Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in: Nederlands Frans Engels/IDEE Hogeschool van Amsterdam
Scheveningseweg 46 2517 KV Den Haag T (070) 30 66 800 F (070) 30 66 870 I www.hobeon.nl E
[email protected]
Adviesrapport Accreditatie Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Nederlands Frans Engels/IDEE
croho: 35198 croho: 35196 croho: 35195
Hogeschool van Amsterdam
Hobéon® Certificering BV December 2009 Auditteam Drs. W. van Raaijen Prof. Dr. P. Sleegers Drs. R. Kraakman Drs. A. Corda R. van der Pluijm Secretaris Drs. R. Stapert
INHOUDSOPGAVE
MANAGEMENTSAMENVATTING
1
1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.4.1. 1.4.2. 1.4.3. 1.4.4. 1.4.5. 1.4.6. 1.4.7. 1.4.8. 1.4.9. 1.4.10. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. 1.9.
INLEIDING Kwaliteit lerarenopleiding Functie en bereik van het rapport Wijze van beoordeling Karakteristiek Tweedegraads lerarenopleiding HvA Algemeen De bacheloropleiding: Tweedegraads lerarenopleiding Visie Algemeen profiel Major - Minor Voltijd – deeltijd Kopopleidingen Het curriculum Uitstroomprofiel International Degree in English and Education - IDEE. Werkplekleren Relatie met het werkveld Opleiden in de school Visitatierapport ‘Samen scholen’ (april 2004) Auditteam
5 5 5 5 6 6 7 7 7 7 7 8 8 9 9 10 10 11 11 12
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7 Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
15 15 15 19 21 22 22 28 31 35 39 42 43 50 50 52 54 56 56 58 60 60 62 64 65 65 68
3. 3.1. 3.2. 3.3. 3.3.1. 3.3.2. 3.3.3.
SAMENVATTEND OORDEEL Integraal oordeel/advies aan NVAO Beoordelingskader Beoordelingsprocedure en werkwijze Documentanalyse Audit Beslisregels
71 78 78 78 78 79 79
MANAGEMENTSAMENVATTING Algemene gegevens Naam van de instelling: Namen van de opleidingen:
Varianten van de opleiding: Locatie van de opleiding: Naam VBI: Datum visitatie: Datum VBI-rapport
Hogeschool van Amsterdam. Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van Nederlands; Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van Frans; Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van Engels; / International Degree in English and voltijd, deeltijd en kopopleiding. Amsterdam. Hobéon Certificering b.v. 26 t/m 29 mei 2009. december 2009.
de tweede graad: de tweede graad: de tweede graad: Education – IDEE;
Beoordelingskader Het bij het onderzoek gehanteerde beoordelingskader is geweest ‘Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs Nederland’ (14 februari 2003). Bij het uitvoeren van de audit heeft Hobéon Certificering voorts rekening gehouden met de afspraken tussen de NVAO en de VBI’s aangaande de accreditatieonderzoeken van lerarenopleidingen. Deze behelzen afspraken over de samenstelling van de panels, de duur en de omvang van de visitatie aan de lerarenopleidingen, de inhoud van het curriculum en het gerealiseerde niveau. Het auditteam heeft getoetst op welke wijze de opleidingen van de Hogeschool van Amsterdam de samenwerking met de opleidingsscholen vorm geven en op welke wijze de opleidingen de kwaliteit van het ‘opleiden in de school’ borgen. Het auditteam heeft ook aandacht gegeven aan de implementatie van de landelijke kennisbases voor tweedegraads lerarenopleidingen. De audit omvatte verschillende tweedegraads lerarenopleidingen van de Hogeschool van Amsterdam. In overleg met de NVAO is de beoordeling van deze opleidingen uitgevoerd in een aantal clusters, passend bij de wijze waarop de opleidingen binnen de hogeschool georganiseerd zijn. Samenstelling auditteam Het auditteam van Hobéon voor de opleidingen bestond uit de volgende personen Drs. W. van Raaijen, lead auditor; Prof. Dr. P. Sleegers, vakdeskundige lerarenopleidingen; Drs. A. Corda, vakdeskundige Talen; Drs. R. Kraakman, werkvelddeskundige lerarenopleidingen; R. van der Pluijm, student. Aan het auditteam was toegevoegd: drs. R. Stapert als secretaris van Hobéon Certificering.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 1
Integraal oordeel/advies aan NVAO Hobéon Certificering adviseert de NVAO de hbo bachelor opleidingen tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Nederlands, Frans en Engels in al hun varianten te accrediteren. Dit advies is gebaseerd op de volgende overwegingen. Onderwerp Doelstellingen Opleiding: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp voor de opleidingen in alle varianten is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: de opleidingskwalificaties die de talenopleidingen hanteren, zijn gebaseerd op de kwalificaties zoals beschreven in de algemene lerarencompetenties van de Stichting Beroepskwaliteit Lerarenopleiding. Daarnaast hanteren de talenopleidingen elke de landelijk vastgestelde (of nog vast te stellen) kennisbasis; de opleidingen bespreken de eindkwalificaties ten minste vier keer per jaar binnen de kaders van de zogeheten Veldadviesraad – VAR; de opleidingen onderhouden contacten met het beroepenveld, i.c. het onderwijsveld waar de afgestudeerde tweedegraads talendocenten terechtkomen; de competenties van de talenopleidingen voldoen aan het niveau bachelor zoals deze beschreven zijn in de Dublin descriptoren. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van onderwerp 1 (“Doelstellingen Opleiding”) als goed voor de opleidingen tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Nederlands, Frans en Engels, wat een kwalificatie ‘goed’ rechtvaardigt, en als excellent voor de opleiding IDEE, wat een kwalificatie ‘excellent’ rechtvaardigt. Onderwerp Programma: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp voor beide opleidingen in alle varianten is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: het curriculum dat de talenopleidingen aanbieden, biedt studenten gelegenheid hun kennis te ontwikkelen in interactie met het onderwijs-beroepenveld; de talenopleidingen stimuleren studenten om ervaring op te doen in het buitenland. Zo stimuleren de opleidingen om een minor te volgen in het buitenland; het door de talenopleidingen gebruikte studiemateriaal is voldoende relevant, het is helder van opzet en voor studenten, zo geven zij tijdens de audit aan, goed bruikbaar; de verschillende curriculumonderdelen volgen actuele ontwikkelingen, sluiten aan op de praktijk en zijn opgesteld in overleg met het werkveld; de inhoud en de opbouw van het curriculum van de talenopleidingen laten een verticale structuur zien die gekenmerkt wordt door een toenemende complexiteit; er is sprake van afstemming tussen theoriemodulen en de onderwijs/praktijkcomponent hetgeen de horizontale samenhang borgt; de talenopleidingen houden in de propedeusefase rekening met het instroomniveau van de studenten; het auditteam heeft geconstateerd, dat de talenopleidingen een omvang hebben van 240 ECTS; de talenopleidingen hebben het didactische concept voldoende uitgewerkt; de werkvormen zijn hieruit voldoende afleidbaar; de talenopleidingen maken gebruik van verschillende toetsvormen. De door het auditteam bestudeerde toetsen zijn op bachelorniveau. Onderwerp Inzet van Personeel: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp voor beide opleidingen in alle varianten is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: docenten van de talenopleidingen leggen in hun onderwijs in voldoende mate relaties met het onderwijswerkveld; de onderwijs-beroepspraktijk participeert in de uitvoering van de opleidingsprogramma’s. De talenopleidingen sporen onderwijsorganisaties aan om hieraan deel te nemen; studenten zijn tevreden over de vakinhoudelijke- en werkveldkennis van hun docenten; studenten geven aan dat het aantal docenten dat de talenopleidingen verzorgd voldoende is;
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 2
op basis van bestudering van de cv’s constateert het auditteam dat wat betreft vakdeskundigheid de talendocenten voldoende toegerust zijn om hun opleiding op hbo-niveau te verzorgen; docenten krijgen gelegenheid om zich verder te bekwamen op hun vakgebied, zowel vakinhoudelijk als vakdidactisch.
Onderwerp Voorzieningen: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp voor beide opleidingen in alle varianten is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: de ruimtelijke voorzieningen zijn toereikend en maken het mogelijk de opleidingen op een adequate wijze te realiseren; de studiebegeleiding door de talen opleidingen is adequaat; de informatievoorziening aan studenten en docenten is voldoende. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel een facet van onderwerp 4 (“Voorzieningen”) als voldoende en een als goed voor de opleidingen tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Nederlands, Frans en Engels (en IDEE), wat een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp rechtvaardigt. Onderwerp Interne Kwaliteitszorg: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp voor beide opleidingen in alle varianten is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: de talenopleidingen hanteren een voldoende uitgewerkt en functionerend kwaliteitszorgsysteem. Evaluaties zijn duidelijk in de planningscyclus van de hogeschool geplaatst en hebben daardoor een structureel karakter. De talenopleidingen voeren vervolgens de verschillende evaluaties uit; de opleidingen evalueren regelmatig. Waar nodig worden verbetermaatregelen genomen die vertaald zijn in verbeteracties; medewerkers en studenten worden systematisch betrokken bij evaluaties in het kader van kwaliteitszorg; het beroepenveld levert langs formele en informele weg input wat betreft de kwaliteit van de opleidingen. Onderwerp Resultaten: voldoende Het oordeel over alle facetten van dit onderwerp voor beide opleidingen in alle varianten is positief. De volgende overwegingen hebben tot dat oordeel geleid: de eindproducten van de studenten zijn op bachelorniveau; de talenopleidingen hebben streefcijfers geformuleerd; de rendementen zijn laag, maar de opleidingen nemen krachtige maatregelen om deze situatie te verbeteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 3
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 4
1.
INLEIDING
1.1.
Kwaliteit lerarenopleiding
Hobéon Certificering heeft bij de beoordeling van de tweedegraads lerarenopleidingen van de Hogeschool van Amsterdam expliciet rekening gehouden met de afspraken tussen de NVAO en de VBI’s naar aanleiding van de brief (d.d. 14 november 2007) van de Staatssecretaris OCW aan de NVAO over ‘Accreditatie van lerarenopleidingen’. In overleg tussen de NVAO en de VBI’s zijn afspraken gemaakt over de samenstelling van de panels, de duur en de omvang van de visitaties en over de bijzondere aandacht voor de inhoud van de curricula en het gerealiseerde niveau. Om de ‘externe legitimering’ verder te borgen is de visitatie in tijd verlengd om extra gesprekken te kunnen voeren met studenten, docenten, werkveld en alumni. In het programma van de visitatie is dan ook naast de reguliere gesprekken ruimte gemaakt voor gesprekken tijdens lesbezoek met (deels at random geselecteerde) studenten en docenten. Het auditteam heeft voorts ‘producten’ van studenten beoordeeld, waaronder portfolio’s, toetsen en (afstudeer)werkstukken. Hiermee volgt Hobéon Certificering de toezeggingen van de voorzitter van de NVAO aan de Staatssecretaris inzake de beoordeling van de kwaliteit van de lerarenopleiding (brief voorzitter NVAO aan de Staatssecretaris OCW, d.d. 22 november 2008, NVAO/20073488/FV). In opdracht van het Algemeen Directeuren Overleg van Educatieve Faculteiten (ADEF) is in 2004‘05 de ontwikkeling van een landelijke kennisbasis voor de onderscheiden tweedegraads lerarenopleidingen tot stand genomen. De kennisbasis betreft het geheel aan vakinhoudelijke en vakdidactische kennis en vaardigheden die een tweedegraads leraar in een bepaald vak moet bezitten. Het auditteam heeft gekeken naar de ontwikkeling en implementatie van de kennisbases voor de verschillende opleidingen en heeft geconstateerd, dat de Hogeschool van Amsterdam (HvA), in casu de Afdeling vo/bve, zeer actief heeft meegewerkt (en nog meewerkt) aan het ontwerpen van de vakinhoudelijke eindkwalificaties. Zie bij facet 1.1.
1.2.
Functie en bereik van het rapport
Het voorliggende rapport bevat het advies aan de NVAO dat door Hobéon Certificering als Visiterende en Beoordelende Instantie is opgesteld ten behoeve van de accreditatie van de HBO bachelor: Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in: Nederlands (CROHO 35198), voltijd, deeltijd; Frans (CROHO 35196), voltijd, deeltijd; Engels (CROHO 35195), voltijd, deeltijd, variant International Degree in English and Education -IDEE , voltijd.
1.3.
Wijze van beoordeling
Inleiding De tweedegraads lerarenopleidingen van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) vormen tezamen de Afdeling vo/bve, die op haar beurt onderdeel is van het Domein Onderwijs en Opvoeding. De Afdeling vo/bve heeft een strakke regiefunctie die niet alleen op beleidsniveau, maar ook (zij het deels) op het niveau van onderwijsontwerp en -uitvoering zichtbaar is. Dit heeft het mogelijk gemaakt in de beoordeling van de onder de Afdeling vo/bve ressorterende tweedegraads lerarenopleidingen een sterke generieke dimensie aan te brengen. Anders gezegd, Hobéon Certificering heeft de opzet van het beoordelingsproces en de rapportage afgestemd op de interne organisatie van de Afdeling vo/bve.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 5
Basis van het onderzoek De generieke Management Review van de Afdeling vo/bve en de opleidingsspecifieke Management Reviews vormden de basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering. Generieke benadering Hobéon Certificering heeft zoveel mogelijk aspecten van de onderhavige lerarenopleidingen op een zo hoog mogelijk aggregatieniveau beoordeeld. Daarbij gaat om (bijvoorbeeld) de ‘leraren component’ binnen de doelstellingen, de basisstructuur van de curricula, de methode van toetsen en beoordelen, het Werkplekleren / Opleiden in de School, het personeelsbeleid en de kwaliteitszorg. Specifieke benadering Specifieke (bijvoorbeeld vakinhoudelijke) aspecten en andere identiteitsbepalende elementen zijn telkens op het niveau van de afzonderlijke opleidingen beoordeeld. Uitwerking De opzet van de visitatie was als volgt: op de 1e dag van de visitatie heeft het auditteam die onderwerpen besproken die op het niveau van de Afdeling vo/bve worden aangestuurd en/of uitgevoerd. In de daaropvolgende drie dagen voerde het auditteam gesprekken met vertegenwoordigers uit de respectieve opleidingen en het werkveld. Deze laatste gesprekken hadden een tweeledig doel: (i) verificatie op het niveau van implementatie, (ii) beoordeling van opleidingsspecifieke elementen. Rapportage In het onderhavige rapport komt per facet de generieke aanpak tot uitdrukking in de paragraaf ‘Algemeen’, waarmee de beschrijving van de facetten telkens aanvangt. Daarna volgen, indien daartoe aanleiding bestaat, de opleidingsspecifieke paragrafen.
1.4.
Karakteristiek Tweedegraads lerarenopleiding HvA
1.4.1. Algemeen Het Domein Onderwijs en Opvoeding van de HvA kent twee afdelingen: Afdeling Voortgezet Onderwijs/Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie (vo/bve) o 22 bachelor lerarenopleidingen vo/bve (in feite 23, omdat de opleiding IDEE, die hetzelfde croho-nummer heeft als de opleiding Engels, als een geheel eigen opleiding functioneert); o 6 master lerarenopleidingen vo/bve; o masteropleiding pedagogiek. Afdeling PABO/Pedagogiek. o bachelor lerarenopleiding primair onderwijs (pabo); o bachelor opleiding pedagogiek. HvA Domein Onderwijs en Opvoeding telt per oktober 2008 ca. 4200 studenten, verdeeld over 32 opleidingen in diverse varianten. Het aantal medewerkers bedraagt 271 (195 fte). De Afdeling vo/bve biedt ten minste drie minoren aan die specifiek passen binnen de profielen, te weten in ieder geval één minor voor het havo/vwo-profiel (de minor ‘Werken in het havo/vwo’) en twee minoren voor het beroepsonderwijsprofiel (de minoren ‘Werken in het vmbo’ en ‘Werken in het mbo’).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 6
1.4.2. De bacheloropleiding: Tweedegraads lerarenopleiding De Afdeling vo/bve heeft haar tweedegraads lerarenopleidingen in organisatorische zin als volgt gegroepeerd. Team 1 Team 2 Team 3 Team 4 Team 5
Team 6
Geschiedenis en Aardrijkskunde. Maatschappijleer, Algemene economie en Bedrijfseconomie. Engels en Frans. International Degree in English and Education - IDEE. Nederlands en Wiskunde. Gezondheidszorg & Welzijn, Consumptieve Techniek, Techniek in de Onderbouw, Bouwkunde, Bouwtechniek, Elektrotechniek, Grafische Techniek, Mechanische Techniek, Motorvoertuigentechniek en Werktuigbouwkunde. Biologie, Natuurkunde en Scheikunde.
Alle tweedegraads lerarenopleidingen van de Afdeling vo/bve hebben een voltijd- en een deeltijdvariant, met uitzondering van de opleiding IDEE, die alleen in voltijd wordt aangeboden.
1.4.3. Visie De notie ‘competentie’ staat centraal in de opleidingsvisie van de Afdeling vo/bve. Het leren vanuit werkproblemen, met als doel theorie en praktijk met elkaar te verbinden, is de basis van het competentiegericht opleiden. Het leren oplossen van beroepsproblemen gaat hand in hand met het ontwikkelen van een kennisbasis en met reflectie op de theorie en op de relevantie daarvan voor het praktisch handelen. Drie hoofdkenmerken bepalen de inrichting van de opleidingen: Kennisintensief: de leraar als makelaar in kennis. Omgevingsgericht: de leraar als intermediair tussen student en beroepspraktijk / maatschappij. Persoonsgericht: de leraar als opleider en begeleider.
1.4.4. Algemeen profiel In de profilering van de lerarenopleidingen van de HvA spelen sterke vakgerichtheid (zie 1.4.8.), het werkplekleren, de relatie met het werkveld en het ‘Opleiden in de School’ een grote rol. Zie voor deze drie laatste aspecten § 1.5, 1.6, 1.7.
1.4.5. Major - Minor Het programma van de opleidingen is zowel in de voltijd- als in de deeltijdvariant verdeeld in een major (210 ec’s ) en een minor (30 ec’s ). Binnen de major (de basisopleiding)geeft de Afdeling vo/bve het competentiegerichte opleiden vorm in een model dat rust op vier pijlers: vak, werkplekleren (WPL), algemene beroepsvoorbereiding (ABV) en metawerk. De minor is een keuzeonderdeel in het 4e jaar van de opleidingen. De minor biedt de student de gelegenheid om ter verdieping, verbreding of verrijking van zijn individuele beroepsprofilering een studieonderdeel te kiezen. De student is vrij een minor binnen of buiten het eigen domein te kiezen, mits hij de keuze kan verantwoorden en de examencommissie toestemming geeft. Profileringen De opleidingsprogramma’s kennen met ingang van het cohort 2006-2007 een geprofileerde uitstroom: ‘havo/vwo’ en ‘beroepsonderwijs (vmbo – mbo)’ Deze profilering komt onder andere tot uiting in de keuze van de minor, in het werkplekleren in de laatste fase van de opleiding en in het afstuderen.
1.4.6. Voltijd – deeltijd Alle opleidingen (m.u.v. IDEE) worden ook in deeltijd aangeboden. Deeltijdopleidingen zijn gericht op dezelfde competenties en hebben dezelfde examenprogramma’s als de voltijd opleidingen. De curricula verschillen in opbouw en in werkvormen. Kenmerkend voor de deeltijdopleidingen is voorts de mogelijkheid tot verkorte (maatwerk)routes. Voltijd opleidingen en deeltijdopleidingen hebben echter niet noodzakelijkerwijs een identiek curriculum. Van voltijdstudenten wordt verwacht dat zij 40 uur per week beschikbaar zijn voor studie en stage, terwijl bij deeltijdstudenten uitgegaan wordt van een beschikbaarheid van 20 tot 25 uur per week.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 7
Deeltijdstudenten vormen een zeer diverse groep: mensen die (onbevoegd) werkzaam zijn in het onderwijs, mensen die werkzaam zijn in een geheel andere sector, mensen zonder baan, enz. Wat deeltijdstudenten gemeen hebben, is hun levenservaring, werkervaring en vaak ook studieervaring, waardoor zij over competenties beschikken op het gebied van studievaardigheden en studiehouding die hen in staat stellen met minder studietijd en met minder begeleiding startbekwaam te worden. Daarnaast beschikken veel deeltijdstudenten over eerder verworven competenties (EVC’s). De kern van het deeltijdmodel is dat het studenten in staat stelt om, afhankelijk van hun reeds aanwezige competenties en van de ontwikkeling die zij tijdens de studie doormaken, verschillende trajecten te doorlopen. Met elke toekomstige deeltijdstudent wordt een intakegesprek gevoerd en een individueel studiecontract afgesloten. Verkorting van het studietraject wordt vastgesteld aan de hand van zogenaamde evc-matrices voor de vakoverstijgende curriculumonderdelen en voor de vakcomponent.
1.4.7. Kopopleidingen De Afdeling vo/bve biedt afgestudeerden (bachelors) uit hbo en wo kopopleidingen aan: éénjarige lerarenopleidingen in een schoolvak dat aansluit op de vooropleiding van de desbetreffende bachelor. Het programma omvat de vier genoemde pijlers, met dien verstande dat in de pijler Vak/Vakdidactiek alleen de vakdidactiek wordt aangeboden, omdat de vakspecifieke kennisbasis al in de voorafgaande bacheloropleiding is verworven. Verder omvat het programma geen afstudeerproduct en ook geen minor, omdat het aantonen van het vereiste hbo bachelorniveau, respectievelijk de met de minor beoogde verbreding of verdieping, reeds heeft plaatsgevonden in de voorafgaande bacheloropleiding. Ten slotte: de kopopleiding kent geen uitstroomprofilering.
1.4.8. Het curriculum Het curriculum van de opleidingen bestaat uit twee delen: (i) een, voor alle studenten verplicht, vakoverstijgend deel dat voor alle opleidingen gelijk is en (ii) een opleidingsspecifiek deel In de (generieke) Management Review van de Afdeling vo/bve zijn inhoud en doelstellingen van het vakoverstijgende deel van de curricula concreet en gedetailleerd beschreven. De opleidingen kennen drie fasen: propedeuse (jaar 1), hoofdfase (jaar 2 en 3) en afstudeerfase (jaar 4). Elke fase wordt afgesloten met een bekwaamheidsproef: een integrale beoordeling van de competenties in hun onderlinge samenhang en van de daaraan ten grondslag liggende kennis, vaardigheden en attituden. Na het met goed resultaat afleggen van een bekwaamheidsproef is de student respectievelijk hoofdfasebekwaam, LIO-bekwaam en startbekwaam. De major vormt de basisopleiding en kent vier “curriculumpijlers”: ‘Vak/ Vakdidactiek’ (96 ec’s) Systematische ontwikkeling van kennis en vaardigheid in het schoolvak en de bijbehorende vakdidactiek. De inhoud is voor de meeste vakgebieden bepaald in de landelijk vastgestelde kennisbasis. Binnenkort zal dat voor alle vakken het geval zijn. De sterke vakgerichtheid binnen de lerarenopleidingen van de HvA wordt met name in deze pijler manifest. Werkplekleren – WPL (60 ec’s) Brede ontwikkeling in de schoolpraktijk op alle competentiegebieden. De student werkt met ‘leertaken’ (open, flexibele opdrachten), waarbij het toepassen van de in de lessen Vak & Vakdidactiek en Algemene Beroepsvoorbereiding verworven theorie (kennis) vereist is. Algemene beroepsvoorbereiding –ABV (24 ec’s ) Voorbereiding op pedagogische, onderwijskundige en didactische aspecten van het beroep. De inhoud is bepaald in de landelijk vastgestelde generieke kennisbasis. De groepen zijn bij ABV in termen van ‘vak’ gemengd samengesteld om studenten te stimuleren vakoverstijgend te denken en samen te werken. Metawerk (18 ec’s ) Ervaringen uit de verschillende curriculumpijlers komen hier samen en de student reflecteert op zijn ontwikkeling, maakt jaarlijks een POP en doet regelmatig verslag van zijn ontwikkeling in zijn portfolio. De metawerkgroep is vakgebonden en fungeert vooral in de eerste jaren als “thuisbasis” van de student.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 8
De onderzoekslijn De onderzoekslijn omvat een samenhangende reeks opdrachten, ingebed in de respectieve pijlers. In Algemene Beroepsvaardigheden (ABV) en Metawerk worden onderzoekstheorie & -vaardigheden aangeleerd die vervolgens in het Werkplekleren via opdrachten worden toegepast. De onderzoekslijn culmineert in het afstudeerproduct. Op deze wijze werken de opleidingen systematisch aan het ontwikkelen van onderzoeksvaardigheden en een onderzoeksgerichte houding. Daarbij wordt steeds de praktijk van de student zelf onderzocht, zodat de onderzoekslijn bijdraagt aan een verdieping van het leren in de praktijk. In het Afstudeerproduct (het LiO-praktijkonderzoek, 9 ec’s in jaar 4) komen kennis en ervaring uit de vier pijlers samen. De student bewijst, dat hij op bachelorniveau kan denken en handelen. De Afdeling vo/bve beschouwt het verrichten van onderzoek als een integraal onderdeel van de startbekwaamheid van de leraar. De onderzoekslijn loopt als een rode draad door het curriculum: vanaf het eerste studiejaar worden de student bouwstenen aangereikt om uiteindelijk in het laatste studiejaar onderzoek te kunnen verrichten in het kader van de (profiel)minor.
1.4.9. Uitstroomprofiel Vanaf het cohort 2006 kiezen de studenten van de meeste opleidingen vóór het derde jaar één van de twee uitstroomprofielen “havo/vwo” of “beroepsonderwijs”. Het uitstroomprofiel komt tot uitdrukking in de volgende programmaonderdelen: binnen de pijler Vak/Vakdidactiek wordt het vakonderdeel in jaar 3 geheel of gedeeltelijk profielspecifiek ingevuld; het Werkplekleren in jaar 3 zal in de meeste gevallen geheel, maar in ieder geval met een minimum van 30%, plaatsvinden in een onderwijstype passend bij het profiel het Werkplekleren in jaar 4 en het afstudeerproduct vinden geheel binnen een bij het profiel passend onderwijstype plaats.
1.4.10. International Degree in English and Education - IDEE. De opleiding IDEE, gestart in 1992, neemt binnen de Afdeling vo/bve een bijzondere plaats in. Het programma is gericht op een zogeheten bi-diplomering of ‘double degree’ en wordt aangeboden in samenwerking met de University of Wolverhampton - UoW in Engeland. Deze samenwerking is uitgewerkt in een Memorandum of Co-operation. Tijdens de hoofdfase (de fase na het zogeheten ‘foundation year’) volgen Nederlandse en Britse studenten de helft van het programma in Wolverhampton en de helft in Amsterdam. De studiepunten die behaald worden in beide instellingen tellen mee voor de twee eindkwalificaties van de opleiding, te weten: Bachelor of Education (HvA) Bachelor of Arts (B.A. Honours) in Education Studies and English (UoW) De eindkwalificatie in Engeland is een academische graad op wo honours niveau. De eindkwalificatie in Nederland is een hbo bachelor met een tweedegraads bevoegdheid in Engels. Alle modulen in de hoofdfase leiden tot beide eindkwalificaties. Ergo: alle modulen, ook die welke door de HvA worden verzorgd, zijn onderdeel van de eindkwalificatie op wo honours niveau. Naast de samenwerking met Wolverhampton, is er ook een overeenkomst met de University of Cambridge: de opleiding IDEE is officieel erkend als centrum voor het aanbieden van het: In-service Certificate of English Language Teaching (ICELT). Dit internationaal erkende en bekende certificaat wordt behaald op basis van een portfolio, dat wordt samengesteld tijdens de opleiding. HvA Onderwijs en Opvoeding is, als enige binnen de Benelux, erkend door de University of Cambridge als instelling voor het opleiden voor en het uitreiken van dit certificaat.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 9
Opzet programma IDEE op hoofdlijnen Het programma in de hoofdfase is opgebouwd uit modulen gericht op het vak (Engelse taal- en letterkunde), en het beroep (onderwijskunde en vakdidactiek). Er is een gelijke verdeling tussen vakmodulen (50%) en beroepsvoorbereiding (50%) in zowel het Nederlandse als in het Engelse deel van het programma. Studenten worden in de propedeuse voorbereid op het onderwijs in de hoofdfase, dat op academisch niveau plaatsvindt.
Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4
HvA Onderwijs en Opvoeding University of Wolverhampton Voorbereidende jaar (propedeuse) aan de HvA (60 ec’s) 2 Vakdidaktiek modulen + stage (15 ec’s) 2 Onderwijskundemodulen (15 ec’s ) 2 Modulen Engelse taal- en letterkunde (15 ec’s) 2 Modulen Engelse taal- & letterkunde (15 ec’s) 2 Vakdidaktiek modulen + stage (15 ec’s ) 2 Onderwijskundemodulen (15) 2 Modulen Engelse taal- en letterkunde (15 ec’s) 2 Modulen Engelse taal- & letterkunde (15 ec’s) 1 Dubbele beroepsmodule + stage (15 ec’s) 2 Onderwijskundemodulen (15 ec’s) 2 Modulen Engelse taal- en letterkunde (15 ec’s) 2 Modulen Engelse taal- & letterkunde (15 ec’s)
Tijdens hun semester in Amsterdam, voeren studenten een stage uit op een school in het tweedegraadsgebied als onderdeel van een TESOL module (Teaching English to Speakers of Other Languages). Het programma in Wolverhampton biedt studenten een breed, theoretisch kader voor het vak en beroep. Het programma in Nederland schept eveneens een theoretisch kader, maar dit wordt gerelateerd aan de specifieke eisen van de beroepspraktijk in Nederland. De praktische voorbereiding op het leraarschap, de ontwikkeling van de competenties en het verwerven van de kennisbasis worden gedekt door het programma in Nederland.
1.5.
