Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie, voltijd Hogeschool van Amsterdam Amsterdamse Hogeschool voor Paramedische Opleidingen
Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie, voltijd Hogeschool van Amsterdam Amsterdamse Hogeschool voor Paramedische Opleidingen
Hobéon® Certificering BV Oktober 2005 Auditteam: W.L.M. Blomen dr. J. Hesse drs. E. Cup J.B. van Haastregt Drs. R.F. Stapert
INHOUDSOPGAVE 1. 1.1. 1.2. 1.2.1. 1.2.2. 1.2.3. 1.2.4. 1.2.5.
INLEIDING Bereik van de beoordeling Aanpak Beoordelingsprocedure en werkwijze Beslisregels Auditteam Deelnemers visitatie Programma visitatie
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Facet 1.2. Niveau Bachelor Facet 1.3. Oriëntatie HBO Onderwerp 2: Programma Facet 2.1. Eisen HBO Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Facet 2.3. Samenhang Programma Facet 2.4. Studielast Facet 2.5. Instroom Facet 2.6. Duur Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Onderwerp 3: Inzet van Personeel Facet 3.1. Eisen HBO Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Facet 4.2. Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Facet 6.2. Onderwijsrendement
7 7 7 12 15 17 17 19 21 23 24 25 26 29 31 31 33 34 37 37 39 42 42 45 46 49 49 50
3. 3.1.
SAMENVATTEND OORDEEL Integraal oordeel/ advies aan NVAO
51 52
Bijlage I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaringen externe auditoren Bijlage II: Programma visitatie 26 en 27 juni 2005
1 1 1 1 4 5 6 6
1.
INLEIDING
1.1.
Bereik van de beoordeling
1.1.1. De Hogeschool van Amsterdam, in casu de Amsterdamse Hogeschool voor Paramedische Opleidingen – AMPO, verzorgt de HBO bachelor opleidingen: Ergotherapie (voltijd ), Fysiotherapie (voltijd), ESP Physiotherapy (voltijd) 1, zijnde de Engelstalige variant van de opleiding Fysiotherapie, en Oefentherapie Mensendieck (voltijd). Het onderhavige rapport heeft betrekking op de
HBO bachelor opleiding voor Ergotherapie, voltijd CROHO nr. 34574
1.1.2. De basis voor het onderzoek van Hobéon Certificering werd gevormd door de Management Review van de opleiding Ergotherapie. 1.1.3. Zie voorts onder § 1.2.1.3: Documentanalyse.
1.2.
Aanpak
1.2.1.
Beoordelingsprocedure en werkwijze
1.2.1.1. Bij de beoordeling van de opleiding Ergotherapie is uitgegaan van het door de NVAO vastgestelde “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs”. Daarin staan de onderwerpen en facetten vermeld waarop een VBI zich bij de beoordeling van een opleiding moet richten. Voorts zijn daarin opgenomen de criteria aan de hand waarvan een VBI moet bepalen of de basiskwaliteit van de betreffende opleiding als voldoende kan worden beoordeeld. Om de beoordeling voor alle partijen inzichtelijk te maken, heeft Hobéon Certificering bovengenoemd Accreditatiekader nader uitgewerkt in een checklist (“Checklist Accreditatie HBO Bachelor”) waarin per facet de betreffende NVAO-criteria nader zijn gespecificeerd in zogeheten ‘deelvragen’. Voorafgaand aan het feitelijk accreditatieonderzoek heeft Hobéon Certificering de AMPO ervan op de hoogte gesteld, dat deze checklist bij de beoordeling van de opleiding Ergotherapie gehanteerd zou worden. 1.2.1.2. Met betrekking tot het opleidingsspecifieke referentiekader geldt het volgende: de opleiding Ergotherapie heeft zich voor wat betreft beroepsprofiel, doelstelling en opleidingscompetenties tenminste gebaseerd op het landelijk beroepsprofiel en opleidingscompetenties zoals vastgesteld in het landelijk overleg tussen verwante opleidingen en het beroepenveld op het terrein van Ergotherapie. (Zie onder facet 1.1.: “Domeinspecifieke Eisen”). Het auditteam heeft het opleidingsspecifieke referentiekader ‘Ergotherapie’ beoordeeld en vastgesteld, dat het in voldoende mate gespecificeerd is en passend is voor een HBO opleiding Ergotherapie. Zie voorts onder facet 1.1.
1
ESP: European School of Physiotherapy.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 1
1.2.1.3. De beoordelingsprocedure van Hobéon Certificering kent twee hoofdmomenten: Documentanalyse Het gaat hier om een analyse en beoordeling van de door de opleiding Ergotherapie aangeleverde schriftelijke informatie: Management Review Ergotherapie; de in het kader van de interne sturingscyclus opgeleverde (AMPO) managementrapportages; onderliggende documentatie betrekking hebbend op bijvoorbeeld: o strategische keuzen en de positie in de markt; o interne organisatie; o de (systematiek van) interne kwaliteitszorg en de daarmee samenhangende verbetermaatregelen; o ontwikkelingen in het beroepenveld; o beroeps- en opleidingsprofiel; o (validatie) eindkwalificaties; o curriculum; o interne en externe evaluatie van het curriculum; o werkvormen; o toetsing en beoordeling; o kwantitatief en kwalitatief personeelsbeleid; o externe relaties; o internationalisering; o instroombeleid; o studie(loopbaan)begeleiding; o rendement. Op basis van deze door de opleiding aangeleverde documentatie, heeft het auditteam zich een beeld kunnen vormen van de primaire en secundaire processen van de opleiding Ergotherapie. Het auditteam heeft dit beeld getoetst aan zaken als: ambitieniveau, toekomstgerichtheid, innovatief vermogen, kwaliteitsbewaking via interne en externe evaluatie, arbeidsmarktrelevantie, resultaatgerichtheid, continuïteit, studenten- en docentenbelangen. Voorafgaand aan de visitatie (zie hieronder) werd het management van de opleiding op de hoogte gesteld van de voorlopige bevindingen van het auditteam op basis van zijn documentanalyse. Audit De audit was gericht op een actieve controle door middel van een tweedaagse visitatie2, uitgevoerd door een auditteam waarvan deel uitmaakten één externe onafhankelijke deskundige op het gebied van Ergotherapie, één onafhankelijke deskundige op het gebied van Fysiotherapie3, één student, één lead auditor en een auditor ‘onderwijs’, tevens secretaris.
2
Visitatie heeft plaatsgevonden op 27 en 28 juni 2005.
3
Binnen dit traject heeft Hobéon Certificering ook de HBO bachelor opleiding Fysiotherapie beoordeeld. De neerslag van die
beoordeling is vastgelegd in een afzonderlijk rapport: “Adviesrapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding tot Fysiotherapeut, voltijd”. De reden waarom de opleidingen Ergotherapie en Fysiotherapie in één traject zijn beoordeeld is, dat deze opleidingen binnen één gemeenschappelijk (AMPO) beleids- en uitvoeringskader aangeboden worden.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 2
Onder ‘controle’ moet hier worden verstaan, dat het auditteam op verschillende niveaus (management, coördinatie, examencommissie, docenten, studenten, staf) heeft getoetst of (i) de in de documentatie beschreven beleidsvoornemens en de daaraan gerelateerde uitvoeringsprocessen zijn geïmplementeerd en (ii) de overige in de documentatie vervatte informatie verifieerbaar is. Deze verificatie door het auditteam geschiedde enerzijds door, zoals hierboven reeds is aangegeven, hetzelfde onderwerp meerdere malen en met verschillende geledingen te bespreken en anderzijds aan de hand van additionele (tijdens de visitatie verstrekte) documentatie en, daar waar het de ruimtelijke en materiële voorzieningen betreft, door eigen waarneming. Hieronder volgen enkele voorbeelden van de door het auditteam tijdens en/of onmiddellijk na de visitatie geraadpleegde additionele documentatie:
overzicht van de samenstelling van de werkveld-gremia waarmee de opleiding overleg voert; verslagen van bijeenkomsten met het werkveld; overzicht CV’s van (gast)docenten; netwerkoverzicht docenten; verslagen van de functioneringsgesprekken met docenten; verslagen van docentevaluaties; verslagen van studievoortgangsgesprekken met studenten; detailbeschrijving van modules; detailbeschrijving van cases en de daaraan gekoppelde opdrachten; portfolio’s van studenten en de (schriftelijke weergave van de) beoordeling daarvan door docenten; stageverslagen en -beoordelingen; literatuurlijst; de zogeheten ‘beroepsproducten’ die gedurende de opleiding door studenten worden opgeleverd; de ‘eindproducten’ van studenten.
Aldus had het auditteam voldoende instrumenten om zich op gedetailleerd niveau op de hoogte te stellen van inhoud, opzet, uitvoering en resultaten van het opleidingsprogramma en van de daarmee samen-hangende personele, organisatorische, ruimtelijke en materiële voorzieningen. Het auditteam heeft op deze wijze alle in het NVAO “Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs” vermelde facetten beoordeeld op basis waarvan een samenvattend oordeel per onderwerp werd gegeven. Een en ander werd vastgelegd in een conceptrapport dat aan de AMPO en de betreffende opleiding is voorgelegd voor een toets op eventuele feitelijke onjuistheden. Dit rapport is de weergave van het oordeel van het auditteam met daarbij de gronden waarop dat oordeel is gebaseerd.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 3
1.2.2.
Beslisregels
Met als uitgangspunt de Beslisregels Accreditatie zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader4 heeft Hobéon Certificering de volgende beslisregels toegepast. A. De scores op de per onderwerp gerubriceerde facetten leiden tot een score op het betreffende onderwerp en wel volgens de regels onder C. B.
Binnen de beoordeling van een facet is er ruimte voor een eigen afweging van het auditteam: uitvoering/praktijk weegt zwaarder dan beleid/theorie; (beter een goed functionerende regeling die slecht is opgeschreven dan omgekeerd); primaire processen wegen zwaarder dan secundaire.
C.
Van facetten naar onderwerp. Hier geldt het volgende: een onderwerp krijgt de score ‘voldoende’ indien alle facetten tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord of indien één facet ‘onvoldoende’ en de overige tenminste ‘voldoende’ hebben gescoord, mits er een acceptabel verbeterplan beschikbaar is voor het facet met de score ‘onvoldoende’; een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord en er geen acceptabel verbeterplan voor dit facet beschikbaar is; een onderwerp krijgt de score ‘onvoldoende’ indien meer dan één facet ‘onvoldoende’ heeft gescoord, ongeacht of er voor die facetten acceptabele verbeterplannen zijn.
D. Indien voor een onderwerp een hogere score dan ‘voldoende’ gerechtvaardigd is, dan wordt dat met inachtneming van de regels onder E, als ‘extra aantekening’ vermeld. E.
4
Met betrekking tot de ‘extra aantekening’ geldt het volgende: een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘goed’ indien alle facetten van dat onderwerp ‘goed’ hebben gescoord of indien één facet ‘voldoende’ en de overige facetten ‘goed’ of ‘excellent’ hebben gescoord;5 een onderwerp krijgt de extra aantekening ‘excellent’ als alle facetten van dat onderwerp ‘excellent’ hebben gescoord of indien één facet ‘goed’ en de overige facetten ‘excellent’ hebben gescoord; een onderwerp krijgt geen extra aantekening indien één van de facetten van dat onderwerp ‘onvoldoende’ heeft gescoord.
Volgens de NVAO-Beslisregels Accreditatie kan een Onderwerp uitsluitend ‘onvoldoende’ of ‘voldoende’ scoren; een Facet kan
volgens diezelfde regels ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ of ‘excellent’ scoren. 5
In het NVAO-Accreditatiekader worden bij onderwerp 2 (“Programma”) acht facetten onderscheiden. Eén van die facetten (facet
2.6.) betreft de duur van de opleiding. Het daarbij behorende criterium (240 ECTS) is evenwel geen (kwaliteits)criterium, maar een formele vereiste waaraan het programma van een opleiding a priori moet voldoen, wil die opleiding überhaupt in aanmerking kunnen komen voor een HBO Bachelor accreditatieonderzoek. ‘Duur’ is dus van een andere orde dan -bijvoorbeeld- ‘Rendement’ of ‘Kwaliteit Personeel’. Bij de beslissing of het onderwerp “Programma” een extra aantekening ‘goed’ dan wel ‘excellent’ verdient, wordt het facet ‘Duur’ dan ook buiten beschouwing gelaten.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 4
1.2.3.
Auditteam
Bij het samenstellen van het auditteam heeft Hobéon Certificering er zorg voor gedragen, dat de voor de beoordeling van de drie opleidingen de noodzakelijke expertise aanwezig is. Expertise met betrekking tot de inhoudelijke aspecten (programma in relatie tot het Ergo-domein en Fysio-domein) en expertise met betrekking tot de onderwijskundige aspecten (het primaire proces, de ondersteunende processen en de organisatorische context). De werkvelddeskundigen Cup (Ergotherapie) en Hesse (Fysiotherapie) hebben zich in hun beoordeling uitdrukkelijk gericht op de kwaliteit, actualiteit en relevantie van (i) het richtinggevend domeinspecifieke kader, (ii) de eindkwalificaties / eindcompetenties, (iii) de programma-inhoud, (iv) de interactie tussen opleiding en werkveld, (v) de deskundigheid van docenten en (vi) het gerealiseerde niveau. Dit betekent overigens niet, dat zij zich geen oordeel over andere onderwerpen en/of facetten hebben gevormd. Cup heeft op grond van haar ervaring en positie in het werkveld (als praktiserend therapeut, onderzoeker en docent) een goed zicht op de ontwikkelingen en trends binnen het Ergo-domein en op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden binnen dit domein gesteld worden aan de ergotherapeut. Hesse heeft op grond van zijn ervaring en positie in het werkveld (als onderzoeker en docent) een goed zicht op de ontwikkelingen en trends binnen het Fysio-domein en op de eisen die vanuit de verschillende deelgebieden binnen dit domein gesteld worden aan de fysiotherapeut. De onderwijsdeskundige Stapert, heeft zich vooral gericht op de kwaliteit van de processen die direct en indirect de uitvoering van het opleidingsprogramma raken. Hij heeft in zijn vorige en huidige functies een aanmerkelijke ervaring opgebouwd die hem in staat stelt de programma-opbouw, het onderwijsproces en de organisatorische context waarbinnen de uitvoering plaatsvindt, te beoordelen in het perspectief van de kwaliteitseisen die aan HBO-opleidingen worden gesteld. Het auditteam6 was als volgt samengesteld: Voorzitter: W.L.M. Blomen, Leden: drs. E. Cup
dr. J.R. Hesse,
J.B. van Haastregt drs. R.F. Stapert,
6
directeur Hobéon Certificering.
werkvelddeskundige Ergotherapie: (i) ergotherapeut Universitair Medisch Centrum St Radboud, Nijmegen, (ii) lid kerngroep consulenten ergotherapie en fysiotherapie van de Vereniging Spierziekten Nederland (VSN). werkvelddeskundige Fysiotherapie: (i) bestuurslid Sport Medisch Centrum Amsterdam, interne protocollering en kwaliteitsbewaking, (ii) medewerker afdelingen Kaakchirurgie Slotervaart Ziekenhuis en de VU A’dam, (iii) voorzitter American Board of Orofacial Pain Therapists. studentlid: 3e jaars studente HEBO aan de Haagse Hogeschool. onderwijsdeskundige tevens secretaris: senior adviseur Hobéon Certificering.
Zie voor Curricula Vitae: Bijlage I.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 5
1.2.4.
Deelnemers visitatie
Het auditteam heeft tijdens de visitatie gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers vanuit de verschillende geledingen van de opleiding: management, coördinatoren, docenten, studenten en staf. Voor een volledig overzicht van de deelnemers aan de visitatie: zie Bijlage II.
1.2.5.
Programma visitatie
Zie Bijlage II.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 6
2.
BEVINDINGEN EN BEOORDELING
Onderwerp 1: Doelstellingen Opleiding Dit onderwerp kent drie facetten: 1. domeinspecifieke eisen; 2. niveau bachelor; 3. oriëntatie HBO.
Facet 1.1. Domeinspecifieke Eisen Criterium Het facet ‘Domeinspecifieke Eisen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk)?
Bevindingen 1.1.1. De opleiding heeft in 2003 haar visie op het beroep en de opleiding geactualiseerd. Dit vormde de basis voor het nieuwe leerplan Bachelor Ergotherapie 2004-2008 dat mede gebaseerd is op eisen vanuit de beroepsvereniging – NVE,7 de World Federation of Occupational Therapy en European Guidelines. Wat betreft het gekozen onderwijsconcept heeft het HvA-beleid met betrekking tot competentiegericht onderwijs model gestaan. In 2004 heeft de NVE en de Opleidings Adviesraad (met vertegenwoordigers uit het werkveld) het beroepsprofiel/competentieprofiel en de daarvan afgeleide eindkwalificaties goedgekeurd, zo blijkt uit de betreffende documentatie. Het Amsterdamse competentieprofiel (neergelegd in de notities: “Visie op het Beroep als Basis voor het Curriculum”, 2003 en “Beroepscompetenties Ergotherapie”, 2003) deelt de competenties in naar een drietal beroepscontexten, door de opleiding ‘segmenten’ genoemd, die telkens zijn onderverdeeld naar beroepsdimensies, bij elk waarvan een kerncompetentie en een aantal deelcompetenties worden gedefinieerd. Hieronder volgt als voorbeeld een kleine selectie.
