Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding THEATER ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten Arnhem
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor opleiding THEATER voltijd CROHO: 34860
ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten Arnhem
Hobéon® Certificering BV Datum: oktober 2008 Auditteam: Drs. G.J. Stoltenborg, voorzitter Dr. D. Klaic, vakdeskundige L. Coltof, werkvelddeskundige P. Noppers, vakdeskundige A. de Groot, student Drs. R.F.H.M. Stapert, deskundige onderwijs / secretaris
INHOUDSOPGAVE
1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Aanpak Beslisregels Hobéon Certificering Een korte schets van de Opleiding Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie
2.
2.1.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement Oordeelschema Opleiding Theater
9 9 9 14 16 18 18 22 24 26 28 30 31 33 36 36 37 38 40 40 42 44 44 46 49 50 50 51 53
3.
INTEGRAAL OORDEEL/ ADVIES AAN NVAO
54
BIJLAGE I Curriculum Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren BIJLAGE II Programma Visitatie 15 en 16 mei 2008
1 1 1 1 4 5 6 8 8
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde HBO bachelor opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, in casu de Faculteit Theater, verzorgt de HBO master opleiding Dance Unlimited en de HBO bachelor opleidingen: Dans, Docent Dans, Toneel en Docent Drama. Het onderhavige rapport heeft betrekking op:
HBO bachelor opleiding Theater, voltijd
Croho nr. 34860
De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de documenten die de opleiding Hobéon ter beschikking heeft gesteld. Zie 1.3.3.
1.3.
Aanpak
1.3.1. Bij zijn beoordeling van de opleiding is Hobéon Certificering, i.c. het door hem geformeerde auditteam, uitgegaan van het NVAO-“Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een hbo opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van de betreffende opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. 1.3.2. Met betrekking tot het specifieke referentiekader van de opleiding Theater geldt het volgende: De opleiding heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, doelstelling en opleidingscompetenties tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel “Theater – uitstroomprofiel Acteur” (2002) en op de daaraan gerelateerde opleidingscompetenties, zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de verwante opleidingen enerzijds en het beroepenveld anderzijds. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vervolgens vastgesteld, dat het in voldoende mate gespecificeerd is en ook passend is voor een opleiding Theater op HBO-niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 1
1.3.3. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van de door de opleiding aangeleverde schriftelijke informatie:
Management Review 2008; Visitatierapport 2002; Zelfonderzoek 2005; Programmabeschrijving; Onderwijs- en Examenreglement – OER; de in het kader van de interne sturingscyclus opgeleverde managementrapportages; onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: - interne organisatie; - de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende evaluaties en verbetermaatregelen; - (visie op) ontwikkelingen in het beroepenveld; - beroeps- en opleidingsprofielen; - (validatie) eindkwalificaties; - curriculumontwikkeling en - actualisering; - didactisch concept en werkvormen; - toetsing en beoordeling; - kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid; - externe relaties / alumni; - internationalisering; - instroombeleid; - studiebegeleiding; - rendement.
De documentatie is Hobéon Certificering ter beschikking gesteld via het digitale documentbeheersysteem DigOport van ArtEZ en via additionele schriftelijke informatie. Op basis van deze door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, werkveldrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een tweedaagse visitatie, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten drie externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van Theater, Theater Onderwijs en Docent Drama1, één student uit een verwante opleiding, één lead auditor vanuit Hobéon Certificering en één auditor / onderwijsdeskundige, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Laatstgenoemde trad ook op als secretaris.
1
Visitatie heeft plaatsgevonden op 15 en 16 mei 2008. Tijdens deze visitatie is ook de hbo bachelor opleiding Docent Drama (Arnhem,
Zwolle) beoordeeld. De bevindingen van het auditteam m.b.t. de hbo bachelor opleiding Docent Drama zijn neergelegd in een afzonderlijk rapport.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 2
Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst (i) of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door hetzelfde onderwerp meerdere malen en met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele (tijdens de visitatie verstrekte) documentatie en -daar waar het de ruimtelijke en materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. Hieronder volgen enkele voorbeelden van de door het auditteam tijdens en/of onmiddellijk na de visitatie geraadpleegde additionele documentatie:
overzicht van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules; portfolio’s van studenten en de (schriftelijke weergave van de) beoordeling daarvan door docenten; afstudeerwerkstukken; literatuurlijst.
Aldus had Hobéon Certificering voldoende instrumenten om zich op de hoogte te stellen van doelstelling, inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Hobéon Certificering heeft alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp is gegeven. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van Hobéon Certificering met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 3
1.4.
Beslisregels Hobéon Certificering
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn. Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een HBO bachelor opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 4
1.5.
Een korte schets van de opleiding
Inleiding De Faculteit Theater kent twee instituten: de Dansacademie en de Academie voor Theater. De Academie voor Theater verzorgt de opleidingen Theater (de ArtEZ Toneelschool in Arnhem), voltijd, vierjarig Docent Drama (ArtEZ Academie voor Theater in Arnhem en Zwolle), voltijd, vierjarig De Toneelschool telt momenteel 31 studenten verdeeld over vier studiejaren. De opleiding streeft naar een aantal van veertig studenten. Zij worden opgeleid door 17 docenten met een vaste plaats binnen het curriculum, aangevuld met tien tot vijftien gastdocenten gemiddeld per jaar. Doelstelling Doelstelling van de opleiding is getalenteerde studenten op te leiden tot acteurs, die ondersteund door vakmanschap, vorm kunnen geven aan de eigen en aan andermans visie en verbeelding binnen de beroepspraktijk van Nederlandstalig theater, film en televisie. Acteurs met scheppende kracht, persoonlijkheid en visie en met een gedegen kennis en vakmanschap. Kenmerkend voor de ArtEZ opleiding is, dat zij groot accent legt op ensemblespel. Internationale oriëntatie Hoewel Toneelschoolstudenten een enkele keer gebruik maken van EU Erasmusregelingen om in Europa te studeren, richt de opleiding zich vooral op het Nederlandstalig gebied en kent dus geen specifiek internationaal beleid. De theatrale beroepspraktijk is, inderdaad, nog steeds sterk nationaal georiënteerd. Een positiebepaling t.o.v. internationalisering van de Toneelschool is echter wel zijn plaats. Invloeden vanuit het westerse en niet-westerse Europa nemen toe, Europese grenzen vervagen en de diversiteit van de studenten en het beroepsveld wordt steeds groter. Het auditteam acht het van belang en ook urgent -de culturele diversiteit binnen Nederland is een belangrijk èn rijk gegeven- dat de Toneelschool haar oriëntatie ook en uitdrukkelijk richt op die culturele diversiteit. Minoren ArtEZ is momenteel beleid aan het ontwikkelen voor het invoeren van minoren in haar onderwijs. De Toneelschool neemt nog geen deel aan deze ontwikkelingen en heeft dus ook (nog) geen specifiek beleid ontwikkeld. Visitatie 2002 De opleiding is voor het laatst gevisiteerd in 2002. In visitatierapport Theater geeft de commissie de volgende aanbevelingen.
Breng meer samenhang aan in het curriculum, waarbij de nieuwe uitstroomprofielen richtinggevend zijn (positioneer Theatermaker ten opzichte van Acteur). Ga verder op de ingeslagen weg van toetsing op basis van criteria (afgeleid van de nieuwe competenties) maar behoud tegelijkertijd het procesgerichte (zelf)evaluatiesysteem. Maak de organisatiestructuur helderder door duidelijke taakstellingen voor management, docent en mentor vast te leggen. Creëer onderwijskundige overlegstructuren en reactiveer de formele inspraak (middels de opleidingscommissie). Versterk de externe gerichtheid door: een actiever stagebeleid, meer gastdocenten aan te trekken, een uitgebreider netwerk met regisseurs en castingbureaus (binnen toelaatbare grenzen) op te zetten en een werkveldcommissie in te stellen. Breng systeem aan in kwaliteitszorg, personeelsbeleid en wetenschappelijke en internationale oriëntatie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 5
In Hoofdstuk 5 (Interne Kwaliteitszorg) beschrijft het auditteam welke maatregelen de opleiding naar aanleiding van deze aanbevelingen heeft getroffen. Hier wordt volstaan met de observatie, dat de opleiding substantiële maatregelen heeft getroffen die geleid hebben tot aantoonbare verbeteringen in (i) de samenhang van het programma, (ii) de validiteit van de beoordelingkaders – criteria, (iii) organisatie – transparantie in functie en taak van management en personeel, (iv) externe gerichtheid, (v) structuur van interne kwaliteitszorg. Deze verbeteringen zijn met kracht ter hand genomen sinds 2005, toen een kritische interne kwaliteitsanalyse uitwees, dat de opleiding nog n.a.v. de visitatie in 2002 nog weinig actie had ondernomen. Algemeen beeld van de opleiding Theater Algemeen beeld Het algemeen beeld na de visitatie is, dat het hier gaat om een opleiding, die afgestudeerden aflevert die ontegenzeggelijk op bachelor niveau gekwalificeerd zijn. De opleiding heeft sinds 2005, dankzij de sturende kracht van de faculteit en de grote inzet van docenten, een significante kwaliteitsverbetering gerealiseerd op die punten die tijdens de visitatie in 2002 nog als zwak werden beoordeeld. Voor de opleiding geldt, dat zij thans (i) een transparant en -en daar waar nodig en nuttig- strak programma kent, (ii) de theoretische component aanzienlijk heeft versterkt, (iii) gericht is op een duidelijk beroepsbeeld, (iv) een gestructureerde en dus verifieerbare methode van toetsen & beoordelen hanteert en (v) thans de invoering van het ArtEZ kwaliteitszorgsysteem krachtig ter hand neemt. Internationalisering De theatrale beroepspraktijk is nog steeds sterk nationaal georiënteerd. Een positiebepaling t.o.v. internationalisering van de Academie voor Theater is echter wel zijn plaats. Invloeden vanuit het westerse en niet-westerse Europa nemen toe, Europese grenzen vervagen en de diversiteit van de studenten en het beroepsveld wordt steeds groter. Gezien de sterke taalgevoeligheid van het vak van acteur en docent drama, is de focus op dit moment vooral gericht op het verwerven van kennis met betrekking tot de vooral Europese theaterwerkelijkheid. De focus is dus veel minder gericht op een actief beleid van uitwisseling en kennismaking. Voor de Academie voor Theater staan de volgende doelstellingen centraal. Voor het individu (student en docent): verrijking en verbreding van het blikveld en kennis van de belangrijkste vooral Europese theaterontwikkelingen. Voor het onderwijs: verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en de onderwijsorganisatie. De Academie voor Theater versterkt de internationale omgeving onder meer als volgt. Voor studenten: deelname aan uitwisselingsprogramma’s met op dit moment België en Duitsland; binnen curriculum aandacht voor internationale theateraspecten; studiereizen naar o.a. Berlijn en Londen; stimuleren van (internationaal) theaterbezoek; mogelijkheid voor studenten en docenten tot deelname aan lezingen van Studium generale, zoals bv. De dansfilm - Lezing Ronald Ockhuysen & presentatie Carla van Gool; Lezing Chris Keulemans: Kunst en oorlog en Lezing Annie Fletcher en Kersten Niemann; Tweede salonlezing over esthetiek en zin in onze en andere culturen. Voor docenten, directie en stafmedewerkers: onderzoek naar samenwerkingsmogelijkheden met België en Duitsland; samenwerking met het ITs festival en de internationale ambitie daarin; contacten met Universiteit van Chicago, curriculumuitwisseling; docenten met internationale blik; aandacht binnen curriculum.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 6
1.6.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter Leden
Studentlid Deskundige onderwijs / secretaris
G.J. Stoltenborg D. Klaic vakdeskundige Theater / Docent Drama L.Coltof werkvelddeskundige Theater P. Noppers vakdeskundige Docent Drama A. de Groot R.F.H.M. Stapert
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). Stoltenborg heeft een groot aantal (accreditatie-)audits binnen en buiten het hoger onderwijs geleid, een aantal malen als onderwijsdeskundige, maar in de regel als voorzitter. De vakdeskundige Klaic en de werkvelddeskundigen Coltof en Noppers hebben zich in hun beoordeling, vanuit het vakgebied respectievelijk het werkveld, met name gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en ‘het gerealiseerd niveau’ beoordeeld. Klaic, Coltof en Noppers hebben op grond van hun jarenlange ervaring in het domein en hun grote (internationale) kennis van Theater en Theater Educatie een goed en breed zicht op (recente) ontwikkelingen in het domein. Stapert, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die (in)direct de uitvoering van het programma raken. Hij heeft een grote, ook internationale, onderwijservaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan HBO-opleidingen worden gesteld. De Groot heeft zich als studentlid met name gericht op zaken als studiebegeleiding, informatievoorziening, studentfaciliteiten. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 7
1.7.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.8.