Werkplekleren
Tijdens het Werkplekleren (hierna: WPL) staat een brede ontwikkeling in de praktijk op alle competentiegebieden centraal. In het WPL krijgt de student ‘leertaken’ (een vorm van open, flexibele opdrachten) aangereikt, waarbij het zichtbaar toepassen van in de lessen vak/vakdidactiek en Algemene Beroepsvoorbereiding (hierna: ABV) aangeleerde theorie vereist wordt. Deze pijler bestaat uit 60 studiepunten (29 % van de major, 25% van de totale opleiding), start in jaar 1 en neemt elk jaar in omvang toe. Aan het einde van elke fase (propedeuse, hoofdfase, afstudeerfase), vindt een bekwaamheidsproef plaats. Deze bekwaamheidsproeven zijn ‘integratieve beoordelingsmomenten’: de verschillende competenties worden in samenhang aangetoond, hetgeen ook geldt voor de competentieaspecten kennis, vaardigheden en attituden. De student integreert praktijkervaringen met theoretische (o.a. vakdidactische) inzichten, verbindt vroegere leerervaringen met nieuwe leerervaringen en geeft er blijk van het geleerde te kunnen toepassen in nieuwe situaties. Het slagen voor de bekwaamheidsproeven is voorwaardelijk voor doorstroming naar de volgende fase van de opleiding c.q. het afstuderen.
1.6.
Relatie met het werkveld
De Afdeling vo/bve heeft een structurele relatie met ongeveer honderd scholen in vo en mbo, gespreid over het verzorgingsgebied van de opleidingen1. In 2007-2008 liep 80% van de studenten (voltijd en deeltijd) hun leerwerktraject op één van deze scholen. Vaste begeleiders vanuit de opleidingen onderhouden contact met deze scholen en begeleiden daar de studenten. Er is op meerdere niveaus (docentniveau, directieniveau) een sterke interactie met het scholenveld die ten goede komt aan de praktijkgerichtheid van opleiders en aan de inhoudelijk kwaliteit van het curriculum.
1
Noord-Holland, Regio Leiden en Duin- & Bollenstreek, Almere.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 10
Contact op docentniveau verloopt vooral via de hierboven genoemde vaste begeleiders per school. Op directieniveau worden contacten o.a. onderhouden via enkele, namens het management van de Afdeling vo/bve optredende, ‘ambassadeurs’ én een adviesraad bestaande uit directieleden van scholen: de Veldadviesraad (VAR).
1.7.
Opleiden in de school
Het concept opleiden in de school is vanaf de introductie in 2000 voor de HvA de belangrijkste motor geweest voor het vernieuwen en intensiveren van de relaties met het werkveld. Opleiden in de school wil zeggen, dat scholen actief inhoudelijk inbreng hebben in het leerproces van de studenten, in tegenstelling tot de traditionele stage, waarbij de rol van de school zich beperkt tot het bieden van oefengelegenheid in de school. Binnen de bovengenoemde groep van ca. honderd scholen zijn ca. veertig opleidingsscholen. Medewerkers van een opleidingsschool vervullen een actieve rol als medeopleider. Het opleiden in de school werkt als een experimenteeromgeving met een grote spin-off naar de gehele opleiding: in de eerste plaats naar het werkplekleren op de niet-opleidingsscholen, maar ook naar andere curriculumonderdelen. Er is (vooral) via de opleidingsscholen een structurele en intensieve interactie met de schoolpraktijk ontstaan.
1.8.
Visitatierapport ‘Samen scholen’ (april 2004)
Het auditteam heeft de resultaten van het visitatierapport ‘Samen scholen’ ( Den Haag, april 2004) bestudeerd. De opleidingen hebben in hun Management Reviews nadrukkelijk aandacht besteed aan de visitatie in 2003. Voor de tweedegraads lerarenopleidingen die onderwerp zijn van deze rapportage merkte de visitatiecommissie in haar rapport het volgende op. Nederlands De visitatiecommissie was over het algemeen positief over de opleiding. Zo sprak zij haar waardering uit over (i) visie en doelstellingen, (ii) de relatie tussen doelstellingen en programma, (iii) de uitwerking naar leerdoelen, (iv) de stage en (v) de wijze waarop de opleiding het zogeheten dubbele bodem principe (het gaat om leren en over leren, zie ook onder facet 2.7.) in haar programma zichtbaar maakt. Kritiekpunten waren: deeltijdopleiding is nog te weinig studentgericht; verdieping in didactiek en niet in vakkennis; werkstukken hebben over het algemeen betrekking op didactische en pedagogische consequenties; de feedback na toetsing is te weinig gestructureerd. Het auditteam constateert thans, dat de opleiding substantiële verbeteringen heeft aangebracht daar waar het gaat om: (i) de gerichtheid op vakkennis, (ii) de validiteit van beoordelingscriteria voor werkstukken en (iii) de organisatie van de feedback na toetsing. Frans Het visitatierapport is positief over (i) de kwaliteit van de afstudeerwerkstukken en (ii) de relatie tussen eindkwalificaties en programma. Het visitatierapport levert voorts het volgende beeld: de integratie van vakspecifieke kennis, beroepsvaardigheden en beroepshouding en de afstemming op de beroepspraktijk hebben ertoe geleid, dat het niveau van de vakinhoud achteruitgaat; het materiaal waarmee gewerkt wordt is aan de magere kant, met name door het ontbreken van verdiepende informatie, maar ook omdat het studiemateriaal niet altijd actueel is; de verschillen tussen stages zijn groot, doordat de scholen een grote invloed hebben op de inhoud van de stage, bijvoorbeeld op het al dan niet gebruiken van de doeltaal als voertaal. De visitatiecommissie sprak in dit verband van ‘een kloof tussen de PmL- eindtermen2 en de praktijk in de stagescholen’; de vakliteratuur in de mediatheek is aan de magere kant.
2
PmL: Procesmanagement Lerarenopleidingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 11
Het auditteam constateert thans, dat de opleiding substantiële verbeteringen heeft aangebracht, daar waar het gaat om: (i) de gerichtheid op vakkennis, (ii) de kwaliteit van het studiemateriaal en de vakliteratuur en (iii) de interactie met het werkveld . Engels Het visitatierapport is positief over (i) de kwaliteit van de afstudeerwerkstukken en zeer positief over het feit, dat de opleiding de PmL eindtermen weet te realiseren via een verblijf (21 weken) van haar studenten in het buitenland. Voorts levert het visitatierapport het volgende beeld: de integratie van vakspecifieke kennis, beroepsvaardigheden en beroepshouding en de afstemming op de beroepspraktijk hebben ertoe geleid, dat het niveau van de vakinhoud achteruitgaat; het materiaal waarmee gewerkt wordt is aan de magere kant, met name door het ontbreken van verdiepende informatie, maar ook omdat het studiemateriaal niet altijd actueel is; de verschillen tussen stages zijn groot, doordat de scholen een grote invloed hebben op de inhoud van de stage, bijvoorbeeld op het al dan niet gebruiken van de doeltaal als voertaal. De visitatie sprak in dit verband van ‘een kloof tussen de PmL- eindtermen en de praktijk in de stagescholen’; de vakliteratuur in de mediatheek is aan de magere kant. Het auditteam constateert thans, dat de opleiding substantiële verbeteringen heeft aangebracht, daar waar het gaat om: (i) de gerichtheid op vakkennis, (ii) de kwaliteit van het studiemateriaal en de vakliteratuur en (iii) de interactie met het werkveld. IDEE Behoudens een enkele opmerking over het aandeel van de vakliteratuur in de mediatheek (‘te mager’), was het visitatierapport m.b.t. alle facetten zeer te spreken over de kwaliteit van de opleiding. Het auditteam constateert thans, dat het aandeel van de vakliteratuur in de mediatheek aanzienlijk is versterkt.
1.9.
Auditteam
Het volledige auditteam dat bij het accreditatie onderzoek betrokken is geweest, bestond uit de volgende personen (tevens is hun functie binnen het auditteam aangegeven): Panelleden
Expertise
Expertise
Expertise
Expertise
Expertise
- audit
- onderwijs
- werkveld
- vakinhoud
- studentzaken
- kwaliteitzorg Drs. R. van der Herberg
x
x
x
Drs. W. van Raaijen
x
x
x
Prof. Dr. P. Sleegers
x
x
x
Drs. R. Kraakman
x
x
Dr. M. Kamp
x
x
Drs. A. Corda
x
x
x
x
Prof. Dr. R. van der Vaart
x
x
Drs. H. Wierda
x
x
x
Dr. K. Soudijn
x
x
x
P. Foppen
x
x
x
R. Weststrate
x
x
x
R. van der Pluijm
x
M. Hermes
x
Drs. R. Stapert
x
x
Drs. G. Broers
x
x
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 12
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de tweedegraads lerarenopleiding noodzakelijke vakinhoudelijke en vakdidactische expertise aanwezig zijn. Expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (i.c. het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context) en expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (i.c. het programma in relatie tot het specifieke domein). De generieke aspecten binnen de tweedegraads lerarenopleiding van de HvA zijn beoordeeld door een kernteam. Dit kernteam bestond uit de volgende personen:
Lead auditoren: R. van der Herberg en W. van Raaijen; Deskundige werkveld tweedegraads lerarenopleidingen: R. Kraakman; Vakdeskundige opleiden leraren/onderwijskundige: P. Sleegers; Vakdeskundige techniek: P. Foppen; Vakdeskundige Consumptieve Techniek: R. Weststrate; Vakdeskundige Talen: A. Corda; Vakdeskundige Gamma: R. van der Vaart; Vakdeskundige GZW: K. Soudijn; Vakdeskundige Economie: H. Wierda; Vakdeskundige Exacte vakken: M. Kamp; Secretarissen: R. Stapert en G. Broers; Studenten: M. Hermes en R. van der Pluijm;
Van der Herberg heeft ruime ervaring binnen onderwijsorganisaties op het terrein van bestuurlijke verzelfstandiging, fusieprocessen, convenanten en sponsorcontracten tussen vmbo en brancheorganisaties, personeelsbeleid en kwaliteitszorg. In het recente verleden was hij voorzitter van de stuurgroep Academische Opleidingsscholen, het Utrechtse Model. Als externe deskundige is hij betrokken bij audits (Platform Bèta Techniek) en visitatieprocessen in het speciaal voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs. Van der Herberg heeft reeds veel audits in het kader van accreditatie geleid. Van Raaijen was jarenlang als rector actief was. Hij was daar voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands. Bij Hobéon houdt hij zich bezig met organisatievraagstukken, marktonderzoek, accreditatie in het hoger (kunst-) onderwijs en certificering van ondermeer openbare bibliotheken en kunsteducatieve instellingen. Kraakman bekleedt thans een groot aantal bestuursfuncties, o.a. binnen het onderwijs. Hij was 17 jaar voorzitter van de raad van bestuur van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs. Tevens is hij voorzitter van de CAO-onderhandelingsdelegatie van de werkgevers in het voortgezet onderwijs en lid van de Raad van Toezicht van het Nederlands Instituut voor Masters in Educatie. Sleegers is als hoogleraar Onderwijskunde werkzaam aan de Technische Universiteit Twente. In zijn onderzoek- en adviesprojecten houdt hij zich bezig met vraagstukken over sturing en inrichting van organisaties, de aard en het verloop van innovatieprocessen en het leren van professionals binnen overheidsorganisaties. Foppen is tien jaar lid geweest van het directieteam techniek van ROC Landstede in Harderwijk. Thans is hij directeur van de Stichting Beroepsonderwijs in Nijkerk. Hij participeert in een aantal overlegorganen waaronder het Platform Bètatechiek en het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds voor de Metaal en Elektrotechnische Industrie. Weststrate is thans algemeen projectleider herontwerp mbo. Zijn wortels liggen in de praktijk van de hotelsector. Hij was gedurende een groot aantal jaren directeur van een hotelschool en sectordirecteur binnen een ROC.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 13
Corda behaalde haar eerstegraads bevoegdheid docent Italiaans aan de UvA . Zij is in het bezit van een MA in Classics and General Linguistics van de Università di Torino en een diploma “maturità classica”, Liceo Ginnasio “C. Cavour”, Torino. Zij is werkzaam aan het Expertisecentrum moderne vreemde talen en educational project manager bij het ICLON van de Universiteit Leiden. Van der Vaart is decaan van het University College van de Universiteit Utrecht. Hij was jarenlang onderwijsdirecteur van de bachelor- en masteropleidingen Sociale Geografie en Planologie van de UU. Van der Vaart was lid van de commissie Van Oostrom die de historische en culturele canon heeft ontwikkeld. Hij is lid van diverse commissies, waaronder de Onderwijs Advies Commissie van de Universiteit Utrecht en het Oxford Network for Teaching & Learning in Research-Intensive Universities. Soudijn was tot 1 januari 2009 universitair hoofddocent Psychologie, Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit van Tilburg. Hij verzorgde bachelorcursussen zoals: ‘Inleiding en geschiedenis van de psychologie’, ‘Inleiding psychologie voor maatschappijwetenschappen’ en ‘Beroepsvaardigheden: beroepsethiek’. Wierda heeft ruime ervaring binnen zowel het (hoger) onderwijs als het bedrijfsleven. Zo is hij vanaf 1982 tot 1998 als directeur van de opleiding Commerciële Economie werkzaam geweest binnen de Haarlem Business School. Naast zijn directeurschap heeft hij actief geparticipeerd in ontwikkelingstrajecten van de opleidingen: Small Business, International Business, European Business Management en Media Entertainment Management. Kamp is vakdidacticus Biologie aan het Instituut voor Leraar en School van de Radboud Universiteit Nijmegen. Momenteel is hij coördinator van het cluster van de exacte vakken in de lerarenopleiding van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is landelijk coördinator van een netwerk van zeven scholen waarin voorbeeldlesmateriaal wordt ontwikkeld vanuit de concept - contextbenadering, die in de natuurwetenschappelijke vakken opgeld doet. Het team dat specifiek de opleidingen Nederlands, Frans en Engels / IDEE beoordeeld heeft, bestond uit de volgende personen:
Lead auditor: W. van Raaijen; Vakdeskundige Lerarenopleidingen: P. Sleegers; Vakdeskundige Talen: A. Corda; Deskundige Werkveld lerarenopleidingen: R. Kraakman; Secretaris: R. Stapert; Student: R. van der Pluijm.
Voor de uitgebreide curricula vitae, zie Bijlage I. Voor het priorgamma van de visitatie, zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 14
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie hbo.
Facet 1.1. Domeinspecifieke eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)? Oordeel: goed Nederlands, Frans en Engels (alle varianten) Oordeel: excellent IDEE Bevindingen I Algemeen 1.1. De eindkwalificaties De eindkwalificaties van de Afdeling vo/bve zijn concrete uitwerkingen van de bekwaamheidseisen voor leraren, zoals die zijn vastgelegd in de wet BIO. De bekwaamheidseisen bestaan uit zeven competenties en zijn vanaf 2000 ontwikkeld door de beroepsgroep leraren onder regie van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL). In deze zeven competenties worden de verantwoordelijkheden van de leraar samengevat in vier beroepsrollen: de interpersoonlijke rol, de pedagogische rol, de vakinhoudelijke en (vak)didactische rol en de organisatorische rol. Deze beroepsrollen worden vervuld in vier typen situaties die kenmerkend zijn voor het beroep van leraar: het werken met leerlingen, met collega’s, met de omgeving van de school en met zichzelf. Bij dit laatste gaat het om het werken aan de eigen professionele ontwikkeling. Betrokkenen
In de klas
Collegiaal
Anderen
Zelf
5. Competent in
6. Competent in
7. Competent in
samenwerken
samenwerking
reflectie en
met collega’s
met omgeving
ontwikkeling
Gebied Interpersoonlijk Pedagogisch Vak(didactiek) Organisatorisch
1. Interpersoonlijk competent 2. Pedagogisch competent 3. Vakinhoudelijk en didactisch competent 4. Organisatorisch competent
De SBL heeft de competenties beschreven op het niveau startbekwaam / beginnende leraar. De Afdeling vo/bve heeft in de periode 2003-2009 deze competenties nader uitgewerkt: In 2004 zijn voor alle competenties twee tussenniveaus gedefinieerd. Vanaf 2004-2005 zijn de competenties richtinggevend voor de ontwikkeling van de curricula; De competenties (3 niveaus, zie onder facet 1.2.) zijn in 2006 geconcretiseerd in eindtermen. 1.2. Actualisering profiel De opbouw van het curriculum en de eindkwalificaties worden regelmatig (ten minste 4-maal per jaar) besproken in de Veldadviesraad – VAR, die bestaat uit directieleden van scholen waarmee intensief wordt samengewerkt. De VAR vormt een representatieve afspiegeling van deze groep scholen die mede vorm geven aan het opleiden van leraren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 15
1.3. Internationalisering De Afdeling vo/bve heeft zich tot doel gesteld internationale ontwikkelingen en internationalisering herkenbaar op te nemen in de beschrijving van de curricula van de opleidingen. Het gaat dan vooral om stages, studie en leren in het buitenland en de minor internationalisering. Overigens is door de aard van de opleiding (studenten worden voorbereid op een baan in het Nederlandse onderwijs) de internationale ambitie bescheiden. Met uitzondering van de opleiding IDEE. Ten slotte 1. De beroepseisen liggen vast in de SBL competenties, de vakeisen in de respectieve Kennisbases. Beide functioneren als landelijk referentiekader voor de lerarenopleidingen. Het auditteam heeft vastgesteld, dat de doelstellingen van de opleidingen Nederlands, Frans en Engels thans volledig overeenkomen met de eisen die het werkveld in termen van het beroep en in termen van het vak (zie hieronder bij de opleidingsspecifieke paragrafen) aan tweedegraads leraren stelt. 2. De leidende rol die de HvA lerarenopleidingen in het landelijk ‘doelstellingenoverleg’ hebben gespeeld en nog spelen, ziet het auditteam bij de onderhavige lerarenopleidingen terug in niet alleen de doelstellingen van de onderzochte opleidingen, maar ook -en daar gaat het uiteindelijk om- in de structuur en inhoud van de respectieve opleidingsprogramma’s. Bovendien heeft de Afdeling vo/bve haar keuze om de vakkennis een sterke nadruk te geven ook op het niveau van de doelstellingen verankerd. Mede daardoor is er in de doelstellingen van de opleidingen thans een goede balans tussen vakkennis en vakmanschap. Het auditteam beoordeelt de doelstellingen van de opleidingen Nederlands, Frans en Engels dan ook als goed. 3. De doelstellingen van de IDEE variant reiken veel verder dan de (Nederlandse) SBL competenties en de voor Nederlandse lerarenopleidingen geldende Kennisbasis Engels. De doelstellingen van IDEE zijn voorts dubbel verankerd: nationaal en internationaal. Zie de desbetreffende opleidingsspecifieke paragraaf. II Nederlands De eindkwalificaties van de opleiding Nederlands zijn gebaseerd op twee belangrijke bronnen: de eindkwalificaties zoals beschreven in de algemene lerarencompetenties van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren en de concept Kennisbasis voor het vak Nederlands. Naar het oordeel van het auditteam dekken beide bronnen de kerntaken van de beginnende docent Nederlands volledig af. Echter, een definitieve, landelijk gedragen Kennisbasis Nederlands is nog in de maak. De opleiding werkt actief mee aan het K3-project (kennisbasis, kennistoetsen en kennisbank) dat uiteindelijk de definitieve Kennisbasis Nederlands moet opleveren. De opleiding implementeert de Kennisbasis, zodra deze in het kader van het K3-project landelijk is vastgesteld. Overigens constateert het auditteam, dat de huidige doelstellingen reeds in voldoende mate anticiperen op de definitieve versie van de Kennisbasis: tijdens de audit is gebleken dat de schoolvakbekwaamheid reeds centraal staat bij de ontwikkeling van de student tot competent docent Nederlands. Dat behoeft ook geen verwondering te wekken. Immers, de PmL- standaarden (Procesmanagement Lerarenopleiding) die oorspronkelijk ten grondslag lagen aan de opleiding komen grotendeels overeen met de Kennisbasis. Enkele vernieuwingen die in de kennisbasis genoemd worden, zoals de mbo-ontwikkelingen, zijn thans reeds opgenomen in de doelstellingen van de opleiding. III Frans De landelijke Kennisbasis Frans vormt een belangrijk uitgangspunt voor de eindtermen van de opleiding. Op dit moment is de kennisbasis van de opleiding Frans van de HvA gebaseerd op de ‘Taalprofielen’, zoals die in opdracht van het Ministerie van OCW zijn ontwikkeld en door het Cito gevalideerd. Deze taalprofielen gaan uit van de niveaus die het Europees referentiekader onderscheidt. Er is voor gekozen om in “can do statements” van elk onderdeel de vakkennis en vaardigheden aan te geven, die de startbekwame docent moet hebben verworven op het beheersingsniveau B2 (in een enkel geval C1), niveaus zoals beschreven in het Europees Referentiekader (ERK) van de Raad van Europa. Daarnaast zijn voor elk onderdeel de vakdidactische kennis en vaardigheden waarover de startbekwame docent dient te beschikken, nauwkeurig beschreven. Om te komen tot een landelijke kennisbasis, neemt de opleiding deel aan een in december 2008 gestart landelijk overleg (Lerarenopleidingen Frans, vertegenwoordigers uit het voortgezet onderwijs) met het doel om eind juni 2009 te komen tot een gezamenlijke kennisbasis Frans voor alle lerarenopleidingen Frans in Nederland.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 16
Inmiddels is in dit overleg besloten om van de kennisbases die voorliggen, die van de HvA tot uitgangspunt te nemen voor het ontwikkelen van een gezamenlijke landelijke basis. De HvA vervult hierin dus een voortrekkersrol. In november 2009 is de kennisbasis Frans wat betreft het vakgedeelte goedgekeurd. In het landelijk overleg, dat wordt gevormd door het redactieteam bestaand uit lerarenopleiders Frans van de Hogeschool Arnhem & Nijmegen, Christelijke Hogeschool Windesheim, Hogeschool Inholland, Hogeschool Utrecht, Hogeschool Rotterdam, Noordelijke Hogeschool Leeuwarden, Fontys Tilburg en de Hogeschool van Amsterdam wordt op dit moment het vakdidactisch gedeelte van de kennisbasis afgerond. Vanaf het studiejaar 20092010 zal worden gewerkt aan gezamenlijke toetsopgaven. IV Engels De nationale Beroepsstandaarden in het talenonderwijs (BiT) en de landelijke Kennisbasis Engels vormen een belangrijk uitgangspunt, inclusief de daarin opgenomen criteria m.b.t. taalkunde en vakdidactiek zoals vastgelegd in de University of Cambridge English Language Teaching (ELT). De opleiding is door actieve deelname in het K3-project intensief betrokken geweest bij de totstandkoming van de vakspecifieke Kennisbasis. De componenten van de kennisbasis zijn voor een deel afgeleid uit de criteria voor de University of Cambridge English Language Teaching diploma’s, die als internationale ‘benchmarks’ worden gezien. De eisen voor de taalvaardigheid zijn afgeleid van het Europees Referentiekader en het niveau is landelijk afgesproken. Onder het voorzitterschap van een docent van de opleiding, heeft het landelijke overleg van lerarenopleiders Engels overeenstemming bereikt over de inhoud van de kennisbasis inclusief het voor het behalen van de eindkwalificatie vereiste eindniveau in de Engelse taalvaardigheid. IDEE De doelen van IDEE zijn geformuleerd in termen van (i) sterke theoretische ontwikkeling, (ii) effectief taaldocentschap, (iii) onderzoekende en kritische attitude en (iv) internationale reikwijdte. De doelen zijn gebaseerd op de volgende bronnen: De benchmarks voor ‘Education Studies’ en ‘English’ van de University of Wolverhampton; De bekwaamheidseisen ontwikkeld door de beroepsgroep leraren onder regie van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) – de zgn. zeven competenties; De landelijk vastgestelde kennisbasis voor het vak Engels; University of Cambridge criteria voor ICELT (In-service Certificate of English Language Teaching); European Profile for Language Teacher Education: A Frame of Reference; Europese Referentiekader (Common European Framework of Reference for Languages); ‘Een schijf van vijf voor het vreemdetalenonderwijs (revisited)’ van Prof. Dr. G.J. Westhoff HvA/UvA Instellingsplan 2007-2010 ‘Leren Excelleren’; Beroepsstandaarden voor Taaldocenten (BiT) van de SLO/ Levende Talen. Deze doelen zijn een voortreffelijke samenvatting van een uitgebreide lijst ‘programme outcomes’, die zijn afgeleid van benchmarks van de Engelse Quality Assurance Agency for Higher Education (QAA). De ‘benchmark statements’ voor Education Studies zijn voornamelijk gericht op algemene onderwijskundige concepten en die voor English op de kritische analyse van literaire werken in het Engels en de taalwetenschap in brede zin. Daarnaast zijn er benchmarks voor algemene academische en persoonlijke kwaliteiten. Het auditteam is van mening dat de opleiding er, dankzij de bronnen en referenties die zij heeft gebruikt (en natuurlijk ook dankzij haar ambitie), in geslaagd is haar doelen hoog te stellen. In termen van vak en beroep, maar ook in termen van internationale oriëntatie en onderzoek. Nadere analyse van die bronnen en referenties en van de vertaling die IDEE eraan heeft gegeven in haar doelstellingen laat voorts een zodanige reikwijdte en complexiteit zien dat de IDEE doelstellingen inderdaad passend zijn voor een opleiding op hoog niveau. Ook zijn de doelstellingen in hoge mate concreet zodat zij inderdaad als richtinggevend kader (kunnen) fungeren voor de inrichting van de IDEE opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 17
In twee opzichten beschouwt het auditteam de doelstellingen van de IDEE opleiding als voorbeeldig in de context van Nederlandse hbo bacheloropleidingen: (i) de internationale reikwijdte die veel verder en dieper gaat dan internationale oriëntatie en (ii) de prominente plaats van onderzoek en academische vorming. Een oordeel excellent is dan ook op zijn plaats.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 18
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor? Oordeel: goed Nederlands, Frans en Engels (alle varianten) Oordeel: excellent IDEE Bevindingen I Algemeen In de wet BIO zijn de competenties omschreven op het bekwaamheidsniveau, waaraan een beginnende docent moet voldoen. De criteria voor het niveau startbekwaam zijn gerelateerd aan de Dublin Descriptoren. Dit bekwaamheidsniveau is ook het eindniveau: startbekwaam docent niveau bachelor. Voor de opleidingsdoelen heeft HvA Onderwijs en Opvoeding daar twee lagere competentieniveaus van afgeleid. Het eerste niveau is gekoppeld aan het behalen van de propedeuse, het tweede niveau beschrijft het niveau van de student die voldoende competent is om zelfstandig voor de klas te staan tijdens de LiO-fase. Daarmee zijn drie niveaus beschreven: Competentieniveau 1 hoofdfasebekwaam; Competentieniveau 2 afstudeerbekwaam (of: LiO – bekwaam); Competentieniveau 3 startbekwaam docent (conform BIO). Elk niveau is uitgewerkt aan de hand van de volgende criteria: De mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid: studenten die een competentie beter gaan beheersen, tonen meer zelfstandigheid. De mate van complexiteit van de context: studenten functioneren in steeds complexere situaties, van gereduceerde situaties (bijvoorbeeld een kleine groep leerlingen) naar authentieke beroepssituaties, waar professionals in werken. De mate van volledigheid van de handeling: studenten die een competentie beter gaan beheersen, laten binnen die competentie andere en meer vaardigheden zien. Criterium De mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid De mate van complexiteit van de context De mate van volledigheid van handeling
Niveau 1 Hoofdfase bekwaam van begeleiding (docentsturing)
van eenvoudig
van observeren, oriënteren, assisteren en verwoorden
Niveau 2 Afstudeer bekwaam via met toezicht en onder begeleiding naar zelfstandig (gedeelde sturing) via complex
Niveau 3 Startbekwaam naar zelfstandig en zelfverantwoordelijk (zelfsturing)
via analyseren (m.b.v. theorie), plannen, uitvoeren, (zelf-) evalueren
naar toepassen, evalueren, standpunt bepalen, verantwoorden.
naar professioneel
Voor de tweedegraads lerarenopleidingen geldt dat op landelijk niveau de zeven competenties waarover de afgestudeerde dient te beschikken, gekoppeld zijn aan de vijf Dublin descriptoren. De tweedegraads lerarenopleidingen hebben de professionele rollen die een leraar op bachelorniveau moet kunnen vervullen meer dan voldoende uitgewerkt. Deze competenties bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen. Zij zijn voorts in het studieprogramma verankerd in termen van concrete gedragsindicatoren. Kennis en inzicht De afgestudeerde legt relaties tussen de leerinhouden van zijn vakdomein en die van verwante vakken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 19
De afgestudeerde staat boven de leerstof. De afgestudeerde gebruikt actuele toepassingen van zijn vakgebied. De afgestudeerde verantwoordt het nut van het vak voor de ontwikkeling van leerlingen.
Toepassen kennis en inzicht De afgestudeerde hanteert verschillende werkvormen. De afgestudeerde verwerkt actualiteit en praktijk in de onderwijsactiviteit. De afgestudeerde observeert en analyseert (vakspecifieke) leerproblemen. De afgestudeerde ontwerpt zowel individuele als groepsactiviteiten. Oordeelsvorming De afgestudeerde De afgestudeerde verbeteren. De afgestudeerde leerlingen. De afgestudeerde
bespreekt normen en waarden met leerlingen. onderzoekt en toets mogelijkheden om het sociale klimaat in een groep te herkent en benoemt enkele ontwikkelings- en gedragsproblemen bij verantwoordt zijn pedagogische opvattingen.
Communicatie De afgestudeerde communiceert effectief door het hanteren van verbale en non-verbale technieken. De afgestudeerde onderhoudt contact met leerlingen binnen de context van de school. De afgestudeerde gebruikt doelgericht schriftelijke, audiovisuele en digitale leermiddelen. De afgestudeerde geeft eenduidig opdrachten aan leerlingen en geeft aan welke ondersteuning zij kunnen verwachten. Leervaardigheden De afgestudeerde De afgestudeerde De afgestudeerde De afgestudeerde
raadpleegt reeds aanwezige informatie en registreert nieuwe informatie. gebruikt actuele toepassingen van zijn vakgebied. verwerkt actualiteit en praktijk in de onderwijsactiviteit. stelt zijn eigen grenzen vast: is duidelijk over wat hij (niet) wil of kan.
