Hbo-ma Interieurarchitectuur – ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten
oktober 2009 NVAO
Toets Nieuwe Opleiding
Paneladvies
Inhoud
Inhoud 2
pagina 2
1
Samenvattend advies
3
2
Inleiding en verantwoording 2.1 Werkwijze panel 2.2 Opbouw paneladvies
5 5 5
3
Beschrijving van de opleiding 3.1 Algemeen 3.2 Profiel instelling 3.3 Profiel opleiding
7 7 7 7
4
Beoordeling per onderwerp 4.1 Doelstellingen opleiding 4.2 Programma 4.3 Inzet van personeel 4.4 Voorzieningen 4.5 Interne kwaliteitszorg 4.6 Condities van continuïteit
9 9 16 23 26 28 31
5
Overzicht advies
33
Bijlage 1: Samenstelling panel
34
Bijlage 2: Programma locatiebezoek 10.15 – 11.00 uur 11.00 – 11.15 uur 11.15 – 12.15 uur
36 36 36 36
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten
38
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
39
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
1 Samenvattend advies In deze samenvatting worden de bevindingen en overwegingen van het panel dat namens NVAO is gevraagd om de TNO-aanvraag van de hbo-masteropleiding Interieurarchitectuur van ArtEZ hogeschool voor de kunsten in Arnhem te beoordelen, kort weergegeven. Daarna volgen het eindoordeel en het advies van het panel aan NVAO. De doelstellingen van de opleiding Interieurarchitectuur aan ArtEZ hogeschool voor de kunsten zijn gebaseerd op de eindkwalificaties die het document “Ruimte voor Verdieping” adviseert. Het landelijke beroepenveld heeft dit document opgesteld. De eindkwalificaties worden daarnaast voldoende gedragen door het werkveld. Het niveau van de opleiding overstijgt het bachelorniveau voldoende en studenten worden opgeleid voor functies waarvoor een hbo-opleiding vereist of dienstig is. Hoewel de Dublin descriptor “kennis en inzicht” volgens het panel nader ingevuld kan worden, zijn de eindkwalificaties over het algemeen van voldoende masterniveau. Met name is het panel tevreden over de manier waarop de opleiding onderzoek definieert. Het onderwerp doelstellingen wordt door het panel als voldoende beoordeeld. Het panel heeft gezien dat de opleidingsdoelstellingen van deze nieuwe masteropleiding Interieurarchitectuur in het programma voldoende zullen worden geconcretiseerd. Wel vindt het panel dat de verantwoordelijkheden van de opleiding enerzijds en de werkplek anderzijds ten aanzien van het werkplekleren van studenten onvoldoende formeel worden vastgelegd, waardoor een stevige samenhang en relatie tussen de opleiding en de praktijk onvoldoende wordt geborgd. Dit wordt wel verlangd van een opleiding waar de praktijk onderdeel uitmaakt van het programma. De samenhang in het vierjarige programma is in beginsel voldoende aanwezig, al is het panel van mening dat de opleiding de samenhang tussen het binnenschoolse en het buitenschoolse programmaonderdeel beter kan bewaken. De selectieprocedure die de opleiding zal gebruiken is volgens het panel open en voldoende transparant. Hoewel de studielast af en toe gepaard gaat met piekmomenten, vangt de opleiding tijdig signalen op met betrekking tot de knelpunten en treft zij maatregelen om te voorkomen dat de studenten overbelast raken. Het panel beoordeelt het onderwerp programma als voldoende. Het personeel waarover de masteropleiding Interieurarchitectuur kan beschikken, heeft voldoende kennis van de beroepspraktijk om studenten hiermee kennis te laten maken. Het docententeam zal van voldoende omvang zijn om de doelen van de opleiding te bereiken, maar volgens het panel behoeft de gezamenlijke afstemming in het docententeam meer aandacht. De coördinatie is verzekerd en de potentiële docenten zijn volgens het panel inhoudelijk voldoende in staat het programma vorm te geven. Bovendien is het panel van mening dat de onderwijskundige kwaliteit van docenten voldoende wordt gegarandeerd en voldoende structureel aanwezig is. Het panel concludeert op basis van deze bevindingen dat het onderwerp inzet van personeel voldoende is. De voorzieningen zijn volgens het panel in ruime mate toereikend, met name de werkplaatsen waarover de opleiding beschikt, mogen op de goedkeuring van het panel rekenen. De informatievoorziening werkt volgens het panel naar behoren: studenten kunnen met vragen bij veel personen terecht. Daarnaast is het panel tevreden over de studiebegeleiding. Door de veelal individuele begeleiding die studenten krijgen, wordt de
pagina 3
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
studievoortgang voldoende geborgd. Het panel beoordeelt het onderwerp voorzieningen als voldoende. De opleiding hanteert een goed systeem van interne kwaliteitszorg waarmee de opleiding adequaat wordt geëvalueerd. De opleiding hanteert realistische streefdoelen en neemt voldoende maatregelen ter verbetering die zijn aangegeven door onder andere studenten en medewerkers. Daarmee laat de opleiding zien dat zij belanghebbenden voldoende betrekt bij de opleiding. Het onderwerp interne kwaliteitszorg wordt door het panel dan ook voldoende bevonden. Studenten die aan de opleiding beginnen, krijgen de garantie dat zij de opleiding ook af kunnen maken. De opleiding heeft voldoende geïnvesteerd om te kunnen starten. Het panel heeft opgemerkt dat de opleiding wat betreft de huisvesting kan aansluiten bij de andere opleidingen die de faculteit aanbiedt. Voor aspecten die specifiek de masteropleiding betreffen, heeft het panel gezien dat de instelling voldoende financiële middelen heeft en voorzieningen treft die het mogelijk maken de masteropleiding financieel te dragen. Het onderwerp condities van continuïteit wordt door het panel dan ook beoordeeld als voldoende. Op basis van bovenstaande bevindingen en argumenten is het panel tot de conclusie gekomen dat de nieuwe opleiding aan de eisen voor basiskwaliteit voldoet. Het panel adviseert het bestuur van de NVAO dan ook de aanvraag van de nieuwe opleiding Interieurarchitectuur van ArtEZ hogeschool voor de kunsten in Arnhem positief te beoordelen.
Den Haag, 20 november 2009 Namens het panel ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding Interieurarchitectuur van ArtEZ hogeschool voor de kunsten.
Dhr. Dr. R. Hulpia (voorzitter)
pagina 4
mw. drs. A.N. Koster (secretaris)
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
2 Inleiding en verantwoording Op 20 februari 2009 heeft ArtEZ hogeschool voor de kunsten te Arnhem bij de NederlandsVlaamse Accreditatieorganisatie (hierna genoemd: NVAO) een aanvraag ingediend voor een Toets Nieuwe Opleiding voor een nieuwe hbo-masteropleiding Interieurarchitectuur. De NVAO heeft een panel samengesteld om deze opleiding te toetsen. In dit rapport worden de bevindingen en oordelen van het panel weergegeven.
2.1
Werkwijze panel Het panel heeft op basis van het Toetsingskader Nieuwe Opleiding van de NVAO (toetsingskader 22 mei 2003, Staatscourant 2003, 120) de aanvraag getoetst en beoordeeld. De leden van het panel hebben het informatiedossier van de hbomasteropleiding Interieurarchitectuur voorafgaand aan een voorbereidende bijeenkomst ontvangen en bestudeerd. Ook hebben zij in het digitale beoordelingsformulier opmerkingen en de eerste indruk geformuleerd. Op woensdag 2 september 2009 heeft het panel in een voorbereidende bijeenkomst het informatiedossier besproken en de eerste bevindingen uitgewisseld. Het panel heeft tijdens deze bijeenkomst vragen geformuleerd in aanvulling op het aanvraagdossier. Het panel heeft gevraagd deze aanvullende informatie voorafgaand aan het locatiebezoek aan te leveren. Tijdens de voorbereidingsbijeenkomst zijn eveneens gesprekspunten en vragen voorbereid voor het locatiebezoek. De secretaris heeft de vragen uitgewerkt en voorafgaand aan het bezoek aan de leden van het panel rondgezonden. Tijdens het locatiebezoek heeft het panel gesproken met bestuurlijk verantwoordelijken, het opleidingsmanagement en ontwerpers van het programma, studenten, docenten en met vertegenwoordigers van het werkveld. Het programma van het locatiebezoek op 8 september 2009 is opgenomen als bijlage bij dit rapport (Bijlage 2 Programma locatiebezoek). Aansluitend op het locatiebezoek heeft het panel in een besloten bijeenkomst de verzamelde informatie uit het aanvraagdossier, de aanvullende vragen en het locatiebezoek verzameld en gewogen. De informatie die door het panel is verzameld heeft het panel voldoende in staat gesteld een oordeel te vormen. In de eindafweging heeft het panel oordelen geformuleerd per facet en per onderwerp en is een samenvattend advies geformuleerd. Vervolgens is door de secretaris een concept panelrapport opgesteld en voorgelegd aan het panel. De opmerkingen van het panel zijn verwerkt en het definitieve paneladvies is vastgesteld.
2.2
Opbouw paneladvies De kern van dit toetsingsrapport is hoofdstuk 4, waarin het panel de kwaliteit en het niveau van de voorgedragen opleiding toetst aan de hand van de zes onderwerpen en de negentien facetten die in het Toetsingskader ‘Toets Nieuwe Opleiding’ zijn opgenomen. Per onderwerp is eerst de formulering van het facet weergegeven. Vervolgens is bij ‘bevindingen’ een samenvatting gegeven van de door de instelling aangeleverde informatie. Onder ‘overwegingen’ geeft het panel overwegingen weer die mede gebaseerd zijn op de aanvullende informatie, de gesprekken en het ter plekke bestudeerde materiaal. Tot slot
pagina 5
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
trekt het panel op basis van de bevindingen en overwegingen een conclusie waarin ze een uitspraak doet over het facet. Elk onderwerp wordt afgesloten met een samenvattend oordeel over het onderwerp op basis van de oordelen over de facetten. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van de opleiding opgenomen, bestaande uit het profiel van de opleiding, de eindkwalificaties en de opbouw van het programma. In hoofdstuk 5 is een samenvattend overzicht opgenomen van de oordelen van het panel.
pagina 6
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
3 Beschrijving van de opleiding 3.1
Algemeen Land: Instelling: Opleiding: Niveau: Oriëntatie: Graad: Locatie(s): Variant: Studielast: Sector:
3.2
Nederland ArtEZ hogeschool voor de kunsten Interieurarchitectuur master hbo Master of Interior Architecture (MIA) Arnhem Duaal (concurrent onderwijs) 240 ects Kunsten
Profiel instelling ArtEZ hogeschool voor de kunsten is een monosectorale instelling voor hoger beroepsonderwijs en bestaat uit vier faculteiten, waaronder de faculteit Bouwkunst waar de opleiding Interieurarchitectuur onder valt. De hogeschool is ontstaan uit een aantal fusies. In 1997 fuseerden de Hogeschool voor de Kunsten Arnhem (HKA) met de Academie voor Beeldende Kunst en Industriële vormgeving te Enschede (AKI) en ontstond de Stichting Kunstonderwijs Oost Nederland (KUON). Per 1 januari 2000 hebben de besturen van de Stichting KUON en de Stichting Christelijk Hoger Kunstonderwijs (CHK) al hun bevoegdheden overgedragen aan de Stichting ArtEZ. Op 1 januari 2002 is de faculteit Bouwkunst aan ArtEZ toegevoegd. De Masteropleiding Architectuur werd op dat moment bestuurlijk overgenomen van de Hogeschool Rotterdam. Per 1 mei 2006 werd het Conservatorium van de Saxion Hogescholen te Enschede overgenomen door de Stichting ArtEZ. De stichting ArtEZ kent een Raad van Toezicht en Advies, bestaande uit zes leden en een onafhankelijk voorzitter. ArtEZ wordt bestuurd door het College van Bestuur. Dit College is in de zin van de wet het bevoegd gezag en heeft uit dien hoofde alle rechten en verplichtingen die een bestuur van de stichting toekomen.
