechtspraak, de vakbeweging, de Nederlandse Mededingings Autoriteit en Defensie. Het is een toetsend en adviserend orgaan. Deze raad heeft geadviseerd bij de inrichting van het curriculum en brengt gevraagd en ongevraagd advies uit aan het kernteam. De voorzitter van het MCM- onderwijskernteam zit de raad voor. Overwegingen Als gezegd onder 4.1 ontbreekt volgens het panel vooral een visie op de rollen van de conflictmanager. Die visie is alleen impliciet aanwezig. Het initiatief voor de opleiding is ontstaan uit een netwerk van gelijkgestemde professionals met dezelfde wetenschappelijke basis. Zij delen impliciet een visie op conflictmanagement vanuit een sociaal- en organisatiepsychologisch perspectief en het zogenoemde 7i-model. Een standaardmodel voor conflictdiagnose, waarbij de 7 belangrijkste aspecten aan bod komen die bij een conflict aan de orde zijn. Bij deze impliciete visie zijn gekwalificeerde docenten gezocht uit hetzelfde netwerk. De neuzen staan plat gezet alle in dezelfde richting. De visie is echter niet expliciet gemaakt in de aanvraag en daarmee komt de vraag op of studenten voldoende inzicht hebben in deze visie voor zij aan de opleiding beginnen. Is hij voldoende op de hoogte van de disciplines die wel en niet vertegenwoordigd zijn in zijn opleiding. De masteropleiding beoogt managers vanuit een integraal perspectief te laten kijken naar een conflict en dus niet als mediator. De opleiding behoort dan ook niet alleen goed aan te geven hoe de conflictmanager moet opereren bij een conflict, maar ook wat hij vooral niet moet doen als integraal conflictmanager. De masteropleiding zou de visie op de rollen van de conflictmanager beter moeten uitwerken. Tijdens de site visit bleek dat de opleiders en het kernteam beslist willen nadenken over hun gemeenschappelijke visie en die expliciet willen uitwerken. Het panel heeft er daarom alle vertrouwen in dat er een expliciete visie komt op het beroep van integraal conflictmanager vanuit het sociaal-en organisatiepsychologisch perspectief. Hoewel het panel geen reden ziet dit facet af te keuren omdat de visie op integraal conflictmanagement er impliciet is, wil het panel de opleiding het nadrukkelijke advies geven de visie expliciet uit te werken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
3.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen In het Studieprogramma staan de eindkwalificaties en de leerdoelen per seminar in een matrix aangegeven. De matrix laat volgens de aanvraag zien hoe de relatie tussen de seminars en de overkoepelende leerdoelen is.
pagina 15
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
Het didactisch concept van de opleiding is volgens het aanvraagdossier sterk praktijkgericht. Het leren geschiedt steeds aan de hand van actuele casuïstiek en opdrachten. Docenten stimuleren studenten om hun praktijkervaringen in te brengen en die te koppelen aan de aangereikte concepten en theorieën. Maar ook andersom stimuleren ze studenten om de eigen werkpraktijk bij te stellen op grond van verworven inzichten en actief te experimenteren op grond van het geleerde. Het programma kent een verscheidenheid aan werkvormen die zijn gerelateerd aan de in hoofdstuk 2 beschreven leerlijnen. • colleges voor het bespreken van concepten en de praktische toepassing daarvan; • essayopdrachten waarin studenten de aangereikte concepten moeten verwerken in hun eigen visie op het vak en hun eigen handelen daarbinnen; • trainingen vaardigheden en assessments uitvoeren voor het oefenen van b.v. bemiddelingsvaardigheden; • reflectieverslagen waarin studenten laten zien hoe ze hun persoonlijke ontwikkeling volgen en sturen; • beroepsopdrachten waarin studenten aan de hand van beroepsproducten en/of – diensten aantonen dat ze de verschillende deelcompetenties integraal kunnen toepassen. Elke module kent volgens het aanvraagdossier verschillende toetsmomenten. In elk van de eerste vijf modules dienen studenten aan de hand van verschillende praktijkcasussen en/of actuele stellingen korte essays te schrijven waarin zij ervan blijk geven de in de betreffende module aangedragen theorie te kunnen toepassen. Deze essayvragen vormen de formele toets op de verworven kennis. Daarnaast bevat het programma de volgende beroepsgerichte toetsen:
pagina 16
Module
Toetsvorm
1. Conflicttheorie, conflictanalyse en conflictgedrag
Studenten analyseren twee verschillende conflicten uit hun eigen werkpraktijk. In het ene geval dient de nadruk te liggen op de correcte toepassing van verschillende analysemodellen waarmee men betrokkenen bij het conflict inzicht kan verschaffen in de dynamiek van het ontstaan en verloop van het betreffende conflict. In het andere geval dient de analyse uit te monden in heldere conclusies ten aanzien van interventiemogelijkheden (advies).
