Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding DANS - voltijd ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten - Arnhem ArtEZ Dansacademie
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding DANS - voltijd CROHO: 34798
ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten - Arnhem ArtEZ Dansacademie
Hobéon® Certificering BV Datum: november 2006 Auditteam: Drs. G.J. Stoltenborg Drs. J.M.L.J. Algra Dr. D. Klaic Drs. D.W. Schönau S. Molenaar Drs. R.F.H.M. Stapert
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. 1.9. 1.10.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Aanpak Beslisregels Hobéon Certificering Een korte schets van ArtEZ Dansacademie Een korte schets van de opleiding Visitatie 2001 Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie
2.
2.1.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement Oordeelschema Opleiding Dans, voltijd
10 10 10 14 17 19 19 23 25 27 28 31 32 34 37 37 39 41 44 44 46 49 49 51 52 53 53 55 57
3.
INTEGRAAL OORDEEL/ ADVIES AAN NVAO
58
BIJLAGE I: BIJLAGE II:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren Programma Visitatie 17 en 18 mei 2006
1 1 1 1 4 5 6 6 8 9 9
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, in casu ArtEZ Dansacademie, verzorgt de (voltijd) HBO bachelor opleidingen ‘Dans’ en ‘Docent Dans’ alsmede de HBO master opleiding ‘Dance Unlimited’. Het onderhavige rapport heeft betrekking op:
HBO bachelor opleiding Dans , voltijd Croho nr. 34798
De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review (2006) en de daarbij behorende onderliggende documenten. Zie § 1.3.3.
1.3.
Aanpak
1.3.1. Bij zijn beoordeling van de opleiding Dans is Hobéon Certificering, i.c. het door hem geformeerde auditteam, uitgegaan van het NVAO-“Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een HBO-opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van de betreffende opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. 1.3.2. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de opleiding Dans geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, doelstelling en opleidingscompetenties tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en op de daaraan gerelateerde opleidingscompetenties, zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de verwante opleidingen enerzijds en het beroepenveld anderzijds. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vervolgens vastgesteld, dat het in voldoende mate gespecificeerd is en ook passend is voor een opleiding Dans op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 1
1.3.3. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van de door de opleiding aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review 2006; Studiegids; Onderwijs- en Examenreglement – OER; de in het kader van de interne sturingscyclus opgeleverde managementrapportages; onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: - strategische keuzen en de positie in de markt; - interne organisatie; - de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende evaluaties en verbetermaatregelen; - ontwikkelingen in het beroepenveld; - beroeps- en opleidingsprofielen; - (validatie) eindkwalificaties; - curriculumontwikkeling en - actualisering; - didactisch concept en werkvormen; - toetsing en beoordeling; - kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid; - externe relaties / alumni; - internationalisering; - instroombeleid; - studiebegeleiding; - rendement. De documentatie is Hobéon Certificering ter beschikking gesteld via het digitale documentbeheersysteem DigOport van ArtEZ. Op basis van deze door de opleiding Dans aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, werkveldrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een tweedaagse visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van Dans en Cultuur, één externe deskundige op het gebied van onderwijskwaliteit en ‘toetsen & beoordelen’ in het kunstvakonderwijs, één student Dans, één lead auditor vanuit Hobéon Certificering en één auditor / onderwijsdeskundige, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Laatstgenoemde trad ook op als secretaris.
1
Visitatie heeft plaatsgevonden op 17 en 18 mei 2006. Tijdens deze visitatie heeft het auditteam ook de bachelor opleiding “Docent
Dans” en de master opleiding “Dance Unlimited” beoordeeld. De bevindingen dààrvan zijn neergelegd in afzonderlijke rapporten.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 2
Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door hetzelfde onderwerp meerdere malen en met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele (tijdens de visitatie verstrekte) documentatie en -daar waar het de ruimtelijke en materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. Hieronder volgen enkele voorbeelden van de door het auditteam tijdens en/of onmiddellijk na de visitatie geraadpleegde additionele documentatie: overzicht van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules; portfolio’s van studenten en de (schriftelijke weergave van de) beoordeling daarvan door docenten; stageverslagen en -beoordelingen; literatuurlijst. Aldus had Hobéon Certificering voldoende instrumenten om zich op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma/de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Hobéon Certificering heeft alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp is gegeven. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van Hobéon Certificering met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 3
1.4.
Beslisregels Hobéon Certificering
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een HBO bachelor opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 4
1.5.
Een korte schets van ArtEZ Dansacademie
ArtEZ Dansacademie in Arnhem is één van de zes officiële dansopleidingen. Zo zijn er, behalve in Arnhem, dansopleidingen in Tilburg (Fontys Hogescholen), Den Haag (Koninklijk Conservatorium), Rotterdam (Hogeschool voor Muziek en Dans), Groningen (Hanzehogeschool) en Amsterdam (Hogeschool voor de Kunsten). De opleidingen bieden elk hun eigen dansopleiding aan zoals expressionistische theaterdans, klassiek ballet, jazzdans of moderne dans en choreografie. ArtEZ Dansacademie maakt deel uit van ArtEZ hogeschool voor de kunsten. ArtEZ Dansacademie biedt vooropleidingen dans, bachelor-opleidingen tot uitvoerend danser, dansmaker, docent dans en een voortgezette (master)opleiding in choreografie (Dance Unlimited). Aan ArtEZ Dansacademie studeren circa 125 studenten uit binnen- en buitenland. Het opleidingsinstituut is met ingang van augustus 2004 samen met ArtEZ Theaterschool gevestigd op de Arnhemse kunstcampus aan de Rijn in een nieuw ondergronds gebouw van architect Hubert-Jan Henket met 23 studio's, een theater en twee presentatiestudio's. Dansstudenten krijgen op de Arnhemse kunstcampus gelegenheid kennis te maken met de andere kunstdisciplines binnen ArtEZ (beeldende kunst/muziek/bouwkunst). Toelating tot de opleiding Dans vindt plaats op basis van selectieprocedures. Naast een gedegen danstechnische scholing, besteedt de Arnhemse dansacademie aandacht aan de individuele artistieke ontwikkeling van de dansers. Uitgangspunt hierbij is dat alleen dansers, dansmakers en dansdocenten die zich als artistieke persoonlijkheden manifesteren, dans op een inspirerende wijze kunnen overdragen aan het theaterpubliek of aan amateur-dansers. Naast klassieke dans biedt de academie een breed scala aan moderne, postmoderne en hedendaagse danstechnieken. Vakken als improvisatie, compositie en theaterstrategieën nemen een belangrijke plaats in binnen het onderwijs. De academie onderhoudt intensieve relaties met het professionele werkveld in binnen- en buitenland. De Academie stemt haar onderwijsprogramma's af op de meest recente ontwikkelingen in de nationale en internationale beroepspraktijk. Nieuwe inzichten met betrekking tot het opleiden van dansers, dansmakers en dansdocenten worden in de onderwijsprogramma's geïntegreerd. De academie werkt intensief samen met de andere dansopleidingen in binnen- en buitenland, waarbij ook uitwisseling van studenten en docenten plaatsvindt. De Dansacademie heeft nauwe contacten met regionale, nationale en internationale gezelschappen, en organiseert voorstellingen, lezingen en workshops.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 5
1.6.
Een korte schets van de opleiding
Binnen het domein ‘Dans’ worden twee opleidingen onderscheiden: de opleiding Dans en de opleiding Docent Dans. De opleiding Dans van ArtEZ heeft twee uitstroomprofielen: danser en dansmaker. In beide uitstroomprofielen neemt de opleiding studenten aan die ‘…zich uitgedaagd voelen door het idee dat hun opleiding hen een kans biedt om te onderzoeken op basis van een brede verscheidenheid van danstechnieken een danser en dansmaker te zijn’ (werkplan 2005-2006). Gedurende de eerste twee studiejaren volgen zowel de dansers als de dansmakers het gemeenschappelijke programma van de opleiding Dans. Aan het einde van het tweede jaar kan een keuze worden gemaakt tussen de uitstroomprofielen danser of dansmaker door middel van een afstudeerplan. In het uitstroomprofiel danser worden de studenten opgeleid tot hoog gekwalificeerde dansers in het eigentijdse danswerkveld, zo geeft de opleiding aan. Dansers die kunnen bijdragen aan het ontwikkelingsproces van een dansproductie op basis van hun technische èn hun creatieve mogelijkheden. Het programma van het uitstroomprofiel dansmaker richt zich, naast het danstechniekprogramma, op bewegingsonderzoek, improvisatie en compositie teneinde de studenten niet alleen voor te bereiden op een carrière als danser in het eigentijdse werkveld, maar ook als een danskunstenaar die in staat is zijn eigen dansmateriaal te ontwikkelen en eigen dansproducties te maken. Voor de goede orde: het uitstroomprofiel dansmaker is een initiële opleiding en moet dus los worden gezien van de 2e fase opleiding choreografie “Dance Unlimited” die in samenwerking met de dansacademies van Amsterdam en Rotterdam is ontwikkeld en in 2002-2003 van start is gegaan.
1.7.
Visitatie 2001
Inleiding Tot het jaar 2000 bestond er naast de Dansacademie Arnhem een dansopleiding EDDC (European Dance Development Center). Deze opleiding had een eigen directie en een eigen gebouw. De opleiding EDDC was vrijwel uitsluitend gebaseerd op de “revolutie” in de dans zoals die in de laat 60er jaren plaatsvond in De Verenigde Staten binnen onder meer de Judson Dance Movement. In de opleiding EDDC werd bijvoorbeeld geen plaats ingeruimd voor klassieke dans en gecodificeerde moderne danstechnieken. De opleiding EDDC leidde op tot danser/performer en tot choreograaf, waarbij het danscompositie/choreografie- leerproces vrijwel uitsluitend gebaseerd was op materiaal voortkomend uit improvisaties en de door de docenten onderwezen eigentijdse technieken en bewegingsprincipes. Bij de integratie van deze opleiding in de opleiding Dans zoals die met ingang van het studiejaar 2000-2001 plaatsvond en die geschiedde onder leiding van de directie van de Dansacademie Arnhem, werd het noodzakelijk geacht dat voor een choreografieopleiding een bredere kennis en beheersing van dansmateriaal noodzakelijk was en derhalve waren klassieke dans en in dat eerste jaar nog in beperkte mate ook gecodificeerde moderne danstechnieken deel gaan uitmaken van het programma van de differentiatie EDDC van de opleiding Dans.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 6
Visitatie Ten tijde van de visitatie in 2001 was de omvorming van de EDDC-opleiding tot een opleiding die geïntegreerd zou worden in de opleiding Dans nog in een voorzichtig beginstadium. In de reactie van het College van Bestuur van de Hogeschool ArtEZ op de instellingsspecifieke aanbevelingen die de visitatiecommissie in haar rapport vermeldde, werd al gesteld dat de leiding van de dansopleidingen op grond van de ervaringen in het studiejaar 2001-2002 sterk betwijfelde of een differentiatie EDDC binnen de opleiding Dans als een initiële vierjarige opleiding choreografie mogelijk zou zijn, met name op grond van de vraag of de opbouw van de benodigde danstechnische ondergrond voor een choreograaf in de initiële fase wel voldoende te waarborgen is. Het college van bestuur en de leiding van de Dansacademie Arnhem onderschreven in die reactie nog eens nadrukkelijk de opmerkingen van de visitatiecommissie over de noodzakelijke gedegen danstechnische ondergrond voor dansmakers èn choreografen. Ook werden de opmerkingen onderschreven van de visitatiecommissie dat in de initiële fase van een dansopleiding eigenlijk niet sprake zou kunnen zijn van een differentiatie of uitstroomprofiel Choreografie, maar dat er sprake zou moeten zijn van een differentiatie of uitstroomprofiel Dansmaker binnen de initiële opleiding Dans. Inmiddels heeft de integratie van het EDDC in de opleiding Dans haar vorm gevonden. Ten tijde van het gesprek dat op 5 juni 2002 plaatsvond met de Inspectie Hoger Onderwijs over de tekortkomingen met betrekking tot de opleiding Dansmaker 3 kenden de toenmalige uitstroomprofielen Danser en Dansmaker nog elk een eigen vierjarig traject. Dit leidde echter nog steeds niet tot de door de leiding van de Dansacademie Arnhem gewenste benodigde danstechnische ondergrond voor de studenten die het uitstroomprofiel Dansmaker volgden. Met ingang van het studiejaar 2003-2004 kan instroom in het uitstroomprofiel Dansmaker dan ook alleen nog maar op basis van een assessment plaatsvinden voor studenten die de eerste twee jaar van de vierjarige opleiding Dans hebben gevolgd of voor hen die elders met goed gevolg tenminste twee jaar een hogere beroepsopleiding Dans hebben gevolgd. In het kort kan het assessment als volgt worden weergegeven: Procedure is dat de studenten van de opleiding Dans halverwege het tweede jaar van de opleiding Dans zelf aangeven in een afstudeerplan of ze het uitstroomprofiel Dansmaker willen volgen. Deze keuze motiveren ze. De tentamencommissie beoordeelt deze aanvraag aan het eind van het tweede jaar en geeft hierover een bindend advies. Daarbij gebruikt de commissie de volgende criteria: student heeft de eindtermen van het tweede jaar behaald. Daarnaast: student heeft minimaal een ruim voldoende voor improvisatie en compositie in jaar 2, student heeft minimaal een ruim voldoende voor de beoordeling van het eigen werk in jaar 2 en heeft daarmee laten zien: - inzicht in wetmatigheden en structuren van compositie te hebben - eigen dansmateriaal te kunnen ontwikkelen vanuit improvisatie - inzicht in muziek met betrekking tot compositie te hebben - een standpunt in te kunnen nemen met betrekking tot de eigen keuzes in de eigen compositie - zich ontwikkeld te hebben op het gebied van improvisatie en compositie door het jaar heen - analytisch vermogen te hebben - zelfstandig te kunnen werken. Het auditteam is van oordeel, dat met de invoering van dit assessment de opleiding een substantiële verbeterslag heeft gemaakt.
3
Hier worden genoemd: (i) de afwezigheid van expliciete eindtermen, (ii) onvoldoende danstechnische basis van afgestudeerden, (iii) onvoldoende stagebegeleiding, (iv) onvoldoende samenhang in het curriculum, (v) onvoldoende kwaliteit van de toetsing.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 7
1.8.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter: Leden:
Studentlid Deskundige onderwijs / secretaris:
Drs. G.J. Stoltenborg Drs. J.M.L.J. Algra Dr. D. KLaic Drs. D.W. Schönau S. Molenaar Drs. R.F.H.M. Stapert
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding Dans noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De heer Stoltenborg heeft een groot aantal (accreditatie-)audits binnen en buiten het hoger onderwijs geleid, een aantal malen als onderwijsdeskundige, maar in de regel als voorzitter. De werkvelddeskundigen mevrouw Algra en de heren Klaic en Schönau hebben zich in hun beoordeling, vanuit vakgebied en werkveld, met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Voorts geldt voor de heer Schönau, dat hij zich, als expert op het gebied van toetsen en beoordelen in het kunst vakonderwijs, ook expliciet een oordeel heeft gevormd over de wijze waarop de opleiding dit aspect organiseert en uitvoert. Mevrouw Algra en de heer Klaic hebben op grond van hun (internationale) kennis van theater, dans, danseducatie, choreografie, dramaturgie een goed en breed zicht op (recente) ontwikkelingen in het domein dans, zowel in de theatrale en artistieke als in de maatschappelijke en educatieve context. De deskundige ‘onderwijs’ heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het programma raken. De heer Stapert heeft een grote, ook internationale, onderwijservaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBOopleidingen gesteld worden. Mevrouw Molenaar studeert thans aan de Hogeschool voor de Kunsten – Amsterdam: Moderne Theaterdans. Zij is 3e jaars. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 8
1.9.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.10.