3.3
Profiel opleiding Interieurarchitectuur in Nederland Het vakgebied van de architectuur en de interieurarchitectuur is de laatste decennia sterk in ontwikkeling. Onder invloed van technologische ontwikkelingen, de toenemende vraag naar creativiteit en allerlei globaliseringseffecten veranderen niet alleen de context waarin de interieurarchitect werkzaam is, maar ook het beroep en de discipline zelf. Het kabinet heeft dit ingezien en bereidt een herziening voor van de Wet op de Architectentitel (WAT). Het document “Ruimte voor verdieping” is een document waarin de achtergrond van Nederlandse masteropleidingen Interieurarchitectuur wordt uiteengezet. In de Nederlandse WAT zijn overeenkomstig de Europese richtlijn voor architecten ook voor de beroepsgroepen stedenbouwkundige, landschapsarchitect en interieurarchitect de begintermen van de beroepspraktijk geformuleerd. Met ingang van mei 2006 is de Nadere
pagina 7
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
Regeling van de WAT bijgesteld, onder ander doordat aanpassingen nodig waren na de invoering van de bachelor-masterstructuur in het hoger en wetenschappelijk onderwijs. In die bijstelling is ook gepreludeerd op de herziening van de inschrijvingseis voor interieurarchitecten. Het Platform Advies Interieurarchitectuur van de HBO-raad heeft hier actief aan meegewerkt. Het Europese perspectief op deze eindkwalificaties is in 2007 bevestigd door de "European Council of Interior Architects", die in dat jaar het "European Charter of Interior Architecture Training" heeft gepubliceerd. De in dit document beschreven "Knowledge Theory and Skills" corresponderen letterlijk met de begintermen van de beroepspraktijk in de Nadere Regeling van de WAT. In de Europese richtlijn staan voor het beroep architect de begintermen voor de beroepspraktijk geformuleerd. Deze begintermen zijn letterlijk in de Nadere Regeling van de WAT overgenomen. Deze herziening heeft belangrijke gevolgen voor de interieurarchitectuur en de opleiding van aankomende interieurarchitecten. Zo zal inschrijving in het Architectenregister in de nabije toekomst alleen mogelijk zijn voor afgestudeerden met de graad van master. De interieurarchitectuur krijgt hierdoor een gelijkwaardige positie ten opzichte van de opleiding architectuur. Om verschillen tussen opleidingen op te vangen is twee jaar werkervaring vereist voor inschrijving in het register. Afgestudeerden zijn dan geen stagiaires, maar volwaardige werknemers die ‘leren-tijdens-het-werk’ (dit is vergelijkbaar met de situatie van arts-assistenten die volwaardig basisarts zijn, maar in opleiding zijn tot medisch specialist). Pas daarna is inschrijving in het register mogelijk. Aangezien masteropleidingen op het gebied van de interieurarchitectuur nog niet beschikbaar zijn, is de consequentie wel dat er masteropleidingen moeten worden opgericht vanuit de instelling die verwante bacheloropleidingen aanbieden. In het document ‘Ruimte voor Verdieping’ staan de benodigde eindkwalificaties van een afgestudeerde interieurarchitect vermeld. Deze eindkwalificaties zijn als advies opgesteld. Opleidingen zijn dus niet verplicht zich aan deze eindkwalificaties te houden, maar afgestudeerden dienen wel een startkwalificatie te behalen. Nieuwe opleiding voor de instelling Op basis van de herziening van de Wet op de Architectentitel heeft onder andere ArtEZ hogeschool voor de kunsten te Arnhem besloten een masteropleiding Interieurarchitectuur als Toets Nieuwe Opleiding aan te vragen die waar mogelijk in september 2010 zal starten. Deze nieuwe masteropleiding zal bestaan naast de al bestaande bachelor- en masteropleidingen van de instelling en vormt een vervolg op de bacheloropleiding Interieurarchitectuur aan de faculteit Bouwkunst van de instelling. De opleiding Interieurarchitectuur bestaat naast de masteropleiding Architectuur en geeft een eigen invulling aan architectonisch ontwerp, die hoofdzakelijk gericht is op de binnenkant van bijvoorbeeld gebouwen. Studieomvang De masteropleiding Interieurarchitectuur aan ArtEZ hogeschool voor de kunsten is een vierjarige, intensieve opleiding die volgens het concurrency model wordt aangeboden. Dit is een vorm van duaal onderwijs waar leren en werken wordt afgewisseld. De studieomvang is 240 ects. Daarvan worden 120 ects besteed aan binnenschools leren en worden ook 120 ects besteed aan buitenschools leren. Dit buitenschools leren wil zeggen dat de student als werknemer werkt bij een bureau en dat hij daar voldoende werkervaring opdoet die verplicht is om te worden ingeschreven in het register. De opleiding onderscheidt zich van andere opleidingen door de werkervaring geïntegreerd in het programma aan te bieden.
pagina 8
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
4 Beoordeling per onderwerp In dit hoofdstuk toetst het panel de aanvraag aan de hand van de zes onderwerpen en negentien facetten uit het toetsingskader. Per facet is telkens de letterlijke omschrijving ervan uit het toetsingskader overgenomen. Daarna volgen eveneens per facet een summiere samenvatting van de informatie verstrekt door de instelling, en de overwegingen en het oordeel van het panel. Tot slot geeft het panel per onderwerp een samenvattend oordeel. 4.1
Doelstellingen opleiding De doelstelling van de Masteropleiding Interieurarchitectuur is het opleiden van studenten tot vakbekwame beroepsbeoefenaren die in staat zijn een consistent ruimtelijk ontwerp te maken en dit te realiseren. Dit wil zeggen dat studenten beschikken over kritisch denkvermogen, cultureel bewustzijn, sociale en maatschappelijke verantwoordelijkheid en inzicht in besluitvormingsprocedures en -processen. Ontwerp en realisatie zijn twee ijkpunten in het onderwijs van de masteropleiding. Het concurrency onderwijs dat binnen ArtEZ bij de Academie van bouwkunst wordt toegepast, sluit aan bij deze benadering. In de WAT is het formele kader voor de afgestudeerden van de Masteropleiding Interieurarchitectuur vastgelegd. Dit houdt ander andere in dat afgestudeerden van de Masteropleiding Interieurarchitectuur slechts voor inschrijving in het register als interieurarchitect in aanmerking komen, indien de opleiding ten minste de verwerving waarborgt van het vermogen tot het ontwerpen van interieurs die aan esthetische, functionele en technische eisen voldoen. De opleiding dient hiertoe ten minste de verwerving te waarborgen van: a) passende kennis van de geschiedenis en de theorie van de interieurarchitectuur, de architectuur en aanverwante kunstvormen, technologie en menswetenschappen; b) passende kennis van de ontwerpmethodieken voor architectuur en interieurarchitectuur; c) vaardigheid in het ontwerpen van objecten die een relatie leggen tussen mens en ruimte; d) passende kennis van en inzicht in de eigenschappen van bouw- en afwerkingsmaterialen, producten en technieken ten behoeve van de afwerking, inrichting, meubilering en stoffering van het interieur; e) inzicht in en vaardigheid met het betrekken van de relatie tussen mensen en ruimten in het ontwerpproces, door de vormgeving af te stemmen op menselijke behoeften en maatstaven; f) passende kennis van en inzicht in bouwkundige constructies en technische installaties, alsmede de bouwfysische aspecten die daarmee samenhangen; g) passende kennis van en inzicht in de factoren die de veiligheid, de gezondheid en het welbevinden van gebruikers van gebouwen en interieurs beschermen en bevorderen en de daarmee samenhangende wet- en regelgeving; h) inzicht in het beroep van interieurarchitect en de rol van de interieurarchitect in de maatschappij; i) passende kennis van de organisatorische, financiële en juridische aspecten die betrekking hebben op het ontwerp en de realisatie daarvan;
pagina 9
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
j) technische bekwaamheid als ontwerper ten einde binnen de door begrotingsfactoren en bouw- en andere voorschriften gestelde grenzen te kunnen voldoen aan de eisen van de gebruikers van het interieur; k) vaardigheid om een ontwerp in beeld, geschrift en woord te communiceren; l) inzicht in en vaardigheid met methoden van onderzoek en voorbereiding van een project; m) passende kennis van en inzicht in procedures en processen van besluitvorming. De bovenstaande termen komen overeen met de fasen van het ontwerpen en de aspecten die bij de totstandkoming van een ontwerp een rol spelen.
4.1.1
Domeinspecifieke eisen (facet 1.1) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Bevindingen In het landelijk profiel dat voor de interieurarchitect is opgesteld, worden acht competenties beschreven (zie bijlage 1 1, Platform Master Interieurarchitectuur van de appendix aanvraag toets nieuwe opleiding Master Interieurarchitectuur). Deze acht competenties zijn: 1) Creërend vermogen 2) Vermogen tot kritische reflectie 3) Vermogen tot groei en vernieuwing 4) Organiserend vermogen 5) Communicatief vermogen 6) Omgevingsgerichtheid 7) Vermogen tot samenwerken 8) Onderzoekend vermogen Deze acht competenties worden binnen de Masteropleiding Interieurarchitectuur van ArtEZ tot drie kerncompetenties samengevoegd. Deze drie kerncompetenties zijn enerzijds gebaseerd op de competentieset van het landelijke profiel, anderzijds op de begintermen van de beroepspraktijk uit de Nadere Regeling van de WAT. De drie kerncompetenties die de opleiding heeft geformuleerd zijn: 1) ontwerpend en onderzoekend vermogen; 2) persoonlijke competenties, (zelf)reflecterend en vernieuwend vermogen; 3) professionele competenties en beroepshouding. De drie bovenstaande kerncompetenties worden in het informatiedossier als volgt toegelicht: Ontwerpend en onderzoekend vermogen - De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ruimte en dat concept tot realisatie brengen. - De student ontwikkelt vakinhoudelijke kennis, inzichten en vaardigheden gebaseerd op eigen toegepast onderzoek.
pagina 10
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
Persoonlijke competenties - De student kan zijn eigen werk en dat van anderen beschouwen, analyseren, duiden en beoordelen. - De student kan zijn vakmanschap, zijn persoonlijke invulling van de beroepssituatie en zijn artisticiteit verder ontwikkelen en verdiepen. Professionele competenties en beroepshouding - De student kan een inspirerende en functionele werksituatie voor zichzelf opzetten en in stand houden. - De student is in staat om verbanden te leggen tussen het eigen werk en dat van anderen en tussen het eigen werk en het publiek. - De student kan in een samenwerkingsverband een actieve bijdrage leveren aan de totstandkoming van een product of proces. - De student kan een opdracht verwerven en interpreteren, effectief het werk presenteren en toelichten en erover onderhandelen met opdrachtgevers en andere betrokkenen. In onderstaand schema is de relatie weergegeven tussen de eindkwalificaties die voortvloeien uit de WAT, de kerncompetenties van ArtEZ en de acht competenties die overeenkomen met het profiel van een hbo-master op het terrein van vormgeving.