Het auditteam stelt vast dat de set eindkwalificaties die de opleidingen hebben geformuleerd, volledig corresponderen met de Dublin Descriptoren. Reden dit facet voor de opleidingen Nederlands, Frans en Engels als ‘goed’ te beoordelen. Voor de variant IDEE zij verwezen naar IV in deze paragraaf. II Nederlands De hierboven cursief weergegeven competenties zijn telkens gerelateerd aan de onderdelen van de Kennisbasis waarop de opleiding zich richt. III Frans De hierboven cursief weergegeven competenties zijn telkens gerelateerd aan de onderdelen van de Kennisbasis waarop de opleiding zich richt. IV Engels De hierboven cursief weergegeven competenties zijn telkens gerelateerd aan de onderdelen van de Kennisbasis waarop de opleiding zich richt. IDEE Zoals reeds bij facet 1.1. werd vermeld, is het auditteam van mening dat de opleiding er, dankzij de bronnen en referenties die zij heeft gebruikt, in geslaagd is haar doelen zeer hoog te stellen in termen van vak en beroep, maar ook in termen van internationale reikwijdte en onderzoek. Nadere analyse van die bronnen / referenties en van de vertaling die IDEE eraan heeft gegeven in haar doelstellingen, laat voorts een zodanige complexiteit zien dat de IDEE doelstellingen inderdaad passend zijn voor een opleiding op hoog, hbo bachelorniveau overstijgend, niveau.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 20
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is? Oordeel: goed Nederlands, Frans en Engels (alle varianten) Oordeel: excellent IDEE Bevindingen. “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Beroepsonderwijs Zoals al onder facet 1.1. is beschreven, hebben de tweedegraads lerarenopleidingen Nederlands, Frans en Engels zich gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en de landelijke SBL competenties en de respectieve kennisbases. Het auditteam heeft vastgesteld, dat de eindcompetenties van de opleidingen volledig corresponderen met de kerntaken van een (beginnend) beroepsbeoefenaar en aansluiten bij de eisen die de vakgenoten en de beroepspraktijk stellen aan een tweedegraads lerarenopleiding. Nederlands, Frans en Engels: Het auditteam beoordeelde het facet 1.1. reeds als ‘goed. IDEE: Het auditteam beoordeelde het facet 1.1. reeds als ‘excellent’. Hoger Onderwijs Zoals al onder facet 1.2. is beschreven, hebben de tweedegraads lerarenopleidingen Nederlands, Frans Engels op landelijk niveau in voldoende mate een relatie gelegd tussen de Dublin Descriptoren en de SBL competenties en respectieve Kennisbases. Meetbare gedragsindicatoren dragen ertoe bij dat het bachelorniveau concreet is geformuleerd. Het auditteam is van oordeel, dat de opleidingen daarom gerekend kunnen worden tot het hoger onderwijs. Nederlands, Frans en Engels: Het auditteam beoordeelde het facet 1.2. reeds als ‘goed. IDEE: Het auditteam beoordeelde het facet 1.2. reeds als ‘excellent’. Ten slotte Voor het overige blijkt de ‘Oriëntatie HBO’ ook uit de programma’s van de opleidingen. Zie daarvoor de bevindingen onder facet 2.1.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 21
Onderwerp 2: Programma Acht facetten: 1.eisen hbo; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk? Oordeel: goed Nederlands, Frans en Engels (alle varianten) Oordeel: excellent IDEE Bevindingen I Algemeen Kennisontwikkeling Kennisontwikkeling als zodanig vindt primair plaats in de pijlers vak/vakdidactiek en ABV, die samen 50% van het curriculum uitmaken. Algemene pedagogisch-didactische kennis (ABV) vormt de basis van competent handelen als leraar. Kennisontwikkeling in interactie met het werkveld is het hart van de pijler Werkplekleren – WPL (25% van het curriculum.) Vakliteratuur Voor ieder van de drie vakoverstijgende curriculumpijlers werkplekleren, algemene beroepsvoorbereiding (ABV) en metawerk is er in de organisatie een programmaleider, die de desbetreffende pijler inhoudelijk aanstuurt, uitvoerende docenten informeert en consulteert, en voor afstemming met de andere pijlers zorgt. De programmaleiders zijn verantwoordelijk voor de actualiteit en de relevantie van gebruikte vakliteratuur en ander studiemateriaal. Zij baseren zich daarbij, uitgaande van hun eigen onderwijskundige expertise, op het volgen van actuele ontwikkelingen in onderwijs(praktijk) en wetenschap en op geregelde contacten met vakgenoten in den lande. Literatuur voor de voltijd en deeltijd zijn hetzelfde. ABV maakt gebruik van actuele studieboeken en vak(wetenschappelijke) tijdschriften. In de studiewijzers van de ABV-modulen staat zowel verplichte als facultatieve literatuur vermeld. Metawerk gebruikt eigen readers, waarin theorieën, modellen, instrumenten e.d. op het gebied van reflectie- en ontwikkelingsvaardigheden worden aangeboden, die gestoeld zijn op actuele vakliteratuur. Werkplekleren kent alleen een vakspecifieke inhoud in twee voorbereidende modulen – Voorbereiding Werkplekleren 1 en 2 (in het eerste resp. tweede jaar) – en in logopedie. Voor jaar 1 wordt een reader gebruikt over o.a. het Nederlands onderwijs, met jaarlijks bijgewerkte actuele informatie. Voorbereiding Werkplekleren in jaar 2 bestaat uit vakdidactiek en gebruikt dus vakspecifieke literatuur. Wat betreft het curriculum is de vakinhoudelijke kwaliteit, af te lezen aan de gebruikte handboeken en de toetsen, in orde. Interactie met het beroepenveld De relatie met het werkveld is in de afgelopen tien jaar drastisch gewijzigd. De toegenomen autonomie van scholen voor vo en mbo vergde van lerarenopleidingen een meer vraaggerichte en flexibele werkwijze en het aangaan van partnerschappen met scholen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 22
In de periode 1999-2003 hebben de tweedegraads lerarenopleidingen in Nederland, onder de noemer Educatief Partnerschap (EPS), in nauwe samenwerking met het scholenveld deze omslag vorm gegeven. De tweedegraads opleiding van HvA Onderwijs en Opvoeding (in die periode nog de EFA) heeft in die ontwikkeling een voortrekkersrol gespeeld. Sinds deze periode van transformatie is een relatie tussen HvA Domein Onderwijs en Opvoeding en het werkveld gegroeid die zich kenmerkt door het volgende: Er is een structurele relatie met ongeveer honderd scholen in vo en mbo, gespreid over het verzorgingsgebied van de opleiding. (Ca 40 opleidingsscholen, ca 60 samenwerkingsscholen.) In 2007-2008 liep 80% van de studenten (voltijd en deeltijd) hun leerwerktraject op één van deze scholen. Vaste begeleiders vanuit de opleiding onderhouden contact met deze scholen en begeleiden daar de studenten. Er is op meerdere niveaus (docentniveau, directieniveau) een sterke interactie met het scholenveld die ten goede komt aan de kwaliteit, met name de praktijkgerichtheid, van opleiders en aan de inhoudelijk kwaliteit van het curriculum. Contact op docentniveau verloopt vooral via de vaste begeleiders per school. Op directieniveau worden contacten o.a. onderhouden via enkele, namens het management van de afdeling vo/bve optredende, ‘ambassadeurs’ en via de Veldadviesraad – VAR, waarmee overleg gevoerd wordt over algemene en strategische ontwikkelingen in het werkveld. De Contactgroep Werkplekleren, bestaande uit de contactpersonen (schoolopleiders of coördinatoren) van de opleiding- en samenwerkingsscholen, komt een à twee keer per jaar bijeen en adviseert over organisatie en invulling van het werkplekleren op operationeel niveau. De opleidingen hebben voorts via stages van studenten veel en intensieve contacten met het werkveld. Concreet: de docent van de HvA die een student bezoekt op de stageschool, komt hier ook in contact met docenten en leidinggevenden van deze stageschool. Op dit niveau worden recente ontwikkelingen op vakinhoudelijk- en vakdidactische terrein besproken. Toegepast onderzoek De Afdeling vo/bve beschouwt toegepast onderzoek vooral als onderzoek naar de vakdidactische praktijk op school. Hiermee maken de studenten zichtbaar op welke wijze zij de theorie vanuit de opleiding weten te koppelen aan de praktijk. Daarom doen studenten in jaar 1 een onderzoek dat is gekoppeld aan de leerpraktijk Opgroeien en de school, in jaar 2 een onderzoek dat is gekoppeld aan Metawerk en in jaar 3 aan de leerpraktijk Leerlingbegeleiding. Het praktijkonderzoek, dat dus in feite al start in jaar 1, wordt grootschaliger en meer gestructureerd verricht in de loop van de opleiding en culmineert in het maken van het afstudeerproduct in jaar 4. Studenten beantwoorden daarin een – in overleg met de stage- of opleidingsschool geformuleerde – onderzoeksvraag. Internationale oriëntatie Er bestaat structurele samenwerking met de UNA (University of the Netherlands Antilles) en met de lerarenopleiding in Paramaribo, op basis waarvan studenten van de HvA aldaar stages lopen. Deze stages worden voorafgegaan door een voorbereidingstraject van een semester. Alle studenten worden bezocht door een docent van HvA Onderwijs en Opvoeding. HvA Onderwijs en Opvoeding heeft daarnaast een dertigtal internationale partners die mogelijkheden bieden studieonderdelen te volgen in het kader van Erasmus. Bij de keuze van partners wordt gelet op een gedeelde visie op onderwijs, bijvoorbeeld waar het gaat om Urban Education (onderwijs en opvoeding in een grootstedelijke context) en een vergelijkbare rol van Engels als tweede taal. In het kalenderjaar 2008 hebben van de Afdeling vo/bve 69 studenten (vooral IDEE- studenten) in het buitenland gestudeerd en hebben 9 studenten in het buitenland een stage gelopen. Belangrijk voor de internationale oriëntering zijn ook verschillende minoren die vanuit HvA Onderwijs en Opvoeding worden aangeboden: Classroom with a view, International and Bilingual Education: gericht op het leren geven van het schoolvak in het Engels en op het internationaliseren van de school, Internationalisering Engels: bereidt voor op werken in het Engelse taalgebied in Europa. Internationalisering, werken in ontwikkelingslanden: bereidt voor op werken in een ontwikkelingsland. Arabische taal en cultuur: biedt een kennismaking met de Arabische taal en cultuur en verdieping in de wisselwerking tussen de Arabische en de Westerse cultuur.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 23
Naast minoren die door het domein Onderwijs en Opvoeding (DOO) worden aangeboden, kunnen studenten ook kiezen voor minoren die door andere domeinen binnen de HvA of zelfs door instellingen buiten de HvA worden aangeboden. De minoren DOO zijn probleemloos in te passen in het programma van de studenten, aangezien de studenten bij DOO een lintstage lopen en de minoren eveneens als lintminor worden aangeboden. Minoren buiten het domein zijn meestal binnen 1 semester gepland, waardoor het volgen van dergelijke minoren de nodige creativiteit vergt van de studenten. In dit verband merkt het auditteam op, dat een goede verankering van de minor nog niet heeft plaatsgevonden. Er doen zich feitelijke problemen voor rond de van hogerhand voorgeschreven plaatsing van de minor in een semester van het vierde studiejaar, terwijl zowel studenten als stagescholen kiezen voor een zogenaamde lintstage (10 maanden ononderbroken) tijdens de LIO-fase. Jaarlijks vindt aan de HvA Onderwijs en Opvoeding een internationale studentenconferentie ‘Teacher in Europe’ plaats als onderdeel van de minor Classroom with a view. In 2007/2008, het startjaar van deze minoren (Classroom with a view in 2006/2007), hebben hieraan ca. 75 studenten van de tweedegraads lerarenopleidingen (dt en vt) deelgenomen. Andere internationaliseringactiviteiten, kort samengevat Studenten worden gestimuleerd een minor in het buitenland te volgen. De examencommissie heeft een aantal internationale semesters in het buitenland als minor goedgekeurd. HvA Onderwijs en Opvoeding heeft een Engelstalig onderwijsaanbod voor internationale uitwisselingsstudenten. Dit aanbod wordt verzorgd door opleidingsdocenten. HvA Onderwijs en Opvoeding is UNESCO-school en werkt samen met het Berlage Lyceum in Amsterdam aan de profilering van UNESCO. De HvA Onderwijs en Opvoeding organiseert jaarlijks activiteiten op World Literacy Day en World Teacher’s Day evenals een studiereis naar UNESCO in Parijs. HvA Onderwijs en Opvoeding werkt samen met Oxfam Novib en met Edukans. Jaarlijks nemen studenten deel aan de Onderwijsexpeditie naar ontwikkelingslanden. Naast de activiteiten gericht op studenten zijn er veel internationale contacten en samenwerkingsverbanden op docentniveau. Zo participeert HvA Onderwijs en Opvoeding in twee internationale netwerken van lerarenopleidingen: ATEE (Association for Teacher Education in Europe) en ETEN (European Teacher Education Network). Tijdens de audit is gebleken, dat studenten tevreden zijn over het programma. Zowel de vakinhoudelijke- als de vakdidactische kant van het vak komen voldoende aan bod, vinden zij. De algemene en opleidingsspecifieke kenmerken (zie de paragrafen hieronder) laten, naar het oordeel van het auditteam, zien dat de onderhavige opleidingen in ruime mate zijn ingericht en dat zij in ruime mate worden uitgevoerd in interactie met het werkveld. Op alle niveaus: opleidingsorganisatie, programma, docenten en studenten. Elders in dit rapport signaleerde het auditteam, dat de Afdeling vo/bve de kenniscomponent in al haar lerarenopleidingen aanzienlijk heeft versterkt. Thans voegt het auditteam daar aan toe, dat dankzij de voortdurende interactie met het werkveld, deze accentuering van de vakkennis in het geheel niet ten koste is gegaan van de component ‘beroepsvoorbereiding’. Bij onderwerp 1 (Doelstellingen Opleiding) sprak het auditteam in dit verband over een goede balans tussen vakkennis en vakmanschap. Welnu, die balans ziet het auditteam ook terug in de programma’s. Het oordeel van het auditteam is dan ook ‘goed’ voor Nederlands, Frans en Engels en “excellent” voor IDEE. II Nederlands Aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal In de modules Vakdidactiek leren studenten werken met leergangen Nederlands die gebruikt worden op stagescholen. Bij het werkplekleren komen zij uitvoerig in aanraking met bestaand en aan de school gebonden lesmateriaal. Studenten gebruiken toetsmateriaal en leerling-resultaten van scholen om zelf valide en betrouwbare toetsen te ontwikkelen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 24
Gelet op de cruciale rol die het ‘toetsen & beoordelen’ in het onderwijs speelt, beoordeelt het auditteam deze werkwijze als positief. Interactie met de beroepspraktijk Voor het vak ‘Tweede Taalverwerving’ vindt kennisontwikkeling deels plaats binnen de muren van de opleiding en deels op scholen waar leerplichtige nieuwkomers in Nederlands les krijgen. Twee docenten van de opleiding Nederlands die programmaonderdelen uitvoeren bij de opleiding Nederlands, zijn tevens werkzaam in de beroepspraktijk als docent Nederlands op een brede scholengemeenschap. Interactie met het werkveld Docenten van de opleiding Nederlands nemen deel aan georganiseerd overleg met werkveldcommissies. Het Landelijk Platform Taalgericht Vakonderwijs, voorgezeten door de SLO, komt 4 keer per jaar bijeen. Het overleg over Kennisbasis Nederlands komt twee maal per jaar bijeen. Het project Leoned (Lerarenopleidingen Nederland en Diversiteit, gecoördineerd door hogeschool Fontys) is in 2007 gestart. Overleg vindt twee keer per jaar plaats. Toegepast onderzoek Het gestelde in paragraaf I ‘Algemeen’ is hier onverkort van toepassing. Actuele ontwikkelingen in vak en beroepspraktijk Actuele ontwikkelingen zoals de plaats van het vak Nederlands in de leergebieden en de beslissende rol van taalvaardigheid voor schoolsucces zijn een voortdurend onderwerp van studie en gesprek. Het vergroten van taalvaardigheid is niet meer alleen een taak van leraren Nederlands op school. Studenten leren daarom ook hoe zij de ‘de taalontwikkelende vakdocent’ kunnen ondersteunen in hun taak op school. Beroepsvaardigheden Het ontwikkelen van de beroepsvaardigheden gebeurt door een voortdurende kruisbestuiving tussen theorie en praktijk. De studenten lezen zowel standaardteksten met betrekking tot de taalverwervingstheorie en de didactiek van het taalleren als recente artikelen uit vakbladen. Vervolgens wordt hun gevraagd om de keuzes die ze maken in hun lesplannen te rechtvaardigen met verwijzing naar de theorieën die ze geleerd hebben. III Frans Aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal In de modulen vakdidactiek speelt lesmateriaal zoals dat gebruikt wordt op stagescholen een belangrijke rol. Er is aandacht voor de schoolboeken Frans die in Nederland gebruikt worden en het extra lesmateriaal dat daarnaast door leraren wordt ontwikkeld en al dan niet via internet beschikbaar wordt gesteld. Toegepast onderzoek Het gestelde in paragraaf I ‘Algemeen’ is hier onverkort van toepassing. Actuele ontwikkelingen in vak en beroepspraktijk Binnen het vakgebied Frans hebben zich de laatste jaren de volgende problemen voorgedaan:
Frans is, in tegenstelling tot bij voorbeeld Engels, geen verplicht vak op scholen in het tweedegraads gebied. Dit betekent dat de opleiding haar studenten ook een zekere weerbaarheid probeert bij te brengen om de positie van het vak Frans in het voortgezet onderwijs te bewaken en zo nodig te verdedigen. De overheersende moderne vreemde taal is Engels. Dit betekent dat leraren Frans extra moeite moeten doen om hun leerlingen met de doeltaal in aanraking te brengen. Dit geldt ook voor de studenten in de opleiding zelf. De opleiding probeert studenten daarom te stimuleren om studietijd in Frankrijk door te brengen om de taal beter en sneller te leren beheersen en de gewoontes en gebruiken van het land beter te leren kennen. Sinds de invoering van de minoren, is dit uitermate moeizaam te verwezenlijken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 25
Het veld heeft aangegeven graag te willen zien dat de lerarenopleiding uitstroomprofielen aanbiedt, zodat de studenten worden opgeleid voor een specifiek profiel. Het gaat dan om enerzijds havo/vwo en anderzijds (v)mbo. Dit is voor sommige vakken uitstekend, maar niet voor Frans, omdat dit vak juist een zwakkere positie in elk van deze schooltypes heeft gekregen, maar met name in het vmbo.
Beroepsvaardigheden Het ontwikkelen van de beroepsvaardigheden gebeurt door een voortdurende kruisbestuiving tussen theorie en praktijk. De studenten lezen zowel standaardteksten met betrekking tot de taalverwervingstheorie en de didactiek van het taalleren als recente artikelen uit vakbladen zoals Levende Talen. Vervolgens wordt hun gevraagd om de keuzes die ze maken in hun lesplannen te rechtvaardigen met verwijzing naar de theorieën die ze geleerd hebben. IV Engels Aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal In de modulen vakdidactiek speelt lesmateriaal zoals gebruikt op stagescholen een belangrijke rol. Er is aandacht voor de leergangen Engels die in Nederland gebruikt worden en het extra lesmateriaal dat daarnaast door leraren wordt ontwikkeld en al dan niet via het Internet beschikbaar wordt gesteld. Tijdens de stages komen de studenten hier uiteraard mee in aanraking. Daarnaast worden de studenten aangemoedigd kennis te nemen van het vele materiaal dat voor het onderwijs in het Engels is ontwikkeld en dat op het Internet voorhanden is. Toegepast onderzoek Het gestelde in paragraaf I ‘Algemeen’ is hier onverkort van toepassing. Voorts: In de nieuwe module ‘Sociolinguistics’, die vanaf 2010 aangeboden wordt, zullen studenten een onderzoek verrichten naar de taalachtergrond en taalbeheersing van de leerlingen in hun klassen. Actuele ontwikkelingen in vak en beroepspraktijk De studenten worden voorbereid op de veranderende situatie in de scholen in de vakdidactiekmodulen en vooral in de nieuwe profielmodulen, waar gericht aandacht wordt besteed aan de specifieke behoeftes van leerlingen in de onderbouw van het havo/vwo of (v)mbo en de nieuwe rol van de docent in deze vormen van onderwijs. Deze modulen hebben een gedeeltelijk vraaggerichte inhoud, waarbij de studenten de specifieke situatie op hun stageschool ter sprake brengen tijdens de les en ervaringen met elkaar uitwisselen. Hierbij worden ze door de docent verwezen naar nationale en internationale vaktijdschriften, kennisnet, en lesmateriaal op YouTube voor meer informatie die gericht is op de problemen die ze in hun eigen klassen tegenkomen. Er zijn in de grote steden in het westen en elders steeds meer leerlingen met een niet-Nederlandse taalachtergrond. Voor veel leerlingen is het Engels een derde taal. Dit betekent dat er steeds minder een beroep op kennis van het Nederlands gedaan kan worden bij het leren van het Engels. De studenten worden voorbereid op de complexe taalsituatie op scholen in de module ‘Sociolinguistics’. Internationale contacten De contacten met docenten van buitenlandse zusterinstellingen zijn veelvuldig en intensief. Docenten zijn actief in de International Association of Teachers of English as a Foreign Language, de Association for Teacher Education in Europe en EuroCALL en onderhouden goede contacten met het Europees Platform en de British Council, in het bijzonder over de Cambridge-examens. Dankzij de begeleiding van de buitenlandse stages zijn er ook veelvuldige contacten met scholen voor voortgezet onderwijs in het buitenland. Beroepsvaardigheden Het ontwikkelen van de beroepsvaardigheden gebeurt door een voortdurende kruisbestuiving tussen theorie en praktijk. De studenten lezen zowel standaardteksten met betrekking tot de taalverwervingstheorie en de didactiek van het taalleren als recente artikelen uit vakbladen zoals Levende Talen. Vervolgens wordt hun gevraagd om de keuzes die ze maken in hun lesplannen te rechtvaardigen met verwijzing naar de theorieën die ze geleerd hebben.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 26
IDEE Zie bij ‘Opleiding Engels’ met als aanvulling: Toegepast onderzoek en externe opdrachten In jaar 2 voeren studenten vakgericht (literatuur)onderzoek uit, wat uitmondt in het zelfstandig ontwikkelen of aanpassen van een leertheorie. In het derde jaar gaan studenten aan de slag met maatschappij- of schoolgericht onderzoek, hetgeen resulteert in het formuleren van aanbevelingen voor verbetering van de huidige beroepspraktijk op micro- en mesoniveau. Tevens voeren zij een kwalitatieve inhoudsanalyse van een lesmethode uit. De onderzoekslijn wordt ondersteund door verscheidene modules die aangeboden worden aan de Universiteit van Wolverhampton. Alle studenten in jaar 3 volgen de module ‘Research methods’ en in jaar 4 schrijven zij allen een ‘project’ of scriptie. De internationale beroepspraktijk Door te studeren aan de University of Wolverhampton, komen studenten in contact met het internationale beroepenveld. Ze volgen modulen als ‘Comparative Education’ die hier specifiek op gericht zijn. Het studeren in twee landen betekent ook dat studenten voortdurend uitgenodigd worden tot interculturele reflectie. De helft van de modulen in het Engelse deel van het programma hoort tot het vak ‘Education Studies’ en wordt aangeboden in de UoW School of Education die in een recente nationale inspectie uitgeroepen werd tot een van de beste en meest vooruitstrevende opleidingen op dat gebied in Engeland. Studenten zijn aan het eind van hun opleiding breed georiënteerd op hun toekomstige beroep vanuit een wetenschappelijke benadering die hen op de hoogte brengt van de meest recente inzichten in de onderwijskunde. De letter- en taalkundemodulen aangeboden door de vakgroep Engels bieden studenten eveneens een hoogwaardige voorbereiding op de vakinhoudelijke aspecten van hun toekomstig beroep. Het internationale karakter van het programma betekent ook, dat er intensief contact is tussen de HvA-docenten en de docenten van de University of Wolverhampton op organisatorisch maar ook en vooral op inhoudelijk niveau. Elk jaar loopt een aantal IDEE- studenten stage in het buitenland. Dankzij de begeleiding door HvA-docenten van studenten bij buitenlandse stages in Bulgarije en Tsjechië zijn er ook veelvuldige contacten met scholen voor voortgezet onderwijs in die landen. Docenten reizen regelmatig naar Plzen en Sofia waar studenten van de HvA stage lopen. Betrokkenheid opleiders bij het lectoraat en expertise centra Een docente van de opleiding heeft geparticipeerd (2004 en 2007) in de kenniskring van de lectoraat ‘De veranderingsbekwame leraar’ van Onderwijs en Opvoeding tussen. In dit verband heeft deze docente onderzoek uitgevoerd en drie artikelen (mee-)geschreven. Dit heeft geleid tot een uitwisseling van expertise tussen de opleiding en de kenniskring. Dezelfde docente is nu gedetacheerd naar het Expertisecentrum Moderne Vreemde Talen van het ICLON3. Uit de hierboven beschreven praktijk blijkt, dat IDEE haar ambitieuze doelstellingen in haar programma heeft geconcretiseerd. Ook voor de componenten ‘internationale oriëntatie’ en ‘onderzoek’. Kortom, hier oordeelt het auditteam ‘excellent. Niettemin een kanttekening: IDEE zou haar actieve betrokkenheid bij het tot ontwikkeling brengen van het HvA Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding moeten vergroten. Met name op de thema’s “Leren & Innoveren” en “School & Omgeving in de dynamiek van de grote stad”.
