MSc Health Food Innovation Management Maastricht University 26 juni 2009 NVAO Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
6 6 7
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
8 8 8 8
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Continuïteit
13 13 17 24 28 31 34
Bijlage 1: Samenstelling panel
38
Bijlage 2: Programma site visit
40
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
42
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
44
Bijlage 5: Beoogde eindkwalificaties van de opleiding
44
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
1 Samenvattend advies De aanvragende instelling heeft een Informatiedossier aangeleverd dat door de NVAO in voldoende mate geschikt werd bevonden om inhoudelijk te worden beoordeeld door een panel van deskundigen. Die inhoudelijke beoordeling heeft plaatsgevonden aan de hand van de kwaliteitscriteria die het ‘Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs’ daarvoor aanreikt. Het informatiedossier en de nader verstrekte schriftelijke en - ter gelegenheid van het locatiebezoek - gegeven mondelinge informatie hebben het panel in staat gesteld om tot de volgende, weloverwogen beoordeling van de voorgedragen opleiding te komen. Wat betreft de doelstellingen van de opleiding (in termen van beoogde eindkwalificaties) stelt het panel vast dat de aanvragende instelling, internationaal gezien, eerder een leidende dan een volgende rol vervult, waar het gaat om het formuleren van eindkwalificaties waaraan afgestudeerde masters op het door de opleiding bestreken domein dienen te voldoen. Het is daarom moeilijk om in dit verband te spreken van ‘eindkwalificaties die aansluiten bij eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld’. Als er al standaarden of eisen worden gesteld dan doet in eerste instantie de instelling dat nu zelf. Het panel heeft er daarom ook wel begrip voor dat de instelling in het informatiedossier geen beschouwing heeft gewijd aan de vraag of de beoogde eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij door vakgenoten (in binnen- of buitenland) gestelde eisen. De eindkwalificaties zoals die door de instelling zijn geformuleerd zijn naar het oordeel van het panel zeker van voldoende statuur om als internationale standaard te kunnen gelden voor elders in dit domein op te zetten (vergelijkbare) masteropleidingen. De beoogde eindkwalificaties lijken verder ook goed aan te sluiten bij de eisen die de beroepspraktijk aan toekomstige beroepsbeoefenaren op dit domein zal gaan stellen. Het panel ziet in ieder geval geen aanleiding het oordeel van de instelling op dit punt in twijfel te trekken. Uit het totaal van de eindkwalificaties en de leerdoelen van de verschillende vakken en studieonderdelen valt naar het idee van het panel onmiskenbaar op te maken dat iemand die de voorgedragen opleiding met goed gevolg heeft afgerond voldoet aan de algemeen aanvaarde (internationale) beschrijvingen van een master. Het panel meent dat het programma een duidelijke wo-oriëntatie kent, waarvan het academisch niveau door de interactie tussen theorie en praktijk nog wordt verhoogd. Het programma kwalificeert het panel als ambitieus, maar studeerbaar. De met de opleiding te bereiken eindkwalificaties zijn naar het oordeel van het panel adequaat vertaald in termen van programmatische opbouw, didactisch concept, te hanteren onderwijsvormen en wijzen van toetsing. Verder zijn de te bereiken eindkwalificaties naar het oordeel van het panel aantoonbaar vertaald in leerdoelen van het beoogde programma. De opleiding is over vrijwel de hele linie van wo-statuur. Alleen bij de discipline levensmiddelentechnologie zou naar het oordeel van het panel de interactie tussen onderwijs en wetenschap een steviger (academische) verankering dienen te krijgen.
pagina 3
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Ten aanzien van de beoogde cursusduur van twee jaar (120 ECTS) heeft het panel een positief advies afgegeven, dat in een separaat ‘protocol verlenging cursusduur’ is vorm gegeven. Het onderwerp ‘inzet van personeel’ waardeert het panel over de hele linie als voldoende. De kwantiteit van het in te zetten personeel is toereikend om de voorgedragen opleiding te kunnen starten en te continueren. De staf/student-ratio in de aanloopfase van de opleiding bedraagt 1:25 en in de ‘steadyphase’ 1:19. Voor een opleiding in de sector Gedrag & Maatschappij/ Gezondheidswetenschappen is dat een alleszins acceptabele ratio, gegeven ook het door de instelling gehanteerde didactisch concept van probleem gestuurd onderwijs, dat een grote mate van zelfstandig werken van de student veronderstelt. De kwaliteit van de in te zetten vaste en gastdocenten is goed tot uitstekend. In hun persoon wordt een duidelijke verbinding gelegd tussen theorie en praktijk. In de personele bezetting van het docentencorps dat voor de opleiding wordt ingezet, worden vrijwel alle door de opleiding bestreken disciplines afgedekt. Alleen op het gebied van de levensmiddelentechnologie is die bezetting lacuneus. Daar zou de instelling voor een adequatere personele invulling dienen zorg te dragen. De materiële voorzieningen voldoen ruimschoots aan de daarvoor geldende eisen, terwijl ook de studiebegeleiding en de informatievoorziening van een adequaat niveau zijn. De instelling stelt voldoende onderwijsruimten en faciliteiten beschikbaar om de opleiding te kunnen aanbieden, en voorziet in adequate mate in leerondersteunende voorzieningen, waaronder de algemene ICT-faciliteiten, de audiovisuele middelen en de mediathecaire voorzieningen. Die voorzieningen zijn van goede tot uitstekende kwaliteit. Dat geldt ook voor de laboratoria in Maastricht. Minpunt is wel dat die laboratoria zo’n 80 kilometer van de vestiging in Venlo verwijderd liggen. Dat afstandsprobleem geldt ook voor het contact met de docenten. Weliswaar is door docenten en programmaverantwoordelijken bij het locatiebezoek verzekerd dat zij ook - buiten de eigenlijke contacturen in Venlo - goed bereikbaar zijn via telefoon en e-mail en zich daarvoor ook graag beschikbaar houden. Maar dat is naar het idee van het panel toch anders dan de situatie dat docenten in de onmiddellijke nabijheid van de onderwijsvestiging hun werkplek hebben en direct en in persoon aanspreekbaar zijn. Het panel heeft er begrip voor dat de instelling er om politiek-strategische redenen voor gekozen heeft om een nevenvestiging in Venlo te starten en de HFIM-opleiding als één van de twee pionieropleidingen heeft uitverkozen, maar uit onderwijskundig oogpunt vindt het panel het toch jammer dat gekozen is voor Venlo en niet voor Maastricht. Temeer omdat de instelling vooralsnog niet van plan is om ook in Venlo biomedische laboratoria te gaan realiseren, zoals die welke zij nu in Maastricht (aan de Universiteitssingel) ter beschikking heeft. Het panel stelt vast dat de FMHL, die de eerst verantwoordelijke faculteit is voor de HFIMopleiding, ten aanzien van deze opleiding nog niet over een volledig uitgewerkt systeem van interne kwaliteitszorg beschikt. Daar staat tegenover dat de FMHL op dit moment wel een samenstel van instrumenten kent waarmee relevante gegevens over de kwaliteit van door haar verzorgde opleidingen kunnen worden gegenereerd en geëvalueerd. Vorm, inhoud en frequentie van de hier bedoelde instrumenten staan daarbij goeddeels vast en zijn ook de verantwoordelijkheden met betrekking tot initiatief, evaluatie, monitoring en implementatie van eventuele verbetermaatregelen op herkenbare wijze verdeeld over verschillende functionarissen en gremia. Met dat al beschikt de faculteit FMHL de facto over
pagina 4
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
een werkbaar en cyclisch systeem van interne kwaliteitszorg, waarmee sedert de fusie in 2008 ook al de nodige ervaring is opgedaan. Voor het panel is bij gelegenheid van het locatiebezoek komen vast staan dat op afzienbare termijn alle partijen die belang hebben bij de zorg voor de kwaliteit van de opleiding, daarbij ook daadwerkelijk betrokken zullen zijn. Op dit moment geldt die betrokkenheid in institutionele en materiële zin nog slechts voor studenten en medewerkers. Door een personele invulling van de Advisory Board met representatieve vertegenwoordigers uit het beroepenveld zou ook de betrokkenheid van deze ‘stakeholders’ bij de kwaliteitszorg vorm en inhoud kunnen worden gegeven. De instelling zou daar idealiter op korte termijn uitvoering aan dienen te geven. Het panel houdt de instelling verder aan de in dit verband gegeven toezegging om - zodra die er zijn - alumni te betrekken bij de kwaliteitszorg. De condities voor continuïteit zijn aanwezig, zowel wat betreft de afstudeergarantie als waar het gaat om de investeringen en de financiële voorzieningen. Het panel adviseert de NVAO om positief te besluiten ten aanzien van de kwaliteit van de nieuwe wo-master Health Food Innovation Management (# 3411).
Den Haag, 26 juni 2009 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe wo-master Haelth Food Innovation Management van Maastricht University,
prof. dr. F. Sturmans (voorzitter)
pagina 5
mr. dr. Th. L. Bellekom (secretaris)
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
2 Inleiding en verantwoording Bij brief van 19 december 2008 is door het College van Bestuur van Maastricht University, onder aanbieding van een informatiedossier met bijlagen, bij de NVAO een aanvraag ingediend voor een toets nieuwe opleiding (Tno) ten behoeve van de wo-masteropleiding Health Food Innovation Management (HFIM). Na te hebben vastgesteld dat het aanvraagdossier in voldoende mate geschikt was om inhoudelijk te worden beoordeeld, is van de kant van de NVAO een aanvang gemaakt met de Tno-procedure. Met het oog op een in dat verband uit te brengen advies over de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding is bij besluit van 24 maart 2009 door het bestuur van de NVAO een panel van deskundigen ingesteld. Voor de samenstelling van dat panel, alsmede een opgaaf van relevante kwalificaties van de afzonderlijke leden daarvan, zij verwezen naar Bijlage 1 bij dit advies.