Segment
Dimensie
Competenties
Werken voor en met cliënten
Diagnosticeren
Het kunnen analyseren van een handelingsprobleem: - het met behulp van een ergotherapeutisch model kunnen onderzoeken van het handelen van de cliënt m.b.t. zelfredzaamheid, productiviteit en ontspanning; - het kunnen analyseren van het door de cliënt ervaren handelingsprobleem; - het kunnen opstellen van een beroepsspecifieke diagnose & plan van aanpak.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 7
Behandelen en begeleiden
Het op methodische wijze kunnen begeleiden en adviseren van de cliënt opdat de cliënt de regie over zijn leven weer kan voeren: - het kunnen kiezen en verantwoorden van interventies, die doelmatig, doeltreffend,en cliënt-stimulerend zijn en bovendien het gekozen ergotherapeutisch moel als uitgangspunt hebben; - het flexibel en doelgericht uitvoeren van het behandel- en begeleidingsplan in samenwerking met andere disciplines en met de cliënt & diens omgeving.
Adviseren
Het op methodische wijze adviezen verstrekken aan opdrachtgevers over bijvoorbeeld: hulpmiddelen, zorg, of arbeidsomstandigheden: - het kunnen analyseren van een adviesvraag; - het kunnen uitwerken van probleemoplossende methoden in een plan van aanpak met aandacht voor het creëren van draagvlak.
Werken in en vanuit een arbeids-
Samenwerken
organisatie
Het kunnen leveren van een beroepseigen bijdrage aan (multi)professionele teams: - het kunnen verklaren en verantwoorden van het beroepsmatig handelen ten overstaan van andere professionals; - het kunnen beoordelen of samenwerking complementair, supplementair of overbodig is.
Beheren en beleid maken
Het kunnen beheren van middelen en materialen t.b.v. effectieve en efficiënte dienstverlening alsmede het kunnen initiëren van ergotherapeutisch beleid: - het kunnen omzetten van eigen visie naar haalbare, binnen de organisatie passende plannen; - het kunnen organiseren, inrichten en beheren van de dienst of praktijk.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 8
Begeleiden
Het kunnen begeleiden van (beginnende) collegaergotherapeuten: - het methodisch kunnen begeleiden van het leerproces van collegae; - het kunnen interveniëren in het professioneel handelen van collegae.
Ondernemen
Het kunnen nemen van marktgerichte, zakelijke en commerciële initiatieven t.b.v. de continuïteit van de dienstverlening: - het kunnen ontwerpen en vermarkten van diensten en producten; - het pro-actief kunnen selecteren en benaderen van nieuwe doelgroepen.
Kwaliteitsborging
Het op systematisch en cyclische wijze producten en diensten kunnen evalueren: - het kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van kwaliteitscriteria; - het zelfstandig kunnen uitvoeren van kwaliteitsonderzoek.
Werken aan de ontwikkeling van het beroep
Deskundigheidsbevordering
Het actief kunnen ontwikkelen van de eigen professionele deskundigheid: - het kunnen reflecteren op de eigen professionaliteit teneinde de deskundigheidsbevordering te specificeren; - het kunnen participeren binnen intervisies, supervisies en intercollegiale consultatie en toetsing.
Voor het nieuwe leerplan is onder het personeel en studenten veel draagvlak. Concept versies zijn besproken in de docententeams en in de Opleidingscommissie (Studentvertegenwoordiging). Bij de implementatie van het leerplan is gekozen voor “problem based learning” en de “skillslab-methode”. Veel aandacht schenkt de opleiding aan evidence based practice en aan het ontwikkelen van een wetenschappelijke attitude bij studenten, zo blijkt uit de programmabeschrijving. Van belang is voorts, dat de opleiding haar profiel helder heeft gedefinieerd en uitgewerkt. Lange tijd kende de opleiding een nadere accentuering op (te veel) deelaspecten als: (i) ergotherapie met verworven hersenletsel, (ii) ergotherapie bij kinderen, (iii) ergotherapie in de zorg voor ouderen, (iv) ergotherapie ihkv arbeidsrehabilitatie, (v) ergotherapie bij mensen met chronische pijn.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 9
Begin 2005 heeft de opleiding evenwel besloten -en naar het oordeel van het auditteam heeft de opleiding daar verstandig aan gedaan- één onderwerp centraal te stellen: “De omgeving als focus bij het bevorderen van het handelen van mensen met chronische aandoeningen”. (Zie ook § 1.1.4.) Om twee redenen acht het auditteam dit een verstandige keuze. Enerzijds getuigt de beslissing van een heldere prioriteitstelling (men kan zich niet op vele deelaspecten profileren, men moet een keuze maken) en anderzijds spoort de keuze van het onderwerp zeer wel met de vermaatschappelijking van de zorg die er op gericht is dat mensen zo lang mogelijk in de eigen omgeving kunnen blijven wonen met als gevolg dat het ergotherapeutisch handelen ook en in toenemende mate gericht zal moeten zijn op de (fysieke en sociale) omgeving van de cliënt. In haar notitie ‘Speerpunt Opleiding Ergotherapie” heeft de opleiding deze keuze goed gemotiveerd. Met de Opleidings Adviesraad is het auditteam van mening dat het er thans op aan komt die “focus op de omgeving” ook programmatisch vorm te geven. 1.1.2. De opleiding werkt in het kader van het ontwikkelen van een landelijk beroepsprofiel samen met de drie zusteropleidingen in Nederland. In het bijzonder met de Hogeschool Zuyd, waarmee een samenwerkingsrelatie is aangegaan. Voorts onderhoudt de opleiding via haar in 1995 opgerichte Expertise Centrum Ergotherapie nauwe contacten met het werkveld. 1.1.3. Met betrekking tot de positionering van de opleiding in de komende 5 jaren is op grond van de omschrijving van de missie in het document “Koersen op ambitie” richting gegeven aan de concretisering van de onderwijsvernieuwing en het beroeps- en opleidingsprofiel. Extramuralisering is hierbij het sleutelwoord. In plaats van met name intramurale beroepsuitoefening zal er een sterke verschuiving plaatsvinden richting de eerste lijnszorg en mogelijkheden voor vrije vestiging. 1.1.4. Aan de AMPO is een lectoraat verbonden “Paramedische zorg gericht op participatie van mensen met een chronische aandoening. Dit lectoraat werkt nauw samen met het Instituut voor Extramuraal Geneeskundig Onderzoek – EMGO. Via deze samenwerking participeren docenten en studenten in wetenschappelijk onderzoek. Bijvoorbeeld: kwalitatief onderzoek naar de patiëntenvoorlichting aan mensen met handletsel in de acute fase. Ook zijn ergotherapie-studenten betrokken bij onderzoek samen met de opleiding Fysiotherpie. Bijvoorbeeld bij onderzoek naar: (i) heupbeschermers, (ii) de relatie tussen stabiliteit van de knie en beperkingen in activiteiten bij patiënten met osteoarthritis, (iii) de predictieve factoren van chronische schouderklachten. Voorts heeft de opleiding samen met het lectoraat, de Hogeschool Zuyd en de Hogeschool Rotterdam een EU-subsidie aangevraagd voor het project “Preventieve ergotherapie bij ouderen”. 1.1.5. In het kader van de BaMa-structuur werkt de opleiding samen met de Master opleiding Evidence Based Practice van de Universiteit van Amsterdam (i.c. het AMC ). Deze samenwerking is gericht op de ontwikkeling van minoren. 1.1.6. Het auditteam is zeer te spreken over professionaliteit waarmee de opleiding haar visie in samenspraak met het beroepenveld heeft ontwikkeld en vervolgens in eindkwalificaties/eindtermen heeft gedefinieerd. Eindkwalificaties die tenslotte nader zijn uitgewerkt in deelcompetenties. Bovendien -en daar gaat het uiteindelijk om- heeft de opleiding die eindkwalificaties/eindtermen op inzichtelijke, en daardoor goed traceerbare, wijze naar het opleidingsprogramma vertaald.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 10
1.1.7. Internationalisering De opleiding maakt sinds 1995 deel uit van het Europees netwerk van Ergotherapie-opleidingen: Enothe. In dat verband heeft de opleiding sinds de start van Enothe actief geparticipeerd in verschillende projecten met als doel case studies te ontwerpen. Dit heeft o.a. geleid tot een publicatie “Occupational Therapy in Europe: learning from each other.” Voorts heeft de opleiding substantieel meegewerkt aan twee andere Enothe-publicaties: “Occupational Therapy in Europe: an exploration”, en “Occupational Therapy in Europe: curriculum guidelines”. Naar het oordeel van het auditteam geeft de opleiding op deze wijze haar internationale oriëntatie op voortreffelijke wijze gestalte. Iets wat ook blijkt uit de actieve bijdragen die docenten leveren aan andere Enotheprojecten. Bijvoorbeeld “Teaching Practical Skills”. Voorts zijn docenten in enkele Oost-Europese landen betrokken bij de uitvoering van ergotherapie onderwijsprogramma’s. Het auditteam constateert dat de opleiding haar internationaal netwerk goed benut. Niet alleen wat betreft de ontwikkeling van beroepscompetenties op Europee niveau (het “Tuning Project”), maar ook in termen van internationale studentmobiliteit. (12% Van de studenten loopt stage in het buitenland.) De opleiding Ergotherapie biedt in samenwerking met drie buitenlandse opleidingen (Karolinska Institutet, Stockholm; University of Brighton en het Deense College-South) een European Master opleiding Occupational Therapy. Deze opleiding (EMscOT) is onlangs door de NVAO geaccrediteerd. Het auditteam wijst hierop, omdat docenten van de bachelor opleiding ook aan de master opleiding doceren en buitenlandse docenten van de master opleiding lesgeven aan de bachelor opleiding. Daardoor is er, zo constateert het auditteam een aanzienlijk ‘spin off’ naar de bachelor opleiding. Een en ander heeft aantoonbaar geleid tot aanpassingen in het curriculum van de bachelor opleiding en bovendien leidt deze kruisbestuiving tot een zichtbare upgrading van het docentencorps. Het auditteam is daar zeer over te spreken. Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed. De opleiding Ergotherapie biedt een curriculum aan dat geënt is op landelijk overeengekomen eindkwalificaties, die aantoonbaar met de respectieve collega-instituten zijn afgesproken en door het beroepenveld zijn gevalideerd. De opleiding Ergotherapie richt zich met haar geactualiseerde eindkwalificaties ook en expliciet op internationaal overeengekomen kwalificaties. De ‘Amsterdamse’ inkleuring is voorts gebaseerd op een keuze die recht doet aan de huidige ontwikkelingen binnen het ergotherapeutisch domein. De ‘Amsterdamse’ inkleuring is aantoonbaar door het beroepenveld gevalideerd: NVE, OpleidingsAdviesraad. De eindkwalificaties van de opleiding zijn concreet en gedetailleerd uitgewerkt en vormen daardoor, naar het oordeel van het auditteam, een helder referentiepunt voor het curriculum. De eindkwalificaties zijn aantoonbaar in het opleidingsprogramma verankerd, zo leert analyse van de competentiematrix en de beschrijving van het opleidingsprogramma. De opleiding onderhoudt gestructureerde contacten met het wetenschappelijk veld, onder andere via haar eigen promovendi en de samenwerking met de UvA en het EMGO. Contacten die aantoonbaar effect hebben op het opleidingsprogramma. Het beleid inzake internationalisering is stevig verankerd zowel binnen het docentencorps als in het programma.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 11
Facet 1.2. Niveau Bachelor Criterium Het facet ‘Niveau Bachelor’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor?
Bevindingen Het nieuwe competentieprofiel van de opleiding Ergotherapie is mede ontleend aan de algemene eisen die in Enothe-verband zijn opgesteld. Dat is een sterk punt van de opleiding. Voor zover het sectoroverstijgende kwalificaties betreft, zijn de eindkwalificaties aantoonbaar ontleend aan de 10 generieke kwalificaties zoals door de commissie Franssen vastgelegd in haar rapport Prikkelen, presteren en profileren. Het auditteam heeft de eindkwalificaties van de opleiding Ergotherapie geanalyseerd om te bepalen of deze kwalificaties beantwoorden aan het niveau ‘bachelor’ zoals weergegeven in de zogeheten Dublin Descriptoren. In de Dublin Descriptoren worden de volgende dimensies onderscheiden, bij elk waarvan hieronder een beschrijving wordt gegeven in relatie tot de eindkwalificaties. Kennis en inzicht De eindkwalificaties waarop de opleiding zich richt, zijn zodanig dat zij niet verworven kunnen worden zonder gedegen kennis en inzicht in bijvoorbeeld: Kinesiologie; speciële pathologie; revalidatie geneeskunde; psychologie en psychiatrie; het centrale en het perifere zenuwstelsel; methoden van anamnese en diagnose; de principes van methodisch handelen in klinische situaties. In de competentie-matrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren telkens en expliciet in verband gebracht met enerzijds specifieke beroepsthema’s en anderzijds de taakgebieden van een ergotherapeut. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie in haar opleidingsprogramma hanteert. Toepassen Kennis en inzicht De beroepsspecifieke competenties zijn alle gericht op het uitvoeren van de kerntaken van de ergotherapeut. Iets wat zichtbaar gemaakt wordt in de beroepsproducten die studenten tijdens de opleiding geacht worden te maken. Bijvoorbeeld: behandelplannen; gezondheidsprofielen; prognostische profielen; ontwerp van begeleidingstrajecten.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 12
Ook doorlopen studenten (als onderdeel van hun opleiding) een adviestraject t.b.v. een afdeling ergotherapie en mantelzorg. In de beroepsspecifieke competenties wordt expliciet naar deze en andere beroepsproducten verwezen. De vermelde ‘producten’ impliceren een professionele toepassing door de student van zijn verworven kennis en inzicht. In de competentie-matrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren telkens en expliciet in verband gebracht met enerzijds ‘generieke beroepsthema’s en anderzijds de taakgebieden van een ergotherapeut. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie in haar programma hanteert. Omdat het opleidingsprogramma is opgebouwd rond aan de praktijk ontleende projecten, is het verwerven van kennis en inzicht vanaf het eerste tot en met het laatste jaar gericht op het ontwikkelen van beroepsproducten en -dus- op ‘toepassing’. Oordeelsvorming Zowel de (algemene) HBO-competenties als de beroepsspecifieke competenties behelzen het hele spectrum van (i) analyse/probleemdefinitie, (ii) behandelstrategie, (iii) ontwerp behandelplan met prognoseprofiel, (iv) realisering, (v) effectmeting en (vi) evaluatie. De daarmee verband houdende vaardigheden zijn expliciet gericht op het maken van keuzen. Dit vooronderstelt dat de student in staat is problemen te analyseren en mogelijke behandelstrategieën tegen elkaar af te wegen, uit te (laten) voeren en daarna te evalueren. In de competentiematrix wordt deze dimensie van de Dublin Descriptoren telkens en expliciet in verband gebracht met enerzijds ‘ specifieke beroepsthema’s en anderzijds de taakgebieden van een ergotherapeut. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie in haar opleidingsprogramma hanteert. Communicatie In de competenties waar de opleiding zich op richt, is ‘communiceren’ als ‘fundamentele vaardigheid’ opgenomen. Het gaat hier uitdrukkelijk om communicatie met patiënten, met professionals binnen de gezondheidszorg en om communicatie binnen de eigen werksetting. Omdat ‘communicatie’ in het beroepsprofiel uitdrukkelijk wordt geafficheerd als fundamentele vaardigheid wordt in de competentiematrix deze Dublin Descriptor in verband gebracht met zowel specifieke als generieke beroepsthema’s en met alle taakgebieden van een ergotherapeut. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie in haar opleidingsprogramma hanteert. Leervaardigheden Voor de opleiding geldt, dat de te verwerven competenties een aantal metavaardigheden van de studenten veronderstellen die expliciet op het eigen leren zijn gericht opdat de student in staat is (i) zich tijdens de beroepsuitoefening verder te professionaliseren en (ii) vervolgstudies op een hoger niveau te doorlopen. In de competentiematrix is deze dimensie van de Dublin Descriptoren expliciet geplaatst in het perspectief van ‘werken aan professionalisering’ en ‘ontwikkelen van cognitieve vaardigheden’. Daarmee laat de opleiding zien, dat zij deze Dublin Descriptor uitdrukkelijk als referentie in haar programma hanteert.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 13
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
het competentieprofiel van de opleiding is mede ontleend aan de standaarden die in Enotheverband zijn opgesteld; de eindkwalificaties van de opleiding bevatten alle elementen waar de Dublin Descriptoren betrekking op hebben en wel met een bereik en diepgang die overeenkomen met het niveau waar de Dublin Descriptoren naar verwijzen; de opleiding heeft (in haar competentiematrix) de Dublin Descriptoren zorgvuldig uitgewerkt naar specifieke en generieke beroepsthema’s en naar de onderscheiden taakgebieden van de ergotherapeut en deze onderling met elkaar in verband gebracht; de opleiding heeft de Dublin Descriptoren en de nadere uitwerking daarvan in deelcompetenties, aantoonbaar in een rechtstreeks verband gebracht met het opleidingsprogramma en met de daarbinnen gehanteerde werkvormen.