3
Interfacultair Centrum voor Lerarenopleiding, Onderwijsontwikkeling en Nascholing. Het ICLON is een zelfstandig interfacultair centrum binnen de Universiteit Leiden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 27
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken? Oordeel: voldoende Nederlands, Frans en Engels (alle varianten) Oordeel: excellent IDEE Bevindingen I Algemeen De relatie tussen competenties, doelstellingen en inhoud van elke pijler van de opleidingsprogramma’s is op drie opleidingsniveaus (hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en startbekwaam) uitgewerkt in de respectieve opleidingsplannen. Hierin is tevens zichtbaar gemaakt, dat alle eindkwalificaties worden afgedekt door de gezamenlijke programmaonderdelen. Voor de pijler Vak/Vakdidactiek is dit in de opleidingsplannen globaal beschreven. Per opleiding wordt voor deze pijler ook op moduleniveau meer in detail beschreven. Uit de modulenbeschrijvingen blijkt een duidelijke koppeling tussen eindtermen en inhoud. En ook hier constateert het auditteam een goede balans tussen vakkennis en vakmanschap. In de studiegids zijn per module de leerdoelen beschreven. In de studiehandleidingen bij de modulen zijn deze leerdoelen verder uitgewerkt en zijn ook de daaruit afgeleide criteria voor de beoordeling opgenomen. Leerinhouden en werkvormen zijn aantoonbaar afgeleid van de set competenties. De projecten zijn gericht op een praktijkopdracht die gedefinieerd is in termen ontleend aan de competenties. Lectoraat Min of meer in lijn met de doelstellingen, waarin ‘onderzoek’ niet sterk is vertegenwoordigd, anticiperen de programma’s van de opleidingen (m.u.v. IDEE) nog niet in voldoende mate op de vereiste onderzoeksbekwaamheid van de beginnende docent. De Afdeling vo/bve is zich hiervan bewust en zal dan ook met ingang van 2009-2010 het lectoraat actief betrekken bij het versterken van de onderzoeksleerlijn binnen de respectieve programma’s zowel in conceptuele zin als in termen van methodologie en vaardigheden. Ten slotte Het is met name de omstandigheid dat de onderzoekscomponent nog niet ten volle is geïmplementeerd in alle opleidingen waardoor het auditteam dit facet als voldoende en niet als goed kwalificeert. II Nederlands Uit de “Matrix competenties, curriculum en niveau Nederlands” blijkt hoe de eindkwalificaties van de opleiding geconcretiseerd zijn in de modulen van het nieuwe curriculum en welke beheersingsniveaus daarbij worden nagestreefd. Het overzicht van leerdoelen per studieonderdeel en de beschrijvingen van de modulen in de studiegids laten zien waar en op welke manier aan welke eindkwalificatie wordt gewerkt, en hoe de opleiding de studenten naar een niveau van startbekwaamheid leidt. De Studiegids geeft op moduleniveau gedetailleerde informatie waaruit blijkt, dat het programma expliciet in relatie staat tot de doelstellingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 28
Anders gezegd, de opleiding heeft aantoonbaar kunnen maken, dat zij de eindkwalificaties in de respectieve leerdoelen heeft geoperationaliseerd en dat de inhoud van de modulen correspondeert met de reikwijdte van de respectieve leerdoelen. III Frans Uit de “Matrix competenties, curriculum en niveau Frans” blijkt hoe de eindkwalificaties van de opleiding geconcretiseerd zijn in de modulen van het nieuwe curriculum en welke beheersingsniveaus daarbij worden nagestreefd. Het overzicht van leerdoelen per studieonderdeel en de beschrijvingen van de modulen in de studiegids laten zien waar en op welke manier aan welke eindkwalificatie wordt gewerkt, en hoe de opleiding de studenten naar een niveau van startbekwaamheid leidt. De Studiegids geeft op moduleniveau gedetailleerde informatie waaruit blijkt, dat het programma expliciet in relatie staat met de doelstellingen. Anders gezegd, de opleiding heeft aantoonbaar kunnen maken, dat zij de eindkwalificaties in de respectieve leerdoelen heeft geoperationaliseerd en dat de inhoud van de modulen correspondeert met de reikwijdte van de respectieve leerdoelen. IV Engels Uit de “Matrix competenties, curriculum en niveau Engels” blijkt hoe de eindkwalificaties van de opleiding geconcretiseerd zijn in de modulen van het nieuwe curriculum en welke beheersingsniveaus daarbij worden nagestreefd. Het overzicht van leerdoelen per studieonderdeel en de beschrijvingen van de modulen in de studiegids laten zien waar en op welke manier aan welke eindkwalificatie wordt gewerkt, en hoe de opleiding de studenten naar een niveau van startbekwaamheid leidt. De Studiegids geeft op moduleniveau gedetailleerde informatie waaruit blijkt, dat het programma expliciet in relatie staat met de doelstellingen. Anders gezegd, de opleiding heeft aantoonbaar kunnen maken, dat zij de eindkwalificaties in de respectieve leerdoelen heeft geoperationaliseerd en dat de inhoud van de modulen correspondeert met de reikwijdte van de respectieve leerdoelen. IDEE Zie onder Engels. Met als aanvulling: De doelstellingen van de opleiding zijn gerelateerd aan de doelen van de individuele modulen in Engeland en Nederland. Voor het Engelse deel wordt deze relatie zichtbaar gemaakt in de ‘Module Specification Templates’ van de University of Wolverhampton . De leerdoelen van de modulen zijn een concrete uitwerking van de verschillende bronnen die aan de eindkwalificaties hebben bijgedragen. (Zie onder facet 1.1.) Benchmarks en doelen worden vertaald in een beschrijving van de kennis en vaardigheden die studenten geacht worden te verwerven tijdens de module en die beoordeeld worden aan het einde van de module. De activiteiten die studenten uitvoeren stellen hen in staat deze kennis en vaardigheden te ontwikkelen. De modulebeschrijvingen maken de lijn zichtbaar tussen: Kennisbasis: de inhoud van de vakspecifieke kennisbasis wordt voornamelijk verworven in de modulen die studenten in Amsterdam volgen. Alle onderwerpen in de kennisbasis zijn terug te vinden in de concreet uitgewerkte leerdoelen voor de verschillende modulen. In-service Certificate for English Language Teaching: de eindcriteria voor deze eindkwalificatie zijn uitgewerkt in doelen die geïntegreerd zijn in een beperkt aantal modulen in het derde en vierde jaar van het programma. Waar deze eisen aan bod komen blijkt uit “Relatie In-service Certificate of English Language Teaching en IDEE”. De eisen van het European Profile for Language Teacher Education zijn ook verwerkt in de doelen en inhoud van de vakdidactische modulen in het programma. Doelen ten aanzien van de internationalisering worden gerealiseerd in de opzet van het programma waarbij studenten één semester in elk jaar van de hoofdfase studeren aan de University of Wolverhampton in Engeland. Het auditteam karakteriseerde de doelen van IDEE als ambitieus. Uit de documentatie en tijdens de audit is het auditteam gebleken dat IDEE haar doelstellingen (zowel de ‘Nederlandse’ als de ‘Engelse’) in haar programmaopbouw volledig waarmaakt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 29
Het auditteam is bovendien zeer te spreken over de wijze waarop de opleiding IDEE de onderzoekscomponent in het programma heeft geïncorporeerd. Zie onder facet 2.1. IDEE: “Toegepast onderzoek en externe opdrachten”.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 30
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend? Oordeel: goed Nederlands, Frans, Engels (alle varianten) en IDEE Bevindingen I Algemeen Horizontale samenhang Koppeling van theorie/kennisbasis en competent handelen In het Werkplekleren in de school krijgt de student “leertaken” (open, flexibele opdrachten) aangereikt, waarbij het zichtbaar toepassen van in de lessen Vak/Vakdidactiek en ABV aangeleerde theorie vereist wordt. Ook worden gerichte opdrachten meegegeven ter uitvoering in het Werkplekleren. De Afdeling bo/bve heeft voor haar tweedegraads lerarenopleidingen de relatie tussen de verschillende studieonderdelen aangegeven. Integratie van en reflectie op leerervaringen 1. Er is sprake van een sterk rond beroepstaken opgebouwde opleiding hetgeen de horizontale samenhang tussen theorie, opdrachten/projecten en de buitenschoolse component van de programma’s krachtig bevordert. ’Metawerk’ is in elke opleidingsfase de plaats waar de ervaringen uit de verschillende curriculumpijlers samenkomen en de student reflecteert op zijn ontwikkeling. De student schrijft een POP en documenteert zijn ontwikkelingen in een digitaal portfolio. 2. De bekwaamheidsproeven zijn integrale beoordelingsmomenten. De verschillende competenties worden daarbij in samenhang getoetst. Dat geldt ook voor de competentieaspecten kennis, vaardigheden, attituden. Integraal afstudeerproduct In het kader van het afstuderen werkt de student aan een integraal afstudeerproduct (meesterproef). Dit afstudeerproduct heeft een onderzoekscomponent en een ontwikkelcomponent. Hiermee legitimeren studenten dat zij op bachelorniveau kunnen denken en handelen. In het afstudeerproduct komen de kennis en ervaring uit de vier pijlers samen. Verticale samenhang Toenemende complexiteit, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid Voor elke competentie zijn drie handelingsniveaus beschreven, passend bij de drie opleidingsfasen: propedeuse, hoofdfase en afstudeerfase. Elke fase wordt afgesloten met een bekwaamheidsproef, waarin wordt onderzocht of de student geschikt is voor de volgende fase. De Tweedegraads lerarenopleidingen hebben voor de verschillende tweedegraads lerarenopleidingen de relatie tussen de verschillende studieonderdelen expliciet vermeld. Van kennisontwikkeling naar competentieontwikkeling De beheersing van de kennisbasis is voorwaardelijk voor het competent functioneren in de beroepspraktijk. In het begin van de opleiding ligt het accent daarom vooral op de verwerving van de kennisbasis; naarmate de student vordert in de studie komt het accent meer te liggen op competentieontwikkeling in de beroepspraktijk en toepassing van de verworven kennis. De (vak-) kennis wordt in de laatste fase van de studie verdiept in relatie tot de profilering van de student, resulterend in een afstudeerproduct. Van aanbodgestuurd naar studentgestuurd Naarmate het curriculum meer competentiegericht wordt, wordt het ook meer studentgestuurd. De keuzen voor de student nemen toe naarmate hij vordert in het curriculum: de profilering in het derde studiejaar, de minor en het afstudeerproduct in jaar 4. Verder nemen binnen alle programmaonderdelen de vrijheid én de verantwoordelijkheid van studenten toe. Daarnaast neemt de begeleiding in het Metawerk af. In de afstudeerfase wordt de student geacht zelfstandig aan zijn portfolio te werken.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 31
Van brede basis naar profilering In de eerste twee jaar wordt een brede basis gelegd: de kennisbasis (Vak/Vakdidactiek en ABV) is algemeen van aard en de student maakt zowel theoretisch als praktisch kennis met uiteenlopende onderwijstypen. Aan het begin van jaar 3 kiezen de studenten voor het uitstroomprofiel havo/vwo of het uitstroomprofiel beroepsonderwijs. Samenhang binnen- en buitenschools programma 1. In het Werkplekleren werkt de student in ieder jaar aan een brede competentieontwikkeling. De student werkt aan leertaken waarin hij nieuwe ervaringen opdoet, maar waarin hij ook in de opleiding verworven kennis toepast en verdiept. Vanuit de schoolpraktijk brengt hij ervaringen en vragen mee terug naar de opleiding. Het instrumentarium van het Werkplekleren en de structurele begeleiding vanuit de opleiding (op opleidingsscholen in nauwe samenwerking met de schoolopleider) zorgen voor een inhoudelijke koppeling tussen de praktijkervaring en het binnenschools curriculum. 2. Het leerwerktraject LiO, het afstudeerproduct en supervisie/Metawerk zijn rechtstreeks gerelateerd aan het buitenschools leren. Studenten, zo blijkt uit STM, zijn tevreden over de samenhang van de respectieve programma’s. Een beeld dat tijdens de audit werd bevestigd. Voor hen heeft ‘samenhang’ met name betrekking op de relatie tussen het theoriedeel en de praktijk: bereidt de theorie in voldoende mate voor op de praktijk, zowel wat vakinhoudelijke kennis betreft als wat de pedagogisch-didactische component betreft? Het antwoord op die vraag is: ja. Ten slotte Uit de programmabeschrijvingen van de onderhavige opleidingen blijkt, dat de hierboven geschetste structuur consequent in de opleidingen is doorgevoerd. Anders gezegd, de Afdeling vo/bve heeft de programmatische samenhang van haar opleidingen niet alleen goed vorm gegeven, maar ook in praktijk gebracht. Dat heeft er o.a. toe geleid, dat het kritiekpunt van de visitatiecommissie (zie Hoofdstuk I) t.a.v. de opleidingen Frans en Engels, namelijk dat er een discrepantie bestaat tussen stagedoel en opleidingsdoel, grotendeels is weggewerkt. II Nederlands Het werken aan de vakcompetenties Nederlands vindt plaats in de leerlijnen Taalkunde & Taalbeheersing, Letterkunde, Kunst & Cultuur en Vakdidactiek die binnen de curriculumpijler “vak en vakdidactiek” worden aangeboden. De leerlijnen zijn voor voltijd en deeltijd gelijk. Taalkunde & Taalbeheersing Theorie en praktijk van het Nederlands staan centraal. Tot ‘taalkunde’ behoren kennis van de taal in algemene zin en de specifieke onderdelen van de taal. Tot ‘taalbeheersing’ behoren de vakken waarbij de eigen vaardigheid wordt getraind op het gebied van de hoofdvaardigheden van lezen en schrijven en spreken en luisteren. Letterkunde In de leerlijn letterkunde wordt aandacht besteed aan literatuurgeschiedenis, aan creatieve taaluitingen als poëzie, proza en drama en aan diverse vormen van fictie, zowel in tekst als in beeld. Kunst en cultuur De leerlijn kunst en cultuur is in het bijzonder gericht op diverse thema’s uit de Nederlandse cultuur, zoals die tot uitdrukking komen in mythologie, filosofie, beeldende kunst, theater, film en televisie en literatuur. Vakdidactiek In de leerlijn vakdidactiek (didactiek schoolvak Nederlands) staan de diverse vormen en technieken van de overdracht van kennis en vaardigheden van de voorgaande leerlijnen voor het tweedegraads gebied centraal.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 32
III Frans De samenhang tussen de verschillende studieonderdelen, zo blijkt uit de programmabeschrijving, komt op verschillende manieren tot uitdrukking in een concentrisch opgebouwd curriculum. Er is een gestructureerde opbouw over het hele curriculum over de jaren heen, maar ook een inhoudelijke samenhang en opbouw binnen elk van de vier leerlijnen in het curriculum. Bij het verwerven van taalvaardigheid en het vervolgens zelf lesgeven in een vreemde taal geldt een aantal verwervingsprincipes, waarmee rekening is gehouden in de opbouw van de studieonderdelen. De opleiding gaat zoveel mogelijk uit van een integratief aanbod, waarbij zowel het leren op eigen niveau als op dat van de leerlingen aan bod komt. Dat betekent dat er accenten zijn gelegd ten aanzien van de (SBL) competenties die centraal staan en dat er per leerpraktijk of module een verschillend accent wordt gelegd ten aanzien van de vier taalvaardigheden. In navolging van de kennisbasis kunnen de volgende 4 leerlijnen worden onderscheiden: Vaardigheden: kijk- en luistervaardigheid, leesvaardigheid, grammatica, woordenschat en fonetiek. Literatuur: literatuurgeschiedenis, (onderwijzen van ) jeugdliteratuur Frankrijkkunde: expliciet gericht op ‘civilisation’, maar ook impliciet in de leerlijnen vaardigheden en Literatuur. Vakdidactiek: gericht op de vakdidactische en de organisatorische competentie en specifiek op de beroepscontexten ‘werken met leerlingen’ en ‘werken aan eigen beroepsidentiteit’. IV Engels De samenhang tussen de verschillende studieonderdelen komt op verschillende manieren tot uitdrukking. Er is een gestructureerde opbouw van het hele curriculum over de jaren heen met een inhoudelijke samenhang tussen de modulen in elk leerjaar. Daarnaast is er ook een opbouw binnen elk van de vier leerlijnen. Taalverwervingstheorie en vakdidactiek Dit leergebied bereidt studenten direct voor op het lesgeven. In de module ‘Language Learning and Teaching’ leren studenten al in het eerste jaar de basisprincipes van de taalverwerving en wordt hun de kans geboden om deze kennis toe te passen door het plannen en uitvoeren van leesactiviteiten voor medestudenten. Inzichten die studenten krijgen met betrekking tot de taalverwervingstheorie worden ook toegepast op hun eigen taalontwikkeling. Taalkunde De modules in deze leerlijn hebben een theoretisch en een praktisch doel. Na het doorlopen van deze leerlijn zal de student een duidelijk overzicht hebben van de discipline van de taalwetenschap. Daarnaast zal de student met de praktische toepassingen van deze discipline voor het Engels (en waar nodig het Nederlands) hebben kennisgemaakt. Literatuur en Cultuur De leerlijn ‘Literatuur en Cultuur’ bestaat uit vijf modules waarmee studenten hun kennis van en inzicht in de cultuur van de English-speaking world kunnen vergroten zowel door het bestuderen van de literatuur, de geschiedenis en de culturele conventies van het doeltaalgebied als door het actief deelnemen aan het leven in het doeltaalgebied. De opbouw van deze leerlijn zorgt ervoor dat de student beschikt over algemene communicatieve competenties in verschillende culturele contexten volgens de richtlijnen in het Europees ReferentieKader. Taalvaardigheid Het ontwikkelen van de taalvaardigheid is een continu proces door de opleiding heen, en daarna. Het is een voorbeeld van life-long learning. Taalvaardigheid wordt ontwikkeld in alle vakmodulen en doordat studenten Engelstalig studiemateriaal lezen en studieopdrachten in het Engels uitvoeren. In de modulen in deze leerlijn wordt daarom vooral aandacht besteed aan het ontwikkelen van taalleerstrategieën en kennis van de eisen die gesteld worden aan taalvaardigheid. IDEE Naast de algemene kenmerken (zie onder I) kent IDEE ook per jaar een focus, iets wat de horizontale samenhang nog meer reliëf geeft.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 33
Jaar Jaar 1 Jaar 2 Jaar 3 Jaar 4
Focus Voorbereiding, selectie, basisvaardigheden en begrippen Introductie in de verschillende disciplines, toepassen van kennis Verbreding en verdieping, evalueren Onderzoek, kritische analyse, synthese en creatief denken
Voorts is het programma opgebouwd langs vier leerlijnen: Onderwijskunde en vakdidactiek, gericht op (o.a.): ‘Intro to language learning’, ‘Education in North West Europe’, ‘Impact of Social Factors on Education’, ‘Comparative Education’. Engelse taalkunde, gericht op (o.a.): ‘Introduction to Linguistics’, ‘How Language works’, ‘Structure of English’, ‘Sex, Gender and Language’. Engelse letterkunde, gericht op (o.a.): ‘Britain/ American History’, ‘Prose and Poetry’, ‘Introduction to Literature’, ‘Writing for Young People’. Taalvaardigheid, gericht op (o.a.): ‘Proficiency’, Reading to Writing’. Taalvaardigheid wordt verder ontwikkeld in alle modulen, die immers uitsluitend in het Engels worden aangeboden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 34
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen? Oordeel: voldoende Nederlands, Frans, Engels (alle varianten) en IDEE Bevindingen I Algemeen Studielast In de respectieve studiegidsen wordt de studielast per programmaonderdeel gespecificeerd. In de module-evaluaties wordt onderzocht of de feitelijke studielast van de student overeenkomt met de geplande studielast. Bij afwijkingen wordt nagegaan (bijvoorbeeld via focusgesprekken met studenten) wat de oorzaak is en of er verbetermaatregelen moeten worden genomen. Iets wat (zie bij de opleidingsspecifieke bevindingen) ook in de praktijk wordt gebracht. Zie voorts onder facet 4.2 ‘Studiebegeleiding’. Extra aandacht betreffende de studielast krijgt de groeiende groep deeltijdstudenten die verkorte trajecten doorlopen. Met hen wordt op basis van intake een studiecontract opgesteld met een maatwerkroute, waarbij ook gekeken wordt naar een per individu haalbare studielast en de spreiding daarvan. Het auditteam is van mening, dat het systeem van ‘studiecontracten’ een effectief middel is om de wederzijdse verwachtingen en verplichtingen helder te maken. Bindend afwijzend studieadvies Het eerste jaar heeft aan het eind een harde cesuur: het bindend afwijzend studieadvies (BAS). De studenten moeten voldoen aan een aantal minimumeisen, die HvA-breed zijn vastgesteld. Aan het einde van jaar 2 moeten studenten hun propedeuse hebben behaald, zo niet dan volgt alsnog een BAS. Deze eis maakt het voor de studenten jaar 1 (en 2) noodzakelijk hun organisatorische competentie goed in orde te hebben. Contacturen Docenten en studenten wijzen er op dat het aantal ‘fysieke’ contacturen tussen docent en student weliswaar beperkt is, maar dat de studie-intensiteit ook bepaald wordt door de stagewerkzaamheden van de student en de voorbereiding die dit kost. Concreet geven studenten aan dat zij, afhankelijk van het studiejaar, meer dan 30 uur per week aan de studie besteden. Navraag tijdens de audit bij studenten laat zien dat zij het aantal contacturen en de studielast als voldoende beoordelen. Met name in perioden dat er naast lessen op de opleiding ook stages geprogrammeerd zijn, is de druk groot maar ‘wel te doen’. Het aantal contacturen is aangepast aan de doelgroep (voltijd-, deeltijdstudenten) en verschilt voorts per opleidingsjaar. In het eerste jaar wordt voor voltijdstudenten de HvA-norm gehanteerd van 16 contacturen per lesweek, buiten de stage. In de hogere jaren neemt het aantal contacturen af, conform het principe van toenemende zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. In het vierde studiejaar besteedt de student veel tijd aan zijn werk op de school in het LiO-traject en aan het afstudeerproduct. Er zijn dan nog slechts enkele contacturen geprogrammeerd. De gemiddelde werkweek Per leerjaar van de voltijdopleiding ziet de gemiddelde werkweek van studenten er als volgt uit: Ten aanzien van het eerste jaar is met ingang van het studiejaar 2008/2009 besloten om de eerstejaars studenten aan het begin van het studiejaar vier dagen per week les te geven. Hiermee wil de opleiding de binding met de opleiding vergroten en het studieritme verbeteren.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 35
Vanaf november 2009 worden de eerstejaars studenten – vanwege de start van de duale stages – nog drie en halve dag per week ingeroosterd. Duale studenten hebben dan de mogelijkheid anderhalve dag op hun stage school door te brengen. Het aantal contacturen (24 uur) blijft echter gelijk. In het tweede leerjaar van de opleiding neemt het aandeel van de stages geleidelijk toe. Ook in dit jaar slaagt de opleiding erin het aantal van 15 contacturen (semester 1) en 13 lesuren (semester 2) in te roosteren, verspreid over twee à drie lesdagen per week. In het derde leerjaar neemt het aantal lesuren slechts zeer gering af, terwijl de omvang van de stage toeneemt (twee à drie dagen per week). De twee collegedagen per week waarop de contacturen (10 uur) voor de derdejaars zijn ingeroosterd, zijn dan ook intensief. Van studenten wordt buiten de colleges steeds meer verwacht. In het vierde leerjaar – de afstudeerfase van de opleiding – staat de student voornamelijk voor de klas. Op drie à vier dagen per week wordt er stage gelopen en op één dag worden er contacturen ingepland voor studieloopbaanbegeleiding, het afstudeerproduct en supervisie. Vanaf het studiejaar 2009/2010 wordt in het vierde leerjaar de verplichte minor in principe in één semester geprogrammeerd. Dit betekent dat studenten gedurende een halfjaar (30 stp) intensief aan een samenhangend aanvullend keuzeprogramma binnen of buiten de HvA zullen werken. Het aantal contacturen zal daardoor veranderen.
Voor de deeltijdstudenten zijn in ieder jaar in vergelijking met voltijdstudenten minder contacturen, waar dan wel een groter aantal uren zelfstudie tegenover staat. Studenten, zo blijkt uit STM, zijn tevreden over de studielast / studeerbaarheid van de respectieve programma’s. Een beeld dat tijdens de audit werd bevestigd. Niet in alle opzichten, zie hieronder, maar het algemene beeld is positief. Ten slotte Voor zover er studiebelemmerende factoren zijn, besteedt de Afdeling vo/bve daar voldoende aandacht aan: focusgesprekken en - bij de deeltijdopleidingen- de studiecontracten zijn daarbij belangrijke instrumenten. II Nederlands Zie onder ‘Algemeen’. En: Uit het overzicht van het aantal contacturen dat bij de opleiding Nederlands wordt gerealiseerd, blijkt dat het aantal geprogrammeerde college-uren de eerste twee jaren van de opleiding het grootst is (14 resp. 15) en in de LiO-fase van de opleiding het kleinst. Dit wordt verklaard door het in de loop van de opleiding toenemende accent op het werkplekleren, de stages in de opleidingsen samenwerkingsscholen van de afdeling vo/bve. In toenemende mate in het studietraject lopen de studenten stage: van 7 uur per week in jaar 1 tot 21 uur per week in jaar 4. In het tweede jaar van de opleiding neemt het aandeel van de stages geleidelijk toe. In dit jaar zijn 15 lesuren ingeroosterd, gespreid over twee à drie lesdagen per week. In jaar drie neemt het aantal lesuren slechts zeer gering af, terwijl de omvang van de stage toeneemt (twee à drie dagen per week). De twee collegedagen per week waarop de lesuren (11) voor de derdejaars zijn ingeroosterd, zijn dan ook intensief te noemen. De studielast is gelijkmatig over vier jaren verdeeld. Per jaar verdeelt de opleiding Nederlands de studielast zodanig de producten die studenten moeten leveren gelijkmatig verdeeld zijn over het jaar. Wel zijn er duidelijke piekmomenten: de toetsweken. Deze zijn van te voren bekend bij de studenten, zodat zij zich hierop kunnen voorbereiden. Dat geldt voor de reguliere voltijd- en deeltijdstudenten. Een aantal zaken zorgt er voor, dat de studeerbaarheid onder druk is komen te staan: de afgelopen jaren is er door externe beleidsbeslissingen een groot aantal curriculumveranderingen doorgevoerd. Op drie belangrijke punten heeft deze verandering plaatsgevonden. Allereerst heeft de overgang van perioden naar semesters tot gevolg dat de vakken anders gerangschikt zijn, ten tweede hebben inhoudelijke veranderingen plaatsgevonden door het samenvoegen van de vakken in zogenaamde leerlijnen en ten derde speelt de invoering van uitstroomprofielen een rol. Op deze wijze volgt op dit moment elk cohort een ander curriculum.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 36
Zodra studenten gaan versnellen, treden organisatorische problemen op en loopt de administratieve verwerking (Volg+) niet synchroon met het werkelijke curriculum voor de student. Een en ander maakt het soms lastig om daadwerkelijk maatwerk voor de studenten te leveren. De opleiding (i.c. de Afdeling vo/bve) is zich daar volledig van bewust. De huidige problemen met de studeerbaarheid zijn kenmerkend voor een opleiding in transitie. Als het nieuwe curriculum en de uitstroomprofielen volledig zijn uitgekristalliseerd, zal de studeerbaarheid niet meer gehinderd worden door overgangsproblemen, zo verwacht de opleiding. Gelet op de strakke regie van de Afdeling vo/bve is, naar het oordeel van het auditteam, die verwachting gewettigd. Elke student heeft een mentor. Deze is gedurende een jaar de mentor van een bepaalde groep studenten. De mentor heeft als belangrijke taak de voortgang van de studie van de student te bewaken en te bespreken. Vooral in het eerste jaar van de studie (deeltijd en voltijd) heeft de mentor intensief contact met de individuele student; niet in de laatste plaats om tot een helder beeld samen met de student te komen of deze de juiste opleiding volgt. Met individuele gesprekken worden ze hierin begeleid door de mentor. De grootte van een mentorgroep (30) heeft invloed op de studeerbaarheid. De opleiding Nederlands kampt met grote mentorgroepen, waardoor de individuele begeleiding van de student onder druk komt. De oorzaken zijn de beperkte formatie en de aard van het vak Nederlands dat veel inhoudelijke begeleiding en feedback op producten, zoals leesdossiers, van studenten vraagt. In dat verband heeft de Afdeling vo/bve besloten het in 2007-2008 gestarte HvA project Studentmentoraat, waarbij hogerejaars studenten van een bepaalde opleiding als student-mentor worden gekoppeld aan eerstejaars studenten uit dezelfde opleiding, ook in de opleiding Nederlands uit te voeren. De resultaten van de pilot in de opleidingen Frans, Geschiedenis en Wiskunde zijn zodanig positief dat zulks ook in de opleiding Nederlands mag worden verwacht. Samenvattend: de problemen m.b.t. de studeerbaarheid zijn deels eigen aan de overgangssituatie en daardoor tijdelijk van aard. Voor wat betreft het mentoraat zal via het project Studentmentoraat de capaciteit worden uitgebreid. Iets wat, zo blijkt bij andere opleidingen, een positief effect heeft op de studeerbaarheid. III Frans Zie onder ‘Algemeen’. En: Uit het overzicht van het aantal contacturen blijkt voor de voltijdopleiding dat het aantal geprogrammeerde college-uren in de propedeutische fase van de opleiding het grootst is (18) en in de afstudeerfase van de opleiding het kleinst (2 in jaar 4, semester 1). Dit kan verklaard worden door het in de loop van de opleiding toenemende accent op het werkplekleren en de stages in de opleidings- en samenwerkingsscholen van de afdeling vo/bve. Dat heeft te maken met een bewuste opbouw van het curriculum: toenemende complexiteit en zelfstandigheid; van kennis naar competentie; van aanbodgestuurd naar studentgestuurd. Met de 18 geprogrammeerde lesuren in jaar 1 voldoet de opleiding Frans van HvA Onderwijs en Opvoeding aan de HvA-norm (16 lesuren per week), hoewel deze norm niet zou kunnen worden gehaald zonder de hulp van studentassistenten. In het tweede jaar van de opleiding neemt het aandeel van de stages geleidelijk toe. Er zijn dan 9 lesuren voor voltijdstudenten en 8 voor deeltijdstudenten. Studenten vol- en deeltijd hebben zoveel mogelijk samen les, om de beschikbare docententijd zo effectief mogelijk te verdelen over contacturen. De studielast is thans evenwichtig over de opleiding gespreid. Dankzij een aantal maatregelen dat is genomen om de studeerbaarheid te verbeteren t.a.v. de positionering van verschillende studieonderdelen in het programma. Zo is de studielast in semester 1 van jaar 2 verminderd, door het onderdeel Media te verplaatsen naar semester 2. Ook zijn in jaar 2 de onderdelen Voorbereiding werkplekleren en Communicatieve vaardigheden inhoudelijk beter op elkaar afgestemd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 37