2.1
Werkwijze panel Het panel heeft zich bij de toetsing van de kwaliteit en het niveau van de opleiding gebaseerd op de criteria van het Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van de NVAO van 14 februari 2003 (hierna: Toetsingskader) en de Handreiking aanvraag toets nieuwe opleidingen hoger onderwijs. Het panel is daarbij als volgt te werk gegaan. Het is zijn toetsingsarbeid begonnen met het bestuderen van het door de instelling aangeleverde informatiedossier en de daarbij gevoegde bijlagen en heeft vervolgens vooroverleg gehouden om de eerste bevindingen te bespreken. Op dit vooroverleg, dat op 15 april 2009 in Utrecht (NH Hotel Jaarbeursplein) plaatsvond, is een aantal uiteenlopende vragen en vraagpunten geformuleerd met de bedoeling om tijdens het locatiebezoek de verschillende facetten van het Toetsingskader bespreekbaar te maken. Met betrekking tot een aantal van die vragen wilde het panel nog graag voorafgaande aan het locatiebezoek over een antwoord van de aanvragende instelling beschikken, deels ter completering van informatie die in het dossier ontbrak, deels ter nadere toelichting van gegevens die het wel bevatte. Die verzoeken om nadere toelichting en informatie zijn op 20 april 2009 aan de instelling voorgelegd en door deze bij schrijven van 20 mei 2009 beantwoord, onder bijvoeging van een notitie waarin een nadere beschrijving wordt 1 gegeven van de acht ‘courses’ waaruit het voorgedragen masterprogramma bestaat . Het locatiebezoek heeft op 26 mei 2009 plaatsgevonden in de nevenvestiging van Maastricht University in Venlo (in het hoofdgebouw van Fontys Hogescholen aan de Hulsterweg aldaar). Tijdens dit bezoek heeft het panel zich in verschillende gespreksronden van nadere informatie voorzien, onder meer aan de hand van de vragen die het op het vooroverleg had voorbereid en die het niet reeds schriftelijk had voorgelegd aan de instelling. Bijlage 2 bij dit advies geeft een overzicht van het programma van het locatiebezoek. Na afloop van de gespreksronden zoals die voor het locatiebezoek waren voorzien, heeft het panel zijn bevindingen op basis van het materiaal en de uitkomsten van de verschillende gespreksronden onderling besproken en vertaald naar, aan het Toetsingskader gekoppelde, 1
De notitie (‘KERN-achtergronden van de master’) is van de hand van de programmadirecteur en de curriculumcoördinator-HFIM, en
gedateerd 19 mei 2009
pagina 6
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
conclusies. Daarbij is eerst per facet afzonderlijk een beoordeling uitgesproken en is vervolgens per onderwerp een oordeel gegeven over de desbetreffende facetten in onderling verband, uitmondend in een voorlopig eindadvies over de aanvraag als geheel. De secretaris van het panel heeft daarna een concept paneladvies opgesteld dat, na verwerking van de daarop binnengekomen commentaren van de panelleden, is geworden tot het definitieve advies zoals dat hier voorligt. Het paneladvies is geaccordeerd door alle panelleden en definitief vastgesteld door voorzitter en secretaris op 26 juni 2009. 2.2
Opbouw paneladvies De kern van dit paneladvies is hoofdstuk 4, waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de ter erkenning voorgedragen opleiding toetst. Die toetsing gebeurt aan de hand van de zes onderwerpen met bijbehorende facetten die in het Toetsingskader worden aangereikt. De opbouw is daarbij zo dat het panel eerst per facet - onder het kopje Bevindingen - een samenvatting geeft van de door de aanvragende instelling aangeleverde informatie. Het gaat dan om een weergave van feiten en argumenten, voor zover vermelding daarvan naar het oordeel van het panel relevant is. Na de Bevindingen volgen de Overwegingen van het panel, waarbij hetgeen aan bevindingen is gereleveerd wordt beoordeeld en gewogen, uitmondend in een (per facet) afsluitende Conclusie. Ook per onderwerp geeft het panel steeds een samenvattend oordeel, daarbij summier concluderend tot voldoende wanneer de facetten eenduidig voldoende zijn gewaardeerd. Aan het kernhoofdstuk gaat een hoofdstuk (3) vooraf, waarin onder meer de voorgedragen opleiding (kort) wordt beschreven. In een afsluitend hoofdstuk (5) wordt met behulp van een tabel een samenvattend overzicht van de door het panel uitgesproken oordelen gegeven. Een samenvatting van zijn bevindingen en overwegingen die hebben geleid tot het eindoordeel, waartoe het panel is gekomen, is te vinden in hoofdstuk 1. Aan het advies is een vijftal bijlagen toegevoegd, met informatie over de samenstelling van het panel, het programma van het locatiebezoek, een overzicht van geraadpleegde stukken en bronnen, een lijst van veelgebruikte afkortingen en een overzicht van beoogde eindkwalificatie van de opleiding. NB: De beschrijving van het profiel van de instelling en de opleiding (paragrafen 3.2 en 3.3) en van de Bevindingen bij de verschillende facetten in hoofdstuk 4 zijn (goeddeels) in de Engelse taal, omdat de tekstpassages waar het hier om te doen is door het panel (vrijwel) allemaal ontleend zijn aan het informatiedossier, zoals dat door de instelling voor het doel van de Toets nieuwe opleiding - in het Engels - was aangeleverd. Vertaling of parafrasering van de relevante tekstdelen van het informatiedossier in het Nederlands, ten behoeve van het onderhavige paneladvies, achtte het panel (uit een oogpunt van dubbel werk) weinig opportuun en eigenlijk ook niet wenselijk in verband met dan eventueel optredende verschillen (of andere accenten) in de presentatie van de relevante feiten. Het oordeel van het panel is wel steeds in het Nederlands, omdat de met de Tno te verkrijgen erkenning toch in de eerste plaats bedoeld is als een civiel effect naar Nederlands recht.
pagina 7
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land Instelling Opleiding Niveau Oriëntatie Graad Locatie(s) Variant Sector
3.2
Nederland Maastricht University (MU) Health Food Innovation Management master wo MSc. de nevenvestiging van Maastricht University in Venlo, gebouw Fontys Hogescholen aan de Hulsterweg voltijds en initieel Gedrag en Maatschappij|Gezondheidswetenschappen
Profiel instelling 2
De instelling profileert zich, blijkens haar website , als een internationaal georiënteerde universiteit die kiest voor: • een onderscheidend onderwijsaanbod van Europese topkwaliteit; • hoogstaand onderzoek rond geselecteerde thema’s; • actieve samenwerking met bedrijven en instellingen, en • bijdrage aan de ontwikkeling van de (Eu)regio, waar Limburg deel van uitmaakt. In het informatiedossier voegt de instelling daar nog aan toe dat: “Maastricht University positions itself as a quality university with an international orientation. From all over the world, students and academics come to MU for its reputation as a top player in the field of education, selected areas of research, and clusters of innovation. Education and research of MU are concentrated around three themes: life sciences, innovation and governance.” De missie op facultair niveau vormt een afgeleide van deze universitaire uitgangspunten. Voor de faculteit (en het universitair medisch centrum) onder wier verantwoordelijkheid de voorgedragen HFIM-opleiding verzorgd gaat worden, te weten FHML en Maastricht UMC+, luidt die missie concreet: “to provide high-quality academic education, to carry out highquality research, and to valorise knowledge in the domains of Health Sciences, Medicine and Molecular Life Sciences. The emphasis is on an integrated approach to health care within an international context. The Maastricht UMC+/FHML focuses on research and education across the entire spectrum of molecular life sciences, the health sciences (including public health and primary care) and medicine. The Maastricht UMC+/FHML recognizes that the health care of the future focuses not only on patients but also on people who run greater health risks due to unfavourable genetic predisposition, lifestyle and environmental factors. The study of the continuum of health and sickness demands a coherent and integrated approach to research and education at the molecular, biological, genetic, behavioural and social scientific level.” De voorgedragen masteropleiding HFIM past, naar zeggen van de instelling, heel goed bij het zo-even geschetste universitaire profiel en de daarvan afgeleide facultaire missie:
2
pagina 8
http:/www.maastrichtuniversity.nl ►Over de UM ▼ Missie & strategie
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
“HFIM has an interdisciplinary nature and contributes to enhance the university’s and faculty’s international orientation. Within this interdisciplinary context, the Maastricht UMC+/FHML master program will benefit from it’s collaboration with the Faculty of Economics and Business Administration (FEBA), the Faculty of Law (FL) and the Faculty of Psychology and Neurosciences (FPN). In particular it will build on various tracks within the MSc in International Business: the track in Supply Chain Management, the track in Strategy & Innovation, and the track in Entrepreneurship and SME management. The FL will develop a track in international food law, in particular European food regulations. Moreover, UM, is setting up a Center of Entrepreneurship, and is participating in an Innovation Center for Health Nutrition (ICGV), which will further strengthen and extend the activities in the domain of Entrepreneurship, in Maastricht and in Venlo. Thereby the program will as much as possible make use of existing scientific and management resources at the Maastricht UMC+/ FHML, in particular from the departments of Human Biology and Health Risk Analysis and Toxicology. 3.3
Profiel opleiding Algemene context van de opleiding Over de achtergronden van de voorgedragen opleiding vermeldt de instelling (op verspreide plaatsen in het informatiedossier) onder meer de volgende relevante zaken. “The last few decades an overwhelming number of publications have dealt with the statement that the base of personal health care is an appropriate lifestyle in which consuming a healthy diet is an important disease prevention measure. Accordingly, ‘Nutritional Health Care’ has become a main driver for innovation in the food and beverage industry. In this respect, multiple health concerns and related benefit targets are being addressed by the food industry, however, often without success. Recent market research has shown that out of 1000 new food and beverage product launches, over 700 products were accompanied by a statement to support health or body functions. However, only 2-3% of the products launched were commercially successful. This either indicates that many of the new products miss real innovative health associated aspects that are recognized by the consumer and seen as added value, or that the new products do not meet the classical consumer expectations with respect to product taste, convenience or price. […] The fundamental question therefore is what determines the consumer choice today and can we predict the healthy choice of tomorrow? Many factors impact on the possibilities to help change bad habits and related product choices. In the area of ’healthy foods’, especially the health concerns, beliefs and desires, play a significant role. Accordingly, understanding the backgrounds of consumer behaviour, their health concerns, food choices and their riskbenefit perceptions is crucial. In this respect, 4 potential areas of science, along with developments in the food regulatory environment should be continuously evaluated for their developments and impacts on the market: 1. Biomedical sciences addressing the impact of nutrition components on health management by disease prevention; 2. Consumer Research and Communications in the area of health concerns and disease risks and desired products benefits; 3. New technologies of ingredient extraction, modification and processing impacting on product application opportunities; 4. Regulatory developments/food law setting the scene for health benefit claims. […]
pagina 9
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
The resulting knowledge should be integrated to be able to appropriately estimate the potential chance of success in new product development and market launch. […] Accordingly, the MSc program presented here aims to provide students with insights in selected key-aspects of these 4 key areas of science.” De inhoud van de opleiding op hoofdlijnen Als belangrijkste te bereiken leerdoelen en te bestrijken domeinonderdelen - binnen de genoemde ‘key areas of science’ - noemt de instelling: [ad 1: Biomedical/Life Sciences Research on Nutrition and Health] “• Basic research on the effects of food components on the etiology of disease may lead to new insights and innovative ideas for new product development (NPD) in the food arena. • The implementation of basic research findings in applied research (nutrition intervention trials), will lead to insights on the efficacy of dietary measures to impact on health and disease. • Observational studies may provide ideas about the link between certain food/nutrient exposures and incidence of disease. Such studies justify the design of controlled intervention trials to determine the effects of dietary recommendations or supplementations, in order to substantiate intervention effects. • Understanding possibilities and pitfalls of a number of clinical intervention models and the use of validated biomarkers (e.g. nutrigenomics, transcriptomics, proteomics, cell cultures, in vitro digestion models) that are commonly used to study the effects of dietary components on human health status is a prerequisite for determining the targets, timelines and expected outcomes of studies [ad 2. Consumer Sciences] • For the selection of appropriate development targets a selection should be made based on specific criteria such as size of population affected, level of consumer knowledge/understanding/trends/behaviour, food fit, sensory factors and preferences and competitive landscape co-affecting consumer choices. In depth consumer insights and market research falls into place here. [ad 3. Food Market and related industrial developments] • The Health Foods Market, Health concerns, Trends and Innovations. How does this market look like? What are the key-players, what are limitations and pitfalls to innovation? Which functional ingredients are being used in what types of food/drink to achieve which benefits to the consumer? Essentials of digestion, absorption, distribution and metabolism of selected food components are essential to understand their potential impact on health management and disease risk reduction. • New food and nutrient isolation/extraction and processing techniques have lead to the development of new ingredients and new types of foods. • Ingredient modification techniques have allowed the design of food ingredients that did not exist as such previously and can now be developed as ‘novel foods’. [ad 4. National and International Food Regulations] • With the development of the worldwide web and the growing interregional trade, products find their way all over the world. Insight in differences and communalities in food law and local regulation on food safety and health claims is essential to avoid project failures.”
pagina 10
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Het programma bestaat concreet uit acht verplichte vakken (courses), waarvan zeven in mindere of meerdere mate in de vorm van cursorisch onderwijs en één in de vorm van een gekoppeld stage- en scriptietraject. 3 In schema ziet het curriculum er als volgt uit: Year 1
Course
1st semester
EC
Topic Introduction [1,5 EC] The Functional Foods Market, Health Concerns, Innovation
1
2nd semester
Year 2 3rd semester
a. Health targets and Market segments [9 EC]
b. Food categories/ Ingredient carrier systems [4,5 EC]
c. Ingredient categories [ 5 EC]
d. Food Technology [3 EC]
23
2
Market Research: Consumer Understanding and Behaviour
9
3
Biosciences Innovation & Entrepreneurship
18
4
Methods and Analytics
10
Course
Topic
5
Health Foods, Scientific and Regulatory Environment
10
Skills training: Life Sciences Oriented Project & Change Management
5
Skills training: Business Plan
5
Internship and Thesis
40
EC
6
7 4th semester 8
Totaal
3
Het panel ontleent dit schema aan de door de instelling nagezonden notitie ‘KERN-achtergronden van de master’. Dit schema verschilt
op een aantal punten van het schema dat in het aanvraagdossier van het programma staat weergegeven. Omdat het schema in genoemde notitie het meest recent is (d.d. 19 mei 2009) heeft het panel gemeend dat schema hier te moeten weergeven.
pagina 11
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
120
Nieuwe opleiding voor Nederland? De opleiding is nieuw voor Nederland. Er bestaan in den lande geen vergelijkbare opleidingen, waarbij op geïntegreerde wijze de domeinen ‘Nutrition’, ‘Management’ en ‘Innovation’ aan bod komen. Nieuwe opleiding voor de instelling? De opleiding is ook voor de instelling nieuw. Volgens eigen opgave verschilt de voorgedragen HFIM-opleiding van bestaande masteropleidingen van Maastricht University in het bijzonder van die aangeboden door de faculteiten FEBA en FL - omdat: - Masters offered by these faculties do not offer advanced courses in nutrition and health. - The Master of Entrepreneurship and SME Management is offered in Maastricht, and doesn’t include Health Food Business and management principles. There is no explicit overlap in courses. - The Master of Strategy and Innovation is offered in Maastricht, and doesn’t regard Health Food Innovation Management or Entrepreneurship. Content wise the overlap is restricted to one course (6.5 ECTS). - None of the masters includes aspects of global food law and European food regulations. Ook van door andere faculteiten (FHML en FPN) aangeboden masteropleidingen verschilt de HFIM-opleiding aanmerkelijk, met name door het ontbreken van de componenten ‘Management’ en ‘Innovation’ die voor de HFIM zo kenmerkend zijn en daar voor zeker 4 meer dan 40% deel van uitmaken. Studieomvang De voorgedragen masteropleiding behelst een tweejarige voltijdse cursus van 120 ECTS.