Sterk punt acht het auditteam, dat de opleiding elke afzonderlijke Dublin Descriptor aantoonbaar als referentiepunt hanteert, waardoor alle opleidingskwalificaties direct herleidbaar zijn tot de internationaal geaccepteerde bachelor-kwalificaties. Iets, wat bovendien op programma-niveau zichtbaar wordt gemaakt, zo blijkt uit de modulenbeschrijvingen. Anders gezegd, de internationaal geaccepteerde bachelor-kwalificaties zijn ook in het programma zelve verankerd.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 14
Facet 1.3. Oriëntatie HBO Criteria Het facet ‘Oriëntatie HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de eindkwalificaties van de opleiding mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties? • Sluiten de eindkwalificaties van de opleiding aan bij het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor de betreffende opleiding vereist of dienstig is?
Bevindingen “Oriëntatie HBO” kent twee dimensies. Hoger onderwijs enerzijds, beroepsonderwijs anderzijds. Hoger Onderwijs 1.3.1. Het beroepsprofiel en de daarmee samenhangende beroepscompetenties van de opleiding beschrijven een hoog niveau van beroepsuitoefening (zie facet 1.1) en sluiten aantoonbaar aan (zie onder facet 1.2.) bij de beschrijving van het bachelor niveau in de Dublin Descriptoren. Daarmee is aangegeven dat de opleiding Ergotherapie gerekend kan worden tot het hoger onderwijs. De wijze waarop de opleiding de Dublin Descriptoren heeft uitgewerkt en in het programma heeft opgenomen, beoordeelde het auditteam reeds als ‘goed’. Zie daarvoor facet 1.2. Beroepsonderwijs 1.3.2. De competenties van de opleiding geformuleerd in termen van beroepscompetenties die aantoonbaar (zie facet 1.1) in samenspraak met het Ergo-beroepenveld zijn opgesteld en door dat beroepenveld zijn gevalideerd zowel landelijk als (via de Opleidings Adviesraad) regionaal. Daarmee is op het niveau van opleidingsdoelstellingen de oriëntatie op het voor de ergotherapeut relevante werkveld geborgd. Anders gezegd: de opleiding Ergotherapie is een beroepsopleiding. De wijze waarop de opleiding de beroepscompetenties in samenspraak met collega-opleidingen en het (landelijk en ‘regionale’) beroepenveld heeft uitgewerkt, beoordeelde het auditteam reeds als ‘goed’. Zie daarvoor facet 1.1. Voor een nadere uitwerking van de relatie tussen de eindkwalificaties en het opleidingsprogramma: zie de bevindingen bij facet 2.1.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 15
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties: de opleiding heeft de eindkwalificaties rechtstreeks, volledig en op zorgvuldige wijze ontleend aan de door het relevante beroepenveld opgestelde, beroepsprofiel. (Zie onder facet 1.1.); in de van dit beroepsprofiel afgeleide opleidingsspecifieke kwalificaties en competenties wordt ook het niveau van de beginnende beroepsbeoefenaar geformuleerd; de opleiding heeft de relatie tussen enerzijds inhoud, bereik en niveau van de eindkwalificaties en anderzijds het programma en de daarbinnen gepositioneerde blokken en gehanteerde werkvormen, volledig en inzichtelijk in kaart gebracht en daaruit blijkt, dat de opleiding het landelijk overeengekomen beroepsprofiel in haar programma heeft verankerd en daarbij ook het beroepenveld heeft betrokken. Meer nog, zij heeft er een actuele dimensie aan toegevoegd door de accentuering van het aspect ‘evidence based practice’.
SAMENVATTEND OORDEEL “DOELSTELLINGEN OPLEIDING”: VOLDOENDE Het auditteam beoordeelt het Onderwerp ”Doelstellingen Opleiding” als voldoende.
De opleiding heeft goed zicht op de ontwikkelingen binnen de gezondheidszorg in het algemeen en binnen het ergotherapeutisch domein in het bijzonder en zij heeft haar inzicht qua bereik, thematiek en diepgang op voortreffelijke wijze vertaald naar opleidingsdoelstellingen en naar de programmaonderdelen (!), waarbij zij het werkveld uitdrukkelijk heeft betrokken. Tevens anticipeert de opleiding door haar gerichtheid op ‘evidence based practice’ en ‘Ondernemerschap’ expliciet op belangrijke ontwikkelingen in het werkveld.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Doelstellingen Opleiding” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.1.2. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 16
Onderwerp 2: Programma Dit onderwerp kent acht facetten: 1.eisen HBO; 2. relatie tussen doelstellingen en inhoud; 3. samenhang programma; 4. studielast; 5. instroom; 6. duur; 7. afstemming tussen vormgeving en inhoud; 8. beoordeling en toetsing.
Facet 2.1. Eisen HBO Criteria Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Vindt kennisontwikkeling van studenten plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontwikkeld studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek? • Heeft het programma aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied / de discipline? • Waarborgt het programma de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft het aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk?
Bevindingen Studenten komen in aanraking met de beroepspraktijk door middel van stages. Voor het huidige 3e en 4e jaar zijn nieuwe stageboeken ontwikkeld waarin de stage-inhoud en -context helder zijn beschreven in termen van criteria die expliciet in verband staan met enerzijds de competenties die de student dient te verwerven en anderzijds met het binnenschool curriculum. Het derde jaar van de hoofdfase bevat een beroepsopdracht die meestal wordt ingebracht door een externe opdrachtgever. Door middel van deze stages en de externe beroepsopdracht verschaft het programma een belangrijke opening naar het beroepenveld. Omdat de stagevoorbereiding en -opbouw goed zijn gestructureerd rond heldere en, naar het oordeel van het auditteam, relevante opdrachten wordt de student inderdaad de gelegenheid geboden de vereiste competenties te verwerven in een directe en substantiële interactie met het werkveld. Een lectoraat op het gebied van Evidence Based Practice (één van de speerpunten van de opleiding) speelt een belangrijke rol bij de deskundigheidsbevordering van het personeel op dit gebied èn bij de onderwijsinnovatie. In het onderwijsprogramma vertonen (wetenschappelijke) concepten, begrippen en attitude een duidelijke samenhang. Uitgangspunt hierbij is het methodisch en systematisch formuleren van de zorgvraag en het systematisch zoeken naar informatie, leidend tot conclusies in termen van prognoses en behandelplannen. Interactie vindt ook plaats door het inschakelen van gastdocenten. (Zie ook onder facet 3.1.) Zij brengen op vanzelfsprekende wijze de huidige beroepspraktijk binnen het programma. Overigens maakt opleiding veelvuldig gebruik van simulaties en rollenspelen waarin realistische beroepssituaties worden nagebootst. Aldus vindt het binnenschools leren ook plaats in een interactie tussen het ‘leren’ en het ‘beroepsmatig handelen’. In dit verband is het ook van belang te wijzen op de zogeheten skillslab-aanpak die als een rode draad door het programma loopt. Daardoor krijgen het ‘beroepsmatig handelen’ en de reflectie daarop een substantiële plaats in het programma. Voorts wijst het auditteam op het belang van het zogeheten ©enter, een inpandige multiprofessionele praktijk die de lijnen tussen opleiding en beroepspraktijk (ergotherapie en fysiotherapie) zeer kort maakt.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 17
De opleiding zou zich daar, naar het oordeel van het auditteam, actiever moeten opstellen. Iets wat de opleiding overigens onderschrijft, zo blijkt uit de verbeteracties die zij in dat verband heeft vastgesteld. Interactie met het (internationale) beroepenveld vindt ook plaats via de veelvuldige consultatie van de Opleidings Advies Raad, contacten met NVE, de actieve participatie binnen de Enothe en de verschillende EU-programma’s. In dit verband wijst het auditteam wederom op de EMscOT. Dáár (zie onder facet 1.1.) ontmoeten de docenten van de bachelor opleiding en de buitenlandse docenten elkaar, wat een belangrijke impuls betekent voor de internationale oriëntatie van de Nederlandse docenten. Zie voorts onder facet 3.1. Interactie met de wetenschap vindt plaats via de samenwerking met de UvA en het EMGO. (Zie ook onder facet 1.1.) Tenslotte: het opleidingsprogramma is (en wordt) ontwikkeld en uitgevoerd door docenten met een sterke relatie met het beroepenveld, zo blijkt uit het netwerkoverzicht van het docentencorps, waar het auditteam inzage in heeft gehad. (Zie voorts onder facet 3.)
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
het programma van de opleiding biedt aan de studenten via de projecten, de simulaties, de practica en via de (substantiële) stages, de beroepsopdrachten en de afstudeerfase ruime en goed gestructureerde mogelijkheden om hun kennis te ontwikkelen in interactie met het beroepenveld; de opleiding maakt (zie ook onder facet 3.1.) veelvuldig gebruik van gastdocenten uit het ERGOwerkveld; de interactie tussen het binnenschools programma en de stage-werkplek is goed geregeld en gestructureerd via de concrete en op resultaat gerichte opdrachtformuleringen en via de afspraken tussen de opleiding, de student en de stagebiedende organisatie met betrekking tot de studentbegeleiding; het opleidingsprogramma is aantoonbaar ontworpen in nauwe en frequente samenspraak met het beroepenveld, zowel internationaal, nationaal als ‘regionaal’; belangrijk is voorts het zogeheten ©enter, de inpandige multiprofessionele praktijk die de interactie met en de oriëntatie op de beroepspraktijk (ergotherapie en fysiotherapie) als het ware ‘natuurlijk’ maakt. (Zie overigens de aanbeveling die het auditteam in dit verband heeft gemaakt.) de gebruikte vakliteratuur en het studiemateriaal zijn exemplarisch voor de state of the art in het ERGO-domein; de samenwerking met de UvA (AMC) en het EMGO waarborgt de interactie tussen opleiding en wetenschap.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 18
Facet 2.2. Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma Criteria Het facet ‘Relatie tussen Doelstellingen en Inhoud Programma’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Is het programma een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen? • Zijn de eindkwalificaties adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma? • Biedt de inhoud van het programma studenten de mogelijkheid de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken?
Bevindingen 2.2.1. De vertaling van de ERGO-eindkwalificaties naar het studieprogramma wordt zichtbaar in de leerdoelen van elk semester en vervolgens in de leerdoelen van de blokken en de daarin gepositioneerde beroepsopdrachten en flankerende (theorie)colleges, simulaties en practica (skillslab-methode). De competentiematrix (zie onder facet 1) verschaft een systematisch overzicht van de relatie tussen de onderscheiden competenties en de leerdoelen op semester- en blokniveau. Vervolgens zijn in het leerplan deze doelstellingen voor elk blok op gedetailleerde wijze geoperationaliseerd naar de onderscheiden niveaus: beroepsopdracht, practicum en theoriecolleges. Het auditteam heeft op basis van het ERGO-programma en op basis van een analyse van verschillende blok-beschrijvingen goed zicht gekregen op de inhoud, het bereik en het niveau van de doelstellingen en (zie ook § 2.2.2.) op de mate van concreetheid. Het auditteam concludeert, dat op de verschillende niveaus van het programma (semester, blok, beroepsopdracht, practicum, theoriecollege) een duidelijke relatie bestaat tussen deze doelstellingen (leerdoelen) en de ERGO-eindkwalificaties. Onder facet 1.1. heeft het auditteam zich daar reeds in zeer positieve zin over uitgesproken. Onderdeel van de leerdoelen van het onderwijsprogramma is het maken van een beroepsproduct, individueel of in groepsverband. Voorbeelden daarvan werden het auditteam getoond. (Zie ook onder facet 1.2.) Op basis daarvan is het auditteam van mening, dat de eisen waaraan deze beroepsproducten (moeten) voldoen, expliciet anticiperen op die welke in het beroepenveld worden gesteld. Daarmee wordt in het programma een direct en zichtbaar verband gelegd tussen de inhoud, het niveau en de oriëntatie van het programma enerzijds en de ERGO-eindkwalificaties anderzijds. Samenvattend merkt het auditteam op, dat de opleiding er op deze wijze voortreffelijk in is geslaagd op alle niveaus binnen het programma de functionaliteit van de programmaonderdelen (ten opzichte van elkaar en in het perspectief van de ERGO-eindkwalificaties) inzichtelijk te maken. 2.2.2. Door de koppeling van de beroepsproducten (output) aan de leerdoelen is de mate waarin de student de leerdoelen heeft gerealiseerd, goed toetsbaar, waarmee het auditteam wil aangeven dat de leerdoelen vertaald zijn naar concreet professioneel gedrag dan wel naar professionele ‘producten’. (Zie voor toetsing van projectproducten: facet 2.8.)
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 19
2.2.3. De vormgeving van de blokken en de beroepsopdrachten, zo heeft het auditteam kunnen constateren, gaat uit van een leeromgeving waarin het leerproces van de student centraal staat en waarbij de kennis (verworven via ondersteunende theoriecolleges) en de vaardigheden (verworven via de practica), door de student in stelling moet worden gebracht wil hij de projectopdrachten met succes kunnen uitvoeren. 2.2.4. De inhoud en de vormgeving van de afzonderlijke beroepsopdrachten bieden de studenten de gelegenheid de vereiste deelcompetenties te verwerven. De beroepsopdrachten worden naarmate de opleiding vordert, zo blijkt uit de programmabeschrijving, steeds complexer en deze cyclische ordening maakt het de student mogelijk alle eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven. Sterk punt daarbij is, dat de themalijnen waarbinnen de onderscheiden (sub)thema’s en daarmee samenhangende projecten zijn gegroepeerd, een sterk verticale samenhang (hiërarchische ordening) mogelijk maken.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
het ERGO-programma alsmede de leerdoelen van de onderscheiden programma-onderdelen zijn in termen van inhoud, bereik en niveau een zeer werkzame concretisering van de geformuleerde ERGO-eindkwalificaties; inhoud en vormgeving van de afzonderlijke theoriecolleges, practica en beroepsopdrachten alsmede hun positionering binnen het totale ERGO-programma stellen de student zeer wel en op planmatige wijze in de gelegenheid de geformuleerde ERGO-eindkwalificaties op het vereiste niveau te verwerven.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 20
Facet 2.3. Samenhang Programma Criterium Het facet ‘Samenhang Programma’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het studieprogramma inhoudelijk samenhangend?
Bevindingen 2.3.1. De voor de opleiding geldende generieke HBO-competenties en specifieke beroepscompetenties zijn, zoals het auditteam reeds eerder heeft aangegeven, aantoonbaar door het werkveld gevalideerd. De eisen die aan een ergotherapeut worden gesteld, staan daarin beschreven in onderlinge samenhang. Het auditteam is daar positief over. 2.3.2. De strak doorgevoerde thematische opbouw van het curriculum is een belangrijke bouwsteen voor de samenhang in het curriculum. Een onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds specifieke ergotherapie thema’s, die vooral corresponderen met het taakgebied ‘ergotherapeutische zorg’ en anderzijds generieke thema’s die corresponderen met de taakgebieden ‘organisatie en kwaliteit’, ‘administratie & beheer’ en ‘voorlichting en preventie’. De thematische opbouw bevordert de horizontale samenhang tussen (theorie)colleges, practica en beroepsopdrachten binnen de respectieve onderwijsblokken. De ordening van de thema’s en de daaronder vallend theoriecolleges, practica en beroepsopdrachten is concentrisch. Thema’s komen telkens terug in een toenemende complexiteit. De programmabeschrijving en de Studiegids laten dit duidelijk zien. Het auditteam is van oordeel, dat de opleiding er voortreffelijk in is geslaagd deze concentrische opbouw door de hele opleiding heen op programmaniveau te realiseren. Anders gezegd, het programma kent een sterke verticale samenhang. (Zie verder onder facet 2.7.) Dat wordt nader zichtbaar gemaakt doordat, zoals reeds onder facet 1.1. en 2.2. is beschreven, de opleiding de eindkwalificaties per opleidingsjaar concreet heeft uitgewerkt naar leerdoelen per semester, per blok, per project, per beroepsopdracht en per (theorie)college. Leerdoelen, die in complexiteit toenemen om in de afstudeerfase (zie onder facet 6.1.) het HBO-eindniveau te bereiken. Daardoor is de verticale samenhang binnen het programma niet alleen thematisch geborgd maar ook op het niveau van de concrete leerdoelen. 2.3.2. Omdat elk blok is gecentreerd rond tenminste één bepaald (sub)thema dat telkens in een beroepsopdracht wordt uitgewerkt, wordt de horizontale samenhang gerealiseerd op blokniveau en daarbinnen op projectniveau en vervolgens tussen de ondersteunende practica en (theorie)colleges. 2.3.4. Niet alleen in de programmabeschrijving en de Studiegids, maar ook in de detailinformatie op blok-, project- en (theorie)college-niveau waarover het auditteam tijdens de visitatie kon beschikken, wordt de samenhang zichtbaar gemaakt. En wel als volgt:
de beroepsopdrachten (en de flankerende practica en theoriecolleges) waaruit het programma is opgebouwd, zijn qua onderwerp en inhoud telkens en expliciet ontleend aan het overkoepelend semesterthema; kernelement in de vormgeving van elk blok (en daarbinnen: de beroepsopdrachten) is een sterke interactie tussen theorie en praktijk;
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 21
de beroepsopdrachten (en de flankerende practica en colleges) zijn zodanig ontworpen en in het programma gepositioneerd, dat zij ten opzichte van elkaar een anticiperende dan wel verdiepende functie hebben in het leerproces van de student. De leerdoelen en de daaraan gerelateerde opdrachten nemen in complexiteit toe, waardoor de verticale samenhang wordt gewaarborgd; de studieloopbaanbegeleiding richt zich op de samenhang in de individuele leerroute van de student en op zelfreflectie en zelfsturing door studenten; alle beroepsopdrachten (en de flankerende practica en colleges) tezamen bestrijken alle eindkwalificaties.