2. Onderhandelen en mediation
Studenten doen een assessment mediationvaardigheden, waarbij zij in een rollenspel met twee acteurs aantonen als mediator te kunnen optreden.
3. Groepen in conflict
Studenten schrijven een nota diversiteitbeleid voor hun eigen organisatie.
4. Conflicten in juridisch kader
Studenten simuleren een rechtszaak waarin zij ervan blijk geven dat ze juridisch kunnen argumenteren en hun gedrag kunnen aanpassen aan de gebruiken in de rechtszaal. Studenten schrijven een risicoanalyse van hun eigen organisatie. Daarin toetsen zij de relevante interne maatregelen, procedures en richtlijnen aan de wet - en
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
Module
Toetsvorm regelgeving op het gebied van conflicthantering.
5. Conflict in systemen
Studenten analyseren een complex conflict, waarbij ten minste drie partijen van binnen en buiten de organisatie betrokken zijn. De nadruk ligt (net als in module 1) op zowel de toepassing van verschillende analysemodellen als de vertaling naar concrete, onderbouwde adviezen ten behoeve van conflictinterventies.
6. Masterthesis
Studenten schrijven in deze module een thesis op het gebied van integraal conflictmanagement. Ze zijn al in module 3 gestart met het onderzoek voor de thesis. Het uitgangspunt is een praktijkgeoriënteerde vraag, bij voorkeur uit de eigen werkpraktijk. Studenten dienen blijk te geven van een kritische omgang met beschikbare (wetenschappelijke) bronnen, een zuivere betoogtrant waarin de eigen mening duidelijk wordt gescheiden van de bevindingen en een heldere schriftelijke weergave van bevindingen. Ten slotte dienen studenten in de thesis goed beargumenteerde conclusies en aanbevelingen voor de beroepspraktijk te leveren.
Overwegingen Het programma spoort met de doelstellingen zoals hiervoor omschreven bij 4.1. Uit de mondelinge toelichting blijkt dat zowel de analytisch-diagnostische, de strategische en de sociaal-communicatieve invulling ervan voldoende aan bod komt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
3.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen De inhoudelijke opbouw van het programma verloopt van eenvoudiger casuïstiek over individuele conflicten, via groepsconflicten naar complexe conflicten tussen organisaties. Parallel hieraan bouwt de deelnemer professionele vaardigheden op: in de eerste drie seminars (module 1) ligt de nadruk op visievorming en conflictdiagnose. Vervolgens verschuift de aandacht naar verdieping van de conflicthantering - en adviesvaardigheden (seminars 4-7 in modulen 2 en 3). In de laatste modulen (4 en 5) komt de focus te liggen op het managen van conflicten op organisatieniveau (seminars 8-11). De inhoudelijk verantwoordelijke en de studiebegeleider zijn zeer regelmatig aanwezig om de samenhang te bewaken. Daarnaast organiseren zij twee keer per jaar een Docentenraad om het programma met alle docenten te bespreken en te evalueren. Overwegingen
pagina 17
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
De samenhang van het programma komt tot uitdrukking in de lijn van individuele naar ccomplexe conflicten en blijkt uit het feit dat de docenten allen van dezelfde ‘school’ komen. Een school die zich kenmerkt door fundamenteel onderzoek en vanuit de theorie naar de praktijk kijkt. Hoewel er meer invalshoeken zijn om naar conflicten te kijken, acht het panel dit geen reden om dit facet af te keuren. Het is immers heel legitiem om vanuit hetzelfde perspectief een master te organiseren. Dat is op zichzelf ook helder. Het concept om bij de visie op conflictmanagement de juiste personen te zoeken is prima. Het panel zet wel vraagtekens bij de twee eerste modules die opleiden tot het NMIcertificaat. Het Nederlands Mediation Instituut (NMI) heeft deze modulen als basisopleiding voor mediators immers erkend. Hoewel de studenten zich uiterst tevreden toonden over het certificaat (een cadeautje bij de opleiding), vraagt het panel zich af of de doelgroep van managers is gebaat bij dit certificaat in deze opleiding. Het panel erkent dat managers over mediatorvaardigheden dienen te beschikken (maar geen mediator worden), maar vraagt zich af of de wijze waarop de modules zijn ingevuld niet verstorend kan werken op de integrale