Programma visitatie
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 9
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen Totstandkoming en onderhoud van de eindkwalificaties De eindkwalificaties van de opleiding Dans zijn (en worden) in samenspraak met collega-opleidingen en het werkveld opgesteld. Zoals uit het onderstaande moge blijken. De eindkwalificaties en doelstellingen van de opleiding Dans zijn aantoonbaar gebaseerd op het landelijk vastgestelde Opleidingsprofiel voor de bachelor Dans, uitstroomprofielen Danser & Choreograaf. Deze zijn opgesteld door de landelijke Werkgroep Opleidingsprofielen Dans en dateren uit oktober 2002. Vanuit de daarin vastgestelde competenties zijn de leerlijnen in het curriculum van de opleiding Dans ontworpen. Daarnaast vraagt de opleiding systematisch gastdocenten naar hun mening over het curriculum en de kwaliteit van de studenten. De opmerkingen en suggesties voor verbetering worden door de Beleidscommissie uitgebreid besproken en, indien akkoord, meegenomen in plannen voor verbetering. Tevens voeren met name de artistiek directeur en de opleidingscoördinator een actief beleid op het terrein van ontwikkelingen binnen het werkveld: zij bezoeken systematisch voorstellingen, signaleren ontwikkelingen en spreken met toonaangevende en opkomende choreografen in binnen- en buitenland. Draagvlak voor het curriculum wordt gewaarborgd door de Werkveldcommissie bestaande uit representanten van het werkveld. De Werkveldcommissie overlegt tweemaal per jaar met de directeur en de opleidingscoördinator, bezoekt presentaties en voorstellingen van de Opleiding en neemt deel aan de Audities van de Opleiding. Op basis daarvan adviseert zij de Opleiding bij het aannamebeleid en het leggen van de juiste accenten in het curriculum. De opleiding geeft aan dat de Werkveldcommissie zo spoedig mogelijk uitgebreid dient te worden met jong talent uit het internationale circuit van opkomende choreografen. Het bereik van de eindkwalificaties Centraal bij de eindkwalificaties staat het ambachtelijk en scheppend vermogen van de ‘danser’. De eindkwalificaties zorgen ervoor dat de danser een technisch uitstekend danser is, in het bezit van de klassieke techniek en daarbij de hedendaagse dansvormen beheerst en zich flexibel beweegt binnen de vele technische benaderingen en stijlen. Daarnaast kan hij zijn eigen danscomposities creëren en/of bijdragen aan die van anderen. Tegelijkertijd kan hij daarvan ook de professioneel-maatschappelijke relevantie verwoorden.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 10
Vanuit de competentiesets artistiek, vaktechnisch en professioneel-maatschappelijk heeft de Opleiding Dans haar curriculum samengesteld, waarin de student geschoold wordt zich binnen het competentiegebied “Danser” of “Dansmaker” te ontwikkelen èn deze beide gebieden met elkaar te verbinden. (Zie bij Onderwerp 2.) Als kern van de set competenties geldt ‘het creërend vermogen van de student: hij/zij kan een eigen danscompositie scheppen en realiseren. Daarnaast legt de opleiding van ArtEZ aanzienlijk meer nadruk op de danser competenties van de dansmaker dan het landelijk uitstroomprofiel Choreograaf doet. De opleiding kiest bewust voor een uitbreiding hiervan: de afgestudeerde dansmaker is ook in de rol van danser technisch, artistiek, fysiek en muzikaal ontwikkeld en kan als danser in een dansgezelschap onder leiding van een choreograaf dansen in een presentatie. De opleiding beschouwt daarbij een gedegen danstechnische ondergrond als essentieel voor dansmakers en choreografen. Hiermee loopt de opleiding vooruit op het voornemen van het Netwerk Dans van de HBO-Raad de competenties van een uitstroomprofiel Dansmaker op te stellen. Ook komt zij hiermee tegemoet aan de kritiek van de Visitatiecommissie (2001) en de Inspectie (2002). De opleiding heeft de kerntaken, de beroepsactiviteiten en de competenties naast elkaar gezet in een schema. De competenties hebben betrekking op bijvoorbeeld: Ambachtelijk vermogen qua dansen - Klassieke dans als basis - Moderne, postmoderne en hedendaagse dans - Enkele niet westerse dansvormen Samenwerken Creërend vermogen met betrekking tot improvisatie Lerend vermogen Kennis van cultuurhistorische context Kennis van muzikale, theatrale en -breder- culturele context Visie op beroep Communicatief vermogen Analyserend vermogen Reflectief vermogen Visie van de opleiding De visie van de opleiding Dans op de (professionele) kwaliteiten, eigenschappen en competenties van de toekomstige danskunstenaars laat zich als volgt samenvatten: de danser moet in staat zijn zich in het hedendaagse brede, niet-klassieke werkveld te presenteren en bij te dragen aan ontwikkelingen in dat werkveld, waarbij conceptueel, creatief en innovatief denken en handelen zijn basisrepertoire bepalen. Daarmee is de danser dus niet meer een uitvoerend danser in engere zin maar is hij een allround danskunstenaar, die danst en uitvoert, maar ook (mede)creëert en bij kan dragen aan een plaats voor nieuwe dansuitingen in het werkveld. Naar het oordeel van het auditteam spoort deze visie met de positie van de moderne danser: uitvoerder in dialoog met de choreograaf of uitvoerder in dialoog met zichzelf als dansmaker.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 11
Vanuit die visie legt de Arnhemse opleiding Dans het accent terecht op zaken als: A versatile dance artist within a contemporary framework Oriented towards theatre performance Work a lot together with dancemakers Can contribute to the development process of a dance production, based on their technical and creative capacities Broad is based on the 2 pillars of classical technique and contemporary dancing Dance artist (movers as well as technical dancers), daring to go through space Study within a interdisciplinary environment of an art school (from visual arts, to music, to different theatre studies): different interdisciplinary projects Mind – body – spirit connections Students develop their own profile Can work within a broad range of Different technical approaches and styles Different theatre forms (word/ image, cooperation with other theatremakers (including dancemakers) and approaches Choreographer approaches (both open and closed forms) Students develop their individual profile: Year 1 and2 basis: fundamentals of dance. Year 3: contemporary developments of dance. Year 4: focus on own profile. A self-reflective dancer. Internationalisering De danskunst is van oudsher grensoverschrijdend en is dat in de huidige 'global village' in nog hogere mate. Juist de dans heeft een sterke internationale oriëntatie en inspiratie. Choreografen en gezelschappen hebben de wereld als podium en werken vaak met elkaar samen, waarbij het werk van eigentijdse choreografen als William Forsythe, Hans van Manen en Jiri Kylian overal ter wereld wordt ingestudeerd. Daarnaast is in Nederland een groot aantal buitenlandse choreografen werkzaam, zoals Jiri Kylian, Krisztina de Châtel, Emio Greco, Itzik Galili, Paul Selwyn Norton en het choreografenduo Paul Lightfoot/Sol Leon. Terwijl deze 'buitenlanders' in hoge mate de dans in Nederland gezicht geven, zijn er al weer nieuwe en jonge buitenlanders die in Nederland naam aan het maken zijn, zoals André Gingras en Bruno Listopad. Alle reden dus van de opleiding te verwachten dat zij een sterke internationale oriëntatie heeft. Gezien de geografische ligging en het internationale karakter van de opleiding maakt de opleiding gebruik van contacten met de gezelschappen in de omringende landen. Voorbeelden hiervan in België zijn Company Enclave van Roberto Olivan, Wim Vandekeybus en Jan Fabre. In Duitsland zijn er o.a. contacten met het Choreographisch Zentrum NRW in Essen, Tanzhaus Düsseldorf, Pretty Ugly Dance Company in Keulen, en Tanzfabrik in Berlijn. Overigens is het auditteam met de opleiding van mening, dat de opleiding zich meer dan tot op heden het geval is, zou moeten presenteren in het buitenland.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 12
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de eindkwalificaties van de opleiding sluiten rechtstreeks aan bij de eisen die op landelijk niveau door vakgenoten binnen het domein worden gesteld aan de betreffende opleiding; de eindkwalificaties sluiten direct aan bij de eisen die op landelijk niveau door de beroepspraktijk aan de betreffende opleiding worden gesteld; de ‘Arnhemse’ profilering richting ‘dansmaker’ betekent een belangrijke en voor het werkveld zeer relevante verbreding van de opleiding; de hierboven bedoelde op landelijk niveau overeengekomen en door het werkveld gevalideerde beroepscompetenties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een goede afspiegeling van de ontwikkelingen binnen het domein; de actieve participatie van de opleiding in diverse internationale samenwerkingsverbanden laat zien, dat de opleiding zich ook richt op internationale ontwikkelingen en deze in haar programma incorporeert.
Naar het oordeel van het auditteam heeft de opleiding -in samenspraak met het beroepenveld- een helder, goed uitgewerkt, samenhangend en werkvelddekkend referentiekader voor haar programma ontworpen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 13
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden de onderstaande vijf dimensies onderscheiden, bij elk waarvan hieronder een beschrijving wordt gegeven in relatie tot de respectieve eindkwalificaties. De dimensies van de Dublin Descriptoren Kennis en inzicht laat in zijn handelen en communiceren zien dat hij vakinhoudelijke ontwikkelingen binnen de internationale danssector volgt en dat hij kennis heeft van het werkveld en de veranderende beroepspraktijk; houdt de vaktechnische en artistieke beheersing van diverse dansvormen op peil en ontwikkelt het niveau waar mogelijk verder; laat in zijn handelen en communiceren merken over kennis van toonaangevende choreografen en gezelschappen met het bijbehorende repertoire en stijlbenadering te beschikken; kan zichzelf en zijn werkzaamheden in een historische context plaatsen en maakt daarbij gebruik van zijn kennis van dans- en cultuurgeschiedenis; De bachelor ‘danst’ en ‘maakt dans’ in artistieke producties van gevestigde en experimentele gezelschappen of projecten, waarbij niet alleen ambachtelijke vaardigheden, maar juist ook kennis en inzicht in de theoretische aspecten van dans een rol spelen. Als referentiekader van zijn danstechnische, choreografische en danstheoretische vaardigheden en kennis hanteert hij het nationale en internationale werkveld van de artistieke theaterdans. Daarbij heeft hij eveneens kennis en inzicht in de andere (kunst)disciplines en van kunst en cultuur in het algemeen. Toepassen Kennis en inzicht werkt met basaal analytisch inzicht in (de context van) dans en beweging; ontleedt relevante processen en aspecten; werkt vanuit kennis over de relatie tussen de oorsprong, inhoud en vorm van de beweging; heeft inzicht in zijn eigen creatieve processen en kan dit inzicht vertalen in dans; De afgestudeerde student kan zijn danstechnische en danscreatieve vaardigheden en zijn danstheoretische bagage en kennis van het danswerkveld op een professionele wijze toepassen. Hij kan zijn keuzen vakinhoudelijk beargumenteren. Hij kan daarbij zijn kennis, inzicht en vaardigheden ook toepassen in producties, waarin hij samenwerkt met kunstenaars uit andere disciplines. Hij kent de ontwikkelingen in het werkveld van dansers en dansmakers en de professionele netwerken en samenwerkingsverbanden die daarin actief zijn. Op deze wijze ontwikkelt hij zijn eigen professionele identiteit, die hij kan inzetten in confrontatie en samenwerking met andere professionele beroepsbeoefenaars.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 14
Oordeelsvorming heeft een uitgesproken mening over kwaliteit in relatie tot dans en maakt deze zichtbaar in zijn choreografieën en dans(theater)producties; heeft een gefundeerde mening over dans in relatie tot andere kunsten en kan deze toelichten; Op basis van het verzamelen en interpreteren van relevante gegevens op het gebied van dans, kunsten en cultuur kan de bachelor zich een oordeel vormen over situaties waarin sprake is van maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische aspecten. Op basis van dat oordeel kan hij danstheatrale settings creëren, die niet alleen vakinhoudelijk, maar ook maatschappelijk relevant zijn. Communicatie kan solistisch werken, maar ook samen met andere dansers, danskunstenaars; kan multidisciplinair werken al dan niet in teamverband; kan samenwerken met betrokkenen uit andere kunstdisciplines: componist, licht-, décor- en kostuumontwerper, regisseur scriptschrijver, dramaturg, etc; kan de samenwerking met anderen organiseren; communiceert met collegae, medewerkers en belanghebbenden over wetenswaardigheden en ontwikkelingen binnen de dans en reflecteert daarop; communiceert met collegae, medewerkers en belanghebbenden over onder andere de technische, artistieke, (kunst)historische, culturele, maatschappelijke en sociale aspecten van het dansvak; De beginnend danser/dansmaker is in staat om informatie over het vakgebied, ideeën en oplossingen te communiceren met enerzijds vakgenoten, maar ook met niet-specialisten (collega’s uit andere kunstdisciplines, publiek, beleidsmakers, subsidiegevers). Dit is enerzijds de waarborg voor een verdergaande professionele ontwikkeling, anderzijds is het van belang dat de danser en dansmaker bij het ontwikkelen van en meewerken aan dansproducties kan afstemmen op de wensen en mogelijkheden van eventuele opdrachtgevers. Leervaardigheden organiseert zijn eigen ontwikkeling door middel van scholing, opleiding en loopbaanplanning en toont dat in zijn werk; past brede vakkennis en culturele kennis toe, houdt deze actueel en breidt deze uit op diverse gebieden; houdt de technische en artistieke beheersing van diverse dansvormen op peil en ontwikkelt ze waar nodig verder; maakt zich nieuwe ontwikkelingen op het terrein van lichaamstraining eigen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 15
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Niveau Bachelor’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de opleiding heeft (in haar competentiematrix) de Dublin Descriptoren zorgvuldig uitgewerkt naar deelcompetenties; de opleiding heeft de Dublin Descriptoren en de nadere uitwerking daarvan in deelcompetenties, aantoonbaar in een rechtstreeks verband gebracht met het opleidingsprogramma en de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
Sterk punt acht het auditteam, dat de opleiding elke afzonderlijke Dublin Descriptor aantoonbaar als referentiepunt hanteert, waardoor alle opleidingskwalificaties direct herleidbaar zijn tot de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties. Iets, wat bovendien op programmaniveau zichtbaar wordt gemaakt, zo blijkt uit de programmabeschrijving. Anders gezegd, de internationaal geaccepteerde bachelorkwalificaties zijn ook in het programma zelve verankerd.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 16
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie hbo” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs 1.3.1. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelorniveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De opleiding heeft de Dublin Descriptoren rechtstreeks in verband gebracht met het programma en met de daarin gehanteerde werkvormen. Via de competentiematrix wordt dit verband expliciet en inzichtelijk gemaakt. Op deze wijze heeft de opleiding de dimensie hoger onderwijs aantoonbaar in haar programma verankerd. Beroepsonderwijs 1.3.2. De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd zowel landelijk als (via de Werkveldcommissie) regionaal. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het werkveld geborgd. Anders gezegd: de opleiding is een beroepsopleiding. Voorts betekent de keuze voor het concept ‘danser/dansmaker’ een goede aansluiting op één van de belangrijke actuele ontwikkelingen binnen danspraktijk. Voor een uitwerking van de relatie tussen de eindkwalificaties en het opleidingsprogramma: zie facet 2.1.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 17
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Oriëntatie HBO’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks, volledig en op zorgvuldige wijze ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel. (Zie onder facet 1.1.);
in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd;
de opleiding heeft de relatie tussen enerzijds inhoud, bereik en niveau van de eindkwalificaties en anderzijds het programma en de gehanteerde werkvormen volledig en inzichtelijk in kaart gebracht en daaruit blijkt, dat de opleiding het landelijk overeengekomen beroepsprofiel in haar programma heeft verankerd en daarbij ook het beroepenveld (Werkveldcommissie en gastdocenten) heeft betrokken. Meer nog, zij heeft er een sterk actuele dimensie aan toegevoegd door het concept ‘danser/dansmaker’ als uitgangpunt te nemen.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” voor de opleiding Dans als voldoende.
De opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen in danspraktijk en zij heeft haar inzicht qua bereik, thematiek en diepgang op voortreffelijke wijze vertaald naar opleidingsdoelstellingen (en naar programma-onderdelen!) waarbij zij het werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken.
