Adviesrapport Accreditatie HBO MASTER OPLEIDING ARCHITECTUUR ACADEMIE VAN BOUWKUNST - ARNHEM ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten Arnhem
Adviesrapport Accreditatie HBO MASTER OPLEIDING ARCHITECTUUR deeltijd ACADEMIE VAN BOUWKUNST - ARNHEM ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten Arnhem CROHO: 44336
Hobéon® Certificering BV Datum: september 2008 Auditteam: Drs. G. Stoltenborg, voorzitter Prof.ir. W. van den Bergh, vakdeskundige Ir. C. Kieckens, werkvelddeskundige Ing. L. Plouvier, student Drs. R. Stapert, deskundige onderwijs / secretaris
INHOUDSOPGAVE
1. 1.1. 1.2. 1.3.
1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8.
INLEIDING Functie van het rapport Bereik van de beoordeling Aanpak Documentanalyse Audit Beslisregels Hobéon Certificering Een korte schets van de Academie van Bouwkunst Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie
2 2 2 2 2 3 4 5 8 9 9
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau HBO Master Facet 1.3. Oriëntatie HBO Master Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO - Master Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
10 10 10 13 16 18 18 20 22 24 26 28 29 33 35 35 37 38 40 40 42 45 45 48 49 50 50 52
3. 3.1. 3.2.
SAMENVATTEND OORDEEL Oordeelschema HBO master opleiding Architectuur Integraal oordeel/ advies aan NVAO
54 54 55
BIJLAGE I BIJLAGE II
Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren Programma Visitatie 18 april 2008
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 1
1.
INLEIDING
1.1.
Functie van het rapport
Het onderhavige rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de in paragraaf 1.2 genoemde hbo master opleiding.
1.2.
Bereik van de beoordeling
ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, in casu de Academie van Bouwkunst , verzorgt de hbo master opleiding Architectuur. Het onderhavige rapport heeft betrekking op de:
HBO Master Opleiding Architectuur – deeltijd Croho nr. 44336
De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de documenten die de opleiding Hobéon ter beschikking heeft gesteld. Zie 1.3.3.
1.3.
Aanpak
1.3.1. Bij zijn beoordeling van de opleiding is Hobéon Certificering, i.c. het door hem geformeerde auditteam, uitgegaan van het NVAO - “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een hbo master opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van de betreffende master opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. 1.3.2. Wat betreft het specifieke referentiekader van de master opleiding Architectuur geldt het volgende: De opleiding Architectuur heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, opleidingscompetenties en doelstelling ten minste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen de betreffende opleidingen en het beroepenveld. (Zie facet 1.1.: Domeinspecifieke Eisen). Het auditteam heeft dit opleidingsspecifieke referentiekader beoordeeld en vastgesteld, dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een Architectuur opleiding op hbo master niveau. Het auditteam heeft dit kader in zijn beoordeling betrokken. Zie voorts onder facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen. 1.3.3. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van de door de opleiding aangeleverde schriftelijke informatie:
Zelfevaluatierapport 2008. Visitatierapport 2002. Eindrapport van de Commissie Evaluatie Buitenschools Curriculum, 2007. Programmabeschrijving. Onderwijs- en Examenregeling – OER. de in het kader van de interne sturingscyclus opgeleverde managementrapportages. onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 2
-
strategische keuzen en de positie in de markt; interne organisatie; de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende evaluaties en verbetermaatregelen; ontwikkelingen in het beroepenveld; beroeps- en opleidingsprofielen; validatie eindkwalificaties; curriculumontwikkeling en -actualisering; didactisch concept en werkvormen; toetsing en beoordeling; kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid; externe relaties / alumni; internationalisering; instroombeleid; studiebegeleiding; onderwijsrendement.
De documentatie is Hobéon Certificering ter beschikking gesteld via het digitale documentbeheersysteem DigOport van ArtEZ alsmede via additionele schriftelijke informatie. Op basis van deze door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, werkveldrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie1, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten twee externe onafhankelijke deskundigen op het gebied van architectuur en architectuuronderwijs, een student uit een verwante opleiding, één lead auditor vanuit Hobéon Certificering en één auditor / onderwijsdeskundige, eveneens vanuit Hobéon Certificering. Laatstgenoemde trad ook op als secretaris. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst of (i) de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en of (ii) de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door hetzelfde onderwerp meermalen en met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele (tijdens de visitatie verstrekte) documentatie en -daar waar het de ruimtelijke en materiële voorzieningen betreft- ook door eigen waarneming. Hieronder volgen enkele voorbeelden van de door het auditteam tijdens en/of onmiddellijk na de visitatie geraadpleegde additionele documentatie: 1
overzicht van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten;
Visitatie heeft plaatsgevonden op 18 april 2008.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 3
netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules; portfolio’s van studenten en de (schriftelijke weergave van de) beoordeling daarvan door docenten; afstudeerwerkstukken; literatuurlijst.
Aldus had Hobéon Certificering voldoende instrumenten om zich op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen. Hobéon Certificering heeft alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde facetten beoordeeld, op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp is gegeven. Het voorliggend rapport is de weergave van het oordeel van Hobéon Certificering met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
1.4.
Beslisregels Hobéon Certificering
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is.
C.
Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E.
Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels:
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 4
1.5.
een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;2 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Een korte schets van de Academie van Bouwkunst Arnhem
ArtEZ Academie van Bouwkunst Context In de jaren negentig van de vorige eeuw was de Academie van Bouwkunst Arnhem evenals de Academie van Bouwkunst Groningen een nevenvestiging van de Academie van Bouwkunst Rotterdam. Tezamen vormden zij de Academie van Bouwkunst RAG. Rond de eeuwwisseling is deze constellatie ontvlochten en sinds januari 2002 maakt de Academie van Bouwkunst Arnhem deel uit van ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten. De Academie van Bouwkunst maakt deel uit van het Landelijk Overleg Bouwkunst Onderwijs – LOBO en voert in die context overleg met het Bureau Rijksbouwmeester over zaken als de Wet op de Architectentitel (WAT) en onderhoudt zij ook een werkrelatie met de Stichting Bureau Architectenregister (SBA). De Academie is voorts, als deelnemende opleiding, vertegenwoordigd in het Bestuur van Archiprix. Binnen het onderwijs heeft de Academie samenwerkingsverbanden met (de bouwkunde opleidingen van) de Saxion Hogeschool te Enschede en van de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN). Deze samenwerking betreft de ontwikkeling van een minor Architectuur (15 ec’s). Deze minor of een vergelijkbaar programma bij andere bachelor bouwkunde opleidingen is voorwaarde voor toelating tot de Academie. Op lokaal niveau werkt de Academie nauw samen met het Centrum voor Architectuur en Stedebouw Arnhem – CASA. De Academie maakt deel uit van de CASA Programmaraad en van de Raad van Advies. Karakteristiek van de opleiding Architectuur De opleiding Architectuur is een 4-jarige master opleiding binnen het hbo. Tot de opleiding worden toegelaten bachelors uit het hoger technisch hbo onderwijs. Dit betekent, dat inkomende studenten reeds technisch onderlegd zijn en dat de opleiding zich daardoor volledig kan concentreren op het architectonisch ontwerpen. Afgestudeerden van de master opleiding Architectuur hebben het recht (i) zich als architect in te schrijven in het Architectenregister en (ii) de titel Master of Architecture te voeren. Het leidend beginsel van waaruit de opleiding is opgebouwd en geprogrammeerd is “concurrency”: studenten werken (en leren) in de architectenpraktijk en parallel daaraan worden zij opgeleid (geschoold) in de academie. Twee parallelle routes (elk 120 ec’s ) dus, maar niet los van elkaar. Integendeel, de essentie van het ‘concurrency’ onderwijs is de (welhaast continue) wisselwerking tussen praktijk en academie. De praktijk richt en voedt de scholing in de academie. De Academie stuurt, bevordert, begeleidt, volgt en toetst het leren in de praktijk. In dit concurrencymodel staan de ‘Opdracht’ en de beoordeling daarvan centraal.
2
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (60 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een hbo master opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 5
Visitatierapport “Academies van Bouwkunst, Ontwerponderwijs voor en door architecten” – 2002 De visitatiecommissie “Voortgezette Opleidingen Bouwkunst” heeft in 2001 de Academies van Amsterdam, Arnhem, Groningen, Maastricht, Rotterdam en Tilburg beoordeeld. Voor wat betreft de Academie Arnhem was de commissie tevreden over bijvoorbeeld: het niveau van de afgestudeerden, de effectiviteit van het leerproces, de relevantie van de toetsing & beoordeling en de contacten met het werkveld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 6
Zij formuleerde voor de Academie Arnhem voorts een aantal aanbevelingen die betrekking hadden op: 1. Het uitwerken van de begintermen van het beroep in eindtermen van de opleiding. De Academie heeft thans deze aanbeveling gerealiseerd. Zie Hoofdstuk 2 “Programma”. Overigens geldt hier, dat het LOBO de uitwerking van een gemeenschappelijk beroepsprofiel nog niet heeft afgerond in afwachting van de herziening van de WAT. 2. Het differentiëren van de leerdoelen voor de zogeheten Ateliers, waar studenten uit verschillende opleidingsjaren samenwerken. De Academie heeft thans voor de Ateliers in het 1e, 2e en 3e jaar afzonderlijke doelen en beoordelingscriteria geformuleerd. 3. Afstemming tussen praktijkcomponent en binnenschools programma. De Academie heeft samen met de andere Academies een buitenschools curriculum ontwikkeld. Voorts heeft de Academie in 2003 het zogeheten ‘praktijkportfolio’ voor alle studenten geïntroduceerd. In dat jaar heeft de Academie ook een coördinator ‘Beroepspraktijk’ aangesteld. De afstemming wordt voorts bevorderd, doordat de Academie thans werkt met een zogeheten Praktijkcel, bestaande uit zeven architecten (van wie drie werkgever zijn) en vier alumni. De Praktijkcel beoordeelt de studentportfolio’s en de Opdrachten. Voorts is de Praktijkcel nauw betrokken (geweest) bij de ontwikkeling van het buitenschools curriculum. 4. Het vergroten van de technische kennis en vaardigheden van de instromende student. De Academie werkt samen met Saxion en met de HAN. Dat heeft inmiddels geleid tot een minor Architectuur binnen de respectieve bachelor opleidingen. Studenten moeten deze minor met succes hebben afgerond, willen zij toegelaten kunnen worden tot de Academie. Voorts heeft de Academie er met succes bij de betreffende opleidingen voor gepleit niet verder te gaan met het ontwikkelen van ontwerpgerichte programmaonderdelen teneinde voldoende ruimte te houden voor de technische scholing van de studenten. 5. De zwaarte van de studielast in het 4e jaar. Thans heeft de Academie het programma zodanig herordend, dat het 4e opleidingsjaar geheel is toegespitst op het afstudeerproject. Voorts heeft de Academie het programmarooster in het 4e jaar daarmee in overeenstemming gebracht. 6. De ontwikkeling van een transparant systeem van toetsen en beoordelen. Thans heeft de Academie, in aanvulling op de toetsvormen bij de afzonderlijke programmaonderdelen, de zogeheten “Koersbepaling” geïntroduceerd: een individuele zelfreflectie door studenten waarbij zij hun ontwikkelingspositie in de studie en in de discipline definiëren en beoordelen, met expliciet aandacht voor de koppeling binnen- en buitenschools ‘leren’. Voorts schakelt de Academie thans externen in bij de beoordeling van de zogeheten Ateliers en heeft zij bij het afstuderen het model van ‘collectieve schouw’ geïntroduceerd. 7. Bewaking van de studievoortgang. Met ingang van september 2008 vervangt de Academie haar studievoortgangsysteem door het digitale systeem van ArtEZ (Aurora). 8. Het structureren van het overleg tussen de werkgevers van studenten en de academie. (Mede in het licht van aanbeveling 3.) De Praktijkcel speelt hier een belangrijke rol en (thans ook) de Werkveldcommissie. 9. Systematisch onderzoek bij alumni en werkgevers naar de kwaliteit van de opleiding. De Academie heeft de afgelopen zeven jaar drie enquêtes gehouden onder alumni. Voorts stellen de externe leden van het eindexamenpanel (architecten met een actieve beroepspraktijk) telkens een verslag op waarin zij niet alleen de kwaliteit van de examinandi beoordelen maar uitdrukkelijk ook die van de Academie.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 7
Eindrapport “Naar een versterkte Praktijkcomponent voor de Academies van Bouwkunst” – 2007 De Commissie Evaluatie Buitenschools Curriculum heeft in 2007 de kwaliteit en effectiviteit van het buitenschools curriculum bij alle Academies van Bouwkunst beoordeeld. De belangrijkste conclusie van deze commissie was, dat de kwaliteit van het buitenschools curriculum van voldoende niveau is om opname van afgestudeerden in het Architectenregister te rechtvaardigen. Tevens formuleerde de commissie een aantal aanbevelingen die voor de Academie Arnhem reeds aanleiding zijn geweest (i) het element ‘Opdrachten’ aan te scherpen in termen van doelen en beoordelingscriteria en (ii) de schrijfwijzer bij het Praktijkportfolio nader te concretiseren. Overigens zullen de Academies in LOBO-verband nog op het rapport van de commissie reageren. De Academie beschouwt het rapport van de commissie als een bevestiging, dat zij de goede koers heeft ingezet met de maatregelen die zij naar aanleiding van de visitatie in 2001 heft uitgevoerd. Het auditteam onderschrijft dat ten volle. Algemeen beeld Het auditteam is onder de indruk van de stappen die de Academie heeft genomen om de structuur van haar opleiding te versterken teneinde nog beter dan voorheen het hoge master niveau zeker te stellen. En voor het auditteam gaat het dan vooral om de versterking van de wisselwerking tussen praktijk en opleiding, het niveau en bereik van de opleidingsdoelstelling en de onderwijsmethoden & -organisatie.
1.6.
Auditteam
Het auditteam was als volgt samengesteld: Voorzitter Vak- en werkvelddeskundige Vakdeskundige Studentlid Deskundige onderwijs / secretaris:
G. Stoltenborg W. van den Bergh C. Kieckens L. Plouvier R. Stapert
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de opleiding noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein architectuur). Stoltenborg heeft een groot aantal (accreditatie-)audits binnen en buiten het hoger onderwijs uitgevoerd, een aantal malen als onderwijsdeskundige, maar in de regel als voorzitter. Kieckens en Van den Bergh hebben zich (vanuit werkveld en vakgebied) in hun beoordeling gericht op met name de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties, (iii) de programma-inhoud en (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld. Bovendien hebben zij de kwaliteit van het personeel en het gerealiseerde niveau beoordeeld. Kieckens en Van den Bergh hebben (zie hun curricula vitae) op grond van hun internationale kennis van en ervaring binnen het architectuur domein een diepgaand en breed zicht op (recente) ontwikkelingen in het architectuurdomein en in het architectuuronderwijs. Stapert heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die (in)direct de uitvoering van het programma raken. Hij heeft een grote, ook internationale, ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programmaopbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de eisen die aan hbo- master opleidingen worden gesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 8
Plouvier heeft zich, als masterstudent, vooral gericht op zaken als studiebegeleiding, informatievoorziening, studentfaciliteiten. Voor de curricula vitae: zie Bijlage I.