Betrekkelijk veel studenten Frans zijn van mening te zijn, dat de opleiding te veel tijd vergt. Dit hangt samen met het feit dat het leren van het vak Frans in de Nederlandstalige omgeving nogal veel inspanning vereist. In die zin is dit een ‘normaal’ gegeven, waar het auditteam geen negatieve connotatie bij plaatst. IV Engels Zie onder ‘Algemeen’. En: Uit het overzicht van het aantal contacturen blijkt voor de voltijdopleiding dat het aantal geprogrammeerde college-uren in de propedeutische fase van de opleiding het grootst is (17) en in de afstudeerfase van de opleiding het kleinst (2 in semester 1). Dit kan verklaard worden door het in de loop van de opleiding toenemende accent op het werkplekleren in de opleidings- en samenwerkingsscholen van de afdeling vo/bve. Dat heeft te maken met een bewuste opbouw van het curriculum: toenemende complexiteit en zelfstandigheid; van kennis naar competentie; van aanbodgestuurd naar studentgestuurd. Met de 17 geprogrammeerde lesuren in jaar 1 voldoet de opleiding Engels van HvA Onderwijs en Opvoeding aan de HvA-norm (16 lesuren per week). In het tweede jaar van de opleiding neemt het aandeel van de stages geleidelijk toe. In dit jaar zijn 13 lesuren in het eerste semester en 15 in het tweede semester ingeroosterd, gespreid over twee à drie lesdagen per week. In jaar drie neemt het aantal lesuren slechts zeer gering af, terwijl de omvang van de stage toeneemt (twee à drie dagen per week). De invoering van de profielen heeft een geringe toename van de contacttijd in jaar 3 tot gevolg gehad. In jaar 4 – de afstudeerfase van de opleiding – werkt de student voornamelijk in de school. Op drie à vier dagen per week is hij verbonden aan een opleidings- of samenwerkingsschool van de Afdeling vo/bve, op één dag per week worden er nog contacturen georganiseerd door de opleiding in het kader van talendidactiek, afstudeerproduct, studieloopbaanbegeleiding en supervisie. Studenten studeren minder dan de beoogde 40 uur per week. Om deze reden is er dit jaar overgegaan tot een veel striktere hantering van de aanwezigheidsplicht bij de eerstejaars studenten waarbij een student wordt uitgesloten van deelname aan de eerste zitting van een examen bij meer dan 80% afwezigheid. IDEE Zie onder ‘Algemeen’. En: De door de opleiding gerealiseerde studielast in het eerste jaar van de opleiding is minder dan de daarvoor bestemde 40 uur. Dit beeld wordt bevestigd door het feit dat een aantal eerstejaars studenten regelmatig onvoorbereid naar de les komt. Het probleem zit dus vooral in het te geringe aantal uren zelfstudie dat door studenten wordt uitgevoerd. Het programmeren van meer contacturen lost het probleem van de niet gerealiseerde studielast dus niet op. Het antwoord ligt in het effectiever aansturen van de zelfstudie, door een combinatie van het aanleren van studievaardigheden en door consequenties te verbinden aan het niet uitvoeren van opgegeven zelfstudietaken. Aan het begin van studiejaar 2008-2009 werd een aantal maatregelen geïntroduceerd waarmee een verbetering in het studieritme van de eerstejaars werd beoogd, o.a. het uitsluiten van de toets voor studenten die meer dan 20% afwezig zijn geweest en het controleren van adequate voorbereiding aan het begin van de les, waarbij niet voorbereid zijn telt als afwezig. Ook wordt, tijdens individuele gesprekken met studenten, de studielast besproken onder andere in relatie tot het aantal uren dat besteed wordt aan andere activiteiten zoals betaald werk. Studenten worden geholpen bij het stellen van prioriteiten en het realiseren daarvan. Aan het einde van het studiejaar 2007-08 gaven studenten via evaluaties aan dat ze een hoge werkdruk ervaren in jaar 4 vanwege het tegelijkertijd afronden van de stage en het maken van de ICELT portfolio. Dit jaar zijn opdrachten gecombineerd waardoor de werkdruk voor de studenten afneemt. Ook is er meer begeleiding ingezet bij het maken van de ICELT portfolio.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 38
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: VWO, HAVO, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek? Oordeel: voldoende Nederlands, Frans en Engels (alle varianten) en IDEE. Bevindingen I Algemeen ‘Reguliere’ instroom De vierjarige opleiding is toegankelijk voor studenten met een diploma havo, vwo of mbo-4. Studenten die niet over deze vooropleiding beschikken maar die ouder zijn dan 21 jaar kunnen worden toegelaten op basis van een positief resultaat van de zogenaamde 21+-toets. De 21+-toets bestaat uit een taaltoets en een vakinhoudelijke toets. Studenten met een buitenlands diploma kunnen instromen als zij een door de HvA goedgekeurd diploma hebben dat vergelijkbaar is met het Nederlandse mbo-4, havo- of vwo-diploma en het Nederlands voldoende beheersen. Voor toelating tot de opleiding IDEE gelden dezelfde eisen. Buitenlandse studenten moeten een gelijkwaardige vooropleiding gehad hebben en het Engels voldoende beheersen. De Engelse studenten in de opleiding IDEE moeten aan de gebruikelijke Engelse eisen voor toelating tot de universiteit voldoen (A-level). Intake, vrijstellingen Voltijdstudenten worden op grond van bovenstaande regels zonder meer toegelaten. Met deeltijdstudenten wordt, na inschrijving, altijd een intakegesprek gevoerd om eventuele vrijstellingen te kunnen vaststellen. Het gesprek wordt gevoerd met een daartoe aangewezen docent van de desbetreffende opleiding. Op grond van eerdere opleidingen of werkervaring worden aan de hand van vastgestelde intake-procedures voor de algemene beroepsvoorbereiding, Werkplekleren en voor vakonderdelen vrijstellingen bepaald en vastgelegd in een door de Examencommissie van de opleiding goed te keuren studiecontract. Studenten die het auditteam tijdens de audit heeft gesproken, meldden dat de overgang van hun vooropleiding naar de lerarenopleiding sterk afhangt van hun motivatie en van het niveau van de vooropleiding. Studenten geven zelf aan dat mbo’ers het vaak erg moeilijk hebben. Na de propedeuse neemt het aantal vanuit het mbo ingestroomde studenten sterk af. Vwo’ers geven aan dat de opleiding goed te doen is. Hun studieresultaten zijn in de regel goed. Ten slotte Voor de voltijdopleidingen Nederlands, Frans en Engels is de aansluiting met het niveau (en de motivatie) van de instromende studenten onvoldoende. De Afdeling vo/bve heeft slechts zeer beperkte instrumenten om dit probleem aan te pakken. Binnen de mogelijkheden die zij heeft, verricht zij voldoende inspanningen, bijvoorbeeld op het gebied van studiebegeleiding. Maar wat zij ook doet, het blijven lapmiddelen, zolang zij het probleem niet bij de kern (instroomselectie) mag aanpakken. In dat opzicht is de onvoldoende aansluiting de Afdeling vo/bve dan ook niet aan te rekenen. Het belangrijkste instrument (selectie aan de poort in termen van niveau en motivatie) kan immers niet worden ingezet. Anders gezegd, het auditteam acht dit facet voor de voltijdopleidingen weliswaar als onvoldoende, maar ziet zulks niet als een falen van de Afdeling vo/bve. (Zie overigens de opmerking bij de opleiding Nederlands.) Die doet er alles aan om uitval te voorkomen. Dat is dan ook uiteindelijk de overweging die het auditteam brengt tot een oordeel ‘voldoende’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 39
Voor de deeltijdopleidingen geldt bovenstaande in veel mindere mate: het gaat dan namelijk om zeer gemotiveerde studenten. II Nederlands Niveau Instroom De kwaliteit van de instroom weerspiegelt zich met name in de taalbeheersing van de studenten, zowel de passieve (het kunnen lezen van langere teksten en teksten van een hoger niveau) als de actieve (het produceren van correct en leesbaar Nederlands). Grote verschillen in niveau zouden moeten leiden tot differentiatie binnen de groep. Vooralsnog wordt aan studievaardigheden te weinig structureel aandacht besteed. Een ander punt is dat mboabituriënten vaak moeite hebben om op hbo-niveau te reflecteren. Het uiteenlopend niveau van de taalbeheersing bij instromende studenten compliceert het realiseren van het hbo-niveau. Vooralsnog wordt er geen beleid gevoerd om de kloof tussen het lage instroomniveau en het gewenste uitstroomniveau te dichten. Net als veel andere opleidingen vindt de opleiding Nederlands dat wel zeer wenselijk. Zij neemt dan ook actief deel aan de discussie binnen de afdeling en binnen HvA Onderwijs en Opvoeding als geheel om het taalniveau van instromende studenten te diagnosticeren en te remediëren, waar dat nodig is. Voorgenomen maatregelen Vanaf 2009-2010 krijgen studievaardigheden en studiehouding meer aandacht aan binnen de vakonderdelen. Vanaf 2009-2010 krijgen zowel passieve als actieve taalbeheersing meer aandacht binnen het curriculum. De opleiding meet aan het begin van het studiejaar 2009-2010 en vervolgens jaarlijks bij de start van nieuwe collegejaar het instapniveau Nederlands van de binnenkomende student. De opleiding formuleert in 2010 met de (dan definitieve) Kennisbasis als uitgangspunt een onderwijsaanbod dat zoveel mogelijk aansluit bij het instapniveau van de eerstejaarsstudenten. Het auditteam merkt hierbij op, dat de gesignaleerde instroomproblemen (bij de voltijdopleiding) reeds jaren bekend zijn en spreekt zijn verbazing erover uit dat zij eerst nu expliciet aandacht krijgen. III Frans Zie ook onder ‘Algemeen’. En: De instroom van de voltijdopleiding Frans bestaat hoofdzakelijk uit abituriënten van havoopleidingen. Deze studenten zijn vaak wel gemotiveerd voor het vak Frans, maar niet altijd voor het beroep van leraar. Het feit dat het voor een havist nauwelijks mogelijk is om een andere studie op hbo-niveau te doen waarin Frans centraal staat zonder dat het om het leraarsberoep gaat, maakt dat een gedeelte van de 1e jaars voltijd onvermijdelijk na verloop van tijd tot de ontdekking komt dat het beroep niet bij hen past. Dat verklaart ten dele de nogal forse uitval in de propedeuse. De instroom van de deeltijdopleiding wordt gekenmerkt door studenten die zeer gemotiveerd aan de opleiding beginnen. De deeltijdopleiding bestaat voor een groot deel uit studenten met een buitenlands diploma. Met name een Marokkaans diploma en in mindere mate Frans diploma. Ook zijn er doorgaans studenten met een buitenlands diploma uit een Afrikaans land. Dit impliceert dat nogal wat deeltijdinstromers tweede-taal leerders zijn wat het Nederlands betreft. Het feit dat met name de deeltijd een aanzienlijke instroom van studenten met een buitenlands diploma kent, heeft voordelen, maar ook nadelen. Een voordeel is dat deze studenten over het algemeen op het gebied van de Franse spreekvaardigheid al een behoorlijk niveau hebben en daarmee voor anderen een voorbeeldfunctie kunnen vervullen. Een nadeel is dat het niveau van het Nederlands soms een zodanig obstakel vormt dat het niet alleen de vakstudie in de weg staat, maar ook de ontplooiingsmogelijkheden van de student tijdens de stage belemmert. De opleiding betreurt het dan ook bijzonder dat de extra taalbegeleiding die tot vorig jaar onderdeel uitmaakte van het gezamenlijke curriculum, wegens bezuinigingen is geschrapt. Zij probeert dit thans via de introductie van een tutoraatssysteem te ondervangen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 40
IV Engels Zie onder ‘Algemeen’. En: Van een groot aantal studenten met een havo-diploma is het de vraag of ze voldoende zijn toegerust om een hbo-studie met succes te volgen, ook al voldoen ze aan de formele instroomeisen. Dit geldt in nog sterkere mate voor de mbo-abituriënten. De problemen komen vooral tot uiting in de schriftelijke taalbeheersing in het Nederlands van de voltijdstudenten, zowel de passieve (het kunnen lezen van langere teksten en teksten van een hoger niveau) als de actieve (het produceren van correct en coherent geschreven teksten). Beide zijn onmisbare voorwaarden voor het succesvol volgen van een hbo-talenstudie. De beheersing van het Engels laat een vergelijkbaar beeld zien. Studenten kunnen bijna allemaal vloeiend Engels spreken als het gaat om dagelijks algemeen taalgebruik maar, net als in het Nederlands, beheersen zij het cognitieve, abstracte taalgebruik op een veel lager niveau. Dit laatste hebben de studenten nodig voor het bestuderen van zowel de vakinhoudelijke literatuur als de vakdidactische literatuur, die bijna uitsluitend bestaat uit academische teksten in het Engels. Voor veel studenten is dit een groot struikelblok en dit is waarschijnlijk ook één van de oorzaken van de grote uitval tijdens en na het eerste jaar van de studie. Bovenstaand probleem is regelmatig een punt van discussie binnen de opleiding. Enerzijds meent de opleiding dat zij er goed aan zou doen meer steun te bieden aan studenten bij het ontwikkelen van hun cognitieve abstracte taalgebruik. Anderzijds stuit de opleiding op het probleem dat hierdoor veel tijd wordt geïnvesteerd in het eerste jaar terwijl de meeste studenten zullen vertrekken. Als deficiëntieprogramma’s aangeboden worden aan eerstejaarsstudenten (afkomstig van het mbo) dan zal dit ten koste gaan van het begeleiden van hogerejaarsstudenten. De studenten in het eerste jaar worden zoveel mogelijk getraind in strategieën voor het zelf ontwikkelen van hun academische taalvaardigheid. Dit werkt voor de gemotiveerde studenten met goed ontwikkelde studievaardigheden, maar er is een grote groep die buiten deze categorie valt. IDEE Zie onder ‘Algemeen’. En: Aanmelders met een voldoende buitenlandse vooropleiding maar geen IELTS of TOEFL certificaat moeten een interne entreetoets afleggen die hetzelfde toetst als IELTS. Alle buitenlandse abituriënten worden ook getoetst op hun vermogen tot abstract denken en hun cognitieve academische vaardigheden door het schrijven van een onvoorbereid argumentatief betoog. Daarnaast maken ze de taalvaardigheidstoets die door alle aanmelders voor IDEE wordt gemaakt. Een voldoende voor deze instaptoets is vergelijkbaar is met een 7 op een IELTS toets en wordt ook gebruikt als 21+ toets. Voor studenten met een voldoende Nederlandse vooropleiding heeft het resultaat de vorm van een studieadvies. Voor studenten met een buitenlands diploma is het resultaat bindend. Het auditteam acht dit een goede zaak. Het verdient aanbeveling een dergelijke toets ook bij de opleiding Frans en Engels te introduceren. Studenten met een Internationaal Baccalaureaat of een ander school- of universitair diploma komen in aanmerking voor vrijstelling van het Foundation Year. Hun diploma’s worden door het NUFFIC beoordeeld en deze studenten leggen daarnaast een extra intake toets af, die bestaat uit de analyse van een literaire tekst. Op basis van een voldoende waardering door het NUFFIC en een voldoende score voor de intake toets wordt deze studenten vrijstelling van het voorbereidende jaar verleend. Er is een systeem van ‘academic support’ binnen de opleiding, waarbij extra hulp wordt aangeboden aan studenten die specifieke lacunes hebben in hun voorkennis, of specifieke vaardigheden missen. Studenten worden door hun mentor verwezen naar een zgn. ‘academic support tutor’, die hen kan helpen bij het wegwerken van hun deficiënties.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 41
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Voldoet de opleiding aan de formele eis (240 EC) m.b.t. de omvang van het curriculum van een HBO bachelor opleiding? Oordeel: voldoende Nederlands, Frans, Engels (alle varianten) en IDEE Bevindingen Het totaal aantal studiepunten voor de tweedegraads lerarenopleidingen Nederland, Frans, Engels en IDEE is in onderstaande tabel weergegeven.
onderdeel vak en vakdidactiek algemene beroepsvoorbereiding werkplekleren metawerk afstudeerproduct keuzepunten minor totaal
Vierjarige opleiding (vt en dt)
kopopleiding (vt)
studiepunten 96 24 60 18 9 3 30 240
studiepunten
percentage 40 procent 10 procent 25 procent 8 procent 4 procent 1 procent 12 procent 100 procent
8 22 30 * 0 0 0 60
percentage 13 procent 37 procent 50 procent * 0 procent 0 procent 0 procent 100 procent
* metawerk is geïntegreerd in de begeleiding van werkplekleren
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 42
Facet 2.7 Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept? Oordeel: goed Nederlands, Frans, Engels (alle varianten) en IDEE Bevindingen I Algemeen Didactisch concept In het didactisch concept staan de volgende noties centraal: kennisintensief, omgevingsgericht en persoonsgericht. Deze zijn in algemene termen als volgt vertaald naar de vormgeving van het programma: Kennisintensief komt tot uitdrukking in de aandacht voor het beheersen van kennis als voorwaarde voor competent handelen en in de aandacht voor het verwerven van het hboniveau. Het kennisaspect komt primair aan bod in de pijlers vak/vakdidactiek en ABV, toepassing van kennis vindt plaats in het Werkplekleren. Omgevingsgerichtheid vindt plaats in met name het Werkplekleren, waar studenten geconfronteerd worden met de hedendaagse schoolpraktijk en de wereld van de leerlingen. Daarnaast besteedt ook ABV aandacht aan omgevingsaspecten (onderwijsontwikkelingen, leerling-achtergronden, interculturaliteit enz.). In metawerk gaat de student in op deze aspecten bij het formuleren van een visie op leraarschap en het maken van persoonlijke keuzes binnen het curriculum. Persoonsgerichtheid staat centraal binnen het Metawerk, waar de student reflecteert op de persoonlijke competentieontwikkeling. Het portfolio en het POP (persoonlijk ontwikkelingsplan) zijn de daarbij behorende didactische middelen, welke ook in de andere pijlers, en vooral in het werkplekleren, gebruikt worden. Werkvormen De pijler Vak/Vakdidactiek kent een evenwichtige mix van werkvormen: hoorcolleges, werkgroepen, vaardigheidstrainingen, individuele begeleiding. In de pijler ABV wordt vooral gebruik gemaakt van samenwerkend leren en andere activerende werkvormen. In de pijler Metawerk wordt gebruik gemaakt van werkvormen als praktijkonderzoek, videoreflectie en intervisie. Dubbele bodem Typerend voor een lerarenopleiding is de dubbele bodem: het gaat om leren en over leren: het leren van de student en het leren van leerlingen. Studenten doen kennis op van leren, mede aan de hand van hun eigen leerproces. Bij leerstof komt steeds de vraag naar voren: begrijp ik dit én kan ik het een ander uitleggen. Opleiders en het opleidingsprogramma functioneren als spiegel en voorbeeld voor de student. In alle pijlers wordt waar mogelijk en zinvol dit aspect van de dubbele bodem aangegrepen om het leren te ondersteunen en de beroepsgerichtheid te verhelderen. Opleidingsscholen Het didactische concept wordt gedeeld door de opleidings- en samenwerkingsscholen. In de keuze voor competentiegericht opleiden staat de ontwikkeling van de student centraal, met het POP en het portfolio als instrumenten die studenten zowel op de opleiding als op de school gebruiken. In de tripartiete overeenkomst, die voor elk individueel leerwerktraject wordt afgesloten, staan bijvoorbeeld POP en Reflectie expliciet genoemd als kernelementen van het opleidingsconcept.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 43
Overigens werken scholen, als gevolg van de invoering van de wet BIO, binnen het eigen personeelsbeleid met dezelfde competenties en gaan zij in toenemende mate gebruik maken van portfolio’s en POP’s voor de medewerkers. ICT en digitale didactiek Omgaan met ICT speelt in het gehele curriculum een belangrijke rol, naast de andere middelen om lessen vorm te geven. Zo leren de studenten tijdens de propedeuse een logische, digitaal ondersteunde presentatie te maken. Hierbij maken ze gebruik van onder andere video- en/of geluidsmateriaal, presentatieprogramma’s als PowerPoint en een digitaal kantoor (BSCW). In de loop van hun studie leren studenten ook andere toepassingen te gebruiken (denk aan Word, Excel, internet zoekprogramma’s, Inspiration). Op verschillende momenten in hun studie gebruiken studenten het internet als een didactisch middel. Zo moeten zij bij de vakmodule Massamedia een Webquest maken. Ten slotte Onder de strakke regie van de Afdeling vo/bve hebben haar opleidingen het didactisch concept en de daarmee samenhangende variëteit aan werkvormen volledig geïmplementeerd op een wijze die recht doet aan de doelstellingen van de opleidingen. Wat dat betreft beantwoorden de opleidingen geheel aan datgene wat men van een lerarenopleiding mag verwachten. II Nederlands Zie onder ‘Algemeen’. En: De opleiding Nederlands streeft er in alle vakonderdelen naar een driedeling aan te brengen in het leren van de studenten: Leren voor het eigen niveau: vergroten van eigen taalvaardigheden, kennis en vaardigheden voor het beroep en werken aan eigen inzichten en houding. Leren samen met en van anderen: studenten moeten werken aan (eind)opdachten samen met andere studenten, waarbij wederzijdse afhankelijkheid en individuele aanspreekbaarheid centraal staan. Leren een didactische vertaling te maken naar het taalonderwijs: studenten kiezen een situatie uit de lespraktijk, krijgen een praktijksituatie door de docent aangereikt of brengen zelf een vraag in die ontstaan is uit het werkplekleren. De opleiding Nederlands wil met bovenstaande driedeling de student voorbereiden op de lespraktijk en tegelijk de kennisbasis aanbrengen voor het schoolvak Nederlands. De werkvormen zijn zowel kennisgericht als praktijkgericht. De opleiding maakt ook gebruik van elementen uit het competentiegerichte onderwijs, vooral bij metawerk en vakdidactiek wanneer de studenten eigen leervragen stellen. De opleiding gebruikt de volgende vormen: hoorcollege, werkcolleges, projecten en praktijkleren. III Frans Zie onder ‘Algemeen’. En: In de doelstellingen van de opleiding staat de communicatieve methode centraal. Het gebruik van de doeltaal als voertaal is als leidraad gekozen. Het taaltheoretisch uitgangspunt dat handelen aan de taal nodig is om de taal goed te leren beheersen, sluit goed aan bij activerend en samenwerkend leren. Daarmee is er een duidelijk verband tussen het didactisch concept enerzijds en de gekozen werkvormen anderzijds. De leerlijn (taal)vaardigheden is dit jaar herzien. De vaardigheden worden meer geïntegreerd aangeboden. Ook de studielastverdeling van de taalvaardigheden is aangepast. Zo is in jaar 3 de taalvaardigheidslijn evenwichtiger over het studiejaar verdeeld. Dit past beter bij het ‘duurwerkingsaspect’ dat bij taalverwerving een wezenlijke rol speelt. Er wordt bovendien vanaf dit jaar een extra programma geïntroduceerd in jaar 1 voltijd, dat speciaal is gericht op het behalen van het gewenste niveau van taalbeheersing Frans als onderdeel van de algemene doelstellingen voor de leraar Frans. De verwachting is dat dit programma een positief effect op het rendement zal hebben.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 44
IV Engels Zie onder ‘Algemeen’. En: In de doelstellingen van de opleiding staat de communicatieve methode centraal. Het gebruik van de doeltaal als voertaal is als leidraad gekozen. Er wordt een brede variatie aan werkvormen toegepast. Werkcolleges, hoorcolleges, presentaties, projecten enzovoorts. De keuze voor een bepaalde werkvorm hangt af van de specifieke doelen van de module. Er is een duidelijk verschil tussen taalvaardigheidsmodulen waarbij de ‘dubbele bodem’ een vanzelfsprekende rol speelt en theoriegerichte modulen, waar dit minder van toepassing is. De modulen in de vakdidactische leerlijn zijn juist gericht op het toepassen van de theorie in de praktijk. De werkvormen bevorderen in toenemende mate de zelfsturing van de studenten. Het eerste jaar van de studie is het meest aanbodgericht en docentgestuurd. In de volgende studiejaren wordt steeds meer een beroep gedaan op de actieve inbreng en zelfstandigheid van de studenten. In het derde jaar is er voldoende ruimte voor de eigen interesses en ervaring van de studenten. Zij ontwikkelen voor een deel hun eigen kennis door onderzoek in hun profiel. De inhoud van lessen is in toenemende mate afhankelijk van de inbreng van de studenten. Dit is, naar het oordeel van het auditteam geheel in lijn met het opleidingsconcept ‘competentiegericht opleiden’ en de rol van de vaklijn daarin, waarin er een opbouw plaatsvindt van docentgestuurde naar docentonafhankelijke activiteiten. IDEE Zie onder ‘Algemeen’. En: Het didactisch concept van de opleiding wordt sterk beïnvloed door de visie op taalleren en het internationale, academische karakter van het programma. Het academische karakter van het programma is vanaf het begin zichtbaar in de keuze van de werkvormen. Studenten moeten leren hoe ze een betoog op kunnen bouwen, hoe ze hun argumenten kunnen onderbouwen met bewijs en verwijzingen naar literatuur, hoe ze generalisaties kunnen vermijden en hoe ze conclusies kunnen trekken uit de informatie die ze presenteren. De volgende werkvormen worden gebruikt in bijna alle modulen in de opleiding om dit doel te bereiken: klassendiscussies waarin studenten gevraagd wordt hun mening te onderbouwen, de feiten te analyseren en in het algemeen gestimuleerd worden om verder te denken; het maken van schrijfopdrachten (essays) en het herschrijven ervan op basis van uitgebreide, individuele feedback; groepsopdrachten waarin ideeën worden uitgewisseld en peer feedback wordt gegeven; het gebruik van zgn. ‘scaffolding’ of ondersteunende input, waarbij studenten begeleid worden in het proces van schrijven om te komen tot een beter eindproduct. Vooraf wordt uitgebreide informatie gegeven over hoe een opdracht gerealiseerd kan worden en studenten voeren daarbij ook opdrachten uit; individuele gesprekken of ‘tutorials’ met studenten over hun ‘essays’; interactieve hoorcolleges, waarin de kennis en ervaring van de student steeds wordt gerelateerd aan het onderwerp, m.a.w. het samen construeren van kennis; het zelfstandig vinden en bestuderen van relevante wetenschappelijke bronnen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 45