kijk op conflicten. Zo lijkt het opstellen van een mediationovereenkomst of een vaststellingsovereenkomst voor de master overbodig. Daarmee zou de manager zich te veel en te beperkt alleen op het conflict zelf richten, terwijl de master uitgaat van een integrale benadering. Bovendien zou de student-manager in de SNU-opleiding ook moeten leren waar hij als conflictmanager ‘vanaf moet blijven’ tijdens een conflict ook al heeft hij de vaardigheden geleerd. Het moet de afgestudeerde duidelijk zijn wat zijn rol is in een conflict en wat zijn rol niet is. Hij kan niet twee petten opzetten: die van de mediator en die van de manager of analist die op afstand integraal naar het conflict kijkt. Het panel wil de opleiding daarom adviseren de eerste twee modules zo in te richten dat ze beter aansluiten op de opleiding als geheel. De studenten kunnen immers ook op eigen gelegenheid en via vrijstellingen het certificaat behalen. Het deed het panel genoegen te horen dat op de vraag hoe de opleiding er over vijf jaar uitziet, de eerste reactie was nog eens goed naar de eerste twee modules te kijken en de aansluiting op de masteropleiding integraal conflictmanagement. Het panel heeft daarom besloten dit facet goed te keuren in het vertrouwen dat het kernteam en de ontwikkelaars van de opleiding de komende jaren meer samenhang zullen brengen in de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
3.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen De studielast bedraagt 60 ECTS, verdeeld over twee jaar. De gemiddelde studielast is 16 uren per week. De gelijkmatige verdeling voorkomt pieken in de belasting. Schouten & Nelissen is volgens het aanvraagdossier vanaf haar oorsprong gewend om mensen op te leiden naast hun werk en gezin. De organisatie en haar producten zijn afgestemd op de studeerbaarheid voor deze categorie studenten. Het rooster is afgestemd op mensen die de opleiding combineren met werk en gezin. De contacturen zijn zoveel mogelijk in een vast ritme gepland zijn (een vaste dag per twee weken). De modulaire opbouw van het programma laat studenten bovendien ruimte om het
pagina 18
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
programma flexibel in te richten. Het kan voorkomen dat een deelnemer modules in een andere volgorde moet volgen, of toetsende werkstukken pas op een ander tijdstip kan aanleveren. Onder bepaalde voorwaarden kan in overleg met de studiebegeleider aan dergelijke specifieke behoeften tegemoet worden gekomen. De studiebegeleider adviseert studenten gevraagd en ongevraagd over de studievoortgang. Overwegingen Het panel heeft op de site visit kennis gemaakt met een uiterst enthousiast team van docenten, ontwikkelaars en studiebegeleider. Ze zijn met hart en ziel verbonden aan de masteropleiding. Het is duidelijk dat zij veel meer in de opleiding investeren dan de tijd die zij contractueel verplicht zijn. Aan de andere kant is het ook in de woorden van SNU een pittige opleiding, waaraan nu hoog gekwalificeerde studenten deelnemen. Het zijn over het algemeen mensen die de 40 ruim gepasseerd zijn, veel ervaring hebben en continu werken aan hun professionaliteit. Dat roept enig zorg op bij het panel of de studielast op den duur ook houdbaar is als het enthousiasme terugloopt en zich meer studenten aandienen die minder ervaring hebben. De SNU heeft een Servicecall uitgevoerd naar de studiebelasting waaruit blijkt dat de opleiding weliswaar pittig is maar voor de meesten te handelen. Omdat er toch enkele studenten zijn afgevallen vanwege de studiebelasting adviseert het panel de studielast in de evaluatie van de student mee te nemen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