1.7.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.8.
Programma visitatie
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 9
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau master; 3. oriëntatie master. Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? Bevindingen Centrale doelstelling De centrale doelstelling van de Academie is het opleiden van studenten tot vakbekwame beroepsbeoefenaren, dat wil zeggen met kritisch denkvermogen, cultureel bewustzijn, sociale verantwoordelijkheid en inzicht in besluitvormingsprocedures en –processen. Meer specifiek: het opleiden van studenten tot zelfstandige architecten, die in staat zijn een consistent architectonisch ontwerp te maken en dit te realiseren. Ontwerp en realisatie zijn de twee ijkpunten in het onderwijs van de Academie. De eindkwalificaties Inleiding De eindkwalificaties van de master opleiding Architectuur zijn direct afgeleid van de begintermen voor de beroepspraktijk, zoals vastgelegd in de Nadere Regeling bij de Wet op de Architectentitel (WAT). De WAT en de bijbehorende Nadere Regeling dateren van 1988. De begintermen voor de beroepspraktijk, in het vervolg aan te duiden als ‘eindkwalificaties van de master opleiding Architectuur’, worden jaarlijks opgenomen in de Studiegids van de opleiding. De WAT is een uitvloeisel van de Europese richtlijn uit 1985 die het architectenberoep reguleert. De richtlijn van 10 juni 1985 (85/384/EEG) is op 7 september 2005 vervangen door de richtlijn 2005/36/EG die voor een breder spectrum van beroepen de erkenning van beroepskwalificaties en de uitwisseling van diensten reguleert. In beide Europese richtlijnen staan voor het beroep architect de begintermen voor de beroepspraktijk geformuleerd. Deze begintermen zijn letterlijk in de Nadere Regeling van de WAT overgenomen. Met ingang van 6 mei 2006 is de Nadere Regeling bijgesteld, onder andere doordat aanpassingen nodig waren na de invoering van de bachelor-master structuur in het hoger en wetenschappelijk onderwijs. Vastgesteld is dat de eindkwalificaties niet gewijzigd of bijgesteld hoefden te worden. De Stichting Bureau Architectenregister (SBA) beheert het register waarin afgestudeerden van de master opleiding Architectuur zich kunnen inschrijven. De eindkwalificaties De centrale eis waaraan een afgestudeerde moet voldoen wil hij/zij in aanmerking komen voor inschrijving in het register als architect is als volgt: de afgestudeerde beschikt over het vermogen tot architectonische vormgeving die zowel aan esthetische als aan technische en functionele eisen voldoet. Daartoe dient de afgestudeerde te beschikken over: 1.
passende kennis van de geschiedenis en theorie van de architectuur en aanverwante kunstvormen, technologische vakken en menswetenschappen;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 10
2.
vaardigheid om een ontwerp en plan in beeld, geschrift en woord voor anderen inzichtelijk te maken;
3.
inzicht in de problemen op het gebied van het constructief ontwerp, de constructie en de civiele bouwkunde in verband met het ontwerpen van gebouwen;
4.
passende kennis van de natuurkundige en technologische vraagstukken die samenhangen met de functie van een bouwwerk met het oog op het verschaffen van comfort en bescherming tegen weersomstandigheden;
5.
passende kennis van de industrieën, organisaties, voorschriften en procedures die een rol spelen bij het vertalen van ontwerpen in bouwwerken en het inpassen van plannen in de planologie;
6.
passende kennis van stedenbouwkunde, planologie en daarbij gebruikte technieken;
7.
passende kennis van de beeldende kunsten voor zover deze van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van de architectonische vormgeving;
8.
inzicht en vaardigheid in de methoden van onderzoek en van voorbereiding bij het maken van architectonische projecten;
9.
inzicht in het architectenberoep en de rol van de architect in de maatschappij, in het bijzonder bij het maken van projecten waarin rekening wordt gehouden met sociale factoren;
10. inzicht in de relatie tussen mensen en architectonische constructies en tussen architectonische constructies en hun omgeving, alsmede in de noodzaak om architectonische constructies en de ruimten daartussen af te stemmen op menselijke behoeften en maatstaven; 11. technische bekwaamheid als ontwerper, teneinde binnen de door begrotingsfactoren en bouwvoorschriften gestelde grenzen te kunnen voldoen aan de eisen van de gebruikers van een gebouw, en 12. passende kennis van en inzicht in procedures en processen van besluitvorming. Bovenstaande eindkwalificaties vormen een samenhangend geheel, waarbij zowel de fasen van het ontwerp- en bouwproces aan de orde komen (opdracht en haalbaarheid, voorlopig ontwerp, schetsontwerp, definitief ontwerp, technisch ontwerp en uitvoering) als de aspecten die bij de totstandkoming van het ontwerp en bouwwerk een rol spelen. (Bijvoorbeeld: begrotingen, bouwfysica, installaties, constructie en vergunningen.) In de uitwerking van het buitenschools curriculum van de Academie is de Standaardtaakbeschrijving, die de BNA en de ONRI in 2005 hebben opgesteld als onderdeel van De Nadere Regeling, als referentie gebruikt. Dit is af te lezen aan de verwijzing die is gemaakt bij de voorbeeldwerkwijze bij de Opdrachten voor het buitenschools curriculum. Uit de eindkwalificaties blijkt, dat de opleiding zich expliciet richt op de ontwikkeling van studenten tot zelfstandige op (inter)nationaal niveau werkende architecten, met een scherp oog niet alleen voor de fysiektechnische en esthetische dimensie van het vak, maar ook voor de bestuurlijke, economische en sociale contexten waarbinnen zij opereren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 11
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ als goed, op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties zijn direct afgeleid van de begintermen voor de beroepspraktijk, zoals vastgelegd in de Nadere Regeling bij de Wet op de Architectentitel (WAT) die op haar beurt is afgeleid van de Europese Richtlijn terzake. Anders gezegd: de eindkwalificaties van de opleiding sluiten rechtstreeks aan bij de hoge eisen die op internationaal niveau door vakgenoten binnen het domein worden gesteld aan een master opleiding Architectuur en vormen een goede afspiegeling van de ontwikkelingen binnen het internationale architectuurdomein. Naar het oordeel van het auditteam hanteert de opleiding een ambitieus, goed uitgewerkt en samenhangend referentiekader voor haar programma. Een referentiekader dat door het LOBO ook expliciet als richtinggevend is vastgesteld. Dit betekent, dat de eindkwalificaties van de Academie ook in samenspraak met collega-Academies zijn opgesteld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 12
Facet 1.2. Niveau HBO Master Criterium Het facet ‘Niveau HBO Master’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Master? Bevindingen Onder facet 1.1. zijn de eindkwalificaties beschreven. Uit deze beschrijving moge reeds blijken dat de complexiteit, reikwijdte en de kennis- & attitudedimensies waar de Dublin descriptoren naar verwijzen in de eindkwalificaties zijn verwerkt. Het auditteam concludeert na analyse van alle competenties, dat de eindkwalificaties inderdaad masterkwalificaties zijn. Kwalificaties Master Kennis en inzicht
De afgestudeerde masterstudent beschikt over een internationaal georiënteerde body of knowledge: de afgestudeerde masterstudent heeft aantoonbare kennis en inzicht, die hem/haar in staat stellen een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in teamverband en of in de context van onderzoek. Concreet: - gerichtheid op beheersing van literatuur en theorie van het architectonisch ontwerpen en inzicht in het referentiekader vanuit de eigen discipline en de aanverwante disciplines stedenbouw en landschaparchitectuur. - het verrichten van analyses en onderzoek naar de relaties tussen ontwerp – opdracht – (ruimtelijke en/of maatschappelijke) context alsmede het uitvoeren van experimenten met deze relaties. - het verrichten van analyses en onderzoek naar het ontwerpend instrumentarium en het werken met elementen van dit instrumentarium. - het verdiepen en verbreden van de technische, constructieve, procedurele en uitvoeringskwesties rond de bouw en het vastleggen hiervan in het praktijkportfolio
Toepassen kennis
De afgestudeerde masterstudent is in staat kennis en inzicht en probleemoplossende
en inzicht
vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen bredere (of multidisciplinaire) verbanden die gerelateerd zijn aan het vakgebied. De afgestudeerde masterstudent is in staat kennis te integreren en met complexe materie om te gaan en op basis daarvan grondig onderzoek te verrichten. Concreet: Het buitenschoolse curriculum: de student is als jonge professional werkzaam in de beroepspraktijk en werkt aan ontwerp- en bouwprojecten bij een architectenbureau. Het actief inzetten en toepassen van kennis en inzicht in deze praktijk is voorwaarde. De ontwerpateliers vormen een simulatie van het ontwerpproces van ontwerpopgave tot architectonisch ontwerp. In dit proces is toepassen van kennis en inzicht -ook vanuit andere disciplines en kennisvelden- voorwaardelijk voor een goed resultaat. De afgestudeerde heeft het proces van opgave tot ontwerp meermaals doorlopen en met een oplopende mate van zelfstandigheid. Het ontwikkelen van een eigen standpunt in het architectonisch ontwerpen staat hierbij centraal.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 13
Oordeelsvorming
De afgestudeerde masterstudent is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie, maar met medeweging van sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden verbonden aan het toepassen van de kennis en oordelen Ook is de afgestudeerde masterstudent in staat ontwikkelingen binnen het domein op hun merites te beoordelen en te analyseren op hun eventuele functie voor de eigen keuzen, ontwikkeling en positionering als architect. Concreet: De afgestudeerde heeft een 4-jarige periode achter de rug waarin grote nadruk is gelegd op kritische reflectie, doordat hij/zij voortdurend uitgedaagd werd de eigen motivatie te verwoorden en te visualiseren. En wel vanuit een breed cultureel en maatschappelijk perspectief, dankzij de variatie aan ontwerpopgaven in de ateliers. Met name in de beroepspraktijk (maar ook in de ontwerpateliers) heeft de afgestudeerde geleerd om te gaan met het spanningsveld tussen de wensen van de opdrachtgever, de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de architect en de eigen ontwerpbenadering en ruimtelijke visie.
Communicatie
De afgestudeerde masterstudent is in staat zijn/haar eigen visie, motivatie en uitvoering en/of productie kritisch te beschouwen. Voor zichzelf, maar ook ten overstaan van medestudenten, professionele begeleiders en professionals uit het veld. De afgestudeerde masterstudent is in staat (zijn) conclusies, alsmede de kennis en beweegredenen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten. Concreet: Afgestudeerden hebben met een toenemende zelfstandigheid gewerkt aan complexe opdrachten in communicatie met meerdere partijen, zowel in binnen de Academie alsook en nadrukkelijk in de beroepspraktijk. Communicatie afgestemd op de andere partijen maar met behoud van de essentie van het (concept)ontwerp komen daarbij voortdurend aan de orde.
Leervaardigheden
De afgestudeerde bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. Voorts beschikt de afgestudeerde masterstudent over de motivatie tot (i) verdere ontwikkeling, verruiming en verscherping van zijn/haar professioneel blikveld en (ii) eigen profilering als architect.
De hierboven beschreven componenten die de masterdimensie van de hbo-opleiding markeren, zijn zoals vermeld, reeds in de in § 1.1 gepresenteerde eindkwalificaties zichtbaar. Anders gezegd, de eindkwalificaties van de opleiding zijn qua bereik en complexiteit volledig in overeenstemming met het bereik en de complexiteit waarnaar de betreffende Dublin Descriptoren verwijzen. Iets wat vervolgens, zie bij Onderwerp 2, in de programmering van de opleiding wordt geoperationaliseerd. In feite impliceert het oordeel (‘goed’) van het auditteam over de eindkwalificaties (facet 1.1.) en de motivering die het auditteam daarbij heeft gegeven, een zelfde beoordeling van het facet 1.2.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 14
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Niveau Master’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: de eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle masterelementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de opleiding heeft voorts de masterdimensies zorgvuldig uitgewerkt naar deelcompetenties; de opleiding heeft de masterdimensies en de nadere uitwerking daarvan in deelcompetenties, aantoonbaar in een rechtstreeks verband gebracht met het opleidingsprogramma en de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 15
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Master Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Bevindingen “Oriëntatie HBO Master” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Master Onderwijs 1.3.1. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende eindkwalificaties beschrijven een hoog en complex niveau van beroepsuitoefening (zie onder facet 1.1.) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het master niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding gerekend kan worden tot het masteronderwijs. De opleiding heeft de masterdimensies rechtstreeks in verband gebracht met het programma en met de daarin gehanteerde werkvormen. In de programmabeschrijving wordt dit verband expliciet en inzichtelijk gemaakt. Op deze wijze heeft de opleiding de dimensie masteronderwijs aantoonbaar in haar programma verankerd. Beroepsonderwijs 1.3.2. De competenties van de opleiding zijn geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie 1.1) in samenspraak met het beroepenveld zijn opgesteld, nationaal maar ook internationaal. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het werkveld geborgd. Anders gezegd: de opleiding is een beroepsopleiding. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Oriëntatie HBO Master’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: het auditteam beoordeelde reeds het niveau en het domeinspecifieke karakter van de eindkwalificaties als goed. de opleiding heeft voorts de brede en verdiepende inhoud, het grote bereik en het hoge niveau van de eindkwalificaties in het programma en de gehanteerde werkvormen geoperationaliseerd en daaruit blijkt, dat de opleiding het beroepsprofiel in haar programma heeft verankerd en daarbij ook het internationale beroepenveld heeft betrokken en betrekt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 16
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” als voldoende.