2.3.5. Samenvattend is het auditteam van oordeel, dat de programmaonderdelen tezamen een coherent geheel vormen. Een oordeel dat overigens door studenten wordt gedeeld, zo blijkt uit het studenttevredenheidsonderzoek. Dit beeld werd tijdens de visitatie in de gesprekken met studenten bevestigd.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op grond van de volgende observaties:
Inhoud en planning van het programma van de opleiding zijn op een consistente wijze op elkaar afgestemd waardoor de onderscheiden programma-onderdelen (theoriecolleges, practica en beroepsopdrachten) tezamen een sterk en coherent geheel vormen. De strak doorgevoerde thematische ordening waarborgt een horizontale samenhang tussen theorie-colleges, practica en beroepsopdrachten. De leerdoelen en de daaraan gerelateerde beroepsproducten nemen in complexiteit toen, waardoor de verticale samenhang wordt bevorderd. De samenhang tussen het buitenschools deel en het binnenschools deel is geborgd via de concrete en resultaatgerichte stage-opdrachtformulering enerzijds en de door de student op te stellen reflectieverslagen anderzijds. Een samenhang die voorts wordt bewaakt via een gestructureerde begeleiding door de stagebiedende organisatie en de opleiding.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 22
Facet 2.4. Studielast Criterium Het facet ‘Studielast’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het programma studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen?
Bevindingen De studielast is per blok en per onderdeel binnen elk blok vastgesteld in termen van studiepunten (ECTS). Na elk onderwijsblok vindt evaluatie plaats in het kader van de programma-evaluatie en in het kader van de studiebegeleiding (stagebegeleiding, groepsbegeleiding en individuele begeleiding). Daarbij wordt telkens nagegaan of de studievoortgang voldoende dan wel onvoldoende is. In het eerste jaar vindt er na elk blok een studievoortgangsgesprek plaats met de student. Bij onvoldoende studievoortgang worden samen met de betreffende studenten de belemmerende factoren geïdentificeerd en remediërende maatregelen getroffen. In de daaropvolgende jaren vinden vergelijkbare gesprekken plaats tussen de studieloopbaanbegeleider en de student. (Zie ook onder facet 4.2.) De (formele) studielast van elk onderwijsblok en van de daarin opgenomen (theorie)colleges wordt minimaal éénmaal per jaar geëvalueerd, waarbij ondermeer wordt nagegaan of de vastgestelde studielast structureel afwijkt van de werkelijke studielast. Doel van deze evaluatie is vast te stellen of er op programma-niveau herschikkende maatregelen moeten worden genomen. Blijkens studenttevredenheidsonderzoek ervaren studenten de studielast niet als een probleem. Een beeld dat tijdens de visitatie werd bevestigd. Ook het gerealiseerde studierendement (zie onder facet 6.2.) wijst in die richting.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende.
Belangrijk is dat het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding zowel op studentniveau als op programma niveau systematisch aandacht besteedt aan de relatie tussen de formele en feitelijke studielast. Zij beschikt via evaluaties over een adequaat instrumentarium om studievoortgang belemmerende factoren te identificeren en op basis daarvan remediërende maatregelen te treffen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 23
Facet 2.5. Instroom Criterium Het facet ‘Instroom’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Sluit het programma qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit een toelatingsonderzoek?
Bevindingen De aansluiting tussen de propedeuse en de laatst gevolge vooropleiding is in zijn algemeenheid goed. Streefcijfers m.b.t. propedeuserendement van 2 jaar worden gehaald. Wel blijken instromende studenten moeite te hebben met de inrichting van het portfolio en het projectmatig werken. De opleiding heeft op deze twee punten extra maatregelen getroffen in termen van intensivering van de instructie en trainingen. Sinds maart 2004 kent de opleiding een volledig operationeel student-mentoraat met name gericht op vroegtijdige signalering van ‘aansluitingsproblemen’ bij MBO’ers en Havisten. Binnen het instituut AMPO komen vanaf september 2005 overstapmogelijkheden van de ene paramedische opleiding naar de andere. Het auditteam acht dit een goede zaak, die ook zeer wel realiseerbaar is omdat de drie opleidingen (Fysiotherapie, Ergo therapie en Oefentherapie Mensendieck) binnen één instituut en binnen één beleids- en uitvoeringskader opereren. Dat maakt het mogelijk de programmatische opbouw op elkaar af te stemmen. Iets wat met betrekking tot de opleidingen Fysiotherapie en Ergotherapie reeds is gebeurd. Over de effecten van bedoelde overstapmogelijkheden valt in dit stadium nog weinig te zeggen. Zij-instroom De opleiding biedt reeds tien jaar onder de naam “Korte Leerroute Ergotherapie” de mogelijkheid aan studenten met een afgeronde HBO- of universitaire opleiding in te stromen in de hoofdfase van de opleiding. Hierin ontvangen zij een dubbelprogramma voor de beroepsvaardigheden. Dit om op eenzelfde niveau van beroepsvaardigheid te komen als de reguliere studenten in het eerste jaar van de hoofdfase. Studenten worden hierbij geselecteerd op geschiktheid en motivatie voor het beroep van ergotherapeut. Afhankelijk van de reeds verworven competenties worden vrijstellingen verleend voor delen van het hoofdfase programma (stage of deel van afstudeerprogramma) waardoor de studieduur van de hoofdfase een half jaar korter is. De korte leerroute ergotherapie heeft daarom een duur van gemiddeld 2,5 studiejaar. De precieze duur is afhankelijk van de reeds verworven competenties en wordt in de loop van het eerste jaar van de korte leerroute in een overleg van student, studieloopbaanbegeleider en examencommissie vastgesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende en wel op grond van de volgende observaties: De opleiding heeft voldoende inzicht in de beginsituatie van de potentiële groep instromende studenten. Daar waar de aansluiting problemen geeft (projectmatig werken, opstellen portfolio, training beroepsvaardigheden) heeft de opleiding een concreet traject ingezet om te begeleiding te intensiveren. De opleiding voorziet in een specifiek (verkort) traject voor zij-instromers.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 24
Facet 2.6. Duur Criterium Het facet ‘Duur’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium:*) • Voldoet de opleiding aan de formele eisen m.b.t. de omvang van het opleidingsprogramma van 240 ECTS-studiepunten?
Bevindingen Het totale aantal studiepunten van de opleiding Ergotherapie bedraagt 240 ECTS. Daarmee voldoet de opleiding aan de formele, kwantitatieve eis die aan HBO bachelor opleidingen wordt gesteld.
Oordeel: voldoende Het auditteam heeft geconstateerd, dat de opleiding een omvang heeft van 240 ECTS, reden dit facet als voldoende te kwalificeren.
*) In feite betreft het geen criterium, maar een formele vereiste. Zie de voetnoot bij beslisregel E.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 25
Facet 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud Criteria Het facet ‘Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Is het didactisch concept in lijn met de doelstellingen? • Sluiten de werkvormen aan bij het didactisch concept?
Bevindingen Het didactisch concept van de opleiding is in lijn met de doelstellingen, zoals beschreven is in de programmabeschrijving en de Studiegids. De door de opleiding gehanteerde werkvormen (hoor- en werkcolleges, practica, simulaties, stages, werkopdrachten e.d.) sluiten hierbij in voldoende mate aan. Het curriculum van de opleiding Ergotherapie wordt gekenmerkt door thematisch onderwijs. Dat betekent onder meer dat de inhoud van de opleiding niet (meer) rond 'lessen', in vakken of disciplines is georganiseerd. Centrale didactische notie die de opleiding daarbij hanteert is: ‘ervaringsgericht leren’. Thematische ordening Het onderwijs is opgebouwd rond telkens een professionele probleemstelling, die niet aan een bepaald vak, maar aan een bepaalde professionele situatie is gebonden waarbinnen de ‘vakken’ hun plek krijgen. Dit betekent dat studenten van meet af aan vakken en disciplines in samenhang met andere vakken aangeboden krijgen. Bovendien wil de opleiding steeds alle inhoud met de praktijk van de ergotherapie in verband brengen. Een en ander betekent, dat de opleiding de meer 'traditionele' opbouw van het curriculum verlaten heeft, zo blijkt uit documentatie en uit gesprekken tijdens de audit. Dus: niet eerst 'basisvakken' (zogenaamde theorievakken als anatomie, kinesiologie, pathologie), dan 'praktijkvakken' zoals ergotherapie en beroepsvaardigheden (skills) en dan 'praktijkonderwijs' (het leren in en aan de hand van de praktijk). Neen, gekozen is om in alle jaren, in alle themablokken, de drie clusters van vakken gelijkwaardig aan bod te laten komen, gerangschikt rond een bepaald thema/probleemstelling. Onderwijsthema’s worden gevormd door onderwijsinhouden die een samenhangende integratieve eenheid van (simpele en complexe) beroepsvaardigheden en beroepscompetenties vormen. Er zijn specifieke ergotherapie-thema’s waarbij vaardigheden geïntegreerd zijn in specifieke ergotherapeutische beroepsvaardigheden. Deze thema’s corresponderen grotendeels met het taakgebied “ergotherapeutische zorg” (en in mindere mate met het taakgebied “voorlichting en preventieve zorg”) uit het beroepsprofiel. Binnen elk thema komen zowel normale als afwijkende/pathologische processen aan de orde. Thema’s zijn onderverdeeld in subthema’s om de samenhang van de eindtermen t/m het lesdoel en leerdoel helderder te kunnen maken. Daarnaast zijn er generieke beroepsthema’s waarbij vaardigheden geïntegreerd worden op het gebied van hulp- en dienstverlening, organisatie, kwaliteitszorg en professioneel handelen. Deze thema’s corresponderen grotendeels met de taakgebieden “organisatie en kwaliteit” en “administratie en beheer” en deels met “voorlichting en preventie” uit het beroepsprofiel. Generieke thema’s zijn onderverdeeld in subthema’s om de samenhang van de eindtermen t/m het lesdoel en leerdoel helderder te kunnen maken. Thema’s zijn blokoverstijgend en zij zijn concentrisch geordend. Aldus is er van elk thema een verticale themalijn herkenbaar vanaf het eerste t/m het derde jaar (tot de stage).
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 26
Generieke beroepsthema’s zijn verschillend gepositioneerd: “paramedische zorg- en dienstverlening”en “professionalisering” zijn in de meeste blokken vertegenwoordigd terwijl “werken in en vanuit een organisatie” grotendeels in een latere fase van de opleiding expliciet aan bod komt, dóórlopend tot in de stageperiode. Ervaringsgericht leren Het opleidingsprogramma is ontworpen vanuit het principe, dat het ‘echte’ leren plaatsvindt door het opdoen van ervaring, door de te handelen, dus. Dit past naadloos bij de visie van de opleiding dat studenten moeten worden opgeleid tot professionals die over competenties beschikken. Competentiegerichtheid en ervaringsgericht leren zijn twee dimensies van hetzelfde concept. ‘Ervaring’ neemt een zeer belangrijke plaats in binnen het programma: (i) een groot aantal practica en vaardigheidstrainingen in gesimuleerde praktijksituaties/ skillslabs, (ii) twee substantiële stageperioden (in totaal 10 maanden) en -op de korte termijn- (iii) het ©enter: de inpandige praktijk. Het ervaringsgericht leren ligt als principe ook ten grondslag aan het ‘problem based learning’ en het beroepsvaardigheden-onderwijs. Problem based learning In het kader van ‘problem based learning’ hebben studenten wekelijks tutorgroepbijeenkomsten (TGB) en werken zij in alle studiejaren aan beroepsopdrachten. Deze opdrachten zijn ontleend aan, en representatief voor de beroepspraktijk en zijn zo samengesteld dat de op te lossen beroepsvraagstukken complexer van karakter worden naarmate de student in de studie vordert. Daardoor krijgen studenten niet alleen een goed beeld van wat van hen in de beroepspraktijk verwacht wordt, maar worden zij ook vanaf het begin van de studie aangezet tot professioneel handelen. Studenten worden hierbij gestimuleerd naast verplichte literatuur ook recent verschenen literatuur te zoeken en te bestuderen en op basis daarvan argumenten voor gemaakte keuzes naar voren te brengen (klinisch redeneren). De oplossingen voor de beroepsopdrachten moeten studenten zoveel mogelijk met behulp van in de literatuur gevonden ‘bewijzen’ kunnen staven (‘evidence based practice’, wetenschappelijke oriëntatie). In de vierdejaars werkplaats ‘Kwaliteit en Research’ worden studenten expliciet uitgedaagd om een praktijkgericht onderzoek in de ergotherapie te ontwerpen. Beroepsvaardigheden-onderwijs Ook in het beroepsvaardigheden-onderwijs volgens de skillslabmethode van de Rijks Universiteit Limburg worden studenten aangespoord tot zelfstandig studeren en problemen oplossen. De student laat bij de periodieke ‘stationstoetsen beroepsvaardigheden’ in een gesimuleerde behandelsituatie met een simulatiepatiënt zijn vorderingen in het vaardig ergotherapeutisch handelen zien. De studenten maken in het beroepsvaardigheden onderwijs gebruik van de leerpakketten die in de periode 2001-2003 door in nauwe samenwerking met de andere Ergotherapie opleidingen zij opgesteld en waardoor studenten in hoge mate zelfstandig kunnen werken aan de opdrachten ter voorbereiding van de trainingen en stationstoetsen. Om de beroepsopdrachten en de beroepsvaardigheden opdrachten uit te kunnen voeren moeten studenten over kennis beschikken. Zij volgen daarom colleges en practica die hen in staat stellen gericht literatuur te zoeken en te bestuderen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 27
In dit verband wijst het auditteam ook op het afstudeerprogramma: groepjes van vier studenten werken projectmatig samen aan een externe opdracht die door het werkveld is geformuleerd. Doel is dat studenten komen tot een product dat daadwerkelijk aan de behoefte van de opdrachtgever beantwoordt. De kwaliteit en de individuele prestatie van de student wordt gewaarborgd door ter zake deskundige docenten die het project intensief begeleiden. Een selectie van die producten wordt door het Expertise Centrum Ergotherapie aan het werkveld ter beschikking gesteld. Studenten maken tijdens hun studie gebruik van de mediatheek. De mediatheek beschikt over veel publicaties die van belang zijn voor de studie tot ergotherapeut, over een grote hoeveelheid videomateriaal, over een uitstekend (digitaal) zoeksysteem om recente publicaties op het spoor te komen binnen en buiten de HvA. Mediatheekmedewerkers verzorgen regelmatig bijeenkomsten voor studenten (en docenten) om hen te leren omgaan met de zoeksystemen. Werkvormen Analyse van het programma (het leerplan, de per blok geldende deelleerplannen en -voor het buitenschools curriculum- de stageovereenkomsten) laat zien, dat bovenstaand didactisch concept inderdaad in praktijk wordt gebracht en dat de werkvormen daar direct op aansluiten. Al naargelang het gaat om kennis, inzicht, vaardigheden, attitude wordt een keuze gemaakt uit bijvoorbeeld: hoor- en werkcolleges, practica, vaardigheidstrainingen, simulaties en zelfstandig werken (individueel en zeer nadrukkelijk ook in groepsverband). Uit studenttevredenheidsonderzoek (STM) blijkt, dat studenten dit scala van werkvormen bijzonder waarderen. Een beeld dat tijdens de visitatie werd bevestigd. Studenten geven aan dat het programma hun ruim voldoende mogelijkheden biedt tot (bijv.) het kunnen toepassen van kennis, het ontwikkelen van vaardigheden, zelfsturing en teamwork.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed en wel op basis van de volgende observaties:
het didactisch concept is in alle programma-onderdelen herkenbaar ontleend aan de doelstellingen van de opleiding. In die doelstellingen staat centraal het verwerven van (algemene en beroepsspecifieke) competenties. Het didactisch concept (leren door en vanuit ervaring: problem based learning & skillslab-methode) sluit daarop aan door de sterke beroepsgerichte oriëntatie die tot uiting komt in de sterk praktijkgerichte basisstructuur van het programma; het didactisch concept is door de hele opleiding heen consequent uitgewerkt. De (gevarieerde) werkvormen zijn direct ontleend aan het didactisch concept; de centrale plaats die de beroepsopdrachten/probleemstellingen in het programma innemen, is consequent uitgewerkt waardoor de integratie van theorie en praktijk door de hele opleiding heen tot stand wordt gebracht; door middel van projecten worden voorts het werken in teamverband (waar de beroepspraktijk sterk de nadruk op legt) en -daarmee verband houdend- de communicatieve vaardigheden ontwikkeld.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 28
Facet 2.8. Beoordeling en Toetsing Criterium Het facet ‘Beoordeling en Toetsing’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt door de beoordelingen, toetsingen en examens adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd?