Eindkwalificaties (voortvloeiend uit de WAT)
ArtEZ: kerncompetenties [bekwaamheden in beroepscontext]
Hbo: profiel master vormgever
Eindkwalificatie a) tot en met j)
Ontwerpend en onderzoekend vermogen
1. creërend vermogen 8. onderzoekend vermogen
Persoonlijke competenties: (zelf)reflecterend en vernieuwend vermogen
2. vermogen tot kritische reflectie 3. vermogen tot groei en vernieuwing
Professionele competenties en beroepshouding
4. organiserend vermogen 5. communicatief vermogen 6. omgevingsgerichtheid 7. vermogen tot samenwerken
Eindkwalificatie g) tot en met m)
Overwegingen Het panel is van mening dat de aanvrager zich voldoende heeft gebaseerd op de landelijk geformuleerde eindkwalificaties in het document “Ruimte voor verdieping” en vindt dat de opleiding zich bij het opstellen van de eindkwalificaties voldoende op de hoogte heeft gesteld van de wensen van het beroepenveld. Op deze wijze heeft een brede groep betrokkenen hun goedkeuring gegeven aan de eindkwalificaties.
pagina 11
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
De opleiding geeft overzichtelijk weer op welke wijze de eindkwalificaties uit de WAT en het profiel voor een vormgever inhoudelijk leiden tot de kerncompetenties van ArtEZ. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.1 ‘Domeinspecifieke eisen’ als voldoende.
4.1.2
Master (facet 1.2) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. Bevindingen De opleiding heeft de eigen eindkwalificaties vergeleken met de internationaal aanvaarde Dublin descriptoren. De Dublin descriptoren worden op de volgende wijze door de opleiding geoperationaliseerd en gekoppeld aan het hbo-masterniveau. Kennis en inzicht Het opleidingsprogramma biedt een samenhangende oriëntatie op de literatuur en theorie van het interieurontwerp en op het referentiekader vanuit die discipline met de aanverwante disciplines (architectuur, product-/meubelontwerp, mediavormgeving) die daarbij relevant en actueel zijn. Als onderdeel van het opleidingsprogramma verrichten studenten analyses en onderzoek naar de relaties tussen ontwerp – opdracht - (ruimtelijke en/of maatschappelijke) context. De studenten doen oefeningen en experimenten met deze relaties. Het buitenschoolse curriculum voorziet in een onderwijsprogramma waarbij de studenten hun kennis en inzicht verdiepen en verbreden op het gebied van technische, constructieve, procedurele en uitvoeringskwesties. De studenten leggen dit vast in het praktijkportfolio. Toepassen kennis en inzicht Het buitenschoolse curriculum: de student is als jonge professional werkzaam in de beroepspraktijk en werkt aan ontwerp- en uitvoeringsprojecten bij een interieur- of architectenbureau. Het actief inzetten en toepassen van kennis en inzicht in deze praktijk is voorwaarde. De ontwerpprojecten van het binnenschoolse curriculum vormen een simulatie van het ontwerpproces van ontwerpopgave tot ruimtelijk ontwerp. In dit proces is toepassen van kennis en inzicht – ook vanuit andere disciplines en kennisvelden – voorwaardelijk voor een goed resultaat. De student doorloopt het proces van opgave tot ontwerp meermaals en met een oplopende mate van complexiteit en zelfstandigheid. Het ontwikkelen van een eigen standpunt in het ruimtelijk ontwerpen staat hierbij centraal. Oordeelsvorming Masters Interieurarchitectuur zien hun taak in een breed perspectief qua ruimtelijk ontwerp en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ze kennen niet alleen de historische en de actuele kaders die met het interieur verbonden zijn, maar ook de ethische overwegingen en betekenissen die met de verschillende stromingen en/of materiële uitwerkingen geassocieerd worden. Ze kunnen hun eigen visie helder verwoorden en plaatsen tegen die achtergrond. In de opleiding staat oordeelsvorming centraal bij alle ontwerpactiviteiten. Het onderwijsprogramma van de Masteropleiding Interieurarchitectuur stimuleert en oefent onderbouwde kritische reflectie, doordat studenten voortdurend uitgedaagd worden hun motivatie te verwoorden en te visualiseren. Dit gebeurt – mede door de variatie aan ontwerpopgaven in de ontwerpprojecten – vanuit een breed cultureel en maatschappelijk
pagina 12
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
perspectief. Met name in de beroepspraktijk (maar ook in de ontwerpprojecten) leert de student omgaan met het spanningsveld tussen de wensen van de opdrachtgever, de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de interieurarchitect en de eigen ontwerpbenadering en ruimtelijke visie. Communicatie Studenten werken met een toenemende zelfstandigheid aan opdrachten met een zekere (en toenemende) mate van complexiteit en hebben daarbij te maken met meerdere partijen, zowel in de binnenschoolse als in de buitenschoolse situatie. Communicatie afgestemd op de andere partij maar met behoud van de essentie van het (concept)ontwerp komen daarbij voortdurend aan de orde. Leervaardigheden Bij het toelatingsgesprek voor de Masteropleiding Interieurarchitectuur wordt gelet op authenticiteit, leergierigheid, betrokkenheid bij het vakgebied en ontwerpend vermogen van de student. Vereist zijn autonomie, initiatief en zelfstandigheid in de uitvoering van de onderwijsactiviteiten. Masterstudenten Interieurarchitectuur blijven zich voortdurend voeden met nieuwe informatie, achtergronden en verbindingen tussen verschillende gebieden en disciplines. In de opleiding worden de mogelijkheden hiertoe aangeboden. Een groeiende autonomie is onderdeel van het onderwijsconcept en komt in het curriculum tot uiting doordat studenten steeds zelfstandiger werken. Overwegingen Het panel is van mening dat de opleiding de Dublin descriptoren adequaat heeft geoperationaliseerd, waarbij het hbo-masterniveau voldoende wordt aangetoond. In dit verband merkt het panel wel op dat de Dublin descriptor Kennis en inzicht meer expliciet uitgelegd kan worden. Het formuleren van subdoelstellingen zou volgens het panel daarin al een verbetering zijn. Het panel vindt het belangrijk dat in een masteropleiding als deze een belangrijke theoretische component aanwezig is. Overigens vindt het panel dat de opleiding op een adequate wijze de competentie met betrekking tot onderzoek heeft geformuleerd. Door de beschrijving van deze competentie is helder op welke manier de opleiding tegemoetkomt aan de eisen die kunnen worden gesteld aan het onderzoek dat van een professionele masteropleiding mag worden verwacht. Wel is het panel van mening dat het leren interpreteren van een onderzoeksvraag van opdrachtgevers eerder dan aan het eind van het vierde jaar aan bod dient te komen. Alles overwegend is het panel is van mening dat de opleiding in voldoende mate het masterniveau van de opleiding heeft beargumenteerd, aangetoond en gewaarborgd. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.2 ‘Master’ als voldoende.
4.1.3
Oriëntatie hbo (facet 1.3) De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een master in hbo: – De beoogde eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepencompetenties. – Een hbo-master heeft de kwalificaties voor het niveau van een zelfstandig en/of leidinggevend beroepsbeoefenaar in een beroep of spectrum van beroepen, dan wel het
pagina 13
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
niveau van het functioneren in een multidisciplinaire omgeving waarvoor een hboopleiding vereist is of dienstig is. Bevindingen De masterstudenten Interieurarchitectuur worden opgeleid tot praktiserende interieurarchitecten. Daaronder verstaat de opleiding het hebben van een beroepspraktijk waarin zelfstandig het beroep van interieurarchitect kan worden uitgeoefend. Dit kan zijn als interieurarchitect met een eigen bureau, maar ook als werknemer binnen een (interieur)architectuurbureau. In beide gevallen vraagt het zelfstandig uitoefenen van het beroep naast ontwerpende vermogens vooral ook om communicatieve en professionele vermogens. Bij de masteropleiding Interieurarchitectuur wordt in de praktijk geleerd wat het betekent om interieurarchitect te zijn. Studenten zullen ervaren welke belangen er spelen, ze zullen leren rekening te moeten houden met diverse eisen en factoren, samen te werken met diverse partijen en disciplines, te onderhandelen en daarbij te geven en te nemen en zo nodig op hun strepen te gaan staan. Iedere student maakt een praktijkportfolio waarin de ontwikkeling van zijn taken en werkzaamheden binnen het interieurarchitectuurbureau worden gedocumenteerd. Bij afronding van de opleiding weten de Masterstudenten Interieurarchitectuur wat er nodig is om de kwaliteit van een project ook in de realisatiefase overeind te houden. De opleiding heeft als doel studenten de noodzakelijke vermogens voor een centrale rol in het proces van bedenken en uitvoeren van ontwerpprojecten en interieurs aan te leren. De Masteropleiding Interieurarchitectuur participeert via ArtEZ in diverse formele en informele samenwerkingsverbanden waar informatie-uitwisseling plaatsvindt omtrent de beoogde eindkwalificaties en beroepsprofielen. Voor de formele relaties is in dit kader op nationaal niveau het Platform Advies Interieurarchitectuur relevant. Naast formele validatie is er bij de opleiding Interieurarchitectuur ook sprake van een continue informele validatie. Dit wordt veroorzaakt door de banden met het werkveld waarvoor wordt opgeleid. Vrijwel het hele onderwijsprogramma wordt verzorgd door gastdocenten die zelf actief in de beroepspraktijk participeren. Overwegingen Uit het informatiedossier maakt het panel op dat het beroepenveld voldoende betrokken is geweest bij het opstellen van de beoogde eindkwalificaties, al had het panel tijdens het locatiebezoek wel de indruk dat het beroepenveld intensiever betrokken had kunnen worden. Voor de samenstelling van de werkveldcommissie van de opleiding adviseert het panel meer inbreng vanuit het specifieke terrein van de interieurarchitectuur dan nu het geval is. Het panel heeft gezien dat de verantwoordelijkheid voor de samenstelling van het praktijkportfolio voornamelijk bij studenten ligt. Het panel is van mening dat ook voor het portfolio criteria geformuleerd kunnen worden, zodat de opleiding mede-verantwoordelijk is voor de inhoud ervan. Op die manier kunnen de nodige praktijkvaardigheden op een meer gestructureerde en geborgde wijze worden ontwikkeld. Door de directe inbreng van docenten die werkzaam zijn in de praktijk, kan de opleiding volgens het panel in voldoende mate aandacht besteden aan het functioneren in het werkveld. De eindkwalificaties zijn bovendien in voldoende mate gericht op het verwerven van de beroepsvaardigheden die voor een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs noodzakelijk zijn. Hiermee voldoen de eindkwalificaties aan de eisen die aan een hbomasteropleiding kunnen worden gesteld.
pagina 14
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 1.3 ‘Oriëntatie hbo’ als voldoende.