De opleiding heeft een goed zicht op de ontwikkelingen in de praktijk en ook, daarmee samenhangend op de eisen die gesteld worden aan een zelfstandig opererende architect met een eigen signatuur als ontwerper. De opleiding heeft dat inzicht qua bereik, thematiek en diepgang op voortreffelijke wijze vertaald naar opleidingsdoelstellingen (en naar programmaonderdelen!) waarbij zij ook het internationale werkveld heeft betrokken.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 17
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen HBO; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing. Facet 2.1. Eisen HBO - Master Criteria Het facet ‘Eisen HBO- Master’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Bevindingen Inleiding De master opleiding Architectuur is een praktijkgerichte, kleinschalige opleiding. Per jaar worden maximaal 22 studenten toegelaten. Het opleidingsprogramma bestaat uit twee curriculumdelen: een binnenschools en een buitenschools deel. Dit vloeit voort uit het concurrency-model dat de Academie hanteert: Concurrent onderwijs: studeren en werken
In-school (Academie):
Out-school (Beroepspraktijk):
formele scholing,
praktijkscholing, opdrachtgericht
aanbodgericht 12 uur per week
20 – 32 uur per week
Ontwerpateliers
Praktijkportfolio
Colleges en oefeningen
Opdrachten Beroepspraktijk – BP
Opdracht Beroepspraktijk – BP
Extra-curriculair Afstuderen 120 ec’s
120 ec’s
Interactie met de beroepspraktijk Interactie met de beroepspraktijk is het kernelement in de opleiding en wordt als volgt gerealiseerd: studenten werken in de beroepspraktijk en voeren daar opleidingsgerelateerde opdrachten uit (Opdrachten BP); de beoordeling van de werksituatie en de ontwikkeling van de student worden vastgesteld aan de hand van een praktijkformulier, een door de student samen te stellen praktijkportfolio, een door de student te maken praktijkverslag en voortgangsgesprekken met de student, al dan niet tijdens een bezoek op de werkplek. (Zie verder facet 2.8 Beoordeling en toetsing). De werkgevers van het buitenschools deel zijn betrokken bij het onderwijs doordat ze het praktijkformulier tekenen en door afstemming met de praktijkcoördinator. Andere werknemers zijn betrokken bij het toetsen en beoordelen (zie ook facet 2.8 Toetsen en beoordelen). de docenten zijn zelf ook werkzaam in de beroepspraktijk en brengen daardoor hun kennis en ervaring op een vanzelfsprekende en natuurlijke wijze in binnen de opleiding. Docenten worden met name op dit aspect (actief in het Architectuur domein) geselecteerd;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 18
de Academie heeft via haar docenten een hecht (internationaal) netwerk; de opleiding maakt veelvuldig gebruik van ad hoc gastdocenten met een kortdurend en specifiek/specialistisch assignment; in het 1e, 2e, 3e en 4e opleidingsjaar worden telkens een of twee buitenlandse werkbezoeken georganiseerd. Bijvoorbeeld: Kopenhagen, Chicago, Helsinki, Berlijn, New York, Krakow, Zürich. de opleiding onderhoudt structurele contacten met de directe omgeving, bijvoorbeeld CASA. Samenvattend: de 4-jarige continue interactie tussen student en docent impliceert in feite al een voortdurende confrontatie van de student met de praktijk. Dat is de kracht van de opleiding.
Ten slotte: Het auditteam heeft inzage gehad in de literatuur en (andere) studie- en onderzoeksmaterialen die studenten tijdens de opleiding gebruiken. De vakliteratuur is actueel, veelzijdig en van hoog niveau. De studiematerialen zijn aantoonbaar aan de praktijk ontleend. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert voor de opleiding het facet ‘Eisen HBO’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: kern van de opleiding is het door studenten laten uitvoeren van reële praktijkopdrachten; de opleiding heeft zich aantoonbaar ontwikkeld in samenspraak met het beroepenveld; de gebruikte vakliteratuur is up-to-date, van hoog niveau en veelzijdig; docenten van de opleiding zijn afkomstig uit de beroepspraktijk en brengen hun kennis en ervaring aantoonbaar in binnen het formele opleidingsprogramma.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 19
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Bevindingen Via de door het auditteam geraadpleegde documentatie heeft het auditteam zich op gedetailleerd niveau een beeld kunnen vormen over de inhoud van het master programma. Duidelijk is, dat de Academie leerdoelen heeft geformuleerd die herkenbaar aansluiten bij de eindkwalificaties en dat zij die leerdoelen per semester en per programmaonderdeel heeft uitgewerkt. Belangrijk aspect van deze leerdoelen is voorts, dat zij geformuleerd zijn in meetbare termen. De Academie heeft niet alleen kunnen aantonen, dat de leerdoelen binnen het programma traceerbaar zijn richting competenties, zij heeft tevens de competenties, werkvormen en inhoud heel nadrukkelijk aan elkaar gerelateerd. Dat geldt ook voor de theoriecomponent, die in alle fasen een belangrijke plaats inneemt. De vormgeving van de programmaonderdelen gaat uit van een omgeving waarin het leer- en ontwikkelingsproces van de student centraal staat en waarbij hij/zij de verworven kennis, vaardigheden, attituden en inzichten dient te activeren, wil de student de (complexe) praktijkopdrachten (“Opdrachten BP”) met succes kunnen realiseren. Onderdeel van het leerproces is tevens een hoge mate van zelfreflectie en zelfregulatie die de student inzicht geven in zijn eigen ontwikkelingsproces en professionele mogelijkheden. Een en ander wordt zichtbaar in de zogeheten “Koersbepaling” die elke student opstelt en waarin hij/zij aan het einde van het 1e, 2 en 3e jaar reflecteert op (i) de eigen ontwikkeling in relatie tot de doelstelling en (ii) de relevantie van de wisselwerking tussen de in-school scholing en de out-school praktijk. In dit verband spelen overigens ook de ateliers een belangrijke rol. Daar reflecteren studenten op gestructureerde wijze, en onder begeleiding, op elkaars professionele productie en ontwikkeling. Inhoud en vormgeving van de afzonderlijke programmaonderdelen bieden de student de gelegenheid de vereiste competenties te verwerven. De wijze waarop vervolgens de programmaonderdelen in een in complexiteit opklimmende reeks in het totale programma zijn gepositioneerd, maakt het de student mogelijk de competenties en de hiervan afgeleide leerdoelen te realiseren. Het beeld is duidelijk: het programma is geheel in lijn met de eindkwalificaties en de successieve leerdoelen zijn aantoonbaar afgeleid van die eindkwalificaties. Iets wat de opleiding overigens ook nog eens in een zeer gedetailleerde matrix zichtbaar heeft gemaakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 20
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft door het hele programma heen op inzichtelijke en zorgvuldige wijze leerdoelen vastgesteld die aantoonbaar zijn af te leiden van de eindkwalificaties; de leerdoelen hebben het bereik en het niveau corresponderend met het bereik en het niveau van de eindkwalificaties; de binnen het programma gepositioneerde projecten, studie-, onderzoeks- en vaardigheidsopdrachten, workshops, masterclasses e.d. zijn gericht op een concreet en meetbaar leerdoel, telkens gedefinieerd in termen die rechtstreeks zijn ontleend aan de eindkwalificaties; de leerdoelen en de projecten/workshops en onderzoeksopdrachten nemen in complexiteit toe om tenslotte in de afstudeerfase een niveau te bereiken dat naar het oordeel van het auditteam hbo-master niveau is. (Zie ook onder facet 6.1.) Het auditteam is van oordeel, dat de opleiding op consequente en gedegen wijze de functionaliteit van de onderscheiden programmaonderdelen heeft geborgd. Daardoor is het voor elk onderdeel helder waarom het in het programma is opgenomen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 21
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Bevindingen De voor de opleiding beroepscompetenties zijn beschreven in onderlinge samenhang en vormen op deze wijze de basis van waaruit een samenhang binnen het programma mogelijk is. Het auditteam is daar positief over. De opleiding realiseert deze samenhang ook en wel via een leerlijnen structuur en een thematische ordening. Ter illustratie moge het volgende gelden. 1. Eén van de leerlijnen is de opbouw van de ontwerpateliers. In het 1e jaar volgen de studenten vier KortAteliers met een vast thema. De studenten krijgen zo een arsenaal van ontwerpinstrumenten aangereikt, waarmee zij voor de ‘grote’ ateliers van het 2e en 3e jaar goed toegerust zijn. De studenten van het 3e jaar kunnen vóór de stap naar het afstuderen gebruik maken van het zogenaamde Vrij Atelier. In dit Atelier - dat afhankelijk van de begeleidende docenten telkens een iets andere invulling kan krijgen - wordt het principe gehanteerd dat een student een eigen opgave kan kiezen. Deze opgave dient binnen de termijn van de Ateliers (15 weken) tot een architectonisch ontwerp uitgewerkt te worden. Het doel is om de student te oefenen in het tijdig nemen van beslissingen om de voortgang in het ontwerpproces te realiseren. Het afstudeerproject betreft namelijk ook een individuele opgave en de ervaring leert dat studenten de neiging hebben om relatief lang in bepaalde fasen te blijven ‘hangen’ voordat knopen worden doorgehakt. Het Vrij Atelier is er op gericht de studenten te laten ervaren dat in een afgebakende periode alle fasen van een ontwerpproces kunnen worden doorlopen. De studenten leren om op basis van de beschikbare informatie (die niet altijd uitputtend en volledig kan zijn) beslissingen te nemen. Het Vrij Atelier is als het ware een overgangsvorm en een voorbereiding op het afstuderen. De reeks KortAteliers - Ateliers - Vrij Atelier - Afstuderen kent een opbouw in omvang, complexiteit en zelfsturend karakter. Het is een doorlopende leerlijn voor het ontwerponderwijs. Overigens merkt het auditteam op, dat het Vrije Atelier vanwege zijn belang voor de kwaliteit van het afstuderen, verplicht gesteld zou moeten worden. 2. Het College- en Oefeningenprogramma kent een opbouw met jaarthema’s. Voor het eerste jaar zijn de thema's “Opbouw van kennis in en rond de discipline architectuur” en”Vrij maken van de geest”. De opbouw van kennis wordt gerealiseerd door twee reeksen Architectuurgeschiedenis, een reeks Landschap, een reeks Stedenbouw en de reeks Theorie & Actualiteit. Het vrijmaken is verwerkt in de oefening Concepten en de twee laboratoria Tekenen. Gekoppeld aan het tweede laboratorium Tekenen is de schetsexcursie gepland. De thema’s in het 2e jaar zijn het verdiepen van kennis en het toepassen van kennis in oefeningen en ontwerpen. Verdieping van kennis is terug te vinden in de colleges Capita selecta van de Architectuurgeschiedenis en Theorie & Actualiteit. Verdiepen en toepassen van kennis ligt ten grondslag aan Gebouwanalyse, Constructieve vormgeving, Voorbereiding excursie en de Workshops die in het kader van Stedenbouw & Landschap Nu worden georganiseerd. Het collegeprogramma van het derde jaar richt zich op het ontwikkelen van de persoonlijke ontwerpbenadering van de studenten en op de positiebepaling binnen het vak. Voorbeelden zijn de vakken Beeld-/ontwerptechnieken, Voorbereiding Symposium en de Schrijfoefening.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 22
3. Samenhang in-school en out-school: het binnen- en buitenschools curriculum zijn twee complementaire delen van de opleiding. De samenhang en wisselwerking tussen beide wordt zichtbaar in de jaarlijkse Koersbepalingen waarin de student reflecteert op een dubbele vraagstelling: “Wat heb ik in mijn beroepspraktijk aan de studie en wat heb in mijn studie aan de beroepspraktijk”. Zowel impliciet als expliciet komen stelselmatig praktijkwerkzaamheden en de werksituatie van de student aan de orde. De praktijk wijst uit dat de door de studenten ervaren samenhang tussen binnen- en buitenschoolse component gedurende de studie steeds groter wordt. Mede dankzij de steeds comlexere “Opdrachten BP”. De onderlinge relatie tussen binnen- en buitenschools wordt voor een deel ook gelegd in de praktijkportfolio’s. De Academie heeft de eisen te stellen aan de praktijkportfolio’s aanzienlijk verscherpt, mede naar aanleiding van de Visitatie in 2001.De student wordt hierin begeleid vanuit de opleiding. Dit gebeurt in de gesprekken met de coördinator beroepspraktijk, die als doel hebben het bewustzijn te versterken van de zelf tot stand te brengen wisselwerking tussen de twee delen van het curriculum. Deze gesprekken vinden zowel individueel als in groepsverband plaats. Overigens kan, naar het oordeel van het auditteam, de samenhang tussen in-school en out-school nog versterkt worden, als de opleiding van de studentwerkgever eist, dat de student binnen het architectenbureau een mentor krijgt toegewezen. Naar het oordeel van het auditteam is het mentorschap binnen de praktijk een wezenlijk onderdeel van concurrency onderwijs. Dit impliceert, dat de Academie de respectieve werkgevers meer dan zij tot op heden doet, moet informeren over de successieve leerdoelen binnen het opleidingsprogramma. 4. Zoals reeds onder facet 1.1. en 2.2. is beschreven, heeft de opleiding de eindkwalificaties per opleidingsjaar concreet uitgewerkt naar leerdoelen. Leerdoelen, die in complexiteit toenemen om in de afstudeerfase het hbo-master niveau te bereiken. Daardoor is er een duidelijke samenhang in de leerdoelen en is de verticale samenhang in het programma tussen de onderscheiden projecten, opdrachten (en flankerende workshops en ‘vakken’) geborgd. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Samenhang Programma’ als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de relatie tussen de leerdoelen van de programmaonderdelen (en daarbinnen van projecten, studie- en werkopdrachten en/of workshop) is helder en ‘natuurlijk’; de expliciet professionele oriëntatie en de terugkoppeling naar de eigen beroepspraktijk van de student waarborgen de horizontale verbanden tussen de verschillende programmacomponenten; de concentrische opbouw (leerdoelen en opdrachten worden telkens complexer of ‘dieper’) maakt de verticale samenhang tussen de onderscheiden programmaonderdelen manifest; Bovenstaande observaties rechtvaardigen een beoordeling ‘goed’. Echter, het gaat hier uitdrukkelijk om concurrency onderwijs en dat vereist een transparant, continu en gestructureerd interactie patroon tussen Academie en werkgevers. Daar heeft de Academie weliswaar belangrijk stappen gezet ( bijvoorbeeld: feedback van de werkgever op Opdracht BP en op portfolio van student is voorwaarde voor toekenning van credits), maar de wisselwerking is nog niet optimaal.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 23
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Bevindingen Studielast De studielast van de opleiding bedraagt formeel 240 ec’s. Gelijkelijk verdeeld over de in-school en out-school component. Studeerbaarheid Bij de inrichting van het onderwijsprogramma heeft de opleiding zoveel mogelijk rekening gehouden met een evenwichtige verdeling van de studielast, bijvoorbeeld door de afronding en beoordelingen van de ateliers niet gelijk te laten lopen met ‘zware’ vakken uit het college- en oefeningenprogramma. Andere elementen die de studeerbaarheid ten goede komen: het eerste semester wordt afgerond vóór de kerstvakantie, zodat die vakantie ook daadwerkelijk een vakantie is. Voorafgaand aan het 2e semester is een periode van 3 á 4 weken met extra-curriculaire activiteiten (excursies) in het rooster opgenomen, waardoor de lange ‘aandachtslijnen’ van de ontwerpateliers onderbroken worden. Na afronding van het ontwerpatelier en het college- en oefeningenprogramma in het 2e semester zijn er enkele weken van bezinning en voorbereiding voor de Koersbepaling opgenomen. Ieder studiejaar wordt afgesloten met een slotweekeinde. Dit is een activiteit die met name voor de eerste drie studiejaren is bedoeld. Het studiejaar wordt afgesloten met een ontspannen weekeinde dat gerelateerd is aan de architectuur maar geen ontwerpactiviteit behelst. Sinds enkele jaren is er een ‘traditie’ van weekeindexcursie naar steden als Hamburg, Kopenhagen, München, Stockholm en Keulen. De Academie biedt studenten inzicht in de onderwijsonderdelen en de vereisten door overzichtelijk opleidinginformatie: in de Studiegids is aan alle onderwijseenheden een studielast toegekend overeenkomstig de OER Bouwkunst. Ook is per onderwijseenheid beschreven om welke docent(en), leerdoel(en) en onderwijsinhoud het gaat. Hierdoor is het voor studenten een belangrijk instrument om hun studieproces te plannen en te organiseren. Bij de start van een studiejaar ontvangen alle studenten het lesrooster voor hun studiejaar. Bij het opstellen van de lesroosters voor een volgend studiejaar wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de uitkomsten uit de enquêtes die studenten na afloop van de semesters invullen. De staf richt de roosters zoveel mogelijk zodanig in, dat de studielast gespreid is met zo min mogelijk pieken. Naar het oordeel van het auditteam is het programma zwaar, maar de Academie treft voldoende maatregelen om piekbelasting zoveel mogelijk te voorkomen. Dat lukt niet altijd, zeker niet op dit niveau en bij deze vorm van onderwijs waar studenten gedurende een substantieel deel van de opleiding werkzaam zijn in de praktijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 24