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd? Oordeel: voldoende Nederlands, Frans, Engels (alle varianten) Oordeel: goed IDEE Bevindingen I Algemeen Relatie leerdoelen en toetsvorm Op landelijk niveau is afgesproken dat de toetsing en examinering voldoen aan de volgende eisen: transparantie van toetsing en examinering, intersubjectiviteit van beoordeling, een in belangrijke mate curriculumonafhankelijke inrichting van examens en betrokkenheid van begeleiders uit de beroepspraktijk bij de beoordeling van het feitelijk functioneren in de beroepspraktijk. De Afdeling vo/bve vervult een voortrekkersrol in landelijke en regionale netwerken op het gebied van de ontwikkeling van competentie assessments. Vanuit de Afdeling vo/bve is een belangrijke bijdrage geleverd aan de ADEF-werkgroep ‘Competentiegericht opleiden en beoordelen’. Dit heeft geresulteerd in een instrumentenmap voor assessments in de lerarenopleiding. Sinds 2005 werkt de Afdeling vo/bve planmatig aan de verbetering van het toetsbeleid. De doelen hiervan zijn gebaseerd op een analyse van kansen en knelpunten in de toetspraktijk, zowel binnen de opleiding als op landelijk niveau. Er is een inventarisatie gemaakt van de toetspraktijk binnen de opleidingen. Dit heeft geresulteerd in een projectplan voor de uitwerking van het toetsbeleid. Het toetsbeleid voor 2008-2009 is vastgesteld in de notitie Toetsbeleid Afdeling vo/bve. De opleidingen hanteren per pijler een scala aan toetsvormen (diagnostisch, summatief en via feedback): instaptoets, (proef)tentamen, (proef)presentatie, peer assessment, practicumopdracht, rollenspel, simulatie, portfolio, handelingstoets, beroepsvaardighedentoets, leer- werkopdrachten, bekwaamheidsproeven. Op basis van de bestudeerde toetsen constateert het auditteam, dat er sprake is van grote diversiteit in toets- en beoordelingsvormen. Het toetsbeleid is gespecificeerd in het toetsbeleidsplan van de afdeling vo/bve. Daarin worden de algemene contouren voor het toetsbeleid aangegeven. De opleidingen onderzoeken binnen deze kaders wat de optimale mix van toetsen is, hoeveel er getoetst wordt, etc. Door middel van evaluaties wordt gekeken wat de studenten van de toetsen vinden en worden toetsen eventueel bijgesteld. Op deze manier ontstaat er een mix van toetsen die steeds beter past bij de verschillende opleidingen. Kwaliteitsbewaking toetsen & beoordelen In 2008-2009 is een start gemaakt met het instellen van toetscommissies en een toetsplatform waarin alle toetscommissies zijn vertegenwoordigd. Vanaf 2009-2010 zal in elke opleiding/ stuurgroep een toetscommissie functioneren. Toetscommissies hebben de volgende taken en verantwoordelijkheden: De kwaliteit van toetsen en beoordelingsinstrumenten evalueren en bijdragen aan verbetering. Bewaken dat de toetsing in overeenstemming is met de uitgangspunten voor de opbouw en samenhang van het curriculum en het toetsprogramma, de daarbij geformuleerde niveaueisen en dat er afstemming is tussen de curriculumpijlers. Bewaken van de toetscyclus. Zorgen dat opleiders de procedures en handvatten voor toetsen en beoordelen hanteren zoals bedoeld (communicatie, ondersteunen, handhaving). Knelpunten die pijleroverstijgend zijn inbrengen in het Toetsplatform.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 46
De belangrijkste taak van toetscommissie is het bijdragen aan de borging van de kwaliteit van individuele toetsen. Hierbij vormen de kwaliteitscriteria voor kennistoetsen een hulpmiddel. De commissie beoordeelt zaken als: type, inhoud en niveau van de beoordelingscriteria; taalgebruik, omvang en samenstelling van de toets; de normering en de toepassing van de beoordelingscriteria; transparantie: is de student tijdig bekend met de toetsvorm, de beoordelingscriteria en de normering? De in het studiejaar 2008-2009 ingestelde commissie ‘Kwaliteitsbewaking Examens’, een subcommissie van de examencommissie, krijgt als belangrijkste taak te onderzoeken of afstudeerproducten en portfolio’s met bijbehorende beoordelingen voldoen aan het beoogde bachelorniveau. De commissie bekijkt met ingang van het studiejaar 2009-2010 elk studiejaar steekproefsgewijs minimaal tien afstudeerproducten en eindportfolio’s. Elke opleiding komt systematisch elke twee of drie jaar aan de beurt. Studenten geven tijdens de audit aan dat zij tevreden zijn over de kwaliteit van de toetsen. Dit blijkt ook uit de resultaten van de STM. Voor hen, zo blijkt, is ook de toetsing van lessen van belang. Dit laatste gebeurt door de leerkracht op de onderwijsinstelling waar de student stage loopt en (incidenteel) door de docent van de opleiding. Over het algemeen zijn studenten tevreden over de terugkoppeling die zij ontvangen naar aanleiding van hun lessen en/of toetsen.. Ten slotte De Afdeling vo/bve besteedt bijzonder veel aandacht aan de kwaliteitsborging van toetsen & beoordelen. Dit leidt niet alleen tot een verbetering van de validiteit van de toetsen en van de betrouwbaarheid van de beoordelingen, maar ook tot het snel signaleren van zwakke plekken en het treffen van maatregelen ter verbetering. Beide, dus ook het signaleren van zwakheden, beschouwt het auditteam als een sterk punt. Dat de kwaliteitsborging van toetsen en beoordelen een speerpunt is, beschouwt het auditteam overigens bij lerarenopleidingen als een vanzelfsprekende kerntaak. Het auditteam heeft bij de onderhavige opleidingen een groot aantal toetsen (en beoordelingen) ingezien en beoordeelt de kwaliteit ervan over het algemeen als voldoende geëigend voor het doel waarvoor zij zijn ontworpen. Gelet op de taakstelling van de (nog jonge) toetscommissies verwacht het auditteam dat er van hen een belangrijke impuls uitgaat ter verdere versterking van het toetsen en beoordelen. Opmerking: Hoewel binnen de Afdeling vo/bve duidelijk expertise bestaat op het gebied van het toetsen van de taalvaardigheid en de grammatica, is expertise op het gebied van het toetsen van andere aspecten nog in ontwikkeling. Datzelfde geldt voor het systeem van het gezamenlijk ontwerpen van toetsen en het gezamenlijk beoordelen. Analyse van gegeven toetsen gebeurt wel, maar (nog) weinig systematisch. Dit is voor het auditteam aanleiding dit facet als voldoende en niet als goed te kwalificeren, m.u.v. IDEE. Het gebruik van digitale toetsen staat nog in de kinderschoenen. De opleiding IDEE valt bovendien onder het strenge quality assurance assessment regime van de University of Wolverhampton, met extra aandacht voor academic standards en well structured and comprehensive feedback. Het auditteam heeft vastgesteld dat IDEE het toetsen en beoordelen ook uitvoert conform de eisen die de University of Wolverhampton stelt. Opmerking: Hoewel binnen de Afdeling vo/bve duidelijk expertise bestaat op het gebied van het toetsen van de taalvaardigheid en de grammatica, is expertise op het gebied van het toetsen van andere aspecten nog in ontwikkeling. Datzelfde geldt voor het systeem van het gezamenlijk ontwerpen van toetsen en het gezamenlijk beoordelen. Analyse van gegeven toetsen gebeurt wel, maar (nog) weinig systematisch. Het gebruik van digitale toetsen staat nog in de kinderschoenen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 47
Dit is voor het auditteam aanleiding dit facet als voldoende en niet als goed te kwalificeren, m.u.v. IDEE. II Nederlands Zie onder ‘Algemeen’. En: De opleiding toetst een groot deel van de vakinhoudelijke modules met een essayopdracht. Daarnaast worden schriftelijke kennistoetsen afgenomen. De opleiding heeft in de cursus 20072008 een experiment uitgevoerd met een digitale vorm van toetsing bij het onderdeel grammatica. De toetsbank voor dit onderdeel bestaat uit te weinig items om ook de herkansing van genoemd onderdeel digitaal uit te kunnen uitvoeren. De beoordeling voor een aantal studieonderdelen komt tot stand door verschillende toetsvormen, combinaties van bijvoorbeeld een schriftelijke toets en de beoordeling van een dossier, een presentatie of de inzet van studenten bij colleges. Presentaties vormen een belangrijk onderdeel. Hier wordt het uitdrukken van mondelinge taalvaardigheid voor een groep getoetst; eveneens worden non-verbale aspecten van presentaties beoordeeld. In de studiegids van de opleiding Nederlands staat per studieonderdeel aangegeven welke toetsvorm(en) word(t)(en) gebruikt, aan welke voorwaarden de student moet voldoen en welke criteria bij de beoordeling worden gehanteerd. Ook wordt aangegeven hoeveel studiepunten de studenten kunnen krijgen voor het desbetreffende onderdeel. III Frans Zie onder ‘Algemeen’. En: De beheersing van de kennisbasis wordt door de opleiding getoetst via verschillende vormen van toetsing, zoals luistertoetsen, mondelinge toetsen en schriftelijke toetsen. Deze toetsen worden door studenten en docenten op hun validiteit beoordeeld via de evaluaties. Sinds 2003 is ter afsluiting van de kennisbasis de Test de Connaissance du Français (TCF) ingevoerd. Sinds 2004-2005 is de opleiding Frans tevens testcentrum voor afname van deze TCF voor studenten van buiten de HvA. Dit heeft ertoe geleid dat ook studenten van buiten de hogeschool zich melden voor toetsing. Hiermee is een verbinding gelegd tussen internationale ontwikkelingen enerzijds en landelijke anderzijds. IV Engels Zie onder ‘Algemeen’. En: Voor het toetsen van de taalvaardigheid maakt de opleiding al meer dan tien jaar gebruik van de Cambridge TESOL-examens; de eerstejaars studenten dienen het Certificate in Advanced English-examen te halen, en afgestudeerden dienen het Certificate of Proficiency in Englishexamen behaald te hebben. Het laatste examen wordt door vrijwel alle studenten bij het officiële toetscentrum (de British Council) afgelegd. Hoewel de andere examens “in huis” worden afgenomen, is dit geen bezwaar aangezien alle betrokken docenten “Cambridge-examinatoren” zijn. Niet onvermeld mag blijven dat de opleiding zich sterk heeft ingezet voor landelijke afspraken tussen de lerarenopleidingen Engels (niet alleen de tweedegraads- maar ook de eerstegraads opleidingen) over de toetsing van de taalvaardigheid. Veel van deze afspraken zijn dan ook terug te vinden in de landelijke kennisbasis. IDEE Omdat IDEE een ‘double degree’ is moeten alle modulen, ook in Amsterdam, voldoen aan de eisen en het niveau van het Engelse hoger onderwijs. De manier van toetsing in de opleiding is daarom sterk beïnvloed door de Angelsaksische benadering van beoordelen waarbij kennis nooit zelfstandig wordt getoetst maar altijd in combinatie met een toepassing voor een doel. Bijna alle modulen in de hoofdfase worden afgesloten met het schrijven van een essay. Kennis wordt dan gebruikt om een argument te onderbouwen of om een keuze of evaluatie te verantwoorden. Kennis wordt nooit op zichzelf getoetst; het is de overtuigingskracht van het betoog die beoordeeld wordt. De ‘Generic Criteria’ van de University of Wolverhampton fungeren als beoordelingscriteria in alle modulen in de hoofdfase, die meestal met een academisch ‘essay’ worden afgerond. De criteria geven duidelijk aan wat er van studenten verwacht wordt in elke fase van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 48
Deze generieke criteria worden aangepast aan de inhoud van specifieke modulen en zijn, vaak in tabelvorm, opgenomen in de individuele modulehandleidingen. Deze bevatten ook een uitvoerige beschrijving van de toetsing en welke stappen studenten moeten nemen om tot een voldoende eindproduct te komen. Feedback op essays wordt geformuleerd met gebruik van de bewoordingen uit de generieke criteria. Praktische opdrachten kunnen een onderdeel vormen van een afsluitende opdracht maar de praktische opdracht wordt altijd vergezeld door een academisch betoog waarbij gebruik wordt gemaakt van theoretische inzichten. Zo wordt een lesplan vergezeld door een rechtvaardiging van de gemaakte keuzes met referenties aan vakdidactische bronnen. Op een vergelijkbare wijze heeft de reflectie op de stage de vorm van een gestructureerd betoog waarin conclusies m.b.t. het eigen handelen geëvalueerd worden met gebruik van theoretische inzichten. Presentaties en mondelinge toetsen worden ook als beoordelingsvormen gebruikt, waarbij dezelfde generieke criteria gelden. De toetsprocedure en de beoordelingscriteria, meestal in de vorm van een matrix, worden uitvoerig beschreven in de modulehandleidingen (module guides) die beschikbaar zijn voor alle modulen. Belangrijk in het toetsbeleid van IDEE is het principe van ‘alignment’: er moet een heldere lijn bestaan tussen leerdoel, lesactiviteit en toetsing. Double marking Een eis van de University of Cambridge (ICELT) is dat ten minste 50% van de opdrachten een tweede beoordeling krijgt. De opleiding voldoet aan deze eis en past deze vorm van kwaliteitsbewaking ook toe in de taal- en letterkundemodulen in de hoofdfase. Een collega beoordeelt drie voorbeelden van studentenwerk en zijn of haar beoordeling wordt vergeleken met het cijfer van de docent die de module heeft gegeven, de hoofdbeoordelaar. Daarna worden overeenkomsten en verschillen tussen de cijfers besproken in de context van de leerdoelen voor de module.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 49
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Drie facetten: 1. eisen hbo; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk? Oordeel: goed Nederlands, Frans, Engels (alle varianten) en IDEE Bevindingen I Algemeen Relatie met het beroepenveld Medewerkers participeren in beroeps- en vakverenigingen, (inter)nationale en lokale netwerken, dragen bij en nemen deel aan (internationale) congressen. De opleiding ondersteunt professionele netwerken door het beschikbaar stellen van faciliteiten en formatie ten behoeve van het Regionaal Samenwerkingsverband Lerarenopleidingen, het landelijk expertisecentrum voor de Maatschappijvakken, het landelijk expertisecentrum voor Science en Techniek en het Instituut voor Geschiedenisdidactiek (IVGD). Ook nemen docenten deel aan de vijf dieptepilots-OPLIS die het Ministerie van OCW aan de regio heeft toegewezen. Verder zijn docenten van de afdeling binnen het zogenoemde ‘K3-project’ nauw betrokken bij de ontwikkeling van de landelijke kennisbases, kennistoetsen en kennisbanken. Ruim twintig docenten van de afdeling vo/bve verzorgen met enige regelmaat onderwijskundige en vak(didactische) publicaties ten behoeve van opleiding en werkveld of zijn auteur of redacteur (geweest) van actuele schoolmethoden. Van het onderwijzend personeel zijn 46 docenten voor een deel van hun aanstelling (0,15 fte) werkzaam in de beroepspraktijk, hetzij als Lokale Instituutsbegeleider (LIB, 12 docenten) op enkele van de ca. 60 samenwerkingsscholen, of als Instituutsopleider (IO, 34 docenten) op een van de ca. 40 opleidingsscholen van de afdeling vo/bve. In totaal wordt op deze manier ca. 7 van de 80 fte aan OP naar de samenwerkings- en opleidingsscholen overgeheveld. Daarnaast worden vanuit de afzonderlijke vakken door Instituutsbegeleiders (IB) stages begeleid op een van de 115 ‘losse’ stagescholen, waar de studenten van de afdeling vo/bve die niet op een samenwerkings- of opleidingsschool zijn geplaatst, worden ondergebracht.. Ca. acht vo/bve- docenten zijn tegelijkertijd in een betaalde betrekking als leerkracht aan een school voor vo of mbo verbonden. Ook verzorgen docenten (vakdidactische of vakinhoudelijke) nascholing t.b.v. het vo of het beroepsonderwijs. Studenten zijn over het algemeen tevreden over de kwaliteit van de docenten. Zeker wat betreft hun (vakinhoudelijke en) werkveldkennis. II Nederlands Vier van de (in totaal) 8 docenten zijn betrokken bij de beroepspraktijk, via inzet bij opleiden in de school als instituutsopleider in het kader van OPLIS (opleiden in de school). Daarnaast participeren alle docenten Nederlands in de begeleiding van studenten op hun stage. Eén docent heeft een deel van haar baan in 2008-2009 geruild met een docent uit het vo, teneinde (opnieuw) ervaring op te doen in de praktijk waarvoor ze studenten opleidt. De “ruildocent” krijgt zicht op het niveau en de wijze van opleiden binnen de opleiding Nederlands van HVA Onderwijs en Opvoeding. De ruildocent wordt breed ingezet. De coördinator van de voltijdse opleiding was tot 2007 docent in het vo. Overigens heeft de opleiding ter verdere versterking van de kennis van de beroepspraktijk nog de volgende acties ondernomen: grotere inzet bij stagebegeleiding en een betere afstemming van het vakdidactische programma met de beroepspraktijk, doordat studenten hun praktijkervaringen en vakdidactische problemen kunnen inbrengen in de colleges vakdidactiek.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 50
De STM 2008, waarin de zittende studenten bevraagd worden over hun tevredenheid met diverse aspecten van de opleiding laat thans een aanmerkelijk positiever beeld zien van dit item (score 3.5-4.1) dan bijvoorbeeld in 2007 (ATM alumni: 2.5 ). Frans Vooral het afgelopen jaar is veel aandacht besteed aan nascholing op het gebied van het vak Frans. De docenten opereren ieder vanuit hun specifieke expertise. Zo is er een specialist taalverwerving, een specialist literatuur en zijn er specialisten vakdidactiek. Hierop is in het aannamebeleid van docenten gelet. De verbinding met de beroepspraktijk komt, behalve op de gebruikelijke wijze via inzet bij stagebegeleiding, tot stand vanuit die specifieke expertises. De specialist taalverwerving verzorgt stagebegeleiding en metawerk in jaar 3. Dit is op het gebied van taalverwerving het jaar waarin de kennisbasis wordt afgerond. De specialist literatuur onderhoudt in het bijzonder contact met scholen in verband met de uitvoering van het door studenten in jaar 3 gemaakte toneelstuk, dat moet worden afgestemd op leerbehoeften van de leerlingen. Vanuit de vakdidactische expertise wordt het beroepsveld betrokken bij de uitvoering van de LP Village en voyage. De wisselwerking die hiermee is ontstaan heeft niet alleen door de jaren heen gezorgd voor vele verzoeken van scholen om een taaldorp door de studenten te laten uitvoeren, maar het afgelopen jaar ook tot de pilot met Web2-applicaties en de ontwikkeling van een interactieve talenquest. Engels De docenten van de opleiding zijn betrokken bij de beroepspraktijk via hun inzet als instituutsopleider of stagebegeleider. Daarnaast zijn er nog diverse andere wijzen waarop de docenten contact onderhouden met de beroepspraktijk in Nederland en daarbuiten. Eén docente is voorzitter van het CEVO (Commissie Vaststelling Eindexamen Opgaven) en is betrokken (geweest) bij de ontwikkeling van een lesmethode voor het voortgezet onderwijs (Stepping Stones). Daarnaast zijn twee nieuwe docenten aangetrokken die tot september 2008 werkzaam zijn geweest in het voortgezet en middelbare beroepsonderwijs. Anderen werken aan projecten in het voortgezet onderwijs op projectbasis. De docenten houden hun kennis van het vakgebied up-todate door het volgen van workshops op nationale and internationale congressen. Er gaat bijvoorbeeld elk jaar een aantal docenten van de opleiding naar het Nationaal Congres Engels en het congres van IATEFL (International Association for Teachers of English as a Foreign Language) in het Verenigd Koninkrijk. Daarnaast participeren docenten in conferenties gericht op specifieke aspecten van het vak, zoals het gebruik van ICT in het talenonderwijs. Op deze manier wordt kennis opgedaan ten aanzien van ontwikkelingen in het veld en nieuwe ideeën in de vakdidactiek. IDEE Docenten van de opleiding zijn niet werkzaam in het beroepenveld, maar zijn wel op diverse andere manieren intensief betrokken bij de beroepspraktijk via de stagebegeleiding en nascholingsbijeenkomsten voor stagebegeleiders, waar kennis en ervaring worden uitgewisseld tussen docenten en lerarenopleiders. Docenten van de opleiding hebben ook regelmatig contact met collega’s en scholen in het buitenland, waar ze stagebezoeken uitvoeren. Stagebegeleiders van scholen worden betrokken bij de beoordeling van studenten, bij programma-evaluatie en ze treden op als gastdocenten. Stagebegeleiders op scholen moeten een eerste- of tweedegraads lesbevoegdheid hebben naast een aantal jaren ervaring in het onderwijs.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 51
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen? Oordeel: voldoende Nederlands, Frans, Engels (alle varianten) en IDEE Bevindingen I Algemeen Formatie De beschikbare formatie van 80 fte OP zorgt samen met een studentenaantal van 2400 voor een d/s-ratio (docent – studentratio) van 1:30. De Afdeling vo/bve kent een sterk vergrijsd personeelsbestand. Liefst 68 procent van het voltallige personeel (OP en OBP) is 50 jaar of ouder, 79 procent is 45 jaar of ouder. De beschikbare OP-formatie voor de uitvoering van het curriculum binnen de afdeling vo/bve is gemeten naar de maatstaf van de door de HvA vastgestelde d/s-ratio van 1:30 toereikend. 70 procent van de medewerkers ervaart de werkdruk als hoog tot veel te hoog: medewerkers ervaren teveel rollen tegelijkertijd te moeten spelen; in de afgelopen jaren zijn voor onderwijsuitvoering minder uren beschikbaar gesteld; ‘er moet steeds meer met steeds minder middelen’; teveel communicatie via e-mail; communicatieproblemen tussen docenten en onderwijsbureau leiden tot ruis en extra werk; geen ruimte voor extra taken en onderwijsontwikkeling; arbeidsintensieve werkvormen en toetsen als gevolg van ‘stapelen’ van door studenten te leveren prestaties. Acties die de Afdeling vo/bve al heeft ondernomen om de werkdruk te verminderen Aanbod van coaching voor nieuwe medewerkers; De afdeling zoekt naar minder arbeidsintensieve toetsvormen (vgl. landelijke projecten digitale voortgangstoetsing, maar ook tegengaan van opeenstapeling van toetsmomenten en –vormen binnen één module). Resultaatverantwoordelijkheid wordt (in de beleidsspaken onderwijs en personeel) op het niveau van teams en opleidingen geformuleerd. Teamleiders bevorderen eigenaarschap van medewerkers, waardoor verantwoordelijkheden duidelijker worden afgebakend. Teamleiders werken aan bewustwording van de directe relatie tussen de beschikbare middelen en de werkdruk. Jaarkalender van de afdeling maakt deadlines duidelijk. In functioneringsgesprekken wordt expliciet aandacht besteed aan werkdruk. Introductie (oktober 2008) digitale nieuwsbrief voor alle medewerkers. Op grond van de management reviews en de gevoerde gesprekken kan geconstateerd worden dat er bij het onderwijzend personeel sprake is van een (te) grote werkdruk. Bij sommige opleidingen leidt dat tot merkbare problemen. Genoemd werden in dit verband: stagebegeleiding, bereikbaarheid en responstijd (bij toetsen en werkstukken). Door de docenten wordt het werkdrukprobleem wel herkend, maar tegelijkertijd ook weer gerelativeerd. Men is gedreven en gemotiveerd met zijn vak bezig en dat maakt ‘rauwe bonen zoet’. In dit verband constateert het auditteam dat er sprake is van een opvallend laag ziekteverzuim. Gebleken is, dat als gevolg van de inzet voor het primaire proces de eigen professionalisering soms wordt gemarginaliseerd. Vooral voor het jongere personeel kan dat op termijn een fnuikende effect hebben. Het management van de Afdeling is op de hoogte van deze signalen en zal op korte termijn maatregelen nemen waaronder het aantrekken van nieuwe docenten waardoor de werkdruk meer gespreid wordt en er voor het zittend personeel de werkdruk afneemt.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 52
Ten slotte Zelfs in een stabiele situatie –maar wanneer is daar in het onderwijs sprake van?– is de huidige formatie krap. In de huidige situatie waarin de lerarenopleidingen zich in een massief verbetertraject bevinden, is de formatie te krap. Iets wat de Afdeling vo/bve overigens onderschrijft. Door de grote betrokkenheid en inzet van het docentencorps leidt dit niet tot personeelsproblemen of stagnatie in de verdere ontwikkeling van de opleidingen. Niettemin moet de formatie worden uitgebreid om de professionalisering van de opleidingen op alle fronten te realiseren. De afdeling vo/bve heeft een aantal concrete, aantoonbare maatregelen genomen om haar formatie uit te breiden. Voorbeelden hiervan zijn de uitbreiding van de formatie van Consumptieve Techniek en het grotendeels wegwerken van de onderformatie bij economie door het aanstellen van twee nieuwe docenten. Voorts zijn er concrete plannen voor het aannemen van een onderwijskundige voor de afdeling. II Nederlands Zie onder ‘Algemeen’. En: De opleiding Nederlands is met ca. 210 studenten in vol- en deeltijd binnen de tweedegraads lerarenopleidingen HvA een middelgrote opleiding. Er zijn 8 docenten in dienst van de opleiding. De docenten werken allemaal zowel in vol- als in deeltijd binnen een totale formatie van 6,9 fte. Wordt rekening gehouden met docenten die gebruik maken van de SOP-regeling, detacheringen en de inzet in de masteropleiding Nederlands dan resteert een netto formatie ten behoeve van het onderwijs in de tweedegraadsopleiding Nederlands van 6,25 fte. Deze gegevens resulteren in een d/s-ratio van netto 1:33. III Frans Zie onder ‘Algemeen’. En: De opleiding Frans is met ca. 120 studenten in vol- en deeltijd binnen het geheel van de tweedegraads lerarenopleidingen HvA Onderwijs en Opvoeding één van de kleinere opleidingen. De afgelopen jaren zijn de studentaantallen voor Frans teruggelopen. Dit heeft geleid tot een afname in docenturen. Er is een relatief gering aantal docenten (vier vast aangestelde docenten, van wie er een in januari 2009 met pensioen is gegaan, en een dit jaar tijdelijk aangestelde). Na het vertrek van de pensionaris, zijn er twee docenten voltijds aangesteld en een voor 0,8 fte. Een docent is dit jaar tijdelijk aangesteld voor 0,6 fte. Er is daarmee een totaal van 3,4 fte aan inzetbare formatie. De docent/student ratio komt hiermee op 1:31 IV Engels Zie onder ‘Algemeen’. En: De opleiding Engels is met ca 320 studenten in vol- en deeltijd binnen het geheel van de tweedegraads lerarenopleidingen HvA Onderwijs en Opvoeding een van de grootste opleidingen. Er is een relatief groot aantal docenten (10 vaste docenten, 6 mannen en 4 vrouwen). De docent/student ratio komt in 2008 uit op ca.1:38 (norm 1:30). IDEE Zie onder ‘Algemeen’. En: De opleiding IDEE is een middelgrote opleiding met ca. 140 studenten. Er zijn zeven docenten met een totaalformatie van 5 fte. Eén docent werkt voltijd en de rest voor 0,6 of 0,8. Naast het onderwijs voor vo/bve verzorgt het team ook een succesvolle minor, en levert het een bijdrage aan de masteropleiding Engels. Eén docente werkt voor 0,2 aan innovatieprojecten. Bij ziekte en verlof wordt voor vervanging gezorgd. IDEE-docenten worden voor 0,6 fte ingeleend door de opleiding Engels. Met aftrek van de extern gefinancierde taken komt de totale formatie die beschikbaar is voor het primaire proces uit op: 3,6 fte. In september 2007 werden de opleidingen van de Vreemde talen, Engels, Frans en IDEE administratief in één team ondergebracht met één teamleider. Dit maakt uitwisseling van docenten tussen de opleidingen gemakkelijker. De docent/student ratio in 2009: ca. 1: 33.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 53
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma? Oordeel: voldoende Nederlands, Frans, Engels (alle varianten) Oordeel: goed IDEE Bevindingen I Algemeen Beleid Het personeelsbeleid van de HvA is erop gericht om iedereen met voldoende kwalificaties een werkomgeving te bieden op hoog professioneel niveau, met ruime mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling. Hierbij biedt de Afdeling vo/bve ruimte voor zelfverantwoordelijkheid, maar tegelijkertijd verwacht de opleiding van alle collega’s dat zij in persoonlijke ontwikkelplannen (POP’s) verantwoording afleggen over de bereikte resultaten en de kwaliteit van hun professionele ontwikkeling. Ook binnen de Afdeling vo/bve is dit het geval. Belangrijke functie-eisen zijn: binding met het werkveld; ervaring in het voortgezet en/of hoger onderwijs; een onderzoeksgerichte houding; omgevingsbewustzijn; leidinggevende en/of organisatorische capaciteiten. De afgelopen jaren is het personeelsbestand van de Afdeling verrijkt met een klein aantal jonge opleiders en heeft de Afdeling vo/bve veel aandacht besteed aan de verdere ontwikkeling van een professionele opleidingscultuur. Het professionaliseringsconcept van de afdeling houdt in dat de docenten voornamelijk leren door “training on the job”. Daarin zijn resultaatgerichtheid, projectmatig werken en interdisciplinair handelen belangrijke elementen. Als docenten er tijdens hun werk achter komen dat zij aanvullende training nodig hebben, kan dit in overleg met de leidinggevende geregeld worden. Ook in beoordelings- en functioneringsgesprekken wordt hier aandacht aan besteed. Scholing Systematische professionele ontwikkeling en de professionele cultuur binnen het docentcorps beoordeelt de Afdeling als een zwakte. Het wegvallen van expertise (vergrijzing) ziet zij als een bedreiging. De Scholingsplannen 2006-2007 en 2007-2008 bevatten een scala aan deskundigheidsbevorderende activiteiten / mogelijkheden. Voor groepen en voor individuele docenten rond thema’s als: supervisie, intervisie, assessment, begeleiding, werken met diversiteit, visieontwikkeling, onderzoek, ICT en het nieuwe leren. Ten slotte Het auditteam heeft geen twijfel over de vakinhoudelijke en didactische bekwaamheid van het docentencorps. De cv’s van de docenten zijn wat dat betreft duidelijk: alle docenten van de onderhavige opleidingen hebben een academisch achtergrond en zijn voorts didactisch geschoold. De belangrijkste zorg is dan ook niet de kwaliteit maar, zie facet 3.2, de kwantiteit van het docentcorps. II Nederlands Zie onder ‘Algemeen’. En: De teamleider en alle docenten van de opleiding hebben een academische opleiding afgerond. Er is aan de opleiding één docent drama verbonden, die afgestudeerd is aan de Hogeschool van de kunsten (de toenmalige Constantijn Huygens in Zwolle).