4.1.4
Samenvattend oordeel onderwerp 1 Doelstellingen opleiding Alle facetten van het onderwerp Doelstellingen zijn beoordeeld met een voldoende. Dit resulteert in een voldoende beoordeling voor het onderwerp Doelstellingen als geheel.
pagina 15
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
4.2
Programma De ArtEZ Masteropleiding Interieurarchitectuur is een vierjarige opleiding volgens het concurrency-model. Het concurrent onderwijsmodel betekent dat het opleidingsprogramma uit twee curriculumdelen bestaat: een binnenschools en een buitenschools deel. Dit houdt in dat de ingeschreven student werken en leren combineert. Het ontwerp van het curriculum met een binnenschools en een buitenschools onderdeel is gebaseerd op een drietal overwegingen: Inhoudelijke signatuur, Opbouw in complexiteit en Geïntegreerde ontwerpprojecten als rode draad in het curriculum. In onderstaand schema worden de belangrijkste gegevens van de beide curriculumdelen in beeld gebracht.
Concurrent onderwijs = studeren en werken
Studeren (binnenschools curriculum)
Werken (buitenschools curriculum)
Onderwijsaanbod op vrijdag en zaterdag, bestaande uit:
20 - 32 uur per week, maandag donderdag, bij een interieurarchitectuurbureau.
-
ontwerpprojecten theorieonderwijs individueel studieplan (Routeplan) extra-programma afstuderen
Opdrachtgestuurd programma: - bijhouden van praktijkportfolio als ontwikkelingsdocument; - uitvoeren van praktijkcasussen om eindkwalificaties te bereiken.
Aantal studiepunten: 120 ects Aantal studiepunten: 120 ects
4.2.1
Eisen hbo (facet 2.1) Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een hboopleiding – Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. – Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. – Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Bevindingen De Masteropleiding Interieurarchitectuur is een beroepsgerichte opleiding. Het opleidingsprogramma bestaat daartoe uit een binnenschools en een buitenschools curriculum. Het binnenschoolse curriculum is aanbodgericht; de studenten volgen dit onderwijs op de opleiding, waarbij in de loop van de studie het zelfregulerende gehalte toeneemt. Het buitenschoolse curriculum is opdrachtgestuurd; de studenten doen beroepservaring op bij interieurarchitectuurbureaus en worden getoetst op het bereiken van
pagina 16
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
de leerdoelen die voor dit curriculum zijn beschreven. De leerdoelen van het buitenschools curriculum zijn afgeleid van de kerncompetenties en de eindkwalificaties die specifiek voor de beroepspraktijk gelden. Deze eindkwalificaties vormen een selectie uit de lijst van eindkwalificaties voor de opleiding. De werkzaamheden in het buitenschools curriculum vinden plaats in de beroepspraktijk bij bureaus die als specialisatie (interieur)architectuur hebben. Studenten worden bij deze bureaus gezien als volwaardige werknemers en vallen onder een CAO. Deze werkzaamheden in het buitenschools curriculum beslaan de helft van de studiepunten die aan de opleiding kan worden behaald. Bij de ontwerpopgaven in de ontwerpprojecten worden actuele ontwikkelingen betrokken. Dit beperkt zich niet alleen tot Nederland; veel thema’s zijn te relateren aan internationale (en inmiddels vaak: globale) ontwikkelingen. Sinds enkele decennia vormen de ontwikkelingen op het gebied van het interieur een internationale discussie waar veel vakbladen aan deel nemen. Bij de opleiding worden deze vakbladen ingezet. De Masteropleiding Interieurarchitectuur zal daarnaast een actief excursiebeleid voeren. In alle jaren zal een excursie ingeroosterd staan. Het doel van deze excursies is om de studenten te stimuleren om veel te reizen en ruimtes (interieure, architectonische en publieke ruimte) zelf te gaan zien. De hoge vlucht die de media nemen en vooral de ruime beschikbaarheid van digitaal beeldmateriaal heeft als risico dat concrete en interessante ruimtelijk locaties alleen virtueel bezocht worden. Om de studenten te tonen dat je voor een overwogen en goed onderbouwd oordeel over een ruimte of een ruimtelijk complex ter plekke een bezoek moet hebben gebracht, wordt actief (en zo mogelijk financieel) het excursieprogramma ondersteund. Overwegingen Op basis van de beschreven doelstellingen heeft de opleiding het curriculum ontwikkeld waarin een belangrijke rol is weggelegd voor zowel de theorie als de praktijk. Het panel heeft echter geconstateerd dat de opleiding geen duidelijke visie heeft ontwikkeld met betrekking tot werkplekleren. De opleiding heeft volgens het panel ten eerste onvoldoende nagedacht over de onderlinge verantwoordelijkheid van de opleiding en de bureaus. Deze is niet formeel beschreven, er is onvoldoende concreet aangegeven wat studenten dienen te leren van het buitenschools curriculum en daarnaast zijn de resultaten van studenten te veel afhankelijk van de kwaliteit van het bureau. Ook is niet vastgelegd welke taken studenten dienen te verrichten; studenten zouden mastertaken moeten verrichten, maar volgens het panel is dit onvoldoende gewaarborgd. Daarnaast vindt het panel dat er bijvoorbeeld ook een oplossing moet zijn als studenten werkloos raken en daardoor (tijdelijk) niet in staat zijn het praktijkgedeelte van de opleiding te volgen. Ten slotte heeft de opleiding tijdens het locatiebezoek aangegeven dat zij van studenten veel eigen verantwoordelijkheid verwacht met betrekking tot het werk. Volgens het panel een prima doelstelling, maar het panel vindt dat de opleiding zich daar niet achter de eigen verantwoordelijkheid van studenten mag verschuilen; de opleiding is immers medeverantwoordelijk voor het resultaat van studenten, ook tijdens het werken en het werkplekleren. De masterstudenten zouden door het werkveld worden gezien als een professional met een grotere werkervaring dan bachelorstudenten. Het panel is echter van mening dat dit onvoldoende wordt aangetoond en kan daardoor onvoldoende vertrouwen uitspreken dat de masteropleiding Interieurarchitectuur aan de eisen voor het hbo-niveau voldoet.
pagina 17
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.1 ‘Eisen hbo’ als onvoldoende.
4.2.2
Relatie tussen doelstelling en programma (facet 2.2) Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Bevindingen Het programma van de Masteropleiding Interieurarchitectuur bestaat, zoals eerder genoemd, uit een binnenschools en een buitenschools curriculumdeel. De onderdelen van het onderwijsprogramma bestrijken samen alle eindkwalificaties van de opleiding. In de bijlage van het informatiedossier wordt aangegeven welke eindkwalificaties voor de onderdelen van het binnenschoolse en buitenschoolse programma gelden. In het buitenschoolse curriculum zijn de leerdoelen van de praktijkcasussen volgens het informatiedossier direct afgeleid van de eindkwalificaties. Bij elke opdracht staan de leerdoelen die met de opdracht beoogd worden en de eindkwalificaties die daarmee behaald worden, beschreven. In het binnenschoolse curriculum zijn vier componenten geformuleerd, die gezamenlijk alle leerdoelen dekken. De componenten zijn: het ontwerponderwijs, het theorieonderwijs, het extra-programma en de masterkring waarin de individuele routeplannen worden besproken. Deze componenten zijn geformuleerd in het supplement Didactisch concept Masteropleiding Interieurarchitectuur. De componenten van het curriculum worden per jaar verder uitgewerkt in de lesroosters voor de vier studiejaren. Bij de beoordeling van ontwerpprojecten, workshops, afstudeerprojecten en de beroepspraktijk worden externe deskundigen uitgenodigd. Zij vertegenwoordigen het werkveld. Zij hebben tot taak om de onderwijsresultaten en de opgedane praktijkervaringen mede vanuit de context van die beroepspraktijk te beoordelen. Overwegingen De doelstellingen van de opleiding en het beoogde programma zijn ontwikkeld met een duidelijke visie en zorgen er volgens het panel voor dat studenten de doelstellingen van de opleiding kunnen bereiken. De opbouw van het programma in een binnen- en een buitenschools curriculum zorgen er volgens het panel voor dat studenten voldoende worden toegerust om als interieurarchitect bij een bureau te werken. Het panel is bijzonder tevreden over de wijze waarop de opleiding wetenschappelijke kennis en theorieën in het curriculum heeft geplaatst. De opleiding heeft een heldere visie over het onderzoek dat aan een hbo-masteropleiding onderwezen wordt en de opbouw in complexiteit die onderzoek tijdens de opleiding zou moeten hebben. Daarnaast heeft het panel gezien dat deze visie op een heldere wijze in het programma terug te vinden is, zo wordt gebruik gemaakt van literatuuronderzoek en in latere jaren wordt meer aandacht besteed aan wetenschappelijke theorieën en –vaardigheden. Het panel is dan ook van mening dat het programma van de opleiding voldoende is gebaseerd op de doelstellingen die de opleiding heeft geformuleerd. Conclusie
pagina 18
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
Het panel beoordeelt het facet 2.2 ‘Relatie tussen doelstelling en programma’ als voldoende.