Bevindingen De door de opleiding gehanteerde toetsvormen sluiten, zo heeft het auditteam kunnen waarnemen, rechtstreeks aan bij het didactisch concept (ervaringsgericht leren: problem based learning & skillslab methode). Het toetsbeleid van de opleiding geeft aan hoe kennis, vaardigheden en houding van de student getoetst en beoordeeld worden. Het Competentieprofiel Ergotherapie en de daarin onderscheiden niveaus vormen de basis van het toetsbeleid. Het HBO-niveau wordt gegarandeerd door de wijze waarop telkens de HBO-kwalificaties terugkomen in de beoordelingssystematiek. De opleiding heeft gekozen voor een toetsbeleid waarbij doelen geformuleerd zijn bij de verschillende competentieniveaus. Vervolgens zijn daarbij de meest geschikte toetsvormen gekozen. De student wordt daarom tijdens zijn opleiding geconfronteerd met veel verschillende toetsvormen die elk een eigen bereik hebben. De opleiding onderscheidt een aantal toetsfuncties dat veelal gecombineerd in één toetsvorm voorkomt: selectie, diagnose, sturing, motivatie en evaluatie. Na elke toets wordt aan de student inhoudelijke feedback gegeven zodat hij zicht krijgt op de mate waarin hij over de competenties beschikt. De opleiding hanteert binnen het curriculum verschillende toetsvormen waaronder het beroepsproduct, stationstoets, casustoets, reflectieverslag, kennistoets, scholingsgesprek, portfoliogesprek, zelfbeoordeling. Door middel van diverse evaluatie-instrumenten wordt het toetsproces geëvalueerd. Uit deze evaluaties blijkt dat de studenten niet zo tevreden zijn over de beoordelingscriteria m.b.t. de portfolio’s . Een en ander is in de verbeterplannen van de opleiding opgenomen. Extra waardering verdienen de zogeheten ”stationstoetsen” met behulp waarvan het professioneel handelen van de student in een gesimuleerde praktijksituatie wordt beoordeeld. Dit geschiedt op een zeer gestructureerde wijze door èn een docent èn door iemand uit de praktijk. Bovendien worden simulaties op video vastgelegd waardoor ook de studenten zelf in staat worden gesteld hun eigen en elkaars professioneel handelen te beoordelen. Deze vorm van toetsen heeft een groot leereffect. Het auditteam is daar zeer over te speken. In 2005/2006 zal een additionele scholing worden georganiseerd met als onderwerp ‘het beoordelen van een portfolio’. Dit in aansluiting op de assessorentraining die eerder reeds heeft plaatsgevonden door het Educatief Assessmentcentrum Amsterdam. Het auditteam waardeert de professionele wijze waarop de opleiding (i.c. AMPO) het toetsbeleid vorm geeft.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 29
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende.
Weliswaar vertoont de huidige praktijk zwakheden (beoordelingscriteria), maar het auditteam heeft ook sterke punten geconstateerd (stationstoetsen). Voorts is het auditteam tijdens de visitatie gebleken, dat het opstellen van toetsen altijd intercollegiaal gebeurt. Iets waar het auditteam aan hecht in verband met de borging van de (technische) kwaliteit van de toetsen.
Alles afwegende, beoordeelt het auditteam de huidige toets- en beoordelingspraktijk als voldoende. Mede tegen de achtergrond van het in gang gezette nieuwe toetsbeleid waar het auditteam zonder meer positief over is.
SAMENVATTEND OORDEEL “PROGRAMMA”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Programma” als voldoende.
Naar het oordeel van het auditteam kent de opleiding Ergotherapie een programma dat in termen van kennis-, attitude- en competentieontwikkeling aantoonbaar op HBO-niveau is gesitueerd en dat qua oriëntatie en organisatie duidelijk gericht is op het ergotherapeutisch werkveld. De praktijkgerichtheid, de thematische ordening en de consequente gerichtheid op beroepstaken zijn een goede waarborg voor de interne samenhang van het programma. Het programma biedt voorts ruime mogelijkheden aan de studenten om hun opleiding tot ergotherapeut te realiseren via frequente en goed gestructureerde interacties met het werkveld.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 30
Onderwerp 3: Inzet van Personeel Het derde onderwerp bestaat uit drie facetten: 1. eisen HBO; 2. kwantiteit personeel; 3. kwaliteit personeel.
Facet 3.1. Eisen HBO Criterium Het facet ‘Eisen HBO’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt het onderwijs voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk?
Bevindingen De kaders van het personeelsbeleid worden vastgesteld door de HvA en verder uitgewerkt door de AMPO. Binnen die grenzen ontwikkelt de opleiding een eigen beleid. Het beleid is gericht op zowel kwantitatieve als kwalitatieve inzet en ontwikkeling van personeel, en op een adequate werving van personeel. Dit beleid is aantoonbaar vastgelegd in het personeelsplan en het scholingsplan. De opleiding heeft haar verbinding met de beroepspraktijk op diverse manier gewaarborgd via docenten die ook werkzaam zijn in de beroepspraktijk, via stagebegeleiders en via de Klankbordgroep en de Opleidings Advies raad. Het auditteam heeft uitgebreid de gelegenheid gehad om de CV’s van docenten alsmede de documenten waaruit hun ervaringen met het werkveld blijken, te bestuderen. De verbinding van het onderwijs met de beroepspraktijk wordt op verschillende manieren gewaarborgd: een (overigens klein) deel van de docenten is werkzaam in de beroepspraktijk en heeft een medische/ergotherapeutische achtergrond. Praktiserende ergotherapeuten zijn verplicht na- en bijscholing te volgen om hun registratie in het Centraal Kwaliteits Register van de NVE te behouden. Dit systeem van registratie waarborgt de kwaliteit en actualiteit van de kennis van de ergotherapeut; de begeleiding en de beoordeling van studenten in het buitenschools curriculum wordt verzorgd door stagebegeleiders die werkzaam zijn in het beroepenveld. Dit gebeurt onder supervisie van de opleiding. Hierdoor is een directe verbinding tussen de opleiding en de beroepspraktijk tot stand gebracht; de opleiding beschikt over een een Opleidings Advies Raad. Deze Raad wordt betrokken bij de curriculumontwikkeling en de evaluatie daarvan; de opleiding Ergotherapie (i.c. AMPO) kent, in het gebouw van de AMPO, een multiprofessionele praktijk (het zogeheten ©enter). Hierdoor wordt als het ware de beroepspraktijk midden in de opleiding geplaatst. De werkzaamheden worden uitgevoerd door docenten en student-assistenten; (Zie overigens de aanbeveling van het auditteam, dat de opleiding zich in dit verband actiever zou moeten opstellen. Cf. facet 2.1.) docenten van de bachelor opleiding zijn daarnaast ook verbonden aan een lectoraat en werken samen met EMGO en de UvA en dragen ook bij aan de uitvoering van de Master opleiding Occupational Therapy”. Dit levert de nodige interactie op tussen de verschillende onderwijsactiviteiten en is stimulerend voor onderwijsinnovaties. Onderzoeksvaardigheden komen daardoor rechtstreeks ten goede aan het onderwijs en versterken het evidence based leren en werken van de studenten; gastdocenten spelen een belangrijke rol bij het tot stand brengen van de verbinding met de beroepspraktijk. Ruim 15 gastdocenten afkomstig uit het werkveld worden jaarlijks ingezet in de bacheloropleiding.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 31
Uit diverse evaluaties blijkt dat studenten de beroepsgerichtheid van de docenten zeer waarderen. Door middel van diverse evaluaties onder studenten en docenten wordt de inzet van het personeel geëvalueerd. Deze bevindingen worden teruggekoppeld naar de organisatie. In het kader van de organisatieverandering en de curriculumherziening zal het personeelsplan geactualiseerd worden. Er ligt inmiddels een scholingsplan dat aansluit op de ontwikkelingen richting competentiegericht onderwijs en het werken in teams.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed.
Het auditteam spreekt haar waardering uit over de wijze waarop de opleiding de overzichten documenteert waaruit de relaties blijken die docenten met de praktijk hebben en onderhouden. De docenten van de opleiding hebben frequent en intensief contact met het werkveld en leggen door middel van deze contacten gedurende de gehele opleiding een concrete verbinding tussen werkveld en programma. De opleiding schakelt frequent gastdocenten in, waardoor de verbinding tussen werkveld en opleiding wordt versterkt. Docenten hebben gestructureerde contacten met het wetenschappelijk veld (EMGO, UvA). Docenten worden door de opleiding gestimuleerd en gesteund in hun verdere ontwikkeling. (Zie ook onder facet 3.3.)
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 32
Facet 3.2. Kwantiteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwantiteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt er voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen?
Bevindingen Het criterium bij dit facet kent een kwantitatieve (wordt er voldoende personeel ingezet) en een kwalitatieve (opleiding met de gewenste kwaliteit) dimensie. Hier wordt ingegaan op het kwantitatieve aspect. Bij de facetten 3.1. en 3.3. komt het kwalitatieve aspect aan de orde. 3.2.1. De totale formatie onderwijzend personeel kent een docent-student-ratio van 1:30. Dat komt overeen met de norm die door de HvA t.b.v. de paramedische opleidingen is vastgesteld. In vergelijking met andere opleidingen is het een relatief gunstige ratio. Naar het oordeel van het auditteam wordt dan ook voldoende personeel ingezet om de opleiding uit te voeren. Zeker indien in aanmerking wordt genomen dat voor onderwijsinnovatie een afzonderlijk budget beschikbaar is, waardoor innovatie niet drukt op het budget voor de ‘normale bedrijfsvoering’. Overigens is de opleiding van oordeel dat voor een skills-georiënteerde opleiding een ratio van 1:30 de absolute ondergrens is. 3.2.3. Uit het werkbelevingsonderzoek kwam naar voren dat de werkdrukbeleving bij de medewerkers van de opleiding Ergotherapie weliswaar betrekkelijk hoog is, maar dat dit geen gevolgen heeft voor het arbeidsplezier. De tevredenheid is hoog evenals het commitment met de opleiding en de AMPO. Er is een laag ziekteverzuim, zo blijkt uit de documentatie. 3.2.4. De bevindingen zoals beschreven onder facet 3.1. en 3.3. laten zien, dat het personeel voldoende gekwalificeerd is om de opleiding uit te voeren op het kwalitatief gewenste niveau. 3.2.5. Samenvattend concludeert het auditteam, dat de opleiding voldoende (zie § 3.2.1.) personeel inzet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende.
De huidige omvang van de formatie stelt de opleiding in staat haar opleidingsprogramma uit te voeren. Gelet op de thans aanwezige deskundigheid van de docenten is de opleiding bovendien in staat de gewenste kwaliteit te leveren.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 33
Facet 3.3. Kwaliteit Personeel Criterium Het facet ‘Kwaliteit Personeel’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Is het personeel gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma?
Bevindingen 3.3.1. Gelet op de CV’s van de docenten (van wie 60% met een WO-achtergrond en van wie 25% naar verwachting in 2005/2006 MSc degree behaalt ) en op het professionele relatienetwerk dat zij onderhouden en gebruiken en mede gelet op de informatie die het auditteam tijdens de gesprekken met het opleidingsmanagement verkreeg, is het auditteam van oordeel dat de docenten inhoudelijk ruim voldoende gekwalificeerd zijn om hun taken binnen het programma uit te voeren. In dit verband wijst het auditteam erop, dat de opleiding bovendien structureel gebruik maakt van gastdocenten en ook structurele banden heeft met het wetenschappelijk onderwijs en met buitenlandse docenten. (Bijvoorbeeld in het kader van EMScOT.) De CV’s van de docenten zijn veelal indrukwekkend. Er staat een goed en ervaren team. 3.3.2. De AMPO beschikt over een personeelsplan dat door het auditteam bestudeerd is. In dit plan wordt binnen de kaders van de HvA de eigen visie op personeelsbeleid uitgewerkt. Docentcompetenties zijn op AMPO-niveau bepaald. Dit nieuwe personeelsplan is meer gericht op docentcompetenties en sluit aan bij de ontwikkelingen van de curriculumherziening en de omslag naar het werken in teams. 3.3.3. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de opleiding in haar aannamebeleid kwaliteitseisen stelt aan haar personeel en dan niet alleen in termen van opleiding en scholing (vakkennis, onderwijskundige en/of organisatorische expertise) maar vooral in termen van competenties en werkervaring. Daarbij is het auditteam gebleken, dat de opleiding in haar aannamebeleid een sterk accent legt op het werven van praktijkgeoriënteerde specialisten, die naast hun docentschap in het ERGO-domein werkzaam zijn. Het auditteam acht dit een sterk punt, omdat het juist die docenten zijn die op een ‘natuurlijke’ en vanzelfsprekende wijze actuele expertise en probleemstellingen binnen het opleidingsprogramma brengen. 3.3.4. Jaarlijks worden gesprekken gevoerd met individuele medewerkers. In deze gesprekken wordt expliciet stilgestaan bij de individuele taakstellingen en worden resultaatafspraken gemaakt. De drieslag “contractgesprek, functioneringsgesprek, beoordelingsgesprek” is daarbij in ontwikkeling. Centraal in deze cyclus staan de taakstelling, het formuleren van concrete resultaatafspraken en de eigen loopbaanontwikkeling. In deze jaarlijkse (functionerings)gesprekken wordt niet alleen het functioneren van de betreffende docent aan de orde gesteld, maar ook worden zijn scholingsbehoeften geïdentificeerd. Scholing moet in dit verband breed worden opgevat. Trainingen, deelname aan symposia, studiebezoeken e.d. vallen er ook onder. Het betreft hier scholing toegesneden op de individuele docent. Na elk functioneringsgesprek worden de scholingsafspraken schriftelijk vastgelegd. Voorts heeft de ERGO-opleiding een traject in gang gezet waarbij elke docent zijn eigen Persoonlijk Ontwikkelplan opstelt (POP).
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 34
3.3.5. De deskundigheidsbevordering wordt niet alleen gebaseerd op de individuele behoefte van docenten (zoals zij die bijvoorbeeld in hun POP’s definiëren), maar ook en uitdrukkelijk op de behoefte van de opleiding als geheel. En dan gaat het met name om deskundigheidsbevordering op het gebied van ‘coachen’en toets- & assessmentdeskundigheid. Overigens blijkt uit het personeelsbeleid, dat ‘deskundigheidsbevordering’ zeer hoog op AMPO’s prioriteitenlijst staat. Met name gericht op onderwijskundige competenties (zie § 3.3.6.), maar ook op ‘discipline-competenties’. Docenten worden actief gestimuleerd te participeren in wetenschappelijk onderzoek bijvoorbeeld in het kader van EMGO en de UvA (AMC). 3.3.6. Een belangrijk gevolg van het veranderingsproces naar competentiegericht onderwijs is, dat docenten in toenemende mate op het beroep georiënteerd moeten zijn en hun onderwijs in dat perspectief moeten plaatsen. Die beroepsgerichtheid wordt gestimuleerd door de nieuwe organisatiestructuur van de opleiding, waarbij de multidisciplinaire onderwijsteams een belangrijke rol spelen. Docenten worden in een competentiegerichte leeromgeving begeleiders van het leerproces van de student, in plaats van de overdragers van kennis. Hierbij gaan ze diverse rollen vervullen, met de daarbij behorende competenties. Als instrument hierbij wordt een ‘Docenten Competentieprofiel’ gebruikt. In dit profiel worden diverse functies binnen de onderwijsorganisatie, met de daarbij behorende competenties, beschreven. Het personeelsbeleid van de opleiding zal, zo is tijdens de visitatie gebleken, onder andere op basis van dit competentieprofiel verder worden ontwikkeld. 3.3.7. Studenten zijn zeer tevreden over de kwaliteit van de docenten. Dit blijkt uit het studenttevredenheidsonderzoek van de HvA (STM) en uit de Programma-evaluatie. Dit beeld werd tijdens de visitatie in gesprekken met studenten bevestigd.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed.
Qua onderwijs- en vakdeskundigheid en qua inzicht in de werkveldontwikkelingen zijn de docenten ruim voldoende geëquipeerd om de opleiding adequaat te verzorgen, mede dankzij hun kennisniveau en frequente contacten met het werkveld en het wetenschappelijk onderwijs. De opleiding besteedt veel aandacht aan de (verdere) deskundigheidsbevordering van haar docentencorps met daarbij een zinvolle en heldere prioriteitstelling: ‘coaching’ en ‘toetsontwikkeling / assessment’. Studenten zijn tevreden over de vakinhoudelijke kennis en over de werkveldkennis van hun docenten.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 35
SAMENVATTEND OORDEEL “INZET VAN PERSONEEL”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Inzet van personeel” als voldoende.
Het auditteam beoordeelt dit onderwerp als voldoende: kwalitatief en kwantitatief is de inzet van personeel op een niveau dat het verzorgen van de opleiding met de gewenste kwaliteit zeer goed mogelijk maakt.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel twee facetten van het onderwerp “Inzet van Personeel” als goed en één als voldoende. Dit rechtvaardigt (zie § 1.1.2. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 36
Onderwerp 4: Voorzieningen Het vierde onderwerp bestaat uit twee facetten: 1. materiële voorzieningen; 2. studiebegeleiding.