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 54
Eén docent is afgestudeerd onderwijskundige en één docent heeft naast een HTS-opleiding een universitaire opleiding Nederlandse Taal en Letterkunde afgerond. Twee docenten van de tweedegraads opleiding participeren in het onderwijs op de masteropleiding Nederlands. Er zijn geen gepromoveerden in de opleiding Nederlands. Eén docent is bezig met een voortraject voor een promotie. De opleiding heeft één gekwalificeerde supervisor, die ook als zodanig wordt ingezet in het supervisietraject dat LiO’s naast hun stage moeten volgen. Daarnaast heeft de opleiding drie gekwalificeerde assessoren, twee docenten hebben een Velonregistratie. III Frans Zie onder ‘Algemeen’. En: Alle docenten hebben een academische opleiding Frans afgerond en zijn in het bezit van een pedagogische aantekening. Alle docenten zijn als instituutsbegeleider op scholen aanwezig in verband met de begeleiding van vakstages. Twee van de docenten zijn ‘native speakers’ van het Frans. Twee van de vier docenten hebben ervaring in het voortgezet onderwijs opgedaan. De meest recent aangetrokken docent was in het voortgezet onderwijs werkzaam in een vernieuwingsschool tot 1 december 2008. IV Engels Zie onder ‘Algemeen’. En: Zoals blijkt uit de CV’s van de docenten hebben de teamleider en de meerderheid van de docenten een academische opleiding in de Engelse taal- en letterkunde afgerond. De rest heeft een HBO Masters of eerstegraads opleiding afgerond. Eén van de docenten is gepromoveerd. Vijf docenten zijn als instituutsopleider (IO) of LIB’er actief binnen het Opleiden in de School (OPLIS). Nog twee docenten zijn als instituutsbegeleider (IB’er) regelmatig op scholen aanwezig in verband met de begeleiding van vakstages. Twee van de docenten en de teamleider zijn ‘native speakers’ van het Engels. IDEE Zie onder ‘Algemeen’. En: De docenten van de opleiding hebben allemaal een academische opleiding in Engels afgerond. Twee van hen zijn gepromoveerd, en één docent is bezig een M.A. af te ronden aan de University of Nottingham (distance learning). De promoties betreffen inhoudelijk onderzoek naar de Engelse literatuur en de pragmatiek van het Engels. Alle docenten in de opleiding hebben een deel van hun studie in Engeland en in één geval Ierland uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 55
Onderwerp 4: Voorzieningen Twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren? Oordeel: voldoende Nederlands, Frans, Engels (alle varianten) en IDEE Bevindingen Huisvesting De Afdeling vo/bve is vanaf 1 januari 2007 grotendeels gehuisvest in toren A van een groot kantoorpand dat door de HvA wordt gehuurd. In deze toren zijn op de eerste twee verdiepingen voornamelijk onderwijsruimten ondergebracht. Op de verdiepingen drie tot en met zes zijn zowel onderwijsruimten als spreekkamers, medewerkerskamers en het onderwijsbureau van de afdeling ondergebracht. Na de oplevering van de HvA-Amstelcampus aan de Wibautstraat keren alle in het gebouw ondergebrachte opleidingen uit HvA Onderwijs en Opvoeding terug naar het centrum van de stad. Omdat het tijdelijke verblijf naar verwachting echter ten minste tot de kerstvakantie van 2010/2011 zal duren, is ernaar gestreefd het kantoorgebouw zo goed mogelijk de functie van een onderwijsgebouw te geven. De Afdeling vo/bve is daar, naar het oordeel van het auditteam, in geslaagd. De afdeling vo/bve deelt het gebouw met de afdeling Pabo en Pedagogiek (PP), met het Centrum voor Nascholing Amsterdam (CNA) en met de HvA-afdelingen Taal- en Schakelonderwijs Centrum (TSC) en Instroommanagement. KroonState is goed bereikbaar met het openbaar vervoer (trein, metro) en heeft een eigen parkeerkelder voor fietsen en auto’s. Materiële voorzieningen Alle onderwijsruimten van de Afdeling vo/bve zijn ingericht voor multimediaal onderwijs en voorzien van interne telefoonverbinding met de helpdesk t.b.v. ICT/AV-ondersteuning. Ook zijn er projectruimten voor kleine groepen. De inrichting van de vaklokalen is goed afgestemd op de behoefte van het onderwijs. Waar nuttig en mogelijk worden vaklokalen ook gebruikt door de afdeling Pabo/Pedagogiek. Deze vaklokalen zijn verspreid over de A-, B- en C- torens van het gebouw. Specifieke vaklokalen binnen de afdeling zijn: het dramalokaal, het technieklokaal, het wiskundelokaal, het natuur- en scheikundelab, het talenlab, het gezondheidszorg & welzijnpracticumlokaal, het biologie practicumlokaal, het aardrijkskundelokaal en diverse computerruimten waar gewerkt kan worden aan het digitale portfolio. Het auditteam is op grond van eigen waarneming van mening, dat de voorzieningen in voldoende mate toereikend zijn om het Tweedegraads programma te kunnen verzorgen. In de aparte lokalen is voldoende ruimte en materiaal aanwezig om specifieke vaardigheden te ontwikkelen. De docenten beschikken over kamers met afhankelijk van de grote van de aanstelling een eigen werkplek. Wanneer studenten speciale literatuurverzoeken hebben wordt het benodigde voor de student opgevraagd bij een andere opleiding of een andere bibliotheek. Werkplekken Alle studenten en medewerkers hebben een HvA-account voor toegang tot het netwerk en de webapplicaties van de HvA. Op het netwerk hebben studenten en medewerkers een eigen werkruimte (homedirectory) met een standaard opslagcapaciteit (50 MB voor studenten, 100 MB voor medewerkers). Het netwerk en de webapplicaties zijn met één inlog-id toegankelijk. Een eigen webapplicatie van Onderwijs en Opvoeding is het portfoliosysteem.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 56
Hiervoor moet een aparte inlog-id worden gebruikt. Er zijn vijf computerlokalen voor trainingen in digitale vaardigheden (basisvaardigheden, portfolio), voor ICT-rijk onderwijs (bijv. digitaal natuurkunde practicum, digitaal talenpracticum, videobewerking, digitale toetsing) en voor zelfstudie. De lokalen zijn ingericht met in totaal 180 computers. In de mediatheek bevinden zich nog eens 42 studenten- PC’s voor zelfstudie. Studenten zijn tevreden over de voorzieningen. Zij maken met name gebruik van ICTvoorzieningen. Het gebruik van de bibliotheek is beperkt. Deeltijders gebruiken de bibliotheek nauwelijks. Voor studenten zijn de voorzieningen op hun stageschool minstens zo belangrijk en deze voorzieningen verschillen, zo geven zij aan, duidelijk tussen de verschillende onderwijsinstellingen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 57
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten? Oordeel: goed Nederlands, Frans, Engels (alle varianten) en IDEE Bevindingen Studiebegeleiding Studiebegeleiding wordt vooral gerealiseerd binnen ‘Metawerk’, één van de vier pjilers van het curriculum van de tweedegraads lerarenopleidingen. Studiebegeleiding is hierdoor een integraal onderdeel van het onderwijsprogramma. Onder begeleiding van de metawerker/mentor leren studenten verbindingen te leggen tussen het werkplekleren, het vak, de didactiek van het vak en de algemene beroepsvoorbereiding. Individuele studiebegeleiding is een activiteit waarbinnen de persoonsgerichtheid van HvA Onderwijs en Opvoeding tot uitdrukking komt. Als onderdeel van de studieloopbaanbegeleiding is in het studiejaar 2007-2008 bij vier opleidingen (wiskunde, geschiedenis, Frans en Nederlands) een pilot gestart waarin groepjes eerstejaars studenten worden begeleid door tweedejaarsstudent mentoren. De evaluatie van dit experiment met ‘peer tutoring’ bood voldoende aanknopingspunten voor verlenging van de pilot voor de overige opleidingen binnen de Afdeling in het studiejaar 2008-2009. Studievoortgang wordt als vast onderdeel van de gesprekkencyclus gehanteerd binnen het reguliere metawerk. Als studenten problemen ervaren bij de studievoortgang zullen zij zich doorgaans het eerst wenden tot de mentor (zoals de studieloopbaanbegeleider en metawerker in de afdeling vo/bve wordt genoemd). Mentoren kunnen tweemaal per jaar een bijgewerkt overzicht krijgen van de studieresultaten van de student. Hiermee kunnen zij studenten vroegtijdig actief aanspreken op eventuele gebrekkige studievoortgang. Overigens is het overzicht van de studieresultaten op elk moment te raadplegen. Als tweedelijnsvoorziening functioneren de studentendecanen: zij informeren en adviseren studenten onder meer over het gebruik van genoemde regelingen, maar verwijzen ook door naar professionele hulpverleners als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Voor de opleidingen binnen HvA Onderwijs en Opvoeding zijn drie studentendecanen beschikbaar. De opleidingen hebben te maken met tegenvallende rendementen. Ter reductie van de grote uitval van studenten is er onder andere voor gekozen de studiebegeleiding te versterken. Daarnaast is een groot aantal andere acties ondernomen (onder andere in het kader van het SOS project: ‘Sturen op Studiesucces’) om het rendement te verhogen. Het is nog te vroeg om te kunnen zeggen in hoeverre al deze acties effect hebben gehad, maar de verwachting is dat dit een positief effect zal hebben op het rendement. Aangezien de intensivering van de studiebegeleiding slechts kort geleden is ingevoerd, is het effect hiervan nog niet zichtbaar in de rendementen. Informatievoorziening Het intranet, e-mail en BSCW (gedeelde ruimte op het net, die als digitaal kantoor dient) zijn de belangrijkste kanalen voor informatievoorziening aan studenten en voor de communicatie tussen studenten en docenten. De studiegids staat op het internet en via intranet zijn de e-mailadressen van studenten en docenten beschikbaar. Ook college- en tentamenroosters kunnen door studenten via het intranet geraadpleegd worden. Alle opleidingen van de afdeling vo/bve onderhouden naast deze algemene informatie bovendien een eigen webpagina binnen het intranet. Daarop worden studenten geïnformeerd over bijzondere cursussen, kunnen digitale hoorcolleges en powerpoint presentaties worden bekeken enz. Tot slot worden studenten via beeldschermen op iedere verdieping geïnformeerd over ziekte van docenten, e.d.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 58
Studenten kunnen via intranet inloggen op ‘boom-on-line’ voor een actueel overzicht van hun officieel geregistreerde studiepunten uit het studievolgsysteem Volg+. Studenten ontvangen viermaal per studiejaar een overzicht van deze officiële registratie en kunnen op basis hiervan problemen melden bij hun mentor of de desbetreffende docent. Daarnaast worden studenten binnen de reguliere ‘Metawerk’ bijeenkomsten in het kader van studieloopbaanbegeleiding voorgelicht over inhoudelijke keuzes die zij moeten maken met het oog op de stages, hun profilering vanaf jaar 3, de minor en het afstudeerproduct. In de propedeuse worden studenten via Metawerk geïnformeerd over het door UvA/HvA georganiseerd ‘heroriëntatietraject’, bedoeld voor studenten die besluiten vóór 1 februari te stoppen met de opleiding. Binnen het onderwijsbureau zijn secretariaat, stagebureau en resultatenadministratie (Volg+) ondergebracht. Medewerkers van het secretariaat behandelen en roosteren aanvragen voor bekwaamheidsproeven, delen supervisiegroepjes in en staan studenten te woord aan een dagelijks geopende balie. Het stagebureau is verantwoordelijk voor de werving en het beheer van stageplaatsen in opleidings- en samenwerkingsscholen. Ook zorgen zij voor informatievoorziening over mogelijke stages. Daartoe is een aparte webpagina op het intranet ingericht. De medewerkers van het stagebureau, studentenzaken en de resultatenadministratie zijn, conform de afspraken in de studiegids, bereikbaar voor studenten, docenten en scholen. Ten slotte De studiebegeleiding en de informatievoorziening zijn goed geregeld en worden zorgvuldig uitgevoerd. Dat laatste (de zorgvuldige uitvoering) verdient extra waardering, gelet op de beperkte formatie. Dit oordeel van het auditteam wordt door studenten gedeeld. Zo blijkt uit STM en uit de gesprekken die het auditteam met hen heeft gevoerd. Echter, hoe goed geregeld ook, het effect op het onderwijsrendement is nauwelijks merkbaar. Maar daar heeft het auditteam al over opgemerkt dat er sprake is van een weeffout in het Nederlands Onderwijsbestel: selectie aan de poort is niet mogelijk.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 59
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen? Oordeel: voldoende Nederlands, Frans, Engels (alle varianten) en Oordeel; goed IDEE Bevindingen I Algemeen Voor de Afdeling vo/bve is kwaliteitszorg de systematische wijze waarop kwaliteit wordt bepaald, beoordeeld en verbeterd. Kwaliteitszorg omvat alle activiteiten die erop gericht zijn om de afstand tussen de gewenste situatie en de bestaande situatie zo klein mogelijk te houden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zogeheten PDCA-cyclus. In het Kwaliteitshandboek zijn de operationele instrumenten, procedures en afspraken op het gebied van kwaliteitszorg opgenomen. Instrumenten Student Tevredenheids Monitor (STM) Exit Tevredenheids Monitor (ETM) Medewerkers Tevredenheids Monitor (MTM) Alumni Tevredenheids Monitor (ATM) Werkgevers Tevredenheids Monitor (WTM) Module-evaluaties
Evaluatie Werkplekleren
Evaluatie bekwaamheidsproeven Evaluaties supervisie Evaluaties Afstudeerproducten Evaluaties minoren
Quick scan
Functioneringsgesprekken Beoordelingsgesprekken Overleg met studenten in opleidingscommissies
Programma, toetsing, beoordeling, docenten, studeerbaarheid, voorzieningen en kwaliteitszorg. Redenen voor uitval bij studiestakers. Doelstellingen, programma, organisatie en personeelsbeleid. Oordeel van afgestudeerden over verworven competenties. Oordeel van werkgevers over verworven competenties van afgestudeerden. Kwantitatief oordeel van studenten over inhoud en niveau module, kennis en rol van docenten, eigen inzet en samenwerking, toetsing en beoordeling, voorzieningen en studiemateriaal. Kwantitatief oordeel van studenten over praktische en inhoudelijke begeleiding, eigen inzet en samenwerking, toetsing en beoordeling, voorzieningen en studiemateriaal. Kwantitatief oordeel van studenten over niveau, organisatie en beoordeling. Kwantitatief oordeel van studenten over niveau en eigen inzet. Kwantitatief oordeel van studenten over begeleiding en beoordeling. Kwantitatief oordeel van studenten over inhoud en niveau, kennis en rol van docenten, eigen inzet en samenwerking, toetsing en beoordeling, voorzieningen en studiemateriaal. Alle modulen worden door middel van een quick scan geëvalueerd: inhoud, de docent, eigen inzet en bijdrage aan de eigen ontwikkeling. Functioneren medewerkers. Beoordeling medewerkers. Studenten en docenten beoordelen de kwaliteit van een vakdeel aan de hand van de module-evaluaties, quick scans en STM. Adviezen aan teamleiders over inhoud en organisatie van de opleiding.
Jaarlijks Hele jaar door Tweejaarlijks Jaarlijks Tweejaarlijks Per semester
Jaarlijks
Jaarlijks Jaarlijks Jaarlijks Jaarlijks
Per periode / semester Jaarlijks Jaarlijks 4 x per jaar
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 60
Afdelingsoverleg van afdelingsmanager met voorzitters opleidingscommissies
Studenten beoordelen kwaliteit van de vakoverstijgende onderdelen aan de hand van de van module-evaluaties, quick scans en STM. Adviezen aan programmaleiders over inhoud en organisatie van de vakoverstijgende curriculumonderdelen.
Minimaal 2 x per semester
Het groot aantal feedbackinstrumenten dat de Afdeling vo/bve inzet, mist een zekere focus. Het lijkt alsof alles geëvalueerd wordt, zonder dat duidelijk is waar de prioriteiten liggen. Niettemin heeft de Afdeling vo/bve die wel vastgesteld en daar heldere doelen bij geformuleerd: (i) uitbreiding formatie, (iii) volledige implementatie van de respectieve Kennisbases, (iii) kwaliteitsborging van toetsen en beoordelen, (iv) versterking van de onderzoekscomponent en (v) verhoging onderwijsrendement. Het auditteam is het met deze prioriteitstelling eens. Nederlands, Frans en Engels Zie onder Algemeen’. IDEE Zie onder ‘Algemeen’. En: Als ‘double degree’ opleiding moet IDEE voldoen aan zowel de kwaliteitseisen van de HvA als die van de Britse partner. Naast de HvA kwaliteitsbewaking wordt de kwaliteit van het programma ook gewaarborgd door de beoordelingen van de partnerinstellingen in Engeland en hun ‘externen’. Representatieve voorbeelden van tentamens en opdrachten worden gestuurd naar docenten en externe assessoren van de University of Wolverhampton om te zorgen dat het niveau en inhoud van het programma in Nederland vergelijkbaar is met Engeland. Dit rapport geeft een evaluatie van de inhoud en resultaten van programma in Wolverhampton, met speciale aandacht voor de kwaliteit van het programma en de resultaten van IDEE studenten. Op een vergelijkbare manier worden tentamens en opdrachten van de University of Wolverhampton naar de HvA gestuurd zodat de kwaliteit daarvan gecontroleerd kan worden. Het niveau en de uitvoering van de ICELT syllabus door de opleiding worden jaarlijks gecontroleerd door een inspectie van CambridgeESOL. Een of twee keer per jaar wordt de opleiding bezocht door een ‘external ICELT assessor’ uit Engeland. Deze expert in het veld beoordeelt de kwaliteit van de portfolio’s van studenten en bezoekt een stageschool samen met de stagebegeleider van IDEE om de kwaliteit van het lesgeven van de studenten te beoordelen, evenals de kwaliteit van de beoordeling en feedback gegeven door de IDEE stagebegeleider aan de student. Er wordt ook op toegezien dat alle procedures goed zijn gevolgd. Deze externe assessor schrijft een rapport. Het rapport voor 2008 is te zien in de Subject Report. Elke jaar vindt er een zgn. ‘monitoring procedure’ plaats in de University of Wolverhampton, waarbij de samenwerking met de HvA onder de loep wordt genomen. Het niveau en de inhoud van de opleiding worden jaarlijks gecontroleerd. Dit document bevat actiepunten die vervolgens besproken worden in de Programme Management Committee. Het programma als geheel wordt ook beoordeeld door een Engelse VBI bij de uitgebreide vierjaarlijkse ‘revalidation’ procedure die plaatsvindt in Engeland en die vergeleken kan worden met een accreditatie. De rapporten van de meeste recente ‘Audit of international programmes’ en Revalidation of the IDEE programme’ laten een overall positieve beoordeling zien.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 61
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAOcriterium: Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen? Oordeel: voldoende Nederlands, Frans, Engels (alle varianten) en IDEE Bevindingen Algemeen Inleiding Bij het opstellen van het R&A-plan 2008-2009 is een flinke stap voorwaarts gezet in het afstemmen van de planning- en controlcyclus op de tevredenheidsmetingen van het onderzoekshuis en met het zichtbaar maken van geplande verbeteracties. Een groot aantal van de doelen in het R&A-plan is geformuleerd naar aanleiding van de resultaten van de evaluaties. Aan deze doelen zijn meetpunten gekoppeld, gegevens over de huidige positie (waar mogelijk) en streefwaarden. De meetpunten zijn daar waar zinvol ook gekoppeld aan het onderzoeksinstrumentarium. De onderzoeksgegevens en de daaruit voortkomende verbeteracties hebben hiermee een zichtbare plek gekregen in de jaarplanning. Verbetermaatregelen Enkele voorbeelden van verbetermaatregelen en/of vervolgacties naar aanleiding van de evaluaties, staan hieronder kort aangeduid. Versterking structurele relatie met het veld op vakdidactisch gebied via vaknetwerken. Planning: start in voorjaar 2009. Verdere ontwikkeling pakket Leertaken in het Werkplekleren. Planning: studiejaar 2009-2010. Versterking afstemming van inhoud en werkvormen bij het ontwikkelen van domeinspecifieke minoren. Planning: voorjaar 2009. Ontwikkeling professioneel intake-assessment voor deeltijdstudenten. Planning: studiejaar 2009-2010. Aanpassing toetspraktijk van elke opleiding aan het toetsbeleid van de Afdeling vo/bve. Planning: in de loop van studiejaar 2008-2009. Onderzoek naar klachten van studenten over meeliften. Planning: voorjaar 2009. Professionalisering van de organisatie van bekwaamheidsproeven. Planning: studiejaar 20082009. Intensivering uitwisseling van personeel tussen de opleidingsscholen en de lerarenopleidingen met als doel synergetische uitwisseling van expertise. Planning: studiejaar 2009-2010. Scholing docenten op het terrein van (het begeleiden van) onderzoek. Planning: semester 2 2008-2009. Scholing alle docenten in verband met het in te voeren nieuwe digitaal portfoliosysteem. Planning: september en oktober 2009. Het nadrukkelijker betrekken van medewerkers van de opleidingen bij de analyse van de evaluatieuitkomsten, de ingezette verbetermaatregelen en de effecten van deze maatregelen door na elke semesterevaluatie de onderzoeksresultaten en de verbeterplannen op de agenda te plaatsen van het overleg van docententeams. Planning: tweede semester studiejaar 20092010. Voor wat betreft de verbetermaatregelen naar aanleiding van de visitaties in 2004, zij verwezen naar paragraaf 1.8.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 62
Nederlands, Frans en Engels Zie onder ‘Algemeen’. IDEE De hoge kwaliteit van IDEE blijkt uit de periodieke evaluaties. Bij deze opleiding is niet zozeer sprake van een verbeterplan maar van een set vervolgacties die vooral een instrumenteel karakter hebben.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 63
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn –en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding? Oordeel: voldoende Nederlands, Frans, Engels (alle varianten) en IDEE Bevindingen Zie onder facet 5.1. Daar blijkt, dat medewerkers, studenten en alumni actief betrokken zijn bij interne kwaliteitszorg. Betrokkenheid werkveld Het beroepsgerichte karakter van de Afdeling vo/bve en het feit dat een (groot) deel van de opleidingen buiten de muren van de HvA plaatsvindt, vereist een voortdurende dialoog met het beroepenveld. Op afdelingsniveau (Veldadviesraad vo/bve en Contactgroep werkplekleren) vindt systematisch overleg plaats over programma, eisen, samenhang en afstemming met de beroepspraktijk; dit overleg vindt tweemaal (Contactgroep Werkplekleren vo/bve) of viermaal (Veldadviesraad vo/bve) per jaar plaats. Ook het beroepenveld wordt door de opleiding nadrukkelijk betrokken bij de kwaliteitszorg. In dit verband merkt het auditteam op, dat het regelmatig voorkomt dat studenten nog voor zij de opleiding beëindigd hebben al verzekerd zijn van een baan.4 Een gevolg hiervan is dat het werkveld zich nadrukkelijker manifesteert binnen de opleiding. Contacten tussen de opleiding en het werkveld in de regio Amsterdam/Noord-Holland zijn intensief. Het auditteam constateert, dat de onderhavige lerarenopleidingen in voldoende mate de verschillende voor de opleidingen relevante partijen bij de kwaliteitszorg betrekt. In het verlengde hiervan constateert het auditteam dat docenten en studenten kritisch zijn. Daar waar problemen rijzen, worden deze niet weggeredeneerd maar door het management serieus genomen. Binnen de kaders van hetgeen mogelijk is, zo is gebleken, neemt de opleiding maatregelen om problemen op te lossen en daarmee de kwaliteitszorg te verbeteren. Over het algemeen zijn studenten tevreden over de opleiding. Deze tevredenheid van de studenten komt mede voort uit het feit dat het programma en de kwaliteit van het studiemateriaal terugkerende onderwerpen van gesprek zijn binnen de kwaliteitscommissie van de opleiding. De feedback die studenten daar geven wordt meegenomen in de vakgroepvergadering. In de verbeterplannen van de afgelopen jaren is aandacht voor de kwaliteit van readers, syllabi en boeken een herkenbaar thema. Waar het niet lukt om noodzakelijke geachte verbeteringen uit te voeren is de beschikbare tijd veelal de oorzakelijke factor.
4
Met name binnen de natuurwetenschappelijke vakken is de vraag naar docenten zeer groot en deze zal naar verwachting de komende jaren alleen maar toenemen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 64
Onderwerp 6: Resultaten Dit onderwerp kent twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties? Oordeel: voldoende Nederlands, Frans, Engels (alle varianten) Oordeel: goed IDEE Bevindingen Algemeen Toelating afstudeerfase De student wordt toegelaten tot de afstudeerfase wanneer hij bekwaamheidsproef 2 met goed gevolg heeft afgelegd en minstens 166 ec’s heeft behaald. Daarmee is gegarandeerd dat de student in ieder geval zowel de generieke als de vakspecifieke kennisbasis beheerst. Bekwaamheidsproef 2 wordt afgenomen in de vorm van een assessment door een assessor van de opleiding en een onafhankelijke veldassessor. Afronding opleiding De opleidingen toetsen de realisatie van beoogde eindkwalificaties in voltijd en deeltijd met een startbekwaamheidsassessment (bekwaamheidsproef 3). In dit assessment toont de student aan dat hij de competenties beheerst om als startbekwaam leraar op bachelorniveau te functioneren in het tweedegraadsgebied. Het assessment bestaat uit drie delen: 1. het afstudeerproduct (praktijkgericht onderzoek) 2. het leerwerktraject LiO 3. het Eindportfolio. Er is wat betreft deze praktijk geen verschil tussen vol- en deeltijd. Afstudeerproduct (praktijkgericht onderzoek) Doel is dat de student aantoont zelfstandig complexe beroepssituaties te kunnen definiëren en analyseren op basis van relevante kennis en (theoretische) inzichten, het ontwikkelen en toepassen van zinvolle (nieuwe) oplossingsstrategieën en het beoordelen van de effectiviteit daarvan. Het afstudeerproduct is het eindresultaat van een onderzoek met doorgaans een externe opdrachtgever: school of schoolorganisatie, pedagogisch centrum, et cetera). Beoordeling: Bij de beoordeling van het afstudeerproduct zijn naast de externe opdrachtgever twee beoordelaars van de opleiding betrokken: de begeleider en een onafhankelijke docent. De student begint met een plan van aanpak. De student gaat over tot uitvoering nadat de beide beoordelaars zijn plan hebben goedgekeurd. Het eindproduct komt voor beoordeling in aanmerking wanneer voldaan is aan alle gestelde eisen, zoals beschreven in de reader “Afstudeerproduct”. Daarin is eveneens het beoordelingsprotocol opgenomen Leerwerktraject LiO Doel is studenten optimaal voor te bereiden op zelfstandig functioneren in de beroepspraktijk. De student moet laten zien, dat hij in staat is zelfstandig te functioneren over de volle breedte van het takenpakket van de beginnende leraar. In het leerwerktraject functioneert de student zelfstandig in de school en vindt begeleiding op afstand plaats. Belangrijk element van de begeleiding is het verplichte supervisietraject op de opleiding. Een daartoe gekwalificeerde supervisor begeleidt de student om op een hoger niveau te reflecteren ten einde te komen tot een goede integratie van alle facetten van het beroep van leraar.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 65
Beoordeling heeft betrekking op: Zelfstandig functioneren als beroepsbeoefenaar; Professioneel gedrag in complexe situaties; Toepassen van theorie in de evaluatie van het eigen onderwijs, bepaling van standpunten en verantwoording van het eigen handelen. Eindportfolio In het eindportfolio verzamelt de student bewijsmateriaal waarmee hij aantoont op niveau 3 alle competenties te beheersen. Hij schrijft daartoe een zelfevaluatie, waarbij onder meer feedback op het leerwerktraject LiO (360º feedback), het supervisietraject en het afstudeerproduct als bewijsmateriaal dienen. In het eindportfolio heeft de student in een POP beschreven hoe hij zich als startbekwaam leraar verder wil ontwikkelen. Hij heeft zijn vakdidactisch dossier afgerond, waarin hij onder meer zijn visie op het leraarschap heeft beschreven. Beoordeling: de Dublin Descriptoren zijn het uitgangspunt. Dezelfde facetten als bij de beoordeling van het afstudeerproduct staan centraal en worden geïnterpreteerd in de context van het portfolio. Borging Ter bevordering van de intersubjectiviteit betrekt de Afdeling vo/bve het veld zoveel mogelijk bij de beoordeling van zijn studenten. Dat gebeurt op verschillende momenten. Hoewel de eindverantwoordelijkheid nadrukkelijk blijft liggen bij de opleiding, zijn de werkbegeleiders op de scholen medebeoordelaar van de leerwerktrajecten. Daarnaast speelt het veld een beoordelende rol bij de bekwaamheidsproeven 2 en 3. Voor borging van de kwaliteit en de intersubjectiviteit van de bekwaamheidsproeven organiseert de Afdeling assessorentrainingen waar zowel eigen docenten als docenten uit het onderwijs, die later als veldassessor gaan optreden, aan deelnemen. Voorts worden de portfolio’s en de afstudeerwerkstukken steekproefsgewijs gescreend door de Commissie Kwaliteitsbewaking Examens (een subcommissie van de examencommissie) en door de Commissie Onderzoek (lectoren en hoofddocenten). Nederlands, Frans en Engels Het afstudeerwerkstuk Het auditteam, de kernteamleden en de vak- en werkvelddeskundigen, heeft voorafgaand aan de audit uit een lijst van eindwerkstukken een selectie gemaakt van door het team te bestuderen werkstukken. Uit de beoordeling van de eindwerkstukken is gebleken dat de scholen die meestal als opdrachtgever hebben gefungeerd en waarop de werkstukken zich richten, duidelijk tevreden zijn. Het auditteam heeft de eindwerkstukken voor de opleidingen Nederlands, Frans en Engels beoordeeld op hun vakinhoudelijke-, vakdidactische- en onderzoekscomponent. Wat betreft de vakinhoudelijke component zijn de eindwerkstukken aan de maat. Ook de vakdidactische component is voldoende uitgewerkt en bruikbaar in reële beroepssituaties. De onderwerpkeuze is in de regel relevant voor het werkveld. In onderzoeksmethodologisch opzicht valt er echter nog wel een kwaliteitsslag te maken. Het gebruik van specifieke vakliteratuur, met name het gebruik van anderstalige literatuur is voor verbetering vatbaar. Slechts incidenteel wordt in de werkstukken verwezen naar met name Engelstalige literatuur. Het Nederlands is bij een aantal werkstukken voor verbetering vatbaar: schrijf- en spreektaal wisselen elkaar bij een aantal scripties af. Een meer consequent gebruik van schrijftaal is noodzakelijk. Uitkomsten, analyse en verbetermaatregelen Samengevat: alle door het auditteam bestudeerde eindwerkstukken in ogenschouw nemend alsmede het door de Afdeling vo/bve ingezette traject rond de onderzoeksopdracht dat in de documentatie helder beschreven is, komt het auditteam tot de conclusie dat er sprake is van een wisselende kwaliteit van de eindwerkstukken. De opleidingen hebben een analyse gemaakt van de oorzaken. Genoemd worden o.a. dat de aansturing, voorbereiding en begeleiding niet optimaal zijn en het feit dat er vanuit de opleidingen te weinig druk uitgaat om het proces rond het afstudeerproduct op het gewenste tempo te houden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 66
Als reactie hierop onderneemt de Afdeling vo/bve de volgende acties: De Afdeling vo/bve zal het lectoraat actief betrekken bij het versterken van de onderzoeksleerlijn binnen de respectieve programma’s zowel in conceptuele zin als in termen van vaardigheden. De opleidingen zullen de handleiding voor het afstudeerproduct aanvullen met vakspecifieke en vakdidactische suggesties, om sneller tot een goede onderzoeksvraag te komen. De opleidingen zullen een begeleidingstraject van het afstudeerproduct uitwerken met daarin duidelijke randvoorwaarden en verantwoordelijkheden; de begeleiding zal hierin niet langer de verantwoordelijkheid zijn van slechts één docent. De docenten gaan zich via collegiale consultatie en scholing bekwamen in het begeleiden van het afstudeerproduct, met name op de onderdelen plannen en schrijven. In het overleg met de stagescholen over het afstudeerproduct zal in het vervolg duidelijker de ondersteuning en aansporing vanuit de stagescholen ter sprake worden gebracht. De stagescholen zullen meer betrokken worden bij de planning. IDEE Zie onder ‘Algemeen’. En: De opleiding onderscheidt zich, qua afstudeerniveau, in positieve zin van de overige opleidingen. Via contacten tussen de opleiding en scholen in het veld is het ook duidelijk dat werkgevers zeer tevreden zijn met de kwaliteit van IDEE afgestudeerden en dat ze een belangrijke bijdrage leveren aan de school door hun internationale ervaring en door hun vermogen om problemen zelfstandig te analyseren en op te lossen. De kwaliteit van de afgestudeerden blijkt ook uit het feit dat er ten minste 10 werkzaam zijn in het Hoger Onderwijs, waaronder de Hogeschool van Amsterdam. De kwaliteit van de opleiding wordt ook getoond door het niveau van de eindproducten. Ter afsluiting van de beroepscomponent produceren studenten een portfolio waarin alle vakdidactische opdrachten staan, samen met lesobservaties en lesbeoordelingen. Dit portfolio dient ook als het bewijsmateriaal voor het verkrijgen van de University of Cambridge In-service Certicate of English Language Teaching (ICELT). De inhoud van de portfolio’s wordt beoordeeld door verschillende docenten in de opleiding en ten minste 50% van de opdrachten wordt door twee docenten beoordeeld. Opdrachten in de portfolio’s zijn ook door docenten in het veld beoordeeld. Daarnaast worden alle portfolio’ s bekeken door een externe assessor van de University of Cambridge. Deze assessor kijkt naar de kwaliteit van het werk en controleert de juistheid van de cijfers en het eindbeoordeling. Van de 18 studenten die hun ICELT portfolio hebben afgerond in 2008, hadden 11 een goed, 5 een zeer goed en 2 uitmuntend. Studenten voeren een eindproject uit aan de University of Wolverhampton. Dit project wordt beoordeeld op basis van de ‘generic criteria’ van de University of Wolverhampton. Alle studenten voeren dit project cq deze ‘dissertation’ uit; op basis hiervan krijgen ze een Honours degree (B.A. Hons) van de University of Wolverhampton. Deze degree wordt geclassificeerd in 1 (excellent) 2.1 (zeer goed) 2.2 (goed) en 3 (pass). Van de 22 afgestudeerden in 2008, kregen 15 een 2.1 Honours degree (zeer goed) en 7 een 2.2 Honours degree (goed). Geen van deze studenten kreeg een derdeklas degree. Tijdens de ‘Subject Board’ meeting aan het einde van het jaar worden het niveau en de inhoud van het programma besproken in aanwezigheid van alumni en vertegenwoordigers uit het veld. Hun bevindingen worden verwerkt in de voorgestelde acties voor het komend jaar. Het auditteam heeft een aantal ICELT portfolio’s en ‘Dissertations’ beoordeeld. Deze ‘proeven van kennis & bekwaamheid’ zijn vakinhoudelijk, vakdidactisch, maar ook, het zij hier benadrukt, qua onderzoek inderdaad van hoge kwaliteit.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 67
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers? Oordeel: voldoende Algemeen Streefcijfers
Studiesucces Studiesucces Studiesucces Studiesucces
propedeuse na propedeuse na hoofdfase na 4 hoofdfase na 4
2 jaar (vt) 2 jaar (dt) jaar (vt) jaar (dt)
2010 50 procent 50 procent 55 procent 50 procent
2012 55 procent 55 procent 60 procent 55 procent
Gerealiseerd onderwijsrendement Uitval gemiddeld vanaf cohort 2002 (vt) Propedeuse na 1 jaar: ca 50 procent Propedeuse na 2 jaar: ca 65 procent Hoofdfase: ca 40 procent Uitval gemiddeld vanaf cohort 2002 (dt) Propedeuse na 1 jaar: ca 30 procent Propedeuse na 2 jaar: ca 45 procent Hoofdfase: ca 40 procent Opleidingsrendement gemiddeld vanaf cohort 2002 (vt): ca 40 procent gemiddeld vanaf cohort 2002 (dt): ca 45 procent Ten slotte De streefcijfers zijn naar het oordeel van het auditteam weinig ambitieus, maar gelet op de huidige rendementen realistisch. Nederlands Propedeuserendement in percentage van het opleidingscohort cumulatief (voltijd) Opleidingscohort Cohortomvang Propedeuse behaald na 1 jaar (in % van cohort) Propedeuse behaald na 2 jaar (in % van cohort) Propedeuse behaald na >2 jaar (in % van cohort)
sept.’02
sept.’03
sept.’04
18
41
45
16,7%
19,5%
11,1%
61,1%
29,3%
33,3%
66,7%
41,5%
42,2%
Propedeuserendement in percentage van het opleidingscohort cumulatief (deeltijd) Opleidingscohort Cohortomvang Propedeuse behaald na 1 jaar (in % van cohort) Propedeuse behaald na 2 jaar (in % van cohort) Propedeuse behaald na >2 jaar (in % van cohort)
sept.’02
sept.’03
sept.’04
59
59
50
22,0%
30,5%
16,0%
52,5%
49,2%
34,0%
62,7%
59,3%
42,0%
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 68
Hoofdfase rendement in percentage van het hoofdfasecohort (voltijd) Hoofdfasecohort
sept.’02
sept.’03
sept.’04
16 81,3%
11 63,6%
21 28,6%
0,0%
9,1%
47,6%
Cohortomvang hoofdfase Diploma behaald (in % van cohort) Nog in opleiding hoofdfase (in % van cohort)
Hoofdfase rendement in percentage van het hoofdfasecohort (deeltijd) Hoofdfasecohort
sept.’02
sept.’03
sept.’04
21 42,9%
52 57,7%
51 49,0%
9,5%
5,8%
15,7%
Cohortomvang hoofdfase Diploma behaald (in % van cohort) Nog in opleiding hoofdfase (in % van cohort)
Rendement is laag, te laag. Het pas wel in het landelijk beeld. Frans Opleidingsrendement in percentage van het opleidingscohort cumulatief (voltijd) Opleidingscohort
sept.’01
Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
sept.‘02
sept.‘03
24
20
32
0,0%
0,0%
0,0%
0,0%
5,0%
0,0%
12,5%
15,0%
Opleidingsrendement in percentage van het opleidingscohort cumulatief (deeltijd) Opleidingscohort
sept.’01
Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
sept.‘02
sept.‘03
26
29
38
0,0%
0,0%
13,2%
11,5%
17,2%
21,1%
15,4%
17,2%
Rendement is laag. Te laag. Het past wel in het landelijk beeld. Engels Opleidingsrendement in percentage van het opleidingscohort cumulatief (voltijd) Opleidingscohort Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
sept.’02
sept.’03
sept.’04
52 0,0%
67 0,0%
90 0,0%
1,9%
11,9%
4,4%
11,5%
13,4%
Opleidingsrendement in percentage van het opleidingscohort cumulatief (deeltijd) Opleidingscohort
sept.’02
sept.’03
sept.’04
Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
38 0,0%
58 8,6%
47 10,6%
10,5%
17,2%
19,1%
23,7%
27,6%
Rendement is laag. Te laag. Het past wel in het landelijk beeld.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 69
IDEE Opleidingsrendement in percentage van het opleidingscohort cumulatief (voltijd) Opleidingscohort Cohortomvang Diploma behaald na <=3 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na 4 jaar (in % van cohort) Diploma behaald na >=5 jaar (in % van cohort)
sept.’02
sept.‘03
sept.‘04
58
40
51
0,0%
0,0%
0,0%
19,0%
27,5%
27,5%
20,7%
30,0%
Het rendement is conform de streefcijfers van de HvA. Ten slotte Voor de opleidingen Nederlands, Frans en Engels (alle varianten) is het rendement te laag. Het auditteam herhaalt hier nogmaals, dat deze lage rendementen vooral het gevolg zijn van het feit, dat de opleidingen (m.u.v. IDEE) noch op niveau, noch op motivatie aan de poort mogen selecteren. Het verbeteren van het onderwijsrendement heeft de hoogste prioriteit van de Afdeling vo/bve. Zolang het selecteren aan de poort verboden blijft, zullen de maatregelen die de Afdeling treft, welke dan ook, weinig soelaas bieden. Anders gezegd, de Afdeling vo/bve zit in een klemsituatie. Het auditteam wenst de Afdeling vo/bve dan ook niet op het (te) lage onderwijsrendement af te rekenen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 70
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
Oordeelschema hbo bachelor tweedegraadslerarenopleiding Nederlands, vt
Onderwerp
/
Facet
Oordeel V5
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
G G G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
G V G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
5
V
V
V5 V G V V V V
V V V V
Extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 71
Oordeelschema hbo bachelor tweedegraadslerarenopleiding Frans, vt
Onderwerp
/
Facet
Oordeel V6
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
G G G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
G V G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
6
V
V V V V V6 V G V V V V
V V V V
Extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 72
Oordeelschema hbo bachelor tweedegraadslerarenopleiding Engels, vt
Onderwerp
/
Facet
Oordeel V7
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
G G G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
G V G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
7
V
V V V V V7 V G V V V V
V V V V
Extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 73
Oordeelschema hbo bachelor tweedegraadslerarenopleiding IDEE, vt
Onderwerp
/
Facet
Oordeel V8
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
E E E
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
E E G V V V G G
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
8
9
V
V V V G V9 V G V G V V
V G V V
Extra aantekening ‘excellent’ Extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 74
Oordeelschema hbo bachelor tweedegraadslerarenopleiding Nederlands, dt
Onderwerp
/
Facet
Oordeel V10
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
G G G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
G V G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel
V V V
4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
10
V
V
V10 V G V V V V
V V V V
Extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 75
Oordeelschema hbo bachelor tweedegraadslerarenopleiding Frans, dt
Onderwerp
/
Facet
Oordeel V11
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
G G G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
G V G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
11
V
V V V V V11 V G V V V V
V V V V
Extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 76
Oordeelschema hbo bachelor tweedegraadslerarenopleiding Engels, dt
Onderwerp
/
Facet
Oordeel V12
1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO
G G G
2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing
G V G V V V G V
3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement Samenvattend oordeel
12
V
V V V V V12 V G V V V V
V V V V
Extra aantekening ‘goed’.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 77
3.1.