4.2.3
Samenhang programma (facet 2.3) Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Bevindingen In het informatiedossier wordt de samenhang in het programma beschreven aan de hand van drie thema’s. Ten eerste beschrijft de opleiding de relatie tussen het binnen- en buitenschools curriculum. Deze twee verschillende curricula zijn relatief zelfstandige, maar complementaire onderdelen va het programma. Daarnaast is het programma rond enkele leerlijnen georganiseerd. Deze leerlijnen staan niet als losse entiteiten naast elkaar, maar worden wederzijds door elkaar beïnvloed. Deze wederzijdse beïnvloeding zorgt ten slotte voor dwarsverbanden tussen de verschillende curriculumonderdelen. Overwegingen Het panel heeft tijdens het locatiebezoek een opleiding gezien die nog volop in ontwikkeling is en nog verbeteringen doorvoert met betrekking tot de samenhang. Het panel heeft de opleiding tijdens het locatiebezoek gevraagd naar de te verwachten verbeteringen en vindt dat dit streven voldoende vertrouwen geeft op een samenhangend programma. Toch wil het panel een aantal aspecten onder de aandacht brengen. Ten eerste heeft het panel de indruk dat het docententeam en de afstemming binnen het team nog niet geheel samenhangend is. Wel heeft het panel gezien dat er voldoende motivatie bestaat de verschillende programmaonderdelen met elkaar af te stemmen. Ook is het panel van mening dat de opleiding, met name in de opstartfase, kritisch dient te kijken naar het programma, bijvoorbeeld de volgorde van de vakken, en die waar nodig bij te stellen. Daarnaast is de samenhang tussen binnen- en buitenschools leren momenteel onvoldoende geregeld. Het panel is van mening dat het verband tussen de studie en de beroepspraktijk niet automatisch tot stand komt als vier dagen per week bij een bureau wordt gewerkt. De opleiding zou meer formele samenhang tussen het de opleiding en de bureaus moeten ontwikkelen. Het panel heeft echter gezien dat de opleiding hier wel over nadenkt. Het panel suggereert dat het routeplan hierin een nuttige rol kan spelen, waarmee de samenhang tussen het werken en het leren wordt vergroot. Het panel is overigens tevreden over de coördinatie van het programma, met name de coördinatie van het onderzoek bij de opleiding. De aanpak van deze coördinator dient nog meer gehoor te krijgen bij het gehele docententeam, maar de aanzet hiervoor is volgens het panel duidelijk aanwezig. Hoewel het panel dus vindt dat de samenhang van de opleiding op verschillende punten kan worden verbeterd, heeft het panel door een sterke coördinatie voldoende vertrouwen dat de samenhang in de toekomst nog verder zal verbeteren. Het panel is dan ook van mening dat de opleiding de samenhang in beginsel voldoende waarborgt. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.3 ‘Samenhang programma’ als voldoende.
pagina 19
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
4.2.4
Studielast (facet 2.4) Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Bevindingen Alle programmaonderdelen van het binnen- en buitenschools curriculum hebben een vastgesteld aantal studiepunten. Deze worden vermeld in de Studiegids, op de lesroosters en in de OER van de opleiding. Bij de inrichting van het onderwijsprogramma houdt de opleiding zoveel mogelijk rekening met een evenwichtige verdeling van de studiepunten, bijvoorbeeld door de afronding en beoordelingen van de ontwerpprojecten niet gelijk te laten lopen met ‘zware’ vakken uit het flankerende theorieprogramma. Daarnaast wordt het eerste semester afgerond vóór de kerstvakantie, zodat die vakantie ook daadwerkelijk een vakantie voor studenten is. Voorafgaand aan het tweede semester wordt een periode van ongeveer vier weken met de masterkring in het rooster opgenomen, waardoor de lange ‘aandachtslijnen’ van de ontwerpprojecten in het tweede en derde jaar onderbroken worden. Na afronding van de ontwerpprojecten en het theorieprogramma in het tweede semester zijn er wederom enkele weken met intervisieactiviteiten en zelfreflectie (masterkring) opgenomen. Deze keuzes zijn gemaakt met het oog de studeerbaarheid van het programma. Overwegingen Tijdens het locatiebezoek is gebleken dat de opleiding veel van studenten vraagt. Het panel is van mening dat de opleiding door het tegelijkertijd werken en leren een enorm zwaar programma aanbiedt. Het panel vraagt zich af of studenten op deze wijze wel voldoende ruimte en tijd hebben om te reflecteren. Indien de opleiding eveneens vindt dat het programma wellicht te zwaar is, zou het panel adviseren om de studielast te verlichten. Toch is bij de vergelijkbare masteropleiding Architectuur niet gebleken dat de hoge studielast heeft geleid tot overbelasting. Hoewel een deel van de uitval wel wordt veroorzaakt door de hoge studielast, vindt het panel de studielast acceptabel, aangezien de student altijd een uitwijkmogelijkheid heeft naar een opleiding die op andere wijze is gestructureerd. De roostering van het programma zorgt er volgens het panel in voldoende mate voor dat studenten niet overbelast raken. Ook heeft het panel geconstateerd dat door de kwaliteit van de begeleiding problemen snel worden gesignaleerd en aangepast. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.4 ‘Studielast’ als voldoende.
4.2.5
Instroom (facet 2.5) Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: hbo-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie. Bevindingen Met één van de volgende diploma’s is een potentiële student toelaatbaar tot de masteropleiding Interieurarchitectuur: - HBO bachelors vormgeving met profiel ruimtelijk ontwerp; - HBO bachelors built environment, opleiding bouwkunde; - TU bachelors bouwkunde.
pagina 20
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
Ook studenten met een andere dan bovengenoemde vooropleidingen kunnen worden toegelaten tot de opleiding. Gezien de omvang van de opleiding kan bij deze overige aanmelders het instroomniveau individueel getoetst worden en tevens kunnen op individuele basis afspraken over het wegwerken van eventuele deficiënties gemaakt worden. Met alle studenten die zich aanmelden zal een toelatingsgesprek gevoerd worden, waarbij gelet zal worden op het ontwerpend vermogen en interesse en betrokkenheid bij het vakgebied. Uit het informatiedossier blijkt dat de opleiding dit afleidt uit het vocabulair gebruik, het op de hoogte zijn van actuele ontwikkelingen en het bijhouden van vakbladen. Uit de reactie op de aanvullende vragen die de NVAO heeft gesteld blijkt dat de procedure met betrekking tot de toelating als volgt is geformuleerd: 1) De examencommissie selecteert op basis van de aanmeldingsdossiers welke kandidaten in aanmerking komen voor een selectiegesprek met de toelatingscommissie van de masteropleiding architectuur; 2) In een gesprek vormt de toelatingscommissie zich een oordeel over de geschiktheid van de kandidaat voor de studie aan de masteropleiding architectuur; 3) De toelatingscommissie meldt haar bevindingen in de vorm van een advies aan de examencommissie; 4) De examencommissie besluit op basis van het advies van de toelatingscommissie en met het oog op het faculteitsbeleid betreffende de omvang van het eerste studiejaar welke kandidaten worden toegelaten tot de opleiding en stelt de kandidaten van dit besluit op de hoogte. Overwegingen Het panel is van mening dat de opleiding een open selectieprocedure zal hanteren die ervoor zorgt dat bachelorstudenten uit vergelijkbare richtingen zonder al te veel moeite kunnen instromen. Daarnaast is het panel tevreden met het gegeven dat de opleiding ook aanmelders zal selecteren die geen vergelijkbare opleiding hebben genoten. Het panel heeft de indruk gekregen dat de selectieprocedure betrouwbaar zal verlopen. Het instroombeleid van de opleiding is volgens het panel dan ook degelijk en het selecteert studenten die geschikt zijn voor de opleiding. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 2.5 ‘Instroom’ als voldoende.
4.2.6
Duur (facet 2.6) De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: hbo-master met minimaal 60 studiepunten. Bevindingen en overwegingen De Masteropleiding Interieurarchitectuur is een concurrente opleiding van 4 jaar. Het totaal aantal studiepunten van de opleiding is 240 ects, verdeeld over twee curriculumdelen: 120 ects voor het binnenschools curriculum en 120 ects voor het buitenschools curriculum. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum voor een hbo-masteropleiding. Conclusie
pagina 21
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
Het panel beoordeelt het facet 2.6 ‘Duur’ als voldoende. 4.2.7
Samenvattend oordeel onderwerp 2 Programma Bijna alle facetten van het onderwerp ‘Programma’ zijn beoordeeld met een voldoende. Enkel facet 2.1 ‘eisen hbo’ wordt door het panel als onvoldoende beoordeeld. Het grootste kritiekpunt op basis waarvan het panel dit facet met een onvoldoende heeft gewaardeerd, is dat de opleiding onvoldoende helder heeft geformuleerd wat met het werkplekleren dient te worden bereikt en op welke manier. Dit kritiekpunt neemt niet weg dat het panel er voldoende vertrouwen in heeft dat de opleiding met de aanwezige middelen het programma in de toekomst voldoende kan verbeteren. Derhalve beoordeelt het panel onderwerp 2 ‘Programma’ als voldoende.
pagina 22
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
4.3 4.3.1
Inzet van personeel Eisen hbo (facet 3.1) De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een hboopleiding: Het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Bevindingen Het personeel van de Master Interieurarchitectuur zal in dienst zijn bij de faculteit Bouwkunst van ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten. Enkele leden van het coördinatieteam en docenten vervullen ook andere taken binnen de bacheloropleiding interieurarchitectuur en de master architectuur. Het onderwijs wordt verzorgd door docenten die midden in de beroepspraktijk staan. Het gaat om docenten die vanuit en in de praktijk getuigen van een boeiende ontwerppraktijk en/of zakelijke en didactische kwaliteiten. In de visie van ArtEZ dienen docenten te beschikken over een aantal jaren relevante en recente werkervaring. Het College van Bestuur heeft in zijn strategisch beleidsplan 2006- 2009 uitgangspunten voor het personeelsbeleid geformuleerd. Het personeelsbeleid is afgestemd op de kwaliteitsdoelstelling van ArtEZ (zie ook bij Kwaliteitszorg) en gaat uit van een humanresource-benadering. De steeds veranderende maatschappelijke omgeving en de toenemende complexiteit van de taken van de hogeschool als ook het sterkere ‘netwerkkarakter’ van de kunst- (en bouw-)sector vragen om medewerkers, zowel onderwijzend als niet-onderwijzend, die zelfstandig, flexibel en anticiperend kunnen handelen. Daarnaast wordt jaarlijks een aantal interieurarchitecten of andere ontwerpers en theoretici die een bijdrage hebben geleverd aan (een deelgebied van) de discipline, bijvoorbeeld in ontwerpend, filosofisch, organisatorisch of zakelijk opzicht, benaderd. Deze gastdocenten worden uitgenodigd voor lezingen, workshops, individuele lessen, deelname aan debatten, discussies, als kunstcriticus bij(tussen)evaluaties of (tijdelijke) begeleiding van ontwerpprojecten Overwegingen De meeste docenten die aan de opleiding verbonden zijn, hebben zelf ook aan een kunstacademie gestudeerd en zijn werkzaam in een eigen bureau. Zij kunnen daarmee op de juiste wijze de koppeling leggen tussen deze masteropleiding en de beroepspraktijk. Het panel is dan ook van mening dat de beoogde docenten in voldoende mate de relatie leggen tussen de opleiding en de praktijk. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.1 ‘Eisen hbo’ als voldoende.
pagina 23
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
4.3.2
Kwantiteit personeel (facet 3.2) Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen starten. Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de nieuwe opleiding te kunnen continueren Bevindingen Om de opleiding te kunnen starten wordt een ontwikkelteam ingericht dat voor dit doel wordt gefaciliteerd en dat de gewenste ondersteuning krijgt van de afdelingen van ArtEZ. De kwantiteit van het personeel is in overeenstemming met de kwantiteit die elders binnen ArtEZ gebruikelijk is. De student-docent ratio bedraagt 1:15. Een overzicht hiervan is te vinden in de Bijlage Jaarverslag 2007, zie Algemene bijlagen: ‘Kengetallen personeel‘. De selectiecriteria voor nieuwe docenten voor de opleiding is met name gericht op de reputatie van docenten. In veel gevallen doet de vakgroep een voorstel voor de aanname van nieuw personeel. Naast vast personeel zal de opleiding ook beschikken over een aantal gastdocenten. Uit de vier CV’s van potentiële docenten blijkt dat twee personen (interieur)architect zijn, dat één persoon de universitaire opleiding Bouwkunde heeft afgerond en blijkt verder dat één persoon een achtergrond heeft in de kunstgeschiedenis en ook gepromoveerd is. Overwegingen Het panel is van mening dat de opleiding een degelijk aannamebeleid zal voeren dat garandeert dat docenten werkelijk faam hebben in het werkveld. Met een instroom tot 10 studenten per jaar, vindt het panel het aantal docenten en ondersteuning dat is begroot om de opleiding aan te bieden realistisch. Er is voldoende capaciteit beschikbaar. Uit de gesprekken met het management en de bijgevoegde begroting blijkt dat niet alleen bij de start van de opleiding, maar ook in de toekomst voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om docenten voor de opleiding in te zetten. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.2 ‘Kwantiteit personeel’ als voldoende.