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt het facet ‘Studielast’ als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding treft voldoende maatregelen om te voorkomen dat de hoge studielast een negatief (blokkerend) effect heeft op de ontwikkeling van de studenten; in het kader van de studiebegeleiding worden daar waar sprake is van individuele problemen met betrekking tot de studielast, samen met de betreffende student remediërende (mitigerende) maatregelen getroffen. Kortom: de studielast is hoog (soms wel erg hoog) maar de Academie is zich daar ten volle van bewust en treft dan ook, daar waar nodig, maatregelen om de ‘last’ te verlagen en in samenspraak met de student beter te spreiden, wat overigens slechts in beperkte mate mogelijk is, gelet op het feit, dat studenten een substantieel deel van de opleiding in de praktijk werkzaam zijn.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 25
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende bachelor studenten, blijkend uit een toelatingsonderzoek? Bevindingen Instroomeisen Toelaatbaar voor de Academie zijn studenten die de volgende opleidingen met succes hebben afgerond: HTO Bouwkunde met differentiatie/minor architectuur; TU Delft/Eindhoven, bachelor bouwkunde. Studenten met een technische bouwkundeopleiding zonder differentiatie architectuur wordt geadviseerd een voorbereidende cursus ‘ontwerp’ te volgen. Deze cursus wordt door de Academie aangeboden en bestaat uit een programma van september tot en met januari op vrijdag en zaterdagochtend. Studenten met een bacheloropleiding ‘Ruimtelijk Ontwerp’ dienen een technische cursus te volgen. Deze avondcursus duurt circa 9 maanden. De Academie en de opleiding Bouwkunde van de HAN zijn momenteel in overleg over de ontwikkeling van een minor techniek voor studenten ruimtelijk ontwerp. Met deze minor zullen zij na afronding van hun opleiding direct toelaatbaar worden voor de Academie. Toelating Van kandidaten die zich aanmelden wordt nagegaan of ze toelaatbaar zijn, dat wil zeggen of ze aan alle voorwaarden van het instroomniveau voldoen. Kandidaten die niet toelaatbaar zijn, krijgen - indien van toepassing - advies voor het opheffen van hun deficiënties. Bijvoorbeeld een aanvullende minor ‘Techniek’ of een voorbereidende cursus ‘Ontwerp’ dat met goed gevolg moet worden afgelegd. De kandidaten die toelaatbaar zijn, worden onderworpen aan een toelatingsonderzoek door de toelatingscommissie. De toelatingscommissie hanteert in het gesprek met de kandidaat tenminste de volgende criteria -criteria staan vermeld in de OER- om tot een oordeel over de kandidaat te komen: het ontwerpend vermogen; de betrokkenheid bij (de actuele ontwikkelingen in) het vakgebied. De toelatingscommissie adviseert de examencommissie van de Academie over de kandidaten. Mede op basis van het advies van de toelatingscommissie besluit de examencommissie over de toelating van de kandidaten. De Academie heeft vastgelegd beleid om de omvang van het totaal aan ingeschreven studenten stabiel te houden op circa 80. Dit leidt – rekening houdend met ervaringsgegevens over uitval tijdens de studie – tot een instroom in het 1e jaar dat maximaal tussen 18 en 22 studenten ligt. Instroom De instroom is klein en homogeen (bachelor bouwkunde). Voorzover enkele instromende studenten afwijken van dit profiel, worden zij in staat gesteld hun deficiënties weg te werken via de voorbereidende cursus ‘Ontwerp’ of de minor ‘Techniek’. Gelet op het homogene karakter van de instroom zijn er in het 1e jaar geen speciale voorzieningen nodig om de aansluiting met het niveau van de instroom te waarborgen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 26
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Instroom’ als goed op grond van de hierboven beschreven bevindingen, die het auditteam hier kort samenvat: De instroom is homogeen en vormt voor de Academie dan ook een duidelijk referentiepunt voor de inrichting van het 1e jaar, dat qua niveau aansluit op het niveau van de instromers. Instromers met een onvolledige kwalificatie worden gedegen voorbereid om alsnog aan de instroomeisen te kunnen voldoen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 27
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:3 Voldoet de opleiding aan de formele eis (60 EC) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO master opleiding? Bevindingen Het totale aantal studiepunten van de opleiding, zo blijkt uit de programmabeschrijving, bedraagt 240 ec’s. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan hbo master opleidingen wordt gesteld. Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd dat, de opleiding een omvang heeft van 240 ec’s, reden het facet ‘Duur’ als voldoende te kwalificeren.
3
In feite gaat het hier niet om een criterium, maar om een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 28
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAOcriteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Bevindingen Onderwijsconcept De Academie heeft ‘concurrency’ als opleidingsprincipe: leren in een continue wisselwerking tussen werken en studeren. Daarin verschilt de Academie wezenlijk van universitaire opleidingen. Drie of vier dagen in de week werken de studenten bij een architectenbureau, op vrijdag en zaterdagochtend wordt het onderwijs aan de Academie gegeven. De studenten bepalen zelf bij welk architectenbureau ze gaan werken. Naast de onderwijsresultaten, worden ook de werkzaamheden bij het architectenbureau getoetst. In de loop van de studie zijn de studenten steeds beter in staat om de verworvenheden van het onderwijs en hun werkzaamheden in de praktijk met elkaar te combineren en actief in te zetten. Concurrency-onderwijs is een specifieke vorm van duaal onderwijs met als essentie, dat de student het scharnierpunt vormt. Concurrency-onderwijs houdt in dat de eindkwalificaties van de opleiding worden bereikt via twee samenlopende stromen; het binnenschoolse curriculum (het onderwijsaanbod van de Academie) en de buitenschoolse component (de beroepspraktijk). De buitenschoolse component heeft een vraag- en opdrachtgestuurd karakter. Leren is, in deze visie, een proces dat zich richt op professioneel functioneren en er tevens onderdeel van is.. Het onderwijs van de Academie richt zich evenzeer op de ondersteuning en begeleiding van het handelingsgerichte leren als op het overdragen van relevante kennis. Didactisch concept Beroepsgericht Het onderwijs is beroepsgericht. Dit blijkt uit het belang dat de Academie hecht aan het buitenschoolse curriculum. Daarnaast spelen de ateliers een centrale rol in het ontwerponderwijs. Het atelier is te bestempelen als de centrale leeromgeving. De ateliers vormen een realistische taakomgeving voor wat betreft de omgang met het ontwerpproces. Hierbij gaan onderwijs en onderzoek hand in hand. Het werken aan de hoofdopgave van een atelier is een vorm van architectonisch ontwerponderzoek in de wijze waarop de opgave wordt geanalyseerd en mogelijkheden of varianten worden onderzocht. De docenten zijn allemaal gastdocenten. Het gaat om hooggekwalificeerde professionals die zich betrokken voelen bij het onderwijs aan de Academie en die studenten inspireren. Jaarlijks worden op onderdelen nieuwe professionals gevraagd om onderwijs te verzorgen op grond van hun expertise in een bepaald onderdeel. De docenten vertegenwoordigen verschillende visies op de praktijk, aan hen wordt gevraagd die visie te expliciteren. Door studenten gedurende hun studie met verschillende docenten te confronteren, die elk voor een bepaalde ontwerpbenadering staan, worden studenten zich bewust van de verschillende posities die het vak kent en de keuzes die daarin mogelijk zijn. Het stimuleert hen na te denken over de eigen positie. De Academie ziet het innemen van een eigen positie als een belangrijke rode draad in het curriculum. Die wisseling van docenten is expliciet onderdeel van het didactisch concept.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 29
Individueel gericht De individuele ontwikkeling van de student staat centraal. Het onderwijs is erop gericht de student zijn eigen positie te leren kennen. Elke architectonische opgave vraagt om een individuele benadering, resulterend in een individuele oplossing. Het ontwerponderwijs is gericht op leren door middel van individuele feedback. Aan de hand van de hoofdopgaven ontwikkelt de student een eigen benadering, die zichtbaar wordt in tussenproducten. Via gesprek en discussie met docenten en medestudenten worden de tussenproducten verder ontwikkeld tot een individueel eindresultaat. De student krijgt en neemt verantwoordelijkheid voor zijn eigen leerproces. De Academie hanteert werkvormen die deze zelfstandigheid stimuleren. De student leert hierbij ook reflecteren en feedback geven en ontvangen. Binnen de ontwerpateliers wordt extra aandacht besteed aan het ‘maken’. Door het werken met modellen en materialen worden de studenten gestimuleerd om de atmosferische en zintuiglijke aspecten in hun ruimtelijke ontwerpen op te nemen. Binnen het collegeprogramma wordt in ieder studiejaar tenminste één oefening gewijd aan beeldende vorming door middel van Tekenen 1 en 2, het Diagram en het Logboek. Door de studenten te stimuleren met de hand te blijven noteren, wordt ook het zintuiglijke aspect van ontwerpen benadrukt. Bovendien kan de student op die manier zijn intuïtie proberen aan te spreken en daar door de jaren heen leren mee omgaan en leren vertrouwen. Werkvormen De werkvormen waarin het onderwijs van het binnenschools curriculum wordt aangeboden, zijn het atelier, het college, de oefening en de workshop. Het atelier Het atelier is een rijke leeromgeving, waarin het leren via verschillende, maar onderling samenhangende didactische werkvormen (zelfstudie, groepsdiscussie, individuele en groepsbegeleiding, praktische oefeningen, lezingen, workshops, excursies etc.) wordt gestimuleerd. Theorie en praktijk komen samen; denken en doen gaan gelijk op. In die zin bootst het atelier de ontwerpwerkelijkheid na. Het hoofddoel van het atelier is het ontwikkelen van het vermogen tot architectonisch ontwerpen. Door zijn vaste vorm met wisselende (actuele, experimentele en aan de beroepspraktijk ontleende) opgaven is het atelier bij uitstek geschikt om de veelzijdigheid en wendbaarheid van de ontwerpvaardigheden van een student te stimuleren. De studenten leren dat in essentie dezelfde ontwerpvaardigheden kunnen toepassen op verschillende ontwerpopdrachten. Dit maakt dat ze verworven kennis en vaardigheden flexibel kunnen inzetten. Het leren van de student wordt gestructureerd door de hoofdopgave die hij in het atelier van de docenten ontvangt. Tussenresultaten worden individueel en in het bijzijn van medestudenten door de docenten besproken. Op basis van die feedback ontwerpt de student verder aan de opgave. Een atelier heeft twee hoofddocenten en ongeveer 12 – 16 studenten. Het college In de colleges staat overdracht van kennis centraal. Het betreft onderwijs voor algemene intellectuele en culturele vorming. Studenten dienen op de hoogte te zijn (en blijven) van de samenhangen die steeds opnieuw gevonden worden tussen architectuur en stedenbouw, het landschap, andere kunsten en wetenschappelijke ontwikkelingen. Colleges worden ook ingezet om het inzicht in de verschillende aspecten van het vak en de discipline te ontwikkelen. Historische achtergronden en recente ontwikkelingen en vraagstukken van ruimtelijke opgaven komen aan de orde, zodat kennis over de beroepsuitoefening niet alleen is gefundeerd in de discipline maar ook voortdurend wordt geactualiseerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 30
De oefening In de oefeningen gaat het om het verwerven van praktische (ontwerp)vaardigheden. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende werkvormen, zoals werkcolleges, individuele begeleiding, groepsdiscussies, schetsoefeningen en het maken van eenvoudige ontwerpopdrachten. De oefeningen staan los van de ateliers en de colleges, maar zijn hier wel aanvullend op. De onderwerpen lopen uiteen van de vaardigheden voor analyse en onderzoek van gebouwen tot die van constructieve vormgeving en de verschillende vormen van de beeldende vakken. De schrijfopdracht is een belangrijke oefening in het 3e jaar. De workshop De workshop is een specifieke vorm van ontwerponderwijs, waar studenten leren om in een korte periode van (ontwerpend) onderzoek tot een dragend ontwerpidee te komen dat op conceptueel niveau is uitgewerkt. Het gaat altijd om een specifieke vorm van begeleid werken met één of twee docenten per groep van 10 – 20 studenten. Een workshop kan zich in een (lang) weekeinde voltrekken (bijvoorbeeld de zomerworkshops samen met de Academie van Bouwkunst Amsterdam) of verspreid over meerdere weekeinden, zoals bij het Pleinprogramma in januari. Het afstudeerproject Een bijzondere onderwijsvorm is het afstudeerproject dat een jaar duurt. Het project is erop gericht alle vermogens die tijdens de studie zijn verworven te demonstreren in een ontwerp. In een afstudeerproject kiest de student zelf de opgave en zijn mentor. Hij is binnen de randvoorwaarden die de Academie stelt verantwoordelijk voor de inhoud en voortgang van de werkzaamheden. Tijdens dit afstudeerproces worden tussentijdse peilingen georganiseerd in de vorm van openbare afstudeerschouwen. Naast een feedbackfunctie hebben deze schouwen ook een beoordelende functie. Er wordt vastgesteld of de kwaliteit van de tussentijdse resultaten voldoende is om de volgende fase van het afstuderen op te baseren. Het praktijkportfolio De buitenschoolse component is opdrachtgestuurd. De studenten maken ieder semester een praktijkportfolio waarin staat beschreven welke taken ze verricht hebben. Daar wordt materiaal ter illustratie en bewijs aan toegevoegd. Ook reflecteren de studenten op hun werkzaamheden en op de wijze waarop ze die hebben uitgevoerd. In aanvulling daarop wordt ook van de werkgever of een leidinggevende binnen het bureau feedback gevraagd. De praktijkportfolio’s worden beoordeeld door architecten die als gastdocent deel uitmaken van de Praktijkcel. Het praktijkportfolio is een individueel ontwikkelingsdocument. De docenten meten die ontwikkeling en geven een beoordeling. De Opdrachten BP De eindkwalificaties die voor het buitenschools curriculum gelden, worden getoetst via de verslagen die de studenten maken voor de Opdrachten BP. Voor de verslagen is een werkwijze uitgeschreven met inlevervoorwaarden, beoordelingscriteria en een voorbeeldwerkwijze. In de werkwijze is ook reflectie op het eigen functioneren opgenomen, evenals feedback door de werkgever. Ook hier vindt de beoordeling plaats door de docenten van de Praktijkcel.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 31
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ als goed en wel op basis van de volgende observaties: het didactisch concept maakt het mogelijk de student te sturen en hem/haar de ruimte te bieden tot eigen ontwikkeling. In die zin past het didactisch concept bij de doelstellingen van de opleiding: opleiden tot zelfstandige professionals met een eigen signatuur en met een open oog voor de culturele, maatschappelijke en economische/commerciële context. het didactisch concept impliceert flexibiliteit in de programmering en een grote variëteit in de werk- en interactievormen, met de ateliers als convergentiepunt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 32