Programma visitatie
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 8
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO. Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen Inleiding De doelstellingen van ArtEZ Toneelschool zijn in eerste instantie gebaseerd op het landelijk vastgestelde opleidingsprofiel Theater – uitstroomprofiel Acteur (oktober 2002). Vanuit de daarin vastgestelde competenties zijn de leerlijnen in het curriculum van de opleiding beschreven. Dit opleidingsprofiel is tot stand gekomen in het kader van de herstructurering van het kunstvakonderwijs. Dat betekent onder meer, dat dit profiel en de daarin beschreven kwalificaties van afgestudeerden ter validatie zijn voorgelegd aan een vertegenwoordiging uit de beroepspraktijk. Om de dialoog met de beroepspraktijk een meer structurele gestalte te geven is er een convenant afgesloten tussen de HBO-Raad en de Federatie van Kunstenaarsverenigingen (als coördinerend partner voor de vertegenwoordiging van de beroepspraktijk). Dit profiel is in maart 2002 tijdens een conferentie met de beroepspraktijk besproken. Naar aanleiding van deze bespreking is geconcludeerd, dat het opleidingsprofiel een voldoende basis vormde voor de verdere ontwikkeling van de opleiding en voorzetting van de dialoog. Dit landelijke opleidingsprofiel geldt voor alle HBO Theateropleidingen in Nederland. Het profiel is opgesteld door het Netwerk Theater waarin ArtEZ Toneelschool, samen met de drie andere bekostigde Nederlandse HBO Theateropleidingen is vertegenwoordigd. Het profiel is onder verantwoordelijkheid van het Netwerk Theater tot stand gekomen en wordt door het Netwerk beheerd. De doelstellingen van ArtEZ Toneelschool zijn mede tot stand gekomen door een voortdurende dialoog tussen de Toneelschool en de beroepspraktijk. ArtEZ Toneelschool onderhoudt vanaf haar oprichting informeel nauwe banden met de beroepspraktijk (zie ook 5.3). Met docenten, gastdocenten, alumni, vertegenwoordigers van gezelschappen en castingbureaus is er een voortdurend gesprek. De doelstellingen van de opleiding zijn mede op basis van die dialoog tot stand gekomen en worden zonodig bijgesteld en aangescherpt. Om deze dialoog te formaliseren en te concentreren is met ingang van 2008 een werkveldcommissie in het leven geroepen. Deze dialoog leidt met name tot aanpassingen en bijstellingen in het curriculum dat voortvloeit uit het opleidingsprofiel. De opleidingskwalificaties voor het uitstroomprofiel Acteur omvatten tezamen de Competenties met daarbij de gedragsindicatoren, waarover de afgestudeerde binnen het uitstroomprofiel Acteur na het behalen van het HBO-diploma (minimaal) moet beschikken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 9
Het beroep Doelstelling van de opleiding is getalenteerde studenten op te leiden tot acteurs, die ondersteund door vakmanschap, vorm kunnen geven aan de eigen en aan andermans visie en verbeelding binnen de beroepspraktijk van Nederlandstalig theater, film en televisie. Acteurs met scheppende kracht, persoonlijkheid en visie en met een gedegen kennis en vakmanschap. Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding zijn, zoals in de Inleiding is vermeld, gebaseerd op het landelijk vastgestelde Profiel. In dit opleidingsprofiel wordt een visie op de beroepen, het werkveld en ontwikkelingen in relatie tot de opleiding beschreven. Met opzet geeft het auditteam hieronder de eindkwalificaties uitvoerig weer, omdat daardoor de reikwijdte en de gelaagdheid van de kwalificaties manifest worden. Tevens blijkt ook het ambitieuze karakter ervan. 1. Creërend vermogen
De acteur bezit het vermogen om scheppend, associatief en (re)productief om te gaan met intuïties, waarnemingen en indrukken door deze in artistieke ideeën te transformeren en in theatrale producten vorm te geven. Demonstreert fascinatie, innerlijke noodzaak en gedrevenheid voor theater en voor acteren. Creëert een ‘verhaal’ in handeling en/of beelden. Laat in zelfstandig en authentiek gedrag en in oorspronkelijk theatraal werk, de inzet van verbeelding zien. Transformeert ideeën en concepten in theatraal handelen. Laat in het samenspel zien dat hij/zij relaties creëert met de andere acteurs in een theaterproduct. Draagt zichtbaar bij aan de totstandkoming van een theatraal product en aan de daaraan ten grondslag liggende artistieke keuzen, vanuit zijn/haar perspectief als speler. Toont in het werk een beeldend, zintuiglijk en theatraal denken. 2. Visie De acteur bezit het vermogen om opvattingen en overtuigingen op het eigen vakgebied te verwerven, die te communiceren en productief zichtbaar te maken in theatrale producten. Zet aanwijsbaar zijn/haar inbreng in een collectief creatief proces in. Onderzoekt en ontwikkelt een eigen ´artistiek´ handschrift en zet dat zichtbaar in bij het theatrale product en het productieproces. Beredeneert zijn/haar (voorlopige) voorkeur voor één of meer theaterstijlen en genres. Verbindt het mens- en maatschappijbeeld uit het gekozen theatermateriaal of theaterstuk met het eigen mensbeeld en kan daar reflectief mee omgaan. 3. Vermogen tot samenwerking De acteur bezit het vermogen om samen met overige betrokkenen (veelal multidisciplinair) een actieve bijdrage te leveren aan een gezamenlijk product of proces. Gaat effectief om met de verschillende rollen, verantwoordelijkheden en belangen in het productieproces van theater maken. Stelt zich flexibel op bij het maken van een theaterproduct. Zet zijn/haar specifieke expertise in binnen het gezamenlijke artistieke proces van theatermaken. Werkt productief samen in een team van theatermakers om tot een artistiek eindproduct te komen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 10
4. Communicatief vermogen De acteur bezit het vermogen om zijn visie en handelen in de verschillende beroepscontexten zowel verbaal, nonverbaal als in schrift effectief en efficiënt over te brengen, af te stemmen en te verantwoorden. Communiceert op inspirerende en overtuigende wijze over invallen, (tekst)interpretaties, ideeën en wensen voor het theaterproduct en over de resultaten van haar verkenningen, experimenten en trainingen. Verwoordt de eigen voorkeur en mogelijkheden als acteur in relatie tot de vereisten van de theaterpraktijk in zijn diversiteit. 5. Ambachtelijk vermogen De acteur bezit het vermogen om een breed scala aan instrumentele en ambachtelijke kennis en vaardigheden efficiënt en effectief toe te passen in theatrale producties. De acteur speelt samen met andere acteurs: reageert op de ander, in het hier en nu; hanteert zichtbaar en merkbaar basale principes van theatrale communicatie met het publiek; presenteert de voorstelling overtuigend aan het publiek; zet zijn/haar ‘présence’ in; beheerst tekst, stem, houding, gebaar, beweging en psyche zodanig dat hij/zij in theatrale producties de techniek ontstijgt; herhaalt zijn/haar spel met eenzelfde intensiteit. De acteur past acteervaardigheden toe als instrument: zoekt en creëert een adequate en interessante theatrale vorm voor de inhoud; kiest repertoire of theatermateriaal en beargumenteert deze keuze; kan aan de visie en aan het regieconcept zichtbaar en merkbaar vormgeven in het spel; verkent de grenzen en mogelijkheden van verschillende genres en theaterstijlen of combinaties daarvan; laat in het acteren blijken over muzikaliteit (ritmegevoel, gevoel voor dynamiek en tempo) te beschikken; gaat flexibel om met de overeenkomsten en verschillen in acteren, zowel wat betreft het repetitie- als montageproces, tussen het medium theater en andere media, zoals film of televisie en ‘nieuwe’ media; beheerst het spelen van fictionele situaties; speelt op alle mogelijke podia en kan zijn/haar fysieke instrument en présence daartoe gebruiken; benut de fysieke ruimte theatraal; maakt op gecontroleerde, artistiek-expressieve wijze gebruik van lichaam en stem. De acteur analyseert theatrale ingrediënten en verwerkt de uitkomsten hiervan in productieprocessen: werkt analytisch met beweging, taal, muziek en beeld en kan dit toelichten; analyseert theatrale ingrediënten en kan daar een toelichting op geven; analyseert de toneeltekst of het script en daarin haar personage in relatie tot de andere en kan daar een toelichting op geven. De acteur maakt gebruik van haar kennis van het theaterrepertoire, het theaterlandschap, theatergeschiedenis en cultuur: maakt in zijn/haar werk gebruik van de nationale en internationale ‘theaterbibliotheek’ (teksten en uitvoeringspraktijken) en van de genres binnen theater; demonstreert in zijn/haar interpretaties en creaties dat zij haar kennis op het gebied van het theaterrepertoire, het theaterlandschap, theatergeschiedenis en cultuur toepast.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 11
6. Ondernemerschap De acteur bezit het vermogen om zelfstandig vorm te geven aan een professioneel bestaan binnen de theaterwereld. Presenteert zichzelf en zijn/haar theaterproducten aan theatermakers en aan relevante maatschappelijke geledingen. Onderhoudt netwerken van (mogelijke) werkgevers, subsidiënten of sponsors, beleidsmedewerkers, bemiddelaars, impresariaten etc. Maakt adequaat gebruik van fiscale, juridische en andere regelgeving en werkt met zakelijk inzicht.
Geeft vorm aan een professioneel bestaan binnen de theaterwereld.
7. Omgevingsgerichtheid De acteur bezit het sensitieve vermogen om relevante omgevingsfactoren te signaleren en te verbinden met eigen ervaringen ten behoeve van theatrale producten. Laat zich inspireren door zeer diverse bronnen, waaronder zowel (multi)culturele bronnen als de alledaagse realiteit en kan die inspiratiebronnen in zijn/haar theatrale werk aanwijzen en benoemen. Legt verbanden tussen culturele en maatschappelijke uitingen en ontwikkelingen. Getuigt van opvattingen over de functie en plaats van kunst en theater in verschillende sectoren van de samenleving. Legt verbanden tussen speel- en theaterstijlen en de mens- en maatschappijbeelden waaruit deze voortkomen / zijn voortgekomen. Stelt zich op de hoogte van het werk en ideeën van vakgenoten en van kunstenaars uit andere disciplines en andere culturen, en laat zich daardoor inspireren. 8. Lerend vermogen De acteur bezit het vermogen om te leren, te ‘leren leren’ en zich blijvend te ontwikkelen. Laat in het werk zien dat constant bezig te zijn met de eigen artistieke ontwikkeling en de eigen ontwikkeling als speler. Organiseert zijn/haar ontwikkeling: is actief met eigen scholing en opleiding. Laat in het werk de eigen intellectuele ontwikkeling zien, met name op het gebied van tekstanalyse, repertoirekennis, speltechnieken en -methoden en opvoeringspraktijken. 9. Reflectief vermogen De acteur bezit het vermogen om te reflecteren op het eigen handelen om tot betere prestaties te komen. Gaat professioneel om met het geven en ontvangen van kritiek, gebruikt kritiek van anderen om zichzelf verder te ontwikkelen. Reflecteert op de eigen grenzen en mogelijkheden, blijkend uit zijn/haar gedrag, keuzes en ontwikkeling. Laat in de werk(wijze) zien inzicht te hebben in de eigen sterke en minder sterk ontwikkelde talenten en mogelijkheden in relatie met theaterstijlen en -genres. Laat in het acteren zien dat zich bewust te zijn van het eigen fysieke en mentale materiaal. 10. Innovatief vermogen De acteur bezit het vermogen om door exploraties en experimenten een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van zijn vakgebied. Laat in het werk een oriënterende en onderzoekende houding zien. Doet research op uiteenlopende kennisgebieden die dienstbaar zijn aan theater en laat zien de ontwikkelingen in het hedendaagse theater te volgen. Laat in het werk zien open te staan voor andere werkwijzen of stijlen en gaat het experiment aan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 12
Het oordeel van het auditteam is zondermeer positief. Sterk punt is, dat de opleiding elke competentie vertaald heeft in concrete gedragsindicatoren. Daardoor vormt het scala aan kwalificaties een ijkpunt zowel voor de opleidingsprogrammering als voor de beoordeling van de studenten.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties van de opleiding sluiten rechtstreeks aan bij de eisen die op landelijk niveau door vakgenoten worden gesteld aan de betreffende opleiding; de eindkwalificaties sluiten direct aan bij de eisen die op landelijk niveau door de beroepspraktijk aan de betreffende opleiding worden gesteld; de hierboven bedoelde op landelijk niveau overeengekomen en door het werkveld gevalideerde beroepscompetenties zijn, naar het oordeel van het auditteam, een goede afspiegeling van de ontwikkelingen binnen het domein. Naar het oordeel van het auditteam heeft de opleiding -in samenspraak met het beroepenveld- een helder, ambitieus, samenhangend en werkvelddekkend referentiekader voor haar programma ontworpen. Het auditteam beoordeelt voorts als zeer positief dat de competenties zijn uitgewerkt naar meetbare gedragskenmerken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 13
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen In de Dublin Descriptoren worden de onderstaande vijf dimensies onderscheiden. De opleiding heeft, uitgaande van deze descriptoren, het HBO-niveau van de eindkwalificaties geëxpliciteerd. Voor de duidelijkheid zij hier vermeld, dat de eindkwalificaties, de kwalificaties zijn van een beginnend acteur. Kennis en inzicht Om de eindkwalificaties te verwerven moet de student een brede en solide kennis hebben van en een goed inzicht in het gespecialiseerde vakgebied theater en acteren. Kennis van en inzicht in het toneel- en filmrepertoire, de geschiedenis van het vakgebied en de huidige beroepspraktijk (artistiek, cultureel, maatschappelijk en economisch). Ambachtelijke vaardigheden en de technische aspecten van het vak krijgen op die manier een conceptuele bedding. Toepassen kennis en inzicht Om de eindkwalificaties te verwerven moet de student in staat zijn de verworven kennis en inzichten èn de ambachtelijke en technische vaardigheden, ontwikkeld via fysieke training, stemvorming, tekstanalyse, acteerlessen en praktijkopdrachten, toe te passen in een professionele omgeving. Oordeelsvorming 1. Om de eindkwalificaties te verwerven moet de student in staat zijn naast conceptuele kennis ook praktijkkennis op te bouwen (via voorstellingsbezoek, dialoog met collega’s, regisseurs, theatermedewerkers en beleidsbepalers) en op basis van deze kennis een eigen oordeel te vormen over de relevantie van (intrinsieke) artistieke ontwikkelingen en de sociale betekenis daarvan; de relevantie van maatschappelijke ontwikkelingen en de betekenis daarvan voor de (functie van) het theater en het acteren; de visie van de politiek op de podiumkunsten en de consequenties daarvan voor de beroepspraktijk. 2. Om de eindkwalificaties te verwerven moet de student in staat zijn het eigen oordeel vertalen in het werk als acteur. Communicatie Om de eindkwalificaties te verwerven moet de student in staat zijn te communiceren met het publiek: deskundigen, leken en professionele (toneel)critici. Primair door voorstellingen te spelen en secundair via een debat. Aldus komen visie, vakmanschap en oordeelsvorming samen; te communiceren binnen de context van ensemble of crew om een doelgericht samenwerking (leidend tot een voorstelling of een productie) te realiseren; te communiceren met instanties (adviseurs, beleidsmakers, subsidiënten, sponsoren e.d.) die mede invloed (kunnen) hebben op de inrichting van en ontwikkelingen binnen het domein.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 14