Tevens anticipeert de opleiding door haar gerichtheid op ‘danser/dansmaker’ uitdrukkelijk op een van de belangrijke ontwikkelingen in de danspraktijk.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 18
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen De opleiding beschikt over een ruim netwerk binnen het beroepenveld. Ook krijgen studenten op meerdere momenten tijdens hun studie de gelegenheid binnen hun toekomstig werkveld ervaring op te doen in de vorm van stages en deelname aan dansevenementen. De studenten worden vanaf het begin van de studie voorbereid op de beroepspraktijk. In de eerste en tweede jaar van de opleiding Dans wordt een integraal programma aangeboden dat aanstaande dansers en dansmakers gezamenlijk volgen. De eerste twee jaren moeten worden beschouwd als de jaren waar een solide danstechnisch fundament gelegd wordt. De samenhang tussen de danstechnische lessen en het instuderen van repertoire of nieuw werk in de middagen is van belang, zodat men zich bewust wordt van de overeenkomsten en verschillen van benaderingen en inhoud. Bij het instuderen van choreografieën uit het hedendaagse repertoire verdiept de student zich in de achtergronden van de stukken, zowel in analytisch, compositorisch als in danshistorisch opzicht. Naast het leren omgaan met bestaand werk is in het curriculum een belangrijke plaats ingeruimd voor het leren werken met verschillende compositorische benaderingswijzen waarmee nieuw werk wordt gecreëerd, zoals bijvoorbeeld gebeurt in de choreografen-componistenworkshop in het theaterpracticum. Hierin doen studenten ervaring op om in gelimiteerde tijd te werken met verschillende choreografen (uit het vierde jaar van het uitstroomprofiel Dansmaker). Deze workshop wordt gerealiseerd in samenwerking met ArtEZ faculteit Muziek en de voortgezette opleiding Messiaen Academie. Van belang is dat vrijwel al het gechoreografeerde werk ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd in een theatrale setting, waardoor de studenten tijdens deze workshop vrijwel dagelijks podiumervaring opdoen. Er zijn regelmatig informele presentaties en voorstellingen, van verschillende aard en omvang, en uiteraard zijn er de officiële voorstellingen waarmee de Opleiding Dans zich naar buiten toe presenteert. In het derde en vierde jaar van de Opleiding Dans gaat het hier bovengenoemde proces door, waarbij in het programma de differentiatie naar gekozen uitstroomprofiel Danser of Dansmaker zichtbaar wordt. Tevens worden voor projecten voornamelijk gastchoreografen aangetrokken. Essentieel is echter dat de studenten vanaf nu zelf het werkveld in gaan en zich gaan oriënteren bij gezelschappen en projecten in binnen en buitenland. In het derde jaar oriënteren de studenten zich binnen het werkveld voor eventuele stages in het vierde jaar.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 19
In het vierde jaar lopen studenten stage, als danser of als dansmaker. Kortom, zij gaan zich vanaf nu presenteren en positioneren als zelfstandig danskunstenaars. Daarbij worden zij vanuit de opleiding begeleid door hun klassenmentor en vanuit de stagebiedende instelling door een aangewezen contactpersoon. Studenten maken vooraf een plan waarin ze aangeven waar ze hun stage willen volgen: binnen een gezelschap of een choreografisch project, nationaal en internationaal. Daarbij is het belangrijk dat de student samen met de klassenmentor beargumenteerde keuzes maakt en zelf alle contacten legt, audities doet, en bewijsmateriaal van de artistieke kwaliteit van de stageplaats kan overleggen. De stageplaats wordt door de Opleiding beoordeeld aan de hand van een aantal criteria, waarna een stagecontract kan worden opgemaakt. In gevallen waarin de Opleiding niet akkoord kan gaan met een stageplaats, staat het de student vrij toch deze stage te lopen, maar zal de student mogelijk studievertraging zal oplopen. Vergeleken met de situatie ten tijde van de visitatie in 2001 wordt de voorbereiding op de beroepspraktijk nu beter begeleid. De jaargroepmentoren begeleiden de studenten bij het evalueren van hun ervaringen in de beroepspraktijk. Dit gebeurt door reflectiesessies en gesprekken en door verslagen verzameld in het portfolio van de student. De opleiding wil de contacten met het beroepenveld willen uitbreiden om meer stageplaatsen te creëren voor de dansmakers. De literatuur die de opleiding gebruikt in haar scholing van studenten is, naar het oordeel van het auditteam, van hoog niveau, relevant en met een breed bereik: kunsthistorisch, cultuur-historisch, danstechnisch, choreografisch, musicologisch, danshistorisch. De aansluiting bij actuele ontwikkelingen in het werkveld wordt vooral gerealiseerd door het contracteren van zowel gerenommeerde choreografen alsook van jong en opkomend talent als gastdocenten. De studenten kunnen op deze manier enerzijds kennismaken met de breedheid en veelzijdigheid van het werkveld. Anderzijds geeft dit de opleiding ook de mogelijkheid om benaderingswijzen die interessant en beklijvend blijken eventueel op te nemen in het curriculum. Een en ander heeft bijvoorbeeld geleid tot: de versterking in het programma 2005-2006 van de artistieke leerlijn in de eerste twee jaren van de opleiding. De versterking houdt vooral een grotere nadruk op de vakken improvisatie en compositie in, waardoor studenten zich beter kunnen voorbereiden op de keuze voor het uitstroomprofiel Danser of Dansmaker. binnen het uitstroomprofiel Dansmaker is een nieuwe module ingevoerd, waarin de toekomstige dansmaker zich kan manifesteren als danser in een choreografie. Hiermee beoogt de opleiding een betere aansluiting op het beroepsveld te bewerkstelligen. in het vierde jaar van het uitstroomprofiel Dansmaker is meer ruimte voor studenten gecreëerd voor het maken van eigen werk. Hierdoor heeft de student een grotere keuzevrijheid, waardoor hij zijn studieprogramma nog meer kan laten aansluiten op individuele leerbehoeften en kwaliteiten. Wat betreft de aansluiting van de opleiding bij nieuwe ontwikkelingen in het beroepenveld besteedt de opleiding in het 3e en 4e jaar meer aandacht aan de verfijning van nieuwe technieken en nieuwe media, zoals video en driedimensionale life-objecten. Studenten van de opleiding nemen deel aan evenementen op het terrein van dans. Zo wordt jaarlijks het Internationaal Theater festival georganiseerd voor jonge talenten die uitstromen uit de bachelor opleidingen voor podiumkunsten. Het aantal studenten van de Dansacademie Arnhem dat jaarlijks deelneemt aan het ITs-festival varieert van 2 tot 15 deelnemers. Door deel te nemen aan het ITs-festival leren studenten in een heel andere omgeving op te treden. De confrontatie met het gegeven dat zij gast zijn werkt anders dan op de academie. Studenten komen in aanraking met een ander publiek, zij leren andere docenten en studenten kennen, krijgen feedback van docenten en studenten met heel andere onderwijsachtergronden. Op deze manier kunnen ze ervaringen uitwisselen en worden ze gestimuleerd om te discussiëren over de programmering en hun visie en benadering van het vak.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 20
Het jaarlijkse Fontys festival kent een andere opzet. Studenten van de dansacademie nemen samen met één docent en één technicus deel aan de festivalweek. De begeleidend docent neemt deel aan de dagelijkse trainingen van gemengde groepen van dansers. In deze week leren studenten zich als danser te plaatsen in verhouding tot andere dansers. De voorstellingen worden 's avonds gegeven in Brabant, Limburg en België. Studenten van de dansacademie nemen jaarlijks deel aan projecten van de ELIA-conferentie. In 2004 hebben dansers van de dansacademie samen met dansers van andere academies een choreografie gemaakt en uitgevoerd voor de opening van deze conferentie. In dergelijke projecten leren studenten optreden in het buitenland en samenwerken met buitenlandse dansers en choreografen. Verder zijn er regelmatig voorstellingen en presentaties binnen school en daarbuiten. In 2003/2004 ging het bijvoorbeeld om 180 voorstellingen. Het merendeel van deze voorstellingen vond plaats binnen de academie. In het kader van de oriëntatie op het beroepenveld krijgen alle studenten in het derde jaar een week "werkveldoriëntatie van de danser". Hiervoor moeten studenten een plan indienen waarin ze aangeven welke dansgezelschappen of groepen ze willen bezoeken en of ze willen deelnemen aan lessen/trainingen van deze gezelschappen. Studenten moeten alles zelf regelen, zoals: contacten leggen, verblijf, training e.d. Studenten krijgen de gelegenheid tijdens de studie stage te lopen. Jaarlijks worden workshops georganiseerd van gerenommeerde gastdocenten. Op deze manier worden nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied in het curriculum gehaald. Indien sprake is van modules die niet door eigen personeel kunnen worden verzorgd, dan trekt de opleiding daarvoor een gastdocent aan. In het 3e en 4e jaar van de dans en dansmakeropleiding wordt voornamelijk met gastdocenten gewerkt. Verder hebben alle studenten een schouwburgpas, waardoor ze onbeperkt voorstellingen en concerten en films kunnen bezoeken. Met ingang van 2007 zal jaarlijks een zogeheten Tournée plaatsvinden tijdens welke de eindvoorstelling van afstudeerders zal worden uitgevoerd in verschillende schouwburgen in de randstad en in het oosten van Nederland.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 21
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert voor de opleiding het facet ‘Eisen HBO’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
het programma van de opleiding biedt via de (binnen- en buitenschoolse) projecten, de ‘werkveldoriëntatie’, de workshops, de theaterpractica, de stages en de festivals aan de student zeer ruime mogelijkheden om zich te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de interactie tussen het binnenschools programma en de stagewerkplek is goed geregeld en gestructureerd via de afspraken tussen de opleiding, de student en het stagebiedende gezelschap. Deze afspraken hebben betrekking op doelstelling van de stage en de begeleiding van de student; het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in samenspraak met het beroepenveld; de gebruikte vakliteratuur is up-to-date en zeer veelzijdig; de opleiding schakelt gedurende het hele programma systematisch en frequent gastdocenten uit de beroepspraktijk (dansers en choreografen) in.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 22
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Het curriculum van de opleiding is thematisch opgebouwd en georganiseerd in blokken. In elk blok staat een bepaald thema centraal. Ook is in elk blok aandacht voor de ontwikkeling van het beroep zichtbaar in attitude, beroepshouding en vaardigheden. Hierdoor is een koppeling tussen beroepsvaardigheden en leerdoelen gewaarborgd. Voor de opzet van de jaarwerkplannen zijn formats gebruikt. Het curriculum van de opleiding is beschreven in de jaarwerkplannen van Dans. Deze jaarwerkplannen hebben het auditteam inzicht gegeven in de inhoud van elk afzonderlijk vak en in de plaats van elk vak in het totaal van de opleiding. Iets wat telkens volgens een vast stramien gebeurt: contacttijd, zelfstudietijd, studiepunten, competenties, doelstelling, eindtermen, werkvormen, programma-indeling, literatuur en toetsing. Uit de voorhanden documentatie heeft het auditteam zich op gedetailleerd niveau een beeld kunnen vormen over de inhoud van de studie. Duidelijk is, dat de opleiding leerdoelen heeft geformuleerd die herkenbaar aansluiten bij de opleidingskwalificaties en dat vervolgens de leerdoelen in het jaarwerkplan op een heldere wijze zijn uitgewerkt. Het curriculum bestuderend, zoals beschreven in onder andere het jaarwerkplan, kan geconstateerd worden dat na afronding van de studie de bachelor de vereiste opleidingskwalificaties van de opleiding Dans bereikt heeft. Voor een nog helderder en samenhangende verwerking van de competenties in de werkplannen is er vanaf het studiejaar 2005-2006 gekozen om zogenaamde cluster-werkplannen te gaan opstellen. Elke zes weken vindt er clusteroverleg plaats van docenten die tot een bepaald vakgebied behoren. In dat overleg worden leerlijnen per jaargroep sterker verbonden aan doorlopende leerlijnen. De vertaling van de landelijk vastgestelde competenties in het curriculum van de Opleiding Dans is met name geconcretiseerd in deze leerlijnen. Binnen de opleiding worden drie centrale leerlijnen onderscheiden: de creatieve-, de vaktechnische- en de communicatieve leerlijn, in wezen vergelijkbaar met de competentiedomeinen van het Landelijk Opleidingsprofiel: het artistiek, vaktechnisch en professioneel–maatschappelijk competentiedomein. Het programma van de Opleiding Dans van ArtEZ is een afspiegeling van de doelstellingen van de opleiding, die zijn afgeleid uit de landelijk vastgestelde competenties voor dansers en dansmakers. Zo komen zowel de globalisering en internationalisering van het werkveld, alsook de toenemende interdisciplinariteit en diversiteit tot uiting in zowel het vaste ochtendprogramma als het flexibele middagprogramma van de opleiding. Het doel daarvan is de toekomstig danskunstenaar die bij ArtEZ wordt opgeleid zich te laten onderscheiden door juist die combinatie van breedheid én diepgang, die in het competentieprofiel als noodzakelijk wordt gezien.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 23
Als een zwak punt op dit gebied ziet de opleiding de positie van het vak Muziek in de opleiding. Men geeft aan op dit punt verbeteringen na te steven. Opgemerkt wordt hierbij dat het instroomniveau van studenten op dit gebied varieert. Er zal op korte termijn gekozen moeten worden voor een meer eigentijdse benadering van muzikale kennis voor dansers en dansmakers. Het is de bedoeling om in nauwe samenwerking met de Faculteit Muziek van ArtEZ een basisprogramma muziek voor dansers, dansmakers en dansdocenten te ontwikkelen.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de opleiding heeft op semester-, blok-, project- en vak/practicumniveau door het hele programma heen op inzichtelijke en zorgvuldige wijze leerdoelen vastgesteld die aantoonbaar zijn af te leiden van de eindkwalificaties; de leerdoelen hebben het bereik en het niveau corresponderend met het bereik en het niveau van de eindkwalificaties. Sterk punt daarbij is, zo oordeelt het auditteam, dat de opleiding daarbij telkens de onderscheiden dimensies van de Dublin Descriptoren als referentie gebruikt; (Zie onder facet 1.2.); de binnen het programma gepositioneerde projecten en workshops zijn telkens gericht op een concreet en toetsbaar leerdoel, dat telkens is gedefinieerd in termen die rechtstreeks zijn ontleend aan de eindkwalificaties; de leerdoelen en de projecten/workshops nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase een niveau te bereiken dat naar het oordeel van het auditteam ontegenzeggelijk hbo-niveau is. (Zie ook onder facet 6.1.)