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Bevindingen Voor de Academie is toetsing & beoordeling deel van het leerproces. Studenten leren door zelfreflectie om feedback aan anderen te geven en door anderen beoordeeld te worden. Vooral het feit dat studenten feedback krijgen beschouwt het auditteam als essentieel voor het onderwijs en de leeropbrengst. De Academie hanteert naast de toetsing en beoordeling van de afzonderlijke (theorie) onderwijseenheden ook een beoordeling van de studenten aan het eind van de eerste drie studiejaren. Elke binnenschoolse onderwijseenheid wordt afgesloten met een toets op basis waarvan wordt beoordeeld of de student de leerdoelen in voldoende mate heeft bereikt. De leerdoelen en de wijze van toetsen en beoordelen zijn opgenomen in de Studiegids en worden voorts bij aanvang van de onderwijseenheid bekend gemaakt. Colleges en oefeningen worden beoordeeld door de docent. Een collegereeks wordt afgesloten met een tentamen, een werkstuk of een beoordeling van de deelname aan groepsdiscussies. Oefeningen worden afgesloten met een beoordeling van de verzamelde resultaten van de oefeningen en/of de presentatie. Bij de beoordeling van ateliers en workshops is er, naast de docenten, ook sprake van een externe beoordelaar, die vooral het eindresultaat beoordeelt. De docent beoordeelt het resultaat in relatie tot het proces. Ateliers en workshops worden bij afronding getoetst aan de hand van het proces en de presentatie van het ontwerpwerkstuk. De beoordelingen van de docenten en ‘guest critics’ komen na onderling gesprek of beraad samen in een gemeenschappelijk oordeel over het resultaat dat wordt vastgelegd op een standaard beoordelingsformulier Atelier. De hoofddocenten van het atelier voorzien de beoordeling van een schriftelijke toelichting, nadat de beoordeling met de student besproken is. De inhoud van de opdrachten van de buitenschoolse component zijn direct afgeleid van de eindkwalificaties. De algemene toetsvorm die voor de opdrachten is gekozen, is die van het verslag. De wijze waarop de studenten invulling geven aan de uitvoering van de opdracht is in zekere zin vrij, maar dient altijd te leiden tot een verslaglegging die voldoet aan het kader en de voorwaarden die door de Academie zijn geformuleerd. Bij iedere Opdracht staan de inlevervoorwaarden en de beoordelingscriteria beschreven. Voor de buitenschoolse curriculum houden de studenten ook een praktijkportfolio bij. De ontwikkeling van de student wordt gemeten aan de hand van een matrix die is gebaseerd op de functiefamilies uit het Handboek Functie-indeling Personeel Architectenbureaus. In de Schrijfwijzer voor het praktijkportfolio staat vermeld welke onderdelen per semester in het portfolio moeten worden opgenomen. De beoordeling vindt ieder semester plaats in een sessie van de Praktijkcel. Dit is een groep van zeven docenten die in drie rondes ieder negen portfolio’s beoordelen. Tussen de beoordelingsrondes zijn er gemeenschappelijke gesprekken waarin ervaringen worden uitgewisseld, wederzijdse feedback wordt gegeven en onduidelijke of lastige gevallen gezamenlijk besproken worden. In de weken na de bijeenkomst van de Praktijk/Beroepcel bespreekt de coördinator Beroepspraktijk de beoordelingen met de individuele studenten in hun jaargroep. De beoordeling van het afstudeerproject in het vierde jaar wordt verricht door examinatoren, zijnde de afstudeerbegeleiders van de Academie en de eigen afstudeermentor van de student, bij de 1e en 2e schouw aangevuld met de mentoren van de andere gelijktijdig presenterende studenten en een vertegenwoordiger van de examencommissie. Bij de 3e schouw is een vertegenwoordiger van de examencommissie aanwezig.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 33
Bij het eindexamen vellen vier examinatoren het oordeel over het afstudeerproject: twee afstudeerbegeleiders van de Academie, de afstudeermentor van de student en een gecommitteerde (= extern deskundige). Bij het eindexamen zijn tevens twee leden van de examencommissie aanwezig. (Zie ook de “Regeling van het afstuderen” in de Studiegids.) Bij alle beoordelingen van ateliers, workshops, Koersbepalingen en afstudeerschouwen zijn onderwijscoördinatoren aanwezig, zonder zelf mee te beoordelen. Hun aanwezigheid is enerzijds gewenst om toe te zien op een zorgvuldig verloop en anderzijds in verband met de informatie die ze kunnen verstrekken over de individuele studievoortgang. De examencommissie is verantwoordelijk voor de uitvoering, bewaking en evaluatie van de wijze van toetsen en beoordelen. De examencommissie beslist over het al dan niet verstrekken van een negatief bindend studieadvies. De examencommissie wordt gevormd door de staf van de opleiding aangevuld met een docent. Samengevat: Het auditteam is van oordeel, dat de opleiding een zeer gevarieerd toetsinstrumentarium hanteert, telkens door meerdere docenten opgesteld en telkens zorgvuldig afgestemd op het object van de toetsing. De beroepspraktijk is nadrukkelijk bij de beoordeling van studenten betrokken. Wel is het auditteam van mening, dat de beoordelingscriteria bij de verschillende toetsingen nader gespecificeerd moeten worden. Zo gaan de criteria bij de beoordeling van Opdrachten BP en van de portfolio’s niet verder dan het aanduiden van de facetten waar de beoordelaar een oordeel over moet geven. Van werkelijke criteria die voor een beoordeling richtinggevend zijn, is nog onvoldoende sprake. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: de gehanteerde toetsvormen sluiten nauw aan op de werkvormen; de kwaliteit van het proces van ‘beoordelen en toetsen’ is voldoende geborgd, doordat telkens meerdere docenten en externe gecommitteerden er rechtstreeks bij betrokken zijn. de huidige praktijk van toetsen en beoordelen is weliswaar passend voor een master opleiding, maar de criteria zijn nog niet voldoende specifiek en daardoor ook onvoldoende richtinggevend. De Academie heeft evenwel een duidelijk plan de campagne om e.e.a. binnen een jaar te hebben verbeterd.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Programma” als voldoende. Naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling op hbo-master niveau is gesitueerd en dat qua inhoud, werkvormen, oriëntatie en organisatie duidelijk en substantieel gericht is op het werkveld. Het programma biedt voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding te realiseren via gestructureerde interactie met de beroepspraktijk. De parallellie met de praktijk bevordert aantoonbaar de interne cohesie van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 34
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Dit onderwerp kent drie facetten: 1. eisen HBO; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel. Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Bevindingen Alle docenten van de opleiding werken (vrijwel fulltime) in het beroepenveld en beschikken over een brede en actuele expertise. Hun professionaliteit en hun visie op ‘architectuur’ vloeit voort uit hun persoonlijke ervaring in dit domein. Anders gezegd, de Academie verzorgt een opleiding voor en door architecten. Om een kort overzicht te geven van de inzet van architecten in het opleidingsprogramma: voor de ontwerpateliers (zowel de KortAteliers in het 1e jaar, als de Ateliers in het 2e en 3e jaar) worden architecten als hoofddocent ingezet; de mentor en de gecommitteerde bij het afstuderen zijn architecten; twee van de drie docenten die het afstudeerproces vanuit de Academie begeleiden, zijn architect; de docenten die de Koersbepalingen afnemen, zijn architecten; de docenten die de excursies van de Academie met de studenten voorbereiden en begeleiden, zijn architecten; de docenten van de Praktijkcel, die de praktijkportfolio’s en de Opdrachten BP beoordelen, zijn architecten. Binnen het College- en oefeningenprogramma zijn ook beroepsbeoefenaren van andere disciplines actief. Bijvoorbeeld een stedenbouwkundige en een landschapsarchitect in het onderwijsprogramma van het 1e jaar om een introductie te geven op de geschiedenis en theorie, evenals op de analyse- en ontwerpinstrumenten van deze disciplines. Ook worden beeldend kunstenaars ingezet om het beeldend denken en documenteren te stimuleren. Behalve beeldend kunstenaars worden hiertoe ook een architect ingezet die zich nadrukkelijk tot de beeldende kunst en andere kunstdisciplines verhoudt. Ook een architect met een kunstpraktijk maakt deel uit van het docententeam van de Academie. Voor de vakken die gewijd zijn aan geschiedenis en theorie worden voor een deel kunst- en architectuurhistorici ingezet, en voor het overige deel architecten die zich speciaal op theoretisch gebied toegelegd hebben. Deze laatsten nemen een belangrijk deel van het theoretisch programma voor hun rekening met het vak ‘Theorie & Actualiteit’ dat in de eerste drie studiejaren wordt gegeven. Dat alle docenten als professional werkzaam zijn, is een cruciaal onderdeel van het personeelsbeleid. Zij werken als “vaste” gastdocenten (overigens vaak voor een periode van een à twee jaren) samen met de Academie-staf die uit vijf personen bestaat. De staf is de constante organisatorische en coördinerende factor, belangrijk voor de continuïteit, de bewaking van de identiteit en de stroomlijning van vernieuwingen. Het auditteam heeft de CV’s van docenten beoordeeld. Hieruit blijkt inderdaad, dat de docenten direct uit het werkveld afkomstig zijn en daar nog steeds werkzaam zijn. Ook zet de opleiding regelmatig “ad hoc” gastdocenten uit het buitenland in. (Bijvoorbeeld uit:Tsjechïë, Duitsland, Spanje.) Het auditteam beoordeelt de expertise en ervaring van de door de Academie ingezette docenten zondermeer als goed.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 35
Dankzij het feit dat de docenten zelf in de (internationale) praktijk werkzaam zijn, beschikt de opleiding over een uitgebreid netwerk binnen het architectuur domein. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Eisen HBO’ als goed en wel vanuit de volgende overwegingen: de huidige praktijk laat zien, dat alle docenten (bijna fulltime) in de praktijk werkzaam zijn, een uitgebreid netwerk hebben en door middel van deze contacten een concrete verbinding leggen tussen werkveld en programma; de verbinding tussen opleidingsprogramma, actualiteit en werkveld wordt nog eens versterkt doordat de opleiding veelvuldig gebruik maakt van ad hoc gastdocenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 36
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Bevindingen De Academie hanteert al sinds jaren het beleid, dat de omvang van het aantal van ingeschreven studenten circa 80 is. Dit beleid is ook vastgelegd in het Ontwikkelingsplan 2005-2009 van de Academie. Gevolg is, dat de omvang van het onderwijsprogramma stabiel is en dat er met een vast aantal docenten invulling aan het onderwijsprogramma kan worden gegeven. Voor de Ateliers: gemiddeld 15 studenten op twee docenten. Voor de KortAteliers in het 1e jaar ligt dit gemiddelde wat hoger; de groep waarmee gestart wordt ligt rond de 20, maar ieder jaar vallen er studenten af, waardoor de groep slinkt tot circa 15 aan het eind van het 1e jaar. De KortAteliers worden begeleid door twee docenten. Voor de Colleges en oefeningen geldt dat één docent les geeft aan een jaargroep. Zoals aangegeven, is dat voor de 1e jaars in het begin een groep van 20 studenten. Het 2e en 3e jaar zijn redelijk stabiel op circa 15 studenten. Voor de workshops in het Extra-curriculaire programma geldt dat de studentenomvang niet meer dan 15 is. Afhankelijk van het onderwerp van de workshop wordt die begeleid door één of twee docenten. Gemiddeld geldt dat voor het onderwijsprogramma van de eerste drie studiejaren de docent-student ratio ongeveer 1:10 is. Binnen de staf van de Academie zijn vier onderwijscoördinatoren en een directeur in deeltijd werkzaam. Iedere coördinator is verantwoordelijk voor een deel van het opleidingsprogramma. Ook de directeur coördineert een onderdeel van het opleidingsprogramma. Het buitenschoolse curriculum valt onder de verantwoordelijkheid van de ‘Coördinator Beroepservaring’. De coördinatoren ondersteunen en begeleiden de docenten. Zij bewaken dat de onderwijstaken met voldoende capaciteit en voldoende deskundigheid worden uitgevoerd. Door deze directe betrokkenheid is ook de continuïteit van de onderwijstaken gewaarborgd. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Kwantiteit Personeel’ als goed. De huidige omvang van de formatie is meer dan voldoende en stelt de opleiding zeer wel in staat het opleidingsprogramma uit te voeren en actueel te houden. Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten (zie onder facet 3.1en 3.3.) is de opleiding bovendien zeer wel in staat de gewenste kwaliteit te leveren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 37
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Bevindingen Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel in termen van vakkennis, vooropleiding en praktijkkennis &-ervaring. Onder facet 3.1. wees het auditteam er reeds op, dat alle docenten ook in de beroepspraktijk werkzaam zijn. Het auditteam acht dit een sterk punt, omdat het juist die docenten zijn die op een ‘natuurlijke’ en vanzelfsprekende wijze actuele expertise en ontwikkelingen binnen het opleidingsprogramma brengen. De Academie selecteert bij het aannemen van docenten ook op hun onderwijservaring. En mochten zij die niet hebben, dan beoordeelt de Academie uitdrukkelijk of betrokkene duidelijke affiniteit met het onderwijs heeft. Het kernteam (de staf) begeleidt startende docenten op onderwijskundig gebied en wel met name daar waar het gaat om (i) het in praktijk brengen van het onderwijsconcept, (ii) de structurering van de onderwijsuitvoering en (iii) de toetsing & beoordeling. Overigens is de Academie daar nog niet geheel tevreden over. Reden voor haar om via de onderwijscoördinatoren systematischer dan tot op heden aandacht te besteden aan de didactische begeleiding. Daartoe zal de Academie een plan van aanpak “Didactische Kwaliteit” opstellen, dat met ingang van 2009 zal worden uitgevoerd. Vanaf 2005 wordt bij ArtEZ gewerkt met een nieuw functiewaarderingssysteem, conform het protocol voor functioneringsgesprekken van ArtEZ. In 2005 heeft de directie van de Academie trainingen gevolgd in het voeren van functioneringsgesprekken binnen dit nieuwe systeem. Jaarlijks worden functionerings- en beoordelingsgesprekken gevoerd met docenten, coördinatoren en ondersteunend personeel. Het auditteam heeft geconstateerd, dat in deze gesprekken nadrukkelijk aandacht wordt besteed aan werkbelasting en werkbeleving. Jaarlijks wordt met iedere docent afzonderlijk de jaartaakbelasting afgesproken. Per opleiding wordt, begeleid door de afdeling P&O, een analyse van de bevindingen gemaakt op metaniveau. Deze evaluatie kan leiden tot een generiek scholingsplan van een docententeam of sectie, tot bijstelling van bepaalde procedures of tot herziening van het curriculum en dergelijke. Begin 2006 is de eerste (hogeschoolbrede) ronde functioneringsgesprekken afgerond. De resultaten van de meta-evaluatie zullen, zodra zij zijn vastgesteld, worden voorgelegd aan de directeur van de Academie, evenals de voorgenomen activiteiten die op basis van verdere evaluatie gaan plaatsvinden. De directeur van de Academie neemt de meta-evaluatie op in zijn jaarverslag. Belangrijke maatregelen worden opgenomen in het ontwikkelingsplan van de Academie. Docenten hebben geen Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). De functioneringsgesprekken fungeren als instrument om de kwaliteit en ontwikkeling van docenten vast te leggen en te volgen. In functioneringsgesprekken wordt het onderwerp onderwijskundige professionalisering systematisch aan de orde gesteld. Dit heeft er o.a. toe geleid, dat de Academie het hierboven genoemde plan van aanpak ‘Didactische Kwaliteit”opstelt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 38
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Kwaliteit Personeel’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: qua vakdeskundigheid en inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten zeer goed geëquipeerd om de opleiding op een hoog niveau te verzorgen; alle docenten zijn actief werkzaam in het beroepenveld en brengen hun expertise consequent en voortdurend binnen het programma; het aannamebeleid en de functioneringsgesprekken (waarin eventuele onderwijskundige scholingsbehoeften worden geïdentificeerd) en het in ontwikkeling zijnde plan van aanpak “Didactische Kwaliteit” zijn belangrijke instrumenten om de didactische kwaliteit van het docentencorps te borgen.