Leervaardigheden Inherent aan het vakgebied is dat de acteur zich in een voortdurend leerproces bevindt. Ieder project en iedere voorstelling waarin de acteur speel is een nieuwe leerschool. Om de eindkwalificaties te verwerven moet de student in staat zijn te reflecteren op het eigen functioneren en de eigen performance en daaruit de eigen scholingsbehoefte te identificeren; zichzelf bij te scholen. Formeel: de master opleiding DasArts. Informeel: workshops, master classes, traineeships e..d. De hierboven beschreven dimensies die de H van de HBO-opleiding markeren, zijn overigens reeds in de bij facet 1.1 gepresenteerde eindkwalificaties duidelijk zichtbaar. Anders gezegd, de eindkwalificaties van de opleiding zijn qua gelaagdheid/diepgang, bereik en complexiteit volledig in overeenstemming met het bereik en de complexiteit waarnaar de Dublin Descriptoren verwijzen. Iets wat vervolgens, zie bij Onderwerp 2, in de programmering van de opleiding wordt geoperationaliseerd.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Niveau Bachelor’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en gelaagdheid/diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de opleiding heeft voorts de Dublin Descriptoren zorgvuldig uitgewerkt in meetbare indicatoren van professioneel gedrag.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 15
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs 1.3.1. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De opleiding heeft de Dublin Descriptoren rechtstreeks in verband gebracht met het programma en met de daarin gehanteerde werkvormen. In de programmabeschrijving wordt dit verband expliciet en inzichtelijk gemaakt. Op deze wijze heeft de opleiding de dimensie hoger onderwijs aantoonbaar in haar programma verankerd. Beroepsonderwijs 1.3.2. De competenties van de opleiding zijn uitgewerkt naar indicatoren van professioneel gedrag die aantoonbaar (zie bij facet 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het werkveld geborgd. Anders gezegd: de opleiding is een beroepsopleiding.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Oriëntatie HBO’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks, volledig en op zorgvuldige wijze ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofiel. (Zie onder facet 1.1.); in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd (Zie onder facet 1.2.); de opleiding heeft de inhoud, het bereik en het niveau van de eindkwalificaties in het programma en de gehanteerde werkvormen geoperationaliseerd en daaruit blijkt, dat de opleiding het landelijk overeengekomen beroepsprofiel in haar programma heeft verankerd en daarbij ook het beroepenveld betrokken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 16
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” als voldoende. De opleiding heeft goed zicht op de eisen die aan een beginnend acteur als beroepsbeoefenaar worden gesteld. De opleiding heeft dat inzicht qua bereik, thematiek en diepgang op voortreffelijke wijze vertaald naar opleidingsdoelstellingen (en naar programmaonderdelen!) waarbij zij het werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 17
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen HBO; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing. Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen De visitatiecommissie constateerde in 2002, dat de opleiding haar externe gerichtheid aanzienlijk zou moeten versterken. Reden voor het auditteam aan dit facet uitvoerig aandacht te besteden. Sleutelwoord is interactie. Welnu, interactie met de beroepspraktijk is thans een belangrijk element in de opleiding en wordt als volgt gerealiseerd: Interactie docenten – beroepspraktijk Van de 17 docenten met een vaste aanstelling zijn er 13 zelf werkzaam in de beroepspraktijk en zij brengen daardoor hun kennis en ervaring op een vanzelfsprekende en natuurlijke wijze in binnen de opleiding. Docenten worden met name op dit aspect (actief in het theater domein) geselecteerd. Netwerk: alle vaktechnische docenten, twee van de drie bewegingsdocenten en de docenten dramaturgie beschikken door hun werkzaamheden in de beroepspraktijk over een relevant netwerk in de volle breedte van theater en film in Nederland en Vlaanderen. Docenten zetten hun netwerk actief in om studenten in contact te brengen met de gevarieerde beroepspraktijk. Dat gebeurt informeel door studenten en alumni in contact te brengen met regisseurs of theatermakers die stage of werkervaringsplaatsen kunnen verzorgen en ook door het bezoeken van voorstellingen geregisseerd of gespeeld door docenten. Ook adviseren docenten de studieleiding informeel en (in docentvergaderingen) formeel over onderwijsinhoudelijke zaken naar aanleiding van eigen ervaring in de beroepspraktijk. De opleiding maakt veelvuldig gebruik van gastdocenten (10 à 15 gemiddeld per jaar) met een kortdurend en specifiek/specialistisch opdracht bijvoorbeeld in de vorm van workshops; Interactie met alumni Alumni: alumni treden binnen de opleiding op als gastdocent. Zij nemen als docent deel aan de selectie voor nieuwe studenten en bezoeken voorstellingen en presentaties op school, waarbij zij gemakkelijk contact leggen met studenten. Contacten met alumni dragen informeel bij aan het vinden van stageplaatsen voor studenten in de afstudeerfase. Alumni leggen contacten met potentiële gastdocenten of begeleiders en verzorgen mogelijkheden om intern gemaakt werk extern te presenteren. Ook dragen alumni informeel bij aan de verbetering van de opleiding door gesprekken met docenten, studenten en studieleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 18
Interactie studenten en beroepspraktijk Voorstellingsbezoek: de student kan gratis voorstellingen bezoeken bij de Schouwburg in Arnhem, het Oostpool Theater en Generale Oost. De student bezoekt een deel van die voorstellingen in het kader van lessen, maar bezoekt daarnaast minstens een keer per week een voorstelling. Op die manier is de student op de hoogte van het actuele aanbod in het theater. Studenten komen aldus veelvuldig in aanraking met de praktijk. De voorstellingen die zij hebben bijgewoond dienen als gespreksstof in lessen. Aldus leveren ook de studenten zelf een belangrijke bijdrage aan de actualiteit van het curriculum. Excursies: de opleiding organiseert in elk studiejaar een aantal korte ontmoetingen met de beroepspraktijk. Jaarlijks is er bijvoorbeeld een ontmoeting met de medewerkers van castingbureaus. Lessen vinden plaats in de Arnhemse Schouwburg en studenten uit het tweede jaar brengen een bezoek aan het Onafhankelijk Toneel in het kader van de zogenaamde Toneelscholendag. Voorstellingen: Het programma van de Toneelschool verandert tijdens de vakfase. De student richt zich op het spelen van voorstellingen zoals die ook in de beroepspraktijk gespeeld worden. Een voorstelling is het resultaat van een onderwijsactiviteit die expliciet gericht is op het presenteren van een artistiek resultaat gemaakt vanuit een visie op acteren en gepresenteerd aan een breed publiek van leken en deskundigen. Voorstellingen kunnen in het eigen gebouw gepresenteerd worden, maar vinden ook plaats op festivals, zoals het ITS Festival te Amsterdam en in theaters waar de student ervaring kan opdoen in het spelen voor publiek, waaronder deskundigen uit het werkveld aanwezig is. Projecten: projecten resulteren in een presentatie (gericht op een publiek bestaande uit studenten en docenten) of een voorstelling (gericht op een breed publiek van studenten, docenten, deskundigen uit het werkveld en geïnteresseerden). Projecten vinden altijd plaats in aaneengesloten periodes van een paar dagen tot meerdere weken, bij een stage kan de periode zelfs enkele maanden bedragen. Projecten richten zich op het integreren van vaardigheden, het ontwikkelen van kunstenaarschap en het delen daarvan met een publiek. Ook tijdens de projecten wordt gebruik gemaakt van diverse werkvormen, wederom afhankelijk van het onderwerp en de fase van de opleiding waarin het project wordt aangeboden. Projecten kunnen de vorm hebben van (i) workshops – 1 à 3 weken; (ii) stage in 3e en 4e jaar – twee à vier maanden; (iii) samenwerkingsprojecten met andere ArtEZ opleidingen of met theaters, (iv) voorstelling – 4 à 6 weken. Stage: de student wordt geacht gedurende de schoolloopbaan ten minste één stage te lopen bij een gezelschap of theater. Daarbij acht de opleiding het van belang dat de student: o ervaring opdoet in het werken binnen de structuur van het gezelschap of de organisatie, en zo de productionele en organisatorische kanten van het vak leert kennen (incl. het spelen van ten minste 20 voorstellingen); o samenwerkt met een ervaren regisseur of maker én met ervaren collega-acteurs; o een professionele bijdrage kan leveren aan het artistieke eindproduct; o inzicht krijgt in de artistieke visie van regisseur en gezelschap of organisatie. Voor de toekomst acht de Toneelschool het van belang, dat een stage niet alleen een beroep doet op de kwaliteiten als acteur van de student. De stage zou ook het inzicht van de student moeten vergroten. Daarom streeft de opleiding ernaar de student-acteur rondom de stageperiode op andere manieren in het gezelschap in te bedden. Inbedding betekent dat die student “geadopteerd” wordt door het gezelschap, en niet alleen stage loopt maar ook het gezelschap volgt, bij tekstlezingen aanwezig is en voorstellingen van het gezelschap dat seizoen volgt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 19
Interactie Toneelschool – beroepspraktijk: regionaal Generale Oost – GO GO is de werkplaats in Arnhem. Samenwerking met de werkplaats is intensief zoals blijkt uit het beleidsplan van GO en de jaarplannen. Studenten bezoeken voorstellingen. Studenten uit het tweede jaar participeren, samen met studenten van Theaterscholen uit Maastricht, Amsterdam en Utrecht, in het Korte Scène Festival. Studenten uit het derde jaar werken met professionele regisseurs en acteurs in het project GO aan scènes uit het Nederlands repertoire. In 2008 participeren GO en ArtEZ Toneelschool in een groot project dat gespeeld wordt op locatie in Arnhem door studenten en uitgevoerd in coproductie met GO. Ná afloop van de studie is GO de eerste plek waar studenten met een ambitie tot regie of ‘theater maken’ aankloppen om hun eerste stappen in de beroepspraktijk te zetten. Artistiek en zakelijk leider zijn als adviseur bij de school betrokken. Stichting De Alliantie Deze stichting beheert Openluchttheater De Pinkenberg in Velp. Aan het begin van het schooljaar presenteren studenten daar eigen werk in de vorm van zes tot acht kleine voorstellingen die in het Kleine Tentenfestival aan publiek getoond worden. Oostpool Met het aantreden van een nieuwe artistieke leiding bij het Arnhemse gezelschap Oostpool hebben de leiding van Oostpool en de studieleiding van ArtEZ Toneelschool besloten de samenwerking te intensiveren. Naast een intensiever stagebeleid, dat moet resulteren in jaarlijks minstens twee stageplaatsen bij het gezelschap, zullen medewerkers van Oostpool als adviseurs betrokken worden bij ArtEZ. De artistiek leider is vanaf 2007 lid van de afstudeercommissie. Ook is er een wederzijdse intentieverklaring afgelegd jaarlijks een samenwerkingsproject op te zetten met studenten uit de hoofdfase van de opleiding en artistiek medewerkers van Oostpool. Keesen en CO Keesen en Co (het Arnhemse gezelschap rond regisseur Willibrord Keesen) werkt vrijwel uitsluitend met alumni van ArtEZ Toneelschool. Studenten van ArtEZ Toneelschool lopen stage bij Keesen en Co. Schouwburg Arnhem/ Musis Sacrum Beeldende lessen en spellessen worden met regelmaat in de schouwburg gegeven. Bovendien is de kleine zaal van de schouwburg podium voor de afstudeervoorstelling. Interactie Toneelschool – beroepspraktijk: nationaal Bonheur / Poetry International Artistiek leider van Bonheur (Peter Sonneveld) is tevens docent aan de Toneelschool. Dit betekent, dat studenten in het eerste jaar vier lessen in projectvorm krijgen in het Bonheur Theater in Rotterdam. Studenten uit het eerste jaar zien alle voorstellingen van Bonheur. In het derde of tweede jaar regisseert Peter Sonneveld de studenten in een project voor het Festival Poetry International. Het komt regelmatig voor dat studenten stage lopen bij Bonheur, en ook na de opleiding krijgen studenten vaak een eerste contract bij Bonheur. ITS Festival Op het ITS Festival toont ArtEZ Toneelschool jaarlijks de afstudeervoorstelling en daarnaast een selectie uit eigen voorstellingen van studenten. Bezoek aan het festival is voor alle studenten opgenomen in het curriculum. De studenten bezoeken een groot aantal (afstudeer)voorstellingen van andere opleidingen. De opleiding is direct betrokken bij de totstandkoming van het programma van het ITS Festival. Motel Mosaique Studenten uit het eerste jaar werken jaarlijks aan een korte presentatie van lesmateriaal op het festival Motel Mosaique onder leiding van docent Pieter Loef.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 20