3.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie . Bevindingen De Masteropleiding is toegankelijk voor mensen met een hbo- of wo-bachelordiploma, minimaal twee jaar relevante werkervaring en een functie, waarin men mede verantwoordelijk is voor het managen van conflicten in en rond organisaties. Aspirant-studenten die aan de instroomeisen voldoen krijgen een Persoonlijk Doelstellend Gesprek (PDG) waarin ook aandacht is voor de motivatie en belastbaarheid van aspirantstudenten. Aspirant-studenten die niet aan de formele instroomeisen voldoen, kunnen een EVC-procedure aanvragen (bijlage 7). Bij het eerste cohort (2006) voldeden 10 van de 12 studenten aan de instroomeisen. De twee anderen hadden een mediatoropleiding en een relevante functie op niveau. Zij zijn na besluit van de examencommissie toegelaten. Overwegingen Mede in het licht van de voorgaande bevindingen komt bij het panel de vraag op of je het huidige niveau wel effectief kunt toetsen aan de huidige studentenpopulatie. Anderzijds geeft de SNU aan dat dit de natuurlijke doelgroep is voor de opleiding. Het panel adviseert om de werk- en studie-ervaring van de potentiële student explicieter te formuleren in de selectiecriteria. Het panel heeft op de site visit beslist de indruk gekregen dat er een uiterst serieuze selectie aan de poort is en dat bijzonder goed gekeken wordt naar de ervaring van de student met conflicten op het werk. De opleiding ziet graag studenten die op het kruispunt
pagina 19
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
zitten van conflicten in het werk. Voorbeelden zijn managers die met klachtenbehandeling van doen hebben, mensen die bijvoorbeeld bouwplannen toetsen, kortom mensen die veelvuldig met belangentegenstellingen en conflicten te maken hebben (en dus niet de adviseur van buitenaf). Het panel heeft geconstateerd dat de huidige instroom vooral bestaat uit zeer ervaren studenten. De studenten gaven zelf ook aan dat er minimaal een goede mix moet zijn van ervaren studenten en wat minder ervaren studenten. De casuïstiek uit de eigen werkomgeving is immers belangrijke input van het programma. Het panel stelt met genoegen vast dat het de opleiding tot nu toe goed gelukt is deze mix van ervaring te krijgen in de opleiding Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
3.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-master met minimaal 60 studiepunten. Bevindingen en overwegingen De studielast bedraagt 60 ECTS, verdeeld over twee jaar. De master voldoet daarmee aan de eis. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
3.2.7
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Het panel beoordeelt het onderwerp programma als geheel voldoende
3.3 3.3.1
Inzet personeel Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen De vakinhoudelijke programmaonderdelen van de MCM worden volgens het aanvraagdossier verzorgd door docenten die hun sporen in de relevante beroepspraktijk en/of een relevante wetenschap hebben verdiend. Het merendeel is naast de onderwijstaak dan ook actief in de relevante beroepspraktijk en/of het wetenschappelijk onderzoek. Docenten zijn merendeels afkomstig van diverse Nederlandse universiteiten. De thesisbegeleider is altijd een docent die zowel bekwaam is in het wetenschappelijk onderwijs op het betreffende deelgebied van integraal conflictmanagement, als in de methodologie van onderzoek. Hij of zij is als docent verbonden (geweest) aan een universiteit.
pagina 20
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
Overwegingen Hoewel het wetenschappelijke – dus theoretische - gehalte van de masteropleiding hoog is, is er altijd de link naar de praktijk. De studenten brengen de casuïstiek mee vanuit hun werk. Het panel heeft vastgesteld dat alle docenten ervaring hebben in de praktijk, als adviseur of als mediator. De eigen ervaring is volgens het panel juist de kracht van deze masteropleiding: zowel student als docent zijn in hun werk geconfronteerd met relevante conflicten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ van de Inzet personeel als voldoende.
3.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen Voor docenten en trainers put de MCM uit haar uitgebreide netwerk freelancers in de onderzoeks- en beroepspraktijk. Dat netwerk kan volgens het dossier ruimschoots voorzien in de benodigde capaciteit voor de masteropleiding. De opleiding kiest er bewust voor om binnen een module een beperkt aantal verschillende docenten in te zetten. Op die manier is de samenhang binnen de module beter gewaarborgd. De inzet van personeel is als volgt opgebouwd: Functie Docenten Thesisbegeleiding Studiebegeleider Inhoudelijk verantwoordelijke Opleidingsmanager Secretariaat Decaan
Inzet 0.1 fte 15 uur p.d. 0.2 fte 0.1 fte 0.1 fte 0.1 fte p.m.