4
pagina 12
40% of meer afwijkende invulling is het NVAO-criterium om een opleiding als nieuw aan te merken.
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding Voor een beschrijving van het programma en de algemene doelstellingen (achtergronden) van de opleiding wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3. De doelstellingen, in de betekenis van: te behalen ‘eindkwalificaties’, komen in de volgende drie paragrafen ter sprake.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen Aan de vraag of en in welke mate de beoogde eindkwalificaties van de voorgedragen opleiding aansluiten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten worden gesteld (aan een opleiding op het bestreken domein) wordt in het informatiedossier geen expliciete beschouwing gewijd. Over het aansluiten van die eindkwalificaties bij de eisen die de beroepspraktijk stelt, bevat het informatiedossier wel een korte tekstpassage, en wel de volgende: “This MSc program is designed to train international students in the management of a multidisciplinary approach and evaluation, of stage gate processes that guide the scientific activities taking place in the R&D/innovation space of the food and beverage industry. The related insights and skills are a prerequisite for being able to successfully combine the relatively short focused business/commercial elements related to the development, production and go to market processes with longer term strategic elements of the technical and research organization. This is realized by gaining in depth insight in the multiple factors that mutually influence consumers, governments, industry and science. Additionally, by developing appropriate entrepreneurial and management skills required to implement activities at the interface of science and business successfully. These skills will be part of theoretical and practical learning and will be the base for an effective industrial internship that will take place in the finishing part of the master program and writing the thesis.” Overwegingen Het panel stelt vast dat het domein dat door de HFIM-opleiding bestreken wordt nog een betrekkelijk jong - zo niet: nieuw - multidisciplinair vakgebied is, dat bezig is zich te ontwikkelen en te positioneren binnen het academisch spectrum van disciplines. Gezegd kan worden dat de aanvragende instelling internationaal gezien eerder een leidende dan een volgende rol vervult, waar het gaat om het formuleren van eindkwalificaties waaraan afgestudeerde masters op dit terrein dienen te voldoen. Het is daarom moeilijk om in dit
pagina 13
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
verband te spreken van ‘eindkwalificaties die aansluiten bij eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld’. Als er al standaarden of eisen worden gesteld dan doet in eerste instantie de instelling dat nu zelf. Het panel heeft er daarom ook wel begrip voor dat de instelling in het informatiedossier geen beschouwing heeft gewijd aan de vraag of de beoogde eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij door vakgenoten (in binnen- of buitenland) gestelde eisen. De eindkwalificaties zoals die door de instelling zijn geformuleerd (zie bij facet 1.2) zijn naar het oordeel van het panel zeker van voldoende statuur om als internationale standaard te kunnen gelden voor elders in dit domein op te zetten (vergelijkbare) masteropleidingen. De beoogde eindkwalificaties lijken inderdaad goed aan te sluiten bij de eisen die de beroepspraktijk aan toekomstige beroepsbeoefenaren op dit domein zal gaan stellen. Het panel ziet in ieder geval geen aanleiding het oordeel van de instelling op dit punt in twijfel te trekken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende. 4.1.2
Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen De met de opleiding te bereiken eindkwalificaties geeft de instelling in eerste instantie, en globaal, invulling aan de hand van de volgende zeven competenties, vaardigheden en attitudes: • The intended profile of a graduated MSc in Health Food Innovation Management is that of someone who is able to independently develop and implement innovation and entrepreneurial activity at all levels of the food and beverage industry. • The graduate MSc will be able to identify relevant trends and developments in the area of ‘Nutrition and Health sciences’, ‘Consumer Sciences’ as well as the ‘Regulatory and Food Law developments’ in this space. • The graduate will be able to merge scientific data in new ideas and concepts that have a real benefit to the consumer add are economically attractive. • The graduate has the insights and skills to help develop scientifically sound intervention study concepts with the selection of appropriate biomarkers. •The graduate will be able to discuss these trends and developments in a manner that will help to facilitate connectivity and partnering between the technical and commercial functions. • Additionally the graduate will be able to translate scientific evidence for product benefits in generally understandable consumer benefit claims that are scientifically sound and will be acceptable to the food authorities. • Graduates will typically find a job at national and international enterprises in the interface between research, technology and business management. Deze zeven globale eindkwalificaties vertaalt de instelling vervolgens in een 37-tal deelkwalificaties, verdeeld over de vijf competentiegebieden die door de Dublin descriptoren worden onderscheiden, te weten: (i) Kennis en inzicht (19 deelkwalificaties); (ii) Toepassen kennis en inzicht (4 deelkwalificaties); (iii) Oordeelsvorming (4 deelkwalificaties); (iv) 5 Communicatie (3 deelkwalificaties) en (v) Leervaardigheden (7 deelkwalificaties). 5
pagina 14
Voor een weergave van deze deelkwalificaties, per Dublin descriptor, zij hier verwezen naar bijlage 5 bij dit advies.
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Overwegingen De instelling somt in het informatiedossier wel op welke hoofd- en deelkwalificaties met het programma beoogd zijn te behalen en geeft zij ook wel aan welke van die kwalificaties in het kader van welke Dublin descriptor te behalen zouden zijn, maar een bewijs of onderbouwing voor het feit dat die kwalificaties ook daadwerkelijk aansluiten bij algemeen geaccepteerde beschrijvingen van een master (zoals de Dublin descriptoren) levert een en ander niet op. Niettemin neemt het panel wel aan dat de door de instelling geformuleerde eindkwalificaties voldoen aan de master-standaard van de Dublin descriptoren. Het panel baseert dat oordeel enerzijds op het feit dat de door de instelling gegeven verdeling van te behalen kwalificaties over het pakket van vakken dat het programma kent (p. 32-33 informatiedossier), goed spoort met de leerdoelen die - blijkens de beschrijving van die 6 vakken (courses) - beoogd worden te bereiken. Het niveau van die leerdoelen kwalificeert het panel als ambitieus en van onmiskenbaar masterniveau - gelet ook op de multidisciplinariteit die daarbij steeds als uitgangspunt wordt gehanteerd. Anderzijds baseert het panel dat op het didactisch concept van probleem gestuurd onderwijs in combinatie met de interactie die met de beroepspraktijk in het curriculum wordt beoogd. De wisselwerking tussen theorie en praktijk, die daarmee in structurele zin in het programma is ingebouwd, verhoogt het academisch niveau van de opleiding, zo meent het panel. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende. 4.1.3
Oriëntatie wo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in wo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. – Een wo-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een wo-opleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen Ter adstructie van het wo-karakter van de opleiding voert de instelling onder meer aan dat: “With respect to academic orientation of the MSc in Health Food Innovation Management, the program specifically prepares students for positions in the interface of research and new product development in the food sector. To this purpose the participants will not only be provided with domain specific knowledge and skills, but also be offered a complete course on relevant methods and methodological topics by intensive lectures, problem based learning working groups as well as practical skill trainings on relevant analytical and methodological issues, as well as management and product innovation. In the concluding ‘Master Thesis’, all of these skills will have to be combined. After graduation, students will 6
Een weergave van die beschrijving, zoals die in verkorte vorm in het informatiedossier [pp. 27-32] kan worden gevonden en in
uitgebreidere vorm in de notitie KERN-achtergronden [pp. 8-26], gaat het bestek van dit advies te buiten. Het panel volstaat daarom met verwijzing naar genoemde passages en de opmerking dat de instelling inhoud en leerdoelen van de onderscheiden courses op heldere en inzichtelijke manier invulling heeft gegeven.
pagina 15
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
be able to search, comprehend and select relevant scientific literature, perform experiments or design a business project plan, and write scientific reports, all in a multidisciplinary setting. The students conduct a master thesis and will be supervised by UM academic staff involved in research relevant to health food innovation management. Interaction of students in the HFIM program with researchers active in fields relevant to ‘health food innovation management’ warrants the students’ awareness of the state-of-the-art with respect to the topic chosen for their master theses. The staff is based in Maastricht UMC+/FHML Schools, and in UM faculties and institutions beyond Maastricht UMC+/FHML, namely: (i) Maastricht UMC+ School for Nutrition, Toxicology and Metabolism (NUTRIM), (ii) Maastricht Research School of Economics of Technology and Organizations (METEOR), (iii) Law research school Ius Commune (IUS COMMUNE) and (iv) Research School Experimental Psychopathology (EPP)” Overwegingen De instelling heeft naar het oordeel van het panel op overtuigende wijze aan weten te tonen dat de met de opleiding beoogde eindkwalificaties ontleend zijn aan de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. De opleiding is bij uitstek op die praktijk ingericht (met vaardighedentrainingen, stage en praktijkgerelateerde scriptie) en voorziet ook in een duidelijke behoefte die in het beroepenveld leeft zo is het panel gebleken. Een opgeleide master moet in staat worden geoordeeld om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te doen; die zelfstandigheid wordt ook bij het schrijven van de scriptie verondersteld. Van belang om in dit verband te vermelden is dat het panel in de gespreksronden met programmaverantwoordelijken en docenten - tijdens het locatiebezoek - is gebleken dat de instelling wat betreft het niveau van de scriptie uitgaat van het feit dat de resultaten verkregen in de scriptie moeten kunnen worden vertaald in een publicabel, peer reviewed, artikel in een hoogstaand wetenschappelijk tijdschrift. Voor het panel was dat een nieuw gegeven omdat daar in het aanvraagdossier nergens melding van wordt gemaakt. Het toont naar het idee van het panel wel aan dat de oriëntatie van de opleiding duidelijk van wo-aard is. Maar het stelt ook wel hoge eisen aan de begeleiding van studenten bij hun thesisarbeid, zowel aan de interne begeleiding (vanuit de FMHL) als de externe begeleiding (vanuit de stageverlenende instelling, als de stage extern wordt doorgemaakt). Ook aan de eindbeoordeling van de scriptie stelt dat naar het idee van het panel, uit een oogpunt van objectiviteit en maatschappelijke relevantie, zwaardere eisen. Medebeoordeling van het academisch niveau door een derde objectieve buitenstaander (evt. meerdere), mogelijk uit de eigen academische instelling, lijkt dan aangewezen.[Zie ook de Overwegingen bij facet 2.2] Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie wo’ als voldoende.
4.1.4
pagina 16
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding De facetten ‘domeinspecifieke eisen’, ‘master’ en ‘oriëntatie wo’ heeft het panel als voldoende beoordeeld. Daarmee krijgt het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ als geheel een positieve beoordeling
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
4.2
Programma Voor de beschrijving van het programma wordt verwezen naar het voorgaande hoofdstuk 3.
4.2.1
Eisen wo (facet 2.1) – Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een wo-opleiding – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. – Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. – Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Bevindingen In het informatiedossier wijdt de instelling de navolgende tekstpassage aan dit facet van het Toetsingskader: “Both coursework and academic research are incorporated in the program. About one third of the program aims to train students in practical skills and in research; two thirds of the program is coursework. Both areas will be combined in the different courses, hence embedding research as an integral part of the master course. To ensure that research skills will be acquired at a high level, scientific staff with well-established reputations will be closely involved in teaching the practical skills, as well as in supervising the graduation project. The three main directions of the master program, food & nutrition, management & logistics and product development & innovation, are derived from recent developments in product development and innovation in small and medium enterprises (SMEs). In the program, the latest insights in the different directions will be educated by leading experts in the field. The program will naturally incorporate current academic theories. The course program has clear links with the current professional practice in relevant professions. Note that part of the program is developed and lectured by staff members who regularly encounter the ‘knowledge gap’ between science and industry, which will be bridged by the current master. In addition, local SMEs will be involved in the master course; guest speakers from local SMEs and multinationals in the business of healthy eating area will be invited to optimize the cross-talk between academia and industry. Graduation projects will favorably be situated in SMEs. Students will continuously work in an international group, with colleagues from different bachelor and wo-backgrounds in the Health Food Innovation Management program, and, where appropriate, together with students from the Global Supply Chain Management and Change program.” Overwegingen Het panel meent dat de instelling op adequate wijze heeft onderbouwd dat het voorgedragen programma voldoet aan de drie criteria/eisen die het onderhavige facet stelt aan een wo-opleiding. Het panel merkt daarbij – in het verband van het eerste criterium – wel op dat van alle disciplines die in de opleiding zijn vertegenwoordigd die van de levensmiddelentechnologie het zwakst scoort op het punt van interactie tussen onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dat betreft zowel de programmatische invulling als de personele bezetting (zie
pagina 17
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
daarvoor ook bij facet 3.1). In het informatiedossier wordt wel gerefereerd aan een relatie met wetenschappelijk onderzoek, zoals uitgevoerd door WUR-Wageningen en NIZoEde/Wageningen (bijv. op p. 15 en p. 31 met de woorden ‘guest lectures’ en ‘site visits’ en op p. 47 met ‘special arrangements for site visits and skilllearning’). Maar van een formele band met en materiële betrokkenheid bij de opleiding is hier in wezen geen sprake. De instelling spreekt daarom ook terecht van ‘potential collaborations’. Alleen via de betrokkenheid van de HAS Den Bosch bij opleiding is sprake van interactie tussen onderwijs en onderzoek, maar het panel is geneigd dat toch te kwalificeren als een interactie op hbo-niveau. De instelling zou er goed aan doen de relatie met de discipline levensmiddelentechnologie programmatisch en in personele zin te upgraden naar gegarandeerd wo-niveau. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen wo’ als voldoende.