Integraal oordeel/advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO- Beoordelingskader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de HvA , in casu de Afdeling vo/bve, verzorgde hbo bacheloropleidingen
Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Nederlands (voltijd – deeltijd – kopopleiding) Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Frans (voltijd – deeltijd – kopopleiding) Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Engels (voltijd – deeltijd – kopopleiding - IDEE)
in aanmerking komen voor accreditatie door de NVAO.
3.2.
Beoordelingskader
Bij de beoordeling van de opleiding en hun varianten is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Beoordelingskader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van die opleiding als voldoende kan worden beoordeeld.
3.3.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
3.3.1. Documentanalyse In de eerste plaats is er sprake van een analyse en beoordeling van door de Tweedegraads lerarenopleiding aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review; Studiegids; Onderwijs- en Examen Reglement – OER; Visitatierapport ‘Samen Scholen’; Onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: strategische keuzen en de positie in de markt, interne organisatie, de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende interne managementrapportages en verbetermaatregelen, ontwikkelingen in het beroepenveld, beroeps- en opleidingsprofielen, (validatie) eindkwalificaties, curricula en de interne en externe evaluatie daarvan, werkvormen, toetsing en beoordeling, kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid, internationalisering, instroombeleid, studiebegeleiding, onderwijsrendement. Op basis van de door de HvA, in casu de Afdeling vo/bve, aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de desbetreffende lerarenopleidingen in al hun varianten. Voorafgaand aan de visitatie werd het management van de Afdeling vo/bve op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 78
3.3.2. Audit De audit was gericht op een actieve ‘controle’ door middel van een visitatie13, uitgevoerd door een auditteam waarvan (zie § 1.9.) deel uitmaakten: negen externe deskundigen op het gebied van o de vakgebieden van de respectieve lerarenopleidingen o het hoger onderwijs, in casu de lerarenopleidingen o het werkveld waarop de betreffende lerarenopleidingen zich richten twee studenten uit verwante opleidingen twee lead auditoren en twee secretarissen. Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst of de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en of de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Het kernteam heeft hiertoe gedurende vier auditdagen zowel gesprekken gevoerd over de generieke onderwerpen die voor alle lerarenopleidingen van de Afdeling vo/bve gelden, als verschillende gesprekken op het opleidingsniveau. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door meerdere malen hetzelfde onderwerp met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele documentatie en, daar waar het de huisvesting en de materiële voorzieningen betreft, ook door eigen waarneming. De additionele, tijdens de visitatie geraadpleegde, documentatie behelsde ondermeer: overzichten van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding(en) overleg voeren; verslagen van die bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studentevaluaties; detailbeschrijving van modules, cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; stageverslagen en –beoordelingen; de ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten. Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van de opleidingsprogramma’s en van de daarmee samenhangende personele, organisatorische, materiële en ruimtelijke voorzieningen.
3.3.3. Beslisregels Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een onderwerp slechts ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren. Een facet kan evenwel, volgens diezelfde regels, ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. Met dit als uitgangspunt, heeft Hobéon onderstaande beslisregels toegepast. Onderwerp A. Een onderwerp scoort ‘voldoende’, indien alle facetten van dat onderwerp ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ en de overige ten minste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’. B. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord en voor dit facet geen acceptabel verbeterplan beschikbaar is. C. Een onderwerp scoort ‘onvoldoende’, indien meer dan één facet van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
13
Visitatie heeft op 26, 27, 28 en 29 mei 2009 plaatsgevonden.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 79
Facet D. Binnen de beoordeling van een facet is ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie: beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven, dan omgekeerd; primaire processen wegen zwaarder dan secundaire. Extra aantekening E. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, wordt dat als ‘extra aantekening’ vermeld en wel met inachtneming van onderstaande regels: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;14 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’, indien alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet van dat onderwerp ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening, indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
14
Het NVAO-Accreditatiekader onderscheidt bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten. Eén ervan betreft de duur van de opleiding. Het daarbij vermelde criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil zij überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatie. ‘Duur’ is derhalve van een andere orde dan bijvoorbeeld- ‘Kwaliteit Personeel’ of ‘Onderwijsrendement’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 80
BIJLAGE 1: SAMENSTELLING AUDITTEAM Drs. A. Corda Mevrouw Corda behaalde haar eerstegraads bevoegdheid docent Italiaans aan de UvA . Zij is in het bezit van een MA in Classics and General Linguistics van de Università di Torino en een diploma “maturità classica”, Liceo Ginnasio "C. Cavour". Zij is werkzaam aan het Expertisecentrum moderne vreemde talen en educational project manager bij het ICLON van de Universiteit Leiden. Zij houdt zich hier bezig, en heeft op dit terrein ook uitgebreid gepubliceerd, met de didactiek van vreemde talen. Drs. R. Kraakman De heer Kraakman is socioloog en startte zijn carrière als docent maatschappijleer. Nadien heeft hij een groot aantal bestuursfuncties bekleed, waardonder binne de TU Delft en de Katholieke Universiteit Brabant. Hij was 17 jaar voorzitter van de raad van bestuur van de Vereniging Ons Middelbaar Onderwijs. Sinds 1998 is hij lid van de Adviesraad van de KPC-groep. Tevens is hij voorzitter van de CAO onderhandelingsdelegatie van de werkgevers in het voortgezet onderwijs en lid van de Raad van Toezicht van het Nederlands Instituut voor Masters in Educatie. Drs. W.G. van Raaijen De heer Van Raaijen was jarenlang verbonden aan het Luzac College als rector. Hij was daar voorzitter van de landelijke examencommissie, lid van de commissie voorbereiding Tweede Fase en voorzitter van de vakgroep Nederlands. Daarna was Van Raaijen Manager Opleidingen & Trainingen bij de holding waaronder het Luzac College destijds als een van de 25 werkmaatschappijen viel en werkte hij als Consultant Public Search voor de Interlace Group. Voor deze organisatie was hij werkzaam binnen de onderwijswereld, ministeries en gemeentes en bij organisaties die opereren op het snijvlak tussen publiek en privaat zoals bijvoorbeeld onderzoeksinstellingen en omroepen. Bij Hobéon houdt Van Raaijen zich bezig met organisatievraagstukken, marktonderzoek, accreditatie in het hoger (kunst-) onderwijs en certificering van ondermeer openbare bibliotheken en kunsteducatieve instellingen. Prof. dr. P. Sleegers De heer Sleegers is als hoogleraar Onderwijskunde werkzaam aan de Technische Universiteit Twente. In zijn onderzoek- en adviesprojecten houdt hij zich bezig met vraagstukken over sturing en inrichting van organisaties, de aard en het verloop van innovatieprocessen en het leren van professionals binnen overheidsorganisaties. Tevens is hij als senioradviseur werkzaam bij BMC, een advies- en managementbureau dat zich richt op de verbetering van de kwaliteit en resultaatgerichtheid van de overheid en nonprofitorganisaties. R. van der Pluijm De heer Van der Pluijm is derdejaars student Maatschappijleer aan Fontys lerarenopleiding Tilburg. Drs. R. F. H.M. Stapert (secretaris) De heer Stapert was tot 1981 was hij als docent (Nederlands) werkzaam in Suriname. Nadien is hij betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (Lerarenopleidingen, fusie-operatie, Informatica Stimuleringsplan). Vanaf 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s, gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van het hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en coördinatie van het landelijk AXISprogramma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlandse basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij werkzaam in het kader van accreditatieonderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd. Daarnaast is hij intensief betrokken bij de beoordeling van EVC aanbieders. Tot voor kort was hij als interim coördinator “Interne kwaliteitszorg” werkzaam bij twee hogescholen (thans bij een hogeschool) die buiten de accreditatieonderzoeken van Hobéon Certificering vallen.
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 81
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 82
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 83
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 84
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 85
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 86
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 87
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 88
BIJLAGE 2: PROGRAMMA VISITATIE Hogeschool van Amsterdam ONDERWIJS EN OPVOEDING TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDINGEN 26 t/m 29 mei 2009 26 mei Generiek. 27 en 28 mei Opleidingen. 29 mei Intern overleg en terugkoppeling.
27 mei 2009
1
Engels
Talen (7 docenten/8 studenten)
Frans IDEE (alleen in studententeam) Nederlands
1a IDEE (3 docenten + 2 vertegenwoordigers Wolverhampton) 2
Docenten IDEE + vertegenwoordigers Wolverhampton Aardrijkskunde
Maatschappijvakken (10 docenten/8 studenten)
Geschiedenis Maatschappijleer Algemene economie Bedrijfseconomie
28 mei 2009
3
Gezondheidszorg en Welzijn
Gezondheidszorg en Welzijn + Techniek (8 docenten/7 studenten)
Consumptieve techniek Techniek in de onderbouw
4
Biologie
Exact (8 docenten/8 studenten)
Natuurkunde Scheikunde Wiskunde
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 89
Dag 1: 26 mei 2009 Tijd 09.00 – 11.00
Lokaal A3.22
11.00 –12.00
A3.22
12.00 - 12.30 12.30 – 13.30
13.30 – 14.00
14.00 – 14.30
14.00 – 14.30
A3.25 A3.22
A3.22
A3.22
A3.27
14.30 – 15.00 15.00 – 16.00
A3.22 A3.22
16.00 – 17.00
A3.22
Onderwerp Voorbereiding, intern overleg
Generiek - Kennismaking / programma - Marktpositie/Instroom/ Toelating - Internationalisering / Innovatie - Relatie beroepenveld - Personeel/Scholing - Resultaten - Onderwijsrendement - Alumnibeleid - Opdracht van het lectoraat . betrokkenheid bij onderwijs . onderzoek Lunch Opleiden in de school - Relatie opleidingen met stagescholen - Kwaliteitsborging - Deskundigheidsbevordering medewerkers stagescholen
Toetsen en beoordelen - Validiteit/ objectiviteit - Kwaliteitsborging van Praktijkcomponent - Resultaten/rendementen - Bezwaar en beroep - Vrijstellingen - Instroom - Studeerbaarheid, studielast Kwaliteitszorg - Evaluatie van resultaten - Maatregelen tot verbetering - Betrekken van medewerkers, studenten, alumni, werkveld - Klachtenregeling Programma’s - Internationalisering / Innovatie - Relatie beroepenveld - Resultaten /Rendement - Alumnibeleid Pauze en overleg Generiek - Internationalisering - Innovatief vermogen - Relatie beroepenveld - Personeel/Scholing - Resultaten Generiek - Informatievoorziening - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. stages) - Studeerbaarheid, studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent
Panel, kernteam Herberg / Raaijen Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Stapert / Broers Herberg / Raaijen Ruud v.d. Herberg Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Stapert / Broers
Respondenten (+ aantal)
Raaijen / Herberg Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Stapert / Broers Herberg / Raaijen Ruud v.d. Herberg Peter Sleegers Rob Stapert Rob Kraakman Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Ger Broers
Vertegenwoordigers werkveld (3) en instituutsopleiders (2) Jan de Boer (IO) Fons Morsch (IO) Kees van Bergeijk (werkv) Geerte van de Groep (werkv) Mia Verhagen (werkv) Leden examencommissie (3) / toetscommissie (2)
Raaijen / Stapert Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes
Kwaliteitszorgmedewerkers (6) Leo Huisman Patricia Kruit Paulien Langedijk Jan van der Maas Evert Jan Saathof Johan Schimmel
Herberg / Broers Peter Sleegers Robbert v.d. Pluijm Ger
Programmaleiders (4) Jacqueline Kösters (meta) Jan Lindhout (wpl) Fons Morsch (oplis) Wietske Miedema (abv)
Panel Raaijen / Herberg Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Stapert / Broers Raaijen / Stapert Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes
MT (2) + lectoren (2) Marjan Freriks (MT) Gert Jan van Setten (MT) Marco Snoek (lect.) Jos van der Waals (lect.)
Liesbeth Zijlstra (ex) Michiel van Brederode (ex) Ben Speet (ex) Jacqueline Kösters (toets) Kenneth Tjon Soei Sjoe (toets)
AMT/Teamleiders (6) Hein Dirks Douwe van der Kooi Frits Rovers Rob Ruijken Liz Savage Harry Westenberg Studenten generiek A (4) Thijmen van Alphen (Bio vt) Germaine Haalmeijer (G&W dt) Ronald van der Linden (Gs vt) Job Rood (Wisk vt)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 90
Tijd
Lokaal
Onderwerp
Panel, kernteam
Respondenten (+ aantal)
16.00 – 17.00
A3.27
Generiek - Informatievoorziening - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. stages) - Studeerbaarheid, studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent Rondleiding generiek
Herberg / Broers Peter Sleegers Robbert v.d. Pluijm
Studenten generiek B (4) Ruth van Gend (CT vt) Sultan Göksen (Ec vt) Judith de Nijs (Eng dt) Rogier Schotvanger (Fr vt)
Raaijen / Herberg Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes Robbert v. d. Pluijm Raaijen / Herberg Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes Stapert / Broers
Afdelingsmanager vo/bve Gert Jan van Setten (AM) Yvonne Wulder (facilitair coördinator)
17.00 – 17.30
17.30 – 18.00
A3.22
Intern overleg
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 91
Dag 2: 27 mei 2009 Tijd 09.00 10.00
Lokaal A3.22
Onderwerp Voorbereiding cluster 1 en 1a
10.00 – 11.00
A3.22
Opleidingsspecifiek cluster 1 - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbevordering / POP - Studiebegeleiding Opleidingsspecifiek cluster 1 - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbevordering - Studiebegeleiding Opleidingsspecifiek cluster 1 - Informatievoorziening - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding ( stages) - Studeerbaarheid, studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent
10.00 – 11.00
11.00 – 12.00
A3.27
A3.22
11.00 – 12.00
12.00 – 12.30 12.30 – 13.00
Voorbereiding cluster 2
A3.25
Lunch
A3.22
Materiaal, intern overleg cluster 1
13.00 14.00
A3.22
At random bezoek cluster 2 opleidingen
13.00 14.00
A3.27
Opleidingsspecifiek cluster 1a IDEE - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen
Panels, clusterspecifiek Raaijen / Herberg Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Allesandra Corda Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Rob Stapert / Ger Broers Ruud van der Herberg Peter Sleegers Marjolein Hermes Rob Kraakman Ger Broers
Respondenten
Docenten cluster 1 (4 docenten Nederlands) Eva Breedveld Henk Brouwer Tineke Bunnik Joke Morshuis
Willem van Raaijen Jeroen Lutters Allesandra Corda Robbert van der Pluijm Rob Stapert
Docenten cluster 1 (5 docenten vreemde talen) NB excl. docenten IDEE
Willem van Raaijen Rob Stapert Peter Sleegers Allesandra Corda Marjolein Hermes
Studenten cluster 1 (8) + 1a Olja Orlandini (Eng) Ouassila El Madkouri (Eng) Rogier Schotvanger (Fr) Linda Rouwenhorst (Fr) Linda Bakkum (IDEE) Stephan Ras (IDEE) Eveline Vermeulen (Ned) Jill-Alyson Dieters (Ned)
Peta Eisberg (Eng) Ton Koet (Eng) Sarah Talbot (Eng) Martine Thoraval (Fr) Liesbeth Zijlstra (Fr)
Herberg / Broers Jeroen Lutters Rob Kraakman Rob van der Vaart Hielke Wierda Robbert v.d. Pluijm Panel Raaijen / Stapert Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Allesandra Corda Marjolein Hermes Herberg / Broers Jeroen Lutters Rob Kraakman Rob van der Vaart Hielke Wierda Robbert v.d. Pluijm Raaijen / Stapert Peter Sleegers Allesandra Corda Marjolein Hermes
Docenten cluster 1a (3) + vertegenwoordiging Wolverhampton (2) Eline van Batenburg (IDEE) Liz Savage (IDEE) Saskia Sollie (IDEE)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 92
Tijd
Lokaal
Onderwerp - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbevordering / POP - Studiebegeleiding
Panels, clusterspecifiek
Respondenten Brendan Bartram (Wolv) Dave Ellis (Wolv)
14.00 15.00
A3.22
Opleidingsspecifiek cluster 2 - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbevordering / POP / - Studiebegeleiding Opleidingsspecifiek cluster 2 - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbevordering / POP / - Studiebegeleiding Pauze
Herberg / Broers Peter Sleegers Hielke Wierda Robbert v.d. Pluijm
Docenten Economie en Maatschappijleer cluster 2 (5)
Raaijen / Stapert Rob Kraakman Rob van der Vaart Marjolein Hermes
Docenten Aardrijkskunde, Geschiedenis cluster 2 (5)
Opleidingsspecifiek cluster 2 - Informatievoorziening - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (+ stages) - Studeerbaarheid, studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent
Herberg / Broers Rob Kraakman Rob van der Vaart Hielke Wierda Marjolein Hermes
Studenten cluster 2 (8) Brenda Pepping (Ec) Margreet Verkuil (Ec) Erik ter Beek (Mij) Tessa Lafèbre (Mij) Myrthe Corbijn (Gs) Yann Jousson (Gs) Marloes Hellings (Ak) Jasper van Schoor (Ak)
At random bezoek cluster 1 opleidingen
Raaijen/ Stapert Allesandra Corda Robbert v.d. Pluijm Herberg / Stapert Rob Kraakman Rob van der Vaart Hielke Wierda Marjolein Hermes
14.00 15.00
15.00 – 15.15 15.15 – 16.15
A3.27
A3.22
15.15 – 16.15 16.15 – 17.00
A3.22
Materiaal, intern overleg cluster 2
Hessel Nieuwelink (Mij) Broer van der Hoek (Mij) Luuk Latour (Ec) Jos Steins (Ec) David Kooy (onderwijskundige)
Els Dieleman (Ak) Geert van den Berg (Ak) Arie Wilschut (Gs) Ben Speet (Gs) Klaas van der Laan (onderwijskundige)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 93
Dag 3: 28 mei 2009 Tijd
Lokaal
Onderwerp
09.00 10.00
A3.22
Voorbereiding cluster 3
10.00 – 11.00
A3.22
Opleidingsspecifiek cluster 3 - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbevord/ POP / - Studiebegeleiding Opleidingsspecifiek cluster 3 - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbevord/ POP / - Studiebegeleiding Opleidingsspecifiek cluster 3 - Informatievoorziening - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (stages) - Studeerbaarh, studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent
10.00 – 11.00
A3.27
11.00 – 12.00
A3.22
11.00 – 12.00
A3.27
12.00 – 12.30 12.30 – 13.00
A3.25 A3.22
Opleidingsspecifiek cluster 3 - Informatievoorziening - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (stages) - Studeerbaarh, studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent Lunch Materiaal, intern overleg cluster 3
Panels, clusterspecifiek Herberg Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Karel Soudijn Rini Weststrate Peter Foppen Robbert v.d. Pluijm Marjolein Hermes Stapert / Broers Herberg / Broers Peter Sleegers Karel Soudijn Robbert v.d. Pluijm
Respondenten
Raaijen / Stapert Peter Foppen Rini Weststrate Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes
Docenten Consumptieve techniek en Techniek in de onderbouw, cluster 3 (5)
Raaijen / Stapert Peter Foppen Rini Weststrate Jeroen Lutters Rob Kraakman Marjolein Hermes
Studenten Consumptieve techniek en Techniek in de onderbouw cluster 3 (4) Eline Gerritsen (CT) Ellen van Kooten (CT) Annuska Rijnbeek (Techn) Jan van der Heul (Techn)
Herberg / Broers Peter Sleegers Karel Soudijn Robbert v.d. Pluijm
Studenten cluster 3 Gezondheidszorg en Welzijn (3)
Docenten Gezondheidszorg en welzijn, cluster 3 (3) Annemiek van Lith Josien Schothorst Karin Snellen
Michael Laarman (CT) John Macco (CT) Chris de Jong (Techn) Bas Luiten (Techn) Johan Schimmel (Techn)
Denise Mens Heidi Sijbrandij Susan Kruis Panel Herberg / Raaijen Peter Sleegers Jeroen Lutters Rob Kraakman Karel Soudijn Peter Foppen Rini Weststrate Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Stapert / Broers
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 94
Tijd
Lokaal
13.00 – 13.15
Onderwerp
Panels, clusterspecifiek
Rondleiding cluster 3 - 4
Respondenten Teamleider cluster 3 Rob Ruijken Teamleider cluster 4 Hein Dirks
13.15 – 14.15
A3.22
Voorbereiding cluster 4
14.15 15.15
A3.22
Opleidingsspecifiek cluster 4 - Relatie beroepenveld - Onderwijsontwikkeling - Eindkwalificaties - Samenhang programma - Toetsen en beoordelen - Praktijkcomponent/stages - Internationalisering - Werkdruk - Materiële voorzieningen - Deskundigheidsbev. /POP - Studiebegeleiding Pauze
15.15 – 15.30 15.30 – 16.30
Raaijen / Broers Peter Sleegers Rob Kraakman Marcel Kamp Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Raaijen / Broers Peter Sleegers Rob Kraakman Marcel Kamp Marjolein Hermes Robbert v.d. Pluijm Ger
Opleidingsspecifiek cluster 4 - Informatievoorziening - Toetsen en beoordelen - Studiebegeleiding (incl. stages) - Studeerbaarheid, studielast - Materiële voorzieningen - Praktijkcomponent
Raaijen / Broers Peter Sleegers Rob Kraakman Marcel Kamp Marjolein Hermes
15.30 – 16.30
At random bezoek cluster 3 opleidingen
16.30 – 17.15
At random bezoek cluster 4 opleidingen
Herberg / Stapert Karel Soudijn Peter Foppen Rini Weststrate Robbert v.d. Pluijm Rob Raaijen / Broers Peter Sleegers Rob Kraakman Marcel Kamp Marjolein Hermes Raaijen / Broers Peter Sleegers Rob Kraakman Marcel Kamp Marjolein Hermes
17.15 – 18.00
A3.22
A3.22
Materiaal, intern overleg Cluster 4
Docenten cluster 4 (8) Patricia Kruit (Bio) Gertjan Martens (Bio) Gert de Goede (Na) Willem Bustraan (Na) Ronald Udo (Sk) Joop van Helvoort (Sk) Sjaak Schoen (Wisk) Frans Leynse (Wisk)
Studenten cluster 4 (8) Pepijn Over (Na/Sk)) Cedric Sanches (Na/Sk) Joei Bakker (Sk/Na) Suzanne Wesselman (Sk/Na) Ingrid Wong Fong Sang (Bio) Lars van Arkel (Bio) Bas Kraakman (Wisk) Hieke Post (Wisk)
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 95
Dag 4: 29 mei 2009 Tijd
Lokaal
Onderwerp
Panels, clusterspecifiek
09.00 – 12.00
A3.22
Intern overleg en eventueel resterende vragen
Panels generiek en opleidingsspecifiek
12.00 – 12.30
A3.25
Lunch
Panel
12.30 – 13.00
A0.11
Terugkoppeling
Panel
Respondenten
Alle respondenten
©Hobéon® Certificering Adviesrapport Accreditatie Lerarenopleidingen 2e graad Talen– HvA, 1.0 96