Facet 4.1. Materiële Voorzieningen Criterium Het facet ‘Materiële Voorzieningen’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn de huisvesting en de materiële voorzieningen toereikend om het programma te realiseren?
Bevindingen De AMPO is gehuisvest aan de Tafelbergweg te Amsterdam. Een ruim, goed geoutilleerd en goed bereikbaar gebouw. Dankzij de verbouwing in 2004 waarbij een geïntegreerd onderwijs- en praktijkcentrum ©enter is gerealiseerd, heeft het gebouw thans een sterke (professionele, “paramedische”) uitstraling. Het gebouw wordt als veilig ervaren door studenten en medewerkers. De ruimtelijke inrichting van het gebouw sluit echter niet volledig aan op het moderne onderwijs met zijn gevarieerde en flexibele groepsgrootten en werkvormen. Overigens is, wat dit betreft, het gebouw van de AMPO niet uniek. Het onderwijskundig denken binnen het HBO heeft de afgelopen 15 jaar een hoge vlucht genomen waarbij didactische concepten als vraagsturing, competentiegerichtheid, teamwork, zelfstandig werken, studieloopbaanbegeleiding, leren leren, problem based learning (PBL), specifieke eisen stellen aan de gebouwelijke voorzieningen waarmee in de ontwerpfase geen of onvoldoende rekening is gehouden (of kon worden gehouden) zodat bij de oplevering het betreffende gebouw reeds verouderd is. De nieuwbouwprojecten van de HvA, waaronder de ontwikkeling van de “Amstelcampus”, bieden op de lange termijn veel mogelijkheden. Dat de ruimtelijke inrichting niet volledig aansluit op het moderne onderwijs, leidt er overigens niet toe, zo heeft het auditteam kunnen constateren, dat de programmatische opzet van beide opleidingen onvoldoende wordt gerealiseerd. Dankzij effectieve organisatorische maatregelen slaagt de AMPO er zeer wel in haar onderwijs uit te voeren op een wijze die overeenkomt met haar didactische uitgangpunten. Het gebouw kent een ruime en goed voorziene mediatheek (inclusief een on line verbinding naar bijvoorbeeld UvA en AMC) waar studenten ook de gelegenheid hebben tot zelfstudie. Voorts, en het auditteam is daar zeer positief over, zijn de praktijkruimtes en de zogeheten ‘stations’ professioneel en up-to date ingericht met bovendien audiovisuele voorzieningen waar het auditteam zich reeds eerder (zie onder facet 2.8) positief over heeft uitgesproken. De AMPO beschikt over een zeer modern arsenaal aan ergotherapeutische hulpmiddelen en materialen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 37
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed.
De ruimtelijke voorzieningen zijn zeer wel toereikend om de opleiding te realiseren. De mediatheek voorzieningen zijn voortreffelijk. Zowel inhoudelijk als ruimtelijk. De materiële voorzieningen sporen zondermeer met de huidige stand van zaken binnen de ergotherapeutische praktijk.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 38
Facet 4.2. Studiebegeleiding Criteria Het facet ‘Studiebegeleiding’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn de studiebegeleiding en de informatie- voorziening aan studenten adequaat met het oog op de studievoortgang? • Sluiten de studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten aan bij de behoefte van de studenten?
Bevindingen Studie(loopbaan)begeleiding De opleiding heeft een goed functionerend systeem van studieloopbaanbegeleiding. Elke student heeft gedurende de gehele opleiding een studieloopbaanbegeleider. In de opeenvolgende studiefasen verandert de begeleiding echter van karakter: van meer aanbodgerichte begeleiding tijdens de propedeuse naar steeds meer vraaggerichte begeleiding in de hoofdfase. In de propedeuse ligt het accent op selectie en, indien aan de orde, verwijzing. Omdat de uitval onder studenten met een MBO-achtergrond relatief groot was, is in 2004-2005 van start gegaan met een studentmentorenproject. Dit betekent dat ouderejaars studenten met een MBO-achtergrond eerstejaars studenten met een MBO-achtergrond onder supervisie begeleiden om de overgang naar het HBO te vergemakkelijken en een laagdrempelige situatie te bieden om vragen en studieproblemen te bespreken. Overigens blijkt dat de uitval onder studenten met een HAVO-achtergrond toeneemt, zoals in het recent verschenen onderzoek naar redenen voor uitval wordt beschreven. In de hoofdfase is het doel van de studieloopbaanbegeleiding de student inzicht te doen krijgen in de sterke en zwakke kanten van zijn ontwikkeling tot ergotherapeut en hem aan te moedigen díe accenten in zijn studie te leggen waardoor hij de benodigde competenties kan verwerven en díe onderwijsprogramma’s te kiezen die hem kwalificeren voor het toekomstige werk en eventueel de toekomstige vervolgstudie. De sfeer in de opleiding, zowel tussen docenten en studenten als tussen studenten onderling, wordt als goed ervaren. In de verschillende kwaliteitszorgrapportages en evaluaties komt dit steeds weer opnieuw als sterk punt van de opleiding naar voren. Teamleiders, docenten en studieloopbaanbegeleiders houden goed contact met elkaar waar het de ontwikkeling van de student betreft en als er problemen zijn of dreigen te ontstaan, worden die tijdig gesignaleerd. Veelal wordt besloten tot ingrijpen in de vorm van een gesprek, een verwijzing naar een collega of naar de decaan. De opleiding heeft in de afgelopen jaren ervaring opgedaan in het begeleiden van studenten uit migrantenfamilies en daartoe het studentmentorenproject “Messcherp” in het leven geroepen. Dit project heeft er toe geleid dat de uitval onder studenten met een allochtone achtergrond beperkt is gebleven. Vanwege reorganisatie en bezuinigingen is dit project in de afgelopen periode niet voortgezet, maar inmiddels zijn initiatieven genomen om de begeleiding van allochtone studenten weer te intensiveren. Voor de begeleiding van studenten met een handicap kan de opleiding bovendien een beroep doen op beroepsbeoefenaren met een handicap die zich hier speciaal voor beschikbaar hebben gesteld.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 39
De studieloopbaanbegeleiding zal in de komende jaren veranderingen ondergaan, met name omdat het kiezen van een geschikte minor en het portfolio belangrijke onderwerpen van begeleiding zijn geworden. Over de manier waarop dat precies zal gebeuren is de discussie binnen de opleiding nog niet afgerond. Naar het oordeel van het auditteam heeft de opleiding een goed werkend systeem van studieloopbaanbegeleiding. Informatievoorziening Teamleiders en docenten zijn goed toegankelijk voor studenten. In de opleiding wordt getracht de drempel tussen teamleider en student en tussen docent en student zo laag mogelijk te doen zijn. Dit betekent dat er veel belang wordt gehecht aan het snel signaleren van knelpunten en daar een oplossing voor te zoeken. Op verschillende manieren wordt hier concreet vormgegeven.
Studenten kunnen op BSCW (Basic Support Co-operative Work) alle informatie die voor hen van belang is vinden.
De opleiding heeft een actieve Opleidingscommissie. De teamleider is vrijwel altijd aanwezig bij hun vergaderingen en krijgt en vraagt hen regelmatig advies over opleidingsaangelegenheden (bijv. kwaliteitszorgrapportages, leerplan, verplichte boekenlijst.
Met ingang van 2004-2005 heeft de teamleider ergotherapie van propedeuse en hoofdfase 1 regelmatig met een studentvertegenwoordiging van beide studiejaren Klassenvertegenwoordigersoverleg (KVO) genoemd. Een overleg over alle goede en minder goede zaken waar studenten tegenaan lopen. Doel van dat overleg is om op laagdrempelige wijze knelpunten te bespreken en zo nodig op te lossen, toelichting te geven naar aanleiding van vragen over opleidingsbeleid t.a.v. toetsing, programmering, roostering, boekenlijst, studiehandleidingen etc.
Docenten en teamleiders hebben een open communicatie met studenten. Studenten kunnen docenten en teamleiders benaderen door, via e-mail, in gesprekken in de wandelgangen, of op afspraak vragen te stellen. Zij ontvangen doorgaans snel een reactie, aldus de studenten.
De informatievoorziening is goed geregeld, in technische zin (BSCW, e-mail e.d.), in organisatorische zin (diverse goed functionerende overlegsituaties of anderszins georganiseerde ‘ontmoetingen’ met studenten). Een beeld dat tijdens de visitatie door de studenten werd bevestigd.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed.
De studie(loopbaan)begeleiding alsmede de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten en docenten is voortreffelijk geregeld en wordt naar het oordeel van studenten ook uitgevoerd met een open oog voor de studievoortgang en de behoeften van de studenten.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 40
SAMENVATTEND OORDEEL “VOORZIENINGEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Voorzieningen” als voldoende.
De ruimtelijke voorzieningen zijn zeer wel toereikend om de opleiding te realiseren. De mediatheek voorzieningen zijn voortreffelijk. Zowel inhoudelijk als ruimtelijk. De materiële voorzieningen sporen zondermeer met de huidige stand van zaken binnen de ergotherapeutische praktijk. De studie(loopbaan)begeleiding alsmede de daarmee verbandhoudende informatievoorziening aan studenten en docenten is voortreffelijk geregeld en wordt naar het oordeel van studenten ook uitgevoerd met een open oog voor de studievoortgang en de behoeften van de studenten.
Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Voorzieningen” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.1.2.onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 41
Onderwerp 5: Interne Kwaliteitszorg Het vijfde onderwerp bestaat uit drie facetten: 1. evaluatie resultaten; 2. maatregelen tot verbetering; 3. betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld.
Facet 5.1. Evaluatie Resultaten Criterium Het facet ‘Evaluatie Resultaten’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Wordt de opleiding periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen?
Bevindingen Inleiding Sinds 01 september 2004 is de kwaliteitszorg van de verschillende opleidingen die samen de AMPO vormen, ondergebracht in één bureau kwaliteitsmanagement dat verantwoordelijk is voor de inhoud en het proces van de kwaliteitszorg. Het bureau bestaat uit een adviseur en een medewerker. Zij zijn verantwoordelijk voor de inhoud en de uitvoering van de kwaliteitsmetingen van het instituut. De interne kwaliteitszorg van de AMPO is onderdeel van het HvA-kwaliteitszorgsysteem dat nauw verbonden is met de Planning & Control-cyclus. Deze cyclus werkt met een zogenaamd ‘stuurwiel’ dat vier spaken heeft. De spaken zijn Onderwijs & Kwaliteit, Klant & Markt, Personeel & Organisatie en Planning & Financiën. Deze spaken zijn ook uitgangspunt in het kwaliteitsplan ‘AMPO kwaliteitsbeleid 2004 – 2006’. Hiermee wordt beoogd de kwaliteit van alle vier spaken te monitoren en wordt de systematiek voor alle medewerkers helder. Gestuurd door de principes van Resultaat Verantwoordelijk Management (RVM) en de principes van het Human Resources Management (HRM) bestaat de kwaliteitszorg binnen de Hogeschool van Amsterdam uit een drietal samenhangende kwaliteitscycli, elk met een eigen (sub)doel: Integrale kwaliteitsmeting: vaststellen van de integrale kwaliteit van de opleiding. Dit geschiedt elke 3 jaar. Afwisselend via een interne en via een externe audit. Planning & Control,vaststellen van de kwaliteit van specifieke onderwerpen die mede als basis dienen voor de R&A-plannen van elke opleiding. Mede gebaseerd op de bestuurscyclus van de Hogeschool van Amsterdam waarbij het uitgangspunt van RVM stimuleert tot reflectie, dynamiek, denkvermogen, flexibiliteit, en creativiteit in de organisatie. Onderzoek, waarin de verschillende aspecten binnen de AMPO en binnen elke opleiding afzonderlijk en opleiding worden gemeten. Instellingsbrede instrumenten als de STM, de MTM zijn hier voorbeelden van. Op opleidingsniveau betreft het met name programma-evaluaties die per blok worden afgenomen. Tijdens de interne audit van juni 2004 werd o.a. als aandachtspunt genoemd: het vastleggen van de procedure waarop de PDCA-cirkel wordt doorlopen en het nog sterker betrekken van de stakeholders in het communiceren van de evaluatieresultaten en de verbeteracties naar de betrokkenen. In de beleidsnotitie ‘AMPO kwaliteitsbeleid 2004 – 2006’ (december 2004) zijn hiervoor heldere procedures afgesproken, zo constateert het auditteam.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 42
Evaluatie Resultaten Zoals reeds genoemd is de “Planning & Control-cyclus” het sturende instrument in het meten van de resultaten en dient zij als uitgangspunt voor de meerjarenplanning. Met dit meerjarenplan als vertrekpunt stelt het instituut een meerjarig Resultaten- en Activiteitenplan (R&A-plan) op dat jaarlijks wordt geactualiseerd. Daarnaast legt de AMPO elk kwartaal door middel van de Instituutsrapportage verantwoording af aan het College van Bestuur. In een gesprek tussen de instituutsdirecteur en het CvB wordt de cyclus afgesloten en worden de verbetervoornemens vastgelegd. Behalve deze administratief–financieel georiënteerde instrumenten kent de Hogeschool van Amsterdam ook instellingsbrede instrumenten die een meer inhoudelijke focus kennen. De AMPO heeft daarnaast eigen, instituutsbrede, instrumenten. Deze richten zich vooral op de aangeboden programma’s van de verschillende opleidingen. Maar ook op een analyse van de uitval, en de kwaliteit van de stageadressen. Aan de betrokkenheid van het werkveld is tot op heden vooral vorm gegeven door het instellen van een Opleidings Adviesraad (OAR) en een Klankbordgroep waarin de ontwikkelingen in het werkveld worden besproken die medebepalend zijn voor de inhoud van het curriculum dat wordt aangeboden. Het afgelopen jaar is daar de specifieke bevraging van alumni en werkgevers aan toegevoegd. Voor de opleiding Ergotherapie geschiedt dit met behulp van de Alumni Tevredenheids Monitor (ATM-HvA) en de Werkgevers Tevredenheids Monitor (WTM-HvA) die dit jaar zijn ontwikkeld door de Hogeschool van Amsterdam. De kwaliteitsmeting van de stage vindt plaats op alle opleidingen van de AMPO, zij het op verschillende wijze. Naast de evaluatie van de stage worden ook de stageadressen geëvalueerd. De kwaliteitscriteria voor de beoordeling van het stageadres zijn ontleend aan een landelijk ontwikkeld systeem van paramedische opleidingen voor de beroepsvoorbereidende periode in het werkveld, beter bekend als stagekwaliteits-bewaking - KBP. In deze systematiek worden de stageadressen regelmatig gevisiteerd door een auditcommissie (AC). De AC bestaat uit zes beroepsbeoefenaren. Drie van hen worden benoemd door de HvA en drie vanuit het werkveld. De AC bewaakt, als onafhankelijk orgaan, de kwaliteit van de stageadressen. Tevens is zij de schakel tussen de opleiding en het werkveld. Zij koppelen informatie over onder meer het niveau en de vaardigheden van studenten uit het veld terug naar de opleiding. Eens per jaar vindt overleg plaats tussen de AC en de stagedocenten van de opleiding. Vanwege de gevoeligheid van de betreffende materie zijn de gegevens van de AC niet openbaar. Wel wordt in de stagebulletins een overzicht gegeven van d gecertificeerde stageadressen. De opleiding zal de KBP met ingang van het cursusjaar 2005-2006 invoeren. Er worden stagebegeleiderscursussen verzorgd die door betrokkenen als zeer leerzaam worden beoordeeld. Daarnaast worden jaarlijks stagebegeleidersbijeenkomsten georganiseerd waarin (o.a.) de veranderingen in het curriculum aan bod komen. Via het AMPO Stagebulletin wordt ook schriftelijk informatie verstrekt.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 43
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed.
Het door de opleiding gehanteerde kwaliteitszorgsysteem is goed en uitvoerig gedocumenteerd. Uit verschillende documenten blijkt, dat de opleiding sedert de laatste interne audit (juni 2004) een forse inhaalslag heeft gemaakt daar waar het betreft de formalisering en organisatorisch inbedding van het kwaliteitszorgsysteem. In de periodieke management rapportages staan de streefdoelen concreet aangegeven zowel op AMPO-niveau als op opleidingsniveau. In het R&A-plan 2004-2005 staan de verbeterplannen op een heldere wijze beschreven in termen van beoogd resultaat, planning, probleemeigenaar en condities. De streefdoelen worden periodiek (per kwartaal/onderwijsblok, per jaar en tweejaarlijks) geëvalueerd. Dit blijkt o.a. uit de periodieke managementrapportages.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 44
Facet 5.2. Maatregelen tot Verbetering Criterium Het facet ‘Maatregelen tot Verbetering’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Vormen de uitkomsten van periodieke evaluaties van de opleiding de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen?