Het auditteam is van oordeel, dat de opleiding via de competentiematrix en de uitwerking daarvan naar de programmaonderdelen, op consequente en gedegen wijze de functionaliteit van de onderscheiden programmaonderdelen heeft geborgd. Daardoor is het voor elk onderdeel helder waarom het in het programma is opgenomen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 24
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen De eerste twee studiejaren in het curriculum van de Opleiding Dans vormen een gezamenlijk programma, waarin het accent ligt op danstechnische en creatieve aspecten. Ongeacht het feit of studenten het profiel ‘danser’ of ‘dansmaker’ kiezen, de tweejarige basis die hiervoor gelegd wordt is identiek. De opleiding is gericht op het hedendaagse werkveld, dat breed, veelzijdig, flexibel en van een hoog niveau is: bij de student worden een hiermee overeenkomende interesse en werkhouding gestimuleerd. Zowel in technisch als in artistiek opzicht stelt de opleiding dan ook hoge eisen. Al tijdens de opleiding wordt de student gestimuleerd om zijn eigen theaterpersoonlijkheid te ontwikkelen. In 2003 heeft de opleiding voorstellen geformuleerd voor de verschillende leerlijnen van het curriculum ‘Danser’ voor 2004/2005, waarbij de veranderingen ingegeven worden door: een betere aansluiting cq doorstroom naar de dansmaker: een duidelijke plaats voor het vak compositie en ook ruimte voor alternatieve technieken; meer ruimte voor de inhoudelijke plaats en functie van dans in de maatschappij. Door middel van ‘postmodern’ als techniek alsmede door middel van lezingen die de dans in een context plaatsen en studenten meer uitdagen in hun mentale competenties; helderder structureren, helder maken wat de verbindingen zijn. Er zijn drie centrale leerlijnen, de artistieke, de vaktechnische en de communicatieve leerlijn, die sterke onderlinge samenhang verkrijgen door de centrale focus op de individuele student. Door specifieke aandacht en plaats in het rooster voor momenten van integratie en reflectie beoogt de opleiding Dans te bewerkstelligen dat studenten niet in vakken denken, maar de verbindingen gaan zien en benadrukken. Als voorbeeld: het vak Dansgeschiedenis dat door studenten niet meer ervaren wordt als een onwelkome onderbreking van het echte werk, maar als een schakel tussen de eigen vaktechnische en artistieke ontwikkeling en de reflectie daarop in relatie tot de geschiedenis en de toekomst van de danskunst. Uit het studieprogramma blijkt, dat van maandag tot en met donderdag in het ochtendprogramma de danstechnische leerlijn centraal staat: de studenten ontwikkelen hierin hun vaardigheden als danser in klassieke, moderne, postmoderne en eigentijdse danstechnieken. In het middagprogramma gaat het vooral om choreografische projecten en workshops, waarin verschillende vakken behandeld worden en verschillende improvisatie- en creatieve strategieën aan de orde komen Daardoor leren de studenten zich bewegen in een zo reëel mogelijke beroepssituatie. In de vrijdagmodules is plaats ingeruimd voor theoretische vakken en praktisch ondersteunende vakken. Voorbeelden hiervan zijn: muziek, dansgeschiedenis, partneringtechniek en Pilates. Daarnaast zijn er ook nog lezingen en discussies waar verschillende thema’s worden behandeld en zijn er modules die in de vrije ruimte kunnen worden gedaan. In het tweede semester van het tweede studiejaar maakt de student een afstudeerplan. Hierin beargumenteert deze zijn keuze voor een vervolgstudie als danser of dansmaker. Dit afstudeerplan dient goedgekeurd te worden door de Examencommissie.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 25
Vanaf het derde studiejaar wordt het zwaartepunt in het curriculum gelegd bij de afstudeerkeuze van de student: hij ontwikkelt zich tot danser of tot dansmaker. Essentieel daarbij is dat alleen het accent verschuift: de danser zal ook een dansmaker zijn en de dansmaker ook een danser. In beide beroepsrollen is een behoorlijke portie kennis en vaardigheid van het andere domein vereist. Uit de notitie ‘Leerlijnen danser curriculum’ blijkt dat voor zowel klassieke dans als hedendaagse theaterdans(leerlijn techniek) geldt, dat gedurende de vier studiejaren de nadruk steeds meer komt te liggen op de artistieke ontwikkeling. Daarnaast leert de student zichzelf kennen en zijn eigen lichaam met de mogelijkheden en beperkingen daarvan en wordt hij erin getraind deze bewust te hanteren: studenten leren daarbij welke manier van leren / trainen goed bij hen past (hun eigen gebruiksaanwijzing om tot goede prestaties te komen).
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Samenhang Programma’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de relatie tussen de leerdoelen van elk blok (en daarbinnen van elk project en/of workshop) , is helder en logisch; de sterk thematische opbouw van het programma wordt door de hele opleiding consequent doorgevoerd waardoor per semester en per blok de horizontale samenhang tussen de projecten/workshops en de flankerende practica en (theoretische)modulen wordt bevorderd; de concentrische opbouw (leerdoelen en opdrachten komen telkens in een toenemende mate van complexiteit terug) maakt de verticale samenhang tussen de onderscheiden blokken (en projecten) manifest; de bevindingen (zoals beschreven onder facet 2.2.) met betrekking tot de borging van de functionaliteit van de programmaonderdelen wijzen in feite reeds op een sterke verticale samenhang binnen het opleidingsprogramma.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 26
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De studielast van de opleiding Dans, voor beide uitstroomprofielen, bedraagt 1680 uur (60 EC) per studiejaar, in totaal dus 6720 uur (240 EC). In de jaarwerkplannen is per studiejaar een overzicht te vinden van de verhouding van contacttijd tot zelfstudietijd en het aantal te behalen EC per studieonderdeel. De opleiding streeft naar een zo evenredig mogelijke verdeling van de studielast over het studiejaar. Het auditteam is overigens van mening, dat het programma over het algemeen eerder zwaarder dan lichter is dan de aangegeven studielast in uren. Het effect daarvan wordt nog versterkt doordat studenten hoog gemotiveerd zijn en (daardoor) sterk de neiging hebben meer te doen dan in het programma is opgenomen, doordat zij eigen werk maken en dansen in elkaars werk. Bovendien -en dat is kenmerkend voor een opleiding Dans- is het merendeel van de studenten zeer ambitieus en perfectionistisch. Iets wat zij overigens in de beroepspraktijk, willen zij zich kunnen handhaven, ook moeten zijn. Voor mentoren en studiebegeleiders betekent dit dat zij zeer alert zijn dat studenten hun grenzen niet overschrijden en leren zich te beperken en rust te nemen. In het studieprogramma worden regelmatig rustmomenten ingepland om fysieke en mentale overbelasting van studenten te voorkomen. Dit gebeurt onder andere door vrije dagen in te plannen na een serie voorstellingen en door het inplannen van reflectiedagen in het jaarprogramma. Kortom het begrip ‘studielast’ heeft voor de opleiding Dans een zeer specifieke lading. De last is hoog en studenten accepteren dat, sterker nog: zij willen het. Het is dan ook aan de opleiding studenten op gezette tijden enigszins af te remmen. Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding dat op verantwoorde wijze doet.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt het facet ‘Studielast’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de formele studielast wordt jaarlijks geëvalueerd en uit deze evaluaties blijkt dat de feitelijke studielast hoger is dan de formele, maar dankzij de mitigerende maatregelen die de opleiding heeft getroffen, is die afwijking niet onverantwoord groot. Studenten hebben dan ook geen problemen met de hoge studielast. Zij beschouwen het –en het auditteam is het daarmee eens– als één van de manieren om op de beroepspraktijk te anticiperen; de opleiding treft voldoende maatregelen om te voorkomen dat de hoge studielast een negatief (blokkerend) effect heeft op de ontwikkeling van de studenten; de studielast moge hoog zijn, de spreiding ervan is evenwichtig; studenten zijn daar dan ook zeer over te spreken; na elke blokevaluatie worden in het kader van de studiebegeleiding in die gevallen waar sprake is van individuele problemen met betrekking tot de studielast, samen met de betreffende student extra remediërende maatregelen getroffen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 27
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen Blijkens de zogeheten ‘Startnotitie’ heeft de opleiding een heldere visie hoe de instroom kwalitatief en kwantitatief te regelen. Achtergrond hierbij is het voornemen van het CvB om een samenhangend instroombeleid voor ArtEZ te ontwikkelen teneinde een kwalitatief en kwantitatief optimale instroom te realiseren. Uit een bijlage bij deze notitie blijkt dat de opleiding een groot aantal personen heeft geconsulteerd onder wie representanten uit het aanleverend onderwijs. In deze notitie wordt uitgebreid ingegaan op de aansluiting binnen de beroepskolom, de aansluiting tussen het studiehuis en het hoger onderwijs, de aansluiting op MBO-kunstonderwijs en op Cultuurprofielscholen en CVK-vakken. Kernvraag hierbij was tijdens een interne gespreksronde langs faculteiten van ArtEZ: hoe krijgt en behoudt ArtEZ een kwalitatief optimale instroom en hoe gaat men om met de toenemende diversiteit onder studenten? Uit de notitie blijkt dat de opleiding zich uitgebreid heeft verdiept in de achtergronden van de groep instromende studenten. De opleiding kent een stringent instroombeleid. Jaarlijks ontvangt men 180 tot 200 aanmeldingen. Hiervan worden er 25 tot 30 uitgenodigd voor deelname aan de audities. Uiteindelijk volgen jaarlijks 15 tot 20 studenten de opleiding tot danser of dansmaker. Dit betekent dat niet iedere aspirant student de opleiding kan instromen. Degenen die overblijven na de eerste selectie, worden uitgenodigd voor deelname aan twee auditiedagen. Het programma van de auditiedagen bestaat uit verschillende lessen: klassiek, modern / hedendaags, improvisatie/compositie, en uit presentaties van zelfgemaakte solo's. Dit laatste geldt voor kandidaten die opteren voor de opleiding tot dansmaker. Audities worden nabesproken binnen een selectieteam. Een punt van zorg binnen de opleidingen was de tot voor kort afnemende belangstelling vanuit het voortgezet onderwijs (havo, vwo en gymnasium). Een goede samenwerking bij de invulling van het vak Culturele en Kunstzinnige Vorming en de Cultuurprofiel-scholen heeft ertoe geleid, dat die neerwaartse ontwikkeling in positieve zin is omgebogen. In het kader van de MBO-instroom zijn inmiddels gesprekken gevoerd met de regionale ROC’s, hetgeen onder meer heeft geresulteerd in het projectvoorstel “De Muze”. Dit project heeft tot doel om vanuit een integrale visie op kunstonderwijs te komen tot een regionaal scholingsmodel met kunstopleidingen op verschillende niveaus. Centraal binnen het project staat de ontwikkeling van een regionaal model voor studieloopbaanbegeleiding binnen het kunstonderwijs. Daarvoor wordt een projectbureau opgezet, dat kan uitgroeien tot een centrum voor studieloopbaanbegeleiding, genaamd "De Muze". Dit is, naar het oordeel van het auditteam, een belangrijk initiatief. Het kan ertoe bijdragen, dat getalenteerde jongelui in het VMBO die formeel niet toelaatbaar zijn tot het HBO, toch de kans krijgen zich als danser verder te ontwikkelen. Het project “Muze’ zal gefaseerd worden ontwikkeld: te beginnen met een pilot voor de danskunst, om vervolgens de aanpak uit te breiden naar andere podiumkunsten (muziek en drama) en deze tot slot te verbreden naar beeldende kunst en vormgeving.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 28
Het projectbureau werkt zelfstandig (maar wel namens de samenwerkingspartners) aan de volgende projectonderdelen: Informatie en advies over kunstonderwijs aan jongeren, hun ouders, scholen en instellingen Het organiseren van talentscouting voor onderwijs en beroepspraktijk Het organiseren van assessment en audities Verwijzing naar deelnemende scholen Het opzetten van een gezamenlijke docentpool Het opzetten van een stagebureau Het ontwikkelen van aansluitingsprogramma's en een systeem voor kwaliteitsborging Het (doen) uitvoeren van onderzoek De formele instroomcriteria voor het eerste jaar van de HBO-opleiding Dans impliceren, dat studenten in het bezit moeten zijn van een diploma van het havo of vwo, of, in het geval van buitenlandse studenten, van een vergelijkbaar diploma. Daarna wordt geselecteerd op deelname aan het voorbereidend dansvakonderwijs. Met name voor de Praktijkinstroom, die dit studiejaar voor het eerst heeft plaatsgevonden, is dit een essentieel criterium, omdat studenten alleen vanuit de ArtEZ vooropleidingen kunnen worden toegelaten. Voor deze stroom is een zeer hoog technisch niveau op het gebied van neo-klassieke dans vereist. Vervolgens vindt de uiteindelijke selectie plaats via tweedaagse audities waarin kandidaat-studenten lessen klassieke dans, moderne/hedendaagse dans en improvisatie/compositie volgen. Audities vanuit het voorbereidende dansvakonderwijs vinden eenmaal per jaar plaats. Audities voor instroom van buitenaf vinden driemaal per jaar plaats. De auditiecommissie bestaat uit één extern lid en minimaal vijf docenten, een student Dansmaker, een student Dans en de directeur van ArtEZ Dansacademie als voorzitter. De instroom in het profiel Dansmaker, vanaf jaar 3, is gereguleerd via het ‘Instroomassessment jaar 3 uitstroomprofiel ‘Dansmaker’. Dit houdt kort gezegd in dat studenten die opteren voor dit uitstroomprofiel halverwege het tweede studiejaar van de opleiding in een afstudeerplan hun gemotiveerde keuze hiervoor aangeven. Deze afstudeerplannen worden beoordeeld door de Examencommissie, die hierover aan het eind van het tweede jaar een bindend studieadvies uitbrengt. Basisvoorwaarde voor instroom in dit uitstroomprofiel is dat de student de eindtermen en competenties van het tweede studiejaar heeft behaald. Voor van buiten komende studenten geldt ditzelfde criterium: elders dienen zij tenminste twee jaar met goed gevolg een HBO-opleiding Dans te hebben gevolgd en voldoen aan de theoretische instroomcriteria. De vervolgens geldende criteria voor instroom zijn vermeld in het document ‘Instroomassessment etc’. Voor van elders komende studenten geldt dat de hierin vermelde criteria worden getoetst door middel van een tweedaagse auditie en een vragenlijst. De opleiding Dans kent een grote instroom van buitenlandse studenten: ongeveer 70 % van de studentenpopulatie is buitenlands. Om die reden wil de opleiding zich duidelijker positioneren als een internationale opleiding, wat onder andere zal inhouden dat ook formeel de voertaal Engels zal gaan worden, niet alleen in de studio’s, maar ook in het lesmateriaal en de colleges. Een belangrijke internationale impuls gaat ook uit van door de Academie verzorgde voortgezette opleiding ‘Dance Unlimited’. In het kader van de visie- en draagvlak ontwikkeling is in december 2004 een Symposium georganiseerd door ArtEZ over aansluitingsvraagstukken. Uitnodiging, programma en workshops zijn bij de documentatie gevoegd.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 29
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Instroom’ als goed op grond van de hierboven beschreven bevindingen, die het auditteam hier kort samenvat:
De opleiding besteedt zeer veel aandacht aan het beoordelen van het kwalificatieniveau van studenten die in aanmerking willen komen voor de opleiding. Zij doet dat op professionele wijze. Enerzijds door meerdere beoordelaars in te schakelen, anderzijds door het intake-assessment ook een expliciete prognostische dimensie te geven. Een en ander is vastgelegd in eenduidige criteria, opgenomen in “Audit: protocol en criteria”. Het auditteam is daar zeer over te spreken. Studenten overigens ook, zo bleek tijdens de visitatie. Belangrijk is voorts de observatie, dat het restrictieve aannamebeleid door de opleiding wordt gebruikt als een kwaliteitsinstrument. Zowel richting student (geen irreële beloften of voorspellingen) als richting opleiding zelve: de studentenpopulatie is van hoog niveau.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 30
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:4 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 EC) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van de opleiding, zo blijkt uit de programmabeschrijving, bedraagt 240 EC. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding een omvang heeft van 240 EC, reden het facet ‘Duur’ als voldoende te kwalificeren.