4.3.3
Kwaliteit personeel (facet 3.3) Het in te zetten personeel is gekwalificeerd voor een inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma Bevindingen ArtEZ hogeschool voor de kunsten is verantwoordelijk voor de kwaliteit van onderwijsbeleid, organisatie en bedrijfsvoering bij de vier faculteiten. De Masteropleiding Interieurarchitectuur wordt onderdeel van de faculteit Bouwkunst waar ook de masteropleiding Architectuur is ondergebracht. De Masteropleiding Interieurarchitectuur valt onder de verantwoordelijkheid van de faculteitsdirecteur Bouwkunst van ArtEZ. De directeur van Bouwkunst neemt (momenteel als voorzitter) deel aan het landelijk overleg van het Netwerk Bouwkunst (LOBO: Landelijk Overleg Bouwkunst Onderwijs) en vertegenwoordigt daarbij ook de Master Interieurarchitectuur in contacten met overheden en bij andere gelegenheden waar het ruimtelijk ontwerponderwijs van ArtEZ op directieniveau aanwezig moet zijn. Bij de uitvoering van haar taken wordt de faculteit Bouwkunst ondersteund door professionele interne diensten van ArtEZ voor bedrijfsvoering, financiën, personele zaken, kwaliteitszorg, studentenzaken, decanaat, communicatie, ICT en huisvesting.
pagina 24
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
De professionele ontwikkeling en het welzijn van het personeel worden bij de instellingen op meerdere niveaus geborgd. De afdeling Personeelszaken van ArtEZ onderzoekt systematisch het welbevinden van de medewerkers. Coördinatoren van de opleiding hebben na afloop van een programmaonderdeel contact met de gastdocenten over de invulling van het werk, afstemming van wederzijdse ambities en wensen, en de eventuele terugkoppeling van evaluatiegegevens. Een deel van de docenten zal – afhankelijk van omvang en duur van de aanstelling - onder de ArtEZsystematiek voor functionerings- en beoordelingsgesprekken vallen (zie het Handboek Personeel). Overwegingen De aanwezige docenten tijdens het locatiebezoek gaven het panel de indruk dat zij zeer bevlogen zijn en inhoudelijk voldoende sterk. De meeste docenten hebben een ruime ervaring als interieurarchitect of een aanverwante functie. Daarnaast publiceren docenten in vakbladen, op websites (weblogs) en zijn actief in allerlei architectuurontwerpcentra, beroepsverenigingen en besturen. Tevens beschikken de meeste docenten over onderwijservaring. Op deze wijze wordt geborgd dat de docenten van de opleiding voldoen aan het competentieprofiel voor HBO-docenten. Bij de afdeling Onderwijs & Kwaliteit kunnen docenten worden bijgeschoold op pedagogisch en onderwijskundig gebied. Bovendien wordt door de opleiding voldoende gesignaleerd indien de onderwijskundige kwaliteit van docenten bijscholing behoeft en wordt dit ook in voldoende mate aangepakt. Op basis van het voorgaande garandeert de opleiding dat het personeel gekwalificeerd is voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het onderwijsprogramma. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 3.3 ‘Kwaliteit personeel’ als voldoende.
4.3.4
Samenvattend oordeel onderwerp 3 Inzet van personeel Op grond van de voldoendes van de onderliggende facetten. Het panel beoordeelt het onderwerp 3 Inzet personeel als voldoende.
pagina 25
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
4.4 4.4.1
Voorzieningen Materiële voorzieningen (facet 4.1) De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Bevindingen ArtEZ hogeschool voor de kunsten heeft naast interieurarchitectuur en architectuur nog vele andere disciplines in huis die zijn ondergebracht in de Faculteiten Muziek, Theater en Beeldende Kunst en Vormgeving. De mediatheek van de locatie Arnhem omvat de mediatheken van de faculteiten Beeldende Kunst en Vormgeving, Bouwkunst, Muziek en Theater en beschikt naast boeken en tijdschriften ook over video’s, dvd’s, dia's, cd-rom’s en geluidsdragers. Er zijn faciliteiten voor het bekijken en beluisteren van deze media en er kan vakliteratuur worden bestudeerd en geleend. Tevens is er een archief waar oude tijdschriftjaargangen en waardevolle oude boeken worden bewaard. In de leeszaal kunnen vaktijdschriften en naslagwerken worden ingezien. Daarnaast zijn er internetaansluitingen, een reprokamer waarvoor fotoapparatuur beschikbaar wordt gesteld, kopieerfaciliteiten voor zwart-wit- en kleurkopieën en een scancomputer. De mediatheek is georganiseerd als centrale voorziening van ArtEZ, die ook de locaties Enschede en Zwolle via dependances bedient. ArtEZ beschikt over voorzieningen in de vorm van vele soorten werkplaatsen. De ICTvoorzieningen bestaan uit artistieke en onderwijstoepassingen, digitale informatievastlegging, informatieverspreiding en communicatie tussen docenten en studenten (e-mail en intranet) en ten slotte uit het verzamelen van informatie en kennis over het vakgebied (internet). Overwegingen Het panel is van mening dat de beschikbare huisvesting en de voorzieningen ruimschoots voldoende zijn om de opleiding aan te kunnen bieden. Met name is het panel tevreden over de goede werkplaatsen die de studenten in staat stellen zelfstandig aan ontwerpen te werken. Het panel heeft weliswaar tijdens het locatiebezoek de werkplaatsen in Zwolle niet kunnen bezoeken, maar het panel heeft voldoende vertrouwen dat ook deze werkplaatsen aan de eisen voldoen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.1 ‘Materiële voorzieningen’ als voldoende.
4.4.2
Studiebegeleiding (facet 4.2) Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang. Bevindingen In chronologische volgorde bestaat de studiebegeleiding uit de onderstaande fasen: - toelatingsprocedure;
pagina 26
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
- invullen en vaststellen individueel Routeplan, onder begeleiding van onderwijscoördinatoren; - masterkring en coaching door coach en/of coördinator; - studievolggesprek(ken) met onderwijscoördinator; - onderzoek; - beoordeling praktijkportfolio door gastdocenten (interieurarchitecten), aan het eind van elk semester. De studiebegeleiding tijdens de opleiding vindt grotendeels plaats via intervisiebijeenkomsten van de masterkring. De studenten plannen zelf hun studieroute en onderzoeksactiviteiten, volgens de inhoudelijke dimensies waarop het opleidingsplan is gebaseerd. De opleidingscoördinator stuurt dit proces aan en is verantwoordelijk voor de begeleiding. Naast de begeleiding in de vorm van intervisie bij het individuele Routeplan is er ook intervisie en coaching bij de voortgang in de beroepspraktijk (buitenschools curriculum). Op deze manier worden de in de praktijk geleerde vaardigheden geborgd in de opleiding. Bovendien is er op afspraak tijd voor individuele begeleiding. Studenten kunnen naar eigen inzicht tijd reserveren voor extra consultaties van docenten en begeleiders binnen en buiten de opleiding. Zo kunnen zij kiezen voor persoonsgerichte begeleiding of het bezoek aan een expert bij een individueel onderzoek. Ook kunnen studenten ervoor kiezen gezamenlijk een lezingen- of workshopreeks te programmeren, door individuele uren collectief in te zetten. Het belangrijkste doel van studiebegeleiding is het voorkomen, signaleren en oplossen van studieproblemen. Het studentendecanaat fungeert als tweede lijn in de studentenzorg. Korte lijnen zorgen ervoor dat docenten, coördinatoren en studenten elkaar goed kennen en tijdig kunnen inspelen op eventuele studieproblemen. Overwegingen Uit gesprekken met de verschillende geledingen tijdens het locatiebezoek is gebleken dat de begeleiding die momenteel aan de masteropleiding Architectuur wordt gegeven, voor de meeste studenten toereikend is. In de gevallen waarin de reguliere begeleiding niet toereikend is, begeleidt de opleiding naar de mening van het panel de studenten voldoende bij het maken van een keuze die bij hen past. De opzet voor de studiebegeleiding van voorliggende opleiding zal vergelijkbaar zijn. Het panel is van mening dat het routeplan en de masterkring goede methoden zijn voor het aanleren van het reflectieve vermogen van studenten. Het panel vindt het routeplan daarom cruciaal om het werkplekleren goed uit de verf te laten komen en moedigt de opleiding aan om dit verder uit te werken. Naast de formele begeleiding zorgen de vele 1-op-1-contacten ervoor dat ook op informele wijze voldoende studiebegeleiding wordt gegeven. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’ als voldoende.