Bevindingen Op grond van de onder facet 5.1 en 5.3 beschreven methodiek worden de verbeteracties opgenomen in het jaarlijkse R&A-plan van de opleiding Ergotherapie. Tezamen met de R&A-plannen van de andere opleidingen wordt hiermee het instituuts R&A-plan opgesteld. In een bilateraal overleg tussen de directeur en de adviseur kwaliteitszorg wordt de stand van zaken wekelijks (!) gemonitord. Eventuele aanpassingen in de activiteiten in de loop van het jaar worden voorgelegd aan het HMT dat hierover een beslissing neemt. Het auditteam heeft kunnen constateren, dat de periodieke evaluaties alsmede de interne audit door de AMPO (i.c. de opleiding) niet alleen een zeer positief effect hebben op het kwaliteitsbewustzijn van de medewerkers, maar ook -en daar gaat het hier om- tot concrete maatregelen leiden om gesignaleerde zwakke plekken te versterken. Het auditteam heeft binnen de AMPO een grote ‘kwaliteitsdynamiek’ waargenomen die zichtbaar wordt in (bijvoorbeeld) de verbeterplannen. Voorbeelden van verbeterplannen: ©enter operationeel maken voor Ergotherapie; versterking programma-onderdeel “Ondernemen”; versterking deskundigheid op het gebied van ‘chronische aandoeningen’; structurering van trainingen “Nederlands” t.b.v. buitenlandse studenten; intensivering studentbegeleiding t.b.v. het opstellen van portfolio’s ; opstellen van heldere en valide beoordelingscriteria m.b.t. portfolio’s; scholingsbeleid nader uitwerken gericht op (i) vakinhoudelijke scholing op basis van de profielkenmerken van AMPO en op stage- en werkervaringen voor docenten, (ii) wetenschappelijke scholing en (iii) didactische scholing met behulp van (digitale) portfolio’s en assessments; de betrokkenheid van alumni en werkgevers ten aanzien van het curriculumevaluatie activeren door deze stakeholders structureel te bevragen met de instellingsbrede instrumenten ATM-HvA en WTMHvA.
Oordeel: goed Het auditteam kwalificeert dit facet als goed op grond van de volgende observaties: de uitkomsten van de periodieke evaluaties worden aantoonbaar vertaald in concrete, meetbare en haalbare verbeterdoelstellingen; de verbeterdoelstellingen worden vertaald naar concrete verbeteracties waarvan de implementatie systematisch en zorgvuldig wordt gemonitord. binnen de AMPO (i.c. de opleiding) is sprake van groot kwaliteitsbewustzijn, dat een positieve invloed heeft op bijvoorbeeld (i) de werkverhoudingen tussen docenten en studenten en tussen docenten onderling, (ii) de betrokkenheid van het werkveld bij de opleiding, (iii) de beroepsgerichtheid van de opleiding.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 45
Facet 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld Criterium Het facet ‘Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn -en zo ja op welke wijze- medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld actief betrokken bij de interne kwaliteitszorg van de opleiding?
Bevindingen De teamleiders stellen jaarlijks, een Resultaten- en Activiteitenplan op die tezamen worden gevormd tot het Instituuts Resultaten- en Activiteitenplan. Dit document biedt het kader voor die activiteiten die alle AMPO-opleidingen in het nieuwe studiejaar zullen ontplooien naast het verzorgen van het onderwijs. Mede dankzij deze plannen is de AMPO erin geslaagd de onderwijsvernieuwing te vervolgen en aan de verdere implementatie van het nieuwe curriculum te realiseren. In de procedures bij kwaliteitszorgonderzoek is de terugkoppeling naar betrokkenen (de stakeholders) een standaard onderdeel. Tot het studiejaar ‘04 – ’05 had elke opleiding haar eigen wijze van publiceren van de blokevaluaties. Sedert het studiejaar 2004 – 2005 worden de evaluatierapporten aangeboden aan het management van het Instituut en daarna gepubliceerd via het intranet en besproken in de docententeams en de onderwijscommissies. De daaruit voortvloeiende verbeteracties worden opgenomen in de volgende blokevaluatie. De Opleidings Adviesraad en Klankbordgroep Het auditteam heeft een groot aantal notulen van deze commissies bestudeerd. Bij de beoordeling van dit facet is heeft het auditteam er expliciet op gelet of de inhoudelijke bijdrage van deze commissies aan de kwaliteit van de opleiding aantoonbaar is. Het auditteam heeft vastgesteld dat dit laatste inderdaad het geval is: uit de notulen blijkt dat de commissies zich voldoende breed bezig houden met de opleiding, bijvoorbeeld daar waar het betreft de ontwikkelingen in het werkveld, de differentiaties binnen de opleiding, multidisciplinaire samenwerking, in moeilijkheidsgraad toenemende leerlijnen en competenties major-minor. Stagebegeleidersbijeenkomsten Via de jaarlijkse stagebegeleidersbijeenkomsten verkrijgt de opleiding concrete informatie over de visie van de stagebegeleiders op de kwaliteit van het opleidingsprogramma. Werkveld en Alumni Mede op grond van de interne audit wordt geconstateerd, dat met betrekking tot de alumni en het werkveld/de werkgevers de betrokkenheid (gericht op de inhoud van het curriculum) kan worden verbeterd. Als een eerste stap in die richting wijst het auditteam erop, dat de opleiding Ergotherapie samen met de opleiding Oefentherapie Mensendieck deelneemt aan een pilot met de HvA-brede instrumenten ATM en WTM die in het najaar van 2004 is gestart. (zie ook bij facet 5.1, onder “Evaluatie Resultaten”.) De resultaten daarvan zijn momenteel nog niet beschikbaar. Vóór het begin van het studiejaar 2005-2006 zal dit wel het geval zijn. Met ingang van dat studiejaar zullen alle opleidingen gebruik gaan maken van deze instellingsbrede instrumenten.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 46
Medewerkers en studenten Voor resultaten van centrale instrumenten als de Studenten Tevredenheids Monitor (STM-HvA) en de Medewerkers Tevredenheids Monitor (MTM-HvA) worden, na publicatie van het rapport, tijdelijke commissies ingesteld die de resultaten van deze Monitors analyseren en ‘verbeteradviezen’ opstellen. Studenten zijn bij de evaluatie betrokken via hun Opleidingscommissie, die een actieve rol speelt aangaande het curriculum, de randvoorwaarden en de evaluatiesystematiek. Ook geven studenten via de diverse evaluatie-instrumenten hun oordeel over de kwaliteit van de opleiding. Bijvoorbeeld via de blokevaluaties. Samenvattend: het auditteam heeft geconstateerd, dat (op de alumni na) alle stakeholders systematisch worden betrokken bij de evaluatie het opleidingsprogramma. Met betrekking tot het inschakelen van alumni bij de evaluatie van de opleidingen, start de AMPO vanaf 2005-2006 met systematische enquêtering, op basis van de resultaten de pilot.
Oordeel: goed Het auditteam beoordeelt dit facet als goed.
De opleiding betrekt alle interne en externe stakeholders (m.u.v. alumni)) al geruime tijd èn systematisch bij de kwaliteitszorg. Uit de (uitgebreide) verslagen blijkt, dat er sprake is van goede inhoudelijke discussies over thema’s die voor de kwaliteitszorg als relevant kunnen worden beschouwd, en dan gaat het om thema’s als: (i) maatschappelijke ontwikkelingen die om nadere verbijzondering binnen het beroep van ergotherapeut vragen, (ii) ontwikkelingen in de gezondheidszorg die rechtstreeks de rol en plaats van de ergotherapeut raken, (iii) de ‘verwetenschappelijking’ binnen de ergotherapie, (iv) toenemende multiprofessionaliteit. Het overleg met de stakeholders heeft aantoonbaar effect op inhoud en/of opbouw van het opleidingsprogramma. Alumni worden met ingang van het studiejaar 2005-2006 systematisch bij de programma-evaluatie betrokken.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 47
SAMENVATTEND OORDEEL “INTERNE KWALITEITSZORG”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als voldoende.
Sinds de interne audit (juni 2004) heeft de opleiding Ergotherapie een forse stap gezet in de ontwikkeling en uitvoering van een kwaliteitszorgsysteem. Ook heeft de opleiding er voor gezorgd, dat (intern en extern) de relevante stakeholders actief betrokken zijn bij de bewaking van de kwaliteit van de opleiding. Voor de alumni zal zulks met ingang van 2005-2006 het geval zijn. Tevens is het auditteam gebleken, dat de opleiding fors heeft geïnvesteerd in menskracht en tijd met het oog op het, daar waar nodig, daadwerkelijk verbeteren van de kwaliteit van de opleiding. Kortom: de interne kwaliteitszorg wordt systematisch aangepakt; studenten, docenten en het werkveld worden op actieve en georganiseerde wijze betrokken bij de evaluaties; de inbreng van het werkveld bij de evaluaties wordt aantoonbaar gebruikt als basis voor verbeteringen; de implementatie van het kwaliteitszorgsysteem leidt aantoonbaar tot concrete verbetermaatregelen met meetbare doelstellingen waarvan de realisering systematisch wordt gemonitord. Conform de “Beslisregels Accreditatie” zoals vastgelegd in het NVAO Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Het auditteam beoordeelt evenwel alle facetten van het onderwerp “Interne Kwaliteitszorg” als goed. Dit rechtvaardigt (zie § 1.1.2. onder D en E) een kwalificatie ‘goed’ voor dit onderwerp. Reden voor het auditteam de kwalificatie goed als extra aantekening aan zijn oordeel toe te voegen.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 48
Onderwerp 6: Resultaten Het zesde onderwerp bestaat uit twee facetten: 1. gerealiseerd niveau; 2. onderwijsrendement.
Facet 6.1. Gerealiseerd Niveau Criterium Het facet ‘Gerealiseerd Niveau’ is beoordeeld aan de hand van het volgende NVAO-criterium: • Zijn de gerealiseerde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties?
Bevindingen Om een antwoord te krijgen op de vraag of de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties overeenkomen met de nagestreefde, is het auditteam nagegaan of, en zo ja hoe, de opleiding het beroepenveld daarbij betrekt en tot welke conclusie dat heeft geleid. Voorts heeft het auditteam steekproefsgewijs een aantal eindwerkstukken ingezien en beoordeeld. 6.1.1. De opleiding heeft van de feitelijk gerealiseerde eindkwalificaties een goed beeld op grond van de informatie die zij verkrijgt van vertegenwoordigers uit de stagebiedende organisaties. Bijvoorbeeld via de jaarlijkse stagebegeleidersbijeenkomsten. Voorts zijn aan het einde van de opleiding vertegenwoordigers uit het beroepenveld (externe opdrachtgevers) betrokken bij de beoordeling van de afstudeeropdrachten die door de studenten zijn uitgevoerd. 6.1.2. Aldus maakt de opleiding gebruik van bronnen uit het werkveld om informatie over het gerealiseerde (eind)niveau te verkrijgen. Die informatie laat zien, dat het beroepenveld (stagebiedende organisaties en de externe opdrachtgevers) het gerealiseerde niveau als ruim voldoende beschouwt in relatie tot de eisen die het stelt aan de competenties van een beginnend ergotherapeut. 6.1.3. De afstudeerwerkstukken*) waar het auditteam zelf inzage in heeft gehad, zijn in hun probleemstelling actueel en uitdagend en bovendien van een zodanige diepgang en complexiteit dat voor het realiseren ervan de afstudeerders dienen te beschikken over een gedegen en brede kennis en kunde op een niveau dat normaliter van HBO-abituriënten moet en mag worden geëist.
*) Voorbeelden van afstudeerwerkstukken: (i) A new way of performing workplace based Occupational Therapy in vocational rehabilitation, (ii) De Beterende Hand: het komen tot betekenisvolle activiteiten binnen de arm-/handtraining bij revalidanten met NAH, (iii) Ervaringen met groene activiteiten van mensen met psychiatrische problematiek, (iv) Ondersteunende diensten, ondersteun jezelf!)
Oordeel: voldoende Het auditteam kwalificeert dit facet als voldoende
Eigen waarneming van de afstudeerwerkstukken alsmede de gegevens die de opleiding heeft overlegd met betrekking tot de visie van het beroepenveld op de kwaliteit van de afgestudeerden, hebben tot dit oordeel geleid.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 49
Facet 6.2. Onderwijsrendement Criteria Het facet ‘Onderwijsrendement’ is beoordeeld aan de hand van de volgende NVAO-criteria: • Zijn er, al dan niet in samenspraak met verwante opleidingen, streefcijfers geformuleerd in vergelijking met andere relevante opleidingen? • Voldoet het onderwijsrendement aan deze streefcijfers?
Bevindingen De AMPO hanteert de volgende streefcijfers: Propedeuse rendement na 2 jaar: 68%; Hoofdfase rendement: 80%. Voor paramedische HBO-opleidingen zijn dit, naar het oordeel van het auditteam, aanvaardbare streefcijfers. De gerealiseerde propedeuse rendementen schommelen de laatste jaren rond ca 85% met een daling naar ca 75% de laatste twee jaren De gerealiseerde hoofdfase rendementen schommelen de laatste jaren rond een percentage van ca 90% , met een lichte daling naar 85% de laatste twee jaren. Anders gezegd de opleiding realiseert reeds geruime tijd (vanaf het cohort 1996) een rendement dat boven haar streefcijfer ligt. Reden voor het auditteam het rendement van de opleiding als voldoende te kwalificeren, maar ook om de opleiding te adviseren haar streefcijfer naar boven bij te stellen. Niet omdat het huidige streefcijfer te laag zou zijn, maar wel om via een hoger streefcijfer haar ambitie op dit terrein ‘vitaal’ te houden.
Oordeel: voldoende Het auditteam beoordeelt dit facet als voldoende.
De opleiding heeft streefcijfers geformuleerd en zij heeft deze streefcijfers gerealiseerd.
Overigens beveelt het auditteam de opleiding aan de huidige streefcijfers naar boven bij te stellen om via een hoger streefcijfer haar ambitie op dit terrein ‘vitaal’ te houden.
SAMENVATTEND OORDEEL “RESULTATEN”: VOLDOENDE Het auditteam kwalificeert het Onderwerp “Resultaten” als voldoende.
Het gerealiseerde niveau komt overeen met het niveau dat wordt nagestreefd. De rendementen zijn conform (aanvaardbare) streefcijfers.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 50
3.
SAMENVATTEND OORDEEL
De oordelen in hoofdstuk 2 staan hieronder schematisch weergegeven: HBO Bachelor Opleiding Ergotherapie, voltijd
Onderwerp / Facet 1. Doelstellingen Opleiding 1.1. Domeinspecifieke Eisen 1.2. Niveau Bachelor 1.3. Oriëntatie HBO 2. Programma 2.1. Eisen HBO 2.2. Relatie Doelstellingen en Inhoud Programma 2.3. Samenhang Programma 2.4. Studielast 2.5. Instroom 2.6. Duur 2.7. Afstemming tussen Vormgeving en Inhoud 2.8. Beoordeling en Toetsing 3. Inzet van Personeel 3.1. Eisen HBO 3.2. Kwantiteit Personeel 3.3. Kwaliteit Personeel 4. Voorzieningen 4.1. Materiële Voorzieningen 4.2. Studiebegeleiding 5. Interne Kwaliteitszorg 5.1. Evaluatie Resultaten 5.2. Maatregelen tot Verbetering 5.3. Betrekken van Medewerkers, Studenten, Alumni en Beroepenveld 6. Resultaten 6.1. Gerealiseerd Niveau 6.2. Onderwijsrendement
Samenvattend oordeel
Oordeel V G G G V G G G V V V G V V G V G V G G V G G G V V V
V
Extra aantekening “Goed” voor de onderwerpen:
Doelstellingen Opleiding
Inzet van Personeel
Voorzieningen
Interne Kwaliteitszorg
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 51
3.1.
Integraal oordeel/ advies aan NVAO
Op basis van zijn bevindingen met betrekking tot alle in het NVAO-Accreditatiekader vermelde onderwerpen en facetten, concludeert het auditteam dat de door de Hogeschool van Amsterdam, in casu de AMPO, verzorgde HBO bachelor opleiding voor Ergotherapie (voltijd) in aanmerking komt voor accreditatie door de NVAO. Conform de “Beslisregels Accreditatie”, zoals vastgelegd in het NVAO-Accreditatiekader, kan een Onderwerp niet hoger scoren dan ‘voldoende’. Gelet op de bevindingen van het auditteam en met inachtneming van de beslisregels (zie § 1.1.2. onder D en E), voegt het auditteam een extra aantekening goed toe aan de onderwerpen: Doelstellingen Opleiding; Inzet van Personeel; Voorzieningen; Interne Kwaliteitszorg.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 52
BIJLAGE I: Curricula Vitae auditoren en onafhankelijkheidsverklaring externe auditoren
Wienke L.M. Blomen Wienke Blomen, directeur van Hobéon Certificering, is sinds 1976 actief in het hoger (beroeps)onderwijs op het gebied van bestuur, strategie en organisatie. Van 1976 tot 1992 in diverse functies bij de HBO-Raad, waaronder die van hoofd van een van de adviesgroepen en plv. secretaris-directeur, en sinds 1992 als senior-adviseur en later directeur en mede-eigenaar van de Hobéon Groep BV. Sinds 1996 is hij tevens werkzaam in de certificering van bedrijven in de monumentenzorg, in het hoger onderwijs en in de sector kunst en cultuur.