4
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 31
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Het didactisch concept van de Dansacademie is gebaseerd op een aantal uitgangspunten. Centraal staat het voorbereiden op het vak van creatief en uitvoerend danser in het theater. Dit betekent dat er tijdens de opleiding veel geoefend wordt in danstechnieken. Gedurende een studiejaar worden de lessen aangeboden in drie lesblokken van respectievelijk 14, 13 en 12 weken. Tijdens de lessen wordt er een grote verscheidenheid aan danstechnieken en bewegingsvormen aangeboden. Uit de documentatie blijkt dat de volgende aandachtspunten deel uitmaken van de inhoud van elke serie lessen: zuiverheid in plaatsing zuiverheid in vorm zuiverheid in richting en plaatsing in de ruimte ruimtelijkheid van beweging ruimtelijkheid van verplaatsing muzikaliteit en plaatsing artistieke expressie. Voor een dansopleiding geldt dat er sprake is van een nauwe verwevenheid van theorie en praktijk: i.c. tussen het werken aan technieken in de ochtenden en deze technieken vervolgens uitwerken en toepassen tijdens de workshops op de middagen. Aangeboden worden klassikale lessen, met live muzikale begeleiding of muziek op band of cd. De standaard werkvorm is demonstratie-reproductie, gecomplementeerd door vormen als verbale instructie, side coaching en opdrachtvormen. Tevens is er gedurende de gehele opleiding sprake van zelfstudie. De studenten worden meteen in het eerste jaar met het vak dans geconfronteerd. Dat houdt in dat zij in de vorm van presentaties laten zien waartoe zij op uitvoeringsniveau in staat zijn. Binnen de dansacademie wordt hoofdzakelijk klassikaal lesgegeven met veel individuele coaching en aandacht voor de individuele ontwikkeling. Studenten worden ook voortdurend gestimuleerd te reflecteren op hun eigen ontwikkeling als danser of dansmaker. Studenten maken hun eigen portfolio's en schrijven hun eigen rapporten. Deze portfolio's worden per semester door het docententeam bekeken en besproken. Hierbij wordt vooral gekeken naar de voortgang en de verschillen in opvattingen en beelden. Wanneer een student en het docententeam duidelijk van elkaar verschillen in mening over deze punten, dan wordt dit uitgebreid met de student besproken. Dit wordt gebruikt als een leermoment voor de student. Dergelijke meningsverschillen komen echter maar weinig voor. In het 3e en 4e jaar van de dansmakersopleiding wordt enigszins anders gewerkt. Daar geeft een docent ook opdrachten vanuit verschillende invalshoeken. Hij laat studenten zelf conclusies trekken en deze formuleren. De opleiding heeft in de jaarwerkplannen de relatie tussen doelstellingen en werkvormen voldoende helder uitgewerkt. Als illustratie het volgende voorbeeld:
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 32
Doelstellingen: het verkennen van mogelijkheden voor samenwerking tussen choreografen, componisten en dansers binnen danskunst, door gebruik te maken van workshop- en sketchtechnieken, waarbij korte composities worden gemaakt door meerdere teams bestaande uit een choreograaf en een componist. Bij de studenten meer inzicht te ontwikkelen voor verschillende werkmethodes. Programma-indeling en werkvorm: in het begin wordt door de begeleider dagelijks een thema aangereikt, gaandeweg worden de studenten aangemoedigd zelf keuzes te maken aangaande onderwerpen en werkvormen. Iedere dag wordt een uitvoering gegeven van elk project door een team van dansers en muzikanten, waarna er onder leiding van de docent over wordt gediscussieerd. Choreografen en componisten krijgen tijdens de workshop aanwijzingen aangaande praktische zaken, zoals repetitietechnieken, hoe te komen tot duidelijkheid in het uitdrukken van ideeën en het beknopt presenteren ervan. De dansers krijgen begeleiding in de presentatie. Andere werkvormen die de opleiding hanteert zijn klassikale lessen van 105 minuten met muzikale begeleiding. Elke week begint met een methodische opbouw, die gedurende de week complexer wordt. De vrijdaglessen worden gebruikt om de verworven technische vaardigheden te reproduceren. Binnen technieklessen voor de mannen wordt specifiek aandacht besteed aan een individuele methodische opbouw gericht op de specifieke elementen van vorm en fysieke ontwikkeling van de mannelijke danser. In een aantal gevallen is er sprake van klassikale lessen, met live muzikale begeleiding of muziek op band of cd. De standaard werkvorm daarbij is demonstratie-reproductie, gecomplementeerd door vormen als verbale instructie, side coaching en soms een opdrachtvorm.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ als goed en wel op basis van de volgende observaties:
het didactisch concept is in alle programmaonderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van (dansgerelateerde en interdisciplinaire) competenties. Het didactisch concept sluit daarop aan door de sterke beroepsgerichte/praktijkgerichte oriëntatie die tot uiting komt in bijvoorbeeld demonstratiereproducties, workshops, projecten en stages; de centrale plaats (in het binnenschools programma) die de demonstratie-reproducties en de ‘sidecoaching’ in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht; de demonstratie-reproducties zijn expliciet gekozen vanuit de interdisciplinaire invalshoek (muziek, beeldende kunst, theater, mode) waar in de opleidingsdoelstelling sterk de nadruk op wordt gelegd; door middel van demonstratie-reproducties worden voorts het werken in teamverband en -daarmee verband houdend- de communicatieve vaardigheden ontwikkeld.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 33
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Beoordeling en toetsing wordt in de documentatie uitgebreid behandeld. Hieruit blijkt dat de praktijklessen bezocht worden door een Beoordelingscommissie bestaande uit de studieleider/coördinator en een aantal docenten van andere vakken. Na elke beoordeelde les formuleert de commissie haar observaties over de student. Deze beoordeling wordt doorgegeven aan de student. Studenten kunnen de commissieleden vragen om verdere toelichting. De opleiding heeft voorheen de nadruk gelegd op de individuele artistieke ontwikkeling en op ‘aanwezigheid en inzet’ als de twee elementen die tot een voldoende beoordeling van de student konden leiden. Thans heeft de opleiding een en ander aanzienlijk aangescherpt. Bij de danstechniekvakken zijn de criteria verwoord en is het eindniveau maatgevend. Er wordt getoetst door middel van testlessen met een panel van docenten en een individuele schriftelijke beoordeling van de docent. Ook bij de theorievakken is het eindniveau maatgevend. Getoetst wordt o.a. via schriftelijke toetsen en werkstukken. Bij de compositievakken zijn de criteria verwoord en ook is een individuele schriftelijke rapportage van de docent ingevoerd. Bij het eigen werk wordt een beoordeling en feedback gegeven door een panel van docenten. De performances gedurende de opleiding worden beoordeeld door objectieve experts van buiten de opleiding. Deze experts bekijken de generale repetitie en de voorstelling en geven feedback aan elke student afzonderlijk. Docenten die een longitudinaal vak of training geven, brengen elk half jaar over elke student een verslag uit aangaande hun vorderingen. De beoordeling van studenten is gebaseerd op drie elementen: de vooruitgang die de student geboekt heeft in het bereiken van de competenties/ eindtermen van het onderwijsonderdeel zoals beschreven in het werkplan; de vooruitgang die de student gemaakt heeft in het bereiken van de competenties/ eindtermen van de opleiding, dus in het bereiken van die kwalificaties die van een beginnende danser, dansdocent of choreograaf verwacht mogen worden; werkhouding en aanwezigheid. In het studieprogramma is er ruimte opgenomen voor reflectie in de vorm van wekelijkse reflectiemomenten met de klassenmentor, periodieke reflectiedagen tijdens beoordelingsmomenten en een reflectieweek aan het einde van ieder studiejaar. Een overzicht van toetsingscriteria per studieonderdeel is opgenomen in de jaarwerkplannen 2005-2006. De student reflecteert en evalueert schriftelijk zijn eigen ontwikkeling binnen alle vakken. De resultaten hiervan verzamelt de student in zijn portfolio. De studentportfolio's bevatten logboeken en verslagen van de verschillende trainingen, projecten en vakken. De logboeken en verslagen geven een beeld van het zelfinzicht van de student in de eigen ontwikkeling in het vak en prestaties. De studentportfolio's worden elk half jaar beoordeeld. Alle beoordelingen gebeuren aan de hand van lijsten met beoordelingscriteria. De opleiding heeft een Examencommissie die de algehele verantwoordelijkheid heeft voor het totale proces van examineren en die verantwoordelijk is voor het afnemen van de examens en de organisatie en de coördinatie van de tentamens.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 34
De Examencommissie bestaat uit de directeur van de Dansacademie Arnhem en de hoofden van de verschillende opleidingen en specialisaties. De verantwoordelijkheid voor het afnemen van de tentamens ligt bij de Examencommissie. De Examencommissie kan vrijstelling verlenen voor het afleggen van een of meer tentamens op grond van eerder met goed gevolg afgelegde tentamens of examens in het hoger onderwijs, dan wel voor buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of vaardigheden. Tentaminering is toebedeeld aan de docenten van de verschillende onderwijseenheden en de van die onderwijseenheden deel uit makende vakken of onderdelen. De Examencommissie kan ook een commissie van docenten samenstellen en hun de taak geven een of meer tentamens af te nemen. Ook is er een commissie aangewezen door de Examencommissie die de presentaties van workshops, het eigen werk en de participatie van studenten in voorstellingen beoordeeld. Aan het begin van elk studiejaar wordt per jaargroep een overzicht uitgedeeld waarin voor elk onderwijsonderdeel de data van de tentamens vermeld staan. Alle evaluatiegegevens worden bij elkaar gebracht en besproken in de beoordelingsvergaderingen waarin alle docenten van een jaargroep participeren. Beoordelingsvergaderingen vinden voor elke jaargroep plaats in december, maart en juni. Voor de eerstejaars studenten is er bovendien voor de herfstvakantie nog een extra beoordeling teneinde mogelijke knelpunten vroegtijdig te kunnen signaleren. Tijdens deze beoordelingsvergadering vindt de beoordeling plaats op basis van de geschreven beoordelingen van de docenten van de danspraktijkvakken, de theorievakken en de workshops, aangevuld met de geschreven beoordelingen van de tentamencommissies die door de Examencommissie zijn aangewezen de studenten te beoordelen in danspraktijkvakken en in presentaties en voorstellingen. De beoordelingen van de danspraktijkvakken en van de presentaties en voorstellingen zijn gebaseerd op een combinatie van de beoordelingen van de docenten en van de door de Examencommissie aangewezen tentamencommissies van docenten. Studenten worden geacht, alvorens tot de hoofdfase te worden toegelaten, het propedeutisch examen met goed gevolg af te leggen. Hierin zijn zij geslaagd als zij aan de eindtermen voor de vakken van de propedeutische fase hebben voldaan. In de laatste beoordelingsvergadering van het eerste studiejaar wordt vastgesteld of dit het geval is. De beoordelingsvergadering geeft een bindend studieadvies of de studie al of niet voortgezet kan worden. De student die een negatief bindend studieadvies heeft gekregen, kan zich binnen ArtEZ niet opnieuw inschrijven voor dezelfde opleiding. De Examencommissie kan besluiten dat de propedeutische fase overgedaan kan worden of verlengd door middelvan een voorwaardelijke overgang naar het tweede studiejaar. Het afsluitend examen is met goed gevolg afgelegd, indien alle onderdelen van de postpropedeutische fase met tenminste een voldoende beoordeling zijn afgesloten. Ter adstructie volgen hierna een aantal door de opleiding gehanteerde wijzen van toetsing.
De toetsing van de hedendaagse techniek vindt plaats door middel van een signaleringsrapportage en door testlessen in de weken 44 en 13. Schriftelijke beoordelingen worden driemaal per jaar door de praktijkdocent gegeven (zie beoordelingscriteria op pagina 28). Beoordeling vindt alleen plaats bij minimale aanwezigheid van 80%. De student levert een zelfevaluatie verslag in bij de klassenmentor.
De beoordeling vindt plaats door middel van een schriftelijke beoordeling door de docent, op basis van een minimale aanwezigheid van 80%. De student levert een zelfevaluatie verslag in bij de klassenmentor.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 35
Op basis van het deelnemen aan het proces dat plaatsvindt in de studio's en op basis van het tonen van het repertoire binnen presentaties en voorstellingen. Beoordeling vindt plaats door middel van een schriftelijke beoordeling van de projectdocent/ repetitor, waarbij de presentatie een belangrijk beoordelingscriterium zal zijn.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen wordt op een gestructureerde en gecontroleerde wijze uitgevoerd; de gehanteerde toetsvormen aansluiten zeer nauw aan op de werkvormen; de huidige toetsingsmethoden zijn valide en betrouwbaar en telkens expliciet gerelateerd aan de betreffende (sub)doelstellingen/of eindtermen; de kwaliteit van het proces van ‘beoordelen en toetsen’ is goed geborgd. Enerzijds doordat telkens meerdere docenten er rechtstreeks bij betrokken zijn, anderzijds doordat de beoordeling geschiedt op basis van heldere en relevante criteria waarover bovendien vooraf met de studenten wordt gecommuniceerd.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Programma” als voldoende.
Naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling op HBO-niveau is gesitueerd en dat qua inhoud, werkvormen, oriëntatie en organisatie duidelijk en substantieel gericht is op het werkveld. De praktijkgerichtheid, de thematische ordening, de sterke nadruk op de demonstratie-reproducties die door side-coaching worden geflankeerd alsmede de cyclische inrichting zijn een stevige waarborg voor de interne samenhang van het programma. Het programma biedt voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot danser of dansmaker te realiseren via frequente en goed georganiseerde en gestructureerde interacties met de beroepspraktijk.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel zeven facetten van het onderwerp “Programma”als goed en een facet als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 36
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen Alle vakdocenten van de opleiding Dans komen uit het werkveld van de dans en beschikken over een brede expertise als danser, choreograaf, repetitor en/of docent. Hun professionaliteit en visie op de dans vloeit voort uit hun persoonlijke ervaring als uitvoerend, scheppend of docerend danskunstenaar. Conform het beleid van ArtEZ blijven de docenten naast hun aanstelling bij ArtEZ ook zo veel mogelijk werkzaam in de eigen beroepspraktijk. Dat verklaart de relatief kleine dienstverbanden. Directie en docenten van de Dansacademie staan in een permanent contact met het werkveld. ArtEZ Dansacademie volgt haar afgestudeerden, trekt gastdocenten uit het (inter)nationale werkveld aan en voert structureel overleg met verwante opleidingen uit binnen- en buitenland. Dit overleg loopt via een landelijk opleidingsnetwerk, maar ook via bijvoorbeeld ELIA Dance Station, een organisatie waar zo’n veertigtal danshogescholen in Europa bij zijn aangesloten. Buiten Europa worden de contacten gezocht via gastdocenten, conferenties en festivalbezoek etc. De inbreng van het (inter)nationale werkveld is van werkelijke betekenis voor het onderhouden van de kwaliteitszorg van de dansacademie. Het behoort tot de expliciete taken van de directeur van de Dansacademie om dit (inter)nationale netwerk te onderhouden ten behoeve van scholing van docenten, programma-evaluatie en voor stages van studenten. Het auditteam heeft CV’s van docenten beoordeeld. Hieruit blijkt dat de docenten direct uit het werkveld afkomstig zijn en hier in de regel nog steeds werkzaam zijn. Ook heeft de opleiding het auditteam een uitgebreide lijst met gastdocenten overhandigd. Ook van hen heeft het auditteam de CV’s geraadpleegd: door hun eigen werk en/of door hun positie in het dansdomein zijn zij zeer wel geëquipeerd om een belangrijke inbreng in de uitvoering van de opleiding te realiseren. Voorts zijn gastdocenten betrokken bij de intake en bij de beoordeling van de afstudeerders. Dankzij het feit, dat de docenten zelf afkomstig zijn uit de danspraktijk dan wel daarin nog werkzaam zijn en dankzij het feit, dat zij (bijna) permanent in contact staan met de praktijk, beschikt de opleiding over een zeer uitgebreid netwerk binnen de danswereld. Voorts kunnen zij gebruik maken (en maken zij gebruik) van het netwerk van collega-docenten in de beeldende- en theater kunst, wier opleidingen in hetzelfde gebouw zijn gehuisvest als de opleiding Dans.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 37
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Eisen HBO’ als goed en wel vanuit de volgende overwegingen:
de huidige praktijk laat zien dat docenten zeer frequent en intensief contacten onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten leggen zij een concrete verbinding tussen werkveld en programma. Dit geldt a fortiori voor die docenten (het overgrote deel van het docentcorps) die zelf in de beroepspraktijk werkzaam zijn; de verbinding tussen opleidingsprogramma en werkveld wordt nog eens versterkt doordat de opleiding veelvuldig gebruik maakt van gastdocenten zowel bij specifieke activiteiten (de workshops) als ook bij ‘reguliere’ activiteiten zoals: intake-assessment en beoordeling van afstudeerders.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 38
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen De docent/student-ratio, zo constateert het auditteam, is ruim voldoende om het voorgenomen onderwijsprogramma van de opleiding Dans te implementeren en te zorgen voor continue curriculuminnovatie, zoals uit onderstaande tabel, overgenomen uit de documentatie blijkt. Personeelsbestand per 01-11-05: Aantal docenten /medewerkers
Bachelor Dans (OP) 22
M/V in %
68 / 32
Nederlands/buitenlands %
55 / 45
Autochtoon/allochtoon %
100 / 0
Gemiddelde leeftijd
50
Gemiddelde taakomvang
0,3746
Vast/tijdelijk contract %
85 / 15
Aantal studenten
80
Totaal aantal FTE
8,1956
Docent / student-ratio
1 op 9,8
De vereiste onderwijsondersteunende processen worden begeleid door de Centrale Diensten van ArtEZ. De Dansacademie ontvangt voldoende centrale ondersteuning. Voor het buitenschoolse programma wordt voldoende begeleidingscapaciteit ingezet. Studenten die stage lopen worden intensief begeleid; er is veel contact met de stagebiedende instellingen. Docenten van de opleiding bezoeken de stageplaatsen en er vindt overleg plaats met de begeleider ter plaatse. Om de continuïteit van de programma-uitvoering te waarborgen, komt het onderwerp ‘capaciteitsbewaking’ wekelijks terug tijdens het bilateraal overleg van de directeur van de Dansacademie met de directeur van de faculteit Theater. De verhouding tussen instroom en beschikbare capaciteit is stabiel. De directie en het auditteam hebben wel een discontinuïteit ten gevolge van vergrijzing gesignaleerd. De Dansacademie, de faculteit Theater en het CvB van ArtEZ dienen echter rechtspositioneel conform de CAO te functioneren. Een meer evenwichtige leeftijdopbouw is daarom slechts via geleidelijke wegen te bereiken, zo geeft de opleiding aan. Het ziekteverzuim van het personeel (docerend en niet-docerend) bedraagt 5,8%. Werkbelasting en – beleving wordt gemeten en geregistreerd door de Arbo-dienst. De directeur Dansacademie maakt deel uit van het Sociaal Medisch Team (met bedrijfsarts, bedrijfsverpleegkundige en personeelconsulent ArtEZ). In een driemaandelijks overleg worden ziekteverzuim, werkomstandigheden en werkbeleving besproken. Waar nodig neemt directeur of personeelsconsulent passende maatregelen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 39
In aansluiting op de bevindingen bij het facet studielast wil het auditteam ook hier expliciet melden, dat de ‘last’ ook bij docenten hoog is maar dat dit door hen als onderdeel van hun professionaliteit wordt gezien. Vandaar dat het ziekteverzuim ondanks de hoge ‘last’, laag is.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Kwantiteit Personeel’ als goed.