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Over de vraag of en In welke mate het programma een weerspiegeling vormt van de geformuleerde eindkwalificaties, meldt het informatiedossier onder meer: “The program aims to deliver highly knowledgeable multidisciplinary masters who are able to deliver the innovation and entrepreneurial activity needed to advance and vitalize health related best practices and new product developments in the food and beverage industry. To this purpose it is key that participants possess research skills and are knowledgeable about the scientific state of the art. At the same time, and perhaps more than in various other MSc programs, the education is aimed at providing the participants with the knowledge and skills to successfully pursue the entrepreneurial opportunities arising from these recent innovative scientific developments. Thus, the program contains several modules on methods, methodology and fundamentals of Health Food Management and Business Administration, which are akin to courses currently deployed in the MSc programs in Maastricht. Moreover, the mix of examination methods - written exams, individual writing assignments, interdisciplinary group work reports, presentations, and last but not least a Master’s thesis - enforces the many facets of academic work and communication to be thoroughly developed. After all, the objective is to bring forth professionals who are able to bridge the gap between scientific innovations and bringing forth innovation and entrepreneurship in real life health food management. This objective sets the program apart from all other programs in the fields of Nutrition and Health and the field of Food and Business management.” Over het didactisch concept, de werkvormen en de wijze(n) van toetsing en beoordeling releveert de instelling in het informatiedossier onder meer het volgende: ´During the course of the MSc HFIM, students will learn to function in a team of fellowstudents, and will also grow to become more independent. To achieve this, the concept of
pagina 18
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
problem-based learning (PBL) as leading principle for both curriculum and instructional design will be used throughout the degree course. PBL typically involves students working on problems in small groups of 10 to 14 people with the assistance of a faculty tutor. Problems serve as the context for new learning. Their analysis and solution lead to the acquisition of new knowledge and problem-solving skills. The problem-based tutor's function is to coach the group which entails providing support to make student interaction productive and helping students to identify the knowledge they need to solve the problem. Because PBL implies small-scale teaching and enables the use of real life problems that can only be solved from a multi-disciplinary perspective, the Maastricht UMC+/FHML considers PBL an excellent didactic concept for its bachelor and master programs. The concept of PBL will be combined with the following teaching forms: • Introductory lecture: The course coordinator will explain the background and aims of the course, and put its relevance in perspective of the master program. Important aspects of the course will be highlighted. • Topic-related lectures: once or twice a week, academic experts will present relevant information about current topics of the course, and give the possibility to discuss problems that arise in the PBL groups. • Key-note lectures: State of the art lecture by invited speaker, nationally or internationally recognized expert in the field, followed by group discussions. • Research seminars: lecture by scientist (post-doctoral research fellow or University lecturer), presenting recent research, followed by group discussions on design of scientific experiments. • Journal club: preparation and discussion of a relevant manuscript recently published in an international peer-reviewed journal, in small (PBL) groups. • Site visit: visit to SME, research institute or other location relevant to the course. In line with the PBL system of teaching, examination of students is done during each course (reports of practical work, presentations) as well as at the end of each course by written exams. The final course exam will have a maximum duration of 3 hrs. All course coordinators are permitted to construct variations of the written exams (open or closed questions, amount of questions). If a course exam is rated below 5.5 (on a 10-points scale), the student will be allowed to an extra exam in the same academic year. In each course, exams will be designed and coordinated by the course coordinator. Examination questions will be provided by lecturing staff members. Each examination question will be corrected by the same person. Since the examination method is closely related to the educational system of each individual course, information on these examination methods is already provided in the previous chapter as part of the course description. Overwegingen De met de opleiding te bereiken eindkwalificaties zijn naar het oordeel van het panel adequaat vertaald in termen van programmatische opbouw (zie daarvoor ook de Overwegingen bij facet 2.3), didactisch concept, te hanteren onderwijsvormen en wijzen van toetsing. De gekozen onderwijsvormen en wijzen van toetsing sluiten naadloos aan bij het didactisch concept van het probleem gestuurd onderwijs. En dat concept past weer goed bij de multidisciplinaire en interactieve inhoud en opzet van het curriculum.
pagina 19
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Verder heeft het panel kunnen vaststellen dat de eindkwalificaties adequaat vertaald zijn in leerdoelen van de verschillende studieonderdelen waaruit het programma bestaat. Dat is op een heldere manier en ‘to the point’ gebeurd. Ook voor studenten is daardoor herkenbaar wat van hen wordt verlangd en wat de opbouw is in die leerdoelen, met het oog op de uiteindelijk te bereiken startbekwaamheden. Bij de beoordeling van de thesis wil het panel op deze plaats nog wel de kanttekening plaatsen dat het veel waarde hecht aan een zo objectief mogelijke medebeoordeling door een tweede lezer, juist ook om garanties in te bouwen dat het eindproduct van hoog wetenschappelijk niveau is en de resultaten ervan publiceerbaar moeten zijn in een peer reviewed artikel in een hoogstaand wetenschappelijk tijdschrift. Naar het panel heeft begrepen is het beleid van de faculteit FMHL om als tweede begeleider (en lezer) een docent aan te wijzen uit een andere discipline dan de eerste begeleider en is het de bedoeling die lijn ook bij scripties in de HFIM-opleiding aan te houden. Het panel vindt dat een redelijke benadering. Denkbaar is ook dat met het oog op een zo objectief mogelijke beoordeling van het academisch niveau een beroep wordt gedaan op een derde beoordelaar - een deskundige objectieve buitenstaander - mogelijk uit de eigen academische instelling. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen De instelling onderbouwt de inhoudelijke samenhang van het programma in hoofdzaak als volgt: “The multidisciplinary approach which is needed to meet the final qualifications of the MSc program in HFIM and the way it is organized in the curriculum guarantees that the acquisition of profound knowledge and expertise in relevant areas in biomedical sciences, health and disease prevention, consumer behaviour, food preparation, food product innovation, food law and innovation management is well balanced and interrelated. In the first year of the master program, students will be provided with all knowledge and academic skills relevant to the different disciplines, which are necessary to successfully finish the second year. In the second year, all disciplines will have to be integrated in the graduation project. Integration of these different disciplines will be combined with discussions on relevant questions from the market and industry. This ensures that graduates will be prepared for leading functions in the health food industry.” Overwegingen De vakken sluiten naar het oordeel van het panel in het algemeen goed op elkaar aan, en er is ook sprake van een duidelijke volgtijdelijkheid. Dat was in de aanvankelijk opzet van het programma, zoals weergegeven in het aanvraagdossier (p.27), niet of beduidend minder het geval. In de, naar aanleiding van schriftelijke vragen van het panel, nagezonden notitie ‘KERN-achtergronden van de master’ heeft de instelling het programma wat anders ingekleed en de volgorde van de ‘courses’ aangepast. Het curriculum is daardoor een logischer en consistenter geheel geworden, met in het eerste jaar in overwegende mate de theoretische component en in het tweede jaar de onderzoeks- en vaardighedencomponent.
pagina 20
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Het vak ‘(Biomedical) Methods and Analytics’ in het laatste blok van het eerste jaar vormt daarbij als het ware het natuurlijke omslagpunt in het programma. Daar worden de studenten, vanuit de gelegde theoretische basis, ingewijd in de methodologie van het wetenschappelijk (biomedische) onderzoek, ter voorbereiding op het onderzoek dat zij zelf worden geacht uit te voeren met de thesis. Het overige - voor dat thesisonderzoek benodigde ‘instrumentarium’- wordt door de vakken aangeleverd die in het derde semester worden gegeven. In het stage- en scriptietraject ten slotte komt alles bij elkaar: de theorie, de vaardigheden en het (zelf) uitvoeren van onderzoek. Vanwege de verschillende disciplines die het programma omvat en de uiteenlopende vaardigheden die daarin aan bod komen is het wel zaak dat blokcoördinatoren die voor de ‘courses’ zijn aangewezen de vakken goed op elkaar afstemmen. Naar het panel heeft begrepen is dat bij de ontwikkeling van het curriculum ook al wel gepoogd te doen door, in samenspraak met de programmadirecteur, één à twee casus te selecteren waarmee de relevantie van het eigen vakgebied voor het HFIM-domein kan worden geadstrueerd en vervolgens nadere invulling of verdieping kan worden gegeven. Het panel is van oordeel dat het, met het oog op behoud van programmatische samenhang en - waar mogelijk - nog ter versterking daarvan, aangewezen is dat de blokcoördinatoren ook na de start van het programma voeling met elkaar blijven houden en nauwlettend in de gaten houden of de samenhang die beoogd is ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Ook voor de opleidingscommissie ligt daar een belangrijke taak, zo meent het panel. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen Het programma is volgens de instelling om een aantal redenen studeerbaar, die als volgt in het informatiedossier zijn verwoord: “The HFIM program is intensive, but do-able within the specified study period of two years. Regular monitoring of the program load in relation to the study period is part of the internal quality assurance model. Based on the response from students (via the system of program evaluation and the evaluation of study results), staff members (qualitative evaluation) and monitoring of quantitative study progress feedback is collated on the manageability of the workload in individual units and in the program as a whole. On the basis of this information, where necessary, alterations or adaptations will be made to the curriculum. The program director and the study advisor have a signalling function in monitoring the individual do-ability of the program. Solicited or unsolicited, the study advisor can issue recommendations about the study load as experienced by (individual) students. Possible impediments to study progress have been removed as much as possible. In particular, two measures are considered worth mentioning: First, all courses are examined twice a year, and as a result of which students have re-sit possibilities for all courses. Second, as many students run into a delay in writing and finishing their master thesis, the thesis progress will be closely monitored by both the direct thesis supervisor and by the thesis coordinator. One staff member in the program will be appointed as thesis coordinator. During the second semester, students need to have discussed their thesis plan with this thesis coordinator. The coordinator will also maintain a list of approved projects from
pagina 21
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
contacts with industry where participants may spend a practical period of work. Once students have a clear proposal on paper, the thesis coordinator will assign a supervisor. Consequently, before the start of the actual thesis period, students will have formulated their problem statement and have met their thesis supervisor. This process guarantees that students can actually start with their research at the anticipated period, at the end of the master program.” Overwegingen Het panel meent dat het programma inderdaad goed studeerbaar is. Het onderschrijft de argumenten die de opleiding daarvoor in het informatiedossier aanvoert. Het panel had aanvankelijk bedenkingen ten aanzien van de studeerbaarheid op het punt van de beschikbaarheid van 50 stageplaatsen, op jaarbasis, waarvan het programma uitgaat. Wat als dat aantal niet blijkt te kunnen worden behaald? Levert dat voor studenten dan studievertraging op? Op de bij het panel in deze levende vragen heeft de instelling in die zin de twijfels weggenomen door er op te wijzen dat de FMHL altijd de mogelijkheid heeft om (bij gebrek aan externe stagemogelijkheden) stages in eigen beheer aan te bieden. Ook gaven de vertegenwoordigers uit het beroepenveld bij gelegenheid van het locatiebezoek aan te verwachten dat zich voldoende (potentiële) externe begeleiders zullen melden met geschikte stageplaatsen . Het panel acht het door de instelling en het werkveld gegeven antwoord afdoende, en heeft verder geen bedenkingen waar het de studeerbaarheid betreft. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: wo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen Om toegelaten te kunnen worden tot het HFIM-programma dient een kandidaat een selectieprocedure door te maken die ook voor andere door de FHML verzorgde masters van toepassing is. Over die procedure, in het algemeen, en toelatingscriteria voor de HFIM-opleiding in het bijzonder meldt het informatiedossier de volgende relevante zaken: “For the selection of students, the Maastricht UMC+/FHML has founded a Board of Admissions, which is responsible for the selection of the candidate master students. This implies that the Board will assess each application request individually, by weighing all components of the requirements. Based on this assessment of the applicant’s request, the Board of Admission will decide whether the applicant will be accepted as a student. Moreover, the Board of Admissions may recommend a student who is not admitted to eliminate any deficiencies before admittance to the master program. Eliminating this deficiency/these deficiencies is the responsibility of the student. Students will not be admitted conditionally, before deficiencies have been successfully covered by appropriate courses. Successful applicants must comply with one of the following criteria: [In case of an university(wo-)degree] • A bachelor’s degree issued by a university in a relevant domain.