Overwegingen Hoewel de tabel niet helder was, is het ’t panel duidelijk geworden dat de bij de opleiding betrokkenen veel tijd en energie steken in de opleiding. Zij krijgen er ook veel voor terug en dan kunt u vooral denken aan de casuïstiek die besproken wordt uit de werkomgeving van de student. De lessen zijn vaak even inspirerend voor de docenten als de studenten. De vraag is natuurlijk in hoeverre de docenten en de studiebegeleider deze extra energie kunnen blijven opbrengen op de langere termijn. Vooralsnog is er geen reden om daaraan te twijfelen. Op dit moment is er voldoende capaciteit om de opleiding te kunnen voortzetten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
pagina 21
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
3.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen SNU put uit een uitgebreid netwerk van academici en professionals die allen volgens het aanvraagdossier behoren tot de Nederlandse top op het terrein van integraal conflictmanagement. Het gaat daarbij vooral om wetenschappers op het gebied van sociale wetenschappen, psychologie, arbeidsrecht en internationale politiek en om vooraanstaande gastdocenten uit de praktijk. Om de samenhang in het docententeam (en daarmee in het programma) te garanderen, investeert SNU in regelmatig overleg met die merendeels externe docenten; zowel bilateraal als collectief (Docentenraad). Daarvoor staan de inhoudelijk verantwoordelijk en de studiebegeleider structureel uren ter beschikking. Voor de vaardigheidstrainingen zet de opleiding ervaren trainers van moederorganisatie Schouten en Nelissen in. Deze trainers zijn onderworpen aan het kwaliteitsbewakingssysteem van dit bedrijf. Overwegingen Het panel heeft tijdens de site visit vastgesteld dat de opleiding met zeer gemotiveerde docenten werkt die zowel inhoudelijk, organisatorisch als onderwijskundig goed gekwalificeerd zijn om de masteropleiding te verzorgen. Het panel was onder de indruk van de passie waarmee de docenten en de studiebegeleider over de opleiding spraken. Het panel zou de opleiding toch willen adviseren om als team wat vaker bijeen te komen dan eens per jaar. Dat is ook in het belang van het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie op de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende
3.3.4
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel Het panel beoordeelt de facetten ‘Inzet personeel’, ‘Kwaliteit personeel’ en ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende. Daarmee ook het onderwerp Inzet personeel als voldoende.
pagina 22
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
3.4 3.4.1
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen De opleiding wordt gegeven in conferentiecentrum La Vie in Utrecht, er zijn twee zalen beschikbaar om een groep te kunnen opsplitsen. De studenten hebben de beschikking over de bibliotheek van SNU in Zaltbommel. SNU stimuleert studenten zich aan te melden bij de dichtstbijzijnde universiteitsbibliotheek, die internetfaciliteiten (op afstand raadplegen en/of lenen) en toegang tot de andere universiteitsbibliotheken biedt. Overwegingen De studenten waren niet zo tevreden over de zalen in La Vie in Utrecht. Een weinig inspirerende ruimte vonden zij. De SNU overweegt inmiddels al om op zoek te gaan naar een beter alternatief. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
3.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen Er is een aparte studiebegeleider tijdens de opleiding beschikbaar voor de cursisten. De studiebegeleider is regelmatig voor de aanvang van een cursusdag aanwezig om vragen te beantwoorden, problemen op te lossen, ondersteunende gesprekken te voeren en coachend op te treden bij eventuele (persoonlijke) kwesties. De studiebegeleider volgt via de digitale leeromgeving de voortgang van de studenten (deze is beveiligd ten behoeve van de privacy). Het studiesecretariaat levert logistieke begeleiding. Het is continu telefonisch of via de persoonlijke leeromgeving bereikbaar. Via de digitale leeromgeving halen studenten onderwijsmateriaal op en leveren opdrachten in. Per module vindt de deelnemer hierin bijvoorbeeld voorbereidende literatuur, opdrachten, eindtermen en het rooster. In de elektronische leeromgeving is ook gelegenheid om met elkaar te communiceren. Het is ook de plaats waar studieresultaten worden opgeslagen en kunnen worden geraadpleegd. De betrokkenheid van de studenten blijkt zeer hoog te zijn. Studenten zijn werkende mensen met een hoge motivatie. Studenten kunnen het aangebodene vaak vrijwel direct voor het eigen werk gebruiken en hechten groot belang aan het onderling netwerken. Een jaargroep heeft al na korte tijd een hechte band. Overwegingen De studenten gaven aan zeer content te zijn met de studiebegeleiding. SNU werkt met een strippenkaart voor de studenten waarmee ze recht hebben op een vastgesteld aantal begeleidingsuren. De studenten gaven daarbij aan dat ze naast deze uren de studiebegeleiding per telefoon en e-mail bij wijze van spreken dag en nacht konden
pagina 23
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
bereiken. De vraag is natuurlijk wel of die passie van de begeleider op termijn ook op dat niveau blijft, maar er zijn voldoende waarborgen ingebouwd ten aanzien van het recht op studiebegeleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende
3.4.3
3.5 3.5.1
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen Het panel beoordeelt het aspect materiële voorzieningen en de studiebegeleiding als voldoende.