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert de “Inzet van Personeel” als voldoende. Kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel zodanig dat de opleiding op hoog niveau kan worden verzorgd. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 39
Onderwerp 4: Voorzieningen Dit onderwerp kent twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding. Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Bevindingen De Academie maakt als Faculteit Bouwkunst deel uit van ArtEZ hogeschool voor de kunsten. Jaarlijks wordt de ruimtebehoefte met de andere faculteiten en de afdeling facilitaire zaken besproken en in de jaarroosters en lokalenroosters vastgelegd. Alle faculteiten van ArtEZ kunnen gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen. Over het algemeen leidt dit tot voldoende ruimte voor alle onderwijsactiviteiten. Bovendien kan de ruimtebehoefte van docenten in verband met bijzondere werkvormen meestal gehonoreerd worden. Incidenteel zijn er knelpunten (bijvoorbeeld bij de Open Dag van ArtEZ Arnhem), maar doordat dit soort evenementen in toenemende mate in meerjarenplanningen wordt vastgelegd, kan hier tijdig op geanticipeerd worden. ArtEZ beschikt over ruime voorzieningen in de vorm van veel soorten werkplaatsen. Voor Bouwkunst is de grote werkplaats aan de Oude Kraan zeer waardevol. Hier bevinden zich de mogelijkheden voor hout-, metaal- en kunststofbewerking. Bouwkunst draagt aan de werkplaats bij met een 3D-frees die het mogelijk maakt modellen te maken op basis van 3D-computertekeningen. Tijdens de onderwijsuren van de Academie is er binnen de personeelsformatie van de werkplaats een assistent speciaal voor Bouwkunst aanwezig. Veel van het onderwijs van de Academie speelt zich af rond de werkplaats (bijvoorbeeld: Ateliers, Voorbereidende cursus, workshops van het extra-curriculaire Plein-programma). ArtEZ beschikt over goede ruimtes om presentaties voor grote groepen te verzorgen. Bijvoorbeeld: het Auditorium aan de Oude Kraan. Bovendien bevindt zich aan de Oude Kraan een expositieruimte. De Academie maakt met grote regelmaat gebruik van de ruimtes aan de Oude Kraan voor lezingen, (tussen)presentaties en onderwijsevaluaties. Op het gebied van ICT heeft ArtEZ de afgelopen drie jaar een grote sprong voorwaarts gemaakt. Op het Bouwkunstonderwijs heeft dit beperkte invloed gehad door een andere ontwikkeling: bijna alle studenten beschikken over goede computers (vooral: laptops) voorzien van up-to-date teken- en renderingprogrammatuur. Doordat alle architectenbureaus met tekenprogrammatuur werken, zijn de studenten ofwel persoonlijk, ofwel door hun werkgever voorzien van een laptop. Aangezien ze hier dagelijks mee werken, is hun ervaring en bedrevenheid groot. Daardoor is het onderwijs van de Academie vrijwel niet afhankelijkheid van de ICTvoorzieningen van ArtEZ. Wel maken de docenten voor hun colleges en lezingen dankbaar gebruik van de vaste opstellingen van computers en beamers, en van de mobiele laptops en beamers voor hun ‘powerpoint’-presentaties. Het draadloze internet dat in de ‘publieksruimtes’ van de ArtEZ-gebouwen is aangelegd, maakt het mogelijk dat op veel plekken email kan worden opgehaald en verzonden, en dat websites op internet kunnen worden geraadpleegd. ArtEZ heeft een gemeenschappelijke mediatheek. Binnen de personele formatie van de mediatheek heeft de Academie een vaste medewerker voor Bouwkunst.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 40
Zij legt de collectie aan, draagt zorg voor de tijdschriften (onder ander ook het inbinden van oude jaargangen) en beheert het ‘Bouwkunstbudget’ (= €10.000,- per jaar) voor de mediatheek. Naast een ruim en actueel tijdschriftenaanbod op het gebied van architectuur en aanverwante disciplines (landschapsarchitectuur, stedenbouw, interieur en design) wordt de collectie actief onderhouden en uitgebouwd. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Materiële Voorzieningen’ als goed. Huisvesting en materiële voorzieningen zijn ruimschoots toereikend om het programma van de opleiding te realiseren. De mediatheek is zeer wel voorzien en van hoge kwaliteit, als zelfstandige informatiebron (brede en diepe collectie) en als toegang tot externe bronnen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 41
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Bevindingen Algemeen Zowel voor de binnen- als in de buitenschoolse component heeft de Academie ervoor gekozen de student volledig verantwoordelijk te houden voor zijn studie. De student wordt dus als zelfstandige professional gezien. En, naar het oordeel van het auditteam, terecht. Met dat als uitgangspunt heeft de Academie de begeleiding van haar studenten ingevuld. Naast de begeleiding bij de ontwerpateliers en het afstuderen (zie onder), vormen de zogeheten “Koersbepalingen” het Leitmotiv in de begeleiding. De eerste drie studiejaren worden afgesloten met de Koersbepaling, de individuele zelfreflectie van de studenten op basis van de ervaringen van het afgelopen studiejaar en met een vooruitblik naar persoonlijke doelen voor het komende jaar. De Koersbepaling wordt afgenomen door twee docenten. Op basis van het beeldmateriaal, de toelichting van de student en een gesprek hierover wordt een samenvattend advies geformuleerd. Dit advies bevat aanbevelingen voor het vervolg van de studie of voor aspecten van persoonlijke ontwikkeling. Ieder individueel advies wordt mondeling toegelicht in een groepsgesprek met de studenten. In de Koersbepaling komen de verworvenheden in de binnen- en buitenschoolse component aan de orde. De docenten krijgen zodoende een compleet beeld van de ontwikkeling van de student. Aan het advies van de Koersbepaling wordt veel waarde gehecht. Voor studenten die in de ontwerpateliers niet goed gescoord hebben, kan het advies van de Koersbepaling van doorslaggevend belang zijn. In gevallen waar het advies ingrijpt op de voortgang van de studie stelt de examencommissie het uiteindelijke oordeel vast. Het advies van de docenten wordt vastgelegd op de formulieren “Koersbepaling”. Deze formulieren worden toegevoegd aan het voortgangsdossier van de studenten. De Koersbepalingen maken de lange lijn van de ontwikkeling van de student binnen de opleiding inzichtelijk, zowel voor hemzelf als voor de opleidingscoördinatoren.
Bij het afstuderen wordt een student begeleid door twee docenten van de Academie. Deze docenten zijn volgens een rooster dat aan het begin van het studiejaar wordt uitgereikt, op de Academie aanwezig. De afstudeerders worden tijdens deze bijeenkomsten bevraagd op de planontwikkeling en of ontwerpvoortgang. De bijeenkomsten hebben in principe een groepskarakter, maar de docenten reserveren ook tijd voor meer individuele spreekuren. Naast deze begeleiding door docenten heeft iedere afstudeerder een mentor. Deze mentor is in alle gevallen een architect. De mentor begeleidt de student op individuele basis. Bij de schouwen zijn zowel de docenten van de Academie als de mentor aanwezig. De schouwen functioneren als ijkmomenten waarop de gezamenlijke begeleiders de stand van zaken van het afstudeerproject kunnen vaststellen.
Het buitenschoolse curriculum is een opdrachtgestuurd programma dat de studenten als werknemers bij een architectenbureau uitvoeren. In hun bureausituatie worden ze als werknemers door hun leidinggevenden begeleid bij de taken die ze verrichten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 42
Daarnaast wordt van de leidinggevenden feedback gevraagd bij de Opdrachten BP en bij het praktijkportfolio dat ze als student van de Academie (en niet als werknemer) moeten maken. Vanuit de Academie wordt de uitvoering van de Opdrachten BP en het praktijkportfolio begeleid door de coördinator Beroepspraktijk. De student wordt gestimuleerd om zelf een kritische houding ten opzichte van het eigen functioneren in te nemen door middel van zelfreflectie. De student wordt tevens gestimuleerd om een kritische houding ten opzichte van het geproduceerde werk in te nemen, zowel dat van zichzelf als dat van het bureau waar hij werkt. Verder wordt de student gestimuleerd om de regie te nemen over het eigen ontwikkelingsproces binnen het bureau (van bouwkundig tekenaar tot ontwerper) en om dit binnen het bureau op een goede manier bespreekbaar te maken. Tot slot wordt tijdens de begeleidingsbijeenkomsten gepoogd om de studenten een eigen ontwerphouding te laten formuleren en om zich te positioneren ten opzichte van de bureaupraktijk. Informatievoorziening Sinds 2000 hanteert de Academie een vast studievoortgangsysteem. In 2008 gaat de Academie over op het geautomatiseerde studievoortgangsysteem dat binnen ArtEZ is ontwikkeld en inmiddels door alle faculteiten wordt gebruikt: Aurora. Hiermee wordt ook aan één van de aanbevelingen uit het Rapport Evaluatie Buitenschools Curriculum Academies van Bouwkunst (december 2007) voldaan. De registratie wordt geautomatiseerd. De actuele stand van zaken kan door de studenten via intranet worden bekeken. Uiteraard heeft iedere student alleen kijkrecht in zijn eigen dossier. De werkwijze voor het bijhouden van het studievolgsysteem is als volgt. De Academie hanteert standaard beoordelingsformulieren voor KortAteliers en Ateliers; Colleges, oefeningen en workshops en Koersbepaling. Deze beoordelingsformulieren worden na invulling door de docent bij de staf of het secretariaat ingeleverd. Stafleden vullen de resultaten van de beoordelingen en de bijbehorende studiepunten in op de voortgangskaarten. Een kopie van de bijgewerkte studievoortgangskaart wordt eenmaal per semester aan de student opgestuurd. Tussentijds kan iedere student kan zijn dossier met voortgangskaart en beoordelingsformulieren op verzoek inzien. Door bovenbeschreven wijze van werken is het - bij wijze van spreken - in één oogopslag duidelijk welke onderdelen door een student gemist of onvoldoende zijn. In het opleidingsprogramma is opgenomen dat de studenten het programma van de eerste drie studiejaren volledig afgerond moeten hebben, voordat aan het afstuderen kan worden begonnen. Dit geldt zowel voor het binnenschools curriculum als de buitenschoolse component. Met studenten die één of meer onderdelen van het curriculum niet hebben gehaald, worden individuele afspraken gemaakt over de wijze waarop deze onderdelen kunnen worden ingehaald of over de wijze waarop het vereiste aantal studiepunten kan worden behaald door het doen van gelijkwaardige studieonderdelen. De communicatiemiddelen die de Academie inzet om studenten te informeren, zijn: emailberichten; de mededelingenpagina op de website van de Academie, en brieven. Iedere student die bij ArtEZ studeert, krijgt een emailaccount toegewezen. Dit emailaccount geldt als officieel communicatiekanaal. De studenten worden hierover duidelijk geïnformeerd. Op de website van de Academie worden berichten en aankondigingen geplaatst. Kwesties waarop minder tijdsdruk rust, die individueel van aard zijn, of die zwaarwegend van karakter zijn, worden meestal per brief afgewikkeld. Voor zaken die de voortgang van de studie betreffen, wordt meestal een gesprek met de student belegd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 43
Studenten zijn, zo bleek uit de gesprekken tijdens de visitatie, tevreden over de begeleiding en over de studie-informatievoorziening. Ook over de informatievoorziening in het kader van de ‘beoordeling en toetsing’ (feedback) zijn zij tevreden. Het auditteam hecht daar groot belang aan. Immers, alleen bij een goede informatievoorziening heeft ‘beoordeling en toetsing’ een optimaal leereffect. Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert het facet ‘Studiebegeleiding’ als goed en wel op grond van de volgende observaties: de studiebegeleiding vindt gestructureerd plaats via een scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen; deze doelstellingen houden verband met studievoortgangsbewaking en -bevordering en met het ontwikkelen van professionele competenties.