De huidige omvang van de formatie is meer dan voldoende en stelt de opleiding zeer wel in staat het opleidingsprogramma uit te voeren. Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten (zie onder facet 3.1en 3.3.) en gelet op het in gang gezette beleid om de deskundigheidsbevordering meer sturing te geven, met name daar waar het de met onderwijsvernieuwing samenhangende onderwijskundige scholing betreft, is de opleiding bovendien zeer wel in staat de gewenste kwaliteit te leveren.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 40
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Enkele karakteristieken van het aannamebeleid De opleiding geeft bij de selectie van docenten expliciet aandacht aan hun wijze van benaderen van studenten. De opleiding formuleert dat als volgt: ‘Hier gaat het om een humane houding in tegenstelling tot het gebruiken van macht. Het respect voor het individu (…) Docenten moeten kunnen inzien dat een student zelfstandig moet zijn en geen behoefte heeft aan een goeroe. Hij, de student, is in staat om eigen ideeën te ontwikkelen en wil uitgedaagd worden. De begeleiding daarbij dient het zelfbeeld van de student te versterken, zodat de student zelfvertrouwen krijgt om niet alleen met zijn lijf te kunnen communiceren maar zich ook verbaal te uiten over kunst en het leven’. Van docenten wordt verwacht dat zij (elkaar en de studenten) kunnen inspireren. Daarnaast is het van essentieel belang dat zij afstand kunnen houden en tegelijkertijd betrokken zijn bij de processen die de student ondergaat en meemaakt. De opleiding Dans leidt haar studenten op tot breed georiënteerde dansers. Belangrijke selectiecriteria bij het aantrekken van nieuwe docenten zijn daarom ‘de eigen visie op de danskunst’ en ‘het vermogen om vanuit die visie studenten te inspireren’. Van docenten wordt naast gedegen vakmanschap een open en nieuwsgierige attitude verwacht ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen binnen de dans. De opleiding vindt het van groot belang dat haar docenten in staat zijn om met afwisselende werkvormen de studenten zowel fysiek als mentaal te prikkelen om nieuwe wegen te verkennen. Om de studenten daadwerkelijk de kans te geven zich breed te oriënteren, streeft de opleiding naar een gevarieerde samenstelling van het docententeam. Naast dansers met een jarenlange ervaring als docent en coach, trekt de studieleiding ook jonge dansers aan die kersvers uit het werkveld komen. Met deze diversiteit binnen het docententeam wil de opleiding een continue kwaliteit van het onderwijs garanderen. Kwaliteit die zich uit in aandacht voor de ontwikkeling van de studenten, waarbij de docenten hun eigen kennis en vaardigheden als bron gebruiken en niet als voorbeeld. Voor docenten die nog geen bevoegdheid hebben voor het HBO-onderwijs, verzorgt ArtEZ een didactische cursus. Docenten moeten beschikken over communicatieve vaardigheden. Zij moeten goed kunnen werken in teamverband. Het huidige docententeam bestaat vooral uit rijpere mensen, met ervaring in het onderwijs en of in het dansdomein. De gastdocenten zijn vooral de jongeren, aangezien zij vaak degenen zijn die zich bezig houden met vernieuwingen in dans en theater. Samenvattend: het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel en dan niet alleen in termen van opleiding en scholing (vakkennis, onderwijskundige en/of organisatorische expertise) maar vooral in termen van competenties en werkervaring. Daarbij is het auditteam gebleken, dat de opleiding in haar aannamebeleid een sterk accent legt op het werven van praktijkgeoriënteerde docenten, die naast hun docentschap in de danspraktijk werkzaam zijn. Het auditteam acht dit een sterk punt, omdat het juist die docenten zijn die op een ‘natuurlijke’ en vanzelfsprekende wijze actuele expertise en ontwikkelingen binnen het opleidingsprogramma brengen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 41
Gastdocenten Ten aanzien van de gastdocenten is beleid geformuleerd om de kwaliteit van hun inbreng op HBO-niveau te borgen. Studenten van het derde en vierde jaar evalueren de lessen die zij hebben gevolgd bij gastdocenten. De studenten bespreken samen met de gastdocent het lesproces en het resultaat van de les of workshop: over en weer wordt feedback gegeven. Deze reacties gaan naar de Beleidscommissie die bespreekt of de gastdocent opnieuw zal worden uitgenodigd. De Opleiding Dans stelt zich als doel, binnen het kader van de leerdoelen van het curriculum van de Opleiding Dans, gastdocenten aan te trekken die enerzijds vanuit hun ervaringen binnen het nationale en internationale danswerkveld praktijkgericht onderwijs geven en anderzijds met hun specifiéke expertise binnen het werkveld de student bewuster maken, welke competenties binnen het werkveld van de student verlangd worden. Overige aspecten personeelsbeleid Vanaf 2004 wordt bij ArtEZ gewerkt met het nieuwe functiewaarderingssysteem. In 2004 heeft het management trainingen gevolgd in het voeren van functioneringsgesprekken. Toen is ook de eerste pilot afgerond. In eind maart/ begin april 2005 zijn de eerste functioneringsgesprekken gehouden met docenten, coördinatoren, muzikale begeleiders en ondersteunend personeel. Verder kent de afdeling Personeel & Organisatie van ArtEZ: een procedure voor werving en selectie; een procedure voor inschaling van nieuw personeel; een didactische cursus voor nieuwe docenten; een klachtenregeling; een regeling bij conflicten in werksituaties; een regeling faciliteiten ouderenbeleid; exit interviews ouderenbeleid; persoonlijke ontwikkeling van docenten. Docenten hebben geen Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). De functioneringsgesprekken fungeren als instrument om de ontwikkeling van docenten vast te leggen en te volgen. Incidenteel worden docenten in de gelegenheid gesteld hun wensen tot professionalisering te realiseren. In functioneringsgesprekken wordt het onderwerp professionalisering systematisch aan de orde gesteld. Daarnaast vindt er professionalisering plaats op de werkplek zelf. Vanaf 2007 zullen beoordelingsgesprekken met docenten plaatsvinden. Uit gesprekken met studenten is het auditteam gebleken, dat zij zeer te spreken zijn over de kwaliteiten van hun docenten. En dan betreft het hun (i) professioneel netwerk, (ii) kennis van de danspraktijk en (iii) didactisch aanpak . Samenvattend is het auditteam van mening dat het huidige docentencorps, o.a. dankzij zijn directe verbinding met het beroepenveld, ruim voldoende gekwalificeerd is om het opleidingsprogramma inhoudelijk en organisatorisch op een hoog niveau te realiseren.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 42
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Kwaliteit Personeel’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
qua vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten ruim voldoende geëquipeerd om de opleiding op een hoog niveau te verzorgen; het merendeel van de docenten is actief werkzaam in danspraktijk en brengt zijn expertise consequent en voortdurend binnen het programma; het zorgvuldig opgezette aannamebeleid is een belangrijk instrument om de didactische kwaliteit van het docentencorps te borgen
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert de “Inzet van Personeel” als voldoende. Kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel zodanig dat de op hoog niveau kan worden verzorgd. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 43
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen Huisvesting ArtEZ Dansacademie is sinds augustus 2004 samen met ArtEZ Theaterschool gevestigd op de Arnhemse kunstcampus aan de Rijn in een nieuw ondergronds gebouw van architect Hubert-Jan Henket. Een bijzondere locatie voorzien van de modernste faciliteiten, 23 studio’s en drie goed geoutilleerde theaterzalen. Dansstudenten krijgen op de Arnhemse kunstcampus alle gelegenheid kennis te maken met de andere kunstdisciplines binnen ArtEZ (toneel / beeldende kunst / muziek / bouwkunst). Zo kunnen zij zich ontwikkelen tot allround theaterpersoonlijkheden met een geheel eigen signatuur. De ruimtelijke voorzieningen en daarmee verbandhoudend de gehele ambiance zijn naar het oordeel van het auditteam voortreffelijk. Echter met een belangrijke kanttekening: de ruimtelijke voorzieningen voor docenten en studenten daar waar het betreft onderling overleg, begeleiding, theorielessen e.d. zijn te beperkt in termen van aantal en grootte van de lokalen. Dit vergt van docenten en studenten telkens een passen & meten en veel improvisatie. ICT Vanaf januari 2006 beschikt ArtEZ over een nieuwe netwerkinfrastructuur op basis van glasvezelverbindingen. Dit glasvezelnetwerk heeft een capaciteit van 1 Gigabit en stelt de faculteit Theater in staat om zonder problemen bewegende videobeelden over het intranet te verspreiden en centraal in digitale vorm op te slaan. Deze nieuwe infrastructuur wordt ondermeer gebruikt voor: Videoconferencing: dit stelt de faculteit Theater in staat om gemakkelijker en goedkoper met internationale (gast)docenten te werken. Op afstand bieden docenten advies of theoretisch educatief materiaal aan. Ook voor intervisie op afstand wordt videoconferencing ingezet. Narrowcasting: door intern ArtEZ opnames van dans- of theatervoorstellingen digitaal op te slaan en te verspreiden via het intranet wordt een groter publiek bereikt. Met het opgenomen voorstellingsmateriaal, dat online beschikbaar is, vinden dan achteraf analyse en evaluatie plaats. Mediatheek De mediatheek ArtEZ Arnhem omvat de mediatheken van de faculteiten Beeldende Kunst en Vormgeving, Bouwkunst, Muziek, Theater en de voortgezette kunstopleidingen, Mode Vormgeving en Strategie, Werkplaats Typografie, Fashion Institute Arnhem en Messiaen Academie. De mediatheek beschikt naast boeken ook over bladmuziek, video's, dia's, cd-rom’s en geluidsdragers. Bovendien is er een leeszaal waar tijdschriften en naslagwerken kunnen worden ingezien. Voor het vakgebied Theater (waaronder Dans valt) beschikt de mediatheek over een moderne, recente en kwalitatief goede collectie boeken, tijdschriften, dia's, video’s en DVD’s en cd-rom’s. In de situatie vóór de verhuizing beschikte de Dansacademie over een eigen mediatheek. Dans bracht een grote collectie videobanden (600) mee.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 44
Deze videobanden zijn wel toegankelijk, maar op dit moment nog niet ontsloten via de catalogus. De mediatheek beschikt over een kabel- en een satellietaansluiting en een afgesloten werkplek voor personeel waar met speciale apparatuur video’s en DVD’s worden opgenomen van het open net. Alle opgenomen programma’s worden opgenomen in de catalogus. Er zijn ook drie werkplekken met video- en DVD-spelers voor algemeen gebruik. Naar het oordeel van het auditteam is de mediatheek van een zeer hoge kwaliteit. Klimaat Al geruime tijd bestaat er onvrede over het klimaat in het Theatrium. Sinds de ingebruikname is, in samenwerking met de installateurs, gezocht naar de meest optimale instellingen voor de klimaatapparatuur. In opdracht van de afdeling facilitaire zaken heeft het adviesbureau dat het klimaatontwerp heeft opgesteld een onderzoek verricht naar de geconstateerde klachten. Dit onderzoek heeft in november en december 2005 plaats gevonden en heeft geresulteerd in een pakket van aanbevelingen. Omdat dit technisch onderzoek geen concrete oorzaak voor de klachten heeft kunnen identificeren en de klachten aanhouden is, in overleg met de faculteit, besloten een laatste onderzoek uit te voeren door de Arbo-Unie. Dit onderzoek zal zich dan richten op het (fysiologisch) welbevinden van de gebruikers. Naar het oordeel van het auditteam is de (ondergrondse) huisvesting in termen van klimaatbeheersing wellicht zodanig complex, dat een oplossing op korte termijn niet verwacht kan worden.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Materiële Voorzieningen’ als goed.
Huisvesting en materiële voorzieningen zijn ruimschoots toereikend om het programma van de opleiding te realiseren. De inrichting is bijzonder functioneel en in de aankleding is de danspraktijk duidelijk zichtbaar en overal voelbaar. De ICT-voorzieningen zijn up-to-date, ook in het perspectief van het ‘effectief en rechtstreeks gebruikmaken van externe deskundigen’. De mediatheek is zeer wel voorzien en van hoge kwaliteit: als zelfstandige informatiebron (brede en diepe collectie) en als toegang tot externe bronnen.