pagina 22
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Specifically, for candidate students for the MSc HFIM, the following admission requirements apply: (i) students with a bachelor degree course in nutrition and (ii) students with a bachelor degree in any field related to Life Sciences or Biomedical Sciences but including a ‘module in nutrition’ are admissible. [In case of an university of applied siences (hogeschoo/(hbo-)degree] • A bachelor’s degree issued by a hogeschool in a relevant domain (program). This program should be equivalent to at least four years of nominal study time (240 ECTS). Students with a hbo-degree in Nutrition, Dietetics or Food Technology can be admissible and may be judged by the Board of Admissions who may request an interview with the candidate. In addition, these candidates must satisfy the following three requirements: • Sufficient scores on the ‘Methodology and Statistics’ test. In case required the Maastricht UMC+/ FHML offers a special 'Methodology and Statistics' course; • Sufficient scores on an essay; • Letter of Motivation. Non-EU students must submit a score on a language test, like the IELTS or TOEFL test (the test results must not be older than five years at the start of the master program). TOEFL score: equal to or higher than 213 on computer-based test or 550 on the paper-based test. IELTS score: equal to or higher than 6.5. Applicants are eligible for exemption provided they submit proof of ‘sufficiency’ in their English-language training, e.g., if English is their native tongue or if English language skills were tested before, for instance during their preliminary training at high school.” Overwegingen De door de instelling gestelde instroomvereisten sluiten, in materiële zin en qua niveau, goed aan bij de startkwalificaties die nodig zijn om de opleiding tot een goed einde te kunnen brengen. Het panel waardeert het positief dat de instelling zegt ernaar te streven dat de instroom voor 50% zal bestaan uit studenten met een hbo-achtergrond (maar dan wel uit de categorie van de best afgestudeerde bachelors: de ‘toplaag’ van 5% van de uitstromers) en 50% uit studenten met een wo-achtergrond. Daarmee wordt naar het idee van het panel een goede mix bereikt in verband met de interactie die met de opleiding wordt beoogd tussen theoretische reflectie enerzijds en praktische toepassing anderzijds. Positief waardeert het panel ook het gegeven dat elke (reële) kandidaat de gelegenheid wordt geboden tot een individueel gesprek, om de studiekeuze nader toe te lichten en te motiveren. De door de instelling geformuleerde toelatingsvereisten zijn op zich zelf eenduidig en voldoende selectief, gelet op de met de opleiding beoogde eindkwalificaties. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: wo-master met minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding Bevindingen Voor zover hier relevant valt in het informatiedossier over het voldaan zijn aan dit facet onder meer te lezen dat:
pagina 23
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
“The MSc in Health Food Innovation Management is a two-year program, comprising 120 ECTS credits. The study load is 71 ECTS credits in total for the courses, and 9 ECTS credits for the skills training. The Master Thesis has a study load of 40 ECTS credits.” Het programma is verder, volgens de instelling, op evenredige wijze verdeeld over de twee studiejaren, van elk 36 weken, verdeeld in twee blokken van 16 weken onderwijs met 7 daarnaast – per blok – ruimte voor 2 weken vaardighedentraining . Both skill trainings will be offered in combination with the MSc Global Supply Chain Management and Change.”
Overwegingen Het voorgestelde programma voldoet met de berekende studiebelasting van 120 ECTS aan de minimumeis (60 ECTS) die door de WHW, qua duur, aan een master wordt gesteld. Blijkens het aanvraagdossier is het de aanvragende instelling er echter tevens om te doen om voor de onderhavige master een verlenging cursusduur aan te vragen. Het panel is bereid dat verzoek van de instelling te ondersteunen, maar de onderbouwing daarvan dient reglementair de vorm te krijgen van een gemotiveerd ‘protocol verlenging cursusduur’. Het panel heeft een dergelijk protocol, met positief advies, ingevuld en als separate bijlage bij dit advies gevoegd. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende.
4.2.7
4.3 4.3.1
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma De facetten ‘eisen wo’, ‘relatie tussen doelstellingen en programma’, ‘samenhang programma’, ‘studielast’, ‘instroom’ en ‘duur’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 2 ‘Programma’ als geheel een positieve beoordeling.
Inzet personeel Eisen wo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een woopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. Bevindingen De instelling onderbouwt het voldaan zijn aan dit facet in het aanvraagdossier vooral door erop te wijzen dat het standaardbeleid is (binnen Maastricht University in het algemeen en de FHML in het bijzonder) om masterprogramma’s alleen aan te bieden als inbedding daarvan in een goede en domeinrelevante onderzoeksomgeving verzekerd is. En dat is naar het oordeel van de instelling het geval als het onderwijs in een master wordt verzorgd door wetenschappelijk personeel dat zelf een bijdrage levert aan de ontwikkeling van het door de betreffende master bestreken vakgebied, binnen het kader van een op dat vakgebied betrokken, samenhangend onderzoeksprogramma en/of onderzoeksinstituut. Van het personeel dat voor de HFIM-opleiding gaat worden ingezet kan dat, volgens de instelling, zeker worden gezegd, omdat die verbonden zijn aan één of meer van de voor het 7
pagina 24
Althans in het eerste jaar
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
HFIM-vakgebied relevante onderzoeksscholen/-instituten. De instelling noemt in dit verband: (i) NUTRIM (FHML), (ii) METEOR (FEBA), (iii) IUS Commune (FL) en (iv) Research Institute Experimental Psychopathology (EPP), met daarbij - per instituut - de uitleg wat de relevantie daarvan is voor de HFIM-opleiding. Overwegingen Het panel heeft uit de door de instelling gegeven toelichting ten aanzien van dit facet op eenduidige wijze kunnen vaststellen dat het onderwijs in de voorgedragen opleiding verzorgd zal worden door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied dat door de opleiding bestreken wordt. In de personele bezetting van het docentencorps dat voor de opleiding gaat worden ingezet worden vrijwel alle door de opleiding bestreken disciplines goed ‘afgedekt’. Alleen op het gebied van de levensmiddelentechnologie is die bezetting lacuneus. Er zijn geen wetenschappelijke onderzoekers op het gebied van de levensmiddelentechnologie bij de opleiding betrokken. Op dit punt zou de instelling voor een adequatere personele invulling dienen zorg te dragen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen wo’ als voldoende. 4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen De vrij te maken capaciteit aan personeel is volgens de instelling voldoende om de opleiding te kunnen starten en te kunnen volhouden. Zij baseert dat op de volgende cijfers, berekeningen en aannames: Academic year Influx of students Number of students
2008-09 -
2009-10 25 25
2010-11 35 57
2011-12 50 95
2012-13 50 95
Quantity of staff in fte Development phase Academic staff Support staff Total fte
1.0 0.5 1.5
1.0 0.5 1.5
0 0 0
General roles Academic staff
-
0.4 2.2
0.4 3.7
0.4 4.8
0.4 4.8
Support staff Total fte
-
1.1 3.7
1.8 5.9
2.4 7.6
2.4 7.6
Quantiy of staff in fte Running phase
pagina 25
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
De instelling licht een en ander als volgt nader toe: “As the exact number of students that will enrol in the new degree course is yet unknown, the required HFIM program can only be estimated here. However, based on the above computation - which is carried out according to the administrative guidelines for the deployment of staff within education - Maastricht UMC+/ FHML is convinced that sufficient staff is available to start and continue the degree course. In establishing the HFIM program, account has been taken of the above mentioned capacity requirements for teaching and other personnel over the coming years. As regards the available quantity of staff, a distinction is made between the development phase of the program and the running phase: During the start-up phase 1.5 fte’s have been assigned. Organizational and administrative support for the course of studies will be implemented within the existing faculty structures. From the start of the program in September 2009, on the basis of the number of students, the number of fte’s will gradually rise. It is expected that in the long term, 7.6 fte’s will be deployed for general roles and implementation roles within the HFIM program.” Overwegingen Het panel is van oordeel dat de instelling inderdaad voldoende capaciteit vrijmaakt om de voorgedragen opleiding te kunnen starten en te kunnen continueren. De staf/student-ratio in de aanloopfase van de opleiding bedraagt 1:25 en in de ‘steadyphase’ 1:19. Voor een opleiding in de sector Gedrag & Maatschappij/ Gezondheidswetenschappen is dat een alleszins acceptabele ratio, gegeven ook het door de instelling gehanteerde didactisch concept van probleem gestuurd onderwijs, dat een grote mate van zelfstandig werken van de student veronderstelt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen Over de (academisch) inhoudelijke kwaliteit van de in te zetten docenten en de controle op het behoud van die kwaliteit merkt de instelling op dat: “In principle all members of the permanent academic staff must have a Ph.D degree. Medical specialists and general practitioners are exempted from the obligation to have obtained a doctoral degree as essential appointment criterion. Medical specialists and general practitioners are given maximum 6 years to fulfil the Ph.D. requirement. The educational functioning of all internal and external teaching staff is subject to a structural evaluation process, and all teachers receive feedback on their performance. Within Maastricht UMC+/FHML, at least once a year, each faculty member has a meeting with his or her head of department (‘capgroepvoorzitter’) to discuss their mutual functioning and their cooperation. Information on the educational functioning of staff members is retrieved from the standard student questionnaires. The meeting between staff member and head of department results in a written report, in which the head of department must give an opinion on the performance of the faculty member in the fields of education, research and administration. The report concludes with agreements reached during the conversation
pagina 26
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
about development and improvement. These agreements are the starting points for the meeting the following year. External staff will receive performance reviews on the courses they are involved in.” De didactische kwaliteiten van het in te zetten personeel en de aandacht die de instelling in het bijzonder besteedt aan scholing en opleiding van het personeel komt in het aanvraagdossier als volgt ter sprake: “Maastricht UMC+/FHML considers the well educational functioning of its faculty members very important, and has established a special department ‘Educational Development and Research’ (O&O).The objective of the Department of O&O is to offer a structural contribution to the quality of education, by supporting educational development, offering educational training programs and conducting educational research. The department plays an important supporting- and initiating role in the development of new education material and, more specifically, the implementation of new technologies. In addition, faculty development of teachers is a major task area of the department. Because the concept of small-scale problem-based learning differs from more traditional types of education, all new staff members of the faculty follow a number of introductory courses in the technique of PBL. These courses are aimed at making teachers aware of the different role of the tutor: being a coach in an educational group rather than the omniscient sage who tells students what to study and how to study. In addition, the Department of O&O offers a package of workshops related to relevant educational aspects of the faculty, such as the assessment of student work, providing feedback on presentations and advanced PowerPoint techniques, lecturing skills, the computer as a teaching and as a learning tool, examination construction and training for trainers in skills education. Recently the UM has initiated projects to develop a ‘basic educational qualification’ (basiskwalificatie onderwijs) for all its staff-members. Maastricht UMC+/FHML coordinates these projects, and implementation within Human Resources Policy will be realized shortly. In light of the central Maastricht University policy to transform the institute into a bilingual (Dutch and English) university and given the increasing number of English taught programs at the faculty, specific English language training programs have been developed for staff members in collaboration with the university Language Centre.” Overwegingen Uit de door de instelling aangeleverde informatie over de kwaliteit van de in te zetten docenten, zowel uit eigen gelederen als extern, kan het panel duidelijk concluderen dat die zowel inhoudelijk als onderwijskundig voldoen aan de kwalificaties die nodig zijn om het voorgedragen programma te kunnen verzorgen. Het panel neemt aan dat het in te zetten personeel ook in organisatorische zin in staat zal blijken te zijn om de opleiding te kunnen verzorgen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
4.3.4
pagina 27
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet personeel De facetten ‘Eisen wo’, ‘Kwantiteit personeel’ en ‘Kwaliteit personeel’ beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 3 ‘Inzet van personeel’ als geheel een positieve beoordeling.