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen SNU werkt volgens een kwaliteitssysteem op basis van ISO 9001: 2000 goedgekeurd door Certiked en IiP en voldoet bovendien aan de eisen van het Nederlands Mediation Instituut. Het kwaliteitssysteem verloopt volgens de plan-do-check-act-systematiek. Het legt kwaliteitseisen (meetpunten met streefnormen) vast (plan) en bewaakt de uitvoering (do) via verschillende evaluaties (check). Het betreft zowel schriftelijke als mondelinge evaluaties onder studenten, docenten en het werkveld. Zo nodig leiden evaluatieresultaten tot verbeteringen (act). Het onderwijskernteam bespreekt maandelijks de studievoortgang van studenten. Bovendien evalueert het jaarlijks de Master Conflictmanagement zowel inhoudelijk als procesmatig. Dit gebeurt mede op basis van samenvattingen van de mondelinge en schriftelijke evaluaties onder studenten van de modules en de bespreking ervan met studenten en docenten. Bevindingen Het panel heeft tot haar genoegen vastgesteld dat evaluaties uit het eerste cohort al hebben geleid tot verbeteringen. Zo was er bijvoorbeeld een kick off voor docenten voorafgaand aan het studieprogramma voor het tweede cohort. Als gezegd zou het panel graag zien dat de studielast ook bij de studenten geëvalueerd wordt. Het panel heeft er alle vertrouwen in dat dat ook zal gebeuren. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
3.5.2
pagina 24
Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken.
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
Bevindingen De resultaten van evaluaties en verbeteringen worden in de Programmaraad met vertegenwoordigers van het beroeps- en werkveld besproken. Deze Programmaraad adviseert over het opleidingskader. Minimaal twee keer per jaar komt de Onderwijs- en Examencommissie (OEC) van de MCM bij elkaar. Zij bespreekt dan de evaluaties van de studenten en docenten en zij neemt besluiten over de toetsing en eventuele EVC-procedure (toelating en vrijstellingen van aspirant-studenten). De OEC stelt daarnaast ook de resultaten van de examens en de thesis vast, houdt toezicht op studievoortgang en begeleiding en behandelt eventuele beroepschriften. Tweejaarlijks vindt er een bijeenkomst met de Studentenraad van de opleiding plaats; de raad bestaat uit 2 studenten per cohort. De studenten zijn alle werkzaam in het beroepenveld. Een merendeel van de docenten is werkzaam in het veld van conflictmanagement. Dus ook via hen is er een betrokkenheid vanuit het beroepenveld. Docenten en trainers zijn zeer betrokken bij de kwaliteit van de opleiding. Dit blijkt onder andere uit de overwegend positieve evaluaties door studenten. Maar de betrokkenheid komt bijvoorbeeld ook tot uiting in de extra inzet die freelance docenten en trainers naast hun onderwijstaken plegen. Zij wonen verspreid over heel Nederland, maar investeren niettemin in gezamenlijk overleg in de halfjaarlijkse Docentenraad. Naast de inhoudelijke afstemming in het gezamenlijke overleg vindt er door leden van het kernteam ook regelmatig bilateraal overleg met hen plaats. De studiebegeleider is frequent bij het onderwijs aanwezig en heeft zo regelmatig contact met studenten, trainers en docenten. (Freelance) Docenten en trainers worden via de Docentenraad op de hoogte gehouden van, c.q. betrokken bij evaluatieresultaten en