De klimaatproblemen (waar overigens zeer zorgvuldig aandacht aan wordt besteed) en het feit dat de ruimtelijke voorzieningen voor docenten en studenten (daar waar het gaat om overleg, begeleiding en theorielessen) aanzienlijke verbetering behoeven, weerhouden het auditteam van een oordeel ‘excellent’.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 45
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen De studie-informatie voor studenten Dans (Danser en Dansmaker) is opgenomen in de studiegids. Hier wordt uitgebreid ingegaan op alle facetten die van belang zijn voor studenten om te kunnen studeren aan de opleiding. Voor de informatie van studenten staan de opleiding de volgende middelen ter beschikking: Voorlichtingsbrochure. Deze brochure geeft informatie over alle opleidingen van de ArtEZ Dansacademie en is vooral bestemd voor potentiële en aspirant-studenten. Website. De in augustus 2005 geheel vernieuwde website geeft algemene informatie over de ArtEZ Dansacademie en specifieke informatie over de opleidingen, de locatie, de docenten, de agenda en de open dagen. Verder kunnen potentiële en aspirant-studenten via de rubriek nieuws en via korte filmpjes op de website een idee krijgen van de artistieke dansprestaties per afdeling. Studiegids. Jaarwerkplannen. In de jaarwerkplannen wordt per opleiding van ArtEZ Dansacademie per jaargroep uitgebreid de inhoud van elk onderwijsonderdeel vermeld en toegelicht. Studentendecanaat. Via het Studentendecanaat zijn brochures uitgebracht over onderwerpen als: ongewenst gedrag, studie & handicap en studie-uitval. Wat betreft begeleiding zijn de afgelopen jaren de volgende initiatieven ontwikkeld: Klassenmentoren. De opleiding werkt met klassenmentoren die naast het verzorgen van onderwijs verantwoordelijk zijn voor de studiebegeleiding van een jaargroep (zie hierna). Buddy’s. De opleiding werkt met buddy’s. Dit zijn derde- en vierdejaars studenten die een aanspreekpunt vormen voor eerste- en tweedejaars studenten (zie hierna). Decaan. Het decanaat geeft informatie, advies en begeleiding aan alle studenten en aankomend studenten. De decaan neemt binnen ArtEZ een onafhankelijke positie in en is daarom de aangewezen persoon om elk onderwerp vertrouwelijk te bespreken. De onderwerpen kunnen betrekking hebben op de studie, maar ook op persoonlijke problemen. De decaan houdt vier dagen per week een spreekuur. Voor langere gesprek kunnen studenten een afspraak maken. Paramedische begeleiding. Studenten met blessures kunnen onmiddellijk terecht bij deskundigen (fysiotherapie, chiropractie, ismakogie, mensendieck, osteopatie) in het Arnhemse Ziekenhuis Rijnstate, waarmee ArtEZ een overeenkomst heeft gesloten. Voorts kent Rijnstate een speciaal spreekuur voor dansstudenten.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 46
Iedere klas heeft een mentor die verantwoordelijk is voor de studiebegeleiding van een jaargroep en de rechtstreeks daaruit voortvloeiende taken. De belangrijkste taken van de klassenmentor zijn onder andere de volgende: de klassenmentor verzorgt de studiebegeleiding van een jaargroep. De studiebegeleiding heeft tot taak allerlei schoolaangelegenheden van inhoudelijke en organisatorische aard te bespreken. De studiebegeleiding vindt zowel klassikaal plaats binnen een ingeroosterde tijd in het weekrooster als door middel van persoonlijke gesprekken met studenten van een jaargroep; de klassenmentor meldt aan het hoofd van de opleiding de knelpunten in de uitvoering en/of organisatie van het onderwijs van een jaargroep van een opleiding/uitstroomprofiel en de knelpunten in de studievoortgang van individuele studenten. Ook werkt de opleiding (en het auditteam acht dit een sterk punt!) met 3e en 4e jaars studenten, buddy’s, die het aanspreekpunt zijn voor de 1e en 2e jaars Taken van de buddy zijn: de eigen student(en) wegwijs maken binnen de opleiding; wegwijs maken in Arnhem: eventueel hulp bij zoeken woonruimte, Nederlandse regelgeving, waar vind je wat etc. (afhankelijk van of ze uit het buitenland komen); behulpzaam zijn gedurende het begin van de studie als het gaat om roosterzaken, voorbereiding voorstellingen, voorbereiding eigen werk, na rapportages etc.; neemt contact met de student op wanneer deze ziek is; heeft regelmatig contact met zijn/haar student(en) over hoe het gaat, afhankelijk van de behoefte van de student(en); stimuleert zijn/haar studenten in het bezoeken van voorstellingen, bijvoorbeeld door met hen (in groepsverband) af te spreken. Studenten zijn, zo bleek uit de gesprekken tijdens de visitatie, tevreden over de begeleiding en over de studie-informatievoorziening. Ook over de informatievoorziening in het kader van de ‘beoordeling en toetsing’ (criteria en feedback) zijn zij tevreden. Het auditteam hecht daar groot belang aan. Immers alleen bij een goede informatie voorziening heeft ‘beoordeling en toetsing’ een optimaal leereffect.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Studiebegeleiding’ als goed en wel op grond van de volgende observaties:
de studiebegeleiding vindt gestructureerd plaats via scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen; deze doelstellingen houden verband met studievoortgangsbewaking en -bevordering en met het ontwikkelen van professionele competenties; het auditteam is zeer gecharmeerd van het buddy-systeem. de paramedische begeleiding is goed geregeld in het kader van een overeenkomst tussen ArtEZ en het Rijnstate ziekenhuis.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 47
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende.
De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het zeer goed mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren. De studiegeleiding vindt gestructureerd plaats via een scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen. Sterk punt is de inzet van ouderejaars bij de studiebegeleiding.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt alle facetten van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 48
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen De onderwijsinstelling besteedt, getuige de hoeveelheid documenten, veel aandacht aan evaluaties. Zo is in 2004 door de afdeling KtweeO (Kwaliteitszorg en Onderwijsontwikkeling) een nieuw systeem van kwaliteitszorg geïntroduceerd. Doel van dit systeem is kwaliteitszorg onderdeel te laten uit maken van de pdca-cyclus. De tool ter ondersteuning van dit systeem is DigOport. Het voordeel van deze tool is dat een opleidingsteam continu informatie kan opslaan over de onderwijsvernieuwingen en dat men gebruik kan maken van multimedia als bewijsmateriaal. Dit laatste past goed bij kunstopleidingen. Opgemerkt moet worden dat het DigOport-systeem bij het opstellen van de voorliggende rapportage uitermate geschikt is gebleken: in de teksten wordt verwezen naar documenten waar vervolgens ‘op geklikt’ kan worden. Wel is het noodzakelijk de toegankelijkheid/instelling voor derden te vereenvoudigen. Projecten en vakken worden na afloop zowel mondeling als schriftelijk geëvalueerd. Verder worden stageverslagen, verslagen over werkveldoriëntatie, zelfevaluaties van studenten en programma-evaluaties geschreven. De klassenmentoren vragen studenten om gemeenschappelijk een evaluatie van het studieprogramma te maken. De studenten van elke jaargroep komen bij elkaar en geven de sterke en de zwakke punten aan van het studieprogramma. Deze informatie krijgt de staf tussen eind januari en midden februari. De opmerkingen worden dan meegenomen en in sommige gevallen heeft dat ook zijn weerslag op de plannen voor de fine tuning van het programma voor het volgende schooljaar. In het kader van de visitatie in 2001 is op 10 september 2004 een "Stand van zaken notitie: Opleiding dans, uitstroomprofiel choreograaf/dansmaker" geformuleerd en toegezonden aan de NVAO. In deze notitie zijn de vele veranderingen die de afgelopen jaren zijn doorgevoerd, beschreven. Deze veranderingen zijn ook terug te vinden in de beschrijvingen van voorgaande hoofdstukken.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 49
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Evaluatie Resultaten’ als voldoende. En wel op grond van de volgende observaties: het door het de opleiding gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed en uitvoerig gedocumenteerd; de implementatie van het systeem vindt controleerbaar plaats via op ArtEZ-niveau vastgelegde procedures; het in 2004 geïntroduceerde DigOport-systeem betekent een substantiële ondersteuning bij de implementatie van de pdca-cylus. in de interne managementrapportages van de opleiding staan de (toetsbare) streefdoelen concreet aangegeven; de streefdoelen worden periodiek (per kwartaal en per jaar) geëvalueerd.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 50
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen Blijkens de Management Review 2006 heeft de opleiding goed zicht op de zwakke punten in haar organisatie en performance en wordt ook zichtbaar dat evaluaties inderdaad leiden tot het vaststellen, plannen, uitvoeren en monitoren van verbetermaatregelen, bijvoorbeeld met betrekking tot: versterking profilering en presentatie in het buitenland; het inschakelen van jonge dansers en choreografen als gastdocent; het muziekonderwijs mede in relatie tot de andere ‘vakken‘ versterken; inschakeling van studenten bij interne kwaliteitszorg systematiseren; studieloopbaanbegeleiding optimaliseren; stagebegeleiding door de stagebiedende organisaties (gezelschappen, ensembles) strakker regelen. Over de effecten van deze (recente) verbetermaatregelen valt nog weinig te zeggen, maar het auditteam waardeert de inzet waarmee de implementatie van deze maatregelen wordt aangepakt.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ als voldoende en wel op grond van de volgende observatie:
de uitkomsten van de periodieke (kwartaal-, jaarlijkse, tweejaarlijkse) evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen waarvan de implementatie wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 51
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen Zoals uit de bevindingen onder facet 5.1. blijkt, zijn docenten (via de blok en modulen-evaluaties) en het beroepenveld (bijvoorbeeld gastdocenten) en vertegenwoordigers uit stagebiedende gezelschappen/ensembles actief betrokken bij de evaluatie en bij de verbeteracties van de opleiding. Studenten worden via de blok- en projectevaluaties betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding en dit levert evaluatieve gegevens op met betrekking tot vele kwaliteitsbepalende aspecten van de opleiding. Voorts vindt tenminste eenmaal per jaar evaluatie plaats door de elke jaargroep.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ als voldoende. De bevindingen zoals hierboven vermeld zijn voor het auditteam reden om tot dit oordeel te komen.
Studenten, docenten, alumni en het afnemend beroepenveld zijn systematisch betrokken bij de evaluatie van de opleiding. Via (i) interne evaluaties op opleidingsniveau en op hogeschool-niveau en (ii) externe onderzoeken en enquêtes.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 52
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. Welnu: De opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld op grond van de informatie die zij via enquêtes van alumni verkrijgt. Voorts wordt vertegenwoordigers uit de organisaties waar de studenten werken, gevraagd naar hun oordeel over het niveau van de bij hen werkende studenten. Tenslotte zijn aan het einde van de opleiding vertegenwoordigers uit het beroepenveld betrokken bij de beoordeling van de afstudeeruitvoering door studenten. De opleiding volgt haar studenten ook via de recensies in het toenmalige tijdschrift De Kunsten die door experts worden geschreven naar aanleiding van afstudeeropdrachten. (Het auditteam heeft er ca 10 geraadpleegd.) Aldus maakt de opleiding gebruik van voldoende bronnen om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld (alumni, stagebiedende gezelschappen/ensembles, overige experts) het gerealiseerde niveau als ruim voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die de danspraktijk stelt aan de competenties van een beginnend beroepsbeoefenaar. Tijdens de visitatie heeft het audittteam enkele life-uitvoeringen van studenten gezien. Voorts heeft het auditteam enige videoclips bekeken met afstudeerwerk over de periode 2001-2004. Het auditteam kreeg op basis daarvan een beeld van de kwaliteit van de studenten, zowel dansers als dansmakers. Het betreft vanzelfsprekend een momentopname, maar niettemin is de indruk van het auditteam dat over de gehele breedte het gerealiseerde niveau (artisticiteit, lichaamsgebruik, theatergevoeligheid en ensemblespel) ruim voldoende is. In 2005 studeren de eerste studenten af die in een overgangsfase gezeten hebben waarin het proces van integratie van visie en inhoud van de opleiding vorm hebben gekregen. De eerste afstudeerders van het nieuwe curriculum worden verwacht in 2007. Videoclips van enkele afstudeerders op de website van de dansacademie geven een impressie van het afstudeerwerk van 2001 t/m 2004. Jaarlijks gaan er twee à drie studenten verder studeren aan een master opleiding in binnen- en buitenland. In Nederland gaat het dan om studies als Dance Unlimited, theaterwetenschappen, kunstgeschiedenis en/of onderwijskunde. Sommige studenten kiezen voor de opleiding fysiotherapie.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 53
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ als voldoende.
Eigen waarneming van afstudeerwerken en videoclips van afstudeeruitvoeringen, alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie (op de kwaliteit van de afgestudeerden) van het beroepenveld en van expertrecensenten hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 54
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen De opleiding Dans streeft naar een rendement van 70%. Streefcijfers worden niet geformuleerd in vergelijking met de andere dansopleidingen. In 2001 heeft binnen de Dansacademie de samenvoeging plaatsgevonden van de opleidingen Dans en Dansmaker (toen EDDC geheten). De fusie van deze opleidingen was niet alleen een samengaan van twee opleidingen, maar betekende ook een aanpassing van het curriculum. Vooral de studenten van het voormalige EDDC verlieten de opleiding voortijdig omdat zij zich niet konden vinden in de danstechnische eisen die de gefuseerde opleiding aan hen stelde. De grote uitval van de instroom van de cohorten 2000 t/m 2002 is daaruit te verklaren. Het rendement tot en met 1999 lag rond de 60%. Het uitstroomrendement vanaf de instroom 2003 lijkt op 70% of hoger uit te komen. Voorlichting aan aankomende studenten en wijzen van selecteren van studenten lijken hun vruchten af te werpen. Er is dan ook alle vertrouwen dat het rendement de komende jaren rond de 70% zal blijven. De instroom bij de Opleiding Dans varieert tussen 26 en 32, met als uitzondering het jaar 2000 toen 45 studenten instroomden. Toentertijd was nog sprake van een gescheiden instroom Dans en Dansmaker. Van deze 45 studenten hebben er 28 de opleiding zonder diploma verlaten. In 2005 is de afdeling KtweeO (Kwaliteitszorg en Onderwijsontwikkeling) gestart met een ArtEZ-breed exitonderzoek om tot een nauwkeurige analyse te komen van tussentijdse uitval. De resultaten van dit onderzoek kunnen, dan wel moeten leiden tot passende maatregelen op het gebied van bijvoorbeeld voorlichting, selectie, studeerbaarheid van het programma, begeleiding van buitenlandse studenten, coaching van docenten etc. Op dit moment kan nog niet vooruitgelopen worden op de uitkomsten van dit exit-onderzoek. De opleiding lijkt nu haar streefcijfers te realiseren. Het ligt niet in de bedoeling de streefcijfers naar boven bij te stellen, al laat dit onverlet dat naar maximaal rendement gestreefd blijft worden. Zodra een neerwaartse rendementsontwikkeling zichtbaar wordt, zullen de uitkomsten van het exit-onderzoek richtinggevend zijn voor te nemen passende maatregelen. Het propedeuserendement van de opleiding Dans is laag. Voor een groot deel lijkt dit toe te schrijven te zijn aan de forse studie-uitval (40 tot 60% per cohort). Gelet op de strenge selectie zijn hogere rendementen wenselijk. Een streefgetal van een rendement van 75% voor het eerste jaar moet op termijn haalbaar zijn. Om na te gaan wat de redenen voor uitval zijn, is ArtEZ gestart met een ‘exitprocedure’ waarbij studenten bevraagd worden waarom zij de opleiding verlaten.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 55
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Onderwijsrendement’ als voldoende.
De opleiding heeft streefcijfers vastgesteld (Propedeuse 75% . Totale opleiding 70%). Tegen de achtergrond van de strenge selectie aan de poort is het huidige onderwijsrendement laag (60%) ook naar het oordeel van de opleiding. Dit geldt a fortiori voor het propedeuserendement (uitval: 40 tot 60%). Via de onlangs geïntroduceerde exit-gesprekken, krijgt de opleiding een instrument in handen om tot rendementsanalyse te komen die haar in staat stelt concrete acties te ondernemen om het rendement te verbeteren. Thans zijn reeds maatregelen getroffen die moeten leiden tot een (nog) betere voorlichting aan kandidaat studenten.
Het rendement is laag. Omdat het auditteam ‘rendement’ echter niet als een geïsoleerde waarde beschouwt, vindt het auditteam in het feit dat de opleiding streefcijfers heeft vastgesteld en in het feit, dat zij via de introductie van het gesystematiseerde exit-gesprekken tot een solide rendementanalyse wil komen, rechtvaardiging van zijn oordeel ‘voldoende’.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 56
2.1.
Oordeelschema Opleiding Dans, voltijd
De oordelen in hoofdstuk 2 m.b.t. de opleiding dans geven we hieronder schematisch weer: HBO BACHELOR OPLEIDING Dans, voltijd
Onderwerp / Facet 1. Doelstelling Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie hbo 2. Programma 2.1. Eisen hbo 2.2. Relatie doelstelling en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing 3. Inzet van personeel 3.1. Eisen hbo 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
Samenvattend oordeel
5
Oordeel V5 G G G V5 G G G G G V G G V5 G G G V5 G G V V V V V V V
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 57
3.