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
4.4 4.4.1
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen In het informatiedossier besteedt de instelling aan dit facet aandacht door achtereenvolgens tekstpassages te wijden aan de volgende materiële voorzieningen: (i) college- en werkgroepruimtes (in Venlo), (ii) vaardigheden- en leslaboratoria, (iii) bibliothecaire voorzieningen en (iv) computerfaciliteiten. Ad (i) “Initially the program will make use of the present physical facilities of Fontys Hogescholen in Venlo. As the program matures, and UM develops other activities in Venlo - as they are currently being planned - UM will set up its own facilities in Venlo. To start with, the facilities will consist of dedicated PBL rooms, rooms for staff and support, and a common room, where students, staff, and other stakeholders can meet in an informal setting. The PBL room, staff rooms and common room will be equipped according to the standards of Maastricht UMC+/ FHML and UM. The common rooms have facilities for students to work in teams, and to work individually on computers. Fontys has recently renovated its Venlo location according to state of the art insights in educational facilities, and is therefore able to provide suitable facilities.” Ad (ii) “For the HFIM program (and other Maastricht UMC/FHML programs), four skills laboratories at Universiteitssingel 40 have been specially equipped for teaching, as has a skills laboratory in the adjacent Universiteitssingel 50 building. All skills laboratories used for teaching are equipped with an air sampler, analytical and digital scales, centrifuges, fraction collectors, a sound level meter, gradient mixer, microscopes, pH meters, recorders, a rotation mixer, spectrophoto meters, water baths and extensive safety and security facilities. The manager instructs students on the safety regulations. Further, the many biomedical departments have their own more specifically equipped laboratories that can also be used for teaching purposes when needed. The laboratories are used in all FHML programs. For skills that require highly specialized analytical equipment and expertise and that are not available at Maastricht University, special arrangements will be made for site visits and skills learning with the TNO dept. Quality of Life, Zeist , the Netherlands Institute of Dairy Research (NIZO), the University of Gent and the University Wageningen.” Ad (iii) “HFIM students have access to library facilities at both the Venlo location (at Fontys) and in Maastricht. Specifically, for HFIM students, relevant literature and other study material will be made available at a specific section of the library in the Venlo location. Furthermore, the relevant extensive subject related collections in Maastricht are all electronically accessible through E-link facilities of FHML. ‘UL Anywhere’ is a server-based computer system enabling students to use the library facilities from any PC with an internet connection. After logging in, students can access a virtual desktop fully adapted to their program. From there they can access the university catalogues, electronic journals (e-journals) and databases. Moreover, they can use desktop software and specific education software, without them being installed on their computer. Finally, all students have their own personal server space (the ‘i-drive’) to help them access and manage their personal files at any time from anywhere in the world.“
pagina 28
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Ad (iv) + “Maastricht UMC / FHML traditionally pursues an active ICT policy, both in terms of disseminating information and in the area of ICT applications for education: that is, computer-supported teaching. The faculty e-learning task group analyses developments in and advises on the faculty’s ICT policy. For HFIM students computer and other ICT facilities are available at the Venlo location with Fontys Hogescholen. They have wireless access and thus internet access throughout the campus. They will also receive a PCN (Personal ID Number) which provides them with the same facilities as other Fontys students.” Overwegingen Het panel is van oordeel dat de instelling voldoende op de nieuwe opleiding (en het daaraan ten grondslag liggende didactisch concept van PB-learning) toegeruste onderwijsruimten en faciliteiten beschikbaar stelt om de opleiding te kunnen aanbieden. De leerondersteunende voorzieningen, waaronder de algemene ICT-faciliteiten, de audiovisuele middelen en de mediathecaire voorzieningen in het universiteitscomplex aan de Hulsterweg zijn van goede tot uitstekende kwaliteit. Ook de laboratoria in Maastricht, voor het biomedische deel van het programma zijn van goede kwaliteit, zo is het panel uit eigen wetenschap bekend. Minpunt is wel dat die laboratoria zo’n 80 kilometer van de vestiging in Venlo verwijderd liggen. Dat zelfde afstandsprobleem geldt voor het contact met de docenten. Weliswaar is door docenten en programmaverantwoordelijken bij het locatiebezoek verzekerd dat zij ook - buiten de eigenlijke contacturen en de begeleidende activiteiten (als tutor) in Venlo - goed bereikbaar zijn via telefoon en e-mail en zich daarvoor ook graag (en zoveel mogelijk ook laagdrempelig) beschikbaar houden. Maar dat is naar het idee van het panel toch anders dan de situatie dat docenten in de onmiddellijke nabijheid van de onderwijsvestiging hun werkplek hebben en direct aanspreekbaar zijn. Het panel heeft er begrip voor dat de instelling er om politiek-strategische redenen - die zij bij gelegenheid van het locatiebezoek nog eens omstandig uit de doeken heeft gedaan voor heeft gekozen om een nevenvestiging in Venlo te starten en kan het op zich ook wel billijken dat de HFIM-opleiding (samen met de MSc Global Supply Chain Management & Change) vanwege de link met de regionale economie als pionieropleiding van die nieuwe vestiging is uitverkoren, maar uit onderwijskundig oogpunt vindt het panel het toch wel jammer dat gekozen is voor Venlo en niet voor Maastricht. Temeer omdat de instelling vooralsnog niet van plan is om ook in Venlo biomedische laboratoria te gaan realiseren, zoals die welke in Maastricht (aan de Universiteitssingel) ter beschikking staan. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen
Bij de studiebegeleiding is het in hoofdzaak te doen om de volgende ‘three main sources of support’, te weten: tutors, thesis coordinators, and student advisers. [Tutors]
pagina 29
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
“All teaching at UM is based on Problem-Based Learning. PBL involves students working on problems in small groups of 10 to 14 with the assistance of a faculty tutor; thus tutors play essential roles in guiding students at Maastricht UMC+/ FHML. Their role is to coach tutorial groups by providing support to make student interaction productive and helping students identify the knowledge needed to solve problem(s). They also teach students to reflect on their problem-solving behaviour. The tutor is an easily accessible staff member students can turn to with questions. [Thesis coordinator] “The process of writing a thesis is a challenging phase for students. To avoid unnecessary study delays all Maastricht UMC+/ FHML programs have a thesis coordinator who can be regarded as a coach for students in the preliminary stage of writing their master’s thesis. If students cannot decide on a subject, do not know whom to approach as a supervisor or have any other questions relating to their thesis, they can consult the thesis coordinator. Once the subject has been chosen a supervisor will take over from the thesis coordinator to guide the student in writing and finalising the thesis.” [Study advisers] “Study guidance at Maastricht University is organised at several levels, with study advisers providing the primary guidance facility for students. The study advisers (2.4 FTE) ensure initial assistance and will refer to secondary, central university-level facilities where necessary, which consist of specialists such as student counsellors and career advisers. Study advisers can monitor individual students’ exam results and save interview data through a student monitoring system, thus keeping an eye on and ensuring students’ progress. Students can also seek study adviser guidance by making an appointment or asking questions by Master of Science in Health Food Innovation Management telephone or email.” De informatievoorziening in het kader van de voorgedragen opleiding zal volgens de instelling adequaat zijn, gelet op de op korte termijn te openen Information and Service desk (in Venlo) en de nu reeds beschikbare internetsite van www.maastrichtuniversity.nl. Daarnaast biedt ook de elektronische leeromgeving ELEUM de student alle informatie over studievoortgang en begeleidingsmogelijkheden die nodig is uit een oogpunt van studievoortgang, aldus de instelling. Overwegingen De voorziene studiebegeleiding zit organisatorisch-technisch goed in elkaar en speelt adequaat in op het didactisch concept van het probleem gestuurd onderwijs. Het panel gaat ervan uit dat de begeleiding verder ook goed aangestuurd zal gaan worden door de programmacoördinator. Al mag ook worden verwacht dat studenten door het PGOonderwijs gewend zijn in belangrijke mate zelfstandig te werken en eigen keuzes te maken. Het panel verwacht dat het systeem van studiebegeleiding in Venlo zich naar een zelfde niveau zal ontwikkelen als de FMHL bij haar opleidingen in Maastricht gebruikelijk is aan de dag te leggen. Datzelfde geldt voor de informatievoorziening. Punt van aandacht is hier nog wel de afstand tussen hoofd- en nevenvestiging die, onder omstandigheden, een optimale begeleiding in de weg zou kunnen staan. Programmacoördinator en -directeur doen er goed aan, zeker in de eerste jaren van de opleiding de vinger hier goed aan de pols te houden en bij studentevaluaties ook steeds expliciet naar de toereikendheid van de studiebegeleiding te vragen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
pagina 30
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
4.4.3
4.5 4.5.1
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen Het panel beoordeelt beide facetten van het onderwerp 'Voorzieningen' als voldoende. Het onderwerp is daarmee zelf ook voldoende.
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen De voor de HFIM-opleiding verantwoordelijke faculteit FHML is voortgekomen uit een fusie van de voormalige Medische faculteit en de faculteit Gezondheidswetenschappen. Die fusie was op 1 januari 2008 een feit, maar voor het systeem van de kwaliteitszorg werd teruggegrepen op structuren en instrumenten zoals de ‘oude’ faculteiten die hadden gekend. Van een nieuw en geïntegreerd systeem is op dit moment nog geen sprake. In de woorden van de instelling zelf: “Though based on existing elements, the quality assurance system described in this chapter is new and still under construction. It falls under the direct responsibility of the management, and has been applied to the HFIM program.” In de beschrijving van de bestaande elementen van kwaliteitszorg die daarop volgt, besteedt de instelling in hoofdzaak aandacht aan (i) de verschillende manieren waarop gegevens betreffende de kwaliteit van het onderwijs worden verzameld en geëvalueerd en (ii) wat er met de uitkomsten van die evaluaties wordt gedaan op operationeel en managementniveau. Ad (i) “As a foundation for the quality assurance system, data are collected and processed in a systematic and structured manner on: a. the education process The education process is evaluated with the help of standard student questionnaires addressing the educational quality of regular program elements. The aim is to gain insight into any problems that occurred in the course on the basis of its outcomes, and to form an initial picture of the nature of these problems. The questionnaire includes items on objectives, work methods, self-study and media. If a course shows serious shortcomings, its course coordinator will have the opportunity to rectify this in the next academic year. Should improvement fail to materialise, the program director is authorised to appoint another course coordinator. b. the course content The curriculum evaluation task group annually evaluates the entire curriculum by means of a questionnaire completed by students at the end of their master’s programs. This includes items on curriculum structure and composition, coherence, general academic skills, and preparation for the labour market. The results are processed and analysed by the task group and forwarded to the master’s program coordinator, who incorporates the information into the overall program report for the program director. c. the educational product
pagina 31
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Course success rates are monitored structurally and made available each month to the relevant program’s MT. The program’s overall success rate is evaluated and discussed within the MT annually, and may lead to changes in the curriculum. d. the facilities General student satisfaction about ICT facilities, the University Library, infrastructure, information provision and supervision is measured and reported annually. Commissioned by the Executive Board, the reports are made available to the dean of Maastricht UMC+/FHML, and subsequently to the management of the Institute for Education as well as the MTs. Ad (ii) In the program’s overall evaluation report, the various building blocks of the quality assurance system come together. It describes the evaluation outcomes from the education process (course evaluations), education content (curriculum evaluation and external counselling), education product (percentage of students finishing the program, and labour market), and facilities. Improvements and organisational changes are suggested based on these evaluation data. The master’s program coordinator is responsible for compiling the evaluation report and forwarding it to the program director. The aim is to arrive at an annual report on quality of education for Maastricht UMC+/FHML as a whole based on all overall evaluation reports. The quality monitoring process within Maastricht UMC+/FHML has both an operational and a managerial dimension: The information from operational level monitoring constitutes important input that allows us to secure educational quality assurance. In this process, the master’s program coordinator plays a key role key compiling the results from all available sources to form the basis for the program’s annual overall report. The program director monitors both content and processes, while the Program Committee has a statutory role in which it monitors the quality of the structure and content of the various programs At managerial level, two instruments help achieve internal quality assurance in education: meetings between the departments and task groups at faculty level, and the Balanced Score Card at university level.” Overwegingen Het panel stelt vast dat de FMHL, die de eerst verantwoordelijke faculteit is voor de HFIMopleiding, weliswaar formeel nog niet over een volledig uitgewerkt systeem van interne kwaliteitszorg beschikt. De instelling erkent dat ook: aan een geïntegreerd stelsel van kwaliteitszorg wordt gewerkt en zal uiteindelijk zijn beslag krijgen in een kwaliteitshandboek. Dat laat onverlet dat de FMHL op dit moment wel een samenstel van instrumenten kent waarmee relevante gegevens over de kwaliteit van door haar verzorgde opleidingen kunnen worden gegenereerd en geëvalueerd. Vorm, inhoud en frequentie van de hierbedoelde instrumenten staan daarbij goeddeels vast en zijn ook de verantwoordelijkheden met betrekking tot initiatief, evaluatie, monitoring en implementatie van eventuele verbetermaatregelen op herkenbare en verantwoorde wijze verdeeld over verschillende functionarissen en gremia. Met dat al beschikt de faculteit FMHL de facto over een werkbaar en cyclisch systeem van interne kwaliteitszorg, waarmee sedert de fusie in 2008 al de nodige ervaring is opgedaan. Het panel vertrouwt erop dat de faculteit dit feitelijk geheel op afzienbare termijn een formele verankering zal weten te geven in een handboek kwaliteitszorg of een vergelijkbaar ander document. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