De Appel Het Haagse theatergezelschap De Appel organiseert tweejaarlijks een festival van voorstellingen gemaakt in het Theater aan de Haven geregisseerd door jonge regisseurs en gespeeld door de acteurs van De Appel en studenten van de Toneelscholen van Arnhem, Amsterdam en Maastricht. ArtEZ Toneelschool vaardigt tweejaarlijks studenten af voor deze voorstellingen. Ro Theater Ro Theater en ArtEZ Toneelschool hebben de intentie de komende jaren hun samenwerking te verbeteren en te intensiveren. Beide partijen hebben de intentie uitgesproken meer stagiaires van ArtEZ Toneelschool bij het Ro Theater een stageplaats te bieden, niet alleen als acteur, maar ook als regieassistent. De artistiek leidster zal de komende jaren workshops geven aan studenten van ArtEZ Toneelschool. Studenten van ArtEZ Toneelschool zullen voorstellingen van het Ro volgen en zo op de hoogte blijven van het gezelschap. Theatercompagnie De Theatercompagnie is vanouds een gezelschap met een sterke band met de Toneelschool. Voor de toekomst heeft De Theatercompagnie zich in haar beleidsplan stevig verbonden aan de opleiding: elk seizoen zullen in overleg met de toneelscholen van Amsterdam, Arnhem, Maastricht en Utrecht drie tot zes eindexamenstudenten, waaronder ook jong allochtoon talent, worden uitgekozen om als stagiaires relevante rollen te spelen in vlakke vloer-, dan wel grote zaalvoorstellingen. De Theatercompagnie verplicht zich om na afloop van ieder jaar één van hen een vast contract aan te bieden. NFTA Jaarlijks werken studenten van de NFTA en ArtEZ Toneelschool samen aan het maken van een reeks korte films. Dit gebeurt onder leiding van een docent van ArtEZ Toneelschool en van de NFTA én een gastregisseur film. Amstelveens Poppentheater De poppenspelwerkplaats Amstelveens Poppentheater verzorgt op de opleiding jaarlijks een workshop voor studenten uit het eerste jaar. Samenvattend: de 4-jarige continue interactie op alle niveaus impliceert een voortdurende confrontatie van de student met de praktijk. Dat is de kracht van de opleiding. Daarnaast worden voor de student meer dan voldoende mogelijkheden gecreëerd om zich ‘buiten de school’ te oriënteren. Het auditteam heeft inzage gehad in de literatuur en (andere) studiematerialen die studenten tijdens de opleiding gebruiken. De vakliteratuur is actueel en veelzijdig en van hoog niveau. De studiematerialen zijn aantoonbaar aan de praktijk ontleend.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert voor de opleiding het facet ‘Eisen HBO’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: het programma van de opleiding biedt de studenten zeer ruime mogelijkheden om zich te ontwikkelen in interactie met de beroepspraktijk, zowel binnen ‘de school’ (docenten uit de beroepspraktijk, projecten, workshops) als daarbuiten (stage, werkbezoeken, excursies e.d.); het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in samenspraak met het beroepenveld; de gebruikte vakliteratuur is up-to-date en zeer veelzijdig; de opleiding schakelt gedurende het hele programma systematisch en frequent gastdocenten uit de beroepspraktijk in.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 21
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen Uit de voorhanden documentatie heeft het auditteam zich op gedetailleerd niveau een beeld kunnen vormen over de inhoud van de studie. Duidelijk is, dat de opleiding leerdoelen heeft geformuleerd die herkenbaar aansluiten bij de opleidingskwalificaties en dat zij die leerdoelen per studiejaar en per programmaonderdeel op passende wijze heeft uitgewerkt, waardoor zij ook richtinggevend zijn voor de wijze waarop de opleiding haar studenten toetst. De opleiding heeft aldus kunnen aantonen, dat de leerdoelen binnen het programma traceerbaar zijn richting competenties en -vooral- richting gedragsindicatoren. Tevens heeft de opleiding de competenties, werkvormen en inhoud aan elkaar gerelateerd. De vormgeving van de programmaonderdelen gaat uit van een leeromgeving (zie ook onder facet 2.1.) waarin het leerproces (conceptueel, artistiek, ambachtelijk, pedagogisch-didactisch) van de student centraal staat en waarbij hij de door hem verworven kennis dient te activeren, wil de student de praktijkopdrachten / projecten / voorstellingen / producties met succes kunnen uitvoeren. Onderdeel van het leerproces is tevens zelfreflectie en zelfregulatie die de student inzicht geven in zijn eigen leerproces en leerstijl. Inhoud en vormgeving van de afzonderlijke programmaonderdelen bieden de student de gelegenheid om de vereiste competenties en doelstellingen te verwerven. De wijze waarop vervolgens de programmaonderdelen in een in complexiteit opklimmende reeks in het totale programma zijn gepositioneerd, maakt het de student mogelijk de competenties en de hiervan afgeleide doelstellingen te verwerven. Het beeld is duidelijk: het programma is een passende concretisering van de eindkwalificaties en de successieve leerdoelen zijn aantoonbaar afgeleid van die eindkwalificaties. In die zin heeft de opleiding de afgelopen twee jaar een grote verbeterslag gemaakt. Het oordeel van het auditteam over de relatie tussen doelstellingen en inhoud is dan ook positief. Aandachtspunt: naar het oordeel van het auditteam is de competentie verbandhoudend met ‘cultureel ondernemerschap’ nog onvoldoende in het programma terug te vinden. In de buitenschoolse component (bijvoorbeeld de stage) zou daar expliciet aandacht aan moeten worden besteed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 22
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft door het hele programma heen leerdoelen vastgesteld die aantoonbaar zijn af te leiden van de eindkwalificaties; de leerdoelen hebben het bereik en het niveau corresponderend met het bereik en het niveau van de eindkwalificaties; de leerdoelen zijn zodanig geformuleerd, dat zij richtinggevend zijn voor de wijze waarop de opleiding haar studenten toetst; de binnen het programma gepositioneerde projecten/workshops/producties zijn telkens gericht op een meetbaar leerdoel, telkens gedefinieerd in termen die rechtstreeks zijn ontleend aan de eindkwalificaties; de leerdoelen en de projecten/workshops/producties nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase een niveau te bereiken dat naar het oordeel van het auditteam ontegenzeggelijk HBOniveau is. (Zie ook onder facet 6.1.) Het auditteam is voorts van oordeel, dat ‘cultureel ondernemerschap’ meer aandacht van de opleiding verdient.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 23
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen De visitatiecommissie heeft in 2002 de opleiding geadviseerd de interne cohesie van het programma te versterken. De opleiding heeft naar aanleiding daarvan de volgende structuur in het programma aangebracht. Daarmee heeft de opleiding, naar het oordeel van het auditteam, een belangrijke stap gezet naar versterking van de programmatische cohesie. Samenhang De opleiding brengt thans samenhang binnen het curriculum zowel inhoudelijk als via een afstemming van de diverse werkvormen. De inhoudelijke samenhang heeft betrekking op de horizontale samenhang (integrale benadering van ‘acteren’) en de verticale samenhang (ontwikkelingsroute naar eigen initiatief en kunstenaarschap). Horizontale samenhang De horizontale samenhang binnen het programma wordt bevorderd door de zogeheten leerlijnen: De instrumentele leerlijn (stem en beweging): zang stem, dynamische training, dans, algemene bewegingslessen. Het verwerven, toepassen en integreren van instrumentele vaardigheden. De vaktechnische leerlijn: elementair spel, tekst & spel, vrij spel, beeldanalyse & spelen voor de camera, improvisatie, tekstanalyse & spel, stem & spel. Verkenning, verwerving en toepassing van vakmatig handelen. De theoretische leerlijn: dramaturgie, filosofie, wetenschappelijke oriëntatie, vaktheoretische vorming, oordeelsvorming, schrijfopdrachten, onderzoeksopdracht. De reflectieve leerlijn: integratie de onderscheiden (deel)vaardigheden tot persoonlijk acteurschap. Verticale samenhang De programmering is zodanig, dat de lesstof en de daarmee verbandhoudend probleemstellingen en opdrachten(voorstellingen/producties) in een opklimmende lijn van complexiteit worden aangeboden, van verkenning in het eerste leerjaar, via verdieping in het tweede en derde jaar, tot zelfstandigheid in het vierde jaar. Het programma van de opleiding is verdeeld over twee fasen. Propedeuse: het eerste jaar van de opleiding. Thema ‘Verkennend talent’. Hoofdfase: het tweede tot en met het vierde jaar. Met als subfasen: o vakfase (het tweede en derde jaar). Thema ‘Leerling op zoek naar verdieping’; o afstudeerfase (het vierde studiejaar). Thema ‘Zelfstandig kunstenaarschap’. De groei naar zelfstandigheid uit zich in meer vrije studieruimte voor het creëren van een eigen programma in het derde en vierde jaar. De acteur toont zich naarmate de studiejaren vorderen steeds vaker en in steeds complexere processen aan de buitenwereld. Deze verschuiving van binnenschools naar buitenschools programma draagt bij aan de verzelfstandiging van de student-acteur. Het auditteam is van mening, dat de interne cohesie thans meer dan voldoende is gezekerd. Temeer daar ook de overgang van cursorisch onderwijs naar projectonderwijs thans veel geleidelijker plaatsvindt dan ten tijde van de visitatie in 2002. Bovendien is het auditteam van oordeel, dat de samenhang tussen de vier leerlijnen aanzienlijk versterkt is door de in de gehele opleiding programmatische focus op het beroep acteur. Anders gezegd, het beroep acteur met al zijn lagen en dimensies is telkens het programmatische ijkpunt. Iets wat de interne cohesie duidelijk ten goede komt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 24
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Samenhang Programma’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: de relatie tussen de leerdoelen van de programmaonderdelen (en daarbinnen van lessen/projecten/ workshops/voorstellingen/producties) is helder en logisch; de concentrische opbouw (leerdoelen en opdrachten worden telkens complexer of ruimer) maakt de verticale samenhang tussen de onderscheiden programmaonderdelen manifest; de interne cohesie wordt aanzienlijk versterkt door de continue focus op het beroep acteur.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 25
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen Het begrip ‘studielast’ heeft voor de opleiding een zeer specifieke lading. De last is hoog en studenten accepteren dat, sterker nog: zij willen het. Studenten zijn uiterst gemotiveerd en werken naast de lessen vaak vele uren aan het voorbereiden van eigen werk, het lezen van repertoire, het bezoeken van voorstellingen en het werken aan oefeningen. Desondanks is lesverzuim een marginaal verschijnsel.3 Over het algemeen is het programma, door de vele tijd die de student aan zelfstudie besteedt, eerder zwaarder dan lichter dan het aantal ec’s dat ervoor staat. Met name de eerste twee en een half jaar van de opleiding is intensief en in deze periode wordt veel tijd, toewijding en inspanning van de student gevraagd. De indeling van tijd en de verdeling tussen het privé leven en het werkende leven van de student is een terugkerend thema in gesprekken met de mentor (zie 4.2 voor een toelichting op het mentoraat). Bovendien worden na intensieve periodes (gespeelde voorstellingen of presentaties) vrije dagen ingelast. Studenten uit hogere jaren wordt soms ook geadviseerd tussen projecten door een korte "time out" te nemen om overbelasting te voorkomen. Het lesprogramma is intensief maar zo gelijkmatig mogelijk verdeeld over het jaar. Voor de propedeutische fase en de vakfase (het eerste deel van de hoofdfase) wordt gestreefd naar regelmaat in het rooster en naar werken binnen de muren van het gebouw. De lessen zijn geordend in overzichtelijke semesters van negen weken. Aan het eind van twee van die semesters worden alle studenten beoordeeld. In deze evaluatieperiode wordt de lestijd in beslag genomen door evalueren en beoordelen. De studenten kunnen, ondanks de spanning die met de beoordeling gepaard gaat, goed met de systematiek van het beoordelen overweg. Dat is zichtbaar aan de kwaliteit van de geschreven evaluaties en het inzicht dat de studenten verkrijgen in het eigen functioneren. De beoordelingen brengen eventuele deficiënties en/of stagnaties van de student aan het licht. Daar kan snel op ingegrepen worden door docent, studieleiding of mentor (zie 2.8 en 4.2). In de afstudeerfase bepaalt de student in overleg met studieleider en mentor een eigen traject. De vaste onderdelen onderzoeksopdracht (het schrijven van de scriptie), trainingen, stage en afstudeervoorstelling worden in overleg tussen student, school en gezelschap in overzichtelijke periodes geordend. Bij het ordenen van de tijd en het indelen van het jaar wordt de student begeleid door de mentor. Kortom, de studielast is hoog. Stress wordt vooral sterk ervaren op momenten dat de student (creatieve) prestaties moet leveren. Docenten herkennen dit en zijn van mening dat studenten daar in zekere zin mee moeten leren leven en om tot bovengemiddelde prestaties te komen. In de beroepspraktijk van een (succesvol!) acteur zijn deadlines en hoge werkdruk immers eerder regel dan uitzondering. Niettemin is het aan de opleiding studenten op gezette tijden enigszins af te remmen. Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding dat op verantwoorde wijze doet.
3
Aantal contacturen per week bedraagt: (1e jaar) 30; (2e jaar) 30; (3e jaar) 25 en (4e jaar) 10.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 26
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt het facet ‘Studielast’ als voldoende en wel op grond van de volgende observaties:
de opleiding treft voldoende maatregelen om te voorkomen dat de hoge studielast een negatief (blokkerend) effect heeft op de ontwikkeling van de studenten; in het kader van de studiebegeleiding worden daar waar sprake is van individuele problemen met betrekking tot de studielast, samen met de betreffende student remediërende (mitigerende) maatregelen getroffen.
Kortom: de studielast is hoog (soms wel erg hoog) maar de opleiding is zich daar ten volle van bewust en treft dan ook, daar waar nodig, maatregelen om de ‘last’ te verlagen en beter te spreiden. Het auditteam voegt daar nogmaals de kanttekening bij, dat de hoge studielast door studenten niet als een majeur probleem wordt beschouwd, maar als een welhaast natuurlijke ‘werklast’, eigen aan het vak. In die zin beschouwen zij de hoge studielast als een goede voorbereiding op de latere beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 27
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: VWO, HAVO, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek?