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende. De ruimtelijke en materiële voorzieningen maken het zeer goed mogelijk de opleiding op adequate wijze te realiseren. De studiebegeleiding vindt gestructureerd plaats via een scala aan voorzieningen met duidelijke doelstellingen. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt alle facetten van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.4. onder E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam deze kwalificatie als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 44
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Dit onderwerp kent drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld. Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Bevindingen Digitaal opleidingsportfolio In dit portfolio schetst de Academie de stand van zaken rond haar onderwijs. Vanuit de ambitie om met de opleiding steeds bij de tijd te blijven, wordt voortdurend kritisch naar het eigen onderwijs gekeken. De resultaten van deze kritische zelfreflectie leiden tot aanpassingen in het opleidingsprogramma of tot onderwijsontwikkelingsprojecten. Het digitale opleidingportfolio beschrijft het onderwijs overeenkomstig de onderwerpen van het NVAO-accreditatiekader. Onderdelen van het Digitaal Opleidingsportfolio zullen in de toekomst regelmatig voorgelegd worden aan alle betrokkenen (management, docenten, studenten en werkveld) voor kritisch commentaar. Dit laatste zal weer gebruikt worden voor de verdere aanpassing en vernieuwing. In dit portfolio wordt verslag gedaan van de vernieuwingen, zodat het hier geschetste beeld van de opleiding actueel blijft. Evaluaties: werkwijze en resultaten De Academie zet op planmatige wijze diverse instrumenten in om het onderwijs en beleid te evalueren. De onderwijscoördinator van de Ateliers evalueert alle Ateliers met de docenten en een vertegenwoordiging van de studenten. De Academie probeert met name bij de ateliers ook een proactieve werkwijze te hanteren. De twee hoofddocenten van de ateliers worden soms bijgestaan door een derde docent. Het werken met een team van docenten garandeert in hoge mate een doordacht onderwijsplan, omdat de docenten binnen het team met hun diverse didactische methoden en ervaringen tot één methode moeten komen. Discussie over de didactische aanpak van een atelier is dus gegarandeerd. De Academie streeft ernaar om talentvolle oud-studenten aan een docententeam toe te voegen. Deze oud-student kan vanuit zijn ervaringen met de opleiding binnen het team aangeven welke didactische werkvormen in zijn ogen goed en minder goed werken binnen het onderwijs van de Academie. Een andere methode waarmee de Academie de didactische kwaliteit van atelier waarborgt, is het voeren van gesprekken door de onderwijscoördinator met de atelierdocenten in de loop van een atelier. In deze gesprekken komen de knelpunten aan de orde en geeft de onderwijscoördinator waar nodig didactische adviezen. Het college- en oefeningenprogramma wordt aan het eind van het semester geëvalueerd met de betreffende docenten en een vertegenwoordiging van de studenten. Onder de studenten wordt bij de afronding van een semester een schriftelijke enquête gehouden. De studenten geven via deze enquête feedback over de gevolgde programmaonderdelen. De uitkomsten van zowel de evaluatiebijeenkomsten als de studentenenquête worden in de staf besproken. De uitkomsten kunnen aanleiding zijn tot aanpassingen, bijvoorbeeld de volgorde van collegevakken in een semester. Bij de buitenschoolse component worden tijdens de bijeenkomsten van de Praktijkcel (waarin ook het werkveld is vertegenwoordigd) de praktijkportfolio’s en de opdrachten van de studenten beoordeeld. Tevens worden tijdens de beoordelingssessies reflectie- en feedbackbesprekingen gehouden. Deze zijn voor de docenten van de Praktijkcel zinvol om een heldere lijn in de beoordelingen te realiseren, maar tevens voor de coördinator Beroepservaring om tot bijstellingen te komen van opdrachtformuleringen en het praktijkportfolio.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 45
De bevindingen van de evaluaties worden verzameld en in de examencommissie besproken. Dit kan aanleiding zijn voor aanpassingen in het programma. Om een voorbeeld te noemen, de gewijzigde opdrachtformuleringen van het buitenschoolse curriculum die in het voorjaar van 2007 zijn gemaakt, zijn hier het gevolg van. De onderwijscoördinator Afstuderen voert tenminste viermaal per jaar overleg met de afstudeerbegeleiders. Hierbij komen behalve de voortgang van de studenten onderwerpen aan bod die de opzet en structuur van het afstudeerjaar betreffen. Het doel is om tot een randvoorwaardelijke structuur te komen die helderheid biedt aan de studenten en de doorstroom bevordert. Tevens is van belang dat binnen de randvoorwaarden voldoende vrijheid blijft bestaan om een afstudeerproject met een persoonlijke invalshoek te realiseren. De onderwijscoördinator Afstuderen voert tijdens de collectieve schouwen evaluatieve gesprekken met de mentoren. Bevindingen en resultaten worden in de staf besproken. De Academie schrijft alumni-enquêtes uit (2000, 2003, 2008; voor de resultaten van deze enquêtes wordt verwezen naar hoofdstuk 6. Resultaten). De enquête is tot nu toe een mix geweest van evaluatieve vragen over de gevolgde opleiding en over het verloop van de carrière na afloop van de opleiding. De staf heeft behoefte aan meer specifieke informatie en zal daarom komend jaar een nieuw beleid voor enquêtes onder afgestudeerden en werkgevers ontwikkelen. De Opleidingscommissie komt jaarlijks bijeen. Zitting hebben drie docenten, drie studenten en de voorzitter van de examencommissie. Tijdens deze bijeenkomsten worden vooral beleidsdocumenten en vernieuwingen in het opleidingsprogramma besproken. Zo zijn de afgelopen jaren onder andere de volgende zaken aan de orde geweest: het Ontwikkelingsplan 2005-2009 van de faculteit Bouwkunst; de bijgestelde opzet voor het buitenschoolse curriculum zoals dat in de Studiegids is opgenomen; de bijstelling van de OER Bouwkunst in 2007 en de jaarroosters van de op handen zijnde studiejaren. De werkveldcommissie zal de komende jaren nadrukkelijker worden ingezet bij strategisch overleg over de effectiviteit en kwaliteit van de buitenschoolse component In het najaar van 2007 heeft een Evaluatiecommissie in opdracht van de Rijksbouwmeester en het LOBO het buitenschools curriculum van de Academies van Bouwkunst in Nederland geëvalueerd. Aanleiding voor deze evaluatie waren onder andere de herziening van de Wet op de Architectentitel waar het LOBO bij betrokken is en de behoefte van de Academies om sinds de invoering van het buitenschools curriculum in 2003 extern te laten toetsen of de doelstellingen die worden beoogd in de praktijk worden gerealiseerd. Deze evaluatie heeft geleid tot het Eindrapport van de Commissie Evaluatie Buitenschools Curriculum, dat op 11 december 2007 aan de Rijksbouwmeester is gepresenteerd. Deze evaluatie beschouwt de Academie als een waardevolle formule om het niveau van het opleidingsmodel op landelijk niveau te toetsen. De Academie heeft in de beantwoording van de schriftelijke vragen van de genoemde commissie al aangegeven, dat een herhaling van een dergelijke brede evaluatie wordt onderschreven. Zoals het zich momenteel laat aanzien, wordt in het jaar waarin de beroepservaringsperiode in de WAT van kracht wordt (huidige prognose: 2012) een dergelijke evaluatie opnieuw uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 46
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Evaluatie Resultaten’ als voldoende. En wel op grond van de volgende observaties: het door de Academie gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed en uitvoerig gedocumenteerd; de implementatie van het systeem vindt controleerbaar plaats via op ArtEZ-niveau vastgelegde procedures; het in 2004 geïntroduceerde DigOport-systeem betekent een substantiële ondersteuning bij de implementatie van de pdca-cylus. in de interne managementrapportages van de opleiding staan de streefdoelen concreet aangegeven; de streefdoelen worden periodiek (per semester en per jaar) geëvalueerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 47
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Bevindingen De opleiding heeft goed zicht op de zwakke punten in haar organisatie en haar performance, en de evaluaties leiden inderdaad tot het vaststellen, plannen, uitvoeren en monitoren van verbetermaatregelen, bijvoorbeeld met betrekking tot: Overzicht verbetermaatregelen De Academie zal een nadere uitwerking geven van de onderzoeksdimensie in het onderwijs. Deze uitwerking zal tot uitdrukking komen in een publicatiebeleid dat samen met de uitgeverij van de hogeschool, ArtEZ press, wordt opgesteld. Tevens zal de onderzoeksdimensie een onderdeel worden van de invulling van het lectoraat Theorie, dat momenteel in voorbereiding is. De Academie zal in overleg met het SBA en de regio oost van de BNA treden om na te gaan in hoeverre gezamenlijke bij- en nascholingsactiviteiten ontwikkeld kunnen worden. Dit mede met het oog op de nieuwe na- en bijscholingsverplichting in de WAT. Tevens zal hiermee deels invullinggegeven kunnen worden aan een programma van alumniactiviteiten. De Academie zal zorgvuldig onderzoeken of de bestaande structuur van de onderwijskundige werkwijze van de buitenschoolse component is op te vatten als een “community of practice”. De inzet van deze exercitie is om het leeraspect van praktijk- en beroepservaring nog nadrukkelijker vanuit de opleiding als onderwijsactiviteit te beschrijven. Indien deze benadering vruchtbaar blijkt, zullen de elementen van de werkwijze van de Academie scherper gedefinieerd worden. De Academie zal de komende studiejaren de beoordelingscriteria voor de ontwerpateliers in samenspraak met de docenten nauwkeuriger beschrijven. Dit zal ook zijn neerslag krijgen in aanpassingen op het beoordelingsformulier. Parallel hieraan zullen de docenten duidelijker geïnstrueerd worden over de correcte en duidelijke afwikkeling van de beoordeling, de mondelinge toelichting op de beoordeling aan de student en het schriftelijk vastleggen van de beoordeling met de bijbehorende overwegingen op het beoordelingsformulier. Dit om het leereffect van de feedback op de beoordeling voor de studenten te optimaliseren. De Academie zal een meer gestructureerde vorm van relatiebeheer voor docenten opzetten. Het zal in feite gaan om een neerslag van de effectieve contactennetwerken van de onderwijscoördinatoren binnen het ArtEZ-brede CRM-systeem (Centraal Relatie Management) dat sinds enkele maanden operationeel is. Dit zal moeten bijdragen aan een grote pool van geschikte docenten en daarmee tot een vergroting van de keuzemogelijkheden van de opleiding. Naast de enquêtes voor afgestudeerden zal een nieuwe werkgeversenquête ontwikkeld worden. Doel is om informatie te verkrijgen over het opleidingsniveau van de studenten en afgestudeerden van de Academie en over de ervaringen van werkgevers met studerende werknemers. Zie voorts de negen verbeteracties naar aanleiding van het Visitatie Rapport 2002, genoemd in § 1.5. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ als voldoende en wel op grond van de volgende observatie: de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete verbetermaatregelen waarvan de implementatie via het systeem van digitale portfolio wordt gemonitord.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 48
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Bevindingen Zoals uit de bevindingen onder facet 5.1. blijkt, zijn docenten, werkveld, alumni en studenten betrokken bij de evaluatie en bij het identificeren van verbetermaatregelen. Ook de werkveldcommissie gaat daar een belangrijke rol in spelen. Overigens: door het opleidingsmodel en de samenstelling van het docentencorps lopen bij de Academie “docenten”, “alumni” en “beroepenveld” in elkaar over. De Academie stimuleert de oprichting van een afgestudeerdenvereniging. De Academie sluit zich aan bij hogeschoolbeleid voor wat betreft organisatievorm en ondersteuning vanuit de opleiding. Tegelijkertijd wordt de oprichtingscommissie actief ondersteund, zodat gebruik kan worden gemaakt van de infrastructuur en voorzieningen van de Academie bij de organisatie van alumni-activiteiten. Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ als voldoende. De bevindingen zoals hierboven vermeld zijn voor het auditteam reden om tot dit oordeel te komen. Studenten, docenten, alumni en het beroepenveld zijn betrokken bij de evaluatie van de opleiding. Via (i) interne evaluaties op opleidingsniveau en op hogeschoolniveau en (ii) externe onderzoeken en enquêtes. Het auditteam is overigens van oordeel, dat evaluaties door externen systematischer dan tot op heden zouden moeten worden aangepakt. Belangrijke rol ligt hier voor de werkveldcommissie.
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp ‘Interne Kwaliteitszorg’ voor de opleiding als voldoende. Het kwaliteitszorgsysteem omvat een scala aan interne evaluatiemechanismen die aantoonbaar leiden tot verbetermaatregelen; De uitvoering van de verbetermaatregelen wordt planmatig gemonitord. Het auditteam is overigens van oordeel, dat evaluaties door externen systematischer dan tot op heden zouden moeten worden aangepakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 49
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement. Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Bevindingen Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. Welnu: Oordeel Alumni De opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld op grond van de informatie die zij van alumni heeft verkregen via de enquêtes 2000, 2003 en 2008. De uitkomst van deze drie enquêtes laat op ondubbelzinnige wijze zien, dat de alumni tevreden zijn over hun eigen startniveau als Master of Architecture. Oordeel werkveld Eindexamen De opleiding aan de Academie wordt afgesloten met een individueel eindexamen. Het eindexamen vormt de afronding van het afstudeerproject. Wanneer het eindexamen met een voldoende is afgerond en alle onderdelen van het buitenschoolse curriculum met een voldoende zijn afgerond, wordt tot uitreiking van het diploma overgegaan. Bij de beoordeling van het eindexamen zijn vier examinatoren betrokken. Twee van de examinatoren zijn docenten van de Academie. Tenminste één van beiden is architect. Dit is een gastdocent met een tijdelijk dienstverband bij de Academie. De derde examinator is de mentor van de student. Dit is een architect die de student bij het afstudeerproject begeleidt. De mentor wordt door de student bij de start van het afstudeerproject aangezocht. De mentor begeleidt de student op individuele basis. De vierde examinator is de (externe) gecommitteerde. De taak van de gecommitteerde is tweeledig. De eerste taak is de toetsing of het examen wordt afgenomen zoals vastgelegd in de “Regeling van het afstuderen”, opgenomen in de Studiegids. De tweede taak is de beoordeling van het niveau van het afstudeerproject. De gecommitteerde is een architect met een actieve beroepspraktijk die op het moment van examineren niet aan de Academie verbonden is. De gecommitteerde legt zijn bevindingen vast in een verslag waarvoor de Academie een model aanlevert. Uit de respectieve verslagen blijkt, dat het niveau van de afgestudeerden als ‘goed’ wordt gekwalificeerd. Afstudeerwerkstukken. De afstudeerprojecten zijn beroepsgeoriënteerd: het betreffen architectonische ontwerpen die een antwoord zijn op een duidelijk geformuleerde probleemstelling en daar aan gekoppelde ontwerpopgave. Het afstudeervoornemen wordt beoordeeld door de gezamenlijk afstudeerdocenten onder leiding van de onderwijscoördinator die verantwoordelijk is voor het afstuderen. Bij deze beoordeling worden de criteria gehanteerd die in de “Regeling van het afstuderen” worden genoemd. De beoordeling van het afstudeerwerk geschiedt door de afstudeerbegeleiders van de Academie samen met de mentoren (architecten, niet aan de academie verbonden) van de deelnemende studenten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 50
Deze wijze van beoordelen (in drie fasen via zogeheten schouwen – groepsbeoordelingen, waarbij telkens meerdere docenten en de mentor aanwezig zijn), vormt een waarborg voor het niveau. De directe betrokkenheid van de beoordelaars bij de beroepspraktijk leidt ertoe dat de ontwerpprojecten van de studenten en het verloop van het proces voldoende diepgang en complexiteit hebben als afstudeerproject van Master of Architecture. Archiprix De Academie is één van de deelnemende opleidingen aan Archiprix, een samenwerkingsverband van de Nederlandse onderwijsinstellingen voor hoger onderwijs op het gebied van architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur. Jaarlijks sturen de opleidingen hun beste afstudeerplannen naar Archiprix, die voor de jurering, premiëring en presentatie van deze plannen zorg draagt. De prijsuitreiking gaat gepaard met een publicatie en een tentoonstelling, die veel belangstelling trekt van de vakwereld en de pers. De Academie heeft twee keer de eerste prijs gewonnen: in 1993 met het plan “De Gerechtsplaats” van Gerard van Heel; in 2006 met het plan “De zolder van Duitsland” van Seth de Rooij. Andere Archiprix-prijzen die na 1993 zijn behaald: Peter Masselink, Nieuw Nederlands Astmacentrum in Davos, 2003; Marc Ploman, Banana (Havan, Cuba), 1999. Conclusie De Academie maakt gebruik van voldoende bronnen om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien, dat het beroepenveld (alumni, overige experts, werkgevers van studenten) het gerealiseerde niveau als goed beschouwt in relatie tot de eisen die de praktijk stelt aan de competenties van een Master in Architecture. Oordeel van het auditteam Voor zover het gaat over de eigen waarneming van werkstukken was het auditteam unaniem overtuigd van de hoge kwaliteit. De afstudeerwerkstukken zijn in hun probleemstelling actueel en uitdagend en bovendien van een zodanige diepgang en complexiteit dat voor het realiseren ervan de afstudeerders dienen te beschikken over een gedegen en brede kennis en kunde op een niveau dat hoger ligt dan wat normaliter van HBO-studenten moet en mag worden geëist. Het auditteam is zeer te spreken over de kwaliteit van de door hem beoordeelde eindwerkstukken. Naar de mening van het auditteam liggen de gerealiseerde eindkwalificaties ontegenzeggelijk op master niveau. Ook zijn de afgestudeerden in de ogen van het auditteam in staat als zelfstandig beroepsbeoefenaar te functioneren. Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt het ‘Gerealiseerd niveau’ als goed. Dit oordeel is gebaseerd op Het oordeel van het werkveld dat bij de beoordeling van studenten is betrokken. Het oordeel van alumni over hun eigen startniveau als Master of Architecture. De zorgvuldige beoordelingssystematiek via zogeheten schouwen. Eigen waarneming door het auditteam van afstudeerwerkstukken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 51
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Bevindingen De Academie hanteert tot op heden geen strakke streefcijfers voor het onderwijsrendement. De opleiding stelt, dat de ervaring leert dat het bij een kleine opleiding niet eenvoudig is op basis van rendementsdoelen goed functionerend beleid te ontwikkelen. Hoe dit ook zij, het auditteam is van mening, dat streefcijfers het ambitieniveau van de opleiding zichtbaar maken en als referentie dienen bij haar zelfevaluatie. Inmiddels heeft de academie streefcijfers vastgesteld: 50% van een cohort binnen zes jaren. Dit streefcijfer zal worden opgenomen in de Beleidsdoelen 2009. In de onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de percentages uitval en geslaagden op basis van effectieve studietijd (geteld zijn de jaren dat een student ingeschreven stond).