INTEGRAAL OORDEEL/ ADVIES AAN NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool voor de Kunsten ArtEZ, in casu de Faculteit Theater, verzorgde HBO bachelor opleiding Dans (voltijd) in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. De onderwerpen “Doelstellingen Opleiding”, “Programma”, “Inzet Personeel” en “Voorzieningen” komen, naar het oordeel van het auditteam, in aanmerking voor een extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 58
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. G.J. Stoltenborg Hans Stoltenborg studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en was al gedurende zijn studie werkzaam in projecten op het terrein van onderwijs en opleiding. Na een aantal jaren in de onderwijsresearch werkte hij op het gebied van het post-hbo en andere vormen van commerciële dienstverlening vanuit onderwijsinstellingen. Door een stationering in Brussel leerde hij de EU en het internationale projectenbeleid goed kennen. De afgelopen jaren werkt hij vanuit het kantoor in Den Haag op onderwerpen als marktonderzoek (deels samen met TNS NIPO), ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en accreditatie. Ook voert hij het projectmanagement van innovatieprojecten en is hij betrokken bij internationale onderwijsprojecten. Drs. R. F. H.M. Stapert Rob Stapert studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Tot 1981 was hij als docent werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusie-operatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft Stapert in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXIS-programma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatie-onderzoeken die door Hobéon certificering worden uitgevoerd. Drs. J.M.L.J Algra Jaqueline Algra studeerde na haar kandidaatsexamen Nederlandse Taal- en Letterkunde (KUN) Theaterwetenschappen aan de UvA. Zij is thans werkzaam als dansdramaturge. Haar professionele carrière laat zich als volgt kort samenvatten. Als dramaturge / adviseur betrokken bij een groot aantal choreografieëno.a. Choreografieën Marie-Cécile de Bont / DANSERS VAN DE BONT Choreografieën Andrea Leine en Harijono Roebana / LEINE & ROEBANA Choreografie Gerard Mosterd / St. NIEUWE HUIZEN: Mimografie Karina Holla / St. SCHREEUW: Als auteur / redacteur betrokken bij: redacteur dans / mime / bewegingstheater / muziektheater (bijvoorbeeld): De Uitkrant, Uit Buro, Amsterdam (1992-heden) TheaterMaker / TM, tijdschrift over theater, muziek en dans (april 1997- augustus 2001) auteur diverse artikelen (1987-heden) in o.a. TM (TheaterMaker), tijdschrift over theater, muziek & dans; The Sleeping Beauty, Scholenpakket, Educatieve Dienst Het Muziektheater, Amsterdam; Carnet, tijdschrift voor Performing Arts in the Netherlands and Flandres; Boekmancahier, kwartaalschrift over kunstonderzoek en -beleid; auteur en eindredacteur (bijvoorbeeld): Krisztina de Châtel, Dwars door de Ruimte; boek ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van Dansgroep Krisztina de Châtel (International Theatre & Film Bookshop, Amsterdam 2001) auteur en coördinator ontwerp & druk Holland Festival: Magazine en Programmaboeken (1993/1994)
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 59
Als docent/inleider: bijvoorbeeld: inleidingen / interviews Gastprogrammering Het Muziektheater inleidingen / interviews Het Nationale Ballet inleidingen / interviews Nederlands Dans Theater: inleidingen en/of forumdiscussies bij o.a. Dansateliers Rotterdam, Julidans Festival Amsterdam, Theater Kikker Utrecht, De Melkweg. Als projectmedewerker betrokken bij: Directie overleg Dansgezelschappen (2006) Dansopleidingen Theaterschool, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (vanaf 2003) Projectorganisatie Kunstvakonderwijs / Ministerie OC en W (1998-1999) Theater Instituut Nederland (1998-1999) Als adviseur / bestuurslid Amsterdams Fonds voor de Kunst: (1995-2002) St. Nederlandse Dansdagen (1998-2001) Mama Cash Als docent Theaterwetenschap, Universiteit van Utrecht (2001-2002) colleges analyse toneel en dans, historisch onderzoek dans productiegeschiedenis, repertoire, choreografie-/dansstijlen, dansgeschiedenis e.a. Dr. Dragan Klaic Dragan Klaic is a theater scholar and cultural analyst. He serves as a Permanent Fellow of Felix Meritis Foundation in Amsterdam and teaches Arts and Cultural Policy at the University of Leiden. He is lecturing widely at the universities, speaking at conferences and symposia and serving as advisor, editor, columnist, researcher and trainer. His fields of engagement are contemporary performing arts, European cultural policies, strategies of cultural development and international cultural cooperation, interculturalism and cultural memory . Educated in dramaturgy in Belgrade and with a doctorate in theater history and dramatic criticism from Yale University, Klaic worked as a theater critic and dramaturg, held professorships at the University of Arts Belgrade and University of Amsterdam, led the Theater Instituut Nederland, co-founded the European Theater Quarterly Euromaske, and served as the President of the European Network of Information Centers for the Performing Arts and of the European Forum for the Arts and Heritage. He was the Moderator of the Reflection Group of the European Cultural Foundation (2002-2004) and author of its final report Europe as a Cultural Project (Amsterdam: ECF 2005). He is the initiator of the European Festival Research Project, an informal consortium for the study of the current festivalization of the daily life. In the fall of 2005 he spent one month in Istanbul studying the emerging alternative cultural infrastructure and it connectivity with the EU cultural constellations. Among his books are several works published in the former Yugoslavia before 1991, as well as Terrorism and Modern Drama (co-edited with J. Orr, Edinburgh Univ. Press 1990, paperback 1992), The Plot of The Future: Utopia and Dystopia in Modern Drama (Michigan Univ. Press 1991), Shifting Gears/ Changer de vitesse (co-edited with R. Englander, TIN Amsterdam 1998) and most recently an exile memoir Exercises in Exile, published in Dutch (Thuis is waar je vrienden zijn. Ballingschap tussen Internet en Ikeatafel, Amsterdam: Cossee 2004) and soon to come out in Croatian in Zagreb. His book on international cultural cooperation is expected in 2006. Klaic’ articles and columns appeared in many periodicals in several languages. He is a Contributing Editor of the Theater magazine (USA), board member of Praemium Erasmianum (Amsterdam) and member of several advisory boards in Budapest, Brussels, Paris and Amsterdam.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 60
Drs. D.W. Schönau Mr. Schönau has a degree in art history and psychology. At Cito he has been involved in the production of final examinations in the visual arts and art history at all levels of secondary education. He was actively involved in the introduction of the assessment of the core curriculum in lower secondary education and in other new types of assessment. He has a keen interest in new ways of assessing, specifically in portfolio assessment. He has written examination syllabuses for the visual arts, classical languages and classical culture, and published extensively on a number of issues related to art education and assessment. Mr. Schönau has a large international network, thanks to a Fulbright scholarship that introduced him to a wide range of universities in the United States in 1978, and led to his involvement in InSEA. He has given presentations and workshops in Taiwan, Australia, United States, Brazil, Colombia, Canada, Japan, Turkey and many countries in Europe. In Hungary he was involved in a three-years Cito project to reform the national Matura examinations in the visual arts. This project caused a fundamental change to the way the arts ware taught and assessed in Hungary. This was possible thanks to the active involvement of local specialists. His approach is teacher oriented, in accordance with his view that any change in education will only be successful if teachers see its potential and if they are prepared to invest their time and energy in what they believe is relevant to them and their students. From 2000 to 2003 Mr. Schönau was project manager of the course programme of in service teacher training in secondary education at Cito. Since 2003 he has been general consultant on assessment for schools in secondary and tertiary education. His activities take Cito’s expertise to school management and to the teachers, in a way that gives credit to the school’s potential and the teachers creativity and professionalism. This relates to training in both the construction of written tests and of all types of portfolio assessment. He has a special interest in school reform and its consequences for student assessment at school level. He has given presentations, trainings and workshops at over 100 schools for secondary education in the Netherlands. Since 1979 he has been a member of a great number of committees, working groups and advisory boards, related to testing, examination programmes and curriculum development, but also to the field of general cultural education, art and museums. Mr. Schönau has been active as external specialist in visual art education in Hungary, Finland and Colombia. S. Molenaar Sabine Molenaar volgde van 1995 tot 2003 de Vooropleiding Dans (Fontys Hogescholen). Vanaf 2003 volgt zij de bachelor opleiding Moderne Theater Dans aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 61
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 62
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 63
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 64
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 65
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 66
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 67
BIJLAGE II: Programma Visitatie 17 en 18 mei 2006 Woensdag 17 mei 2006: Hogeschool-, facultair en academiebeleid t.b.v. opleidingen Dans Tijd 08.30 – 09.15 09.15 – 09.30
Activiteit / Gesprekspartners Voorbespreking Managementteam -Jan Deering (Directeur Faculteit Theater) -Hlif Svavarsdottir (Directeur Dansacademie) -John Bliekendaal (Coördinator opleiding Dans/Dansmaker)
Auditoren Auditteam* Auditteam
Onderwerpen Voorbespreking Kennismaking Definitieve vaststelling programma
09.30 – 10.30
-Netty van den Bosch (Coördinator opleiding Docent Dans) -Joao da Silva (Coördinator Dance Unlimited) Managementteam
Auditteam
10.30 – 10.45
Overleg Auditteam
Auditteam
Strategisch beleid, visie, missie Hogeschool-, facultair en academiebeleid t.b.v. opleidingen Marktpositie en instroom Personeel Voorzieningen Kwaliteitszorg Resultaten / rendementen Interne terugkoppeling, verificatie
10.45 – 11.30
Managementteam
Auditteam
11.30 – 12.30
Coördinatoren ‘Dans’ -John Bliekendaal -Mary O’Donnell (E)6 (Docent compositie / improvisatie)
Auditteam
-Marta Nejm (E) (Docent klassieke danstechnieken) -Hlif Svavarsdottir
12.30 – 13.15
6
Lunch / Overleg Auditteam
Auditteam
Specifieke aspecten kunstopleidingen Relatie beroepenveld Internationalisering / Lectoraat Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Internationalisering Studiebegeleiding Instroom / Propedeuse Afstuderen Alumnibeleid Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
(E)= Engels sprekend
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 68
13.15 – 14.00 14.00 – 15.00
Rondleiding algemene voorzieningen Docenten ‘Dans’ -Aryeh Weiner (E) (Docent klassieke en hedendaagse danstechnieken) -Eva van Schaik (Docent Dansgeschiedenis)
Auditteam
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent Internationalisering Studiebegeleiding
-Joao da Silva (Docent hedendaagse danstechnieken en compositie) -Kristin de Groot (Docent hedendaagse danstechnieken)
15.00 – 15.15 15.15 – 16.00
16.00 – 16.45
-Phyllis Gutelius (E) (Docent Graham en moderne danstechnieken) Overleg Auditteam Studenten ‘Dans’ DP1: Merel Janssen DT1: Vincent de Munck DT2: Laura Witzleben (E) DT3: Rebecca Fokkema DM3: Ellemiek ter Baak DM3: Anna Weissenfells (E) DM4: Laura Hoyer Examencommissie / Kwaliteitszorg -Hlif Svavarsdottir -Joao da Silva -John Bliekendaal -Netty van den Bosch -Joke Oosterhuis (Hoofd KtweeO: Onderwijsontwikkeling en kwaliteitszorg)
16.00 – 16.45
Verificatie ‘Dans’
16.45 – 17.00 17.00 – 18.00
Verplaatsing & versnapering Voorstelling studenten opleiding Danser/Dansmaker en Dance Unlimited en verificatie opleidingsspecifieke voorzieningen
Verificatie algemene voorzieningen
Auditteam Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid Studielast Materiële voorzieningen
Stoltenborg Schönau Stapert
Toetsen en beoordelen Bezwaar en beroep Vrijstellingen Onderwijsontwikkeling Studeerbaarheid, Studielast Evaluatie van resultaten Maatregelen tot verbetering Betrekken medewerkers e.a.
Klaic Algra Molenaar Auditteam Auditteam
Nader te bepalen n.a.v. gesprekken
Gerealiseerd (HBO-)niveau Opleidingsspecifieke voorzieningen
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 69
Donderdag 18 mei 2006: opleidingen Docent Dans en Dance Unlimited Tijd 08.30 – 08.45
Gesprekspartners
Auditoren Auditteam*
08.45 – 09.30
Coördinatoren ‘Docent Dans’ -Hlif Svavarsdottir (Directeur Dansacademie)
Auditteam
-Hélène Jagers -Netty van den Bosch -Rina Bernabela
09.30 – 10.15
Docenten ‘Docent Dans’ -Eva van Schaik (Docent Dansgeschiedenis)
Auditteam
-Marja Bavinck (Docent Onderwijskunde) -Hélène Jagers (Docent Klassieke danstechnieken)
11.15 – 12.00
-Jacky Westerhof (Docent Flamenco) -Rina Bernabela (Docent Jazz) -William Buys (E) (Docent Klassieke danstechnieken en methodiek) Overleg Auditteam Studenten’Docent Dans’ DD1: Bibi Bakker DD2: Carla Philip DD3: Inge van Amerongen DD4: Inge de Bruine DD4: Marlon van Riel Verificatie ‘Docent Dans’
12.00 – 12.45
Lunch / Overleg Auditteam
10.15 – 10.30 10.30 – 11.15
Auditteam Auditteam
(Deel) Auditteam Auditteam
Onderwerpen Voorbespreking: Definitieve vaststelling programma en vervolg op 1e auditdag Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Internationalisering Studiebegeleiding Instroom / Propedeuse Afstuderen Alumnibeleid Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent Internationalisering Studiebegeleiding
Interne terugkoppeling, verificatie Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid Studielast Materiële voorzieningen Nader te bepalen n.a.v. gesprekken Lunch, interne terugkoppeling, verificatie
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 70
12.45 – 13.30
Coördinator en docenten ‘Dance Unlimited’ -Joao da Silva (Coördinator) -Mary O’Donnell (E) (Docent Open Form)
Auditteam
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Internationalisering Studiebegeleiding Instroom / Propedeuse Afstuderen Kwaliteitszorg Alumnibeleid
Auditteam
Informatievoorziening Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. stages) Studeerbaarheid Studielast Materiële voorzieningen Nader te bepalen n.a.v. gesprekken
-Monique Masius (Gastdocent Branding)
13.30 – 14.15
- Diny v/d Heuvel (Mapping) - Annemoon Geurts (Mapping) Studenten ’Dance Unlimited’ -Alexandra Waierstall (E) -Isabel Cuesta (E)
14.15 – 14.45
Verificatie ‘Dance Unlimited’
Klaic Stapert Deel Auditteam
Pending issues
14.45 – 15.30
Nader te bepalen gesprekspartners (iedereen beschikbaar) Overleg Auditteam
Auditteam
Intern overleg en bepaling voorlopige beoordeling
Alle gesprekspartners & genodigden
Auditteam
Terugkoppeling voorlopige beoordeling
15.30 – 16.00
* Auditteam: Drs. G.J. Stoltenborg (Hans): Dr. D. Klaic (Dragan):
lead-auditor / senior-adviseur Hobéon Certificering werkvelddeskundige met aandachtsgebied ‘internationaal’ en ‘Dance Unlimited’ Drs. Schönau M.A. (Diederik): Vakdeskundige met aandachtsgebied (internationale) didactische aspecten kunstopleidingen en ‘Docent Dans’ Drs. J.M.L.J. Algra (Jacqueline): Werkvelddeskundige met aandachtsgebied dans algemeen / choreografische aspecten en ‘Dans’ S. Molenaar (Sabine): Studentlid / 3e jaars Student Moderne Theaterdans – Hogeschool voor de Kunsten - Amsterdam Drs. R.F.H.M. Stapert (Rob): Onderwijsdeskundige / secretaris / senior-adviseur Hobéon Certificering
©Hobéon® Certificering Advies rapport HBO bachelor opleiding Dans, ArtEZ Dansacademie - november 2006 71