Bevindingen Het aantal aanmeldingen is zeer groot (ca 500 per jaar), het aantal plaatsen dat de opleiding beschikbaar wil stellen is in vergelijking daarmee zeer klein: ca10. Dat is om twee redenen terecht: (i) de opleiding streeft naar hoge kwaliteit en wenst daarom slechts getalenteerde studenten aan te nemen, (ii) de arbeidsmarkt kan een grote uitstroom niet absorberen. Formele instroomeisen Om toegelaten te worden tot de opleiding dient een student in elk geval 18 jaar oud te zijn bij aanvang van het schooljaar en in het bezit te zijn van een diploma HAVO, VWO, MBO (niveau 4). Er worden geen bijzondere eisen gesteld aan het vakkenpakket / profiel. Gezien het integrale karakter van het curriculum en het vak acteren is het niet mogelijk om op basis van eventueel eerder behaalde deelcertificaten vrijstelling te krijgen voor onderdelen van de opleiding. Voor studenten die eerder een zogenaamde “vooropleiding” of een theater-MBO bezocht hebben, geldt ook dat zij de reguliere audities moeten volgen. Er worden dus ook geen vrijstellingen verleend voor delen van het selectieprogramma. Toelatingsprocedure Naast de formele instroomcriteria hanteert ArtEZ Toneelschool een uitgebreid selectiesysteem waarin via audities de geschiktheid van de kandidaat-student voor de opleiding getoetst wordt. Gezien het hooggespecialiseerde karakter van het beroep en de beperkte arbeidsmarkt, voert de Toneelschool een instroombeleid gebaseerd op kwaliteit en niet op volume. De uitkomst van de toelatingsprocedure (en dus niet de formele instroomeisen) is uiteindelijk doorslaggevend voor aanname van de student. Beoordelingscriteria In de selectie wordt aanleg voor de volgende vaardigheden getoetst, gerelateerd aan de competenties van het uitstroomprofiel Acteur van het Netwerk Theater. Lerend vermogen en vermogen tot samenwerking: (i)vermogen opdrachten te verwerken en uit te voeren, (ii) vermogen het eigen spel te verbeteren, (iii) mogelijkheid anderen te inspireren, (iv) gebruik te maken van de mogelijkheden die een tegenspeler aanreikt. Creërend vermogen en visie: (i) creativiteit, samenspel en transformatie, (ii) verbeelding, fantasie, geloofwaardigheid en authenticiteit (iii) muzikaliteit, klank en tekstgevoeligheid (iv) presentatie en (v) originaliteit bij samenspel en improvisatie. Ambachtelijke vermogens: (i) vermogen tot concentratie, inleving, gevoelsuiting en observatie, (ii) vermogen tot transformatie en schakelen (iii) fysieke mogelijkheden zoals coördinatie, beweging en stem. Omgevingsgerichtheid en visie: (i) analytisch vermogen en (ii taalvaardigheid. Communicatieve vermogens en reflectieve vermogens: (i) attitude, persoonlijke affiniteit, gedrevenheid en eigenzinnigheid, (ii zelfkennis , (iii) discipline, (iv) communicatievermogen, (v) algemene weerbaarheid om het onderwijs op de Toneelschool te kunnen volgen (zelfstandigheid, persoonlijkheid en eigenzinnigheid).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 28
Beoordeling De selectie voor de Toneelschool bestaat uit drie selectierondes. Bovenstaande criteria gelden als beoordelingscriteria in alle drie rondes. Iedere ronde heeft de vorm van meerdere lessen. Lessen worden gegeven door een team van twee docenten en een student. Het beoordelen van de auditanten geschiedt door stemming van de teams. Na afloop van iedere les geven de leden van de teams (waarin ook alumni zijn vertegenwoordigd) individueel hun oordeel over de auditant. Deelname van de huidige studenten aan de selectierondes van toekomstige studenten (als toeschouwer bij de audities, als begeleider van groepen auditanten of als docent-assistent) geeft de student een vergaand inzicht in het eigen vak en is daarmee tevens een onderdeel van de reflectieve leerlijn als omschreven in facet 2.3.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Instroom’ als goed op grond van de hierboven beschreven bevindingen, die het auditteam hier kort samenvat: de opleiding besteedt veel aandacht aan het beoordelen van het talent en het kwalificatieniveau van studenten die in aanmerking willen komen voor de opleiding. Zij doet dat op professionele wijze door meerdere beoordelaars in te schakelen. Een en ander is vastgelegd in eenduidige en relevante (valide) criteria; belangrijk is voorts de observatie, dat het restrictieve aannamebeleid door de opleiding wordt gebruikt als een kwaliteitsinstrument. Zowel richting student (geen irreële beloften of voorspellingen) als richting opleiding zelve: de studentenpopulatie is van hoog niveau; sterk punt is, dat het werkveld (via alumni) en ouderejaars studenten bij de beoordeling worden betrokken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 29
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:4 Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 EC) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van de opleiding, zo blijkt uit de programmabeschrijving, bedraagt 240 EC. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd dat de opleiding een omvang heeft van 240 EC, reden het facet ‘Duur’ als voldoende te kwalificeren.
4
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 30
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Het didactisch concept van de opleiding laat zich heel eenvoudig in de volgende uitgangspunten samenvatten: de integrale benadering van de student: vanaf het begin van de opleiding ligt een grote nadruk op de integratie van individuele vaardigheden in het acteurschap als geheel. Van de student-acteur wordt verwacht de vaardighedenvoortdurend in de context van het toekomstige beroep te plaatsten. Daarvoor krijgt de student in leerlijn 4 de gereedschappen (zie 2.3). de toenemende zelfstandigheid van de student en het ontwikkelen van een eigen visie op het beroep. ontwikkeling naar zelfstandig kunstenaarschap. De opleiding vindt het belangrijk, dat de student deze ontwikkeling doormaakt in het ensemble dat de klas vormt. Het programma van de opleiding kent een scala aan werkvormen: Practica in groepslessen (vaktechnische leerlijn) In groepslessen leert de student-acteur niet alleen van het zelf spelen, maar evenzoveel van het zien spelen van anderen (medestudenten). Werkcolleges (theoretische leerlijn) Ook deze lessen worden klassikaal gegeven. Binnen de werkcolleges wordt niet alleen kennis overgedragen, maar worden ook debat en gesprekstechnieken aangeleerd. Praktijkonderzoeksopdrachten (de theoretische leerlijn) Individuele opdrachten die een bijdrage kunnen leveren aan het debat in de theorielessen. Individuele opdrachten die tot doel hebben zelfstandig onderzoek bij de student aan te leren. Individuele schrijfopdrachten in een opklimmende complexiteit: van opdrachten tot zelfstandig onderzoek. Trainingen (de instrumentele leerlijn) Deze lessen worden met name in het tweede deelsemester van het derde jaar en in de afstudeerfase gevolgd als voortzetting van de groepslessen (zie hieronder). Individuele lessen (de instrumentele en theoretische leerlijn) Instrumentele vakken en theoretische vakken in bepaalde periodes van de opleiding aan individuele studenten te geven, deels wegens specialisatie zowel bij uitzonderlijke goede als bij achterblijvende leerlingen. In de theoretische lessen is deze aandacht soms noodzakelijk vanwege verschillende instroomniveaus, die kunnen variëren van MBO-4 tot een bachelordiploma. Groepslessen (de instrumentele leerlijn) Groepslessen vormen samen met de daaropvolgende trainingen een belangrijk onderdeel van de instrumentele leerlijn. Projecten Projecten richten zich op het integreren van vaardigheden, het ontwikkelen van kunstenaarschap en ook ten overstaan van publiek. Workshops: (vaktechnische leerlijn) Introductie in intensive, kortlopende vorm (1 tot 3 weken) van specifieke onderwerpen binnen het curriculum, maar buiten het reguliere onderwijsaanbod.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 31
Vrije studieruimte /eigen projecten: (alle leerlijnen ) Door student in overleg met studieleiding en mentor geïnitieerd onderwijstraject, eventueel uitmondend in een voorstelling of presentatie. Voorstelling: (alle leerlijnen) Een projectvorm (werkduur 4 tot 6 weken ) gericht op het maken van een klassikale voorstelling in het eigen gebouw of op festivals, zoals het ITS Festival te Amsterdam en in theaters waar deskundig publiek uit het werkveld aanwezig is. Samenwerkingsprojecten: (alle leerlijnen) Projecten en voorstellingen die in samenwerking met een of meerdere opleidingen of met theaters of gezelschappen worden uitgevoerd. Stage: alle leerlijnen De student-acteur werkt begeleid binnen een theater-, film- of televisieproductie waarin van de studentacteur een professionele bijdrage aan het te realiseren eindproduct wordt verwacht. Het didactisch concept en de werkvormen via welke het concept vorm krijgt, is niet louter papier, maar wordt daadwerkelijk uitgevoerd, wat tot uiting komt in de grote dynamiek en flexibiliteit van de opleiding en in de variëteit van werkvormen. In dat opzicht is de opleiding erin geslaagd een goede balans te vinden tussen enerzijds een zakelijke en verifieerbare structuur (noodzakelijk voor een transparante en reproduceerbare kwaliteitsborging, voor aansluiting en uitwisseling met andere opleidingen en ook voor de beroepsvoorbereiding) en anderzijds een voor de artistiek-professionele ontwikkeling van de student noodzakelijke speelruimte in de programmering.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ als goed en wel op basis van de volgende observaties: het didactisch concept maakt het mogelijk de student te sturen en hem/haar de ruimte te bieden tot eigen ontwikkeling. In die zin past het didactisch concept bij de doelstellingen van de opleiding: opleiden tot beroepsbeoefenaar en kunstenaar; het didactisch concept leidt tot flexibiliteit in de programmering en tot een grote variëteit in de werken interactievormen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 32
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen Toetsing en beoordeling vinden tweemaal per jaar plaats en op diverse manieren: Jaar 1
Activiteit Cursorische lessen
Toetsingmethode Twee keer per jaar evaluaties. Beoordeling per les en een samenvattend studieadvies gebaseerd op integraal acteurschap door docenten en studieleiding. Tentamens en schriftelijke opdrachten (sinds 2007).
2
Cursorische lessen
Twee keer per jaar evaluaties. Beoordeling per les en een samenvattend studieadvies gebaseerd op integraal acteurschap door docenten en studieleiding.
3
Projecten
Tentamens en schriftelijke opdrachten (sinds 2007).
Cursorische lessen
Twee keer per jaar evaluaties. Beoordeling per les en een samenvattend studieadvies gebaseerd op integraal acteurschap door docenten en studieleiding.
Projecten
Tentamens en schriftelijke opdrachten (sinds 2007). Projectevaluatie en beoordeling door (gast)docenten.
Stages
Stage-evaluatie en beoordeling door instelling, mentor en opleidingscoördinator.
4
Cursorische lessen
Beoordeling per les en algemene beoordeling van acteurschap door docenten en studieleiding. Projectbeoordeling door (gast)docenten.
Projecten, incl.
Stagebeoordeling door instelling, mentor en opleidingscoördinator.
afstudeervoorstelling Stages Scriptie
Beoordeling door theoriedocenten en externe deskundigen.