4.4.3
Samenvattend oordeel onderwerp 4 Voorzieningen De materiële voorzieningen en de studiebegeleiding beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 4 ‘Voorzieningen’ als geheel ook een voldoende beoordeling.
pagina 27
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
4.5 4.5.1
Interne kwaliteitszorg Systematische aanpak (facet 5.1) Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Bevindingen De faculteit Bouwkunst heeft een systeem om aanpassingen, verbeteringen en vernieuwingen in het opleidingsmodel en onderwijsprogramma van de Masteropleiding Architectuur door te voeren. De Masteropleiding Interieurarchitectuur zal in het bestaande systeem van kwaliteitszorg worden opgenomen. In het informatiedossier wordt een beschrijving gegeven van het reeds functionerende systeem. In dit kader spelen de beleidscycli van de hogeschool een rol. De faculteit Bouwkunst formuleert eenmaal in de vier jaar een Ontwikkelingsplan waarin uitgangspunten van het Strategisch Beleidsplan van ArtEZ hogeschool worden meegenomen. Jaarlijks worden op basis van het Ontwikkelingsplan, de beleidsagenda van de hogeschool en actuele inzichten de Beleidsdoelen voor de faculteit Bouwkunst in samenspraak met het College van Bestuur vastgesteld. Deze Beleidsagenda wordt eveneens jaarlijks met hen geëvalueerd. In de Beleidsagenda komen ook onderwijskwesties aan de orde. De directeur van de faculteit Bouwkunst neemt deel aan het Directieoverleg van ArtEZ (DO ArtEZ). Aan het DO ArtEZ nemen het College van Bestuur, de faculteitsdirecteuren en de directeur van het Servicebedrijf (waaronder de afdelingen Bureau Studentenzaken, Financieel Economische Zaken, Personeel & Ontwikkeling, Facilitaire Zaken en ICT vallen) deel. Het DO ArtEZ bereidt hogeschoolbeleid voor en stelt dit vast. De directeur van de faculteit Bouwkunst voert jaarlijks functionerings- en beoordelingsgesprekken met de medewerkers en docenten in vaste dienst. De afdeling Onderwijs en Kwaliteit is die van ondersteuner en aanjager in het kwaliteitszorgproces. De Masteropleiding Interieurarchitectuur zal direct bij aanvang van de opleiding starten met het invoeren van geobjectiveerde evaluaties van het onderwijs. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van beschikbare enquêtes van de Afdeling Onderwijs en Kwaliteit. Deze afdeling heeft een set van standaardenquêtes ontwikkeld, die kunnen worden aangepast aan de wensen van de opleiding. De Masteropleiding Interieurarchitectuur zal aan het begin van elk studiejaar in overleg met de afdeling Onderwijs en Kwaliteit een planning maken van alle evaluaties die zij in dat studiejaar wil gaan uitvoeren. In principe zal aan het eind van elk studiejaar een curriculumenquête worden afgenomen. De afzonderlijke studieonderdelen worden regelmatig besproken in de opleidingscommissie. Verder zal een onderdeel worden geëvalueerd als daar speciale aanleiding voor is. Resultaten van enquêtes zullen worden besproken in het docententeam en de mogelijke consequenties van de evaluaties zullen worden meegenomen in de aanpassingen aan het curriculum voor het daaropvolgende studiejaar. Overwegingen De instelling hanteert een cyclisch systeem van kwaliteitszorg. De doelen van de kwaliteitszorg zijn geëxpliciteerd en de instelling heeft streefcijfers geformuleerd.
pagina 28
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
Het panel is van mening dat de kwaliteitszorg van de opleiding afdoende is vormgegeven en dat er sprake is van een goed werkend kwaliteitszorgsysteem. Het panel heeft er bovendien vertrouwen in dat de instellingsbrede kwaliteitszorg ook op opleidingsniveau adequaat zal functioneren. Ook de samenspraak met de Afdeling Onderwijs en Kwaliteit wekt volgens het panel vertrouwen in een adequate kwaliteitszorg. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.1 ‘Systematische aanpak’ als voldoende.
4.5.2
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld (facet 5.2) Bij de interne kwaliteitszorg zullen medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief worden betrokken. Bevindingen De opleiding betrekt veel verschillende geledingen bij het kwaliteitszorgsysteem. De volgende personen zullen worden betrokken bij de kwaliteitszorg van de opleiding: 1) Studenten zullen nauw betrokken zijn bij het onderwijs aan de opleiding, niet in de laatste plaats omdat zij voor een belangrijk deel hun eigen studiepad kunnen vormgeven. Door de omvang van de opleiding kunnen eventuele problemen snel worden aangepakt. Het terugkoppelen van de mening van studenten over de kwaliteit van het onderwijs zal dus deels informeel gebeuren. Toch wil de opleiding ook een formeel platform creëren waar studenten kunnen spreken over onderwijs. Hiertoe zal een opleidingscommissie in het leven worden geroepen waarin zowel studenten als docenten vertegenwoordigd zullen zijn. Daarnaast kunnen studenten hun mening en opmerkingen kwijt in de evaluaties die vanaf het begin regelmatig zullen worden afgenomen (zie ook paragraaf 5.1). 2) Daarnaast zullen studenten die de opleiding verlaten (anders dan door afstuderen) nadrukkelijk worden verzocht de exit-enquête in te vullen. Deze gegevens worden jaarlijks door Afdeling Onderwijs & Kwaliteit geanalyseerd om een beeld te krijgen van de redenen voor studie-uitval en de tevredenheid over de exitgesprekken met de studentendecanen. De resultaten van deze enquête worden aan de onderwijscoördinator ter beschikking gesteld. Deze brengt de resultaten in de opleidingscommissie in. 3) De medewerkers van de opleiding zullen op diverse manieren betrokken worden bij de kwaliteit van het onderwijs. Minimaal één keer per jaar zullen de docenten van de Masteropleiding Interieurarchitectuur voor een gezamenlijke bijeenkomst uitgenodigd worden. 4) Een delegatie van docenten en studenten van de nieuwe opleiding vormt de Opleidingscommissie. De opleidingscommissie is in de eerste plaats een overlegorgaan. In deze commissie wordt het onderwijs besproken door studenten en docenten gezamenlijk. Het is een instrument in het proces van kwaliteitsbewaking en –bevordering van het onderwijs. Een van de meer formele middelen van de commissie om een bijdrage te leveren aan de kwaliteitsverbetering van het onderwijs, is het uitbrengen van een advies. Bij de vaststelling van het curriculum is het advies van de commissie wettelijk vereist. Verder kan de opleidingscommissie zelf bepalen over welke aspecten van het onderwijs zij een formeel advies wil uitbrengen. De adviezen worden gericht tot de faculteitsdirecteur en/of het College van Bestuur. Omdat de adviezen tot stand zijn
pagina 29
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
gekomen door overleg van studenten en docenten gezamenlijk, wordt er aan deze adviezen veel waarde gehecht. De opleidingscommissie en de examencommissie beoordelen binnen de kaders van het interne kwaliteitszorgsysteem de programma’s en het curriculum. 5) De faculteit Bouwkunst heeft een werkveldcommissie bestaande uit vier representatieve personen. Deze commissie, onder voorzitterschap van de faculteitsdirecteur, komt minimaal twee keer per jaar bijeen en wordt ondersteund door een door de instelling aangewezen secretaris. Naast de vertegenwoordigers van het beroepenveld in de Werkveldcommissie worden externen uitgenodigd voor de beoordeling van ontwerpprojecten en het afstudeerproject. In het kader van de kwaliteitszorg zal hen bij die gelegenheid een aantal vragen voorgelegd worden over de kwaliteit van de communicatie en van de opleiding in het algemeen. 6) De Masteropleiding Interieurarchitectuur heeft een eigen examencommissie. De examencommissie zal ten minste twee keer per jaar bijeen komen. 7) De faculteit Bouwkunst hecht veel waarde aan de mening van alumni. Kritische feedback van startende professionals met nieuwe ideeën en actuele ervaringen zijn voor de opleiding zeer belangrijk voor het ijken van de opleiding met betrekking tot niveau, relevantie en actualiteit van de eindkwalificaties en het curriculum. De afdeling Onderwijs en Kwaliteit heeft een systeem in ontwikkeling om alumni te volgen. Daarnaast bestaat een landelijke kunstenmonitor, waarin in het kunstvakonderwijs afgestudeerden gevolgd worden. ArtEZ participeert via SAC KUO (sectoraal adviescollege kunstonderwijs) en het OBK (landelijk overleg BKV) in de begeleiding van deze monitor. De Masteropleiding Interieurarchitectuur zal in navolging van de Masteropleiding Architectuur alumni twee jaar en zeven jaar na afstuderen vragen een afstudeerenquête respectievelijk een loopbaanenquête in te vullen. Overwegingen Het panel is van mening dat alle belanghebbenden voldoende bij de kwaliteit van de opleiding worden betrokken en zullen worden betrokken. Dit gebeurt niet alleen door middel van het invullen van evaluatieformulieren, maar ook via diverse overlegorganen die de opleiding kent, zoals de werkveldcommissie en de opleidingscommissie. Wel zou het beroepenveld nog specifieker en verder formeel betrokken kunnen worden bij de kwaliteitszorg. Het panel suggereert om de samenstelling van de werkveldcommissie beter aan te laten sluiten bij het karakter van de opleiding. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door een interieurarchitect aan deze commissie toe te voegen, de werkveldcommissie bestaat momenteel immers voornamelijk uit architecten. Bovenal heeft het panel echter de indruk dat de opleiding een adequaat kwaliteitszorgsysteem hanteert en zal hanteren waarbij voldoende belanghebbenden betrokken zijn. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 5.2 ‘Betrokkenheid’ als voldoende.
4.5.3
Samenvattend oordeel onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg De systematische aanpak en de betrokkenheid beoordeelt het panel als voldoende. Daarmee krijgt het onderwerp 4 ‘Voorzieningen’ als geheel ook een voldoende beoordeling.
pagina 30
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
4.6
Condities van continuïteit In de appendix van het informatiedossier is het strategisch beleidsplan ArtEZ toegevoegd.
4.6.1
Afstudeergarantie (facet 6.1) De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Bevindingen en overwegingen Uit het informatiedossier blijkt dat de opleiding zich wil inzetten om de voorgenomen inhoudelijke kwaliteit te realiseren en bereid is de daartoe vereiste bedrijfseconomische en personele middelen in te zetten. Het panel vindt deze intentie realistisch. De opleiding garandeert dat zij studenten die de opleiding zijn begonnen ook daadwerkelijk de mogelijkheid biedt te kunnen afstuderen. Deze garantie past ook binnen het kader van het strategisch beleid; ArtEZ ziet de meerwaarde die de Masteropleiding Interieurarchitectuur heeft voor een uitbreiding en aanvulling op de ruimtelijke ontwerpopleidingen binnen ArtEZ. Deze garantie voor afstuderen is in het gesprek met het opleidingsmanagement tijdens het locatiebezoek herhaald en bevestigd. Hiermee is voorzien in de eis dat een student de opleiding volledig kan afronden en zich kan inschrijven in het architectenregister. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.1 ‘Afstudeergarantie’ als voldoende.
4.6.2
Investeringen (facet 6.2) De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Bevindingen en overwegingen Hoewel in aanvang de lasten aanzienlijk groter zijn dan de baten, tonen de rekenmodellen aan dat de masteropleiding stabiliseert en haar aanloopverliezen in de loop van de tijd kan terugverdienen. Het aantal studenten wordt geschat op acht, maar is – ondanks vooronderzoek en gecalculeerde prognoses – ongewis, evenals de ontwikkelingen omtrent collegegeld en rijksbijdrage. Gezien de behoefte van het beroepsveld (herziening WAT waarin de masteropleiding als eis wordt gesteld voor registratie als interieurarchitect) en het civiel effect van de opleiding (het diploma van de HBO-Masteropleiding Interieurarchitectuur zal rechtstreeks recht geven op inschrijving in het register) is het te nemen risico zonder meer aanvaardbaar. Het panel heeft er voldoende vertrouwen in dat de investeringen toereikend zijn en de opleiding in staat is het risico te dragen. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.2 ‘Investeringen’ als voldoende.
4.6.3
pagina 31
Financiële voorzieningen (facet 6.3)
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Bevindingen en overwegingen In bijlage 6.1 staat een financieel overzicht van de benodigde formatie. De opleiding is opgezet voor een gemiddelde omvang van 30 studenten. Het College van bestuur van ArtEZ heeft zich bereid verklaard de aanvangsrisico’s voor zijn rekening te nemen. Uit de beschikbare gegevens uit het informatiedossier en de gesprekken die het panel heeft gevoerd tijdens het locatiebezoek maakt het panel op dat ArtEZ een solide financiële basis kent voor de start van een masteropleiding Interieurarchitectuur. Conclusie Het panel beoordeelt het facet 6.3 ‘Financiële voorzieningen’ als voldoende.