pagina 32
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
4.5.2
Betrokkenheid (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen Voor de betrokkenheid van de medewerkers bij de interne kwaliteitszorg refereert de instelling aan hetgeen zij bij facet 5.1 heeft gemeld over de rol die een aantal personeelsleden vervullen bij het monitoren van de kwaliteit van het programma, op operationeel niveau. Gedoeld wordt dan met name op de bijdragen die de programmacoördinator en de programmadirecteur in dat verband leveren en de statutaire rol die de opleidingscommissie (mede samengesteld uit docenten) op facultair niveau vervult. Over de betrokkenheid van studenten, afnemend beroepen veld en alumni bij de interne kwaliteitszorg, meldt het aanvraagdossier: Students are important information providers on the education quality. The program evaluation data form the basis for discussion of the ‘nominal plans’ (course descriptions, coordinators, number of meetings and literature). Moreover, students can express their opinions and ideas through their representation in the following bodies: (i) Maastricht UMC+Board of Management (1 student advisor), (ii) Management meetings (3 student advisors), (iii) Faculty Council (9 student members), (iv) Education Committee (3 to 6 student members), (v) Management team (at least 2 student advisors), (vi) Course planning group. In addition to these formal bodies which focus on the study programs, the Institute for education wants to be informed of daily education-related affairs. Students are an important source of information for this. To this end, a joint Student Discussion Body (SOO) has been established, consisting of four student members for each main domain. Its aim is to deal with problems and questions relating to ICT, logistics and practical matters. The dean, too, meets with students regularly to discuss topics relevant to them. This is formally laid down in the faculty regulations. The meetings, however, are purely oriented towards information exchange and do not play a formal decision-making or advisory role. Finally, all students can submit written complaints to the program director. Information on this is included on the faculty website. The HFIM program’s external Advisory Board includes representatives from the professional field; it will also include graduates (once they exist). During its annual meetings, the board discusses the program’s connection with the professional field and its currency, based on oral and written reports. The meeting minutes are made available to the master’s program coordinator and discussed in the program’s MT; relevant outcomes are also included in the overall program evaluation. Apart from this formal representation of the professional field, external internships and other academic contacts also serve to strengthen ties with the field. Maastricht UMC+/ FHML does not yet have graduates. A year after the first students graduate, however, the Research Centre for Education and the Labour Market (ROA) will deliver its first report about their labour market position. ROA’s ‘labour market monitor’ provides indicators for the connection between graduates and the labour market, and is used by Maastricht University to keep a close eye on its graduates’ labour market positions. Overwegingen Voor het panel is - mede door wat daaromtrent door programmaverantwoordelijken en werkveldvertegenwoordigers bij gelegenheid van het locatiebezoek is verklaard – komen
pagina 33
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
vast staan dat op afzienbare termijn alle partijen die belang hebben bij de zorg voor de kwaliteit van de opleiding, daarbij ook daadwerkelijk betrokken zullen zijn. Op dit moment geldt die betrokkenheid in institutionele en materiële zin nog slechts voor studenten en medewerkers. Voor het afnemend werkveld is dat nu nog alleen incidenteel en op persoonlijke titel het geval. Het panel raadt de instelling aan op korte termijn werk te gaan maken van de personele invulling van de voorziene Advisory Board waaraan zij in het aanvraagdossier op verschillende plaatsen refereert. De vertegenwoordigers uit het werkveld met wie het panel bij gelegenheid van het locatiebezoek heeft mogen spreken bleken, zonder uitzondering, bereid in dat adviescollege zitting te nemen en legden een geëngageerdheid voor de opleiding aan de dag die de opleiding in kwaliteit en maatschappelijke relevantie alleen maar ten goede kan komen. Het panel houdt de instelling verder aan de toezegging om - zodra die er zijn – alumni te betrekken bij de kwaliteitszorg. Institutioneel door alumni op te nemen in de samenstelling van de Advisory Board, maar ook door hen systematisch te betrekken bij de door de ROA regelmatig uit te voeren ‘labor market monitor’. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3
4.6 4.6.1
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg Het panel beoordeelt de twee facetten van het onderwerp 'Interne kwaliteitszorg' als voldoende; het onderwerp is daarmee zelf ook voldoende.
Continuïteit Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen Omdat door de samenwerking met Fontys in Venlo financiële startrisico´s goeddeels zijn ondervangen en de gemeente Venlo en de provincie Limburg genereuze financiële toezeggingen hebben gedaan voor de start van de opleiding, bestaat er geen beletsel om de afstudeergarantie als hier bedoeld af te geven, aldus de instelling. In het aanvraagdossier zegt de instelling letterlijk: “UM and Maastricht UMC+/FHML are grateful to the financial guarantees provided by the City of Venlo and Province of Limburg, and for the cooperation of Fontys Venlo. UM and Maastricht UMC+/FHML therefore hereby guarantee that all participants who enter the program will be given adequate education and facilities to complete the program as it has been offered when commencing.” Overwegingen De instelling heeft naar het oordeel van het panel op expliciete wijze de garantie gegeven dat studenten die tot het programma worden toegelaten dit ook kunnen afronden. Tijdens het locatiebezoek is die garantie van bestuurlijke kant mondeling nog eens bevestigd. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
pagina 34
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen.
Bevindingen/ Overwegingen De toereikendheid van de voorziene investeringen baseert de instelling - zo is het panel bij gelegenheid van het locatiebezoek gebleken - in hoofdzaak op de door gemeente (Venlo) en de provincie (Limburg) toegezegde financiële steun. Omdat uit het aanvraagdossier (in het bijzonder Appendix 6 daarbij, de zgn. ‘supportletter’ van gemeente en provincie) alleen kan worden opgemaakt dát gemeente en provincie bereid zijn om het initiatief tot vestiging van masteropleidingen op het gebied van Biobusiness en Supply Chain Management in Venlo steunen, maar niet concreet tot welk bedrag aan financiële bijdrage, heeft het panel de instelling verzocht om nadere informatie daaromtrent. Het panel heeft de instelling met klem verzocht die informatie te verstrekken omdat het anders geen oordeel zou kunnen vellen over het al of niet voldaan aan het onderhavige facet van het Toetsingskader. De instelling heeft daarop, nadat het panel had toegezegd met de te verstrekken gegevens strikt vertrouwelijk te zullen omgaan, ter plekke inzage gegeven in de financiële onderbouwing van het Businessplan UM Venlo. In aanvulling daarop is bij e-mail van de voorzitter van het CvB (d.d. 28 mei 2009) aan de procescoördinator en de secretaris van het panel nog preciezer aangegeven om welke bijdragen het van gemeente en provincie in het totaal van de financieringsbehoefte - onder zekere condities - in dezen te doen is . Het panel meent dat de door gemeente en provincie toegezegde financiële steun en daarbij bedongen condities inderdaad voldoende zekerheid op dekking van aanloopverliezen en initiële exploitatiekosten van de voorgedragen opleiding bieden om de opleiding van start te kunnen laten gaan. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
4.6.3
Financiële voorzieningen (facet 6.3) De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen/Overwegingen Uit het aanvraagdossier valt niet duidelijk op te maken of de instelling - aanvullend op de financiële toezeggingen van provincie en gemeente – nog specifieke financiële voorzieningen heeft getroffen ter afdekking van eventuele negatieve resultaten of mogelijke aanloopverliezen. De instelling bewaart daar in de schriftelijke rapportage het zwijgen toe. Maar gelet op het belang dat universiteit en de ‘hostende’ faculteit, blijkens hun stellingname tijdens het locatiebezoek, blijken te hechten aan het kunnen realiseren van de onderhavige master heeft het panel er alle vertrouwen in dat universiteit en bij de opleiding betrokken faculteiten bereid zullen zijn om eventuele aanloopverliezen af te dekken. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
pagina 35
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
4.6.4
pagina 36
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Continuïteit Het panel beoordeelt de drie facetten van het onderwerp 'Continuïteit' als voldoende; het onderwerp is daarmee zelf ook voldoende.
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen
2 Programma
3 Inzet personeel
4 Voorzieningen
5 Interne kwaliteitszorg
6 Continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V
V
Facet 1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie wo
V
2.1 Eisen wo
V
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen wo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
V = voldoende O = onvoldoende
pagina 37
Oordeel
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter Prof. dr. F. Sturmans Ferd Sturmans (1938) werd opgeleid tot sociaal geneeskundige aan het Instituut voor Sociale Geneeskunde in Nijmegen (artsexamen 1964). In 1967 promoveerde hij, eveneens in Nijmegen. In 1970-1971 volgde hij een ’combined course in epidemiology and medical statistics’ aan de London School of Hygiene and Tropical Medicine. Van 1972 tot 1976 was hij hoofd van de afdeling gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (GVO) van de GG&GD Rotterdam. De heer Sturmans was van 1976 tot 1982 buitengewoon hoogleraar Gezondheidsleer i.h.b. de Epidemiologie aan de Lanbouwhogeschool Wageningen, lector en later hoogleraar Sociale Geneeskunde i.h.b. de Epidemiologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (van 1976 tot 1985) en van 1982 tot1997 hoogleraar Epidemiologie aan de Universiteit Maastricht, waar hij van 1985 tot 1990 tevens decaan van de medische faculteit was. Van 1997 tot 2003 was hij parttime hoogleraar Epidemiologie en Gezondheidsbeleid aan de Erasmus Universiteit Rotterdam naast het directeurschap van de GGD te Rotterdam dat hij sinds 1993 tot zijn pensionering vervulde. Panellid Prof. dr. ir. F. Devlieghere Frank Devlieghere (1968) is als hoogleraar in de levensmiddelenmicrobiologie en conservering, verbonden aan de vakgroep Voedselveiligheid en voedselkwaliteit van de Universiteit Gent, faculteit Bio-ingenieurswetenschappen. Zijn expertisedomein omvat onder meer: conservering van levensmiddelen, bederf en verpakking van levensmidddelen en predictieve microbiologie. Naast zijn werk voor en in het Laboratorium voor levensmiddelenmicrobiologie en – conservering dat ressorteert onder de vakgroep Voedingsveiligheid en Voedselkwaliteit, is hij ook - sinds oktober 2007 - voorzitter van die vakgroep. Daarnaast is hij voorzitter van Food2Know, interfacultair centrum voor Food, Feed and Health, regio Gent. Op het even genoemde expertisedomein is de heer Devlieghere (co-)auteur van meer dan 110 wetenschappelijke, internationale A1 publicaties (opgenomen in SCI) met peer review Panellid Prof. dr. ir. C. de Graaf Kees de Graaf (1955) is hoogleraar Sensoriek en eetgedrag aan Wageningen Universiteit. Hij concentreert zich met zijn leeropdracht op oorzaken en gevolgen van eetgedrag op processen in het menselijk lichaam. Voor de korte termijn gaat daarbij de aandacht uit naar honger, verzadiging en de regulatie van voedselinneming. Voor de langere termijn gaat het om overgewicht, energiebalans, en de factoren die daarop van invloed zijn. Het onderzoek richt zich vooral op de preventie van overgewicht. De heer de Graaf is als bijzonder hoogleraar benoemd door het Voedingscentrum. Hij studeerde Voeding in Wageningen en promoveerde daar in 1988 op de vakgebieden Humane voeding en Sensoriek. Hij is sinds 2001 universitair hoofddocent bij Humane Voeding van Wageningen Universiteit. De heer de Graaf is verder onder meer voorzitter van de Werkgroep Voedingsgewoonten Nederland en als senior scientist verbonden aan het Top Institute Food and Nutrition.
pagina 38
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Panellid Dr. ir. P.L. Zock Peter Zock (1960) is een ervaren onderzoeker op het gebied van voeding en gezondheid. Hij studeerde Humane Voeding in Wageningen, waar hij ook promoveerde op een proefschrift “Dietary fatty acids and risk factors for heart disease”. Van 1988 tot 2005 was de heer Zock in diverse functies verbonden aan Wageningen Universiteit, waaronder een detachering van 1997 tot 2005 als projectleider bij het Top Instituut Food & Nutrition (TIFN, voorheen WCFS). Sinds 2003 is hij werkzaam bij Unilever Research, Vlaardingen, waar hij op dit moment onder andere verantwoordelijk is voor het onderzoek naar effecten van voeding en leefstijl op de cardiovasculaire gezondheid.
Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend, die in het bezit is van de NVAO. Secretaris Mr. dr. Th.L. Bellekom Theo Bellekom (1949) is directeur van adviesbureau Ars Docendi te Wassenaar. Hij verricht in dat verband naast advieswerkzaamheden ten behoeve van de NVAO onder meer ook juridisch gekwalificeerd werk in de functie van rechter-plaatsvervanger (Rechtbank Den Haag) en als lid en (vice)voorzitter van enkele bezwaarschriften- en klachtencommissies, o.a. van de gemeente Teylingen en de Universiteit Leiden. Hij was van 1974 tot 2003 als universitair (hoofd)docent Staats- en bestuursrecht verbonden aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden. Hij is in 1987 aan die universiteit cum laude gepromoveerd op het proefschrift: ‘Verfassungsfeinde’ en Openbare dienst.
Procescoördinator Drs. N. Pronk, Niek Pronk (1948) is beleidsmedewerker bij de NVAO.
pagina 39
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Bijlage 2: Programma site visit Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 16 mei 2009 voor de toetsing van de nieuwe opleiding wo-master Health Food Innovation Manangement van Maastricht University (# 3411). Locatie: Hoofdgebouw Fontys Hogescholen, Hulsterweg 2, 5912 PL Venlo Ruimte 004 Programma: 08.30 - 09.00 uur: Vooroverleg panel + bestuderen aanvullende informatie (besloten) 09.00 - 10.00 uur: Sessie 1 - Gespreksronde met bestuurlijk verantwoordlijken en het opleidingsmanagement dr .ir. Jo Ritzen, voorzitter CvB Maastricht University prof. dr. Frits van Merode, vice-decaan Maastricht UMC+ prof. dr. Jan Glatz, opleidingsdirecteur in Molecular Life Sciences dr. Fred Brouns, programmadirecteur MSc HFIM 10.15 - 11.30 uur: Sessie 2 - Gespreksronde met stafleden, verantwoordelijk voor de ontwikkeling, inhoud en onderdelen van het MSc-HFIM programma dr. ing. Wynand Bodewes, lecturer Maastricht Centre for Entrepreneurship dr. Fred Brouns, associate professor on Health Food Innovation, programme director MSc-HFIM, FHML dr. Caroliene Goukens, assistant professor of marketing, FEBA prof. dr. Ronald Mensink, professor of Molecular Nutrition, head Research line School for Nutrition, Toxicology & Metabolism dr. Freddy Troost, assistant professor of nutrient-mucosal interactions, curriculum coordinator MSc/HFIM, FHML dr. Hans Verhagen, head Centre for Nutrition and Health, RIVM prof. dr. Ellen Vos, professor of European Union Law, Faculty of Law 11.45 - 12.45 uur: Sessie 3 - Gespreksronde met vertegenwoordigers opleidings- en examencommissie dr. Theo de Kok, voorzitter Opleidingscommissie Molecular Life Sciences FHML dr. Jan Dallinga, voorzitter Examencommissie FHML 12.45 - 13.30 uur: Lunch en beraad panel (besloten) 13.30 -14.15 uur: Sessie 4 - Gespreksronde met vertegenwoordigers werkveld dr. Onno Korver, consultant, former director R&D Unilever Health Institute, Vlaardingen dr. Theo Ockhuizen, director Nutricom Consultancy, Rumpt; former director Dutch Dairy Association, director Hercules research TNO head Department Human Nutrition dr. André Siemensma, director of Nutrition, Kerry Group Nutrition Technical Center, Almere dr. Jan de Vries, senior nutritionist, CSM Bakery ingredients, Diemen
pagina 40
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
14.30 - 15.00 uur: Sessie 5 – (optioneel:) Afsluitende gespreksronde met programmamanagement [is geen gebruik van gemaakt] dr. Fred Brouns, associate professor on Health Food Innovation, programme director MSc-HFIM, FHML dr. Freddy Troost, assistant professor of nutrient-mucosal interactions, curriculum coordinator MSc/HFIM, FHML 8
15.15 -15.45 uur : Afsluitend beraad panel (besloten)
8
Doordat geen gebruik werd gemaakt van de optioneel geplande gespreksronde 5, heeft het afsluitende panelberaad direct aansluitend
aan de vierde gespreksronde plaatsgevonden, van 14.30 - 15.15 uur.
pagina 41
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten I. Informatiedossier instelling en bijbehorende stukken/bronnen * Master of Science in Health Food Innovation Management, Information file for accreditation of the new degree course, Faculty of Haelth, Medicine and Life Sciences, Maastricht University, december 2008, [58 pp.], met 8 appendices [pp. 59- 130], te weten: (1) Cv’s of advisory experts, (2) Core staff involved in the program, (3) Description of subtopics course 1, (4) Method of working of the Institute for Education, (5) Financial statement, (6) Support letter City of Venlo and Province of Limburg, (7) Overview of Maastricht UMC+/FHML study program en (8) Overview of other bodies involved in internal quality assurance. * http://www.maastrichtuniversity.nl / ► Over de UM ▼Missie & strategie [i.v.m. het profiel en de missie van de instelling] II.a. Nagezonden informatie * Brief van 20 mei 2009, met antwoorden op de door het panel gestelde schriftelijke vragen * KERN-achtergronden van de master, bijlage bij de brief van 20 mei 2009 van de hand van Fred Brouns (programmadirecteur) en Freddy Troost (curriculumcoördinator), gedateerd 19 mei 2009 II.b. Documenten die door de instelling ter inzage zijn gelegd t.g.v. het locatiebezoek A. Beleidsdocumenten waar naar verwezen wordt in het informatiedossier of die anderszins relevant zijn * Businessplan UM Venlo * Focus and Care Chains; Research and top-level specialized medical care at Maastricht UMC+ * Continuity and Coherence; Profile of the Faculty of Health, Medicine and Life Sciences * Annual report of the School for Nutrition, Toxicology and Metabolism (NUTRIM) * Aanvraag voor Doelmatigheidstoets bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor de MSc in Health Food Innovation Management * Strategic Programme ‘Inspired by talents’, Maastricht University 2007-2010 * Leading in learning; Corporate brochure of Maastricht University * Student Charter Maastricht University * Student Handbook FHML 2008-2009 * Fontys studentenvoorzieningen * Organisational Chart FHML (algemeen) en Organisational Chart FHLM Education ‘ * Molecular Life Sciences’ (in het bijzonder) B. Voorlichtingsmateriaal voor aankomende studenten * Brochure of Maastricht University’s Master programmes * Brochure of Maastricht University’s Bachelor programmes * Brochure of FHML’s masterprogrammes in Molecular Life Sciences C. Documentatie die inzicht geeft in personeelsbeleid * HR Strategy: ‘Mobilising Minds’
pagina 42
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Verder had het panel tijdens het locatiebezoek via de computer (middels een snelkoppeling) toegang tot respectievelijk: Eleum (elektronische leeromgeving), de UB catalogus en de beschikbare E-Journals, tot IWIO (voorbeeld van een elektronische evaluatie) en de voorlichtingswebsite HFIM. III. Overige documenten * Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs, NVAO 14 febr. 2003 * Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleidingen Hoger Onderwijs, NVAO 15 juni 2005 * Notitie ‘Panel: samenstelling, taakstelling en werkwijze panel’, NVAO 13 juli 2006
pagina 43
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
BSc CvB ECTS EFSA EU FEBA FHML FHS FL FM FPN Fte GVO HFIM ICVG IELTS UMC+ METEOR MSc MT(s) NPD NUTRIM NVAO O&O OBP OC&W PBL QANU RIVM ROA SCI SME SOO VWO TOEFL UM WCFS WO WP
pagina 44
Bachelor of Science College van Bestuur European Credit Transfer System European Food Safety Agency European Union Faculty of Economics and Business Administration Faculty of Health Medicine and Life Sciences Faculty of Health Sciences Faculty of Law Faculty of Medicine Faculty of Psychology and Neurosciences Full-time Equivalent Gezondheidsvoorlichting en - opvoeding Health Food Innovation Management Innovatiecentrum Gezonde Voeding (Innovation Center for Health Nutrition) International English Language Testing System Maastricht Maastricht University Medical Centre+ Maastricht Research School of Economics of Technology and Organisations Master of Science Managementteam(s) New Product Development Maastricht University Research School for Nutrition, Toxicology & Metabolism Dutch-Flemish Accrediting Organisation Educational Development and Research Support Staff Dutch Ministry of Education, Culture and Science Problem Based Learning Quality Assurance Netherlands Universities National Institute for Public Health and the Environment Research Centre for Education and the Labour Market Systems Concepts and Integration Small and Medium Enterprises Studentenoverleg Onderwijs (fac. FHML) Dutch Pre-university education (Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs) Test of English as a Foreign Language Maastricht University (voorheen: Universiteit Maastricht) Wageningen Centre for Food Sciences Academic Staff Scientific Staff
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Bijlage 5: Beoogde eindkwalificaties van de opleiding De opleiding kent, onderscheiden naar de vijf Dublin descriptoren, de volgende beoogde eindkwalificaties: 1. Knowledge and understanding a) A broad understanding of the business of healthy eating. b) In depth insights in consumer health concerns, public and industrial targets for health management, market structure and its developments. c) In depth insights in consumer health concerns, public and industrial targets for health management, market structure and its developments. d) Comprehension of various Food Categories, among which Dairy, Bakery, Beverage, Confectionary, Fruit and Vegetable and Meat as potential ‘carrier systems’ for health ingredients. e) Knowledge on food ingredient classes such as carbohydrates, fibers, lipids, proteins, antioxidants and bioactives. f) Insight in technical opportunities to improve taste, texture and composition profile; g) Comprehension of the etiology of- and patho-biological theories of chronic metabolic disorders in which lifestyle and diet play a significant role, especially obesity, diabetes, cardiovascular disease and irritable bowel syndrome. h) Comprehension of the role of epidemiology in assessing ‘Diet-Health’ relationships. i) Insights in emerging technologies that impact on the food production process and the opportunities for innovation in the area of food composition, taste, texture and mouth-feel. j) Understanding of the drivers and processes of entrepreneurship and biosciences innovation: building a business case for innovative solutions based on information from the market, the regulatory environment, technology assessment and IP space and implementing appropriate project management with a special focus on Change Management. k) Insights in research methods used to understand the market and its dynamics, especially consumer desires, concerns, perceptions and behaviour. l) Insights in Public Health Care and the Environmental and Regulatory Influences that impact on it. m) Understanding public health and risk/benefit assessment (incl. toxicology aspects). n) Appreciation of food and consumer regulatory environment: functional foods, novel foods, health claims, nutrition content claims, regulations and requirements for approval submissions in EU, US, Japan and China. o) Understanding environmental and socio-economical influences on food consumption. p) Insight in the needs to organize Novel Foods post- launch monitoring of complaints and side effects. q) Knowledge about relevant biomedical analytics and technologies such as body composition analysis, stable isotope methods, in vitro digestion models, cell line models, transcriptomics, proteomics and systems biology, sensory test models. r) Insight in clinical trial design and its role related to impact on the degree of health benefit evidence.
s) Insight in the design and role of meta-analysis. 2. Application of knowledge and understanding a. Read, interpret and translate scientific data into short information that is understandable by individuals with a non-technical background such as managers in commercial functions, sales men, lawyers. Yet, this ‘laymen level of information’ should be scientifically correct.
pagina 45
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
b. Critical evaluation of scientific literature. c. Critical appraisal of new benefit claims in the light of scientific evidence. d. Translate scientific data to industrially relevant input and concepts. 3.Judgement a. Critical evaluation of the scientific literature in terms of ranking of the degree of evidence based on the design and methodology of the clinical studies. b. Critical evaluation of scientific literature in terms of drawing conclusions that are supported by ‘the weight of the evidence’ and that can survive the challenge of critics. c. Critical assessment of the chance of success of desired benefit claims in the light of the regulatory environment in the area of planned product launch. d. Critical overall early assessment of the potential chance of success of innovative ideas in the light of technical, business and regulatory feasibility. 4. Communication a. Capable to communicate scientific information in a non-scientific environment, to the general population and its sub-populations. b. Capable to discuss scientific and regulatory aspects of new ideas/concepts with commercial functions in the industry and with spoke persons of the regulatory and scientific governmental authorities. c. Able to report scientific study results in an understandable way in writing as well as in presentations.
5. Learning skills a. Understanding the basics required for the implementation, execution and coordinating of scientific nutritional studies. b. Integrate the disciplines of life sciences or agro/food innovation with economics and management, to drive the innovation chain. c. Capable of keeping up to date with scientific literature, using the latest internet-based tool. d. Skilled in concept development. e. Skilled in time management. f. Skilled in project management g. Able to build a business case and establish an appropriate business plan
pagina 46
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe wo-opleiding MSc Health Food Innovation Management van Maastricht University. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T 31 70 312 23 30 F 31 70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 47
# 3411
NVAO | MSc Health Food Innovation Management, Maastricht Universty | 26 juni 2009 |