Edith H.C. Cup Drs. Edith Cup heeft een ruime ervaring op het gebied van Ergotherapie. Opleiding 1988
HBO Ergotherapie, Hogeschool Heerlen.
1995 1998 1999
Propedeuse Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam. Doctoraal (cum laude) Gezondheidswetenschappen afstudeerrichting Bewegingswetenschappen, Universiteit Maastricht.
Werkervaring 1988
Ergotherapeut (invalkracht) revalidatiecentrum Sint Maartenskliniek, Nijmegen.
1988 - 1990
Occupational therapist, Coventry, Engeland (rotational post): 4 maanden Walsgrave Geriatric Hospital (kliniek en dagbehandeling); 6 maanden Coventry & Warwickshire Hospital (polikliniek handletsels) ; 6 maanden Walsgrave General Hospital (kliniek algemeen).
1990 - heden
Ergotherapeut Universitair Medisch Centrum St. Radboud (diverse diagnosegroepen).
Onderzoekservaring: een kleine selectie 1994 – 1998
Ontwikkeling van ‘Standaard Ergotherapie bij Posttraumatische Dystrofie’ en participatie in ‘Gerandomiseerde studie naar het effect van Ergotherapie en Fysiotherapie bij Posttraumatische Dystrofie’ (promotie-onderzoek M. Oerlemans).
2000
Onderzoek naar betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid van de Canadian Occupational
1999 - 2000
Onderzoeksassistent in onderzoek ‘Evaluation Dutch Integrated Stroke Service Experiments’
Performance Measure (COPM) bij CVA-patiënten. EDISSE) uitgevoerd door het instituut Beleid & Management Gezondheidszorg (iBMG) en het instituut Medical Technology Assessment (iMTA), Erasmus Universiteit Rotterdam, gedetacheerd vanuit UMC St Radboud. 2001
Participatie in multidisciplinair onderzoeksproject ‘Afstemming tussen zorgvraag en aanbod voor patiënten van de polikliniek NeuroMusculaire Aandoeningen (NMA) van het UMC St Radboud; de ontwikkeling en implementatie van een multidisciplinair instrument de ‘Vragenlijst Ervaren Functioneren’ (VEF), gesubsidieerd door Fonds Nieuwe Ontwikkelingen van het Cluster Zenuw Ziel en Ouderdom (CZZO) van het UMC St. Radboud.
2002-heden
Onderzoeker ‘Spierziekten Paramedisch Advies Doelmatigheid Eerstelijn (SPADE).
Presentaties internationale congressen: een kleine selectie 1996
Vth European Congress Occupational Therapy, Madrid: - presentatie “Functional Hand Test for Patients with Reflex Sympathetic Dystrophy”.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 53
1998
12th International Congress of the World Federation of Occupational Therapists, Montreal:
2002
13th International Congress of the World Federation of Occupational Therapists, Stockholm:
- presentatie “Radboud Skills Test: a functional hand test for patients with Reflex Sympathetic Dystrophy”. - presentatie “Reliability, validity and utility of the Canadian Occupational Performance Measure in stroke patients”. 2004
European Congress Occupational Therapy, Athene: - presentatie “Indications for Occupational Therapy in Neuromuscular Diseases”.
Onderwijsactiviteiten -
Colleges en gastlessen Geneeskunde, Gezondheidswetenschappen, Ergotherapie, aan de Europese Master opleiding ‘Occupational Therapy’ en de vervolgopleidingen Neurologie- en Geriatrieverpleegkundigen.
-
Begeleiding praktijk- en onderzoeksstages opleiding Ergotherapie en Gezondheidswetenschappen.
-
Docent in-company-trainingen ‘Begeleiding bij patiënten met niet aangeboren hersenletsel’ vanuit de Hoge-
-
school van Arnhem en Nijmegen (VDO). Refereeruren en klinische lessen in UMC St. Radboud voor klinisch personeel (in opleiding). Les ergotherapie diagnostiek in het kader van scholing van de multidisciplinaire zorgketen voor parkinson patiënten Parcnet.
Nevenactiviteiten: een kleine selectie 1994 - 1996
Lid landelijke werkgroep ergotherapie bij kinderen met schrijfproblemen
1998 - 2001
Lid bestuur Studiegroep Neuro Developmental Treatment (NDT)/Keypoint
1999 – 2001
Lid ontwikkelgroep ‘Standaard Ergotherapeutische diagnostiek bij patiënten na een beroerte’ (NVE en NPI)
2000 – 2001
Lid commissie ‘Richtlijnen Revalidatie na een beroerte’ (Nederlandse Hartstichting)
2002 – 2005
Werkgroep Ergotherapie richtlijn beroerte
2002 - 2005
Lid kerngroep consulenten ergotherapie en fysiotherapie van de Vereniging Spierziekten Nederland (VSN)
Publicaties: een kleine selectie - Cup EHC, van de Ven-Stevens, Corstens-Mignot, Complex Regionaal Pijn Syndroom type I (CRPS-I). Standaard voor ergotherapie bij CRPS-I aan de bovenste extremiteit. Nederlands Tijdschrift voor Ergotherapie (1999). - Oerlemans HM, Cup EHC, de Boo T, Goris RJA, Oostendorp RAB. The Radboud Skills Questionnaire: construction and reliability in patients with reflex sympathetic dystrophy of one upper extremity. Disability and Rehabilitation (2000). - Steultjens EMJ, Dekker J, Bouter LM, van de Nes JCM, Cup EHC, van den Ende CHM. Occupational Therapy for Stroke Patients: a systematic review. Stroke (2003). - Cup EHC, Scholte op Reimer WJM, Thijssen, MCE, van Kuyk-Minis MAH. Reliability and validity of the Canadian Occupational Performance Measure in stroke patients. Clinical Rehabilitation (2003). - Cup EHC, Steultjens, Ergotherapierichtlijn Beroerte. NVE (2005).
Jules Hesse Dr Jules Hesse heeft als fysiotherapeut ruime internationale) ervaring zowel op het gebied van specialistisch onderzoek als op het gebied van onderwijs. Vooropleiding: 1973-1977
Business School of Economics Univ. of South Carolina, USA.
1978-1982
Stichting Academie voor Fysiotherapie Amsterdam.
1983
cum laude afstudeerproject “Dysfunktie van het Kauwstelsel” .
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 54
Onderzoek en onderwijs - Aanstelling bij de Subfaculteit Tandheelkunde / Universiteit van Amsterdam (nu ACTA) bij Prof. Dr Tore L. Hansson. - Docent 1e, 2e en 4e jaars aan tandheelkunde studenten anatomie en orale fysiologie, 1983. - Patiëntenzorg tbv patiënten met kaakstoornissen en orofaciale pijnklachten, 1983. - Promotie-onderzoek Univ. Van Amsterdam / ACTA (Academisch Centrum voor Tandheelkunde Amsterdam) “Craniomandibular Border Characterictics and Orofacial Pain” 1990-1996. - Post-doctorale werkzaamheden ACTA, 1996-2001. - Als onderwijsdeskundige betrokken bij opzet post-academiale opleiding tot craniofacial therapeut in de VS In samenwerking met de American Academy of Orofacial Pain (AAOP), 1990-1996. - Co-auteur studieboek: Craniomandibulaire dysfunktie met Hansson en Honee, 1985. Andere werkzaamheden - Mede-oprichter 1e Internationale Vereniging : Ïnternational College for Craniofacial and Vertebral Therapeutics (ICCVT) met Prof. Mariano Rocabado, 1985. - Mede-oprichter Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Tandheelkunde (NVFT) ; een lidvereniging van het KNGF, 1986. Huidige positie - Bestuurslid Sport Medisch Centrum Amsterdam: interne protocollering en kwaliteitsbewaking, 2001-heden. - Medewerker afdelingen Kaakchirurgie Slotervaart Ziekenhuis en Vrije Universiteit van Amsterdam, 2001-heden. - Voorzitter American Board of Orofacial Pain Therapists, 2001-heden.
Anja B. van Haastregt Anja van Haastregt is 3e jaars studente HEBO aan de Haagse Hogeschool. Tevens heeft zij enkele maanden actief deelgenomen aan een studentuitwisselingsproject in het Verenigd Koninkrijk.
Robert F. Stapert Drs. Robert F. Stapert is in 1975 afgestudeerd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (Nederlandse Taal- en Letterkunde / Algemene Taalwetenschappen). Tot 1981 was hij als docent werkzaam in Suriname. Nadien is hij in uiteenlopende functies betrokken geweest bij de ontwikkeling van het HBO (met name de lerarenopleidingen basisonderwijs en voortgezet onderwijs, de implementatie van het HBO Informatica Stimuleringsplan en de HBO fusie operatie). Vanaf 1992 tot 2001 heeft hij in enkele Oost-Europese landen als long-term expert de uitvoering begeleid van EU Phare programma’s gericht op innovatie van het middelbaar beroepsonderwijs en de introductie van het hoger beroepsonderwijs. Van 2001 tot 2005 was hij intensief betrokken bij het management en de coördinatie van het landelijk AXIS-programma gericht op een brede invoering van techniek in het Nederlands basisonderwijs en de PABO’s. Thans is hij vooral werkzaam in het kader van de accreditatie-onderzoeken die door Hobéon Certificering worden uitgevoerd.
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 55
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 56
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 57
BIJLAGE II Programma Visitatie Fysiotherapie en Ergotherapie – HvA MAANDAG 27 juni 2005 Gesprekspartner(s) 08.45-09.00 09.00-09.15
Directie AMPO
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam
Interne voorbereiding
Auditteam
Kennismaking;
Managementteam AMPO + K&A 09.15 – 10.15
Directie AMPO
Auditteam
Strategische positionering opleidingen;
Elsa Norde, Lucy Buddelmeijer
Aansluiting arbeidsmarkt
Teamleider Ergo: Ruth Zinkstok
Aansluiting studentenmarkt
Teamleider Fysio: Jaap van den Berg
PR en voorlichting
Teamleider ESP: 10.15 – 11.30
Definitieve vaststelling programma
Resultaten
Rolf Hoogland
Directie AMPO
Wienke Blomen
Personeelsbeleid AMPO
Elsa Norde, Lucy Buddelmeijer
Anja van Haastregt
Aansturing organisatie AMPO
Examencommissie ESP
Jules Hesse
Vrijstellingen, EVC
Bob van den Berg, Pim Ranzijn,
Rob Stapert
Toetsing en toetsbeleid
Auditteam
Intern overleg
Teamleider Ergo: Ruth Zinkstok Teamleider Fysio: Jaap van den Berg Teamleider ESP: 10.15 – 11.30
Rolf Hoogland
Marleen Koolen 11.30-11.45 11.45-12.45 11.45-12.45
Kwaliteitszorg AMPO
Wienke Blomen
Kwaliteitszorg intern en extern van de
Anneke Vierhout, Rob Haacke
Anja van Haastregt
AMPO
Manager Fysiotherapie ESP / kernteam
Jules Hesse
Aansluiting op specifieke internationale
Rolf Hoogland, Bob van den Berg
Rob Stapert
arbeidsmarkt en studentenmarkt;
Pim Ranzijn, Marleen Koolen 12.45-13.30
Hoofdlijnen onderwijsprogramma Auditteam
Intern overleg / lunch Rondleiding voorzieningen Fysiotherapie;
13.30 – 14.15
Edwin Bogaard , Elsa Norde
Auditteam
14.15- 15.00
Coördinatoren stages en afstuderen
Wienke Blomen
Algemene voorzieningen AMPO
14.15-15.00
Stage, afstuderen, praktijkcomponent in de
Bob van den Berg, Jan-Willem van Rhijn
Rob Stapert
opleiding, Gerealiseerd niveau
Studenten
Jules Hesse
Studieloopbaanbegeleiding;
Robbie Cruicksank 1e, Yamil Bittar 1e
Anja van Haastregt
Klachtenregeling;
Markus Osterle 2e, Juliane Guja 2e Cristian Vesen 3
Informatievoorziening;
e
Kwaliteit van de opleiding Materiële voorzieningen
15.00-15.45
Docenten
Jules Hesse
Beeld over ontwikkelingen beroepsbeeld
Pim Ranzijn, Janno Barlage
Wienke Blomen
en vertaling naar de opleiding.
Docenten
Rob Stapert
Programma: samenhang, opbouw, inhoud,
Bob van den Berg, Marleen Koolen
Anja van Haastregt
studiebegeleiding, programma-evaluatie
Rob van Wageningen 15.00 – 15.45
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 58
DINSDAG 28 juni 2005 Gesprekspartner(s)
Auditoren
Onderwerpen
Auditteam
Intern Overleg
Teamleiders Fysiotherapie (NL):
Jules Hesse,
Aansluiting op specifieke (inter)nationale
Jaap van den Berg
Rob Stapert
c.q. regionale arbeidsmarkt en studenten-
08.45-09.00 09.00-10.00
Frank van Hartingsveld
markt;
Rommert Guttinger
Hoofdlijnen onderwijsprogramma
Ellen Budde
Resultaten
Edwin Bogaard 09.00 – 10.00
Teamleiders Ergotherapie
Edith Cup
Aansluiting op specifieke (inter)nationale
Ruth Zinkstok
Wienke Blomen
c.q. regionale arbeidsmarkt en studenten-
Eric Tigchelaar
Anja van Haastregt
markt; Hoofdlijnen onderwijsprogramma
Marjan Stomph
Resultaten 10.00 – 10.45
Examencommissie Fysiotherapie
Jules Hesse
Vrijstellingen, EVC
Jaap van den Berg
Rob Stapert
Toetsing en toetsbeleid
Examencommissie Ergotherapie
Edith Cup
Vrijstellingen, EVC
Ruth Zinkstok
Wienke Blomen
Toetsing en toetsbeleid
Eric Tigchelaar
Anja van Haastregt
Jan Giesen Rommert Guttinger Frank van Hartingsveld Claar Hinlopen 10.00-10.45
Wil de Vries – Kempes Paul van der Hulst 10.45 – 11.00 11.00 – 12.00
Auditteam
Intern overleg
Docenten Fysiotherapie
Jules Hesse,
Beeld over ontwikkeling van het beroep;
Rosanne Scholte
Rob Stapert
Opzet en inhoud programma
Jan Giesen
Studiebegeleiding
Ellen Budde
Programma-evaluatie
Edwin Bogaard Kiek van der Putte José Hermans Martin van der Esch 11.00-12.00
Docenten Ergotherapie
Edith Cup
Beeld over ontwikkeling van het beroep;
Paul van der Hulst
Wienke Blomen
Opzet en inhoud programma
Wil de Vries – Kempes
Anja van Haastregt
Studiebegeleiding Programma-evaluatie
Marjan Stomph Anneco van der Toorn 12.00-12.45
Coördinatoren stages en afstuderen
Jules Hesse
Stage, afstuderen, praktijkcomponent in de
Fysiotherapie
Anja van Haastregt
opleiding
Claar Hinlopen, Ella Kruger
Gerealiseerd niveau
René van Oosten
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 59
DINSDAG 28 juni 2005
12.00-12.45
Gesprekspartner(s)
Auditoren
Onderwerpen
Coördinatoren stages en afstuderen
Wienke Blomen
Stage, afstuderen, praktijkcomponent in de
Ergotherapie
Edith Cup
opleiding
Eric Tigchelaar
Rob Stapert
Gerealiseerd niveau
Auditteam
Intern overleg / lunch
Lector / Leden kenniskring
Jules Hesse
Lectoraat; onderzoek, functie m.b.t. innova-
Raymond Ostelo
Wienke Blomen
tie onderwijs
Yvonne Quint 12.45-13.30 13.30 – 14.15
Betrokkenheid docenten en studenten
Fenna van Nes Martin van der Esch 13.30 – 14.15
14.15-15.30
Rondleiding voorzieningen Ergotherapie
Ruth Zinkstok
Edith Cup
Elsa Norde
Rob Stapert
Hetty Tonneijck
Anja van Haastregt
Studenten Fysiotherapie
Jules Hesse
Studieloopbaanbegeleiding;
Lianne Kager 1
Anja van Haastregt
Klachtenregeling;
Willemijn Letema 1e
Rob Stapert
Informatievoorziening;
e
e
Trude Weijers 1 / OC
Kwaliteit van de opleiding
Ted Beers 2e / OC / IMR
Materiele voorzieningen
e
Elmer van Raaijen 2 / OC Astrid Karsten 3e Rutger Gerritsen 3e Sacha Haans 4e 14.15 –15.30
Studenten Ergotherapie
Wienke Blomen
Studieloopbaanbegeleiding;
Marichelle Steltman 1e
Edith Cup
Klachtenregeling;
e
Annemieke Jong 2 OC
Informatievoorziening;
Tamara Vreeburg 2e OC
Kwaliteit van de opleiding
Doortje Kruisdijk 2
e
Materiële voorzieningen
Jeroen Dokter 3e OC Suzan Verheul 4e Sietske Romkema 4e 15.30-16.00
Management
16.00-17.00 17.00-17.30
Alle gesprekspartners
Auditteam
Pending issues
Auditteam
Intern overleg
Auditteam
Terugkoppeling op hoofdlijnen
©Hobéon® Certificering Advies rapport Accreditatie HBO bachelor Opleiding voor Ergotherapie - HvA 60