4.6.4
Samenvattend oordeel onderwerp 6 Condities van continuïteit Aangezien alle facetten van het onderwerp ‘Condities van continuïteit’ door het panel als voldoende zijn beoordeeld, wordt ook het onderwerp als geheel beoordeeld met een voldoende.
pagina 32
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
5 Overzicht advies De onderstaande tabel geeft per onderwerp en per facet het oordeel van het panel uit hoofdstuk 4 weer.
Onderwerp 1 Doelstellingen opleiding
2 Programma
3 Inzet van personeel
4 Voorzieningen 5 Interne kwaliteitszorg
6 Condities van continuïteit
Oordeel V
V
V
V
V V
Facet
Oordeel
1.1 Domeinspecifieke eisen
V
1.2 Master
V
1.3 Oriëntatie hbo
V
2.1 Eisen hbo
O
2.2 Relatie doelstellingen - programma
V
2.3 Samenhang programma
V
2.4 Studielast
V
2.5 Instroom
V
2.6 Duur
V
3.1 Eisen hbo
V
3.2 Kwantiteit
V
3.3 Kwaliteit
V
4.1 Materiële voorzieningen
V
4.2 Studiebegeleiding
V
5.1 Systematische aanpak
V
5.2 Betrokkenheid
V
6.1 Afstudeergarantie
V
6.2 Investeringen
V
6.3 Financiële voorzieningen
V
Het panel, ingesteld door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie ter beoordeling van de toets nieuwe opleiding van de ingediende opleiding - in acht nemend het toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs van 14 februari 2003, - zich baserend op de documenten zoals aangehaald in de bijlage Overzicht van bestudeerde documenten en op bevindingen en waarnemingen uit het locatiebezoek, waarvan het dagschema is terug te vinden in de bijlage Programma locatiebezoek, Adviseert het bestuur van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie, op basis van de resultaten van de specifieke beoordelingen waartoe het panel per onderwerp en per facet is gekomen, een positief toetsingsbesluit te nemen met betrekking tot de door ArtEZ hogeschool voor de kunsten te Arnhem ter toetsing voorgelegde hbo-masteropleiding Interieurarchitectuur.
pagina 33
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
Bijlage 1: Samenstelling panel Voorzitter R.L.M. Hulpia Romain Hulpia (1946) was gedurende 20 jaar Leidend Wetenschappelijk Medewerker aan het Laboratorium voor Didactiek aan de universiteit Gent. Hij had er een leeropdracht Docimologie en hield er zich grondig bezig met toetsen en evaluaties. Nadien was hij adviseur bij de Dienst voor Onderwijsontwikkeling en lid van de Inspectie Hoger Onderwijs Vlaanderen. In die laatste functie voerde hij talrijke visitaties uit. Hij werd door de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) aangesteld als voorzitter, secretaris of lid van verschillende visitatiecommissies in het kader van de externe kwaliteitsbewaking en met het oog op accreditatie. Panellid Stefan Martens Stefan Martens (1966) heeft in 1986 de opleiding Product Ontwikkeling aan het Hoger Architectuur Instituut van het Rijk te Antwerpen afgerond, waarna hij in 1990 geslaagd is voor de opleiding Interieurarchitectuur aan hetzelfde instituut. Sinds zijn studie heeft hij bij verscheidene architectenbureaus gewerkt. Momenteel werkt hij als docent en zelfstandig interieurarchitect. Panellid Gianni Cito Gianni Cito (1970) volgde in Zwitserland een opleiding tot bouwkundig tekenaar. In 1993 studeerde hij af aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam, richting architectonische vormgeving. Daarna vertrok hij naar Londen, waar hij in 1996 zijn diploma behaalde aan de Architectural Association School of Architecture. Na werkzaam te zijn geweest bij diverse architectenbureaus in Amsterdam, Utrecht, Melbourne en Zurich, is hij momenteel partner bij DOK architecten. Naast zijn werkzaamheden als architect was en is Gianni Cito als gastdocent verbonden aan diverse Academies, waaronder de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam, de Academies voor Bouwkunst in Rotterdam en de Design Academy in Eindhoven. Sinds 2001 geeft hij les aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. Panellid John Lonsdale John Lonsdale (1965) heeft de opleiding Manchester Polytechnic (UK), BA (Hons.) Arch.(1988) en Architectural Association, London (UK), AA Dipl. (1995) afgerond. Vanaf 2000 heeft hij verscheidene docentfuncties vervuld en is daarnaast werkzaam als architect bij vele projecten. Studentlid Mevrouw G.J. Wijnen Geri Wijnen (1986) behaalde in 2007 haar wo-bachelor Bouwkunde en volgt momenteel de wo-master Real Estate Management and Development aan de Technische Universiteit Eindhoven. Zij vervulde een aantal student-assistentschappen (o.a. geven van cursussen m.b.t. studievaardigheden) en nam deel aan het project ‘Van Onderwijsvisie naar Huisvestingsconcept’ bij adviesbureau Brink Groep. Daarnaast was zij lid van de
pagina 34
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
opleidingscommissie en bouwkundige programmacommissie, en was ze actief in de functie van commissaris onderwijs van bouwkundige studievereniging CHEOPS. Alle panelleden hebben een onafhankelijkheidsverklaring ingevuld en ondertekend. Procescoördinator Nancy Van San, beleidsmedewerker NVAO Secretaris Astrid Koster, beleidsmedewerker NVAO
pagina 35
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
Bijlage 2: Programma locatiebezoek Het panel heeft een bezoek gebracht aan de locatie op 8 september 2009 voor de toetsing van de nieuwe opleiding Interieurarchitectuur – ArtEZ hogeschool voor de kunsten in Arnhem. Programma en gesprekspartners Lokaal R2.08
pagina 36
Tijd
Activiteit
Deelnemers
08.30 – 09.15 uur
Ontvangst + bestuderen van de documenten
Panel
09.15 – 10.00 uur
Gesprek met de bestuurlijk verantwoordelijken
College van Bestuur bestaande uit: - Willem Hillenius, voorzitter - Ger Strijker, lid - Laurien Timmermans, secretaris
10.15 – 11.00 uur
Gesprek met het opleidingsmanagement en de ontwerpers van het programma
- Ko Jacobs, directeur faculteit bouwkunst, - Ingrid van Zanten, coördinator, ontwerper en docent - Moniek Otten, coördinator, ontwerper buitenschoolse deel - Gerard van Heel, ontwerper en docent - Luc Corstens, onderwijskundig medewerker
11.00 – 11.15 uur
Pauze
11.15 – 12.15 uur
Gesprek met de docenten
- Rixt Hoekstra, docent routeplan, theorie en geschiedenis - Rob Schoutsen, docent ontwerpen eerste jaar - Hans Hammink, docent praktijkdeel - Eric de Leeuw, docent ontwerpen
12.15 – 13.15 uur
Lunch + gesprek met studenten
- Lieke Roerink (bachelorstudent en potentieel een masterstudent)
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
13.15 – 14.00 uur
Gesprek met de vertegenwoordigers van het werkveld
- Julian Wolse, partner van OTH, Bureau voor architectuur en interieurarchitectuur, Amsterdam - Ivan Ezerman, partner van I’M architecten, Deventer
14.00 – 15.00 uur
Paneloverleg, besloten
Panel
15.00 – 15.30 uur
Bijkomend gesprek met de vertegenwoordigers van het bestuur of het opleidingsmanagement of de verantwoordelijken voor de kwaliteitszorg
De personen die werden uitgenodigd voor het bijkomende gesprek: - Ingrid van Zanten, - Moniek Otten, - Luc Corstens, Andere gesprekspartners waren op afroep beschikbaar.
15.30 – 17.30 uur
pagina 37
Paneloverleg, besloten
Panel
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
Bijlage 3: Overzicht van bestudeerde documenten Informatiedossier opleiding - Rapport aanvraag Toets Nieuwe Opleiding masteropleiding Interieurarchitectuur. - Appendix aanvraag toets nieuwe opleiding Master Interieurarchitectuur waarin de volgende bijlagen zijn opgenomen: o Strategisch beleidsplan ArtEZ 2006-2009 o European charter of Interior Architecture Training 2007 o Platform Master Interieurarchitectuur o Raadpleging werkveld o Notitie Onderzoek o Regeling functioneren en beoordelen o Informatie beoordelingsgesprekken o Jaarverslag 2007 o Formulier functionerings- en beoordelingsgesprekken ArtEZ o CV’s docenten o Kwaliteitszorg o Werkveldcommissies o Reglement commissies en raden o Reglement medezeggenschapsraad ArtEZ 2008-2011 o Overzicht aanbod enquêtes ArtEZ o OER 2009 (format) Documenten beschikbaar gesteld tijdens locatiebezoek Studiegids 2009-2010 van de masteropleiding Architectuur (inclusief bijlagen). Het Onderwijs- en Examenreglement van de masteropleiding Architectuur Academie van Bouwkunst Werkgeversbrochure: De beroepspraktijk als onderdeel van de opleidingen tot architect, stedenbouwkundige en landschapsarchitect. Voorbeeldden van afstudeerprojecten van de masteropleiding Architectuur (ook ontwerpprojecten) met onderzoekscomponent. Voorbeelden van gidsen voor de slotweekenden van de masteropleiding Architectuur Voorbeelden van praktijkportfolio’s (masteropleiding Architectuur) Voorbeelden van verslaglegging van workshops uit het extra-programma (masteropleiding Architectuur) Voorbeelden van studiereisgidsen, gemaakt door hogerejaars studenten van de masteropleiding Architectuur. Voorbeelden van verslaglegging van zomerworkshops (masteropleiding Architectuur) Overige documenten Op verzoek van het panel: aanvullende vragen ten behoeve van de toets nieuwe opleiding Interieurarchitectuur. In dit document geeft de opleiding worden het routeplan, praktijkportfolio, onderzoekend vermogen en de toelatingsprocedure ander toegelicht.
pagina 38
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
Bijlage 4: Lijst met afkortingen
pagina 39
ba
bachelor
ECTS
European Credit Transfer System
hbo
hoger beroepsonderwijs
ma
master
NVAO
Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie
wo
wetenschappelijk onderwijs
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |
Het paneladvies is tot stand gekomen in opdracht van de NVAO met het oog op toetsing van de nieuwe opleiding hbo-master Interieurarchitectuur van ArtEZ hogeschool voor de kunsten te Arnhem. Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) Parkstraat 28 Postbus 85498 | 2508 CD DEN HAAG T +31 (0)70 312 23 30 F +31 (0)70 312 23 01 E
[email protected] W www.nvao.net
Aanvraagnummer
pagina 40
#3546
NVAO | Hbo-ma Interieurarchitectuur ArtEZ hogeschool voor de kunsten | oktober 2009 |