daaruit voortkomende verbeteractiviteiten (verslagen ter inzage tijdens visitatie). Studenten zijn via de schriftelijke evaluaties en de bespreking daarvan betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding. Daarnaast hebben zij veelvuldig contact met leden van het kernteam. Op deze wijze wordt ook informeel voeling gehouden met het oordeel van studenten over de kwaliteit van de opleiding. In de Studentenraad worden evaluatieresultaten en verbeteringen formeel teruggekoppeld. De opleiding beraadt zich nog over hoe zij alumni op termijn bij de kwaliteitszorg zal betrekken. Op dit moment is dat, gezien de recente start van de opleiding, nog niet aan de orde. Voor de alumnivereniging van de Master Stressmanagement & Reïntegratie heeft zij bijvoorbeeld aan de vereniging ruimte op de digitale leeromgeving beschikbaar gesteld. Overwegingen De betrokkenheid van docenten, initiatiefnemers en studiebegeleiding is groot. Als al gezegd spreken zij allen met passie en overtuiging over de masteropleiding. Dat bleek tijdens de site visit ook bij de studenten die bijzonder te spreken waren over de inzet van de mensen die de opleiding verzorgen. Het is verder duidelijk geworden dat de inzet van de betrokken zeer groot is, meer dan je op grond van hun aanstelling mag verwachten. Het is nog te vroeg om te oordelen over het effect van de evaluaties op de opleiding omdat de opleiding pas twee jaar draait. Maar dat bij het tweede cohort al wijzigingen zijn aangebracht op basis van de evaluaties stemt het panel gunstig. Het panel gaat ervan uit dat de alumni niet alleen betrokken zullen worden bij de evaluaties, maar dat er voor hen ook mogelijkheden komen om na de opleiding contact met elkaar te kunnen houden. Dat was ook de uitdrukkelijke wens van de studenten zelf.
pagina 25
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 Betrokkenheid als voldoende. 3.5.3
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Het panel beoordeelt zowel de systematische aanpak als de betrokkenheid als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp als geheel een voldoende.
3.6
Continuïteit Bevindingen en overwegingen De kosten van de opleiding worden door de studenten zelf of door hun werkgever gedragen. SNU garandeert dat een eenmaal ingeschreven cohort ook daadwerkelijk zal kunnen afstuderen. Dat is bevestigd tijdens de site visit. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
3.6.1
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen en overwegingen De ontwikkelingskosten voor de opleiding in 2006 zijn geheel gedragen door de Schouten & Nelissen Groep. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ daarom als voldoende.
3.6.2
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen en overwegingen De opleiding is kostendekkend: er is nu sprake van een kleine winstmarge. Schouten & Nelissen University neemt hier vooralsnog genoegen mee gezien het belang dat zij hecht aan de opleiding en het bieden van fullservice. Het panel heeft inzage gekregen in de begroting Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende
3.6.3
pagina 26
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit De facetten Afstudeergarantie, Investeringen en Financiële voorzieningen zijn alle met een voldoende beoordeeld. Het panel beoordeelt het onderwerp Continuïteit dan ook als voldoende.