De opleiding hanteert voor toetsing en beoordeling een systeem van formatieve toetsing, ‘evaluaties’ genoemd. Aan het eind van ieder semester beschrijft de student-acteur de les, het geleerde binnen die les en de vorderingen binnen de les. De student wordt daarop, mondeling, voorbereid door de mentor en docenten en ontvangt op papier richtlijnen voor het schrijven van de evaluatie. Daarbij gebruikt de student enerzijds de (vakmatige/ inhoudelijke) doelstellingen van de les als leidraad en anderzijds de eigen, persoonlijke doelstellingen. Beide zijn gekoppeld aan de competenties die de student aan het eind van de opleiding moet beheersen. Voor elke student is de nadruk op de verschillende competenties anders zijn, vanwege het talent, vermogens, persoonlijke ontwikkeling en -visie op het theatervak. Ook de docent beschrijft na elk semester wat de student-acteur heeft gedaan en geleerd en of dat voldoet aan het niveau dat de student-acteur zou moeten hebben volgens de doelstellingen van die les. De docent geeft vooral een samenvatting van de feedback die de student-acteur gedurende de hele les heeft gekregen en baseert daarop zijn conclusies. Nadat de twee reflecties, in het bijzijn van de jaargroep, aan elkaar zijn voorgelezen volgt een gesprek waarin dieper op beide evaluaties (die van de studenten en van de docent) wordt ingegaan.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 33
De jaargroep draagt ook bij aan dit gesprek. Bij het gesprek is bovendien de mentor en/of de studieleider aanwezig. Uitkomst van het gesprek is een beoordeling geflankeerd door verbeterpunten. Toetsing en beoordeling en begeleiding van de student zijn in de opleiding dus zeer nauw met elkaar verweven. Een sterk punt, vindt het auditteam, omdat op deze wijze toetsen & beoordelen bijzonder leereffectief is. In de propedeutische fase en de hoofdfase van de opleiding worden de vaktechnische, theoretische en instrumentele lessen op de hierboven beschreven wijze geëvalueerd. Daarbij worden voor de beoordeling vooral vakmatige criteria gehanteerd. Met ingang van het schooljaar 2007 presenteren studenten flankerend aan de evaluaties uit alle lessen, een doorsnede van de geleerde lesstof in de vorm van een spelpresentatie ter informatie van docenten, mentor en studieleiding. In de hoofdfase worden projecten op dezelfde manier getoetst en beoordeeld waarbij het vermogen tot integratie van de verschillende vakken in acteren het voornaamste onderwerp van toetsing en beoordeling is. Bij de beoordeling van projecten worden de (gast)docent de mentor en de studieleider betrokken. Bovendien nemen, vanaf studiejaar 2008-2009 ook docenten die lesgeven in de eerste jaren van de opleiding deel aan beoordelingen van studenten uit hogere jaren. Vanaf dat studiejaar zullen in het laatste deel van de vakfase ook externe deskundigen betrokken zijn bij beoordeling. Stages en projecten worden geëvalueerd en beoordeeld na afloop van de spelperiode in een gesprek met de student, de (interne) stagebegeleider en de vertegenwoordigers van het gezelschap of de instelling waar de student-acteur stage heeft gelopen. De student-acteur schrijft een verslag van de stage of het project. De opleiding bundelt beschreven evaluaties, stageverslagen en schriftelijke opdrachten in een dossier per student. Op dit moment bevindt de opleiding zich in de overgang naar een digitalisering van deze dossiers. Het auditteam is van mening dat de wijze waarop de opleiding haar studenten toetst en beoordeelt, passend is voor het specifieke karakter van de opleiding en in termen van leereffect, intersubjectiviteit en relevantie van voldoende kwaliteit is. Het oordeel is derhalve positief. Toch wil het auditteam opmerken, dat de inzichtelijkheid van het beoordelen aanzienlijk zou toenemen, indien de opleiding haar criteria nog scherper/preciezer formuleert dan zoals zij dat tot op heden doet. Overigens heeft de opleiding dat voor de afstudeerscriptie reeds gedaan. Voorts adviseert het auditteam de opleiding in de beoordelingen een duidelijk onderscheid te maken tussen voortgangstoetsing en summatieve toetsing.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de huidige praktijk van toetsen en beoordelen wordt op een valide en controleerbare wijze uitgevoerd; de gehanteerde toetsvormen sluiten aan op de werkvormen; de beoordelingsmethoden zijn leereffectief en en telkens expliciet gerelateerd aan de betreffende (sub)doelstellingen; de objectiviteit (beter: intersubjectiviteit) van het proces van ‘beoordelen en toetsen’ is verzekerd: meerdere docenten (en studenten) zijn rechtstreeks betrokken bij de beoordeling Het feit, dat (i) de criteria nog niet in volle breedte voldoende scherp zijn en (ii) het onderscheid tussen formatieve en summatieve toetsing niet consequent wordt doorgevoerd, weerhoudt het auditteam ervan een oordeel ‘goed’ uit te spreken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 34
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Programma” als voldoende. Naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling op HBO-niveau is gesitueerd en dat qua inhoud, werkvormen, oriëntatie en organisatie duidelijk en substantieel gericht is op het werkveld. Het programma biedt voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot acteur te realiseren via frequente en goed georganiseerde en gestructureerde interacties met de beroepspraktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 35
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen HBO; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel. Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen Bijna alle docenten van de opleiding zijn werkzaam (zo blijkt uit hun CV’s) in de beroepspraktijk. In het docentcorps is derhalve een brede en actuele expertise aanwezig. Hun professionaliteit en visie op theater en acteren vloeit voort uit hun persoonlijke ervaring als acteur / regisseur. Een en ander is overigens conform het beleid van ArtEZ: docenten moeten naast hun aanstelling bij ArtEZ werkzaam zijn in de eigen beroepspraktijk. Dat verklaart de relatief kleine dienstverbanden. Uit de gegevens die de opleiding heeft verstrekt blijkt voorts, dat de opleiding veel gebruik maakt van gastdocenten (10 à 15 gemiddeld per jaar). Ook van hen heeft het auditteam de CV’s geraadpleegd. Het auditteam beoordeelt op grond daarvan de expertise en ervaring van deze gastdocenten als positief. Dankzij het feit dat de docenten ook in de beroepspraktijk werkzaam zijn en dankzij het feit dat zij permanent in contact staan met de praktijk, beschikt de opleiding over een uitgebreid netwerk binnen de theaterwereld.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Eisen HBO’ als goed en wel vanuit de volgende overwegingen: de huidige praktijk laat zien dat docenten zeer frequent en intensief contacten onderhouden met het werkveld en door middel van deze contacten een concrete verbinding leggen tussen werkveld en programma. Dit geldt a fortiori voor die docenten (het overgrote deel van het docentcorps) die zelf in de beroepspraktijk werkzaam zijn; de verbinding tussen opleidingsprogramma en werkveld wordt nog eens versterkt doordat de opleiding veelvuldig gebruik maakt van gastdocenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 36
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Docent / student ratio is thans (het aantal studenten is 31) 1: 6. Deze docent / student ratio is mer dan voldoende om het onderwijsprogramma van de opleiding te implementeren en te zorgen voor continue curriculuminnovatie. De vereiste onderwijsondersteunende processen worden begeleid door de Centrale Diensten van ArtEZ. De opleiding ontvangt voldoende centrale ondersteuning. De opleiding streeft naar een studentenaantal van 40. In dat geval zal de ratio 1: 7.5 zijn. Maar ook dat is nog ruim voldoende, temeer daar voor coördinatie nog een 1 fte beschikbaar is. Sterk punt is de keuze voor kleinschaligheid. Niet alleen wat betreft het totaal aantal studenten, maar ook en vooral wat betreft de keuze voor onderwijs in kleine groepen. Dit vergt een extra kwantitatieve investering in personeel. ArtEZ, zo blijkt uit de docent / student ratio, heeft die investering gedaan. Het auditteam is daar er zeer over te spreken. In aansluiting op de bevindingen bij het facet studielast, wil het auditteam ook hier melden, dat de ‘last’ ook bij docenten hoog is. Dit is niet zozeer het gevolg van de beschikbare capaciteit, maar hangt samen met hun professionaliteit waar werkdruk als ‘natuurlijk’ wordt ervaren. Vandaar dat het ziekteverzuim ondanks de hoge ‘last’, laag is.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Kwantiteit Personeel’ als goed. De huidige omvang van de formatie is meer dan voldoende en stelt de opleiding zeer wel in staat het opleidingsprogramma uit te voeren. Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten (zie onder facet 3.1en 3.3.) is de opleiding bovendien zeer wel in staat de gewenste kwaliteit te leveren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 37
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel en dan niet alleen in termen van opleiding en scholing (vakkennis, onderwijskundige en/of organisatorische expertise) maar vooral in termen van competenties en werkervaring. Daarbij is het auditteam gebleken dat de opleiding in haar aannamebeleid een sterk accent legt op het werven van praktijkgeoriënteerde docenten, die naast hun docentschap in de beroepspraktijk werkzaam zijn. Het auditteam acht dit een sterk punt, omdat het juist die docenten zijn die op een ‘natuurlijke’ en vanzelfsprekende wijze actuele expertise en ontwikkelingen binnen het opleidingsprogramma brengen. Vanaf 2005 wordt bij ArtEZ gewerkt met een nieuw functiewaarderingssysteem, conform het protocol voor functioneringsgesprekken van ArtEZ. In 2004 heeft het management trainingen gevolgd in het voeren van functioneringsgesprekken binnen dit nieuwe systeem. Toen is ook de eerste pilot afgerond. Eind maart / begin april 2005 werden de eerste functioneringsgesprekken gehouden met docenten, coördinatoren en ondersteunend personeel. Vanaf 2007 vinden jaarlijks functionerings- en beoordelingsgesprekken plaats. In deze gesprekken wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan werkbelasting, werkbeleving en scholingsbehoefte. Jaarlijks wordt met iedere docent afzonderlijk de jaartaakbelasting afgesproken. Per opleiding wordt, begeleid door de afdeling P&O, een analyse van de bevindingen gemaakt op metaniveau. Deze evaluatie kan leiden tot een generiek scholingsplan van een bepaald docententeam of sectie, tot bijstelling van bepaalde procedures of tot herziening van het curriculum en dergelijke. Begin 2006 is de eerste ronde functioneringsgesprekken afgerond en moet nog een begin worden gemaakt met de metaevaluatie. De resultaten van de meta-evaluatie worden voorgelegd aan de faculteitsdirecteur, evenals de voorgenomen activiteiten die op basis van verdere evaluatie gaan plaatsvinden. De directeur van de faculteit neemt de meta-evaluatie op in haar jaarverslag. Belangrijke maatregelen worden opgenomen in het ontwikkelingsplan van de faculteit. Het gaat hier dan met name om het definiëren van een generiek scholingsplan. Docenten hebben geen Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). De functioneringsgesprekken fungeren als instrument om de ontwikkeling van docenten vast te leggen en te volgen. Incidenteel worden docenten in de gelegenheid gesteld hun wensen tot professionalisering te realiseren. In functioneringsgesprekken wordt het onderwerp professionalisering systematisch aan de orde gesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 38
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Kwaliteit Personeel’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: qua vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten ruim voldoende geëquipeerd om de opleiding op een hoog niveau te verzorgen; een groot deel van de docenten is actief werkzaam in de beroepspraktijk en brengt zijn expertise consequent en voortdurend binnen het programma; het zorgvuldig opgezette aannamebeleid en de functioneringsgesprekken (die ook tot het definiëren van scholingsbehoeften leiden) zijn belangrijke instrumenten om de didactische kwaliteit van het docentencorps te borgen.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert de “Inzet van Personeel” als voldoende. Kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel zodanig, dat de opleiding op hoog niveau kan worden verzorgd. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 39
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding. Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen Ruimte 1. ArtEZ Toneelschool maakt gebruik van goed geoutilleerde lokalen en drie professionele theaterzalen, waarbij situaties zoals die zich in de praktijk voordoen benaderd kunnen worden. Ook de technische faciliteiten voldoen aan professionele normen. 2. Studio’s worden wekelijks ingeroosterd op grond van de vragen die bij de algemene roosteraar worden ingediend. Daarnaast wordt jaarlijks een schema gemaakt voor het gebruik van de theaterzalen. Tijdens een tweewekelijks overleg in het Productiehuis wordt de logistiek van het gebruik van de theaterzalen georganiseerd en nauwkeurig gevolgd. 3. Opslagmogelijkheden voor decor en kostuums zijn beperkt aanwezig en vragen om economisch gebruik van de ruimte. ICT 1. Vanaf januari 2006 beschikt ArtEZ over een nieuwe netwerkinfrastructuur op basis van glasvezelverbindingen. Dit glasvezelnetwerk heeft een capaciteit van 1 Gigabit en stelt de opleiding in staat om zonder problemen bewegende videobeelden over het intranet te verspreiden en centraal in digitale vorm op te slaan. 2. Docenten en studenten hebben toegang tot e-mail via een eigen e-mail account. Docenten en medewerkers hebben op schijfruimte van centrale servers een persoonlijk home directory, waar informatie opgeslagen wordt. Deze servers kennen alle een back-up-routine zodat gegevens veilig bewaard worden. 3. Studenten worden geregistreerd in een centraal computerprogramma dat beheerd wordt door de afdeling Studentenzaken. De systemen van Studentenzaken zijn gekoppeld aan de e-mail- en intranetsystemen. Wanneer Studentenzaken mutaties doorvoert, worden automatisch alle e-mailaccounts en de intranettoegang van studenten geüpdatet. 4. In 2007 is heel ArtEZ voorzien van een wireless aansluiting. Dat betekent dat iedere docent en student binnen de muren van ArtEZ wireless kan inloggen. 5. De faculteit Theater maakt gebruik van ongeveer dertig PC’s. Een deel hiervan wordt gebruikt door docenten en ondersteunend personeel en een deel is beschikbaar voor studenten. Alle PC’s zijn aangesloten op een centraal ArtEZ-netwerk. Mediatheek De mediatheek ArtEZ Arnhem omvat de mediatheken van de faculteiten Beeldende Kunst en Vormgeving, Bouwkunst, Muziek en Theater. De mediatheek beschikt naast boeken en tijdschriften ook over, video’s, dia’s, cd-rom’s en geluidsdragers: een moderne, recente en kwalitatief goede collectie. Bovendien is er een leeszaal waar tijdschriften en naslagwerken kunnen worden ingezien. Voor het vakgebied Theater beschikt de opleiding voorts over een ‘handbibliotheek’ in eigen beheer waarin zich de canon van het repertoire bevindt. Naar het oordeel van het auditteam is de mediatheek, daar waar het gaat om Beeldende Kunst, Bouwkunst en Muziek van een zeer hoge kwaliteit. Voor wat betreft de podium kunsten zou de collectie toch nog wel uitgebreid moeten worden. De Faculteit heeft daartoe en bibliotheekcommissie benoemd, waarin de opleiding vertegenwoordigd is.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 40