Cohort
Studenten-
Meetdatum van onderstaande gegevens: 1 oktober 2007
aantal bij
Geslaagd
geslaagd
geslaagd
Uitval
start
binnen
in
cumulatief
cumulatief
studerend
cohort
6 jr studie
het 7 jaar
1997
22
45%
14%
59%
36%
5%
1998
21
33%
5%
38%
52%
10%
1999
18
44%
-
44%
44%
12%
2000
16
56%
-
56%
31%
13%
2001
15
27%
-
27%
47%
20%
4
e
2002
14
-
-
7%
43%
50%
2003
10
-5
-
10%
50%
40%
2004
16
-
-
-
25%
75%
2005
20
-
-
-
35%
65%
2006
20
-
-
-
25%
75%
2007
21
-
-
-
-
100%
Geconstateerd kan worden dat met name de afstudeerperiode voor de studenten tot grote vertraging leidt. De redenen hiervoor zijn legio, verschillen uiteraard per student, maar zijn vaak tot twee hoofdoorzaken te herleiden. De eerste is de levensfase waarin de afstudeerders zich bevinden; huisje, boompje, beestje, zoals één van de afgestudeerden het zelf verwoordde. Men gaat vaste relaties aan, sticht een gezin, koopt een woning en al deze zaken eisen de nodige energie en tijd. De tweede hoofdoorzaak is de relatie met de beroepspraktijk. De afstudeerders krijgen - als gevorderde studenten - meer verantwoordelijkheid binnen de architectenbureau´s. Ze worden bijvoorbeeld als projectleider of assistent ontwerper ingezet. Deze verantwoordelijkheid leidt er vaak toe, dat men minder tijd aan de studie gaat besteden. Vaak ontstaan dilemma's over welke prioriteit men moet hanteren: een sprong in de carrière of het voltooien van de opleiding.
4 5
7% binnen 5 jaar 10% binnen 4 jaar
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 52
In relatie hiermee wordt door veel studenten de Academie als een laatste vrijplaats gezien waarin persoonlijke fascinaties kunnen worden onderzocht zonder interventies van dwingende bouwprocessen of externe instanties. De Academie heeft de afgelopen jaren maatregelen genomen om de doorstroom in de afstudeerfase te verbeteren. In het lesrooster zijn de bijeenkomsten met docenten en begeleiders geconcentreerd op één vrijdag in de 14 dagen. Voor de eerste twee meetmomenten voor de voortgang tijdens het afstuderen (de schouwen) zijn collectieve bijeenkomsten in het leven geroepen. Dit maakt het voor de studenten, de externe mentoren en de begeleidende docenten inzichtelijker om de voortgang van de deelnemende studenten te kunnen meten. In de “Regeling van het afstuderen” zijn duidelijke termijnen aan de fasen van de afstudeerstudie gekoppeld. Voor de collectieve activiteiten zijn die uiteraard ook in het lesrooster opgenomen. Ook zijn termijnen voor herkansingsmogelijkheden in de Regeling opgenomen. De indruk is dat deze maatregelen voor het merendeel van de studenten vruchten afwerpt. Maar er blijven studenten die door omstandigheden niet de termijnen (kunnen) halen. Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt het ‘Onderwijsrendement’ als voldoende. En wel op basis van de volgende observaties: De gerealiseerde rendementen zijn zondermeer laag, maar de Academie zet fors in op verbetering, voor zover het factoren betreft waarop zij invloed kan uitoefenen.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het onderwerp “Resultaten” als voldoende. eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het beroepenveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben tot dit oordeel geleid; het auditteam is van mening dat het eindniveau goed is; het onderwijsrendement is laag, maar de Academie op basis van een rendementanalyse thans (met als ijkpunt het streefcijfer 50% binnen zes jaar) maatregelen genomen het rendement te verbeteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 53
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
3.1.
Oordeelschema HBO master opleiding Architectuur
De oordelen in hoofdstuk 2 m.b.t. de master opleiding Architectuur volgen hieronder schematisch: HBO MASTER OPLEIDING Architectuur, deeltijd
Onderwerp / Facet
Oordeel V6
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke eisen 1.2. Niveau master 1.3. Oriëntatie HBO – Master
G G G
2. Programma 2.1. Eisen HBO – Master 2.2. Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3. Samenhang programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing
G G V V G V G V
3. Inzet van personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit personeel 3.3. Kwaliteit personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie resultaten 5.2. Maatregelen tot verbetering 5.3. Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd niveau 6.2. Onderwijsrendement
Samenvattend oordeel
6
V
V6 G G G V6 G G V V V V V6 G V
V
Extra aantekening “goed”
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 54
3.2.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de ArtEZ Hogeschool voor de Kunsten, in casu de Faculteit Bouwkunst, verzorgde HBO master opleiding Architectuur (deeltijd) in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 55
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring auditoren Drs. G.J. Stoltenborg Stoltenborg studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam en was al gedurende zijn studie werkzaam in projecten op het terrein van onderwijs en opleiding. Na een aantal jaren in de onderwijsresearch werkte hij op het gebied van het post-HBO en andere vormen van commerciële dienstverlening vanuit onderwijsinstellingen. Door een stationering in Brussel leerde hij de EU en het internationale projectenbeleid goed kennen. De afgelopen jaren werkt hij vanuit het kantoor in Den Haag op onderwerpen als marktonderzoek (deels samen met TNS NIPO), ontwikkeling van nieuwe opleidingen, competentiegericht leren, kwaliteitszorg en accreditatie. Ook voert hij het projectmanagement van innovatieprojecten en is hij betrokken bij internationale onderwijsprojecten. Prof. Ir. W. van den Bergh Van den Bergh is architect, studeerde bouwkunde aan de HTS in Heerlen en aan de Technische Universiteit in Eindhoven. Zijn afstudeerproject leverde hem een Archiprix voor studentenplannen op. Een jaar later werd hij geselecteerd voor 'La Biennale di Venezia. III Mostra Internazionale di Architettura', in Venetië, Italië. In 1986 won hij de gouden medaille van de Prix de Rome. Van 1984 tot 2001 had hij zijn eigen architectenbureau in Heerlen alwaar hij nog steeds een belangrijke rol speelt, gaf hij les aan de Technische Universiteiten van Eindhoven en Delft en aan Academies van Bouwkunst in Amsterdam, Rotterdam, Tilburg en Maastricht. Tussen 1992-94 was de heer Van den Bergh guest professor aan de Cooper Union, in New York, USA. Tussen 1994 en 2001 gaf hij onder andere les aan de Royal Danish Academy of Art and Architecture, in Copenhagen, de Mackintosh School of Architecture Glasgow University, Glasgow. Sinds 2001 is hij Professor aan de RWTH Aachen University Lehrstuhl für Wohnbau und Grundlagen des Entwerfens. Van den Bergh publiceerde verschillende boeken en artikelen en had zitting in de redactie van verschillende (internationale) architectuurbladen. Over zijn werk zijn meerdere tentoonstellingen georganiseerd. Ir. Chr. Kieckens Kieckens is architect te Brussel en daarnaast zeer actief in het architectuur onderwijs. Gastdocent aan het Hoger Architectuurinstituut Sint-Lucas te Gent (1980-1990). Gastdocent aan het Henry van de Velde Instituut Antwerpen (1987-1999). Docent Architectuur & Stedebouw aan de Academie van Bouwkunst te Tilburg (1993-1996). Gastdocent Academie van Bouwkunst Amsterdam (1994). Gastdocent École d’Architecture de Nancy (1996). Gasthoogleraar Institut Supérieur d’Architecture Saint-Luc de Wallonie te Luik (1996-1997). Hoogleraar Technische Universiteit Eindhoven (1999-2002). Visiting Professor Master Diploma Unit – Architectural Association te Londen (2000-2002). Hoogleraar Ontwerpen aan het Henry van de Velde Instituut Antwerpen (2004-heden). Kieckens heeft als architect en goot aantal projecten ontworpen. Bijvoorbeeld: Herinrichting Directielokalen Vlaamse Opera Antwerpen (1987-1988). Bankfiliaal Spaarkrediet Gent (1992). Studentencentrum KUB Tilburg (1996-1998). Inrichting Zeeuw Museum Middelburg (2002-2007). Herinrichting Industriële Ruimtes Brussel (2002-2004). Kantoorgebouw Caractère Erpe-Mere (2001-2003). Lisette Plouvier, ing Student Interieur architectuur PHL te Diepenbeek, België, Geslaagd met onderscheiding. (2000-2002) Student Academie van Bouwkunst Maastricht (2002). Student Technisch voorbereidend jaar Academie van Bouwkunst Amsterdam (2003) Student Academie van Bouwkunst te Amsterdam (2003-heden) ...
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 56
Drs. R. F. H.M. Stapert Stapert studeerde Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Tot 1981 was hij als docent werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusie-operatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft Stapert in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXIS-programma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatie-onderzoeken die door Hobéon certificering worden uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 57
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 58
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 59
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 60
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 61
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 62
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 63
BIJLAGE II Programma audit master opleiding Architectuur 18 april 2008 Arnhem Lok. R 2.14
Tijd 08.30 – 09.15 09.00 – 09.15
R 3.02 09.15 – 10.15
Activiteit / Gesprekspartners Overleg auditteam Directie Ko Jacobs Directie / Staf
Auditoren Auditteam Auditteam Auditteam
Ko Jacobs Ton Verstegen Gerard van Heel Moniek Otten Bob Zanders R 2.14
10.15 – 10.30
Overleg auditteam
Auditteam
10.30– 11.45
Docenten
Auditteam
11.45-12.00
Wim Korvinus – vast Ralph Brodrück – afst Annemariken Hilberink – afst Marc Reniers – atlr + prktkcel Lars Courage – atelier Harmen v/d Wal- kortatelier Johan Meeus – college Olv Klijn – college May Kooreman – oefening Ady Steketee – oefening Overleg auditteam
Auditteam
R 3.02
R 2.14
R 2.14
12.00-12.30
Bezoek Oude kraan werkplaatsen en auditorium
12.30-13.00
Bezoek Mediatheek
13.00-14.15 14.15 – 15.15
Lunch Studenten
15.15 – 15.30 15.30 – 16.15
Erwin Krabbenborg (1) Anouk Blom (1) Jasper van Dijke (2) Marloes Faber (2) Rudi Koster (3) Marije Weijers (3) Maarten Nieuwenhuize (4) Wietske Worm (4) Overleg auditteam Werkgevers
R 3.02
R 2.14
R 2.14
Auditteam
16.15 – 16.45 16.45 – 17.15 17.15-17.45
Overleg panel Directie / staf Overleg auditteam
Relatie beroepenveld Onderwijsontwikkeling Eindkwalificaties Samenhang programma (binnen en buiten) Toetsen en beoordelen Praktijkcomponent Internationalisering Studiebegeleiding Instroom Afstuderen Alumnibeleid Interne terugkoppeling / verificatie Verificatie voorzieningen en werkstukken
Intern overleg Verificatie Informatievoorziening Kwaliteit docenten Toetsen en beoordelen Studiebegeleiding (incl. buitenschools) Studeerbaarheid Studielast Materiële voorzieningen Invloed op opleidingsprogramma
Auditteam
Interne terugkoppeling / verificatie Relatie / Communicatie met opleiding Kwaliteit opleiding Begeleiding op werkplek Beoordeling studenten Kwaliteit docenten Kwaliteit studenten Betrokkenheid bij kwaliteitszorg Internationalisering
Auditteam Auditteam Auditteam
Vaststellen pending issues Pending issues Vaststellen voorlopig oordeel
Ab van Dam Jean Paul Kerstens – (werkveldcie) Frank Pörtzgen Martin Kleine Schaars Moniek Otten
R 3.02
R 2.14
Auditteam
Onderwerpen Voorbespreking Kennismaking Definitieve vaststelling programma Strategisch beleid, visie, missie Marktpositie en instroom Personeel Kwaliteitszorg Resultaten / rendementen Relatie beroepenveld / Alumni Internationalisering Lectoraat Interne terugkoppeling / verificatie
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 64
Lok. R 2.14
Tijd 08.30 – 09.15 1745 – 18.15
Activiteit / Gesprekspartners Overleg auditteam Directie / Staf
Auditoren Auditteam Auditteam
Onderwerpen Voorbespreking Voorlopige terugkoppeling
Ko Jacobs Ton Verstegen Gerard van Heel Moniek Otten Bob Zanders
R 3.02
(Eventueel) andere genodigden Auditteam Hans Stoltenborg
voorzitter
Wim van den Bergh
vakdeskundige
Christian Kieckens
werkvelddeskundige
Lisette Plouvier
student
Robert Stapert
deskundige onderwijs / secretaris
©Hobéon® Certificering Adviesrapport HBO master opleiding Architectuur, ArtEZ – september 2008 65