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
4 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer. De scores gelden voor de vier opleidingen: …
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 27
Oordeel
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter José A.M. Heesink is universitair docent sociale en organisatiepsychologie, coördinator vaardighedenonderwijs en stagecoördinator bij de opleiding Psychologie van de Rijksuniversiteit Groningen. Ze heeft zich gespecialiseerd in loopbaanpsychologie en seksevraagstukken en heeft op dit terrein veel onderwijs en onderzoek verzorgd. Ze geeft nu onderwijs in gespreks-, groepsdynamische- en trainingsvaardigheden. Met studenten doet ze onderzoek naar de rol van een conflictconsulent bij problemen in de arbeidsorganisatie. Tevens is ze mentor/coach van alle promovendi verbonden aan het Heymansinstituut van de faculteit Gedrags- en Maatschappij Wetenschappen van de RUG. Ze is NMI-gecertificeerd mediator en heeft sinds 1999 een eigen mediationpraktijk in omgangsregelingen en samenwerkingsproblematiek in het werk. Ze werkt voor particulieren en (overheids)organisaties. Panellid Luc Derijcke is Academisch Verantwoordelijke in het vakgebied Mens & Organisatie van UAMS - Universiteit Antwerpen Management School. Deze organisatie biedt in eerste instantie Master-na-Masteropleidingen. Daarnaast verzorgt hij ook een breed scala gespecialiseerde opleidingen in alle relevante managementgebieden. Het eigen specialisme van Luc Derijcke betreft vooral conflicthantering, onderhandelen en bemiddelen, team building en het opzetten van indididuele ontwikkelingstrajecten. Daarnaast is hij actief als consulent in het domein van conflicthantering en onderhandelen, hoofdzakelijk op het terrein van het sociaal overleg. Dit omvat opleiding en training, audits inzake het sociaal klimaat, begeleiden van onderhandelingen en coaching van onderhandelingspartners. Hij zetelt ook als Raadsheer in Sociale Zaken (= lekenrechter) bij het Arbeidshof Antwerpen (Hof van Beroep bij de arbeidsgerechten). Luc Derijcke zetelt als voorzitter en/of als lid in raden van bestuur van twee consultingbedrijven en van zeven organisaties in de zorgsector. Panellid Chris Bos studeerde Nederlands en Engels aan de Rijksuniversiteit van Groningen. In 2003 rondde hij de Masteropleiding Conflictmanagement af aan de Universiteit van Maastricht. In 2004 richtte hij het Expertisecentrum Conflictmanagement op. Samen met Malinka Bakker is hij directeur van dit instituut. Het Expertisecentrum houdt zich bezig met de professionalisering van beroepen die te maken hebben met conflictmanagement en doet onderzoek naar nieuwe richtingen binnen het vakgebied van mediation en conflictmanagement zoals de narratieve mediation en Appreciative Inquiry. Vanaf 2007 is het Expertisecentrum Conflictmangement erkend door het Nederlands Mediation Instituut (NMI). Binnen het bedrijf Alter BV houdt Chris Bos zich bezig met de praktijk van conflictmanagement, onder meer als NMI-gecertificeerd mediator en organisatieadviseur.
pagina 28
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
Bijlage 2: Programma locatiebezoek Zaltbommel 12 september 2008 09.00u – 09.30u Ontvangst + bestuderen aanvullende informatie 09.30u - 10.00u Instellingsbestuur Mw. Ir. drs. N. B. Th. Eggermont Mw. A. Schouten Prof. dr. D. Keuning 10.00u – 10.45u Vertegenwoordigers Werkveld Dhr. J. Jongejan Mevr. Mr. C. Koetsenruijter Dhr. Dr. M. Hetebrij Dhr. Prof. Dr. M. Euwema Dhr. Prof. dr. D. Keuning 11.00u - 11.45u Opleidingsmanagement Mw. Ir. drs. N. B. Th. Eggermont Dhr. Prof. Dr. M. Euwema Mw. Drs. U. Wild Mw. Drs. L.W.J.M. Janssen 11.45u - 12.30u Studenten/alumni Mw. M.F. van den Berg (06) Dhr. A.A. de Lange (06) Dhr. P.F.X. Nieveen van Dijkum (08) Mw. A.M. Vaanholt (08) Dhr. J. Ferdinandus (06) 12.30u - 13.30u
Lunch (besloten)
13.30u - 14.00u Rondleiding Mw. Drs. U. Wild Mw. Drs. L.W.J.M. Janssen 14.00u – 14.30u Vertegenwoordigers kwaliteitszorg Mw. Prof. Dr. A. Nauta Mw. Drs. L.W.J.M. Janssen Mw. Drs. P. Th. E. M. Tomlow Mw. Y. I. Punt 14.30u – 15.15u Docenten Mw. Drs. U. Wild Mw. Prof. Dr. A. Nauta Mw. Mr. M. van de Griendt Dhr. Drs. T. van Heck
pagina 29
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |
15.15u – 16.15u Paneloverleg (besloten): voorlopige oordeelsvorming 16.15u - 16.45u Opleidingsmanagement Mw. Ir. drs. N. B. Th. Eggermont Dhr. Prof. Dr. M. Euwema Mw. Drs. U. Wild Mw. Drs. L.W.J.M. Janssen 16.45u – 17.30u Paneloverleg (besloten): definitieve oordeelsvorming per facet en per onderwerp, en input tbv paneladvies
pagina 30
NVAO | hbo-master Conflictmanagement | oktober 2008 |