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Materiële Voorzieningen’ als goed. Huisvesting en materiële voorzieningen zijn ruimschoots toereikend om het programma van de opleiding te realiseren. De inrichting is functioneel en in de aankleding is de Theaterpraktijk duidelijk zichtbaar en overal voelbaar. De ICT-voorzieningen zijn up-to-date. De mediatheek is, wat de podiumkunsten betreft, matig voorzien maar de opleiding beschikt over een bibliotheek in eigen beheer met daarin de canon van het repertoire en bovendien: de mediatheek is als toegang tot externe bronnen van zeer hoge kwaliteit. De klimaatproblemen (waar overigens zeer zorgvuldig aandacht aan wordt besteed) en het feit dat de ruimtelijke voorzieningen voor docenten en studenten (daar waar het gaat om overleg, begeleiding en theorielessen) aanzienlijke verbetering behoeven, weerhouden het auditteam van een oordeel ‘excellent’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 41
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen Studiebegeleiding Voor de begeleiding van de verschillende jaargroepen werkt ArtEZ Toneelschool met klassementoren. De mentor is tevens docent aan de opleiding en stagebegeleider. De mentor volgt vier jaar lang een groep studenten in hun klassikale en individuele vakmatige ontwikkeling, begeleidt en stuurt hen en informeert studieleiding en docenten hierover. Om een goed in- en overzicht te verkrijgen over de ontwikkeling van de studenten en de informatie daarover efficiënt aan derden door te geven: heeft de mentor wekelijks (in het propedeuse jaar) of twee tot driewekelijks (in de hoofdfase) een klassikaal mentorgesprek; voert de mentor individuele gesprekken; woont de mentor afzonderlijke lessen of repetities bij; is de mentor aanwezig bij alle presentaties en voorstellingen, evaluaties en beoordelingsgesprekken; is de mentor aanwezig bij de docentenvergaderingen over de studievoortgang van de studenten; informeert de mentor de studieleiding in de tweewekelijks te voeren gesprekken over de stand van zaken en heeft een adviserende rol in keuzes die gemaakt worden aangaande de individuele leerroute van de student; is de mentor aanspreekpunt voor docenten. Informatie voorziening Bij aanvang van het studiejaar krijgt de student een studiegids met informatie over ArtEZ, de jaarplanning van de opleiding en een adreslijst. Over zaken die het rooster, de jaarplanning, voorstellingen en presentaties en dergelijke betreffen verstuurt de studieleiding wekelijks een nieuwsbrief aan docenten en studenten. Veel informatie kan -het gaat hier immers om een kleine opleiding waar iedereen elkaar kent- in de wandelgangen worden uitgewisseld. Zeker twee keer per jaar komt de hele schoolbevolking bij elkaar om in een algemene schoolvergadering de gang van zaken op de opleiding te bespreken. Informatie over de studievoortgang wordt op de volgende manieren uitgewisseld. Studenten en docenten zijn mondig en treden formeel en informeel snel met elkaar in gesprek Binnen de lessen is er directe feedback en het is voor de student mogelijk, en het wordt zelfs verwacht, daar binnen de les of binnen een aantal lessen op te reageren Het mentoraat garandeert ieder jaar een wekelijks (in het eerste jaar) tot maandelijks (in het derde jaar) groepsgesprek. Daarnaast voert de mentor individuele gesprekken met studenten waarbij studiebelemmerende factoren besproken kunnen worden. De student heeft gemakkelijk toegang tot de studieleiding en kan te allen tijde een gesprek voeren. De docentenvergadering bespreekt 1 x per kwartaal alle studenten en hun vorderingen, ook onafhankelijk van beoordelings- en toetsingsmomenten. Studenten hebben toegang tot het decanaat.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 42
Studenten zijn, zo bleek uit de gesprekken tijdens de visitatie, tevreden over de begeleiding en over de studie-informatievoorziening. Ook over de informatievoorziening in het kader van de ‘beoordeling en toetsing’ (feedback) zijn zij tevreden. Het auditteam hecht daar groot belang aan. Immers, alleen bij een goede informatie voorziening heeft ‘beoordeling en toetsing’ een optimaal leereffect.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Studiebegeleiding’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: de studiebegeleiding vindt gestructureerd plaats via scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen; deze doelstellingen houden verband met studievoortgangsbewaking en -bevordering en met het ontwikkelen van professionele competenties.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende. De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het zeer goed mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren. De studiebegeleiding vindt gestructureerd plaats via een scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt alle facetten van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 43
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld. Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen Toneelschool is klein (ca 30 studenten) en dat verklaart dat de opleiding een grotendeels informele vorm van kwaliteitszorg kent, gebaseerd op voortdurende dialoog en intensief contact tussen student, docent, studieleiding en werkveld. Informatie kan snel worden opgevangen en op korte termijn in dagelijks beleid worden omgezet. Veel informatie wordt rechtreeks uitgewisseld in de wandelgangen, waarop desgewenst actie kan worden ondernomen. Binnen de lessen zelf wordt gesproken óver de les, de rol van de docent en de rol van de student en de samenhang van de les met andere lessen: evaluatie door studenten van programma en docenten. In mentorgesprekken bespreken student en mentor individueel en in groepsverband ontwikkelingen in het onderwijs, in het werkveld en op de opleiding: evaluatie door mentor van (bijvoorbeeld) studielast. Tijdens de evaluaties en beoordelingen wordt naast de vorderingen van de student ook de inhoud van de les besproken en geëvalueerd: evaluatie door docenten en studenten. Tijdens docentenvergaderingen wordt naast de vorderingen van de student ook gesproken over inhoud van en samenhang in het onderwijs: evaluatie programma door docenten. Aan het eind van de evaluatieronde en de docentenvergadering na elk semester wordt een algemene schoolvergadering belegd waarin studenten en docenten over de afgelopen evaluaties en over de lessen spreken: evaluatie door docenten en studenten van ‘beoordelen & toetsen. Minstens twee maal per jaar vindt er een algemene schoolvergadering plaats waarin praktische zaken en onderwijsinhoudelijke zaken ter sprake komen: integrale evaluatie. In haar contacten met castingbureaus bespreekt de opleiding de uitkomsten van audities en presentaties. Daardoor krijgt de opleiding informatie over de kwaliteit van de student en over haar eigen kwaliteit: evaluatie door werkveld. De stagebiedende organisaties / ensembles / gezelschappen geven feedback over de performance van de student èn van de opleiding: evaluatie door werkveld. Vertegenwoordigers van het werkveld bezoeken voorstellingen en presentaties: feedback niet alleen over de kwaliteit van de student, maar ook over de kwaliteit van de opleiding: evaluatie door werkveld. Informatie die voortvloeit uit deze bronnen wordt door de studieleider omgezet in beleid. Hoewel deze vorm van kwaliteitszorg goed functioneert voor het dagelijkse leven op de werkvloer, zijn voor het uitvoeren van structurele verbetermaatregelen en veranderingen informatie en overleg nodig dat de werkvloer overstijgt en waarbij een kwaliteitszorgsysteem andere informatie kan bieden. Anders gezegd, de opleiding dient haar kwaliteitszorg te formaliseren. De opleiding zal daartoe: het komend studiejaar (2008-2009) starten met het invoeren van een afzonderlijke onderwijskundigformele evaluaties van het onderwijs. Resultaten die daaruit voortvloeien, zullen vervolgens gebruikt worden om het informele circuit te voeden. Daarbij zal in overleg gebruik worden gemaakt van de beschikbare enquêtes van het ArtEZ-bureau Onderwijs & Kwaliteit . Dit bureau heeft de volgende standaard-enquêtes ontwikkeld:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 44
o Evaluatie 1ste jaar o Evaluatie 2e, 3e en 4e jaar o Vakevaluatie (evaluatie van een onderdeel van de opleiding) o Evaluatie afstudeerders o Evaluatie alumni o Evaluatie werkveld o Exit-enquete vanaf schooljaar 2008-2009 aan het begin van elk studiejaar in overleg met de afdeling Onderwijs & Kwaliteit een planning maken van alle evaluaties die zij in dat studiejaar wil gaan uitvoeren. In principe zal aan het eind van elk studiejaar een curriculumenquête worden afgenomen. Bij studenten die afstuderen zal een afstudeerenquête worden afgenomen. Iedere drie jaar zal er een alumni-enquête worden afgenomen. Deze enquête wordt aan alle alumni toegestuurd. De afzonderlijke studieonderdelen zullen in principe eens in de drie jaar worden geëvalueerd. Verder wordt een onderdeel geëvalueerd als daar een speciale aanleiding voor is. Gezien het kleine aantal studenten zou een deel van de evaluaties ook mondeling kunnen gebeuren. Samen met de afdeling Onderwijs & Kwaliteit zal gekeken worden op welke manier de resultaten van mondelinge evaluaties het beste kunnen worden vastgelegd en gedocumenteerd. Resultaten van enquêtes zullen worden besproken in het docententeam en de uitkomsten van die evaluaties worden mede bepalend voor aanpassingen in het curriculum voor het daarop volgende studiejaar; met ingang van het schooljaar 2008-2009 een DigOport-commissie instellen. De belangrijkste taak van deze commissie wordt het systematisch actualiseren van het digitale portfolio op grond van ontwikkelingen binnen de opleiding. Ook zal de commissie ervoor zorgen dat relevante documenten systematisch worden opgeslagen en toegankelijk gemaakt.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Evaluatie Resultaten’ als voldoende. En wel op grond van de volgende observaties: de wijze waarop de opleiding zorg draagt voor haar kwaliteit is intensief en effectief, maar tot op heden vooral informeel; de formalisering van de kwaliteitszorg neemt de opleiding met kracht ter hand; implementatie zal controleerbaar plaats vinden via op ArtEZ-niveau vastgelegde procedures; het DigOport-systeem zal een substantiële ondersteuning betekenen bij de implementatie van de PDCA-cyclus binnen de opleiding; in de interne managementrapportages van de faculteit naar het College van Bestuur zullen -dat is onderdeel van het ArtEZ kwaliteitssysteem- de (meetbare) streefdoelen concreet worden opgenomen; de streefdoelen zullen periodiek (per kwartaal en per jaar) worden geëvalueerd. Vanuit een formeel systeem standpunt zou de interne kwaliteitszorg als onvoldoende kunnen worden beoordeeld. Het auditteam geeft toch een positief oordeel: (i) uit de intensieve en effectieve manier waarop de opleiding haar evaluaties vorm geeft en uitvoert , blijkt een ernstige en voortdurend zorg voor de eigen kwaliteit; (ii) de opleiding heeft concrete acties uitgezet om tot formalisering van haar kwaliteitszorg te komen. De Management Review van de opleiding is daar het eerste vertrouwenwekkende teken van.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 45
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen De opleiding heeft goed zicht op de zwakke punten in haar organisatie en performance en evaluaties leiden inderdaad leiden tot het vaststellen, plannen, uitvoeren en monitoren van verbetermaatregelen. Naar aanleiding van de Visitatie (2002) en het Zelfonderzoek (2005) heeft de opleiding een groot aantal maatregelen genomen om de gedane aanbevelingen op te volgen. Hieronder staat telkens de aanbeveling uit het visitatierapport in cursief, gevolgd door enkele voorbeelden van de inmiddels genomen maatregelen en de voorgenomen acties (waarvan een deel ook al in gang is gezet). Breng meer samenhang aan in het curriculum waarbij de nieuwe uitstroomprofielen richtinggevend zijn (positionering Theatermaker ten opzichte van Acteur). Genomen maatregelen ArtEZ Toneelschool kent uitsluitend het uitstroomprofiel Acteur. Het uitstroomprofiel Theatermaker is sinds de vorige visitatie niet verder ontwikkeld mede omdat vrije studieruimte in het programma de acteur voldoende ruimte biedt haar mogelijkheden als theatermaker te verkennen. Een duidelijker positionering van de theatermaker ten opzichte van de acteur is dus niet meer aan de orde. Het onderwijs in de eerste twee jaar van de opleiding is beter gestructureerd door efficiëntere roostering, jaarplanning en efficiënter gebruik van ruimte. Voorgenomen acties Verder betrekken van het werkveld bij evaluatie van het curriculum door het inschakelen van de werkveldcommissie (die in 2007 is ingesteld). Extra maatregelen ArtEZ Toneelschool werkt, samen met de drie andere erkende HBO-opleidingen, aan een herzien opleidingsprofiel Theater (zie 1.1). Ga verder met de weg van toetsing op basis van criteria (afgeleid van de nieuwe competenties) maar behoud tegelijkertijd het procesgerichte (zelf)evaluatiesysteem. Genomen maatregelen Een examencommissie is ingesteld. De voorwaarden om af te studeren zijn opnieuw vastgesteld. Voorgenomen acties Met de afdeling Onderwijs & Kwaliteit en docenten ontwikkelen van een beoordelings- en evaluatiestructuur die beantwoordt aan doelstellingen van de opleiding. Ontwikkelen van een systeem van evaluaties en beoordelingen van stages. Ontwikkelen van een systeem van evaluaties en beoordelingen van projecten. Herschrijven van het OER en daarin de vastgestelde afstudeervoorwaarden opnemen. In 2008 start ArtEZ-breed een werkgroep die het nieuwe geïntegreerde OER voorbereidt. De nieuwe regeling is geldig vanaf 2009-2010. Voor schooljaar 2008-2009 wordt door deze werkgroep als pilot een vernieuwd OER voor de Toneelschool en de opleiding Docent Drama voorbereid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 46
Maak de organisatiestructuur helderder door duidelijke taakstellingen voor management, docent en mentor vast te leggen. Creëer onderwijskundige overlegstructuren en reactiveer de formele inspraak (middels de opleidingscommissie). Genomen maatregelen Mentoraat is preciezer omschreven en functioneert naar behoren. Taak docenten is duidelijk omschreven in het functiehuis. Voorgenomen acties Verdere specificatie van werkzaamheden studieleiding. Verdere delegering taken van studieleiding naar docenten. Instelling opleidingscommissie. Versterk de externe gerichtheid door: een actiever stagebeleid, meer gastdocenten aan te trekken, een uitgebreider netwerk met regisseurs en castingbureaus (binnen toelaatbare grenzen) op te zetten en een beroepenveldcommissie in te zetten. Genomen maatregelen In december 2007 is een werkveldcommissie benoemd. Contacten met castingbureaus zijn hersteld. De opleiding heeft meer en jongere gastdocenten aangetrokken. Voorgenomen acties De Toneelschool zal een adressenbestand en een publiciteitsbeleid opzetten dat speciaal gericht is op het werkveld in de ruimste zin van het woord. De Toneelschool zal, samen met de collega-opleidingen, streven naar verbetering van de posities van de stagiaires en naar verbetering van inhoud en begeleiding van de stages binnen de instelling. De Toneelschool wil, mede in het kader van de door de Raad voor Cultuur omschreven. talentontwikkeling, de rol van gezelschappen en producenten in het onderwijs vergroten. De Toneelschool zal in 2009 een enquête of onderzoek uitvoeren in het werkveld om zicht te krijgen op de visie van het werkveld op de opleiding. Breng systeem aan in kwaliteitszorg, personeelsbeleid en wetenschappelijke en internationale oriëntatie. Genomen maatregelen ArtEZ is in 2003 gestart met een centrale afdeling Kwaliteitszorg en Onderwijswikkeling, voorheen Bureau KtweeO geheten en met ingang van april 2008 opererend onder de nieuwe naam afdeling Onderwijs & Kwaliteit Deze afdeling, die zelf in ontwikkeling is, ondersteunt alle afdelingen binnen ArtEZ bij het opzetten van formele kwaliteitszorgmethoden. Voorgenomen acties De Toneelschool zal, met gebruik van eigen informele methoden en de instrumenten die de afdeling Onderwijs & Kwaliteit biedt, in fasen een formeel kwaliteitszorgsysteem invoeren. De Toneelschool zal daartoe DigOport blijven hanteren als instrument voor kwaliteitsbewaking De Toneelschool zal samen met de afdeling Onderwijs & Kwaliteit een eigen evaluatiekalender ontwikkelen die methodisch past bij de omvang en cultuur van de opleiding. De Toneelschool zal vanaf heden systematische verslaglegging plegen van bijeenkomsten en vergaderingen in de vorm van notulen of besluitenlijsten. De Toneelschool zal medewerkers, docenten, gastdocenten en studenten systematischer (formeler) betrekken bij de kwaliteitszorg van het onderwijs.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 47
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ als voldoende en wel op grond van de volgende observatie: de uitkomsten van de Visitatie 2002 en het Zelfonderzoek 2005 zijn aantoonbaar vertaald in een groot aantal concrete verbetermaatregelen waarvan de implementatie wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 48
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen Zoals uit de bevindingen onder facet 5.1. blijkt, zijn docenten en het beroepenveld (bijvoorbeeld gastdocenten, maar ook alumni) betrokken bij de evaluatie en bij de verbeteracties van de opleiding. Ook de werkveldcommissie die sinds september 2007 actief is, gaat daar een belangrijke rol in spelen. Studenten worden via frequente evaluaties betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding en dit levert gegevens op met betrekking tot vele kwaliteitsbepalende aspecten van de opleiding. Voorts vindt tenminste eenmaal per jaar evaluatie plaats door elke jaargroep.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ als voldoende. De bevindingen zoals hierboven vermeld zijn voor het auditteam reden om tot dit oordeel te komen. Studenten, docenten, alumni en het beroepenveld zijn betrokken bij de evaluatie van de opleiding. Via (i) interne evaluaties op opleidingsniveau en (ii) externe feedback vanuit het beroepenveld.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” voor de opleiding als voldoende. Het kwaliteitszorgsysteem omvat een scala aan interne evaluatiemechanismen die aantoonbaar leiden tot verbetermaatregelen; De uitvoering van de verbetermaatregelen wordt planmatig gemonitord. Het auditteam is overigens van oordeel, dat de plannen tot het formaliseren van het kwaliteitszorgsysteem hoge prioriteit moeten hebben. Iets wat de opleiding onderschrijft.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 49
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement. Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. Welnu: De opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld op grond van de informatie die zij van alumni en het werkveld verkrijgt. Aan het einde van de opleiding, maar ook en uitdrukkelijk tijdens de opleiding (voorstellingen, stage, projecten) zijn vertegenwoordigers uit het beroepenveld betrokken bij de beoordeling van studenten. Aldus maakt de opleiding gebruik van voldoende bronnen om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien dat het beroepenveld (alumni, andere professionals uit het netwerk van de opleiding) het gerealiseerde niveau als meer dan voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die de praktijk stelt aan de competenties van een beginnend acteur. Het auditteam heeft een gesprek gevoerd met 4e jaarsstudenten over hun afstudeerprojecten. Het auditteam is daar positief over zowel in artistiek, professioneel of ambachtelijk-technisch opzicht. De afstudeerprojecten weerspiegelen de creativiteit en de ernst waarmee de studenten te werk gaan om tot een persoonlijke uitdrukking te komen. Ook heeft het auditteam (at random) een aantal scripties ingezien. Ook het oordeel daarover is zondermeer positief. De thematiek is actueel voor de theaterbeschouwing en -praktijk, de benadering persoonlijk en gedegen.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt het “Gerealiseerd niveau’ als goed. Eigen waarneming van afstudeerwerken en –scripties en de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie (op de kwaliteit van de afgestudeerden) van het beroepenveld hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 50
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen De Toneelschool voert een instroombeleid gebaseerd op kwaliteit in plaats van volume. Binnen ArtEZ is het uitstroomrendement ongeveer 50 procent. ArtEZ streeft naar verbetering van dat rendement met 5 procent. Binnen de faculteit Theater is de ambitie geformuleerd het rendement per opleiding (diplomering binnen 4 jaar) te laten stijgen tot 70 procent. Het rendement van de Toneelschool over de cohorten 1998 t/m 2003 (diplomering binnen 4 jaar) is 90 procent. Het rendement van de Toneelschool over de cohorten 1998 t/m 2003 is na vijf jaar vrijwel 100 procent. Jaar
instroom
Uitstroom ( na
Uitstroom ( na
4 jaar)
5 jaar)
gestopt
1
Percentage
Percentage
uitstroom na
uitstroom na
4 jaar
5 jaar
80 %
90 %
1998
11
9
1
1999
8
7
1
90 %
100 %t
2000
9
7
2
80 %
100 %
2001
7
6
1
90 %
100 %
2002
9
9
2003
8
7
2004
10
2
2005
5
1
2006
11
2
2007
9
100 % 1
90 %
100%
Gezien de toelatingseisen en de kwaliteit van de selectie en de motivatie van de studenten voor het vak, hoeft het geen verbazing te wekken dat het rendement van de opleiding hoog is. Sinds 2006 wordt door de opleiding in de propedeuse kwaliteit nog scherper als selecterend criterium gebruikt. Vanaf cohort 2004 wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid de propedeuse als een oriënterend en selecterend jaar te zien. De opleiding verwacht dat het rendement zal dalen tot 85 procent. Sinds 2006 maakt de opleiding gebruik van de mogelijkheid de student een bindend negatief studieadvies te geven.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Onderwijsrendement’ als goed. De opleiding heeft streefcijfers vastgesteld. De opleiding realiseert die streefcijfers.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 51
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het onderwerp “Resultaten” als voldoende. Het gerealiseerde niveau komt zeer wel overeen met het hoge niveau dat door de opleiding wordt nagestreefd. De opleiding realiseert een hoog onderwijsrendement. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt beide facetten van het onderwerp “Resultaten” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 52
2.1.
Oordeelschema Opleiding Theater
De oordelen in hoofdstuk 2 m.b.t. de opleiding Theater geven we hieronder schematisch weer: HBO BACHELOR OPLEIDING Theater, voltijd
Onderwerp / Facet 1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau bachelor 1.3. Oriëntatie HBO 2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing 3. Inzet van personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
Samenvattend oordeel
5
Oordeel V5 G G G V G V G V G V G V V5 G G G V5 G G V V V V V5 G G
V
Extra aantekening: goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 53
3.
INTEGRAAL OORDEEL/ ADVIES AAN NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, in casu de Faculteit Theater, verzorgde HBO bachelor opleiding Theater (Arnhem – voltijd) in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 54
BIJLAGE I:
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren
Drs. G.J. Stoltenborg Hans Stoltenborg (Psychologie, Vrije Universiteit in Amsterdam) werkte een aantal jaren in de onderwijsresearch op het gebied van het post-HBO. Door een stationering in Brussel leerde hij de EU en het internationale projectenbeleid goed kennen. De afgelopen jaren werkt hij vanuit het kantoor in Den Haag op onderwerpen als marktonderzoek (deels samen met TNS NIPO), ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en accreditatie. Ook voert hij het projectmanagement van innovatieprojecten en is hij betrokken bij internationale onderwijsprojecten. Dr. Dragan Klaic Dragan Klaic is a theater scholar and cultural analyst. He serves as a Permanent Fellow of Felix Meritis Foundation in Amsterdam and teaches Arts and Cultural Policy at the University of Leiden. He is lecturing widely at the universities, speaking at conferences and symposia and serving as advisor, editor, columnist, researcher and trainer. Educated in dramaturgy in Belgrade and with a doctorate in theater history and dramatic criticism from Yale University, Klaic worked as a theater critic and dramaturg, held professorships at the University of Arts Belgrade and University of Amsterdam, led the Theater Instituut Nederland, co-founded the European P. Noppers Paul Noppers studeerde in 1988 af aan de Hogeschool voor de Kunsten, faculteit Theater in Utrecht. De volgende tien jaar was hij actief als acteur, regisseur, docent en recensent. Vanaf 1999 werkt hij voor het Ministerie van OCW als Inspecteur drama/literatuur bij de Inspectie Kunstzinnige Vorming/Amateurkunst en vervolgens als Inspecteur Cultuureducatie bij de Inspectie van het Onderwijs. Momenteel is hij werkzaam bij de Erfgoed Inspectie. Liesbeth Coltof Liesbeth Coltof is ruim vijfentwintig jaar theatermaker en sinds 1989 artistiek leider bij Huis aan de Amstel. Huis aan de Amstel is een van de weinige gezelschappen in Nederland die voorstellingen voor jeugd én voor (jong)volwassenen maken. Coltof maakt sinds 1976 voorstellingen, zowel voor kinderen als volwassenen. Haar repertoire bestaat uit bewerkingen van klassieke theaterteksten, hedendaagse auteurs en een aantal bijzondere (ook internationale) theaterprojecten. Daarbij werkt zij regelmatig samen met kunstenaars uit andere disciplines. Anouke de Groot Anouke de Groot heeft Theaterwetenschappen gestudeerd (UvA Amsterdam) en volgt nu de regieopleiding bij de AHK te Amsterdam, waar zij dit jaar hoopt af te studeren. Drs. R. F. H.M. Stapert Rob Stapert (Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen, Katholieke Universiteit Nijmegen) is in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (lerarenopleidingen, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusieoperatie). Van 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op de introductie van hoger beroepsonderwijs. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatieonderzoeken die door Hobéon certificering worden uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 55
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 56
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 57
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 58
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 59
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 60
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 61
BIJLAGE II Programma audit bachelor opleidingen Toneelschool en Docent Drama 15 en 16 mei 2008 Donderdag 15 mei 2008 (Arnhem) Tijd
Gesprekspartners
Auditoren
Onderwerpen
08.00 – 08.30
Inloop
Auditteam
Ontvangst
08.30 – 09.00
Interne voorbespreking
Auditteam
Voorbespreking
09.00 – 09.15
Directie Faculteit
Auditteam
Kennismaking Definitieve vaststelling programma
09.15 – 10.00
Directie
Auditteam
Strategisch beleid, visie, missie
Karen Neervoort
Facultair locatiebeleid
- directeur
Marktpositie en instroom
Marcel de Groen
Personeelsbeleid
- coördinator
Kwaliteitszorg
Docent drama
Resultaten / rendementen
Ernst Braches
Relatie beroepenveld
- coördinator Toneelschool
Internationalisering / Lectoraat Alumnibeleid
10.00 – 10.15 10.15 – 11.00
Overleg auditteam
Auditteam
Interne terugkoppeling / verificatie
Coördinatieteam
Auditteam
Relatie beroepenveld
Docent Drama
Onderwijsontwikkeling
- Marcel de Groen
Eindkwalificaties
- Benno van Leer (Arnhem)
Samenhang programma
- Lex Prinzen (Zwolle)
Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent/stages Studiebegeleiding Instroom / Propedeuse Afstuderen / (Borging) eindniveau Alumnibeleid
11.00 – 11.45
Docenten
Relatie beroepenveld
Docent Drama
Onderwijsontwikkeling
Arnhem:
Eindkwalificaties
- Gerrit Grotenhuis
Samenhang programma
- Paul van der Kaaden
Toetsen en beoordelen
-Marjan van Giel
Praktijkcomponent/stages
Zwolle:
Studiebegeleiding
- Caroline Barmentlo,
Afstuderen / (Borging) eindniveau
- Ingrid van Leeuwen, - Brechje Janssen Interfaculteit: - Frans Haverkort 11.45 – 12.00
Overleg auditteam
Auditteam
Interne terugkoppeling / verificatie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 62
12.00 – 12.45
Coördinatieteam
Auditteam
Relatie beroepenveld
Toneelschool
Onderwijsontwikkeling
Ernst Braches
Eindkwalificaties
Irma Nijhuis
Samenhang programma Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent Studiebegeleiding
12.45 – 13.30
Lunch
Auditteam
Interne terugkoppeling, verificatie
13.30 – 14.15
Rondleiding
Vak- en
Verificatie voorzieningen
werkvelddeskundigen en student 13.30 – 14.15
14.15 – 15.00
Coördinatie Kwaliteit
voorzitter en secretaris
Evaluatie van resultaten
Marcel de Groen
auditteam
Maatregelen tot verbetering
Ernst Braches
Betrekken medewerkers e.a.
Tineke Kleene
Toetsen en beoordelen
Examencommissie
Bezwaar en beroep
Docent Drama: - Benno van Leer - Lex Prinzen Toneelschool: - Christiaan Nortier
Vrijstellingen
Docenten
Auditteam
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling
Toneelschool
Eindkwalificaties
- Peter Sonneveld (spel)
Samenhang programma
- Resj Godwaldt (theorie)
Toetsen en beoordelen
- Caroline Idema (stem)
Praktijkcomponent/stages
- Irma Nijenhuis (mentor)
Studiebegeleiding Afstuderen / (Borging) eindniveau
15.00 – 15.45
Studenten
Auditteam
Informatievoorziening
Toneelschool
Kwaliteit docenten
1e jaar: Charlotte de Moel
Toetsen en beoordelen
e
2 jaar: Annelies Appelhof
Studiebegeleiding (incl. stages)
3e jaar: Roland Haufe
Studeerbaarheid
e
Studielast
4 jaar: Bram van der Heijden
Materiële voorzieningen 15.45 – 16.15
Intern overleg
Auditteam
Vaststelling pending issues Verificatie
16.15 – 16.45 16.45 – 17.15
Nader te bepalen gesprekspartners Auditteam e
Presentatie 4 jaar Toneelschool
Nader te bepalen n.a.v. pending issues
Auditteam
Gerealiseerd HBO niveau
Auditteam
Voorlopige terugkoppeling
Presentatie 3e jaar Docent 17.15 – 17.45
Directie en genodigden
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 63
Vrijdag 16 mei 2008 (Zwolle) Tijd
Gesprekspartners
Auditoren
Onderwerpen
08.45 –09.00
Management Zwolle
Auditteam
Ontvangst
09.00– 09.45
Studenten “Docent Drama”
Auditteam
Informatievoorziening
Arnhem:
Kwaliteit docenten
1e jaar: Niels van Laar
Toetsen en beoordelen
2e jaar: Midas Koops,
Studiebegeleiding (incl. stages)
3e jaar: Rutger Punt
Studeerbaarheid
e
4 jaar: Marijke Westerveen
Studielast
Zwolle:
Materiële voorzieningen
e
1 jaar: Eva van der Post 2e jaar: Linde van Tienen 3e jaar Saskia van der Meulen 4e jaar Naomi Vermeulen 10.00 – 10.45
Rondleiding
Auditteam
10.45 – 11.15
Terugkoppeling
Auditteam
Verificatie voorzieningen
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO bachelor opleiding Theater, ArtEZ – oktober 2008 64